Skip to content

C028 v1.20

C. 28, p. 14.

Dingsdagh den {17100701} 1e Julij 1710, voor de middags.

1

Present den Edlen. Heer Gouverneur en alle de leeden, excepto den E. capitain van der Laan en den ondercoopman Mr. Willem van Putten, als in commissie te landewaart.

Zoo is door den E.hooftadministrateur Willem Helot ter vergadering geproduceert twee stux verclaringen, bij expresse gecommitteerdens in dato 25e en 27e Junij laastleeden verleend; bij welke eerst genoemde comt te consteeren, dat in ‘s Comps. kelder aan ‘t lecken geraakt waren, zeekere drie vaten Luijks bier, nu jongst per ‘t schip Beverwijk onder meerder quantiteijt uijt ‘t Patria voor dit Gouvernement alhier aangebragt; dewelke naar gedane peijling, ‘t eene vier duijm, ‘t tweede ellif en het derde veertien duijmen wan zijn bevonden, makende dito wannigheijd te samen de quantiteijt van een en drie agste vat.

Behelsende de tweede en bovengedagte attastatie ‘t bezigtigen van thien heele en vijf halve leggers, onlangs met ‘t afleggen van ‘t schip Overrijp aan land gebragt, en bij de negotieboeken ingenomen; dewelke naar gedane visitatie door gemelde gecommitteerdens ten eenemaal onbequa[a]m en bedorven bevonden zijn; gelijk zulcx bij meer gedagte attastatien in ‘t breede en omstandigh werd gedemonstreert.

Weshalven op’t gedane verzoek van opgemelte hooftadministrateur naar gehoudene deliberatie goed gevonden ende geaccordeert is, omme het bovenstaande bij de negotie ofte handel boeken deses comptoirs te laten afschrijven.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaere voorschreven.2

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] J. CRUSE.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

C. 28, pp. 15-16.

Dingsdagh den {17100812} 12e Augustus 1710, voor de middags.

Presentibus omnibus.

Eijndelijk door den Edlen. Heer Gouverneur ter vergaderingh geexhibeert zeijnde zeekere memorie, door den gewesene pakhuijsmeester sr. Willem van Putten zijn Edle. inhandigt, waar bij den zelve aan opgemelde zijn Edle. en den Raad verzoek doet, dat hem vermits zijn gedane transport der pakhuijsen, onder dato ulto. April laast leeden, de gewonelijke afschrijvinge op de verstrekte goederen en coopmanschappen tot zijne ontlastingh mogte valideeren; mitsgaders dat het geene in de cassen minder en gebroken is bevonden, mogte afgeschreeven werden; Zoo is, naar gehoudene raadpleginge en gedane resumtie van dezelve memorij, goed gevonden ende geresolveert omme het zelve aan hem te laten valideeren, om vervolgens bij de negotieboeken deeses Gouvernements op reekening van winst en verlies te werden afgeschreeven; bestaande ‘t zelve in quantiteijt en qualiteijt in het onder staande, Alwaar bij yder post deszelvs verminderingh &a specefice werd aangetoont, namentlijck:

Op cramerijen, te weeten:
Alluijn 2 1/2 ld. voor 't uijtwegen van 54 ld. a 5 pr. cento.
Lijm 33 pond als 3 ld. voor 't uitwegen van 59 ld.
  30 ld. op een kas van 500 ld. ingedroogt bevonden.
Stijfsel 33 1/2 ld. op 868 1/2 ld., zijnde de geheele quantitijt die tot 5 pr. cento door 't verstuijfen en op eten van de ratten vermindert is.
Galnoten 10 ld. door vermeijtering in den tijt van 12 jaeren vermindert.
Op glas namentlijck:
  692 stux kleijne ruijten, die in veel kasjes waar uijt de verstrecking eenige jaren gedaan is, gebroken zijn bevonden
  26 dos. grote ut supra
Op drinkglasen 57 stux met uijt en inhalen der cassen gebroken.
Op tiggelsteentjes 40 stux in de kisjes gebroken bevonden.
Op coper namentlijck:
  26 1/2 ld. gesort.[^3] voor 't uijtweegen van 529 ld. a 5 pr. cento.
  10 ld. vulle ketels op 216 pond. Idem.
Op yser 1896 ld. a 2 pr. cento op 94848 ld. door uijt wegen en roest vermindert.
Op spijkers 1540 ld. a 4 pr. cento op 38522 ld. Dese extraordinaire verminderingh ontstaat, dat men bevonden heeft, dat in 't over storten, wolken van roest uijt de vaten stoven, en dat sommige vaten veel differeerde in haare tarra op de bodems gemerkt.
Op papier 75 boek } tot een vijfjaerig gebruijk voor den pakhuijsmeester tot zijn boekjes en maandelijkse reekeningen genomen en niet opgebragt nogh afges.
Op schagten 10 bossen
Op lack 1 1/2 ld. voor 't uijtwegen bij klijne partijtjes.
Op inctstof 25 ld. voor 't uijtwegen in den tijt van 12 jaeren, als mede 't gunt mede in de vaatjes bevonden is.
Op taback 72 1/2 ld. voor 't uijtwegen van een quantitijt van 1455 pond a 5 pr. cento.
Op tabakspijpen 8 3/12 gros lange in 12 jaren in de kassen minder en gebroken bevonden, als mede onder de verstrecking aan stucken geraakt.
Op zeijlnaalden 153 ps. Zoo veel men in 't natellen in de briefjes minder bevonden heeft
Op specerijen 20 3/4 Id. namentlijk
  13 1/2 ld. voor 't uijt weegen van 266 1/2 ld. a 5 pr. cento
  7 1/4 voor 't indrogen, verstuijven en vermeijteren op een partij van 1474 ld.
Op cramerijen, te weeten:
Alluijn 2 1/2 ld. voor 't uijtwegen van 54 ld. a 5 pr. cento.
Lijm 33 pond als 3 ld. voor 't uitwegen van 59 ld.
  30 ld. op een kas van 500 ld. ingedroogt bevonden.
Stijfsel 33 1/2 ld. op 868 1/2 ld., zijnde de geheele quantitijt die tot 5 pr. cento door 't verstuijfen en op eten van de ratten vermindert is.
Galnoten 10 ld. door vermeijtering in den tijt van 12 jaeren vermindert.
Op glas namentlijck:
  692 stux kleijne ruijten, die in veel kasjes waar uijt de verstrecking eenige jaren gedaan is, gebroken zijn bevonden
  26 dos. grote ut supra
Op drinkglasen 57 stux met uijt en inhalen der cassen gebroken.
Op tiggelsteentjes 40 stux in de kisjes gebroken bevonden.
Op coper namentlijck:
  26 1/2 ld. gesort.[^4] voor 't uijtweegen van 529 ld. a 5 pr. cento.
  10 ld. vulle ketels op 216 pond. Idem.
Op yser 1896 ld. a 2 pr. cento op 94848 ld. door uijt wegen en roest vermindert.
Op spijkers 1540 ld. a 4 pr. cento op 38522 ld. Dese extraordinaire verminderingh ontstaat, dat men bevonden heeft, dat in 't over storten, wolken van roest uijt de vaten stoven, en dat sommige vaten veel differeerde in haare tarra op de bodems gemerkt.
Op papier 75 boek } tot een vijfjaerig gebruijk voor den pakhuijsmeester tot zijn boekjes en maandelijkse reekeningen genomen en niet opgebragt nogh afges.
Op schagten 10 bossen
Op lack 1 1/2 ld. voor 't uijtwegen bij klijne partijtjes.
Op inctstof 25 ld. voor 't uijtwegen in den tijt van 12 jaeren, als mede 't gunt mede in de vaatjes bevonden is.
Op taback 72 1/2 ld. voor 't uijtwegen van een quantitijt van 1455 pond a 5 pr. cento.
Op tabakspijpen 8 3/12 gros lange in 12 jaren in de kassen minder en gebroken bevonden, als mede onder de verstrecking aan stucken geraakt.
Op zeijlnaalden 153 ps. Zoo veel men in 't natellen in de briefjes minder bevonden heeft
Op specerijen 20 3/4 Id. namentlijk
  13 1/2 ld. voor 't uijt weegen van 266 1/2 ld. a 5 pr. cento
  7 1/4 voor 't indrogen, verstuijven en vermeijteren op een partij van 1474 ld.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaere voors.5

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] W. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] J. CRUSE.

[Signed:] W. v. PUTTEN.

C. 28, pp. 17-18.

Dingsdagh den {17100819} 19e Augustus ao. 1710, voor de middags.

Volle vergaderingh.

De zoon van de wedewe Rutgert Mensink, ter vergaderingh voor zijn moeder verzoekende, omme het aanstaande jaar de tap en sleet der Caabse moutbieren weder in pagt te mogen hebben, en verder eenige afslagh te mogen genieten van de ƒ2750, die dezelve in de laast gepasseerde drie jaaren, volgens onderlingh accoord daar voor heeft voldaan; Zoo is, naar gehoudene raadpleging unanimiter verstaan, omme den zelve aan te zeggen, dat den Edle.Heer Gouverneur en Raad oordeelde, ‘s Comps. weegen daar voor te moeten hebben een somma van ƒ3000 in de plaats van haar eenigh afslagh te doen genieten; omme vervolgens (vermits op pmo. September naastkomende de nieuwe pagt zijn aanvank, volgens jaarlijkse gewoonte, eerst staat te neemen) daar bij te persisteeren tot de aanstaande vergaderingh, om als dan bescheijd van gemelte zijn moeder gebragt hebbende, diesweegen nader te besongieeren.

Andries Barendse, alhier in de logie van een ‘s Comps. slavin gebooren, is ten aan zien den zelve de E.Compe. bereets den tijt van 20 jaaren goede diensten heeft gedaan als metselaar, op zijn instantelijk verzoek, en volgens de naargelatene instructie van weijlen den Commissaris Generaal, de Heer Hendrik Adriaan van Rheede, vermits den zelve al voor lange den tijt, ofte ouderdom van 40 jaaren in dienstbaarheijt van gemelte Compa. heeft berijkt, in vrijdom gestelt en als metselaar onder een drie jarig verband met een besoldingh van ƒ10 per maand in dienst aangenomen.6

Jan Mouthaan van Rotterdam ao. 1707 voor soldaat met ‘t schip Duijvenvoorde a ƒ9 ter maand hier aangeland en zijn dienst als coperslager ten deese Casteele ten genoege presteerende, werd op zijn verzoek tot ƒ15 per maand onder zijn lopend verband verbetert.

Insgelijks is de soldaat Jan Huijgens uijt Keulsland voor gelijke gagie per ‘t schip Ham ao. 1708 hier gecomen, vermits zijn dienst als blikslager na behoren waar neemt tot ƒ12 onder zijn lopend verband gevordert.

En is Isack de Wijse van Solothurn7 voor soldaat met ƒ9 ter maand per ‘t schip de Gent ao 1702 hier aangeland, en naar dato op den 10e Maij 1707 tot ƒ11 gevordert; tot ƒ13 ter maand in gagie ten aanzien den zelve zijn dienst als beestwagter waar neemt, en mits tijtsexpiratie onder een nieuw drie jarig verband verhoogt.

Weijders de gecommitteerde leeden deeser Raad, de E.En. Jakob Cruse en Willem van Putten ter vergaderingh over leeverende zeekere schriftelijke specificatie van zodanige goederen als door de zelve gesorteert en tot gebruijk voor de E.Compe. onbequaam geoordeelt is geworden;8 zeijnde dezelve van ‘t afgeleijde en op ‘t strand gehaalde schip Overrijp hier aan land gebragt en in ‘s Comps pakhuijsen ontfangen; waar op naar gehoudene deliberatie met eenparigheijd van stemmen, best geoordeelt en besloten is, omme dito goederen zoo als bij voornoemde specificatie uijtgedrukt staan, op aenstaende Woensdagh over agt dagen, zullende zijn den 27e deeser lopende maand Augustus, op ‘s Comps. equipagiewerf publiek aan de meest biedende te doen vercoopen, ten welken eijnde ten eersten biljetten geaffigeert zullen werden.

Eijndelijck is naar gehoudene raadplegingh, mede goed gevonden ende gearresteert, om de gagie van den onderstuurman Jan Calmer, zedert den 25e April jongstleeden dat in geijselingh is gegaan, bij provisie op de zoldijboeken deses Gouvernements te doen afschrijven.9

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage ende jaere voorschreven.10

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] W. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] J. CRUSE.

[Signed:] W. v. PUTTEN.

C. 28, pp. 19-20.

Dingsdagh den {17100826} 26e Augustus 1710, voor de middags.

Present den Edlen. Heer Gouverneur en verdere leden, excepto den luijtenant Kaije Jesse Slosbo, wegens indispositie.

Zoo is door de zoon van de wedewe Rutgert Mensink ter vergaderingh geraporteert, dat zijn moeder als nogh was persisteerende bij het geene door hem harentweegen huijden acht dagen geleeden in Rade was geproponeert, namentlijk dat zij zeer gedienstigh was verzoekende om voor het aanstaande pagtjaar de tap ofte sleet der Caabse moutbieren met eenige afslagh van de ƒ2750, die zij daar nu een jaar a drie herwaarts voor heeft voldaan ende betaalt, weeder te mogen behouden; weijders zeggende, dat ‘t haar niet doenlijk was de somma van ƒ3000 daar voor te geeven, gelijk den Edle. Heer Gouverneur en verdere leeden deeser Raad haar hadde laten aan zeggen. En aangezien door deese Regeeringh diesweegen aan de Edle. Hoogh Agtb. Heeren Majores is geschreeven en tot nogh toe geene ordere11 daar toe specteerende is ingecomen, Zoo is, naar gehoudene raadpleging gearresteert ende besloten omme dezelve tap en sleet der bieren wederom aan haar voor een somma van twee duijsent zevenhondert en vijftigh guldens Indische valuatie, voor ‘t naast komende jaar over te laten.

Door den Heer hooftadministrateur staande de vergaderingh geproduceert zeijnde zekere verclaring van expresse gecommitteerdens, behelsende den inhoud der artillerijgoederen, zoo als dezelve door dito gecommitteerdens van ‘t afgeleijde schip Overrijp ontfangen, en aan land in ‘s Comps. pakhuijsen gelevert zijn; zeijnde naar gedane lecture goed gevonden om de 10 schutlantaarns, 4 beursvaatjes, 34 patroontassen en 8 rampaarden bij gemelde attastatie als bedurven en tot gebruijk onbequaam geoordeelt, op morgen mede aan de meest biedende te laten vercopen; mitsgaders de domme kragt daar in gespecificeert na ‘t Patria te zenden, en de andere goederen bij de negotieboeken te doen inneemen, omme vervolgens naar behoren verantwoord te werden.

Ende vermits naar jaarlijkse gewoonte in ‘t laaste deser maand ‘s lands incomsten deses Gouvernements werden verpagt, zoo is naar gedane resumptie der pagtcondities, en rijp overleg van zaaken, eenpariglijk geresolveert ende vastgestelt, omme dezelve condities in zijn geheel te laten, zonder eenige veranderingh daar in te maken, en op dien voet de respective pagten op aanstaande Saturdagh, zullende zijn den 30en deser maand, publicq te doen op veijlen, ten welker eijnde bereets biljetten geaffigeert zijn.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage ende jaere voorschreven.12

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

C. 28, p. 21.

Dingsdagh den {17100902} 2e September ao. 1710, voor de middags.

Present alle de leeden.

Zoo heeft den Edle. Heer Gouverneur de vergaderingh voor gedragen, of de pagters die op verleedene Saturdagh, zeijnde geweest den 30e Augustus, de Caabse koele wijnen publicq hebben gemeijnt, niet behoorden de pagt condities te beeedigen en te verclaren, dat dezelve geen onderlingh accoort, contract ofte onderhandelingh met den anderen hebben aan gegaan, volgens den inhoud van gemelde pagtcondities; te meer om dat dezelve duijdelijk en wel voor geleesen zijn, behelsende het tweede poinct van dezelve, ‘t welke wel het voor naamste is, dat de voorschreeve pagt zal verpagt werden bij vier perceelen, en dat aan vier besondere en meest biedende persoonen, de welke alvorens te mogen tappen, zullen moeten verklaren, met geen van de drie andere pagters in gemeenschap of contract te staan, maar yder voor zijn selvs gepagt te hebben.13

Zeggende gemelde zijn Edle. vervolgens dat men deese maal probable inditien heeft, gelijk ook de publicque notorejietijten comen te dicteeren, dat zij pagters alle vier het met malcanderen eens zijn; het geene den Gouverneur voor comt als een zaak, daar veele quade gevolgen van te verwagten zijn; zeijnde zijn Edle. van opinie dat men de voornoemde pagters van de Caabse koele wijnen, om voors. redenen, volgens de letter en inhoud der meer gedagte condities, door den Heer Commissaris Heijns in gestelt (en geconfirmeert door de Edle. Hoog Agtbare Heeren Majores, bij haar geeerde ordres van dato 30e October ao. 1706)14 de zelve verklaringh te laten doen; en vermits een verclaring geen kragt en heeft, als met presentatie van eede, en des noods ofte bij suspici[e]’15 haar den eet daar op ook afgevordert hoorde te werden.

Waar op, naar gehoudene raadplegingh en ingenomene schrijftelijke advijsen van de respective leeden deser vergaderingh, bij meerderheijt van stemmen besloten ende vastgestelt is, omme de pagers der Caabse koele wijnen meergenoemt, op morgen ten overstaan van gecommitteerdens bij provisie onder presentatie van eede te laten verclaren, of dezelve ook eenigh onderlingh accoord ofte contract weegens eenige gemeenschap van intrest aangaande dese pagt met den anderen hebben aangegaan; waartoe door den Edle. Heer Gouverneur gecommitteerd is geworden den capitain Adolf Joan van der Laan en ondercoopman Jakobus Cruse.

Aldus gearresteert ende besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op dage en jaere voors.16

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. V. D. LAEN.

[Signed:] JE. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

C. 28, pp. 22-41

[ {17100913} 13e September ao. 1710]

17

Vertoogh door den Gouverneur Louis van Assenburgh ter Politicque Vergaderingh als president aan alle de daar present zeijnde leeden in volgende maniere voor geleesen en gedaan:

‘Het is aan alle de leeden deser vergaderingh ongetwijfeld bekent en nogh in verssche geheugenisse, hoe dat ik deese Raad op den 2e deser maand hebbe doen convoceeren, en als doen den zelve hebben voorgedragen of de pagters die op den 30e Augustus jongst leden de Caabse koele wijnpagt hadden gemeijnt ende aangestaan, niet behoorden der zelve pagtcondities te beeedigen ende te verklaren dat de zelve geen onderlingh accoord, contract ofte onderhandelingh met den anderen hadden aangegaan, volgens den inhout der zelve condities, behelsende dat de voors. pagt zal verpagt werden bij vier perceelen, en dat aan vier besondere en meest biedende persoonen, de welke alvorens te mogen tappen, zullen moeten verclaren met geen van de drie andere pagters in gemeenschap of contract te staan, maar ijder voor zijn zelvs gepagt te hebben.’

‘Waar op als doen, volgens ingenomen schriftelijk advijs, bij meerderheijt van stemmen geresolveert ende vast gestelt is, om de voors. pagters op Woensdagh den 3e daar aan volgende, ten overstaan van gecommitteerdens, bij provisie onder presentatie van eede, te laten verclaren, of dezelve ook eenig onderlingh accoord ofte contract wegens eenige gemeenschap van intrest aangaende deese pagt met den anderen hebben aangegaan, waar toe uijt het midden deses collegie zijn gecommitteert gewerden den capitain van der Laan en ondercoopman Jakobus Cruse, de welke in gevolge hunner commissie de gemelde pagters voor hun hebben doen comen, en haar luijden een ijder hooft voor hooft apart en in malkanders absentie voor geleesen zeeker concept verklaringh, uw alle in de laast gehoudene vergaderingh vertoont ende voorgeleesen, contineerende den inhoud van het tweede artikel der pagtconditie, mitsgaders het zelvde artikel, zoo als het door haar op aanstaan der pagt is getekent gewerden, de welke zij alle te samen ofte geen van hen in ‘t besonder hebben willen onderteekenen, maar hebben hun daar op gegeevene antwoort door den secrets. in geschrifte doen stellen, luijdende als volgt:’

‘Eerstelijk den burger Steven Vermeij binnen gestaen zeijnde, heeft na dat hem de verklaringh voor geleesen was, gezegt, dat hij niet tegens zig selvs kan verklaren en dat zulx de pagters nooijt voor deesen is te voren gecomen; maar zegt een contract met malkander voor de secrets. van Justitie te hebben aangegaan.’

‘De burger Hendrik Eksteen18 ‘t zelve mede voor geleesen zeijnde, zegt, voor zijn zelvs gepagt te hebben, en dat hij het tweede poinct van de pagt conditie niet kan bevestigen met zijn verklaringh, maar dat hij na ‘t aangaan der pagt een contrak[t] met de andere heeft aan gegaan, om de wijn op prijs te stellen.’

‘Den burger Pouwel Heijns19 zegt, naar dat hem dito verklaringh meede was voorgeleesen, dat hij geen accoort met de andere pagters heeft aan gegaan, als dat volgens ‘t contract door den Secrets. van Justitie gemaakt, met den anderen zijn over een gecomen, om de wijn tot vijftigh Rxs. de legger in te copen, en dat hij verder voor zijn eijgen reek. gepagt heeft.’

‘Insgelijks heeft den burger Michiel Leij, de verklaringh hem meede voorgeleesen zeijnde, gezegt, dat hij met zijn viere aan de Edle.Heer Gouverneur en Raad door de Heer Helot heeft laten presenteeren omme de pagt aan te staan tot ƒ36000, zeggende verder, dat ten reguarde der prijse der wijnen, meede in contract met den anderen te zijn, en dat verders voor zijn eijgen reek. in ‘t particulier heeft gepagt; na welke bovenstaande den deposant weijder zeijde, als dat het hem vreemt te voren comt, dat als nu te zouden moeten verclaren, en dat bekent is geweest dat hij een van de vier is geweest die de ƒ36000 heeft laten presenteeren ofte aan bieden, sustineerende dierhalven, dat ‘t hem te voren most verboden zijn, van niet te zullen pagten.20

‘Welk vorenstaande het geene is, dat zij pagters in presentie van voornoemde gecommitteerdens bij den Secrets. hebben doen aan teekenen, zonder dat zij luijden de zoo noodzakelijke, en in de pagtcondities gerequireerde en bedongene verclaringh hebben willen doen; met welke gedoente zij niet alleen de zeer geeerde ordre der Edle. Hoog Agtb. Heeren 17e in dato 30e October 1706 come tegen te gaan ende te removeren, ‘t welke deesen Raad in opvolgingh hunner pligt, niet vermogens is om eenige alteratie daar in te maken, laat staan ‘t zelve te removeeren, mitsgaders dat zij luijden ‘t geresolveerde ten deeser vergaderingh van den 2e deser, daar meede geheel zoude comen te vernietigen, en hunne met de E.Compe, aangegaane voorwaarden te verbreeken; behalven dat het gegeevene antwoort van voornoemde pagters duijdelijk te kennen geeft, dat zij van haare aan gegaane conditien zijn geweeken. Alsoo Steven Vermeij niet duijsterlijk te kennen geeft, dat hij teegens de pagtcondities met de E.Compe. aan gegaan, heeft misdaan, vermits hij zegt niet tegens zijn zelve te konnen verklaren, en wat aangaat dat de pagters zulx nooijt is te voren gecomen, moet daar op dienen, dat voor deesen ook niet bekent is geweest, dat de zelve zoodanigh teegens de gegeevene ordres, en hun eijgen aan gegaane accoort boven genoemt, hebben geopposeert.’

‘En van de gegeevene getuijgenis van Hendrik Eksteen, is het notoir, dat dezelve aan gegaane pagt nul en van geender waarde en is, vermits den zelven rond uijt zegt, het tweede poinct der pagtcondities niet te connen bevestigen met zijn verclaringh, waar op den zelve hem egter is gelaten geweest.’

‘Den burger Pouwel Heijns zegt wel voor zijn zelvs gepagt te hebben en een contract met de andere te hebben aangegaan om de wijn op prijs te stellen, maar heeft mede het voornoemde tweede artijkel der pagtcondities niet willen verclaren.’

‘Insgelijks kan het den burger Michiel Leij nogh veel minder baten, van te zeggen dat hij een van de vier is geweest die de ƒ36000 voor de pagt hebben laten bieden, vermits het na alle gedagten maar bij den Heer Helot alleen bekent is geweest, wie dat die personen waaren die voornoemde somma hebben laten bieden, alzoo zijn E. den Raad maar communiceerde, dat het hem van ter zeijde was voorgecomen, zoo dat het na alle apparentie zeker genoegh is, dat den zelve gemelte Leij zal hebben gezegt, dat het tegens Comps. ordre was strijdende, en dat dierhalven den Gouverneur en Raad hun zulx niet vermogten te accorderen. Behalven dat gemelte Leij de pagtcondities zoo wel als andere is voorgeleesen, en bij gevolgh gehouden, zoo wel de andere, de gedagte verklaringh te moeten doen, maar is daar omtrent met zijne mede standers concurerende, namentlijck van gemelte tweede artijkel der meer gedag[te] pagtconditien, naar deszelvs inhoud niet te verclaren.’

‘Alle het welke voorschreeve staat, den ondergeteken[de] heeft doen moveren omme op Vrijdagh den 5e deser lopende maand, dit collegie te doen vergaderen welk[e] notulen ten dien dage gehouden en Ul. respective advijsen benevens ‘t mijne den secrets. gedicteert, en door het in ‘t geschrifte gestelt, en door ons onderteekendt zeijnde, hier tot Ul. speculatie werd geinsereert en mijne remaques dies aangaande ter halver blad aangehaalt Als:’

‘Copia Notulen van den 5e September ao. 1710:’

‘De gegeevene getuijgenisse ofte verklaringh der pagters van de Caabse koele wijnen op den 3e deser maand ter presentie van gecommitteerden[s] (ten dien fine op Dingsdagh den 2e deser uijt dit collegie genomineert) verleend op heden door den Edlen. Heer Gouverneur in Rade over gegeeven, ende vervolgens geleesen zeijnde en waar bij de gem. pagters genoegsaam te kennen geeven, dat zij onderlingh met den anderen in gemeenschap van intrest zijn, (gelijk bij dezelve verklaringh breeder kan beoogt werden en hier voren klaarlijk gedemonstreert is). Alle het welke direct tegens de condities en voorwaarden op het meijnen, door het teekenen der zelve, bij de respective pagters met de E.Compe. aangegaan, is strijdende, ende de zeer geeerde ordres der Heeren Majores ten eenemaal contrarieerende.’

‘Zoo heeft den Edle.Heer Gouverneur de vergaderingh voorgedragen, vermits gemelte pagters zeggen de conditien der pagt niet te connen verklaeren, om de zelve na te comen, wat in deese zaak te doen stond; zeggende zijn Edle. van advijs en meninge te zijn, dat de zelve pagt tegens morgen over acht dagen, weder op nieuw behoorde opgehangen en verpagt te werden, en dat tot schade en voor reek. van die geene die in gebreke zijn gebleven de voorn. pagtcondities te voldoen, te meer om dat door deese gedoente een monopolie tot groot nadeel van de arme weijngaardeniers comt door te schijnen, en wel princepalijk om dat het tegens de gegeevene en posetive ordres van de Edle.Heeren Majores is strijdende, die wij pligtshalven schuldigh zijn punctueel en naar hunnen inhoud te agtervolgen.’

‘Waar op zijn Edle. de verdere leeden hunne sentimenten en advijsen gelievde te vorderen, zoo heeft den heer hoofdadministrateur, wegens zijne indispositie niet present zeijnde ‘t onder volgende voor zijn Ee. advijs in geschrifte overgelevert, luijdende als volgt:’

‘Den oppercoopman en secunde deses Gouvernements Willem Helot, op de afvrage door den politicque Secrets. aan hem, uijt name van den Edle Heer Gouverneur gedaan, om mede zijn advijs te geeven over de besoigne heden morgen ter vergaderingh gehouden, nopende de jongste verpagting en pagters der Caabse coele wijnen &a., zegt deesen, dat hij zig daar van wel zoude connen onthouden, vermits door zijn indispositie ter vergadering niet present geweest, of heeft connen zijn, maar agtende het geproponeerde en ‘t advijs van de Edle.Heer Gouverneur dies wegen te zijn van groote aangelegentheijt en consequentie, heeft hij billik en na gemoede geordeelt het volgende voor schriftelijke consideratien en advijs in te brengen, namentlijk:’

‘Dat de zaak in questie voornamentlijk schijne te resulteeren uijt het tweede poinct der pagt conditie van de Caabse coele wijnen, luijdende aldus:’

‘“de voors. pagt zal verpagt werden bij vier perceelen, en dat aan vier bijsondere en meest biedende persoonen, de welke al vorens te mogen tappen, zullen moeten verklaren met geen van de drie ander[e] pagters in gemeenschap of contract te staan, maar ieder voor zijn zelvs gepagt te hebben.”’

‘Ingevolge van ‘t welke dunkt den onderges. dat de respective pagters vermeld, ten eersten na de verpagtingh, of uijterlijk daags daar aan (niet tegenstaande Sondagh) en zulcx voor ‘t ingaan van haar luijder tapneringh, op dat poinct behoorden ondervraagt te zijn geworden, hoe wel zulcx nooijt te voren is geschiet; en niet na dat zij reets twee dagen getapt hadden; zeijnde ten dage van de verpagtingh, nog bij den Edle.Heer Gouverneur, nogh bij geene leeden des Raads daar van iets gerept, zelvs nogh niet den tweeden dagh daar na. Zulcx den onderges. waarschijnelijk voor comt dat dit te doene onderzoek door sommige niet wel geintentioneerde voor de gezeijde pagters is aan de hand gegeeven, die liever voor haar luijder particulier intrest eenige andere als de tegenwoordige tot pagters zouden gezien hebben.’

‘Bij gedane afvragingh der pagters voor gecommitteerdens den 3e deser blijkt wel, dat zij een of meer onderlinge contracten hebben gepasseert, maar ook volgens den datum dier contracten, bestaande uijt twee besondere mij vertoont, dat zulx is geschiet de eerste en tweede dag na de verpagtingh, verklarende verders, als uijt eene mond, schoon separaat geexamineert, zonder eenig onderling mondgesprek te hebben mogen houden, te voren met den anderen in geen gemeenschap of contract gestaan, maar ieder voor zig zelvs gepagt te hebben, na mij wel voorstaat te hebben onthouden uijt het opstel der zelve verklaringh; zulcx het gesustineerde omtrent dat poinct daar door volgens mijn gevoelen comt te vervallen.’

‘Dat de pagters nu naderhand of zedert de verpagtingh eenige verdragpoincten nopende hunne tapnering onderlingh hebben aangegaan, is te voren door andere ook te meer male gedaan, als bij de contractboeken ter secretarije zal konnen gezien werden; hoe wel zulx altijt met communicatie en toestemming van den Heer Gouverneur is geschied, dat ik nu beleijde niet gedaan te zijn, en mits dien de pagters daar over reprochabel, die nogtans op dat subject redenen van onwetenheijt zouden konnen voorwenden, behalven dit, is de pagters te voren meest tellckens op haar verzoek toegestaan, om, nevens haar eijgen nogh een ander, of bij huijs, tot den tap en vertier hunner weijnen te mogen gebruijken, schoon de conditien bij den Heer Commissaris Daniel Heijns ingestelt, en door de Hoog Edle. Heeren principalen geapprobeert, en verstaan die zodanigh op te volgen, daar niet het minste van gewagen.’

‘Om nu te comen tot de voors. contracten of onderlinge verdrag poi[nc]ten, is den onderges. uijt het Ie van ulto. Augustus gebleken dat zij, pagters, waren over een gecomen om gedurende deese pagttijt geen meer dan vier huijsen, en zulcx ieder een, tot den tap en sleet te gebruijken, ‘t geen de conditien in geenen deele contrarieert, maar wel eer daar mede over een stemt, ‘t welk den onderges. voor komt als een zaak van veel nut en vrugt, om de ongeoorloofde tapperijen en meenigte van smockelaars des te beter te konnen dempen en daar op een wakend oog te houden.’

‘Ten anderen hout dat contract in, dat niemand van haar luijden zal vermogen, zijne wijnen minder als tot 20 zware stuijvers de fles te verkopen, tot er tijt zij contractanten geraden mogten vinden, omme die prijs te vermeerderen na geleegentheijt en constitutie des tijts; ‘t geen al meede conform de pagtconditie is, welke ten dien belange dicteert:’

‘“de prijs van 20 stuijvers voor ijder mengelen van acht mutsjes werd mits deesen ingetrocken en vernietigt, en zal ‘t een ijder van de voors. vier tappers vrij staan hare wijnen tot zodanige prijs te verkopen of te tappen als hun goed dunken zal.”’

‘Dit wel ingezien en overwogen hebbende, kan de onderges. daar uijt niet anders bemerken of ‘t zal een middel zijn om de wijnen, die zedert eenige jaeren herwaarts onder de armste landbouwers zeer in prijs zijn afgenomen, weder te doen steijgeren, want na gelange, dat de pagters de zelve doen opslaan, konnen de wijngaardeniers die ook op prijs houden, en dus daar mede beter dan te voren bestaan.’

‘Het andere of tweede contract is eenlijk een over een comste tussen de pagters Pauwel Heijns en Michiel Leij, waar in den eersten beloofd en aanneemt (een persoon zeijnde die men weet van zig zelve geen weijngaard te bezitten) gedurende den pagttijt aan den andere, bij aldien dezelve in verlegendheijt mogt comen te geraken, zoo veel weijnen te zullen besorgen als hij te dier tijt simpelijk zal benodigt hebben, ieder legger tegen vijftigh Rxs., en zulx veel meer als er sedert eenige jaaren herwaarts door de pagters voor de wijnen betaalt is; een zaak mede niet tegen de pagtconditie strijdigh, veel min dat den onderges. daar in eenige monopolie kan vinden, of iets tot nadeel van de gemeene man streckende die het alleens is of hij aan den een of den andere pagter Zijne wijnen comt te vercopen.’

‘Uijt alle het welke voors. den ondergetekende niet vinden kan, dat de pagters eenig contract van maatschappeij onderling hebben aan gegaan, nog ook niet dat men uijt de voors. over een comsten eenig nadeel voor de E.Compe of de wijngaardeniers deses lands, mijns eragtens, te gemoet kan zien, maar eerder dat het bij continuatie de wijnpagten in ‘t toecomende zal doen reijsen; waarom tot een besluijt zegt, dat zig met het gegeeven advijs van de Edle. Heer Gouverneur niet kan confirmeeren, speciaal om de onlusten, die daar uijt zouden konnen reijsen onder en met de voors. pagters, wanneer de vier perceelen der koele wijnen, volgens ‘t teneur van ‘t zelve advijs, weder t’ hunnen laste verpagt wierde en minder dan te vooren quamen af te werpen, ‘t welk in dien gevalle zekerlijk te dugten staat, dat zeer veel zoude verscheelen, dewijl men hier wel luijden genoegh, bequaam om te tappen, maar weijnige tot pagten geneegen vind; zeijnde dier halven van advijs, dat men het werk hier bij nu behoorde te laten en de voors. vier pagters dit lopende jaar of de twalif eerst agter een volgende maanden, in hun begonnen tapneeringh onverhindert doen continueeren, onder des dat den E.fiscaal een nauwe toe zigt zoude konnen houden en inquireeren of de meer gezeijde pagters ook eenige onderhandeling van maatschappeij, nopende dese pagt en tapneering hebben of comen te pleegen; en die daar op bevonden, en van overtuijgt werdende, als dan strengelijk [te] punieeren, ‘t zij in een geldboet[e] of andersints, na dat zulx in Ra[de] goed en billik zal bevonden werd[en] te behoren; door dien er op dat subject in de voors. pagtconditien geen boete of straffe staat uijt gedrukt.’

‘’t Nevenstaande21 advijs van de Heer Helot zoo groot en wijdlopigh geextendeert en uijtgehaalt, kan den onderges. zig niet genoeg verwonderen, wat Zijn E. bewogen heeft om ‘t zelve zoo wijdluftig uijt te brijden, te meer om dat in ‘t zelve ‘t zakelijkste, waar op Zijn Es. advijs gerequireert is geworden, niet eens is aangeraakt, gelijk hier onder breeder werd aangetoont, en waar om dan ondergetekende zijne remarques, dier halven tegens zijne intentie mede wat omstandig zal moeten ter neder stellen; En zegge aanvankelijk, dat het de pligt van een raadspersoon is, niet tegen staande den zelve wegens eenige onpasselijkheijt deesen in vergaderingh niet kan present zijn, nadat de stucken en ‘t verhandelde hun vertoont is, mede zijn advijs te geeven, alsoo een ijder zig altijt zoude konnen veijnsen ziek te zijn, om maar bevreijt te weesen van over deese en geene zaaken zijn stem niet te geeven.22

‘Zijn E. zegt de zaak in questie voornamentlijk schijne te resulteren uijt het 2e poinct der pagtcondities,23 als of den zelve niet alsoluijt wist wat ten dien belange door den Gouverneur was voorgedrage aan de vergaderingh op den 2en deser maant, daar den zelve als doen present was, en zijn schriftelijk advijs meede heeft gegeeven, dat de zelve pagters na den letter van het twede art. der pagtconditie moeten verklaren, dat zij met den anderen geen onderlinge contracten ofte onderhandeling van gemeenschap hadden24 aangegaan, maar ‘t schijnt dat den selven de pagters nu wilde exkuseren van ‘t zelve te laten doen, om dat het niet voor den aanvang hunner tapneering is geschiet, waar mede hij nu zijn eijgen en vorig advijs comt tegen te spreken; en den ondertekende het mede niet nodigh zoude agten om hun ‘t zelve na die tijt te laten doen, bij aldien de slinxe handelinge van gemelde pagters hem naar dato niet eerst te voren was gecomen. Zeggende zijn E. wijders dat ten dage van de verpagting, nogh bij den Gouverneur, nogh bij geen der leeden van den Raad, daar van iets gerept is; waarop in antwoort diend, dat het den onderges. vreemt voor comt, dat den Heer Helot zulx in zijn schriftelijk advijs durft poseeren, daar het hem, nogh ook geen der leeden van de Raad onbekent kan zijn, dat in den vergaderingh van den 26e Augustus laastleeden, en waar in over ‘t reguleren van de pagten gehandelt, en door zijn E. voorgedrage wierd, dat hem van ter zeijde was voorgekomen dat vier personen met den anderen eens zeijnde, de pagt van alle vier de perceelen van de Caabse koele wijnen wilden bij accoord over nemen voor ƒ34000 Caabse valuatie en dat het zelve als doen van de Gouverneur en alle leeden gerejecteert wierd, als strijdende tegens ‘s Comps. ordres; ten anderen is den zelve nog veel minder onbewust, dat hij den 30e Augustus, zeijnde den dagh der verpagtingh, ‘s morgens voor 8 uuren in des Gouverneurs camer gecomen is, om aan den zelve voor te dragen (niet als van ter zeijden, gelijk de vorige reijs, maar) direkt om de heele pagt bij admodiatie aan vier personen in gemeenschap van intrest zeijnde, zonder jemand te noemen over te laten, waer op den Gouverneur de geeerde ordres van de Edle. Hoog Agtb. Heeren Majores daar tegens wierp, en ‘t zelve vervolgens geheelijk deklineerde, egter door den zelve Heer Helot daar over tot verscheijde reprieces met nadruk is gepresseert geworden, dewelke egter ziende, dat het door den Gouverneur gedeclineert wierd, den zelven verzogt het dog maar aan de leeden van de Raad, die over een uur na de verpagting stonden te gaan, eens te willen proponeeren, ‘t geen de Gouverneur, doen de leeden compleet waaren, ook gedaan heeft, zijne consideratien en de ordres der Heeren Majores daar bij voegende, en een ordentelijke stemming daar over heeft laten gaan, waar bij ‘t zelve absoluijt gerejecteert wierd; hoe durft den Heer Helot dan poseren datter ten dage van de verpagting door den Gouverneur, nogh enige der leeden, van deese zaak niet gerept, ofte eenige mentie van gemaakt is, en al waar dit voors. alle niet voorgevallen, zoo was het egter onnodigh geweest, daar eenige mentie van te maken, door dien de pagtconditien publijk voorgelesen zijn, waar bij het duijdelijk gespecificeert staat; en kan wel verzekeren dat het den onderges. al eens is, wie dat pagters zijn, als Comps. ordres door haar niet werd gebroken en tegengegaan, en is verzekert van geen intrest altoos daar in te hebben, nog geen particuliere vrinden, om daar omtrent eenige vrindschap te doen, als wel blijkt dat den zelve Heer Helot omtrent de pagter Michiel Leij is hebbende. Hij zegt meede dat de pagters als uijt een mond verklaren, schoon separät geexamineert, zonder eenig onderlingh mond-gesprek te mogen hebben houden, dat zij te voren in geen contract met den anderen hebben gestaan (‘t welk den zelve om voorgegeevene redenen wel bewust is geweest) als of hij zeggen wilde, als het maar te voren niet is geschiet, zo misdoen zij ook niet, daar het egter genogh is dat men de contraventeurs aantast, wanneer zij tegens hun aangegaane verdraghpuncten comen te handelen; want schoon zij voor ‘t aangaan der pagt niet met den anderen mogen contracteeren, zoo is het hun na het aangaan der zelve geheel niet gepermitteert, en ‘t is mede bekent, dat wanneer twee ofte meer persoonen iets zullen verklaren, dat dezelve (altoos in cas subject) een yder apart werd ondervraagt; en comt hier mede niet aan te halen, dat hem gebleken is, dat geen van de pagters het bewuste 2e. art. heeft willen of konnen verclaren.’

‘Deese bovenste en nevenstaande periode25 vereijscht geen opmerking, alsoo tot de zaak mede niet is doende, wat contracten of onderhandelingen de zelve met communicatie va[n] de successive Gouverneurs is geschiet, als in ‘t minste niet tegens ‘t oogwit onser Heeren Principalen is streckende, alsoo Haar Edelens. ordere en meninge is, van ‘t zelve aan vier aparte personen te verpagten, die een ijder voor zijn zelve, maar niet te samen in een beurs comen te doen, gelijk in dit geval mij genoegh gebleeken en voorgecomen is, gelijk vervolgens nogh breder zal werden aangetoont.’

‘’t Geene den Secunde persoon in deese nevenstaande periode, wegens ‘t accoord door de pagters met den anderen aangegaan, wegens ‘t houden van maar vier taphuijsen aanhaalt, is den ondergetekende in een en ‘t zelve gevoele.’

‘Maar dat den zelve verder zegt, dat ‘t stellen van 20 zware stuivers op de fles wijn, een oorzaak zoude zijn om de wijnen die (volgens zijn zeggen) eenige jaeren onder de armste landbouwers zeer in prijs zoude zijn afgenomen, weder te doen steijgeren &a., daar op werd geantwoort dat de wijnen ‘t verleedene jaar, tot 40 en 45 Rxs. de legger, door den bank verkogt zijn, daar ‘t zelve doen een redelijk wijnjaar is geweest; daar zij nu door de pagters tot 50 Rxs. de presente en tegen 40 Rxs. de aanstaande nieuwe wijn bereets inkoopen; en daar te contrarie deese jaarse wijnougst lang zoo veel niet uijtgeleevert heeft als het verledene jaar, als wanneer de pagters de wijn tot 10 a 12 gelijke stuijvers de fles hebben verkogt, zoo dat volgens des administrateurs stelling, de wijn als nu tegens 80, 90 en meer Rxs. de legger door de tegenwoordige pagters behoorde ingecogt te werden, waar mede die stelling geheel comt te vervallen.’

‘Ende ten reguarde van ‘t geene zijn E. in ‘t vervolgh van zijn advijs zegt, daar op zal den ondergetekende dienen, dat het immers meer en als al te wel bekend is, hoe dat den burger Michiel Leij, Steven Vermeij, Pouwel Heijns en Johannes Blankenbergh26 voor de pagttijt met den anderen hebben beraadslaagt en overleijt om de Caabse wijnpagt door haar alleen te mogen gemeijnt ende becomen werden, gebruijkende tot der zelver onderhandeling hunnen mede burger Jan de Wit,27 op dat men daar geen gedagten op zoude hebben, Ja hadden het zelve alsoo verre met den anderen over een gebragt, van alle te samen, ‘t zij winst ofte verlies, in een beurs te brengen en zoude ten dien eijnd[e] den gemelde Blanckenbergh, als boekhouder van die handeling geweest zijn, wesende hun eenigste verschil maar dat dito Blankenbergh in zijn huijs niet tappen wilde, vermits den zelve dan als na gewoonte geen volk conde logeren, waarom den zelve het heeft gestaakt en agter wegen gelaten; zeijnde weder in des zelvs plaats door voornoemde Michiel Leij aangezogt geworden den burger Anthonij Hoeseman,28 dewelke op afvrage van dito Leij eerst het contract wilde leesen, dat zij met den anderen zoude teekenen, ‘t welke dezelve Leij niet wilde laten leesen, voor en aleer dat Hoeseman hem zoude gedeklareert hebben om van de partij te willen weesen ofte niet, zeggende meergenoemde Leij dat hij hem voort moeste verklaren, alsoo hij zeeker man (mij ondergetekende wel bekent, ende ook bij de verklaring genoemt) dien selvden dagh naar middags aan de waterplaats bescheijd te moeten brengen, zeggende gemelte Hoeseman vervolgens, dat hij met zodanige contracten niet wilde te doen hebben; waar door voors. Hoeseman ook in hun compagnie niet geraakt is, ‘t welke naderhand is comen te blijken, dat zij eenen Hendrik Eksteen in hunne compagnie hebben aangenomen.’

‘Welke voors. handeling omtrent Hoeseman nogh nader is geconfesseert gewerden door zekere vrouw van een der pagters, de welke op Zaturdagh den 30e. Augustus, wanneer de verpagting zoude geschieden, en de klock van ‘t Casteel ten dien eijnde geluijdt werdende, onder het luijden zeijde, nu zal men haast andere pagters zien, wij hebben Hoeseman, omdat hij niet mede wilde teekenen, buijten gesloten, zodat hij nu geen pagt zal hebben. Alle het welke nogh nader aangetoont werd door de handelingh van meergen. Leij, Alsoo den zelve nooijt voor deesen gepagt heeft gehad, en als nu de alderlaaste vierde part der gedagte wijnen, aangestaan heeft tot ƒ10000, daar de zelve een der andere perceelen tot veel minder prijs had konnen bekomen, gelijk ook naar dato genoegsaam gebleeken is, dat zij pagters tot deesen tegenwoordige uure toe met malkanderen in gemeenschap van intrest &a zijn, Alsoo den een niet meer als den ander voor zijn pagt zal betalen, en zulcx een ijder een geregtigh vierde part der door hun te samen uijt geloofde pagtpenningen. Hebbende den geweldiger (zoo als den ondergetekende onderrigt is) een verreeringh van 100 Rxs. gedaan, op dat hij wel op de smokkelaars passen zoude, waar in zij wel niet qualijk doen, maar genoegh te kennen geeven, hoe dat zij met den anderen staan; met alle het welke den ondergeteekende vermeent overvloedigh te hebben aangetoont als dat de pagters met den anderen in zodanigen handelingh en gemeenschap zijn, als tegens het 2e artikel der pagt condities is strijdende; ‘t welke zij ook genoegsaam confirmeeren, terwijl dat zij luijden den inhoud van dat art. niet hebben willen bevestigen en unanimiter verklaart, dat zij het zelve art. niet kosten agter volgen, nogh het daarin gerequireerde nakomen; bij alle het welkedoor29 den Gouverneur nogh wel eenige verkeerde handelinge zoude bij doen, maar agt zulcx als nu onnodigh, en niet dienstig te zijn; den Gouverneur comt ook voor als een zeer rare zaak, dat in dit heele schriftelijk en zoo wijdlopig advijs niet eens mentie gemaakt word van die zaak, dat de eenigste of ten minste de essentieele poinct is, door hem aan den Raad in deliberatie gegeeven, want ‘t zelve bestond eenelijk, om door gecommitteerdens aan den Raad te doen rapporteren, het geene voorgevallen was, doen de respective pagters voor haar quamen, om de verklaring te doen, bij gemelde 2e art der pagtcondities gerequireert, het geen in een volcomen raadbesluijt van den 2e September vastgestelt was, van het haar te doen verklaren.’

‘Ingevolge van de meer gemelde ordres dat hooft voor hooft betuijgt hebben, eenige contrarie bekent, en bij gevolgh de voornaamste conditie verbroken, zoo wierd in de vergadering van den 5e deser door den Gouverneur geproponeert om een bequame dag te beramen, en door biljetten publicq te maken, wanneer men ten coste van die geene, die de conditien gebroken hadden, de pagt weder zoude ophangen, en op ‘t nieuw weder in vier perceelen op te veijlen, als een zaak en een gevolgh zeijnde van de resolutie van den 2e September.’

‘Deese zelvde obmissie van de hooftzaak eens te beantwoorde, vind men ook in de schriftelijke advisen van den E.fiscaal Blesius, den capitain Olof Berg en nogh 2 andere leeden die ten naaste bij na haar gevoelen willen schijven over een te comen, welke obmissie mede een zaak is die tegens de ordentlijkheijt van Raadsvergaderingen aanloopt.’

‘Den fiscaal Joan Blesius zegt, dat hij hem met ‘t advijs van de Edle.Heer Gouverneur niet wel kan confirmeeren, om redenen dat hij oordeelt, dat daar door de pagt in verval zal comen te geraken, mitsgaders de geene die gepagt hebben, daar meede geheel zullen bedorven zijn, zoo bij aldien dezelve tot een lager prijs mogt comen verpagt te werden, en nadien dat de pagt tegenwoordigh op zoo een goede voet is gestelt, en gepagt, dat daar door de E.Compe. mitsgaders den burger in het gemeen, goede voordeelen bij zullen genieten, hier bij comt, bij den onderges. nogh in consideratie dat van dien tijt af, dat de Heer Heijns de pagt zoo ingestelt heeft, niemand is gevergt om den eet af te nemen, zelvs niet bij zijn Eds. aanweesen, doen de pagt op die voet geschiet is, of heeft laten doen, en is verder van sentiment dat het met de pagt nu zodanigh most continueeren tot ‘t aanstaande jaar.30

‘Op het nevenstaande advijs komt in tegendeel te blijcken, dat de pagten ten dien reguarde in geen het minste gevaar zijn van in verval te geraken, also ten teijde, wanneer de pagters met den anderen niet hebben gecontracteert ofte gehandelt, de zelve hebben gerendeert in de ses laast gepasseerde jaren ƒ32650, ƒ39100, ƒ37200, ƒ33700, ƒ34900, ƒ31072 en nu laastelijk ƒ35200, welke met den anderen niet veel comen te verschillen, en bij gevolgh ook zoo veel winst bij vorige jaren voor de E.Compe. opgebragt als dit jaar, zoo dat de pretense goede winsten bij den fiscaal voor gegeeven, comen te vervallen; en wat aangaat ‘t bederf der geene die gepagt hebben, wanneer dezelve weer opgehangen zeijnde, minder quamen te gelden, dat zouden zij huns zelvs te weijten hebben, vermits zij door hun slinxe handelinge, de zoo heijlsame en ten beste deser ingezetene streckende ordre comen te contrarieeren.’

‘Alsmede dat het hun niet onbewust geweest is, dat zij met den anderen in geen gemeenschap mochten zijn, vermits de Heer Helot hun zekerlijk zal hebben gezeijd, op het bieden van ƒ36000, dat den Gouverneur en Raad hun dat niet mogten te accordeeren, vermits het tegens Comps. gegeevene ordre strijdende was, als voren bereets is gezegt, en des neen, dat hun ‘t zelve in de conditie voor geleesen is, en hebben ten dien reguarde hun eet en pligt als onderdanen, als mede de door haar aangegaane conditie met de E.Compe. vernietigt, tegen, ende te buijten gegaan; en dat de pagt op een goede voet gestelt ende verpagt is, is indisputabel, maar daar en tegens is deesen Raad (in op volgingh der wel gegeevene ordres onser gebiederen) verpligt om de zelve in die staat te preserveeren en tot straffe der contraventeurs met vigeur te procederen, gelijk al omme tegens die geene, die tot nadeel van ‘t gemeene Best komen te mineren, werd gedaan; ‘t welke wel voor namentlijk de pligt van een officier is, maar geensints om de zelve daar in te stijven ende te stercken, gelijk de zelve genoegsaam is doende, met te zeggen, van deese pagt tot een ander jaar te laten lopen, ofte continueeren; en belangende dat van die tijt af, dat dezelve condities in gestelt zijn, niemand is gevergt om dien eet te doen, kan wel zijn, maar daar en tegen is ter contrarie zodanigen onderhandeling met de pagters, ten minsten bij den ondergetekende zijn aan weesen, niet bekent geweest, en dier halven ook geen verklaring te vergen nodigh geweest, en dat het zelvs bij ‘t aan weesen van de Heer Heijns mede niet is geschiet, is niet te verwonderen, want bij zijn Edles. aan weesen is die verpagtingh geschiet op den 11e. Maart, de welke op pmo. September daar aan volgende zijn aan vank eerst stond te neemen en doen ook geen de minste onderhandelingh van pagters, ten belange dier pagt niet bekent is geweest, of den insteller dier conditien zoude de zelve ook hebben doen agtervolgen.’

‘Den capitain Berg is van advijs als de Heer Blesius.’

‘Den capitain van der Laan zegt, dat dewijl door de verklaringh der tegenwoordige pagters der koele wijnen genoegsaam blijkt, als dat zij het tweede artikel van de haar voorgeleesene pagtconditien niet connen voldoen, zoo is den ondergeteekende van advijs haar pagtingh nul en van geender waarde te zijn en dat ten haaren costen tot een tweede opveijlingh kan werden geprocedeert, gelijk mede als dat de zelve personen, welke in het toecomende mogten comen te pagten, verpligt mogen zijn, om het tweede artikel der pagtcondities mede te moeten voldoen.31

‘Op deese periode valt zonderling niet te zeggen, als dat alle pagters van de Caabse koele wijnen, volgens der zelver pagtconditien, het 2e. Artijkel van de zelve gehouden zijn, benevens de andere te voldoen.’

‘Die luijtenant Slosboo confirme[ert] zigh ten vollen met het advijs van de Heer van der Laan.32

‘Den ondercoopman Cruse vermeent, dat men haare aangegane contracten moeten zoeken te verbreeken, en voor dit jaar zoo door te laten gaan, en in het toecomende voor het teijkenen van de pagtconditien als dan te moeten verklaren met niemand in contract te zijn.33

‘’t Breeken der contracten in ‘t nevenstaande advijs vermeld, werd door de gemelde pagtcondities genoegsaam verboden en vernietigt; en moet maar zorge gedragen werden, dat zulke verkeerde gangen op ‘t spoedigst verhindert en te niet gedaan werden; maar niet tot een ander jaar voort te laten lopen; komende het andere geadviseerde tegens ‘t gegeevene voors. direct aan te lopen, vermits in het 2de artijkel der dikms. genoemde pagtconditien geinsereert is, dat de pagters de zelve verklaringh moeten doen, voor en al eer zij vermogen te tappen, ‘t welke als dan moet geschieden na dat de pagten gezamentlijk gemeijnt en aangestaan zijn, alsoo men dan eerst kan zien, of ook eenige onderhandelingh mogte gemaakt weesen; comt hier nogh in opmerkingh dat den zelve in de laa[ste] vergaderingh zijn schriftelijk advijs heeft gegeeven, dat de pagters volgen[s] de letter op het 2e artikel voornoemt, de verklaringh moeten doen en ve[r]volgens tot presteringh van den eet kan geprocedeert werden, daar hij den zelve als nu is quijt scheidende.’

‘Den ondercoopman Willem van Putten dient voor advijs, dat de pagt van de Caabse koele wijnen, zodanig als de zelve op den 30e Augustus passado door vier persoonen in ‘t besonder aan genomen en in gemeijnt is, voor als nogh behoort voort gangh te hebben, om dat mij niet en blijkt, dat zij pagters tegens het 2e artikel van de pagtconditie door eenig contract gepecceert te hebben, dogh zoo zulx geschiet is, behoorde de zelve door den E. independent fiscaal Joan Blesius daar over gekalangeert te werden.34

‘[D]en nevensgenoemde adviseur zegt dat hem niet blijkt dat de pagters door eenigh contract gepecceert hebben, maar haalt niet aan dat de zelve gehouden zijn, de met haar aan gegaane conditien te voldoen, en dat hem gebleeken is dat zij luijden het tweede art der zelver condities, naar den inhoud van dien, met hunne verklaringhen niet willen ofte konnen bevestigen; om het welke te doen, hij zoo kort, en dat in de laaste vergaderingh, te weeten op den 2e deser maand, schriftelijk heeft geadviseert dat de gemelte pagters gehouden zijn om te verclaren dat zij in geen gemeenschap met den anderen zijn.’

‘Ende aangezien den secunde persoon in de laaste vergaderingh (zoo zegt) wegens zijne indispositie niet present is geweest; zoo is door den ondergetekende op stonts den Secrets. deser Raad, met de gemelte notulen en verclaringh van de respective pagters, naar zijn E. afgevaardigt om des zelvs advijs dient halven meede te geeven, en also ‘t zelve eerst op den 8e daar aan volgende door hem is gesonden ofte overgegeeven gewerden, en ik daar door buijten staat geweest, om dit vertoogh eerde[r] in gereetheijt te brengen, mitsgaders desen Raad bij een te doen vergaderen; zoo heeft het tot mijn groot ongenoegen en tot vertragingh in ‘t stellen van de daar toe nood zakelijke ordre, tot desen huijdigen dagh toe geduurt, eer wij bij den anderen zijn vergadert.’

‘Ende om UEEs. zoo kort als doenlijk is te communiceeren ende voor te dragen, ten wat eijnde deese vergaderingh door mij is beleijd gewerden; zoo zegge aan vankellijck, dat het is geschiet princepalijk omme, ingevolge onse pligt, de wel gegeevene ende zeer geeerde ordre der Edle.Hoog Agtb.Heeren Bewinthebberen ter vergaderingh van de 17e, onse Heeren Principalen, in dato 30e October 1706 naar deszelvs inhoud prompt te agtervolgen, alwaar haar Edlens. Hoogh Agtb. ons in volgende maniere gelieve te schrijven:’

‘De wijnpagt, waar in en omtrent zoo nu en dan, en nogh jongst weder eenige veranderingh is gebrag[t], zal voortaan moeten geschieden in vier parten, en dat verder zodanigh en op die voet als dat in den jare 1699 bij den Commissaris Daniel Heijns is gereguleert geweest, en waar bij het voor eerst, en tot onse nader ordre, ook zodanig zal moeten blijven.35

‘Waar bij onse Heeren Majores niet duijsterlijk te verstaan geeven, wat onse pligt is, en waar na wij ons zullen hebben te reguleeren, niet tegens staande de pagt dat jaar, waar van zij believen te zeggen, dat in gemelde verpagtingh eenige veranderingh was gemaakt, de zelve pagt een somma van ƒ5100 meer heeft gerendeert, als de zelve in 10 a 12 jaren te voren hadden gedaan, excepto ao. 1700 en 1703, op welke tijt zij wat meer dan te voren heeft gegolden; waar uijt genoegzaam consteert, dat onse Heeren principalen hun niet aan zodanigen winst laten geleegen zijn, die met ‘t contrarieeren haarder gegevene ordre werd behaalt, maar dat haar Hoog Edle. begeerte is, om door ons agtervolgt te werden ‘t geene zij comen te belasten, en bij gevolgh voor al omtrent dese ordre, die ten voordeele van ‘t gemeene best en ingezetene deser Colonie, met de welke te stabileren haar Edlens. Hoog Agtb. zulke excessive groote capitalen, ja miljoenen aan te costen hebben gelegt, ende vermits de pagtcondities, waar op de pagt door de respective pagters is aan gegaan en onder teekent gewerden, duijdelijk comt te dicteeren, dat zij zullen moete verclaren met geen van de andere in contract ofte gemeenschap te staan, en zij ‘t zelve niet konnen noghte willen verclaren, gelijk hier voren gedemonstreert en ons genoegsaam gebleeken is,’

‘Zoo is den ondergeteekende van meeninge, om onderdanigst te voldoen aan de zeer geeerde en bovengenoemde ordre, als mede te eviteeren van zoo grooten ongunst ende misnoegen van Zijne Heeren en Meesters op zig te laden, als nu jongst nogh uijt haar Edle.Hoog Agtb. geagte missive in dato 24 Julij 1709, ten reguarde van de mast aan de bewuste Engelsman verstreckt36 onaangezien dat op dezelve drie en een halv cent advance behaalt wierd, ingecomen is. Mitsgaders omme het geresolveerde, in dato 2e deser te agtervolgen, en meede om op geenderleij maniere van het gecontracteerde, volgens de voorwaarde daar van zeijnde, af te gaan; en de gemeente te doen observeeren, dat zij hunne aangegaane accoorden tot nadeel van een ander, veel min van de E.Comp. niet comen te breeken; en eijndelijk omme zo veel doenlijk is, ‘t gezagh en de authoriteijt die den ondergeteekende als Gouverneur over deese plaatse in aan vertrouwt, voor en in de plaats van Zijne Hoogh gebiedende Heeren en Meesters tot maintenue harer wel gegeevene en tot wel stand deser ingesetene streckende ordre, voor ‘t vilipenderen en tegen gaan der zelve, te beschermen ende te bewaren. Zegge dat dierhalven den onderges. tot conservat[ie] en handhavingh van ‘t Regt de E.Compe. in dit geval tegens voornoemde pagters competerende, van sentiment en meeningh is, van de voren gedagte pagten wederom op nieuws te doen ophangen, om tot laste en voor reek. van de gebrekige voornt., weer verpagt te werden, menende daar mede de opgemelte ordre ende het voorschrift te zullen weesen voldaan, en de ingezetene voor het toekomende geleert, het door hun met de E.Compe. aangegaane verdrag niet te veragten ende te verbreken, zullende ten dien eijnde ten eersten biljetten geaffigeert werden.’

‘In ‘t Casteel aan Cabo de Goede Hoop, den 13e September ao. 1710.’

‘L. v. ASSENBURGH.37

C. 28, pp. 42-44.

Dingsdagh den {17101028} 28e October ao. 1710, voor de middags.

Presentibus omnibus, dempto den ondercoopman sr. Willem van Putten, door indispositie.

Den Raad door den Edle.Heer Gouverneur gecommuniceert zijnde, datter bij de E.Compe. geen genoegsame voor raad van ossen (ofte treckbeesten) bij de hand waaren, ende dat men daar door in ‘t fort in verlegentheijd zoude connen geraken omme de wagens tot deese en geene werken aan de gangh te houden; zoo heeft gemelde zijn Edle. de vergaderingh verder voor gedragen, dat het, om in geen’38 verlegentheijt te weesen, nodigh zoude zijn, om ten eersten bij de omleggende Hottentots eenige jonge ossen ofte bullen tegens tabacq en andere goederen te trocqueeren.

Waar op na gehoudene raadplegingh goed gevonden ende verstaan is, omme den baas thuijnier Jan Hartogh, als het land hier omtrent wel het beste bewust zijnde,39 met eenige manschap ten eijnde als boven af te vaardigen, om benevens eenige osse en bullen, een weijnig schapen (om voor ‘s Comps. slaven tot spijse verstreckt te werden) te ruijlen.

Wijders door gemelde Zijn Edle. ter vergaderingh geproduceert zijnde, een extract uijt ‘t resolutieboek van ‘t schip Wateringe , door den schipper dier bodem Zijn Edle. inhandigt, continerende het versteeken van drie vrouwspersonendoor haar mannen40 in gedagte bodem; weshalven den Edle. Heer Gouverneur de leeden der Raad was voordragende, wat in deese zaak te doen stond. Zoo is, na langh overleg van zaken geresolveert, vermits ten dien reguarde hier geen posetive ordres berustende zijn, omme de gedagte vrouwspersoonen met die zelve bodem na Batavia te laten voort gaan; om dier weegen per eerste ockagie van de Edle.Heeren Majores te verzoeken, wat haar Edlens. Hoog Agtb. bij diergelijke voor vallen gelieven gedaan te hebben; als mede om daar over aan de Hoge Indische regeeringh de vereijschte kennisse te geeven.

Ende vermits de tijt van het tegenwoordige slagten en leveren van versch vleesch &a. aan ‘s Comps. passerende scheepen en hospitaal met het eijnde deses lopende jaars comt te expireeren; Zoo is vervolgens geresolveert en vast gestelt om op Donderdagh, zullende zijn den 20s November naast comende,41 in gevolge de geeerde ordre van de Edle.Hoog Agtb. Heeren Bewinthebberen ter Vergaderingh van de Seventiene in dato eerste November 1709, op die voet en voorschrift publicq te doen op veijlen en verpagten,42 het eerste vierde part van de leverantie van ‘s Comps. benodigt versch vleesch &a. ten welke fine ten eersten biljetten zullen geaffigeert werden.

Eijndelijk door den Heer hooftadministrateur ter vergaderingh vertoont zijnde zeekere memories van eenige zijnder supoosten, waar bij dezelve verzoek doen om volgens jaarlijkse usantie ‘t ordinarie onderwigt en spillagie te mogen erlangen; producerende Zijn E. wijders zeekere schriftelijke attastatie van expresse gecommitteerdens, wegens eenige granen in de maguazijnen bedorven bevonden, ‘t welke den zelve verzogt, dat mede mogt afges. werden, waar op na gehoudene raadpleginge en gedane resumptie van voorn. memories en attastatie, na rijp overleg van zake, goed gevonden ende gearresteert is, omme het volgende bij de negotieboeken deses Gouvernements te laten afschrijven, namentlijk:

Voor den pakhuijsmeester voor 4/m[^43]
11 ld.[^44] verf schaars voor 't uijtwegen van 223 ld. a 5 pr. cento.
11 ld. stijfsel schaars voor 't uijtwegen van 235 ld. a 5 do.
3 ld. potas schaars voor 't uijtwegen van 60 ld. a 5 do.
2 ld. lijm schaars voor 't uijtwegen van 39 1/2 ld. a 5 do. ruijm.
10 ld. coper schaars voor 't uijtwegen van 205 1/2 ld. a 5 do. schaars.
1 1/2 vuile ketels schaars voor 't uijtwegen van 31 ld. a 5 do.
16 ld. tabacq schaars voor 't uijtwegen van 316 ld. a 5 do.
5 1/2 ld. specerijen schaars voor 't uijtwegen van 111 ld. a 5 do. schaars.
1446 ld. yser, schaars 1 pro cento van 144633 ld. voor 't uijt wegen en in roesten.
451 ld. spijkers a 1 pr. cento van 45164 ld. voor ad idem.
Voor den pakhuijsmeester voor 4/m[^45]
11 ld.[^46] verf schaars voor 't uijtwegen van 223 ld. a 5 pr. cento.
11 ld. stijfsel schaars voor 't uijtwegen van 235 ld. a 5 do.
3 ld. potas schaars voor 't uijtwegen van 60 ld. a 5 do.
2 ld. lijm schaars voor 't uijtwegen van 39 1/2 ld. a 5 do. ruijm.
10 ld. coper schaars voor 't uijtwegen van 205 1/2 ld. a 5 do. schaars.
1 1/2 vuile ketels schaars voor 't uijtwegen van 31 ld. a 5 do.
16 ld. tabacq schaars voor 't uijtwegen van 316 ld. a 5 do.
5 1/2 ld. specerijen schaars voor 't uijtwegen van 111 ld. a 5 do. schaars.
1446 ld. yser, schaars 1 pro cento van 144633 ld. voor 't uijt wegen en in roesten.
451 ld. spijkers a 1 pr. cento van 45164 ld. voor ad idem.
Voor den dispencier voor twalif maanden:
8 ld. cattoen voor 't uijt wegen bij klijne quantitijten.
120 ld. zwarte peper, schaars 14 pr. cento van 8089 ld. voor spillagie, uijtweegen bij menigvuldige quantijten, zijnde hier onder 6170 ld. vogtig uijt het schip Slooten verleden jaar alhier verbleven, en waarvan verleden jaar geen spillagie gerekent is.
47 ld. wax schaars 5 pr. cento van 951 ld. door 't vermijten, verspillen en uijt wegen gelaxeert.
90 ld. zeep, schaars 5 pr. cento van 1864 ld. door indrogen en uijt wegen vermindert.
21 ld. hop, ruijm 1 pr. cento van 2092 ld. door 't uijtdrogen, uijtwegen en versleepen van de ratten vermindert.
83 1/4 mud tarw schaars 14 pr. cento van 5549 mud afgescheepte tarw, voor spillage en harpen van de zelve.
125 ld. zwarte zuijker, schaars 5 pr. cento van 2500 ld. voor leckagie, spillagie en uijt wegen &a.
165 ld. poeijer zuijker, ruijm 2 pr. cento van 8232 ld. voor als boven.
11 ld. candij zuijker, schaars op 787 ld. a 1 1/2 pr. cento.
5877 ld. rijs, schaars 3 pr. cento van 195905 ld. voor 't uijt eeten van de calanders, versleepen van de ratten, en uijtweegen bij menigvuldige quantitijten.
482 ld. hard brood, schaars 1 pr. cento van 48210 ld. door 't verspillen, verslepen van de ratten, en uijt wegen vermindert.
7 mud bonen, schaars 2 pr. cento van 357 mud voor 't uijtdrogen, uijtmeten en verslepen van de ratten.
4 do garst a 2 pr. cento van 210 1/2 mud, voor 't uijt eeten van de calanders, 't consumeeren van de ratten en uijt meeten.
16 ld. wax kaarsen, Bataviase schaars 1 pr. cento van 1665 ld., voor 't vermijteren, uijt wegen &a.
10 1/2 mud tarw } volgens attestatie in de dispens door t aanslaan van de muur onnut en onbequaam bevonden.
2 mud rogge
1946 pond rijs
145 pond Hop, zijnde de tarra van drie balen, waar uijt de hop dit jaar is verkogt.
Voor den dispencier voor twalif maanden:
8 ld. cattoen voor 't uijt wegen bij klijne quantitijten.
120 ld. zwarte peper, schaars 14 pr. cento van 8089 ld. voor spillagie, uijtweegen bij menigvuldige quantijten, zijnde hier onder 6170 ld. vogtig uijt het schip Slooten verleden jaar alhier verbleven, en waarvan verleden jaar geen spillagie gerekent is.
47 ld. wax schaars 5 pr. cento van 951 ld. door 't vermijten, verspillen en uijt wegen gelaxeert.
90 ld. zeep, schaars 5 pr. cento van 1864 ld. door indrogen en uijt wegen vermindert.
21 ld. hop, ruijm 1 pr. cento van 2092 ld. door 't uijtdrogen, uijtwegen en versleepen van de ratten vermindert.
83 1/4 mud tarw schaars 14 pr. cento van 5549 mud afgescheepte tarw, voor spillage en harpen van de zelve.
125 ld. zwarte zuijker, schaars 5 pr. cento van 2500 ld. voor leckagie, spillagie en uijt wegen &a.
165 ld. poeijer zuijker, ruijm 2 pr. cento van 8232 ld. voor als boven.
11 ld. candij zuijker, schaars op 787 ld. a 1 1/2 pr. cento.
5877 ld. rijs, schaars 3 pr. cento van 195905 ld. voor 't uijt eeten van de calanders, versleepen van de ratten, en uijtweegen bij menigvuldige quantitijten.
482 ld. hard brood, schaars 1 pr. cento van 48210 ld. door 't verspillen, verslepen van de ratten, en uijt wegen vermindert.
7 mud bonen, schaars 2 pr. cento van 357 mud voor 't uijtdrogen, uijtmeten en verslepen van de ratten.
4 do garst a 2 pr. cento van 210 1/2 mud, voor 't uijt eeten van de calanders, 't consumeeren van de ratten en uijt meeten.
16 ld. wax kaarsen, Bataviase schaars 1 pr. cento van 1665 ld., voor 't vermijteren, uijt wegen &a.
10 1/2 mud tarw } volgens attestatie in de dispens door t aanslaan van de muur onnut en onbequaam bevonden.
2 mud rogge
1946 pond rijs
145 pond Hop, zijnde de tarra van drie balen, waar uijt de hop dit jaar is verkogt.
Voor den keldermeester.
816 kannen Caabse wijn op 67 leggers, zijnde 1 legger van de 32 stux voor de equipagiemeester.
117 roet, op 2348 ld. a 5 pr. cento.
132 kan teer, op 2647 kan a 5 pr. cento.
19 ld. swavel op 386 ld. a 5 dos.
55 ld. salpeter op de geheele massa van 3671 ld.
Voor den keldermeester.
816 kannen Caabse wijn op 67 leggers, zijnde 1 legger van de 32 stux voor de equipagiemeester.
117 roet, op 2348 ld. a 5 pr. cento.
132 kan teer, op 2647 kan a 5 pr. cento.
19 ld. swavel op 386 ld. a 5 dos.
55 ld. salpeter op de geheele massa van 3671 ld.

Aldus gearresteert ende besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage ende jaere voorschreven.47

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] J. CRUSE.

C. 28, p. 45.

Dingsdagh den {17101104} 4e November, ao.1710, voor de middags.

Compl. Collegio

Zoo heeft den independenten fiscaal Joan Blesius, als door de jongst hier ge-passeerde Heer Gouverneur Generaal Joan van Hoorn gediffereert zeynde, ‘t examineeren (en zoo veel doenlijck het innen) der schulden bij de vrijboeken door diverse burgers alhier bij dito boeken nogh ten agteren, ter vergaderingh voorgedragen, hoe dat onder andere nogh te quaat stonden de persoonen Jochem Marcquart48 en Hendrik Elberts49 in compe. ƒ12. Mitsgaders eenen Willem van de Weereld50 ƒ51; vertonende zijn E. wijders twee quitanties door den geweesene cassier Vierroot,51 en boode Quack,52 gepasseerd ende verleend, waar bij klaarlijck comt te consteren, dat de twee voren genoemde posten bereets voldaan en betaalt zijn, zonder dat ‘t zelve door gemelte cassier of boode is opgebragt gewerden; En aangezien de zelve al voor lange van hier zijn vertrocken ende gerepatrieert; Zoo is dierhalven geresolveert ende goed gevonden, omme de gemelte posten bij de negotieboeken deses gouvernements op winst en verlies te laten afschrijven, om vervolgens bij de gedagte vrijboeken mede te connen geliquideert werden.

Aldus gearresteert ende besloten in Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreven.53

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. v. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JE. CRUSE.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

C. 28, p. 46.

Dingsdagh den {17101118} 18e November, ao.1710, voor de middags

Presentibus omnibus, dempto den independent fiscaal Joan Blesius door indispositie.

Door den Heer hooftadministrateur ter vergaderingh geproduceert zijnde zeeker memoritje, behelsende eenige onbequame en gebrokene huijsmeubelen in het gepasseerde jaar, zoo in het huijs van den Edle.Heer Gouverneur gebroke, als door langdurigh gebruijk onbequaam geworden; bestaande het zelve in:

1 ysere pot } de welke volgens verklaring van gecommitteerdens onbequaam bevonden zijn en
3 tinne lepels
1 copere kandelaar
2 do. snuijters
17 ps. porcelijne schotels } die in 't huijs van den Edle. Heer Gouverneur minder bestant zijn bevonden als bij de boeken comt te resteeren, waar op na gedane resumtie goed gevonden en verstaan is, omme de voornoemde goederen bij de negotieboeken te laten afschrijven.
11 do. pierings
10 tinne borden
1 ysere pot } de welke volgens verklaring van gecommitteerdens onbequaam bevonden zijn en
3 tinne lepels
1 copere kandelaar
2 do. snuijters
17 ps. porcelijne schotels } die in 't huijs van den Edle. Heer Gouverneur minder bestant zijn bevonden als bij de boeken comt te resteeren, waar op na gedane resumtie goed gevonden en verstaan is, omme de voornoemde goederen bij de negotieboeken te laten afschrijven.
11 do. pierings
10 tinne borden

Vervolgens gebesoigneert zijnde over de klinckersteenen, met de present ter rheede leggende scheepen uijt ‘t Patria van de respective camers Amsterdam en Zeeland voor dit Gouvernement aangebragt; zoo is goed gevonden, wegens de groote differentie die er is tusschen de zelve, omme de eerst genoemde aan de geene die de zelve benodigt zijn (en voor zoo veel als zal connen gemist werden) voor contant te laten verstrecken tot 4 Rxs. en de andere, of Zeeuwse tot drie en een halve Rx. ‘t duijsent; mitsgaders om de stijfsel bij provisie tot drie agste Rx. de twee pond in de plaats van een quart te laten verkopen.

Eijndelijk ter vergaderingh opgeleesen zijnde zeeker concept van zodanige conditien en voorwaarden, waar op men de leverantie van versch vleesch &a. aan ‘s Comps. passeerende scheepen en elders benodigt, voor den tijt van vijf jaar zoude aan besteeden; ende alsoo gemelte conditien en voorwaarden met het voorschrift en de zeer geeerde ordres onser Heeren Majores concurerende zijn, zo is geresolveert ende vastgelt54 om gemelde leverantie op Donderdagh naaskomende55 op die voet publijk te doen op vijlen.

Aldus gearresteert ende besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop ten dage en jaere voorschreven.56

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] J. CRUSE.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

C. 28, pp. 47-48.

Dingsdagh den {17101216} 16e December 1710, voor de middags.

Present den Edle. Heer Gouverneur en de verdere leden, dempto den E. Willem van Putten.

Door den Edle. Heer Gouverneur ter vergaderinge g’exhibeert en overgeleijt zijnde diverse aan Zijn Edle. en desen E.Agtb. Raad geaddresseerde nominatien, zoo van de respective kerkenraden als vordere collegien deses Gouvernements en wijders geproponeert, dat uijt de zelve, na jaarlijxe gewoonte, wederom andere personen in den afgaande plaatsen dienden te werden gecoren; Zoo is dan vervolgens, na gedane visie ende examinatie, voor eerst in den kerkenraad alhier van Cabo de Goede Hoop de elictie57 als ouderlingh op den chirurgijn Francois Guto in plaatse van den vertrockene Secrets. van Justitie Abraham Poulle gedaan, consonantelijk geapprobeert.

En uijt het dubbelt genomineert getal, in de plaats van de afgaande diakonen, vercoren uijt ‘s Comps. dienaren den adsistent Pieter van den Bergh, en uijt de burgers Gillis Soellie58 en Hendrik Mulder de Jonge.59

In den kerkenraad van Stellenbosch :

is de electie van ouderling op den persoon van Wessel Pretorius, in de plaats van den overledene Guiljam du Toij mede geapprobeert, en is gedagte Kerkenraad insgelijks geaccordeert om den diaken Hendrik Scheffer60 alsnogh te laten continueeren.

Wijders in den kerkenraad aan Drakenstijn is de gedane electie op Pieter Russaauw, in stede van Glaude Marres mede goed gekeurt.

En wederom voor de afgaande diakenen aldaar gekoren Poul Leroux en Pieter Jourdaan van Cabrierre.

Ende is volgens nominatie uijt het dubbelt genomineerde getal, in de plaats van de afgaande Burgerraden, verkoren Niclaas Oortman en Hendrik Donker.

Als meede in ‘t collegie van weesmeesteren, voor de afgaande Abraham Diemer, weder Cornelis Botma in des zelvs plaats aangestelt.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voors.61

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] ................................

62

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE

C. 28, pp. 48-50.

Dingsdagh den {17110106} 6e Januarij 1711, naar de middags. Extraordinarij vergaderingh.

Presentibus omnibus, dempto de Heer hooft administrateur, den capit. Olof Bergh, en ondercoopman Wm. van Putten.

Na gedane lecture der missive van haar Edlens. de Hooge Indische regeringe van den 23e September des afgeweeken jaars,63 ons huijden uijt de Saldanhabaij over de landwegh van ‘t galjoot de Zeehaan toegekomen; behelsende onder andere (de redenen die haar Hoog Edlens. gemoveert hebben om dito galjoot na herwaarts te zenden) ‘t gedreijgt gebrek van potspijse, waar over wel opgemelte haar Edlens. bedugt waren, van de aanstaande retoervloot niet na behoren te konnen provianderen, ten dien eijnde ons authoriseerende, omme bij tijts een quantitijt van 117 1/2 mud erweeten, 1174 mud bonen en 470 mud gort in te copen, ten fine om aan gedagte retourvloot (des benodigt zijnde) te verstrecken …64 met verdere authorisatie om jaarlijks zoo veel erweeten, bonen en gort te besorgen als er ten minsten voor 14 scheepen tot een vijf maandige provisie vereijscht werd.

Zoo is vervolgens den burger Claas Meijboom als den eenigste alhier zijnde, die een grutmolen opgeregt heeft, ter vergaderingh ontboden en op zijn binnen staan afgevraagt, of hij de gerequireerde gort konde aan de E.Compe. leeveren, en wat hij voor de mud moeste hebben; zoo antwoorde den zelve, dat in dien ‘t hem aan geen garst en quame te gebreeken, dat hij de E.Compe. dan wel konde helpen, mits. dat hij ƒ11 voor de mud genoot. Waar op den zelve gevraagt zijnde, hoe dat nu zoo veel wilde hebben, daar heij bevorens maar ƒ9 voor de mud heeft gehad, zoo repliceerde den zelven, dat hij te dier tijt maar ƒ4 daar hij nu ƒ5 voor de mud garst moest betalen &a.

Waar op, na dat den zelve buijten gestaan was, gedelibereert zijnde, goed gevonden is om hem ƒ10 voor de mud te bieden, en na dat weer binnen gestaan was, ‘t zelve geboden zijnde, verklaarde hij daar meede niet te connen bestaan; zoo dat eijndelijk geaccordeert is, dat den zelve het benodigde zoude leeveren tegens ƒ10:10 de mud.

En vervolgens gesproken zijnde van de vereijschte erweeten en bonen, zoo is na overlegh van saken, ten hoogste nodigh geagt om de erweten voor als nogh tot Rds. 7 en de bonen tot 6 Rds. de mud te ontfangen (zijnde zodanige prijse als er een tijt herwaarts voor gegeeven is) niet tegenstaande de resolutie van 17 Februarij des voorgangen jaars genomen, dicterende onder anderen, dat men met deesen tegenwoordige ougst de erweeten op 64 en de bonen tot 54 Rd. de mud zoude reduceeren om redenen dat wanneer men gedagte prijs (als gezegt) weer zoude willen verminderen, datter dan vervolgens geen werk van de landbouwers zoude gemaakt werden, tot ‘t voort queeken van de zelve; gelijk bereets genoegsaam gebleeken is, sedert dat de erweeten van 8 op 7 en de bonen van 7 op 6 Rds. de mud is gebragt; Ende door dien dat de Hooge Indische regeeringh tot Batavia ons komen te ordonneeren (als voren ter neder gestelt) om jaarlijks zoo veel provisie van erweeten, bonen en gort te besorgen, als er ten minsten tot 14 scheepen voor een vijfmaandige provisie benodigt is; zo is in opvolgingh van dien, meede goed gevonden, van de landbouwers alomme ter kennisse te brengen, dat zij lieden niet alleen de bij hun in voorraad zijnde erweten en bonen ten spoedigste aan de E.Compe. zoude leeveren maar dat men vervolgens alle jaren tot nader ordre van de Edle.Heeren Majores hunne gewonnene erweeten en bonen tot 7 en 6 Rds. de mud zal ontfangen.

Aldus gearresteert ende besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaere voors.65

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] A. J. v. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] J. B. CRUSE.

66

C. 28, pp. 51-52.

Dingsdagh den {17110203} 3e Februarij ao.1711, voor de middags.

Presentibus omnibus, dempto de Heeren Helot en Blesius, mitsgaders den ondercoopman sr. Willem van Putten.

Den Edle.Heer Gouverneur ter vergaderingh voor dragende datter eenige officieren van ‘t Engels schip de Duck 67 (‘t welke door de Zuijdzee als een commissievaarder hier ter rheede verscheenen is) welke bodem een swaar leek aan de kiel heeft; versogten van hier na de Saldanhabhaij te mogen verzijlen, om aldaar des doenlijck ‘t gemelde leek te stoppen. Zoo is, na overleg van zake, goed gevonden ende verstaan, omme het gedagte versoek aan de voornoemde Engelse te accorderen, door dien het zelve haar niet wel kan werden gerefuseert, vermits die natie, met de onse in een goede aliantie en vreede zijn levende.

Desgelijks door opgemelde Zijn Edle. de leeden des Raads in opmerkingh en consideratie gegeeven zijnde, ‘t gunt haar Edlens. Hoogh Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter vergaderingh van Seventiene in haar zeer geeerde missive van dato 29e Julie des laast afgewekene jaars68 ons op den 23e Januarij jongst leden per ‘t scheepje de Jordaan toe gebragt, ten reguarde der thiende van de gewonnen granen hebben gelieven te ordonneren; Zoo is bij eenparighijt van stemmen besloten ende vastgestelt, om daar mede (door dien de granen bereets van den laasten ougst niet alleen bij de landbouwers gemiet, en bij eenige al voor een gedeelte gedorst was, maar ook al door expresse gecommitteerdens was opgenomen) tot de comst van den Edlen. Heer Commissaris die met Gods Hulpe dagelijks hier verwagt werd, te supersederen; om als dan met wel gemelte Zijn Edle. het ware intrest onser Heeren Superiores daar omtrent na behoren te observeren, en hare ordres schuldpligtigh te agter volgen.

Eijndelijck is meede goed gevonden ende verstaan, omme de Commissarissen van klijne en civile zaken, die dit jaar, ingevolge het besluijt van deese vergaderingh, in dato 24e December 1709 genomen, mede het ampt ofte collegie van huwelijkse zaken (naar ‘t gebruijk van India) staan waar te nemen, den eet op Batavia gebruijckelijk te laten afleggen, welken eet huijden ter vergaderingh ook is opgeleesen.69

Aldus gearresteert ende besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op daege en jaere voorschreven.70

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

C. 28, pp. 52-53.

Dingsdagh den {17110210} 10e Februarij 1711, voor de middagh.

Present alle de leeden, excepto de Heer hooftadministrateur, en ondercoopman sr. W. van Putten.

In Rade door den Edle.Heer Gouverneur voorgedragen zijnde, dat de scheepen Duijvenvoorde , ‘t welke door haar Hoog Edlens. tot Batavia met de goederen in voldoeningh van onsen eijsch na herwaarts is gesonden, en de Jordaan ,71 van de Camer Zeeland, met de secrete ordres na deesen uijthoek gedestineert, zoo dra de zelve in gereetheijt gebragt zijn, weder van hier zullen moeten gedepecheert werden; gelijck zulx de brief per ‘t schip ‘t Huijs ter Leede aangebragt, van dien bodem meede comt te dicteeren; dogh aangezien ‘t zelve hier nogh enige tijt zal moeten vertoeven (bij aldien het van hier, al na Batavia werd voort gesonden) tot ‘t embarqueren van tarw in voldoeningh der Bataviasche eijsch, also ‘t zelve andersints ledigh van hier zoude moete vertrecken, door dien er van dat nieuwe graan, als nogh, niet genoegh bij de hand is; ‘t welk egter dagelijks door de landbouwers na deesen Casteele werd opgebragt;

Zoo is goed gevonden om gedagte bodem als nogh aan te houden; te meer door dien er voor tegenwoordigh weijnigh slaven bij de E.Compe. in voor raad zijn, veroorzaakt door de groote sterfte der zelve, sedert dat de laaste slavenhandel (ten tijde van de Heer van der Stel) ‘s Comps. wegen van hier na Madagaskar is gedaan; waar door ‘s Comps. werken zeer lanksaam voort gaan; omme dier wegen met den Edlen.Heer Commissaris, die dagelijks hier te gemoet gezien werd,72 te over wegen of het niet dienstigh zoude zijn, om ‘t vooren gedagte schip tot den slavenhandel na Madagaskar te vervaardigen.

Aldus gedaen en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daege en jaere voorschreven.73

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. v. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

C. 28, pp. 54-55.

Dingsdagh den {17110217} 17e Februarij 1711, voor de middags

Present den Edlen. Heer Gouverneur en verdere leden, dempto den Heer W. Helot en ondercoopman Van Putten.

Door den Edle. Heer Gouverneur ter vergaderingh gecommuniceert zijnde, dat ‘t freguat de Jordaan , dat hier uijt ‘t Patria met de secrete ordres voor deese jaarse retourvloot, en voor het Gouvernement van Ceijlon verschenen is; onder diverse andere goederen een quantiteijt van ruijm 48000 ponden loot in heeft: en dat ‘t zelve freguat ter ordre van de Edle. groot agtb. Heeren Bewinthebberen, gecommitteert tot de secrete commissien, van hier na Ceijlon moet voort gesonden werden, en dat dier halven de goederen, die door de Edle. groot Agtb. Heeren Bewinthebberen ter Camer Zeeland voor Batavia in dito bodem geladen zijn, hier ter rheede in een ander schip moet overgebragt werden; zeggende zijn Edle weijders, dat hij bedugt was, wanneer de voren genoemde quantiteijt loot mede uijt gemelde bodem quam gelost te werden, dat het zelve te mets de zeijlagie van ‘t genoemde freguat zoude connen benemen; en aangezien ‘t zelve geequipeert is, omme de vereijste berigten na deese en geene plaatsen ofte comptoiren in India te brengen, zoo heeft het den Edlen Heer Gouverneur de leeden des Raads in serieuse bedenkingh gegeven, of het ten meeste dienste der E.Compe. niet best ende nodigh zoude zijn, om het gedagte mineraal in meer genoemt bodemtje te laten verblijven, om met het ligten van ‘t zelve, de zeijlagie van dien daar aan niet te exponeren.

Waar op geraad gepleegt zijnde, zoo is, met een parigheijt van stemmen, besloten ende vast gesteld om ‘t voornoemde loot daar uijt niet te ligten, maar dat gemelt freguat met ‘t zelve na Ceijlon zal werden voort gesonden.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daege en jaere voors.74

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

C. 28, pp. 56-57.

Dingsdagh den {17110224} 24e Februarij 1711, voor de middags.

Present omnibus, dempto de Heer W. Helot, en ondercoopman van Putten.

Door den Edle. Heer Gouverneur ter vergaderingh geproduceert zijnde zekere schriftelijcke attastatie in dato 17e deser lopende maand, door de schippers Jan Sluijs en Cornelis Dobbel,75 mitsgaders de opperscheepstimmerluijden Pieter Albertse Heijn, Willem Sibouts en Doris Camer als expresse gecommitteerdens tot ‘t visiteren van ‘t galjoot de Zeehaan , nu jongst van Batavia hier ter rheede verscheenen, verleent: Behelsende dat zij luijden na nauw keurigh onderzoek bevonden hadden, dat de voorboeg van ‘t voornoemt galjoot t’ eenemaal verrot was, en dat het zelve hier onmogelijck konde gerepareert werde, gemerckt het gebrek der materialen daar toe dienstigh, dogh ‘t zelve in ‘t Patria of op Batavia wesende, dat ‘t als dan nogh wel zouw konnen geschieden, om voor een jaar vijf a ses dienst te connen doen; hoewel ‘t haar bedunkens die costen die daar aan zoude gedaan moeten werde, niet waardigh is, en oordeelen ‘t zelve dierhalve om langer dienst te doen ten eene maal onbequaam; gelijck bij de voren gedagte verclaringh in ‘t breede werd aan getoont.

Weshalve de Gouverneur de Raad in bedenken gaf, of het niet best en ten meesten dienste der E. Compe. over een komende zoude zijn, om ‘t zelve galjoot af te leggen; waar over gedelibereert zijnde, zo is unanimiter geresolveert en besloten om ‘t zelve (also de E.Compe. geen het minste gebruijk daar meer af konde hebben en ‘t in geen staat was om van hier na de Saldanhabaij te kunnen verzijlen) vervolgens af te leggen, om op ‘t strand gehaalt en gesloopt te werden.

Insgelijks ter vergaderingh vertoont en overgelevert zijnde, zeekere verclaringh van gecommitteerdens, die bij ‘t ontlossen der goederen per ‘t schip Duijvenvoorde aangebragt, bij der zelver ontfangst aan land in de pakhuijsen present zijn geweest, zo is na gedane resumtie der zelve bevonden, de naar te noemen goederen minder te zijn uijt geleevert, als de Bataviase factura comt te dicteren, namentlijck:

Waar over gedelibereert zijnde, zoo is met een parighijt van stemmen goed gevonden ende verstaan, om de te cort comende rijst, zuijker, kattoen en rottangh als een gemeene en niet excederende spillagie ofte onderwigt te passeeren, als mede de wannigheijt op de clappusolij en arack, mits dat de opperhoofden van dien bodem een verklaringh onder presentatie van eede zullen geven, dat de uijtgeleverde aracksleggers alle waarlijck ‘s Comps leggers zijn geweest, ende de zelve die zij luijden op Batavia hebben ontfangen, vermits er een legger geheel ledigh is bevonden; dogh dat de te cort comende of de min uijtgeleeverde 162 ps. gonnij, ofte wel het bedragen van dien (van welk te cort comen de gemelde opperhoofden geen reden van weten te geeven) in gevolge de ordres van haar Hoog Edlens. tot Batavia op hunne lopende zoldij reekeninge zal werden belast, en dat tegens de ordinarie prijse van 12 1/2 Rds. ‘t 100, zoo als de zelve hier voor contant zijn verstrekt, makende te samen ƒ48:12:- zwaar of ƒ60:15 ligt gelt.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daege en jaere voorschreven.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH

[Signed:] ..........................

76

[Signed:] JOAN BLESIUS.

77

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

C. 28, pp. 58-60.

Woensdagh den {17110311} 11e Maart ao. 1711, gecombineerde vergaderingh.

Present den Edele Heer Pieter de Vos,78 Raad Ordinaris van India, mitsgaders Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot. Den Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh, benevens de verdere leden van de Politicque Raad, en de schippers van de ter rhede leggende Batavische retourschepen, dempto den E.Adriaan van Tilburgh79 als vice Admiraal door indispositie.

Zoo heeft den Edele Heer Commissaris boven genoemt de leeden van deese gecombineerde vergaderingh voorgedragen, dat wel gemelte zijn Edele deselve had doen convoceren, omme de respective schippers onder zijn Edeles vlagge bescheijden, te recommanderen, dat zij lieden zoude besorgen, dat zij in 10, ofte ten uijterste in 12 dagen, zeijlvaardigh waren; zeggende zijn Edele wijders van de zelve al aan gezegt te hebben van haar luijder eijschen van nootwendigheeden zoo dra mogelijck op te maken, gelijk dan ook in opvolgingh van dien, staande de vergaderingh enige der zelve over gegeven wierden, met toe zeggingh van die geene, die haar eijsch nogh niet hadden opgemaakt, om die van daagh nogh te zullen overhandigen.

Wijders proponerende dat den dienst der E.Compe. quam te vereijschen, dat met het overleijden van den schout bij nagt Johannes Focanus,80 deszelvs plaats wederom met een ander bequaam man moest gesuppleert worden, zeggende Zijn Edele den schipper Palensteijn,81 als wel de oudste onder de schippers zijnde, de naaste daar toe te weesen, dogh om de minste veranderingh op de scheepen te maken, zoo droegh zijn Edele daar toe ook voor, den schipper van het schout bij nagts schip, Jakob Verduijn,82 te meer door dien yder schipper voor zijn scheepsladingh op Batavia getekent had; vragende Zijn Edele aan de voor noemde schippers, of zij luijden daar ook jets tegen hadden, met een haar gelastende om buijten te staan, waar op den schipper Palenstijn (al eer nog opgestaan was) den Edele Heer Commissaris versogt, van op zijn bodem te mogen blijven, met een zeggende, wanneer Zijn Edele hem van de vlag gelievden te excuseren, dat hij Zijn Edele benevens de Raad dankbaar zouw weesen; replicerende den schipper Verduijn vervolgens, op Wel gemelte Zijn Edeles affvrage, dat hij daar niets tegens en had, waar op de zelve dan buijten gestaan zijnde, het den Edele Heer Commissaris gelievde de Edle. Heer Gouverneur en de verdere leeden deser Raad hunne advijsen dieswegen te vorderen, waar op consonantlijk goed gevonden ende vastgestelt is, omme den schipper Palensteijn voornoemt, zijn gedaan versoek (om op zijn bescheijden bodem en van de vlag geexcuseert te mogen zijn) te accorderen, Mitsgaders de gedagte Verduijn tot schout bij nagt aan te stellen; waar op de zelve dan weer binnen gestaan zijnde, het een en ander aan haar is gecommuniceert gewerden, werdende den meergem. Verduijn door den Edele. Heer Commissaris en de verdere leden des Raads met zijne becomene chargie geluck gewenscht, nemende den zelve dan ook ter ordre van opgemelte zijn Edele in de qualiteijt cessie.

Vervolgens wiert door den Edele Heer Commissaris ter vergaderingh gecommuniceert, dat den schipper van ‘t jaghtje de Avonturier 83 Zijn Edele geclaagt had, dat gemelt bodemtje te voor lastigh was, veroorsaakt door de quantiteijt van het tin, dat in ‘t zelve voor in ‘t watergat geladen is; daar ter contrarie den schipper van ‘t schip ‘t Huijs te Hemert ,84 zijn Edele klagtigh viel dat zijn bodem voor met meerder last moest verzien werden, alsoo het zelve schip te stuur lastigh was; waar op het den Edele Heer Commissaris van gelijcke behaagt heeft, om in omvrage te brengen, of het niet dienstigh zoude zijn, door dien men gemackelijck bij het voornoemde tin konde komen, om het zelve uijt de Avonturier onder een behoorlijck dubbelt cognossement en quitantie in ‘t schip ‘t Huijs te Hemert te doen overbrengen, te meer door dien de zelve bodems voor een Camer, te weeten Enkhuijsen, geprojecteert zijn, om daar door de zelve in beter staat van reijsvorderingh te brengen, waar over gedelibereert zijnde, gearresteert ende besloten is, om het zelve volgens ‘t geproponeerde van gemelde Zijn Edele te laten geschieden.

Eijndelijck recommandeerde den Edele Heer Commissaris nogmaals aan de voren genoemde schippers van te besorgen, dat zij met hunne bodems voor den 24e. deser lopende maand zoude maken in staat te zijn van te konnen vertrecken.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare als voren.85

[Signed:] PR. DE VOS.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] J. VERDUIJN.

[Signed:] JOAN BLESIUS.

[Signed:] STEVEN SCHEIJDERUIJT.

86

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] JAN VERBRUGGE.

87

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] JURIAN WORMER.

88

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] PR. DAELDER.

[Signed:] J. CRUSE.

[Signed:] ADRIAAN PALENSTIJN.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

[Signed:] DH. KESKES.

89

[Signed:] HARMEN DE MARRE.

90

[Signed:] JAN TESSINGH.

[Signed:] HDS. WIJSVLIET.

91

C. 28, pp. 61-63.

Maandagh den {17110316} 16e Maart 1711, vo[or] de middags.

Present den Edele Heer Pieter de Vos, Raad Ordinaris van India, mitsgaders Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot; den Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh en de verdere leden van den politicque Raad.

Den Edele Heer Commissaris den Raad voor dragende, dat den burger Michiel Leij92 (die enige tijt herwaarts ten deesen casteele in arrest heeft geseten, wegens zijne non obedientie omtrent den Edle. Heer Gouverneur gepleegt) bij zijn Edele was geweest, en zeer ootmoedig had versogt om van zijn arrest te mogen ontslage werden, en dat wel gemelte Zijn Edele den voorgenoemde Leij had voor gehouden, en ook aangetoont, hoe ongefundeert den zelve hadde gesustineert, om in gevolge de conditien en voorwaarde, door hem met de E.Compe. aangegaan, de drie eerste maanden van alle de vijf jaren voor zijn geregt vierde part te slagten, en dat hij verpligt was geweest, om zigh met de zoo redelijcke en door zijne mede slagters hem aangebodene conditien te vergenoegen; zeggende Zijn Edele weijders, dat den gedagte Leij, ‘t zelve had gesustineert, door dien hij als aan nemer van ‘t eerste vierde part van ‘t slagten gehouden zouw zijn geweest, om de resterende drie vierde parten mede te aan vaarden, wanneer haar geen andere daar toe opgedaan en hadden, om mede yder een vierde part te mogen genieten, maar dat hij nu, als door zijn Edele onder regt zijnde, moest bekennen dat hij ongelijck had, en dierhalven onderdanigst versogt, daar van geexcuseert te zijn; Waar op den zelve binnen geroepen zijnde, voor den volle Raad bekende misdaan te hebben, en versogt dierhalve om vergiffenis, met belofte van hem in ‘t aanstaande omtrent de persoon van den Edle. Heer Gouverneur, en de respective leden deser Raad zodanigh te gedragen, als een burger en eerlijck man betaamt, met verder versoek aan den Edle. Heer Commissaris en den Raad, dat hij buijten zijn schade, van ‘t gedagte vierde part van ‘t slagten mogt ontslagen werden, door dien hij hem niet in staat bevond om ‘t zelve te konnen uijtvoeren.

Voornoemde Leij, daar op buijten gestaan zijnde, zoo heeft het den Edle. Heer Commissaris gelieft om de leden hunne advijsen en sentimenten te vorderen, namentlijck of men den gemelde Michiel Leij voor zijn vierde part van ‘t slagten zoude ontslaan en van zijn arrest largeren ofte niet. Mitsg[a]ders of de leden ook enige swarigheijt ofte nadeel voor de E.Compe. konde beögen, wanneer de drie andere slagters ofte leveranciers van vers vlees, het gedagte vierde part van de meergenoemde Leij, yder voor een derde part, ofte voor vijf maanden, mede wiert gelaten; of dat andersints ‘t zelve vierde gedeelte van ‘t slagten wederom met affixie van biljetten aan anderen zoude aanbieden.

Waar op na gedane raadpleging voor eerst goed gevonden en verstaan is, omme de voorn. Leij van zijn vierde part van ‘t slagten costeloos te ontslaan, mitsgaders hem van zijn arrest te largeren. En ten reguarde van ‘t aanbesteden van ‘t vlees, zoo is bij meerderheijt van stemmen geresolveert ende besloten, om ‘t zelve de drie andere slagters in maniere voors. als een gunstbewijsingh aan te bieden, door dien men bedugt is, dat met het aanslaan van biljetten zigh niemand daar toe zoude op doen, en dat men in zodanigh geval te mets te verwagten had, dat de gemelde slagters ‘t zelve mede niet zoude willen accepteren, dog dat de zelve als dan ook zullen gehouden zijn, hunne borgtogt, of wel de tijt van dien, te prolongeeren.

Waar op dan de voorn. slagters, bij den Edle. Heer Commissaris (ontboden en) gecomen zijnde, en Zijn Edle. het zelve haar aangeboden hebbende, zoo is het gemelde vierde part van ‘t slagten bij haar luijden, een yder voor vijf maanden, met betuijginge van dankbaarheijt aangenomen; met toe zegginge van hunne borgtogt dies wegen voor zoo veel langer tijt te doen vergroten.

Valentijn Spingeler,93 zijnde soldaat in dienst van den E.Compe., en beestewagter aan de schuur, staande de vergaderingh bij request versogt hebbende, dat den zelve gunstelijck mogt worden gepardonneert wegens dat hij zigh enige tijt van zijn bescheijden post hadde geabsenteert, gelijck ‘t zelve bij gedagt request in ‘t breede word gededuceert; op welker gedane instantie den voornoemde Spingeler door den Edle.Heer Commissaris en den Raad, ten aanzien zijner hoogen ouderdom, en dat hij de E.Compe. hier ter plaatse lange jaren als beestewagter na behoren heeft gedient, en wel voornamentlijck, dat hij zijn zelve vrij en onbedwonge heeft aangegeeven, voor dese maal gepardonneert, en toegestaan zijn gagie te mogen behouden, met belofte van in ‘t aanstaande zijn dienst zoo veel te beter waar te zullen nemen.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop op dage en jaere als voors.94

[Signed:] PR. DE VOS.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

C. 28, pp. 64-77.

Saturdagh den {17110321} 21e Maart 1711, voor de middags, gecombineerde vergaderingh.

Present den Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh, benevens de verdere leden der Politicque Raad, mitsgaders de vlagluijden en de schippers van de present ter rhede leggende Batavise Ceijlonse retourschepen, dempto den Wel Edele Heer Pieter de Vos, Raad Ordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der retourvloot, door indispositie.

Den Raad vergadert zijnde, zoo heeft den Edle Heer Gouverneur de leden der zelve voorgedragen, hoe dat den Edele Heer Commissaris met veel leetweesen en verdriet heeft ontwaard, het gedevaliseert ter rheede comen van de schepen Bentvelt , ‘t Raad Huijs van Middelburgh en Beverwijck , zijnde drie van de ses schepen, die den 22e December jonghst leden van Gale na herwaarts zijn gestevent, omme onder de vlagge van zijn Edele te repatrieren, welke twee eerst genoemde bodems hunne groote masten (als door een swaar weer belopen zijnde) op den 13e Januarij hebben moeten kappe, gelijck zulcx bij de daar van verleende attastatien in ‘t breede werd aangetoont, zijnde dito bodems, als mede de laast genoemde, zeer aan hun ander rondhout beschadigt; welker gebreck dier halven, zo dra het immers doenelijck is, zal moeten herstelt werden, ten eijnde dat het gros der retourvloot, om na de zelve te wagten, in haare reijs niet verhindert wert, maar in staat mag zijn om op de tijt door de Edle.Heeren Majores daar toe beraamt, te konnen vertrecken; zeggende den Gouverneur weijders, dat Wel gemelte Edele Heer Commissaris, wegens zijne indispositie, voor tegenwoordigh niet present konde zijn, maar dat Zijn Edele een iegelijck recommandeerde van zijn uijterste debvoir te doen, tot ‘t spoedigh herstellen van gemelte scheepen; te meer door dien het schip, dat nogh voor de wal is, en ‘t geen de Ham werd gepresumeert te zijn, des zelvs groote mast mede quijt schijnt te weesen; ‘t welk mede na behoren zal moeten geadsisteert en gerepareert werden, boven en behalven, dat men nogh niet en weet in wat staat de twee manquerende scheepen zullen comen op dagen.95

Waar na den schipper van ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburgh gevraagt zijnde, wat voor rondhout den zelve voor zijn bodem benodigt was, zo antwoorde den zelve van een groote mast en een groote rhaa te moeten hebben, al eer hij in staat van vertreck konde geraken. Ingelijcker voegen wiert voor ‘t schip Bentvelt mede gerequireert een groote mast, een groote stengh en een groote en een klijne rhaa, mitsgaders voor ‘t schip Beverwijck een voorstrengh, een focke rhaa en ses sware knies.

Waar over dan gedelibereert zijnde, goed gevonden en verstaan is, om het gerequireerde aan de gedagte bodems in maniere voors. te laten verstrecken, zullende ‘t geene hier aan land in ‘s Comps. pakhuijsen niet in voorraad mogt zijn, van den eene bodem aan den ander per ordonnantie moeten werden overgegeeven werde.

Presenterende de schippers der Batavise retourscheepen, omme het werk spoedig te doen voortgaan, de benodigde rondhouten met de toe takelingh &a. daar aan gehorende voor de gemelde Ceijlonse retourschepen, met hare timmerluijden en bootsvolk te doen vervaardigen, om het volk van die gebreckelijcke bodems haar handen zoo veel te ruijmer te doen hebben tot hun verder scheepswerk, mits dat haar zal moeten aangewesen werde, van waar zij de vereijschte rondhouten en touwerken &a. zullen moeten ofte konnen afhalen, met belofte van die bodems in het op regten der masten als andersints, alle mogelijcke adsistentie te bewijsen, en hebben in maniere na volgende dan aangeboden de zelve in staat van reijsvorderingh te helpen brengen als:

Den vice Admiraal, den E.Adriaan van Tibburgh, en den schipper van ‘t admiraals schip Noordbeek , den E.Steven Scheijderuijt, ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburgh . Den schout bij nagt, de E.Jakob Verduijn, en de schippers van de schepen Barnevelt en de Standvastigheijt , de Ee.Adriaan Palensteijn en Jan Verbrugge, het schip Bentvelt .

De schippers van Oostersteijn en de Arion de Es. Daniel Keskes en Jacob Weijsvliet het schip Beverwijck .

De schippers van de Hemert , Limburgh en den Avonturier de Es.Pieter Daalder, Jurriaan Wurmer en Jan Tessing het schip Ham .

Nemende de schipper van ‘t schip Meijnden den E. Harman de Marre aan, om de boek in zijn bodem te helpen op setten, omme de masten in voornoemde bodems te brengen, mits dat den equipagiemeester ‘t touwerk daar toe vereijschende, zal klaar maken, zullende door den vice Admiraal en gemelte de Marre yder een besaansroe tot ‘t maken der zelve contribueeren. Welke voren staande presentaties dan ook vervolgens door den Raad is geamplecteert met recommandatie van dat werk soo spoedigh te doen voort gaan, als enigsints mogelijck zal zijn.

Door den Edle.Heer Gouverneur dan vervolgens voorgedragen zijnde, dat de voornoemde bodems voor en al eer dezelve hunne masten konnen in zetten, haare ruijmen zullen moeten op breken, en vervolgens daar enige goederen uijt bossen, als mede dat het te vreesen is, dat het schip Beverwijck geheel, ofte ten minste voor het grootste gedeelte ontladen zal moeten werden, door dien de schipper getuijgt, continueel peper uijt gepompt te hebben, en dat het te bedugten is, dat de salpeter en de zuijcker, in die bodem geladen, voor een gedeelte zal gesmolten zijn, door dien zij lieden 6 1/2 voet water in gehad hebben; vervolgens communicerende, dat het schip ‘t Huijs ter Leede en de freguats de Leijdsman en Meervliet klaar lagen om na Batavia gedepescheert te werden, weshalven Zijn Edle. den Raad in serieuse op merkingh gaf, of het ten meeste dienste der E.Compe. niet best zoude weesen, omme de drie genoemde bodems hier zoo lange aan te houden, om te zien of men de zelve niet nodig zal hebben, om de goederen die uijt de gedagte Ceijlonse scheepen moeten gelost werden, in de zelve over te konnen brengen, door dien men dezelve hier aan land niet zoude konnen bergen, boven en behalven datter met het aan de wal brengen van die goederen te veel tijt zoude verloopen; waar over dan geraad pleegt zijnde, met eenparigheijt van stemmen vastgestelt en besloten is, om ‘t schip ‘t Huijs ter Leede en de freguats, de Leijdsman en Meervliet voor noemt, hier nogh aan te houden om de goederen die uijt gedagte bodems moeten gelost werde, des nodigh, in de zelve als mede in de hier leggende galjoots zo lange te laten over scheepen.

Eijndelijck wiert door den Heer Gouverneur ter vergaderingh vertoont en overgegeeven zodanige requesten, ordres en een brief, als door de capitains van de hier ter rheede leggende Engelse Comps. scheepen met namen Blijnhem , Bles en Donugäl ,96 mitsgaders van de Engelse commissievaarders, genaamtThe Dutches ,The Ducq 97 en Betselaar 98 freguat, zo in ‘t Engels als in ‘t Hollands getransalateert99 zijnde, aan den Edle.Heer Commissaris hebben gepresenteert, bij de welke zij luijden zijn Edele versoeken omme van hier, onder zijn Edeles vlagge en commando, na de havenen onses waarde vaderlands te mogen vertrecken; welke gedagte geschrifte op gemelte Edele Heer Commissaris (wegens Zijn Edeles onpasselijkheijt) gelieft heeft om door den Edle.Heer Gouverneur ten deser vergaderingh te laten produceren omme vervolgens de stemmen en advijsen der respective leden te colligeren; zijnde de voren gedagte requesten bevonden te bestaan in ‘t navolgende:

Aan den Wel Edele Heer Pieter de Vos, Ordinarij Raad van India, Admiraal deser retourvloot en Commissaris van Cabo de Goede Hoop.

‘Agtbaar Heer’

‘Conformatie van ‘t extract van onse ordres hier onder aan gevoegt, ontfange van de Engelse Oost Indische Compe, waar in wij U Edeles Goede gunst bevolen werden te versoeken, dat ons magh toe gestaan werden, onder U Edeles vlag mede naar Holland toe te zeijlen, dit is onse ootmoedige request, dat wij bij U Edele mogen ontfangen werde in geselschap van UEdele costelijcke vloot en onder zijn commando te mogen staan, en te ontfangen al zulke ordres als het UEdele zal goed vinden aan ons af te geven, om onder de vloot te blijven, dewelke met alle respect, gehoorsaamheijt en getrouwigheijt zullen waargenomen werde, welke goede diensten wij nooijt in gebreke zullen blijve om onse Heeren en Meesters condschap te geven, ‘t welk haar van een hooge importantie zal weesen, als mede (onderstont:) Hoog Edele Heer (lager:) UEdles onderdanige en ootmoedige dienaars. (Lager stond was getekent:) Hen. Clif.100 Robr. Hudson,101 Abraham Parret,102 in margine Caab de Goede Hoop 28e. Feb. 1711. Vervolgens stond’

Extract van onse instructie

‘Wanneer UE. zult aan de Caab gecomen zijn, zult UE addresseren aan den Admiraal van de Hollandse retourvloot om onder Zijn Edles. beschermingh te nemen, en zeijlen met hem naar Holland. Aldaar gecomen zijnde zult UE kennis geven en onse ordres verder afwagten. (Waar onderstond:) dit is de ware copij van ‘t origineel. (Lager:) was getekent I. Naish. (Aan de ander zijde stont:) Voor de transelatie (was getekent:) I. Brommert, Barent Hansse.’

Volgt ‘t request van de Commissievaarders:

‘Cabo de Goede Hoop, den’

‘4e Maart 1711.’

‘Hoog Edele Heer,’

‘De groote alliantie tussen haar Majesteijt van Groot Brittanie en haar Hoog Mogende de Staten Generaal had altijt bewogen de Commandeurs en officiren van de schepen de Hertog en Hertogin en de Vrijerfreguat ,103 in onse verscheijde vergaderinge gehouden, dezelve confidentie, zoo wel in ‘t een als het ander, het was geresolveert in onse vergaderingh om op Batavia aan te lopen, daar te verwagte de Hollandse Oostindische scheepen voor dese plaats, maar de schepen op Batavia langer gebleve dan wij verwagte, en onse provisie begon te mindre, en waren versekert de kleijne dansiereteijt op deese passagie te verwagte, beslote wij alleen te comen en ons alhier te vervoegen onder U Edeles vlag, ‘t geen wij in onse vergaderingh hebbe besloten. Wij maken zulx aan UE.Wel Edele bekend door een ootmoedig request dat UE.Edele ons believe aan te nemen in geselschap van Zijn Edeles costelijke vloot, en de eer hebben mogen van onder UEdeles commando te mogen staan, met versekeringh, dat wij nooijt in gebreeken zullen blijven, om UE.Hoog Edeles orders en commando getrouwelijk te gehoorsamen en in waarde te houden, zoo wij zulx konnen verwerven, stellen wij ons volkomentlijck onder UE.Edeles gouverno, ter wij besluijten met sulken hoop, dat dit ons versoek door UE.Edeles goedheijd mag geaccordeert werde (onderstont:) Hoog Edle. Heer UEdles suppliante verootmoedige dienaars. (Lager stond was getekent:) T[homas] Dover presidt., Step. Courtnij,104 Woodes Rogers,105 Wm. Dampier,106 Wm. Stretton,107 Ino. Connelij.108 (In margine:) Voor de transelatie (getekent:) I. Brommert, Barent Hansse. Luijdende hunne ordres haar mede gegeeven als volgt:’

‘Voorstel van de Vergaderingh:’

‘Voor de directie van de affaires van de scheepe de Hartoog en Hartogin , d’ aanstaande reijse naar America :’

‘Tot een beter regeringh en regulier affaires op de voor staande reijse, als haar name zijn onder get. van de reders van de schepen de Hartog en Hartogin , doen hier bij een voorstel als Woodes Roggers captn., en captn. Thomas Dover tweede captn. en captn. van de soldaten, captn. William Dampier loots, Mr. Carel van Brugge, schrijver van de reders, Mr. Groen opperluijnt., Mr. Vrij twede luijtenant, Mr. Carel Paape, Mr. Glendale, Mr. Balet en Mr. Wasse, alle officiers aan boord van de Hartogh , zijnde de raden van ‘t voornoemde schip, en captn. Steven Cortney, en Eduard Kock109 twede captn., Willem Streton luijtenant, Mr. Willem Bath110 schrijver van de reders, Jan Rodgers, Alexander Wit en Joris Milborn,111 over officiers van ‘t schip de Hartogin , zijnde raadspersonen van ‘t laastgenoemde schip, in cas van malkander mogte afraken, maar in compagnie zijnde d’ officieren van beijde de scheepen bovengenoemt, als een zijnde in somme of captn. Rodgers, Dover en Cortneij, of twee van haar lieden aan boord comen op een van haar scheepen om den Raad bij te wonen, om in de Raad te disponeren van alle saken die er mogten voor comen om bij nood goede directie te houden van de heele reijs, in cas van dood, ziekte of weglopen, wanneer enige van de bovengenoemde officiers van ider schip, de rest van de Raad begreepen als voor geseijt, van de scheepen zullen naar boord gaan om een ander bequaam persoon in haar plaats stelle, als ‘t verder eijst om eenige attacque op de vijand te doen, ter zee ofte land, voor al eer geraadpleegt te hebben, zoo zij niet met malkander over een comen, maar als de hoofden van den Raad besluijten en oordeelen raadsaam te zijn, zal het zelve ontegen spreekelijck zijn, en die geene daar tegen opponeren, zal mogen behoorlijck gestraft werden in saken van disorder of misnoegen onder officiers of gemeene datse afgeset zullen werden van haar voor gaande commando, dog zo hij moogen appelleeren om gehoor te hebben bij den vollen Raad, den captn. zal een vergaderingh houden, en den persoon gehoort hebbende, zal het aan den vollen Raad staan, buijten bediening te houden ofte weer te herstellen. Dog in alle vergaderingh zal Captn. Dover een dubbelde stem hebben, en als president van den Raad waar toe wij doen met over een stemming hem als president te erkennen. Alle saken die op de reijs mogte voor vallen, zullen dag register van gehouden werden, van die geen, die daar toe gestelt is. (onderstond:) datum in Bristol den 14 Julij 1708. (Lager) was getekent Ino. Bachelels, Christoffel Schuter, Pamis Holbidge, Thom. Goldney, Francois Rogers, (in margine:) voor de translatie (getekent:) T. Brommert, Barend Hansse.’

De brief door gedagte Commissievaarders aan haar reders ges. en mede getranselateert in Rade geproduceert zijnde, was van deesen inhoud:

‘Cabo de Goede Hoop, 17e. Feb. 1711,’

‘Heeren,’

‘Dit is om UE. bekent te maken onse behoude arrivement aan Cabo de Goede Hoop, welk was den 29e dagh van December 1710 met onse prijs ‘t alcapulke 112 schip, genaamt Nostra Sinjora del Incernacion ,113 desen gans gecommandeert bij Monsr. Jan Peckbertij,114 en nou bij ons genaamt de Vrijer freguat 115 gemonteert met 20 groote stucke en 20 metale bassen, bemand met 116 man, een schip van defensie. Een yder van ons twee scheepen met 120 man in compagnie met drie Engelse Oost-indische scheepen. En benne alle dag nogh drie Engelse schepen te verwagten, de Hollandse vloot van Batavia, bestaande in 12 scheepen van ‘t grootste slagh worden hier alle uuren verwagt, met nogh ses schepen van Ceijlon , met welke vloot wij in onse vergaderingh hebben geresolveert om in comp. met haar naar Holland te gaan, ten zij wij tijding kreegen van vreede.’

‘Onse schepen benne wel versien van alle ding, en wij wagten allenigh na de vloot, welk wij hoope te sullen vertrecken beij den laaste van Maart, hope God wil geven dat wij moogen comen met spoet en een behouden reijs tot UE selfs en de rest van onse vrinden (onderstont:) met veel respect verblijve, (lager:) Heeren UE. onderdanige en gehoorsame dienaars. (Aan de omme zijde stond was getekent:) I. Dover presidt., Woodes Rogers, Steven Courtnij, Edwaard Cooke, Willm. Dampier, Willem Stretton, Charles Pope, John Connelij, Tho. Glendale, Mo. Ballet. (Waar ter zijde stond:) Dit is de ware copij van de originele brief. (Lager Stont) Was getekent Mo. Parker.116 (Lager:) Voor ‘t translateren (getekent) I. Brommert, Barent Hansse.’

Welke voren gespecificeerde requesten &a. in vergaderingh gelesen en geresumeert zijnde, zoo is unanimiter geresolveert ende besloten omme de gedagte Engelse schepen met de presente retourschepen onder de vlag en het oppercommando van de Edle. Heer Commissaris, hunne reijse na de havenen onses lieve en waarde vaderlands te laten vervorderen, ten welken eijnde de zelve dan ook met de nodige zeijlaas ordres (den Edele Heer Commissaris des gelievende) zullen dienen voor zien te werden.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op daege en jare voors.117

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] W. TILBURGH.

[Signed:] W. HELOT.

[Signed:] JACOB VERDUIJN.

[Signed:] .....................................

[Signed:] STEVEN SCHEIJDERUIJT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] JAN VERBRUGGE.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] JN. WORMER.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] PR. DAELDER.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] ADRIAAN PALENSTIJN.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

[Signed:] DH. KESKES.

[Signed:] HARMEN DE MARRE.

[Signed:] JAN TESSINGH.

[Signed:] JB. WIJSVLIET.

[Signed:] FR. v. PLAS.

118

[Signed:] TS. D. HAAN.

119

[Signed:] WESSEL HOOGHWERFF.

120

C. 28, pp. 78-80.

Vrijdagh den {17110327} 27e Maart 1711, voor de middags, gecombineerde vergaderingh.

Presentibus omnibus, dempto den Wel Edele Heer Pieter de Vos, Raad Ordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, mitsgaders den vice Admiraal den E. Adriaan van Tilburgh en den independent fiscaal Joan Blesius, door indispositie.

Soo heeft den Edle. Heer Gouverneur den Raad gecommuniceert, dat de zelve (met kennisse van den Edele Heer Commissaris, die door des zelvs nogh continuerende indispositie voor tegenwoordigh niet present konde zijn) ten principale was belegt omme met den anderen te overwegen, wat ten meeste dienste der E. Compe over een comende zoude zijn, ten reguarde van de natte en verdronkene peper van ‘t schip Beverwijck , en wat daar omtrent wel het beste te doen zoude weesen, werdende vervolgens ter ordre van gemelte Edle. Heer Gouverneur vier diverse monsters van de gedagte peper, staande de vergaderingh vertoont, de welke dan bij de presente leden des Raads naauwkeurigh gevisiteert zijnde, bevonden wiert, dat in deselve nogh eenige correls voor een goed gedeelte bequaam waaren, hoewel een groot gedeelte der zelve zoo voghtigh en nat bevonden zijn, dat men die met de vingers zeer gemackelijk konde plat en stuckent vrijven: Waar op dan in omvrage gebragt zijnde, hoe men met de zelve zoude handelen, om de E.Compe zoo veel doenlijk voor meerder schade te bevrijden; zoo is na gedane raadplegingh en rijp overleg van zaken, met eenparigheijt van stemmen vastgestelt en besloten, om de gemelde peper aan land gebragt zijnde, in versch water te laten uijtwassen en vervolgens weer te laten drogen, door dien men verhoopt, datter als dan nogh een goede quantiteijt voor de E.Compe. zal gepreserveert werden, daar men te contrarie andersints de geheele massa zoude moeten begraven ofte weghwerpen.

Weijders gesproken zijnde van de slegte gesteltheijt der zuijckerkisten en cnassers,121 mitsgaders van de natgewordene canneel, cleeden, lijwaten &a., die bereets van de scheepen Beverwijck , Bentvelt en Ham aan land zijn gebragt, zo is dies aan gaande geresolveert, ten eijnde dat met de gedagte goederen na behoren en vereijsch van zaken werd gehandelt, de onder te noemene personen te committeren, namentlijck:

De ondercoopluijden Jakobus Cruse en Willem van Putten tot het laten wassen en droge van de peper. Mitsgaders de voornoemde van Putten en de winkelier Jan Alders122 tot ‘t garbeleeren en packen der canneel.

De schippers Marcelus Kock en Coert Gerritse tot ‘t visiteren &a. van de zuijcker kisten en knassers.

Als mede den capitain Adolf Jan van der Laan tot ‘t openen, wassen, drogen, en herpacken van zodanige natte lijwaten en kleden als uijt de voor noemde schepen aan land gebragt werde, zullende den zelve geadsisteert zijn met den adsistent Hendrik Frappe123 tot ‘t aantekenen der goederen en ‘t houden van der zelve specificatie, mitsgaders den sergt. Godfriet Doudestatt124 om ‘t onder opzigt van ‘t wassen en droge der gen. goederen te hebben.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaere voors.125

[Signed:] PR. DE VOS.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] W. HELOT.

[Signed:] JACOB VERDUIJN.

[Signed:] STEVEN SCHEIJDERUIJT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] JAN VERBRUGGEN.

[Signed:] A. J. VAN DER LAEN.

[Signed:] JN. WORMER.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] PR. DAELDER.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] ADRIAAN PALENSTIJN.

[Signed:] W. v. PUTTEN.

[Signed:] DL. KESKES.

[Signed:] HARMEN DE MARRE.

[Signed:] JAN TESSINGH.

[Signed:] JACOBUS WIJSVLIET.

[Signed:] F. v. PLAS.

[Signed:] THEUNIS DE HAAN.

[Signed:] J. v. DIEMEN.

126

[Signed:] JACOB VISSER.

127

C. 28, pp. 81-83.

Vrijdagh den {17110403} 3e April 1711, voor de middags, gecombineerde vergaderingh.

Present den Wel Edele Heer Pieter de Vos, Raad Ordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, mitsgaders den Edle. Heer Gouverneur, de onder vlagluijden der gemelde vloot en de verdere leden der Politicque Raad, benevens de schippers van de ter rhede leggende retourschepen, dempto den E. independent fiscaal Joan Blesius door indispositie en de schippers De Haan en Van Dieme[n] door belet.

Zo is door den Edele Heer Commissaris ter vergaderingh gecommuniceert gewerden, dat de Edle.Groot Agtb.Heeren Bewindhebberen, gecommitteert tot de Secrete Saken, in haare geeerde missive van den128 des laast afgewekene jaars comen te gelasten dat de retourvloot van dit jaar, acht schepen sterk zijnde, sonder na de Ceijlonse schepen te wagten, op den 5e deser lopende maand April van hier moeten vertrecken, zeggende zijn Edele wijders, dat het alle de leden des Raads genoegsaam bekend was, in wat desolaten staat de Ceijlonse scheepen hier waren verschenen, vervolgens vragende of de schepen in staat waaren om op de geprefigeerden tijt te konnen zeijlen, waar op dan van neen geantwoort zijnde, zijn Edele verder geliefde te vragen, wanneer, en in wat tijt de zelve wel in staat van reijsvorderingh zouden zijn, werdende daar op door den vice Commandeur, schout bij nagt en de verdere present zijnde schippers eenparig gerepliceert dat ‘t zelve nog ten minsten 10 ofte 12 dagen zoude aan loopen, eer zij zeijl rheede konde weesen.

Na alle het welke den Edele Heer Commissaris nog maals repeteerde, dat de voornoemde ordres posetief lagen, om op den 5e voornoemt te vertrecken, verder in om vrage brengende of men de Ceijlonse schepen (op dat de zelve costelijcke bodems in deese oorlogstijt129 aan het een ofte ander geval niet geexponeert werde) mede zoude nemen ofte niet, en wat dagh men voor vast zouw beramen tot ‘t spoedigh vertreck der vloot, om zoo veel als mogelijck zijn zal aan de geeerde ordres der Heeren Majores te voldoen. Waarop met aandagt gelet, ende vervolgens gedelibereert zijnde, zoo is met rijp overleg van zaken geresolveert ende vast gestelt, omme den 15e deser maand April de gedagte retourvloot, benevens de Ceijlonse scheepen, de zelve (als dan) tot vertreck gereet zijnde (en Gods weer en wind zulx toe latende) de reijss naar ons lief en waarde vaderlands te laten vervorderen.

Door meergemelde Zijn Edele, staande de vergadering vertoont zijnde, zeker request door den capitain van ‘t Engels Oostindiesch retourschip de Roial Kook 130 genaamt, wel gemelde Zijn Edele inhandigt; zijnde van ‘t zelve contenu en inhout als ‘t request door de capitains van de Engelse Comps. bodems Blijnhem , Bles en Donugal , insgelijx Zijn Edele overhandigt en ‘t welke ter vergaderingh van den 21e Maart mede in Rade geproduceert en ook in de resolutie ten dien dage genomen in zijn geheel geinsereert is; bij welk voren geciteert request den zelve capit. is versoekende om onder de vlagge en commando van den Edele Heer Commissaris mede te mogen repatrieren; ‘t welke den zelve ook met eenparighijt van stemmen, even als zijn mede mackers is geaccordeert.

Vervolgens door gedagte Zijn Edele aan de opperhoofden der retourschepen gevraagt zijnde, of zijluijden ook nogh ‘t een ofte ander benodigt waren, zo zijn der diverse schippers geweest, die zijde enige manschap meer aan boord te hebben, als daar zij voor geproviandeert waren, waar voor zij victualij versogten. Insgelijks wierden er ook enige verklaringen over gegeeven van zodanige provisie als er bedorven en te cort bevonden ware, met versoek dat ‘t een en ander mogt gesuppleert werde, gelijk ‘t zelve haar dan ook toegestaan is, voor zo verre het in voorraad gevonden wert, met recommandatie aan die geene, die nog iets benodigt hadden, dat zij ‘t zelve aanstonts moeste eijschen.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op dage en jare voors.131

[Signed:] PR. DE VOS.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] W. TILBURGH.

[Signed:] W. HELOT.

[Signed:] JACOB VERDUIJN.

[Signed:] ...................................

[Signed:] STEVEN SCHEIJDERUIJT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] JAN THESSINGH.

[Signed:] JACOBUS WIJSVLIET.

[Signed:] F. v. PLAS.

[Signed:] THEUNIS DE HAAN.

[Signed:] J. v. DIEMEN.

[Signed:] JACOB VISSER.

[Signed:] WESSEL HOOGHWERFF.

[Signed:] JAN VERBRUGGEN.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] JN. WORMER.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] PR. DAELDER.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] ADRIAAN PALENSTIJN.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

[Signed:] DL. KESKES.

[Signed:] HARMEN DE MARRE.

C. 28, pp. 84-89.

Vrijdagh den {17110403} 3e April 1711, voor de middags.

Present den Edele Heer Pieter de Vos, Raad Ordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, mitsgaders den Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh en de verdere leden der Politicque Raad, dempto den independent fiscaal Joan Blesius, door indispositie.

Den Edele Heer Commissaris, gedemonstreert hebbende dat men per ‘t schip de Mossel , ‘t welke den 24e Julij laastleden van deese rheede naar ‘t Patria vertrocken is, aan de Edle Hoog Agtb. Heeren Bewinthebberen ter vergaderingh van Zeventhiene onder dato 19e der zelver maand van hier geschreven had, dat men met de als doen aanstaande ougst, ingevolge de resolutie van 17e Februarij passo. de prijs der bonen zoude reduceren op 5 1/2 en de erweten op 6 1/2 Rd. de mud, en dat het tot nogh toe niet en was geschiet ofte werk stellig gemaakt, in gevolgh het besluijt den 6e Januarij deses jaars in vergaderingh genomen.

Weshalven wel gemelde zijn Edle. geliefde te proponeren of het ten meeste dienste der E.Compe. niet ende oirbaar zoude weesen, omme de landbouwers bij biljet bekent te doen maken, dat men ‘s Comps. wegen tegens het aanstaande jaar, of wel tegens de comst der toecomende jaarse retourvloot, een quantiteijt van mud … erweten en …132 mud bonen benodigt was en dat men alsdan de erweten tot 6 1/2 en de bonen tot 5 1/2 Rd. de mud van een iegelijck sonder onderscheijt van personen zal ontfangen, op dat de landbouwers als dan van ‘t zelve verwittigt zijnde, hun werk van dies voort queekingh konnen maken, door dien de plant en zaaij tijt haast op handen is. Waar op na gedane raadplegingh consonantlijck gearresteert en besloten is, om het zelve op het geproponeerde van wel gemelde Edle.Heer Commissaris zodanigh werk stelligh te maken.

Vervolgens is door gemelde Zijn Edele ter vergaderingh over gegeven sodanige vraagpoincten, als door den zelve van den Edle Heer Gouverneur en de respective leden des Raads, in margine gerequereert wiert beantwoord te werden. ‘t Welke te doen dan ook bij een yder aangenomen is, om ten eerste te volbrengen.

Door op gemelde Edle. Heer Commissaris in Rade vertoont ende over gegeven zijnde zeker request, waar bij de personen Steven Vermeij, Hendrik Eksteen, Pouwel Heijns en Michiel Leij, die op den 30e Augustus laastleden ten deesen Casteele bij publijcke opveijlingh hebben gemijnt en aangestaan de pagt der Caabse koele wijnen, welcke pagt vermits de voornoemde pagters, de gerequireerde verklaringh in de pagtcondities geinsereert, niet costen ofte wilden voldoen, door den Gouverneur wederom de novo op de 27e September daar aan, ten laste en tot schade van gemelde pagters opgehangen en verpagt is gewerden; dewelke bij de tweede opveijlingh een somma van ƒ9960 minder heeft gerendeert dan bevorens, van welckers minder bedragen zij supplianten versoeken ontheft en ontslagen te mogen zijn. Waar op na de gedane propositie van den Edle.Heer Commissaris eenparighlijck goed gevonden ende geresolveert is, omme de meergenoemde pagters haar versoek te deklineren, en vermits het zelve een zaak is, die tusschen de Gouverneur en enige leden van de Raad in dispuijt is, aan de Edele Heren Majores te ranvoijeren,133 om daar door alle verweijderinge te voorcomen, mits haar Edls. bij ons nu af te gane schrijvens zeer gedienstigh zullen versogt werden, of men de saak in questie ter executie zal stellen ofte niet; zullende de voornoemde pagters haar luijden moeten verbinden, om hun na de uijtspraak ende het goet vinden onser Edle.Heeren principalen te gedragen, ten welken eijnde dan ook over gemaakt zal moeten werde alle papieren en dockumenten tot gemelte verpagtingh specterende.

De vrij swart Sampoerne van Boegies134 aan den Edle. Heer Commissaris bij request versogt hebbende, dat wegens Zijne armoede &a. hem mogt vergunt ende toe gestaan werde, om met een van des E.Comps. bodems benevens zijn vrouw en twee minder jarige kinders, sonder betalingh van transport en costgelt, van hier na Batavia te mogen vertrecke, om vervolgens bij zijn vrinden op Makassar te konnen geraken; Zoo is hem zulx ten aansien van zijn armoede en onvermogen toe gestaan, mits dat hij gedurende de reijs voor de kost dienst zal doen. )

Mede wiert door den Heer Commissaris ter vergaderingh vertoont sodanige dockumenten, alser tot ‘t proces tusschen weesmeesteren en de wede.Munckerus (nogh ongedecideert hangende) zijn specterende, waar nogh bij gevoegt zijnde seker apoinctement van dato 20 Februarij 1710 door de Raad van Justitie op de gedane eisch van de kranckbesoeker Jan Mahieu135 (als geintresseerde) verleent, welke stucken door voorn. Mahieu aan welgemelde Zijn Edele was overhandigt, op ‘t welke niets gedisponeert is geworden, als dat men de zelve strucken hem weder ter hand zal laten comen, omme daar mede te doen ‘t geene hij dies wegen te rade werden zal.

Den burger en landbouwer Hendrik Rodenburgh,136 aan den Edle. Heer Commissaris versogt hebbende van een stuk lands, omtrent drie uren van ‘s Comps. post in de Saldanhabaij gelegen, te mogen besitten, waar op den Edle.Heer Commissaris advijsen der leden des Raads geliefde te vorderen, hoe danigh het daar mede gelegen was; op ‘t welke dan goed gevonden is, omme den gedagte Rodenburgh het voors. land voor een jaar te vergunnen, ende hem toe te staan om aldaer wat coorn en moeskruijden te saijen, also het te mets konde gebeuren dat ‘s Comps. schepen die in de Saldanhabaij mogten in vallen, daar nogh enigh nut van hadden, mits dat het zelve land bevorens eerst zal besigtigt werden.

Armozijn van de Caab, gewesene matres van ‘s Comps. slavinne kinderen in de logie, door den Heer Willem Adriaan van der Stel in vergeldingh harer goede diensten, in vrijdom gelargeert gewerde, mede aan den Edle.Heer Commissaris versogt hebbende dat zij haar dogter genaamt Marie, zijnde een ‘s Comps slavin, door Zijn Edeles gunste van slavernij in vrijdom gestelt mogt zien; ofte dat haar mogt vergunt werden, de zelve haar dogter, tot een behoorlijcke prijse te mogen vrije; Zoo is op gemelt versoek goed gevonden, om haar toe te zeggen, dat de voor noemde dogter, wanneer zij de E.Comps. nogh drie jaren (als voren) gedient zal hebben, tegens de prijs, bij zijn Hoog Edelht. de Heer van Rheede daar toe gestelt, in vrijdom zal gelargeert werden.

Op ‘t gedaan versoek van de presente matres der slavinne kinderen genaamt Manda, is verstaan niets te disponeren, voor en al eer daar een andere matres voor in de plaats is.

Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op daege en jaere voors.137

[Signed:] PR. DE VOS.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. v. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

C. 28, pp. 90-100.

Dingsdag den {17110407} 7n April 1711, voor de middagh.

138

Present den WelEdle.Heer Pieter de Vos Raad ordinaris van India, Commissaris deeses gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, mitsgrs. den Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh, beneevens de verdere leeden der Politicquen Raad, dempto den independent fiscaal Joan Blesius, door indispositie.

Eerstelijk door den Edele Heer Commissaris de vergadering voorgedraagen zijnde, hoe dat sijn Edle. door de gecommitteerdens, die gesteld zijn tot het openen van de balen caneel, dewelke uijt de scheepen ‘t Raadhuijs van Middelburgh , Bentveld , Beverwijck en de Ham alhier nat aan land gebragt zijn, bekend gemaakt was datse bereets een goed getal van opgemelte baalen caneel geoopend en daar in bevonden hadden een groote quantiteit caneel, die ten eenemaal door het sout waater bedorven en onbruijkbaar geworden was, en dat sij, om ruijmte te hebben tot het weeder afpakken en bergen van de goede caneel, van die bedorven onbequaame caneel wel dienden te werden ontlast, zoo is na rijp overlegh geresolveert en beslooten, omme opgemelte bedorvene caneel, en die bij vervolgh in ‘t opene van de verdere baalen, nogh bevonden mogte werden bedorven te weesen, binnen deesen casteele, na dat deselve behoorlijk zal gewoogen en door die geene die tot desselvs ontfangst gequalificeert zijn geweest, overgegeeven zal zijn, publicq, in presentje van den E.independent fiscaal Joan Blesius, en twee leeden uijt den Raad van Justitie, met naamen den equipagiemeester Jan Brommert, en den dispensier Johannes Swellengrebel, te laaten verbranden.

Vervolgens door den Edle.Heer Commissaris gesprooken zijnde van de natte peper, die met ‘t wassen en droogen in ‘t garboleeren bedorven, en ten eenemaal onbruijckbaar is, en nogh werd gevonden; zoo is ten dien reguarde, door dien deselve niet waart is, dat die gedroogt of daaraaneenige moeijte139 meer gedaan werd; als meede om dat men, zoo met deselve als andere goederen, die nogh moeten gewassen, gedroogt en gepakt werden, geheel overkropt sit, best geoordeelt, om de bedorve peeper, als te nat zijnde om verbrand of gewoogen te worden, telkens maar ongewoogen te laaten begraaven, in sodaanige putten als bereets daar toe gemaakt zijn, en in ‘t vervolgh nogh gegraaven staan te werden.

Insgelijks is meede verstaan, dat men de boekjes en lappen, die aan de bedorvene en verstikte lijwaaten en kleeden nogh goed bevonden werden, en die men tot ‘t herpakken der nogh bequaame ende uijtgewassene goederen niet benoodigt is, bij publicquen vendutie zal laaten verkoopen, om zoo veel doenlijk is d’ E.Compe. voor meerder schade te hoeden.

En omme de scheepen Bentveld en Beverwijk hunne behoorlijke lading te doen hebben, voor en in de plaats van de natte en bedorve goederen, dewelke uijt do. boodems aan land zijn gebragt, zoo is meede verstaan, dat men de drooge en welgeconditioneerde goederen, zoo uijt die boodems als uijt ‘t schip Ham gelost, en in andere scheepen en vaartuijgen overgebragt zijn, wederom in de twee eerstgenoemde boodems, als gehoorende alle dogh voor de Camer Amsterdam te doen aflaaden, ten eijnde deselve niet wanlaaden van hier naar ‘t Patria vertrekken zouden, en wij ons ten meerendeele van de laadingh van ‘t schip den Ham bij deese occasie souden konnen ontlasten.140

Waar op vervolgens door den Edle Heer Commissaris in omvraage is gebragt, of het ten meesten dienst onser Heeren Principaalen niet noodig zoude zijn, dat men de goederen, die, nadat deselve gewassen en gedroogd, als meede weederom herpakt zullen zijn, beneevens de caneel, salpeeter &a., die uijt voorn. scheepen hier zullen moeten verblijven, in een van de althans hier ter rheede leggende scheepen ‘t Huijs ter Leede , de Leijdsman of Meervlietje te embarcqueeren, om als dan bij verschijning van het laaste naschip, die boodem met ‘t selve hunne reijse na ‘t vaderland te onderneemen, door dien hier althans geen beeter occasie aan de hand is, omme de voorn. goederen na ‘t patria te transporteeren, waar op, na gedaane raadpleegingh en overleg van saaken, gearresteert en beslooten is, om ‘t schip ‘t Huijs ter Leede , als het grootste van de drie zijnde, daar toe aan te leggen, gemerkt ‘er staat gemaakt word om wel zoo veel goederen in gereetheijd te zullen hebben, dat gedagte boodem, teegens die tijd dat het naschip van hier ordinarij vertrekt, daar meede zal konnen volladen werden, om met het gemelte naschip (hier verschijnende) in Compagnie na ‘t vaderland te vertrekken, dogh met die verstande dat het naschip daarom niet opgehouden zal werden, en zoo het selve deese plaats niet mogt aandoen, dat als dan ‘t Huijs ter Leede voornt. medio Junij alleen zal versonden werden; zullende de gewassene en weer gedroogde peeper, tot afstuwing der goederen in ‘t Huijs ter Leede , weeder konnen en moeten geemploijeert en afgescheept werden.

Door voorn. Zijn Edle., de leeden des Raads in bedenking gegeeven zijnde, dat men de goederen en effecten, die met ‘t opbreeken van Comps. besettinge op ‘t eijland Mauritius aldaar begraaven zijn, bij occasie van daar soude moeten doen haalen, en dat sijn Edle. dierhalven in opmerking gaf, dat men de scheepjes de Leijdsman en Meervlietje dewelke, wanneer hunne ingenoomene goederen van de scheepen Bentveld , Beverwijk en Ham wederom ontlast waaren, leedig na Batavia zoude moeten voortsenden, uijtgenoomen de smeekoolen en ijser, dat deselve voor ballast in hebben, en of het dierhalven niet dienstig zoude zijn, om een van die scheepjes, of wel bijde, ‘t gedagte eijland te doen aangieren om de voorn. begraavene goederen daar van daan na Batavia te laaten overbrengen, waar over gedelibereert zijnde, unanimiter geresolveert is, omme bijde voorn. fregats, wanneer van haare inhebbende goederen zullen ontlast zijn, over Mauritius hunne rijse te laaten vervorderen, omme hij rencontre van vijand, met hun bijde in beeter staat van defensie te zijn dan een alleen, als meede om dat deselve het ebben en wagenmakershout, dat met ‘t vertrek van ‘t schip Beverwaart aldaar gekapt en gelaaten is, meede in te neemen; mits dat de Opperhoofden van die boodems, in hunne meede te krijgen instructies, ernstelijck gerecommandeert werden, om naauw reguard te neemen op de manschap, die aldaar aan land zullen moeten zijn, op dat deselve geen geleegentheijd krijgen om te konnen verloopen.141

Door den Edle.Heer Commissaris voorgedraagen zijnde, dat de scheepen Barsande en Doornik , ingevolge de geeerde ordres der Edle.Groot Agtb. Heeren Bewindhebberen en gevolmagtigdens tot de Secreete Saaken, zoo dra immers doenlijk is, van hier na Ceijlon moeten voortgesonden werden, zoo is dierhalven geordonneert omme aan voorn. ordres te voldoen, dat de schippers zullen gelast werden (gelijk reets is geschied) dat sij hun, zoo veel moogelijk is, tot een spoedig vertrek zullen hebben te vervaardigen.142

Verder is goedgevonden, om de Opperhoofden van de presente retourscheepen tot hunne verantwoordingh te laaten toekoomen eenige rokjes, broeken, buffeltjes &a, om door haar aan de manschap op hun boodem beschijden, en die deselve benoodigt zijn, op reekg. te laaten verstrekken; mitsgrs. de scheepskleedingh van Barsande en Doornik per ordonnantie aan ‘t schip Noordbeek te laaten overgeeven, om aldaar aan ‘t scheepsvolk omgedeelt te werden, alsoo die op Batavia van d’ overige scheepsplunje niets genooten hebben, en d’ overheeden van opgemelte twee scheepen verklaaren, dat hun volk nogh rijkelijk van baarse plunje is voorsien, en niets daar van benoodigt hebben.

Vervolgens door den EdIe.Heer Commissaris ter vergaderingh geproduceert zijnde seeker request, waar bij den baas smid Bastiaan Sigemund143 versoek doet om in gagie te moogen verhoogd werden, zoo is hem, ten aanzien dat hij een man van goede bequaamheijd is, en die sijn dingen wel verstaat ende in agt neemt, te meer, door dien bij soodanige gevallen, als nu present met de Ceijlonse scheepen gecauseert is, hier ter plaatse noodsakelijk een goed baas smit vereijscht word, van ƒ30, ƒ36 ter maand toegelegt gewerden.

Wijders door sijn Edle. vertoond ende overgegeeven zijnde, seeker memoritje, waar bij gespecificeert stonden veerthien persoonen, die opgemelte sijn Edle. zeijde, op de van hen gegeevene goede getuijgenisse, in qualiteit en gagie te hebben verhoogt, dewelke dan door sijn Edle. opgeleesen zijnde, aan de leeden gevraagt wierd door opgemelte Zijn Edle. of er ook iets op dien persoonen te seggen was, waar door sijluijden de gemelte verbeetering niet behoorden te genieten, zoo is eenpaariglijk gesegt van niets op hen te weeten. Werdende wijders door gedagte sijn Edle. gelast om haare naamen en zoo als verbeetert zijn, bij de notulen te insereeren, in verwagtinge het een en ander door de Heeren Meesters gunstiglijk zal werden geapprobeert.

Door den Edle.Heer Commissaris vervolgens gedemonstreert zijnde, ‘t geene de de Edle.Hoog Agtb.Heeren Bewindhebberen ter vergadering van Seeventhiene in haare seer geeerde missive, de dato 29n Julij 1710, aangaande het daar ter needer gestelde, weegens de thiende van de graanen, wijn, vee &a. koomen te requireeren, zoo heeft gemte. sijn Edle. de leeden des Raads versogt, dat sijlieden diesweegen hunne gedagten wilden laaten gaan, om dan in de naaste vergaderingh daar verder over te delibereeren, ‘t welke deselve dan ook aangenoomen hebben om te volbrengen.144

Ten reguarde van ‘t geordonneerde in opgemelte missive, aangaande het verpagten der thiende van de graanen, zoo is consonantelijk gearresteert ende beslooten, omme, ingevolge de seer geeerde ordres der Edle.Heeren Majores, derselver verpagting van ijder gewas in ‘t particulier, na alvoorens biljetten daar van geaffigeert zijnde, publicq te doen opvijlen om aan de meestbiedende te verpagten, mits dat men deselve pacht zal inhouden, bij aldien men zal koomen te zien, dat deselve voor d’ E.Compe. zoo veel niet soude koomen op te werpen, als andersints deselve wel soude koomen te monteeren, wanneer de thiende op den ouden voet, bij d’ E.Compe. selvs wierde gemeijnt, en als dan een behoorlijk berigt, dies aangaande aan de Heeren Principaalen te geeven.

Den burger Jacob Willemsz ten Damme aan den Edle. Heer Commissaris bij request versogt hebbende, dat denselven mogt gepermitteert worden, om dat land, ‘t geene hij al eenige tijd in de Groene Clooff ter leen heeft beseeten,145 nogh voor eenige tijd sodanigh mogt blijven behouden, en aldaar zoo veel koorn te moogen zaaijen, als hij tot sijn broodcoorn van nooden is, waar op den Edle. Heer Commissaris de leeden gevraagd hebbende, hoe het met ‘t selve land was, als meede, hoe daar meede gehandelt wierd, zoo is den voorn. ten Damme toegestaan om ‘t selve nogh een jaar in leeningh te moogen besitten, en aldaar twee mud saad tot sijn broodcoorn in de grond te werpen, om jaarliks in Raade weeder prolongatie van tijd te moogen versoeken.

Gebesoigneert zijnde weegens de collegies deeses gouvernements, alwaar de Burgerraaden deeser plaatse sessie in zijn hebbende, namentlijk ‘t collegie van justitie (alwaar sij als scheepenen vaceeren, wanneer ‘er eenige burgers saaken te verhandelen zijn) weesmeesters en commissarissen van civile en huwelijkse zaaken, alle welke collegies door de drie regeerende Burgerraaden werden (der ingeseetenen weegen) bekleed, uijtgenoomen, dat onder weesmeesters nu en dan voor een enkelde reus wel een burger, buijten de Burgerraden tot weesmeester is verkooren geweest; ‘t welke ingesien zijnde, dat ‘t selve tot een groote last komt te strekken voor die geen, die tot Burgerraad verkooren werd, waar over zijlieden diversse maalen gesprooken hebben; zoo is op de gedaane propositie van den Edele Heer Commissaris eenpaariglijk, zoo tot verligtingh der bedieningh van gedagte Burgerraaden, als tot aankweeking van bequaame subjecten, mitsgrs. om dat wanneer van commissarissen voor de bank van Justitie geappelleert werd, geen Burgerraaden daar dan konnen sitten, maar genoodsaakt zijn op te staan; goed gevonden ende verstaan, omme de teegenwoordige Burgerraaden voor haare gedaane assistentie aan ‘t collegie van civile en huwelijkse saaken te bedanken, en haar vervolgens te ordonneeren dat sijluijden nominatie zullen maaken van de fatsoenlijkste burgers ofte haare soons, omme als dan uijt het genomineert dubbelt getal bij deese vergaderingh uijt deselve te verkiesen de sodanige, als bequaamst zullen geoordeelt werden; mits dat de vice president in do. collegies sodanigh nogh zal moeten continueeren; om vervolgens de oudste afgaande Burgerraad jaarlijks daar toe in deselve collegies als vice preses te laaten vacceren.

Ter vergaderingh voorgedraagen zijnde, dat de huijsvrouw van den schipper de E. Steeven Scheijderuijt, vermits haare indispositie wel geneegen was, om de meijt Marie genaamt, dewelke in vergadering van den 3n deese op haar moeders versoek toegestaan is, om wanneer zij d’ E.Compe. nogh drie agtereenvolgende jaaren als slavin gedient zal hebben, met betaaling van ‘t geene door den Edle. Heer Commissaris Hendrik Adriaan van Rheede daar op gesteld is, in vrijdom gelargeert te werden, meede na ‘t Patria te neemen, omme geduurende de rijse eenige handrijkingh van haar te hebben; mits dat het bedraagen daar toe staande, in Comps. cassa soude werden gesteld, en dat daar en booven voor de drie jaaren die gedagte meijd, volgens gemelte besluijt nogh soude moeten dienen, een jonge Tandewa genaamt, voor in de plaats zou gelaaten werden, om de gemelte drie jaaren in haar plaats dienst te doen; welk versoek vervolgens bij den raad gaarne is geaccordeert geworden, door dien men teegenwoordig om jongens heel verleegen is, waar bij komt, dat deselve altijd in een thuijn gearbeijd heeft; welke jonge dan ook na expiratie der drie jaaren in vrijdom van hier na Batavia zal werden voortgesonden.

Vervolgens gesprooken zijnde weegens seekere resolutie bij ‘t aanweesen van sijn Edelht. de Heer Generaal Joan van Hoorn genoomen, behelsende onder anderen het aanstellen van buijtenregenten over ‘t hospitaal, als meede over een Commissaris Politicq, tot ‘t bijwoonen der kerkelijke vergaderingen, zoo is daar omtrent meede goed gevonden om de gedagten diesweegen te laaten gaan, om per naasten daar over nader te spreeken.

Eijndelijk meede gesprooken zijnde, dat ‘er als nogh geen ordre ingekoomen was, weegen den capt. Olof Bergh hoedanigh met denselven te handelen, onaangesien de dispositie dierweegens bij missive van …146 met alle eerbied van de Hoogh Edle.Heeren Majores is versogt, en aan haar Edlens. gecommuniceert is geworden, dat men bij provisie &a …147 Zoo is in voldoeninge van dien en om al meer andere goede en pregnante reedenen meer, best geoordeelt om bij provisie de gemelte captains half jaar om half jaar hunne militaire functien te laaten bekleeden, tot tijd en wijle de Heeren Majores daar naader over zullen gelieven te dispondeeren. Zullende ‘t half jaar van den capt. Van der Laan pmo. Maj naastkoomende ingaan.

Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op dage en jare voors.148

[Signed:] PR. DE VOS.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

C. 28, pp. 101-116.

Woensdagh den {17110408} 8n April 1711, naar de middag. Gecombineerde vergaderingh.

Present de Wel Edle.Heer Pieter de Vos, Raad Ordinaris van India, Commissasir deeses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, mitsgrs. d’ Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh en de verdere leeden der Politicquen Raad, beneevens den schout bij nagt en de schippers der Batavise en Ceijlonse retourscheepen, dempto den Vice Commandeur, den E.Adriaan van Tilburgh, den guarnisoen boekhouder Jacob Cruse, en de schippers Harmen de Marre en Wessel Hoogwerff.

De Raad vergaadert zijnde, zoo heeft den Edele Heer Commissaris de respective leeden derselve voorgedraagen, dat Sijn Edle. haar bij den anderen had doen koomen om te spreeken weegens deese en geene zaaken, en wel principalijk, om ‘t noodige ten meesten dienst der E.Compe. te besluijten ten reguarde van ‘t Ceijlons retourschip Ham ;werdende vervolgens door Welgemelde Zijn Edele vertoond ende geleesen seekere attestatie door de gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerluijden, weegens de gesteldheijd van voornoemde schip Ham , in dato 7n deeser loopende maand gepasseert ende verleend, dewelke bevonden wierd van inhoud te zijn als volgt:149

‘Den Wel Edele Heere Pieter de Vos, Raad Ordinaris van Nederlands India en Admiraal der presente Batavise en Ceijlonse retourvlooten, mitsgrs. Commissaris aan Cabo de Goede Hoop, ons ondergeteekende Adriaan Palensteijn, Jan Verbrugge, Harmen de Marre, Jurriaan Wormer, Daniel Keskes, Jacob Wijsvliet en Jan Brommert, alle schippers in dienst der E.Compe., ende ons onderges. oppertimmerluijden gecommitteert hebbende tot het visiteeren en naauwkeurigh ondersoeken der gesteldheijd van ‘t present hier ter rheede leggende Ceijlons retourschip d’ Ham , verklaaren waar ende waaragtigh te zijn, dat wij het selve na naauwkeurige visitatie en ondersoek hebben bevonden sodanigh gesteld te zijn, als hier vervolgens werd gespecificeert.’

‘Eerstelijk dat de balken in ‘t ruijm aan stuurboord, neevens derselver knies, gewerkt en gegaan hebben, waar onder ook een knie in de hals dwars gescheurd en gebrooken is.’

‘Ten tweeden dat alle de bouts in de lijfhouten sittende, zoo aan stuur als bakboord, uijt en ingewerkt zijn.’

‘Ende ten derden dat de voor- en agtersteeven gegaan hebben, ‘t welke gesien word door ‘t uijtkaauwen derselver naaten, alle ‘t welke breeder bij de neevensgaande verklaaringh van den schipper dier boodem Christoffel van Westerik,150 ende desselvs officieren aan den Edele Heer Gouverneur Louis van Assenburgh gedaan, staat uijtgedrukt, en wij oordeelen ‘t selve met de waarheijd overeenkoomende te zijn, en naardien men alhier in geen staat is, volgens meedegetuijgenisse onser oppertimmerlieden, omme die boodem in bequaamheijd te brengen, en te kunnen zee kiesen, dierhalven wij alle, ende ijder hooft voor hooft bevonden hebben dien boodem onbequaam te zijn. In teeken der waarbeijd zoo hebben wij dit eijgenhandig onderteekent, presenteerende het selve des noodigh met solemneele eede te bekragtigen. (onderstond:) Cabo de Goede Hoop, den 7n April 1711 (was geteekent:) Adriaan Palenstein, Jan Verbruggen, Harmen de Marre, Jurriaan Wormer. Dl. Keskes, Jb. Wijsvliet, J. Brommert, Pieter Albertsz Heijn, Johs Eelkes, Jan Willem Coster, Claas van der Burgh, Willem van Beeke, Dirk van den Bergh, Pieter Rijndertsz Rôbol.151

‘Welke verklaaringh als gesegt, geleesen zijnde, zoo heeft opgemelte sijn Edle. vervolgens insgelijks geproduceert ende geleesen, sodanige schriftelijke attestatie als bij alle de opper en onder officiers van voorn. schip Ham is verleend en aan hoogst gedagte Sijn Edle. overhandigt, luijdende van woord tot woord als volgt:152

‘Wij onderges. Christoffel van Westerik, schipper ten dienste der E.Compe., voerende ‘t schip Ham , Pieter Prop opper, en d’ onderstuurluijden Pieter Hage en Marten den Haringvanger, Gerrit Brugman bootsman, Oene Maartensz schijman, Pieter Jansz van Harlingen opper, en Jan Roeloffz van Amsterdam onderstuurman, alle in voors. dienst en op gemelte boodem beschijden; dewelke gesamentlijk en elk voor ‘t geheel verklaaren waar en waaragtigh te zijn, hoe seedert de voorige harde storm en nootweer door welke onsen boodem seer gedevaliseert geraakt was, de wisselvalligheijd van wind, weer en verbolgen zee ons seedert evenwel is koomen bestooken, waar door ons onderhebbenden boodem van tijd tot tijd door ‘t seer swaar slingeren, distincte rijsen onder een gebolde besaan bij te leggen, met continueele zeestortingen gepaart, nog sodaanigh verder verergert is, dat wij (die sulx door de dagelijkse ondervinding ontwaard hebben) met continueele sorgh en vreese voor verdere toevallen en ongelukken zijn beset gebleeven: gelijk men ook in ‘t vervolgh op den 14n Februarij passo. ontdekte dat de lastpoort sigh verder ontset en lek geworden was: door welke voors. poort tusschen nagt en dag in den eersten opslagh 18 a 20 putsen waaters heenvloeijde, behalven het waater, dat langs het boord heen liep, en niet kan opgevangen worden: terwijl wij continueel met ballastmanden de peeper onder en bij de pompen rondom vandaan moesten laaten scheppen, en als een onnutte ballast zijnde, over boord en in zee te laaten werpen; om voors. pompen continueel in staat van vaardigheijd te houden: pompende 3, 4 a 500 steek in ‘t etmaal, na de swaare en wijnige beweegingen die ‘t schip maakte, en bleef dusdaanig met reedelijk mooij en handsaam weer continueeren tot Sondagh, zijnde den eersten Maart, als wanneer de wind ‘s morgens N.Ot. geheel na ‘t Z.Wten liep, en hand over hand toenam, vermengt zijnde met reegen, donder en weerligt, tot op den middagh, als wanneer wij weederom gedwongen wierden, om onse fok in te neemen, en ‘t onder een gebolde besaan en gereeft zeijl bij te steeken, met de steeven om de Wt.N.Wt. onderseijls weer met seer swaare buijen, en niet teegenstaande wij geduurende en seedert de voorige swaare storm en noodweer bevonden hadden, dat het schip aan bijd’ de sijden los en ongeslooten was, waar door ook veel van ‘t overkoomende waater langs voors. boorden in ‘t hol van ‘t schip vloeijden, zoo openbaarde deese quaal sig jeegenwoordigh soo sterk en verslimmerde in dier voegen, dat wij genootsaakt wierden door sorrings van dikke vijgertouwen, van agteren tot vooren, en daar men deselve maar best appliceeren konde, ‘t boovenschip aan malkanderen te houden, dat nogh sonder tusschen poos geduurig swaar slingerde en sterke beweeginge maakte, waar door de lastpoort sig ook al meer ontsette, zijnde de naaden van ‘t schip ook t’ eenemaal ontsprongen. Zulx men op Dingsdag, zijnde den 3n Maart, weer en wind toen eenigsints bedaard zijnde, nogh een sorring onder het halverdek153 door twee schutpoorten nam, om alle verdere onheijlen zoo veel doenlijk voor te koomen, tot den 7n derselve154 maand, als wanneer wij, door de overstallige wind weederom gedwongen wierden te laaten drijven, bevindende toen, dat de leccasie155 aan de lastpoort zoo sterk was toegenoomen, dat ‘er in elke successive wagt ongevaar twintigh putsen waters, buijten het waater dat langs het boord weg liep, wierden opgevangen, niet teegenstaande daar soo wel als in de zoô van ‘t schip, nagt en dagh een â twee persoonen uijt onse manschap moesten blijven vertoeven, om ‘t waater op te vangen en d’ andere om de toevloeijende peeper na de pompen telkens op te scheppen, en deselve sodanig in staat van klaarigheijd te houden. Op dato bevonden wij ook groote leccasie156 aan onse agtersteeven, doordien deselve geheel ontset en afgeweeken is, scheppende doen157 ter tijd ook een groote quantiteit peeper op, om te gemakkelijker te konnen pompen. Wat de voorsteeven aanbelangt zoo heeft men ook ontwaard en bij de dagelijkse ondervinding gesien, dat deselve beneevens de schegh, niet alleen los en ontslooten, maar nu van tijd tot tijd in dit gebrek begind te verslimmeren, en niet teegenstaande men bij ‘t mooije weer, rondom, daar ‘t noodigh was, alles in beeter voegen had calefaten laaten; dogh dat de minste stijve coelte de naden en rondom, daar ‘t werk gedaan was, weederom zodanig, ja erger als vooren deede ontspringen, hebbende daar aan alsoo een onnoodige en vrugteloose arbeijd gedaan, terwijl de onderstalligheijd des schips ondertusschen van tijd tot tijd nogh verder toenam, sulx deede ook de agter en voorsteeven, die t’ eenemaal los en aan ‘t gaan raakten, zijnde het boovenschip verder van buijten als van binnen, in ‘t geheel ontslooten en ontset, oversulx onses eragtens in geen staat om weederom tot de voltrekking van deese of geene rijse in zee te konnen koomen. Waar meede wij deese onse verklaaringh eijndigende, geeven voor reedenen van weetenschap als in de text deeses vermeld staat, bereijdvaardig zijnde en blijvende om ‘t gedeposeerde des noods en daar toe aangemaand wordende met solemneele eede voor God Almagtigh nader te sterken en gestand te doen. (onderstond) In ‘t schip Ham , adij 6n April 1711. (was geteekent) Christoffel van Westerik, Pr. Prop, Pieter Haagen, Maarten den Haringvanger, Gerrit Brugman, Oene Martensz, Pieter Jansz., Jan Roelofz.158

Waar na den Edle Heer Commissaris de schippers die eerstgen. verklaaringh ge-passeert hadden, heeft afgevraagt of sijluijden bij deselve bleeven persisteeren, waar op door haar van Ja geantwoord wierd, mitsgrs. dat sij bereijd waaren, des versogt zijnde, deselve met solemneele eede naader te bekragtigen; seggende wijders op de gedaane afvraage van d’ Edele Heer Commissaris, dat ‘t selve schip hier onmoogelijk kost werden gerepareert om reedenen in gedagte verklaaringh gespecificeert; te meer door dien hier ter plaatse geen materialen daar toe dienstigh in voorraad zijn; dewelke hier al zijnde, dies vertimmering d’ E.Compe. vrij wat meer zouw koomen te staan, dan een half nieuw schip van die charter; na ‘t welke sijn Edle de schipper van gemte. boodem afvroeg, of hij, wanneer ‘t selve ten beste doenlijk gerepareert en voorts gecalefatert was, daar meede van hier zouw willen vertrekken, waar op deselve antwoorde dat sulx niet soude durven onderneemen (‘t welk ook een onmoogelijkheijd zoude weesen, ten sij, dat het als de schippers getuijgen, in diervoegen eerst gerepareert was, door dien ‘t boovenschip geheel ontbonden is) en daar soo veel menschen op te hasardeeren, ‘t welke van de andre schippers meede gesegt wierd.

Na alle ‘t welke den Edle.Heer Commissaris de voorengedagte opperscheepstimmerluijden heeft laaten binnen staan, en eerst den timmerman Pieter Albertsz Heijn afgevraagt, dat door dien het hem bekend was, wat voor hout hier te vinden of te krijgen is, of hij geen kans sagh om ‘t schip Ham , dat hij meede gevisiteert had, te konnen repareeren, om ‘t selve weer in see te konnen zenden, waar op deselve antwoorde dat hier geen hout, daar toe bequaam zijnde, konde gevonden werden, en dat er dierhalven geen kans was, om het na behooren te repareeren, vraagende sijn Edle. voorts alle de andere timmerluijden of sijluijden, ofte een, ofte eenige van haar kans saagen van het selve te konnen doen, maar repliceerden eenpariglijk dat het hier niet doenlijk was, seggende dat het geheele boovenschip in ‘t geraamte zoude moeten geset worden, en dat sij niet konden weeten, hoe het als dan nogh zouw koomen uijt te vallen, door dien ‘er als dan nogh sodanige toevallen bij souden konnen koomen, dat alle gedaane costen en moeijten te vergeefs zouden zijn, en dat het veel meerder zouw koomen te staan, dan een half nieuw schip van die charter; vragende sijn Edle. haar wijders wat het repareeren van ‘t selve dan wel zouw te staan koomen, waar op sij antwoorden van het op geen duijsend guldens of thien na, met seekerheijd te konnen begrooten; waar op vervolgens goed gevonden is, om hun een verklaring te laaten geeven, waar bij het een en ander tot ‘t repareeren van gedagte boodem gerequireert specifice wierd aangetoond, dewelke dan door haar gegeeven zijnde, van volgende inhoud was.159

‘Wij onderges. Pieter Albertsz Heijn, Johannes Eelkes, Dirk van den Bergh, Jan Willemsz Coster, Willem van Beek, Claas van den Burgh en Pieter Hendkrs. Rôbal, alle oppertimmerluijden in dienst der E.Compe., en beschijden zoo hier aan land, als op de ter rheede leggende retourscheepen Barneveld , de Standvastigheijd , Meijnden , Oostersteijn , d’ Arion en Limburgh , door den Wel Edle.groot Agtb. Heere Pieter de Vos, Raad Ordinaris van Nederlands India, Commissaris deeses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, gecommitteert zijnde tot het visiteeren der gesteldheijd van ‘t schip de Ham , omme daar naar van onse bevindinge behoorlijk rapport te doen, en wijders omme te overleggen en na gemoede te verklaaren, wat houtwerk en andere materialen benoodigt zouden weesen, om het selve weeder in staat te brengen van zee te konnen kiesen, verklaaren na naauwkeurige visitatie bevonden te hebben, dat daar toe het naarvolgende word vereischt, namentlijk:’

‘Een plaats tot vertimmeringh van sodanigen schip bequaam, tot ‘t welk een schip van die charter vereijscht word, om aan te kielhaalen, door dien in de Saldanhabaij geen plaats is om ‘t schip te setten, en als dan’


  Voor de agtersteeven { met het ijserwerk daar toe behoorende.
4 ps. knies, van buijten
2 ps. banden van binnen
  Tot de voorsteeven
4 knies, van buijten
2 banden, van binnen
Aan bijde de sijden, van binnen
30 ps. steunders, die van de kimmen af, tot door 't boovenste dek schieten, van 13 duijm.
8 ps. lijfhouten, a 40 vt. lang, 2 dos. breed en 6 duijm dik tot vullings.
30 ps. clossen om tusschen de steunders te plaatsen van 1 1/2 vt. breed en 9 duijm dik.
6 ps. balkweegers a 2 vt. breed en 5 duijm dik.
6 ps. nieuwe knies, moetende alle de anderen van vooren tot agteren los gemaakt werden
4 ps. nieuwe balken van 34 vt. lang en 13 duijm dik.
8 ps. knies op 't boovenste dek.
Voor bijde sijden van buijten:
4 ps. rusten van 30 voet langh, 2 do. breet en 4 dm. dik.
8 ps. barkhouten van 40 voet langh, 12 duijm breet en 6 dm. dik.
10 ps. planken van 40 voet lang, 12 duijm breet en 4 dm. dik tot vullings.
30 ps. planken tot de breegangh a 40 vt. langh, 2 vt. breed en 9 duijm dik.

  Voor de agtersteeven { met het ijserwerk daar toe behoorende.
4 ps. knies, van buijten
2 ps. banden van binnen
  Tot de voorsteeven
4 knies, van buijten
2 banden, van binnen
Aan bijde de sijden, van binnen
30 ps. steunders, die van de kimmen af, tot door 't boovenste dek schieten, van 13 duijm.
8 ps. lijfhouten, a 40 vt. lang, 2 dos. breed en 6 duijm dik tot vullings.
30 ps. clossen om tusschen de steunders te plaatsen van 1 1/2 vt. breed en 9 duijm dik.
6 ps. balkweegers a 2 vt. breed en 5 duijm dik.
6 ps. nieuwe knies, moetende alle de anderen van vooren tot agteren los gemaakt werden
4 ps. nieuwe balken van 34 vt. lang en 13 duijm dik.
8 ps. knies op 't boovenste dek.
Voor bijde sijden van buijten:
4 ps. rusten van 30 voet langh, 2 do. breet en 4 dm. dik.
8 ps. barkhouten van 40 voet langh, 12 duijm breet en 6 dm. dik.
10 ps. planken van 40 voet lang, 12 duijm breet en 4 dm. dik tot vullings.
30 ps. planken tot de breegangh a 40 vt. langh, 2 vt. breed en 9 duijm dik.

‘Neevens al het ijserwerk tot dit boovenstaande behoorende, en booven dien nogh:’

‘30 stuks timmerluijden, die wel voor den tijd van ses maanden daar aan haar volkoomen werk zouden hebben; buijten en behalven de daar toe noodige en kostbaare gereetschappen voor deselve. Waarom wij oordeelen, dat het vertimmeren van gemelte boodem ten minsten wel zoo veel of meer soude koomen te kosten, als een half nieuw schip van die charter; alsoo wij op geen 8 of 10000 guldens na een vaste calculatie konnen maaken.’

‘Eerstelijk om dat boovengenoemde materialen hier niet te bekoomen zijn, en dat men dierhalven geen prijs daar van weeten kan.’

‘Ten tweeden, dat het (na uijterlijke schijn) ook konde gebeuren dat, bij vertimmeringh, als ‘t geheele boovenschip in ‘t geraamte stond, soodaanige toevallen kwaamen, dat alle gedaane onkosten en moeijten te vergeefs aangewend zouden zijn.’

‘Omme alle welke voornverhaalde reedenen wij niet anders konnen verklaaren, als dat wij van gevoelen zijn, dat boovengemelte schip, de Ham , alhier niet in staat kan werden gebragt om zee te konnen kiesen; het welke wij bereijd zijn (des noodigh) met solemneele eede te bevestigen. In teeken der waarheijd, zoo hebben wij dit eijgenhandigh onderteekent (onderstond:) Actum Cabo de Goede Hoop, den 8n April 1711. (Was geteekent:) Pieter Albertsz Heijn, Jan Eelders,160 Dirk van den Bergh, Jan Willemsz Koster, Willem van Beeke, Claas van der Burgh,161 Pieter Rijndersz Roobol.’

‘RECOLLEMENT.’

‘Compareerden voor d’ ondergeteekende gecommitteerdens uijt den E.Agtb.Raad van Justitie deeses Gouvernements de deposanten in de ommestaande verklaaringh genoemd, dewelke haare gegeevene depositie van woorde tot woorde klaar en duijdelijk voorgeleesen zijnde, verklaarden daar bij volkoomen te persisteeren, niet begeerende, dat ‘er iets meer bij gevoegd ofte van gedaan werden zal, als eenlijk dat het zelve door haar na conscientie en gemoede mitsgrs. na haar beste kennisse en weetenschap is opgegeeven en verklaard; spreekende dierhalven, tot bekragtiging der waarheijd van dien, een ijder in ‘t bijsonder de solemneele woorden: Zoo waarlijk helpe mij God Almagtigh. (Onderstond) Aldus gedaan en gerecolleert in de raadcamer des Casteels de Goede Hoop, den 10n April 1711. (was geteekent:) Pieter Albertsz Heijn, Jan Eelkes, Dirk van den Bergh, Jan Willemsz Koster, Willem van Beeke, Claas van der Burgh, Pieter Rijndertsz Roobol. (Lager stond:) In kennisse van mij Dl. Thibault, Secrets. (in margine:) als gecommiteerdens (is geteekent:) Johs. Swellengrebel, Pr. Kieksé.162

En aangesien bij de voorngeciteerde attestatien en mondelinge getuijgenissen, zoo van de schippers en opperscheepstimmerluijden, als tot de exacte visitatie van het meergemte. schip Ham expres gecommitteert, niet alleenigh ten overvloed komt te consteeren, dat dien boodem door sijn swakheijd en uijtgestaane rampen ten eenmaal onbequaam en buijten staat geraakt is, om na ‘t vaderland of na Batavia te konnen vertrekken, en dat de reets ontdekte defecten van die natuur zijn, dat deselve, om voorgegeevene reedenen, hier niet konnen hersteld ofte gerepareert worden, maar dat het ook een wonder schijnt te weesen, dat do. boodem het hier ter rheede heeft konnen brengen, gelijk uijt de voorn. verklaaringh van de scheepsofficieren klaarblijkelijk aangetoond werd.

Waar op vervolgens door den Edle.Heer Commissaris gedemonstreert zijnde, dat ‘t selve schip in geen staat was om eenige de minste dienst meer voor d’ E.Compe. te konnen doen, wijders voordraagende wat men met ‘t selve doen soude, alsoo het nergens anders dienstig toe is, ofte nog zoude konnen gebruijkt werden, als tot een uijtlegger, waar op dan nogh eenige officieren en matroosen moesten beschijden zijn, die niet anders dan kosten voor d’ E.Compe., en geen dienst zouden toebrengen, en alsoo maar een groote en onnutte last voor dit Gouvernement contribueeren, en als dan nogh ter rheede leggende moeten vergaan; zoo is na gehoudene raadpleegingh en rijp overleg van saaken, met eenpaarigheijd van stemmen goed gevonden ende geresolveert, alsoo d’ E.Compe. geen de minste dienst daar af te verwagten heeft, en wanneer ‘t selve al tot een uijtlegger gebruijkt wierd, dat het dan niets anders als kosten voor d’ E.Compe. soude veroorsaaken, gelijk bereets door den Edle.Heer Commissaris is aangetoond, te meer door dien hier, schoon dat in der tijd al een goed getal timmerluijden en materialen aan de hand quaamen, ‘t selve niet in staat van vertrek zoude konnen gebragt werden, om reedenen vooren gemelt, booven dien dat de menschen, die nootsakelijk op ‘t selve moesten zijn, absoluijt in de weegschaal zouden gesteld worden door de swaare stormen en winden, die men hier ter plaatse in de reegen moussons ordinair heeft, dewelke ordinarie van swaare zeen verselt zijn, waar door de voorn. boodem ligtelijk zouw koomen te blijven, en de manschap verongelukken, ende alsoo ten eenemaal verlooren gaan, tot nog grooter schaade voor d’ E.Compe. omme het meergen. schip Ham af te leggen, en vervolgens op strand geset zijnde, gesloopt te werden; zullende ten dien eijnde de schipper van ‘t selve, zoo dra doenlijk, van al het geene tot ‘t schip behoord, ‘t zij van equipagie, ammonitie goederen, provisie en wat dies meer is, behoorlijke reekeningh en verantwoordingh moeten doen, om het geene goed en bequaam gevonden werd, en de retourscheepen des benoodigt zijnde, daar aan te werden verstrekt, om de rest aan land gebragt weesende, behoorlijk bij de negotieboeken ingenoomen en vervolgens ook weeder verantwoord te werden; op dat onse Heeren Principaalen in der tijd koome te consteeren, dat alles na vereijsch van saaken is behandelt.

Eijndelijk is door den Edle. Heer Commissaris nogh vertoond ende overgeleevert seeker request, waar bij alle de officieren en matroosen op voorn. boodem beschijden, versoek doen, omme op de repatrieerende scheepen verdeelt te moogen werden, om alsoo hunne rijse na ‘t Patria te vervorderen; waar op gemelte sijn Edle. de presente schippers bekend maakte, dat ‘t Huijs ter Leede bij den Politicquen Raad was aangelegt om te repatrieeren, en dat sijn Edle. dierhalven voordroeg, of het niet gevoeglijkst zoude zijn om de manschap daar op beschijden, bij provisie hier aan te houden, om dat na alle apparentie een groot gedeelte van haarlieden, op hun vertrek uijt ‘t vaderland, transporten zullen gemaakt hebben, omme163 vervolgens bij eerste occasie weeder van hier na Batavia voortgesonden te werden. Seggende sijn Edle. wijders, dat daar en teegens weeder eenige van ‘t schip Ham , voor zoo veel op ‘t Huijs ter Leede zouden benoodigt zijn, op do. boodem konden overgaan, en de rest op de retourscheepen verdeelt werden; op welke gedaane propositie van de Edle. Heer Commissaris, na gehoudene raadpleegingh ‘t ook goed gevonden is, omme ‘t selve sodaanig te laaten geschieden,

Laastelijk is meede beslooten omme uijt het hier ter rheede leggende schip Doornik , zoo veel touwerk te ligten als de retourscheepen buijten ‘t geene hier is, zullen benoodigt zijn.

Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.164

[Signed:] PR. DE VOS.

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] W. TILBURGH.

[Signed:] W. HELOT.

[Signed:] JACOB VERDUIJN.

[Signed:] .................................

[Signed:] STEVEN SCHEIJDERUIJT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] JAN VERBRUGGE.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] JN. WORMER.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO

[Signed:] PR. DAELDER.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] ADRIAAN PALENSTIJN.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.

[Signed:] DL. KESKES.

[Signed:] HARMEN DE MARRE.

[Signed:] JAN TESSINGH.

[Signed:] JACOBUS WIJSVLIET.

[Signed:] F. V. PLAS.

[Signed:] THEUNIS DE HAAN.

[Signed:] J. V. DIEMEN.

[Signed:] JACOB VISSER.

[Signed:] WESSEL HOOGHWERF.

C. 28, pp. 117-129.

Maandag den {17110413} 13n April 1711, voor de middags.

Present den Wel Edle. Heer Pieter de Vos, Raad ordinaris van India, Commissaris deeses Gouvernement en Admiraal der presente retourvloot, mitsgrs. den Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh en de verdere leeden der Politiquen Raad.

Eerst heeft den Edle Heer Commissaris de resp. leeden des Raads afgevraagt, of sij de vraagpoincten, haar door gemelte sijn Edle. overhandigt, in margine hadden beantwoord; waar op deselve leeden, die de hunne present bij haar hadden aan sijne Edle. hebben overgegeeven met toesegginge, dat de andere meede ten eersten zouden in gereetheijd gebragt en den Edle. Heer Commissaris behandigt werden.

Waar op dan de gedagte poincten door den Edle. Heer Commissaris, beneevens derselve beantwoordingh opgeleesen ende vervolgens in Raade geresumeert zijnde, zoo is door gemelte zijn Edle. geordonneert, en door den Edle. Heer Gouverneur en Raad geamplecteert geworden omme het onderstaande, als voor ‘t grootste gedeelte bij ‘t aanweesen van sijn Edht. de Heer Gouverneur Generaal bereets geresolveert zijnde, te agtervolgen, en zoo dra doenlijk ‘t selve ook ter executie te stellen, te weeten: omme met het voltooijen van de ringhmuur om het hospitaal ten spoedigste voort te vaaren. Item de reparatie van de oppermeesterswooningh en ‘t extrueeren van een apartementje voor de kranksinnige, en ‘t geene verder bij de Heer van Hoorn diesweegen is geordonneert, soo dra doenlijk te volvoeren.165

Als meede dat men 100 stuks blaauwe hembden van bafta salempoeris of Guinees ,166 na dat ‘er in voorraad bevonden werd, zal laaten maaken, als meede 100 stuks wambaisjes van Suratse niquanias met Bengaals zeijldoek gevoerd, of iets anders na dat men voorsien is; mitsgrs. 100 broeken van deselve stoffe als de wambaisjes, welke aan de nood-druftige op reekg. zullen werden verstrekt en voorts aan den siekevader ter hand gesteld, om bij hem verantwoord te werden. Als meede 50 stuks deekens, zoo vaderlandse als Bengaalse , beneevens 50 overtreksels van dubbelt Bengaals zeijlkleed, welke met stroo gevuld dikwils konnen ververscht en uijtgewassen worden. Waar meede men voorts zal moeten handelen als bij de resolutie van den 10 Februarij 1710 is g’expresseert.

Als meede de siekevader te ordonneeren, dat alle de bultsakken en deekens, welke de sieken van haar selven hebben in ‘t hospitaal gebragt, en aldaar koomende te sterven, in plaats van te sijn tot verval en roofgoed van deese of geene, aldaar zullen verblijven; en uitgewassen zijnde, weeder werden gegeeven aan zondanige, welke uijt het vaderland koomende, met swaare schulden zijn belast, sonder daar voor ietwes te betaalen, en waar voor de binnenvader of opsiender behoorlijk sorge zal hebben te draagen, en ook gehouden zijn altijds de vereijschte verantwoordingh van te doen.

Insgelijks is meede goed gevonden, omme in het hospitaal voortaan 16 mansslaaven, die ‘er althans beschijden zijn, en ook geoordeelt werd haar werk wel te hebben, te laaten verblijven tot gerieff en handrijking van de daar in zijnde en koomende sieke menschen, als meede om ‘t selve hospitaal schoon en rijn te houden, en zoo voorts.

Meede is vastgesteld ende beslooten omme den opperchijrurgijn van ‘t gedagte hospitaal sijne te geevene ordonnantien van recepten voor de sieken, aldaar beschijden, behoorlijk in een boek te laaten inschrijven, op dat als dan kan consteeren wat medicamenten deselve voor deese en geene ziektens heeft geappliceert, gelijk ‘t selve alomme in India gebruijkelijk is.

Voorts gesprooken zijnde van de teegenwoordige buijtenregenten van ‘t hospitaal, alwaar den capt. Olof Bergh een van is, en den schipper en equipagiemeester Jan Brommert, dewelke met ‘t vertrek van de Heer Joan Cornelis d’Ableing in desselvs plaats tot den ander ofte de tweede aangesteld is geworden.

Zoo is verstaan om vervolgens den Heer hoofdadministrateur, W. Helot, en den voorn. captn. Olof Bergh als buijtenregenten van ‘t hospitaal aan te stellen,167 omme de toesigt over alles daar omtrent te hebben, en zal den siekevader geordonneert en gelast werden, omme des morgens en ‘s avonds aan deselve behoorlijk rapport te doen van alle het geene dat daar gepasseert zal zijn; en wederom door den capt. aan de Edle.Heer Gouverneur, als meede dat bij den eerstgen. regent voortaan de ordonnantien der zieken van de scheepen in ‘t hospitaal koomende, en ook na geneesingh, daar weeder uijtgaande, op den siekevader geteekent zullen werden, of deselve niet present zijnde, bij de tweede.

Zullende de copia van gedagte ordonnanties door den siekevader aanstonds overgegeeven moeten werden, op dat den opperchijrurgijn deselve voorts kan visiteeren, en vervolgens rapport doen wat siekte deselve hebben.

Meede is verstaan omme de soldaaten en matroosen die hier koomen te sterven, zoo veel als de voorraad van planken immers zal toelaaten, in kisten te begraaven, omme de Europeaanen hun fatsoen, omtrent de inlandsche natien, zoo veel doenlijk is, te prevenieeren.

Als meede om het project van ‘t soldatenkerkhoff, zoo veel, en zoo gaauw mogelijk zijn zal, te voltooijen.

Vervolgens gesprooken zijnde weegens ‘t beplanten der weegen met boomen, ‘t welke bereets al werkstelligh gemaakt is geweest, zoo is geresolveert dies voltooijing aan land-drost en heemraden met alle ernst te recommandeeren om hun debvoir te doen, ‘s heeren weegen, soo veel als zal konnen geschieden, te versieren en plaijsierig te maaken, waar door meede nogh eenigh nut van ‘t hout zoude te bekoomen zijn.

Gereflecteert zijnde op de erfgrondbrieven der uijtgegeevene landerijen, dewelke onder anderen dicteeren, dat in de plaats van het afgekapte hout, op derselver landerijen staande, telkens weeder jonge eijkeboomen ofte andere houtgewassen moeten aangeplant werden,168 ‘t welke om diversse reedenen tot nogh toe weijnigh of niet en is geschied, door dien de landbouwers als maar 60 morgen lands door de bank besittende, seggen, van ‘t selve doende, niet genoeg souden behouden tot culture der landbouw, als meede om dat, wanneer zijluijden ‘t geboomte zoo na aan de wijngaards en coornlanden koomen te planten, dat het selve maar voogel-nesten veroorsaakt, waar door zij in haar wijngaard en coorn groote schade lijden, en andere reedenen meer; ‘t welke dan in opmerkingh genoomen zijnde, zoo is geresolveert ende goed gevonden, om door landdrost en heemraden jeder169 gehugt, ofte wel eenige naast aan den anderen geleegen landbouwers, te doen aanwijsen, waar en op wat plaatsen deselve ‘t bequaamst eenigh hout zullen konnen planten, om het selve als dan op de beste manier zodanigh, onder opsigt van den land-drost en heemraden, en een bequaam man tot toesiender, te laaten beginnen, op dat door een goede te stellen ordre op ‘t selve, een gewenscht oogwit mag werden bereijkt en dat men niet eens destituijt van ‘t selve geraake.

Wijders gesprooken zijnde weegens ‘t visiteeren der bosschen en ‘t bekoomen van goed en bequaam timmerhout, zoo is vervolgens door ‘t gedaane rapport van de daar toe expres gestelde gecommitteerdens, met naame den capt. Adolf Joan van der Laan en den ondercoopman Willem van Putten, koomen te consteeren, dat ‘er in ‘t gebergte van ‘t land van Waveren nog een ruijme quantiteit van veelerleij soort van hout te bekoomen is, en dat men ‘t selve met waagens kan afhaalen; zoo is meede op het bekoomen beright, dat aan de rievier sonder Ent nogh voor ettelijke jaaren goed timmer- en wagenmakershout te bekoomen zoude zijn,170 goed gevonden om het ondersoek van ‘t selve, zoo dra het doenlijk zijn zal, te werk te stellen; en is vervolgens daar toe gecommitteert gewerden, den boovengen. ondercoopman van Putten om door den baasthuijnier Jobs. Hartogh, die ‘t land hier omtrent wel ‘t beste bekend is (en als sijn dienst daar toe gepresenteerd hebbende)171 geadsisteert te werden. Voorts ingesien zijnde, dat men het houtwerk van daar ter zee niet facîl kan laaten afhaalen, als voorheen wel gedagt is, doordien men daar geen bequaame haaven heeft om met eenigh vaartuijgh in te koomen, behalven dat ‘er geen bosschen te vinden zijn, die niet eenige mijlen van de zeestrand leggen, en om dat hout op vlotten die rievieren te doen afvoeren, is niet moogelijk, dewijl het Caabse hout, door ‘t waater doordrongen zijnde, komt te sinken, te meer door dien men met klijne vaartuijgen het al willende doen en afhaalen, niet veel soude beschieten, en de costen niet goed maaken, en ook te mets perijkel loopen van te blijven; Zoo is op de gedane propositie van de Edle.Heer Commissaris, na gedaane raadpleegingh geresolveert ende beslooten, omme het verder ondersoek off het voors. hout te waater kan afgehaald worden te staaken, tot tijd en wijle dat diesweegen iets beeters mogt voorkoomen, te meer door dien alle de van hier gedaane voijagien om de oost zoo slegt zijn uijtgevallen geweest, om voorts door gedagte ondercoopman van Putten alle ‘t gunt tot de bosschen, aan de rievier sonder Ent geleegen, specteerende is, naauwkeurig te doen ondersoeken, omme als dan vervolgens aan de Edle.Hoog Agtb. Heeren Seeventhiene van dies bevinding, en ‘t geene daar aan dependeert, een omstandig verhaal te doen; zijnde den capt. van der Laan, vermits deselve sijne militaire functie op pmo. Maij aanstaande staat te aanvaarden, van sijne voorengedagte commissie ontslaagen.

Verder recommandeerde den Edle.Heer Commissaris den Edle.Heer Gouverneur en den Raad om alles werkstelligh te maaken, wat immers doenlijk is tot ‘t voort-teelen van provisien, hout, en ‘t geene tot ‘t waater betrekkelijk is, mitsgrs. goede sorge te draagen, dat de bosjes aan ‘t ronde bosje en in ‘t paradijs te mets door gecommitteerdens werden gevisiteert, ten eijnde dat de boomen daar staande behoorlijk werden gedunt, op dat de een den ander het groeijen niet belet, als zijnde te saamen dat geene, waarom d’ E.Compe. sulke eccessive kosten op deese plaats heeft gedaan, om dat haare passeerende scheepen van ‘t noodige konden versien werden.

Gesprooken zijnde tot ‘t ondersoeken van een bequaame plaats ofte geleegentheijd tot het maaken van pannen, vloer en metselsteenen, omme daar door d’ E. Compe. ende de ingeseetenen te konnen voorsien; Zoo is dies aangaande verstaan, omme die commissie de land-drost en heemraaden op te draagen, alsoo deselve wel het best bewust zijn, waar sodaanigen plaats het naast zoude te vinden weesen, omme ‘t selve gevonden zijnde, te overweegen hoe daar meede diende gehandelt te werden, namentlijk of men daar van ‘s Comps weegen een steen of pottebakkerij zal extrueeren, dan of men onder behoorlijke contracten daar toe eenige burgers of ingeseetenen sal tragten te animeeren.

Ook geliefde de Edle. Heer Commissaris in omvraage te brengen, of men hier soo veel schulpen niet soude konnen versaamelen, dat d’ E.Compe. zoo veel kalk liet branden, als voor d’ E.Compe. en deese ingeseetenen benoodigt was, op dat als dan d’ E.Compe. deselve aan de gemeente konde verkoopen, en of men ‘t selve aan geen burgers zouw konnen aanbesteeden, op dat de Compe. ‘t van haar kogt: op ‘t welke in consideratie is gegeeven geworden, dat de Compe. het wel soude konnen doen, maar dat ‘t selve een groote quantiteit wagens, beesten en volk zoude vereijsschen; seggende sijn Edle. als het daar meede te doen was, dat men de gedagten daar over soude laaten gaan, om in der tijd ‘t noodige diesweegen te beraamen.

Als meede ten reguarde van ‘t branden der traan, zoo geliefde sijn Edle. daar omtrent meede te vragen, of d’ E.Compe. niet soo veel hier omheen soude konnen branden, als voor haar en de geheele colonie benoodigt was, als meede ‘t gunt jaarlijks uijt India geeijscht word; zoo hebben de leeden des Raads daar omtrent hunne gedagten geuijt ende gesegt, dat den burger Johannes Phijffer172 ‘t branden van traan in de Saldanhabaaij was gepermitteert, maar den captn. Bergh vertoonde, dat omtrent een 16 â 17 mijlen hier van daan, seeker eijland lag, genaamt ‘t meeuwen eijland , alwaar hij sijde traan genoeg te branden zouw weesen, ‘t welke den Edle. Heer Commissaris recommandeerde van in der tijd op te reflecteeren.

Wijders ter vergaderingh communiceerende, dat de Heer Simon van der Stel hadde aangebooden, om aan d’ E.Compe. zoo veel gesoute en gedroogde vis te leeveren, als deselve in een jaar benoodigt is, mits dat deselve omtrent …173 alleenigh gepermitteert wierd om te vissen, recommandeerende verder om met voorn. Heer van der Stel of wel eenige van de ingeseetenen daar over te spreeken, om alsoo eens te sien of men niet een accôrt konde maaken met den een of den ander, om tot een civile prijs de benodigde vis te konnen bekoomen, en alsoo nooijt daarom verleegen te zijn.

Weegens ‘t versamelen der benoodigde ajuijn gesprooken zijnde, waarom men althans in verleegentheijd is, zoo is goedgevonden ende verstaan, om bij biljetten alle ende een ijgelijk bekend te maaken, dat de leverantie van ajuijn, voor zoo veel de Compe. benoodigt zijn zal, aan de ten minsten prijse willende leeveren, zal aanbesteet werden.

Insgelijks is tot het innen der agterstallige schulden bij de vrijboeken, van dewelke in het laast gepasseerde jaar, volgens opgaaf van den guarnisoensboekhouder zoude zijn ingekoomen ƒ5800, geresolveert ende vast gesteld, dat deselve agterstallen door den fiscaal en twee gecommitteerdens exact zullen gevisiteert ende ondersogt werden, wat menschen in staat zijn omme hunne agterstallen te konnen voldoen, ofte niet, als meede om te sien dewelke onvermoogent zijn, en desperaat gevonden werden; zullende ‘t ondersoek der coloniers van Stellenbosch en Drakensteijn , of daar omtrent woonagtigh, land-drost en heemraden aanbevoolen werden, op dat die rapport aan de fiskaal en gecommitteerdens gedaan hebbende door deselve aan den Edle. Gouverneur en den Raad, ten minsten eenmaal des jaars een generaal rapport van hun bevindingh in geschrifte in rade overleeveren om als dan het noodige daar omtrent verder te besluijten. Zullende ‘t gemelte rapport in de daar over te neemen resolutie in sijn geheel moeten geinsereert worden.

Door den Edle.Heer Commissaris gevrâgt zijnde, van wat vrugt het geweest was, de vooruijtverstrekkinge van deese en geene goederen, omme door de genieters ‘t volgende jaar ‘t sij met coorn, wijn, erweten en boonen aan d’ E.Compe. weeder voldaan te werden; zoo is zijn Edle. ter kennisse gebragt, dat het selve van wijnig importantie waar geweest; zoo heeft sijn Edle. voorgedraagen, of het niet best zoude zijn, om wat meerder vertier in ‘s Comps. coopmanschap en goederen te maaken, om het selve nogh eens bij biljet te doen bekend maaken, door dien sijn Edle. bedugt was, dat het ijder een niet bekend was van sodanigh gerieft te konnen werden, waar op dan goed gevonden is, om het nogh eens te notificeeren, mitsgrs. een ijgelijk te communiceeren, dat al het geene ‘s Comps. weegen per ordonnantie voor contant uijt de negotiepakhuijsen en dispens verstrekt is geworden, nu in ‘s Comps. winkel en in de dispens voortaan, voor contant, sonder ordonnantie, tot een ijders gerieff zal te bekoomen weesen; terwijl om verschijde reedenen goed gevonden is de winckel van alles te voorsien, ‘t geene bij ‘s Comps. pakhuijsen te vinden is, ten eijnde om aldaar, onder een vastgestelde prijs-courant, gerigt en na dat de goederen wel of niet wel gewilt of getrokken zijn, om maar sleet in deselve te krijgen, alles voor contant te verkoopen. Sullende dierhalven de dispens-boekjes meede in geldsomma moeten gehouden werden; gelijk ook goed gevonden is, om in de dispens174 den arak en asijn te laaten overbrengen, sullende vervolgens door den dispensier telkens secq &a uijt de kelder geeischt worden, voor soo veel als tot verstrekkingh der randsoenen zal benoodigt weesen, en zal een keldermeester moeten besorgen, dat de wijnen en vaderlandse bieren niet bij den anderen leggen.

Insgelijks is gearresteert ende beslooten omme de gecommitteerdens die jaarlijks tot den generalen opneem gecommitteert werden, beneevens alle andere gecommitteerdens, maar eenigsints van belang zijnde, hunne rapporten telkens in vergaderingh te produceeren, om te sien of ‘er iets op te besluijten valt.

Wijders door d’ Edle.Heer Commissaris voorgedragen zijnde, dat sijn Edle. in de laaste vergaderingh de leeden in opmerking hadde gegeeven, om hun gedagten te laaten gaan weegens het gerequireerde der 10e van de erweten, boonen, wijn, vee &a. Zoo is, na lange gehoudene raadpleeginge goed gevonden ende verstaan, omme d’ Edle. Heeren Majores diesweegen het volgende voor onse consideratien te laaten toekoomen.

Als dat het invoeren der thiende op de erweten en boonen alhier voor teegenwoordigh niet wel in practijk zoude te brengen zijn, door dien men bereets de prijse derselve een halve Rdr. per mud weeder heeft gereduceert, waar door men al eenigsints bedugt is, of men de vereijschte quantiteit van die potspijse wel sal bekoomen, vermits door de landbouwers bevoorens, wanneer derselver prijse vermindert zijn geworden, weijnigh werk tot derselver voortkweekingh is gemaakt, en dat men wanneer de thiende daar af gevordert soude worden, genoodsaakt zouw zijn om de prijse weer te verhoogen, alsoo het wel seeker is, dat wanneer de 10e als gesegt, daar af gevordert soude moeten werden, dat ‘er als dan geen de minste leverantie zijn zouw, welke prijs van 1/2 Rdr. per mud weeder verhoogt werdende, zoo zouw de 10e zoo veel niet koomen op te werpen, als de reductie van ijder 1/2 Rdr. per mud komt te contribueeren.

Maar dat ter contrarij ten reguarde der wijnen wel iets zoude te vinden zijn, door dien deselve hier ter plaatse doorgaans tot 40 a 50 Rdrs. de legger verkogt werd, te mets wel wat meer en dan wel iets minder, na dat de wijnougst opulent is, welke wijn, ingevolge het geposeerde van d’ Edle. Heeren Majores, in haare seer geagte missive van 29n Julij 1710, dan wel met 4 1/2 Rdr. per legger souw konnen beswaard worden, omme sodanigh door den wijngaardenier aan d’ E.Compe. buijten prejuditie haarer pachten in cassa voldaan te werden: het welke circum circa de 10e zouw komen uijt te maaken, welke geregtigheijd als dan diende gereekent te werden, na die quantiteit die de gecommitteerdens zouden opgenoomen hebben. Welke 10e andersints van de wijn selfs soude konnen gevordert worden, gelijk van ‘t coorn, dog door dien het innen der 10e van de wijnen van grooten omslag zoude zijn, om dat deselve verre uijt het land zouw moeten opgehaald werden, zal het selve haar Edle. Hoog Agtb. speciaal in opmerking dienen gegeeven te werden.

Mitsgrs. omme haar Edle. Hoog Agtb. eens voor te draagen, of het niet best en dienstigh zal zijn, door dien men teegens de komst der retourvloot jaarlijks in geleegentheijd is om goede wijnen te bekoomen, om aan derselver scheepen te verstrekken, door dien de wijnen dan altijd op het duurste zijn; bij tijds en kort na den wijnougst, voor het eerste jaar 200 en vervolgens jaarlijks 100 leggers (‘t welk omtrent een jaarlijkse consumptie is) in te slaan, op dat men altijd 100 leggers oude wijn in voorraad heeft, omme dan de scheepen met goede oude wijn te konnen voorsien, daar deselve andersints door den bank niet anders als van nieuwe wijn, daar niet veel aan is, en aan boord in de warme ruijmen ligt bederft, konnen geholpen werden; waar door men dan altoos in staat zoude zijn om wat goeds te konnen leeveren; welke quantiteit weijnen, wanneer het haar Edle.Hoog Agtb. sulx geliefde goed te vinden, men staat maakt hier wel zoude te bekoomen zijn teegens 25 Rdrs. de legger, ofte iets minder ofte meer, na dat de ougsten vallen, mits dat de leveranciers van dien, van de accijs, ofte het geene daar op mogt gesteld werden, bevrijd zijn, voor soo veel hun leverantie aangaat; alsoo sij luijden deselve andersints aan de pachters tot de eerstgen. prijsen konnen gaan verkoopen, en alsoo d’ E.Compe. in verleegentheijd blijven.

Eijndelijk is nogh goed gevonden omme gedagte Edle. Heeren Majores seer gedienstigh voor te draagen, omme alle de wijnen, zoo wel als de graanen, namentlijk tarw in te slaan, op dat d’ E.Compe. dan meester van deselve zijnde, met een reedelijke advance aan de pachters, bakkers en verdere ingeseetenen weeder te debiteeren.

Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voors.175

[Signed:] L. v. ASSENBURGH.

[Signed:] WM. HELOT.

[Signed:] O. BERGH.

[Signed:] A. J. V. D. LAEN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JB. CRUSE.

[Signed:] WM. v. PUTTEN.


## Footnotes


  1. Die kladnotule van hierdie resolusie is ingebind na die resolusie van 27 Maart 1710 en kan gelees word in C.7, p. 566. Albei is deur Pieter de Meyer geskryf. C.28 begin met ‘n kort en onvoltooide bladwyser, wat in die register aan die einde van hierdie boek verwerk is. Sien verder inleiding oor Pieter de Meyer. 

  2. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 201-202. 

  3. Na “gesort” volg ‘n afkortingsteken, sodat die woord as “gesorteert” gelees kan word. 

  4. Na “gesort” volg ‘n afkortingsteken, sodat die woord as “gesorteert” gelees kan word. 

  5. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 213-216. 

  6. Sien V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715, p. 177. 

  7. Die ou Solodurum , ‘n stad in Switserland

  8. Sien lys van goedere in C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 149-152. Die lys is op 18 Augustus 1710 onderteken. 

  9. Jan Calmer het as bigamis tereggestaan. Sien C.J.782:Sententies, 1705-1713, pp. 274-278. Sy huwelik aan die Kaap met Catharina Marquart is onwettig verklaar. 

  10. Sien C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 224-227. 

  11. In die H.K. asook in die afskrif in die dagregister staan “ordre”. 

  12. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 228-230. 

  13. Verdere gegewens in verband met die verkoop van die pag kan gevind word in C.602:Orig. Dagregister, 1710-1712, pp. 231-232. 

  14. Sien afskrif van hierdie brief in C.429: deel I:Ink. Stukken, 1707-1708, pp. 285-297. 

  15. Lesing onduidelik. In die H.K. staan “suspia”; in die afskrif in die dagregister “suspicie”. 

  16. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 233-234. 

  17. Die vertoog van Goewerneur Van Assenburgh, wat in die resolusieboek na 23 April 1711 ingebind is, het ons hier in die juiste chronologiese volgorde geplaas. 

  18. Heinrich Oswald Esteen (1678-1747), soos dr. J. Hoge hom noem, is in 1678 in Lobenstein gebore. Hy het in 1702 as adelbors na die Kaap gekom en is in 1704, nadat hy vryburger geword het, met Sara Heijns, dogter van Paul Heijns, getroud. 

  19. Paul Heyns (1655-c.1717), gebore in Leipzig was sedert 1679 in diens van die Kompanjie. Hy was eers sersant in diens van die Kompanjie, maar het later vryburger geword. Was getroud met Maria Schalck buite-egtelike kind van Willem Schalck van der Merwe en ‘n slaaf van die Kompanjie. C.326:Attestatiën, 1652-1662, pp. 478-479. Hul oudste dogter, Sara, wat in 1686 gebore is, was met Hendrik Oswald Eksteen getroud. 

  20. Sien verklaringe van genoemde pagters in C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 163-166. Dié stuk is op 3 September deur A. van der Laen en Jb. Cruse onderteken. 

  21. Die antwoord van die Goewerneur is in kolomme langsaan Helot se “advijs” geskryf, vandaar die woord “nevenstaande”. 

  22. Dit is die Goewerneur se antwoord op Helot se bewering dat, aangesien hy deur ongesteldheid nie teenwoordig was nie, hy hom van die gee van sy advies “zoude connen onthouden”. 

  23. Hierdie antwoord van die Goewerneur op Helot se behandeling van die tweede punt, wat begin met “dat de zaak in questie” en eindig met “daar niet het minste van gewagen”. 

  24. Die woord “hebben” is verander in “hadden”. 

  25. In hierdie antwoord word verwys na die paragrawe wat begin met “dat de pagters nu naderhand of zedert de verpagtingh” en “om nu te comen tot de voors. contracten 

  26. Johannes Blanckenberg was van Berlyn afkomstig. Dr. J. Hoge meld ook dat hy in 1701 soldaat en in 1703 korporaal was. Van 1705 tot 1708 vind ons sy naam as siekevader in die monsterrolle. Daarna het hy vryburger geword. In 1706 is hy met Catharina Bouman in die eg verbind. Hulle het 8 kinders gehad en in 1737 is hy op sy plaas ” Meerlust ” oorlede. 

  27. Volgens testament gebore in New York en getroud met Maria Adriaansz, gebore aan die Kaap. Sien C.J.2598:Testamenten, 1702-1714, No. 33, pp. 127-132. 

  28. Sy handtekening kom voor onder aan ‘n verklaring wat op 28 September 1710 onderteken is, waarin hy saam met G. Frisnet, Gerrit Meyer en Hendrik Mulder verklaar dat hulle geen ooreenkoms met mekaar afgesluit het, voordat hulle die verpagting van die tap van Kaapse wyne op hulle geneem het nie. Sien C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 175-176. 

  29. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf, maar baie dof, sodat dit skynbaar weer uitgevee is. 

  30. Die volgende paragraaf bevat die antwoord van Louis van Assenburgh, wat langsaan geskryf is. 

  31. Die volgende paragraaf is goewerneur Louis van Assenburgh se antwoord op die advies van kaptein Van der Laan. 

  32. Langsaan het die Goewerneur “ad idem” geskryf. 

  33. Die volgende paragraaf is Goewerneur Van Assenburgh se kommentaar op die verklaring van Jacobus Cruse. 

  34. Die volgende paragraaf bevat Louis van Assenburgh se antwoord op die advies van Willem van Putten. Die dubbele kolomme hou daarna op en die geheel word afgesluit deur die verdere vertoog van die Goewerneur. 

  35. Sien C.429, deel I:Ink. Stukken, 1707-1708, pp. 293. 

  36. Sien C.431, deel I:Ink. Stukken, 1710-1711, pp. 88-92. 

  37. Die vertoog is deur Pieter de Meyer geskryf en deur die Goewerneur onderteken. Verdere verklaringe in verband met die koele wynpag kan gevind word in C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 163-185. 

  38. Die sinsnede “dat men om in een” is verander in “dat het om in geen”. 

  39. Sien sy dagregister in C.661:Scheeps- en andere Journalen, 1707-1753, pp. 1-17. 

  40. Die gekursiveerde woorde is deur die skrywer van die resolusie tussen die reëls bygeskryf. 

  41. Vryburger Michiel Leij het die pagter gebly. Sien C.602:Orig. Dagregister, 1710-1712, p. 268. 

  42. Sien C.431, deel I:Ink. Stukken, 1710-1711, pp. 290-291. 

  43. Lees 4 maande. 

  44. In die H.K. en die afskrif in die dagregister staan lb., die gebruiklike afkorting (libra) vir pond. 

  45. Lees 4 maande. 

  46. In die H.K. en die afskrif in die dagregister staan lb., die gebruiklike afkorting (libra) vir pond. 

  47. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 253-258. 

  48. SienRes. van die Politieke Raad, 1681-1707, p. 29. Waarskynlik was dit dieselfde Marquart wat hier genoem is. Miskien ook ‘n seun. 

  49. Seun van Hendrik Elberts wat in 1692 oorlede is. Sien C.420, deel I:Ink. stukken, 1692-1693, p. 157. Hy het in 1696 in die huwelik getree met Annatje Louw, weduwee van Willem Janse de Werelt. 

  50. Waarskynhik word hier Willem Jansz de Wereld bedoel. Kom as Willem Jansz van de Wereld voor inGrondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein , No. 42. 

    1. Gerrit of Gerhard Vieroot het in 1693 as vaandrig in diens getree. Hy het gevorder tot onderkoopman en kassier, maar is in 1698 weens oneerlikheid verban. Hy was met Leonora Margareta Barbet getroud. Sien vorige publikasie asook C.J.2649:Testamenten, 1686-1708, p. 183 en C.J.2597:Testamenten, 1691-1700, p. 57 asookC.596: Origineel Dagregister, 1697-1698, 1 April 1698, p. 450.

  51. Dit was Adriaan van der Quack. 

  52. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 260-261. 

  53. Klaarblyklik ‘n skryffout. In die H.K. staan “vastgestelt”. 

  54. In die H.K. staan “naastcoomende”. 

  55. C.600:Origineel Dagregister, 1710-1712, 265-267. 

  56. In die H.K. staan “electie”. 

  57. Vryburger aan die Kaap vanaf 1697. In 1718 het hy met sy vrou Anna Roulin en sy seun David na Europa teruggekeer. Sien verderDie Kaapse Hugenotedeur Graham Botha, p. 109. Sien Silhier se handtekening onder sy testament in C.J.2597:Testamenten, 1691-1700,. pp. 255-257. 

  58. Eienaar van plaas in Swartland wat hy Welvernoegd genoem het. Waarskynhik ‘n skryffout vir Welvergenoegd . SienGrondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein , 1689-1722, pp. 521-522. 

  59. Volgens dr. J. Hoge van Wetzlar afkomstig. Hy het in 1706 in Stellenbosch gaan woon en is in 1709 met Susanna Greeff getroud. 

  60. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 275-277. 

  61. ‘n Spasie is oopgelaat vir handtekening van kaptein O. Bergh. 

  62. Sien C.431, deel II:Ink. Brieven, 1710-1712, pp. 547-562. 

  63. Blanko gelaat. 

  64. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 292-294. 

  65. Reëls is oopgelaat vir die handtekeninge van Willem Helot en Oloff Bergh. 

  66. Volgens ‘n brief wat in Woodes Rogers se reisverhaal gepubliseer is, was dit die Duke wat die Kaap op 29 Desember 1710 bereik het. SienA Cruising Voyage round the Worlddeur Woodes Rogers, p. 147 en 412. 

  67. Sien C.431, deel III:Ink. Stukken, 1710-1711, pp. 742-743. 

  68. Hierdie eed kan gevind word in C.678:Eedboek, 1692-1747, pp. 53-54 en is op 6 Februarie 1711 vir die eerste keer afgelê deur kaptein Jan Adolph van der Laan, vaandrig Pieter Kikse, kassier Jacob Voet en die burgerrade Abraham Diemer en Hendrik Donker. Die eed vir die sekretarisse van die kollege was reeds vroeër ingestel en is op 23 Jan. 1708 vir die eerste keer deur Jan Snip afgelê. Sien dieselfde bron, p. 113. 

  69. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 299-300. 

  70. Die skipper van die Duijvenvoorde was Jan Sluijs, van die Jordaan Joost Nooser. Die lading waarvan hier sprake is, word beskryf in C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 307-308, 419-426. 

  71. Dit was kommissaris Pieter de Vos, wat van 5 Maart tot 15 April aan die Kaap vertoef het. 

  72. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 301-302. 

  73. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 304-305. 

  74. Sien handtekening in C.335:Attestatiën, 1710-1711, p. 308. 

  75. ‘n Reël is oopgelaat vir die handtekening van Willem Helot, wat egter ontbreek. Of dit as gevolg van weiering of nalatigheid was, kan nie gesê nie. Willem Helot het bv. in 1710 geweier om ‘n brief na Patria te onderteken. Sien C.335:Attestatiën, 1710-1712, p. 141. 

  76. Op een na die laaste handtekening van Joan Blesius, wat in die nag van 7 op 8 April 1711 oorlede is. Sien C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, 8 April 1711, p. 361. 

  77. Pieter de Vos het sy loopbaan begin as boekhouer in die soldykantoor te Batavia. Daarna het hy diens gedoen as opperkoopman en sekunde van Malakka en direkteur van Soeratte . Vervolgens het hy diens gedoen as Raad Extraordinaris van Indië en later as Ordinaris Raad sitting geneem in die Raad van Indië. In 1705 is hy verkies tot president van die weeskamer. 

  78. Skipper wat in 1707 aangestel is as hoof van die Bengaalse oorlogskepe. Hy het nou opDe Herstelde Leeuw as skipper opgetree. 

  79. In die skeepslys in die inkomende briewe kom Joannes Focanus voor as kaptein en het hy met sy vrou en seun Pieter op die Wassenaar gereis. Sien C.431:Ink. Stukken, 1710-1711, deel III, p. 869. Hy het gedurende hierdie reis as skout-by-nag opgetree. 

  80. Skipper op Barnevelt

  81. Skipper op Wassenaar

  82. Jan Tessingh was skipper op die jagskip Avonturier

  83. Pieter Daelder was skipper van die fluit ‘t Huijs te Hemert

  84. Vgl. C.602:Orig. Dagregister, 1710-1712, pp. 714-717 

  85. Skipper van Noordbeeck

  86. Skipper van De Standvastigheijt

  87. Skipper van Limburg

  88. Skipper van Oostersteijn

  89. Skipper van Meijnden

  90. Skipper van D’ Arion

  91. Michiel Leij was van Basel afkomstig en het in 1696 as soldaat na die Kaap gekom. In 1697 is hy getroud met Engeltje Breda van Delft. Hulle het drie kinders gehad: Catharina, Nicolaas en Jan. Sien C.J.2598:Testamenten en Codicillen.1702-1714, No. 66. pp. 291-296. 

  92. Volgens dr. J. Hoge was Valentin Spengler van Mannheim afkomstig en het hy in 1696 as soldaat na die Kaap gekom. Hy was plaasarbeider van 1700 tot 1704 en van 1715 tot 1724. In die jare tussen 1704 en 1715 het hy as beeswagter diensgedoen. 

  93. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 319-322. 

  94. Die attestatiën oor wat die Ham “door een swaar en ongehoord noodweer overvallen is” het bewaar gebly in C.335:Attestatiën;1710-1712, pp. 315-387. Die attestatiën oor wat met die ander genoemde skepe gebeur het, het verlore gegaan. 

  95. Dit was die Blenheim , die Loyall Bliss en die Donegall , al drie Oos-Indiëvaarders van die Britse Oos-Indiese Kompanjie. Sien Woodes Rogers seA Cruising Voyage Round the World, p. 416. 

  96. Die Duchess en die Duke was oorlogskepe wat die koopliede van Bristol uitgerus is om die Spanjaarde in die Stille Oseaan te beveg. SienDictionary of National Biography, deel XVII, p. 147. 

  97. Dit was die Batchelor , ‘n prysskip wat deur die Duke en die Duchess in die Spaanse hawe van Acapulco aan die Stille Oseaan buitgemaak is. Die Batchelor was voorheen die Nuestra Senora de l’incarnation y Disengano en het nou onder bevel van John Pechberty gestaan. Sien verdere beskrywing inA Cruising Voyage round the Worlddeur Woodes Rogers, p. 412. 

  98. Ook in die H.K. staan , ,getransalateert”. Die skrywer van die dagregister het “getranslateert”. 

  99. Hen. Cliff was die kaptein van die Donegall

  100. Rob. Hudson was die kaptein van die Loyall Bliss . SienList of Marine Recordsin die biblioteek van dieCommonwealth Relation Office, p. 13. 

  101. Abraham Parrot was die kaptein van die Blenheim . Sien p. 14 van bogenoemde lys. 

  102. Nederlandse verdraaiing van Prize frigate, naamlik die Batchelor

  103. Stephen Courtney was die kaptein van die Duchess

  104. Woodes Rogers was opperbevelvoerder van hierdie vloot en terselfdertyd kaptein van die Duke . Sy boek,A Cruising Voyage round the Worldis in 1712 in Londen gedruk. Slegs een eksemplaar van hierdie druk het bewaar gebly, naamlik in die Britse museum. 

  105. Dit was William Dampier se laaste reis. Dampier is omstreeks 1652 gebore en het dié reis as piloot van Woodes Rogers onderneem. Hy was die skrywer van die bekendeNew Voyage Round the World, wat in Londen in drie dele verskyn het. Gedurende sy tweede reis het hy die see-engte ontdek wat na hom genoem is. Hierdie derde reis is in opdrag van die koopliede van Bristol onderneem. Hulle het Engeland in 1708 verlaat en in 1709 het die Duke , waarop Dampier gevaar het, en die Duchess ten suide van Terra del Fuego die Stille Oseaan binnegevaar. Op die eiland Juan Fernandes het hulle Alexander Selkirk aangetref, wat saam met hulle in Oktober 1711 in Engeland teruggekom het. Na bewering is die verhaal van Robinson Crusoe, wat in 1719 verskyn het, deur Selkirk se lotgevalle geïnspireer. Nie lank na sy terugkeer in Engeland is William Dampier oorlede. 

  106. William Stretton, ook Stratton genoem, het as tweede gesagvoerder op die Duchess gevaar. 

  107. Dit was John Connely, wat as derde luitenant op die Duchess diens gedoen het. 

  108. Edward Cook was tweede kaptein van die Duchess

  109. William Bath word deur Woodes Rogers in sy boek “owners agent” genoem, wat hier vertaal is as “schrijver van de reders”. 

  110. Kom in Woodes Rogers se boek voor as George Milbourn en was kwartiermeester van die Duchess

  111. Bedoel word die skip gebuit in die hawe van Acapulco in Mexiko aan die Stille Oseaan

  112. Verdraaide weergawe van die naam Nuestra Senora de 1’ incarnation y disengano , wat deur die Engelse die Bachelor genoem is. . 

  113. John Pechberty soos Woodes Rogers hom noem, was die Franse kaptein van die gebuite Spaanse skip. 

  114. Nederlandse vertaling van Prize Frigate. 

  115. Hierdie brief kom voor in Woodes Rogers seA Cruising Voyage round the World, p. 412. 

  116. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 324-337. 

  117. Frederik van der Plas was skipper van ‘t Raadhuijs van Middelburgh

  118. Skipper Theunis de Haan was Kommandeur oor die skepe wat van Ceylon gekom het. 

  119. Skipper van die Beverwijk

  120. In die kopie van die dagregister staan “canassers”. 

  121. Het as boekhouer en winkelier uit Amsterdam gekom en is later met die rang van onder-koopman na Colombo bevorder. 

  122. Van Amsterdam afkomstig. Was van 1708 tot 1714 assistent aan die Kaap. Het in 1710 gevolmagtigde vir S. v. d. Stel se sake geword. Sien C.J.1026, p. 35. 

  123. Bedoel word Gottfried Douderstadt van Reinsdorf wat sedert 1686 aan die Kaap diens gedoen het en in 1701 sersant geword het. In 1720 het hy na vier-en-dertig jaar diens versoek om af te mag tree met “een gagiement ad dies vita”. Sien C.J.2963:Minuut Justitieele Attestatie en Acteboek, 1708, pp. 126-127 en C.227:Requesten, 1720, pp. 65-66. 

  124. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1713, pp. 339-341. 

  125. Skipper van die Gamron

  126. Skipper van Corsloot

  127. Blanko gelaat. Genoemde brief kon ek nie tussen die Sekrete briewe vind nie. In C.482:Ink. Stukken, 1699-1730, pp. 285-288 is egter wel ‘n brief van 7 September 1710, waarin die vloot gelas word om op die skepe van Ceylon te wag, maar nie langer as 20 Mei 1711 aan die Kaap te bly nie. 

  128. Die Spaanse Suksessie-oorlog was nog steeds aan die gang. 

  129. Bedoel word die Loyall Cook , in die skeepslys ook Loyall Cooke genoem. Die kaptein van die skip was John Clarke. Die skeepsjoernaal van hierdie reis het bewaar gebly in dieCommonwealth Relations Officese biblioteek onderMarine Records130B. 

  130. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 343-345. 

  131. Blanko gelaat. 

  132. In die H.K. staan “renvoijeeren”. 

  133. Afkorting van Boeginees . Die Boeginese was bekend vir hul strydlustigheid. Hulle het in Makassar op die eiland Celebes gewoon. 

  134. Jan Mahieu was sekretaris van die hof van landdros en heemrade van Stellenbosch en Drakenstein . Hy het in 1699 as sieketrooster uit Amsterdam na die Kaap gekom. Sien verder voetnoot 24 van 1702 in dieResolusies van die Politieke Raad, deel III. 

  135. In 1708 het Hendrik Rodenburgh weiregte gekry “aan de Piketbergh in de lange valleij “. As gevolg van hierdie aansoek het Pieter de Vos hom toestemming gegee om met sy skape en beeste gedurende een jaar, “te mogen gaan leggen en wijden aan de Platte Clip , boven de water plaats omtrent drie uuren van de Saldanhabhaij “. ‘n Jaar later het hy weiregte gekry “in de Botterclooff , geleegen aan den Paarde Bergh “. Sien S.G. 1:Wildschutteboek, 1687- 1712, p. 186, p. 294 en p. 355. 

  136. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, p. 345-349. 

  137. Neergeskryf deur Pieter van den Bergh. Sien voetnoot 124 van 1710. 

  138. Met ink van ‘n ander kleur tussen die reëls bygeskryf. 

  139. Verskeie rapporte oor die lotgevalle van genoemde skepe het bewaar gebly. Sien C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 315-397. Die laaste verslag is op 6 April 1711 “in ‘t schip Ham ” onderteken. 

  140. Volgens P. J. Barnwell inVisits and Despatches, p. 103 het die Meervliet en die Leijdsman in 1711 ‘n paar ou kanonne en yster van Mauritius na Batavia gebring. Aangesien die totale waarde van die lading slegs ƒ4804 werd was is hulle oor die kole gehaal vir die onnodige moeite. Sien ook instruksie vir die skepe Leijdsman en Meervliet in C.702:Instructiën, 1686-1722, No. 571. 

  141. Sien C.482:Ink. Stukken, 1699-1730, pp. 271-272. 

  142. Sebastian Sigismund het in 1700 as smid na Batavia gegaan. Weens slegte gesondheid het hy die reis nie voltooi nie, maar aan die Kaap agtergebly. Die Raad van Batavia het sy misnoeë te kenne gegee oor “het lighten van den Slootemaecker Bastiaen Sigismond”, maar het hom toegelaat om aan die Kaap te bly. Was getroud met Geertruij Mabilis. Sien C.J.1026:Civ. Processtukken, 1710-1712, p. 48. 

  143. Sien C.431, deel III:Ink. Br., 1710-1711, pp. 743-745. 

  144. Sien S.G.1:Wildschutteboek, 1687-1712, p. 152. 

  145. Blanko gelaat. 

  146. Blanko gelaat. 

  147. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 351-361. 

  148. Sien oorspronklike stuk in C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 399-400. 

  149. Handtekening: Christoffel van Westerick in C.335:Attestatiën, 1710-1712, p. 353. 

  150. Volgens handtekening in C.335:Attestatiën, 1710-1712, p. 400 Pieter Rijndersz Roobol. 

  151. Vgl. C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 391-397. 

  152. In die oorspronklike stuk staan “halff verdeck”. 

  153. In die oorspronklike stuk staan “derselver”. 

  154. In die oorspronklike stuk staan “leccagie”. 

  155. In die oorspronklike stuk staan “leccagie”. 

  156. In die oorspronklike stuk staan “toen”. 

  157. Die spelling van die name verskil effens in die oorspronklike stuk en is soos volg: Christoffel van Westerick, Pr. J. Prop, Pieter Hagen, Maarte den Haringhvanger, Gerrit Brugman, Oene Maertensz, Pieter Jansen, Jan Roelofse. 

  158. Vgl. C.335:Attestatiën, 1710-1712, pp. 403-405. 

  159. In die oorspronklike stuk staan ‘n letter wat lyk op ‘n een met ‘n streep daardeur asook die hoofletter E. Daarby is geskryf: “deese letters heeft Jan Eelders met eijgen handen gesteld.” 

  160. In die oorspronklike stuk staan ‘n kruis met die woorde: “Dit merk heeft Claas van der Burg eijgenhandig gesteld.” 

  161. Vgl. C.335:Attestatiën, 1710-1712, p. 406. Ook in hierdie stuk het Claas van der Burgh en Jan Eelkes met ‘n kruis en hoofletters onderskeidelik die dokument onderteken. 

  162. Na “omme” is “deselve” deurgehaal. 

  163. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 361-374. 

  164. Hier word verwys na die opdragte in die resolusie van 10 Februarie 1710. 

  165. Bedoel word ” Guinees lijnwaad”, ook bekend as “negroskleeden” omdat die aan die negers verkoop is. 

  166. Hierdie is vergadering gebring in die instruksie van 20 September 1710 toe die ekwipasiemeester Jan Brommert en die kaptein O. Bergh aangestel is as “Commissarissen over des E.Comps. hospitaal.” Sien C.702:Instructiën, 1686-1702, No. 574. 

  167. Die meeste grondbriewe het ‘n bepaling bevat wat die eienaar verplig het om “in plaetse van ‘t afgekapte hout op sijn lant t’elkens weederom jonge eijkeboomen off ander hout-gewas te planten. …” SienGrondbriewe, Stellenbosch en Drakensteijn , 10 Nov. 1689-17 November 1722, pp. 411-412 en passim. 

  168. Eers het hier “ieder” gestaan. Dit is verander in “Jeder” met ‘n hoofletter. 

  169. Adolf van der Laan en Willem van Putten se verslag kon ek nie terugvind nie. Die rapport oor die houtsoorte wat by Rivier Sonder End gevind kon word, is onderteken deur Andreas Finger. Sie C.335:Attestatiën, 1710-1712, 10 Maart 1710, pp. 55-57. 

  170. Sien voetnoot 90 van 1707. 

  171. Vryburger met baie hooi op sy vurk. Sien voetnoot 56 van 1697 in deel III van dieResolusies van die Politieke Raad.Hy het sy rykdom te danke gehad aan die pag en tap van wyn asook aan traankokery. Hy het ook saam met Simon van der Stel ‘n kontrak aangegaan om gesoute vis te lewer. 

  172. Blanko gelaat. 

  173. Na “dispens” is ‘n paar woorde uitgevee en die res van die sin in baie kleiner letters tussen die twee paragrawe ingeskryf. 

  174. Vgl. C.602:Origineel Dagregister, 1710-1712, pp. 379-391.