C030 v1.20
C. 30, pp. 2-3.¶
Dingsdag den {17120823} 23n Augustus 1712, voormiddags.
Presentibus omnibus.
Den pachter van den tap ofte sleet der Caabse moutbieren, Willem Menssink, volgens besluijt heeden voor acht dagen in Rade genoomen, in vergaderingh verscheenen en afgevraagt zijnde, om welke reedenen de pacht van den 21n October 1711 tot den 8n Februarij deeses jaars, en van den 10n Junie tot den 10n Julie daar aan, heeft laaten afschrijven: Zoo antwoorde deselve, dat het de eerstemaal bij gebrek van garst, en de andere reijse van hop is geweest, en dat ‘t hem dieshalven onmogelijk was, bij mancquement van garst, mout te maken of te konnen brouwen; waar op hem tegemoed gevoerd zijnde, datter bereets in de maand Maij weder hop voor d’ E.Compe. ontfangen was, en daar van wel in die tijd konde gerieft geworden zijn, indien hij begeerde; zoo repliceerde deselve daar op, datter een lange tijd vereijscht werd om de mout tot brouwen te vervaardigen, presenteerende onder eede te willen verklaaren dat de voors. afschrijvingh opregt heeft laaten doen en dat niet eerder heeft konnen brouwen, dan die tijd als hij het te kennen heeft gegeeven.
Waar na buijtengestaan en diesweegen gedelibereert zijnde, zoo heeft den Heer gesaghebber voorgedraagen, als men de gemelde Menssink voor de gepretendeerde vier maanden en achtien dagen, die hij segt met brouwen en vervolgens met tappen heeft moeten stil sitten, ‘t welk hem in afkortingh van sijne uijtgeloofde pachtpenningen, die ƒ1600 koomen te monteeren, ter somma van ƒ604:11:- in voordeel zouden koomen; twee maanden ofte sestigh dagen presenteerde, ‘t gunt maar ƒ262:17:8 zoude beloopen, of deselve daar meede niet wel zoude konnen bestaan, en zigh meede te vreeden houden. Zoo is ‘t selve voorstel bij den Raad geamplecteert, en hem weer binnen gestaan, zulks voorgehouden zijnde, zoo heeft gedagte presentatie geaccepteert en sigh daar meede vergenoegt gehouden.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, pp. 4-6.¶
Dingsdagh den {17120830} 30n Augustij 1712, voormiddags.
Completo Collegio.
Door dien de verpagting van ‘s lands inkomsten deeses Gouvernements, na jaarlijks gebruijk op morgen staat te geschieden, en dierhalven in overlegh gebragt zijnde, of men den accijs van den tap ofte sleet der Caabse moutbieren, invoegen als het verleeden jaar zal doen ophangen en daar na weeder in slagh leggen, Zoo is diesweegen in consideratie genoomen, dat bij de jongste verpachtingh door niemand een eenigh bot op ‘t selve is gebooden geworden, dan alleen door den brouwer Willem Menssink,1 die ‘t strijkgeld op ƒ1000 heeft getrokken, en in slagh gelegt zijnde, ‘t selve weder na alle gedagten tot omtrent gemelte somma soude hebben laaten loopen, dewijl hij bij ‘t afslaan dier pacht van de burgers alleen overig bleeff, en dus geen meede dingers hadde; ten waare deselve pacht tot ƒ1600 opgehouden was geweest; voor welke somma hij dien accijs doenmaals heeft aangestaan: schoon dat eenige jaren te vooren bij accord telkens ƒ2750 voor beloovt en betaalt heeft, en van welke ƒ1600 hij dit jaar nogh 140 dagen afschrijvingh, omdat volgens opgeeven met brouwen had moeten stil staan, gepretendeert heeft; en waar van hem volgens resolutie van den 23n deeser, 60 dagen ten bedrage van ƒ262:17:8 geaccordeert zijn; zulx die geheele pacht niet meer dan ƒ1337:2:8 heeft opgeworpen, en alsoo ruijm de helft minder als eenige jaaren te vooren; mits welke het geschapen staat, dat die pacht in plaatse van jaarlijks meer op te brengen, steeds zouw koomen te declineeren. Weshalven na overlegh van saken, ten meesten dienst der E.Compe. met concludeerende stemmen goedgevonden ende beslooten is, dat den voorn. accijs ‘t aldereerst zal werden opgehangen voor de andere pachten, omme deselve meerder in slagh gelegt zijnde, ende geen ƒ2000 konnende haalen, voor d’ E.Compe, in te houden: In welk geval men staat maakt, dat, door dien de wijnpachters haar reekg. daar op konnende maken, die pacht of accijs ruijm zoo veel als andersints zal opbrengen.
Naar gedane lecture der geeerde missive van haar Edle. Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam van dato 15n April des laast gepasseerde jaars2 den 27n deeser maand, met ‘t schip Arentsduijn aangebragt, ontwaard zijnde, datter volgens bevindingh der garbeleurs, ingevolge haarluijder gegeevene en meede overgesondene verklaringh in diversse pakken lijwaten, ‘t gepasseerde jaar per ‘t schip ‘t Huijs ter Leede van hier naar ‘t vaderland versonden, eenige stukken quaamen te mancqueeren bij voorne. attestatie specifice aangehaalt: en dat haar Edle.Groot Agtb. voorts begeeren dat men ondersoeken zal waar aan ‘t selve komt te haperen, hebbende ons vervolgens meede toegesonden seeker extract missive door haar Edle. groot agtb. tot Batavia aan den Heer Gouverneur en Raad in Banda , onder dato 5 Februarij 1706 ges. op het subject van te kort gekoomene goederen, en hoedanigh het met dies verantwoordingh geleegen zij &a; om ons ten narigt te dienen; zoo is na gehoudene deliberatie, en geconsidereert zijnde, dat dies verantwoordingh den van hier naar Batavia vertrokkenen capitain Adolph Joan van der Laen en den hier bescheijdene adsistent Hendrik Frappé incumbeert, als daar bij gecommitteert geweest, en dat de pakken, volgens gemelte attestatie uijterlijk wel geconditioneert waren bevonden, omme den gen. Frappé desweegen te hooren. Dewelke binnen gestaan, en die verklaringh voorgeleesen en reedenen afgevraagt zijnde, van het te kort koomende, zoo antwoorde deselve dat dewijl hem door gemelte capitain van der Laen, die het voor een dishoneur achte, en ook niet begeerde te gelijk met een assistent in commissie gereekent te zijn, geordonneert was eenlijk de boekjes of een nette aanteekening van de lijwaten te houden, hij sigh uijt dien hoofde daar ten principale meede bemoeijt had; en vervolgens niet te konnen weeten, waar door die verminderingh van daan quam, te meer door dien, wanneer hij in de eene kamer de boekjes waarnam, veeltijds de lijwaten in een andere zijn afgepakt, en oversulks meest in sijn absentie; sustineerende uijt dien hoofde, daar voor niet aansprakelijk te zijn.3 Waar op bij resumptie der resolutie in de gecombineerde vergaderingh in dato 27n Maart 1711 genoomen, bij welke die commissie onder anderen meede gearresteert is, voorts gebleeken zijnde, dat hij captn. van der Laen, tot ‘t openen, wassen, droogen en herpakken van gene. lijwaten geassisteert zijnde met den voors. assistent Frappé, tot ‘t aanteekenen der goederen en ‘t houden van derselve specificatie gecommitteert en aangesteld is geweest, en sulks tot diens verantwoordingh gehouden. Zoo is goedgevonden ende geresolveert, omme daar over aan haar Edle. groot Agtb. tot Batavia te schrijven, met eerbiedigh versoek, dat sij gelieven den meergemelte capitain van der Laen daar op te doen hooren, en examineeren wat van de zaake zij, ten welken eijnde de copia verklaaringh en ‘t extract uijt voorne. resolutie zal overgemaakt werden, op dat haar Edle. groot Agtb. dies te meerder ligt van de zaak moogen hebben, en ons vervolgens, des gelievende, te berigten hoe met dit te kort koomende, en ‘t gunt op ‘t versondene met de Kijkuijt misschien mogt koomen te mancqueeren, zal gehandelt en tot wat prijse, als hier onbekend, de belastingh in der tijd zoude moeten gedaan werden, bij aldien gemelte Frappé,4 daar in meede sijn aandeel mogte krijgen.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, pp. 7-10.¶
Dingsdagh den {17120906} 6n September 1712, voormiddags.
Present alle de leeden.
Door den land-drost sr.Johannes Mulder aan den Heer gesaghebber ter hand gesteld, en door sijn E. in vergaderingh geproduceert zijnde seeker request van de krijgsofficieren der drie compagnien burgers van Stellenbosch en Drakenstein ,5 luijdende als volgt:
Aan den Ed.Heer, de Heer Willem Helot, gesaghebber des guvernements van Caabo de Goede Hoop en desselvs resort &. &. en den E.Agtn. Raad van Politie.
‘Geeven met behoorijken eerbied te kennen de krijgsofficieren der drie compagnien van Stellenbosch en Drakenstein , hoe dat sij suppten. verscheijde malen hebben ondervonden, wanneer eenige spoedige ordres van UEd. en E.Agtb. aan deselve werden gesonden, om de voors. drie compagnien, ‘t zij in ‘t geheel of eenige manschap uijt deselve te commandeeren, dat sigh alsdan sommige onwillige vinden die der suppten. ordres niet willen opvolgen, gaande haare pligt te buijten, soo in ‘t niet compareeren voor haar vaandel, als in ‘t selve te verlaaten en meer andere gevallen; waar teegen egter de suppten. wenschten, dat door goede en stricte ordres mogt werden voorsien; gelijk sij sigh dan ten dien eijnde keeren tot UEd. en E.Agtb., seer needrigh versoekende, UEd. en E.Agtb. willen gelieven de goedheijd te hebben, soo wel den officier als den gemeenen burger een reglement voor te schrijven, op dat ijder een magh weeten, waar na sigh zal hebben te reguleeren, en dat vervolgens een paene magh werden gesteld op die geene, die als onwillige en ongehoorsame werden bevonden.’
‘Vervolgens versoeken de suppten. zeer ootmoedigh UEd. en E.Agtb. willen gelieven in deliberatie te neemen, of het niet noodigh zouw weesen, dat de drie voors. Compagnien met kruijt en loot in voorraad & tot een waarborgh mogten werden voorsien; ‘t zij dat UEdle. en E.Agtb. ‘t selve onder de captns. wilden laten berusten, ‘t zij ook dat UEd. en E.Agtb. anders geliefden te disponeeren; strekkende der suppten. versoek eenlijk daar heenen, op datse in tijd van nood, wanneer vijand onder deese wallen mogte koomen en iets tendeeren, ‘t welk egter God Almagtigh in genade wil verhoeden, niet genoodsaakt zouden zijn denselven met leege handen teegen te gaan. Waar op de suppten. een gunstigh en favorabel appostil zijn verwagtende. (onderstond): ‘t Welk doende &a.&a.6 ‘
Zoo is na resumptie van ‘t selve, en diesweegen gedelibereert zijnde, ten reguarde van der supplten. versoek, omme een reglement te hebben waar bij een ijgelijk mogte weeten, waar na sigh zoude hebben te reguleeren, verstaan, om de versoekers te renvoijeeren tot ‘t placcaat bij deese regeeringh, ten dien eijnde, den 23n Augs.1690 geemaneert:7 met authorisatie om ‘t selve jaarlijks, telkens bij den optrek, te laaten opleesen, om door den land-drost teegens de onwillige en teegenstreevers ter executie gelegt te werden. Voorts is op het tweede poinct goedgevonden ende verstaan, opdat de buijtenluijden, bij attacque van vijand, ofte eenigh ander onverwagt voorval, in staat van defensie moogen zijn; dat aan den ritmeester en captns. van ijder compagnie, t’ harer verantwoordingh en bewaaringh zal gegeeven werden, voor ijder compagnie een hondert pond busse-kruijt, met de daar toe benoodigde cogels en vuursteenen.
Insgelijks is door den pl.fiscaal den E.Willem van Putten, mitsgrs. d’ EEs.Olof Bergh en Jacobus Cruse, als expresse gecommitteerdens tot ‘t nasien en innen van agterstallige schulden van eenige deeser ingeseetenen, bij de vrijboeken en leeningrollen deeses Gouvernements, in geschrifte, weegens hunne bevindingh ‘t onder gespecificeert rapport overgeleevert:
Aan den E.Agtb. Heer Willem Helot, Gesaghebber, mitsgaders de verdere leeden van den E.Agtb. Politicquen Raad deses Gouvernements.
‘Agtervolgens het genoomen besluijt van UEAgtb., zoo heeft den onderges. pro interim fiscaal, ten overstaan van de twee ondergeteekende leeden uijt UEde. Agtb. Vergaderingh, als expresse gecommitteerdens tot het invorderen der schulden op ‘s Comps vrijboek en leeningrolle tot laste van deese en geene inwoonders staande, hun op vier distincte dagen verleedigt (na dat door de boode geciteert waaren) die geene die compareerden te hooren en examineeren, ende die niet verscheenen, na te verneemen en doen verneemen; zoo en in diervoegen als bij het geannexeerde komt te blijken. En waar meede wij verhoopen te zullen hebben voldaan, dienende dierhalven bij deesen voor rapport. (onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop den 6n September 1712. (Lager) Ten overstaan van W. v. Putten per int.fisl. (in margine) als gecommitteerdens (geteekent) O. Bergh. Jb. Cruse.’
t’ Welke dan geleesen en geresumeert zijnde, na gehoudene raadpleegingh en overlegh van zaaken, vastgesteld en beslooten is, omme alle die geene die in staat zijn van haar agterweesen te konnen voldoen, en welkers schulden lange jaaren voortgeloopen hebben, te laaten citeeren om hun schuld op paene van parate executie aan d’ E.Compe. binnen 6 weeken te koomen voldoen, met namen:
De Wed van Rutgert Menssink voor | ƒ2753:10:- |
Pieter van der Poel[^8] | ƒ279:08:08 |
Gerrit Basson[^9] | ƒ153:-:- |
Cornelis Adriaansz van Eck[^10] | ƒ192:-:- |
Francois Retief[^11] | ƒ53:-:- |
Helmert Paal[^12] | ƒ18:07:08 |
Jan Cornelisz van Oudbeijerland ofte desselvs gesepareerde huijs vrouw[^13] | ƒ81:05:- |
Pieter Christiaansz van Zutphen | ƒ45:16:04 |
De Wed van Rutgert Menssink voor | ƒ2753:10:- |
Pieter van der Poel[^14] | ƒ279:08:08 |
Gerrit Basson[^15] | ƒ153:-:- |
Cornelis Adriaansz van Eck[^16] | ƒ192:-:- |
Francois Retief[^17] | ƒ53:-:- |
Helmert Paal[^18] | ƒ18:07:08 |
Jan Cornelisz van Oudbeijerland ofte desselvs gesepareerde huijs vrouw[^19] | ƒ81:05:- |
Pieter Christiaansz van Zutphen | ƒ45:16:04 |
Mitsgaders dat de geene bij ‘t rapport aangehaald, en die gepresenteert hebben met coorn ofte wijn te zullen voldoen, behoorlijke tijd tot betalingh zal werden vergund. Als meede dat de weduwen en andere erfgenaamen van deese en geene afgestorvene, voor de schulden der overleedene zullen aangesprooken, en de betalingh afgevordert werden, als van
Harmen Palmer,[^20] als erfgenaam van Hendrik Engele voor Martha Manuels, als gemeenschap van goederen met | ƒ1:16:- |
Christiaan Mijn gehad hebbende | ƒ121:16:- |
Arij Dirksz van Ek als in huwelijk hebbende de weduwee van Thomas Monk[^21] | ƒ236:05:- |
De ouders, als borgen voor de geweesene boode Jan Mos, voor de schuld van Joost Pietersz, alsoo deselve met een quitantie van Mos de betalingh aangetoont heeft | ƒ9:16:09 |
Harmen Palmer,[^22] als erfgenaam van Hendrik Engele voor Martha Manuels, als gemeenschap van goederen met | ƒ1:16:- |
Christiaan Mijn gehad hebbende | ƒ121:16:- |
Arij Dirksz van Ek als in huwelijk hebbende de weduwee van Thomas Monk[^23] | ƒ236:05:- |
De ouders, als borgen voor de geweesene boode Jan Mos, voor de schuld van Joost Pietersz, alsoo deselve met een quitantie van Mos de betalingh aangetoont heeft | ƒ9:16:09 |
En voorts dat de schulden der verdere dooden, absenten, insolvente en onbekende, door dien van deselve geen ervgenamen bekend zijn, bij ‘t vrijboek binnenslijns per memorie zullen voortloopen, en vervolgens dat degeene, die voor gecommitteerdens geciteert en niet gecompareert zijn, andermaal tot betalingh, op paene van parate executie, zullen gedagvaart en na bevindingh van zaken na hun staat en vermoogen gehandelt worden; omme door ‘t selve de vrijboeken eenmaal ten voordeele der E.Compe., zoo niet in ‘t geheel, immers voor ‘t grootste gedeelte geliquideert en vereevent te zien. Ten welken eijnde de schuld van Willem van de Waereld,24 ter somma van ƒ51 als dies voldoeningh door sijn nasaat Johannes Pijthius,25 met quitantie aangetoont zijnde, verstaan is, dat af en weegens de schuld van Jan Jurgen Kortlief (die als vrijman op Ceijlon zoude zijn) ten bedrage van ƒ119:12:6 na derwaarts zal geschreeven werden.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, p. 11.¶
Dingsdagh den {17120913} 13n September 1712, voormiddags.
In teegenwoordigheid van alle de leeden.
Den Heer Gesaghebber den Raad te kennen geevende, dat ‘t houtwerk tot ‘t maken van een houthok, ‘t welk al eenigen tijd onderhanden is geweest, nu in gereetheid was gebragt, en dat men dierhalven een bequaame plaats diende uijt te zien, alwaar ‘t selve op ‘t commodieust zoude geplaatst werden. Zoo is beslooten, door dien ‘er bij ‘t leeven van den Edle.Heer Gouverneur L. v. Assenburgh zaliger al bereets geoordeelt is, dat men het aan ‘t strand bij ‘t huijs van de wed. Heufke,26 alwaar het geen gevaar van de proppen van ‘t geschut komt te loopen, best zoude konnen plaatsen: om het ter distantie van sestigh voeten van gemelte wed. haar huijs te doen opregten. Wijders voordragende, dat op de gedaanen eijsch uijt ‘t Patria voor dit jaar 1712 onder anderen gesteld en versogt waren 500 ps. nagthuijsglasen, en datter in plaats van dien, nu door haar Edle. Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam met ‘t Huijs ter Leede , volgens factuur zijn gesonden 300 ps. nagthuijslampen: weshalven sijn E. verder proponeerde door dien ‘er effectief in de cassen bij ‘t openen derselve door gecommitteerdens, lampen en geene glasen zijn bevonden, of het niet beeter zoude weesen, dat men deselve in dien boodem liet berusten, en na Batavia voortgaan, sonder die bij de boeken in te neemen, dewijl men hier, boven dat men daarvan genoeg voorsien is, weijnigh vertier heeft of verstrekkingh hoeft te doen; en dus die lampen wanneer men deselve aanhiel[d] gewisselijk een meenigte van jaren bij ‘t pakhuijs zoude moeten blijven, en op Batavia apparent beeter te staade zullen koomen. Waar over gedelibereert zijnde, verstaan is, omme het geproponeerde te amplecteeren en alsoo de meergene. lampen per factuur na Batavia te laaten voortgaan.
Aldus gearresteert ende beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, pp. 12-14.¶
Dingsdag den {17121011} 11n October 1712, voormiddags.
Present den Heer Gesaghebber en alle de leeden.
In Rade geproduceert en geleesen zijnde seeker briefje, door de knegt op de post van den oud opperchirurgijn Willem ten Damme aan de Piket-bergen geleegen,27 aan voorn. sijn meester geschreeven, waar bij deselve bekend maakt, dat de Groote Namacquaas Hottentots, ten getalle van vier a vijff duijsend, uijt het land afgekoomen en bereets tot aan de Oliphantsrievier genadert waren, en dat deselve al enige Bossiesmans Hottentots met hunne vrouwen en kinderen gemassaccreert hadden, volgens getuijgenis van eenige vlugtelingen dier natie, met bedreigingh omme de Duijtse aan de voorn. Piket-bergen en daar om heen geleegen, van hun vee enz. te berooven; waarom den burger Jacobus Overneij,28 ook al met sijn vee aan deese kant van gemelte gebergte geretireert was, en de Hottentots daar omtrent gevlugt zijn; ‘t welk van de andere inwoonderen door schrik en vrees stond gevolgt, en alsoo haar wettigh besit verlaten te werden. Alle ‘t welke door een gelijk briefje, door de knegt van den landbouwer Matthijs van den Bergh, daar meede post hebbende, geschreeven, geconfirmeert werd.
Weshalven na rijp overleg van zaaken, en geconsidereert zijnde, dat de genoemde groote Namacquäs Hottentots natie de onse niet geneegen zijn, en waar meede men nogh nooijt in eenigh onderlingh goed verstand heeft konnen koomen, goedgevonden ende beslooten is, omme tot securiteijt deeser goede ingeseetenen en voorkoomingh van verdere onheijlen, de meergen. Hottentots met een hondert gewapende mannen onder haare officiers en ‘t oppergesagh van den luijtenant deeses Casteels Kaje Jesse Slotsboo, alle te paard, teegen te gaan. Ten welken eijnde den voorne. luijtenant met een behoorlijke instructie zal voorsien en in deselve geinsereert werden, dat bevindende, dat de menschen aan voorne. Piketbergen , of daar om heen geleegen, door deselve Hottentots eenige overlast gedaan, vee enz. ontrooft ofte eenige feijtelijkheijd was aangedaan, en haar daar omtrent met hun geroofde buijt nogh onthoudende, ofte verneemende werwaarts vertrokken zijn, haar op te soeken en het bij hun hebbende geroofde tragten te ontneemen, daar toe soldaatschap gebruijkende, en vuur op deselve geevende, zoo ‘t noodigh zij, dewijl de wett en reeden meedebrengt, om gewelt met geweld te moogen keeren en teegen te gaan.29
Dogh is verstaan bij aldien deselve geen overlast nogh geweld gepleegt en hebben, den voorn. luijtenant bij gemelte instructie30 te gelasten haar ofte eenige van hun volk in der minne sien te spreeken, en eenigh verschil vindende, ‘t selve soeken te assopieeren, en ten besten doenlijk te bemiddelen, haar tot de te rug reijse te animeeren, en ‘s Comps. vrindschap en protectie aan te bieden, voorts de capitains een presentje van tabacq en kralen ter hand stellende. Dogh eenige vindende die tot geen rust of vreede geneijgt, of daar toe te brengen mogten zijn, deselve sien te bemagtigen, en meede na herwaarts op te brengen, haar egter onderweegen wel tracteerende.
Zullende de boovengen. hondert man bestaan, booven en behalven den landdrost Johannes Mulder, die deese expeditie meede zal moeten bijwoonen, uijt 25 gemeene soldaten uijt dit guarnisoen, 25 burgers van ‘t Caabse, 25 van ‘t Stellenbosche , en gelijke 25 van ‘t Drakensteijnse district, ijder met een hoofd en daar toe vereijscht werdende onderofficieren, tot welkers rendevousplaats beraamt is, ‘t huijs van den Heemraad Francois du Toit, geleegen aan Drakensteijn over de Berg-rivier , teegens Saturdagh den 15n deeser, omme op Sondagh daar aan, of ten langsten op Maandagh den 17n, in goede ordre en na krijgsgebruijk langs de kortste wegh na voorn. Piketbergen , de mars aan te neemen.
En op dat deese expeditie ordentelijk en gereguleert magh toegaan en verrigt werden, zoo is dienstigh geoordeelt, dat den meergen. luijtenant Slotsboo alle de manschap, zoo burgers als ‘s Comps. dienaren, daar toe geordonneert en cheff zal commandeeren; des om eenige zaak van belangh te onderneemen, zal die alvoorens in Rade moeten overwoogen worden, die bestaan zal uijt de volgende persoonen als 1. den luijtenent Slotsboo, als preses, dewelke den Raad zal beleggen. 2. den landdrost Johannes Mulder. 3. de burgerhoofdofficier van de Caab.31 4. de burgerhoofdofficier van Stellenbosch .32 5. de burgerhoofdofficier van Drakensteijn .33
Dogh zoo de officier van de Caab een vaandrigh, en die van Stellenbosch of Drakensteijn een luijtenant mogt zijn, zoo zal de luijtenant voor de vaandrigh, en alsoo de hoogste officier voor de lager, sonder aansien van wat district zij koomen, sessie hebben; en des noodigh, meerder leeden, ‘t zij uijt ‘s Comps. dienaars of burgers moogen geassumeert werden.34
Den Heer gesaghebber te kennen geevende, dat men nogh maar viera vijffhoed smeekoolen restant had, en dat men daar door weeder om die brandstoffe in verleegentheijd zoude raken, bij aldien ‘er geen ligtingh van deselve uijt ‘t presente schip Beverwijk geschiede, Zoo is ten aansien dat deselve hier noodsakelijk gerequireert werden, goed gevonden, dat men uijt gemelte boodem zoo veel aan land zal doen koomen, als men bequaamelijk zal konnen krijgen.
Aldus gearresteert ende beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, pp. 15-16.¶
Dingsdag den {17121025} 25 October 1712, voormiddags.
Present den Heer gesaghebber en alle de leeden, dempto den luijtenant Slotsboo, als op een expeditie te landwaarts.
Den land-drost en heemraden van Stellenbosch , door de Heer gesaghebber op Saturdagh laastleeden per missive geadverteert zijnde, datter op Donderdagh den 20n deeser maand, van hier gefugeert waren negenthien stuks bandijten en ‘s Comps. lijfeijgenen, waar onder een meijd, meest alle Javanen en Maccassaren , neevens nogh eenige slaven van deese ingeseetenen, te samen uijtmakende een getal van diep in de twintigh, of omtrent de dertigh, voorsien zijnde van eenigh schiet en andere geweeren: weshalven haar geordonneert wierd (door dien men berigt was, dat deselve hun cours door de duijnen genoomen hadden) om sulx alomme aan de ingeseetenen te doen bekend maken, ten eijnde haar voor deselve te konnen wagten, en doenlijk zijnde, op de gevoeglijkste wijse gevangen te neemen.35 &a.
Zoo heeft de Heer gesaghebber den Raad gecommuniceert en voorgeleesen een brief door voorne. land-drost en heemraden aan sijn E. in antwoord van gene. missive36 ges. waar bij te kennen geeven, dat de gefugeerde bandijten en slaven, volgens berigt van den substituijt land-drost, ten dien eijnde afgevaardigt, reets aan de Knoflookscraal , over ‘t gebergte van Hottentots Holland geleegen, door den heemraad Ferdinandus Appel en sijn volk, daar omtrent posthoudende, gesien waren, en dewelke ook voor gen. gefugeerde bandijten en slaven, als haar in postuur van defensie stellende, hebben moeten retireeren, krijgende egter een agtergebleevene slaaff gevangen.
Op alle ‘t welke gelet, gedelibereert en overwoogen zijnde, dat de voorn. fugative persoonen, als voor een gedeelte gewaapend zijnde, veel quaats zouden konnen uijtwerken, zoo is, om alle onheijlen voor te koomen, geresolveert en beslooten, omme tot agterhalingh derselve thien man te paard, onder den substituijt landdrost voornt., uijt te senden, namentlijk twee soldaten uijt dit guarnisoen, twee veldwagters, als een van de Caab en een van Stellenbosch , en ses Stellenbossche coloniers, jonge gesellen, dewelke over ‘t gebergte koomende, zoo veel doenlijk zijn zal, van gemelte Appel zijn volk zullen geassisteert moeten worden, met expresse ordre, dat wanneer zijluijden deselve zullen koomen te agterhaalen, en hun in postuur van teegenweer stellende, en haar niet gevangen willende geeven, vrijelijk op haar met scherp te schieten, om hun zoo ‘t zij leevendigh of dood magtigh te werden; En om deselve des te beeter te agterhalen, zoo is meede goed gevonden, dat de uijt te sendene manschap, de gefugeerde te lande, tot verbij de Tijgerhoek aan de Breederivier en ‘t strand langs, tot aan de Soetendaalsvalleij , alwaar die rivier in zee loopt, zullen opsoeken; en de Hottentots, op dat geene ontkoomen moogen, voor ijder die zij zullen koomen te vangen en op te brengen, drie Rdrs. tot een premie te belooven; om deselve daar toe dies te meer aan te moedigen.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] W. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] ....................
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, pp. 17-20.¶
Dingsdag den {17121108} 8 November 1712, voormiddags.
Presentibus omnibus, dempto den luijtenant Slotsboo, zijnde op een expeditie te landwaart.
Door den Heer Gesaghebber Willem Helot ter vergaderingh overgeleijd zijnde eenige memorien van den bediendens der pakhuijsen, waar bij zijluijden aan voorn. zijn E. en den Raad versoeken dat hun na jaarlijkse gewoonte bij het sluijten der negotieboeken de ordinaire afschrijvinge mogt werden gepermitteert op sodanige goederen en coopmanschappen als onder ijders verantwoording zijn staande. Welke memorien gesien en geresumeert zijnde, zoo is goedgevonden ende geresolveert, haarluijden daar op de volgende afschrijvinge te accordeeren als:
Den Pakhuijsmeester | |
Op | alluijn 10 lb. voor 't uijtweegen van 188 lb. a 5 pr.cto. |
Op | lijm 2 lb. ad idem van 42 lb. do. |
Op | stijffsel 13 lb. ut supra van 164 lb. a 8 do. |
Op | glas 559 ps. klijne ruijten die door 't qualijk pakken in 't verstrekken van 3993 ps. gebrooken zijn bevonden. |
Op | drinkglasen 40 ps. in 't verstrekken en overleggen der kassen gebrooken. |
Op | coper 't volgende: |
36 lb. gesorteert voor 't uijtweegen van 729 lb. â 5 pr.cto. | |
2 1/2 lb. Keulse vullekeetels, voor do. van 54 lb. a 5 pr.cto. | |
Op | ijser 4319 lb. gesorteert, voor 't inroesten en uijtweegen op een quantiteijt van 143978 lb. a 3 pr.cto. |
Op | ijsere ringen 6 lb. voor 't uijtweegen van 131 lb. in 24/m a 5 pr. cto. |
Op | spijkers 962 lb, gesort. ijsere, voor't uijtweegen en inroesten van 32073 lb. a 3 pr. cto. |
Op | verf, als |
29 lb. gesorteerde grove, voor 't uijtweegen van 592 lb. a 5 pr.cto. | |
2 lb. gesorteerde fijne voor uijtweegen van 40 lb. do. | |
Op | inkstoff[^38] 6 lb. idem van 114 lb. in 2 jaar a 5 pr.cto. |
Op | tabacq 7 lb. Amsterdamse , voor 't indroogen en uijtweegen van 1741 1/2 lb. a 5 pr.cto. |
152 lb., dewelke volgens verklarings van gecommitteerdens in 't openen en naweegen van 5 kassen gemt. La, A, D, F, G, en E in den jare 1707 met 't schip den Bergh uijt 't Patria, en 1709 met Gamron uijt India hier aangebragt, minder zijn bevonden te weegen, als dies factura komt te dicteeren. | |
Op | specerijen 40 lb. gesorteerde, voor 't indroogen en uijtweegen van 809 lb. a 5 pr.cto. |
Den Pakhuijsmeester | |
Op | alluijn 10 lb. voor 't uijtweegen van 188 lb. a 5 pr.cto. |
Op | lijm 2 lb. ad idem van 42 lb. do. |
Op | stijffsel 13 lb. ut supra van 164 lb. a 8 do. |
Op | glas 559 ps. klijne ruijten die door 't qualijk pakken in 't verstrekken van 3993 ps. gebrooken zijn bevonden. |
Op | drinkglasen 40 ps. in 't verstrekken en overleggen der kassen gebrooken. |
Op | coper 't volgende: |
36 lb. gesorteert voor 't uijtweegen van 729 lb. â 5 pr.cto. | |
2 1/2 lb. Keulse vullekeetels, voor do. van 54 lb. a 5 pr.cto. | |
Op | ijser 4319 lb. gesorteert, voor 't inroesten en uijtweegen op een quantiteijt van 143978 lb. a 3 pr.cto. |
Op | ijsere ringen 6 lb. voor 't uijtweegen van 131 lb. in 24/m a 5 pr. cto. |
Op | spijkers 962 lb, gesort. ijsere, voor't uijtweegen en inroesten van 32073 lb. a 3 pr. cto. |
Op | verf, als |
29 lb. gesorteerde grove, voor 't uijtweegen van 592 lb. a 5 pr.cto. | |
2 lb. gesorteerde fijne voor uijtweegen van 40 lb. do. | |
Op | inkstoff[^39] 6 lb. idem van 114 lb. in 2 jaar a 5 pr.cto. |
Op | tabacq 7 lb. Amsterdamse , voor 't indroogen en uijtweegen van 1741 1/2 lb. a 5 pr.cto. |
152 lb., dewelke volgens verklarings van gecommitteerdens in 't openen en naweegen van 5 kassen gemt. La, A, D, F, G, en E in den jare 1707 met 't schip den Bergh uijt 't Patria, en 1709 met Gamron uijt India hier aangebragt, minder zijn bevonden te weegen, als dies factura komt te dicteeren. | |
Op | specerijen 40 lb. gesorteerde, voor 't indroogen en uijtweegen van 809 lb. a 5 pr.cto. |
Den Dispensier | |||
11 | lb. | cattoen, voor 't uijtweegen bij klijne quantiteijten van 1145 lb. a 1 pr.cto. | |
88 | lb. | peeper a 1 1/2 pr.cto. van 5932 lb. voor spillagie en uijtweegen. | |
20 | lb. | wax a 5 pr.cto. van 417 lb. voor 't vermijteren, uijtweegen en verspillen. | |
108 | lb. | hop als | |
23 lb. a 1 pr.cto. van 2350 lb. door 't uijtdroogen, uijtweegen en versleepen der rotten vermindert. | |||
85 lb. zijnde de terra[^40] van 2 balen, waar uijt de verstrekkingh dit jaar gedaan is. | |||
16 | mudd. | tarw a 1 1/2 pr.cto. van 1121 mud, zijnde de quantiteijt, die afgescheept is, voor spillagie in 't harpen als andersints. | |
241 | lb. | swarte suijker a 5 pr.cto. van 4834 lb. | { voor leccagie, spillagie, uijtweegen en versleepen van de ratten. |
147 | lb. | witte suijker a 2 pr.cto. van 7397 lb. | |
8 | lb. | candij suijker a 1 1/2 pr.cto. van 591 lb. | |
11380 | lb. | rijs a 3 pr.cto. van 379443 lb., voor 't uijteeten van de kalanders, versleepen der ratten, en uijtweegen bij meenigvuldige klijne quantiteijten. | |
120 | lb. | Caabs hard brood, a 1 pr.cto. voor als booven van 12029 lb. | |
1 1/2 | mud | boonen van 93 mud | { a 2 pr.cto. voor 't verspillen, uijtmeeten, uijtdroogen en 't versleepen van de ratten. |
3 | do | erweten van 168 mud | |
21 | lb. | waxkaarssen, Batavise a 1 pr.cto. van 2170 lb. voor 't vermijteren en uijtweegen bij klijne quantiteijten. | |
7 | mud | garst a 2 pr.cto. van 370 mud voor 't uijtmeeten, uijteeten van de calander &a. | |
1 | do. | gort op 56 mud, door 't uijtweegen, versleepen van de ratten en 't consumeeren der calanders, door 't lang leggen gecauseert. |
Den Dispensier | |||
11 | lb. | cattoen, voor 't uijtweegen bij klijne quantiteijten van 1145 lb. a 1 pr.cto. | |
88 | lb. | peeper a 1 1/2 pr.cto. van 5932 lb. voor spillagie en uijtweegen. | |
20 | lb. | wax a 5 pr.cto. van 417 lb. voor 't vermijteren, uijtweegen en verspillen. | |
108 | lb. | hop als | |
23 lb. a 1 pr.cto. van 2350 lb. door 't uijtdroogen, uijtweegen en versleepen der rotten vermindert. | |||
85 lb. zijnde de terra[^41] van 2 balen, waar uijt de verstrekkingh dit jaar gedaan is. | |||
16 | mudd. | tarw a 1 1/2 pr.cto. van 1121 mud, zijnde de quantiteijt, die afgescheept is, voor spillagie in 't harpen als andersints. | |
241 | lb. | swarte suijker a 5 pr.cto. van 4834 lb. | { voor leccagie, spillagie, uijtweegen en versleepen van de ratten. |
147 | lb. | witte suijker a 2 pr.cto. van 7397 lb. | |
8 | lb. | candij suijker a 1 1/2 pr.cto. van 591 lb. | |
11380 | lb. | rijs a 3 pr.cto. van 379443 lb., voor 't uijteeten van de kalanders, versleepen der ratten, en uijtweegen bij meenigvuldige klijne quantiteijten. | |
120 | lb. | Caabs hard brood, a 1 pr.cto. voor als booven van 12029 lb. | |
1 1/2 | mud | boonen van 93 mud | { a 2 pr.cto. voor 't verspillen, uijtmeeten, uijtdroogen en 't versleepen van de ratten. |
3 | do | erweten van 168 mud | |
21 | lb. | waxkaarssen, Batavise a 1 pr.cto. van 2170 lb. voor 't vermijteren en uijtweegen bij klijne quantiteijten. | |
7 | mud | garst a 2 pr.cto. van 370 mud voor 't uijtmeeten, uijteeten van de calander &a. | |
1 | do. | gort op 56 mud, door 't uijtweegen, versleepen van de ratten en 't consumeeren der calanders, door 't lang leggen gecauseert. |
Den Equipagiemeester | |
104 lb. roet op 2063 lb. | } Zijnde 5 pr.cto. voor de genoemde verstrekte quantiteijt in 12 maanden. |
138 kan teer op 2778 kan | |
22 1/2 lb. swavel op 458 lb. |
Den Equipagiemeester | |
104 lb. roet op 2063 lb. | } Zijnde 5 pr.cto. voor de genoemde verstrekte quantiteijt in 12 maanden. |
138 kan teer op 2778 kan | |
22 1/2 lb. swavel op 458 lb. |
Den Keldermeester
1 1/4 legger Caabse wijn, zijnde ruijm een legger op de 32 van 39 stuks, zoo voor ‘t oversteeken, bereijden &a.
Zijnde insgelijks na gedane resumptie der schriftelijke verklarings door expresse gecommitteerdens, die bij den generalen opneem van ‘s Comps effecten onder ultimo Augustus jongstleeden present zijn geweest, verleend; op ‘t voordragen van den Heer Gesaghebber beslooten, omme de onder te noemene goederen, alle bij gedagte attestatien als gemotteert en bedorven aangehaalt, tot suijveringh der pakhuijsen bij vendutie ten deesen casteele op Vrijdagh, den 16n December naastkoomende, te laaten verkoopen; te weeten:
Uijt de negotiepakhuijsen | ||
9 | stuks pijlaken | { alle gemotteert. |
1 | groote waakrok | |
24 | duffeltjes | |
35 | broeken | |
116 | paar kousen | |
Uijt 's Comps. kelder | ||
10 | ps. heele leggers ten eenemaal onbequaam. | |
't Restant van de oude schooven. | ||
Uijt de paardestal | ||
8 | zadels sonder stangen en hoofdstellen | { bedorven en onbequaam |
7 | pr. holsters | |
8 | pr. stangen | |
Van de wapenkamer | ||
28 | ps. snaphaanladen | { ad idem. |
100 | lb. vlas | |
30 | lb. zaijet |
Uijt de negotiepakhuijsen | ||
9 | stuks pijlaken | { alle gemotteert. |
1 | groote waakrok | |
24 | duffeltjes | |
35 | broeken | |
116 | paar kousen | |
Uijt 's Comps. kelder | ||
10 | ps. heele leggers ten eenemaal onbequaam. | |
't Restant van de oude schooven. | ||
Uijt de paardestal | ||
8 | zadels sonder stangen en hoofdstellen | { bedorven en onbequaam |
7 | pr. holsters | |
8 | pr. stangen | |
Van de wapenkamer | ||
28 | ps. snaphaanladen | { ad idem. |
100 | lb. vlas | |
30 | lb. zaijet |
Uijt de kleedewinkel | |
93 | ellen gemotteert pijlaken |
Mitsgaders dat de volgende huijsmeubelen, als door langduurigh gebruijk gebrooken en onbequaam geworden, bij de negotieboeken zullen werden afgeschreeven; als: | |
4 | copere kandelaers |
11 | snuijters en |
3 | tinne leepels |
En eijndelijk omme de onder te noemene bieren en Caabse wijnen, als aan 't suuren geraakt, en d' E.Compe. zoo veel doenlijk voor schade te hoeden, op asijn te laten overschrijven, namentlijk | |
7 1/2 | vat Serbster bier, dit jaar met 't schip Zuijddorp van de Camer Zeeland suur aangebragt. |
5 | leggers Caabse wijn, in de 12 gepasseerde maanden in 's Comps. kelder aan 't suuren geraakt. |
Uijt de kleedewinkel | |
93 | ellen gemotteert pijlaken |
Mitsgaders dat de volgende huijsmeubelen, als door langduurigh gebruijk gebrooken en onbequaam geworden, bij de negotieboeken zullen werden afgeschreeven; als: | |
4 | copere kandelaers |
11 | snuijters en |
3 | tinne leepels |
En eijndelijk omme de onder te noemene bieren en Caabse wijnen, als aan 't suuren geraakt, en d' E.Compe. zoo veel doenlijk voor schade te hoeden, op asijn te laten overschrijven, namentlijk | |
7 1/2 | vat Serbster bier, dit jaar met 't schip Zuijddorp van de Camer Zeeland suur aangebragt. |
5 | leggers Caabse wijn, in de 12 gepasseerde maanden in 's Comps. kelder aan 't suuren geraakt. |
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] ......................
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
C. 30, pp. 21-23.¶
Dingsdag den {17121129} 29n November 1712, voormiddags.
Presentibus omnibus.
Den heer Gesaghebber te kennen geevende, dat al eenigen tijd herwaarts vermerkt hebbende de negligentie en sloffigheijd van den land-drost Johannes Mulder, dieshalven gemeend had noodigh te zijn daar van den Raad kennisse te geeven: hier in ten principale bestaande, dat denselve Mulder onlangs, op een namiddag van Stellenbosch aan de Caab koomende, directelijk naar ‘t huijs van den oud Burgerraad Henning Husingh gereeden, en niet voor ‘s anderen daags, teegen den avond, bij sijn E. was gekoomen om naar ‘t betamen rapport en verslagh der gepasseerde zaken te landwaart, en wat van sijn bedieningh verder dependeert, te doen; ‘t geen al te meermalen was gebeurd.
Als meede, dat aan deese regeeringh nogh geen kennisse of behoorlijke reedenen gegeeven heeft, waarom, volgens besluijt des Raads, niet met den luijtenant Slotsboo op de jongste togt te land-waart geweest is.
Dat hij ook, voor weijnigh dagen verleeden, twee weggelopene en gevangene slaaven, door een veldwagter van buijten had opgesonden, sonder eenigh schriftelijk rapport of relaes daar bij te senden, noopende diens toestand en ‘t geen daar verder van mogte afhangen.
Dat hij land-drost inmiddels ten tijde dat sijn substituijt op de voors. en andere wegloopers op commando, nevens eenige Comps. dienaars en burgers uijt was, volgens berigt, wel thien dagen tot sijn vermaak naar de Vishoek in Hottentots Holland was geweest, sonder eenige voorkennisse te geeven, of eenigh versoek daarom te doen, terwijl ondertusschen nergens na, sijn ampt betreffende, wierd omgesien.
Dat hij vorder ook nogh nooijd reekenschap had gegeeven, of verantwoordingh gedaan, van dat hij nu ruijm een jaar geleeden, op eijgen authoriteijt, den Stellenbosch e Secretarije hadde doen verseegelen en den Secret. Jan Mahieu42 van sijn ampt ontset, hebbende weeder een burger, die voor soldaat in dienst der E.Compe. is aangenoomen, ‘t43 daar bij provisie ingedrongen, welke nogh zoodanigh in die bedieningh continueert.
Stellende wijders voor, dat oordeelde het geensints compatibel te zijn, nogh met den dienst der E.Compe. overeenkwam, dat een vrijman of burger, gelijk hij Mulder is, het ampt van land-drost bediende, en buijten vierschaar spande; ook het opsigt hadde over ‘s Comps. vee en buijtenposten, met de dienaren op deselve beschijden, en aankleeven van dien.
Dat voorts gemelte Mulder tot het bekleeden van voors. bedieningh in Rade was aangesteld, op pretext dat ‘er te dier tijd geen bequaame stoffe van Comps. dienaren tot het exerceeren en waarneemen van die functie gevonden wierd, en dat sijn E. noopende die aanstellingh als doenmaals in vergaderingh niet present zijnde, geen het minste berigt gedaan, nogh sijn advijs of sentiment door den Edle. Heer Gouverneur van Assenburgh zaliger, daarop was afgevordert.
Mits alle welke sijn E. den Raad voorhield, en in bedenken gaff, of het niet best en oirbaarst zoude zijn, dat men een bequaam Comps. dienaar tot land-drost aanstelde, voor ende in plaatse van den voors. Johannes Mulder, daar toe dan voor-dragende den boekhouder Dominicus Blesius,44 welke als adjunct van den fiscaal die functie geen sonderlinge assistentie bijbragt, en sulx daar in wel gemist konde werden.
Versoekende wijders de leeden des Raads hunne sentimenten diesweegen te willen uijten, op welke propositie den captn. Oloff Bergh adviseerde, dat den land-drost Mulder op ‘t selve eerst behoorde gehoord te werden.
Den luijtenant Slotsboo ad idem.
Den ondercoopman Cruse oordeelt, dat hij Politicq hoorde bedankt te werden, door dien ‘er teegenwoordigh een bequaam Comps. dienaar toe is, en dat de effecten van d’ E.Compe. ten platten lande ter verantwoordingh van een Comps. dienaar behoorden te staan; compatibel zijnde, dat ‘t selve ampt door een Comps. dienaar bediend werd, en dat het geen vrijman toekomt vierschaar te spannen.
Den ondercoopman Swellengrebel is van advijs als de capitain Bergh en luijtenant Slotsboo.
Den pl. fiscaal Willem van Putten, dat op de klagte van den Heer Gesaghebber omtrent de negligentie van den land-drost Mulder oordeelt, dat hij behoorde van ‘t land-drostschap politique ontset, en een Comps. dienaar in desselvs plaats aangesteld te werden; te meer wijl ‘t niet betaamt, dat ‘t ampt van land-drost bij een vrijman waargenoomen werd, en waar toe nooijt zijn steun gegeeven heeft.
Weshalven dan bij concurrentie verstaan is, omme den voorn. land-drost Mulder teegens de aanstaande vergaderingh per missive in Rade te ontbieden,45 om hem ter sake voors. te hooren, en als dan diesweegen een nader besluijt te neemen.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
C. 30, pp. 24-27.¶
Dingsdag den {17121206} 6n December 1712, voormiddags.
Presentibus omnibus.
Volgens ‘t besluijt heeden voor acht dagen in Rade genoomen, den landdrost Mulder gehoord zijnde op de klagten doen teegens hem ingebragt, ten principale hier in bestaande, als:
Eerstelijk, dat denselven onlangs op een namiddagh van Stellenbosch aan de Caab koomende, directelijk na ‘t huijs van den oud burgerraad Henningh Husingh gereeden, en niet voor ‘s anderendaags teegen den avond bij den Heer Gesaghebber was gekoomen, om na ‘t betamen rapport en verslagh der gepasseerde zaken te landwaart, en wat van sijn bedieningh verder dependeert, te doen, ‘t geen al te meermalen was gebeurd.
Zoo antwoorde deselve daar op en gaf voor, dat hij omtrent den avond eerst opgekoomen was, en dat het te laat was om na ‘t Casteel te gaan, doen sigh een weijnigh verschoont, en dat wat gegeeten had, en dat ‘s anderendaags na den Heer Gesaghebber gegaan was.
Ten tweeden, dat aan deese regeeringh nogh geen kennisse of behoorlijke reedenen gegeeven heeft, waarom, volgens besluijt des Raads, niet met den luijtenant Slotsboo op den jongste togt te landwaart geweest is.
Zoo heeft deselve daarop gesegt, dat weegens sijn siekte niet heeft konnen meedegaan, en dat sulx aan den luijtenant Slotsboo bij drie brieven heeft te kennen gegeeven.
Ten derden, dat hij ook voor weijnigh dagen verleeden, twee weggelopene en gevangene slaven, door een veldwagter van buijten had opgesonden, sonder eenigh schriftelijk rapport of relaes daar bij te senden, nopende diens toestand en ‘t geen daar verder van mogte afhangen.
Zoo antwoorde deselve, dat zoo dra hij gehoord had, dat die twee jongens gevangen waren, haar verhoort heeft, en dat hij deselve op den ontfangst der brieff, om haar na herwaarts te senden, als de tijdingh bij nagt gekreegen hebbende, in de nagt de facto, daar order toe gesteld had: sonder verdere reedenen der misdaad dier slaven46 te geeven.
Ten vierden, dat hij land-drost inmiddels ten tijde dat sijn substituijt op de voors. en andere wegloopers op commando neevens eenige Comps. dienaren en burgers uijt was, volgens berigt wel thien dagen tot sijn vermaak naar de Vishoek in Hottentots Holland was geweest, sonder eenige voorkennisse te geeven, of eenigh versoek daarom te doen, terwijl ondertusschen nergens na, zijn ampt betreffende, wierd omgesien.
Daar op heeft hij gerepliceert, dat ‘t selve bij andere Heeren47 meede gedaan heeft, en dat aldaar geduurigh raport ontfangen en daar meede niets versuijmt heeft.
Ten vijfden, dat hij vorder nooijd reekenschap had gegeeven, of verantwoordingh gedaan, van dat hij nu ruijm een jaar geleeden op eijgen authoriteijt de Stellenbosche Secretarije hadde doen verseegelen, en den Secretaris Jan Mahieu van sijn ampt ontset, hebbende48 weeder een burger, die voor soldaat in dienst der E.Compe. is aangenoomen, daar bij provisie ingedrongen; dewelke nogh sodanigh in die bedieningh continueert.49
Zegt dat ‘t selve principaal had gedaan, door dien heemraden zeijden niet meer met den Secrets. te willen sitten, en hem voorgeslagen hadden de verseegelingh te doen, waar van aan de Edle.Heer Gouverneur zaliger schiftelijk rapport gedaan had.
Houdende den Heer Gesaghebber hem wijders voor, waarom zigh niet g’ inquireert had weegens de diefstal van twee schapen en eenige goederen door den land-bouwer Jan Coetsé50 zijn jongen, omtrent Philip du Pree51 begaan, door dien voorn. Coetsé reets ter dier zake had willen assopieeren met gemelte du Pree.
Waar op antwoorde, daar geen bewijs van te hebben konnen krijgen, en dat van ‘t assopieeren niet en wist.
En dewijl den Heer gesaghebber voorts sustineerde, dat voorn. landdrost Mulder, op ‘t geene hem afgevraagt was, geen billikke satisfactie had gegeeven, nogh verantwoordingh gedaan met propositie dat deselve, als vrijman zijnde, en ten tijde van den Edle. Heer Gouverneur Louis van Assenburgh zaliger, op pretext datter doenmaals, naar ‘t dictamen der resolutie diestijds genoomen, geen bequaam Comps. dienaar was, die gemist konde werden, tot land-drost was aangesteld; om voors. reedenen, mitsgrs. verschijde andere negligentien, sloffigheeden en onbehoorlijke tollerantien, welke, om reedenen nogh versweegen wierden, zoo meede, dat voor teegenwoordigh den boekhouder en adjunct van den fiscaal Dominicus Blesius, tot dat ampt in staat zijnde, en daar toe wel gemist konde werden, van sijn bediening behoorde ontslaagen, en voorn. Blesius als land-drost in desselvs plaats aangesteld te werden; ‘t welk zijn E. in omvrage gebragt hebbende, de leeden hun volgende advijsen diesweegen hebben gegeeven, te weeten:
Den captn. Bergh, door dien gemelte Blesius, als een Comps. dienaar zijnde, daartoe behoorde gevordert, en voors. Mulder ontslagen te werden.
Den luijtenant Slotsboo ad idem, en dat gedagte Mulder behoorde bedankt te werden.
Den ondercoopman Cruse, ad idem.
Den ondercoopman Swellengrebel meede.
Den pl.fiscaal gedraagt sigh aan sijn advijs heeden voor acht dagen daar omtrent gegeeven hier in bestaande:
Dat op de klagte van den Heer Gesaghebber omtrent de negligentie van den land-drost Mulder, oordeelt, dat hij behoorde van ‘t land-drostschap Politicq ontset, en een Comps. dienaar in desselvs plaats aangesteld te werden, te meer wijl ‘t niet betaamt, dat ‘t ampt van land-drost bij een vrijman waargenoomen werd, en waar toe nooijd sijn stem gegeeven heeft.
Zeggende den Heer Gesaghebber vervolgens, omtrent ‘t bedanken van voorn. Mulder, dat ‘t niet compatibel was, dat men ijmand nog zoude bedanken, die om sijn negligentie en andere reedenen, als verhaald, van sijn bediening ontset behoorde te worden.
Weshalven beslooten is, voorn. land-drost Mulder van die sijne bedieningh te ontslaan, en vervolgens gemelde Dominicus Blesius daar toe weeder aan te stellen.
Waar na gedagte Mulder binnen gestaan, en hem aangesegt zijnde, dat de raad, om reedenen, goedgevonden had hem van sijn dienst als land-drost te ontslaan, zoo versogt hij de aan hem gedaane vragen, als maar ten halve beantwoord, schriftelijk te moogen beantwoorden en copia van deselve te hebben, en dat de zaak tot de komst van een Commissaris mogt werden gesurcheert, protesteerende andersints teegens ‘t genoomene besluijt.
Waar op weeder buijten gestaan zijnde, beslooten is hem geen copia te geeven, en dat den Raad wijders aan die geene, dien ‘t behoort, reekenschap zal doen: ‘t gunt hem is aangesegt; en vervolgens den boekhouder Blesius met die bedieningh gefeliciteert.52
Voorts door den pl. fiscaal Willem van Putten bekend gemaakt, dat hij met ‘t optreeden van gen. Blesius van een ander adjunct behoorde voorsien te werden:
Zoo heeft deselve versogt dat hem den boekhouder Sijbrandus Wijlsma53 mogt tot adjunct toegevoegt werden; ‘t welk hem vervolgens is geaccordeert.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dâge en jâre voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
C. 30, pp. 28-30.¶
Dingsdag den {17121213} 13n December 1712. Voormiddags.
Presentibus omnibus.
Ter vergaderingh geproduceert en gesien zijnde de overgebragte nominatien van de respective collegien deeses Gouvernements, en vervolgens gebesoigneert over de verkiesingh van nieuwe leeden, in plaatse van de afgaande; zoo is eerstelijk d’ electie door de Caabse kerkenraad op Nicolaas van den Heuvel als ouderlingh, in plaatse van de afgaande Francois Guto gedaan, geapprobeert en op ‘t voorstel van do. kerkenraad goedgevonden den diacon Hendrik Möller junior, nogh een jaar te laten continueeren, en zijn voorts uijt het dubbelt genomineert getal tot diacons verkooren: Jan Alders voor en in plaats van Pieter van den Bergh, uijt ‘s Comps. dienaren. En Durand Soullié54 in de plaatse van Gillis Soulié uijt de burgers.
Zijnde ook de gedane electien van ouderlingen bij de Stellenbosche en Drakensteijnse kerkenraden op de persoonen van Dirk Coetsé en Claud Marais in plaatse van de afgaande Wessel Pretorius en Pieter Rosseau meede geapprobeert; en voor deselve kerken tot diaconen verkooren de volgende persoonen als:
Voor de Stellenbosche Kerk:
Barend Gildenhuijs, in plaatse van den afgaande Jacobus de Lange.
Voor de Drakensteinse Kerk:
Jacob Terron en Pieter Taillefer55 voor de afgaande Paul Roux en Pieter Jordaan. Voorts zijn tot Burgerraden geeligeert, in plaatse van de afgaande Nicolaas Oortmans en Willem Menssink: Michiel Leij en Jan Heufke; als meede tot weesmeesteren verkooren Gerard van Baarssenburgh in plaatse van Nicolaas van den Heuvel, ‘s Comps. weegen, en Michiel Leij voor Hendrik Bouman uijt de burgers.
In ‘t collegie van Commissarissen van civile en huwelijkse zaken zijn voor de afgaande burgers Jacob van der Heijde en Valentijn Kleijnveld verkooren Matthijs Bergstedt56 en Johannes Blankenbergh.
Wijders gedelibereert zijnde op ‘t versoek van den burgerraad Nicolaas Oortmans ‘t verleeden jaar tot ontslagingh van sijn burgerdiensten gedaan, en in agting genoomen weesende, dat denselven ‘t Collegie van Justitie de twee jongst gepasseerde jaren weijnigh, en dat van Commissarissen van huwelijkse zaken de laaste reijse, dat daar in sessie heeft gehad, geheel niet heeft geassisteert. Zoo is verstaan hem van sijn dienst als Burgerraad voor altoos te ontslaan en in desselvs plaats als vice president van Commissarissen voornt., waar inne deselve anders sessie zoude moeten gehad hebben, aan te stellen den oud Burgerraad Hendrik Donker.
Insgelijks is op ‘t gedaan versoek van d’ Eerwe. Kerkeraden van Stellenbosch en Drakensteijn om een Commissaris Politicq tot ‘t opneemen der reekeningen en armgelden aldaar, goed gevonden, in die qualiteijt na derwaarts te senden den ondercoopman sr. Jacobus Cruse.
Uijt name van den bij provisie gesuspendeerden Burgerraad en capitain Willem Menssink, overgeleevert zijnde ‘t onderstaande request:
Aan den E.Agtbaren Heer, de Heer Willem Helot, gesaghebber, mitsgaders den E. Agtbren. Politiquen Raad deeses Gouvernements.
‘Wend sigh met alle eerbied den nu gesuspendeerden Burgerraad Willem Menssink tot U E.Agtbrs. met vertooning dat den supplt. op den 22n der jongst gepasseerde maand November, door den boode Simon Witmond,57 ter ordre van den E. fiscaal Willem van Putten, in ‘t huijs van sijn moeder aan de Caab alhier gearresteert is geworden,58 sonder dat hij suppt. de grondreeden daar van kan beseffen, hoewel dat den E. fiscaal heeft gelieven op pmo. December deeses jaars 1712 in de vergadering van den Agtb. Raad van Justitie hem supplt. te seggen, dat hij overspel soude hebben begaan, dogh in teegendeel hij suppt. verhoope daar over genoegsaam, ja als sonneklaar sijn onschuld in regten zal doen blijken, als een man staande ter goeder naam en faam, op wiens welleeventheijd niet te seggen valt; en gemerkt den supplt. de pacht en brouwerije van ‘t moutbier is hebbende, van welke geduurende zijnen arrest merkelijke schade is koomen te lijden, en tot dien eijnde genoodsaakt zal zijn de voors. brouwerije op te houden, aangesien dat zijn volk geen of ten minsten kennis hebben van mouten of brouwen, invoegen dat den supplt. daar door in alle schijn in geen staat zal zijn, om sijn pachtpenningen aan d’ E.Compe. op te brengen.’
‘Dierhalven om alle toekoomende schaden en ruine die hij reets geleeden en nogh staat te lijden, te voorkoomen, zoo werd hij supplt. genootsaakt sigh tot U.E. Agtbaarh. te keeren met reverentelijk versoek en beede, dat de goedheeden gelieven te hebben, om de aangehaalde reedenen hem supplt. uijt sijn arrest te ontslaan, op dat hij selvs sijn brouw en mouterij mogte waarneemen, en dat hij op voorwaarden ten alle tijden paraat zal zijn om bij dagvaardingh voor den geregte [te] verschijnen, om sijn saak te defendeeren. (onderstond): ‘t Welk doende.59 ‘
Zoo is, bij meerderheijd van stemmen beslooten, omme denselven sijn versoek te accordeeren; mits dat hij behoorlijke borgen zal hebben te stellen, om aan ‘t gewijsde des regters in deese zake te voldoen, en daar voor in te staan, dat hij Menssink ten allen tijden in regten zal verschijnen, en sigh niet verre van huijs begeeven, om aldus bij de hand te zijn.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, p. 31.¶
Dingsdag den {17121220} 20n December 1712. Voormiddags.
Presentibus omnibus, dempto den ondercoopman Jacob Cruse, door indispositie.
Door den Heer Gesaghebber geproduceert zijnde de schriftelijk verklaring van expresse gecommitteerdens weegens den opneem der kleene cassa, onder ultmo. Augustij jongstleeden, ter verantwoordingh van den cassier Jacob Voet staande, waar bij komt te consteeren, dat de Rdrs. 549 die weegens vrijwillige giften, ten tijde van den cassier Hendrik ten Damme in cassa geteld aldaar moeten berusten, dogh welke penningen voorn. Voet zeijde bij hem niet ontfangen te zijn; ‘t gunt egter bij de attestatie van gecommitteerdens die hem het transport der cassa gedaan hebben, contrarie komt te blijken. Zoo heeft den Heer Gesaghebber den Raad voorgedragen, door dien de verantwoordingh der cassa teegenwoordigh ten principale voor sijn Es. reekening komt, of voorn. cassier Voet de gemelte Rdrs. 549 niet behoorde te verantwoorden; waar op gedelibereert zijnde, is verstaan, dat deselve somma als door gecommitteerdens onder anderen aan hem getransporteert en overgegeeven, door hem ook zal moeten verantwoord werden.60
Insgelijks is op de gedane propositie van gemelte Heer Gesaghebber goed gevonden, om in Rade na te sien, of meergen. cassier, seedert dat die bedieningh gehad heeft, niets op de leeningroll ontfangen heeft, door dien bij deselve schijnd, als offer bij sijn tijd niet op voldaan is.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dâge en jâre voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO
[Signed:] ...........................
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, pp. 32-35.¶
Dingsdag den {17130110} 10n Januarij 1713. Voormiddags.
Presentibus omnibus, dempto den ondercoopman sr. Jacob Cruse door indispositie.
Ter vergaderingh door den E. captn. Oloff Bergh en den Secretaris van Justitie sr. Daniel Thibault, weegens hare commissie omtrent ‘t voorstellen van den landdrost Dominicus Blesius en het transporteeren van ‘s Comps. effecten ter verantwoordingh van den geweesene landdrost Johannes Mulder gestaan hebbende, hun rapport in geschrifte overgegeeven zijnde, ‘t welk van de volgende inhoud bevonden is:
Aan den E.Agtbare Heer Willem Helot, Gesaghebber en den E.Agtbare Politicquen Raad deeses Caabse Gouvernements:
‘E.Agtbaare Heer en E.Heeren.’
‘Ingevolge UE.Agtbare schriftelijke commissie, de dato 13n December jongstleeden, zoo hebben wij ondergeteekende ons op den 24n daar aanvolgende begeeven naar Stellenbosch , en op den 27n daaraan onse commissie in ‘t collegie van landdrost en heemraden vertoont, en bekend gemaakt.’
‘Waar op den afgegane landdrost Johannes Mulder aan sijn successeur Dominicus Blesius heeft overgegeeven, als volgt, namentlijk:’
‘D’ instructie voor den land-drost, die altijds ter Secretarije aldaar is berustende geweest, betuijgende bovengen. Mulder geen andere gebruijkt, maar sigh met die beholpen te hebben.62 ‘
‘Alle de placcaten, statuten en verdere geschriften, ter Secretarije berustende voorts extract resolutien, requesten daar op g’appostilleert is, &a., generale rolle der vrijluijdenschulden, en wat daar verder toe specteerende is 109 ordonnantien van uijtgegeeven veeposten, 1 do van vier vragten hout tot het maaken van voetbruggen, als meede 6 paarden, 5 zadels,63 4 paar pistolen, 4 carabijns, 2 draagbanden,64 1 ijsere pot, 1 stuk ijser canon,65 ‘
‘Mitsgrs. specificatie van ‘s Comps. beestiaal, zoo als onder ultmo. November per restant is geweest.’
‘Als meede specificatien der goederen, die ‘er op Comps. post, ‘t Land van Waveren , Groene Clooff en de Clapmuts berustende zijn.’
‘Een extract resolutie rakende het geesselen en brandmerken van ‘s Comps. fugative lijfeijgenen.’
‘Het ijserwerk, geborgen uijt het huijs en de stal66 van Stellenbosch , is bij den landdrost Mulder sijn tijd niet geborgen, maar is onder notitie van heemraden, ter ordre van hem Mulder behoorlijk geborgen, welke notitie meede aan de voors. nieuwe landdrost is overgegeeven.’
‘908 voeten planken tot dienst der Colonie, zijnde tot supplement van 1000 voet nogh een blok ongesaagt op Stellenbosch berustende.67 ‘
‘Waar op door ons ondergeteekende aan den afgegane land-drost Johannes Mulder is gevraagt, om de copijen resolutien68 en civile rollen, gedurende den tijd, dat hij land-drost is geweest, die betuijgd heeft dat hij iterative rijsen den pl. Secretaris Pieter Colbe hadde bevoolen deselve af te schrijven, en sulx in vergaderingh van heemraden hadde gerenoveert, welke Secretaris desweegen gevraagd zijnde, heeft gesegt, dat de swakheijd van sijn gesigt, en de veelvoudige affaires d’ oorsake waren, datse nogh niet gecopieert en in gereetheijd waren; waar op sigh excuseerde, dogh nam aan deselve ten eerste klaar te maken en af te schrijven.69 ‘
‘Dit dan in voldoeningh onser commissie verrigt hebbende, is door ons ondergeteekende aan voors. Mulder afgevraagt, of ook nogh eenige papieren specteerende tot het ampt van land-drost ofte de Secretarije van Stellenbosch onder sigh had, die daar op van neen heeft geantwoord, en gesegt, dat nu alles had overgegeeven, wat tot die bediening eenigsints betrekkelijk, en onder hem berustende was geweest.’
‘Waar op wij, volgens den teneur onser commissie, gemelte Mulder, in presentie van hem en krijgsraden, van het land-drost ampt hebben ontslagen, en den nieuw gekooren land-drost Dominicus Blesius, in desselvs plaats na behooren geintroduceert.’
‘Vervolgens is den nieuwen land-drost, beneevens de present zijnde heemraden, getreeden tot nominatie van twee nieuwe heemraden voor ijder der Colonien en hebben sodanige persoonen daar toe genomineert, als sijluijden bij missive U.E. Agtbs. hebben bekend gemaakt.70 ‘
‘Waar meede verhoopende onse commissie en UE.Agtb. ordres te hebben volbragt, zoo dienen wij bij deesen voor rapport. (Onderstond): overgegeeven in Rade van Politie in ‘t Casteel de Goede Hoop, den 10n Januarij 1713. (Was geteekent):’
‘O. Bergh, Dl. Thibault.’
Waar uijt dan onder anderen gesien is, dat den pl. Secretaris van land-drost en heemraden Petrus Colbe, nopende ‘t waarneemen dier bedieningh, zigh weegens de swakheijd van sijn gesigt excuseerde, en om welke reedenen den land-drost Blesius boovengenoemd, als meede om dat gemelte Colbe op den dagh der voorstellingh van hem Blesius, de notulen bij hem gehouden, weegens de swakheijd zijns gesigts, selve niet konde leesen, huijden bij request versogt heeft, dat den voorige Secretaris Jan Mahieu, hem weder mogt werden toegevoegd.
Zoo heeft den Heer gesaghebber in omvrage gebragt, of het niet best en dienstigh zoude zijn, dat men meergenoemde Mahieu, als ‘t land, de menschen, en de dingen dier secretarije wel bekend zijnde,71 en hebbende die functie behalven den dienst van krankbesoeker, waar in nogh continueert, over de thien jaren bekleed en waargenoomen, weeder op ‘t versoek van den nieuwen land-drost tot Secretaris aanstelde; Zoo heeft den Captn. Oloff Bergh geoordeelt, door dien den pl. Secrets. Colbe sig g’excuseert heeft, dat Mahieu weeder als Secrets. behoorde aangesteld te worden.
Den luijtenant Slotsboo is van advijs, als den captn. Bergh, bij aldien ‘t selve niet teegens ‘t voorigh besluijt des raads strijdigh is, en als daar door geen onlusten veroorsaakt werden.
Den ondercoopman Swellengreebel oordeelt door dien ‘er een zaak in questie is tusschen heemraden en hem Mahieu, ‘t gunt diversse malen in Rade van Politie geventileert en geoordeelt is justitieel te sijn, dat dierhalven om alle onheijlen en en moeijelijkheeden voor te koomen oirbaarst zoude zijn om een ander bij provisie aan te stellen, tot tijd en wijle de zaak ten eijnde zoude gebragt zijn, ten zij dat de zaak konde geassopieert werden, terwijl het andersints teegens ‘t voorigh besluijt des Raads strijdigh zoude zijn.
Dewijl teegen de resolutie in Rade van Politie genoomen, in dato 13n October 1711, Colbe pl. Secrets. aan Stellenbosch is gemaakt;72 zoo adviseert den pl. fiscaal Willem van Putten, dat hij behoorde afgeset te werden, en dat Mahieu weederom in sijn oude bedieningh als Secretaris zal hersteld werden, om verscheijde reedenen en voornamentlijk, terwijl den nieuwe landdrost bij request daar om versogt heeft, egter de justitieele actie nogh open staande tusschen hem en heemraden gereserveert.
En alsoo den Heer Gesaghebber, laast adviseerende, declareerde sigh te confirmeeren met ‘t advijs van den fiscaal, te meer, wijl gemelte Mahieu op geen wettigh fundament van sijn bedieningh als Secretaris, bij provisie, is ontset geworden, en dat sijn weederaanstellingh ook geensints obsteert of strijdigh is met of teegen eenige resolutie deeses Raads,
Zoo is bij meerderheijd van stemmen beslooten om gemelte Mahieu weder in sijn oude bedieningh als Secretaris van land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn aan te stellen, met reservatie van hun onderlinge justitieele actie.
Wijders zijn op de overgebragte nominatie van land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn uijt het dubbelt genomineert getal, in plaatse van de afgaande, tot heemraden verkooren als:
Voor Stellenbosch
Jan Oberholster en Wessel Pretorius.
Voor Drakensteijn
Matthijs Krugel73 en Jacob Terron.
Nopende welk een en ander besluijt het advijs van den ondercoopman sr. Cruse meede versogt en ingenoomen zijnde, zoo heeft deselve zigh met de meeste stemmen geconfirmeert.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
C. 30, pp. 36-38.¶
Dingsdag den {17130214} 14en Februarij 1713. Voormiddags, ordinare vergaderingh.
Present den Edele Heer Raad Extrs. van India, Johannes van Steeland, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, den Heer gesaghebber en alle de leden.
Den burger Jan Harmensz Woltering75 bij requeste sijn onvermogen en armoede te kennen gevende, versoekkende dat hem seeker stukje land, ter groote van twee a drie morgen, tusschen den brouwer Willem Menssink en de wede. Phijffer gelegen, tot sustentatie sijner huijshouding in eijgendom mogt werden gegeven; Zoo is hem ‘t selve, ten aansien dat het ‘s Comps. post, de Schuur , en bovengenoemde menschen te na legt, en hij supplt. niet magtig is om het gedte. land te b’arbeiden, gedeclineert.
Opgemelte sijn Edele te kennen gegeven hebbende, hoe dat op Saturdagh den 11en deser, als wanneer met de retourvloot onder de wal en af en aan de Leeuwenkop genadert was, door de wagters of vlaggeluijden van deselve geen zeijn of schooten gedaan waren, en dierhalve bedugt was geweest om dese rheede met gerustheit te bestevenen, te meer doordien de vlaggestok op deselve staande, duijdelijk van de scheepen gesien konde werden, oversulx hoognodigh oordeelende voorn. vlaggeluijden daar over te hooren.
Weshalven den geene, die dien dag de wagt ofte oppas op de Leeuwenkop gehad heeft, in Rade ontboden, en hem afgevraagt zijnde waarom geen zeijn of schooten gedaan had, zo repliceerde denselve, dat hij tot namiddags omtrent vijf uren op de kop, en tot 6 uren aan ‘t huijsje op de cloof staande, geweest was, en dat geen schepen hadde vernomen; ‘t welk den Edele Heer Commissaris aan de Raad zeide niet te konnen wesen, want hij daar geweest zijnde, de schepen nootsaakelijk had moeten sien: waar over den tweede mede g’hoord zijnde, antwoorde, dat het dien dag sijn oppas niet geweest waar, maar dat wanneer ‘er geschooten was geworden, hij alsdan rapport van ‘t selve had moeten doen; gelijk het ordinaer in gebruijk was geweest; zeggende voorts, dat wanneer des avonts, omtrent negen uren boven gekomen was, de schepen wel gesien, en dat des anderen daags ‘smorgens ook behoorlijk seijn voor de selve gedaan en geschooten had.
Waar na buijten gestaan en g’ oordeelt zijnde, dat den eerste, dewelke den oppas dien dagh gehad heeft, geen redenen genough tot sijn ontschuldigingh wist te geven, maar dat na alle apparentie niet op sijn bescheijden post, of dronkken geweest was, ‘t welke te mets de oorsaak zoude zijn, dat een geheele vloot dese plaats, waar aan de zelve tot ververssingh &a zo veel gelegen leid, zoude moeten verbij lopen: zo is goetgevonden en besloten, om hem te laten apprehendeeren en door den fiscael te doen actioneeren; mitsgaders den tweeden, door dien den fiscaal niet kan sien eenige actie op hem te hebben, onbequaam voor sijn dienst is, weder na sijn bescheijden post te zenden, om aldaar sijn dienst behoorlijk waar te nemen.76
Gebesoigneert zijnde wegens ‘t geene haar Edele groot Achtbare de Hooge Indise regeeringh tot Batavia in haar Edele missive, de dato 25en November jongstlede77 komen aan te haalen: dat haar de opperhoofden van ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburg hebben weten te berigten, dat op ordre van den Heer Gesaghebber, de volle nieuwe monteringh van al de militairen die van de scheepen in ‘t hospitaal alhier gaan, aan de wal moeten werden gebragt; mitsgaders, dat aan de selve, wanneer daaruijt komen, insteede van die, ouwerwetse, ja selfs ook onbruijkbare werden weder gegeven enz. Zoo heeft den Heer Gesaghebber betuijgt noit beter geweten te hebben, of de soldaten, die zo hier in ‘t guarnisoen als ‘t hospitaal verlost zijn, wederom met goed geweer &a. sijn voorsien geworden; vragende den capitain Olof Bergh of hij ook zodanige ordre van hem gekregen heeft; waar op denselve van neen g’antwoord hebbende, aannam in geschrifte te doceeren, waardoor sulx gecauseert is.
Den Edelen Heer Commissaris den Raad gecommuniceert hebbende, dat den fiscaal op gisteren gelast hadde, om sig te informeeren wegens eenen Jan Michielsz van Delft, die hem op ‘t schip van sijn Edele heeft weten te versteeken, voorgevende dat de kok van ‘t schip ‘t Huijs ter Boede was, en waar na sijn Edele dese morgen den schipper dier bodem gevraagt hadde, gesegd wierd, dat sijn koks hadde die bij ‘t schip behoorde: Zo heeft den fiscaal vervolgens te kennen gegeven dat hij voorn. Jan Michielsz reets g’examineert en uijt denselve ontwaard hadde, dat sig hadde verstooken om na ‘t vaderland te geraken, maar dat hij na regten tegens hem zoude procedeeren.78
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
[Signed:] In kennisse van mij PR. MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 39-45.¶
Dingsdag den {17130228} laasten Februarij 1713, voormiddags.
Present den Raad Extrs. van India, Commissaris deses gouvernements en Admirael deser jaarse retourvloot, den Edele Heer Johannes van Steelant: den Heer Gesaghebber Willem Helot en de verdere leden des Raads.
Soo heeft den vaandrig Nicolaes van den Heuvel bij request versogt, dat in plaatse van den overledene luijtenant Pieter Kiksee tot die qualiteit gevorderd en aangesteld mogte werden, waarop buijten gestaan en door welgemelte Edele Heer Commissaris den Heer Gesaghebber, en vervolgens alle de leeden afgevraagt zijnde, ofte in plaatse van dien overledene een andere luijtenant voor ‘t Gouvernement benodigt was? En daarop betuijgt hebbende van ja, zo is denselve, op de van hem gegevene goede getuijgenis van bequaamheit en goed gedragh, tot luijtenant met ƒ50 ter maand, onder een nieuw driejarig verband aangesteld: qualiteit, gagie en verband heden aanvank nemende.
Insgelijx door den burger Gerrit Basson en desselfs huijsvrouwe Johanna Reijnink versogt zijnde,80 dat haar mogt gepermitteert werden, mits betalende het daartoe staande transport en costgeld, om met een der retourschepen na ‘t Patria te vertrekken, zo is haar sulx g’accordeert.
Den soldaat Jan Meerkens met het present ter rheede leggende schip ‘t Huijs ten Donk uit ‘t Patria gekomen, en door de opperhoofden dier bodem, in plaatse van den crankbesoekker Johannes Molenrijn op de uijtreijse den 3en September passo. overleden, in desselfs plaatse aangesteld; versoekkende dat tot crankbesoekker op dien bodem mogt werden gevorderd; zo is denselve, ten aansien dat die dienst sederd gemelte tijd, volgens de daar van gegevene getuijgenis van gedte. opperhoofden en ter consideratie van sijn goed gedragh, en dat d’ E.Compe. voor dese, de tijd van omtrent de vijf jaaren in die qualiteit gediend heeft, op approbatie van de Hooge Indise regeering tot crankbesoekker met een besolding van ƒ30 per maand verbetert, onder een nieuw vijf-jarig verband, qualiteit, gagie en verband dato deses ingaande.
Door den pro interim fiscael Willem van Putten overgeleverd zijnde seekere examinatie, door hem ten overstaan van twee leden uijt den Raad van Justitie, omtrent vijfthien persoonen, die hun op de jongst uit ‘t Patria g’arriveerde scheepjes Schooteroog en Avonturier hebben versteeken, gedaan; en welke persoonen bij provisie op het ter rheede leggende schip ‘t Huijs ter Boede geplaast zijn: zoo versogt denselve, doordien die bodem in ‘t korte na Batavia stont te vertrekken, dat deselve versteekelingen, ingevolge de ordre van haar Hoog Edele tot Batavia de dato 18en October 1712, op de retourvloot mogten verdeeld en na ‘t vaderland versonden werden;81 welkers besorgingh den Edelen Heer Commissaris op sig heeft gelieven te nemen, wanneer de Ceijlonse retourscheepen, die althans zo men verhoopte voor de wal sijn, zullen g’arriveert wesen; en van ‘t welke besloten is, haar Edelens tot Batavia behoorlijk advertentie te geven.
Gevende den Heer Gesaghebber insgelijx te kennen, hoe dat in het gepasseerde jaar met een der uijtgekomene scheepen hier aangeland was een vrouwspersoon, die haar voor matroos in dienst der E.Compe. had laten aannemen en dewelke sig te deser plaats nog is onthoudende, welk vrouwspersoon, om te voldoen aan de g’eerde ordres onser Heeren Majores van den eersten Augustus 1712, wanneer deselve alhier onnut zij, almede verstaan is om met de presente retourvloot na ‘t Patria te zenden.82
Ten dien subjecte door den Edele Heer Commissaris voorgedragen sijnde, hoedat sijn EdIe. berigt was, dat hier onlangs op de naam van een Engelse juffrouw aangekomen en toegelaten was, hier te verblijven, en dewelke gesegd wierd door de Engelse van Madraspatnam 83 overgekomen, een Jodin te sijn, en dat sijn Edele uit dien hoofde niet konde sien, wat sij hier zoude doen, te meer door dien de Edele Heeren Majores niet verstaan, dat de vrouwen van onse eijgen natie met de schepen voor versteekelingen uitkomende, hier mogen aangehouden of na India voortgesonden werden: waarop den Heer Gesaghebber en verdere leden des raads betuijgden noit als onlangs gehoort te hebben, dat het een Jodin was, en dierhalve gaarne wilde condescendeeren om het besluit dieswegen genomen te altereeren. Weshalven goetgevonden is, om voorn. Juffr. door den Secrets. deses collegie te doen aanseggen, dat per eerste occasie van hier na Engeland of Madras van waar gekomen is, zoude moeten vertrekken.
Gedelibreert zijnde, wegens de weijnige leverantie van tarw, die de landbouwers tot nog toe aan de E.Comp. hebben gedaan, en dat ‘t dierhalve te dugten was, dat men de van Batavia g’eijschte 250 lasten tarw niet soude konnen voldoen; zoo is ten aansien, dat na gedane overslagh g’oordeeld werd coorn genoeg onder de landbouwers berustende te sijn, maar genegen schijnen van in plaatse van haar voorraad aan de E.Compe. tot ƒ8:10 de mud, tot hooger prijsen aan de particulieren te willen verkoopen, verstaan; omme de luijden onder Stellenbosch en Drakenstein gehoorende, door de substitut landdrost, en die van ‘t Caabs district door de geregtsbode te laten afvragen, en sulx bij maniere van inschrijvinge, wat quantiteit coorn een ijgelijk van hen voor ‘t uijteijnde van de maand April aan de E.Compe. zullen konnen leeveren; omme na ingekomen berigt te oordeelen, wat daar omtrent verder te doen is.
Zijnde op de propositie van den Edelen Heer Commissaris mede goetgevonden om een paar mudde Ciciliaanse tarw tot een monster of proef na Batavia te zenden, en door den E.Helot en twee gecommitteerde leden deser Raad te doen informeeren, bij aldien haar Ho.Edelens van deselve eenige petitie mogten komen te doen, tot wat prijse d’selve door de landbouwers op ‘t minste aan d’ E.Compe. zoude konnen gelevert werden; doordien gesegd werd, dat deselve meerder dan de andere komt te geven, en zo veel swarigheit niet van de droogte loopt, dog meerder tijd om te drogen van noden heeft, om daar door te besorgen, dat de beste door te hooge prijs van gemelte Ciciliaans coorn tot geen instal en kome.
Den burger Johannes Blankenberg, ingevolge het door hem geproduceerde extract uit het testament van den overledene opperstuurman van ‘t schip Grimmestein , Cornelis Papegaij, bij request versoekkende, dat hem door de opperhoofden dier bodem mogt ter hand gesteld werden seekere jonge genaamt Absolon, hem bij ‘t selve testament gelegateert: zo is goet gevonden voorn. opperhoofden ‘t selve per ordonnantie te gelasten.
Den Edele Heer Commissaris de leden des Raads te kennen gevende, dat den heer Gesaghebber sijn Edele op gistere geklaagt hadde over de eerste clercq Pieter van den Bergh, dat als nog het dagregister van ‘t voorledene jaar, ‘t gunt hem incumbeert te houden en met dese retourvloot nogh na ‘t Patria moest versonden werden, niet in gereetheit had, niettegenstaande de meenigvuldige recommandatien door Sijn E.particulier als in vollen Rade aan hem gedaan, Zo heeft welgem. sijn Edele den voorn. van den Bergh in vergadering doen komen en hem gevraagt: hoedat het quam dat het dagregister nog niet in gereetheit had? Waarop bij hem van den Bergh geantwoord wesende, dat veerthien dagen ziek geweest was, sonder dien aangaande eenige andere satisfactoire redenen van sijn versuijm te geven, wierd hem g’ordonneert het dagregister opstonts in Raade te brengen: ‘t welk verrigt zijnde bevonden wierd, niet meer als de maanden Januarij en Februarij 1712 in gereetheit te hebbe, en oversulx een geheel jaar daarmede ten agteren stont; waar van geen andere redenen wist te geven dan dat d’ Heer Gesaghebber hem had gesegd, de scheepsrol ter Secretarije gehouden met die van Sijn E. niet en quam te accordeeren. Waarna buijtengestaan en bij een ijder sijn negligentie en overgroote sloffigheit &a bekent, dieswegen gedelibereert zijnde, besloten is om hem Van den Bergh van sijn bediening als eerste clercq bij provisie te ontslaan, met recommandatie om het meergen. dagregister als door hem aangenomen in agt dagen te zullen vervaardigen, over te geven om alsdan na expiratie van die tijd dieswegen nader te besoigneeren; met interdictie dat geen instrumenten in die tusschentijd sal hebben te passeeren.
Door meergemelte Edele Heer Commissaris in consideratie gegeven zijnde, hoe dat de vlaggeluijden alhier een extraordinare en met het op en afklimmen der Leeuwenberg een moeijelijke dienst hebben, en dat voor haar matrose gagie sijn waarnemende; van dewelke zijlieden niet wel konnen subsisteeren, wanneer haar aanbevolen post naar behooren zullen waarnemen; weshalve sijn Edele voordroeg of het niet beter zoude wesen, om die menschen tot hun pligt en ijver aan te setten, mitsgaders om deselve te animeeren tot het wel oppassen en waarnemen hunner dienst, alwaar d’ E.Compe en dese plaats zo veel aan gelegen legd, als vlaggewagters quartiermeestersgagie toeleide; omme haar dienst naar behooren waargenomen hebbende, en na exspiratie hunner verbonden tijd, genegen zijnde van hier te gaan, in de qualiteit van quartiermeester te laten vertrekken: zo is deselve propositie bij den Raad g’amplecteert, en verder goetgevonden tot haarl. assistentie van de maanden Januarij tot dat de retourvloot en na scheepen, mitsgaders het theeschip hier zullen g’arriveert wesen, een bequaam mattroos toe te voegen.
Wijders door welgem. sijn Edele gecommuniceert zijnde, dat op Batavia ten reguarde van dese plaats verscheijdene zaaken voorgekomen waren, en onder andere in de negotieboekken van den jare 1709/10, dat de reekening van librale giften, als wanneer bij die boekken ingenomen zijn, belast of gedebiteert en daar tegens seer oneijgen de reekening van extraordinare onkosten, successive ter somma van ƒ4527:15 gecrediteert en also gefavoriseert is geworden, waar door met ‘t sluijten dier boekken, de laastgenoemde reeke. lang zo veel niet belast scheen te wesen, als ‘er effective op deselve was afges. zeggende sijn Edele, dat het selve tegens de goede maxime van ‘t boekhouden in ‘t geheel strijdigh was; door dien de liberale giften behoorden gecrediteert en geensints met de reeke. van extraordinare onkosten vergeleeken, veel min aan deselve tot dies ontlasting gedebiteert te sijn.
Waarom sijn Edele voordroegh dat die reeke. in dese jaarse boekken aan de reeke. van voorjarige lasten en ongelden behoorden belast, ende laastgemelte met ‘t sluijten derselve op ‘t generaal verevent te werden; ten ware dat den Heer Gesaghebber van genoemde inneeming redenen konde geven; ‘t gunt sijn E. zeide niet te konnen doen, vermits het voor desselfs tijd en door d’ Heer D’Ableing gedaan was, egter verklarende, mitsgaders den geheelen Raad, die behandeling seer onordentelijk te sijn; besloten is om ‘t selve in maniere voors. te laten redresseeren en de reeke. van liberale giften aan paijement ter groote cassa alhier berustende, te crediteeren.
Insgelijx door sijn Edele aangetoond zijnde, hoe dat de vrijwillige giften tot vergrootingh der Stellenbossche Kerk, ten bedrage van Rds.549-ƒ1647-almede heel oneijgen agter ‘t journael, binnenslijns was voortlopende, daar het nogtans bekent was, die penningen onder den cassier berusten, ‘t welke een middel is, waardoor gedte. gift indertijd soek en verduistert zoude konnen werden; om ‘t welk voor te komen, op ‘t voorstel van sijn Edele verstaan is, dat gedte. cassier daar voor bij de lopende negotieboekken onder hedigen datum, aan de reeke. van vrijwillige giften allen met de behoorlijke extensie, sal moeten gedebiteert en alzo ten allen tijde verantwoord werden.
Welgemelte sijn Edele wijders verthoorende, hoedat hem voorgekomen was, dat de France in het gepasseerde jaar omtrent desen uithoek twee Engelse scheepen genomen hadden, gelijk ‘t selve ‘t jaar bevorens ‘s Comps. schip Schoonouwen ook overgekomen was, mitsgrs. door de Engelse uit Mocha alhier aangekomen, voor seeker gesegd wierd, dat gedte. France ‘t verledene jaar aldaar ter negotie mede geweest zijnde, van de Mascariens84 ontrent desen uithoek met drie capitale scheepen wederom stonden te kruijssen; oordeelende dierhalve nootsaakelijk den Raad te moeten voordragen, door dien de scheepen ‘t Huijs ter Boede , ‘t Huijs ten Donk en ‘t freguat de Avonturier in ‘t kort in staat zoude sijn om na Batavia te vertrekken; of het dierhalve niet best en dienstig soude zijn, dat deselve bodems van hier gecombineert gedepescheert wierden; of ‘t zaake was, dat de Francen als gesegd haar omtrent deese hoogte mogten ophouden, om bij rencontre van vijand dies te meer in staat van defensie te zijn.85 Waar over gedelibreert zijnde, besloten is om de gemelte bodems, vermits omtrent tegelijk in staat van vertrek zullen zijn, hunne reijse gecombineert te laten ondernemen.
Wijders maakte gem. sijn Edele de vergadering bekent, dat goetgevonden hadde de groote en kleene cassa, mitsgaders de wapencamer, ammonitie van oorlog, buscruijt en de equipagiegoederen, onder dato deses te laten opnemen, en ten welken eijnde de ondercoopluijden Jacobus Cruse en Johannes Swellengrebel tot den opneem der cassa, en den fiscael van Putten met den vaandrig Cornelis Barentsz tot de equipagie en ‘t exact visiteeren van de pompen in de waterleijdingh; gelijk den luijtenant Slotsboo met voorn. Swellengrebel gecommitteert sijn tot het probeeren en opneemen van ‘t buscruijt. Betuijgende sijn Edele, dat wanneer de visite zo op de punten als wooningen ten desen Casteele gedaan, diverse defecten ontwaard hadde, en dierhalve nodig g’oordeeld so binnen dit Casteel, als ‘s Comps. wooningen en pakhuijsen aan de Caab, benevens de voorn. wapenkamer en ammonitie van oorlog door de luijtenants Slotsboo en van den Heuvel, benevens den Secrets. deses collegie, g’assisteert zijnde met de baasen van de timmerluijden en metselaars, naaukeurig te doen visiteeren en opnemen om van hare bevindinge schriftelijk rapport te doen.
Zijn Edele vervolgens te kennen gevende, hoedat op Batavia ‘t gerugt liep, als of het daar nog mancquerende schip Zuijddorp , op desselfs aanwesen alhier van geen genoegsame leevensmiddelen voor de daarop bescheijdene manschap tot de reijse naar Batavia voorsien geworden zoude sijn, zoo recommandeerde sijn Edele de Heer Gesaghebber Helot, als ‘t selve hem principaal incumberende, dierhalve aan te thoonen, wat voor provisien ‘t genoemde schip op verschijning te deser rhede restant heeft gehad, en wat vervolgens aan ‘t selve verstrekt is, met aanthooninge voor hoeveel tijd gedagten bodem voor gemelte reijs geproviandeert is geweest; ‘t welke den Heer Gesaghebber zoveel doenlijk aannam te zullen doen.Excepto wegens ‘t gerequireerde der restanten, van welkers bewaringh der papiertjes daar die uit reeke. op geschied, geen voorbeeld alhier gevonden werd.86
Den Heer gezaghebber voordragende, hoedat d’ Edele Heeren Majores hadden gelieven te ordonneeren, dat het te kort komende bij de tweede verpagting der Caabse wijnen op reeke. van den Gouverneur Louis van Assenburgh zaliger soude gesteld, mitsgaders dat haar Edele groot Achtb. tot Batavia hadden gelieven aan te schrijven dat de onkosten van de begravenis van voorn. Gouverneur uit desselfs nalatenschap zoude moeten voldaan werden, en dat dieswege nodig g’oordeeld hadde ‘t selve in Rade te proponeeren; zo heeft den Edelen Heer Commissaris onder andere de leeden des Raads gevraagt, wie dat de executeurs of volmagten waren? Waar op te kennen gegeven werdende, den Secrets. De Meijer een daar van te wesen, en waar omtrent denselve sig bezwaart vindende, versogt heeft om per naaste ‘t selve in geschrifte nevens de andere executeurs te mogen deduceeren; is verstaan ‘t selve per naaste sodanig mogte te raade werden, te konnen doen; om het nodige alsdan te beramen.87
Volgens besluit van den 20en December jongstleden, den burger Jacobus Overneij wederom na herwaarts gekomen en den Edelen Heer Commissaris ter kennisse gebragt zijnde, hoedanig het sig met voornoemde Overneij toegedragen heeft omtrent de waarschouwing door hem wegens ‘t afkomen der groote Namaquas Hottentots gedaan, en waarom de expeditie onder den luijtenant Slotsboo geschiet is; zo is, nadat de verklaringen door den pl. fiscael ingenomen, gelesen en geresumeert waren, en bevonden zijnde, dat ‘t selve voorn. Overneij niet ten quade konde g’imputeert worden,88 verstaan omme hem Overneij te verbieden van met sijn vee in ‘t veld te swerven, maar dat sigh weder na herwaarts zoude hebben te begeven.
Den Edele Heer Commissaris voordragende dat de jongst van Batavia gekomene brieven met de eerst na derwaarts vertrekkende schepen behooren beantwoort te werden; zo belasten den Heer Gesaghebber aan den Secrets. om sulx te doen; ten welken reguarde d’ Edele Heer Commissaris zeide dat in India gebruijkelijk was, men de brieven die beantwoort moesten werden, eerst geverbaliseert en in Rade de notulen gebragt zijnde, vervolgens geresolveert wierd, hoedanig te beantwoorden; ‘t welk altijts ter halver blad bezijden gedagte notulen wierd aangeteekent; en vermeende dat het hier ter plaatse zodanigh mede behoorde te geschieden, op ‘t welke gedemonstreert zijnde, dat hier sulx noit in gebruik geweest was; zo is egter besloten omme het selve in ‘t vervolg des tijds zodanig te observeeren.
Te kennen gegeven sijnde, hoe dat de wagenrijder Claas Bouwman89 onlangs in de Zouterivier twee ezels en een paart van de hem aanvertrouwde wagen had laten verdrinkken, ‘t welke g’oordeeld werd dat door dronkenschap of versuijm veroorsaakt is; zo is goetg’vonden, dat den fiscael daar ondersoek op doen zal.
Eijndelijk door de Edele Heer Commissaris bekent gemaakt zijnde, hoe dat met bevreemding gesien had, dat de 2 bruggen voor dit casteel van geen leuningen of vlerken voorsien waren en daar over de plankken bijna loslagen, waardoor bij avont of ontijden, te mets groote ongelukken konde geschieden met rijtuijgen of menschen, die deselve des avonts moeten passeeren; zo is omme alle ongelukken voor te komen, verstaan, dat die bruggen behoorlijk met boogwerk opgemetselt en vleugels zullen voorsien werden, te meer de bogen met klinkersteenen en de vlerken met klip ditos, als maar van een kleen verlaat zijnde, en de fondamenten met de zijdmuuren daar toe reets leggen, niet veel zullen komen te kosten.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
[Signed:] In kennisse van mij PR. MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 46-54.¶
Sondagh den {17130305} 5en Maart ao. 1713. Voormiddags; gecombineerde vergaderinghs.
Present:
Den Raad Extraordinaris van India, mitsgaders Commissaris deses gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot den Edelen Heer Johannes van Steelant,90 Heer Gesaghebber Willem Helot, vice Admiraal Arij Bogaart,91 E. independent fiscaal Cornelis van Beaumont,92 schout by nagt Jan van Breen,93 den capitein Olof Bergh, schipper Adriaen Timmerman,94 luijtenant Slotsboo, coopman de Laval,95 ondercoopman Jacob Cruse, schipper Gouswaart,96 ondercoopman Swellengrebel, schipper De Vries,97 ondercoopman en pl.fiscaal Van Putten, schippers Stoffel Boom,98 Arij van der Linde,99 Jan Berger,100 Arij de Jager,101 Simon Rijks,102 Both,103 Cornelis Dobbel104 en fiscaal der retourvloot Simon Willem Decker,105 dempto schipper Haijman de Laver.106
De leeden des Raads bij den anderen gekomen en door den Edelen Heer Commissaris volgens de instructie van haar Edele Groot Achtbare de Heeren van de Hooge Regering tot Batavia een ygelijx plaats na hun rangh gegeven en aangewesen hebbende, mitsgaders den E. independent fiscaal deses Gouvernements Cornelis van Beaumont, mede cessie na die sijne qualiteit hebbende doen nemen: zo heeft sijn Edele den Raad gecommuniceert, dat deselve had doen convoceeren wegens de schade, die de E.Compe. wederom geleden hadde aan ‘t Ceijlons retourschip ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen , dese morgen omtrent de klok ses uren, sonder groote en besaans mast, te deser rheede verscheenen; ten eijnde met den andere te overwegen, wat ten meesten dienste der E.Compe. tot een spoedige reparatie van dien bodem, om het vertrek der retourvloot niet hinderlijk te zijn, vereijscht werd. En vervolgens door sijn Edele opgelesen zijnde, seeker verthoog bij de opperhoofde van ‘t selve schip opgesteld en geteekent, behelsende ‘t notabelste, ‘t gunt haar sedert ‘t vertrek van Gale op de reijse ontmoet en overkomen is: ‘t welk gelesen en bevonden zijnde, dat door ‘t zware weer, dat die scheepelingen gehad hadden, uit vreese van te zullen sinkken, genoodrukt waren geweest de groote mast te kappen, en dat die met buijten boord vallen, de top van de besaansmast mede had weg genomen, mitsgaders dat door ‘t water, ‘t welke ter hoogte van 8 a 9 voeten in hadden gekregen, ‘t schip onderstallig geworden, en een parthij peper, benevens een pak nat bevonden was, gelijk bij het hier onderstaande vertoog breder consteert:
‘Vertoogh aan den wel Edelen Heer Steelant, Commissaris wegens ‘t Gouvernement van Cabo de Goede Hoop, mitsgaders Raad Extraordinaris van Ns. India en Admirael van ‘s Comps. retourvloot, benevens den verderen Raad aldaar.’
‘Nadat wij op den 21en December ao.passo. van voor Pte. Gale sijn zeijl gegaan tot op de buijten rhede, van waar benevens de scheepen ‘t Vaderland Getrouw (als wimpelvoerder), Bentvelt , Bennebroek , Reijnestein , en wij met ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen , ‘s anderendaags gesamentlijk ankker ligte, om onse reijse (onder Godes zegen) na Cabo de Goede Hoop onder ‘t gesagh van den E.Heer Bea[u]mont, g’eligeert fiscael van opgemelte plaats, te vervorderen. En vervolgens met den andere gezeilt tot den 9en Januarij ao. stantij als wanneer wij in ‘t darde glas van de dagwagt beliepen zware stormbuijen, dewelke den heelen dag duurden, verseld met harde regen, hielden ‘t met onderzeilen gaande tot ‘s anderen daags smorgens in ‘t vierde glas van de dagwagt; als wanneer wij genootsaakt waren de fok in te nemen, also de wind sig meer en meer verheffende, tot na middagh, quam ‘t eenigsints tot bedaren; zagen nog een schip van onse Compe, maar den dag aanvolgende sagen geen schepen, invoegen ons alleen bevonden, niet wetende deselve voorwaarts of agterwaarts waren: vervolgden onse reijse bij de cours zo den selven bij den breden raad bij resolutie was vastgesteld, egter kregen geen gesigt van schip of scheepen.’
‘Saturdagh den 21en dito smorgens het weer als vooren, dog na verloop van 2 a 3 glasen in de voormiddagwagt, kregen een stijve gereefde marsseijlscoelte met motregen, dewelke na de middagh eerst tot schooverzeijls kouwe en ‘s nagts met een fiamente storm is vergroot: tegen de middernagt namen ‘t groot marsseijl in, dewijl het al schoongereeft sijnde, niet langer op ‘t ezelshooft staan kond, als mede omdat ‘t schip niet langer te regeeren was door de baloorigheit en zware zee, die sig (na ‘t leek) tot de lugt toe verhefte, genootsaakt waren met de fok zo veel als ‘t houwen kon, te lensen.’
‘Sondag den 22en dito in ‘t begin van de hondewagt, begon ‘t een vliegende tempeest te waaiien, en draaijden op de lij met de steven om de noord, namen de fok in, streeken de raas omlaagh: na verloop van eenige glasen nam de wind hand over hand aan, ja, zodanig dat ons schip continueelijk met de stuurbortszij eens mans lengte onder water lag, kregen dies wegens veel water tusschen dekx, als mede bij de pomp, dat wij het nawernood met pompen en balijen gaande konden houden. Kort na de middag liep de wind met een stille vlaagh van ‘t oost tot Z.W. en W.Z.W. tot omtrent ‘t vierde glas, als wanneer ‘t doen weder zodanig begon te waaijen, dat ‘t schip weder continueelijk met stuurboortszij een volle mans lengte, zijnde overstolpt van de zee, sonder te rijsen bleef leggen, zijnde alles des benodigts gestreeken, scheen ‘t nog niets ter waerelt te kunnen helpen, dierhalve bij de overheden deser bodem g’delibreert en goetgevonden is, eenige stukken canon over boord te setten, ‘t welk aanstonts werkstellig wierde gemaakt, kregen drie stux schietende 6 lb. ijser ider, in zee, ‘t geen de minste baat niet bijbragt, en ‘t geen nog t’ verschrikkelijkst ons voorquam, dat wij ontwaarden een onderstallig schip te hebben, onse pompen opgepropt van rijst, cadjangh en meenigte van peper, waar op de stuurlieden, op orde van den schipper, sig met alle uijtterste vlijt na de zood vervoegde, aldaar komende, sagen boven de buijkdelling 5 a 6 voeten water staan, ‘t welk dik van peper vermengt was, wenden alle uijtterste debvoiren aan met balijen en pompen, met wens en vertrouwen van ‘t schip (door Godes hulpe) lens te krijgen; edog ter contrarie wies het water tegens alles wat wij deeden, aan, ja tot 7 â 8 voeten in den tijd van 3 â 4 glasen (tot vermeerdering) was aangegroeid: ‘t scheen, dat alle middelen die wij dieswegens konde betragten, te vergeefs waren, egter op hoop levende om door Godes bermhertigheit geret te werden, besoigneerden den scheepsraad wederom en vonde goed, zo men het schip (naar menschelijke presumptie107 wilde behouden, de groote mast te kappen, dat in ‘t elvde glas volbragt wierd; maar tot ons ongeluk, nam deselve de besaansmast mede overboord; kregen als doen door hulp (van den aldergoedertierenste God) ons schip eenigsints tot rijsen, waar door ‘t volk een weijnig verquikt zijnde, gingen met goede moet aan ‘t pompen en balijen en hielden ‘t also gaande, dat’ er geen meer, of minder water bevonde wierd; bleven in gelijker voegen dien nagt met een vliegende en nood dringende storm, sonder ‘t minste zeijl te konnen voeren, op Godes genadige en barmertige hulp drijven.’
‘Alle ommesien waren onse pompen onklaer, en een van deselve wierd eijndelijk t’ eenemael onbruijkbaar, invoegen wij genoodrukt waren die te ligten; bevonden daarin een bank van rijst, cadjangh &a., zô vast begroeid, dat deselve onbreekbaar scheen, dog met veel moeijtens kregen onse timmerluijden deselve gangbaar: vonden goet deselve in ‘t watergat te setten, alwaer doenmaels de onderste laagh water vaten een voet onderlaagen, maar kregen door dit middel in korte tijd lens. Inmittels doende ons best om den pomp tot waarloo[s] medegegeven voor de hand te krijgen, om zo dra ‘t weer en de zee eenigsints tot bedaren quam, door de constapels poort uijt te steeken (alzo door geen ander middel deselve op ons bovenste dek te krijgen was.108 ‘
‘Dingsdag den 24en dito smorgens de Wt.Z.W. labber coelte, goed weer en holle zee, en bevonden, dat het water agter door het gestadigh pompen en balijen merklijk gemindert, ook dat ‘er een plank van ‘t agterschot uijtgeweeken was, ‘t geene ons bedunkens de onderstalligheit zal veroorsaakt hebben, also daar door een meenigte van peper was en quam toesakken, en waren met alle vlijt besig met repareeren.’
‘Woensdag den 25en dito bevonden bij ‘t openen van de cruijtkamer vier vaten, die nat waren en de rest gesmolten, tot een getal van 26 vaatjes ijder van 100 lb., komt 2600, benevens eenige cardoesen bedorven, vermengt met natte en bedorve peper, die door ‘t voorgemelte schot is doorgedrongen; gooyden ‘t selve overboord, maakten dat gat schoon en zuijverde de zood van zo veel vuijligheit als wij konden.’
‘Donderdagh den 26en dito wierd ter presentie van gecommitteerde ‘t groote luijk g’opent, om na de laag te sien, bevonden ‘t yets gezakt te wesen, principael aan weerkanten, dog weijnig van belang, maar ‘t agterruijm opende, is aldaar wederseijds geen peper b’oogt als in ‘t midden, dogh niet in vergelijk van ‘t voorruijm, benevens een pak nat bevonden, verders gedragende aan ons gehoudene dagregister en resolutie.’
‘Inmiddens deede ons best van weder instaat te raken, ‘t geen met alle uijtterste vlijt werkstellig wierd gemaakt, dat wij dieswege konden doen, egter door ‘t continueellijk slingeren, tot den 4en Februarij aanliep van ‘t schip in staat te sien, gelijk wij (door Gods goedertierene genade en goetheit) op Caabs rheede zijn g’arriveert.’
‘Zijnde alle ‘t geene voormt. staat het notabelste van ‘t gepasseerde op onse reijse voorgevallen, en dus kortelijk ter neder gesteld, met wensch, dat ‘t selve ten genoege van U.Edele mag aangenomen werden. ‘t Welk doende (onder stont) In ‘t schip ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen , adij 5e Maart ao. 1713 (was getekent): Simon Rijcxen, Albert van Soest, Jacob Jansz Foornir, Pieter van Deure, Albert Simonsz Prins, Lieven Wijbrantsz en Jn. Godde van der Burgh, als boekhouder.’
Zo heeft welgemelte sijn Edele de leden des Raads in bedenkken gegeven, of niet van gedagten waren, dat door de onderstalligheit van gedagt schip en ‘t meenigvuldig water, dat in gehad heeft, de salper en zuijker niet gesmolten en eenige pakken kleeden en baalen canneel zoude nat geworden zijn! Zo ja, of dien bodem niet behoorden gelost te werden, om de onderstalligheit van dien te verhelpen, en te konnen sien, wat goederen nat en bedorven geworden zijn. Op welk voorstel gedelibreert en in agting genomen zijnde, dat door gedte. water seekerlijk een gedeelte (zo niet in ‘t geheel) van de salper en zuijker sal gesmolten, en de peper benevens eenige pakken en baalen nat geworden sijn; zoo is eenparig hoognoodig en nootsaakelijk g’acht en besloten, omme dien bodem van de inhebbende goederen op volgende maniere te doen ontladen, te weten:
Eerstelijk, dat alle de droog en wel geconditioneert bevonden werdende pakken en baalen etc. in ‘t schip ‘t Huijs ter Boede zullen overgebragt. Dog alëer op de daar in reets geladene tarw iets gelegd werd, deselve bevorens met een zeijl gedekt sal worden.
Ten tweeden, dat de drooge peper, sappanhout enz. in het fregat de Avonturier sal over, mitsgaders alle de nat gewordene goederen aan land gebragt werden.
Ende op dat ‘t selve in een goede ordre verrigt werd, zo is den ondercoopman Benjamin Gunter109 en den boekhouder Enog Kragt110 gecommitteert, omme ten overstaan van den fiscaal der vloot Simon Willem Decker, in maniere voors. die bodem te doen ontlossen, zullende specifice moeten aanteekenen de nombers der pakken, baalen en kisten, benevens de quantiteijt en qualiteit der goederen daarin besloten, om deselve telkens met een brievje af te vaardigen.
Zijnde tot den ontfangst der goederen binnen boord van ‘t schip ‘t Huijs ter Boede als gecommitteerdens aangestelt den ondercoopman Abraham le Cortier111 en den boekhouder Albert Valk;112 mitsgrs, tot ‘t ontfangen, openen, wasschen, droogen, en herpakken der goederen aan land den buijtenant Nicolaas van den Heuvel, ondercoopman Cruse, en cassier Jacob Voet, g’assisteert zijnde met de adsistenten daar toe vereijscht om na verrigting van ‘t selve behoorlijk rapport te doen in geschrifte.
Waar na den Edelen Heer Commissaris voordroeg, hoe noodsaakelijk de korte factuur van ‘t geladene in ‘t meergemelte schip ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen en de andere Ceijlonse scheepen vereijscht wierd, om te konnen sien waarinn[e] de lading van genoemden bodem bestont, en of de goederen met die factuur quamen te accordeeren. Zo heeft sijn Edele, door dien ‘er van geene der Ceijlonse retourschepen een eenige factuur in de brieven met deselve bodems ontfangen, was overgesonden, aan den fiscaal van Beaumont gevraagt, of de korte facturas ook onder sig hadde? En daar op van neen g’antwoord hebbende, zo heeft meergemelte sijn Edele ‘t volgende extract opgelesen:
‘Extract uit de missive ges. door haar Edele Groot Achtb. de Heeren in de Hooge Regeering tot Batavia den 25en November 1708 aan den Heer Gouverneur Louis van Assenburg en den Raad aan Cabo de Goede Hoop.113 ‘
‘Wij hebben voor den dienst van de E.Compe. nodig g’acht het pacquet brieven aan UE. gesuperscribeert zijnde, open te laten overgaan in handen van den Admiraal deser retourvloot om de inleggende korte facturen tot sijn narigt op de reijse te konnen laten copieren114 en daar door instaat te zijn van altoos (daar het nodig mogte wesen) kennisse te hebben, wat ‘er in yder retourschip geladen is. En aangesien wij ‘t selve even nootsaakelijk agten ter reguarde der lading van de Ceijlonse retour-schepen, zo zullen UE. die ordre hebben te stellen, dat bij overkomst der Ceijlonse retourbodems aanstonts de korte facturen dier scheepen gecopieert, en aan meergem. Admirael ter hand gesteld werde; en dat niet alleen nu, maar ook altijt na desen.’
Waarbij genoegsaam komt te blijken dat haar Edele Groot Achtb. tot Batavia aan dese regeeringh komen te ordonneeren, dat bij aankomst der Ceijlonse retourscheepen, de korte facturas van ‘t geladene in deselve zullen werden gecopieert en aan den Admiraal der vloot t’ zijner narigt over te geven; weshalve den Edelen Heer Commissaris wijders te kennen gegeven heeft, dat doordien den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Becker115 en Raad tot Colombo als hier vooren geen korte facturas van daar hadden overgesonden, en dat men daar door van deselve gefrustreert was, of niet nootsaakelijk zoude zijn, dat men tot bekoming derselve de pacquetten, waarin die voor ‘t vaderlant gesloten sijn, opende, om gecopieert zijnde, daar weder in te doen en caheteeren;116 en tot geen tijdverlies reets door den schipper van ‘t voors. Raadhuijs van Enkhuijsen de pacquetten hadde laten aan land brengen, en voor de vergaderingh sijn Edele overhandigt; mitsgaders deselve gesloten in den Raad medegebragt zijnde: Zoo is na gehoudene raadplegingh, vermits derselver nootsaakelijkheit ‘t geproponeerde van den Edelen Heer Commissaris g’amplecteert en waar op ter selver stont het afsonderlijke pacquet daar in de lange factura en korte dito, cognoscement en stuagielijst van meergemelte bodem verzegelt waren, is geopent en bevonden den inhoude van voors. korte factura te bestaan in: 34 kisten, 150 pakken, 1040 fartels canneel, 37501 lb. caurits, 132368 lb. swarte peper, 290000 lb. salpeter en 65000 lb. sappanhout, met malkandere bedragende ter somma van ƒ175280:15:8.
Zijnde vervolgens mede goetgevonden om ‘t lossen en weder instaatbrengingh van gemelten bodem, soo dra mogelijk zijn zal te bevorderen, ses man van ijder schip, benevens alle de scheepsbooten te pressen, mitsgaders de daartoe benodigde masten en verdere ronthouten ten eersten te laaten vervaardigen, om ontladen zijnde, ten overstaan en bijwesen van den schipper Simon Rijkse, door den vice Admiraal Arij Bogaart, den schout bij nagt Jan van Breen, en de schippers Timmerman, Gouswaart, de Vries en Stoffel Boom, g’assisteert zijnde met haar opperscheeps timmerluijden exact te laten visiteeren, om na bevinding van ‘t selve behoorlijk schriftelijk rapport te doen.
Wijders voorgedragen zijnde de nootsaakelijkheit om het restant der alhier zijnde equipagiegoederen te weten; en te sien of gedagt schip van ‘t een en ander na behooren kan voorsien werden, en tot welkers opneemingh den pl.fiscaal Willem van Putten en den vaandrig Cornelis Barentsz ter vergaderingh van den laasten Februarij gecommitteert zijn, en ‘t gunt tot nogh geen begin genomen hadden; Zoo gelaste den Edle Heer Commissaris voorn. van Putten omme morgen vroegh een begin van ‘t selve te maken, ‘t welke denselven aannam, wanneer de executie aan boord van ‘t schip Grimmestein gedaan zoude hebben, ‘t gunt vroeg zoude verrigt zijn. Waarop den fiscaal Van Beaumont repliceerde van ‘t selve te zullen verrigten; seggende den Edele Heer Commissaris te oordeelen, of van gedagten te zijn, dat het zodanigh ook behoorde te geschieden en hem Van Putten vervolgens van sijn dienst ontslaande: Zo is den E. independent fiscaal van Beaumont voorts door sijn Edele en de andere raadsleden met die sijne bediening gefeliciteert.
Aldus gearresteert en geresolveert in ‘t casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] ARIJ BOGAART.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] JAN v. BREEN.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] ADRIAEN TIMMERMAN.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. DE LAVAL.
[Signed:] J. CRUSE
[Signed:] CORNELIS GOUSWAART.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CS. DE VRIES.
[Signed:] W. v. PUTTEN.
[Signed:] STOFFEL BOO[M].
[Signed:] ARIJ VAN DER LINDE.
[Signed:] J. BERGER.
[Signed:] ARIJ DE JAGER.
[Signed:] SIMON RIJCXEN.
[Signed:] LAMBERT BOTH.
[Signed:] CORNELIS DOBBEL.
[Signed:] SN. WM. DECKER.
[Signed:] In kennisse van PR. DE MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 57-65.¶
Dingsdagh den {17130307} 7en Maart 1713. Voormiddags, ordinare vergaderingh.
Present den Raad Extraordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, den Edele Heer Joannes van Steelant, Gesaghebber den E.Willem Helot, independent fiscaal Cornelis van Beaumont en de verdere leden des Raads.
Den Edele Heer Commissaris te kennen gevende, dat in de laast gecombineerde vergadering op Sondag den 5en deser maand, ten desen Casteele gehouden, den E.independent fiscaal Cornelis van Beaumont na die sijne qualiteit wel cessie had doen nemen, dog in deselve vergaderingh den eed niet had afgenomen door dien sijn Edele g’oordeeld had compatibelder te sijn, dat deselve in dese vergadering presteerde en vervolgens voorne. fiscaal van Beaumont afvragende of tot ‘t selve te doen bereit was, en van ja ten antwoord gegeven hebbende, ende den eedt als fiscaal en lid deser Raad door den Secretaris voorgelesen zijnde, zo heeft sijn E. beide deselve aan handen van Welgemelte Edele Heer Commissaris afgelegd.117
Waarop door den ondercoopman Willem van Putten bij request te kennen gegeven wierd, hoe dat voor schaars twee jaren door den Edele Heer Pieter de Vos, Ordinaris Raad van India en Commissaris deses Gouvernements is aangestelt tot pl.fiscaal in loco; welk ampt tot den 5en deser heeft waargenomen, als wanneer door den Edelen Heer Commissaris in ‘t hooft deses genoemt, ingevolge de Hoog g’eerde ordres onser H.Heeren Majores goet gevonden is, den Heer Cornelis van Beaumont als independent fiscaal alhier te installeeren, en hem supplt. van gem. ple. bediening te ontslaan, en hij supplt. sig thans instaat en genegen bevind, om d’ E.Compe. nog langer te dienen, ende niet actueels, zo hij vermeend, ten aansien van sijn qualiteit in dit Gouvernement te verrigten is, en dierhalve versoekkende, dat met eene der eerstkomende kersscheepen na Batavia mogt voortgaan; ten ware eenige speculatie mogte gemaakt werden dat sijn supplts. verdere dienst omtrent de gevisiteerde houtbosschen (waar toe door sijn Edt. den Heere Joan van Hoorn en meergemelten Heer de Vos ten principale aangehouden en g’emploiieert is) zoude komen te vereijsschen; te meer dewijl nog niets positivs op het rapport der bevindinge van de houtbosschen aan de Rivier sonder Endt door hem aan de Heeren Majores gededuceert, en per den Heer Commandeur Pieter van Hoorn ao. passo. afgegaan, is ingekomen.
Zo heeft den Edelen Heer Commissaris gesegd van het visiteeren van gedte. bosschen nog niet onderrigt te zijn; ‘t welke vervolgens door hem Van Putten gedaan en buijten gestaan zijnde, zo is door welgem. sijn Edele den gesaghebber en verdere leden des Raads afgevraagt, of daar omtrent nog ijets meerder moest verrigt werden, of ijets aanquam te gebreeken, en van neen g’antwoord wesende, zo heeft sijn Edele gesustineert, dat wanneer de Edele Hoog Achtb. Heeren Majores daar omtrent ijets wilde ordonneren, ‘t selve aan den Heer Gouverneur en Raad soude doen, en dat uit dien hoofde niet konde sien, dat men gemelt versoek om na Batavia te vertrekken, soude konnen declineeren, te meer gem. sijn Edele verseekert hielt, dat tot dies nader ondersoek genoegsame ervaren persoonen aan de hand waren om vereijscht werdende, ‘t selve te doen, en diendhalven de advijsen der Raadsleden requireerende: zo is genoemde Van Putten zijn versoek eenparig g’accordeerd, omme met een der eerst verwagt werdende kersscheepen na meergem. hooftplaats van hier te laten vertrekken, bij aldien de Edele Heeren Majores omtrent des supplts. persoon geen andere ordre komen te geven; en voorts verstaan, dat gedurende sijn verblijv alhier, desen Raad nog sal assisteeren: zijnde op desselfs versoek van ‘t Collegie van Justitie, als daar in bevorens eer dat tot pl.fiscaal is aangesteld, geseten hebbende, g’excuseert.
Door voorne. Heer Commissaris gecommuniceert zijnde, hoe dat den capitein Olof Berg den Sen deser maand aan sijn Edele gevraagt hadde, of de ordre aan den E.independent fiscael Cornelis van Beaumont, dan aan den pl. fiscael Van Putten zoude geven? ‘t Gunt zijn Edele betuigde hem vreemt voorgekomen te sijn, door dien in alle Indiase Gouvernementen aan de respective raadsleden de militaire ordre gegeven, en voor deselve wagtsvolk geroepen wierd; ‘t welk zijn Edele oordeelde dat hier mede behoorde te geschieden; ten ware den Heer Gesaghebber, of eene der andere voorsittende leden de redenen tot contrarie wisten aan te thoonen; waarop getuigt werdende, deselve niet te weten, en ‘t selve in dit gouvernement zo wel als in andere soude mogen geschieden; zo heeft sijn Edele, om des te meer aansien aan den Raad te geven, g’ordonneert dat van nu af aan de leden des Raads, die binnen ‘t Casteel woonen, ‘telkens gedagte ordre van binnen en buijten; dog aan degeene die buijten woonen, eenlijk de ordre van buijten door een sergeant sal gegeven werden; en vervolgens, dat ‘er voor de leden deser Raad en desselfs secretaris, zo ten desen Casteele als aan de buijtenwagten, wanneer desselve passeeren, wagtvolk zal geroepen en buijten gestaan werden.
Door de gecontracteerde slagters Jacobus van der Heiden en Jacob Louw seeker request in Raade gepresenteert zijnde, hebbende tot bijlaag nog een tweede dito tot het eerste relativ, beide van desen inhoud:
Aan den Wel Edele Gestr. en seer genereuse Heer Joannes van Steelant, Raad Extraordinaris van Nederlands India, Admiraal der presente retourvloot en Commissaris van Cabo de Goede Hoop &a, &a.
‘Edele en Seer Genereuze Heer,’
‘Geven met diep eerbied te kennen de gecontracteerde ‘s Comps. slagters Jacob van der Heiden, Jacob Louw, als zijnde de derde en laaste participant overleden, den 4en Februarij, met name Gerrit Remkes, hoedat wij suppltn., wanneer het slagten voor de E.Compe. aanvaarden, ijder voor een vierde, nevens den Burgerraad Michiel Leij, mede voor een vierde, dewelke daarvan versogt ontslagen te zijn en de vierde part aan ons suppltn. over te geven, ‘t geen wij niet gaarne deeden; maar op versoek van hem, nevens den Edelen Heer Commissaris Pieter de Vos en Gouverneur Louis van Assenburgh (Z.M.) hebben ‘t selve in ‘t geheel aangenomen, met die conditien en privilegien als den oud Burgerraad Henning Husingh, wanneer hij voor d’ E.Compe. ‘t slagten heeft gehad.’
‘Maar door ‘t overlijden van voorne. Heer Gouverneur deselve privilegie niet de[e]lagtig geworden zijnde, en wij suppltn. daarin veel te kort gedaan zijn, zo vervoegden wij ons eerst den 12en April met een beleeft en ootmoedig versoek aan den pro tempore Gesaghebber den E.Wm.Helot en achtb. Raad om ons assistentie te doen, maar kregen het minste gehoor, en niet eer als 3 1/2 maand daar na het volgende appostil op ons request (de zaak hierinne vermelt, blijft instaat zoo als deselve voor tegenwoordig is) naar het in leveren van meergemelte versoek, zo is den gewesene opperchirurgijn, den burger Willem te[n] Damme met zijn vee in ‘t hart van de zo genaamde Groene Cloof komen weijden,118 en verscheijde andere nevens hem, die ons aan alle kanten omsingelen. Daar ons vee moet grasen, komt het hare en bederft het een met het andere.’
‘Wanneer wij nu het slagten voor d’ E.Compe. hadden aangenomen om goet vlees te leveren, zo gingen aanstonts en kogten nog voor ƒ30000 en meer aan beesten en schapen, behalven de ƒ81000, die wij van den burger Henning Husing gekogt hadden, om door een getal van 14000 schapen en 1500 koebeesten, die wij in goeden staat hebben, altijt paraat te sijn om goet en vet vleesch aan de E.Compe. te leveren, daar wij nog noit in gemancqueert hebben; het welke wij stellen ten vollen ande opperhoofden van de hier ter rheede leggende schepen.’
‘Maar om het gaande te houden van diergelijke vleesch altijt te leveren, vinden wij zwarigheit door dien ons goet getal vee geen behoorlijk voetsel heeft, en hetselve benomen werd van andere, die daartoe gepreviligeert zijn van den E. Willem Helot tot twaalf in getalle, waardoor wij indertijd konnen geruineert, en de E.Compe. op eens zo veel onkosten gejaagt werden; want in de plaats van 13 duijten, die d’ E.Compe. tegenwoordig geeft, zal deselve drie stuijvers voor een lb. vleesch moeten betalen. Ook door ‘t gemelte weijden van andere in de meergem. Groene Cloof , sterft zoo veel vee als schapen en runderbeesten, dat het ongeloovelijk schijnt en mogelijk door de tijd ons suur zoude konnen opbreeken (daar God ons voor behoeden wil) want kan aanthoonen, dat ‘er in de tijd van drie maanden, duisende van beesten gestorven sijn, zo van ons als andere, en dat is maar alleen de reden, dat zij haar behoorlijk voetsel niet hebben, gelijk hier vooren gesegd en aangehaald is.’
‘En dewijl wij suppltn. niet gemaincteneert en zijn van voorne. Heer Helot, zo vervoegen wij ons tot UWel.Edle Achtb., in hoope van een beter appostil op ons request te erlangen, en zo doende in staat te blijven behoorlijk vleesch aan de E. Compe. te leveren. (onderstont): ‘t Welk doende &a.’
Aan de E.Achtb.Heer Willem Helot, gesaghhebber deses Caabse Gouvernements, benevens den E. achtbaren politicquen Raad.
‘De ondergeteekende burgers deser plaats Jacob van der Heiden, Jacobus Louw en Gerrit Remkes, jeder voor hun hooft, met voorweten van den Edele Hr. Gouverneur Louis van Assenburg, aangestaan hebbende een vierde part van ‘t slagten en leveren van versch vleesch aan de E.Compe., voor den tijd van vijf agter eenvolgende jaren, zo voor ‘sComps. passeerende scheepen als hospitaal &a.119 En naderhand ook op de instantie van den Wel Ed.Heer Commissaris Pieter de Vos en den Edelen Heer Louis van Assenburg, ‘t vierde vierdepart derselver leverantie (waar van den burger Michiel Leij instantelijk versogt ontheft te mogen zijn) onder expresse beloften van wel opgemelte haar Edelens, dat zij d’ selve prevelegien (excepto dat geen vee van de Hottentots zoude mogen ruijlen en aan de E.Compe. leveren) zouden hebben en genieten, als den Burgerraad Henning Huisingh, die deselve leverantie in den jare 1700 hadde aangestaan, hadde gehad: hier in onder andere bestaande: “dat d’ E.Compe. belooft en aanneemt denselven tot sijn gebruijk te laten, de 3 fonteinen op dese zijde de Groene Cloov , en vandaar af na de strant aan de andere zijde onder den Dassenberg om, omtrent na de Saldanhabhaij toe gelegen, om zijn vee aldaar te weijden en broodcoorn voor sijn volk te zaaiien, sonder dat hij aldaar in ‘t weijden van ijmant vermag geincommodeert of benadeelt werden, ter tijd toe en zo lange hij continueert bij de leverantie van ‘t voors. vee: dog dat evenwel den eijgendom daarvan sal blijven aan de E.Compe.120 ‘
‘Waarop de gemelte supplianten aan den Edelen Heer Commissaris vragende, waarmede sij d’ selve prevelegie zouden aanthoonen, en dat versogten sijl. deselve schriftelijk mogten hebben, door zijn Edele tot antwoord kregen: ik hebbe daar al voor gesorgt: ik neem de papieren mede na ‘t vaderland; en ‘t is ook hier in een resolutie geinsereert. Geven met diep respect te kennen hoe dat haarluiden is te voore gekomen, dat nog aan vijf besondere persoonen posten vergunt zijn, omme aldaar in de Groene Cloof met hun vee te mogen leggen, te weten:’
‘Aan Maria Evertsz: de post genaamt de Clavervalleij omtrent 3/4 uur van de Groote Post en 1/4 uur van de Oliphantsklip , beide posten daar zij supptn. met vee leggen. Hendrik Eksteen de zo gemelte burgerpost , een kleijn uurtje van de eene, en 1/2 uur van een andere van supplianten veeposten. Ernst Mostert onder de Orangiefontein , digt bij de Oude Comps. post, daar zij supplten. met vee leggen. Jan Mostert de Orangiefontein in ‘t midden van drie hunner suppltn. veeposten, en pas een halv uur van de eene, aan welke fontein zij hun vee ook moeten drinkken. Gerrit Jansz Visser de Langefontein , mede digt bij een veepost van haar suppltn.121 ‘
‘En also zij suppltn. daardoor zodanig werden benadeelt, dat niet alleenig niet in staat zoude zijn, om de E.Compe. den tijd van twee jaren, laat staan vijf jaren, van ‘t benodigde goet en deugtsaam vleesch te voorsien, en waardoor deselve in groote verlegentheit zoude komen te geraken; zo is ‘t dat zij suppltn. tot voorkominge van al sulke en verdere daaruit te verwagtene schade en ongemakken, sig keeren tot U.Ed. en E. Achtb., onderdaniglijk versoekkende, dat eens in consideratie gelieven te nemen, wat schade d’ E.Compe., indien bovengem. persoonen aldaar met hun vee leggen en weiden omtrent haar supplianten posten verslinden, daar door staat te lijden; welk vooren verhaalde UEd. en achtb. dus kortelijk voorgedragen zijnde, zo versoekken de suppltn. in voors. previlegie zodanig gemaintineert te mogen werden als haar luijden door wel opgemelte Edele Heeren Commissaris en Gouverneur is belooft; tot tijd en wijle, dat de Edele Heeren Majores bij nader aanschrijven daar over anders komen te disponeeren; ten welken eijnde imploreerende, zullen daar op in alle onderdanigheit een favorable appostil afwagten. (Onderstont) ‘t Welk doende (en was geteekent): Jacob van der Heijden, Jacobus Louw en G. Remkes.’
Dewelke gelesen zijnde, zoo heeft den Heer Gesaghebber den Edelen Heer Commissaris versogt, dat de leden des Raads hare advijsen dieswegen geven, en dat den fiscael sigh benevens hem voegen mogt, wegens ‘t geene voorne. Jacobus van der Heijden desen’t halven met ‘t schip Voorburg aan de Edele Heeren Majores heeft geschreeven, waarop den Edelen Heer Commissaris te verstaan gaf, wel een klad geschrift en ook eenige bijlaagen ter dier materie meldende, hem door gemelte Heer Gesaghebber bedeeld, gelesen te hebben; dog van derselver deugdelijkheit, of anders, sigh niet genoegsaam te konnen verseekeren, en daarom aan de leden des Raads gelasten, op gemelte gerequireerde advijsen per naasten in vergadering over te geven, om daar omtrent ten meesten dienste van de E.Compe. de nodige ordres te stellen. En waarop gedagte leden betuijgden gemelte advijsen bij de daarover genomene resolutie vervat stonden.122
Wijders vermeende sijn Edele dat de voorne. contractanten ingevolge de resolutie van 13e April 1711 bij ‘t aanwesen van den Edelen Heer Commissaris de Vos genomen, en in Raden opgelesen zijnde, behoorden gemainctineert en in desselfs possessie als doenmaals geweest gebleeven te zijn. En den E. fiscaal betuijgde ten belang van ‘t gem. versoek, door d’ E.Helot gedaan, dat als zijn E. aan hem de documenten en geschriften daar toe specteerende, quam te inhandigen, daar over sijne gedagten te zullen laten gaan, en sig alsdan daarop te verklaren.
Onder welke verhandeling den Heer Commissaris in substantie te verstaan gaf uit de hevigheden van den Gesaghebber tot sijn Eds. leetwesen genoegsaam te konnen afnemen, dat het omtrent het belang der gen. contractanten en de landen in de Groene Clooff in Rade, gelijk wel anders hadde behoort, niet te sijn gebesoigneert, en dat het voortaan daar omtrent met meerder geschiktheit en beter harmonie behoorde toe te gaan; want het anders beter na een krakkeelschool dan Raadsvergadering zoude gelijken en overeenkomst hebben; wijders betuigende zodanig g’doente met de ordre der Edl. Hoog Achtb. Heeren Principale bij missive van den 23ste Julij 1711 terselver opsigte vervat, gantsch niet quam te quadreeren;123 zo las zijn Edele die periode tot herinnering der Raad voor, met recommandatie sig een ijder daar na soude hebben te reguleeren; om also met goede eendragt ‘s Comps. interest te behartigen; waarop nogtans den Heer Gesaghebber voortvoer en zeide, dat gem. Van der Heijden in die zaak geen beter voorstander dan den ondercoopman Swellengrebel gehad hadde; waarop hij Swellengrebel repliceerde, datter meer als te veel dissentie in den Raad was geweest, en het zo ver gekomen waar, dat als den Heer Gesaghebber tegens de meeste stemmen des Raads een bottelier, alwaar hij dispenscier veel aan vertrouwen moest, in de dispens gesteld had, en hij sig uitte dieswegen een request in Raade te zullen presenteeren, dat den Heer Gesaghebber daar op tegens hem gesegd had “God döme, zo gij dat doet, ik stuur uw een ordonnantie t’huijs”. ‘t Welk hem dispenscier dagt omtrent een lid des Raads niet betamelijk te zijn. ‘t Gunt den Heer Gesaghebber versogt, dat aangeteekent en bewesen mogt werden.
En al vervolgens door genoemde Gesaghebber bekent gemaakt zijnde, dat den gen. dispenscier de suijker nu jongst met ‘t schip ‘t Huijs ter Boede van Batavia aangebragt, en voor ‘t meeste gedeelte hadde verstrekt, sonder daar van sijn E. te waarschouwen, als zijnde ‘t selve na verstrekking eerst geschiet; gevolglijk daarvan niet geweten of permissie gegeven te hebben, des het wel soude konnen wesen den dispenscier die suijker in plaats van die ‘s Comps. wegen nu voor 3 stuijvers verkogt te hebben, agter had gehouden om deselve tegens ‘t laast van ‘t jaar, door dien ‘er tegenwoordig weijnig suijker gekomen was, ten sijnen voordeele tegens 5 a 6 stuijvers ‘t lb. te verkopen. Ende wijders, dat hij dispenscier voor eenigen tijd op de onder hem hebbende zeep een goede quantiteit was te kort gekomen, die hij te dier tijd tegens 2 schellingen ‘t lb. voldaan hadde, daar deselve als toen voor vier schellingen aan de Caab verkogt wierd.
Op ‘t welke gedte. Swellengrebel antwoorde, dat geen verstrekking dan ingevolge het besluit bij ‘t aanwesen van den Edelen Heer Commissaris Pieter de Vos genomen, gedaan had; ende gem. zeep effective te kort was gekomen, veroorsaakt door ‘t sterk indrogen derselve; versoekkende aan den Heer Commissaris, dat tot ondersoek van dito suijker de dispens mogt werden opgenomen; stellende voorts aan ‘t oordeel van sijn Edele of ‘t suspecteeren van sijn persoon wel gedaan was of niet. Over welke wedersijdse redenkaveling den Heer Commissaris sijne misnoeginge bethoond hebbende, zeide tegen den E. Gesaghebber, dat ingevalle sijn E. den dispenscier geliefde te suspecteeren en verdagt te houden, ‘t selve met meerder moderatie b’ hoorde te geschieden, en de bewijsen daar toe vereijsschende, konde produceeren. Hierop liet den E. Gesaghebber sig uit, al bekommert te sijn geweest dat d’ andere in voorbaad zouden geklaagt hebben, en hij ongelukkig was ‘t selve niet eerst gedaan te hebben.
Ten welken reguarde den Heer Commissaris zeide het niet genoegh te sijn, dat den E. Gesaghebber de persoon van Swellengrebel, als voorengesegd, maar sijn Edele nu selfs suspect hield,124 en sijn Edele nogtans met waarheit konde verklaren den E.Helot den eersten klager over al eenige persoonen was geweest, en sijn Edele hem versogt hadde de bewijsen daartoe behorende over te geven, ten eijnde sijn E. in het competent en toekomend respect te mainctineeren en ‘t selve nog werkstellig konde maken. Waarop den E.Helot zeide te sullen zwijgen.
Wijders wegens de verstrekking uit de maguasijnen voor contant gesprooken, en door den Heer Commissaris geoordeeld zijnde, dat hetselve bij absentie van den Gouverneur door sijn E. per ordonnantie zoude konnen geschieden, om diergelijke hacquetten en beschuldiginge voor te komen, zo zeide den dispenscier, dat het d’ E.Compe. jaarlijx dan wel twintig duisend guldens schade soude zijn, en sijn Edele vragende, waarbij sulx soude toekomen, zo seide den dispenscier,125 dat als de verstrekking bij ordonnantie geschiede (gelijk bij ondervindingh geleerd had) dat ‘er als dan langh zo veel goed niet voor contant gehaalt zoude werden, door dien de menschen dan eerst moeten versoekken om een ordonnantie te moeten laten maken, dewelke gemaakt zijnde, voorts door den Heer Gouverneur, hooftadministrateur en cassier moet geteekent werd,126 waar door temets veel tijd heenliep eer daarmede klaar zijn; behalven, dat daar en boven voor ijder ordonnantie een schelling moet betaalt werden; en den luijtenant Slotsboo voegde daarbij, dat schoon men maar een lb. stijfsel begeerde te hebben, egter ses stuijvers voor de ordonnantie moest gegeven werden; tegens welke moeijten en costen de luijden veel aanzagen. Waarop den Heer Commissaris te kennen gaf, ‘t selve ongehoord en seer onordentelijk te zijn, men voor ‘t schrijven van een ordonnantie, om ten voordeele van de E.Compe. eenige goederen uit de dispens, pakhuijsen etc. te mogen hebben, iets betaalde, maar vermeende om redenen bovenvermeld, het selve voortaan niet dan bij ordonnantie te moeten geschieden, egter met dien verstanden, dat de luijden eenig goed of geld voor geleverde wharen willend ontfangen, gelijk zijn Edele nu mede hoorde, dat voor ‘t laaste mede per ordonnantie geschiedende, en waarvoor ook een schelling betaald wierd, dat alle sodanige ordonnantien door de adsistenten op ‘t negotiecomptoir behoorlijk voor niet gemaakt te moeten werden, sonder de luiden langer uit te stellen of langer te laten wagten, als dat deselve kunnen geschreeven werden. ‘t Geene den E. Gesaghebber gerecommandeerd zijnde, om daar door voortaan geen minder vertier en sleet dan althans in eenige goederen te hebben, door genoemde sijn Ed. ernstig aanbevoolen is te moeten besorgen.
Den boekhouder en landdrost Dominicus Blesius bij request versoekkende, dat tot ondercoopman met de gagie daartoe staande, mogt gevordert werden, en waarna buijten gestaan, en door den Edele Heer Commissaris gevraagt zijnde, of hij die dienst na behoore waarnam? Mitsgaders door de leden des Raads betuijgt zijnde van vigilant en bequaam tewesen; zo heeft sijn Edele denselve, vermits sijn predecesseur de qualiteit van vaandrig gehad heeft, en dat die dienst van tijd tot tijd van meerder importantie werd, mitsgaders ook om meerder promptitude en klem aan de besluiten en ‘t werk ten platten lande te geven, wel ijmant van een sodanige qualiteit vereijscht, tot ondercoopman met veertig guldens ter maand aangesteld, onder een nieuw drijjarig verband, qualiteit heden ende gagie na expiratie van sijn verbonden tijd ingaande.
Insgelijx sijnde onder te noemene persoonen op hun gedaan versoek, en vermits tijdsexpiratie, op de volgende wijse verbetert als:
Den mattroos Cornelis Pietersz Stapper van Hoorn sijn dienst eenigen tijd ten genoegen als huijstimmerman waargenomen hebbende, van ƒ14 als huijstimmerman met ƒ16 ter maand onder een nieuw drij jarig verband.
Den huijstimmerman Gerrit van der Linge van Amsterdam van ƒ15 tot ƒ18 verband als boven.
Zijnde de kok van ‘t schip Zandenburg , Jan Swanevelt van Amsterdam, op sijn versoek als kok ten desen hospitale geplaast.
Door den burgeresse Beatrix Verweij versogt zijnde, dat haar seeker stuk lands, gelegen aan de Kleijne Bergh rivier , onder ‘t pat van ‘t Roode Zant , en bij haar eenigen tijd in leening beseten,127 in eijgendom of in leeningh mogt werden gegeven, zo is haar ‘t selve, volgens gewoonte, voor een halv jaar g’accordeert.
Den swart Abraham Abrahamsz, door vonnisse van Heeren schepenen tot Batavia voor altijt hier in ballingschap versonden, bij request versogt hebbende, om sijne dimissie na voorne. plaats te erlangen is hem sulx om gemelt vonnis gedeclineert.
Den Edele Heer Commissaris de Heer Gesaghebber gevraagt hebbende, of ‘t berigt omtrent ‘t schip Zuijtdorp , heden voor agt dagen van sijn E. gerequireert, in gereetheit hadde; zo heeft sijn E. geantwoord de verklaringe daar toe vereijsschende nogh niet ingewonnen te hebben, maar dat het per naaste zoude besorgen.
Den E. independent fiscaal Cornelis van Beaumont, voorgedragen hebbende, van genegen te zijn om den adsistent Andries Blom128 tot sijn adjunct te mogen hebben; zo is sijn E. denselve, volgens den text der instructie onser Edele Hoog Achtb. Heeren Majores voor de Heeren independente fiscaal beraamt, toegestaan.
Door den Heer Gesaghebber aan den Edelen Heer Commissaris bekent gemaakt zijnde, dat haar Edele Achtb. tot Batavia, per factura met ‘t Huijs ter Boede ontfangen, dit gouvernement een somma van ƒ2550, zijnde ‘t bedragen van 8500 ponden buskruijt ten laste hadde gebragt, en ‘t welke van diverse scheepen hier bedorven aan land was gebraght, en wederom van hier per de scheepen Zandenburg , Horstendaal en Vrijburgh na Batavia over gemaakt: seggende door dien dies bederving hier niet veroorsaakt was, het dit comptoir ook niet behoorde aangerekent te werden, waarop den Heer Commissaris repliceerde, dat dat bedorven kruijt bij de negotieboekken ongetaxeert hadden moeten zijn ingenomen geweest, en in diervoegen na voors. hooftplaats voortgesonden zijn; mitsgaders dat het in India allerwegen in gebruijk, in naarkominge van haar hoog Edele Achtb. ordre was, alle goederen die op eenige plaatsen onbequaam en versleten waren geraakt, en naar Batavia moetende versonden werden, die hooftplaats bij versending sonder geldsomma wierden overgemaakt.129
Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] CLIS. DE BEAUMONT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] .................................
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 55-56, 66-69.¶
Dingsdagh den {17130307} 7en Maart ao. 1713. Namiddags, gekombineerde vergaderingh.
Presentibus omnibus, dempto den fiscael der vloot Simon Willem Decker.
Den Edelen Heer Commissaris te kennen gevende, dat de schipper van ‘t Ceijlons retourschip Bentvelt , Cornelis Dobbel, sijn Edele dese morgen omtrent ‘t roer van die bodem meerder zwarigheit hadde voorgesteld, dan bevorens op sijne geheel ernstige afvraginge wel gedaan had; en dat hem dierhalven door sijn Edele geordonneert was een verklaring van sijne officieren te doen opstellen; en daarom ten dienste der E.Compe. oordeelde nootsaakelijk te zijn, na resumptie van deselve, met den andere te overwegen, wat dienthalve behoorde verrigt te werden: luijdende gedte. attestatie als volgt:131
‘Wij onderges. Cornelis Dobbel, Cornelis Koekkebakker,132 beide als eerste en tweede schipper op ‘t schip Bentvelt , Andries Broersz, opperstuurman, Jan Diephout, onderdito, Pieter van Laar mede onderstuurman, Jan Geerlofz bootsman, Theunis van Heulen schieman, Willem Meeuwitsz constabel en Jacob Kalf oppertimmerman, alle in die qualiteiten op bovengen. bodem bescheiden, verklaren ter requisitie van den Wel Edele gestr. Heer Joannes van Steelant, Raad extraordinaris van Nederlands India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal der presente retourvloot, hoe waar is, dat wij met bovengen. bodem Bentvelt op ordre van den Wel Edele gestr. Heer Hendrik Becker, Raad Ordinaris van India en Ceijlons Gouverneur naar voorgaande exacte visitatie zijn g’ordonneert, omme uit Galesbhaij 133 naar ‘t Patria te zeijlen, edog dat wij onderges. voor ons vertrek van Gale , zo door gecommitteerde schippers, opperstuurluijden als timmerlieden van de daar in de bhaaij leggende scheepen, als onse eijge oogen hebben ondervonden, dat de onderste en derde vingerling, van onderen van ‘t steven, aan stukken waren; dog dat wij naar veele stormen uitgestaan te hebben, geen verdere ongemakken aan dien bodem hebben vernomen; dierhalven wij sonder eenige toevallen (dat God genadelijk verhoede) instaat vermeenen te wesen, om met dien bodem onse reijse naar ‘t Patria te volbrengen. Edog alles op ‘t verdere goet vinden van den wel Edele gestr. Heer requirant en den verdere breeden scheepsraad. Alle ‘t geene voors. staat, betuijgen wij de opregte waarheit te zijn, en presenteeren ‘t selve, des noods zijnde, met eeden nader gestant te doen. (onderstont): in ‘t schip Bentvelt , g’ankkert leggende ter rheede van Cabo de Goede Hoop, den 6en Maart 1713. (was geteekent): Cornelis Dobbel, Cornelis Koekkebakker, Andries Broeders, Jan Diephout, Pieter van Laar, Jan Geerlofsz, Theunis van Heulen, Willem Meeuwese, Jacob Hendrikse Kalf.’
Bij de welke komt te consteren, dat na gedane visitatie de eerste en de derde vingerling, van onderen op Ceijlon al134 gebrooken te zijn geweest, en door den Heer Commissaris den schipper Arij de Jager, als bij dies visitatie op Ceijlon present geweest, gevraagt zijnde hoedanig het aldaar bevonden en wat dieswegen g’oordeelt was, zo heeft hij g’antwoort, dat in plaatse van de derde gebrookene vingerlingh, onder en boven een nieuwe geslagen was, en dierhalven g’acht wierd, die bodem g’noegsaam instaat te sijn buijten merklijke toevallen de reise naar ‘t Patria te doen.
Waarna door welgem. sijn Edele den Vice admirael, schout bij nagt en den schipper van ‘t admiraalsschip Adriaan Timmerman gevraagt werdende, hoedanig ‘t selve bij hunne visitatie hier ter rheede bevonden hadden; zo wierd door haar g’antwoord dat het met een duijkker besigtigt en bevonden hadden, dat het roer onder de steven negen voeten los was, door ‘t missen der onderste vingerling, en wanneer, dat de tweede, nu de onderste zijnde, quam te breeken, ‘t schip in groot gevaar zoude wesen: en mede bespeurd hadden, de derde vingerling van ondere insgelijx gebrooken, en daar onder en boven een nieuwe geslagen was. Gevende sijn Edele voorts de leden des Raads in bedenkking, of dat defect hier ter rheede, dan in Saldanhabhaij zoude konnen geremedieert werden. Waarop eenparig g’antwoord zijnde, dat ‘t selve in genoemde bhaij, dog op geen andere plaats omher moest geschieden; maar dat ‘t om de tijd daar toe vereijscht niet voor ‘t vertrek der retourvloot, te meer doordien, om ‘t selve te verrigten nog een schip ten minsten van 130 voet mede naar derwaarts soude moeten gaan, verrigt sal konnen werden; ‘t welk al gedaan zijnde, te mets nog door contrarie wind drie weken of meer kon aanlopen, eer weer vandaar vertrekken kon.
Wijders door sijn Edele aan voorn. schipper Dobbel gevraagt zijnde wat zwarigheit omtrent gedagte roer maakte, zo antwoorde denselve, bij aldien nog een der andere vingerlingen mogt komen te breeken, dat het roer alsdan geligt moest werden, en eer ‘t selve in zee met hard weer gedaan conde sijn, de agtersteven te mets zoude quijtraken.
Om alle welke redenen de Heer Commissaris den Raad voordroegh en in serieuse bedenkking gaf, of men ‘t gemelt schip Bentveld om desselfs defect met gerustheit na ‘t vaderland kon laten voortgaan, dan of men desselfs lading in een der twee alhier ter rheede leggende bodems, ‘t zij ‘t Huijs ten Donk of ‘t Huijs ter Boede , zoude doen overbrengen? En in welk laaste geval, wat schip daartoe het bequaamst zoude wesen.
Zo is na gehoude raadsplegingh, vermits g’oordeeld werd, dat het laten voortgaan van ‘t schip Bentvelt na ‘t Patria pericul zoude onderworpen wesen, met meerderheit van stemmen besloten, om ‘t schip ‘t Huijs ten Donk tot de t’huijsreise (als wel so suffiçant dan ‘t schip ‘t Huijs ter Boede g’oordeeld werdende) in plaatse van het schip Bentvelt aan te leggen, mits dat de vaderlandse goederen daaruit aan land gelost zijnde, door den vice Admiraal Arij Bogaart, schout bij nagt Jan van Breen, de schippers Timmerman, Gouswaart, De Vries en Boom, als daartoe gecommitteert, bevorens sal werden gevisiteert, of in staat zij die reise te konnen doen, en daar toe goed zijnde, de goederen die dito bodem niet inneemen kan, in de scheepen voor de Camer Amsterdam te verdeelen.
Voorts verstaan dat de officieren en verdere manschap van ‘t schip Bentvelt op ‘t Huijs ten Donk , en ‘t volk van dien bodem op Bentvelt zullen overgaan; omme zodanig hunne ondernomene reise te vervorderen. Recommanderende den Edele Heer Commissaris de opperhoofden van de schepen seer ernstig van gesamentlijk hun devoir te doen tot het in gereetheit brengen van ‘t een en ander, dat ‘er benodigt is; betuigende ‘t sijn Edele seer aangenaam te zullen wesen, dat het werk met eenigheit en een onderlingh goed verdragh verrigt wierd.
Door den ondercoopman en lid deser vergaderingh Jacob Cruse, als eene der gecommitteerdens tot den ontfang aan land van de nat gewordene en bedorven goederen van ‘t schip ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen , in Rade verthoond zijnde, twee monstertjes door ‘t zoutwater g’infecteerde carda mom en waar van een dese morgen, ter ordre van de Heer Commissaris met vers water uitgewassen en weder gedroogt; welke besigtigt en redelijk wel bevonden zijnde, om de edele Compe. daaromtrent zo veel doenlijk voor schade te hoeden, verstaan is, omme alle de cardamom die door ‘t zoutwater nat geworden is, in vers water na behooren te laten uitwasschen en droogen, ten eijnde deselve met de presente retourvloot te kunnen versenden.
Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] ARIJ BOGAART.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] JAN V. BREEN.
[Signed:] O. BERGH
[Signed:] ADRIAEN TIMMERMAN.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. D. LAVAL.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] CORNELIS GOUSWAART.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Cs. DE VRIES.
[Signed:] W. v. PUTTEN.
[Signed:] STOFFEL BOOM.
[Signed:] HAIJMAN DE LAVER.
[Signed:] ARIJ VAN DER LINDE.
[Signed:] J. BERGER.
[Signed:] ARIJ DE JAGER.
[Signed:] SIMON RIJCXEN.
[Signed:] LAMBERTH BOTH
[Signed:] CORNELIS DOBBEL.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Secret.
C. 30, pp. 70-76.¶
Donderdag den {17130309} 9en Maart 1713. Namiddag, gecombineerde vergaderingh.
Presentibus omnibus, dempto den fiscaal der retourvloot, Simon Willem Dekker.
Den Raad vergadert zijnde, zo is deselve door den Heer Commissaris ter kennisse gebragt, dat den schipper Arij van der Linde sijn Edele gisteren na de middag hadde bekent gemaakt, dat met ‘t schip Meijdregt , omtrent het verlies der vingerlingen van ‘t roer, even zodanigen voorval had gehad als present ‘t schip Bentvelt is hebbende, en dat sijn Edele dierhalven ten meesten dienste der E. Compe., niettegenstaande het genomene besluijt van den 7en deser om ‘t schip ‘t Huijs ten Donk tot transport der goederen van gemelte schip Bentvelt na ‘t Patria aangelegd, nootsaakelijk g’acht hadde, het defect van Bentvelt , eer daar mede voort te varen, door den Vice Admiraal, schout bij nagt en de gesamentlijke schippers van de present ter rheede leggende schepen nogmaals exact te laten visiteeren en van welkers verrigtingh sijn Edele zeide ‘t navolgende rapport ontfangen te hebben:
‘Consideratien en berigt van de onderges. als e[x]pres gecommitteert door den Wel Edele gestr. Heer de Heer Joannes van Steelant, Raad Extraordinaris van India, Commissaris van dit Caabse Gouvernement, mitsgaders Admiraal der presente retourvloot &a., &a. wegens de bevinding van ‘t roer van ‘t Ceijlons retourschip Bentvelt .’
‘Wel Edele Gestr. Heer,’
‘In opvolgingge van de schriftelijke commissies door UWel Edele gestr. aan ons gedefereert, hebben wij ons desen morgen vervoegt aan ‘t bovengemelte Ceijlons retourschip Bentvelt , en hebben aldaar exact besigtigt het roer en de gebrookene onderste vingerling van die bodem, om in gevolge van U Wel Edele gestr. ordre te ondersoekken of ‘t selve schip, wanneer het roer met twee ringbouts wedersijds onder de onderste haak en daar twee kettings in, die tot onder of voor de groote rust met twee talijs vast geset werdende, voorsien wierd, om zo doende ‘t voors. roer op zijn vaste spanningh te brengen, in staat zoude zijn om de reijse na ‘t vaderland met genoegsame gerustheit te konnen ondernemen; zo hebben wij dieswegen onse advijsen en consideratien in volgende manieren daarover door den Secretaris Pieter de Meijer, als ten dien eijnde mede na derwaarts geweest zijnde, doen ter neder stellen, namentlijk:’
‘Den vice Admiraal Bogaart sustineert, dat ‘t schip, sonder van een onderste nieuwe vingerling voorsien te sijn, niet dan met pericul na ‘t vaderland kan gaan.’
‘Schout bij nagt Jan van Breen kan niet sien al watter aan gedaan werd, dat ijets zal helpen, om genoegsaam in staat te sijn van zo een reis te ondernemen. En nademaal hier van twee schepen voorsien zijn, dat beste zoude sijn een van die te kiesen, om daar mede ‘t seeker voor ‘t onseeker te nemen, de goederen daar in geladen na ‘t Patria te zenden.’
‘Schipper Adriaan Timmerman, dat wanneer ‘t gat op Ceijlon in ‘t roer gemaakt om een reep daar door te varen, ‘t welk daar g’oordeeld is, om in staat te wesen om sonder merklijke toevallen de reis na ‘t vaderland te konnen doen, met een goede ijsere kous voorsien wierd, en dan in plaats van een touw met een kettingh hoorde voorsien te werden, die verbij de groote rust quam, en met talijs vast geset wierd. En terwyl dese bodem hier niet anders na behooren kan werden voorsien, om alsdan sonder merklijke toevallen de reise na ‘t vaderland te konnen doen.’
‘Schipper Cornelis Goudswaart heeft gesien, dat alle de 6 haakx en vingerlingen goet zijn en vast sitten, en dat de onderste vingerling van de steven af is. Gedragende sig verder aan ‘t gesustineerde van schipper Timmerman.’
‘Schipper Claas de Vries kan wel sien, dat het voorstel eenige dienst kan toebrengen, maar niet dat het de zwarigheit ten eenemaal wegneemt.’
‘Schipper Stoffel Jansz Boom, door dien dat op Ceijlon g’oordeelt is, dat het de reise na ‘t vaderland konde doen, en sedert de reise vandaar gedurende dewelke zo zwaar weer heeft uitgestaan, geen mancquement aan ‘t roer bevonden is, zo gedraagt sigh wijders aan ‘t g’adviseerde van schipper Timmerman.’
‘Schipper Haijman de Laver segt het onder negen voet los te wesen, en datter de haaks en vingerlingen wel zijn, maar niet op haar behoorlijke plaats, en dierhalven niet buijten gevaar; en dat niet kan seggen, dat het schip daar door onbequaam zoude wesen, terwijl het sonder eenige verandering (volgens ‘t seggen der officieren) van Ceijlon hier is gekomen, en dat wel kan begrijpen waar daar een ketting wierd opgebragt, dat het eenig soulaas soude geven, maar egter zo veel niet als de vingerling selfs, en dat noit heeft bijgewoont wat werkking zodanige kettingh doet, refererende sig dierhalven aan de geene die sulx ondervonden hebben; oordeelende dierhalven ‘t selve niet buijten gevaar te zijn.’
‘Schipper Arij van der Linde segt, dat het met hulp van een kettingh instaat soude sijn om met Gods hulp, sonder merklijke toevallen, de reijse na ‘t vaderland te doen.’
‘Schipper Jan Berger, door dien ‘t defect nu selve gesien en bevorens onkundig daar van g’oordeelt heeft, en swaarder als ‘t selve bevonden voorgedragen is, dat ‘t gat in ‘t roer met een metale of ijsere kous voorsien, en door ‘t selve een ijsere ketting geschoren wierd, en omtrent de groote rust, als in de commissie vermelt, vast gemaakt zijnde, sonder eenige merklijke toevallen in staat zoude zijn de reijs te konnen ondernemen.’
‘Schipper Arij de Jager, dat het roer nu nog is zo als hetselve op Ceijlon was, en dat indien door ‘t gat in ‘t selve, alwaar een reep ingeweest is, een sufficante kettingh ingeschooren wierd, dat ‘t schip alsdan, onder Godes zegen, buijten merklijke toevallen, zoude in staat zijn om de reis te ondernemen.’
‘Schipper Simon Rijkse oordeelt, dat wanneer ‘t gat in ‘t roer met een metale of ijsere kous voorsien wierd, en daar een ketting door geschooren en omtrent de groote rust wel vastgemaakt zijnde; ‘t schip is staat aght, om de reis te konnen ondernemen.’
‘Schipper Lambert Both oordeeld, vermits de haaks en vingerlingen nog hegt en vast sitten, en bereets een zware storm heeft uijtgestaan, en geen andere zwarigheit daar omtrent bevonden is, dat dierhalve tot verdere securiteit omtrent de onderste vingerling een kous in ‘t gat gebragt, een kettingh doorgehaald, en omtrent de groote rust vastgemaakt zijnde, dat ‘t selve de reis na ‘t vaderland zoude konnen ondernemen.’
‘Schipper Cornelis Dobbel segt het defect niet sonder gevaar te wesen, maar sonder toevallen in staat te zijn, wanneer ‘er een kous in ‘t gat van ‘t roer gemaakt, daar een ketting door geschoren, en met talijs voor aan ‘t plegtankker of fokkerust om te scheutiger te loopen, vastgemaakt sijnde, na ‘t vaderland te konnen vertrekken.’
‘Schipper Jan van Diemen segt gesien te hebben, dat ‘er ses haaks en vingerlingen aan sijn, en dat het met een ketting na ‘t gesustineerde van schipper Dobbel versorgt zijnde, de reis na ‘t Patria te konnen ondernemen.’
‘Schipper Jan Coster, dat door behulp van een band aghter aan ‘t roer, en daar twee suffiçante ringbouts door g’klonken zijnde, aan weer zijde met een ketting daar aan, en verder met thalijs voorsien werdende, de reise sonder merklijk toeval te konnen onder nemen.’
‘Hiermede hopende voldaan te hebben aan UWel Edele gestr. gegeven ordre, zo verblijven wij met alle eerbied (onderstont): WelEdele gestr. Heer, uwel Edele seer ootmoedige dienaren (was geteekent): Arij Bogaart, Jan v. Breen, Adriaan Timmerman, Cornelis Gouswaart, Cs. de Vries, Stoffel Boom, Haijman de Laver, Arij van der Linde, J. Berger, Arij de Jager, Simon Rijkse, Lambert Both, Cornelis Dobbel, J. van Diemen en Jan Koster.’
‘t Welk gelesen zijnde door voorn. sijn Edele nog geproduceert wierd een verklaringh van de officieren van gedagt schip Bentvelt gegeven, luijdende als volgt:
‘Wij ondergetekende Andries Broeders opperstuurman, Jan Marcusse Diephout en Pieter van Laar, beide onderstuurluiden, mitsgaders Jan Geerlofse bootsman, Theunis van Heulen schieman, Willem Meeuwisse constapel en Jacobus Hendriksz Kalf opperscheepstimmerman, alle in voors. qualiteiten op ‘t Ceijlons retourschip Bentvelt b’scheiden, verklaren bij desen dat wanneer in ‘t gat van ‘t roer van dito bodem, alwaar een reep in gevaren heeft, een ijsere bosch gemaakt, en daar een sufficante ketting door geschooren, en aan weerkanten van ‘t boord vastgemaakt zijnde, dat als dan met gemelten bodem zo gaarn na ‘t vaderland willen vertrekken, als met eene der present ter rheede leggende schepen. In teeken der waarheit hebben wij dese met onse gewoone handteekening bekragtigt. (onderstont) Actum in ‘t schip Bentvelt , g’ankkert leggende op de rheede van Cabo de Goede Hoop, den 9en Maart 1713. (Was geteekent) Andries Broeders, Jan Marcusz Diephout, Pieter van Laar, Jan Geerlofsz, Theunis van Heulen, Willem Meeuwese en Jacob Hendriksz Kalf.135 ‘
En also bij ‘t boven geinsereert rapport door elf stemmen tegens vier wel duijdelijk komt te blijken, dat wanneer het gat in het roer van meergemelte schip Bentvelt met een ijsere kous versien, en daar een sufficante kettingh doorgeschoren en aan beide de zijden van ‘t boort met talijs behoorlijk vast geset wierd, dat ‘t selve als dan sonder merklijke toevallen, instaat soude zijn, om de reise na ‘t vaderland te ondernemen: en waarbij gevoegt de getuigenisse van de officieren dier bodem, dat zijluijden wanneer ‘t roer op bovengedagte wijse voorsien wierd, met ‘t selve also lief als met een der present ter rheede leggende scheepen na ‘t vaderland zoude willen vertrekken. Zo zeide sijn Edele, dat hetselve hem hadde doen moveeren, den raad te doen convoceeren, en in deliberatie te geven, of men volgens genomen resolutie ‘t schip ‘t Huijs ten Donk of ‘t schip Bentvelt in maniere voors. voorsien zijnde, na ‘t Patria zoude laten voortgaan of niet, versoekkende of de respective leden haarluijder advijsen dieswegen geliefden te geven; weshalven na overleg van zaken, nadat om meer elusidatie (van het toeval bij ‘t rapport gemelt) te hebben, door sijn Edele gevraagt wierd, wat toevallen daardoor verstaan moesten werden, en waarop gesegt zijnde, de zodanige als een nieuwe kiel konde overkomen: en dat schipper Arij van der Linde betuijgt had, dat met Meijdrecht ook met de onderste vingerling gebrooken van Batavia na Bengale , en van derwaarts na Batavia vertrokken was: seggende den schipper Simon Rijkse ook dat op een Guineesvaarder bescheiden zijnde, ‘t roer verlooren hebbende, met grondtouwen de reis gekregen had; zo zijn vervolgens de ondervolgende advijsen gegeven, te weten:
De Heer gesaghebber Willem Helot, door dien ‘er elf stemmen tegens vier sijn, dewelke oordeelden, wanneer ‘t schip Bentvelt , of wel desselfs roer in maniere voors. voorsien wierd, alsdan in staat soude wesen, om de reise na ‘t vaderland te doen; dat als van ‘t selve de groots[t]e kennisse niet hebbende, sig aan de elf stemmen gedraagt.
Den vice Admiraal Arij Bogaart persisteert bij sijn hier voorenstaande advijs, en de resolutie van 7en deser omtrent ‘t schip genomen.
Den fiscaal van Beaumont refereert sig aan ‘t advijs van de Heer Helot.
Den schout bij nagt Jan van Breen blijft persisteeren, als hierboven bij den vice Admiraal is gesegd.
Capitain Bergh ad idem | ||
Schipper Adriaan Timmerman | } gedragen sig aan de elf genoemde stemmen. | |
Luitenant Slotsboo | ||
Coopman Laval | ||
Onderdito Jb. Cruse | ||
Schipper Gouswaart | ||
Ondercoopman Swellengrebel | ||
Schipper de Vries | ||
Ondercoopman van Putten, niet tegenstaande het niet sonder gevaar is, als boven. | ||
Schipper Boom refereert sig aan 't g'adviseerde van schipper Timmerman en andere. | ||
Haijman de Laver segd niet te weten van wat effect de gem. kettingh &a is, en oordeeld 't selve niet buijten gevaar; gedragende sigh egter aan de gem. meeste stemmen. | ||
Schipper | Arij van der Linde | } refereeren haar aan genoemde elf stemmen. |
Jan Berger | ||
Arij de Jager | ||
Simon Rijkse | ||
Lamberth Both |
Capitain Bergh ad idem | ||
Schipper Adriaan Timmerman | } gedragen sig aan de elf genoemde stemmen. | |
Luitenant Slotsboo | ||
Coopman Laval | ||
Onderdito Jb. Cruse | ||
Schipper Gouswaart | ||
Ondercoopman Swellengrebel | ||
Schipper de Vries | ||
Ondercoopman van Putten, niet tegenstaande het niet sonder gevaar is, als boven. | ||
Schipper Boom refereert sig aan 't g'adviseerde van schipper Timmerman en andere. | ||
Haijman de Laver segd niet te weten van wat effect de gem. kettingh &a is, en oordeeld 't selve niet buijten gevaar; gedragende sigh egter aan de gem. meeste stemmen. | ||
Schipper | Arij van der Linde | } refereeren haar aan genoemde elf stemmen. |
Jan Berger | ||
Arij de Jager | ||
Simon Rijkse | ||
Lamberth Both |
Cornelis Dobbel houd sig aan sijn gegeven schriftelijk advijs.
De Heer Commissaris ‘t laast adviseerende, voegt sig, voorondersteld dat de schippers hunne sentimenten omtrent gedagt defect ten meesten dienste der E.Compe. geuit hebben, bij de meeste stemmen, om genoemde bodem met Gods hulp na ‘t vaderland te laten vertrekken.
Weshalven is met meerderheit van stemmen besloten, om ‘t schip Bentvelt in maniere voors. versien zijnde, de reise na ‘t vaderland te laten vervorderen.
Waar na door den Edelen Heer Commissaris voorne. Dobbel gevraagt zijnde, of ook swarigheit maakte met sijn bodem na ‘t vaderland te vertrekken; en door hem g’antwoord zijnde, dat ‘t volgens sijn gegeven advijs niet sonder gevaar was, dog ‘t schip na derwaarts gesonden werdende, dat wel mee wilde gaan. Zo zijn de schippers Cornelis Gouswaart en Arij van der Linde op ‘t versoek van hem Dobbel gecommitteert om het roer zodanig te laten besorgen, als hij Dobbel en zijlieden, ingevolge deser resolutie zouden oordeelen te behooren.
Verthoond zijnde, dat met den opneem den equipagiegoederen, zo veel van ‘t een en ander niet per restant bevonden werd, als ‘er nootsaakelijk voor ‘t schip ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen tot dies toetakeling en voor eenige andere retourschepen vereischt; zo is goetgevonden, om het gebreekende uit ‘t schip ‘t Huijs ten Donk te ligten. Gelijk mede verstaan is, om aan ‘t schip ‘t Vaderland Getrouw , in plaatse van 3822 lb. buskruijt, volgens verklaringe op de reise in de storm nat geworden, wederom 2000 lb. goet kruijt te verstrekken; om alsoo met sijn restant voor de patriase reise van vijfduisend ponden goed dito voorsien te zijn.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] ARIJ BOGAART.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] JAN V. BREEN.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] ADRIAEN TIMMERMAN.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. D. LAVAL.
[Signed:] JB. CRUSE.
[Signed:] CORNELIS GOUSWAART.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Cs. DE VRIES.
[Signed:] W. v. PUTTEN.
[Signed:] STOFFEL BOOM.
[Signed:] HAYMAN DE LAVER.
[Signed:] ARIJ VAN DER LINDE.
[Signed:] ARIJ DE JAGER.
[Signed:] SIMON RIJCXEN.
[Signed:] LAMBERTH BOTH.
[Signed:] CORNELIS DOBBEL.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 77-83.¶
Dingsdag den {17130314} 14en Maart 1713, voormiddags.
Presentibus omnibus, dempto den ondercoopman Willem van Putten, door indispositie.
De burgers Willem ten Damme en Hendrik Oostwalt Eksteen bij request te kennen gevende, dat zijluiden genegen waren omme wanneer het contract van slagten of het leveren van versch vleesch voor ‘s Comps. passeerende schepen bij de mede burgers Jacobus van der Heiden en Jacob Louw aangegaan, quam te expireeren, deswegen als dan met d’ E.Compe. te contracteeren; presenteerende voorts die leverantie te willen aannemen tegens 1 1/2 stuijver zwaargeld ‘t pont, bij aldien de weijde in de groene Cloof haar als nu aan gedt. contractanten wierd gelicentieert etc.
Waarop buijten gestaan zijnde, betuijgde den Heer Commissaris ‘t gedane versoek (mits de genoegsame bekende parthijschap der gen. suppltn. met de tegenwoordige leveranciers van ‘t vleesch, mitsgaders nog omtrent de drie jaren aan het aangegane contract met deselve quam te ontbreeken, en sijn Edele nog geen de minste klagten der scheepsvrunden over ‘t gedagte vleesch, al schoon daarna verscheide malen hadde vernomen, waren te vooren gekomen) geheel suspect en verdagt te vooren quam; waarop verstaan is de suppltn. aan te seggen, hun versoek thans ontijdig te zijn, en des geraden vonden ‘t selve te kunnen doen, als het voors. contract zoude g’eijndigt wesen.
Den opperchirurgijn deses Gouvernements Juriaan Bronswinkel,136 eenigen tijd die dienst waargenomen hebbende, en bij request versoekkende, vermits tot nog toe geen verbetering van gagie, of emolumenten daar toe staande, gehad of genoten heeft, en ook sijn eijgen huijshuur heeft moeten bekostigen, door dien sijn woningh aan ‘t hospitaal nog niet in gereetheit is, dat hem de gagie, emolumenten en huijshuur mogt werden toegelegd, ‘tsedert de tijd, dat sijn dienst in qualiteit voornt. heeft waargenomen: zo is denselve, door dien geen versoek dan nu dieswegen gedaan heeft, gevordert tot ƒ50 per maand en verder toegelegd de emolumenten hem in die qualiteit competeerende; ‘t een en ander heden ingaande en bij den Heer Commissaris aan den E. Gesaghebber ernstig gerecommandeert, ‘t weijnige aan de opperchirurgijnswooninge, annex ‘t hospitaal, ten spoedigste tot de vereijschte inwooninge te laten voltrekken.
De burgers Steven Vermeij,137 Hendrik Oostwalt Eksteen, Paul Heins en Michiel Leij, bij request verthoonende dat door de Heer Gouverneur Louis van Assenburgh zaliger, versteeken zijn geworden van de pagt der Caabse coele wijnen, onder ulto. Augustus 1710 bij haarluijden aangestaan, door het weder opveijlen derselve, als wanneer ƒ9960 minder heeft gerendeerd, als bij de eerste opveijling door haar was belooft etc. Weshalven zijluijden te raden geworden waren hun regt bij d’ Edele Heeren Majores voor te staan en te vervorderen, ten eijnde haar de schade daar door geleden, en bij ‘t selve request ter somme van ƒ1227:16:4 begroot, mogt werden gerestitueert: en door dien vernomen hadden, dat de Edele Heeren Majores hadden gelieven goed te vinden, de voorne. ƒ9960 door voorne. Heer Gouverneur te laten voldoen; zo versogten zij supplianten, dat den Raad de reets door haar gedane kosten, mitsgaders nog zodanige schaden en interessen als daarbij geleden hadden, uit den boedel van voorne. Heer Gouverneur zaliger gelieve te laten vergoeden.
Waarop gedelibreert en in consideratie genomen zijnde, dat zij suppltn. haar volgens resolutie van den 3en April 1711 bij ‘t aanwesen van den Edelen Heer Commissaris Pieter de Vos genomen, verbonden hebben sig aan de uitspraak en ‘t goetvinden der Heeren principalen te gedragen, en dat haar edele Hoog Achtb. daar omtrent hunne gedane ongelden geen ordre hebben gelieven aan te schrijven, zo is verstaan haarluijder versoek te declineeren.
Waarop door den Secrets. Pieter de Meijer, als eene der executeurs der uitterste dispositie van opgem. Gouverneur zaliger versogt zijnde, om het extract uit genoemde resolutie van den 3en April te mogen erlangen, om ‘t selve tot narigt der erfgenamen na ‘t Patria over te maken, of ‘t zaake waare dat gedte. pagters dienthalven aldaar nog eenige movementen wilde maken; zo is hem ‘t selve extract sonder ijets anders g’accordeert.
Den boekhouder Sibrandus Wijsma versoek gedaan hebbende om benevens sijne famillie ‘t zij in of buijten emploij, met eene der eerstkomende kermisschepen of andere bequame gelegentheit na Batavia te vertrekken; zo is hem ‘t selve, ingevolge de ordre van haar hoog Edele tot Batavia, de dato 25 November 1712, toegestaan.138
Den Burgerraad deser plaats Hendrik Bouwman aan den Edelen Heer Commissaris en Raad te kennen gevende, dat een quantiteit van omtrent de vijfhondert ponden wol van desselfs Persiaanse schapen geschooren in voorraad had; versoekkende tegens thien stuijvers zwaar geld aan de E.Compe. te mogen leveren; zo is verstaan, om ingevolge de ordre der Edele Heeren Majores van den 3en November 1703 ‘s Comps. wegen tegens 10 stuivers ligt of 8 stuijvers zwaar geld ‘t lb. aan te nemen, om met de presente vloot na ‘t Patria te zenden: en welke leverantie bij hem is aangenomen te doen.139
Insgelijx is den burger Johannes van Dalen ‘t voorleden jaar van Ceijlon om te repatrieeren vertrokken en vermits sijn vrouws indispositie alhier verbleven, op gedaan versoek geaccordeert met sijn famillie, als cost en transportgeld op gen. plaats betaald hebbende, met een der presente retourschepen de reise na ‘t vaderland te laten vervorderen.
Voorts is den soldaat Wouter de Vos van Grol140 op sijne gedane instantie van ‘s Comps. dienst ontslagen, en gepermitteert sig met sijn ambagt van kleermaker of andersints te erneeren.
Jacobus Overneij versoekkende dat hem seeker stuk lands eenige tijd herwaarts bij hem in leening bezeten, en aan de oostkant van de Piketbergh gelegen, in eijgendom of wel weder ter leen mogt vergund werden, zo is hem ‘t selve volgens besluit ultmo. Februarij laastleden genomen, gedeclineert, en vergund na een ander stuk land hier omher te mogen uitsien; en daarom tot het weiden van sijn vee en erlanginge van sijn broodcoorn nader versoek te mogen doen.
De executeurs der uitterste dispositie van den Heer Gouverneur Louis van Assenburgh zaliger bij geschrifte te kennen gevende, hoe dat sig bezwaard vonden, om te voldoen aan de gegeven ordre van haar Edele de Hooge Indiase Regeering tot Batavia omtrent het betalen van zodanige Rijxdds. 502 5/24 â 48 zware stuijvers ijder, als bij dese regeeringh met het ter aarde bestellen van ‘t lijk van voorne. Gouverneur zaliger, boven en behalven ‘t geene zij executeurs dieswegen hebben betaald, gecontribueert is. Doordien bij gedte. uijtterste wil expres gelast is, omme alle de contanten aan des overledens erfgenamen over te maken; te meer door dien geen de minste kennisse of dispositie in qualiteit als executeurs over deselve begraffenisse hebben gehad; ‘t welke haar maar bewust en daar van de minste kennisse gegeven geweest zijnde, langh zo veel onkosten door deselve ten laste dier boedel niet zoude gemaakt geweest zijn; en waarom haar dies betalingh van de erfgenamen onverantwoordelijk voorquam; en dierhalven versogten hun mogt g’accordeert werden de penningen onder haar berustende, in cassa te mogen tellen, om vervolgens dienthalven door dese regeeringh aan de Edele Heeren Majores de nodige kennisse te geven.
Waarover gebesoigneert zijnde verstaan is, dat de genoemde Rijxdds. 502 5/24 door de executeurs, ingevolge de ordre van de Hooge Indische Regeering tot Batavia van den 18en November 1712 in Comps. cassa zal moeten voldaan werden; mits reserverende hunne actie, zodanig die bevinden zouden te behooren.
Den boekhouder en eerste clercq Pieter van den Bergh, in Raade ontboden en volgens sijn beloften heden voor 14 dagen gedaan, afgevraagt zijnde, of het dagregister nu in gereetheit hadde, en g’antwoord hebbende van ja, uitgenomen de maand Julij, gelijk door hem vertoond wierd, met versoek nog een dag tot de voltooijingh mogte vergund werden, zo is hem, vermits door het continueel schrijven als seer vermoeid zijnde, drie dagen daar toe nog vergunt.
Waar na door den Heer Commissaris bekent gemaakt werdende, voorne. Van den Bergh zijn Edele versogt hadde, van ‘t eerste clercqschap te mogen werden ontslagen; is ‘t selve toegestaan en in desselfs plaatse verkooren als eerste gezwoore clercq den pl. assistent Hugo van der Meer Pietersoon;141 en vermits desselfs goed comportement en volle bequaamheit hem toegelegd de absolute qualiteit van assistent met de gagie van vierentwintig guldens, om sijn lopend verband daar voor uit te dienen. Ten welken eijnde deselven dese middag voor expresse gecommitteerde deser vergaderingh ten overstaan van den E. independent fiscaal Cornelis van Beaumont, den ordinaren eedt daar toestaande sal afleggen.
Door den E.Gesaghebber te kennen gegeven zijnde, hoe den adsistent Cornelis Wolfswinkel,142 nadat sig eenige dagen van de Secretarij, alwaar bescheiden was, g’absenteert had’, t’ sijner ordre was geroepen om na sijn genoemde comptoir te gaan, en sijn dienst behoorlijk waar te nemen, maar in plaatse van daartoe genegen te zijn, gesegd had, liever, soldaat te willen wesen, waar op sijn E. gelaste den dienst voors. te zullen waarnemen, daarop henen gegaan en door den Secrets. in de zo genoemde admiraalscamer gevonden en gevraagt zijnde, waarom niet na de Secretarij gingh en sijn dienst dede, denselve g’antwoord hadde, geen dienst meer te willen doen, en naderhand nog tegens den E. Gesaghebber van soldaat te willen zijn; zo is almede verstaan gemelte Wolfswinckel te degradeeren tot soldaat met ƒ10 ter maand.
Voorts zijn in stede van voorn. Pieterson en den evengenoemde Wolfswinkel weder als clercq ter Secretarij geplaast, den soldaat Sergius Swellengrebel143 met het ordinare adsistentscostgeld, en in des anders plaatse, in dienst der E.Compe. voor adelborst met ƒ10 ter maand om ter Secretarije dienst te doen, aangenomen Michiel Romont de Jonge144 van Mauritius onder een vijfjarigh verband.
Door den Heer Commissaris geproduceert en opgelevert zijnde ‘t ondervolgende translaat extract en request, door de capiteins van de presente Engelse scheepen, alhier ter rheede leggende, Thatendon , Stringer , Dartmout en Nathaniel aan sijn Edele gepresenteert:
Translaat extract uit de secrete Commissie van de Edele Heeren Bewinthebberen van de Engelse Oostindische Compe. belangende, om ons in een goede compe. naar huis te begeven.
‘Gij zult uw reise ten spoedigste voortsetten naar de Caab de Goede Hoop en uw aldaar engageeren met de Hollandse vloot, gaande na Europa en met haar in compe. blijven waar zij gaan; en wanneer gij in Holland of ergens anders zult gekomen zijn, zult gij daar van kennisse geven aan de Heeren van de Secreete Commissie. Ook zult gij uw vervoegen bij den Admiraal van de Hollandse vloot en versoekken om u E. onder sijne bescherming gelieve te nemen. Dit is een ware copie of extract uit de commissie van de secrete ordre. Als getuige’
‘(getekent) THO.BLOW.’
Aan den Edelen Heer Johannes van Steeland, Raad van India, Admiraal van de Oostindische retourvloot en Commissaris aan de Caab de Goede Hoop. Edele Heer,
‘Wij zijn g’ordonneert van de Edele Engelse Oostindische Compe. van wien wij dependerende zijn, om ons herwaarts te begeven, in een goede ordre, en ons alzo te vergeselschappen met de Hollandse retourvloot; waarom wij onderges. versoekken of het UEdele mag behagen, om ons onder sijne bescherming te nemen, en het geluk mogen hebben, om UEd. geselschap te houden. Het zal UEd. gelieve een zeijlaas ordre te geven. Die hebbende, zullen wij deselve met veel distinctie en gehoorsaamheit opvolgen. Wij zijn met veel respect (onderstont): Uw Edelens seer gehoorsame en onderdanige dienaren. (Was geteekent): Tho. Blow, Thos. Bekfort, J. v. Rijke, Joseph Jakson de Jonge en Jona. Negul. (Ter zijde stont):’
‘Cabo de Goede Hoop, den 2en Maart 17 12/13. (Lager nog): Voor de translatie (was getekent): Izaak Schepers.’
Waarbij de capiteins van genoemde bodems aanthoonen de ordres die van hunne principale zijn hebbende en uit dien hoofde versoekken onder de vlagge van sijn Edele met een zeijlaas ordre voorsien zijnde, de reise na ‘t Patria aan te mogen nemen: Zo heeft voorne. sijn Edele gevraagt of daar tegens eenige ordres van de Edele Hoogh achtb. Heeren Majores lagen, waardoor men ‘t selve soude konnen en mogen weijgeren; en van neen g’antwoord zijnde, zo is vervolgens besloten, om, gelijk met de retourvlooten onder de vlagge van sijn Eddt. de Heer Joan van Hoorn en den Edelen Heer Pieter de Vos geschiet is, gemelte versoek te accordeeren en voorne. Capiteins a uso met een zeilaas ordre te voorsien.
Wijders door voorne. sijn Edele aan den Heer Gesaghebber gevraagt zijnde, of met overlijden van den Heer oud Gouverneur Simon van der Stel145 omtrent de Steenbergen en Zeekoevalleij sodanige schikkinge gemaakt was, als de Hoog Edele Heeren Majores bij missive onder den 23en Augustus 1708 aan dese Caabse regeeringh hadden aanges.,146 en g’antwoord zijnde, dat het omtrent de Steenbergen , maar met de Zeekoevalleij , als daarop niet gedagt hebbende, nog niet geschiet te wesen; So heeft zijn Edele als Commissaris g’ordonneert dat gemelte Zeekoevalleij en de landen daar omheen gelegen, zo als bij genoemde oud Gouverneur zaliger voor zijn leven bezeten is geweest, na opgem. Hoog g’aghte positive ordre van nu af aan weder aan de E.Compe. zouden moeten komen, en ‘t huijs aldaar staande, ingevalle hetselve voor d’ E.Compe. dienstig was, door gecommitteerdens uit desen Raad, g’assisteert met den Baas timmerman en metselaar getaxeert, en voor de E. Compe. aangenomen te werden; des neen, de executeurs van genoemde Heer zaligers boedel ‘t selve zoude vermogen af te breeken en daarmede handelen, als buijten ‘s Comps. prejuditie zoude bevinden te vereijsschen.147 Voorts is nog door sijn Edele de leden van den Raad afgevraagt, of zij de gerequireerde advijsen op ‘t verthoog door den Heer gesaghebber onder den 2en Augustus 1712 getekent, concernerende het presenteeren van requesten148 door de burgers Jacob van der Heiden, Jacob Louw en Gerrit Remkes aan de leden van Politie in ‘t bisonder; mitsgaders het afgeven van extracten door den Secretaris en ‘t versenden door den adsistent Anthoni Burgerdijk149 in gereetheit hadden, en eenige van neen g’antwoord hebbende, zo heeft den Heer Commissaris gelast deselve teegens aanstaande Vrijdag ogtent in vergadering te brengen; mitsgaders hetselve aan den ondercoopman Willem van Putten (door indispositie niet present) door den eerste clercq ‘tselve te doen aanseggen.
Den luitenant Slotsboo bekent gemaakt hebbende, hoe dat ‘er voor d’ E. Compe. wel een steenoven met steenen in gereetheit gebragt, dog door gebrek van branthout nog niet afgestookt was, en ‘t selve geheel nootsaakelijk voor den aanstaanden regentijd zoude dienen te geschieden; zo is daarop verstaan, ‘t genoegsame branthout ten spoedigste na ‘t vertrek van de retourvloot te laten besorgen. En almede gedelibreert zijnde over ‘t geene bij uitleevering der goederen en coopmanschappen van het present ter rheede leggende schip ‘t Huijs ter Boede , volgens verklaring van gecommitteerdens, die bij den ontvangst aan land tegenwoordig zijn geweest, bij confrontatie te kort volgens bekomen factuur bevonden, bestaande in:
16 | lb. nagelen op 150 pond eenlijk in goenijzakken overgekomen en sulx omtrent 10 2/3 per cento |
20 | lb.witte poeder suijker op 3085 lb. schaars 2/3 per cento. |
102 | lb.bruijne suijker op 300 lb. is schaars 3 1/2 per cento. |
4 | lb.waxkaarssen op 1000 lb. schaars 1/2 per cento |
4 | kann. aracq, waar af twee leggers of ...[^150] kan met het opvullen van 27 leggers geconsumeert zijnde, de rest wannigheit van 24 duijm op een legger. |
8390 | lb. rijs op 300000 ponden schaars 3 per cento. |
58 | ps. goerijs op 2000 stux, zijnde schaars 3 per cento. |
16 | lb. nagelen op 150 pond eenlijk in goenijzakken overgekomen en sulx omtrent 10 2/3 per cento |
20 | lb.witte poeder suijker op 3085 lb. schaars 2/3 per cento. |
102 | lb.bruijne suijker op 300 lb. is schaars 3 1/2 per cento. |
4 | lb.waxkaarssen op 1000 lb. schaars 1/2 per cento |
4 | kann. aracq, waar af twee leggers of ...[^151] kan met het opvullen van 27 leggers geconsumeert zijnde, de rest wannigheit van 24 duijm op een legger. |
8390 | lb. rijs op 300000 ponden schaars 3 per cento. |
58 | ps. goerijs op 2000 stux, zijnde schaars 3 per cento. |
Zoo is goet gevonden om de voors. te kort komende suijkker, waxkaarssen, rijst en goenij, als niet excederende te passeeren; alsmede den arrak. Item 2 2/3 per cent nagelen of 4 lb., maar dat de resteerende 8 per cento of 12 lb. nagelen, door dien de opperhoofden dier bodem van dat te kort komen geen reden weten te geven, als dat se deselve in geen kisten, maar in goenijzakken tot Batavia zouden hebben ontfangen, zij ingevolge de ordres van de Indische regeering tot Batavia op hunne lopende soldijreekeningen tegens den ordinaren uitkoopprijse van ƒ4:10 ‘t lb., bedragende te samen ƒ54 ligt geld zullen belast; en de sokkel foelij met dat schip aangebragt in presentie van twee gecommitteerdens g’opent, en het te kort komende bij een Secretariale attestatie aangetoond werden.152
Vervolgens zijnde onder te noemene persoonen op hun gedaan versoek en vermits tijdsexpiratie in volgende maniere verbetert als:
Den onderchirurgijn Dirk Vroonhof153 van ƒ18 tot ƒ26 per maand onder een nieuw driejarig verband.
Jurgen Wijls van Nieuwstat,154 eenigen tijd den dienst als baashoutkapper waargenomen hebbende, tot baas voors. van ƒ13 tot ƒ20, verband als boven.
Den soldaat Gerrit Droesen, sijn dienst eenigen tijd als metselaar ten genoege waargenomen hebbende, van ƒ9 tot ƒ12 onder zijn lopend verband.
Den mattroos Rut Jansz,155 sijn dienst als boven presterende van ƒ11 tot ƒ13.
Den dito Willem Bartijn156 als vooren van ƒ12 tot ƒ14.
Den dito Daniel Fredrix157 ad idem van ƒ11 tot ƒ13, alle onder hun lopend verband.
Den soldaat Dirk Weijers met attestatien aanthoonende, hoe dat te landwaard op commando zijnde, met struijkelen door ‘t losgaan van sijn geweer, in de arm geschoten is, sonder dat hem de meesters in staat hebben weten te brengen van deselve te konnen gebruijken; en dierhalven versoekkende, dat hem daar voor zodanigen somma mogt werden betaalt, als de Edele Heeren Majores daarop gesteld hebben: zo is hem gesegd, sulx alhier niet te konnen geschieden, maar in ‘t vaderland komende, aan voorne. Heeren Principale te moeten addresseeren, en dat haar Edele Hoog achtb. bij sijn vertrek daar van advertentie en kennisse zoude gegeven werden.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] CUS. v. BEAUMONT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER.
C. 30, pp. 84-87.¶
Vrijdagh den {17130317} 17en Maart 1713, voormiddaghs. Extraordinare vergaderingh, present
Den Raad Extraordinaris van India Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, den Edele Heer Joannes van Steelant, E.Willem Helot, Gezaghebber en de verdere leeden des Raads, dempto den independent fiscaal Cornelis van Beaumont, door indispositie.
De resolutien ter vergadering van den 7en en 14en deser loopende maand g’nomen, heden in Raade gelesen en geresumeert zijnde, is verstaan deselve zodanig in ‘t resolutieboek te doen inschrijven en den E. Gezaghebber, mitsgaders den ondercoopman Willem van Putten versogt hebbende de extracten uit deselve te mogen hebben voor en zo verre het hare respective persoonen is concernerende, is ‘t selve g’accordeert.
En door den E. Gesaghebber ten reguarde, dat ‘er in de laastgenoemde resolutie gesprooken werd wegens ‘t gebrek van brandhout, van dat men daar door de steen-oven van de E.Compe. niet konde afstooken, bekent gemaakt zijnde door diverse schippers van de retourvloot aangesprooken te wesen om branthout, ‘t welk door ‘s Comps. wagens wegens andere nodige werken niet ten desen Casteele konde aangevoert werden; en dierhalven om de scheepen in geen verlegentheit te laten, voordragende of niet nodig zoude zijn, dat men ‘t benodigde voor de schepen, gelijk bij ‘t aanwesen van sijn Edt. de Heere Joan van Hoorn gepracticeert was door de ingesetenen, met een behoorlijke betaling, van de ordinare laad-plaats liet aanrijden; zo is op dat voorstel verstaan, ‘t selve in dier voegen te laten geschieden.
Door den Heer Commissaris de leden des Raads afgevraagt zijnde, of zij hun advijsen in de laaste vergadering, wegens ‘t verthoog van den E.Gezaghebber onder den 2en Augustus 1712 geteekent, gerequireert, in gereetheit hadden, zoo hebben deselve vervolgens aan zijn Edele gepresenteert en overgegeven; en also eenige van dien gecach[e]tteert waren, heeft sijn Edele gesegd die eerst particulier te zullen leesen en zijne gedagten daar over te zullen laten gaan.
Welgem. sijn Edle. aan den Heer Gesaghebber gevraagt hebbende, of konde aanthonen gequalificeert te zijn, omme op eijgen authoriteit en buijten kennisse des Raads ses plaatsen aan ses diverse persoonen, volgens door sijn Edele geproduceerde copien ordonnantien, den een voor een geheel en andere voor een halv jaar in de Groene Cloof uit te geven; gelijk zijn Edele was komen te blijken van sulx gedaan te hebben: Zo heeft den Gesaghebber g’antwoord ‘t selve vermeende te mogen doen als sijne predecesseurs gedaan hadden, en dat den Secretaris Pieter de Meijer sijn Edele sulx aan de hand gegeven hadden; ‘t gunt den Secretaris ontkende en versogt dat hem sulx bewesen mogt werden; ‘t geen sijn E. betuijgde niet te konnen doen, maar het met eede wel te willen bevestigen; waarop den Heer Commissaris zeide, zijn E. geen Gouverneur te wesen, en hem ‘t selve buijten den Raad, die hem als Gesaghebber aangesteld hadden, niet competeerde.158
Wijders door wel gem. sijn Edele den E. Gesaghebber ook gevraagt zijnde, of sijn E. dan ook vermeenden, op desselfs aanwesen alhier en pro deser lopende maand, den soldaat gent. Laurens Claasz van Olburg,159 knegt van den land-drost van ƒ9 tot 12 vermogt verbetert te hebben; gelijk sijn Edle. casueel bij ‘t acteboek hadden komen te ontwaren; ende copia daarvan verthoonende; zo versogt den E. Gesaghebber daar over excuse, en zeide door dien hem lange verbeteringh belooft was, op ‘t versoek van den landdrost, ‘t selve gedaan te hebben; waarop den Heer Commissaris repliceerde sulx buiten sijn EdIe. kennisse en die van den Raad niet hadde mogen geschieden.
Den E. Gezaghebber vervolgens door meergem. Edele Heer Commissaris g’vraagt zijnde, hoe het bij gekomen was, dat almede op eijgene authoriteit en buijten kennis van dese of den Justitieelen Raad, twee versteekelingen per ordonnantie om aan de gemeeke160 werken dienst te doen, van hier na ‘t Robbeneijland (‘t welk immers een banditeplaats is,161 te versenden; waar op antwoorde, ‘t selve op versoek van den doenmaals geweest zijnde provisioneel fiscaal Van Putten gedaan te hebben, en dat gedagt had, zij voor de cost dienst te moeten doen; zeggende den Heer Commissaris dat deselve wel so lange op een der hier bescheidene galjoots konde zijn geplaast geweest; daarop voorne. Van Putten vervolgde dat gedte. versteekelingen in den jare 1711 ten zijnen huijse komende, gelast hadde een weijnig te wagten, en buijten zijn weten wegh gegaan waren, en weer op gedaagt zijnde, door den E.Helot, op sijn voordragen niet anders wetende, als besettelingen na gedagte eijland gesonden te wesen, waar op den Heer Commissaris zeide hier bereets een maand geweest te sijn, en dat door den gesaghebber of hem Van Putten daar van niets verwittigt was, en zo hij ‘t selve nu niet hadden voortgebragt, daar van apparent geen kennisse zouden gekregen hebben. Hierop betuigden den E. Gesaghebber ‘t selve fiscaalswerk te zijn, en den fiscaal sig dieswegen excuseerende door dien geen tijd gehad heeft, om ‘t selve als wel behoorde schriftelijk te doen; zo zeide sijn Edele, dat ‘t selve wel mondelingh had konnen gedaan hebben, en sig daar omtrent diende te verantwoorden: weshalven den voorne. Van Putten repliceerde niet anders te konnen seggen, als wanneer de genoemde versteekelingen omtrent de 8 maanden bij de boeren hadden gaan vagebondeeren en opgebragt zijnde, hij d’ Heer Helot versogt hadden om d’ selve tot de komst of ‘t vertrek der retourvloot op ‘t genoemde eijland te confineeren, maar geensints na derwaarts te zenden als bandijten; ‘t geene voorts per ordonnantie van den E. Gesaghebber was geschiet, waar op den Edele Heer Commissaris repliceerde zodanigen gedoenten onbehoorlijk te zijn, en ‘t selve in diergelijke gevallen in Rade van Justitie voortaan geventileert sal moeten werden.
Makende sijn Edele den Raad wijders bekent, dat heemraden van Stellenbosch zijn Edele geklaagt en bij verclaringh aangethoond hadden, de seer quade behandeling van den Secretaris dier Colonie Jan Mahieu, in ‘t negeeren eeniger overgeleverde processtukken en papieren, niettegenstaande deselve bevorens bij ‘t Collegie waren rondgelesen, dies sijn Edele vermeenden ‘t selve wel een notoire falciteit te wesen, en daarom niet te konnen bedenkken, hoe denselven door den Politicquen Raad (als bij provisie van die dienst ontslagen geweest zijnde162 weer was herstelt; waarop den E. Gesaghebber antwoorde, sulx geschiet te zijn, mits behoudens een ijgelijk sijne actie en van geen falciteit te weten; dog meermalen betuijgt te hebben, hij Mahieu, daaraan schuldig zijnde, niet waardig zoude zijn dat ampt nog de bediening van krankbesoeker te bekleeden, daar op door den Heer Commissaris een verklaring â twee ten zijnen laste opgelesen zijnde, den Gesaghebber weer repliceerde het maar onderhandse verklarings163 waren, daar den Heer Commissaris op diende, deselve van een geheel Collegie te zijn, en wel secretariaal konden gerecolleert werden;164 mitsgaders niet te konnen begrijpen, hoe dat men in diervoegen ‘t collegie van heemraden, als voor ‘t hooft gestoten hadden, alsmede thans nog al de meeste heemraden gevonden wierden, die met genoemden Secretaris in vergadering verklaart hadden niet te kunnen sitten, nogh die vergaderingh bijwoonen; waarop den Gesaghebber uijtte van hem Mahieu ook te moeten hooren, ‘t geen zijn Edele zeide te zullen doen. Maar de zaak in omvraginge gelegd zijnde, is bij den Heer Commissaris en Raad verstaan, heemraden aan den Raad van Justitie te renvoijeeren, en den E. independent fiscaal, des goed vindende, sig met heemraden konden voegen: ten welken eijnde sijn E. de stukken zouden overgegeven werden.165
Voorts is verstaan dat den dispens, op ‘t versoek van den Gesaghebber en dispenscier, bij eerste occasie, als mede negotiepakhuijsen zullen opgenomen ende restanten tegens de negotieboekken geconfronteert werden.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 88-92.¶
Vrijdagh den {17130317} 17en Maart ao. 1713, nademiddag gecombineerde vergaderingh present:
Den Raad Extraordinair van India, Commissaris deses Gouvernements en Admirael deser jaarse retourvloot, den Edele Heer Joannes van Steelant, den Gesaghebber Willem Helot, den vice Admiraal Arij Bogaart, den independent fiscaal den E. Cornelis van Beaumont, den schout bij naght Jan van Breen en de verdere leeden der Raad, dempto den schipper Jan Berger, door indispositie.
Den Heer Commissaris de vergadering voorgehouden hebbende, hoe de ordinare tijd van het vertrek der alhier zijnde retourvloot al hart begon te naderen, en daarom zijn Edele hoog nodig achte, dat men thans in serieuse overweginge nam om gedagte vloot, met alle ‘t geene tot derselver behoude varen, buijten en boven de reets gedane besorgingh van diverse benodigheden, voor zo verre alhier te bekomen zij geweest, nog nootsaakelijk zoude komen te vereijsschen en nodig te wesen, en ten welcken eijnde zijn edele ook zeide den voorraad van het goed buskruijt door de respective schippers, en van ijder hunner bodems sig hadden laten opgeven, wat een ijgelijk in dees bedugte oorlogstijden nog tot verbetering en vermeerdering nog mogt nodig hebben.
Waar op sijn Edele gelijk ook desselfs schipper Adriaan Timmerman, zeijde ‘t admiraalsschip Zandenburg wel met … lb.166 zo grov als fijn buskruijt voorsien te wesen, en daar aan genoegh vermeende te hebben; maar aangesien het grove niet boven de 40 voeten de dop van de proef hadde afgeslagen en het voor al geheel nootsaakelijk was, om de zeijnschooten met sterker dito te doen, en daarom wel zoude slagen om van het freguat De Avonturier een duisend ponden, hebbende hetselve 55 a 60 voeten hoog geslagen, in ruijling voor gelijk getal van ponden mogten werden voorsien. ‘t Welk verstaan is zodanig te laten gevolgh nemen.
Gelijk mede na rijpe deliberatie en uit consideratie, dat den E. pro tempore Gesaghebber Willem Helot betuijgde, dit Casteel van buskruijt in plaatse van 60. maar met 40000 lb. voorsien te wesen,167 goet gevonden het vice admiraalsschip Barnevelt , inhebbende … lb168 en de fluijtschepen de Oude Zijp en Korssloot 4385 en 4500 mitsgaders de Leijdsman 2500, zijnde hunne restanten te laten behouden; dog den Donauw als inhebbende 7760 en de Stantvastigheit 7300 lb., ijder 500 lb. of te samen 1000 lb. aan ‘t Vaderland Getrouw ; mitsgaders de scheepen Lockenga van 7850 en Grimmestein mede ijder 500 lb. of 1000 lb. aan ‘t schip Bentveld ; als mede ‘t schip Reijnesteijn uit sijn restant van 5067 lb. 500 ditos aan ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen te laten overgeven. Wijders vermitsHet Vaderland Getrouw thans maar 3280 lb. goed buspoeijer na den storm op de reijse van Ceijlon herwaarts behouden heeft, is almede verstaan aan dien bodem boven de reets gemelte 1000 lb. nog uit de schepen de Unie en Avonturier ijder 1000 ditos en aan ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen , mede uit oorsaak als boven, niet meer hebbende dan 23364 lb. buijten de voors. 500 lb. van land 1000, en de fluijt ‘t Noorder Quartier 500 lb. en ook aan ‘t schip Bentvelt tot sijn inhebbende 5390 de hiervoorengenoemde 1000 lb. te doen verstrekken.
En dewijl het buskruijt van ‘t schip Grimmestein onder ‘t probeeren de dop van de proef niet hooger dan 25 â 30 voeten heeft opgeslagen, is ook verstaan 1000 lb. van ‘t zijne in ruijling van gelijke quantiteit uit ‘t freguat de Avonturier te laten overgeven, als wanneer en in maniere als boven, men vermeent alle de retourschepen van goed bequaam buspoeijer in quantiteit genoegsaam te sullen voorsien wesen, namentlijk:
Mitsgaders de alhier gearriveerde scheepen uijt ‘t vaderland, d’ Unie , ‘t Noorder Quartier en de Avonturier , met ‘t geene daarin gelaten is, te rencontreeren van vijanden (dat God verhoede) genoegsaam in staat van defensie sullen zijn. Wijders ten aansien ‘t Huijs ten Donk op zijne gehad hebbende 9 maandige reijse uit het vaderland te deeser rheede, en dat het een nieuwen bodem zij, 2850 lb. buskruijt ontkorlt,169 stofagtig en kragteloos zij bevonden; als hebbende het dopje van de proef pas kunnen afwerpen, en daar en tegen eenlijk 1062 lb. in cardoesen goed (dat wel 50 â 55 voeten de voors. dop hoog heeft doen springen) maar is hebbende; zo is ook verstaan aan dien bodem uijt den voorraad van ‘t Casteel 2000 lb. goed buskruijt te laten verstrekken.
Voorts op ‘t geproponeerde van den Heer Commissaris den vice Admirael, schout bij nagt en schippers der retourscheepen gevraagt zijnde of voor de reijse nog het een of het ander benodigt waren; zo hebben deselve gesegt behoorlijk voorsien te weesen; dog den schipper Gouswaart, dat nog een metale schijf, de schippers Arij de Jager, Cornelis Dobbel en Arij van der Linden, eenig volk; mitsgaders Haijman de Laver en Simon Rijkse, de eerste een, en den anderen twee halve amen olijvenolij, in plaatse van de uijtgelekte benodigt waren: en hij Rijkse daar en boven nog een aam traan ende arak, benevens ‘t spek, dat aan ‘t volk aan sijne boord geprest, verstrekt werd: zoo is verstaan ‘t voornoemde aan deselve te laten uitreijken, zullende de gerequireerde manschap van ‘t alhier verloste volk, en de versteekelingen met de Patriase scheepen uijtgekomen, gesuppleert werden.
Vervolgens door sijn Edele aan ijder schipper gevraagt zijnde of ultmo. deser, of ten uijtterste den 3en der aanstaande maand April, in staat van vertrek konden zijn; zo hebben deselve g’antwoort, weer en wind sulx toelatende, in gereetheit te zullen wesen; en door dien g’oordeeld werd, beter te sijn in April dan in Maart van hier te vertrekken, zo is eenparig vastgesteld de reijse, sonder eenige merklijke verhindering of belet door aankomst der nascheepen, of ‘t nog manquerende Ceijlons schip Bennebroek , de reijse, onder Godes genadigen zegen op den 3en April te ondernemen.
Den opperstuurman Dirk van der Weijde en onder dito Cornelis Valk, in die qualiteiten op ‘t schip Reijn[e]steijn bescheijden, bij request te kennen gevende dat zij met ‘t overlijden van Jacob Huijbertsz Laan, gewesene schipper op dien bodem in Bengale door den Heer Directeur Anthoni Huijsman en Raad op den 28en September jongstleden wel aangesteld waren geworden, namentlijk den eersten als schipper en den laasten tot opperstuurman, en sulx op approbatie van haar Edele Hoog Achtb. de Heeren Principalen, omme met dien bodem also te repatrieeren, dan vervolgens op Ceijlon gekomen, zij supplianten tot hunner innerlijk leetwesen beide daar van wederom hadden moeten aftreden, door dien die aanstellinge door den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Bekker was g’improbeert enz. Zo versogten zij supplianten des doenlijk weder in hunne bedieningen van schipper en opperstuurman te mogen hersteld werden.
Waarop, nadat buijten gestaan waren, besloten is, om haar invoege de ordre van de Hooge Indische regeering tot Batavia van den 25. November 1712, voor te slaan of in hunne tegenwoordige qualiteiten na Batavia wilden voortgaan; ‘t welke hun afgevraagt zijnde, den genoemden opperstuurman versogt na ‘t vaderland, en den onderdito na Batavia te mogen vertrekken; zo is haar ‘t selve in dier voegen g’ accordeert.
Meergem. Edele Heer Commissaris te kennen gevende, dat haar Edele groot Achtb. tot Batavia zijn Edele toegestaan hadden, omme den extraordinare clercq van de generale Secretarij aldaar Joannes Mars, als Secretaris der vloot tot aan desen uithoek, en verder niet, mede te mogen nemen, en dat sijn Edele dienthalve van meeninge was om in die bediening den onderstuurman van ‘t schip den Donauw , Izaak Scheepers, gedurende de vaderlandse reise daar toe te emploiieeren en het oversulx nodig was, dat in desselfs plaats als mede in steede van den voorne. onderstuurman van ‘t schip Reijnesteijn , Cornelis Valk, die als voren gesegd na Batavia staat te vertrekken, weder twee bequame persoonen tot die bediening wierden aangesteld; zo sijn de twee onder te noemene persoonen ten dien eijnde voorgedragen, en hunne dienst en wagten nevens de stuurluijden ten genoegen waargenomen hebbende, daar toe gevordert te weten:
Den matroos Huijbregt van Spijk uijt den Haag op de Donauw tot onderstuurman op die bodem, vermits tijtsexpiratie tot ses en twintig guldens ter maand en den matroos Jan Busij van Amsterdam met halvering van gagie in qualiteit voorschreve met twintig guldens per maand om op Reijnestein geplaast te werden.
Zijnde vervolgens mede goetgevonden omme den onderstuurman van genoemde schip den Donauw , Jacob Lodensteijn, vermits sijn verbonden tijd geexpireert is, in gemelte Scheepers sijn plaats te laten optreden en dierhalve van ƒ26 tot ƒ32 te verbeteren.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, op dag en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] ARIJ BOGAART.
[Signed:] CLIS. V. BEAUMONT.
[Signed:] JAN V. BREEN.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] ADRIAEN TIMMERMAN.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. D. LAVAL.
[Signed:] CORNELIS GOUSWAART.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Cs. DE VRIES.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
[Signed:] STOFFEL BOOM.
[Signed:] HAIJMAN DE LAVER.
[Signed:] ARIJ VAN DER LINDE.
[Signed:] J. BERGER.
[Signed:] ARIJ DE JAGER.
[Signed:] SIMON RIJCXEN.
[Signed:] LAMBERT BOTH.
[Signed:] CORNELIS DOBBEL.
[Signed:] SM. WM. DECKER, 1713,
[Signed:] In kennisse van mij PR. D. MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 93-101.¶
Dingsdagh den {17130321} 21en Maartao. 1713, voormiddags.
Presentibus omnibus.
Den Predicant Johannes Godofridus d’ Aillij bij request versoekkende, dat vermits de helft van zijn verbonden tijt g’expireert is, dat volgens het dictamen van ‘t 10en articul van de instructie der predicanten in gagie mogt verbetert, en vervolgens zodanige emolumenten toegelegd werden als desselfs predecesseurs Petrus Calden heeft gegaudeert, Zo is denselven in gevolge het gedagte articul van ƒ90 tot ƒ100 ter maand verbetert, en g’oordeeld, dat geene emolumenten meer dan bereets krijgt, kan genieten, door dien ‘t selve heeft, dat de predicanten alom in India uitgereijkt werd.
Insgelijx door den boekhouder en geweesene eerste clercq Pieter van den Bergh, versogt zijnde, dat mogt gepermitteert werden met eene der present ter rheede leggende scheepen, benevens sijn famillij na Batavia te vertrekken, zo is hem ‘t selve g’accordeert.170
Door den crankbesoekker Harmanus Bosman als diacon van Draakenstein , en den burger Gillis Soullier als beide171 kerkenraad dier Colonie daar toe schriftelijk versogt en g’authoriseert ‘t volgende request in name dier kerkenraad gepresenteert zijnde:
Aan den wel Edele Gestr. Heer, de Heer Joan van Steelant Raad Extraordinaris van Nederlands India, Admiraal van de Retour en Commissaris aan de Caab de Goede Hoop enz. enz, Mitsgaders de E.Achtbare Heer Gezaghebber Willem Helot en den Achtbaren Politicque Raad van Caab de Goede Hoop.
‘Geve te kennen met schuldige eerbied en diep respect den kerkenraad van Draakenstein , hoe dat zijluiden van die tijd af dat dese Colonie gestigt is, tot op den huijdigen dag, altijt geweest is en nog in grooten verlegentheit zijn, om een kerk en huijs voor een predicant en hoe meenigmaal zij daarom ook smeekte bij hare wettige opperhoofden, hebben het selve evenwel noijt verkregen, waardoor wij genootsaakt zijn geweest onse Christelijke godsdienst eenige jaren lang in een verlate hutte, en daar na bij den eenen landbouwer of den ander, die ons een camer leende, te plegen, tot zo lang, dat onse geweesene predicant Petrus Simond een stukje land verkreeg daar wij selfs een hokje op timmerde, alwaar wij ons tegenwoordig ook nog vergaderen; maar also dat hutje te klein geworden is, door den gedurig aanwas van de ledematen, die nu bij de tweehondert uitmaken, hebben wij niet na gelaten, gedurig onse gewesene Heere Gouverneurs te bidden, om een kerk en huijs voor een predicant, gelijk het ook al eenmaal zo verre geweest is, dat de Edele Heer Willem Adriaan van der Stel gecommitteerdens, verseld van de Politicque en kerkkenrade gesonden heeft aan Draakenstein , om een bequame plaats tot de kerk en het huijs voor een predicant te soekken en te verordinneeren; gelijk doenmaals ook geschiede, maar waarom dat werk geen voortgang gehad heeft, is ons tot nog toe onbekent gebleven.’
‘Eijndelijk is het zo verre gekomen, dat wij niet alleen van een kerk en huijs, waar van dat Gode moet geklaagt zijn, ook al meer als 6 jaren van een ordinaris herder en leeraar zijn ontbloot geweest, waar door dese bloeiiende gemeijnte, die nu wel een zevenhondert koppen, zo klein als groot uitmaken, van dagen tot dagen verwildert en verwoelt, en zo dat nog zo voortgaat eijndelijk tot Hottentots schijne te vervallen.’
‘Zo dat wij op nieuw van concientie wegen verpligt en gehouden zijn, als opsienders der gemeinte JESU CHRISTI onse groote noot en verlegentheit uwel Edele en Achtb. voor te dragen, met nedrig versoek, Uwel Edele achtbaarhedens gelieve dog op onse behoefte en smeekinge reflectie te nemen.’
‘Niet alleen omdat het reets gerepte hutje, waar in als nog de openbare godsdt. werd g’oeffent wegens de meergemelte merklijke aanwas van de gemeinte te kleijn geworden is om de gantsche meenigte te omvangen, maar ook, omdat het selve na alle apparentie niet langer zal kunnen staande blijven, dan nog maar een jaar, wegens desselfs bouvalligheit, die allerwegen doorschijnt, alsmede ook omdat de diaconij bij het aanwesen van een predicant ongelijk meer liefdegaven ontfangen tot ondersteuninge der behoeftige en nu, bij gebrek van een predicant, in tijd en wijlen buijten staat sal gebragt werden, van hare armen, die dagelijx aangroeiien, langer te kunnen alimenteeren.’
‘En dan nog wel bijsonderlijk om dat de meeste van de leedematen vlugtelingh zijn, die alleen om de godsdienst haar vaderland, ja goed en bloet verlaten hebben, en haar begeven na dese woeste geweste des werelts, op hoop en met die verwagting van hier meerder onderwijs uit Gods Heijlige Woort voor ons en onse nakomelingen te zullen genieten.’
‘Dog also hier veel oude luijden zijn, die de Duidsche taal niet wel leeren kunnen, was het ten hoogsten nodig, dat ons een predicant mogt toegevoegd werden, die beide Duitsch en Frans kost, was het niet om in die beide talen te prediken, ten minsten zouw het seer dienstig zijn, om in ‘t particulier de oude lieden in de France taal te vermaanen en te vertroosten uit Gods Heijlige Woord; want wat de kinderen aangaat die worden in de Duitsche taal onderwesen, en daarom Gods Woord metter tijd in die taal genoeg zullen leeren verstaan, daar de oude lieden niet toe komen kunnen.’
‘Dese en meer andere redenen wel Edele en Achtb. Heeren dwingen ons, als opsienders van Gods kerke, Uwel Edele en achtb. vieriglijk te bidden om ons te helpen, zo veel als doenlijk is, en ook vorders behulpsaam te zijn, waar het ook mogte van noden wesen.’
‘Want wij ook om die verwagtingh, als nog de rustplaats der overledene, die in ‘t open velt begrepen is, naarlaten te omtuijnen tot weeringe van het wilde gedierte, het geen de lijken somtijts weder opgraaft, wijl men dog het voornemen heeft om het verkrijgen van een kerk, als dan de dooden op desselfs hof ter aarde te brengen, volgens de gewoonte van alle de Christenen.’
‘Zo dat indien Uwel Edele en achtb. onse smeekinge gaade slaat, waar aan wij niet en twijffelen, want sulx ten hoogste strekkende tot opbouw van Christi Coningrijk en winninge veeler zielen, die teegenwoordig van de middelen der genade als genoegsaam versteeken zijn, en daarom seer sugten van verlangen na de opbouw van een kerk en huijs, daar zij hare zielsherder in mogten ontfangen, en daarom zulx verkrijgende, zullen wij verpligt zijn de namen van Uwel Edele en achtb. altoos te gedenkken ten goede, en Gode voor Uwel Edele en achtbaarhedens hare persoonen en famillien gestadig bidden, dat het Hem believe Uwel Edle. en achtbaarhedens nogh langh in een gewenschte staat van gesontheit te bewaren, ten beste van ons land, en tot dienst van Christi diergekogte kerke. Dit wenschen en bidden zij uit grond harer ziele, die sig altijt bethoonen zullen te zijn (onder stont): Uwel Edele en achtbaarhedens gehoorsame en trouwschuldige onderdanen. (was geteekent): A. d’ Villiers,172 ancien; Claude de Marais ouderlingh; J. de Villiers,173 diacre; H. Bosman diacon; Pierre de Taiellefert,174 diacre; en Jacques Theron diacre.’
Zo is, nadat hetselve gelesen en geresumeert was, best en nodig g’dacht door dien de supplianten hier ter plaatse omtrent gemelt versoek, sonder expresse ordre en last der Edele Heeren Majores niet te konnen geholpen werden, haarluijden aan haar Edele Hoog Agtbare te renvoijeeren, ten welken eijnde ‘t selve versoekschrift na ‘t Patria per de eerste occasie zal gesonden werden; dog aangesien dat het heilige nagtmael daar viermaels des jaars door de predicant van Stellenbosch aan de ledematen uijtgedeeld werd; zo is verstaan dat de suppltn. zullen opgeven ‘t geene tot nodige reparatie van ‘t hok, daar den Godsdienst althans in gedaan werd, zoude komen te vereijsschen, om alsdan te sien wat daar toe, tot voorkominge van irreparabel verval, door de E.Compe. zal konnen gecontribueert werden.
Den apothekar deses Casteels Jan Caspar Rigter, bij geschrifte versoekkende, dat in gagie mogt werden verhoogt; zo is denselve ten aansien zijner vigilantie en goeden ijver omtrent desselfs beroep, ende van hem gegevene geheel goede getuijgenisse van ƒ30 tot ƒ40 ter maand verbetert, onder een nieuw driejarig verband.
Door den burger en vice president der weeskamer Petrus Tavenraat, benevens vier stux bijlagen gepresenteert zijnde, ‘t volgende request:
Aan den Wel Edele Gestr.Achtb.Heer Joannes van Steelant, Extraordinaris Raad van India, Admiraal der presente retourvloot en Commissaris van ‘t Caabse gouvernement, benevens den E.Heer Willem Helot en de verdere leeden van den E.Politicquen Raad.
‘Wel Edele Achtbare Hoogh Gebiedende Heer en Heeren,’
‘Geeft ootmoedelijk te kennen U Edle.Achtb. allergehoorsaamsten dienaer Petrus Tavenraad, vice president van weesmeesteren alhier, dat hij, zijnde behuwd vader van de jonge dogter Maria Wessels, in dier qualiteit genootsaakt zijnde geweest proces te entameeren voor denE.Achtb. Raad van Justitie deses Casteels, als impetrant in cas matrimonieel ter eenre op ende jegens den boekhouder en cassier Jacob Voet, verweerder ter andere zijde, daar inne zo verre heeft geprocedeert,175 dat den supplt. sijnen eijsch en conclusie geheelijk ontsegt en daar en boven gecondemneert is in de kosten van den processe &a., ampel te sien bij ‘t product desen sub No. 2 annex, waarmede den supplt. sig ten hoogste vindende bezwaard, heeft daar van door sijn gemagtigde viva voce doen appelleeren aan den Ed. Hove van Justitie des Casteels Batavia; dog dat wierd den supplianten tegens het gevoelen van alle d.d. mede geweijgert. No. 3 en 4.’
‘Zulx den suppliant genecessiteert was het uijterste middel bij der hand te nemen, en tegens dusdanige vreemde en ongehoorde maniere van procedeeren opentlijk te protesteeren, vide No. 5.’
‘’t Welk insgelijx vrugteloos bevonden en den supplt. de daarvan gemaakte acta terug gegeven wierd, gelijk zal blijken bij den inhoud van No. 6 en’
‘Dewijle den supplt. vermeind niet alleen door het voors. vonnisse, maar in sonderheit ook door ‘t weijgeren en afslaan van ‘t versogte appel, grotelijx in sijn goed regt benadeeld en gegraveerd, mitsgrs, den lapsum des appels alleen daar door al lange versteeken bevonden; ende hij sig daarvan niet kan bedienen, ten ware door behulp van UEd. Achtb. gratie en relief, heeft den supplt. hem desen aangaande in alle submissie g’addresseert aan den Ed. Achtb. Heer Commissaris van Steeland, dog door sijn Ed. Achtbr. gratieuselijk gerenvoijeert zijnde aan den Edle achtb. Politicquen Raad.’
‘Zoo is ‘t, dat den supplt. hem met heel veel ootmoet tot Uwel Edele Achtb. als de Hooge Overigheit keert, ende seer instantelijk smeekt van de fatalia appellationis te mogen werden en wesen gereleveert; mitsgaders van alle fauten en versuijmenissen daar toe geslagen; ende dat den suppliant uit kragte van dien, als nog in cas d’appel sal mogen wierden g’admitteert voor den Edle Hove van Justitie tot Batavia voornt., en dat ten dien fine den supplt. opene letteren van requeste civile met committimus aan ‘t voors. Hof van India addresseerende, alles in communi forma en (onderstont): ‘t Welk doende &a. (was getekent): Petrus Tavenraath.’
‘t Welk gelesen en geresumeert zijnde, zo heeft den Edelen Heer Commissaris g’oordeeld door dien haar Hoog Edele Achtb. tot Batavia alom in India g’ordonneert hebben, dat geen appel zoude mogen werden geweijgert, wanneer ijmant meende bij vonnisse beswaart te wesen, ‘t selve alhier mede zoude mogen geschieden; en dieswegen wijders gedelibereert zijnde, bij den Heer Commissaris den independent fiscaal Cornelis van Beaumont, ende ondercoopluijden Jacobus Cruse en Willem van Putten, den gesaghebber en andere leden deses Raads in de Justitie cessie hebbende, dienthalven niet adviseerende, goet gevonden ‘t versogte relief en appel aan den suppliant te accordeeren, mits ‘t welke ook verstaan is, dat alle de stukken tot het voors. proces specteerende, volgens ‘t g’ordonneerde van de Hooge Indische regeering, op ‘t gedaan versoek van den E.Achtb.Raad van Justitie tot Batavia, origineel en verzegelt volgens inventaris, nevens ‘s Comps papieren, zullen overgemaakt werden. En dat hij Tavenraat de boete van ‘t fol appel zal hebben te namptiseeren en cautie te stellen voor de reets gevallene costen van den processe, als daar in gecondemneert zijnde.
Den baas thuijnier van ‘t nieuwe Land , Cent Jansz van Leiden,176 & heden voor veerthien dagen bij geschrifte te kennen gegeven hebbende, hoe dat veel smaat en veragting van den meede baas thuijnier Jan Hertog,177 sedert dat denselve in ‘t gepasseerde jaar onder voorm. Hertog heeft moeten staan, geleden gehad; en doenmaals goet gevonden zijnde haar luijden tegens malkandere in Rade te hooren. En ten dien eijnde nu verscheenen, ook tegens malkanderen gehoord zijnde, heeft den Heer Commissaris, nadat buijten gestaan waren, voorgedragen gen. baazen, door dien met den andere dus overhoop lagen, en voortaan niet wel soude konnen accordeeren, of het dieshalven met den meesten dienst der E.Compe. niet zoude overeenkomen daarin te voorsien, en wel zodanig als op de gevoeglijkste wijse konde geschieden: zo is verstaan, niettegenstaande de aanstelling van genoemden Hertog als opperbaas van alle ‘s Comps thuijnen, met een goed oogmerk geschied was en om alle hacquetten, onder gedagt[e] baasen thuijniers voor te komen, een ijder van hun, alle agt dagen of zo dikmaels als nodig zal wesen, bij absentie van de Heer Gouverneur aan den E. Gesaghebber rapport van de thuijnen en de geleverde groente zal moeten doen; en den een over den ander voortaan niet te commandeeren hebben.
Insgelijx is den baas van ‘s Comps thuijn aan ‘t ronde bosje , Staats Hendriks Roosa,178 vermits zijn dienst behoorlijk en wel waarneemt, ‘t randsoen van drie kan arak per maand op sijn versoek toegestaan.
Voorts is den soldaat Jan Harmensz van Vriesland, vermits desselfs tijtsexspiratie op zijn gedaan versoek van ƒ9 tot ƒ11 per maand, onder een nieuw driejarigh verband verbetert. En voorts den soldaat Laurens Cornelisz van Olburgh zijn dienst als knegt van den landdrost doende, van ƒ9 tot ƒ11 onder verband als vooren, te advanceeren. En waarmede dan de ongequalificeerde acte door den E. Gesaghebber pmo. deser verleend, te niet gedaan werd.
Pieter van Juwara, zijnde een misties en lijveijgen van de E.Comp., bij request versoekkende, dat ingevolge de instructie van den Heere Commissaris Generaal Hendrik Adriaan van Rheede,179 P.P. van sijne slaavse dienstbaarheit ontslagen en in vrijdom mogt gesteld werden, omme zodanig van hier na Batavia te vertrekken; zo is hem sulx, ten aansien dat de Nederduitsche Taale wel spreekt en in de Gereformeerde Godsdienst redelijk g’oeffent en in staat is sijne geloofsbelijdenis te doen, in opvolgingh van gedagte instructie g’accordeert, mits dat de ƒ100 en een slaav, daar toe staande, door hem aan de E.Compe. zal moeten voldaan werden.
Den Edele Heer Commissaris den Raad voordragende, dat de schippers van de scheepen De Unie 180 en ‘t Noorderquartier zijn Edele hadden bekent gemaakt, dat gedurende hare reijse tusschen ‘t vaderland en dese plaats eenige persoonen overleden waren, en in welkers steede de onder te noemene weder hadden aangesteld, en dierhalven dies approbatie versogten: zo is hen ‘t selve op nader approbatie van haar Edele Groot Achtb. tot Batavia g’accordeert; dog de aanstellinge van den soldaat Hendrik van Noord tot lantspassaat op De Unie g’excuseert: namentlijk:
OP DE UNIE
Den matroos Jan Pietersz van Carelscroon van ƒ12 tot provoost met ƒ14.
Benedictus Gerritsz van Riga van adelborst met ƒ10 tot corporaal met ƒ14.
Anthoni Louis van de Putten van Dordregt van lantspassaat met ƒ12 tot corporaal met ƒ14.
Jan de Marre van Amsterdam van matroos met ƒ10 tot quartiermeester met ƒ14 in plaatse van de mancqueerende vierde quartiermeester aangesteld.
OP ‘T NOORDERQUARTIER .
Den matroos Dirk Pauw van Amsterdam van ƒ…181 tot quartiermeester met ƒ14 ter maand.
Wijders door meergenoemde sijn Edele gecommuniceert zijnde, dat den schipper Haijman de Laver te kennen gegeven hadde, door gebrek van een coksmaat, sedert zijn vertrek van Batavia een soldaat daar toe g’emploiieert te hebben, mitsgaders den schipper Both, in plaatse van sijn cok die op de reijse van Ceijlon overleden was, daar voor de coksmaat had in plaats gesteld, en zijluiden dierhalven versogten deselve in die qualiteit met de gagie daar toe staande mogte gevordert werden; zo is haar ‘t selve in maniere navolgende toegestaan, te weten:
Johannes van Meer van Antwerpen van soldaat met negen tot coxmaat met ƒ14 op de Kockenge .
Jan Jochumsen van …182 van coxmaat met ƒ…183 tot kok op Reijnestein met ƒ20 per maand.
Den E.independent fiscael Cornelis van Beaumont, te kennen gevende, dat de fiscaelswooning in geen staat of gereetheit was, om na behooren door sijn E. te konnen bewoond werden, en dierhalven versoekende, door dien daarom genootsaakt was in een particulier huijs te woonen, zodanigen huijshuur van de E.Compe. te mogen trekken als desselfs predecesseur gehad heeft: zo is hem ‘t selve tot Rds. 14 per maand, gelijk ‘t aan de E. B[l]ezius door den Gouverneur Generael Joan van Hoorn is toegestaan, en bij den geweesene Pl. fiscaal van Putten getrokken is, toegelegt.
D’ Heer Commissaris geproponeert hebbende, van dat vermeende nootsakelijk te zijn, desen Raad versterkt behoorden te werden; zo zeide sijn Edele, dat den equipagiemeester Brommert daar toe na het voorbeeld van sommige gouvernementen, en voornamentlijk, om dat ter deser rheede veel scheepen verscheenen en daaromtrent den Raad met sijne presentie konde dienen, ook daarom denselven den Raad wel zoude voordragen; maar dewijl sijn Edele te voore was gekomen dat denselven roomsgesind was, had sijn Edele goed gevonden hem voorbij te gaan; en vervolgens ten voors. eijnde de ondercoopluijden Jan de Lafontaine, pakhuijsmeester en den Secrets. Pieter de Meijer quam voor te stellen. En daarop te stemmen vergaderende, was het advijs van de E. Gesaghebber Helot, dat sijn E. volkomen toestemmingh gaf voor den eerstgen., als een lidmaat van de Gereformeerde religie zijnde, maar wat het aanstellen van den Secrets. de Meijer aangingh, dat sijn E. tegen zijne verkiesing een schriftelijke consideratie per naaste zal inbrengen, wat redenen heeft om hem de Meijer, als lid van de Politie niet te kunnen admitteeren.
Den E.independent fiscaal Cornelis van Beaumont, confirmeert sig met de Heer Gesaghebbers advijs wegens het aanstellen van de la Fontaine; en belangende de Meijer houd sijn E. sijn advijs in optie, tot ‘er tijd, dat hem gebleeken is, wat het inbrengen van de Heer Helot komt te comprehendeeren.
Den E. capitain Bergh | } adviseeren als boven den E. van Beaumont. |
den luitenant Slotsboo | |
den ondercoopman Cruse | |
den do. Swellengrebel | |
den do. van Putten |
Den E. capitain Bergh | } adviseeren als boven den E. van Beaumont. |
den luitenant Slotsboo | |
den ondercoopman Cruse | |
den do. Swellengrebel | |
den do. van Putten |
Waar op verstaan is omme den ondercoopman Jan de la Fontaine in de naaste vergadering den eedt te laten doen,184 en dat van de Secretaris de Meijer te surcheeren, tot door den E. Gesaghebber sijn schriftelijke consideratien zouden ingegeven zijn.
De verklaring van den opneem der equipagiegoederen door den Hr. gesaghebber geresummeert, en vervolgens geproduceert zijnde een specificatie van alle zodanige goederen, als ‘er bij confrontatie der negotieboekken in de equipagiepakhuijsen over en te kort bevonden zijn: zo is verstaan dat den equipagiemeester een copie van dito specificatie sal gegeven werden; ten eijnde om door hem te laten aanthoonen, waar door ‘t een en ander veroorsaakt.
Aldus g’arresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] CLIS V. BEAUMONT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 102-103.¶
Woensdag den {17130322} 22en Maart 1713, des avonts. Extraordinare vergaderingh.
Present
Den Raad Extraordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, Den Edele Heer Joannes van Steelant; den Gesaghebber den E. Willem Helot; den independent fiscaal den E. Cornelis van Beaumont ende verdere leeden der Raad.
Den Raad vergadert en door den Heer Commissaris te kennen gegeven zijnde, dat die had doen convoceeren om de resolutien de datis 7, 14 en 17 deser genomen te teekenen, zo heeft het selve gevolg genomen. Voorts door wel gemelte Zijn Edele bekent gemaakt zijnde, dat volgens ‘t besluit gisteren in Raade genomen, den ondercoopman Jan de la Fontaine had doen verwittigen om sig bij den hand te houden, ten eijnde als een nieuw verkoren lit deser vergadering den eedt te doen. Waarop denselve binnen gestaan, en ‘t gemelte besluit des Raads te kennen gegeven, mitsgaders afgevraagt zijnde, of bereit was, den eedt daar toe staande, te presteeren, en van ja g’antwoord hebbende, zo is hem den eedt door den Secrets. voorgelesen en vervolgens door hem aan handen van den Heer Commissaris afgelegd. Welke sijn Edele desselfs plaats in Raade, beneven den ondercoopman W. v. Putten heeft aangewesen.
Voorts door welgem. Edele Heer Commissaris wijders te kennen gegeven sijnde, dat met het aanstaande vertrek van den geweesene eerste clercq Pieter van den Berg, ‘t secretarisampt van Commissarissen van huwelijkse en civile zaaken vacant was geworden, en dat den tegenwoordigen eerste clercq Hugo van der Meer Pietersoon, den overdrager van ‘t soldijcomptoir Nicolaas Heijning185 en den overdrager van de negotie Jeronimus Hendrik Snitquer,186 sijn Edele om ‘t selve versogt hadden. Zo heeft sijn Edele door dien dat ampt bij een naarstig en bequaam man behoorde bediend te werden, daartoe den voornoemde Hugo van der Meer, als van desselfs goede bequaamheit ten volle bewust, voorgedragen en dienthalven de advijsen der Raadsleeden vorderende: zo is voorne. Van der Meer daartoe aangestelt.
Wijders den Heer Commissaris aan den E. Gesaghebber vragende of volgens genomen resolutie van den 7en deser maand, de adsisten.187 van sijn comptoir hadde verboden en gewaarschout van geen geld te moeten nemen voor alsulke ordonnantien als de luijden daar moeten laten maken, om ‘t een of ander voor contant uit ‘s Comps. pakhuijsen te halen; mitsgs. voor sodanige ordonnantien, waar op ‘t geld van geleverde wharen uit cassa betaalt werd; zoo heeft zijn E. gesegd sulx gedaan te hebbe, dog dat van ter zijde gehoord hadde, ‘t selve nog g’vordert zoude zijn; maar daarna vernomen zijnde, ‘t selve ontkent is. Zeggende den Heer Commissaris ‘t zijn Edele bewust te wesen ‘t selve nog geschied; en daarom den E. fiscaal daar na geliefde te inquireeren, op dat de besluiten des Raads ter executie mogten werden gelegd. Gevende den Raad in consideratie of door dat gedoente zijn Edele niet als voor ‘t hooft gestoten, en ‘t besluit van sijn Edele en den Raad niet illusoor gemaakt werd; en sulx bij desselfs aanwesen geschiedende, wat niet in sijne absentie staat te volgen.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. V. STEELAND.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] CLS V. BEAUMONT.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] WM. v. PUTTEN.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Secrets.
C. 30, pp. 104-111.¶
Dingsdagh den {17130328} 28en Maart ao. 1713. Voormiddags, Ordinaris vergaderingh.
Present den Raad Extraordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, den Edele Heer Joannes van Steelant, den Gesaghebber den E.Willem Helot, den independent fiscaal d’ E.Cornelis van Beaumont en de verdere leeden deser Raad.
Den onderbaas thuijnier Jan van Saxen omme sijn gedebaucheert leven eenigen eenigen tijd als besetteling op ‘t Robbeneijland bescheijden geweest, versoekkende dat sijn dienst in de voorige qualiteit wederom in ‘s Comps. thuijn Rustenburgh mogt waarnemen en presteeren; zo is verstaan hem dien dienst op ‘s Comps. warmoesland onder den baas thuijnier Cent Jansz, te laten doen.
Insgelijx is den burger Jacobus Overneij, op sijn gedaan versoek, vergunt om met sijn vee voor de tijd van een halv jaar in ‘t Swarte Land te weijden, mits den landdrost bekent makende, waar omtrent ‘t land gelegen is, op dat hij niemant te na, of in de wegh gaat leggen.188
De bode van Justitie Simon Witmont,189 wegens de inobedientie op gisteren omtrent den Heer Commissaris sijn ordres gepleegt, en bij provisie door sijn Edele in de hooftwagt gesonden, dog staande de vergadering ootmoedig versoekkende aan welgemelte sijn Edle om vergiffenis, is hetselve bij den Heer Commissaris ingeschikt; dog op dat zodanigen absurditeit in ‘t geheel niet ongestraft bleeve, so is verstaan, dat hij drie maanden gagie aan de diaconij armen deser plaatse sal moeten betalen; ‘t geene denselve met dankbaarheit heeft aangenomen te zullen opvolgen en voldoen.
Den schipper en equipagiemeester Jan Brommert, ingevolge het besluijt heden voor agt dagen in Rade genomen, overleverende de specificatie van de goederen, die met ‘t opnemen der equipagiepakhuijsen over en te kort gevonden zijn; en waarbij denselve aantoont waardoor sulx toegekomen en veroorsaakt is; zo is verstaan ‘t selve in dese te insereeren:
‘
De meerder bevonde goederen in 't equipagiepakhuijs onder ulto. Feb. 1713 bestaan in de volgende, en waarvan als volgt reden werd gegeven: namentlijk | |
Over: | |
1 7/8 ps. cabeltouw | Is gebruijkt tot 't uijtsetten van de fokkemast en boegspriet van de Ham , en bij de boekken niet ingenomen. |
3/4 ps fokke cardeel | } daar en tegen sijn 1 1/2 groot cardeel te kort, dat tegens den anderen gerescontreert kan werden; ook is 't fokke cardeel qualijk op genomen, en is selve groot cardeel. |
1 end do. | |
1 geheel dito | |
1 end van een marsse schoot | Is van afgeleide schepen, en word het selve dagelijx gebruijkt bij boots en schuijts: daarom niet ingenomen. |
1 fokke draaijreep | } van Duijvenvoorde aan de wal gegeven, en niet ingenomen. |
1 end marsse dito van 5 1/2 duijm | |
2 endde groot want van 8 duijm | } is bij de boekken volgens resolutie afges. in Maart 1710, en word gebruijkt tot slaan van vislijnen en lopers voor boots en masten op en af te haalen. |
1 geheel groot want | |
8 ijser trossen | } van afgeleide scheepen gekomen en niet ingenomen, ook datter bij vaamen is verstrekt, en dat de gedeeltens somtijts meerder sijn afgeschreeven. |
9 wieltrossen | |
10 gesorteerde lijnen | |
1 end lijk[^190] van 70 vaam | } is veroorsaakt dat bij vaamen is verstrekt en bij gedeeltens afgebrooken getal afges. |
1 dito van 40 vaam | |
47 lb pakgaaren | 100 lb. in de maand December per ordonnantie tot naaije van zakken g'ordonneert, van welke 100 lb. nog 47 lb. nog niet is verbruijkt. |
1653 blox en juffers als | } daarentegen zijn 1023 blox en ps. juffers te kort als 780 gesorteerde blox 13 staghblox 230 juffers rest 630 blox en juffers, welke van afgeleide scheepen zijn gekomen, en bij de boekken niet ingenomen. |
580 blox zo enkkelde dubb. als hangers | |
667 juffers | |
400 blox met pokhout schijven | |
6 tas blox | |
4 1/2 ps. nieuwe masthouten | } Het masthout van de worm gegeten, is al langh afges. en de resterende sijn bij de vloot van de Edele Heer de Vos overgeschoten, dewijl daar houte van afgeleide scheepen sijn verstrekt, en nieuwe daar voor afges. |
1 ps. dito van de worm opgegeten | |
1 zevenpalm | daaren tegen is een tekort, dat bij de afschrijvingh zal sijn veroorsaakt. |
2 stukken schaalen | } alsser stengen gemaakt worden van masthout, zo schieten de endden over. |
3 endden van masthouten van | |
12, 13 en 14 voet om rolle van te maken | |
9 blaaden wagenschot van 1 3/4 duijm. | In den opneem is 46 bladen wageschot opgenomen, sonder te seggen van hoeveel duijm, daar en tegen zijn 13 bladen van 1 1/4 duijm en 1/2 duijm te kort, dat door quade benaming zal afges. sijn. Ook isser 3 bladen wagenschot van een duijm aan de Postloper verstrekt, die nogh niet bij den negotie sijn afges. |
1 boegspriet van d' Ham | dese is eijgentlijk van 't afgeleide schip Overrijp , maar niet van de Ham , en bij de boekken niet ingenomen. |
2 scheepspompen | } van afgeleide scheepen al overlang gekomen, en bij de boekken niet ingenomen |
1 hoosvat | |
18 schoenen en hartjes | |
16 emmertjes | |
3 dommekragten | dese zal abusivelijk bij de negotie te veel opgestelt sijn. |
2 43/48 rol Hollands doek | daar en tegen zijn 3 rollen everdoek te kort dat wel door quade benamingh abusivelijk kan afges. sijn. |
3/8 huijd pompleer | } mogelijk abuijs bij de negotie of equipagie boeken als boven gezeid |
1/4 huijd boeijleer. | |
1 vingerling | } van afgeleide scheepen en niet ingenomen. |
23 roer haakx | |
5 beugels en slooten luijken | tot bij de negotie qualijk nagesien sijn van de Ham gekomen, en bij de boekken ingenomen. |
4 presennings | In de laaste landtogt, zijn deselve van oud zeijl gemaakt, en zo leggen blijven. |
101 1/2 lb. swavel | mogelijk bij de cassier verlede jaar te veel opgebragt. |
1550 1/2 lb. harpuijs | veroorsaakt dat wel gebeurd, wanneer t'huijsgaande scheepen een vat of wat op deselve in de weeg staat, dat de schippers wel segge neemt dat vat aan land, dat ook in Comps. pakhuijs werd geborgen, en zulx niet ingeschreeven. |
3 vaten en | } In de tijd van de Edele Heer Gouverneur Assenburg zaliger, is wel gebeurd, dat door sijn Edele ordres bij gebrek van teer op haar scheepen, dat teer in ruijling aan haar is verstrekt, en dat weder pik voor is ontfangen. |
230 lb. pik | |
5 gesorteerde ankkers | Ontstaat dat deselve van afgeleide scheepen zijn gekomen, of wel opgevist zijn en niet bij de boekken sijn ingenomen. |
een parthij hout tot een pattialling | Is van Batavia gesonden, en niet bij de boekken ingenomen. |
79 worsten | van afgeleide scheepen, die bij de boekken bekent staan. |
200 vaam oud touw | dese is in 't jaar 1710 al afges. en bij oud touw wederom ingebroekt. |
TE KORT | WEGENS DE TE KORT KOMENDE GOEDEREN WERD AANGEWESEN ALS VOLGT |
1 ps. dreg | } aan 't vaartuijg de Amij geleent, en nogh geen ordonnantie daarvan verleend. |
1 ps. compas | |
1 spier | van de worm opgegeten en niet afges. |
1 ps. gesorteert zwaar touw | een touw van 19 duijm hebben de gecommitteerdens gesien en vergeten op de verklaring te setten, dog kanne alle uijren deselve aanwijsen. |
De meerder bevonde goederen in 't equipagiepakhuijs onder ulto. Feb. 1713 bestaan in de volgende, en waarvan als volgt reden werd gegeven: namentlijk | |
Over: | |
1 7/8 ps. cabeltouw | Is gebruijkt tot 't uijtsetten van de fokkemast en boegspriet van de Ham , en bij de boekken niet ingenomen. |
3/4 ps fokke cardeel | } daar en tegen sijn 1 1/2 groot cardeel te kort, dat tegens den anderen gerescontreert kan werden; ook is 't fokke cardeel qualijk op genomen, en is selve groot cardeel. |
1 end do. | |
1 geheel dito | |
1 end van een marsse schoot | Is van afgeleide schepen, en word het selve dagelijx gebruijkt bij boots en schuijts: daarom niet ingenomen. |
1 fokke draaijreep | } van Duijvenvoorde aan de wal gegeven, en niet ingenomen. |
1 end marsse dito van 5 1/2 duijm | |
2 endde groot want van 8 duijm | } is bij de boekken volgens resolutie afges. in Maart 1710, en word gebruijkt tot slaan van vislijnen en lopers voor boots en masten op en af te haalen. |
1 geheel groot want | |
8 ijser trossen | } van afgeleide scheepen gekomen en niet ingenomen, ook datter bij vaamen is verstrekt, en dat de gedeeltens somtijts meerder sijn afgeschreeven. |
9 wieltrossen | |
10 gesorteerde lijnen | |
1 end lijk[^191] van 70 vaam | } is veroorsaakt dat bij vaamen is verstrekt en bij gedeeltens afgebrooken getal afges. |
1 dito van 40 vaam | |
47 lb pakgaaren | 100 lb. in de maand December per ordonnantie tot naaije van zakken g'ordonneert, van welke 100 lb. nog 47 lb. nog niet is verbruijkt. |
1653 blox en juffers als | } daarentegen zijn 1023 blox en ps. juffers te kort als 780 gesorteerde blox 13 staghblox 230 juffers rest 630 blox en juffers, welke van afgeleide scheepen zijn gekomen, en bij de boekken niet ingenomen. |
580 blox zo enkkelde dubb. als hangers | |
667 juffers | |
400 blox met pokhout schijven | |
6 tas blox | |
4 1/2 ps. nieuwe masthouten | } Het masthout van de worm gegeten, is al langh afges. en de resterende sijn bij de vloot van de Edele Heer de Vos overgeschoten, dewijl daar houte van afgeleide scheepen sijn verstrekt, en nieuwe daar voor afges. |
1 ps. dito van de worm opgegeten | |
1 zevenpalm | daaren tegen is een tekort, dat bij de afschrijvingh zal sijn veroorsaakt. |
2 stukken schaalen | } alsser stengen gemaakt worden van masthout, zo schieten de endden over. |
3 endden van masthouten van | |
12, 13 en 14 voet om rolle van te maken | |
9 blaaden wagenschot van 1 3/4 duijm. | In den opneem is 46 bladen wageschot opgenomen, sonder te seggen van hoeveel duijm, daar en tegen zijn 13 bladen van 1 1/4 duijm en 1/2 duijm te kort, dat door quade benaming zal afges. sijn. Ook isser 3 bladen wagenschot van een duijm aan de Postloper verstrekt, die nogh niet bij den negotie sijn afges. |
1 boegspriet van d' Ham | dese is eijgentlijk van 't afgeleide schip Overrijp , maar niet van de Ham , en bij de boekken niet ingenomen. |
2 scheepspompen | } van afgeleide scheepen al overlang gekomen, en bij de boekken niet ingenomen |
1 hoosvat | |
18 schoenen en hartjes | |
16 emmertjes | |
3 dommekragten | dese zal abusivelijk bij de negotie te veel opgestelt sijn. |
2 43/48 rol Hollands doek | daar en tegen zijn 3 rollen everdoek te kort dat wel door quade benamingh abusivelijk kan afges. sijn. |
3/8 huijd pompleer | } mogelijk abuijs bij de negotie of equipagie boeken als boven gezeid |
1/4 huijd boeijleer. | |
1 vingerling | } van afgeleide scheepen en niet ingenomen. |
23 roer haakx | |
5 beugels en slooten luijken | tot bij de negotie qualijk nagesien sijn van de Ham gekomen, en bij de boekken ingenomen. |
4 presennings | In de laaste landtogt, zijn deselve van oud zeijl gemaakt, en zo leggen blijven. |
101 1/2 lb. swavel | mogelijk bij de cassier verlede jaar te veel opgebragt. |
1550 1/2 lb. harpuijs | veroorsaakt dat wel gebeurd, wanneer t'huijsgaande scheepen een vat of wat op deselve in de weeg staat, dat de schippers wel segge neemt dat vat aan land, dat ook in Comps. pakhuijs werd geborgen, en zulx niet ingeschreeven. |
3 vaten en | } In de tijd van de Edele Heer Gouverneur Assenburg zaliger, is wel gebeurd, dat door sijn Edele ordres bij gebrek van teer op haar scheepen, dat teer in ruijling aan haar is verstrekt, en dat weder pik voor is ontfangen. |
230 lb. pik | |
5 gesorteerde ankkers | Ontstaat dat deselve van afgeleide scheepen zijn gekomen, of wel opgevist zijn en niet bij de boekken sijn ingenomen. |
een parthij hout tot een pattialling | Is van Batavia gesonden, en niet bij de boekken ingenomen. |
79 worsten | van afgeleide scheepen, die bij de boekken bekent staan. |
200 vaam oud touw | dese is in 't jaar 1710 al afges. en bij oud touw wederom ingebroekt. |
TE KORT | WEGENS DE TE KORT KOMENDE GOEDEREN WERD AANGEWESEN ALS VOLGT |
1 ps. dreg | } aan 't vaartuijg de Amij geleent, en nogh geen ordonnantie daarvan verleend. |
1 ps. compas | |
1 spier | van de worm opgegeten en niet afges. |
1 ps. gesorteert zwaar touw | een touw van 19 duijm hebben de gecommitteerdens gesien en vergeten op de verklaring te setten, dog kanne alle uijren deselve aanwijsen. |
‘(Onderstont): In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 23ste Maart 1713, was geteekent’
‘J. Brommert.’
En na ‘t selve gelesen en geresumeert zijnde, goet gevonden, alle ‘t geene dat over is in en de blox, wagenschot, zeijldoek, en ‘t gunt verder door quade beraming, ‘t een voor ‘t ander kan afgeschreven zijn, tegen malkanderen over te schrijven. Mitsgaders de voor dese afgeschrevene goederen en overbevondene kleenigheden, als tot dagelijx gebruijk strekkende, niet weer in te nemen; maar tot dagelijkse consumtie, zo op de equipagiewerf als elders benodigt, ten dienste der E.Compe. te beneficeeren en ter verantwoording van voorne. Brommert te laten; van ‘t welke hem tot narigt een extract zal gegeven werden.
De baas wagenrijder Coenraat Heijl,192 bij request te kennen gevende, dat wegens het tappen van wijn ten zijnen huijse door den gewesene pl. fiscael Willem van Putten was gemulcteert geworden in een boete van ses hondert guldens, en daar en boven sijn gagie ter somma van vierhondert guldens was g’arresteert, van welk laaste hij versogt gelibereert te mogen werden; en voorne. Van Putten, nadat den supplt. buijten gestaan was, betuigende dat arrest niet gedaan te hebben, is ‘t selve gepasseert, en zo het arrest abusive al mogt gedaan wesen, verstaan hem daar van te libereeren.
Den Heer Commissaris te kennen gevende, dat de schippers van de scheepen ‘t Huijs ten Donk , ‘t Noorder Quartier , ‘t Huijs ter Boede en de Avonturier gevraagt hadden, of in staat zouden zijn op Woensdag de reise na Batavia te ondernemen, zo hadden deselve van ja g’antwoord, behalven de schipper van ‘t Huijs ter Boede denwelke gesegd had, al sijn tarw nog niet in te hebben, en ‘t selve tot aanstaande Vrijdagzoude duuren193 door het gebrek van genoegsame slaven, die thans veel siek zijn; weshalven verstaan is de vier gen. bodems aanstaande Vrijdag gecombineert te laten vertrekken.
Den independent fiscael Cornelis van Beaumont te kennen gegeven hebbende, dat de corporaels van de buijtenwagten aanschreven en schriftelijk raporteerden het geene dat van de wal aan boord, en van derwaarts aan de wal gebragt wierd, en sustineerende ‘t selve dependent aan sijn bediening te wesen, en zodanigh niet behoorden, zo zeide d’ Heer Commissaris al veele malen gedagte rapporten defect en buijten de waarheit bevonden te hebben, dies geen staat althoos daarop te maken zijnde; vragende sijn Edele den E. Gesaghebber en de leden des Raad, of alhier ook eenige ordres, zo in ‘t Patria als van Batavia lagen, waardoor sulx geschiede, bekent waren: daar op sijn E. antwoorde, Secrets. geweest en nu als gesaghebber zijnde, deselve noit gesien of daarvan gehoord hadde; en sulx bij de leede mede geconfirmeert zijnde, dog eenige van dien bekent te sijn, die raportten door den Heer Gouverneur Willem Adriaan van der Stel, buijten kennisse des Raads, in ‘t laast van desselfs regeering waren ingevoert; weshalven besloten is, dat gedagte corporaals voortaan haar dieswegen niet zullen hebben te bemoeiien, maar ‘t selve aan den fiscael en sijn bediendens over te laten.
Voorts door den E. Gesaghebber, volgens ‘t geresolveerde van huijden agt dagen, overgegeven werdende het volgende geschrift:
‘Op de propositie by den wel Edelen Heer Extraordinaris Raad van Indien en Commissaris deses Gouvernements Joannes van Steelant, den 21en deser in vergadering gedaan en ‘t gerequireerde advijs nopende de aanstelling van de ondercoopluijden Jan de la Fontaine en Pieter de Meijer tot leeden van dese Politicquen Raad; segt den onderges. mits desen dat, wat den eerstgen. persoon Lafontaine betreft, als zijnde van de Gereformeerde religie en lidmaat dier gemeijnte, hij geene consideratien heeft, waarom deselve niet als raadspersoon van de politicque vergadering zoude worden aangesteld, en dus zijn toestemminge daartoe geeft; maar nopende den ondercoopman en secretaris, Pieter de Meijer, segd den onderges. eerstelijk, dat deselve niet is van de Gereformeerde religie; ten andere dat hij in ‘t gepasseerde jaar op ‘t vernemen, dat den onderges. den adsisten[t] Burgersdijk194 een ordonnantie zoude verleenen, ofte al had verleend, om in sijn qualiteit van hier na Batavia te vertrekken, eenige extracten heeft getrokken uit een missive door den H. Heeren Bewindhebberen ter vergadering van 17ne onder dato 30e November 1681 aan de Commandeur en Raad te dier tijd alhier ges. en deselve aan eenige leden deses Raads, buiten de minste voorkennis of toestemming van den onderges. (ik weet niet op haarluijder afvordering, of uit sijn eijgen motif) ter hand gesteld, waar van een extract bij hem de Meijer selfs ges. en g’authentiseert, desen is g’annexeert, waardoor hij naar ‘t schijnt heeft getragt de voors. ordinantie illusoir te maken, en gem. Burgersdijk tegen ‘t sentiment van den onderges. hier te behouden. Ende ten derden werd hierbij gevoegt een copie verklaring bij voors. Secretaris de Meijer g’authentiseert waar van het hooft dus is luijdende:’
‘“Huijden den 3en September ao. 1710 compareerde voor ons ondergetekende gecommitteerdens uit den E.achtb. Raad van Politie deses Gouvernements enz. mitsgaders het slot’
‘“In teeken der waarheit, zo hebben wij comparanten alle voornoemd dese met hunne gewoone handteekening bekragtigt (onderstont): aldus gedaan ende gepasseert in ‘t Casteel de Goede Hoop, datum ut supra (en lager als gecommitteerdens)’
‘Zonder eenige naam van gecommiteerdens, of ook in het heele schriftuur te melden, wie deselve geweest sijn. En dewijl het kenlijk is, dat alle de leden eenes Raads behooren te sijn, en geconsidereert te werden, als te samen een lichaam en een ziel uitmakende, en dat uit het geene voors., dogh vooral het tweede poinct, waarin den Secretaris de Meijer sig genoegsaam tegen de gegevene ordre van de onderges. heeft aangekant, en de billijke obedientie en trouw sig denselven ontrokken, wel eenige onlust of parthijschap in ‘t toekomende onderling soude konnen werden verwekt, bisonderlijk wanneer den voors. Secretaris de Meijer mede als lid sijn stem in den Raad had; zoo dunkt den onderges. en is van advijs (onder correctie van betergevoelen) deselve daar toe niet behoorde te werden aangesteld; en geeft den onderges. wijders den wel Edelen Heer Commissaris opgemelt, eerbiedigst in bedenkingh of den meergen. ondercoopman Pieter de Meijer, uit het geene voors. wel gerustelijk in sijn ampt als Secrets. kan en mag werden vertrouwt. (onderstont):’
‘Aldus g’adviseert en overgelevert ter Politicque vergaderingh in ‘t Casteel de Goede Hoop, den 28en Maart 1713. Was geteekent Wm.Helot.’
Waarneven sijn E. produceerde seekere copieverklaring door den Secrets. Pieter de Meijer ter ordre van de Gouverneur Assenberg zaliger, ten versoekke van de gewesene pagters Steven Vermeij, Hendrick Eksteen, Paul Heins en Michiel Leij in den jare 1710 afgegeven, bij welk afschrift niet bleek, dat eene der deposanten of gecommitteerdens geteekent hadde; ‘t welke vervolgens opgelezen en den gedte. Secrets. sijne verantwoordding gevordert zijnde, versogt deselve de minu[u]t van die verklaring te mogen haalen, om daarmede aan te thoonen, wat van die zaak was. ‘t Gunt gedaan sijnde en door hem gedemonstreert wierd, deselve als een concept onder den 3en September 1710 opgesteld was, om de gen. pagters te laten passeeren, en deselve sulx geweigert hebbende, vervolgens ongeteekent gebleven, en ter ordre en versoek voors. zodanig in copie afgegeven had. En omtrent ‘t afgeven der extracten aan de leden des Raads, dat hem sulx te doen noit verboden was en niet geweten te hebbe, ‘t selve aan een lid des Raads niet te mogen doen, en dat ‘t hem al eens was, of extracten mogt afgeven of niet, als maar wist waar na hij sig zouden moeten gedragen.
Waarop buijten gestaan en door den Heer Gesaghebber genoemt afschrift met sijn principaal geconfronteert en ‘t selve wel afgegeven bevonden hebbende, heeft sijn E. daarvan gedesisteert en den Secrets. weder binne gestaan zijnde, het afgeven van extracten buijten desselfs kennisse voorgehouden, dat sijn E. sulx prejudiceerde, en selve voorquam of hij Secrets. de leden sulx aan de hand gegeven had, om hen tegens de gegeven ordonnantie aan den adsistent Burgersdijk aan te kanten; ‘t welke afgevraagt zijnde, of ‘t selve in dier voege verrigt had, zo zeide hij van neen, maar dat de leden hem die afgevorderd hadden, ‘t geene ook door haar geconfirmeert wierd; versoekkende den Gesaghebber, dat de Secrets. sijne verantwoording in geschrifte mogt doen; waarop denselve betuijgde, het gerequireerde niet klaarder dan reets gedaan had, te konnen aanthoonen; versoekkende dat die zaak present mogt werden afgedaan. Stellende den Gesaghebber ‘t selve voorts aan ‘t oordeel en goetvinden van den Heer Commissaris en den Raad.
Waarover gedelibreert en bevonden zijnde, dat ‘er geen reden in ‘t opgem. gevonden wierden, waarom den voorne. Secrets. de Meijer geen cessie des lid in den Raade zoude mogen hebbe, zo is denselve tot medelid van dese vergadering verkoren en aangesteld; ‘t welke hem ter kennisse gebragt en gevraagt zijnde of bereid was den eedt te doen, en van ja g’antwoord hebbende, is denselve den eedt door den Edele Heer Commissaris voorgelesen,195 en door hem aan handen van sijn Edele afgelegd, nemende vervolgens in die qualiteit zijn plaats met interdictie van geen extracten of copien aan ijmant buijten ordre van den Gouverneur of Gesaghebber af te geven, dan eenlijk aan den E. independent fiscael, die sulx volgens de instructie der Heeren Seventhiene voor de fiscaels opgesteld, is competeerende.
Den gemelten independent fiscael voordragende, dat sig geinformeert hadde omtrent ‘t afvorderen van geld, dat nog door de assistenten op ‘t negotiecomptoir, contrarie ‘t besluit van 7en deser in rade genomen, zoude geschied zijn; maar dat bevonden had, dat de luijden ‘t selve vrijwillig als een vereering gegeven hadden, zo is verstaan ‘t selve te passeeren.
Voorts zijn de onder te noemene persoonen op hun gedaan versoek, in volgende maniere verbetert, als:
Frans Jacob Lever196 van Spiers sijn dienst eenigen tijd als pl. substitu[u]t landdrost behoorlijk waargenomen hebbende, van ƒ16 tot substitu[u]t landdrost en qualiteit van sergeant met ƒ20 per maand, onder een nieuw driejarig verband.
Den soldaat Christiaan Boomke van Berlijn van ƒ9 als veldwagter met ƒ14 per maand.
En den soldaat Hendrik Pietersz van Zwol, mede van ƒ9 als veltwagter met ƒ14 ter maand.
Aldus g’arresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] CLIS. V. BEAUMONT
[Signed:] ..........................
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] W. v. PUTTEN.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Rt. en Secrets.
C. 30, pp. 112-114.¶
Saturdagh {17130401} primo April [1713], des avonts, gecombineerde vergaderingh.
Present den Raad Extraordinair van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot
d’Edele Heer Joannes van Steelant en de verdere leeden des Raads, dempto den E.Gesaghebber Willem Helot, door indispositie; den E.independent fiscaal Cornelis van Beaumont
den ondercoopman Jacobus Cruse | } als g'occupeert met 't monsteren der scheepen. |
den do. Jan de la Fontaine |
den ondercoopman Jacobus Cruse | } als g'occupeert met 't monsteren der scheepen. |
den do. Jan de la Fontaine |
Den Coopman Jacob de Laval, door indispositie; den schipper Cornelis Goudswaart door belet en den ondercoopman Willem van Putten, door indispositie.
Den Raad vergadert en door den Edelen Heer Commissaris voorgedragen zijnde, dat deselve had doen t’ samen komen, omme niet tegenstaande het besluit ter vergadering den 17en Maart genomen, wegens het vertrek der retourvloot als toen op den 3en deser maand vastgesteld, met den andere te overwegen, vermits de twee van Batavia verwagt werdende na scheepen nog niet opgedaagt zijn, of men ‘t vertrek derselve niet tot den 5en deser zoude konnen surcheeren: te meer door dien de vloot, als niet groot, met die schepen versterkt zijnde, bij attacque van vijand, dat God genadiglijk verhoede, des te formidabelder en d’ E. Compe. omtrent die bodems verseekerder zoude sijn; met bij voeginge, dat sijn Edele met ‘t jongst van Batavia gekomen Engels schip de Arabelle , den 20en Januarij van daar vertrokken, berigt gekregen had, dat de genoemde nascheepen den 18en bevorens na herwaarts gestevent, door gedagt Engels schip in de behoude passagie agterhaald, en uit dien hoofde alle uren te deser rheede te verwagten waren, en dat men gem. vertrek der retourvloot, agtervolgens de ordre van de Edele Groot Achtb. Heeren gecommitteerde Bewinthebberen en gevolmagtigdens tot de Secreete Zaken, des goed en nodig bevonden werdende, tot genoemde tijd nog wel zoude konnen uitstellen. Waarop met eenparige stemmen verstaan is, voors. 2 nascheepen tot den 5en deser maand April alhier in te wagten, en dan nog niet gekomen zijnde, de retourvloot, weer en wind sulx toelatende, sonder eenig verder uijtstel de reise na ‘t lieve vaderland te laten vervorderen.
Op welk besluit ‘t advijs van den E. Gesaghebber, als vooren gesegd door indispositie niet present, ter ordre van den Heer Commissaris door den Secretaris ingenomen zijnde, zo heeft sijn E. sig met ‘t selve, om de meeste securiteit van gemelte scheepen, geconfirmeert, gelijk mede den E.fiscaal Beaumont.
Voort door den Commissaris overgelegd zijnde seeker versoekschrift door de opperhoofden van ‘t geciteerde Engels schip Arabelle aan sijn Edele gepresenteert, en van de volgende inhoud bevonden:
Aan den Edelen Heer Joannes van Steelant, Raad van India, Admiraal en bestierder van de Indiese vloot en Commissaris van Cabo de Goede Hoop.
‘Edele Heer,’
‘Wij sijn g’ordonneert van de Edle. Engelse Oostindische Compe. van wien wij belangen, om ons in ordre in geselschap te begeven met de eerste Hollandse vloot gaande na Europa , waar zij ook gaan, uit dien hoofde versoekken wij onderdaniglijk, dat het U.Edele magh behagen om ons onder sijn bescherminge te nemen, en dat wij mogen dies te beter bequaam wesen (of in staat sijn) om UE. geselschap te houden, het sal UEe. gelieven ons een instructie wegens de zeijlaasordres te geven, die wij seer stiptelijk zullen observeeren. Wij sijn met veel respect (onderstont): UEdele seer onderdanige dienaren. (Was getekent): Thos. Wotton en Rd. Holdom. (Lager nog): Voor de translatie (en getekent):198 Ik. Scheepers.’
Zo is goedgevonden om het daar bij gedaan versoek, even als de capiteins van de andere present ter rheede leggende Engelse scheepen bij resolutie van den 14en Maart passo. toegestaan is, te accordeeren.
Aldus gearresteert en beslooten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] ADRIAEN BOGAART.
[Signed:] CLIS. V. BEAUMONT.
[Signed:] JAN V. BREEN.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] ADRIAEN TIMMERMAN.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. D. LAVAL.
[Signed:] CS. DE VRIES.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] STOFFEL BOOM.
[Signed:] HAIJMAN DE LAVER.
[Signed:] ARIJ VAN DER LINDE.
[Signed:] J. BERGER.
[Signed:] ARIJ DE JAGER.
[Signed:] SIMON RIJCXEN.
[Signed:] LAMBERT BOTH.
[Signed:] CORNELIS DOBBEL.
[Signed:] SN.WM. DECKER, 1713.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Rt. en Secrets.
C. 30, pp. 115-116.¶
Maandag den {17130403} 3en April ao. 1713. des avonts, gecombineerde vergaderingh.
Present den Raad Extraordinaris van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, den Edele Heer Joannes van Steelant en de verdere leden des Raads, dempto den ondercoopman Willem van Putten.
Welgem. Edele Heer Commissaris te kennen gevende, dat dese Raad had doen convoceeren om de Secrete en ordinare zeijnen en ordres van de vloot aan de respective vlaggeluijden en schippers derselve over te geven, en omtrent ‘t welke zijn Edele zeide twee periodes bijgebragt te hebben: te weten de eerste in cas wanneer ‘t eene schip ‘t ander mogt te nakomen; en de tweede omtrent het doen van ceijn, als eenig schipper de schuijten der andere scheepen met gewapend volk aan boord begeerd te hebben. Dewelke na het leesen van groote nootsaakelijk,199 g’acht zijnde, zijn deselve door den Admiraal en den gantschen Breeden Raad geteekent, en wijders aan een ijgelijk der scheepsopperhoofden door syn Edele getekent, tot narigt overhandigt.
Wijders wierd den E. Gezaghebber mede door welgem. sijn Edele besloten ter hand gesteld, twee pacquetten met Secreete Zeijnen en ordres voor dese jaarse retourschepen door den Edele Hoog Achtb.Heeren Bewinthebberen en gevolmagtigdens tot de Secrete Zaaken met de jongst uijtgekomene scheepjes Schoteroog , Avonturier en… herwaarts geschikt.
Insgelijx door den Heer Commissaris geproduceert werdende, de bevindinge van gecommitteerdens die den ontfangst van de nat en bedorve goederen van ‘t schip ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen hebben gehad,200 waarbij consteert datter een quantiteit van 17921 ponden canneel door ‘t zoutwater g’infecteert, bedorven en invendibel, mitsgaders 46412 lb. peper ten eenemaal onder de salpeter verrot bevonden is; en van welke canneel een monster in Rade gebragt en geproeft, zijnde de peper bevorens besigtigt, niets nuts aan deselve bevonden, Zo is goetgevonden, dat den canneel bevorens door gecommitteerdens ontfangen, door deselve aan den capitein Olof Bergh en den ondercoopman Johannes Swellengrebel, als leden uit den Raad van Justitie, gelijk twee jaren verleden zij gedaan, zal toegewogen en deselve quantiteit bij verklaringh opgegeven, en voorts door haar in ‘t bijwesen van gen. fiscaal independent verbrand, en de peper in een kuijl met aarde toegedekt, om zo doende voor ‘t casteel voor ‘t weghalen bevrijt te werden.
Aldus gearresteert en besloten in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voors.
[Signed:] J. v. STEELANT.
[Signed:] WM. HELOT.
[Signed:] ARIJ BOGAART.
[Signed:] CLIS. BEAUMONT.
[Signed:] JAN V. BREEN.
[Signed:] O. BERGH.
[Signed:] ADRIAEN TIMMERMAN.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. D. LAVAL.
[Signed:] J. CRUSE.
[Signed:] CORNELIS GOUSWAART.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] C. DE VRIES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] STOFFEL BOOM.
[Signed:] HAIJMAN DE LAVER.
[Signed:] ARIJ VAN DER LINDE.
[Signed:] J. BERGER.
[Signed:] ARIJ DE JAGER.
[Signed:] SIMON RIJCXEN.
[Signed:] LAMBERTH BOTH.
[Signed:] CORNELIS DOBBEL.
[Signed:] In kennisse van mij PR. DE MEIJER, Rt. en Secrets.
## Footnotes
-
Sien oorspronklike kontrak met Willem Mensink in C.670:Pacht Conditiën, 1687-1714, pp. 825-827. ↩
-
Sien C.432, deel II:Ink. St., 1712, pp. 601-602. ↩
-
Die stukke waarna hier verwys word, volg as aanhangsel by die brief van 15 April 1712. Die brief uit Banda kon ek nie terugvind nie. Sien C.432, deel II:Ink. St., 1712, pp. 605-614. ↩
-
Sien laaste paragraaf van die resolusie van 27 Maart 1711 in hierdie publikasie. ↩
-
Die besluit om hierdie brief te stuur is geneem op die vergadering van die Krygsraad van Stellenbosch van 22 Augustus 1712. Sien Stellenbosch 13/1:Krygsraad Resolutiën, 1693- 17 14, ongenommerd en verkeerd ingebind. ↩
-
Die brief kon ek nie terugvind nie, maar dit is ongetwyfeld onderteken deur die lede van die Krygsraad, nl. Johannes Mulder, Jacobus van As, Dirk Coetse, Abraham Villiers, Jean du Rand, Warnaar van den Brink en Jacobus de Lange, wat die krygsraadnotule van 22 Augustus 1712 onderteken het. ↩
-
Sien C.68l:Origineel Placcaatboek, 1686-1700, pp. 69-72. OokKaapse Plakkaatboek, deel I, pp. 255-256. ↩
-
Pieter van der Poel was afkomstig van Leiden en was getroud met Johanna Viant van Amsterdam. Sien verderKaapse Grondbriewe, deel I, p. 372, 12 Augustus 1701. ↩
-
Seun van Arnoldus Willemsz Basson. Gebore in 1673 en getroud met Johanna Reijnik van Leiden. Sien C.J.2874, No. 175. ↩
-
Het met sy vrou, Elizabeth Schmidt van Ratingen in die Ryn-provinsie na die Kaap gekom. Self was hy afkomstig uit De Purmer in Noord-Holland . ↩
-
Francois Retief (1663-1721) was getroud met Marie Mouy en het sy plaas in Drakenstein ” La Paris ” genoem. SienGrondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein , No. 1, pp. 463-464. ↩
-
Volgens sy handtekening Helmer Pal, wat van Quakenbruck afkomstig was. Hy het as silwersmid uitgekom en in 1692 vryburger geword. Is geskei van sy vrou Jacoba van Norden, wat in 1703 na Mauritius gestuur is. Sien C.J.2750:Procuratiën, 1686-1694, pp. 204-205. ↩
-
Jan Cornelissen ook bekend as Jan Bombam was met Maria Kickers getroud. Hulle is in 1700 geskei, aangesien sy toe reeds sewe kinders van Fred. Botha gehad het, met wie sy in 1717 wettig getroud is. ↩
-
Pieter van der Poel was afkomstig van Leiden en was getroud met Johanna Viant van Amsterdam. Sien verderKaapse Grondbriewe, deel I, p. 372, 12 Augustus 1701. ↩
-
Seun van Arnoldus Willemsz Basson. Gebore in 1673 en getroud met Johanna Reijnik van Leiden. Sien C.J.2874, No. 175. ↩
-
Het met sy vrou, Elizabeth Schmidt van Ratingen in die Ryn-provinsie na die Kaap gekom. Self was hy afkomstig uit De Purmer in Noord-Holland . ↩
-
Francois Retief (1663-1721) was getroud met Marie Mouy en het sy plaas in Drakenstein ” La Paris ” genoem. SienGrondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein , No. 1, pp. 463-464. ↩
-
Volgens sy handtekening Helmer Pal, wat van Quakenbruck afkomstig was. Hy het as silwersmid uitgekom en in 1692 vryburger geword. Is geskei van sy vrou Jacoba van Norden, wat in 1703 na Mauritius gestuur is. Sien C.J.2750:Procuratiën, 1686-1694, pp. 204-205. ↩
-
Jan Cornelissen ook bekend as Jan Bombam was met Maria Kickers getroud. Hulle is in 1700 geskei, aangesien sy toe reeds sewe kinders van Fred. Botha gehad het, met wie sy in 1717 wettig getroud is. ↩
-
Sien boedelrekening in M.O.O.C. 13/2:Boedelrekeninge, No. 26 van 21 November 1725. ↩
-
Adriaan van Eck was getroud met Johanna Haster van Leiden. Sy was die weduwee van Thomas Monk van Stockholm. Hulle het een seun, Andries Monk gehad. ↩
-
Sien boedelrekening in M.O.O.C. 13/2:Boedelrekeninge, No. 26 van 21 November 1725. ↩
-
Adriaan van Eck was getroud met Johanna Haster van Leiden. Sy was die weduwee van Thomas Monk van Stockholm. Hulle het een seun, Andries Monk gehad. ↩
-
Kom as Willem Jansz van de Werelt voor inGrondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein , No. 42 toe hy in 1686 vyftig morg gekry het. In die Kerkargief word sy naam in die “Memorial der Arme” as Willem Jansen de Werrelt aangetref (1.2.1689). ↩
-
Johannes Pijthius van Maassluisland was viermaal getroud: in 1697 met Cornelia Botma, in 1698 met Anna Louw, in 1699 met Johanna de Hoog van Delft. Sy vierde vrou was Catharina Greeff, dogter van Matthias Greeff met wie hy 17 September 1713 in die eg verbind is. ↩
-
David Heufke, wie se weduwee, Hermina de Vos, van Amersfoort afkomstig was. ↩
-
Sien ordonnansie in R.L.R.I.:Wildschutboek, 1687-1712, p. 363, waarin Willem te Damme op 23 April 1712 toestemming van Willem Helot gekry het om met sy vee “nogh voor den tijd van een geheel jaer te mogen continueren aan de Piketbergh in ‘t Klijgat of Sungascloff “. ↩
-
Sien ordonnansie aan Jacobus Overneij in R.L.R.I:Wildschutboek, 1687-1712, p. 329, waarin hy toegestaan word om vir die tyd van ses maande te mag bly “aan de oostkant van de Picketbergh aan de Crommerevier “. ↩
-
‘n Goeie oorsig van die gebeurtenisse in hierdie veldtog is te vinde in ‘n brief van K. J. Slotsboo geskryf “in ‘t Campliment [sic] aan de Noordhoek van de Pikketberg in den Ongeluk[k]gen vallaij den 11 November 1712”. Sien C.432, deel II:Ink. St., 1712, pp. 685-691. ↩
-
‘n Afskrif van hierdie instruksie het bewaar gebly in C.702:Inst. en Men., 1686-1722, No. 585. Dit is gedateer 11 Oktober 1712. ↩
-
In plaas van die burgerhoofoffisier van die Kaapse distrik het die vaandrig, Jannes Lobser, aan die veldtog deelgeneem. Sien C.432, deel II:Ink. St., 1712, pp. 689-670. ↩
-
Die kornet, Warner van den Brink, het Stellenbosch verteenwoordig. Sien C.432, deel II:Ink. St., 1712, pp. 689-670. ↩
-
Die vaandrig, Jacobus de Langen, het die burgers van Drakenstein tydens die veldtog help aanvoer. Sien C.432, deel II:Ink. St., 1712, pp. 689-670. ↩
-
Sien verder brief aan landdros, Johannes Mulder, in C.510, deel III:Uitg. Br., 1710-1713, pp. 966-968. Onder die lys deelnemers aan hierdie veldtog kom ook voor 4 “Hottentots Capitains” en 55 “Hottentots med pijl, boogh en assagaij”. Sien C.432, deel II:Ink. St.1712, p. 691. ↩
-
Die oorspronklike brief van 22 Oktober 1712 het bewaar gebly in C.510, deel III:Uitg. Br.,1710-1713, pp. 970-971. ↩
-
Johannes Mulder se antwoord van 24 Oktober op daardie brief kan gevind word in C.432, deel II:Ink. St., 1712, pp. 681-682. Vir notule van vergadering van landdros en heemrade van Stellenbosch sien Stellenbosch 1/4:Notulen van landdrost en heemraden, 1711-1714, pp. 48-49. ↩
-
‘n Ruimte met stippellyne is oopgelaat vir die handtekening van K. J. Slotsboo wat afwesig was. ↩
-
In die H.K. staan “tintstof”. ↩
-
In die H.K. staan “tintstof”. ↩
-
In die H.K. staan “tarra”. ↩
-
In die H.K. staan “tarra”. ↩
-
Die laaste resolusie wat Jan Mahieu as sekretaris onderteken het, was dié van 23 Maart 1711. Sien Stellenbosch 1/3:Notulen landdrost en heemraden, 1710-1711, p. 11. Blykbaar het Peter Kolbe na Augustus 1711 oorgeneem, want dieselfde resolusie is in sy handskrif op papier van kleiner formaat oorgeskryf. Daaronder het hy geskryf: “Deese volgende notulen, in vergaderingh gehouden op den 10ten [sic] Augusti 1711 door den Secrets. Jan Mahieu, sijn door mij Pieter Kolbe plt.Secrets. ongeextendeert gevonden en dierhalven op ordre van den E.Landdrost geëxtendeert hiernevens geboekt om van de leeden geteikent te konnen werden.” ↩
-
Sien voetnoot 33 van 1710. ↩
-
Kom van 1708 af voor op die monsterrol as assistent. Was die seun van die oorlede fiskaal Joan Blesius en Christina Diemer en het op 19 Junie 1712 met Helena Verhaik (Verhaag) van Amsterdam in die huwelik getree en is in Mei 1713 oorlede. ↩
-
Hierdie brief is nog dieselfde dag geskryf. Sien C.510, deel III:Uitg. Br., 1710-1713, p. 980. ↩
-
In die H.K. staan “dierhalve” in plaas van “dier slaven”. ↩
-
Waarskynlik word “keeren” bedoel. ↩
-
In die H.K. staan die komma na “hebbende” en nie na “onset” nie. ↩
-
Hierdie persoon was Peter Kolbe. Sien voetnoot 33 van 1710. ↩
-
SienKaapse grondbriewedeel I, p. 402, waar vermeld word dat hy op 18 Januarie 1702 grond gekry het van Willem Adriaan van der Stel. ↩
-
Philippe du Pres het ‘n plasie gehad met die naam van ” Klipvalleij “.Grondbriewe, Stellenbosch en Drakensteijn , deel I, Feb. 1699, pp. 453-454. ↩
-
Die vergadering van 19 Desember 1712 is die laaste wat deur Johannes Mulder onderteken is. Die vergadering van 6 Februarie 1713 is deur Dominicus Blesius as landdros onderteken. Daarin word meegedeel dat Willem Helot die sekretaris Jan Mahieu weer aangestel het. Sien Stellenbosch 1/4:Notulen van landdrost en heemraden, 1711-1715, pp. 59-61 en pp. 64-65. Sien verder opdrag van 13 Des. 1712 in C.702:Instructiën, 1686-1722, No. 583. ↩
-
Dat sy naam nie in die monsterrol voorkom nie, word verklaar deur die volgende paragraaf in ‘n brief uit Batavia: “Indien den boekhouder Sijbrand Wijlsma UE versoeken mogt herwaarts te komen, sal hem ‘t selve om redenen mogen toegestaen werden; gaende het request van sijn swager Albert Stuart, ten dien eijnde aen ons gepresenteert zijnde, hier nevens.” (C.433, deel I:Ink. St., 1713, brief van 25 November 1712, p. 137.) Meer besonderhede oor Wijlsma kan gevind word in ‘n afskrif van die brief van sy swaer, wat bewaar gebly het in C.433, pp. 167-168. ↩
-
Een van die Franse vlugtelinge wat eers as skoenmaker in Drakenstein gewerk het. In 1708 het hy grond gekry in die Tafelvallei . Volgens C. Graham Botha was dit die perseel waarop vandag dieCapeTimes-gebou is. Hy was getroud met Martha Petel, wat in 1715 oorlede is. SienDie Kaapse Hugenotedeur C. Graham Botha. ↩
-
Seun van Isaac Taillefer (1683-1726). Hy was getroud met Marie Marais, weduwee van Estienne Nel. ↩
-
Matthijs Bergstedt (ook Bergstat) was van Stockholm afkomstig en was eers assistent en later boekhouer in diens van die Kompanjie. Hy het die rang van onderkoopman bereik, maar het in 1711 vryburger geword. Hy is in 1713 met Christina Bergh getroud. Sy was die oudste dogter van Oloff Bergh en is in 1679 aan die Kaap gebore. Sien Monsterrolle en C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, No. 68. Op 28 November 1711 het L. v. Assenburgh hom toegestaan om sy vee gedurende ses maande te laat wei “aan de duijntjes agte den grauwenheuvel”. Sien R.L.R.1:Wildschutboek, 1687-1712, p. 337. ↩
-
Simon Witmond was afkomstig van Amsterdam . Hy het in 1705 met die Neptunis as soldaat uitgekom met ‘n salaris van ƒ9 per maand. Nou het hy as geregsbode ƒ16 per maand verdien. SienKol. Arch.4048:Eerste deel van Br. en Papieren van de Caap de bonne Esperance overgekomen, 1714, p. 442 (verso). ↩
-
Sien C.J.5:Oorspronklike Regtsrollen, 1709-1714, p. 86, 1 Desember 1712. Volgens sy aanklaers het die briewe wat deur hom geskryf is, bewys dat hy skuldig was. ↩
-
Willem Mensink was getroud met Elisabeth Lingelbag. Sien C.J.2649:Testamenten, 1686-1708, p. 636. ↩
-
Oor die verdere verloop van hierdie saak sien C.J.5:Crim. en Civ. Vonnissen, 1709-1714, p.85, p. 90 en pp. 94-95 van 1712 en p. 33 van 1713. ↩
-
Stippellyn oopgelaat vir die handtekening van Jacobus Cruse. ↩
-
Waarskynlik was dit die instruksies wat reeds in 1685 deur Hendrik Adriaan van Reede opgestel is en gevind kan word in C.700:Instructiën en Memorien, 1657-1685, pp. 541-550. ↩
-
In die oorspronklike notule staan “5 sadels met haar toebehooren”. ↩
-
In die oorspronklike staan “draagriemen”. ↩
-
In die oorspronklike staan “1 stuk ijser canon leggende op Stellenbosch “. ↩
-
In die oorspronklike staan dat “het ijserwerk van de kerk, huijs en paardestal” gebêre is “op solder van ‘t tegenwoordige Raadhuijs”. ↩
-
In die oorspronklike stuk staan: 984 voet planken ten dienste van de Colonie zijnde tot het getal van 1000 nog een ongesaagt blok beggende op Stellenbosch “. ↩
-
In die H.K. staan “copien resolutien”. ↩
-
Sien notule landdros en heemrade wat tot en met 19 Desember 1712 in die handskrif van Pr. Kobbe geskryf en deur hom as sekretaris onderteken is. Ook die notule van die “extraordinaire vergadering” van 27 Desember 1712 is nog deur hom geskryf, maar nie onderteken nie. Stellenbosch 1/4:Notulen landdrost en heemraden, 1711-1713, 1-62, daarna ongenommerd. ↩
-
Sien name van genomineerde persone in die vergadering van 27 Desember 1712 in Stellenbosch , 1/4. ↩
-
Jan Mahieu was reeds vanaf 1699 in die land en het van 1703 af tot 1711 as sekretaris van die hof van landdros en heemrade in Stellenbosch waargeneem. SienEedboek, 1692-1747, pp. 118-119. Volgens die Eedboek het Mahieu dus geen tien volle jare as sekretaris waargeneem nie. Volgens die notule het hy egter reeds is 1701 die sekretarisamp beklee en het hy dus die eed afgelê, nadat hy die amp al enige jare beklee het. ↩
-
Die resolusie van 13 Oktober 1711 het wel bewaar gebly, maar hierdie besluit kom nie daarin voor nie. ↩
-
Was getroud met Elisabeth van Staden en het in 1709 en 1711 weiregte gekry in die ” Lange Valleij tusschen de Paardebergh en de Paerl omtrent de post van Claas Ras”. Hy was van Nürnberg afkomstig en het in 1703 as soldaat na die Kaap gekom. In 1708 het hy vryburger geword. Sien V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715, p. 51; R.L.R.1:Wildschutboek, 1687-1712, p. 222 en p. 308; Stellenbosch 18/4:Testamenten, 1715-1720, no. 16. ↩
-
Geskryf in ‘n ander handskrif as die vorige resolusie. Waarskynlik die handskrif van H. van der Meer Pietersoon, wat later sekretaris geword het. Vgl. C.678:Eedboek, 1692-1747, p. 25. ↩
-
Elders bekend as Jan Harmensz, wat in 1700 in Stellenbosch woonagtig was en deur Willem Adriaan van der Stel toegelaat is om “omtrent het Riebeekscasteel te mogen schieten een vragt eelands, hartebeesten of renostersvleesch”. R.L.R.1:Wildschutboek, 1687-1712, p. 138. ↩
-
Sien saak teen Hendrik Caspersz van den Berg, die matroos wat as “vlaggewagter op de Leeuwenkop ” sy pos verlaat het. Hy is veroordeel “omme door de Caffers binnen deesen Casteele strengelijk te werden gelaarst, mitsgrs. omme voor den tijt van anderhalf jaar aan ‘s Comps. gemeene werken buijten de ketting op ‘t Robbeneijland sonder loon of gagie te arbijden”. C.J.5:Crim. en Civ. Regtsrolle, 1704-1714, p. 14 van 1713. ↩
-
Sien C.433, deel I:Ink. St., 1713, pp. 131-132. ↩
-
Die saak teen Jan Michielsz van Delft is reeds op 2 Maart 1713 afgehandel. Sien C.J.5:Crim. en Civ. Regtsrolle, 1709-1714, p. 19 van 1713. ↩
-
Joan van Steeland het in 1698 opperkoopman en hoofadministrateur van Nagapatnam geword. In 1701 is hy bevorder tot opperhoof van Noord-Kormandel en in 1703 is hy bevorder tot Goewerneur en in 1710 het hy sitting in die Raad van Indië in Batavia gekry. Hy het nou as Raad Extraordinaris en Kommissaris van die Kaap na Patria teruggekeer. ↩
-
Seun van Arnoldus Willemsz Basson en Angela van Bengale. Sy vrou, volgens haar handtekening Johanna Rijnick (ook Jannetje Reinik of Reijnik genoem), was van Leiden afkomstig. Sien C.J.2599:Testamentenboek, 1714-1719, no. 38, pp. 202-204; C.J.2874:Contractenboek, 1703-1710, no. 175 asook M.O.O.C. 8/1:Inventarissen, 1692-1705, no. 33. ↩
-
Sien C.433, deel I:Ink. St., 1713, pp. 1-43. ↩
-
Sien C.433, deel I:Ink. St.1713, p. 95. ↩
-
As Madralpatnam in die H.K. oorgeneem. Uit die inhoud blyk dat hier “Stad van Madras ” bedoel word. ↩
-
Die eilande Bourbon en Isle de France ( Mauritius ) wat die Franse Mascareigne genoem het. Mauritius is in 1712 deur die Hollanders verlaat en in 1713 deur die Franse beset en Isle de France genoem. ↩
-
Sien Instruksie aan die opperhoofde van bogenoemde skepe in C.702:Instructiën, 1686-1722, No. 584. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is later in dieselfde handskrif tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Die begrafniskoste het altesame ƒ2325.5.0 beloop. Sien C.336:Attestatiën, 1712-1716, no. 29. Sy boedel is ook belas met ƒ9960 “wegens ‘t geen de 2de verpagting minder heeft mogen gelden” as die eerste. SienKol. Arch.4046:Eerste deel der Brieven en Papieren overgecomen van de Caap de Bonne Esperance in1713, p. 120. ↩
-
Jacobus Overneij het naamlik toestemming gekry om met sy vee “aan de oostkant van de Picketbergh aan de Crommerevier ” te bly. Sien R.L.R. 1:Wildschutboek, 1687-1712, p. 329. ↩
-
Kom in die monsterrol voor as soldaat, afkomstig van Ditmarsen . Sien saak en vonnis teen hom in C.J.5:Crim. en Civ. Regtsrolle, pp. 19 en 20 van 1713. Die saak is 2 Maart 1713 afgehandel. Sien ook V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715, p. 210. ↩
-
Joan van Steelant het met sy vyf kinders op die Sandenburgh gerepatrieer. ↩
-
Skipper van Barneveld . ↩
-
Cornelis van Beaumont van Breda was opperkoopman en is aangestel as Joan Blesius se opvolger aan die Kaap. Hy het met ‘t Vaderland Getrouw uit Colombo na die Kaap gekom. ↩
-
Skipper van die Donouw . ↩
-
Skipper van Sandenburgh . ↩
-
Kom op die passasierslys van die Cockenge voor as Jacques de Lavallebens en het met sy vrou en twee kinders as koopman gerepatrieer. ↩
-
Cornelis Goudswaert was skipper van die Standvastigheijt . ↩
-
Claas de Vries was skipper van D’ Oude Rijp . ↩
-
Stoffel Hansz Boom was skipper van Corsloot . ↩
-
Arij van der Linden was skipper van die jag Leijdsman . ↩
-
Skipper van Grimmesteijn . ↩
-
Skipper van ‘t Vaderland Getrouw . ↩
-
Simon Rijcxen was skipper van ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen . ↩
-
Lambert Both was skipper van Reijnensteijn . ↩
-
Skipper van Bentveld . ↩
-
Was onderkoopman en het met sy drie kinders op die Donouw gereis. ↩
-
Was skipper van die Cockenge . ↩
-
Die skrywer het vergeet om die afsluitingshakie aan te bring. ↩
-
In die H.K. is die afsluitingshakie hier aangebring. ↩
-
Was boekhouer op die Standvastigheijt . ↩
-
Was boekhouer op Grimmesteijn . ↩
-
Was boekhouer op die Donouw , waar sy van as Le Cordier voorkom. ↩
-
Het op die Sandenburgh ( Zandenburg ) gevaar. ↩
-
Die oorspronklike brief het bewaar gebly in C.430, deel I:Ink. Br., 1709, p. 124-125. Dit is verkeerd ingebind. ↩
-
In die oorspronklike stuk staan “copieeren”. ↩
-
Hendrik Becker was van 1710 tot 1716 Raad Ordinaris van Ned. Indië. ↩
-
In die H.K. verbeter tot “cachetteeren”. ↩
-
Sien C.678:Eedboek1692-1747, p. 12, waar Cornelis van Beaumont se eed onder die van die lede van die Rade van Politie en Justitie voorkom en nie onder die eed wat die fiskaals moes aflê nie. ↩
-
Sien R.L.R.I:Wildschutboek, 1687-1712, p. 358, waar aan Willem ten Damme goedkeuring verleen word om vir die tyd van ‘n jaar te bly in “de Groene Cloof aan de Reboksfontijn “. ↩
-
Vgl. kontrak van 10 Desember 1710 in C.670:Pachtconditiën, 1684-1714, pp. 837-838. ↩
-
Vgl. dieResolusies van die Politieke Raad, deel III, p. 366. In die kontrak wat op 23 Februarie 1707 met Henning Hüsing afgesluit is, kom dié woorde nie meer voor nie. Sien C.670:Pachtconditiën, 1687-1714, pp. 683-686. ↩
-
Sien voetnote 80 tot en met 84 van 1712. ↩
-
Hier word verwys na die resolusie van 26 Julie 1712. ↩
-
Sien C.432, deel II:Ink. St., 1711. Die deel wat voorgelees is kom ongetwyfeld voor op pp. 385-390. ↩
-
In die H.K. staan “nu selfs ook suspect hield”. ↩
-
In die H.K. staan “zoo repliceerde voorn. dispenscier”. ↩
-
In die H.K. verbeter tot “werden”. ↩
-
Beatrix Verweij van Woerden was die weduwee van Hendrik Cornelis Olivier van Oudekerk. Hulle het 8 kinders gehad. Die eerste maal dat weiregte aan haar toegeken is “aan de Kleine Bergrivier omtrent het land van Waveren ” was op 18 Februarie 1708. Sien R.L.R.I:Wildschutboek, 1687-1712, pp. 202, 244, 292, 348. ↩
-
Andries Blom is in 1690 aan die Kaap gebore en was die seun van die boekhouer J. H. Blum (Blom) wat met Margaretha van Otteren getroud was. ↩
-
Sien lys van goedere uit ‘t Huijs te Boede in C.336:Attestatiën, 1712-1716, pp. 89-91. ↩
-
‘n Ander afskrif van hierdie resolusie, maar ongetekend, volg na bl. 313 van C.8. ↩
-
Die oorspronklike stuk het bewaar gebly in C.336:Attestatiën, 1712-1716, pp. 81-84. ↩
-
Volgens handtekening Cornelis Koeckebacker. ↩
-
- In die oorspronklike stuk staan Gaalensbhaij .
-
Hier het eers ‘nggestaan. Dit is verander inal. ↩
-
Die oorspronklike stuk het bewaar gebly in C.336:Attestatiën, 1712-1716, p.85. ↩
-
Juriaan Bronswinkel was afkomstig van Amsterdam . Hy word in die monsterrolle van 1712-1713 “oppermeester” genoem. Sien V.C.40:Mosterrollen, 1701-1715, p. 199 en p. 223. In 1713 het hy Here Meesters versoek om sy vrou, Jacomina Stubbe, en sy kinders, Hendrik, Marten en Elizabeth, wat in Amsterdam gewoon het, te laat uitkom. Sien C.510, deel III,Ink. St., 1710-1713, 4 Apr. 1713, p. 1103. ↩
-
Steven Vermeij was van Rotterdam afkomstig en getroud met Aletta van Es, wat aan die Kaap gebore was. Hy is in Julie 1714 oorlede. SienResolusies van die Politieke Raad, deel III, passim en C.J.2650:Testamentboek, 1709-1715, No. 122 en p. 555. ↩
-
Sien C.433, deel I:Ink.St., 1713, p. 137. ↩
-
Sien C.426, deel IV:Ink. St., 1703-1704, pp. 934-935. ↩
-
Grol of Grolle is ‘n afkorting van Groenlo , ‘n stad in Nederland. Wouter de Vos het hom in Stellenbosch gevestig en is op 1 September 1717 met Maria Sophia van der Bijl getroud. ↩
-
In die resolusies van die Goewerneur-generaal en Rade word ene Hugo van der Meer, in 1701 tot onderkoopman bevorder. In 1705 word onderkoopman Hugo van der Meer uit Bengale ontbied. In 1712 kom die naam van Hugo Pieters van Wijk vir die eerste maal in die Kaapse boeke as assistent voor. Moontlik is dit dieselfde persoon. Sy handskrif in die resolusieboek begin 14 Februarie 1713. In die monsterrolle kom sy naam egter nog steeds as Hugo Pietersen van Wijk voor. SienKol. Arch.615, p. 218 enKol. Arch.620, p. 492 asook V.C.40:Generale Monsterrollen, pp. 198, 222, 245 en 270. ↩
-
Kom in monsterrol van 1710, 1711 en 1712 as provisionele assistent voor en was uit Amsterdam afkomstig. ↩
-
Sergius Swellengrebel van Amsterdam het met die Meijnden in 1712 as soldaat aan die Kaap gekom. ↩
-
Seun van Gerrit Romont en Johanna van Madras. Hulle het in 1709 uit Mauritius na die Kaap teruggekeer. ↩
-
Simon van der Stel is 24 Junie 1712 oorlede. ↩
-
Sien C.430, deel I:Ink. St.1709, pp. 259-261. ↩
-
Simon van der Stel het op 11 Maart 1699 ‘n grondbrief van Daniël Heins gekry om “in vrijen eijgendom de zee koeijen valleij ” te mag besit. In 1714 het Here XVII besluit “de Zeekoevalley met sodanige landen als wij de besitting aan de oudt Gouverneur Simon van der Stel zijn leven lang bij onse ordre van 23 Aug. 1708 hebben vergunt gehadt, met desselfs dood weder aan Comp. vervallen zijnde, sullen in een of meer perceelen verdeelt verkoop word. SienKaapse Grondbriewe1685-1703, p. 282 asook C.435, deel I:Ink. St., 1715, 19 Julie 1714, p. 64. ↩
-
Sien pp. 274-275 van hierdie publikasie. ↩
-
Kom in die monsterrolle voor as Antony Burgersdijk van Leiden. ↩
-
Blanko gelaat. Ook die aantal kanne arak in voorraad is nie ingevul nie. ↩
-
Blanko gelaat. Ook die aantal kanne arak in voorraad is nie ingevul nie. ↩
-
Sien verklaring van 12 Maart 1713 in C.336:Attestatiën, 1712-1716, pp. 89-91. ↩
-
Kom in die monsterrolle voor as Dirk Froonhoff van Sonsbeek. Hy is in 1708 getroud met Alida Verschuur, weduwee van Reynier Lourens Nauta van Franeker getroud. Na haar dood is hy in 1704 met Beatrix Potgieter getroud. ↩
-
Kom in die monsterrolle voor as Jurrien Wijns van Nieustadt. Volgens dr. J. Hoge was hy Jürgen Weins en kom sy van ook as Wensch voor. Hy was van 1709 tot 1716 houtkapper en het later burger en meulenaar van Stellenbosch geword. ↩
-
Rut Jansz was afkomstig van Middelburg . ↩
-
Kom in monsterrolle voor as Willem Bertijn en was afkomstig van Middelburg . ↩
-
Kom in die monsterrolle voor as Daniel Fredriksz en was afkomstig van Leeuwarden . ↩
-
Vir die name van persone wat toegelaat is om vee in die Groene Kloof te laat wei, sien voetnote 80 tot en met 84 en voetnoot 91 van 1712 in hierdie publikasie. ↩
-
Kom in die monsterrol van 1712 en 1713 voor as Laurens Cornelisz van Oldenburg “oppas van den landdrost”. ↩
-
Skryffout. In die H.K. staan “gemeene”. ↩
-
Die afsluitingshakie nais, is weggelaat. ↩
-
Na “zijnde” het die skrywer ‘n afsluitingshakie vergeet. ↩
-
In die H.K. staan “verclarings”. Ook met ‘ns. ↩
-
Sien die verklaring van die aftredende heemrade in die resolusie van 6 Februarie 1713. Stellenbosch , 1/4:Notulen van Landdrost en Heemraden, 1711-1715, p. 64. ↩
-
Tot en met 16 April 1714 kom Jan Mahieu se handskrif in die notuleboek van die vergadering van landdros en heemrade voor. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
Afkortingspunt na 60 om aan te dui dat “in plaatse van 60000 maar met 40000 lb.” bedoel word. ↩
-
Ook in die H.K. blanko gelaat. ↩
-
In die H.K. staan “ontkorrelt”. ↩
-
Sien saak van Willem Helot teen Pieter van den Bergh in C.J.5:Crim. en Civ. vonnissen, 1709-1714, p. 9. ↩
-
In die H.K. staan “beij de”. ↩
-
Abraham de Villiers het op die plaas Champagne in Olifantshoek gewoon. Hy was getroud met Susanna Gardiol van Provence en is 31 Maart 1720 oorlede. ↩
-
Jacob de Villiers het op die plaas La Bri in Olifantshoek gewoon. Hy was getroud met Margaretha Gardiol en is op 17 Mei 1735 oorlede. ↩
-
Pierre, ook Pieter Taillefert genoem, was afkomstig van Chateau Thierry in die provinsie van Brie en het in 1688 met sy ouers op die Oosterlandt na die Kaap gekom. Hy was getroud met Maria Marais, weduwee van Estienne Niel en het drie dogters gehad. Hy is in Maart 1726 oorlede. ↩
-
Sien C.J.5:Crim. en Civ. Processtukken, 1709-1714, p. 33 van 1713. Die saak het Donderdag 13 April voor die Raad gedien. ↩
-
Sien sy handtekening in C.J.1032:Civiele Processtukken, 1719, pp. 156-157. ↩
-
Vir ‘n goeie lewensbeskrywing en volle besonderhede van hierdie baastuinier sien “The Old Company’s Garden at the Cape” deur Mia C. Karsten, Maskew Miller Limited, Kaapstad, 1951. ↩
-
Kom in die monsterrol van 1714 voor as Staats Hendrik Roosen van Barensdorp. ↩
-
Na die naam van die Kommissaris word ‘n streep en ‘n dubbele punt gebruik, hier deur ‘n komma weergegee. Waarskynlik beteken die afkorting hier “per procurationem”. ↩
-
Skipper van De Unie was Harmen de Marre. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
Hierdie eed is op 22 Maart 1713 deur Jan de la Fontaine afgelê. Sien C.678:Eedboek, 1692-1747, p. 12. ↩
-
Nicolaas Heijning van Delft het in 1704 as adelbors met die Vosmaer na die Kaap gekom. In 1707 is hy tot assistent bevorder en in 1709 het Van Assenburgh sy gasie van ƒ16 tot ƒ24 verhoog. In 1711 het Kommissaris de Vos hom tot boekhouer bevorder en in 1713 het hy as boekhouer en “soldyoverdrager” ƒ30 per maand ontvang. ↩
-
Jeronimus Hendrik Snitquer was van Amsterdam afkomstig en het in 1709 met ‘t Huijs te Loo na die Kaap gekom. Kommissaris de Vos het hom van adelbors met ‘n salaris van ƒ10 tot assistent met ƒ20 per maand bevorder. ↩
-
In die H.K. aangevul tot “assistenten”. ↩
-
In 1711 het hy met sy vee aan die ooskant van die Pieketberg , aan die Crommerivier gebly. Sien R.L.R.I:Wildschutboek1687-1719, p. 329. Daarna, tot die einde van 1714, kom sy naam nie in die wildschutboeke voor nie. ↩
-
Simon Witmond het met die Neptunis in 1705 as soldaat aan die Kaap gekom. Hy was afkomstig van Amsterdam en het as geregsbode ƒ16 per maand verdien. ↩
-
Die H.K. van hierdie resolusie ontbreek, maar waarskynlik is dit ‘n skryffout vir “lijn”. ↩
-
Die H.K. van hierdie resolusie ontbreek, maar waarskynlik is dit ‘n skryffout vir “lijn”. ↩
-
Coenraat Heijl was in 1712 baas van die Kompanjie se koringskuur. Hy was van Frankfort afkomstig. Sien V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715, p. 201. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is deur die sekretaris, Pieter de Meyer, tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Bedoel word Anthony Burgersdijk van Leiden. ↩
-
Sien C.678:Eedboek, 1692-1747, p. 13. ↩
-
Het van 1701 tot 1707 as soldaat diens gedoen en was van 1708 tot 1720 korporaal, terwyl hy van 1712 tot 1716 tewens opgetree het as hulp van die landdros. Sien ook C.510:Uitg. Br., 1710-1713, p. 1116. ↩
-
‘n Spasie is oopgelaat vir die handtekening van Oloff Bergh, wat ontbreek. ↩
-
Afsluitingshakie sowel as interpunksie is hier vergeet. ↩
-
Sic. Die skrywer het “nootsaak” of “nootsakelijkheit” bedoel. ↩
-
Sien volledige rapport van bedorwe goedere in C.336:Attestatiën, 1712-1716, pp. 93-101. ↩
-
Hier eindig C.8 van die resolusies. Die volgende deel begin met marginalia, wat in die inhoudsopgawe verwerk is. Die handskrif bly dieselfde. ↩