C036 v1.20
C. 36, pp. 2-25.¶
Dingsdagh den {17160225} 25en Februarij 1716, voormiddags.
Present den Eersten Raad en Directeur Generaal van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, den Wel Edele Gestrenge Heere Abraham Douglas, mitsgrs. den Raad Extraordinair van India en Gouverneur, den Edele Hr. Maurits Pasques d’ Chavonnes, en de verdere leden van den Politiquen Raad.
Wel gemelde Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris te kennen gegeven hebbende dat den Pangerangh Loringh Passer met desselfs gevolgh, volgens besluijt van den 18en deser maand, door den coopman Arent Prottë,1 land-drost Nicolaas van den Heuvel en ondercoopman Bartholomeus de Wit,2 als gecommitteerdens na Stellenbosch had gedaan transporteren om van ‘t huijs, ‘s Comps. wegen voor hem aldaar gecogt, possessie te doen nemen, en dat den selven ten dien eijnde, om zig aldaar eerst te neder zetten 520 lb. rijs, als een klenigheid zijnde, ‘s Comps. wegen mede gegeven wesende, versogt hadde door dien geen brood konde eeten, dat hem maandelijks zijne benodigde rijs tegens de inkoops prijs mogt verstrekt werden; Zoo is, dieswegen gebesoigneert zijnde, goedgevonden hem sulx te accordeeren.
Wijders door wel gemelde Zijn Edele geproduceert en overlegt zijnde, memorie van alle sodanige goederen en restanten als onder dato deses overvloedigh en van wijnigh aftrek of in apparentie onverkooplijk, mitsgrs. slegt en geheel bedorven bij dit Gouvernement berustende waren, even als bij de onderstaande memorie werd aangetoont:3
Insgelijks door voorn. Zijn Edele voorgedragen zijnde dat ondervonden hadde de wapenkamer goederen onder opsigt en ter verantwoordingh van den capitain De Chavonnes waren lopende, ‘t gunt met desselfs qualiteit niet quam te quadreren, te meer ‘t zelve op andere comptoire[n] door de baasen der wapen camers werd verantwoort; met betuijginge dat verstaan hadde voorne. capitain daar van gaarn wilde gedeschargeert zijn, en dat volgens getuijgenis van den Edlen. Heer Gouverneur, hooftadministrateur en andere den tegenwoordige baas der wapen camer, Adolph Burgers,4 als een nugter, bequaam en zeer i[j]verigh man, daar toe dienstigh zijn zoude; zo geliefden ‘t welgeme. Zijn Edele den Edele Heer Gouverneur en leeden af te vragen of niet konden goedvinden, door dien ‘t zelve aan de functie van den capitain niet compatibel was, dat ‘t zelve voortaan ter verantwoordingh van den voorne. baas wierd getransporteert; Zoo is de gedane propositie van den Edelen Heer Directeur Generaal g’amplecteert.
Voorts door meergemelde Zijn Edele g’produceert en overlegt zijnde memorie behelsende ‘t geene diverse deser ingesetenen bij de vrijboeken ter zomma van ƒ28698 nogh als een goede, en ƒ11157:1:14 quade schult ten agteren staan; met aantoningh dat ër sedert pmo. September 1714 tot ulto. Augustus 1715 bereets ƒ1154:08:- voldaan zijn; welke agterstallen Zijn Edele als veel voor de gedoente deser ingesetenen oordelende, serjeus recommandeerde om de E. Compe. buijten schade te houden, t’ Zijner tijd dies betalingh te vorderen en te doen examineeren of ër ook nogh meerder quade schulden onder mogten zijn; waar op den independent fiscaal, de Heer Cornelis van Beaumond, antwoorde met ‘t zelve besigh te zijn, en dat ‘t na vermogen zoude vorderen, en telkens aan den Eden. Heer Gouverneur en Raad dieswegen verslag doen.
Den Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris meergeme. te kennen gevende dat bij resolutie van den 17en deser gesien hadde ‘t besluijt bij den Edle. Heer Gouverneur en Raad genomen, behelsende dat op ‘t gedaan versoek van den Heer hooftadministrateur, of de agter stallige thienden van diverse deser ingesetenen bij de presente leverantie teffens zoude afgetrocken werden ofte niet, verstaan was dat ter consideratie bij resolutie van den 24en September jongstleden,5 een ider bij affixie van biljetten g’injungeert is hun vat gelt â een Rs. per legger voor ‘t uijt eijnde deser maand te betalen, het veele te swaar en zelve half tot haar ruine zoude strecken wanneer die agterstallen nu teffens afgetrocken wierden, de thiende van dit jaar alleen, en ‘t resteerende na dato zoude gevordert werden, Zijn Edele noodsakeijk g’agt hadde te moeten voordragen of de E. Compe. in dit geval geen schade zoude konnen lijden door dien dese ingesetenen, boven en behalven de agterstallen der vrijboeken hier vooren genoemd, wegens te quaad zijnde thiendens nogh een capitaal van ƒ15750:10 debit stonden, en dierhalven den Edelen Heer Gouverneur en Raad afvragende of tot inningh der zelve geen zwarigheid zagen, en van neen g’antwoord zijnde, vermits niet twijffelende of diverse dier schuldenaren zoude daar en boven nogh veel van haar schuld voldoen; Zoo is verstaan bij dat besluijt te persisteeren.
Door den schipper en equippagiemeester, Jan Brommert,6 bij request versogt zijnde7 dat desselfs zoon, Claas, met betalingh van ‘t transport en costgelt onder opsigt van de Heer Wessel van Neercassel8 na ‘t Patria mogt vertrecken; Zoo is hem ‘t zelve g’accordeert.
Insgelijks is den burger Jurriaan Moerbeek9 op desselfs versoek bij monde gedaan, g’accordeert omme met zijn vrouw en kind in de constapels camer gelogeert en getracteert te werden, onder betalingh van het daar toe staande transport en cost gelt, met eene der retourscheepen na ‘t Patria te mogen vertrecken.
Voorts is den soldaat Johannis Kuijpermans10 op zijn gedaan versoek11 van ‘s Comps. dienst ontslagen en in vrijdom gestelt.
Door de regerende en enige oude burgerraden en officieren van de Caab aan den Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris gepresenteert, en door Zijn Wel Edele geproduceert zijnde ‘t volgende request:12
Aan d’ Wel Edele Hoog Achtbe. Heer Abraham Douglas - - -
‘Wel Edle. Hoog Agtbe. Heere,’
‘Vertoonen met schuldige eerbied d’ ondergeteekende regeerende en oude burgerraden mitsgrs. officieren deser Caabse burgerij, hoe dat door d’ Edele Hoog Agtbe. Heeren Majores, volgens haar g’eerd schrijvens van den jaare 1707 aan dese coloniers tot een voorregt is vergund dat deselve, met uijtsluijting van ‘s Comps. dienaars, de landerijen souden besitten, en ook den handel drijven met coorn, vee en wijn; Soo is ‘t nogtans dat sommige ‘s Comps. dienaaren tegenwoordig van landerijen sijn voorsien, onder welke voornamentlijk uijt munten den ondercoopman en dispencier, ‘s13 Johannis Swellengrebel, besittende een van de grootste wijngaarden, den ondercoopman en Secretaris van Politie, Sr. Pieter de Meijer, hebbende ettelijke hondert morgen lands beset met brandhout, ‘t geen hij met sijn eijge wagens en beesten hier na toe voert en aan de ingesetenen verkoopt, waar door veele die sig met vragten te rijden hebben g’erneert, merkelijk zijn benadeelt; den schipper en equipagiemeester, Jan Brommert, die van zijn nieuw verkregene land alderhande soort van aardvrugten aan de scheeps vrienden debiteert; en den land-drost, Nicolaas van den Heuvel, die nu onlangst een thuijn in dese Tafel Falleij heefft gecogt, daar somtijts omtrent de twintig leggers wijn in groeijen. Alsoo al ‘t zelve (onder Uwel Edle. Hoog Agtbe. hoog wijs oordeel gesegt) grootelijks tot prejuditie van dese ingesetenen is streckende, soo versoeken wij op ‘t onderdanigst dat Uwel Edle. Hoog Agtbe. ons bij ‘t gemelde voorregt gelieft te mainteneeren.’
‘’t Is tot heeden in gebruijk geweest dat de vendumeesters zoo veel salaris hebben genooten van ‘t vercoopen der vaste goederen als van de losse; en alsoo ër, onder reverentie gesegt, in ‘t verkoopen der vaste goederen veel minder swarigheit en moeijte voor de vendumeesters is, als in de losse goederen, zoo versoeken wij op ‘t nedrigste dat Uwel Edele Hoog Achbe. de vendumeesters gelieft te ordonneeren voortaan geen meerder salaris te nemen als bij de statuten van India ten deesen opsigte is gesteldt.’
‘Wij nemen mede de vrijheit Uwel Edle. Hoogh Agtb. eerbiedig voor te dragen hoe dat in twee jaaren eenige nieuwe lasten op deese ingesetenen zijn gestelt, zijnde ‘t eerste dat die geene die licentie verkrijgen om op een nieuwe plaats met haar vee te mogen weijde, daar voor maandelijx een Rijxdr. aan de E. Compe. moeten betalen; ten tweeden, voor ijder legger wijn die geparst werd, moet mede een Rijxdr. aan de E. Compe. voldaan werden; indien den heemel d’ ingesetenen met een goet wijn gewas off twee zegent, zoo blijven veele met haar wijnen sitten, ja een jaar geleden hebben sommige in 2 a 3 jaren niets daar van verkogt; d’ oorsaak is, dat die nog van eenig vermogen zijn, de pagters die ‘t meeste vertier maken met haar wijnen opvullen, mits deselve een jaar off twee borgende, waar door dan den armen man die zijn geld aanstonds van noden heeft, ‘t zijne niet can aan de man brengen; ondertusschen bederft ‘t grootste gedeelte zijner wijnen, en alsoo geen geld daar van makende, moet egter d’ opgestelde last aan d’ E. Compe. voldoen. ‘t Waare te wenschen, Wel Edele Hoog Achtbe. Heer, dat de ingesetenen niet alleen dese, maar nog veel grooter lasten ten voordele van de E. Compe. costen opbrengen, maar ‘t onvermogen ende armoede van deselve is te groot. De weeskamer, diakonij en weijnige particulieren die eenig geld onder dese ingesetenen uijtstaan hebben, kunnen getuijgen hoe dat se meest alle door schult, en voor malkanderen over en weder over borge te sijn, sodanig aan een sijn geschakelt, dat indien hier 14 â 15 huijsen quamen af te branden (dat God gelieve te verhoeden), sodanigen confusie zoude komen te ontstaan dat het qualijk te redresseeren soude zijn. Wij moeten hier ook nogh bij voegen dat ‘t geene d’ ingeseten van haar gewas aan de E. Compe. comen te leveren, van tijd tot tijd in prijs mindert, gelijk d’ erweten en bonen sijn ses â seven jaar geleeden een Rijsdr. de mudde en de tarw nu cortelings een halve gulde de mudde, bij de E. Compe. afgeslagen; in teegendeel, ‘t geen tot voorsettingh der landbouw benodigt sijn, stijgert soo ongemeen in prijs dat een osse wagen die 9 â 10 jaren geleden voor ƒ180 kosten becomen, tegenwoordig met ƒ300 moeten betalen, ‘t geen met meest al ‘t ander na rato gaat. Om alle welke redenen wij Uwel Edele Hoog Achtbe. op ‘t ootmoedigste smeeken dat omtrent voorne. lasten sodanig redres gelieft te maken, als Uwel Edele Hoog Agtbe. na desselfs hoog wijs oordeel tot welstant deser Colonie noodsakelijk sult bevinden te behooren.’
‘Hier op dan een favorabel apostil afwagtende, soo bidden wij God dat Hij Uwel Edle. Hoog Agtbe. in gesontheit gelieft te herstellen. (Onderstont) Uwel Edele Hoog Agtbe. onderdanige en gehoorsame dienaren. (Was getekent) Hk. Moller,14 , Hendrik Bouman,15 Johannis Heufke,16 Hk. Donker,17 J. Blankenbergh,18 G. Sollier,19 Jacob Vogel,20 M. Bergstadt,21 Fk. Russouw. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 17en Februarij 1716.’
Na resumtie van ‘t welke, en dieswegen geraadpleegt zijnde na dat den Edele Heer Gouverneur betuijgt hadde dat nooijt bij desselfs aanwesen, en den fiscaal sedert den 20en Februarij 171422 dieswegen geen klagten ingekomen waaren, en dat zij burgerraden daar omtrent hunnen Gouverneur en Raad bevorens van hunne beswaarnisse geen de minste kennisse gegeven hebben, en den Wel Edelen Heer Directeur Generaal als met bevreemdingh repliceerende het den Gouverneur en Raad immers niet onbewus konde zijn, dat de E. Comps. dienaren die landerijen waaren besittende; Zoo is geresolveert ende besloten om voornt. request te stellen in handen van den Heer inpendent fiscaal, omme ten belange de daar inne gemelde landerijen die door de daar bij genoemde Comps. dienaren zoude beseten werden, desselfs ampt en pligt ingevolge het g’eerd schrijvens der Edele Heeren Majores van den 30en October 170623 waar te nemen en te agtervolgen, en dese Vergaderingh met eenen te dienen van berigt. En zeggende den ondercoopman Swellengrebel omtrent ‘t gepasseerde van den 20en Februarij 1714 dat te dier tijd door hem en andere die doen land besaten, tot dies verkoop biljetten waren gedaan affigeeren en ‘t zelve ook wettigh vercogt was; dogh dat hij Swellengrebel zijn aangehuwt land, in de Tijgerbergen geleegen, niet dan op 10 paaijen of termijnen, en dat onder de waarde had konnen van de hand zetten, en dat zigh tot ‘t coopen van ‘t andere, alwaar nu over geklaagt werd, geen copers waaren opgedaagt.
Wegens het gedaan versoek van voorne. burgerraden omtrent ‘t salaris van den vendumeesters der vrijwillige verkopingen, de statuten van Batavia24 nagesien en daar bij ondervonden zijnde dat den vendumeester aldaar voor ‘t verkoopen der vaste goederen 1 1/2, en voor die der losse 3 pr. ct. genoot, daar ter contrarie hier ter plaats voor beijde tot nog toe 5 pr. ct. is getrocken; zoo behaagden ‘t den Edele Heer Directeur Generaal den Raad te kennen te geven dat tegenwoordig de vendumeesters, zoo op Batavia als andere plaatsen, voor de losse goederen 5, en voor ‘t verkopen der vaste goederen 2 1/2 pr. ct. genoten, en dat dierhalven redelijk was ‘t zelve hier ook zodanig in gebrui[jk] gebragt wierd; Zoo is goedgevonden end[e] verstaan ‘t selve voortaan hier indiervoegen mede te laten geschieden, zullende den vendumeester d’ boode, als afslager voor die zijne moeite en ‘t ophaalen van ‘t gelt, van de losse goederen een, en van de vaste een 1/2 pr. cent betalen, sonder dat voorne. vendumeester van de in te houdene vaste goederen eenig salaris zal vermogen te vorderen, maar zal in dat geval met voldoeningh der gedane costen zig te vreeden moeten houden; en voor dat gelt zal vermogen te vorderen, dies reeke. door de gecommitteerde leden uijt de Raad van Justitie welkers tour ‘t als dan zijn zal, eerst laten examineeren en approbeeren.
Zijnde ‘t gedaan versoek omtrent de jongst ingevoerde lasten en ‘t verminderen der prijse van de tarw als conform ‘t g’eert schrijvens der Edele Heeren Majores, de datis 29en Julij 171025 en 12en Augustus 1713,26 aan Haar Edelens Hoog Agtbe. gedefereert gelaten.
Aldus g’resolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kenisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 36, pp. 26-61.¶
Dingsdagh den {17160303} 3e Maart ao. 1716, voormiddags. Ordinaire vergaderingh.
Presentibus omnibus, dempto den ondercoopman, den E. Jacobus Cruse, door indispositie.
Den Wel Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris, den Heere Abraham Douglas, bekent makende dat de Ceijlonse retourscheepen ten getalle van ses stux27 op gisteren (Gode zij danck) ter rheede verscheenen waaren, dogh dat met leetweesen vernomen hadde ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburgh cort onder dese wal omtrent de gronden de groote mast en ‘t geene daar annex is, benevens de kruijs-stengh door een zwaare wind verloren had; en door dien daar omtrent als nogh geen specifies [sic] raport ingecomen was, niet tegenstaande bij dit comptoir geen enig mast ofte rondhout in voorraad nog restant is tot dies reparatie, nogh geen ordre conde gestelt werden, maar eerst derwegens een omstandigh berigt moest afgewagt werden.
Zoo wierd vervolgens door Zijn Wel Edele de brieven, zoo van den Ede. Heer Gouverneur en Raad tot Colombo van dato 14e December, en die van den Commandeur en Raad tot Gaale, de dato 16e December des laast gepasseerde jaars, met genoemde scheepen ontfangen, gelesen.28
Wijders door den eersten ziekevader van ‘s Comps. hospitaal, Steven Faber,29 van Idtstijn, bij request30 versogt zijnde dat met eene der retourscheepen mogt repatrieeren; Zoo is ‘t den zelven g’accordeert.
Voorts zijn de soldaten Martinus Sobrij van Kerkhof bij Oudenaarden, en Barend Waterman van Groeningen, op hun luijder gedaan versoek, vermits tijds expiratie, van ƒ9 tot ƒ11 onder een nieuw drie jarig verband verbetert.
Wel gemelde Edele Heer Directeur Generaal te kennen gevende dat ingevolge ‘t besluit van den 18e deser, ‘t buskruijt van de retourscheepen tegens dat van land hebbende gedaan probeeren, en dienthalven Zijn Edele ‘t volgende berigt was over gegeven:
Aan den Wel Edelen Gestrengen en Groot Agtbaren Heer Abraham Douglas - - -.
‘Wel Edelen Gestrenge Heer,’
‘Ingevolge Uwel Edele Gestrenge bevelen hebben d’ ondergetekende in de tegenwoordigheit der hier present ter rheede wesende schippers gesien doen proeven tegens het buskruijt in ‘s Comps. kruijtkelders alhier, het buskruijt van de hier zijnde retourscheepen, en het zelve gevonden in qualiteit als hier onde[r] staat aangehaald, namentlijk:’
‘
Van het Fort d' Goede Hoop. | |||
Grof buskruijt slaande hoog voeten | Fijn buskruijt slaande hoog voeten. | ||
Uijt des E. Comps. kruijt kelders. { | 80 | 90 | |
8 | |||
70 | 90 | ||
5 | |||
5 | |||
4 | |||
3 | |||
Van de retourvloot. | |||
't Schip Linschooten | 34 | 50 | |
't Schip Rijssel | 30 | 50 | |
't Schip Charlois | 40 | 50 | |
't Schip Westerdijxhorn { | 50 | 60 | |
32 | 70 | ||
't Schip Meijenburgh | 40 | 44 | |
't Schip d' Kijkuijt | 50 | 60 | |
't Schip Voorburgh | 65 | 80 | |
't Schip Meijnden | 28 | 100 | |
't Schip De Brugh | 50 | 80 | |
't Schip 't Noorderquartier | 36 | 70 |
Van het Fort d' Goede Hoop. | |||
Grof buskruijt slaande hoog voeten | Fijn buskruijt slaande hoog voeten. | ||
Uijt des E. Comps. kruijt kelders. { | 80 | 90 | |
8 | |||
70 | 90 | ||
5 | |||
5 | |||
4 | |||
3 | |||
Van de retourvloot. | |||
't Schip Linschooten | 34 | 50 | |
't Schip Rijssel | 30 | 50 | |
't Schip Charlois | 40 | 50 | |
't Schip Westerdijxhorn { | 50 | 60 | |
32 | 70 | ||
't Schip Meijenburgh | 40 | 44 | |
't Schip d' Kijkuijt | 50 | 60 | |
't Schip Voorburgh | 65 | 80 | |
't Schip Meijnden | 28 | 100 | |
't Schip De Brugh | 50 | 80 | |
't Schip 't Noorderquartier | 36 | 70 |
‘Al welk bovenstaande buskruijt der retourvloot wij (in het welnemen) oordeelen genoegsaam in staat te zijn om ër het verwagte gebruijk van te konnen erlangen.’
‘Derhalven aan onse last menende voldaan te hebben, nemen de vrijheid om met een diepe eerbied te betuijgen hoe zeer wij tragten te blijven - - - (Was getekent) Ms. Duvelaar, D. M. Pasques de Chavonnes. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 25e Februarij 1716.’
Zoo is na resumtie van dien, en in consideratie genomen zijnde dat ‘t buskruijt der genoemde scheepen bij gemelde raport genoegsaam in staat g’oordeeld werd om ër het verwagte gebruijk van te konnen erlangen, en dat ‘t zelve, wat gedroogt zijnde, als dat van land gedaan is, nogh beter zijn zal, goed gevonden ende verstaan daar omtrent geen verwisselingh of veranderingh te maken.
Geproduceert en gelesen zijnde ‘t ondervolgende door regeerende burgerraden gepresenteert request:31
Aan d’ Wel Edele Hoog Agtb, Heer Abraham Douglas - - - ende den Edele Heer Maurits Pasques d’ Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Agtbe. Politicquen Raad &a. &a.
‘Wel Edle. Hoog Agtbe. Heere, en Edele Heer en E. Heeren,’
‘Vertonen met schuldige onderdanigheit de ondergeteekende burgerraden hoe dat eenige maanden geleeden door de Edele Heer Gouverneur en E. Agtbe. Raad van Politie is g’ordonneert de burgerwagt wederom als voorheen te laaten waarneemen,32 gelijk ook zulx in opvolginge van dien werd gedaan; ende alsoo ër tot dato geen bequaame wagt huijs is geweest, en nu een plaats daar toe is aangewesen, zij genegen zijn met den eersten daar een wagthuijs op te zetten; maar aangesien de noodzakelijke daar toe behoorende materialen niet anders als bij d’ E. Compe. te bekomen zijn, zoo is burgerraden haar ootmoedigst versoek datse zodanige materialen tot opbouw van gemelte wagthuijs in koops prijs, zoo vaderlants als India’s hout van de E. Compe. mogen genieten, als hier onderstaat, te weeten: 20 balken van 22 voet, 20 ribben van 5 en 7 duijm, 20 kapstijlen van 18 voet, 10 haanbalken van 16 voet, 10 do. van 16 voet, 200 voet plaaten, 300 voet gordings, 60 voet nok, 400 sparren, 100 ps. plancken, 400 ps. latten, 80000 gebakkensteenen, 50 vragten klippen, 40 tonnen kalk, 7000 bossen riet, cabelgaaren en rottang zoo veel daar toe mogt benodigt zijn.’
‘Wel Edle. Hoog Agtbn. Heere en Edle. Heer en E. Agtbn., dit is alles volgens ‘t opgeve[n] van den timmerman, metselaar en dekker ‘t geen daar toe voor eerst benodigt is, oversulx ook ten dien fine nedrigh versoeken datse het verdere ‘t welk nog mogt gerequireert werden, mede incoops prijs van de E. Compe. mogen erlangen.’
‘Hier op afwagtende een favorabel en gunstigh apostil - - - (Was getekent) Hk. Moller, Hendrik Bouman, Johannis Heufke. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 25e Februarij 1716.’
‘Memorie33 van de soorten van hout bij annex requeste door de burgerraaden versoght zodanigh zij lieden dat eijgentlijk in quantiteijt en qualiteijt meenen te behoeven met de incoops prijse volgens de boeken.’
‘
20 | balken | van | 7 | en | 9 | dm., | costn. | a | ƒ9:02:08 | 1 ps., | maakt | ƒ182:10:- |
20 | do. | " | 5 | " | 7 | " | do. | " | ƒ4:09:- | do. | do. | ƒ89:-:- |
35 | do. | " | 5 | " | 6 | " | do. | " | ƒ3:06:10 | " | do. | ƒ116:12:- |
12 | do. | " | 4 | " | 5 | " | do. | " | ƒ1:15:08 | " | do. | ƒ21:06:- |
36 juffers costen | " | ƒ1:12:04 | " | do. | ƒ58:01:- | |||||||
100 jatij planken | " | ƒ-:09:07 | " | do. | ƒ47:04:- | |||||||
100 planken van 1 1/4 dm. | " | ƒ1:05:12 | " | do. | ƒ128:15:- | |||||||
Te samen | ƒ643:08: - |
20 | balken | van | 7 | en | 9 | dm., | costn. | a | ƒ9:02:08 | 1 ps., | maakt | ƒ182:10:- |
20 | do. | " | 5 | " | 7 | " | do. | " | ƒ4:09:- | do. | do. | ƒ89:-:- |
35 | do. | " | 5 | " | 6 | " | do. | " | ƒ3:06:10 | " | do. | ƒ116:12:- |
12 | do. | " | 4 | " | 5 | " | do. | " | ƒ1:15:08 | " | do. | ƒ21:06:- |
36 juffers costen | " | ƒ1:12:04 | " | do. | ƒ58:01:- | |||||||
100 jatij planken | " | ƒ-:09:07 | " | do. | ƒ47:04:- | |||||||
100 planken van 1 1/4 dm. | " | ƒ1:05:12 | " | do. | ƒ128:15:- | |||||||
Te samen | ƒ643:08: - |
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 3e Maart ao. 1716. (Was getekent) A. Cranendonk.’
Zoo is dieswegen geraadpleeght en in op merkingh genomen wesende dat ‘t daar bij versogte houtwerk incoops prijse een somma van ƒ643:8:- zoude comen te rendeeren, en dat bij de overgeleverde reekeningh van burgerraaden, zoo als onder ulto. December jongstleeden gesloten is, effectief in cassa bevonden werd ƒ13240:11:4:-, waar uijt die ongelden en die der andere materiaalen genoegsaam konnen gedragen werden, goed gevonden ende geresolveert omme de genoemde houtwerken en de andere materialen tot den opbouw van een burger wagthuijs gerequireert werdende, aan gemelde burgerraden tegens 25 pr. cento advance te laten verstrecken; als mede de versogte metselsteenen, bij aldien deselve ‘s Comps. weegen konnen gemist werden, sonder dat ‘t een en ander in vervolgh van tijd in consequentie zal mogen getrocken werden.
Door eenige deser ingesetenen aan den Wel Edelen Heere Directeur Generaal en Commissaris gepresenteert, en door welgeme. Zijn Edele overgelegt zijnde ‘t volgende versoek schrift:34
Aan den - - - Hoog Gebiedende Heer Abraham Douglas - - -.
‘Wel Edle. Gestre. en Hoog Gebiedende Heer,’
‘Geeven met schuldig[e] eerbiet en diep respect te kennen, de ondergeteekende burgers en land-bouwers alhier, hoedat voor eenigen tijd eleeden35 den prijs van coorn &a. die de ingeseetenen verschuldigt zijn aan d’ E. Compe. te leveren, zeer is vermindert,36 dat ook in tegendeel veel lasten voor de ingesetenen zijn opgekomen, dierhalven de ondergetekende niet in staat zijn indien zulx blijft continueeren, omme verder haaren land-bouw voort te zetten, om haar huijshoudingh en famielje te maintineeren; bovendien zijn de land-bouwers nogh opgelegt van ijder legger wijn die zij jaarlijks komen in te oegsten, een Rijsdr. aan de E. Compe. te moeten op brengen. De ondergeteekende zijn niet onwilligh omme van de wijnen die zij aan d’ E. Compe. of elders debiteeren ‘s Comps. geregtigheid te voldoen, nemaar versoeken zij dat die wijnen die zij voor haar zelven, als ook tot nood-druft van haar knegts en slaaven komen te behouden, van de voosz impost mogen ontheeve[n] zijn.’
‘Gelijk zij insgelijks versoeken dat de granen &a. haar voorige prijs mogen blijven behouden, dewijl dat dese ingeseetenen ‘s jaarlijks veele onkosten aan smits, wagenmakers, onderhouding van slaaven en verlies van deselve moeten bekostigen. Uijt dien hoofde wenden de ondergeteekende haar met voorkennis en toestand van dese jegenwoordige regeerende burgerraaden, aan Uwel Edle. Gestre., demoedig en zeer onderdaanig versoekende dat Uwel Edele Gestre. en Hoog Gebiedende Heer de ondergeteekende hier op een gunstigh appostil gelieve te verleenen.’
‘In afwagting van ‘t zelve wij altoos zullen blijven - - - (Was getekent) Pieter van der Westhuijsen,37 Samuel Walter,38 A. v. Rooijen,39 Nicolaas Loubster,40 Aletta Verweij,41 Floris Slabbert,42 Mateijs van den Bergh,43 Beiatris Verweij,44 Jan van de Westhuijsen,45 Pieter van de Westhuijsen, de jonge,46 Jurgen Pieters van de Heever,47 Hendrik Oostwalt Eksteen.48 (In margine) Cabo, den 26e February, 1716.’
En in achtingh genomen zijnde dat door burgerraden &a. heden voor acht dagen diergelijk versoek gedaan, en als doen beslooten is omme ‘t zelve aan de Edle. Heeren Majores als in gevolge der zelver zeer g’eert schrijvens, de datis 29e Julij 1710 en 12e Augustus 1713 ingevoert zijnde, gediffereert te laten; Zoo is verstaan dat ‘t voorne. request, benevens ons schrijvens, aan Haar Edle. Agtbe. d’ Heeren Zeventhiene zal overgemaakt,49 en ordre daar omtrent afgewagt werden.
Door wel gemelden Edelen Heer Directeur Generaal vertoont en overgelevert zijnde ‘t rapport van gecommitteerdens die den Pangerangh Loringh Passer na Stellenbosch hebben geconduiseert; Zoo is, na dat ‘t zelve gelesen was, verstaan de copia van dien aan Haar Edelens de Hooge Regeeringh van India tot derselver speculatie over te maken.
Wijders geproduceert ende gelesen zijnde de onderstaande verklaringh:50
‘Wij ondergesz quartiermeesters en matroosen, bescheijden op de landsboot, door den schipper en equipagiemeester, Jan Brommert, op den 12e deser lopende maand gelast wesende met dat vaartuijgh te zeijlen na ‘t Robben Eijland ten eijnde te vernemen wat voor een schip aldaar ten ankker lagh,51 verklaaren dat als wij omtrent de droogte, de Walvisch 52 genaamt, quamen, zagen dat het schip onder zeijl gingh, en omme egter te weten wat bodem het mogte wesen, liepen wij met de boot in ‘t baaijtje onder voorne. eijland, den zergeant toeroepende dat bij aldien het schip mogte zijn Nederhoven als dan de vlagh van ‘t eijland in chauw te hijssen, dogh zoo ‘t een ander was, deselve in top bij te maken om een teeken aan ‘t Casteel te geeven. Zoo zagen kort daar aan de vlagh in chauw bij maken, bij gevolge dat het Nederhoven was; wijders na verloop van 3 a 4 uuren, als wanneer die bodem al ver buijten ‘t eijland was, quam de schuijt van het schip ons na ‘t eijland verbij roeijende, waar uijt ons toegeroepen wierd: wij zullen strak aanboord bij u komen en spreeken; gelijk als ook na verloop van een uur bij ons quam met den boekhouder en opperstuurman van ‘t schip Nederhoven , den laasten zeggende: ik meijnde dat gij onsent halven hier gekomen waard en daarom kom ik bij u; verhalende dat zij onder voorne. eijland waren ten ankker gekomen ter oorsake haar groot want zoo slap was dat zij bevreest geweest waren derselver groote mast te zullen verliesen, als ook dat een ankker hadden moeten kappen, waar af de bhoeij nogh waakte, om datse het zelve door de harde wind niet hadde konnen t’ huijs krijgen, en de spil in ‘t winden tot driemaal toe was gesprongen; waar na voorne. vrunden kort waar op weder na boort roeijden en wij na herwaarts keerden, komende den 13e derselver maand wederom hier.’
‘Voorts des anderen daags ter zelver ordre na dat eijland kerende omme voorne. ankker van Nederhoven te ligten, hebben de plaats waar na onse gedagten gelegen heeft over en weder over bekruijst, dan geen boeij vindende, zijn wederom herwaart gekeert.’
‘Alle ‘t geene voorsz staat, verklaren de opregte waarheid te behelsen, onder presentatie omme ‘t zelve t’ allen tijde, des vereijsschende, met eede te bevestigen. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 28e Februarij 1716. (Was getekent) Hendrick Jacobs,53 Piter Staal, Engel Bastiaense, Erasmus Christiaanse, Hendrik Jansz. Swart.54 ‘
Waar bij komt te consteeren den schipper van ‘t schip Nederhoven , niet tegenstaande de expresse ordre deser Regeeringh van zijn reijse soo spoedigh als doenlijk na Batavia voort te zetten, zig niet ontsien heeft onder voorwendsel en redenen bij gemelte verklaring vervath, een dagh â drie omtrent ‘t Robben Eijland te ankeren, en alwaar ook volgens voorgeven eene zijner anckers had laten zitten; Zoo is op ‘t zelve gelet zijnde en in achtingh genomen wesende dat na alle aangewende devoiren, dat ancker niet te vinden is geweest, en die bodem bij aldien voorne. boot niet naderwaarts geschikt was, na alle apparentie aldaar nogh langer zoude geleegen hebben, nodigh g’oordeelt de copia verklaringh aan Haar Edls. Groot Agtbe. tot Batavia over te maken, ten eijnde Haar Edls. de disöbedientie dier schipper mogen ervaren.55
Door den ondercoopman en lid deser Vergaderingh, Jacobus Cruse, als gecommitteert geweest omme de manschap van de scheepen d’ Overwinnaar en Sch[o]onouwen , door de Francen op haar uijt reijse van ‘t vaderland na herwaarts genomen, op de eijlanden Madagaskar en Anjouan aangeset en vervolgens met het jagtje de Leijdsman van daar afgehaald en den 21e November passo. hier meest alle ziekelijk en zeer zwak van lichaam in ‘t hospitaal aangebragt en verbleven, dogh nu alle, op 2 â 3 na, weder herstelt, te examineeren ende ondervragen met wat scheepen zijn uijtgevaren, waar voor, wat jaar, met hoeveel gagie, of ook transporten hebben gemaakt, hoe veel, aan wien vermaakt ofte niet, wat goederen op reekeningh van de E. Compe. hebben genooten, als mede werwaarts genegen zijn te gaan of wel te blijven; en dienthalven door den zelven overgelevert zijnde een rolletje waar bij ‘t een en ander specefice vervat staat, en onder anderen 15 personen versoeken te mogen repatrieeren, 6 na Batavia te gaan en drie hier te blijven, mitsgrs. dat eene der ses genoemde mattroosen duijselig van hooft zijnde, versogt had als soldaat te vertrecken; Zoo is, dieswegen gedelibereert zijnde, goed gevonden hun luijder versoek te accordeeren, en den geenen die met duijseligheit behebt is, in zijn qualitijt als mattroos te laten voortgaan, en dat in zodanige qualitijt en met die gagie als bij gedagte rolletje gespesificeert staat.
Meergemelde Edle. Heer Directeur Generaal en Commissaris, voordragende in ‘t na leesen der resolutien bij die van den 31e Julij 171456 niet zonder bevre[e]mdinge was voorgekomen dat te dien tijd bij de leeden des Raads beslooten was den Gouverneur aan den geenen die enig land in eijgendom versogten ‘t gunt eenige tijd bij haar in leening beseeten was geweest, daar van erfbrieven te verleenen, dogh dat Zijn Edele niet wist of de mening des Raads was geweest om ‘t zelve in Raade te brengen, ofte niet; waar op geandwoort wesende dat zulx niet verder gesien zoude hebben dan op sodanige landerijen die eenige tijd bevorens in leeninge waren gegeven, mitsgrs. dat de successive Heeren Gouverneurs altijd de landerijen selfs maar uijtgegeven hadden, ‘t geene Zijn Edle. betuijgde op Batavia in geen gebruijk was, maar dat zulx in Rade van India werd gebragt en versogt; weshalven welgemelde Zijn Edele nodigh oordeelde geen land voortaan uijt te laten geven, dan met volkome kennisse des Raads, en na dat de caart in vergaderingh zal vertoont wesen, zeggende den Edele Heer Gouverneur hem onverschillig te wesen in wat voegen ‘t zelve uijtgegeven werd. Waar over gedelibereert zijnde, verstaan is dat voortaan geen land zal uijtgegeven werden dan in Rade, mits daar van de nodige aantekeninge met insertie der rapporten; zullende in de te verleene erfbrieven de datum der resolutie waar bij ‘t land in eijgendom gegeven werd, moeten bekent staan.
Ten welken opsigte der uijtgegevene erfbrieven, den Wel Edle. Heer Directeur Generaal verder voordroegh ondervonden te hebben dat eenige crabbing, uitschraping ofte verandering omtrent de tekeningh van den Secretaris bevonden had, en wel voornamentlijk in drie stux erfbrieven, welke ten tijde van den gewe. Gezaghebber, Willem Helot, zoude wesen uijtgegeven, dog ongetekent gebleven; zoo meede nog een diergelijke uijtschraping in de laaste erfbrief, gedateert 7en Julij 1715,57 van de woorden: en den raad; dat aan den equipagiemeester alhier, Jan Brommert (tegens de bekende ordre der Edlen. Heeren Meesteren) in eijgendom gegeven is, niet tegenstaande den zelven boven dien nog een stuk land in eijgendom heeft; mitsgrs. hoe Zijn Edele in voorne. erfboek met geen minder verwonderinge ook te vooren was gekomen dat zeeker donatie of erfbrief aan den burger Ignatius Marais,58 gedt. den 14e October 1714,59 gepasseert en na gewoonte ondertekent, niet afgegeven. Eijndelijk dat in voorsz. erfboek nog een plaats opengelaten en niet ingeschreven was, na alle gedagten voor een uijtgegeven stuk land. Werdende een copia afschrift, onget. door den Secretaris, daar op staande vergadering overgegeven, die men bevond dat door den burger Jan Vlok60 op den 2e Augustus 171561 zoude weesen; welke slordige wijse van behandelinge den Heer Commissaris zeijde niet zonder bedenkinge was te vooren gecomen. Des welgeme. Zijn Edle. de Secretaris om de reden van dien gevraagt, en door den selven g’antwoord zijnde dat eenige dier landen, waar van in de erfbrieven verandering gemaakt was, bij de Heer Helot zijn tijd waren uijtgegeven ende met de komst der tegenwoordige Edele Heer Gouverneur ongetekent gebleeven, na dato door geme. Edle. Heer Gouverneur getekent en uijtgegeven zijn gewerden; waarom den Secretaris betuijgde dat in steede dat ër bevorens ter ordonnantie van den E. Heer Gesaghebber en den Raad gestaan had de woorden (van den E. Heer Gesaghebber), had moeten veranderen en in plaats setten (van den Edle. Heer Gouverneur), en dat den eene erfbrief, als bij den Gouverneur alleen uijtgegeven, ook alleen t’ zijnen ordre getekend had; en wat redenen de getekende erfbrief aan den burger Ignatius Marais niet was afgegeven, om dat daar over no[o]ijt aangesprooken was; en wat het tweede belangde, namentlijk de opene plaats in gedte. erfboek, dat zulx meede om deselve redenen was geschiet, en daarom niet ingeschreeven. Welk andwoort Zijn Edele betuijgde vrij onvoldoende voor te komen, en dierhalven nodigh achte dies ondersoek den independent fiscaal over te geven.
Vervolgens zeijde gemelte Heere Commissaris ook hoe Zijn E. in meergeme. erfboek voor was gekomen dat men den eenen burger met land begunstigde boven den anderen, ‘t geene tegens het aanschrijven bij missive den Heeren Meesters van 30en October 170662 was aanlopende, namentlijk dat aan een niet te veel lands te gelijk gegeven werd etca., dat contrarie geschied, want het consteert dat aan den burger Theunis Dirksz. van Schalkwijk63 op den 13en October 171464 een stuk thuijn, groot 5 morgen en twee hondert quadraat roeden, item nog in deselve maand of vier dagen daar aan, zijnde den 17en do.,65 twee stukken thuijnland, te zamen groot agt en vijftigh morgen, behalven dat meergeme. Schalkwijk zig niet ontsien heeft het eerste stuk thuijnland cort daar aan, of op den 8en December 1714, te verkopen;66 des Zijn Edle. den Heer Gouverneur en Raad recommandeerde de nodige reflectie daar op geliefde te nemen, ten eijnde de ordre der Hoog Edelen Heeren Majores in cas subject mogte nagekomen werden.67
Den Edelen Heer Directeur Generaal te kennen gevende dat den zergiant van ‘t Robben Eijland op den 28en der laast gepasseerde maand Februarij een schoot had moeten doen en de vlag in sjouw bij maken tot teeken ër ses banditen van dat eijland met ‘t daar bescheijdene schuijtje, niettegenstaande ‘t roer en de riemen van ‘t zelve in huijs opgeslooten had, hen hebben weeten weg te maken;68 en dat Zijn Edele den independent fiscaal overgegeven had omme den Chinees, die met desselfs schuijt omtrent die tijd sonder permissie aan dat eijland geweest was en in dat aufugeeren de behulpsame hand wel mogt gebooden hebben, te accioneeren; dragende welgem. Zijn Edele wijders voor nodigh g’acht te hebben om in zulke of andere gevallen een order voor gedagte zergiant te doen ontwerpen om zigh daar na te reguleeren, luijdende als volgt:69
Orde en regulament voor den sergeant van ‘t Robben Eijland Martinus Hamerlingh,70 waar na sigh bij extraordinaire voorvallen in ‘t doen van zeijnschooten precise sal hebben te reguleeren, namentlijk:
‘Een schip in nood zijnde, zal de vlagh in sjouw bij gemaakt en drie schooten kort agter den anderen moeten gedaan werden.’
‘Bij gebrek van water aldaar zal een sjouw en twee schoten kort op malkander gedaan werden.’
‘Eenigh onraat, aufugie of questie onder de banditen vernomen werdende, of dat malkanderen komen te quetsen, zoo zal de sjouw bij gemaakt en een schoot gedaan werden.’
‘Zullende den sergiant, voornoemde gevallen bij nagt voorkomende, de gemelte schooten alleen maar hebben te doen.’
‘Zoois71 verstaan72 ‘t zelve in dier voegen te doen agtervolgen.’
‘Laastelijk is de consept resolutie van den 25en Februarij geresumeert en g’arresteert.’
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel d’ Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 36, pp. 62-76.¶
Donderdagh den {17160305} 5en Maart 1716, naarmiddags. Gecombineerde vergaderingh.
Present den Eersten Raad en Directeur Generaal van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, den Wel Edele Groot Achtbe. Heere Abraham Douglas, mitsgrs. den Raad Extraordinair en Gouverneur, den Edele Heer Maurits Pasques d’ Chavonnes, den Vice Admiraal, d’ Heer en Mr. Marinus Duvelaar, den hooftadministrateur, d’ Hr. Abraham Cranendonk, den schipper Pieter Prop,73 den independent fiscaal, d’ Heer Cornelis van Beaumond, den oppercoopman, d’ Heer Gerrit van Oosten,74 den capitain De Chavonnes, den schipper Michiel Land[s]heer,75 den capitain luijtenant Slotsboo, den schipper Hendrik Lont,76 den ondercoopman Jacobus Cruse, den schipper Jacob Visser,77 den ondercoopman Johannes Swellengrebel, den schipper Pieter de Boer,78 den ondercoopman Jan de la Fontaine, benevens d’ schippers Jan Ackerman,79 Jochem Peijselman,80 Wessel Hoogwerf,81 Jan Berger,82 Jan Tissingh,83 Boudewijn Overmeer, Jan Ben, Jan van Diemen,84 Claas Boom,85 Jacob Leijnse, fiscaal der vloot, Jan Seijs en den ondercoopman en Secretaris Pieter de Meijer. Dempto den schipper Jan Coppersluijs.86
Den Raad in deser voegen vergadert zijnd[e], zoo heeft welgemelde Edele Heer Directeur Generaal en Commissaris voorgedragen dat deselve, vermits ‘t ter rheede comen der Cheijlonse retour scheepen, en waar onder ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburgh , zonder groote mast en kruijsstengh, ‘t gunt, door dien bij de Gouvernement geen rondhout daar toe in voorraad was, te zorgelijker is, had gedaan convoceeren; communiceerende Zijn Edele wijders dat op ‘t arrivement van genoemd schip ‘t Raadhuijs van Middelburgh voor den dienst der E. Comp. noodsakelijk g’acht hadde den equipagiemeester, benevens eenige schippers en opper scheepstimmerluijden te committeeren omme de gesteldheid van ‘t genoemt masteloos schip exact te ondersoeken, en na verrigtingh van ‘t zelve dieswegen schriftelijk raport te doen; agtervolgens welke ordre dan ‘t volgende berigt ingecomen, en door wel gemelte Zijn Edele geproduceert zijnde:
Raport en met een onderdanigh berigt overgegeven aan en ter ordre van de Wel Edle. Hoogh Achtbe. Heere Abraham Douglas, Eerste Raad en Directeur Generaal van India, Admiraal der presente retourvloot, Commissaris deses Gouvernements, behelsende gesteldheijd van ‘t retourschip ‘t Raadhuijs van Middelburgh .
‘Wel Edele Hoogh Agtbare Gebiedende Heere,’
‘In conformiteit Uwer Wel Edle. Hoogh Achtbe. mondelinge ordre op gisteren ontfangen, ons heeden morgen getransporteert hebbende aan ‘t retourschip ‘t Raadhuijs van Middelburgh , hebben bevonden dat het overblijfsel of stomp van de gebroke groote mast nogh langh is 36 voet boven het dek; en daar in aan top eijnd latende kappen, bij na rondom de diepte van een handbreet en toen met een avegaar laten inboren tot in en door het hart, niet anders ontdekt als goed gaaf houd, behalven eenlijk in het kappen dat d’ eenen schaal een weijnigh ingewatert was, niettegenstaande van buijten gaaf en wel schijnt, dan sonder dat hierinne enige zwarigheid te maken wesende, dat hout goed en bequaam genoeg is omme die kiel over zee te brengen, wanneer op de volgende wijse zal zijn te hulp gekomen.’
‘Namentlijk, dat wijle verstaan hebbe[n] hier geen masthout tot een nieuwe bij ‘t Gouvernement is, voorne. stomp soo lang gelaaten werd als die nu is, ende daar boven opgevoegd een ezelshoofd, wijders aangelegt twee deugtzame zalingen, zodanigh dat de top van de mast 3 voeten langer als ordinair zij, om ër een woelingh te meer op kunnende leggen, de stengh des te beter vastigheijd aan de mas[t] te doen hebben; gelijk ook d’ voorne. zalingen niet alleen wat grooter genomen, maar ook wel en hegt met sluijtbouts geslooten dienen te zijn.’
‘Op of aan deese stomp nu zoude dienen gebragt te werden een groote stengh van een schip van 160 voeten, om wat hooger te reijken en ‘t schip des te beter aan de wind te houden, als mede zodanigen groot marsz. rha van een schip dier charter, die hier dan voor groote dito zal moeten verstrekken; en eijndelijk op dese stengh een bramstengh na proportie van dien, bij gevolge de zeijlen na advenant.’
‘Dit schip in voegen voorsz verholpen wesende, zoude na onse beste wetenschap geen zwarigheid maken (dewijle als gezegt niet anders kunnende) de reize na ‘t vaderland daarmeede te vervolgen, te min denzelven zeer wel bezeijlt zijnde, desselfs onderzeilen van Ceilon tot hier weijnigh of niet van noden gehad heeft. Met het vallen van de groote mast, de groote rha, marz. rha, en kruijsstengh mede over boort geslagen en vermist wesende, en de gillingh aan bakboort bij ‘t schavotje mede wat geleden hebbende, zoo requireert die kiel dan nogh buijten gen. stengen een andere kruijsstengh en drie rhaas, alle voormelt.’
‘Waarmede gedenkkende aan Uwe Wel Edele Hoogh Agtbe. wel gegeven bevel voldaan te hebben - - - (Was getekent) Pr. Prop, Jn. Brommert, M. Lantsheer, J. Ackerman, Jn. van Diemen, Ns. Boom, Pieter Albertsz. Heijn, Bartholomeus Dirkse Heemskerk, Pieter van Cruijse, Pieter Timmers, Adriaan Pleun.’
‘(In margine) Cabo de Goede Hoop, den 4en Maart 1716.’
Zoo heeft Zijn Edele, na dat ‘t zelve met aandagt gelesen was, in deliberatie gebragt of men met ‘t repareren ofte maken der geciteerde mast zupercederen [moet] tot de comst van een vaderlands schip om te zien of ook eenigh masthout in had, dan of men met de middelen aan de hand zijnde, in voegen voormelt daar mede zoude beginnen; Zijn Edele daar bij voegende de haglijkheit dier ër was om na zodanigen schip te wagten, door dien niet zeeker is of bij desselfs comst wel eenigh rond hout zal inhebben, en dat als dan zoo zijnde, ‘t reddeloos schip soo spoedigh niet in staat van vertrek te brengen zoude weesen als behoorde, door dien de tijd van vertrek hard op handen schoot. Waar op dan ernstigh gedelibereert en geraadpleegt, mitsgrs. in consideratie genoem zijnde wanneer hier al een schip met masthouten quam op te dagen, dat apparent de houten tot gemelde schip gerequireerd werdende, om de groote en swaarte onder zoude leggen, en alzoo tot dies ontladingh ‘t openen der last poort vereijschen, om waar toe te comen de harde winden te mets zeer hinderlijk zijn zoude; Zoo is met eenparige stemmen geresolveert ende beslooten ‘t meergen. schip met de aan de hand zijnde middelen in maniere als bij raport gespecificeert, te laten verhelpen, te meer gedagte gecommitteerdens voor dien bodem, sodanigh verholpen zijnde, geen zwarigheit maakten de reijse na ‘t vaderland te doen, gelijk den schipper van dien bodem, Claas Boom, en den equipagiemeester op expresse afvrage van den Edelen Heer Directeur Generaal in Rade mede hebben betuijgt.
Waar na dan tot verrigtingh van dien goedgevonden is dat van ‘t schip Westerdijkxhorn een groote stengh, van Meijenburgh een groote marsz. rhaa en bramstengh, en van Waarde een kruijsstengh, als tot een waarborg mede hebbende, daar toe zal overgeven, en de rest van land verstrekt werden. Recommanderende welgemelde Zijn Edele. den schipper dier bodem daagelijks aan boort te weesen, daar na te zien en steets ‘t oogh op ‘t zelve te hebben; mitsgrs. de equipagiemeester, dat tot dies spoedige reparatie alles werkstelligh zoude maken wat doenlijck was, den welke antwoorde dat staat maakte ‘t zelve binnen 14 dagen zoude gedaan en verrigt zijn.
Wijders door welgemelde Zijn Edele te kennen gegeven wesende dat den schipper van ‘t Ceijlons retourschip Waarde geklaagt hadde dat zijn vijgertouw gebrooken was, en maar vier vaderlandse touwen restand had, ‘t gunt oordeelde voor die bodem te weijnig en dierhalven nogh een benodigt was; weshalven Zijn Edele eenige schippers tot ondersoek van dien gecommitteerd hebbende, en dieswegen ‘t volgende berigt ingecomen zijnde:
Wel Edele Hoogh Agtbare Heere Abraham Douglas - - -
‘Wel Edele Hoogh Agtbe. Gebiedende Heere,’
‘Ingevolge Uwe Wel Edle. Hoogh Agtbe. mondelinge ordre, ons gisteren ter eere gegeven houdende te moeten zien ende ondersoekken of het retourschip Waarde genoegsaam was voorsien van ankkertouwen omme de reijse na ‘t vaderland daar mede verders te ondernemen, zoo hebben ons heeden morgen goed tijds derwaarts vervoegende, verstaan dat die bodem daags te vooren hier ter rheede hadde verloren een ankker met het meergedeelte van een vijgertouw, d’ officieren doende wesende om voorn. ankker te ligten.’
‘Wijders verstaan ende ondervonden hebbende dat buijten voorne. overgeblevene restanje vijgertouw in dien bodem maar waren vuer87 touwen, zoo vroegen wij den schipper Jan Tessingh, als schipper van dat schip af, of deselve goed en zonder gebrek waren, zodanigh die kiel daaraan konde werden vertrouwt, en waar op antwoord bekomen hebbende van ja, immers zoo veel hem bewust was. Zoo dunkt ons onder reverentie niettegenstaande, dat dien bodem te weijnigh van zwaar touw is voorzien en ten minsten nogh een vijfde behoorde toegevoegt te werden.’
‘Waar meede gedenkkende aan welgemelte ordre voldaan te hebben - - - (Was geteekent) Pr. Prop, Jn. Brommert, M. Lantsheer, J. Ackerman, J. v. Diemen. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 4en Maart 1716.’
Zoo is na resumtie van dien, en bij de onkostreeke. dien bodem ontwaard zijnde dat bovengene. vijgertouw maar vier andere gehad hadde, verstaan aan dat schip nogh een zwaar touw te laten verstrecken, om ‘t zelve aan geen ongeval g’exponeert te laten.
Waar op door den schipper van ‘t Huijs ten Donk , Jan van Diemen, insgelijks geklaagt zijnde dat mede maar vier vaderlandse touwen in voorraad had, ‘t gunt bij der zelver onkost reeke. ook consteert, zijnde desselfs vijgertouw op de Gaalse buijten rheede ook gebrooken; Zo is mede verstaan omme ten eijnde als voren die bodem mede nogh een zwaar touw toe te voegen.
Vervolgens door wel gemelde Edle. Heere Directeur Generaal de schippers der Batavise scheepen afgevraagt zijnde of voor de aanstaande reijse nogh iets benodigde, en door deselve neen g’antwoord wesende, zoo recommandeerde Zijn Wel Edle. de schippers der Ceijlonse scheepen zigh te haasten met water haalen, om met ‘t arrivement der nogh verwagh[t] werdende seven Batavise retour bodems hun daar omtrent niet in de wegh of hinderlijk te zijn; mitsgrs. dat haare eijschen van benodigtheeden menagieus zoude opstellen en Zijn Edle. overhandigen, om na gedane resumptie de verstreckingh te konnen besorgen. En deselve wijders afvragende of ook iets te versoeken hadde, en neen g’antwoo[rd] hebbende, als den schipper van Belvliet , die wegens de afwijkingh der vergaderingh in de boegh boven water, de nodige reparatie versogt; Zoo is goedgevonden ‘t zelve exact te laten visiteeren.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel d’ Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] Ms. DUVELAER.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] PR. PROP.
[Signed:] G. V. OOSTEN.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] M. LANTSHEER.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] HENDRIK LONT.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JACOB VISSER.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] PIETER DE BOER.
[Signed:] J. ACKERMAN.
[Signed:] JM. PEIJSELMAN.
[Signed:] W. HOOGWERFF.
[Signed:] J. BERGER.
[Signed:] JAN TESSINGH.
[Signed:] B. OVERMEER.
[Signed:] JN. BEN.
[Signed:] J. VAN DIEMEN.
[Signed:] NS. BOOM.
[Signed:] J. B. LEIJNSEN.
[Signed:] J. SEIJS. Fiscaal.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 36, pp. 77-78.¶
Saturdagh den {17160307} 7en Maart 1716, naarmiddags. Extraordinaire vergaderingh.
Present den Eersten Raad en Directeur Generaal van India, Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvloot, den Wel Edele Heere Abraham Douglas, mitsgrs. den Edele Heer Gouverneur en alle d’ leeden. Dempto den ondercoopman Jan d’ la Fontaine.
Zoo heeft wel gemelde Edele Heer Commissaris voorgedragen dat met de komste van ‘t schip Bentveld te deser rheede, noodzakelijk g’acht hadde omme zonder ‘t minste tijd versuijm de brieven van de Edele Heeren Majores daar mede ontfangen,89 te leesen; ‘t welke ook vervolgens is verrigt.
Aldus gedaan in ‘t Casteel de Goede Hoop, op jare en dage voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 36, pp. 79-94.¶
Dingsdagh den {17160310} 10en Maart 1716, voormiddags. Ordinaire vergaderingh.
Presentibus omnibus.
Den Wel Edelen Heere Directeur Generaal en Commissaris te kennen gevende dat den Vice Admiraal, Marinus Duvelaar, en den capitain Chavonne[s] gecommitteert hebbende tot ‘t zien proeven van ‘t buskruijt der Ceijlonse retour scheepen, en dienthalven ‘t onderstaande raport was ingekomen:
Aan den Wel Edelen Gestrenge en Groot Agtbaren Heere Abraham Douglas - - -.
‘Wel Edelen Gestrengen Heer,’
‘Het buskruijt der Ceijlonse retourscheepen ten overstaan van de schippers dier bodems ingevolge van Uwel Edle. Gestrenge last, door de ondergeschreven hebbende sien doen proeven, soo bevonden sij het zelve van deugd en hoedanigheit als hier onder d’ eer hebben Uwel Edele Gestrenge onderdanig aan te wijsen; namentlijk:’
‘
Grof buskruijt, slaande hoog voeten | Fijn buskruijt, slaande hoogh voeten | |
Het schip Waarde | 26 | 16 |
Het schip Belvliet | 30 | 45 |
Het schip 't Huijs ten Donk | 26 | - |
Het schip 't Raadhuijs van Middelburgh | 28 | 50 |
Het schip Loosdrecht | 22 | 24 |
Het schip Audenaarden | 34 | 34 |
Grof buskruijt, slaande hoog voeten | Fijn buskruijt, slaande hoogh voeten | |
Het schip Waarde | 26 | 16 |
Het schip Belvliet | 30 | 45 |
Het schip 't Huijs ten Donk | 26 | - |
Het schip 't Raadhuijs van Middelburgh | 28 | 50 |
Het schip Loosdrecht | 22 | 24 |
Het schip Audenaarden | 34 | 34 |
‘’t Voor aangehaalde buskruijt is alle heel gekornd en niet stoffig, daaruijt de ondergenoemde besluijten de weijnige vogtigheit die sig in het fijne en grove buskruijt van de scheepen Waarden , ‘t Huijs ten Donk en (voornamentlijk) Loosdrecht bevind, dat 4 uuren droogens het volkomen in kragt zal brengen, als dat van de andere scheepen, en ‘t geene na alle gedagten (in het welnemen) genoegsaam in staat tot den vereijschten dienst oordeelen te wesen.’
‘Hopende hier mede voldaan te hebben aan Uwel Edele Gestrenge bevelen - - - (Was getekent) Ms. Duvelaar, D. M. Pasques de Chavonnes. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 7en Maart 1716.’
Zoo is na resumptie van ‘t zelve om redenen bij gedagte raport vervath, goed gevonden ende beslooten omme daar in geen verwisselingh ofte veranderingh te maken, dogh dat ‘t buspoeder van ‘t schip Loosdreg[t] aan land gebragt, gedroogt en als dan nader beproeft zijnde, wanneer ‘t zelve 28 of 30 voeten hoogh slaat, weder na boort zal werden geschikt, en des neen, daar ander voor in de plaats te doen verstrecken. Welke drogingh vermits dito buskruijt dese morgen aan land gebragt, gedaan zijnde, volgens berigt staande vergaderingh ingekomen, bevonden is ‘t fijne 45 en ‘t grove 36 voeten hoog te slaan; Zoo is ‘t zelve weder na boort gesonden.
Voorts door welgemelte Zijn Edele voorgedragen zijnde dat den oppercoopman, Gerrit van Oosten, benevens eenige schippers expresshadde90 gecommitteerd tot ‘t besien en visiteeren van ‘t buskruijt, de caliber en bequaamheit van ‘t canon, bassen, rond en lang scharp, benevens dies toebehooren, als ook ‘t handgeweer, mitsgrs. wat quantitijt kogels, patronen &a. op ider der Ceijlonse scheepen in voor raad was, als mede haare conditien en hoedanigheit, en wat tot de verdre reijse benodigt waaren, en eijndelijk omme te visiteeren de lekkagien van de scheepen Waarden en Belvliet ; zoo produceerde Zijn Edele wijders ‘t onder te noemene berigt:
Wel Edele Heer Abraham Douglas - - -,
‘In opvolginge van Uwel Edle. g’eerde ordre, hebben wij ons ondergesz vervoegt aan boordt van de ses alhier van Cheijlon aangekomen retourscheepen, en op ijder bodem besigtigt en gevisiteert eenige vaatjes van ‘t buskruijt, het welke alles goed en deugtsaam bevonden zijnde, bestaat in de volgende quantiteijt, namentlijk ‘t schip Loosdregt 3600 lb. buskruijt, ‘t schip Oudenaarde 3800 lb. buskruijt, ‘t schip ‘t Huijs ten Donk 2500 lb. buskruijt, ‘t schip Waarde 3700 lb. buskruijt, ‘t schip Belvliet 2400 lb. buskruijt, ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburgh 3800 lb. buskruijt.’
‘Wijders volgens hunne inventarisse na gesien de caliber en bequaamheit van ijders kanon, bassen, item rond en langh scherp, en dies verdere toebehoren, als ook hunne hand geweer en musquetten, snaphane, pistoolen, houwers etc., mitsgrs. wat kogels, patroonen etc. daar van op ijder schip in voorraad zijn, als meeden haar conditien en hoedanigheit, ‘t welke wij van allen ondervonden hebben zeer wel bequaam en in staat te zijn om de verdere reijse na ons lieve vaderland te vervorderen, uijtgesondert ‘t geene sij lieden hier bij hunne nevensgaande eijschen, van ijder schipper ondertekent en waar aan wij ons met allen eerbied refireren, komen te versoeken; als ook meede op U Edle. ordere gevisiteerd de leccagien van de scheepen Waarden en Bellevliet , dewelke van weijnigh belangh zijn bevonden, en zeer ligt met weijnigh onkosten konne werden gerepareert.’
‘Hier meede verhoope wij U Hoogh Edle. ordre en intentie te zullen hebben volbragt - - -. (Was getekent) Pr. Prop, G. v. Oosten, Ml. Lantsheer, Pieter de Boer, Jn. Ackerman, P. v. Heeden. (In margine) Cabo de Goede Hoop, adij 9en Maart anno 1716.’
Na resumtie van ‘t welke dan gebleeken wesende dat die scheepen als met het een en ander genoegsaam voorsien zijnde omme de reijze na ‘t Patria met gerustheit te connen onderneemen, te meer wanneer deselve (volgens opgaaf ‘t gunt Zijn Edele betuijgde dat iets had moeten verminderen) met eenige klenigheeden versorgt, en de lecken van Waarden en Belvliet gerepareert wierden; Zoo is dieswegen g’raadpleegt zijnde, verstaan de goederen bij memorie vervat aan de zelve te laten verstrekken, en gedagte lekken behoorlijk te voorsien.
Door meergen. Edelen Heer Commissaris vertoond zijnde het dag register91 gehouden bij den sergiant, Hendrik Treurniet, en de baas van ‘s Comps. schuur, Wolfgangh Zwartsenburgh, op der zelver toght na de Bosjesmans Hottentots; waar bij consteert dat zijn luijden, agtervolgens de aan haar mede gegevene ordre, de vreede met gedagte Hottentots hadden gemaakt, en dat de roverijen lang moede waaren geweest en nooijt weder doen zouden, met versoek aan der zelver capitainen een rottingh mo[cht] gesonden werden tot teeken van vreede en onderdanigheit.
Zoo gaf meer gemelt Zijn Edele in deliberatie, ten aansien bij resolutie van den 18en Februarij beslooten is voor en al eer ‘t bekomene beestiaal daar bij gespecificeert verdeeld wierd, genoemde manschap eerst af te wagten en te zien of de Bosjesmans Hottentots ook eenige pretentie op ‘t zelve zouden maaken, ‘t gunt bij voornt. dagregister niet blijkt wat daar omtrent te doen; Zoo is goedgevonden als nogh af te wagten of daar op ook eenige pretentie maken mogten.
Door den opperchirugijn, Adriaan van den Oever,92 bij request93 te kennen gegeven zijnde hoe hij in den jaare 1713 in de maand November, wanneer in die qual[i]teijd met ‘t schip Cokkenge herwaarts zoude vertrecken, aan zijn huijsvrouw Judit Micker94 gemaakt hadde een jaarlijkse vermakingh van drie maanden zijner te verdiene gagie; dan gemerkt d’ Edele Hoogh Achtbe. Heeren Majores sedert de goetheijt gehad hebben gemelte zijne huijsvrouw alhier bij hem te schicken, invoegen die vermakingh niet alleen komt te vervallen, maar ook dat deselve zijne besoldinge, vermits zwaare famielje alhier, wel van nooden hebbende, dierhalven versoekkende dat tot vernieteging95 dier making aan de Edele Groot Achtbe. Heeren Bewinthebberen ter Camer Amsterdam mogt geschreve werden; Zoo is hem ‘t zelve g’accordeert.96
Den Heemraad van Stellenbosch , Adam Tas, bij monde versogt hebbende dat hem mogt gepermiteert werden met eene der retourscheepen zijn dogtertje Zara, out thien jaaren, onder opsigt van den repatrieerende cranckbesoeker, Jan van Hoorn,97 met betalingh van ‘t daar toe staande transport en costgelt naa ‘t vaderland te versenden; Zoo is hem ‘t zelve toegestaan.
In gelijker voegen is den burgervaandrig, Jan Christoffel Lampe,98 g’accordeert onder betaalingh van transport en costgelt na ‘t vaderland te vertrecken.
Zijnde den baastuijnier, Zent Jansz.99 van Leijden, op desselfs gedaan versoek100 van ‘s Comps. dienst ontslagen en in vrijdom gesteld; mitsgrs. Willem Leeman101 van Gorcum, tot soldaat a ƒ8 per mt. in dienst der E. Compe. onder een vijf jarig verband aangenomen.
Hendrik de Baussu van Rochel, bij request102 vertoont hebbende hoe in den jaare 1712 per ‘t schip Bentveld voor landpassaat op Cheijlon aangeland, en sedert aldaar tot vaandrager a ƒ40 ten maand gevordert zijnde, het ongeluk gehad hebbende ingewickelt te geraken in verschil weegens zeekere ordre met den capitain van ‘t Casteel Colombo , zoo zegt, buijten desselfs schult, en dat daar op door den Edelen Heer Gouverneur, Hendrick Becker, en Raad van het vaandel ontset en g’degradeert is gewerden tot soldaat a ƒ9 per maand, omme zodanigh met het schip Loosdregt te moeten repatrieeren. Weshalven versogt van Zijne thuijs reijse g’excuseert, en met eene der eerst vertreckende scheepen na Batavia gesonden mogt werden; Zoo is, ten aansien van desselfs onschult niet doet blijken, verstaan zijn gedaan versoek te deklineeren.
Wijders door Mattijs Knotter van Leijden te kennen gegeven zijnde103 dat ao. 1703 als landpassaat a ƒ12 per maand per de Unie in India is aangeland, en ‘t sedert tot corporaal a ƒ16 per mt. gevordert, dogh jongst op zijne togt van Batavia naar Mocha door de Heer Bernhart en Scheepsraad op ‘t schip Popkensburgh in den jare 1713 in de plaats van den overledene zergiant op ‘t schip Zuijderbeek tot die qualitijt met 20 per maand is aangestelt gewerden, op approbatie van Haar Edelens de Heeren in de Hooge Regeeringh tot Batavia; dat ondertusschen ‘t geval gewilt heeft dat hij suppliant op ‘t eijla[n]d Ceijlon heeft moeten verblijven, alwaar zijn laaste advancement door den Edelen Heer Gouverneur, Hendrik Becker, t’ eenemaal is g’improbeert en door Zijn Edele na ‘t vaderland verlost gewerden; en dienthalven versoekende met eene der vaderlandse scheepen na Batavia te mogen navigeeren; Zoo is ‘t zelve almede afgeslagen.
Staande de vergaderingh door de schippers van de even ter rheede gekomene scheepen Ternisse en Zuijderbeek 104 aan den Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris overhandigt weesende de brieven door de Edele Heeren Principalen daar mede overgemaakt, dewelke vervolgens g’opent ende gelesen zijnde; Zoo is onder anderen bij die van Haar Edelens Hoogh Achtbe. ter Vergaderingh van Seventhiene, de dato 28en September 1715,105 ontwaard dat ‘t van Haar Edls. Hoog Agtbe. behagen en begeerte was dat het placcaat door Haar Edls. Hoog Agtbe. ons als nu toegesonden en door Generaal en Raden op den …106 September 1714 gemaakt op ‘t reglament107 en de ordre door Haar Edls. voornt. op den 30en October 1713 na Batavia gesonden, ten opsigte van de groote en quantiteit der kisten die de officieren en ‘t volk uijt India volgens haare qualitijten vermogen mede te nemen, tot Batavia g’affigeert, dienende tot weeringe en voorkominge van alle de excessive groote en menigvuldige goederen die door particuliere sedert eenige jaaren herwaarts in zeer groote quantitijt met de retourscheepen zijn aangebragt, waar door voorne. scheepen zeer werden gekrenkt en belemmert, hier mede zal moeten g’affigeert na g’reguleert en opgevolgt moeten werden; Zoo is verstaan dat ‘t zelve agtervolgens gem. hoog g’eerde ordere in diervoegen op ‘t spoedigst zal gepubliceert werden, in voegen als ‘t zelve overgekomen is, eenelijk met dat onderscheijt dat in steede bij ‘t zelve plackaat staat dat gecommitteerdens in ‘t zuijker pakhuijs tot ‘t branden &a. ten deesen Casteele daar toe zullen zitten, en ten welken eijnde wijders verstaan is dat een brand ijzer zal gemaakt en twee leden uijt de Raad van Justitie ten dien fine zullen gecommitteert werden.
Laastelijk zijn de concept resolutien van den 3en en 5en deser gelesen en g’resumeert, mitsgrs. verstaen dat zodanigh zullen ingeschreven werden.
Alus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel d’ Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 36, pp. 95-117.¶
Maandagh den {17160316} 16en Maart 1716, voormiddags. Extraordinaire vergaderingh.
Presentibus omnibus.
Is door den Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris g’produceert ende gelesen de missive op gisteren per ‘t schip de Spieringh van d’ Edle. Groot Agtbe. Heeren Bewindhebberen ter Camer Delft aangebragt,108 waar inne geslooten was een brief aan den Edle. Heer Gouverneur, Hendrik Becker, en Raad van Ceijlon gerigt; weshalven goedgevonden is deselve met ‘n eerst na Ceijlon vertreckend schip over te maken.
Door hoog gemelde Sijn Edle. te kennen gegeven wesende dat agtervolgens ‘t g’eerd schrijvens den Edle. Groot Agtbe. Heeren Bewinthebberen ter Camer Amsterdam, de dato 21en October 1715,109 jongst per ‘t schip Bentvelt aangebragt, gecommitteerdens hadde gedaan stellen ten einde omme te visiteeren en op te nemen de onbequaame ankers ten deesen comptoire berustende, en dienthalven ‘t ondervolgende raport ingekomen wesende:110
Raport aan den Wel Edle. Hoog. Agtbe. Heer den Edelen Heer Abraham Douglas, Directeur Generaal van Neerlands India, thans Commissaris deser Residentie, wegens de bevindinge der onbequaame anckers berustende onder den equipagiemeester Jan Brommert, bestaande in de ondervolgende soorten, als:
‘
Leggende voor 't Casteel. | |
2, segge | twee zwaare anckers, waar van de arme gebrooken en 't merk der zwaarte t' eenemaal was uijtgegaan. |
2, segge | twee do. do., heele, egter de arme bij na vergaan, 't merk als vooren. |
2, segge | twee galjoots do., alles als voorsz, een boots do., d' eene arm gebrooken en utsupra. |
In de Rogge Baaij . | |
3, zegge | drie galjootsankers waar van twee ider een hand gebrooken en d' andre de arme onbequaam, verders 't merk van de swaarte niet te sien sijnde. |
Op d' werf. | |
1, zegge | een zwaar anker, waar van d' eene hand afgebrooken en 't merk van de zwaarte mede uijtgegaan. |
Leggende voor 't Casteel. | |
2, segge | twee zwaare anckers, waar van de arme gebrooken en 't merk der zwaarte t' eenemaal was uijtgegaan. |
2, segge | twee do. do., heele, egter de arme bij na vergaan, 't merk als vooren. |
2, segge | twee galjoots do., alles als voorsz, een boots do., d' eene arm gebrooken en utsupra. |
In de Rogge Baaij . | |
3, zegge | drie galjootsankers waar van twee ider een hand gebrooken en d' andre de arme onbequaam, verders 't merk van de swaarte niet te sien sijnde. |
Op d' werf. | |
1, zegge | een zwaar anker, waar van d' eene hand afgebrooken en 't merk van de zwaarte mede uijtgegaan. |
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, adij 13en Maart 1716. G. v. Baarsenburgh, Hk. Frappe.’
Zoo heeft wel gem. Zijn Edle., nadat ‘t zelve gelesen en geresumeert was, den Raad voorgedragen dat ër op Batavia omtrent de 60 onbequaame anckers restant waaren, en dat de Heeren van de Hooge Regeringe aldaar, vermits deselve na het Patria gesonden werdende, de scheepen grootelijks belemmeren en deselve alzoo aan moetende houden, daar geen weg meede weeten, en uijt dien hoofde vrugteloos zijn zoude die derwaarts over te maken; weshalven Zijn Edle. vermijnde best te zijn dat gedagt raport aan wel gemelde Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam wierd overgemaakt111 om Haar Edle. nader ordre daar omtrent af te wagten; dogh dat inmidde[l]s Haar Edle. Groot Agtbe. tot Batavia daar van de behoorlijke kennisse behoorde gegeven te werden; Zoo is dieswegen ‘t geproponeerde van meergem. Zijn Wel Edle. g’amplecteert.
Wijders door voorne. Zijn Edle. te kennen gegeven zijnde dat eenige retourscheepen noodsakelijk eenige teer, en de jongst ter rheede gecomene scheepen, Prins Eugenius en ‘t Vaderland Getrouw , ider een zwaar touw, en eerst genoemde bodem daar boven een anker en een dito stok requireerde voor de geene die in de straat verlooren hebben, en dat men niet konde weeten, door dien de verdere Bataviase scheepen zoo enkeld comen op dagen, wat deselve mogt benodigen, of dierhalven niet best en ten meesten dienste der E. Compe. niet noodsakelijk zijn zoude dat men daar en boven van de uijt ‘t Patria gecomene scheepen uijt hun voorraad nogh twee zwaare touwen ligten; Zoo is na gehoudene raadplegingh goed gevonden ende verstaan omme de na te noemene goederen in behoef als voren te ligten, namentlijk: uijt ‘t schip Zuijderbeek thien vaten teer van ‘s lands carguasoen; uijt Ternisse , van desselfs voorraad een touw, ancker en een dito stok voor de Prins Eugenius , en een touw voor ‘t Vaderland Getrouw ; mitsgaders uijt de scheepen Zuijderbeek en Bentvelt van hun voorraad, ider een zwaar touw voor de scheepen die deselve mogten benodigen, ten aansien hier niet een in voorraad is.
Vervolgens door Zijn Edle. bekent gemaakt zijnde dat de reets soo van Batavia als uijt ‘t vaderland gecomene scheepen, eenige kleenigheeden tot de verdere reijse benodigt waaren, en dat de geene die nogh verwagt werden na alle apparentie mede ‘t een ofte ander zoude moeten hebben; weshalven Zijn Edle. voordroegh of den Gouverneur en Raad niet konde goedvinden dat na dies ingecomen eijschen behoorlijk door Zijn Edle. geresumeert, dies verstreckingh maar besorgt wierd; Zoo is ‘t zelve eenparigh goedgevonden.
Welgemelde Zijn Edele voorts voor dragende gecommitteerdens gestelt te hebben tot ‘t visiteeren en besigtigen der defecten van ‘s Comps. woningen buijten ‘t Casteel staande, en wijders te kennen gevende dat daar omtrent ‘t onderstaande raport in gecomen was:112
Aan den Wel Edle. Hoogh Agtbe. Heer, d’ Heer Abraham Douglas - - -.
‘Wel Edele Hoog Agtbaare Gebiedende Heer,’
‘Ingevolge van Uwel Edle. Hoogh Agtbe. schriftelijke ordre, de dato 12en Februarij jo. leeden, hebben wij ondergesz ‘s Comps. hospitaal, ‘t hospitaalskerkhof, slaaven logie, equipagie maguazijn, slagthuijs en paardestal113 gevisiteert en opgenomen, en daar aan zodanige defecten en bouvalligheeden bevonden als hier vervolgens in alle onderdanigheit werd ter neder gesteld.’
‘Het geheele dak van ‘t hospitaal hebben wij in een slegte constitutie gevonden, en diende noodzakelijk vernieuwt, uijtgenomen de zuijdwester vleugel en het lat-werk, dat tot gebruijk nog bequaam is.’
‘D’ pilaaren hangen doorgaans over naar ‘t noord-westen, en presumeeren wij dat de fondamenten te zwak zijn, vermits de boogen doorgaans ons sufficant genoeg voorkomen. Zulx men deselven zoude kunnen vangen en de fondamenten onder de pilaaren verbete[re]n, gelijk reeds met tweede der zelvige geschied is.’
‘D’ combuijs, die aan het N. Westen van dit gebouw staat, is tot gebruijk om desselfs bouwvalligheid, niet alleen onbequaam, maar d’ schoorsteen van de haar[d]steede soo laag, dat zij pas halverwegen het dak van ‘t hospitaal rijken kan, oversulx aan gevaar van brand g’exponeert, nademaal de noodsakelijkheit vereijscht datter een nieuwe combuijs gemaakt word, zou men met veel gemak en weijnig onkosten een nieuwe aan de noordkant van ‘t hospitaal kunnen fabriceeren wanneer men slegts van de noordvleugel van ‘t hospitaal twee boogen afsneed en die tot een combuijs approprieerde.’
‘Vermits ër geen fondament is onder de opgehaalde muur van de graft die rondom het hospitaal loopt, mitsgrs. dat deselve met geen kalk bemetselt of gestreeken is, maar alleen met klaij de klipstee[n] op den anderen gelegt; binnen de[n] omtrek van de buijten muur word d’ aarde door ‘n kabbelen van ‘t water onder deselve van daan gespoelt, waar door niet alleenig d’ voorsz muur gevaar loopt om met der tjid t’ eenemaal in te storten, maar is ook oorsaak dat het daar in lopende water telkens opgestopt word en geen goede doorloop heeft, zulx gem. graft meest altijd droog is, ‘t geen bij een ongeluckig toeval van brand als andersints heel qualijk zoude komen.’
‘Van de steene ringmuur om dit gebouw is ongevaar anderhalfe vleugel voltooit; de rest is omtrent de hoogte van drie voeten met klipsteenen opgehaalt en staat dit werk voor het tegenwoordige stil. Zulx de persoonen die in ‘t hospitaal, zoo wel bij nagt als dagh zigh naar buijten kunnen bevegen.’
‘Het hospitaalskerkhof manqueert eenelijk een heck of deur om het zelve af te sluijten, waar door de varkens en ander vee langstraat114 loopende, de vrijen toegangh hebben tot die begraaf plaats.’
‘Van ‘s Comps. slaaven logie hebben wij de volgende defecten bevonden: de meeste part van de beddings zijn t’ eenemaal ontranponneert, zulx bij reegen d’ lijfeijgenen niet droog kunnen leggen, en in ‘t generaal zijn alle de deuren en vensters met hun cosijnen meest vergaan; weshalven de beddingen voorne. en het afdak noodige reparatie, en de laaste nieuwe deuren en cosijnen benodigt hebben; en in ‘t generaal moeten wij Uwel Edele berigten dat de logie voor soo een groote quantiteit slaven veel te kleijn is. Vervolgens hebben wij de daar in zijnde ‘s Comps. slaaven gemonstert, waar van het getal, en in wat soorten ‘t zelvige bestaat, mitsgrs. tot wat diensten, en waar de slaaven g’emplojeert werden, bij de hier agtergevoegde naam rolle, geteekent Ira. A, ons door den capt. lieutenant Slotsboo overgegeven, komt te blijken daar wij ons, onder Uwel Edle. Hoogh Achtbe. permissie, in alle nedrigheit aan gedragen.’
‘D’ muragie van ‘s Comps. equipagie maguasijn hebben wij naam exactie inspectie aan beijde zijden in een slegte toestand bevonden, de meeste balken aan de enden vergaan en daar onder eenige met lippen, oversulx dit gebouw niet buijten gevaar van instortinge, dog het hock daar de touwen geburgen worden, is een weijnig beter geconditioneert, daar ter contrarie, de mastloo[d]s zeer desolaat en geheel bouwvallig omtrent het dak uijtziet. Het schuijten huijs is in een redelijke staat. Het slagthuijs mancqueert niet als dat het cozijn van de voordeur wat te ligt is, waar door de voorgevel begint door te sacken.’
‘Geen defect hebben wij aan ‘s Comps. paarde stal aangaande ‘t gebouw zelfs ontwaard, maar ‘t afdak daar de vragtwagens en andere rijtuijgh geburgen word, requireerd nodige reparatie, vermits desselfs slegte constitutie.’
‘Hoe groot het getal der paarden en ezels is d’ Comp. in eijgedom toebehoorende, mitsgrs. waar en hoedanigh deselve gebruijkt werden, zal de hier annexe specificatie, geteekt. Ira. B, door den stalmeester Steen115 onderteijkent, Uwel Edle. Hoogh Agtbe. des gelievende aanthoonen, daar wij ons in submissie aan gedragen.’
‘Waar mede wij verhopen Uwel Edele Hoogh Achtbe. ordre te zullen hebben volbragt - - -. (Was geteekent) Ms. Duvelaar, G. v. Oosten, At. Protte,116 Ml. Lantsheer, Bs. d’ Witt.117 (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 5en Februarij 1716.’
Zoo is na resumtie van ‘t zelve nodigh g’oordeelt d’ kleenigheeden bij gedagt raport gemelt, ten eersten te doen besorgen, en wel principaal die van ‘t hospitaal; en diens ring-muur meede soodra doenlijk te laten voltoijen.
Maurits Pasques d’ Chavonnes, junior,118 van Bergen op den Zoom, bij request119 versogt hebbende in dienst der E. Comp. met sodanige gagie mogt aangenomen werden als zullen goed vinden; Zo is verstaan den zelven voor adelborst â ƒ10 per maand onder een vijf jarigh verband aan te nemen.
Insgelijks is der secrets. den Raad van Justitie, Daniel Thibault,120 op desselfs gedaan versoek,121 vermits ruijme tijts expiratie, van boekhouder met ƒ30 tot ondercoopman a ƒ40 per maand onder een nieuw drie jarigh verband verbetetert.122
Mitsgrs. den landspassaat, Johannes Meijer,123 den staat voormaals als ingienieur gedient hebbende, op de goede getuijgenisse van den Edle. Heer Gouverneur en andere leeden van ƒ12 ten aansien van zijne bequaamheit hier noodzakelijk vereijscht werd, tot bombardier met een besoldingh van ƒ24 ‘s maands aangesteld om zijn lopend verband daar voor uijt te dienen.
Den land-bouwer Jurgen Hanekom124 van Radeloose, versogt hebbende125 de erfbrief te mogen erlangen van zeeker stuk lands door den Edelen Heer Gouverneur in demaand November ao. passo.126 hem toegesegt en tot nog toe niet heeft konnen bekomen, waar voor zijde aan den Secretaris De Meijer een onderhandse obligatie van 60 Rds. hadde verleend, en van ‘t welke den Secretaris zijde niet te weeten, maar zijne papieren na zoude sien, seggende wijders op hem Hanekom niets hadde te pretendeeren; Zoo is verstaan de gedagte erfbrief die men dus lange in gehoude heeft, te laten affgeven.
Insgelyks door den burger Rudolf Fredrick Steenbock127 bij request128 versogt zijnde dat mogt begunstigt werden met zeeker stuckje lands, annex desselfs brouwerij gelegen, om zijn brood coorn te connen zaijen; Zo is goedgevonden dat de caart zal opgemaakt en ‘t land aan hem in eijgendom gegeven werden.
Door den Secretaris deser Vergaderingh ‘t onderstaande request gepresenteert zijnde:129
Aan den Wel Edele Gestr. Hoog Agtbe. Heere Abraham Douglas - - - mitsgrs. den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques d’ Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Hoog Agtbe. Hre., Edle. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeft met nedrige eerbiet te kennen, Uwel Edle. Gestr. en E. Agtbe. ootmoedigen dienaar Pieter de Meijer van Amsterdam, hoe hij suppt. in den jare 1698 in India als adelborst â ƒ10 per mt. aangeland weesende, dat zelve jaar met de retourvloot onder de vlagge van de Heer Commissaris, Daniel Heijns, weder na desen uijthoek gereverteert, ten deesen negotie comptoire als Pl. assistent geplaast zijnde; vervolgens gevordert is gewerden tot boekhouder a ƒ30 per maand, waar na den suppt. in den jaare 1710 door den Heer Gouverneur Assenburgh zalgr. en den Raad aangestelt wierd tot Secretaris deses Gouvernements onder een nieuw drie jarigh verbant; en in die bedieningh in den jaare 1711 door de Heer Commissaris, Pieter de Vos, verbetert tot ondercoopman met besoldingh van ƒ40 ‘s maands onder desselfs lopend verband. Sedert welke tijd den suppt. ook d’ eere gehad heeft als lid in de Vergaderingen van Politie en Justitie (na bevorens weesmeester en commissaris van civiele en huwelijk zaken gewees[t] was) cessie te hebben. En alzoo den suppt. tot desselfs groote droefheit en herten leet met de verleeden jaarse Ceijlonse retourscheepen tijdingh bequam dat zijn vrouws vader, Jacob Verhaick, met vrouw en kinders beset, door gunste van den Edele Heer Gouverneur, Hendrick Becker, als administrateur op Jaffenapatnam aangestelt, het in de memorie geslage was, zoo verre dat die oude luijden, sonder merkelijke beterschap, genecessiteert zouden weesen hune demissie van daar te versoeken. Zoo wierd den suppt. kinderlijke pligtshalven te raade voorn. Zijne ouders herwaarts te nodigen, met intentie tot derselver onderhout, ‘t een ofte ander stukje land te coopen. Waar toe dan den suppt. in ‘t gepasseerde jaar ockagie voorquam om een stuk land met brandhout bewossen, uijt de boedel van den oud Gouverneur Simon van der Stel, zaliger, voor gemelde Zijne ouders te coopen, ten eijnde deselve met hunne komst daar van zouden konnen subsisteeren. Ingevolge van dien den suppt. zijne vrouws ouders dan met de jongst g’arriveerde Ceijlonse retourscheepen verwagt, en bij derselver schrijvens ontwaart hebbende dat den ouden man door de hulpe Godes niet alleen weder in vorige gesontheit herstelt, maar ook door de bijsondere goede en uijtmuntende gunste van wel gemelte Edele Heer Gouverneur Hendrik Becker tot hooft op Trincquenemaale 130 geplaast was; waar door desselfs comst alhier als vereijdelt en den suppt. uijt dien hoofde met genoemd land verlegen is, te meer burgerraden deser plaatse dieswegen aan Uwel Edele Gestr. en Hoog Agtbe. klagtigh gevallen zijn. Zoo keert den suppt. zigh tot Uwel Edle. Gestr. en E. Agtbe. met gansch nedrigh versoek dat de goedheit gelieven te hebben den suppt. om voorne. redenen gunstiglijk van ‘s Comps. dienst te ontslaan, hem in vrijheit te stellen, van burger diensten te eximeeren en desselfs rang naast den Secretaris van Politie te laten behouden, op dat met ‘t vercoopen van geciteert land niet magh geruineert werden, maar altoos de eere hebben Uwel Edele. Gestr. en E. Achtbe., benevens zijn famielje, voor desselfs wel zijn te mogen bedancken.’
Zoo is, na dat ‘t zelve gelesen en geresumeert was, verstaan desselvs daar bij gedaan versoek om redenen dat de zaak van ‘t daar bij gespecificeert land, den fiscaal ten ondersoek gegeven, nogh niet af gedaan is, uijt te stellen om na verrigtingh van ‘t zelve nader versoeck dieswegen te mogen doen.
Eijndelijk door den Edele Heer Gouverneur ende onder te noemene Raadsleeden en eenige andere versogt zijnde dat met dese retourscheepen aan derselver goede vrinden in ‘t Patria eenige casjes ter groote van 12 duijm of flesjes mogten afsenden; Zoo is haar ‘t zelve in volgende maniere g’accordeert, namentlijk:
Kasjes, en[^131] | |
Den Edele Heer Gouverneur | 5 |
Den hooftadministrateur | 4 |
Den fiscaal | 6 |
Den capitain Chavonnes | 2 dos. |
De coopman Cruse | 1 |
De capit. luijtenant Slotsboo | 1 dos. |
De ondercoopman Zwellengrebel | 3 dos. |
De ondercoopman Fontain | 2 dos. |
De ondercoopman De Meijer | 2 dos. |
Juffw. d' wede. Ten Damme[^132] | 1 dos. |
De secretaris van justitie, Daniel Thibault | 1 dos. |
Simon Witmond[^133] | 1 dos. |
Kasjes, en[^134] | |
Den Edele Heer Gouverneur | 5 |
Den hooftadministrateur | 4 |
Den fiscaal | 6 |
Den capitain Chavonnes | 2 dos. |
De coopman Cruse | 1 |
De capit. luijtenant Slotsboo | 1 dos. |
De ondercoopman Zwellengrebel | 3 dos. |
De ondercoopman Fontain | 2 dos. |
De ondercoopman De Meijer | 2 dos. |
Juffw. d' wede. Ten Damme[^135] | 1 dos. |
De secretaris van justitie, Daniel Thibault | 1 dos. |
Simon Witmond[^136] | 1 dos. |
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel d’ Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
## Footnotes
-
Hy en sy vrou was onderweg van Batavia na Nederland in die retoerskip Westerdijkshorn . (Sien C.120:Bijlagen, 1716-1717, p. 9.) ↩
-
Hy was boekhouer op die retoerskip Charlois . (Sien C.120:Bijlagen, 1716-1717, p. 11.) ↩
-
Die memorie van die hoofadministrateur, en die Politieke Raad se besluit daarop, is hier weggelaat. In die memorie word versoek dat sekere oortollige en bedorwe voorrade en gereedskap verkoop moes word. Die Raad het die versoek toegestaan en verder besluit om alle goedere wat nie verkoop word nie, na Batavia te stuur. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.10:Resolutiën, 1715-1716, pp. 266-272. ↩
-
Adolff Borgers was afkomstig van De Graaf en is in 1714 aangestel as baas van die wapenkamer met ƒ24 per maand. Vgl. sy handtekening in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, p. 318. ↩
-
Vir die betrokke resolutie sien dieResolusie van die Politieke Raad, deel IV, pp. 459-460; C.10:Resolutiën, 1715-1716, pp. 10-15. ↩
-
Jan Brommert van Amsterdam het in 1692 as onderstuurman met ‘t Hoen na die Kaap gekom. Hy is deur Simon van der Stel tot opperstuurman en deur Wouter Valckenier tot skipper bevorder. In 1704 het Willem Adriaan van der Stel hom aangestel as skipper en ekwipasiemeester. Hy was getroud met Anna van Schalkwyk van die Kaap. Hulle het twee kinders gehad. Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 89. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 165-166. ↩
-
Kommandeur Wessel van Neercassel is deur Here XVII na Nederland ontbied en was met die retoerskip Rotterdam onderweg daarheen. ↩
-
Jurriaan (Joris) Moerbeek was afkomstig van Oldenburg en was getroud met Dorothea Knuppel van die Kaap. Van 1710 tot 1714 verskyn sy naam as soldaat in die monsterrolle. (Vgl. C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 99 en V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715.) ↩
-
Johannes Kuijpermans se regte naam was Jan Barend van Dipmolt. (Vgl. C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 281-282.) Hy het in 1693 met die skip Een-hoorn as soldaat na die Kaap gekom en is in 1700 as plaasarbeider aan Henning Huising verhuur. In 1706 het hy sy ontslag uit die Kompanjie se diens geneem en saam met Huising na Nederland gegaan, maar in 1708 het hy met die skip Generale Vreede na die Kaap teruggekeer en is weer as plaasarbeider aan Huising verhuur. Van 1711 tot 1715 was hy as plaasarbeider in diens van Jacobus van der Heijden. (Sien C.J.2873:Contracten Boek, 1698-1703, no. 95, pp. 191-193 en C.J.2754:Procuratiën, 1709-1713, no. 257, pp. 480-481.) Hy was getroud met Catharina van der Heijden. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 169-170. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 459-463. ↩
-
In die H.K. sowel as in die oorspronklike rekwes staan “Sr”. ↩
-
Hy was die seun van Heinrich Möller en Margaretha Marquardt en is aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Anna van Banchem van die Kaap, die weduwee van Guilliam Heems. Sien M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1720, no. 114 en C.J.2650:Testamenten, 1709-17 15, no. 83. In 1707 het hy die plaas ” Welvergenoegd ” in die Swartland gekry. ↩
-
Hendrik Bouman van Ditmarschen het grond in Stellenbosch en tuinland aan die Kaap besit en was kaptein van die burgerwag. In 1688 is hy getroud met Geertruijda de Wit van Hamburg, die weduwee van Simon Groot. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 112.) ↩
-
Johannes Heufken is in 1669 in Hamburg gebore. Hy het die plaas ” Clovenburg ” in Drakenstein besit. In 1699 is hy getroud met Alida Botma en in 1724 het hy hertrou met Barbara de Jongh van Utrecht, die weduwee van Jacob Paasen. (Vgl. Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 157; M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1720, no. 9; M.O.O.C. 7/5:Testamenten, 1735-1737, no. 71; M.O.O.C. 14/11;Bylae tot Boedelrekeninge, 1738-1757, no. 34.) ↩
-
Hendrik Donker van Amsterdam was getroud met Margaretha Hendrina van Otteren van Maastricht, die weduwee van J. H. Blum. (Vgl. C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 39; M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1720, no. 93.) Sien verder voetnoot 135 van 1707 in dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, p. 41. ↩
-
Johannes Blankenbergh van Berlyn het in 1701 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1703 korporaal geword. Van 1705 tot 1708 was hy siekevader in die hospitaal. Hy is in 1706 getroud met Catharina Bouman. die dogter van Hendrik Bouman. Sien Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 33; C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 123; V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715. ↩
-
Gillis Sollier van Claremont was vanaf 1697 vryburger aan die Kaap, en was getroud met Anna Rolin. Vgl. C.J.2597:Testamenten, 1691-1700, pp. 255-257. ↩
-
Hy was afkomstig van Sachsenhausen en het in 1688 na die Kaap gekom. In dieselfde jaar het hy ‘n vryburger geword en in 1703 is hy getroud met Catharina Hartz van Hamburg, die weduwee van Burchard Brand. (Vgl. C.J.2649:Testament Boek, 1686-1708, pp. 406-415 en M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1720, no. 130.) Sien verder voetnoot 53 van 1707 in dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, p. 16. ↩
-
Matthijs Bergstedt van Stockholm was assistent en later boekhouer. Hy het gestyg tot die rang van koopman voordat hy in 1711 vryburger geword het. In 1713 is hy getroud met Christina Bergh, die oudste dogter van Oloff Bergh. Sien CJ.2650:Testamenten.1709-1715, no. 68: V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715. ↩
-
Op 20 Februarie 1714 het die Politieke Raad besluit dat amptenare van die Kompanjie wat grond besit het, ses maande tyd gegun sou word om dit te verkoop. Daarna sou dit per publieke veiling verkoop word. Sien dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, p. 369; C.9:Resolutiën, 1713-1715, pp. 85-86. ↩
-
Sien C.429:Inkomende Stukken, 1707-1708 (deel I), pp. 292-293. Volgens hierdie brief sou die grond van alle Kompanjiesdienare wat weier om dit te verkoop, gekonfiskeer word. ↩
-
Sien C.714:Statuten van India, O-V, pp. 1243-1245. ↩
-
Here XVII se mening was dat die prys van ƒ8:10:-, wat aan die Kaap vir koring betaal is, te hoog was en dat dit “bij goede gewassen wel wat sal kunnen en dienen vermindert te werden”. Sien C.431:Inkomende Stukken, 1710-1711 (deel III), p. 745. ↩
-
Sien C.434:Inkomende Stukken, 1714 (deel I), pp. 184-185. ↩
-
Die ses skepe was Loosdregt , Waarden , Belvliet , ‘t Huijs ten Donk , Oudenaarden en ‘t Raadhuijs van Middelburgh . (Vgl. C.603:Dagregister, 1715-1716, pp. 251-252.) ↩
-
Die oorspronklike briewe kan gevind word in C.436:Inkomende Stukken, 1716-1719 (deel I), pp. 21-45. ↩
-
Hy het in 1708 met Gansenhoef as adelbors na die Kaap gekom en is in 1714 aangestel as eerste siekevader met ƒ20 per maand. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 173-174. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 181-183. ↩
-
Vir die instruksies aan die burgerwag sien dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 365-366: C.9:Resolutiën, 1713-1715, pp. 72-76. ↩
-
Die oorspronklike memorie het bewaar gebly in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, p. 179. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 467-470. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike versoekskrif staan “verleden”. ↩
-
Op 31 Desember 1715 het die Politieke Raad besluit om die prys van koring te verminder van ƒ8:10:- per sak tot agt ligte guldens per sak. Sien dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 491-492; C.10:Resolutiën, 1715-1716, pp. 158-161. ↩
-
Pieter van der Westhuijsen van Brugge is in 1673 met Maria Hendriks Winkelhausen, die weduwee van Hendrik Barends, getroud en het in 1716 hertrou met Eva Gerrits Ligthart, die weduwee van Jan Mos. Sien M.O.O.C. 13/2:Boedelrekeningen, 1723-1732, no. 8 en M.O.O.C. 8/1:Inventarissen, 1692-1705, no. 96. ↩
-
Samuel Walter was afkomstig van Presberg en het in 1696 as soldaat na die Kaap gekom. Van 1707 tot 1710 was hy plaasarbeider by Samuel Elsevier en Dirk Vion. Nadat hy vryburger geword het, is hy in 1711 met Maria van der Westhuijsen, die weduwee van Cornelis van Niekerk, getroud. Sien Stellenbosch 18/5:Testamenten, 1720-1726, no. 47; C.J.2874:Contracten Boek, 1703-1710, no. 180; C.J.2875:Contracten, 1710-1712, no. 22. ↩
-
Anthonij van Rooijen was afkomstig van Culemborg en het in 1711 met Aletta van Niekerk in die huwelik getree. Vgl. Hoge:Bydraes tot die Genealogie van Ou Afrikaanse Families, p. 118. ↩
-
Volgens dr. Hoge was Nikolaus Loubser uit Switserland afkomstig. Hy het hom op sy plaas by Stellenbosch gevestig en is in 1685 getroud met Engela Quint, een van die Amsterdamse weesmeisies. Sien Hoge:Bydraes tot die Genealogie van Ou Afrikaanse Families, p. 84 en C.J.265l:Testamenten, 1716-1721, no. 5. ↩
-
Sy was die dogter van Gijsbert Verweij en Catharina Ganzevanger en is in 1679 met Ockert Olivier getroud. ↩
-
Floris Slabbert van Middelburg was getroud met Huibrecht Jasperse. Hulle het sewe kinders gehad. ↩
-
Volgens dr. Hoge was Matthias van den Bergh afkomstig van Fremersdorf . Hy was die seun van Johannes van den Bergh en Anna Lempers en is in 1708 getroud met Susanna de Klerk, die weduwee van Jacob van Hoeven. Hy is in 1724 oorlede. Sien Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 25; C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 10; C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 21. ↩
-
Beatrix Verweij van Woerden was die weduwee van Hendrik Cornelis Olivier, met wie sy in 1677 getroud is. Sy was ‘n suster van Aletta Verweij. In 1708 het sy weiregte in die Land van Waveren verkry. (Sien R.L.R.1:Oude Wildschutte Boek, 1687-1712, pp. 202, 244, 292 en 348.) ↩
-
Hy was die seun van Pieter van der Westhuijsen en Maria Winkelhausen en is in 1714 met Gesina Wiegman getroud. In 1720 het hy hertrou met Anna Maria Brons. (Sien Hoge:Bydraes tot die Genealogie van Ou Afrikaanse Families, p. 149.) ↩
-
Hy was ‘n broer van Jan van der Westhuijsen en was getroud met Jacomina Mos, die dogter van Jan Mos en Eva Ligthart. (Sien Hoge:Bydraes tot die Genealogie van Ou Afrikaanse Families, p.149; M.O.O.C. 13/2:Boedelrekeningen, 1723-1732, no. 9.) ↩
-
Jurgen Pieters van den Hever van Husum het in 1693 as matroos na die Kaap gekom. Van 1710 tot 1713 was hy plaasarbeider by die weduwee Meerland. In 1713 is hy getroud met Maria van Hoeven van Middelburg. Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 129; M.O.O.C. 14/I1:Bylae by Boedelrekeninge, 1738-1757, no. 29; C.J.2875:Contracten, 1710-1712, no. 95. ↩
-
Heinrich Oswald Eksteen (1678-1747) is in Lobenstein gebore en het in 1702 as adelbors na die Kaap gekom. Nadat hy in 1704 vryburger geword het, is hy getroud met Sara Heijns, die dogter van Paul Heijns. In 1714 het hy hertrou met Everdina Cruijwagen en in 1719 is hy ‘n derde keer getroud met Aletta van der Heijde. Hy het die reg verkry om in Saldanhabaai vis te vang en het ‘n kontrak gehad om soutvis aan die Kompanjie te lewer. Sien C.J.2598:Testamenten, Codicillen &a., 1702-1714, no. 60; C.J.2656:Testamenten, 1740-1741, no. 61; Hoge:Bydraes tot die Genealogie van Ou Afrikaanse Families, p. 41. ↩
-
Die versoek van die burgers is in ‘n brief. gedateer 28 Maart 1716, aan Here XVII oorgedra. Sien C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 809-811. ↩
-
Die oorspronklike stuk het bewaar gebly in C.336:Attestatiën, 1712-1716, pp. 709-711. ↩
-
Op 10 Februarie 1716 word in die Dagregister melding gemaak van ‘n onbekende skip wat by Robbeneiland voor anker lê. (Sien C.603:Dagregister, 1715-1716, p. 234.) ↩
-
“De Walvisch ” was die naam van ‘n rotsmassa in die see ongeveer ‘n halfmyl suidsuidoos van Robbeneiland . (Vgl. kaart 1/11 in die Kaapse Argief.) ↩
-
In die monsterrolle verskyn sy naam as Hendrik Jacobsz. Twigt. Hy was afkomstig van Hasfelt en het in 1711 as matroos na die Kaap gekom. In 1716 het hy kwartiermeester op die landsboot geword. (Sien V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715; V.C.41:Generale Monsterrollen, 1716-1725.) ↩
-
Pieter Pietersz. Staal van Stockholm, Engel Bastiaanse van Amsterdam, Erasmus Christiaanse van Flensburg en Hendrik Jansz. Swart van Amsterdam was matrose op die landsboot. (Sien V.C.41:Generale Monsterrollen, 1701-1715.) ↩
-
Sien C.511 (deel II:Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 723-724. ↩
-
SienResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 414-415; C.9:Resolutiën, 1713-1715, p. 227. ↩
-
Op hierdie datum is ‘n grondbrief aan Jan Brommert verleen vir ‘n stuk tuinland. By die sekretaris se handtekenening staan slegs die woorde “Ter ordonnantie van welgeme. E. Heer Gouverneur”. SienCape Old Freeholds(deel II), 1703-1746, pp. 294-295. ↩
-
Ignatius Maré was getroud met Susanna van Vuuren, die dogter van Gerrit Jansz. van Vuuren en Susanna Jacobs. Op 7 Februarie 1708 het hy van Louis van Assenburgh die reg verkry om sy vee te laat wei “aan de lange fonteijn omtrent de kuijlen “. Later het hy ook die reg verkry om die grond te bewerk en te besaai. (Sien R.L.R.1:Oude Wilschutte Boek, 1687-1712, pp. 189 en 202.) ↩
-
Op hierdie datum is ‘n grondbrief aan Marais verleen vir die plaas ” Lange Fonteijn , gelegen onder dit Kaapsch district bij Elsjes Kraal “. SienCape Old Freeholds(deel II), 1703-1746, pp. 282-283. ↩
-
Johann Heinrich Vlok was afkomstig van Mörs en was getroud met Maria Jansz. Schröers van Kapelle. Hy het in 1669 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1670 uit die Kompanjie se diens getree. (Sien Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 436; C.J.2649:Testament Boek, 1686-1708, no. 1, C.J.2650:Testamenten1709-1715. no. 40.) ↩
-
Die datum is foutief. Op 27 Augustus 1714 is ‘n grondbrief aan Jan Vlok uitgereik vir die plaas ” Pieters Klip , gelegen onder dit Kaapsch district aan de Wijnbergh “. Volgens ‘n aantekening op die grondbrief het Kommissaris Douglas die grondbrief met hom saamgeneem Nederland toe, met die gevolg dat dit eers op 22 Maart 1718 deur Goewerneur De Chavonnes onderteken is. (SienCape Old Freeholds(deel II 703-1746, pp. 290-291.) ↩
-
Sien C.429 (deel I):Inkomende Stukken, 1707-1708, pp. 295-296. ↩
-
Hy het in 1665 as “bosschieter” na die Kaap gekom en is in 1669 getroud met Jacomijntje Harmensz. In 1682 het hy hertrou met Zuurken Jansz. en in 1689 is hy vir ‘n derde keer getroud met Gijsberta Adriana van Breughel. Sien Hoge:Bydraes tot die Genealogie van Ou Afrikaanse Families, p. 122: C.J.2649:Testament Boek, 1686-1708, no. 27. ↩
-
Die grond, genaamd Alphen , was “gelegen onder het Kaapsch district achter de Wijnbergh “. (SienCape Old Freeholds(deel II), 1703-1746, pp. 260-261.) ↩
-
Op hierdie datum is ‘n grondbrief aan Van Schalkwijk uitgereik vir die plaas ” Blommestein ” in die Tygerberg , “benewens nog een stuk tuinlands”. (SienCape Old Freeholds(deel II), 1703-1746, pp. 264-265.) ↩
-
Van Schalkwijk het op 8 Desember 1714 die grond wat hy op 14 Oktober ontvang het aan Jan Brommert verkoop. (SienTransporten en Schepenkennisen, 1714, no. T.1019.) ↩
-
‘n Memorie van die hoofadministrateur is hier weggelaat. Daar uit blyk dit dat “1 mans slaaf, 2 slavinnen, 1 suijgeling jonge” gedurende September, Oktober en November 1715 gesterf het en dat “2 ps. esels, 26 ps. paarden, 40 ps. runderbeesten” gedurende dieselfde tydperk gevrek het of deur wilde diere verslind is. Origens handel die memorie oor tekort komende, beskadigde en gebroke goedere wat met die skepe Hoedekenskerk , Beverwaart , ‘t Huijs ter Boede , Meijnden , Engewormer , Gamron , Loosdregt , Vrijburgh , Den Bergh , Westerdijxhorn , ‘t Noorderquartier , Samson en ‘t Gijn ontvang is. Die Raad het besluit om die gestorwe slawe en vee, benewens die gebroke en tekort komende goedere in die boeke te laat afskryf, en om die bedorwe goedere te laat verkoop. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.10:Resolutiën, 1715-1716, pp. 315-321. ↩
-
Vgl. die inskrywings in die dagregister onder 28 Februarie en 1 Maart 1716 in C.603:Dagregister, 1715-1716, pp. 248-249 en 250-251. ↩
-
Die oorspronklike kon nie teruggevind word nie. ↩
-
Martinus Hamerlingh was afkomstig van Posen en is in 1701 bevorder tot sersant. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Oorspronklik het dit gelees “voortaan”. Dit is egter verander na “verstaan”. ↩
-
Die skipper van Linschooten . ↩
-
Hy het met sy gesin in Meijnden na Nederland teruggekeer. ↩
-
Die skipper van Rijssel . ↩
-
Die skipper van Charlois . ↩
-
Die skipper van De Brugh . ↩
-
Die skipper van De Kijkuijt . ↩
-
Die skipper van Meijenburgh . ↩
-
Die skipper van ‘t Noorderquartier . ↩
-
Die skipper van Meijnden . ↩
-
Die skipper van Westerdijxhorn . ↩
-
Die skipper van Waarden . ↩
-
Die skipper van ‘t Huijs ten Donk . ↩
-
Die skipper van ‘t Raadhuijs van Middelburgh . ↩
-
Die skipper van Voorburgh . ↩
-
In die H.K. staan “vier”. ↩
-
Francois de Roos, die skipper van Samson , het na Cruse hierdie resolusie onderteken. Sy handtekening is egter weer later doodgekrap. ↩
-
Die brief kan gevind word in C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 49-50. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Die oorspronklike kon nie teruggevind word nie. ↩
-
Hy was afkomstig van Amsterdam en is in Nederland getroud met Judith Micker. Hulle het drie kinders gehad. (Sien M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 51 en M.O.O.C. 14/2:Bylae by Boedelrekeninge, 1700-1723, no. 101.) ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 42, pp. 189-190. ↩
-
Sy was die dogter van Gerrit Micker en Anna van Ormond, en het later hertrou met Barend van der Lip. (Sien C.234:Requesten, 1727-1728, no. 59.) ↩
-
In die H.K. staan “vernieting” en in die oorspronklike stuk staan “vernietinge”. ↩
-
Op 28 Maart 1716 is hieromtrent aan Here XVII geskryf. Sien C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717. p. 865. ↩
-
Jan van Hoorn van Middelburg was getroud met Maria Rijnbak en was vanaf 1704 krankebesoeker aan die Kaap. Sien V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715; C.J. 2650:Testamenten, 1709-1715, no. 16. ↩
-
In sy boekPersonalia of the Germans at the Cape(p. 231) maak dr. J. Hoge melding van Hans Christoffel Lampe van Hamburg wat as soldaat na die Kaap gekom het en in 1708 as plaasarbeider aan sy oom, Henning Huising, verhuur is. ↩
-
Hy het in 1693 tot die Kompanjie se diens toegetree en het in 1704 met die Domburg na die Kaap gekom. In 1707 is hy met Cornelia Olivier getroud. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 43, p. 195. ↩
-
Hy het in 1714 met die Kockenge na die Kaap gekom. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 44, p. 201. ↩
-
In die oorspronklike rekwes staan Hendrik de Baussai. (Vgl. C.223:Requesten en Noininatiën, 1715-1716, no. 45, pp. 205-207.) ↩
-
Sy rekwes kan gevind word in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 46, pp. 209-211. ↩
-
Ternisse het op 7 Maart in Tafelbaai aangekom, terwyl Zuijderbeek op 10 Maart anker gewerp het. (Sien C.603:Dagregister, 1715-1716, pp. 258-259 en 264.) ↩
-
Die brief het bewaar gebly in C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 53-59. ↩
-
Blanko gelaat. Ook in die oorspronklike brief is dit blanko gelaat. ↩
-
Die oorspronklike kan gevind word in C.120:Bijlagen, 1716-1717, pp. 149-152. ↩
-
Sien C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 69-71. ↩
-
Sien C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 49-50. ↩
-
Die oorspronklike rapport het bewaar gebly in C.336:Attestatiën, 1712-1716, pp. 713-714. ↩
-
Op 28 Maart 1716 is die rapport aan Here XVII gestuur. Sien C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 862-863. ↩
-
Die oorspronklike rapport het nie bewaar gebly nie. ↩
-
Vgl. kaart no. 3/18 in die Kaapse Argief vir die ligging van die verskillende geboue. ↩
-
In die H.K. staan “langs straat”. ↩
-
Sijbrand Steen was afkomstig van Aalburg en het Jan David Fierabent in 1713 as stalmeester opgevolg. ↩
-
Arent Protte was ‘n koopman wat saam met sy vrou op Westerdijxhorn na Nederland onderweg was. ↩
-
Bartholomeus de Witt was boekhouer op Charlois . ↩
-
Hy was die seun van Goewerneur Maurits Pasques de Chavonnes en Baldina Kien. ↩
-
Vir die oorspronklike rekwes sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716. no. 47, p. 213. ↩
-
Daniel Thibault was afkomstig van Amsterdam en het in 1705 na die Kaap gekom. In 1708 is hy aangestel as assistent en in 1710 het Louis van Assenburgh hom aangestel as sekretaris van die Raad van Justisie. In 1711 is hy deur Kommissaris Pieter de Vos bevorder tot die rang van boekhouer met ƒ30 per maand. Hy is in 1708 getroud met Aletta de Beer van die Kaap. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 29.) ↩
-
Sien C.223:Requesten en Norninatiën, 1715-1716, no. 48, pp. 217-218. ↩
-
In die H.K. staan “verbetert”. ↩
-
Hy is in Batavia gebore en het in 1715 as landspassaat met ‘t Huijs ter Boede na die Kaap gekom. Vir sy oorspronklike rekwes sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 49, pp. 223-224. ↩
-
Volgens dr. Hoge was Jurgen Hanekom afkomstig van Rathlosen in Hanover . Van 1708 tot 1712 was hy as houtkapper in diens van die Kompanjie. Daarna was hy korporaal voordat hy in 1714 vryburger geword het. Op 12 Maart 1714 het hy van Willem Helot die reg verkry om sy vee te laat wei en graan te saai in die ” Witte Valleij ” in Drakenstein . (Vgl. R.L.R.1:Oude Wildschutte Boek, 1712-1714, p. 110.) Hy was getroud met Johanna van den Bosch, die weduwee van Johannes Bockelberg en Maurits van Staden. Sy testament, gedateer 16 Desember 1738, kan gevind word in Stellenbosch 18/9:Testamenten, 1737-1738. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif het nie bewaar gebly nie. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Rudolf Fredrik Steenbok was afkomstig van Jena en het in 1709 as soldaat na die Kaap gekom. In 1711 is hy bevorder tot korporaal. Hy het in 1714 vryburger geword en het in 1715 ‘n bierbrouery in Rondebosch gekoop. Hy is in 1712 getroud met Hermina de Vos, die weduwee van David Höffke, en het in 1721 hertrou met Anna de Groot, die weduwee van Gabriël Doman. Sien C.J.2598:Testamenten, Codicillen &a., 1702-1714, no. 61; M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 110. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 51, pp. 239-240. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 50, pp. 23 1-233. ↩
-
In die H.K. staan ” Trincqueneminale “. Waarskynlik word hier bedoel Trincomali op Ceylon . ↩
-
In die H.K. staan slegs “kasjes”. ↩
-
Helena Guliks was die weduwee van die opperchirurgyn, Willem ten Damme. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 52, pp. 245-246; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 117. ↩
-
Simon Witmont van Amsterdam het in 1705 met die Neptunis as soldaat na die Kaap gekom en is in 1712 as geregsbode aangestel. Hy was getroud met Anna Magdalena Louw en het in 1713 hertrou met Maria ter Meegde. (Sien C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 7, pp. 48-54.) ↩
-
In die H.K. staan slegs “kasjes”. ↩
-
Helena Guliks was die weduwee van die opperchirurgyn, Willem ten Damme. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 52, pp. 245-246; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 117. ↩
-
Simon Witmont van Amsterdam het in 1705 met die Neptunis as soldaat na die Kaap gekom en is in 1712 as geregsbode aangestel. Hy was getroud met Anna Magdalena Louw en het in 1713 hertrou met Maria ter Meegde. (Sien C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 7, pp. 48-54.) ↩