C037 v1.20
C. 37, pp. 2-16.¶
Dingsdagh den {17160317} 17en Maart 1716, voormiddags. Ordinaire vergaderingh.
Presentibus omnibus.
Zoo is na resumptie der resolutie op gisteren genomen, verstaan dat zodanigh zal werden ingeschreven.
Den schipper [en] equipagiemeester, Jan Brommert, ‘t volgende request gepresenteert hebbende:1
Aan den Wel Edle. Gestrenge en Hoog Agtbe. Heere Abraham Douglas - - - mitsgrs. den Wel Edle. Gestrenge Heer Maurits Pasques d’ Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raadt.
‘Wel Edle. Gestrenge Hoog Agtbe. Hre., Wel Edle. Gestre. Hr. en E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeft met alle schuldige eerbiet en onderdanigheit te kennen Uwel Edle. Gestre. en E. Agtbe. gehoorsame dienaar, Jan Brommert van Amsterdam, hoe hij suppt. in den jare 1691 in qualiteit als onderstuurman a ƒ32 per maand hier aangeland zijnde, successive tot equipagiemeester en in den jare 1700 door den Edle. Heer Commissar[is], Wouter Valkenier,2 tot schipper â 60 gul[dens] gevordert, en naar dato door den Edle. Heer Gouverneur Willem Adriaan van der Stel in gagie tot 80 guldens per maand is verbetert geworden, en welke dienst den suppt. ook met alle vlijt en ijver heeft waargenomen en daar inne gaarne zoude continuee[ren], bij aldien desselfs swaarlijvigheit sulx niet quam te verhinderen, te meer den suppt. telkens zwaar met gravee[l] geplaagt en aangedaan wordt, waa[r]door zig genoodzaakt vindt te keeren tot Uwel Edle. Gestrenge en Agtbe. met gantsch nedrig versoek de goedheit te hebben den suppt. van Compagnies dienst te ontslaan en in vrijdom te stellen, met verdere bede, door dien den suppt. omtrent de twaalf jaren de eere heeft gehad de Vergadering van Justitie als lidt te assisteeren, dat Uwel Edle. Gestrenge en Agtbe. hem gunstelijk van de burger diensten gelieven te libereren, en desselfs rang te doen houden, op dat altoos die eere mag hebben Uwel Edle. Gestrenge en E. Agtbe. voor zodanige weldaadt te mogen bedanken.’
Zoo is na dat ‘t zelve gelesen was, ten opsigte den fiscaal overgegeven is onde[r]soek te doen omtrent ‘t land dat bij hem beseeten werd, verstaan niet te disponeeren voor en al eer ‘t berigt dieswegen zal ingekomen zijn.
Willem Sagt van Sevenbergen bij request3 te kennen gevende dat met permissie van de EdIe. Hoog Agtbe. Heeren Principaalen naar voorgaande betalingh van ‘t daar toe staande transport en costgelt per ‘t schip Bendveld , benevens desselfs huijsvrouw passagie na Batavia verleend, en met dito bodem hier aangeland was; dogh dat ten aansien zijn vrouw grof zwanger en met dito bodem de reijse vervorderde, seekerlijk op de reijse verlosse zoude, genoodzaakt is te versoeken hier zoo lange te mogen vertoeven tot dat geme. zijne vrouw verlost en weder herstelt zoude zijn, om als dan met een ander schip na Batavia te vertrecken; Zo is, dieswegen gebesoigneert zijnde, ‘t gedaan versoek g’accordeert.
Wijders door den land-bouwer Ignatius Marre versogt zijnde4 dat de erf brief mogt erlangen van zodanigh stuk lands als den Edele Heer Gouverneur eenigen tijd geleeden hem in eijgendom heeft gegeven; Zoo is verstaan dat hem deselve ter hand zal werden gesteld.
Voorts door de burgers Jean Legeret5 en Dirk Backus6 versogt wesende met dese retourvloot onder betalingh van het daar toe staande transport en costgeld te mogen repatrieeren; Zoo is haar ‘t zelve met de na scheepen g’accordeert.
D’ land-bouwer Jacob Smit,7 Jan Cuijperman en Hendrik Rodenburgh, ider bij request versoekende dat hun een stuk lands in eijgendom mogt gegeven werden; Soo is voor en al eer daar op te disponeeren nodigh g’oordeelt gedagte requesten te stellen in handen van den capitain luijtenant Slotsboo, om na gedane ondersoek dier landen te dienen van berigt, ten eijnde als dan een besluijt dieswegen te nemen.
Door den Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris voorgedragen zijnde dat van den capitain De Chavonnes een schriftelijk raport8 becomen hadde wegens de defecten deses Casteels en derselver buijten werken, mitsgrs. van de woon en packhuijsen daar in staande enz., waar van een raport hier ter secretarij zoude blijven berusten, waar bij Zijn Edele betuijgde veele groote en kleene defecten ontwaard te hebben, ja sodanigh, dat oordeelde den Raad buijten expresse last en ordre den Edele Heeren Majores tot ‘t repareren der groote niet zoude konnen treeden, dogh dat deese en geene klenigheeden als van pressanse wesende, wel konde, en ook ten eerste behoorde gerepareert en voorsien te werden en dat Zijn Edele met lief in ‘t Patria comende, van ‘t zelve raport zoude doen; en dierhalven in omvrage brengende of gedagte kleene reparatien niet ten eersten behoorden voorsien te werden; Zoo is de gedane propositie van wel gemelde Zijn Edele g’amplecteert.
Vervolgens door hoog gemelde Zijn Edele gecommuniceert zijnde den capitain De Chavonnes gelast te hebben een exacte lijst te overhandigen van het getal der persoonen bij ‘s Comps. houtkapperijen bescheijden, en dat daar omtrent ‘t volgende was ingekomen:
Aan den Wel Edelen Gestrenge en Groot Agtbaren Heer Abraham Douglas - - -.
‘Wel Edelen Gestren. Heer,’
‘Door Uwel Edelen Gestrengen bevolen zijnde om te overhandigen een exacte lijste van het getal der persoonen bij ‘s E. Comps. houtkapperijen bescheijden, Zoo is dat den ondergeschreeven in opvolgingh van gem. last de vrijheid neemt om het op volgender wijs te doen, namentlijk:’
‘
Agter d' Steenbergen bij d' timmerhout kapperijen. | ||
Koppen. | Koppen. | |
Baas | 1 | |
Onder-baas | 1 | |
Gemeenen | 10 | |
12 | ||
In d' Hel , vaamhoutkappers. | ||
Baas | 1 | |
Gemenen | 9 | |
10 | ||
In de Hel en Houtbhaij bosch, houtkappers tot de kalkhovens[^9] en hout tot het hooft. | ||
Onder-baasen | 2 | |
Gemeenen | 9 | |
11 | ||
Dus te samen houtkappers | 33 |
Agter d' Steenbergen bij d' timmerhout kapperijen. | ||
Koppen. | Koppen. | |
Baas | 1 | |
Onder-baas | 1 | |
Gemeenen | 10 | |
12 | ||
In d' Hel , vaamhoutkappers. | ||
Baas | 1 | |
Gemenen | 9 | |
10 | ||
In de Hel en Houtbhaij bosch, houtkappers tot de kalkhovens[^10] en hout tot het hooft. | ||
Onder-baasen | 2 | |
Gemeenen | 9 | |
11 | ||
Dus te samen houtkappers | 33 |
‘Van welke laaste post jegenwoordigh twee man in het oude bosch tot het snoeijen en schoonmaken van de eijke plantingen aldaar zijn bescheijden. Ook breng ik de bosch-houtkappers van de Hel en Houtbhaij onder het zelve hooft, om dat sij ten meerendeele den anderen moeten helpen.’
‘Wenschende hier mede aan Uwel Edele Gestr. ordres voldaan te hebben, onderschrijf ik mij in alle ootmoet - - - (Was getekent) D: M. Pasques de Chavonnes. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 9en Maart 1716.’
Zoo is na dat ‘t zelve g’resumeert was, door Zijn Wel Edele voorgedragen door dien den captain Chovonnes [sic] de opsigt daar van alleen is waarnemende, bij ziekte van den zelve of andersints die zaaken te mets niet na behooren gade zoude geslagen werden, dierhalven best oordeelde daar toe nogh een tweede aan te stellen, ‘t geene dan noodsakelijk g’acht zijnde; Zoo is den coopman, Jacobus Cruse, ‘t opsigt daar omtrent mede g’demandeert.
Meergemelde Zijn Edele te kennen gevende ondervonden te hebben dat voorn. capitain Chavonnes, sedert dat den Edelen Heer Gouverneur met de aankomst van gede. Zijn Edele eerst cessie in Rad[e] van Justitie genomen heeft, gem. capt. zigh van die vergaderingh onthouden had om de na maagschap die ër tusschen haar beijden is. ‘t Welke Zijn Edle. betuijgde hem vreemt te vooren was gekomen, en dierhalven niet zien konde waar om den voorne. capit. op eijgen prive zijn plaats te dier tijd in opgemelde vergaderingh niet heeft behouden, te meer als doen de zaak van de schipper Jan de Koninck geene der leeden bestaande, maar g’ventileerd wierd. Waar op den meergeme. capitain Chavonnes antwoorde geen redenen dieswegen gehad te hebben, dan eenelijk de affinitijt tusschen den Edlen. Heer Gouverneur en hem, ‘t gunt volgens de statuten van Batavia11 gerequireerd werd, mitsgrs. dat uijt deselve niet dan met kennisse van den Gouverneur gebleven is, en dat wanneer ‘t den Edelen Heer Directeur Generaal geliefde te ordonneeren, zeer gaarne in die vergaderingh zoude assisteeren; ‘t welke Zijn Edele oordeelde om redenen sodanig te konnen continueeren. Waar na Zijn Edele in omvrage gebragt hebbende of de gem. capitain cessie in opgemelte Raad van Justitie behoorde te behouden, ofte niet, Zoo is van ja g’oordeelt, en best g’acht daar omtrent de ordres den Edlen. Heeren en Meesters te versoeken.
Voorts is goedgevonden ende verstaan dat de raporten der buijtenwagt aan ‘t Casteels dagelijks aan den Heer fiscaal mede zullen gegeven werden, om daar bij te konnen zien wat goederen ‘t Casteel passeeren.12
Laastelijk geproduceert en overgelegt zijnde de consideratien over eenige pointen de Colonie van de Caab betreffende, door de broeder van de gewesene Gouverneur Willem Adriaan van der Stel, Francois van der Stel,13 aan ‘t illustre Collegie der Edle. Heeren Seventhiene gepresenteert, en door Haar Edelens Hoog Achtbe. na herwaarts overgemaakt om in margine beantwoord te werden, ‘t welke dan in opvolgingh van dien gedaan en bij de leeden des Raads gelesen en geresumeert zijnde; Zoo is goed gevonden deselve ter ordre van den Gouverneur en Raad door den Secretaris getekt., benevens ons schrijvens aan Haar Wel Edele Hoog Agtbe. te laten afgaan.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel d’ Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 37, pp. 17-31.¶
Vrijdagh den {17160320} 20en Maart 1716, namiddags. Extraordinaire vergaderingh.
Presentibus omnibus.
Zoo is na resumptie der resolutie op Dinsdagh den 17en deser genomen, verstaan den zelve zodanigh in te laten schrijven.
Door den Edle. Heere Directeur Generaal en Commissaris geproduceert zijnde memorie van alle zodanige goederen als er tot ‘t maken der mast en nieuw want enz. voor ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburgh reets verstrekt en nog benodigt is. Ten welken reguarde Zijn Edle. betuijgde vermits den 16en deser maand beslooten is dat ‘t geene de scheepen nogh mogten benodigen aan deselve maar zoude werden verstrekt, niet had willen af zijn ‘t zelve om dies groote quantiteit eerst in vergaderingh te brengen. Gevende wyders in omvrage of men de nogh resteerende goederen niet aan dien bodem zoude laten verstrecken en dies onkost reek. daar voor belasten; Zoo is ‘t geproponeerde van meergem. Zijn Edle. geamplecteert.
Vervolgens gelesen zijnde de missive van Haar Edle. Groot Agtbe. tot Batavia, de dato 28en November 1715,14 op gisteren per ‘t schip de Standvastigheit aangebragt, waar bij Haar Edls. Groot Agtbe. comen te ordonneeren dat den schipper Jan Jurriaanse Ben, benevens den constapel, Cornelis Clijn, beijde van Hoorn , op ‘t schip Oudenaarden bescheijden, ider voor ƒ36 zouden belasten of een gelijk bedragen door haar in cassa doen tellen als een twee derde gedeelte zijnde van ƒ108, wegens een stuk canon, schietende drie pond bals, op hun uijt reijze van dito bodem vermist; Zoo is verstaan dat voorne. personen door dien gedagte schipper dieswegen aangesprooken zijnde, versogte heeft daar voor belast te mogen werden, bijde voorgemelde bedragen op hun reekeningen zullen werden gedebiteert en op dies oncost reek. belast.
Wel gemelde Zijn Edle. te kennen gevende dat de scheepen Ternisse , Zuijderbeek en Bentvelt aanstaande Maandagh of Dinsdagh in staat van vertreck zouden zijn, weshalven den Gouverneur en Raad voordroegh of niet nodigh oordeelde deselve als dan maar gedepescheert wierden om van de andere, wanneer hun zieken herstelt en van derselver goederen ontlost zullen zijn, gevolgt te werden; Zoo is goedgevonden het in diervoegen te laten geschieden, en dat met sodanigen briefje als heden g’resumeert is.
Voorgedragen wesende dat den capitain van ‘t jongst ter rheede gecomene Enge[lse] scheepje Natulen ,15 permissie versogt hadde van dese ingesetenen eenige provisie te coopen; Zoo is goed gevonden hem ‘t zelve te accordeeren.
Voorts heeft den Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris den Edle. Heer Gouverneur en Raad gecommuniceert dat volgens berigt van de schippers der gesamentlijke retourscheepen den 28en deser maand in staat van reijsvorderingh zouden weesen, en Zijn Edle. dierhalven van meningh was, niet tegenstaande desselfs indispositie, om de scheepen niet op te houden, zigh als dan na boort te transporteeren; ‘t gunt Zijn Edle. betuijgde bekent te maken op dat de zaken van dit comptoir daar na gerigt en in gereet16 konnen gebragt werden.
Door den independent fiscaal ‘t volgende berigt geproduceert zijnde:
Aan den Wel Edele Hoogh Gebiedende Heer Abraham Douglas - - - mitsgrs. den Wel Edele Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den Agtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.
‘Wel Edle. Hoog Gebiedende, Wel Edele Gestrenge en Agtbe. Heeren,’
‘Dewijl op den 3en deser lopende maand in vollen Raade over den Secretaris Pieter de Meijer eenige quaade behandelingen in zijn ampt als Secretaris Uwel Edle. en E. Agtbe. te vooren zijn gekomen, en dies ondersoek aan den ondergetekende ter hand gesteld om na bevinding van zaaken te dienen van berigt, zoo heeft den ondergeteekende wat het eerste poinct betreft, wegens de uijtkrabbing waar omtrent den Secretaris zig beroept dit op ordre van den Edle. Heer Gouverneur gedaan te moeten hebben, hem bij Zijn Edele g’addresseert ende geinformeert of hij Meijer g’ordonneert is geworden den naam van den Raad in de erfbrief (welke aan den equipagiemeester Brommert is verleend) te moeten overslaan en alleen stellen, ter ordonnantie van den Edle. Heer Gouverneur, en ook of de woorden die bevoorens gestaan hadden: en den Raad, op Zijn Edlens. ordre waaren uijtgeschrapt. Zoo heeft Zijn Wel Edle. betuijgd dat het een en ander gedoente niet uijt Zijn Edelens bevel, maar op eijge prive van den Secretaris is verrigt geworden, ‘t geen direct strijdig is met zijn zeggen in de resolutie vervat, dat hij Meijer sulx op ordre van den Gouverneur alleen geteekent had, maar boven dien heeft hij egter g’pexeert van eerst den Raad buijten haar kennisse te nomineeren en naderhand het geschrevene te roijeeren, als of hij met den gantschen Raad niet eens te doen hadde.’
‘Wat nu aanbelangt de reeden die hij Meijer al meede in de resolutie heeft g’allegeert dat hij nooijt aangesprooken was van de menschen die haar erfbriefen van landerijen moesten hebben, zulx heeft den ondergetekende contrarij bevonden omtrent die twee persoonen waar aan de erfbrieven moesten verleend worden, namentlijk Ignatius Marais en Jan Vlok, van welkers eerste den Secretaris in de jo. vergadering selfs betuijgt heeft dat hij hem was geweest en versogt om de erfbrief, dog uijtgesteld en van de hand geweesen tot de retourvloot zoude zijn vertrocken, ten welken bewijse den ondergetekende dit laaste poinct rakende, hier nevens twee verklaringen produceert waar uijt Uwel Edle. en Agtbe. de regte geschapentheit zult kunnen beoogen, zoodat den Secretaris niet dan met omweegen zijn zaken zoekt te defendeeren, waar voor hij in de resolutie als lid deser Vergadering meede durft teijkenen, weshalven Uwel Edle. Gestre. en E. Agtbe. politijcquer wijse bij provisie zodanige mesures tot welstant van de Compe. en gerustheid deser Vergaderingh gelieft te nemen als zullen oordeelen te behooren.’
‘Waar meede ik verhoope aan d[e] intentie van Uwel Edle. en E. Agtbe. te zullen hebben voldaan, terwijl ik mij de eer geeve met veel eerbied te onderteijken - - - (Was getekent) C. v. Beaumond. (In margiene) Cabo de Goede Hoop, den 20en Maart 1716.’
Zoo is, nadat ‘t zelve gelesen en geresumeert was en den Edle. Heer Gouverneur op de afvrage van den Edelen Heer Directeur Generaal en Commissaris betuijgd hebbende dat de uijtkrabbing op de ervbrief van den equipagiemeester Jan Brommert buijten zijn ordre was geschiet, en den Secretaris afgevraagt zijnde of die crabbingh voor of na het tekenen van den Gouverneur was gedaan, en door hem g’antwoord wesende dat bevorens was geschiet; Zoo is, dieswegen g’delibereert zijnde, goedgevonden dat den fiscaal dieswegen nader ondersoek zal doen en de zaak alzoo instatoquogelaten werden.
Nogh wijders door voorne. fiscaal overgelegt zijnde ‘t onder volgende berigt:
Aan den Wel Edele Hoog Gebiedende Heer Abraham Douglas - - - mitsgrs. den Wel Edele Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den Agtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.
‘Wel Eedele Hoog Gebiedende, Wel Edle. Gestr. en Agtbe. Heeren,’
‘D’ burgerraden, zoo regerende als oude, mitsgrs. de officieren deese Caabse Colonie bij requeste aan den Edle. Heer Directeur Generaal en Commissaris verthoond hebbende dat sommige ‘s Comps. bediendens met landerijen tot merkelijke prejuditie deser ingesetenen waaren voorsien, waar van bij naamen stonden genoteert den ondercoopman en dispencier, Sr. Johannes Swellengrebel, den ondercoopman en Secretaris van Politie, Sr. Pieter de Meijer. den equipagiemeester, Jan Brommert, en land-drost Nicolaas van den Heuvel, welkerts request ter deser Vergaderingh, dato 25en Februarij jo. leeden, geproduceert en geresumeert zijnde, bij resolutie is beslooten gesegde request te stellen in handen van den ondergetekende, ten eijnde de ordres den Edle. Heeren Majores, den 30en October 1706 dese regering aan geschreven, zoude werden geexecuteert en dieswegen met eenen naar bevinding van zaaken aan dese Vergadering te dienen van berigt.’
‘Zoo is ‘t dat den ondergetekende voor eerst ten zijnen belange eerbiedig voordraagt dat hij op den 20en Februarij 1714 preuve heeft doen zien dat ‘s Comps. dienaren haar landerijen hebben moeten quiteeren; ‘t gunt door deselve ook naar gekomen is, uijtgenomen een stuk thuijnland van den dispencier, Johannes Swellengrebel, door huwelijk bekomen hebbende, dien het zelvige benevens zijn ander bouw-land bij affixtie van biljetten heeft getragt te verkoopen en zig daar van te ontdoen, dog zijnde tot nog toe volgens getuijgenisse niemand opgedaagt als alleen omtrent het gezegde bouwland, ‘t geen hij met veel moeijte en onder de waarde heeft moeten omsetten, en also de respective orderes mede dicteeren dat ‘s Comps. bediendens haar landerije konnen verhandelen en beneficeeren zoo als zij zullen komen goed te vinden, zoo heeft voorne. Swellengrebel, als niemand tot den coop opdagende, het zelve tot heeden toe aan zig moeten behouden.’
‘Dog dewijl den burger als nu eerst hier omtrent hunne klagten hebben voortgebragt, zoo heeft den ondergetekende hem g’injungeert zig van dit thuijnland ten eersten te moeten ontdoen, ofte dat anders daar meede agtervolgens het bevel onser Principalen zouden werden gehandelt. Waarop hij Swellengrebel zig gewillig heeft getoond dit land bij publicque vendutie te laaten verkoopen en waar toe hij reets permissie versogt heeft. Wat nu het land van den Secretaris, Pieter de Meijer, en equipagiemeester, Jan Brommert, aan belangt; hier wegens heeft den ondergetekende het regten nooijt geweeten, als hebbende zij beijde zulx indirect en met omwegen beseeten, tot welkerts ontdeckking als geen beklag te vooren zijnde gekomen, de requestrante burgers g’injungeert zijn g’worden haar nader aan den officier te addresseeren om het regt hier wegens te kunnen handhaven, dewelke bij antwoord in geschrifte hebben aangehaald in wat voegen zij door haar werden benadeeld, zijnde tot bewijs daar toe omtrent de Secretaris voornt. principaal reets eenige verklaringen ingewonnen, waar na den ondergetekende zig voor de Agtbe. Raad van Justitie vermeijnd te reguleeren, te meer wijl gesegde persoonen de ordres der Heeren Majores volkomen hebben overtreeden en illusoir gemaakt, gelijk dan ook den land-drost Nicolaas van den Heuvel op publicque vendutie nu kortelings geleeden zig almeede niet ontsien heeft om een thuijn te koopen waar inne ettelijke leggers wijn gewonnen werden boven de consumptie die hij ‘s jaarlijks zoude van noden hebben, zulx het overige almede tot nadeel van den burgers vernegotieert zouden kunnen werden, ‘t gunt ‘t beklag van haar ten principaale betreft.’
‘Over welkerts17 ongeoorloofde behandelingen en illusien den ondergeteekende, als voormeld staat, voor den Agtbe. Raad van Justitie, met eenige leeden g’assumeert zijnde, haar vermeent te betrecken.’
‘Waarmede ik verhoope aan de intentie van Uwel Edle. en Agtbe. te zullen hebben voldaan - - - (Was getekent) C. v. Beaumond. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 20en Maart 1716.’
En na resumptie van dien goed gevonden ende verstaan zijnde ‘t zelve door den Raad van Justitie te laten termineeren,18 en daar omtrent in opmerkingh genomen weesende dat in dit geval die vergaderingh met drie leeden, in gemelt berigt genoemt, minder zal moeten zitten als na gewoonte, door dien haar die zaake zelve betreft; mitsgrs. dat den Edele Heer Gouverneur ten reguarde van den equipagiemeester zijn land mede geen cessie zal connen hebben; en dieswegen geraadpleegt zijnde of niet nodigh zoude weesen die vergaderingh met een lit â twee voor dien tijd verstrekt19 wierd, door dien er andersints maar vijf leeden zouden zitten; Zoo is beslooten omme de Heeren Duvelaar en Bitter20 daar toe te assumeeren.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 37, pp. 32-41.¶
Saturdagh den {17160321} 21en Maart 1716, namiddags. Gecombineerde vergaderingh.
Presentibus omnibus dempto den indepedent fiscaal, de Heer Cornelis van Beaumond, en den schipper Wessel Hoogwerf.
Den Edelen Heere Directeur Generaal en Commissaris te kennen gevende noodsakelijk g’acht te hebben dese vergaderingh te doen convoceeren door dien ‘t vertrek der vloot, agtervolgens de geeerde orderes der Edele Groot Achtbe. Heeren Bewinthebberen gecommitteert tot de secrete zaken, op handen stont, ten eijnde met den anderen te overwegen wat coursen de vloot op der zelver vertrek van hier zal nemen. Ten welken subjecte Zijn Edele betuijgde de volgende t’ zijner ordre hadde gedaan opstellen, gelijk vervolgens g’insereert staat, te weten:
Buijten het Robben Eijland gecomen sijnde, de cours aan te stellen W.N.Wt. tot omtrent 20 a 25 mijlen buijten de wal, en dan N.Wt. aan om het eijland St. Helena of Assention in ‘t gezigt te loopen tot op de Nr. breete van 5 graden, en dan N.Wt. ten Wt. tot op 13 graden N. br. en dan N.N.Wt. tot op 28 graden Noorder breete, dan noord op 40 gr., voorts N.N.Ot. tot op 45 gr. Nr. breete.
Waar op de caarten na gemeeten, en door wel geme. Zijn Edele gevraagt zijnde of daar ook eenige bedenckingen op mogten zijn, en van neen g’antwoord wesende, mitsgrs. dat die coursen goed en wel waaren, Zoo is na gehoudene raadplegingh geresolveert ende beslooten de coursen als vooren gesegt te doen neemen.
Waarop door welgemelde Zijn Edele vertoont zijnde dat bij de instructie van Haar Edle. Groot Agtbe. tot Batavia, de dato 30en October 1715,21 gequalificeert was om tot vermijdingh van ombrage den Breeden Raad alleen te nemen tot sodanigen getal als Zijn Edle. na de gesteldheit van zaken en voorvallen sal nodigh en dienstigh agten, zoo communiceerde Zijn Wel Edle. de vergaderingh dat dieswegen best geoordeelt hadden, ongeprejudiceert het regt des Breeden Raads, een beknopt collegie van persoonen onder den titul van Secrete Raad der Vloote te formeeren, dewelke bij een zullen komen aan boort van ‘t Admiraals schip Linschooten wanneer de witte vlagge van de groote steng van dien bodem zal waijen; en dan bestaan uijt de volgende, namentlijk den Heere Abraham Douglas, Eerste Raad en Directeur Generaal mitsgrs. Admiraal, de Heer Mr. Marinus Duvelaar, Vice Admiraal, de Hr. Mr. Aarnout Bitter, schout bij nagt, den schipper Pieter Prop, op ‘t Admiraals schip Linschooten bescheijden, den Oppercoopman Gerrit van Oosten, benevens de schippers Jan Ackerman, Christiaan Emmerij en Lukas Schrick, mits dat den schipper van ‘t advis jagt de Kijkuijt , Pieter de Boer, en den ondercoopman en fiscaal, Jan Seijs, altoos mede aan boord van den Admiraal zullen moet[en] verschijnen omme op en omtrent alle voorvallen en requisitien het nodige aan hun ter uijtvoeringe te konnen ordonneeren.
Vervolgens door geme. Zijn Edele geprod[u]ceert ende gelesen zijnde zeeker ingeco[men] berigt wegens ‘t buskruijt der laa[st] alhier g’arriveerde seven Batavise schee[pen] onder de vlag van den schout bij nagt, de Heer Mr. Aarnout Bitter, waar b[ij] consteert dat ‘t zelve na gedane proevi[ng] goed en deugtsaam bevonden is; Zoo is verstaan daar omtrent geen verandering te maken.
Insgelijks geproduceert en overgelevert zijnde ‘t volgende raport:
Wel Edele Heer Abraham Douglas - - -.
‘In opvolginge van Uwel Edle. g’eerde ordre, hebben wij ondergeschrevene ons vervoegt aan boort van de seven alhier van Batavia aangekomen rethour scheepen, en op ijder bodem besigtigt en gevisiteert eenige vaatjes van het buskruijt, het welke alles goed en deugtsaam bevonden zijnde, bestaat in de volgende quantiteit, namentlijk ‘t schip d’ Engewormer 2600 lb. buskruijt, ‘t schip d’ Prins Eugenius 3800 lb. buskruijt, ‘t schip Ouwerkerk 2700 lb. buskruijt, ‘t schip ‘t Vaderland Getrouw 3800 lb. buskruijt, ‘t schip d’ Stantvastigheit 3800 lb. buskruijt, ‘t schip d’ Samson 3800 lb. buskruijt, ‘t schip d’ Nepthunis 3800 lb. buskruijt.’
‘Wijders volgens hunne inventarisse nagesien de caliber en bequaamheit van ijders kanon, bassen, item rond en langh scharp en dies verdere toebehooren, als ook hunne hand geweer van musquetten, snaphaanen, pistoolen, houwers etc., mitsgrs. wat kogels, patroonen etc. daar van op ijder schip in voorraad zijn, als meeden haar conditien en hoedanigheit; ‘t welke wij van allen onder vonden hebben seer wel bequaam en in staat te zijn om de verdre reijze na ons lieve vaderland te vervorderen, uijtgesondert ‘t geene sijlieden hier bij hunne nevensgaande eijsch, van ijder schipper ondertekent, komen te versoeken, waar aan wij ons met alle eerbiet refereren; als ook mede gevisiteert de leccagie van ‘t schip de Prins Eugenius , ‘n welke hem doorgaande scheelt, dogh van geen belangh om onse reijs te verhinderen.’
‘Hier mede verhoope wij U Hoogh Edle. ordre en intentie te zullen hebben volbragt - - - (Was getekent) Pr. Prop, G. v. Oosten, M. Lantsheer, Pieter de Boer, Jan Ackermans, Cn. Emmerij, P. v. Heeden. (In margine) Cabo de Goede Hoop, adij 21en Maart 1716.’
Zoo is na resumptie van ‘t zelve en op de betuijging van den schipper van ‘t schip Prins Eugenius , Christiaan Emmerij, dat geen zwarigheit maakt omtrent ‘t leck zijner bodem, verstaan de g’requireerde benodigtheeden daar aan te te doen verstrecken en de reijse sodanigh te laten onderneemen.
Wel gemelte Zijn Edele de opperhoofden der scheepen afgevraagt hebbende of reijsvaardigh waaren ofte wel nogh iets benodigt hadden, en door de meeste g’antwoort zijnde zijlvaardigh en niets benodigt te weesen dan eenige van de laast ter rheede gecomene scheepen, die nogh eenige klenigheeden requireerde, als bij voorenstaande raport voormelt,22 zoo recommandeerde Zijn Edele een iegelijk hunne benodigtheeden ten eersten te besorgen, en wijders afvragende of gesamentlijk de reijse den 28en of 30en deser maand na ‘t Patria zouden konnen onderneemen, en van ja geantwoord zijnde; Zoo is met eenparige stemmen vastgestelt ende beslooten, wanneer wind zulx toelatende, de vloot den 28en voornt. de reijse onder Godes zeegen te laten reijsvorderen.
Na ‘t welke Zijn Edle. een ider de secreete cijnen en ordres voor de scheepen gesloten overhandigd, met serieuse recommandatie met deselve na dies opschriften voorsigtigh te handelen, gelijk Zijn Edele dan ook de schippers der Cheijlonse retourscheepen de instructie van Batavia, en voorts de vlagge luijden en schippers van all de scheepen de cijn brieven ter hand stelden.
Eijndelijk is goed gevonden dat aan ‘t vice Admiraals schip Rijssel , ten aansien agter zal moeten zijlen en de contra cijn schooten doen, nogh 600 lb. buskruijt zal verstrekt werden.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] Ms. DUVELAER.
[Signed:] A. BITTER.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] PR. PROP.
[Signed:] G. v. OOSTEN.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] M. LANTSHEER.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] FRANCOIS DE ROOS.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] HENDRICK LONT.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] GERRIT MORINGH.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JACOB VISSER.
[Signed:] PIETER DE BOER.
[Signed:] J. ACKERMANS.
[Signed:] JAN COPPERSLUIJS.
[Signed:] AS. PIJL.
[Signed:] JM. PEIJSELMAN.
[Signed:] HT. STAAL.
[Signed:] CN. EMMERIJ.
[Signed:] JS. DE LAVER.
[Signed:] LS. SCHRIK
[Signed:] JAN TESSINGH.
[Signed:] J. v. DIEMEN.
[Signed:] JB. LEIJNSEN.
[Signed:] BDWIJN. OVERMEER.
[Signed:] JNS. BEN.
[Signed:] NS. BOOM.
[Signed:] J. SEIJS. Fiscaal.
[Signed:] In kenisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 37, pp. 42-45.¶
Maandagh den {17160323} 23en Maart 1716, namiddags. Extraordinaire vergaderingh.
Presentibus omnibus dempto den Eersten Raad en Directeur Generaal van India mitsgrs. Commissaris deses Gouvernements en Admiraal deser jaarse retourvboot &a. &a., den Wel EdIe. Gestr. en Hoog Agtbe. Heere Abraham Douglas, door indispositie.
Zoo is voor af geleesen en getekent gewerden de missive welke onder den 24en deses per de scheepen Ternisse , Bendveld en Zuijderbeek drie vondigh29 aan Haar Edle. Groot Agtbe. staat af te gaan.30
Voorts is na gedane resumptie der resolutien op den 20en en 21en deser maand genomen, goed-gevonden deselve sodanigh te laten inschrijven.
Door den independent fiscaal, de Heer Cornelis van Beaumond, te kennen gegeven zijnde dat volgens besluijt van den 20en deser, zigh nader g’informeert hebbende omtrent de bewuste uijt crabbingh op de erfbrief van den schipper en equipagiemeester, Jan Brommert, door den Secretaris De Meijer gedaan, niet naders heefft weeten te vinden, met eene produceerende ‘t opschrift van geme. erfbrief aan voorne. Brommert gegeven, waar bij aantoonde dat in het hooft van dien de woorden, van den Raad, stonden, versoekende dat den Raad omtrent die behandelingh geliefden te disponeeren. Waar op den Secretaris gehoord zijnde, betuijgde het een notoir en slordigh abuijs te zijn en dat de woorden in ‘t hooft, van den Raad, staande, ook moest uitjtgedaan hebben, dogh dat in ‘t schielijk afgeven der meergem. erfbrief ‘t zelve vergeten had. Vervolgens den Heer fiscaal gevraagt wesende of verders daar omtrent bij ondersoek eenige quaadaardige handelingh of enige malversatie hadde ontwaard, en Zijn E. betuijgde hebbende niets anders te hebben als boven is gesegt.
Zoo wierd, dieswegen gedelibereert zijnde, goed gevonden den capitain Chavonnes en den coopman Cruse te committeren om van ‘t gepasseerde aan den Edele Heere Commissaris raport te doen, ten eijnde Zijn Edle. advijs en goed vinden daar op te versoekken. Welke weder in vergaderingh gecomen en door Haar E.E. geraporteert zijnde dat den Edele Heere Commissaris door desselfs indispositie niet te spreeken was, Zoo is verstaan de zaak tot tijt en wijle meergeme. Zijn Edle. van raport zal gediend zijn, uijt te stellen.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
C. 37, pp. 46-63.¶
Dingsdagh den {17160324} 24en Maart 1716, voormiddags.
Presentibus omnibus.
Den Edle. Heere Directeur Generaal en Commissaris te kennen gevende den burger Fredrik Meijer31 geklaagt hadde dat den mede burger Bastiaan Colijn hem op desselfs gedaan versoek ‘t water om desselfs thuijn te bevogten geweijgert had, niet tegenstaande gepresenteert had den voorne. Colijn voor alle ongemakken dies aangaande te zullen bevrijden, dogh dat hij Colijn zoo aan hem in ‘t particulier als aan gecommitteerdens uijt de Raad van Justitie,32 betuijgd hadde daar in niet te konnen toe stemmen, nademaal de schade die hem daar van stond te lijden niet konde werden vergoet; en dat na gedane visitatie van voorne. gecommitteerdens, na hertneckige weijgeringh van Colijn verstooken is gewerden van ‘t voorsz water. Weshalven welgem. Zijn Edele voordroegh of men voorsz Colijn niet behoorde te ordonneeren een waterleijdingh in behoef van gedagte Meijer door desselfs thuijn te gedogen; Zoo is, ‘t zelve in omvrage gebragt en dieswegen gedelibereert zijnde, verstaan dat dikgemelde Colijn zal moeten gedogen de geciteerde Meijer een water leijdingh van pompen door desselfs thuijn maakt op eijge costen, mits dat alle schade daar door veroorsaakt werdende, vergoed.
Door den capit. luijt. Slo[t]sboo geproduceert en overgelevert zijnde ‘t volgende berigt:
Aan - - - den Wel Edle. Heer Abraham Douglas - - - benevens den Wel Edle. Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - -mitsgrs. den E. Agtbe. Politijcquen Raad.
‘Wel Edele Gestrenge Hoog Gebiedende Heer, Edle. Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Den ondergetekende door U Edle. Agtbe. ter hand gesteld zijnde vijf stuks versoek schriften van desen en geenen ingesetenen, behelsende drie der selven om in eijgendom te mogen hebben een stukje lands tot sustentatie hunner huijshoudingh. en de twee andere ten fine voorsz van twee perceelen huijs erfs, breeder bij de voorne. requesten genarreert; zoo dient met schuldigen eerbiet den ondergetekende van het naarvolgende berigt, namentlijk:’
‘Dat het versoek in ‘t request van den land-bouwer Hendrik Rodenburgh,33 getekent no. 1, gedaan, gants absurt, onbillik en tegen alle redelijkheijd strijdig is, Nademaal den voormaals besitter van dat perceel, genaamt Elias Kina,34 die ‘t zelve maar ter leen had, op de clagten van zijn buuren dat hij haar te na lag en zulx ook bevonden is, bij de overigheit alhier is g’ordonneert geworden den opstal daar op door hem gedaan stellen, te moete verkopen, ‘t geene bij hem is g’obedieert geworden, gelijk zulx alles nogh sekerlijk in verschen geheugen bij een igelijk der leeden van den Agtbe. Politijcquen Raad zal weese[n], in35 den ondergetekenden vermeind ook bij resolutie of notulen sal aangeteekent zijn.’
‘Wat aangaat het versoek van Jan Barentsz. van Dipmolt, anders in de wandeling genaamt Jan Cuijperman, getekent no. 2,36 oordeeld de ondergetekende, behoudens hoog wijsen gevoelen, dat het zelve als niemand prejudiceerende konde werden g’adjudiceert; ook met dat van den borger Jacobus Smit, gemt. no. 3,37 nademaal den zelven ‘t bereets vijf jaaren in leeningh heeft beseeten, ook gemeeten is, en geen zijner daar om str[e]eks leggende buuren eenig beklag in al dien tijd hebben gedaan.’
‘D’ requeste van no. 4 en 5 belangende, versoek[t] ider om een huijs erf waar van sij den opstal daar op staande, hebben gekogt en sonder de minste oppositie tot nu toe vreedelijk beseeten, in eijgendom te mogen hebben; vermeijnd den ondergetekenden, als werdende daar door niemand benadeelt, dat haar ‘t zelve met Uwel Edle. Agtbe. goet vinden zouden kunnen werden g’accordeert.’
‘Waar mede den ondergetekende verhoopt aan het requisit van Uwel Edele Gestrenge en Edle. Agtbe. bij desen te zullen hebben voldaan - - - (Was getekent) K. J. Slotsboo.’
Zoo is, na resumtie van ‘t zelve en dieswegen gedelibereert zijnde, goed gevonden ende beslooten omme het gedaan versoek van den landbouwer Hendrik Rodenburgh, om redenen bij gedagt report vervath, te declineeren; en de gedane versoeken van de burgers Jan Cuijpermans en Jacobus Smit omme ider een stuk lands, bij der zelver requeste genoemt, in eijgendom te hebben, g’accordeert; mitsgrs. verstaan dat de erven van Jan Jurgen Mulder38 en Daniel Krijnouw,39 waar van de opstallen door haar gekogt en lange beseten zijn geweest, zullen gemeten en haar luijden de ervbrieven ter hand gesteld werden.
Na ‘t welke welgemelte Heere Directeur declareerde dat wanneer van den Edele Heer Gouverneur berigt ontfangen hebbende van het verhandelde ter vergaderingh op gisteren ten opsigte van den Secretaris De Meijer, daar op gediend hadde Zijn Wel Edele tot zijn leetweesen ‘t sedert nog te vooren gekomen waren zaken certificeerende niet weijnigh de slordige maniere van doen van voorne. Secretaris, en ‘t gunt bij forme van repetitie als nu hebbende herhaalt. Zoo thoonde vervolgens aan 2 stux erfgro[n]dbrieven welke lange over ‘t jaar gedateert door de Edele Heer Gouverneur behoorlijk onderteekent, met ‘s Comps. cachet bezegelt en door den voorne. Secretaris gecontrasigneert, dan tot verwondering tot heeden niet afgegeven waren, gelijck deselve na resumptie bevonden waaren uijtgegeven en van datum als hier volgens werd aangewesen: een erfgrondbrief van een stuk land, gelegen onder Stellenbosch , uijt gegeven aan Sr. Johannes Mulder40 den 22en November 1714, behoorlijk onderteekent als vooren gezegd; een ander van een stuk land, mede onder Stellenbosch , den 26en Januarij 1715 aan Coenraat Jansz. Visser.41
Daar en boven behalve dese, nog agt stux andere grondbrieven, die zoo in ‘t boek ingesz als de afschriften van dien behoorlijk afgeschreven, welke niet en waaren getekent, schoon de datums na resumptie bevonden wierden als een aan Pieter Willemsz. van He[e]rden, de dato 3en September 1714; een dito van een stuk land uijtgegeven aan Jan Jubert,42 onder den 30en Augustus 1714; een dito voor Abraham Privot,43 gedateert 16en September 1714; een dito voor Johannes Coetse,44 de dato 27en Augustus 1714; een dito erfbrief voor Andries Olofsz.45 van den 2en November 1715; een dito voor Christoffel Esterhuijsen,46 onder den 4en November 1715; een dito voor Dirk Coetse, gedateert …47 Februarij 1716; en eijndelijk nog een voor Jan Vlock, de dato 2en Augustus 1715, welken laasten in ‘t boeck niet ingesz was.
Exhibeerde wijders ene memoritje, Sijn Edele huijde[n] morgen inhandigt bij forme van klagten, dat sulke sommen gelds aan gemelten Secretaris De Meijer hadden moeten betalen alvorens een stuk lands in eijgendom hadden konnen bekomen, op het welke de namen en sommen van penningen in deser voegen ter neder gesteld waren, namentlijk Jacob Terron48 ƒ800, Jacob Hasselaar49 ƒ500, en welk bedragen van de pagten50 Anthonij Hoesemans51 zoude zijn geleend, de weduwe Olivier52 ƒ900, juffr. Victor53 ƒ300.
Alle ‘t welke door de leeden met geen kleene surprise gehoort, gesien en aangemerkt wesende, wel geme. Heere Commissaris verklaarde sig niet te konnen onthouden eerst den Edle. Heer Gouverneur en de vergaderingh vervolgens te vragen of Zijn Wel Edle. geen redenen hadde hunne gedagten te moeten vorderen van zulke maniere van doen, en of se met Zijn Wel Edele niet moesten zijn verwondert, om het geen slimmer naam te geven, wegens sulke onordentelijkheit; en niemant konnende afwesen van deze affaires andere gedagten te formeeren, vervolgde wel gemelte Heere Commissaris sig verpligt te vinden den Edle. Heer Gouverneur te moeten vragen of Zijn Edele in ‘t minste geen kennisse had nog van zulke sloffige behandelingh der erfbriefen als anders, den voorne. Heer Gouverneur betuijgt hebbende direct nog indirect van voorenstaande zaaken niet te weeten, hoorde men de Wel Edele Heer Directeur Generaal wederom onder een soort van bevreemdinge sigh uijten, wanneer men nu hier bij voegde ‘t gunt onder den 16en deser zittens vergaderingh was voor gevallen, namentlijk hoe de vrouw van den landbouwer Jurgen Hanekom meergemelten Secretaris in ‘t aangezicht had derven zeggendat se54 aan hem had moeten passeeren een onderhandse obligatie van sestigh rijxdrs. om haare erfbrief van hem te erlangen van seeker stuk land dat d’ Edele Heer Gouverneur haar man al in de maand November had gelieven te accordeeren, die zij des niettegenstaande tot nog niet had konnen bekomen; waar op den Secretaris toenmaals gerepliceert had daar af niet te weeten, dog zoo ‘t al gegeven mogt zijn, dat het als een vereeringh ofte gifte zoude wesen, daar bij voegende desselfs papieren eens zoude nasien of dit brievje zoude konnen vinden.
Zoo vroegh welgemelte Heere Directeur Generaal eerst d’ Edle. Heer Gouverneur of Zijn Edle. op een Secretaris van sulke conduites sig wel zoude derven gerusten, en of ër geen redenen occurreerde van veel nadenkkelijkheit tot nadeel van voorsz De Meijer, t’ gunt door den Heere Gouverneur in ‘t bisonder en vervolgens alle de leeden in substantie unanime geconcedeert wesende, en den Heere Directeur sig daar mede hebbende geconfirmeert, wierd voorne. Secretaris, binnen geroepen zijnde, afgevraagt de redenen waar omme ër in de erfgrond boeken gevonden wierden zoo veele losse grond brieven, eenige albereits door den Gouverneur en hem selfs getekent en met ‘s Comps. cachet bekragtigt, andere in gereetheit afgesz, dog ongeteekent, ende daar onder selfs van den gepasseerden jaare 1714, sonder dat die waren afgegeven.
En vervolgens gecom[m]uniceert het memoritje van de penningen die hij zoude hebben geprofiteert voor ‘t uijtgeven der landerijen hier vooren van gesprooken.
Op welke eerst b’antwoord hebbende om dat de menschen daaromme niet en waren gekomen of gevraagt hadden, en op het tweede poinct dat hem sulx mogte werden beweesen.
Wierd den E. fiscaal, voorne. Secretaris buijte gestaan wesende, aan bevoolen op voorne. geld zaaken sig nader te willen informeeren.
Wijders door wel geme. Heere Commissaris voorgesteld wordende wijle sig den Raad dan dusdanigh hadde verklaart, namentlijk dat se sig op een Secretaris van sulke behandelingh niet en konde betrouwen ofte gerusten, of den selve dan wel zoude mogen continueer[en] en voor ‘t ware welwesen, niet alleen van de E. Compe. als den Gouverneur en Raad, niet vereijschte men den selve bij provisie daar van ontsloegh.
Zoo is, na reguliere omvrage van stemmen eenparigh ja g’oordeeld wesende, den meergemelt ondercoopman en Secretaris zoo van dat sijn ampt als andere emploiien gesuspendeert met stilstant van gagie en emolumenten tot tijd en wijle Haar Edle. Hoog Agtbe. in ‘t vaderland, van alle dese dingen kennisse gekreegen hebbende, nader ordre derwegens zullen gelieven te geven.
Gelijk welgemelte Heere Directeur met toestaan van de Edle. Heer Gouverneur en Raad verklaarde voorne. erfbrieven zoude mede nemen, als tot een staaltje of blijk te verthoonen aan Haar Edle. Hoog Achtbe. in ‘t vaderland wegens de slordige behandelingh alhier van zulken importante zaaken; sonder dat voorne. erfbrieven ofte nader afschriften van dien zullen mogen werden afgegeven voor en al eer daar nader ordre van Haar Edle. Hoogh Achtbe. hier op ingekomen zal zijn.
Welker besluijt der meergeme. ondercoopman De Meijer, in de vergader zaal ontboden, bekent gemaakt zijnde, versogt den selve dat de zaaken bij den E. Achtbe. Raad van Justitie alhier mogte werden getermineert ende afgedaan. Edogh wierd eenparigh bij ‘t genomen besluijt in desen gepersisteert ende denselve gerenvoijeert aan meergeme. Haar Edle. Hoog Achtbe. in ‘t vaderland.
Wijders in opmerkinge genomen wesende dat de bedieninge van Secretaris niet wel en diende te blijven vacant, te min in dese tijd, stelde welgemelte Heere Directeur de nominatie van dien en een ander persoon aan de Edle. Heer Gouverneur, en dewelke gevallen wesende op den eersten clercq, Hugo van der Meer Pietersoon.55 Zoo wierd den zelve met eenparige stemmen, als de naaste en bequaamste daar toe, g’eligeert ende aangestelde, en daar benevens toegevoegd d’ qualiteit van ondercoopman, â veertigh guldens ter maand onder drie jarig verband, qualiteijt en gagie heeden ingaande; van gelijken, bij overdenkkingen dat dese Vergaderingh als mede die van die Banck van Justitie nu met het aftreeden van voorne. De Meijer van een lit waren verswakt, tot ordinaar raad persoon in beijde de Collegien, als mede tot vendumeester, als een bediening de Secretarissen van Politie altijd gecompeteert hebbende; met intentie omme hem de daartoestaande eden hoe eer hoe beter in forma te laten doen.
En waar door bij gevolge komende te vaceeren de bediening van eerste clercq ter Politijcque Secretarije, als mede de secretaris plaats van civiele en huwelijk zaaken, door gesegden Van der Meer tot nu waargenomen, zoo wierd daar toe aangesteld den adsistent Willem van Taak,56 secretaris van Stellenbosch en Drakenstijn .
Aldus g’resolveerdt en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] Tot zoo verre als daar de periode begint, namentlijk: Na ‘t welke wel gem. Heere
[Signed:] Directeur declareerde enz., PR. DE MEIJER. Rt. en Secrets.
[Signed:] En wijders in kennise van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Secrts.
C. 37, pp. 64-67.¶
Woensdagh den {17160325} 25en Maart 1716, na de middagh. Extrs.
Presentibus omnibus.
Den Secretaris van Politie, Hugo van der Meer Pietersoon, ingevolge het besluijt op gisteren aan dese tafel genomen, den eden zo daar toe, als ook tot mede lid deser Vergadringe staande solemneel aan handen van den Wel Edle. Hoogh Agtbe. Heere Abraham Douglas, Eerste Raad en Directeur Generaal, als Commissaris deses Gouvernements, afgelegt hebbende,59 wierden vervolgens geteekent eenige resolutien, ende geresumeert die van gisteren.
Naar ‘t welke gemelte Zijn Edele te kennen gaf hoe den boekhouder van eene der nascheepen Diemen Zijn Edele toegebragt hebbende een missive door Haar Hoog Edelens de Hooge Regeeringe van India na herwaarts geschreeven,60 wierd het zelve geopent ende gelesen, en waar inne geremarcqueert werdende dat wel gemelte Haar Ho. Edelens gaarne zien zoude dat voorn. nascheepen te gelijk en onder de vlag van wel gemelte Heere Directeur Generaal na ‘t Patria konde reijsvorderen, mits dat de vloot daar door niet te lang opgehouden wierd. Verklaarde Zijn Edle. met toestemminge van den Edele Heer Gouverneur en den Raad ook van die intentie te wesen. Dan gemerkt Zijn Edele, volgens resolutie in de gecombineerde vergaderinge den 21en deser genomen, omme den 28en of 30en aanstaande sig ook na boord te transporteeren, ende daar bij gelet wesende dat, vermits stilte als tegenwind, men het eene der voorn. nascheepen, dat men Diemen geloofde te zijn, nu al drie dagen aan ‘t Robben Eijland , en het andere op heden sonder advancement of bevordering had sien leggen, nog onseker wanneer de wind dese kielen dienen zoude omme dese rheede te zullen konnen bezeilen.
Zo stelde gemelte Zijn Edele in ‘t bijwesen van den equipagiemeester voor of er geen middelen aan de hand waaren omme dese twee bodems van hier met water en andere ordinaire provisie en verversingh te konnen toeschikken, te meer den boekhouder, welke voorn. brief ZijnWel61 Edele had inhandigt, betuijgt had den zelve niet mancqueerde ende niet als gesegt requireerde; en ‘t gunt dan wel doenlijk geoordeelt wesende, te eerder wijle de retourvloot reijsvaardigh zijnde, hier toe met hunne boots nie weijnigh zoude konnen contribueeren; Zo is, ‘t zelve voor een goed werk aangesien zijnde, besloten en vastgestelt en nog zittens vergaderingh den equipagiemeester en eenige schippers der retourvloot aan bevoolen ‘t selve met alle spoet werkstellig te maken.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] ABRAHAM DOUGLAS.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 37, pp. 68-70.¶
Vrijdagh den {17160327} 27en Maart 1716, namiddagh. Extrs.
Dempto d’ Wel Ede. Hoog Achtb. Heere Directeur Generaal benevens den Heer fiscaal.
In d’ brieven aan Haar Wel Edele Hoog Achtb. de Heeren Bewinthebberen ter Camere Zeventhiene, en andere thans in gereetheit gebragt omme gelesen ende wijders getekent te werden, aangemerckt zijnde in zekere periode van rescriptie in de generale missive, raakende de verpagtinge van de vaderlandse bieren, waar inne positive gezegd werdend[e] het best zoude wesen voorne. pagt in ‘t geheel af te schaffen en die vogt a Rds. 30 per vat uit ‘s Comps. kelder te debiteeren, steunende op zeekere missive, de dato 17en Junij 1711,63 bij ‘t aanwesen van den Edele Heer Raad Ords. van India als Commissaris, Pieter de Vos, aan welgeme. Heeren 17en afgegaan, en waar mede zig eenige leeden niet konnende conformeeren; Zoo is goetgevonden voorne. periode bij post schriptum onder voorsz brief64 te exipieeren, ten einde het nader derwegens gebesoigneerde Haar Wel Edele Hoog Agtbe. als dan per naaste bekent te maken.
Van gelijken omme aan het schip de Nepthunis , dat door het kort aanlopen van de zee, ofte dijningh een zwaar ankker touwverloren heeft, een ander nieuw65 van 17 duijm uijt het maguazijn te laten verstrekken.
Seekere vrouw, genaamt Johanna Jacobsz., geboortig van Christiaan Zant, door de Camer van Hoorn, haar gedeguiseert ofte in mans kleederen verkleet, hebbende weten te laten aan neemen voor matroos, en dus van het schip Abbekerk jongst alhier verbleeven, dewijl in de reize ontdekt ofte bekent geworden was, als nu versoek doende omme met een der scheepen te mogen na ‘t vaderland vertrekken; is deselve sulx g’accordeert met het schip Rijssel voor de Camer Zeeland.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 37, pp. 71-75.¶
Dingsdagh den {17160331} laasten Maart 1716, voor de middagh. Ordinaris.
Presentibus omnibus, dempto d’ Heer fiscaal Van Beaumont.
Den Secretaris van dese tafel, Hugo van der Meer Pietersoon, als nieuw aangestelden vendumeester verpligt zijnde volgens de statuten van Batavia te moeten stellen borge ter somme van drie duijsent guldens,66 ende daar toe presenteerende den ondercoopman, Sr. Johannis Swellengrebel, zoo wierd, denselven daar voor g’accepteert zijnde, geme. Van der Meer afgenomen den ordinaren eed als vendumeester.67
Wijders gedelibereert zijnde op zeekere requestte door den schipper en equipagiemeester, Jan Brommert, onder den 17en deser gepresenteert en te dien dage bij resolutie g’insereert, houdende versoek van ‘s Comps. dienst ontslagen en in vrijdom gesteld te mogen werden met behoudinge sijner rangh, en ‘t selve versoek sedert door gemelten Brommert aan de Edele HeerGouverneur68 moldelingh69 gerenoveert, dan waar op in aanme[r]kkinge komende de precise ordre van Haar Edelens de Heeren van die Hooge Regeeringh tot Batavia, namentlijk omme geen officieren van de scheepen te mogen ligten, als mededat de equipagiemeesters bedieninge,70 al wat van belangh wesende, men daar toe wel een ander bequaam en vigelant man vereischte; Zoo is verstaan geme. Brommert aan te zeggen alvorens zodanigen persoon in zijn plaatse zal moeten aan wijsen.
Bij gelegentheit dat gesprooken wierd hoe eenige ‘s Comps. slaaven wel vereijschte van nieuwe klederen voorsien te werden, en wel voornamentlijk die jongst met de Leijtsman van Madagaskar alhier zijn aangebragt, gedagten latende gaan of men daar omtrent niet en zouden konnen uitvinden middel van minder onkosten voor de E. Compe. en meerder nut voor haare lijfeijgenen. Bekent zijnde, niet tegenstaande twee maal ‘s jaars van plunjen wierden vernieuwt, men deselve somtijts vrij haveloos zag loopen, en waar omtrent geconsidereert wordende, eerstelijk, niet alleen dat die kleederen alhier werden gemaakt door ‘s Comps. soldaten het snijders ambagt ouffenende,71 daar vrij losjes over heenlopen, maar ook traag werk vorderen om dat se ‘t selve genoegsaam tegen hunne zin en bij gevolge onwilligh doen.
Ten andere, dat die de toesigt daar over bevolen wesende met ‘s Comps. affaires in veele dermaten g’occupeert zijn, de vereijschte toesigt daar over niet en kan werden gehouden, waar uijt ontstaat dat ër veele stoffe werd verspilt en te loor gaat, niet alleen, maar ook dat de slaven, niet op hunne behoorlijke tijd versien werdende, somtijds door koude in ziekte vervallen, als uit heete landen hier aangebragt wesende. Invoegen het de vergaderingh na alle gedagten ontwijifelijk voorquam die kleedinge uit ‘t vaderlant niet alleen sterker en prompter op zijn tijd herwaarts zoude konnen werden gesonden, maar ook dat inderdaat minder zoude komen te kosten. Zoo wierd beslooten bij eerste gelegentheit aan Hun Wel Edele Hoog Achtbe. derwegens advijs te geven, met eerbiedigh versoek, des behagende, ons jaarlijks partij slaave kleederen, dats te seggen zodanigen getal van duffeltjes en pijebroecken, toe te zenden als ër gemeijnt werden zal te vereijschen.
Vermits het optreeden van den Secretaris, Willem van Taacq, tot eerste clercq ter Politijcque Secretarij, als mede tot secretaris van civiele en huwelijk zaaken,72 alhier opengevallen wesende de secretarije van Stellenbosch en Drakestijn , zo wierd op versoek tot secretaris in plaatse van voorne. Van Taacq verkooren den assistent, Frans Louis van Gros,73 en vervolgens d’ eeden daar toe staande aan handen van d’ Edle. Hr. Gouverneur afgelegd,74 in gelijker voegen als den Secretaris, Hugo van der Meer Pietersoon, sijn eed heeft gedaan als lid in den E. Achtbe. Raad van Justitie deses Casteels.75
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel d’ Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 37, pp. 76-78.¶
Dingsdagh den {17160407} 7e April 1716.
Presentibus omnibus.
De resolutie van den 27e Maart gelesen ende getekent en de concept dito van den laasten dier maand geresumeert wesende, maakte de Heer fiscaal bekent hoe sig bij Sijn E. kort na ‘t vertrek van ‘t schip Bentveld en als immediatelijk had komen te vervoegen den crankbesoeker van dien bodem, genaamt Fredrik Engelbregt, te kennen gevende hoe het ongeluk had gehad sijn bescheijden bodem was ontvaren, met bijvoeginge van redenen hoe het was toegekomen, en ernstig versoek hem sulx mogte werden ten goede genomen. Geme. fiscaal vervolgens daar bij doende dat op de omstandigheeden en toedragt der zaake gelet hebbende, het Sijn E. toe scheen, als door voortvarentheijd en subit vertrek dier bodem voortgekomen, op gesegden krankbesoekker geen actie konnende vinden; Zoo is verstaan hem bij occasie na Batavia te laten vertrekken en sijne ontschult [sic] aan de Edle. Groot Agtbe. Heeren den Hooge Regeringe daar nevens te communiceeren.
Waarna, ingevolge resolutie genomen onder den 27e der afgeweekene maand Maart, nopende de pagt der vaderlandse bieren, namentlijk of men deselve soude afschaffen en die vogt a 30 Rijxdd. per vat uijt ‘s Comps. kelder te verstrekken, gelijk in voorne. resolutie breeder vervat is, door de Edle. Heer Gouverneur ten tapijte gebragt ende de leeden gevraagt wesende of der selver gedagten derwegens hadde gelieven te laten gaan. Zoo quam in sonderheijd te militeeren dat alles wat de E. Comp. bij publijcque pagt conditie konde bedingen voor afgerekent moeste werden als een vaste winst, daar en boven nogh in de magt en vermoogen blijvende omme des niettegenstaande het bier tegens vorige prijs te verkopen uijt Comps. kelder en wijders te handelen als deselve soude moeten doen als ër geen verpagting was, namentlijk soo veel doenlijk voor te komen bederf ende versuuren, en ten welken einde bedagt wesende, na men den pagter zoo veel sal hebben gegeven als vereijscht, ofte na sijn calculatie wel in een jaar sal konnen vertieren, men het overblijvende bij publijcque vendu te verkopen. Zoo wiert een parigh goetgevonden voorne. bierpagt te laten continueeren.
Den winkelier, Jan Alders,76 nu omtrent de ses jaaren die bedieninge tot genoegen waargenomen hebbende in qualiteit als assistent en boekhouder a ƒ30 ter maand, sodanig sijn verbonden tijd is komen te expireeren en derhalven bij requeste77 versoekkende na ‘t voorbeeld sijner predesseurs mogte werden gevordert tot ondercoopman, Zoo is den selve daar toe g’advanceert met boldinge78 van veertig guldens ter maand onder een nieuw verband van drie jaaren, dog ‘t een en ander op approbatie van Haar Edle. Hoog Agtbe. de Heeren Seventhienen.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 37, pp. 79-81.¶
Woensdagh den {17160408} 8e April 1716, voordemiddagh. Extraordinaris.
Alle tegenwoordigh.
De missive op gisteren middag per ‘t schip Groenswaart van de Kamer van Rotterdam ontfangen, de dato …80 benewens de bijlagen gelesen wesende; zoo wiert op te kennen geven van de Heer capitein De Chavonnes, als presis der burger krijgsraad, dat vermits het vertrek van hunnen vendrig, Jan Christoffel Lampe, na ‘t vaderland, die functie mogte werden gesuppleert, in plaatse van hem Lampe verkooren den burger Cornelis Heufken81 van Cabo de Goede Hoop.
Gelijk mede verstaan is door intercessie van gemelde capitain in de name der gesegde burger krijgsraad, omme alomme te doen renoveeren sekere ordonnantie van den 18en October 170882 gegeven, ten eijnde een ijder burger sijn pligt betragte omme, daar sijn domicilium heeft, behoorlijk togt en wagt te doen, omdat gemeijnd wierd daar omtrent groote nalatigheijd en negligentie gepleegd wierd.
Door den E. capitain lieutenant, Caje Jesse Slotsboo, als landmeeter geproduceert sijnde drie caartjes en meetbriefjes van sekere landerijen onder den 24e der verleede maand Maart op versoek uijtgegeven, zoo sijnde83 deselve na visie en lecture ter Secretarije overgegeven omme aldaar behoorlijk gecoucheert en in geschreeven te werden.
In aanmerkinge gekomen sijnde hoe de ingesetenen sigh al te onbeschaamt bediende van ‘t benefitie met verstrekkinge te versoekken omme op de zoo genaamde vrij boekken te werden belast, zoo verre gaande dat se het selfs op die wijse schulden maken buijten nootsakelijkheijd, ja kort na dat se haar graanen aan de E. Comp. gelevert, de penningen daar van ontfangen hebben, en dat nog van menschen op die reek. schuldig lopende, waar door ontstaat dien debet jaarlijkx eer vermeerdert als vermindert, tegen het oogmerk van d’ E. Comp., als door deselve ingevoert omme onvermogende menschen op de been te helpen. Alle ‘t welke in noodsakelijke overweeginge genomen sijnde, verstaan is voortaan geene verstrekkinge op dien voet te laten geschieden, maar voor contante peninge.84
De plaats van boekhouder van ‘t slagthuijs door ‘t overlijden van Gerrit Labare85 open gevallen, is op versoek daar inne gestelt den adelborst Jacob van Bochum86 van Thiel.
Aldus g’resolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] In kennise van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts
## Footnotes
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 96, pp. 471-473. ↩
-
Wouter Valkenier (1659-1710) het die Kaap in 1700 as Kommissaris besoek toe hy met sy vrou en vier kinders op Cattendijk gerepatrieer het. ↩
-
Die oorspronklike rekwes kan gevind word in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 54, pp. 253-254. ↩
-
Sien, C.223:Requesten en Norninatiën, 1715-1716, no. 57, pp. 265-266. ↩
-
Hy het 1693 met die Agatha as burger na die Kaap gekom. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 56, pp. 261-262. ↩
-
Dirk Bakhuijs se naam verskyn op die monsterrolle van Stellenbosch . (Sien Stellenbosch 13/21:Generale Monsterrollen, 1700-1716.) In 1710 het die burger Maarten Pansion hom as kneg gehuur. (Vgl. die huurkontrak gedateer 11 Oktober 1710, in Stellenbosch 18/14:Contracten, 1701-1713.) ↩
-
Jacobus Smit was die seun van Jan Smit en Adriana Tol en is in 1689 gebore. Hy was getroud met Elisabeth Slabbert van Middelburg. (Sien C.J.2613:Testamenten, 1754-1757, no. 20.) ↩
-
Die oorspronklike rapport het nie bewaar gebly nie. ↩
-
In die H.K. staan “kalkovens”. ↩
-
In die H.K. staan “kalkovens”. ↩
-
Die statute in verband met die Raad van Justisie kan gevind word in C.714:Statuten van india, pp. 285-325. ↩
-
‘n Memorie van die hoofadministrateur, waarin hy verslag doen van die goedere wat volgens die besluit van 25 Februarie per publieke veiling verkoop is, is hier weggelaat. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.10:Resolutiën, 1715-1716, pp. 392-394. ↩
-
Hy het saam met sy vader, Simon van der Stel, na die Kaap gekom. Hy het ‘n vryburger geword en is in 1707 met Johanna Wessels getroud. In 1706 is hy deur Here XVII aangesê dat hy hom “uijt ‘s Comps. distrikt en limiten volgens ‘t octroij haer competerende sal hebben te begeven en houden”. (Vgl. C.429 (deel I):Inkomende Stukken, 1707-1708. p. 288). Sy vrou het egter aan die Kaap agter gebly. ↩
-
Die brief het bewaar gebly in C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 85-95. ↩
-
Die Natulen het op 18 Maart 1716 uit Indië in Tafelbaai aangekom onder bevel van kaptein Jonathan Negus. (Sien C.603:Dagregister, 1715-1716, p. 276.) ↩
-
In die H.K. staan “gereetheit” ↩
-
Die skribent skryf in hierdie rekwes oral “welkerts”. In die H.K. staan egter “welkers”. ↩
-
Die saak teen Brommert, De Meijer en Van den Heuvel het op 25, 26 en 27 Maart voor die Raad van Justisie gedien. Brommert en De Meijer is gelas om hulle grond binne drie maande te verkoop, terwyl Van den Heuvel binne ses weke al die wingerdstokke in sy tuin moes uitroei. Sien C.J.6:Criminele en Civiele Regtsrolle, 1715-1717, pp. 34-40. ↩
-
In die H.K. staan “versterkt”. ↩
-
Mr. Aarnout Bitter het as skout-by-nag die bevel gevoer oor die drie retoerskepe Samson , Neptunis en Stantvastigheit wat op 19 Maart in Tafelbaai anker gegooi het. ↩
-
Vir die instruksies aan Douglas sien C.120:Bijlagen, 1716-1717, pp. 21-57. ↩
-
In die H.K. staan “vermeld”. ↩
-
Die skipper van Engewormer . ↩
-
Die skipper van Neptunis . ↩
-
Die skipper van Ouwerkerk . ↩
-
Die skipper van Prins Eugenius . ↩
-
Die skipper ‘t Vaderland Getrouw . ↩
-
Die skipper van Stantvastigheit . ↩
-
In die H.K. staan “voudigh”. ↩
-
Sien C. 511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 722-727. ↩
-
Hy was getroud met Cornelia Rosendaal. Sy oorspronklike rekwes kan gevind word in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 59, pp. 273-274. ↩
-
Die Raad van Justisie het op 27 Februarie 1716 twee lede aangestel om die saak te ondersoek. Sien C.J.6:Criminele en Civiele Regts Rolle, 1715-1717, p. 19. ↩
-
Die versoekskrif van Rodenburgh kan gevind word in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 65, pp. 297-298. ↩
-
Elias Kina was afkomstig van Amsterdam en was getroud met Barbara de Savoye van Gent. In 1712 het hy die reg verkry om brood te bak vir die inwoners van die Kaap en verbyvarende skepe. ↩
-
In die H.K. staan “en”. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 281-282. ↩
-
Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 285-286. ↩
-
Volgens dr. Hoge was sy naam oorspronklik Johann Jürgen Möller. Hy het egter later sy van verander na Mulder. (Sien Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 278). Hy was afkomstig van Lenzen en het as soldaat na die Kaap gekom. In 1699 is hy aan die vrye skoenmaker, Jacobs Kreps, as meesterkneg uitgeleen. (Vgl. CJ.2873:Contracten Boek, 1698-1703, pp. 107-109.) Later het hy vryburger en skoenmaker geword, en is hy getroud met Elisabeth Putter. ↩
-
Daniel Krijnauw was afkomstig van Grabow en was sedert 1708 as stalkneg en saalmaker in diens van Kompanjie. Later het hy uit die Kompanjie se diens getree en hom as vryburger en saalmaker in Drakenstein gaan vestig. Hy was getroud met Johanna Jordaan. Sien Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 225. ↩
-
Johannes Mulder van Rotterdam het in 1682 met die Geele Beer as soldaat na die Kaap gekom. Hy was getroud met Jacobs Kicheler en was later landdros van Stellenbosch . Na sy aftrede het hy hom op sy hofstede ” Sorgvliet ” gaan vestig. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 117.) ↩
-
Hy was die seun van Jan Coenraad Visser en Margaretha Gerrits en is in 1685 getroud met Catharina Everts, wat in 1671 op die skip Europa onderweg na die Kaap gebore is. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1721-1725, no. 37.) ↩
-
Hy was die seun van Pierre Joubert en Isabeau Richard en is in Nimes in Languedoc gebore. Hy was getroud met Maria van Wyk. Sien M.O.O.C. 7/5:Testamenten, 1721-1725, no. 71. ↩
-
Abraham Prévot was die seun van Charles Prévot en Marie le Fèbre en is in 1679 in Calais gebore. Hy het in 1688 na die Kaap gekom en is in 1709 met Anna van Marseveen getroud. In die alfabetiese lys van vryliede verskyn sy naam as Abraham Provo. (Vgl. V.C.56:Lijst van Personen voorkomende in de Rollen van Vrijheden voor den Kamer Zeeland, 1718-1791, p. 55.) ↩
-
Hy was die seun van Dirk Coetse en Sara van der Schulp en is in 1688 aan die Kaap gebore. In 1713 is hy getroud met Anna Elisabeth Paal. Hulle het ses kinders gehad. ↩
-
Hy het in 1668 met die skip ‘t Huijs te Voesen as matroos na die Kaap gekom. (Vgl. C.J.780:Raad van Justitie, Sententies, 1655-1697, nos. 90 en 165.) In 1690 is hy met Sara van Gyselen getroud. ↩
-
Hy het in 1692 na die Kaap gekom en was getroud met Elisabeth Beyers. Hy het die plaas ” Weltevrede ” by Bottelary , Stellenbosch besit. Sien M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 58. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
Jacques Theron was afkomstig van Nimes in Languedoc en het in 1688 met die Oosterland as soldaat na die Kaap gekom. Hy was getroud met Marie Jeanne des Pres en het die plaas Languedoc in Drakenstein besit. Sien M.O.O.C. 7/6:Testamenten, 1738-1745, no. 51 en M.O.O.C. 7/15:Testamenten, 1763-1764, no. 12. ↩
-
Hy was afkomstig van Heidelberg en is in 1700 as plaasarbeider aan Henning Huising uitgeleen. (Vgl. die kontrak in C.J.2873:Contracten Boek, 1698-1703, no. 82. pp. 165-166.) Hy was getroud met Maria Elisabeth Koningshoven. ↩
-
In die H.K. staan “pagter”. ↩
-
Sy testament kan gevind word in M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, nos. 61, 72 en 73. Hy was getroud met Rijkje van Donselaar. ↩
-
Dit was waarskynlik Beatrix Verweij, die weduwee van Hendrik Cornelis Olivier, of haar suster, Aletta, die weduwee van Ockert Olivier. ↩
-
Waarskynlik was dit Agatha Victor, die dogter van Cornelis Victor en Cornelia Jacoba Junius. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
In die monsterrolle verskyn die naam van Hugo Pieters van Wijk. (Vgl. V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715, pp. 198, 222, 245 en 270.) Dit is waarskynlik dieselfde persoon. Hy is in 1712 aangestel as provisionele assistent, en was sedert 1713 assistent en boekhouer. Vanaf 14 Februarie 1713 het hy die resolusies afgeskryf en op 14 Maart 1713 het hy die eed as eerste klerk afgelê. (Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 103.) ↩
-
Willem van Taak se naam verskyn in 1714 vir die eerste keer op die monsterrolle as assistent. In 1715 is hy aangestel as sekretaris van Stellenbosch en Drakenstein , en het op 21 Februarie 1715 die eed afgelê. (Sien V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715, pp. 245 en 270; C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 119). Hy was die seun van Johan van Taak en Theodora Mandt, en was getroud met Emma Martha van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 6.) ↩
-
Hierdie gedeelte is in Pietersoon se handskrif geskryf. ↩
-
Hierdie resolusie is in ‘n ander handskrif geskryf. ↩
-
Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, pp. 13 en 104. ↩
-
Die oorspronklike brief het bewaar gebly in C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 97-103. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Die volgende resolusies is weer deur die oorspronklike skrywer geskryf. ↩
-
Die betrokke brief is te vinde in C.510 (deel II):Uitgaande Brieven, 1710-1713, pp. 586-628. ↩
-
Die brief aan Here XVII kan gevind word in C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 729-843. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Vgl. C.714:Statuten van India, O-V, p. 1247. ↩
-
Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 192. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
In die H.K. staan “mondelingh”. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
In die H.K. staan “oeffende”. ↩
-
Van Taak het op 31 Maart 1716 die eed as eerste klerk en as sekretaris van huwelik- en siviele sake afgelê. Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, pp. 104 en 114. ↩
-
Frans Louis van Gros was afkomstig van Frankenland en het in 1710 met die skip Wateringe as adelbors na die Kaap gekom. In 1714 is hy aangestel as assistent met ƒ20 per maand. (Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 87-88.) ↩
-
Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 121. Vanaf 14 April 1716 het hy die notule van die landdros en heemrade van Stellenbosch en Drakenstein as sekretaris onderteken. (Sien Stellenbosch 1/5:Notule van Landdros en Heemrade, 1716, p. 12.) ↩
-
Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 25. ↩
-
Jan Alders van Amsterdam het in 1708 as adelbors na die Kaap gekom en is in dieselfde jaar aangestel as assistent en boekhouer van die Kompanjie se slaghuis met ‘n salaris van ƒ20 per maand. In 1710 is hy aangestel as winkelier en in 1711 het Kommissaris Pieter de Vos hom bevorder tot boekhouer met ‘n salaris van ƒ30. Hy was getroud met Apollonia Africana Bergh, die dogter van Olof Bergh en Anna de Koning. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1725-1735, no. 41.) ↩
-
Sien C.223: Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 66, p. 301. ↩
-
In die H.K. staan “besoldinge”. ↩
-
Cranendonk en Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie hoewel daar ruimtes gelaat is vir hulle handtekeninge. Volgens die H.K. het hulle dit wel onderteken. ↩
-
Blanko gelaat. Die oorspronklike brief is gedateer 30 September 1715. Sien C.436 (deel I:Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 105-113. ↩
-
Hy was die seun van Johannes Heufken en Alida Botma en is aan die Kaap gebore. In 1724 is hy getroud met Catharina Kruijwagen. (Sien C.J. 2602:Testamenten en Codicillen, 1722-1725, no. 40, pp. 199-204; M.O.O.C. 7/9:Testamenten, 1755-1757, no. 73, pp. 581-586). Sy naam verskyn in 1715 vir die eerste keer op die monsterrolle van vryliede. ↩
-
Die betrokke ordonnansie kan gevind word in C.681:Origineel Placcaat Boek, 1686- 1709, pp. 531-533. ↩
-
In die H.K. staan “sijn”. ↩
-
In die H.K. staan “penningen”. ↩
-
Hy het in 1714 as assistent na die Kaap gekom en het in 1715 boekhouer van die slaghuis geword. ↩
-
Hy het in 1715 met die skip De Brugh as adelbors na die Kaap gekom en was getroud met Maria Schouten. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1715-1721, no. 45, pp. 179-181.) ↩
-
Cranendonk en Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie, hoewel hulle name in die H.K. verskyn onder diegene wat geteken het. ↩
-
Hier eindig band C.10 van die resolusies. Die handskrif in die volgende band bly dieselfde. ↩