Skip to content

C038 v1.20

C. 38, pp. 14-25.

Woensdagh den {17160415} 15e April 1716, voormiddags. Extraordinairis.

Alle present.

Bij nader resumtie van het brievje van Haar Edele Groot Achtbe. de Heeren Bewinthebberen ter Camere Zeelant, gedateert Middelburgh den 23e December 1715,1 den 8e deser per ‘t schip Schellenbergh aangebragt, gelet wesende dat gemelte Haar Edele daar inne noteeren dat na ‘t vertrek van ‘t schip Ternisse seeker berigt hadden bekomen dat buijten hunne kennisse in ‘t selve waren overgecomen tagtigh of hondert stux vaatwerk, zoo voor reeke. van officieren daar op bescheijden als voor particulieren in Zeeland als tot Batavia, ons derhalven ordonneerende ingevalle dien bodem voor ‘t arrivement van ‘t schip Schellenbergh voormeld alhier nog niet mogte zijn verscheenen, daar na naauwkeurige enqueste te doen, dog zoo reets g’arriveert en gelost mogt zijn, daar omtrent zoo veel ondersoek te doen als mogelijk is, mitsgaders van de bevindinge raport te geven.

Zoo vroegh d’ Edele Heer Gouverneur den E. fiscaal, gemerkt voorne. Ternisse voor de komst van Schellenbergh na Batavia was vertrokken, of Sijn E. bij ‘t aanwesen van dien bodem ook ijets hadde konnen bemerkken ofte on[t]dekken dat de opperhoofden alhier zodanige ofte eenigh vaatwerk hadden gelost ofte gedebiteert. Dan daar op het tegendeel betuijgt ende verklaart hebbende Sijns E. wetens niet een stuk aan land gekomen was, is sulx daar bij moeten bleijven met intentie dat men welgemelde Heeren Bewinthebberen daar af de behoorlijke rescriptie en kennisse geven zal.

Vervolgens aangemerkt werdende de nootsaakelijkheit dat ‘s Comps. lijveigenen volgens gebruijk moesten voorsien werden van nieuwe kleederen, ende wel voornamentlijk die geene welke ‘t verlede jaar van Madagascar hier aangebragt zijn, vermits de koude op hande schietende dese dog voor al daar tegen diende besorgt te werden, bekent wesende die menschen, uijt een heet climaat hier gekomen, bij gebrek van genoegsame kleedinge seer ligt in de kouwde tijt in ziekte vervallen en sterven; en dat er tegen gelet wesende dat men maar 4 â 5 stukken pijlaken bij ‘s Comps. maguasijnen had, op verre na niet genoegh omme omtrent 120 rokken en broeken van te maken, gelijk het getal van voorne. slaven quam te belopen. Weshalven d’ Edele Heer Gouverneur in bedenkinge gaf op wat wijse dit gebrek best zoude mogen werden geremedieert, en waar omtrent de gedagten dan gegaan wesende, kon men geen ander expedient uijt vinden als sig te bedienen van de duffeltjes en broeken die men in voorraat hadde om aan de retourscheepen jaarlijx verstrekt te werden, te meer men kon nareekenen niet alleen dat het verwagt werdende theeschip daar en boven soude konnen werden gerieft, maar wel insonderheit dat men met de aanstaanden jaarse kermis scheepen alhier daar af wederom konden werden voorsien voor ‘t vertrek der retourvloot.

Zoo wiert besloten zoo veel van die kleedinge aan gesegde nieuwe aangebragte slaven te laten verstrekken als ër zullen konnen gemist werden, wel verstaande met die voorsigtigheijt dat men zoo veel stux te rug houden zal als men tot gerief van het geme. theeschip meijnen zal te vereijsschen, en ook daar mede aan Haar Edelen Hoogh Achtbe. te versoekken dat ons, des doenlijk, met de aanstaande kermis scheepen van daar zoo veel te rijkkelijker gelieven te laten voorsien om dit getal wederom te remplaseeren, met bijvoeginge van ‘t geene ter deser materie relative beslooten is onder der laasten der vergange maand Maart.

Den capitain lieutenant, d’ E. Caije Jesse Slotsboo, als landmeter verthoonende de caarte van seeker stuk land gelegen in ‘t Swarte Land , agter de Groene Cloof , genaamt de Slange Kop , groot sestigh morgen, volgens besluit van 24e Maart aan Jan Barentsz. van Dipmolt (alias Kuijperman) uijt gegeven; Zoo is na genomen speculatie goet gevonden deselve ter Secretarije te laten vervaardigen en afgeven.

Door den boode ingebragt ende den Wel Edelen Heer Gouverneur inhandigt zijnde seeker schriftuur2 aan Sijn Wel Edele ende den Raad gedediceert, onderteekent door den gesuspendeerden ondercoopman en Secretaris, Pieter de Meijer, van inhout als hier onder kan werden gelesen:

Aan - - - den Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Den ondergetekende bij ‘t aan wesen van den Wel Edle. Gestrenge en Groot Achtbe. Heer Abraham Douglas, gewesene Commissaris deses Gouvernements, ter vergaderingh van den 24e Maart jongstleden, alwaar de eere had aldaar als lid en Secretaris mede cessie te hebben, door welgeme. Edle. Heer Commissaris gereprocheert zijnde waaromme de agt stux erv brieven (waar van ër ses door den Edle. Heer Gouverneur nog niet geteekent waren) niet hadden afgegeven, mitsgadrs. over de uijt krabbingh der woorden: en den Raad, op de bewuste erfbrief van den schipper en equipagiemeester, Jan Brommert, ontrent3 welk laaste den Heer independent fiscaal, volgens resolutie van den 23e den gene. maand Maart, behoorlijk berigt gedaan, en den ondergete. staande die vergadering soo veel hem voor die korte tijd doenlijk was, geantwoort heeft.’

‘Waar na welgeme. Edle. Heer Commissaris seijde Zijn Edle. die eijgen morgen een briefje was inhandigt waar bij, na des ondergesz best onthoud, de namen van vier â vijff personen stonden die voor ‘t krijgen van land aan mij eenige somme gelts zoude gegeven hebben, ‘t gunt betuijgde onwaar te zijn en als nog wel expres ontkenne; te meer altoos in staat sal zijn met eede te bevestigen dat, buijten ‘t salaris der erfbrieven â 2 Rds. per stuk, direct nog indirect nooijt van eenigh gelt voor uijt gegeven land geprofiteert hebbe. Waar op buijten gestaan en weder binnen geroepen zijnde, door den gem. Edele Heer Commissaris aangesegt dat Uw Wel Edle. Gestrenge en Agtbe. mij hadden gesuspendeert van ampt, qualiteijt en gagie enz. en dierhalven door mij versogt wesende, indien misdaan had, dat volgens d’ ordre der E. Compe. mogt geactoinneert werden voor den Raad van Justitie om alsoo een behoorlijke defentie te erlangen. Zoo behaagden ‘t Zijn Edle. mij te antwoorden dat op de beschuldegingh4 van ‘t geld ontfangen niet wiert gesuspendeert, maar om d’ andre genoemde redenen en dat omtrent mijne verantwoordingh na d’ Edle. Heeren Majores wiert gerenvoijeer’[t], sonder ‘t zelve eens in omvrage te brengen, gelijk Uw Wel Edle. Gestrenge en E. Achtbe. sekerlijk in verscher geheuden zijn sal, en ook niet twijffele of zal benevens ‘t verdre gepasseerde bij resolutie van den 24e Maart vorengemt. behoorlijk gespecificeert staan. En gemerkt den ondergetekende al bevorens om zijn vrijdom versogt hadde, nu genecessiteert is geworden zijne verantwoordingh aan d’ Edle. Heeren Majores te doen, waar toe sig niet in staat bevind voor en al eer de poincten sijner beswaarnis autenticq kan aanthoonen, zoo keert hij sig tot Uwel Edle. Gestrenge en E. Agtbe. met gants nedrigh versoek dat hem zodanighe extracten, resolutien enz., als zijne sake eenigsints aangaan, mogen ter hand gestelt werden om sig in staat te vinden zijne verantwoording na waarheijt te konnen doen, in verwagtinge van ‘t welke, appostil in margine deser is versoekkende.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende. (Was getekent) Pieter de Meijer.’

Welk geschrift en versoek bij den Heere Gouverneur en Raad aandagtelijk overwogen, ende daar tegens in consideratie genomen zijnde dat den voorsz De Meijer om alle zodanige zaak en als bij de successive resolutien onder den 16e, 20, 23 en 24 der verlede maant Maart g’expresseert staan, door den Wel Ede. Groot Achtbe. Heere Commissaris Douglas en den gantschen Caabsen Raad als een persoon de presumptie in cas van quade behandelingh seer tot nadeel hebbende, is aangemerkt, in zoo verre dat wel gemelde Zijn Edle. Groot Achtbe. daar omme selfs geen zwaarigheijt gemaakt heeft met advijs van den Heere Gouverneur en Raad den fiscaal deses Gouvernements te injungeeren ondersoek te doen op de ingediende klagten van eenige coloniers, volgens de welke hij De Meijer voor het uijtgeven van grondbrieven deselve eenigh geld zoude hebben afgenomen; zoo sijn de sentimenten gevallen dat op desselfs relaas, bij gemelde schrifture vervat, om alle dese redenen, en te meer de wijle den E. fiscaal van sijne enqueste nog geen uijtslagh bekomen heeft, geene de minste reflectie kan werden genomen.

Wijders concernerende het versoek aan den voet van het voorn. schriftuur door hem De Meijer ter neder gesteld, ten einde sig in staat te vinden omme zijne verantwoordinge na waarheijt te konnen doen, aangemerkt zijnde dat alle de beschuldinge tegens denselve door welgeme. Heere Commissaris ter vergaderingh sijn ingebragt ende dat Zijn Wel Ede. Groot Achbe., gelijk sig dien aangaande ook wel eenigsints heeft g’expliceert, seer apparent nog eenige poincten ofte positiven daar en boven gereserveert heeft omme de Heeren en Meesters van deselve verslagh te doen, ingevoegen den voorne. De Meijer daar door buijten proces gehouden ende zulx sonder forma van dien direct aan de dispositie der Heeren Meesters afhanggelijk gemaakt is, sonder dat het in ‘t vermogen van dit Gouvernement gedagt kan werden gelaten te zijn ijets verders voor of tegen den gesuspendeerden in dese te entameeren, hem in versoekke of andere wijse te ontfangen, nogte hem in zijne tegenwoordigen staat dese saaken aangaande te moveeren of te molesteren; Zoo is met meerderheijt van stemmen om alle dese redenen, ende die verder ter zaake konden dienen, geoordeelt geheel van onse pligt te wesen aan onse Hoogh Achtbaare Heeren Majores gediffereert te laten den veelgemelden Pieter de Meijer te sijner tijd zodanigh gemunieert in verantwoordinge te ontfangen offte anders over denselven te disponeren als na volle bekomen informatie met derselver goedvinden en welbehagen over een komen zal, ende onder des voor appostil op voorne. schriftuur te doen stellen dat voor eerst de versogte extracten zullen werden ontzeit, ende dat den supplt. oversulx de dispositie der Heeren Majores, als aan wien desselfs zaken nogh eerst staan voorgedragen te werden, in sijne tegenwoordigen staat sal moeten afwagten.

Vervolgens gelesen zijnde een requeste5 van den schipper en equipagiemeester, Jan Brommert, behelsende versoek omme uijt ‘s Comps. dienst ontslagen en als borger alhier aangesteld te mogen werden; Zoo is na behoorlijke deliberatie en raadpleginge raadsaam g’agt daar op niet te disponeeren voor ende alleer den suppliant voldaan zal hebben aan het dictum door den Achtbe. Raad van Justitie deses Casteels nopende sijne landerijen uijtgesproken.

Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 26-31.

Dingsdagh den {17160421} 21e April 1716, voormiddagh.

Presentibus omnibus demptis den E. hooftadministrateur Cranendonk en capitain luijtenant Slotsboo door indispositie.

Der burger Matthijs Berstet6 in gelevert hebbende het volgende request:

Aan den Wel Edele Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met dieppe eerbiedigheijt te kenne Uwe Wel Edele en E. Achtbe. ootmoedige dienaar Matthijs Bersted, burger en inwoonder deser plaats, hoe hij onder den 20e Maart 1714 wettigh verkogt ende ook getransporteert hebbende seeker stuk thuijnland, omtrent de Zoute Rivier gelegen, aan Joost Stevensz. van Druten,7 ende daar op ter hande gestelt wesende seekere custingh brief, groot ƒ400 Indisch waarde, het bedragen der cooppenningen, sonder dat den supplt. daar op sedert niet alleen heller of penningen heeft ontfangen, nemaar dat den coper selfs is geworden fugitiv, immers sonder dat men weet werwaarts gebleeven is. Dan gemerkt den supplt. present occasie voorkomt gem. stukje land, als hem niet nut zijnde, aan een ander te konnen veralieneeren ende daar inne weer houden werd, vermits het, als gesegt, volgens gedaan transport nog staat op de name van gesegden Van Druten, zoo keert den supplt. sig seer ootmoedigh tot Uwel Edle. Gestrenge en E. Achtbe., versoekkende qualificatie omme dat grondje na sijn wel behagen te mogen van de hand zetten, mits stellende borgede restituendo, indien Van Druten daar op naderhand eenige reclamatie mogt komen te doen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) Matthijs Bersted.’

Zoo is den selve sijn versoek geaccordeert, mits dat alvorens voorne. stukje lands te mogen veralieneren, sal moeten stellen borgede restituendoindien gedagte Van Druten, namaals verschijnende, dat plaatsje mogt konnen te reclameren.

Wijders gelesen wesende een versoek schrifje van den baas van de wapen kamer, Adolp Burgers, als dootgraver, van desen inhoud:8

Aan den Wel Edelen Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge & E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijt te kennen den ondergetekenden, Adolf Burgers, dat er in de tijd dewelke hij als dootgraver heeft door gebragt, verscheijdene burgers en ingesetenen alhier voor hare slaven graven hebben doen bestellen, en die gemaakt sijnde, wederom hebben laten op seggen als willende selfs graven daar voor maken; en de wijl door de slordige begravingh dier lijfeijgenen, als maar even onder de aarde gestoken werdende en in ‘t korte ontbloot, veel ligt quade toe vallen soude kunnen ontstaan, keerden den supplt. sig seer demoedigh tot Uwel Edle. Gestrenge en E. Achtbe. met onderdanigh versoek dat voortaan geene vrij luijden of andere mag gepermitteert sijn hare lijfeijgenen selver ter aarde te bestellen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) Adolp9 Borgers.’

Zoo is goed gevonden omme daar inne te voorsien dat wanneer den Heer fiscaal kennisse gegeven ende permissie gevraagt werdende omme sodanige overledene te mogen ter aarde bestellen, ook vervolgens den supplt. daar van kennisse en ordre geven zal hoedanigh met die lijken te handelen.

Wijders gesprooken wesende omme de soldatesque deses guarnisoens te kleden, gelijk de Hoog Achtbe. Heren Bewinthebberen sulx hebbende gelieven te accorderen, de lakenen en opperstoffen daar toe ook herwaarts gesonden hebben, invoegen nu de voering en knoopen daar toe vereijsschende nog manquerende, en waaromtrent best geagt wesende de soldate rokken te voeren met blauwe baftas, ende de knopen te laten maken van geel coper, gelijk het monster daar af verthoond wiert; zoo quam nu nog in bedenkinge of men dese de soldaten zoude laten verstrekken met de ordinaire winsten, uijt koop, dan wel inkoops prijse. Dogh aangemerkt wordende dat welgeme. Heeren Bewinthebbere[n] de goedheijt hebben gelieven te hebben selfs de opperstoffen tegens inkoops prijsen herwaarts te senden, zoo isser ook geen swaarigheijt gemaakt de voeringh en knopen op Haar Ede. Hoog Achtbe. approbatie in selver voegen te laten genieten.

Aldus geresolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, te dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 32-41.

Dingsdagh den {17160428} 28e April 1716, voordemiddagh.

Alle present.

Is ter vergaderingh gelesen een requeste10 van den burger Paul Heijns,11 als geweesene pagter van het derde vierendeel der Caabse coele wijnen van den jare 1712, houdende beede omme opschortinge van executie in zodanige termen als hier onder wert ingelijft:

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Politicquen Raad deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gebiedende Heere en Heeren,’

‘Geeft met de alder uijterste nedrigheijt te kennen Uwel Ede. Gestrenge en E. Achtbe. oodmoedigsten dienaar, Paul Heins, burger alhier, hoe hem voorleden Woensdagh door den geregtsboode aangekondigt is geworden dat sijne goederen en effecten per executie souden werden verkogt voor zodanigen restant van pagt penninge, ten bedrage van Rds. 889, als hij aan d’ E. Compe. nog ten agteren was. Het is waar, den supplt. heeft redenen om Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. alle dankbaarheijt te bewijsen voor soo iterative gunsten als aan hem in het geven van uijtstel hebben gelieven te betoonen, en hij hadde ook geen andere gedagten gemaakt of den hemel soude sijne neringe in de tijd der laast aangeweest zijnde retourvloot sodanigh hebben gesegent dat hij in staat hadde gekomen, volgens zijne beloften, de genoemde schuit als een eerlijk man af te doen, maar dewijl hij tot zijne hartelijke droefheijft moet seggen dat dese vloot hem geene or seer weijnigh winsten hebben aangebragt, immers niet sodanige waar door zijn woord kan presteren, weet den suppliant geen ander middel uijt te vinden om in desen zijnen soo deplorabelen toestant voor het alder uijterste verderf bevrijt te werden, als sigh met alle bedenkkelijke onderdanigheijt tot Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. mededoogsame goedheijt te keeren en seer instantelijk te bidden en te smeeken dat hem nogh eenigen tijd magh werden vergunt, op dat hij door opschortingh van de uijtvoeringh der executie alle sijne kragten zal kunnen inspannen om d’ E. Compe. met alle erkentenisse te voldoen. Immers zoude het een ten uijtersten sensible fataliteit voor hem wesen dat hij berooft wordende van zijne wooningh, het eenigste middel sijner behoudenisse, in zijne oude dagen arm en elendigh soude moeten omswerven. Den supplt. leeft in die hoope dat Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. ter meer zijne beede zullen verhoren, dewijl alle zijne goederen reets g’invertariseert zijnde, geen risico van verminderinge derselver voor d’ E. Compe. te lopen is, daar in tegendeel, door de prolongatie die hem mogte werden gegeven geensints en twijffelt, of zal deselve van tijd tot tijd sodanigh augmenteren dat d’ E. Compe. na genoegen sal kunnen werden betaalt, en hij als een eerlijk man blijven woonen. Derhalven heeft den supplt. van Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. geen andere verwagtingh of hem zal, na haar aangeboorne heusheit en hertgrondige sugt tot welstand haarer ondersaten, nog eenigen tijd werden vergunt om zigh door den zegen des hemels van zijne totale ruine te kunnen conserveeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Waar op met aandagt zijnde gebesoigneert; Zoo is om redenen daar bij vervat, raadsaam g’oordeelt den selve van de executie nogmaals voor den tijd van ses maanden te excuseeren, mits hij opstonds op dien debit sal moeten afdoen een somma van hondert en vijftigh Rds. en het restant dat dan nog blijven zal, Rds. 739, na expiratie van genoemde tijd.

Vervolgens geresumeert wordende een versoek schrift12 van tegenwoordige burgerraden omme twee nieuwe molensteenen in de mole deser Colonie, also de althans dienende steenen door verloop van tijt waren afgesleten, ende sulx ten prijse inkoops, ofte wel met ƒ25 procento advance. Waar op gedelibereert zijnde, zijn hen de twee molensteenen g’accordeert. Dan belangende den prijs; gelet wesende dat het zijn extraordinaire lichaamen welke uijt het vaderlant na herwaarts niet en konnen werden getransporteert sonder gevaar van breeken en veel pericul in ‘t verarbeiden van ‘t laden en lossen, is verstaan te laten volgen met 75 ten hondert advance, even als andere vaderlandse materialen van die natuur werden verstrekt.

Daar aan volgende nog geresumeert wesende een ander smeekschrift13 van Catharina Lafebure,14 weduwe Everts, tenderende te hebbe relief van al te ruijmen bewijs, ten tijde haar man zaliger overlijden gedaan aan Heeren weesmeesteren alhier, breder bij de requeste selfs te beoogen:

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders den E. Achtbe. Politicque Raad.

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijt te kenne, Catharina Lafebure, wede. wijlen den landbouwer Abram Everts, hoe dat sij supplte. kort naar ‘t overlijden van hare voorne. man, ter aanmaninge van weesmeesteren alhier, hebbende doen formeeren inventaris en taxatie der naargelatene goederen.15 Zij vervolgens ook ter weeskamer voornt. op den 29e April 1713 hadde gepasseert acte van bewijs ter somma van ƒ1609:10 ten voordeele van haar minderjaarigh kint, Apollonia Everts, dogh dat daar naa ter supplte. ernstige versoeken haare boedel bij weesmeesteren aanvaart ende tot gelde gemaakte zijnde, onder vonden is dat niet alleen meerder schulde en laste tot haren boedel waren als bij den voorne. inventaris was opgebragt, dat ook vervolgens de vaste goederen veel hoger waren getaxeert als bij verkopingh hadden connen gelden, dat ook verscheijde crediten op den inventaris waren gesteld, dewelke onmogelijk te inne ofte te bekomen zijn, en alsoo door ‘t geene voorsz is de supplte. zigh selve ende hare crediteuren merkelijk heeft benadeelt. Zoo versoekt zij supplte. seer onderdaniglijk dat Uwel Edle. Gestrenge en E. Achtbe. de goedheijt gelieven te hebben van haar supplt. te releveeren van de voor geme. acte van bewijs, ofte ten minste deselve sodanigh te modereren of verminderen als Uwel Edle. Gestre. en E. Achtbe. naar de equiteijt sullen oordeelen te behoren.’

‘’t Welk doende &a. (Was getekent) Catharina Lafebure.’

Zoo is na rijpe overweginge best g’acht, alvorens hier toe te treden, copie deses te geven in handen van weesmeesteren voormt., omme dese Vergaderingh dier aangaande te dienen van omstandigh en gegrond berigt.

Eindelijk nog naargesien wesende twee schriftelijke versoekken16 omme eenigh land in eijgendom, bij de versoekkers al langh in leeningh bezeten, te weten van:

Adam Leendertsz. van Nieuwenbroe[k],17 burger deser plaats, seeker stukje gelegen in dese Tafelvallije , door hem al sedert den 20e November 1709 in leeningh bezeten en met eenigen opstal bezet, met hoope in der tijd in eigendom te zullen erlangen.

‘t Ander was van den burger en lantbouwer Matthijs van den Bergh, omme hermeten te mogen werden seekere sijne plaats gelegen aan de Paarde Bergh over de Dieppe Rievier in ‘t Swarte Land , met bijvoeginge dat gedeelte slegt en onbouwbaar land van hem mogt werden verwisselt tegens een ander stuk daar naast aan leggende, dat niemant, zoo hij voorgeeft, anders te stade komen kan; Zoo is goet gevonden beide dese stukken lant te laten meten ende de kaarten, benevens schriftelijk berigt van den landmeeter, in vergaderingh te laten verthoonen, ten einde als dan nader en diffinitive te disponeeren.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JNS. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 42-53.

Dingsdagh den {17160505} 5en Maij 1716, voormiddags.

Alle present, te weten den Wel Edle. Groot Achtbe. Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Extrs. van India en Gouverneur, d’ Heer Abraham Cranendonk, oppercoopman en hooftadministrateur, d’ Heer Cornelis van Beaumont, fiscaal independent, d’ Heer Dominicus Marius Pasques de Chavonnes, capitain deses Casteels, den E. Jacobus Cruse, coopman en soldij boekhouder, den E. Caije Jesse Slotsboo, capitain lieutenant, Sr. Johannes Swellengrebel, ondercoopman en dispencier, Sr. Joan de la Fontaine, ondercoopman en pakhuijsmeester, en den ondercoopman Hugo van der Meer Pi[e]tersoon, Raad en Secretaris.

In deser voege bij een gekomen, produceer[de] d’ Edele Heer Gouverneur een requeste Sijn Wel Edele door den ondercoopman en dispencier, Sr. Johannes Swellengrebel, inhandigt, onder andre inhoudende versoek uit ‘s Comps. dienst ontslagen ende als burger aangestelt te mogen werden, benevens de redenen waaromme daar toe had moeten resolveeren, in zodanige termen als vervolgens kan werden gelesen:18

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders den E. Agtbaaren Politicquen Raad.

‘Geeft in alle onderdanigheijt te kennen den ondercoopman en dispencier, Johannes Swellengrebel, hoe dat den supplt. voor eenigen tijd door den E. independent fiscaal, de Heer Cornelis van Beaumont, g’injungeerd is geworden om sigh van sijn thuijn, gelegen a[a]n Liesbeeks Rievier , ingevolge d’ ordres van d’ E. Compe. te moeten ontdoen; welke ordres t’ obedieren den supplt. biljetten heeft doen aanslaan om sijn plaats, ‘t sij uijt de hand of bij vendutie, te verkopen. Maar alsoo den suppt. ‘t sedert geen occagie is voorgekomen om zijn thuijn t’ sijner genoegen tot een redelijke prijs te verkopen, soo als de gunstige ordres onser Wel Edle. Hoog Achtbre. Heeren Majores, de dato 30e October 1706, dicteren (konnende het selve verhandelen en beneficeeren soo als sij sullen koomen goed te vinden), en den supplt. bevreest is dat bij openbare verkopingh de thuijn tot sijn groot schaade verre onder de waarde soude moeten verkopen, als hebbende bereids voor omtrent twee jaaren het ongeluk gehad sijn koornland, in de Tijgerbergh gelegen, ‘t welk hem supplt. benevens opgem. thuijn op een wettige wijse door ‘t huwlijk en niet dat den supplt. tegens d’ ordres van d’ E. Compe. gekogt heeft, is aangekomen, om de ordres van d’ E. Compe. te obedieren, tot desselfs overgrote schade, om in 10 jaren te betalen, heeft moeten verkopen.’

‘Dierhalven den supplt. de saak nader overwogen, tot maintinu van sijn swaare familie, als zijnde met ses kinderen en verdere familie beladen, ‘t oorbaarste g’oordeelt van besluijt te veranderen en sigh tot Uwel Edle. Gestr. en E. Achtbe. te wenden, en om Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. op ‘t allernedrigste en ootmoedigste te versoekken dat Uwel Ede. Gestrenge en E. Achtbe. goede gelievde mogte wesen den supplt. de gunst te bethoonen van hem uijt de dienst van d’ E. Compe. t’ ontslaan en in vrijdom te stellen, als hebbende den suppt. nu ruijm dertien jaren over sijn laaste verbonden tijd ende verbeteringh tot ƒ45 ter mt. d’ E. Compe. gedient.’

‘En alsoo den supplt. d’ eere gehad heeft d’ E. Compe. in ‘t geheel den tijd van25 jaaren te dienen, en van deselve den tijd van19 agtien jaaren als lit a[a]n dese tafel te sitten, en de mindere colegien, als die van Justitie, weesmeesteren, huwlijkse en klijne saken, als lit te adsisteren, soo versoekt den supplt. wijders in alle onderdanigheijt dat Uwel Ede. Gestre. en E. Achtbe. goede gunst mogte wesen van hem de weldaat te bethoonen, soo ten respecte van dese Achtbe. Colegie als uijt consideratie van des supplt. langh duurige diensten, dat den supplt. van alle burger dienst, op voorbeelt van den E. capitain Oelof Bergh,20 den Secretaris Johannis Guielmus de Greevenbroek21 en den landdrost Johannes Mulder, mag g’eximeert werden, en dat den supplt. de rangh naast de jongste lit van dese Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. Colegie mag blijven behouden; voor welke weldaat den supplt. reden sal hebben Uwel Ede. Gestre. en E. Achtbe. op ‘t aller ootmoedigste te danken en voor de welstand van Uwel Ede. Gestre. en E. Achtbe. God op ‘t vierigste te bidden.’

‘Onderwijl Uwel Ede. Gestrenge en E. Agtbe. goed gunstigh appostil hier op verwagtende, soo betuijgt den supplt. te zijn - - - (Was getekent) Jns. Swellengrebel.’

‘t Welke gelesen en met goede aandagt gelet wesende op de middelen daar bij vervat, zoo wiert consonantelijk geen redenen gevonden hem Swellengrebel sijn versoek te ontseggen, maar in tegendeel in der beste forma te accordeeren, niet alleen, maar ook dat hij, aangesien sijn langjarige goede en meriterende diensten in verscheijde gepasseerde emploiien bewesen, als mede dat nu den tijd van aghthien jaren als ordinaris lit aan dese tafel heeft g’assisteert, conform sijn versoek in allen gevallen sal behouden den rangh en praeseance voor alle ondercoopluijden geen leeden wesende deser Vergaderingh, wel verstaande zodanigh dat immediaat in rangh sal volgen den Secretaris van dit Collegie. Welke dispositie, den supplt. binnen geroepen, bekent gemaakt wesende, wierd denselve in de name van de E. Compe. voor sijne goedadjudeen prijsselijke contributien gedurende desselfs cessie in dese Vergaderingh bedankt.

En in conformiteit van dit besluijt dan opengevallen wesende de dispens deses Casteels, en tot welk emploij sijn dienst presenteerde den vaandrigh Pieter Roques Pasques de Chavonnes,22 gelijk bij ‘t volgende versoekschrift23 te sien is:

Aan den Wel Edele Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Agtbe. Politicquen Rade.

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijt te kennen, Pieter Roques Quasques24 de Chavonnes, vaandrig ten dese Castele bescheijden, hoe dat hem supplt. ter kennisse is gekomen dat Sr. Johannes Swellengrebel, ondercoopman en dispencier alhier, alle mogelijke devoiren is aan wendende tot bekomingh van desselfs vrijdom en ontslagingh van des E. Comps. dienst, en also bij obtineering van ‘t voorsz versoek de gemelde dispenciers plaats sal komen te vaceeren, soo versoekt hij supplt. onderdaniglijk dat Uwel Ede, en E. Achtbe. de goedheijt gelieven te hebben hem supplt. in sulken gevalle met ‘t voorne. dispenciers ampt te begunstigen, met de qualiteijt van ondercoopman â ƒ40 per mt. ofte sodanigh als Uwel Ede. en E. Achtbe. sullen dienstig agten te behoren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

En waar omtrent geconsidereert wesende dat voorne. De Chavonnes sigh gedurende sijn aanwesen continueel heeft b’eijvert ende g’appliceert tot de Politie, zijnde een bequaam scribent en rekenaar, gelijk men ook wist sijne gedagten altijd daar heenen hebben gelopen omme bij occagie te konnen en mogen changeeren, behalven dat men versekert was, gemerkt sijne goede conduites en comportement, hij d’ E. Compe. in die bedieningh volkomen soude konnen voldoen; Zoo is met een parige stemmen voorne. De Chavonnes aangesteld tot dispencier deses Casteels en vervolgens van vaandrigh uit de militie ook gechangeer[t] tot ondercoopman, behoudens sijn gagie van veertigh guldens ter maant.

Van gelijke als desselfs plaats op ernstigh versoek wederom wiert gesuppleert met den boekhouder en keldermeester Gerard van Baarsenburgh, als een persoon te vore voor sergeant uit het vaderland alhier gekomen, daar toe volkome bequaamheijt besittende, ende sulx volgens de algemeene ordre omtrent de officieren van de militie, met de daar toe staande gagie van veertigh guldens ter maand en een nieuw drie jarigh verbant van dato deses.

En waar door dan komende te vaceeren de bedieninge van keldermeester deses Casteels, waar toe wel requireerd een nugter persoon van goede toesigt; Zoo is deselve vervult met den boekhouder en adjunct van den E. independent fiscaal, Sergius Swellengrebel,25 als daar toe genoegsame bequaamheijt besittende, en dit alles met een parige stemmen, dan egter op goedvinden van Hun Edele Hoog Achtbe. de Heeren Bewinthebberen in ‘t vaderland. Zullende het transport, zoo van de dispens als kelder, werden gedaan onder medio deser maand.

Waar na nog geresumeert wordende twee smeekschriften26 omme eenigh land in eijgendom te mogen hebben; het eene van Hans Jes,27 landbouwer deser Colonie, omme een plaats genaamt de Bakooven , gelegen aan de Bergh Rivier , die hij al ses jaren in leeningh bezeten28 en een opstal op doen zetten.

Het ander was van den landbouwer Pieter Jansz. Swanepoel omme een stuk land gelegen in ‘t Land van Waveren over de Breede Rivier , door hem Nieuw Munster genaamt, en al over de ses jaren bebouwt ende gecultiveert.29

Zoo is goed gevonden deselve te laten meten en in kaarte brengen ten eijnde, bij raport van den landmeeter of ook niemant te na bij ofte in den weg leijt, hier op nader te disponeeren.

Aldus geresolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 54-57.

Dingsdagh den {17160512} 12 Maij 1716.

Alle tegenwoordigh.

Verthoonde den E. capitain lieutenant, Kaije Jesse Slotsboo, als geswoore landmeter, eenige caartjes van landerijen door hem ingevolge besluijt van den 28e der verlede maand April en den 5e deser gemeten: als van Matthijs van den Bergh, Adam Leendertsz. van Nieuwenbroek en Pieter Jansz. Swanepoel, met bij voeginge dat hij volgens berigt van den tweeden landmeter Kochius30 van gedagten was alle ‘t selve, als niemant prejudicerende, billijk konde werden uitgegeven; wes na exacte resumtie dier figuren besloten wiert de respective erfgrondbrieven daar af te laten vervaardigen en afgeven, als mede dat gem. Van den Bergh sal hebbe een aparte grontbrief van het geene hem als nu in eigendom gegeven is, latende het oude onbequame, dat hij daar tegen tragte te verwisselen, als voren.

Wijders d’ Edele Heer Gouverneur te kenne gevende hoe presente burgerraden Sijn Ede. hadde versogt omme eenige materialen, te weten steen en kalk, ten eijnde te repareeren de graft en bruggen deser plaats; na het toescheijnt in allen deele even of deselve van meijninge ofte verstand waren dat de E. Compe. diende te doelen in de eene helft dier reparatie ende de burgeren in de andere, tot hun voordeel bij brengende dat d’ graft lopende aan de west zijde van het kerkhof, in dier voegen op gehaalt is ofte eigentlijk d’ eene zijde of wal ‘s Comps. en de andere coloniers wegen; maar geconsidereert wordende dat dat is geweest van een heel andere aansien als een nieuw werk, daar dit integendeel is een reparatie, en dat burgeren hier door wel zoude schijnen te willen fondeeren seekere gewoonte omme de gemeene reparatien met en benevens de Compe. gesamentlijk te doen, ‘t gunt wel plaats gehad soude konnen hebbe in den beginne ofte de grondlegginge deser Colonie, maar present van een heel ander aspect geworden, behalven dat d’ E. Compe. alleen bekostigt twee bruggen, d’ eene over de rievier voor ‘t Casteel en de andere voor den weg na de kerk leggende, en daar en boven ten dienste der burgers en gerief jaar uit jaar in nog leend drie slaaven.

Zoo is ten desen subjecte best g’acht voorne. suppten. versoek te declineeren, en dat deselve sal werden aangeweesen de plaatse waar se de schilpen konnen versamelen, de steen of klippen breken, ten einde kalk en steen ofte de materialen tot voorne. reparatie te konnen magtigh werden.

Den burger Pieter Jubert31 bij request32 versoekende omme seeker stuk land, gelegen in ‘t Land van Waveren over de Breede Rivier , genaamt de Plaisante , door hem al eenige jaren in leeningh beseten,33 gecultiveert en merklijk verbetert; Zoo is goed gevonden ‘t selve te laten meeten omme na genome inspectie van de caart nader te disponeeren.

Eijndelijk is nog aan den burger Fredricq Meijer, op desselfs versoek g’accordeert een klijn stukje of reebje land, leggende naast en aan sijn thuijn in een grip, te laten meten.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voornt.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 57-63.

Dingsdagh den {17160519} 19e Maij 1716, voor de middagh.

Presentibus omnibus.34


      • Den schipper van ‘t schip Wijnendaal door de Edele Heer Gouverneur in vergadering ontboden zijnde, vroegh gemelde Sijn Edele hem af dat vermits de blaasbalkken door het swaar weer op de herwaarts reise van Batavia eenigsints ontset geworden, thans volgens gedaan raport wederom hersteld waren, of ër ook nog eenigh mancquement aan dien bodem was, en wijders wanneer meijnde in staat van vertrek te konnen zijn, omme de papieren tegens die tijd te konnen vervaardigen; zoo verklaarden gemelte schipper dat voorne. bodem niets mancqueerde, geen swaarigheijt maakte de reise onder Gods zegen daar mede te ondernemen, die hij zeide op den 25e deser soude konnen vallen; versoekkende wijders, dewijle extraordinaar zwaar weer hadde gehad en nog een lange togt voorhanden was, om eenige extraordinaire provisie als wat erweten, boontjes, gort en een weijnigje wijn; dat hem om voornoemde redenen g’accordeert wierd.

Thans produceerde den E. Slotsboo het kaartje van een stuk land voor den landbouwer Hans Jes, en nog een ander kleen reebje voor den burger Fredricq Meijer gemeeten, gelijk dat bij resolutie van den 12e deser toegestaan zij. Dewelke geresumeert ende nagesien zijnde, goedgevonden wiert de erfgrondbrieven daar van te laten opmaken en af te geven.

De hooft officieren deses guarnisoens bij requeste35 versoekkende dat de militaire wagt dagelijx mogte op en aftrekken des smorgens ten aghte in plaatse van nademiddagh ten twee uren, om dat dit laaste twee gebroken dagen maakt, daar integendeel het eerste geschiedende, die dagh wanneer afgetrokken sijn genoegsaam in ‘t geheel tot haar dispositie blijft en in staat sijn om als dan dien volle dagh tot andere Comps. diensten te konnen verledigen; Zoo is haar zulx g’accordeert en vastgestelt dat voorne. wagt voortaan des morgens ten acht uren zal werden afgelost.

Wijders Anthonij Gunter,36 baaskuijper deses Casteels, seer ernstigh versoekkende37 dat de Ede. Heer Gouverneur en den Raad de goedheit geliefde te hebben in sijn faveur te schrijven aan Hun Edele Hoog Achtbe. de Heeren Seventhienen, ten einde sijn vrouw, Jaapje Mulder, woonende tot Amsterdam , mogt herwaarts aankomen; is hem ‘t selve toegestaan met intentie sulx met het schip Wijnendaal te laten geschieden.

Gelijk eijndelijk op hunne smeekschriften gepermiteert is een kasje ter groote van een voet in ‘t vierkant na ‘t vaderland te mogen versenden, als Jacob Lever,38 adsistent, Johanna Wessels39 en den equipagiemeester Jan Brommert.

En sijn tot het branden, zoo van dese als andere goederen van personen welke van hier staan te repatrieeren, gecommitteert den secretaris van Justitie, Daniel Thibault, benevens de adsistenten Hendrik Frappe40 en Jaques Chapelou.41

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 65-71.

Dingsdag den {17160526} 26e Maij 1716, voormiddagh.

Alle present.

Gaf de Edele Heer Gouverneur in deliberatie dat aangesien het guarnisoen stont gekleet te werden door de E. Compe. en delserver eigene monteringe van blaauw carsaij en kopere knopen, ende men bewust was dat veele deser inwoonderen gewoon waren de kleederen af te kopen en de menschen, wanneer somtijts een glaasje in ‘t hooft hebben, daar toe te persuadeeren, of het derhalve niet raadsaam zoude zijn men daar tegen door penal verbod quam te voorsien; zoo wiert, sulx ten hoogsten noodsaakelijk g’acht wesende, besloten te emaneeren ende te doen affigeren de volgende interdictie:42

Interdictie.

Dewijle men van tijd tot tijd ondervonden heeft dat eenige inwoonderen deser plaats veel haar werk makende van deese en geene te kopen, ende selfs haar daar toe te persuadeeren, gemaakte kleederen, sonder aansien van wie, wanneer maar hun voordeel ofte gewin daar door konnen bevorderen, zoo hebben, aangesien het guarnisoen deses Casteels door d’ E. Compe. staat gekleet te worden met haar eijgene monteringe, dat blaauw carsaij wesen sal, omme ook hier inne te voorsien, nodigh g’acht aan alle ende een ijder deser ingesetenen, ‘t zij Comps. dienaars, burgers, mattrosen, soldaten, banditen, slaven, wie ‘t zoude mogen wesen, niemant uijtgesondert, te verbieden ende te interdiceeren, gelijk verbieden ende op ‘t scherpste interdiceeren bij desen, dat niemant sal vermogen sodanige monteringe ofte kleedinge te kopen, in te ruijlen, te beleenen, ofte ijetwes op te crediteren, op peene dat indien ijmant van voorne. soldate blaauwe monteringe of kleedinge komt te kopen, in te ruijlen, te beleenen, ofte ijetwes op te crediteren, sonder aansien ofte forma van proces, voor de eerste maal, boven het missen van de gekogte ofte beleende kleederen, sal vervallen sijn in een boete van 15 Rds., de tweede reijs in Rds. 25 ende de derde male omme daar over arbitraal gestraft, en de soldaten die zoodanige kleedinge hebben verkogt ofte beswaart, door de spitsroede gejaagt te werden, zodanigh dat, nopende de boetens, de meesters voor hunne slaven zullen moeten instaan, en die van d’ E. Compe. en banditen aan den lijve of na exigentie van zaaken gecensureert en getugtigt te werden. De boetens te verdelen, een derde voor den aanbrenger, een derde voor den officier en een derde voor de E. Compe.

Den schipper en equipagiemeester, Jan Brommert, op den 17e Maart en 15e April bij requeste in ernstige termen versoek gedaan hebbende omme, vermits sijn aankomende jaaren, zwaarlijvigheijt en dat seer met het graveel geplaagt is, uijt ‘s Comps. dienst ontslagen ende alhier als burger aangestelt te morgen werden, en toenmaals niet finalijk op gedisponeert omme redenen bij voorne. resolutie te vinden, ende als nu ‘t selve versoek eerbiedigh vernieuwende, met aanthooninge van een ander goed man die hij betuijgde na sijn beste kennisse daar toe genoegsame bequaamheijt hadde omme die functie in sijn plaats waar te nemen, zijnde den onderstuurman, Cornelis Valk,43 op het hier gehorende galjoot de Postloper bescheijden; van gelijken dat nu, ingevolge den teneur van seeker dictum, sigh van desselfs landerijen door publijque vendu hadde ontdaan. Insteerende derhalve seer ernstigh dat de Edele Heer Gouverneur en Raad een gunstige aanmerkkinge op zijn versoek geliefde te nemen.

En waar omtrent delibereerende, in agtingh genomen zijnde dat sijne positien omtrent de gesteltheijt des lighaams in der daat gefondeert waren, als mede dat hij d’ E. Compe. over de 25 jaren van onderstuurman af heeft gedient, en daar onder den tijd van 19 jaren als equipagiemeester, gelijk ook sedert den jaare 1705 als lid in den Achtbe. Raad van Justitie alhier heeft g’integreert, zoo wierd gem. Brommert uit den dienst van de E. Compe. ontslagen en met het burgerschap deser Colonie beschonkken, in diervoegen dat om aangethooge redenen niet beroepelijk zal zijn in een der burgelijke functien, veel min subject togt of wagt te moeten doen, en waaromme hem dan ook op sijn versoek den rangh in alle occagien g’accordeert is naast den jongsten schipper en benevens den gewesen ondercoopman en lid deser Vergaderingh, Sr. Johannes Swellengrebel, als mede sijn voorige plaats in de kerk.

Met desen verstande nogtans, hij gemelde equipagiemeesters functie sal moeten waarnemen, om met eenen sig tot het doen van transport vervaardigende, zoo langh ër een ander vervanger in zijn plaats aangestelt zal zijn.

Hier na gaf de Edele Heer Gouverneur te kennen hoe den gewesene ondercoopman of thans burger, Sr. Johannes Swellengrebel, was komen versoeken omme Sijn Edele ordre, wijle sulx in sijn burgerbrief niet gereguleert wesende, waar ende op wat plaatse sig in de kerk zoude mogen plaatse, als een soort van scrupul maakte omme geen verkeerde plaatse te occupeeren. Waar over de gedagten hebbende laten gaan, seer billijk g’oordeeld wiert dat gemelten Swellengrebel, ter oorsake van sijne vorige emploiien, in de kerk behouden zal sijn sitplaats in de bank van de leeden van Politie.

Den E. hooftadministrateur overleverende memoritie van eenige bedorvene en aangestookene rokken, duffeltjes, broeken enz. met versoek wijle bij verkoop nog eenigh geld van te maken, dan bij langer leggen invendibel zoude werden; Zoo is raadsaam g’aght biljette te affigeeren omme deselve aanstaande Woensdagh, dat den 3e Junij wesen zal, aan de meestbiedende te verkopen. Se bestonden in de volgende:

13 ps. groote } waakrokken,
27 ps. kleene
51 ps. duffeltjes,
51 ps. broekken, en
285 paar koussen.
13 ps. groote } waakrokken,
27 ps. kleene
51 ps. duffeltjes,
51 ps. broekken, en
285 paar koussen.

Den. E. Caije Jesse Slotsboo produceerde ook volgens goedvinden van den 12e deser een caartje van een stuk land voor den landbouwer Pieter Jubert gemeten, ‘t gunt hem g’accordeert en goedgevinden is de grondbrieven daar af ter Secretarije te laten formeren en vervolgens afgeven.

Gelijk eijndelijk nog besloten wiert op ingelevert request44 van den burger Simon Faasz.45 omme een stukje huijs erf, het selve door den landmeeter in kaart gebragt wesende, eerst in vergaderingh te laten verthoonen, benevens schriftelijk berigt hoe het gecitueert is, ten eijnde als dan daar op te disponeeren.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 72-81.

Dingsdagh den {17160602} 2en Junij 1716, voordemiddagh.

Alle present.

Den E. Caije Jesse Slotsboo producerende een caartje van het stukje huijs erf, volgens besluijt van den 26e der vergange maand Maij gemeten voor den burger Simon Faasz., gelegen in dese vallije, verthoonende volgens de grondcaart deser plaats dat indien het aan voorne. Faasz. wierd gegeven, niemant van de buren konden benadeele; Zoo is na voorgaande speculatie en vergelijk hem voorne. stukje grond g’accordeert en den Secretaris gelast de erfbrief daar af te coucheeren en afgeven.

Waar na den burger Rudolf Fredricq Steenbok, te kennen gevende hoe hij in compe. van Christoffel Keijser46 een plaats hebbende aan de Oliphants Fonteijn en Dieppe Rievier , ende aldaar eenigh land hebbende doen scheuren ten eijnde met tarw te bezaiien, als nu onderregt ende te weten gekomen dat hij buijten sijne limiten heeft geploegt, dan zoo verklaarden buijten sijn weten; versoekkende derhalwe seer eerbiedigh dat dewijle de ongelden van voorne. land te laten breeken gedaan wesende, permissie zijluijden het voor dese maal mogten bezaiien; Zoo is hem het bezit voor een jaar en langer niet g’accordeert, mits daar voor betalende een Rds. per maand, even als van andere landen die in leenigh bezeten werden.

Vervolgens dat gelesen wierd seeker requeste47 gepresenteert door den opperchirurgijn, Christiaan Frens,48 van deser inhout:

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbare Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gebiedende Heere en E. Agtbare Heeren,’

‘Geeft seer ootmoediglijk te kennen Uwel Ede. en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Christiaan Frens van Sleeswijk in Holsteijn , in den jare 1712 met het schip Bentveld voor ondermeester a ƒ26 per maand alhier aangelant en anno passato gevordert tot tweede opperchirugijn van ‘s Comps. hospitaal met besoldinge van ƒ36, dat vermits het overlijden van den opperchirurgijn deses Casteels, Adriaan van den Oever, bij provisie aan den supplt. transport gedaan zijnde van ‘s Comps. medicamenten en effecten ten hospitale berustende, gelijk hij ook, niet beter wetende, die functie als tot genoege ‘t sedert heeft waargenomen. Zoo keert den supplt. met dieppe eerbiedighijd tot Uwe Wel Edele en E. Agtbe., seer ootmoedig biddende het van derselver goede geliefde sij hem in dat emplooij goediglijk te bevestigen, zodanig als Uwe Wel Edele en E. Achtbe. oordelen sullen als best sal kunnen bestaan.’

‘(Onderstont) ‘t welk doende &a.’

Waar op met aandagt gedelib[e]reert ende successive onder vonden wesende dat voorne. Frens ‘t sedert sijn aanwesen had bethoond te zijn een naarstigh, nugter en habil chirurgijn van veel succes in die functie, Zoo is den selven daar in bevestight ende gevordert tot opperchirurgijn deses Casteels, met de daar toestaande gagie van vijftigh guldens ter maand, van heden af onder zijn lopent verband. Gelijk nog op sijn versoek omme ontslagen te mogen wesen van de distributie en uijtgevinge van de provisien en drankken voor de ziekken ten hospitaale, gelijk dat bij resolutie van den 3e Februarij laast leden den gewesene opperchirurgijn Van den Ouver op g’offert was, best g’oordeeld is die uitdeelinge, als te voren altijt in gebruijk is geweest, te vertrouwen aan den siekkevader, en ten dien einde daar toe aangestelt den pl. adsistent, Thomas Verrijn,49 bevorens lange als tweede siekkevader tot genoegen g’ageert hebbende.

De equipagiemeesters plaats deser residentie volgens resolutie van den 26e Maij jongstleden vacant geworden, waar toe althans sijn dienst presenteerde Cornelis Valk, onderstuurman op het alhier gehorende galjoot de Postloper , als bij ‘t volgende smeekschrift komt te blijken:50

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtbaare Heeren,’

‘Geeft met onderdanige reverentie te kennen Uwel Ede. Gestrenge en E. Achtbares pligt schuldigen dienaar, Cornelis Valk, in den jaare 1705 voor mattroos in India gekomen en ao. 1709 aangestelt tot onderstuurman a ƒ26 per maand, waar inne continueel, zoo aldaar als nu eenigen tijd herwaarts op het hier gehorende galjoot de Postloper , niet beter wetende, volkomen genoegen heeft gegeven; hoe hij verstaan hebbende dat de equipagiemeesters bedieningh alhier zoude zijn opengevallen, sigh onder reverentie verbeelt d’ E. Compe. in dat emploij soude konnen voldoen. Zoo neemt den supplt. de vrijheijt, indien ‘t van Uwe Wel Ede. Gestrenge en E. Achtbe. wel behagen mogte werden die plaats met een ander te vervullen, sijn persoon op het alder onderdanigste daar toe te presenteeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) Cs. Valk.’

Zoo wiert ër, gelet wesende op sijn lange diensten en wel insonderheijt de goede getuijgenis zoo van den gewesen equipagiemeester, Jan Brommert, als andere, geen swaarigheijt gemaakt gemelden Valk daar toe aan te stellen ende sulx, vermits lange expiratie van tijd, in de qualiteijt van opperstuurman met besoldinge van agt en veertigh guldens ter maand en een nieuw verband van drie jaren, te reekenen van heeden af.

Eodem dié, des avonds. Extraordinair.

Presentibus omnibus.

Maakte d’ Edele Heer Gouverneur de vergaderingh bekent dat het schip heden nademiddagh onder een wittevlag met51 een Borgonjons kruijs ter rheede gekomen was, volgens gedaan raport van den daar op commanderende capitain, Matthijs Gerrebrandsz., de Caroli Galleij ,52 gemonteert met 16stukjes en53 30 man tot Oost Ende in Vlaanderen geequipeert en van daar met een pas of zeebrief van Keijser Carel den 8en September 1714 naar India gezeilt; over Cadix , Mosambicque , Goa en wijders de cust Malabaar langs na herwaarts; latende, het ankker hebbende laten vallen, een chauw waiien om dat sijn chaloup verloren en desselfs boot onbruijkbaar was, invoege Sijn Edele genootsaakt was geweest gemelde capitain met een van ‘s lands kleene vaartuijgen af te laten halen; dat sijn versoek was om noodwendige verversingh.

Zoo gaf welgemelde Sijn Edele in bedenkkingh of men dit versoek zoude inwilligen ofte niet, te meer het als een nieuwe wijse van equipagie voorkomende, ook onder zulke wel soude konnen lopen andere volkeren. Dan waar op gebesoigneert en aangemerkt wesende dat niets requireerde als alleenlijk verversingh, Zoo is eenparigh goedgevonden dien capitain sijn versoek te accordeeren, mits ‘s Comps. wegens nergens mede te versterkken, en na genote verversingh zoo dra doenlijk de rheede te doen quiteeren.

Aldus geresolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 82-85.

Dingsdagh den {17160609} 9e Junij 1716, voormiddagh.

Presentibus omnibus.

Het brievje en bijlagen gisteren per ‘t scheepje Schooteroog ontfangen54 van Haar Edele Groot Achtbn. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Delft, gedadeert55 10e December ao. passo., gelesen ende geresumeert wesende, hoorde men zittens vergaderingh een canon schoot, en niet langh daar na dat de boode quam bekent maken den capitain van de Caroli Gallije versogt de Edele Heer Gouverneur te spreeken; den welke binnen gekomen, met groote instantie versogt om een kleen vaartuijgh ten einde sijn gemelten bodem te hulp te komen, dewijle die onvertuijt en vermits de harde wint en swaare zee van sijn ankker doorgegaan was, dat op de zantbank reets stootende, in pericul was van te stranden.56 Waar omtrent de gedagten latende gaan, ende met den equipagiemeester derwegens gediscoureert wesende, die van gedagte was het te hard woeij ende de zee al wat te verbolgen om ‘s Comps. vaartuijgen te hazardeeren. Zoo wierd goed gevonden dien capitain ten antwoord te geven dat wanneer het weer bedaarde ende de zee navigabel zoude zijn, men hem met een vaartuijgh, dog sonder volk, dewijl hij zeide dat ër van sijn volk aan de wal was, soude assisteeren omme in cas van noot de menschen te salveeren, maar anders, ofte verders, niet.

Waar na gelesen wesende een requeste57 van den burger Pieter Betram Oortmans,58 omme in eigendom te mogen hebben seeker stukje thuijnland, leggende aan ‘t Rondebosje annex sijn eige hofsteede; is verstaan het selve te laten meten, ten eijnde op nader raport of sulx niemant kan benadeelen, ten principale te disponeeren.

Wijders produceerde d’ Edele Heer Gouverneur memorie van de inwoonderen welke op het nieuw ingevoerde vatgeld voor den jare 1714 nog ten agteren stonde, bedragende, zoo hier als van Stellenbosch en Drakensteijn , een somma van ses hondert vier en dertigh en een halve rijxdaalders, met bijvoeginge van de persoonen welke nog bij de leeningh rol successive te quaat waren gebleeven. Waar op gedelibereert zijnde, verstaan wierd deselve in copia extractelijk te stellen, voor zoo veel de Caab betrof, in handen van de Heer fiscaal, en belangende Stellenbosch en Drakensteijn , te geven aan den landdrost, ten einde het een en andere te doen in vorderen.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 86-88.

Dingsdagh den {17160616} 16e Junij 1716, voormiddagh.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert d’ Heer fiscaal.

Den schipper, Jan Coster, met het fregat Schooteroogh den 8en deser alhier verscheenen, in vergaderingh ontboden en op die afvrage verklaart hebbende dat aanstaande Maandagh, den 22e deser, in staat zoude konnen zijn omme sijne reise na Batavia te ondernemen; zoo wiert sulx vast gestelt ende besloten.

Vervolgens dat d’ Edele Heer Gouverneur de vergaderingh bekent maakte den Achtbe. Raad van Justitie deses Casteels door twee leden, namentlijk Sr. Johannis Swellengrebel en den E. Jan Brommert, verswakt wesende, derhalven gemelte Collegie gaarne met twee andere waren en dienden versterkt; gevende voorts in bedenkken wie ofte welke daar toe wel de naaste ende bequaamste zoude sijn; Zoo zijn na aandagtige overweginge, met een parige stemmen daar toe verkooren den ondercoopman en cassier, Jacob Voet,59 ende den ondercoopman en winkelier, Jan Alders.

D’ aangestelde keurmeesteren van ‘t zilver deser plaats te kennen gevende dat zij hen eenigsints bezwaart vonden over twee poincten in de ordonnantie hen voorgeschreeven,60 ‘t eene namentlijk dat men geen valsche steenen zoude mogen slijpen ofte in gout zetten, gelijk sulx in ‘t vaderland gepermitteert was, ende het andere dat zijlieden het zilver niet en konde brengen op ‘t alloij, bij voorne. ordonnantie gelimiteert, maar dat zij ‘t laaste, volgens den regel in ‘t vaderland, niet anders konde brengen als veerthien leedig de groote keure, komende op 30 stuijvers het loot, de kleene keure naar advenant, behalve nog al enige discreperende positien; Zoo is raadsaam g’acht zijluijden ‘t een en ander zoude ten papiere brengen, ten einde als dan nader besluijt desenthalve te nemen.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] ................................

61

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 89-108.

Dingsdagh den {17160623} 23e Junij 1716.

Alle de leden present.

De missive aan de Heeren van de Hooge Regering[h] in India in gereetheit gebragt ten geleide van het freguat Schoteroogh , gelesen ende onderteekent geworden zijnde onder huijdigen datum;62 verthoonden den E. Caije Jesse Slotsboo, als b’eedigt landmeter, het caartje van seker stukje thuijnland volgens resolutie van den 9e deser op versoek van den burger Pieter Betram Oortmans gedaan meten ten einde het in eigendom te mogen hebbe; en ‘t welke volgens mondeling raport van gemelten Slotsboo sonder ijmant van de buuren soude konnen werden in eigendom verleend. Zoo wierd na behoorlijke resumtie en na op de strekkinge gelet wesende, goed gevonden voorne. stukje land aan gem. Oortmans in eigendom te accordeeren en de erfgrondbrief daar af te laten opmaken.

Vervolgens verthoonde den Heer hooftadministrateur Cranendonk een schriftelijke staat van ‘s Comps. beestiaal, met aanwijsinge hoeveel ër sedert den laasten Februarij deses jaars waren verrekt, zodanigh als dit door den landdrost Van den Heuvel volgens bij gevoegde getuijgschrifjes was t’ samen gebragt en volgens de welke bevonden wordende dat ër sedert voorne. dage tot ultimo Maij laastleden waren verrekt als van de wolf en ander wild gedierte geslagt 51 paarden, 33 ossen runderen en 15 muijl esels.

Zoo versogt voorne. administrateur de vereischte qualificatie tot affschrijvinge van dit verlies; en waar over de gedagten gegaan wesende, is sulx, alhoewel die verminderingh van ‘s Comps. vee een ijder al vrij wat excessiv voorquam, als een onvermijdelijke schade g’accordeert.

Na dat in d’ jongst voorgaande zittingh ende te meermalen gesprooken was van het getal der bediendens ten hospitale alhier, als nergens gevonden werdende dat het selve bij eenige vorige resolutien ofte anders gefixeert was, zoo hadde den secunde deses Gouvernements bij die occasie aangenomen den vergaderingh van eenige sijner speculatien raakende het bestier van zaaken van het selve te suppetiteren, brengende thans in opvolginge van dien ter vergaderingh in de volgende:

‘Korte aanmerkingen op de bedieninge des E. Comps. hospitaal aan Cabo de Goede Hoop, den Wel Edele Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes ende den Agtbaaren Raad van Politie verthoond door den secunde deeses Gouvernements mitsgrs. den oud capitain Oloff Bergh, thans het commissaris ampt over het voorsz hospitaal bekleedende.’

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Jongstleeden Dingsdagh en bevoorens ter vergaderingh van Uwel Ede. Gestr. en E. Agtbe. gesprooken zijnde over de bedieninge van ‘s Comps. hospitaal, hadde den ondergetekende secunde aangenomen Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. ten naasten eenige zijner aanmerkinge deesen aangaande te presenteeren, maar alsoo den oud capitain Oloff Bergh, het commissaris ampt nevens hem over het voorsz hospitaal bekleet, den Politicquen Raad deeses Gouvernements veele jaaren als een meede lid geassisteert heeft en over zulx ook geheugenisse derretroactais hebbende, zoo heeft hij secunde niet konnen afweesen desweegen met gemelte Heer Oloff Bergh overlegh te maken, ten eijnde ons met den anderen te voegen ende Uwel Ede. Gestr. en E. Agtbe. onse geringe speculatien alsoo in beeter ordere voor te konnen dragen.’

‘Dus dan in alle eerbiedighijd ter zaake diend dat wij, aanmerkende hoe in allen gevalle de huijshoudinge concerneerende een goed regulament den spil is daar de gantsche schickinge derselver op steunen en draaijen moet, wel insonderheijt meenen te hebben bespeurt zulx in zoo grooten ommeslagh als die van dit hospitaal van de uijterste noodsaakleijkheijt te wesen op dat daar door alle disordres geweert ende behoudens de rijkelijkheijt van het mildadigh tractement het welke onse Heeren Meesters zoo goedertierende aan haare zieken en elendige dienaren toestaan, onder andere een suijnighijd in de koste werde gehouden die prijsselijk is.’

‘Het eenigste ‘t geene ons hier toe te vooren gekomen is, hebben wij bevonden te zijn een regulament opgestelt door den Heer Gouverneur Simon van der Stel en den Raad deeses Gouvernements, gedateert 3 Maij 1697,63 waar bij Haar Wel Ede. Gestrenge zig alle, benevens haare vrouwen, respective hebben verbonden omme als regenten en regentessen, twee aan twee dagelijx, de visite over het hospitaal te doen; dan wij konnen niet voorbij alhier te insereeren het geene den Heere Commissaris Jan Simons64 van dit regulament spreekende in desselfs opstel van eenige poincten van ordres voor dit Gouvernement, dato 19e April ao. 1708,65 dese visite aangaande genoteert heeft, seggende:’

‘dat het te wenschen waar dat sommige poincten daar in vervat behoorlijk waaren in praktijcq gebragt, hoewel (vervolgt Zijn Wel Edele Gestre.) de meeste (‘t zij met eerbied gezegt) van meerder ommeslagh als nuttighijd bevinde, want daar een werk van die natuur door alle persoonen van den Politicquen Raad g’inspecteert en door zoo veel buijtemoeders, die mogelijk nooijt of immers seer selden in ‘t hospitaal verscheenen zijn, behandelt moet werden, weet ik bij experientie nergens na het gewenschte oogmerk te bereijken zij.’

‘Wijders is zeer notabel dat geene volgende Heeren Commissarissen in Haar Wel Ede. Gestre. besoignes respective over het hospitaal gehouden, het voorsz regulament van den Heer Van der Stel aangeroert ofte daar eenigh de minste mentie van hebben gemaakt, maar dat Haar Wel Ede. Gestre. onder een stilswijgende declinatie van het selve dit regentschap, agtervolgens de instructie van den Heer Van Mijdregt,66 den hooftadministrateur en den capitain weederom gediffereert en aanbevoolen hebben, gelijk bij de Caabse resolutie van 17e Februarij ao. 171067 en 13 April ao. 171168 nader kan werden gesien. Ende gemerkt met deese beknopte veranderingh den regenten het gantsche regulament van den Heer Gouverneur Van der Stel en Raad vervolgens in zoo verre is overgeslagen dat de suppoosten eenigen tijd herwaarts gescheenen hebben bij na niet te meer te weeten wat zij in haare bedieningen respective subject waren, wat eijgentlijk van haar departement was, en hoe verre zij d’ gestelde regenten moesten kennen en gehoorsamen; zoo hebben wij daar over niet alleen onse ernstige gedagten laaten gaan, maar volgens het laaste articul van het even geme. regulament, luijdende:’

‘ende alsoo voorsz regenten bij ervarenthijd best zullen ondervinden wat deesen aangaande meer of anders geordonneert dient, zullende deselve zulx moeten annoteeren en den Edele Heer Gouverneur daar van kennisse geven, omme deesen daarmeede te amplieeren, altereeren, corrigeeren ofte verbeeteren, zoodanigh bevonden zal werden te behooren.’

‘Ons ook verpligt geagt Uwel Ede. Gestr. en Agtbe. onderdanigst te verthoonen:’

‘Eerstelijk, dat indien den gantschen Politicquen Raad om voor aangehaalde of andere redenen van die commissie g’excuseert, ende deselve alleen den secunde en capitain gediffereert zal blijven (gelijk nu wel eenige jaaren, edogh zonder positive vernietinge van het veelgeme. regulament van den Heere Gouverneur Van der Stel en Raad, gepractiseert is), het onses geringe bedunkens van seer veel noodzakelijkhijd zoude weesen dat den guarnisoen boekhouder en curator adlites als derde regent of commissaris neffens bovengem. twee persoonen in het voorsz hospitaal gequalificeert en aangestelt wierde, eensdeels omme in het drukste van den tijd, zijnde dan wanneer de thuijsvaarende en dikmaals veele uijtkomende scheepen hier ter rheede leggen, ieder t’ meeste in zijn bijsonder emploij heeft waar te nemen en het hospitaal de meeste toesigt vereijscht, den anderen in den dienst te konnen vervangen, mitsgaders des te geruster in de ordinaire monsteringe te kunnen zijn, andersdeels op dat bij overlijden van patienten meer sorge voor haar nalatenschap, zoo wij meenen, gedragen zoude konnen werden ende wijders op dat de belastinge bij uijtdeelinge van kledije, subsidie, mitsgrs. die van de doodkisten aan de verstorvene en wat êr meer mogte zijn, des te accurater zoude konnen geschieden.’

‘Ten tweeden, dat de wijle het getal van chirurgijns en andere bediendens, onses weetens, nooijt bepaald is geweest, wij ons selven omtrent den opperchirurgijn en andere daar bescheijden zijnde, zeer hebben geinformeert welke persoonen tot het regulier besorgen der genesinge, aanstookinge van medikamenten, oppassinge en havinge der impotenten, schaffen &a. noodsaakelijk in ‘t hospitaal vereijsschen, ende men ons heeft opgegeeven dat ter zaake van de menigvuldige zieken die êr somtijds inkomen, het niet minder te stellen zoude zijn dan met’


1 opperchirurgijn,
1 chirurgijn,
4 onderchirurgijns,
1 opper of eerste en } ziekevaders,
1 onder of tweede
1 kok,
1 koksmaat,
1 portier,
1 persoon omme de patienten dewelke in de kure of pokcagie (zoo men hier zegt) gemedicineert werden, op te passen en de stokinge die daar geschieden moet, gestadigh gade te slaan,
1 apothecar.

1 opperchirurgijn,
1 chirurgijn,
4 onderchirurgijns,
1 opper of eerste en } ziekevaders,
1 onder of tweede
1 kok,
1 koksmaat,
1 portier,
1 persoon omme de patienten dewelke in de kure of pokcagie (zoo men hier zegt) gemedicineert werden, op te passen en de stokinge die daar geschieden moet, gestadigh gade te slaan,
1 apothecar.

‘Zijnde reets door den Heere Commissaris Pieter de Vos, als bij resolutie van den 13e April 1713, sesthien mans slaven tot adsistentie der bediendens in het hospitaal geordonneert en geene slavinne, om voor te komen de veelerleij disordres dewelke door deselve ende de reconvalescerende zieken gepleegt plagten te werden.’

‘Ten derden, dewijle den jongst aangestelde eerste chirurgijn, Christiaan Frens, bij resolutie van den 9e deeser op zijn instantig versoek en goede reedenen van ongelegentheit van de administratie der provisien &a. g’excuseert, ende die poste na aloud gebruijk den eersten siekevader gedemandeert is, dat het oversulx ten hoogsten nodigh is dat hem ziekevader werde aangeweesen een bequaam apartement waar inne alles onder zijne sleutelen zeeker zij, en daar maandelijx ruijm zoo veel van alderhande soorten van behoeftens in op gelegt konnen werden als men na ‘t getal van zieken oordeelt te moeten hebben, zullende hierdoor ook met eenen voorgekomen werden dat tusschen tijts en successive geen eijschjes van verstrekkinge door de bediendens werden gedaan, als van welkers noodsaakelijkheijd men genoegsaam versekert en gepersuadeert is.’

‘Waarmeede dan vermeijnende voor teegenwoordigh het hoofdzaakelijkste rakende de bedieninge deeses hospitaals te hebben ter neder gestelt, hoopen wij dat Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. het zelve haar aandagt waardigh agten, ende daar omtrent zodanige resolutie zullen gelieven te nemen als tot de meeste ordre en regulariteijt in cas subject zal konnen dienen.’

‘Wij zijn met veel eerbiedigheijd - - - (Was getekent) Abraham Cranendonk en Oeloff Bergh. (In margine) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 23e Junij anno 1716.’

Op welke korte aanmerkkinge met aandagt gelet zijnde, den Edelen Heer Gouverneur en Raad speciaal overwegende de motiven welke Zijn Edelheit den Heere Generaal Jan van Hoorn als vervolgens den Heere Commissaris De Vos bij boven gecierteerde69 resolutien van 17e Februarij ao. 1710 en 13e April 1711 konnen hebben gehad omme het regulament van de Ede. Heer Gouverneur Simon van der Stel en Raad zoo stilswijgende te passeeren, mitsgaders de veranderinge als bij meergeme. aanmerkkinge in de regenten van het hospitaal te ordonneeren, ende niet anders konnende vinden als dat de bewegende oorsaaken daar van moeten sijn geweest, voor eerst, de g’allegueerde remarcques van den Heere Commissaris Simons, ende ten anderen, dat de reden schijnt te dicteeren dat regenten van het hospitaal subalterne, ende niet sodanige personen moeten zijn welke met malkandere te gelijk het gantsche lichaam van het opperste gesagh in het Gouvernement konnen uijtmaken.

Ende wat den dienst der raadspersonen vrouwen belangt, dat die sigh eerbaarheijtshalve van sig selve schijnt te excuseeren vermits êr noijt anders dan ruwe gasten van mattrosen en zoldaten in ‘t hospitaal komen, waar onder dikwijls veel met vuijle siektens besmet zijn, die op hunne wijse ten reguarde van de spijs egter zoo wel als anders bediend ende gemenageert moeten werden, behalven dat voormelte Sijn Edelheijt den Heere Van Hoorn ende de Heer Gouverneur Van Assenburgh sampt den Raad van Politie selfs het plaatsen van mindere vrouwen in ‘t hospitaal gants wanvoeggelijk hebben gevonden, als blijkt uijt het gepasseerde bij resolutie van den 10en Februarij 1710,70 alwaar ten reguarde van de binnemoeders gesegt werd:

‘dewelke daar inne bij den Heer gewesene Gouverneur Willem Adriaan van der Stel is geplaast als een bedieningh geheel incompatibel voor een vrouws persoon.’

Zijnde deselve binnemoeder daar op die tijd ookde factouijtgeset ende de siekevader, om dat zijn werk hier door verswaart wierd, niet alleen g’advanceert tot ƒ20 per maand, maar ook om het groot belangh dat aan de goede bestellinge van soo veel siekken vast is, nog toegevoegt een mede hulp onder besoldingh van ƒ14 ter maand. Invoegen dit alles ende wat verder ter materie konde dienen, rijpelijk gepondereert zijnde, met eenparige stemmen besloten wierd in zoo verre van het meergen. regulament van den Heer Gouverneur Simon van der Stel en Raad van den 3e Maij 1697 af te staan, ende voortaan tot regenten over het voorsz hospitaal te eligeeren den secunde deses Gouvernements, den capitain van de militie ende den guarnisoen boekhouder, gelijk den coopman Jacobus Cruse dan als zodanigh bij deesen daar toe aangestelt en door Zijn E. bereidwilligh g’accepteert wierd; in hereerende71 wijders alle andere poincten van ordre bij dikgemelden regulamente g’extendeert.

Naar ‘t welke ingesien zijnde dat het getal van de chirurgijns en andere minder bediendens volgens ‘t geene de opperchirurgijns der regenten hebben verseekert dat noodwendigh dient te werde genomen op de personen bij voorenstaande aanmerkkingh gespecificeert; Zoo is mede verstaan het bij provisie in dier voegen te fixeeren, egter zoodanigh, dat in der tijd bevonden werdende daar inne eenige verminderingh soude moeten geschieden, dit lasthuijs zoo veel doenlijk van kostelijke bediendens te ontheffen. Werdende aan de regenten ondertusschen geconsenteert daar en sodanigh dienstigh agten zullen te laten afsonderen een apartementje ofte provisie kamertje ten einde deselve onder verantwoordingh van den eersten ziekkevaders behoorlijk geborgen konnen werden.

Naar ‘t welke den gesegden hooftadministrateur te kennen gaf hoe alhier, zoo in ‘s Comps. groote als kleene geld cassa, was berustende een considerabel capitaal contante, ten bedrage van Rds. 83981 3/8, daar men de helfte in de dagelijksen handel niet van noden hebbende, derhalve de rest wel soude konnen ende ook diende te missen, dewijle het maar leijde te verinteresten volgens seekere verdeelinge door Zijn E. daar van ten papiere gebragt, in deser voege:

In de groote cassa berust   Rds. 45481 3/8
Bij de klijne cassa in ware wesen ruijm   Rds. 38500
Tesamen   Rds. 83981 3/8
Daar van afgegaan voor de liberale giften en kerk aan Stellenbosch Rds. 2058 1/4
Voor d' Hr. Adriaan van der Stel Rds. 3358 3/4
Tot de lopende kosten eenige jaaren door den anderen geslagen behoeft ten meesten op de inkomsten jaarlijx toegelegt te werden Rds. 2000
Laat men nu tegens onvoorsiene nootsakelijkheeden een renteloos capitaal bij kas houden van Rds. 26564 3/8
Zoo houd men in de handelingh   Rds. 33981 3/8
En schiet hier over, dat versonden den soude konnen werden, een capitaal van Rds. 50000.
In de groote cassa berust   Rds. 45481 3/8
Bij de klijne cassa in ware wesen ruijm   Rds. 38500
Tesamen   Rds. 83981 3/8
Daar van afgegaan voor de liberale giften en kerk aan Stellenbosch Rds. 2058 1/4
Voor d' Hr. Adriaan van der Stel Rds. 3358 3/4
Tot de lopende kosten eenige jaaren door den anderen geslagen behoeft ten meesten op de inkomsten jaarlijx toegelegt te werden Rds. 2000
Laat men nu tegens onvoorsiene nootsakelijkheeden een renteloos capitaal bij kas houden van Rds. 26564 3/8
Zoo houd men in de handelingh   Rds. 33981 3/8
En schiet hier over, dat versonden den soude konnen werden, een capitaal van Rds. 50000.

De welke eerst door d’ Edele Heer Gouverneur, en volgens door alle de leeden met opmerkinge geresumeert en oversien zijnde, eenparigh van nut en dienst der E. Compe. g’acht ende oversulx besloten wierd bij occagie op de scheepen verdeelt na Batavia over te maken een somma van vijftigh duijsend rijxdaalders.

Vervolgens door den E. praesis en commissaris en van civile en huwelijk zaken gepresenteert wordende het volgende versoekschrift:72

Aan den Wel Edelen Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens den E. Agtbaaren Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbaare Heeren,’

‘Alsoo den president en commissarisen van civile saken in ervaringe sijn gekomen dat eenige inwoonderen van Stellenbosch en Drakensteijn sedert een tijd langh sigh hebben laten voorstaan, dat wanneer over een schult, niet boven de 50 Rds. monteerende, voor dese hare bank wierden gedaghvaartde exceptie de clinatoir in competentis judicis ‘t fori73 haar lieden soude cunnen te staede comen, en alsoo tot nogh toe onbekent is dat daar omtrent door Uwel Edele Gestrenge en E. Achtbare iets tegenstrijdigs is gestatueert, zoo versoeken den praeses en commissarisen voornt. dat haar lieden hier inne eenige onderregtinge en positive elucidatie magh werden gegeven, om sigh daar na te cunnen reguleeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Lager) Ter ordre van den praesident en commissarissen cieviel. (Was getekent) Willem van Taak, secrets.’

Zoo is na overweginge van de substantie daar inne ter neder gestelt, verstaan en dienstigh g’acht dat voortaan de ingesetenen ofte onderhorige ende die hunnefixum dominciliumtot Stellenbosch en Drakensteijn hebben, onder een somme van vijftigh Rds. voor commissarissen van sivile zaken alhier niet en zullen zijn beroepelijk, ten ware dat den aanlegger ofte eijsser alhier was een Comps. dienaar ofte vendumeester, daar inne begrepen den secretarissen van Justitie en de weescamer, als van een ander aspect wesende, maar dat buijten dese alle inwoonderen van Stellenbosch en Drakensteijn zullen moeten werden gedagvaart, ‘t zij door wie ‘t zoude mogen wesen, voor landdrost en heemraden als hunnen competenten regter.

Eijndelijk hebben de ondercooplieden Jacob Voet en Jan Alders aan handen van de Edele Heer Gouverneur afgelegd den eed als leeden in den Achtbe. Raad van Justitie deses Casteels.74

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] ..................................

75

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 109-113.

Dingsdagh den {17160707} 7e Julij 1716.

Alle tegenwoordigh behalven den coopman, den E. Cruse, door indispositie.

Het briefje door Haar Edele Groot Achtbe. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Zeeland, de dato 26e Maart deses jaars,76 op eergisteren per ‘t schip Sandenburgh ontfangen, gelesen wesende, gaf de Wel Edele Heer Gouverneur te kennen hoe êr in Rade van Justitie obsteerde dat Comps. dienaren gedaagt omme te geven getuijgenisse der waerheit, somtijts belet zijn door de verpligte dienst, ende alsoo de termijnen van regten vrugteloos verlopende, daar door niet na behooren en konnen werden geobserveert, tot nadeel en dubbelde costen van parthijen, latende in overweginge of niet billijk zoude zijn dat in sulken geval Sijn Edele praeallabele kennisse wierde gegeven van sulke citatie, ten einde als dan ordre te konnen stellen en sodanige dienaren te licentieeren omme ten geprefigeerden tijd te konnen compareren; ‘t gunt door de leden, in behoorlijk[e] opmerkingh genomen wesende, van noodsakelijk g’agt zijnde, verstaan wierd dat van nu af aan eenig dienaar van de E. Compe. in cas subject werdende gedaagt, den boode immediaat na gedane citatie aan de parthij, van gelijke mede den Edelen Heer Gouverneur daar van zal moeten preadverteeren, ten einde als voorsegt.

Wijders wel gemelte Sijn Edele in presentie hebbende doen komen den schipper Jacob Brouwer van het onlangs alhier uit het vaderland g’arriveerde schip Ter horst , hem afvragende of dien bodem eenigh gebrek hadde, daar op met neen g’antwoord zijnde, ende vervolgens wanneer derhalve meijnde tot vertrek te zullen konnen vaardigh zijn, dat hij giste omtrent aanstaande Maandagh soude aanlopen, mits weer en wind dienende; Zoo is het vertrek van dien bodem na Batavia ten dien dage g’arresteert.

Van gelijken dat men bij ‘t aanstaande vertrek van ‘t Engels retourscheepje de Queen , cimpelijk een advijsbriefje aan Hun Wel Edele Hoog Achtbe. ter Vergaderingh van Zeventhiene sal laten afgaan tot bekentmakinge der aangekome en vertrokken scheepen.

Schipper Jacob Weijdemans, van het uit Patria gekomen schip Sandenburgh , te kennen gegeven ofte geklaagt hebbende dat de boegspriet van dien bodem niet te betrouwen en eeniger maten defect was, van gelijken dat êr aan de groote mast en ander ronthout haperde; Zoo wierd verstaan dat ronthout door de schippers Lambert Bot en Jacob Brouwer, benevens den equipagiemeester, Cornelis Valk, en de oppertimmerluijden van de respective scheepen Boekenrode en Ter horst (den onsen in de Saldanhabhaij met reparatie van de kleijne vaartuijgen besig wesende) exactelijk wegens die gebreken te laten visiteeren, met aanthooninge door wat wijse en middelen best te herstellen zal zijn.

Ingevolge resolutie van den 16e den voorgange maand Junij door keurmeesters van ‘t zilver ingelevert en gelesen zijnde seeker pretens berigt nopende hunne beswaaringe waaromme de ordonnantie hun voorgeschreven niet en zoude konnen naarkomen, wierd ‘t selve bevonden vrij verwart en onverstaanlijk, en daar omme dienstigh g’acht te committeeren den cassier Voet benevens den burgerraad wiens beurt het is in commissien te assisteeren, ten einde voorne. keurmeesters op dit stuk te hooren omme derwegens klaar en succinct berigt in geschrifte over te geven.

En wijders aangemerkt êr nu sedert desen zaizoene albereits successive na Batavia versonden was een quantiteit van hondert en vijf en t’ negentigh lasten tarw, zoo versogt d’ Heer hooftadministrateur Cranendonk te mogen weten tot hoe verre die versendinge soude mogen en dienen genomen te werden. Waar op met ernst geraadpleegt zijnde, goed gevonden wierd desen jare voor eerst tot de quantiteit van drie hondert lasten te vervolgen, staatmakende men dan nog zoo veel in voorraad houden zal, als d’ E. Compe. tot den aanstaanden ougst requireert.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] ...................................

77

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] ...................................

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 114-117.

Donderdagh den {17160709} 9e Julij 1716, na de middagh. Extraordinaire.

Alle present behalven den coopman, d’ E. Jacobus Cruse, door indispositie.

Gaf d’ Edele Heer Gouverneur te kennen hoe de boegspriet en verder ronthout van het schip Zandenburgh , ingevolge besluijt van eergisteren hebbende gedaan visiteeren, daar van door de gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerluijden het onderstaande raport ofte verklaringh ter hand gestelt was:78

‘Wij ondergetekende, als gesamentlijk gecommitteerdens over ‘t ronthout van ‘t schip Zandenburgh , verklaare bij desen na alvorens behoorlijk ‘t bovengenoemde ronthout te hebben gevisiteerd, voor eerst, de boegspriet bevonde op verscheijde plaatsen gekraakt te zijn, vereijssende deselve uijt te setten en nader aan de wal te visiteren op wat wijse deselve best in staat zoude kunnen werden gebragt; ten anderen, een groot marzeijls rhaa onbequaam, de groot mast vereijssende om de top twee sluijtbanden om de scheuren bij den anderen te doen sluijten; des noods zijnde ten allen tijden bereijd het zelve met eeden te versterken.’

‘(Onderstont) In ‘t schip Zandenburgh , den 9e Julij 1716. (Was getekent) Lambert Bot, Jacob Brouwer, Cs. Valk, Gerrit Vijerhulst en Jan Danielsz.’

Daar bij voegende dat aangesien de tijd van ‘t jaar dat men hier veel storm en onweer op de hand heeft, derhalve nodig g’acht hadde het goeddunken der Vergaderingh te hooren eer men een boegspriet van zoo swaaren schip diende te laten uijtsetten. Waar op gedelibereert ende ook gehoort wesende gesegde schippers benevens die van voornoemde Zandenburgh en den equipagiemeester, eenparigh van opinie wesende dat dat ronthout moest werden geligt, betuijgende daar inne geen merklijk pericul residere, ten einde ‘t selve aan de wal nader te besigtigen en met meer fondament te konnen oordeelen wegens de middelen tot herstellingh, als van het geheele hout de beste voorsegginge niet doende; Zoo is eenparigh goedgevonden voorne. boegspriet te laten uijtsetten en aan de wal brengen ten eijnde als dan nog nader te doen besigtigen ende in ‘t werk te stellen dat oirbaarst g’agt werden zal.

Aldus geresolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] ...................................

79

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] ...................................

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 118-121.

Dingsdagh den {17160714} 14e Julij 1716.

Presentibus omnibus, dempto den coopman, d’ E. Jacobus Cruse.

Produceerde d’ Edele Heer Gouverneur seekere attestatie80 gegeven door gecommitteerdens wegens de boegspriet van ‘t schip Zandenburgh , hoe dat denselve t’ eenemaal onbequaam is omme wederom te konnen herstellen, met aanthooninge hoe men ten besten doenlijk wederom een ander zoude konnen toestellen, namentlijk van de groote stengh terwaarloo81 van dien bodem, zoo mede d’ twee wangen van dat schip, d’ twee dito van Boekkenrode en een dito van ‘t Huijs Terhorst .

Zoo gaf Sijn Wel Edele in bedenkken of men voorne. kielen daar af zoude konnen ontblooten; dan gemerkt êr geen ander middel in dit geval te bedenkken was, als ongeraden voorne. Zandenburgh zoo langh aan te houden tot men uijt het vaderland van ronthout wiert versien; Zoo is een parigh goedgevonden gemelte houtwerken daar toe van voorne. scheepen te ligten en tot een ander boegspriet voor dat schip te emploiieeren.

Waar na den Heer hooftadministrateur ter vergaderingh produceerde den eisch voor desen jare van Ceijlon ontfangen,82 daar benevens te kennen gevende dat alle de goederen daar bij gepetitioneert, gereet waren omme met Boekkenrode na dat eiland versonden te konnen werden, excepto de salie ende de struijsvederen, om dat men deselve niet hadde konnenmagtig83 werden; Zoo is verstaan voorne. goederen, op dese laaste na, in voegen voorsz te laten afscheepen en na Ceilon redenen te geven wegens het mancqueerende; ondertusschen dat men sien zal of sulx met het volgende schip dat nog uijt vaderland te verwagten hebben, sal konnen geschieden.

Landdrost en heemraden bij requeste84 versoekkende van d’ E. Compe. te leen te mogen hebben een somma van drie duijsend guldens, Indiesche waarde,85 sonder intrest, ende sulx ter zaake wijle hunne cassa door diverse timmeragie ontbloot, omme te emploiieeren tot den opbouw van ‘t colonies huijs. Waar op gelet zijnde, na overleg van zaaken best g’agt wierd voorne. collegie te addresseeren aan dat van der diaconnij van Stellenbosch en Drakensteijn , ten eijnde met deselve in bester forma convenierende, die penningen van hen te bekomen van die geene welke met name van pieuse en liberale giften in ‘s Comps. cas berusten, als dog maar vrugteloos leggende.

Roelof Jonasse,86 burger aan Stellenbosch , versoek doende omme aldaar begiftigt te mogen werden met twee huijs erven, gelettert D.D. en H.H., daar benevens verthoonende schriftelijk versoek van landdrost en heemraden aldaar in sijn faveur als een nugter en bequaam burger. Waar op gebes[o]igneert ende naargesien zijnde de grontkaart van Stellenbosch voorsz, volgens welke gezegde Jonasse sonder ijmants incommoditeijt zoude konnen werden verleend; is denselve daar mede begiftigt, mits die naar luijd der ordonnantie op dat stuk binnen den tijd van een jaar zal moeten betimmeren ofte ten minste bemuuren, op peene dat anders wederom zullen komen te vervallen aan d’ E. Compe.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] ..............................

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 122-124.

Dingsdagh den {17160721} 21e Julij 1716.

Alle present, dempto d’ Heer hooftadministrateur Cranendonk en den coopman, d’ E. Cruse, beide door indispositie.

Den schipper Lambert Bot van ‘t schip Boekenrode , geprojecteert voor Ceilon , in vergaderingh geroepen ende op die afvrage verklaart hebbende desselfs onderhebbende bodem, niets benodigende, tegens aanstaande Saturdagh, weer en wind dienende, in staat was na voorne. eijland te konnen reijsvorderen; Zoo wierd het vertrek tegen dien dagh besloten ende g’arresteert. Gelijk gemelten schipper ook g’accordeert is omme een van de twee wangen van dat schip, gerequireert omme de boegspriet van ‘t schip Zandenburgh te maken en na verrigtinge van dien overgeschooten, wederom aan voorne. Boekenrode te rug te geven.

Den ondercoopman, Sr. Jacob Voet, ende den burgerraad, Johannis Heufke, den 7e deser gecommitteert wesende omme te hooren de keurmeesteren van ‘t zilver, nopende derselver pretense bezwaarnis wegens de ordonnantie, en thans derwegens schriftelijk berigt overleverende, wierd verstaan, vermits de absentie van twee leden, die besoigne tot naaste zittingh te verschuijven.

Vervolgens dat den mattroos Otto van Zuijdervelt, hebbende vermits de absentie van den schiemansmaat van ‘t schip Zandenburgh , die plaats van ‘t vaderland af tot hier toe volgens getuijgenis van den schipper Jacob Weijdeman tot goedgenoegen waargenomen, aangestelt tot schiemansmaat â ƒ14 per maant, de qualiteit heden, dan de gagie ingaande den 6e April jongstl. dat die plaats waargenomen heeft; te meer wijle dien schipper ook betuijgde den Edele Achtbe. Heer Bewinthebber tot d’ depesche van dien bodem gecommitteert, uijtdrukkelijk gelast hadde een goed matroos in plaatse van gemelden absenten schiemansmaat te mogen aanstellen.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] .....................................

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] .....................................

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.

C. 38, pp. 125-129.

Dingsdagh den {17160728} 28e Julij 1716.

Presentibus omnibus, dempto den coopman, d’ E. Jacobus Cruse, door indispositie.

Produceerde d’ Edele Heer Gouverneur twee schriftelijke attestatien87 door Jacob Brouwer, schipper van ‘t schip Ter horst , gedaan beleggen door desselfs officieren, volgens de welke van dien bodem hier ter rheede door holle zee en harde wind een anker de hand, mitsgaders dat het touw van het dagelijks ankker was gebroken ende het thuij touw der maten door ‘t vijlen en rijen op de grond beschadigt, dat t’ eenemaal onbruijkbaar was, gelijk dit laaste nog nader bevestigt wierd door schriftelijk berigt van expresse gecommitteerde schippers en equipagiemeester;88 doende gemelde Heer Gouverneur daar bij dat reets om tijd te winnen, tot vervullinge van ‘t verlorene hebbende gedaan verstrekken een ankker en touw, gemelte schipper Brouwer insteerde om nog een swaar touw van vijfthien duijm. Gevende in bedenkken of men die verstrekking behoorde te laten geschieden of niet, wijle die kiel reets nog vijf touwen had; ‘t gunt in deliberatie genomen en geconsidereert wesende dat die scheepen ordinair met ses zwaare cabels uijt het vaderland komen, wierd raadsaam g’acht nog een touw van genoemde dikte aan denselve te laten volgen, mits het beschadigde in wiens plaats dit gegeven werd, aan land te moeten leveren.

Wel gemelde Heer Gouverneur te kennen gevende hoe volgens raport der officieren, de ingelanden niet alleen seer traagh waren hun agterstalligh vatgeld â een Rijxdd. per legger te betalen, maar selfs op de aan maaninge van dien sig weijnigh scheenen te kreunen, en g’acht dit nog waren gelden die zij schuldigh waren van anno veerthien. Proponeerende wijders of ‘t niet vereijschte men de onwillige door middelen van regten daar toe constringeerde, te meer indien men dese nieuwe invoeringe ofte cijns niet behoorlijk quam te vorderen, die betalinge in ‘t vervolgh nog meer versloft zoude werden. Waar op de gedagten latende gaan, besloten wierd de agterstallige tot voldoeninge geregtelijk te laten citeeren door den officier, namentlijk in loco door den Heer independent fiscaal en buijten door landdrost, ten einde deselve door middel van justitie ofte executie te innen.

De schippers Arij Bogaart en Jacob Weijdeman, van de respective scheepen d’ Berbice en Sandenburgh , afgevraagt wesende of dese scheepen ijets mancque[e]rde, en waar op met neen g’an[t]woord wordende, en wijders wanneer in staat zoude zijn omme te konnen vertrekken, ‘t gunt, sonder extraordinaire verhinderingh, meijnde aanstaande Maandagh of 3e Augustus te zullen konnen geschieden; Zoo is sulx ten dien dage g’arresteert.

Eijndelijk is den burger Maurits van Aarde89 op zijn schriftelijke ingeleverde requeste90 toegestaan omme benevens sijne huijsvrouw, Constantia Helena ten Damme, bij occagie na Batavia te mogen vertrekken, g’accordeert omme in de cajuijt gelogeert ende getracteert te werden, wel verstaande mits daar voor het daar toe staande cost en transport geld betalende.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] .....................................

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] .....................................

91

[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.


## Footnotes


  1. Die oorspronklike brief het bewaar gebly in C.463 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 117-118. 

  2. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 73, pp. 329-331. 

  3. In die oorspronklike rekwes staan ook “ontrent”. In die H.K. staan egter “omtrent”. 

  4. In die oorspronklike rekwes staan ook “beschuldegingh”. In die H.K. staan egter “beschuldigingh”. 

  5. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 69, pp. 313-314. 

  6. Volgens sy handtekening is dit Bergstedt. Sien die oorspronklike rekwes in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 72, pp. 325-326. 

  7. Sy naam verskyn sedert 1709 op die monsterrolle van Stellenbosch . In 1715 is die woord “doot” in potlood teenoor sy naam aangeteken en daarna verskyn sy naam nie weer nie. Sien Stellenbosch 13/21:Generale Monsterrollen, 1700-17 16. 

  8. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 70, pp. 317-318. 

  9. In die oorspronklike het hy geteken as Adolff Borgers. 

  10. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 77, pp. 377-380. 

  11. Paul Heyns (1655-1717) is gebore te Leipzig en het in 1679 by die Kompanjie in diens getree. Later het hy ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Maria Schalk en het in 1701 hertrou met Maria Lozee, die weduwee van Douwe Gerbrandt Steyn. 

  12. Die versoekskrif is onderteken deur Hendrik Möller, Johannes Heufken en Hendrik Bouman. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 81, pp. 399-400. 

  13. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 79, pp. 389-390. 

  14. Sy is op 10 Augustus 1700 op Stellenbosch met Abraham Everts getroud. Hulle het een dogter, Apollonia, gehad. 

  15. Die inventaris, gedateer 21 Maart 1712, kan gevind word in M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 71. 

  16. Die twee rekweste het bewaar gebly in C.223:Requesten en Nominatien, 1715-1716, no. 78, pp. 385-386 en no. 80, pp. 393-394. 

  17. Adam Leendertsz. van Nieuwenbroek was ‘n wamaker van beroep en was getroud met Maria Mostert. Hulle het vyf kinders gehad. Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 81 en M.O.O.C. 14/2:Bylae by Boedelrekeninge, 1700-1723, no. 116. 

  18. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 85, pp. 421-424. 

  19. Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. 

  20. Oloff Bergh van Gotenburg was sedert 1679 sersant aan die Kaap. In 1686 het Kommissaris Van Rheede hom tot luitenant bevorder en in 1695 het hy kaptein van die garnisoen geword. In 1716 is hy emeritus kaptein gemaak. Hy was getroud met Anna de Koning. (Sien C.J.2650: Testamenten, 1709-1715, no. 80, pp. 366-369; M.O.O.C. 7/5: Testamenten, 1735-1737, nos. 48 en 49.) 

  21. Johannes Guilielmus de Grevenbroeck het in 1684 met die skip Maas as assistent na die Kaap gekom en het in 1685 Sekretaris van die Politieke Raad geword. In 1694 het hy afgetree en op Stellenbosch gaan woon. Sien verder die Voorwoord by die Resolusies van die Politieke Raad, deel III. 

  22. Hy is gebore te Bergen op Zoom en het in 1714 saam met sy vader, Goewerneur Maurits Pasques de Chavonnes, na die Kaap gekom. In dieselfde jaar is hy aangestel as vaandrig. 

  23. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 86, p. 425. 

  24. Dit is ‘n duidelike skryffout. In sowel die H.K. as die oorspronklike rekwes staan “Pasques”. 

  25. Sergius Swellengrebel van Amsterdam was die seun van Balthasar Swellengrebel, ‘n broer van Johannes Swellengrebel, en Elisabeth Kramer. Hy het in 1712 met die skip Meijnden as soldaat na die Kaap gekom en is in 1713 as boekhouer aangestel. Hy was getroud met Anna Fothergill. (Sien C.J.2617:Testamenten, Codicillen, &a., 1761, no. 1, pp. 2-5; M.O.O.C. 7/7:Testamenten, 1766-1767, nos. 37-39; M.O.O.C. 13/6:Boedel Rekeningen, 1763-1767, no. 37.) 

  26. Die twee versoekskrifte kan gevind word in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 82, pp. 405-406 en no. 83, pp. 409-410. 

  27. Hans Jes is in 1650 in Holstein gebore. Hy was ‘n vryburger te Stellenbosch en was ongetroud. In sy testament, gedateer 24 Oktober 1729, het hy die burger Pieter Jurgen van der Heijde tot sy erfgenaam benoem. (Sien C.J.2604:Testamenten, 1727-1730, no. 49, pp. 242-243: C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 108, pp. 478-482.) 

  28. Op 3 Januarie 1711 het Louis van Assenburgh aan Jes toestemming gegee om sy vee te laat wei “aan die Bergh Rivier aan de Back Oven “. (Sien R.L.R.1:Oude Wildschutte Boek, 1687-1712, p. 283.) 

  29. Hy het op 17 September 1709 van Louis van Assenburgh toestemming ontvang om sy vee te laat wei “over de Breede Rivier , onder Witsens gebergte , in ‘t Land van Waveren “. (Sien R.L.R.1:Oude Wildschutte Boek, 1687-1712, p. 223.) 

  30. Evert Walraven Cochius was afkomstig van Zutphen . Hy het in 1700 by die Nederlandse leër aangesluit en het gestyg tot die rang van luitenant. In 1714 het hy by die Kompanjie in diens getree en met die skip Barneveld as adelbors na die Kaap gekom. In dieselfde jaar is hy aangestel as ingenieur met ƒ30 per maand. Hy was getroud met Anna Christina Vlotman van Amsterdam. (Sien C.J.2602:Testamenten en Codicillen. 1722-1725, no. 19, pp. 102-107.) 

  31. Volgens dr. C. Graham Botha is Pierre Joubert in Provence gebore. In 1688 het hy met die Berg China na die Kaap gekom. Hy was getroud met Susanne Reyne de la Roque, maar sy is op die reis na die Kaap oorlede, en hy het reeds op die skip hertrou met Isabeau Richard. (Vgl. C. G. Botha:Die Kaapse Hugenote, p. 88.) Joubert het verskeie plase in Drakenstein besit. Sy oorspronklike testament kan gevind word in C.J.2599:Testament Boek, 1714-1719, no. 50, pp. 279-284. 

  32. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 87, pp. 429-430. 

  33. Louis van Assenburgh het op 8 Augustus 1710 aan Joubert toestemming gegee om sy vee te laat wei “over de Breede Rivier aan, de Middeldoordrift , tusschen de twee dwars rivieren in ‘t Land van Waveren “. (Sien R.L.R.1:Oude Wildschutte Boek, 1687-1712, p. 267.) 

  34. ‘n Memorie van die hoofadministrateur is hier weggelaat. Daarin word besonderbede verstrek van bedorwe wolklere en goedere wat te kort of te veel ontvang is uit die skepe Elisabeth , Bentvelt , Zuijderbeek , Groenswaart , Arentsduijn , Nederhoven en Oudezijp . Die Politieke Raad het besluit om die betrokke goedere in die boeke te laat in- en afskryf. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.11:Resolutiën, 1716-1717, pp. 57-60. 

  35. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 88, pp. 433-434. 

  36. Anthonij Gunter van Erfurt was sedert 1710 kuiper aan die Kaap en het in 1714 baaskuiper geword. 

  37. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-17 16, no. 91, pp. 447-448. 

  38. Jacob Lever van Amsterdam het in 1713 as assistent na die Kaap gekom. In 1721 is hy getroud met Abigail Louisa van der Lith, en in 1726 het hy hertrou met Jacomina Brommert, die weduwee van Jacob Voet. Sy versoekskrif kan gevind word in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 92, p. 451. 

  39. Sy was die dogter van Jan Wessels en Helena Bezuidenhout en is in 1707 met Frans van der Stel getroud. Haar versoekskrif kan gevind word in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 90, p. 443. 

  40. Hendrik Frappe van Amsterdam was sedert 1708 assistent aan die Kaap. In 1710 het hy gevolgmagtigde geword vir Simon van der Stel se sake. 

  41. Hy was afkomstig van Amsterdam en was sedert 1712 assistent aan die Kaap. (Sien V.C.40:Generale Monsterrollen, 1701-1715.) 

  42. Sien ook C.603:Dagregister, 1715-1716, pp. 371-375. 

  43. Cornelis Valk van Zeevenhuysen was die seun van Abraham Pietersz. Valk en Anna Oosterdorp. Hy het in 1705 as matroos na Indië gegaan en is in 1709 bevorder tot onderstuurman. In 1716 was hy onderstuurman op die galjoot Postloper . Hy was getroud met Gesina Mayboom, die dogter van Claas Mayboom en Geertruy Specking. (Sien M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 102.) 

  44. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 93, pp. 455-456. 

  45. Simon Faasz. van Dordrecht is in 1704 met Aletta Loubser getroud. Sy was die dogter van Nicolaas Loubser en Engela Quint en is in 1690 aan die Kaap gebore. Hulle het drie kinders gehad: Johannes Josua, Nicolaas Lodewyk en Engela Maria. (Sien M.O.O.C. 8/3:Invertarissen, 1714-1719, nos. 83 en 84.) 

  46. Sy naam verskyn in 1714 vir die eerste keer op die monsterrolle. Vir sy testament, sien C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, no. 14, pp. 66-69. 

    1. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 97, pp. 477-478.

  47. Hy is in 1716 getroud met Isabella Hasewinkel, die dogter van Christoffel Hasewinkel en Margaretha Michiels. Sy testament het bewaar gebly in C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 40, pp. 162-164. 

  48. Hy was afkomstig van Sluys in Vlaandere en is in 1712 as onder-siekevader aangestel. Hy is in 1716 getroud met Catharina Greeff, die weduwee van Johannes Pythius, en het in 1720 hertrou met Magdalena Munnik van Mauritius. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 73, pp. 267-269.) 

  49. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 98, pp. 483-484. 

  50. Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. 

  51. Vgl. C.603:Dagregister, 1715-1716, pp. 379-381. 

  52. Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. 

  53. Die oorspronklike brief kan gevind word in C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 137-139. 

  54. In die H.K. staan “gedateert”. 

  55. Volgens die dagregister was die see baie onstuimig as gevolg van ‘n sterk noordweste wind en was “de bhaij ontroert met hoogh gaende rollings die dermaten met ‘t vallend water quamen aen bruijschen dat de Oostendenaer, te nae aen de bank leggende, omtrent negen uuren in de voormiddagh zijn vlagh in chouw hees en een schoot quam te doen ten teken dat het schip gedurigh stiet”. In die namiddag het die wind egter van rigting verander, met die gevolg dat “den Vlamingh voor het stooten bevrijt zijn”. Sien C.603:Dagregister, 1715-1716, pp. 389-390. 

  56. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 100, pp. 499-500. 

  57. Hy was afkomstig van Keulen en het in 1709 as soldaat na die Kaap gekom. In 1714 het hy vryburger geword en in dieselfde jaar is hy getroud met Maria Hendriks, die weduwee van Johannes Phijffer. Na haar dood het hy hertrou met Christina Kruijsman, die dogter van Aarnout Kruijsman en Maria Vosloo. (Sien C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 21, pp. 134-138; C.J.2601:Testamenten, Codicillen, &a., 1721-1722, no. 27, pp. 131-134.) 

  58. Jacob Voet van Amsterdam het as kassier na die Kaap gekom en is in 1711 bevorder tot die rang van onderkoopman. Hy was getroud met Jacomina Brommert, die dogter van Jan Brommert en Anna van Schalkwyk. (Sien C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, no. 7, pp. 39-42.) 

  59. Sien C.682:Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 89-98; asook die Resolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 442-445. 

  60. ‘n Ruimte is hier oopgelaat vir Jacobus Cruse se handtekening. 

  61. Sien C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 943-950. 

  62. Die reglement kan gevind word in C.702:Instructiën, 1686-1722, pp. 130-146. 

  63. Mr. Cornelis Joan Simons het op 3 Oktober 1690 met die Maas na die Kaap gekom en het vier jaar lank as fiskaal hier gebly. In 1695 het hy fiskaal geword van die kus van Koromandel en in 1701 was hy vise President van Raad van Justisie in Batavia. Daarna het hy Gerrit de Heere opgevolg as Goewerneur van Ceylon . In 1708 het hy as Raad Extraordinaris gerepatrieer en die Kaap as Kommissaris besoek. 

  64. Simons se rapport oor die Kaap kan gevind word in C.702:Instructiën, 1686-1722, pp. 493-559. Dit is ook gepubliseer in deel V van die publikasies van die Van Riebeeckvereniging. 

  65. Die heer Hendrik Adriaan Baron van Reede tot Drakensteyn, Heer van Meydregt (1637-1691) het van 19 April tot 16 Julie 1685 as Kommissaris-Generaal aan die Kaap vertoef. Hy is op 15 Desember 1691 op die skip Dregterland tussen Cochin en Soerat oorlede. Sy instruksies, gedateer 16 Julie 1685, is te vinde in C.700:Memoriën en Instructiën, 1657-1685, pp. 437-515. 

  66. Sien C.7 (deel II):Resolutiën, 1700-1710, pp. 519-521;Resolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 133-134. 

  67. Sien C.8:Resolutiën, 1710-1713, pp. 96-99;Resolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 213-214. 

  68. In die H.K. staan “geciteerde”. 

  69. Sien C.7 (deel II): Resolutiën, 1700-1710, pp. 512-516; Resolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 129-131. 

  70. In die H.K. staan “inhererende”. 

  71. Die oorspronklike rekwes het bewaar gebly in C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 105, p. 521. 

  72. Volgens prof. dr. D. Pont beteken hierdie gedeelte: “die verweer van onbevoegdheid van die regter voor wie ‘n party gedagvaar is om te verskyn”. 

  73. Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 25. 

  74. ‘n Ruimte is hier oopgelaat vir die handtekening van Jacobus Cruse. 

  75. Hierdie brief was afkomstig van die Kamer van Middelburg. Sien C.436 (deel I):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 153-154. 

  76. Abraham Cranendonk het nie hierdie resolusie onderteken nie, hoewel ‘n ruimte vir sy handtekening oopgelaat is. 

  77. Die oorspronklike rapport het bewaar gebly in C.336:Attestatiën, 1712-1716, p. 811. 

  78. Cranendonk het nie geteken nie. 

  79. Die rapport is onderteken deur Lambert Both, Jacob Brouwer, Cs. Valk, Geerrit [sic] Vijerhulst en Jan Daniels. Sien C.336:Attestatiën, 1712-1716, p. 801. 

  80. In sowel die H.K. as die oorspronklike rapport staan “ter waarloo”. 

  81. Die eis het bestaan uit koring, bone, groentesaad, mediese voorrade en 125 tot 150 “van de mooijste witte vederen uijt vleugelen van struijs-vogelen” as geskenk vir die koning van Candia . Sien C.120: Bijlagen, 1716-1717, pp. 85-86. 

  82. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  83. Die rekwes is onderteken deur N. van den Heuvel, P. van der Bijl, A. Tas, D. Coetse, Arnoldus Krusman, W. v. d. Brinck en S. W. v. M. (Schalk Willemsz. van der Merwe). Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 108, pp. 533-535. 

  84. In die oorspronklike versoekskrif staan “Caabse waarde”. 

  85. Hy was afkomstig van Flekkerö in Noorweë en is in 1709 getroud met Barbara le Fèbre, die weduwee van Nicolaas Cleef. Hulle seun, Daniel, is in 1710 gebore. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 3.) 

  86. Die twee verklarings is onderteken deur Jan Croon, Balten Hofman, Jan Uijthoek, Frans Palte en Barent Andriese, almal lede van die bemanning van Ter horst . Sien C.336:Attestatiën, 1712-1716, pp. 827 en 831. 

  87. Hierdie verklaring is onderteken deur Arij Bogaart, Jb. Wijdeman, Cs. Valk, Abraham Gidionsz. en P. Dam. Sien C.336:Attestatiën, 1712-1716, p. 835. 

  88. Hy was die seun van Pieter van Aarde en Maria Ponderus en is in 1692 in Den Haag gebore. In 1716 is hy getroud met Constantia Helena ten Damme, die dogter van Willem ten Damme en Helena Gulix. (Sien C.J.2599:Testament Boek, 1714-1719, no. 27, pp. 147-153.) 

  89. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 113, pp. 553-554. 

  90. Jan de la Fontaine het nie hierdie resolusie onderteken nie.