C042 v1.20
C. 42, pp. 2-6.¶
Dingsdagh den {17170413} 13en April 1717.
Alle present, dempto de Heer fiscaal door belet.
Den coopman, de E. Jan de la Fontaine, en capitain lieutenant Caije Jesse Slotsboo, conform besluijt van den 30e der verlede maand Maart, althans overleverende raport concerneerende versoek van den burger Fredricq Rossouw, om seeker stukje land in eigendom te mogen hebben, luijdende dus:
Aan - - - den Edele Heer en Mr. Henrik Becker - - - en den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtb. Politicque Raad.
‘Hoog Edele, Wel Edele Gestren[ge] en E. Achtbn. Heeren,’
‘Omme met alle eerbied te voldoen aan U Hoog Edele Wel Edele Gestrenges en Achtbe. seer gëeerde ordres volgens het besluijt van den 30e Maart in Rade van Politie genomen, hebben wij ondergetekende wesen besigtige het stukje land, gelegen aan de Steenberge , en door den burger Fredrik Rausau [sic] in eijgendom versogt, bevindende het te sijn gelegen midden in desselfs land, soo dat de twee door hem besetene stukjes daar door van den anderen werden gesepareert en is volgens opgaaf der landmeeter Evert Walraven Cochius, bevonde groot 20 morge en 193 roede, als bij het geannexeerde caartje komt te blijken, het selve stuk is voor een gedeelte bewossen met eenigh kleijn kreupel hout, waar om wij ons hebben geinformeert bij een der houtvesters, genaamt Hendrik Ernst Erhart, die ons heeft onderregt de E. Compe. daar nooijt had laten kappen en ook geen nadeel bij het uijtgeven soude lijden, het welk ook geen van sijn bure daar door soude komen te doen, dewijl het naar de strant strekt, alwaar geen andere plaatsen legge.’
‘Waarmede verhope aan U Hoogh Edele, Wel Edele Gestrenge en E. Achtbare intentie voldaan te sullen hebben - - - (Was getekent) Jan de la Fontaine, K. J. Slotsboo. (In margine) In ‘t Casteel de Goede Hoop, primo April ao. 1717.’
Zoo is gesegde land aan voorne. Rossouw toegestaan en bijgevolge beslooten de grondbrief ter secretarije te laten vervaardigen en afgeven.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] ...................................
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 7-13.¶
Dingsdagh {17170427} 27e April 1717.
Alle present, uijtgenomen den Raad en Secretaris, Hugo van der Meer Pietersoon, door belet.
Ter vergaderingh van 30e Maart jongstleden geaccordeert sijnde de kerk van Drakensteijn nae ‘t doenmaals overgelegt caartje te laten opbouwen en heden agt dagen de nadere overwegingh deser saak door de swakheijd der leden uijtgestelt wesende,1 is deselve als nu wederom ten tapijte gebragt, bij welke gelegentheijd de specificatie der oncosten wiert gerevideert, en bevonden dat daar in alleen maar de voornaamste metsel materialen met het loon voor de verwerkingh van dien waren geëxpresseerd ter somma van omtrent ƒ7991:10:-; Soo is den Eerwaarden predicant, Petrus van Aken, binnen gestaan sijnde, op desselfs versoek van met den opbouw te mogen beginnen en nae bequame werkluijden uijt te sien, tot het laaste geauthoriseert mitsgrs. om de nodige bouwstoffen soo veel doenlijk bij den anderen te versamelen en te laten aanvoeren, dogh sal door dito werkluijden een netter schets van het te bouwene benevens een ampelder calculatie der costen opgemaakt en aan dese Vergaderingh moeten vertoont werden.
En dewijl van landdrost en heemraden aan Stellenbosch ook een specificatie der materialen benevens het montant der costen, die van metsel, timmer en rijlonen daar inne begrepen, nopens de kerk van Stellenbosch voornt. was ingecomen,2 wierd deselve mede ter tafel overgelegt, bedragende een somma van Rds. 2666:6:4, nae resumptie van dewelke goedgevonden wierd te dier plaatse ook een begin met het prepareren en aanbrengen der materialen te doen maken, om in ‘t vervolgh het nodige nader te resolveeren.
Wijders door den Wel Edelen Heer Gouverneur de vergaderingh voorgedragen sijnde het groot gebrek ‘t welk men nu al sedert een geruijmen tijt aan smecolen en bequaam ijser hadde gehad, waar door de arme ingesetenen niet alleen, maar selfs d’ E. Compe. groote schaade zoude komen te lijden als onmogelijk sijnde de smitswinkel door de hier gebrande colen langer aan ‘t werk te doen blijven, soo als de winkels der vrijborgers al eenige maanden sonder vuur waren geweest; derhalven gaf welgemelte Sijn Edele de leden des Raads in serieuse bedenkingh of het niet nodigh oordeeld[e] dat uijt ‘t schip Borselen alle de smeecolen en soo veel ijser wierden geligt als men ten dienste deses Gouvernements en voorkomingh der ruine van veele ingesetenen hoogh nodigh hadde. Waar over dan de gedagten gegaan en geconsidereert wesende de onsekerheijd wanneer ons onzet van de voorsz mineralen sal toekomen ende dat ons wegens het ijser speciaal verlegen maakt het langh en sorgelijk agter blijven van het galjood Geenrust , waar inne volgens advijs der Heeren Majores een quantiteijt van 65000 lb. voor dit Gouvernement is afgescheept; Soo is beslooten alle de smecolen en soo veel ijser als men oordeelde voor eerst benodigt te sijn uijt meergesegde bodem te laten ontscheepen, om dus het gekerm der noodlijdende inwoonderen te gemoete te komen en d’ E. Compe. voor alle ongemakken, die uijt de ontbeeringh deser materialen souden kunnen ontstaan, te preserveren.
Werdende hier toe des te ligter getreeden door dien volgens raport van gecommitteerde schippers en opperstuurluijden dese ligtingh sonder eenige swarigheijd voor ‘t schip en weijnigh krenkingh der verdere ladingh sal kunnen geschieden, soo als uijt de verklaringh selfs beter comt te blijken, luijdende als volgt:3
‘Wij ondergetekende schippers, equipagiemeester en opperstuurluijden, als door den Wel Edelen Gestrengen Heer Raad Extraordinairis van India en Gouverneur in loco, Maurits Pasques de Chavonnes, expres gecommitteert sijnde omme ons te vervoegen na het schip Borselen en aldaar naukeurigh te ondersoeken of ër sonder gevaar en krenkingh der verdere ladingh meerder smekoolen en ijser voor dit Gouvernement gedesidereert souden kunnen werden geligt, verklaren ons na boort van voorne. schip Borselen begeeven en aldaar ondervonden te hebben dat de overige smekolen en ‘t eijser in die kiel geladen, seer faciel en sonder gevaar van ‘t schip te lossen zijn, ende wat het krenken van de andere ladingh betreft, dat sulx van geringe importantie en daar omtrent alleen maar een weijnigh leckagie aan de olij te apprehendeeren soude weesen, dan waar tegens met voorsigtige behandelinge wel wat voorsorge gedraagen soude kunne werden.’
‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, ulto. April 1717. (Was getekent) Arij Bogaart, Cs. Valk, Pieter Hagen, Hendrik Schoon.’
Eijndelijk quam men in gesprek ter welker plaatse de laast met Gansenhoef aangecomene ronthouten op het alder secuurste voor de bedervingh souden cunnen werden bewaart, dan alsoo de sentimenten hier omtrent eenigsints verschillende waren, wiert ër geresolveert de aanwesende schippers, benevens den equipagiemeester en opperscheepstimmerlieden te gelasten daar over inquisitie te doen en haare gedagten in geschrifte over te geven.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] Mij present, W. v. TAACK. E.g. clercq.
C. 42, pp. 14-15.¶
Dingsdagh den {17170504} 4e Maij 1717.
Alle present.
D’ Edele Heer Gouverneur te kennen gevende hoe den schipper Theunis de Haan geklaagt hadde wegens bederf van desselfs provisiebroot,4 Zoo is verstaan den schipper Arij Bogaart, op Schellenbergh , benevens den schipper en equipagiemeester Cornelis Valk te committeeren tot ondersoekkinge van die bischuijt, omme van de bevindinge raport in geschrifte te doen.
Bij resumtie van de concept resolutie van den 27e April jongstleden, alwaar eijgentlijk wegens het ligten van smeekolen en ijser uijt het schip Borssele werd gesprooken, geremarcqueert wesende, daar benevens wel vereijschte ingelijft te werden seker raport van gecommitteerde schippers en opperstuurluijden, dienende tot bewijs hoe men die brandstoffe en ijser seer faciel uijt dien bodem zoude konnen ligten als een kragtigh motief waar op dat besluijt almede is gegrond, Zoo is nogh dienstigh gacht het selve, schoon van een later datum, daar inne te laten insereeren.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 16-24.¶
Dingsdagh den {17170511} 11e Maij 1717.
Present d’ Edele Heer Gouverneur en E. Achtbe. Raad compleet.
Produceert d’ Heer hoofd administrateur Cranendonk memorie, behelsende hoe uijt het vaderland in 14 cassen en vier vaten de volgende wolle kleederen te kort en bedorven waren aangebragt, zoo mede van een overledene Comps. slavin, als van andere wegh gelopen en nogh niet wederom gekomen slaven, item van verrekt en verslondene vee in de drie maanden December, Januarij en Februarij jongstleden, en eijndelijk hoe êr volgens opgift van den landdrost nogh in de Groene Cloof waren weijdende 15 runderbeesten van de Hottentots genomen, met versoek van voorne. secunde hoedanigh daarmede gehandelt te werden, alles dusdanigh gespecificeert, te weten:
Dewelke gelesen ende geresumeert mitsgaders met de daaraan g’annexeerde attestatien daar toe relatief geconfronteert wesende, verstaan is, eerstelijk dat men de wolle kleederen en kousen hoe eer hoe liever bij publicque venditie ten voordele van de E. Compe. sal verkopen, en de tekort komende broeken en kousen, het vermindert vee, benevens de weggelopene lijveijgenen op verlies afschrijven, zodanigh dat van de laaste wederom komende ook weder zullen werden ingenomen; en laastelijk dat men de vijfthien runderbeesten, welke in de Groene Cloof zijn weijdende, door gecommiteerde heemraden, ten bij wesen van de landbouwer Theunis Bota,5 van dewelke sij die beesten hebben gereclameert, aan de selve Hottentots zullen werden gerestitueert om met die menschen in rust te blijven, dewijle zijlieden deselve al meer als eens ingevolge gedane beloften in de vrundschap makingh bedongen, g’eijscht hadden.
Waar na ter vergaderinge door den lieutenant, Nicolaas van den Heuvel, gepresenteert wordende het volgende versoekschrift:6
Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtb. Raad van Politie.
‘Vertoond met alle schuldige onderdanigheit aan Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. Nicolaas van den Heuvel, hoe hij supplt. in den jaare 1709 voor vaandrigh per ‘t schip Oestgeest alhier is aangeland, en in den jaare 1713 door den Edele Heer Commissaris Joan van Steeland gevordert tot lieutenant met ƒ50 per maant, onder een drie jarigh verband, mitsgaders kort daar aan aangestelt tot land-drost ten platten landen, sedert welken tijd hij sijn dienst, niet beter wetende, als ten genoegen sijner gebiederen waargenomen; en vermits den supplt. nu en dan sigh indispoos bevind en niet langer in staat om voorsz lastinge7 bedieningh als tot groote krenkingh sijner gesontheijd waar te nemen, uijt welkers insigte sigh keert tot Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. met ootmoedige beede hun soo gunstigh te willen wesen om van ‘s Comps. dienst honorabel te ontslaan en den rangh te laten genieten nevens den jongste luijtenant.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende.’
Zoo is gelet wesende op de motiven daar inne vervat, als mede het goedgenoegen dat doorgaans in ‘s Comps. dienst heeft gegeven, den selve het burgerschap deser Colonie g’accordeert, behoudens den rangh naast den jongsten lieutenant deses Casteels.
Vervolgens dat de schippers Arij Bogaart op het provinsie schip Schellenbergh , Theunis de Haan op Gansenhoef en Frans de Broeij op Borselen , in vergaderingh ontboden door d’ Edele Heer Gouverneur gesamentlijk ende een ijder wierden afgevraagt wanneer in staat van vertrek zoude sijn, en of nogh eenigh gebrek hadden aan schip of volk, en waar op g’antwoort hebbende dat aanstaande Saturdagh soude konnen reijsvorderen als niets mancqueerende alsweijnigh8 provisie, en die van Borselen eenigh water; Zoo is het vertrek te dien dage vastgesteld.
Dewijle men van alomme tot droefheijd hadde verstaan dat de sterfte van ‘t vee, ende voornamentlijk schapen, ‘t welk men nu, God betert, al drie jaaren in dese Colonie zoodanigh was subject geweest, het selvecento pro centowas geresen; wiert door de Edele Heer Gouverneur in omvrage gebragt of het niet dienstigh zoude sijn omme sulx, als een saak van veel gevolg, zoo veel doenlijk te verbeteren, alle ende een ijgelijk te verbieden voortaan geen ooijschaapen te slagten, ten eijnde den aanteel door dit middel te vergrooten. ‘t Gunt in ernstige overweginge genomen wesende, verstaan wiert alvoorens tot vast besluijt te komen, hier op in te nemen schriftelijk advijs van burgerraden mitsgaders van land-drost en heemraden, zoo van Stellenbosch als Drakensteijn , ijder apart of in ‘t bisonder.
Aangemerkt wesende dat men sigh van de panne daken, alhier op veele plaatsen zoodanigh gecitueert dat de Z.O. winden daar op niet veel konnen werken, ten opsigte van brandvrijheijd als duursaamheijd, veel geruster kan bedienen als van riet en dat êr tot zoodanige reparatie onvermijdelijk zoo in ‘s Comps. slavenhuijs, equipagie pakhuijs enzt. eerlangh zal moeten werden getreeden; Zoo is ook verstaan dewijle men bij ondervindinge heeft de kleij tot het bakken van die tichels alhier niet en deugt, twee hondert duijsend pannen verglaasde uijt het vaderland te versoeken, niet twijffelende of sullen alhier met succes g’emploiieert konnen werden.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 25-28.¶
Saturdagh den {17170515} 15e Maij 1717, voor de middagh. Extrs.
Alle present, excepto de Heer Cranendonk door indispositie.
Produceerde d’ Edele Heer Gouverneur sekere requeste van den adsistent, Jaques Courton, dus luijdende:9
Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Achtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Achtbn. Heeren,’
‘Geeft met behoorlijke reverentie te kennen Uwel Edele Gestrenge en E. Achtbe. ootmoedigen dienaar, Jaques Courton van Londen , ao. 1716 met de Spieringh voor adelborst â ƒ10 per maant alhier aangeland en nu jongst in de maand Maart door de Wel Edele Heer Henrik Becker, Raad Ordinaris en Commissaris deses Gouvernements, gevordert tot adsistent â ƒ24, omme in die qualiteijt na Ceijlon gesonden te werden; hoe den supplt. met alle gehoorsaamheijt tot die reijse sigh geprepareert hebbende, hem nu van desselfs vaader uijt Den Haagh toegekomen zijn brieven dewelke den supplt. seer nootsakelijk en met veel aanmaninge na derwaarts roepen. Zoo keert den supplt. sigh tot Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe., seer ootmoedigh biddende het van derselver goedheijd moge zijn dat hij in plaatse van na Ceijlon , bij eerste occasie magh na ‘t vaderland vertrekken. ‘t Gunt denselve voor groote weldadigheijd erkennen en steeds bidden sal voor de conservatie Uwer Wel Edele en E. Achtbe. loffelijke regeeringh.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Zoo is na resumtie van ‘t selve en gelet wesende op de middelen daar bij vervat, na ingenomen advijs van den Heer secunde den supplt. met eenparige stemmen geaccordeert omme bij eerste occasie na ‘t vaderland te mogen vertrekken in die qualiteijt waarmede hier is aangeland, te weten voor adelborst â ƒ10 per mt., behalven dat den Heer fiscaal sterk van gedagten was dat de ordonnantie van d’ Edele Heer Commissaris Becker na den teneur moeste werden opgevolgt.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] ......................................
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNIES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 29-38.¶
Dingsdagh den {17170525} 25e Maij 1717, voor de middagh.
Alle tegenwoordigh.
Door de Edele Heer Gouverneur geproduceert ende gelesen zijnde een versoekschrift van den ondercoopman en cassier, Jacob Voet, houdende instantie omme met de vacante landdrost plaats begunstigt te werden, van desen inhoud:10
Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonne - - - mitsgrs. de leeden van den Achtb. Politicquen Raad aldaar.
‘Geeft reverentelijk te kennen Jacob Voet, ondercoopman en cassier ten desen Casteele, dat hem supplt. ter kennisse gecoomen zijnde de verworvene demissie uijt ‘s Comps. dienst van den landdrost, Nicolaas van den Heuvel, te raaden geworden is instantien om dat ampt te doen, en aangesien hij vertrouwt het selve ten genoegen van Uwel Ede. Gestr. en E.E. Achtbe. te zullen kunnen waarnemen, keert hij sigh gedienstelijk tot deselve met onderdanigh versoek dat het Haar E.Es. behagen magh hem supplt. behoudens zijne jegenwoordigen rangh, daar mede te begunstigen, benevens die honneurs toe te laten voegen dewelke aan een officiers ampt alhier in gebruijk zijn.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende.’
Ende Sijn Edele vervolgens den supplt. daar toe geproponeert hebbende, meijnende denselve te besitten de requisiten welke in zoodanigen officier en ampt quamen te vereijssen, als hebbende in de tijd van agt jaren dat hier gecontinueert heeft, genoegsame experientie en kennisse wegens de eijgenschappen deser Colonie bekomen; Zoo is na rijpe besoigne en wel voornamentlijk sijner godsdienst concernerende, denselven met eenparige stemmen daar toe aangestelt, egter met dien verstanden wijle de instructie van den Heere Commissaris Van Meijdregt G.G. op dit stuk specialijk dikteert dat het moet sijn een persoon van den gereformeerden godsdienst, hij alvoorens ter vergaderinge zal moeten doen decleraat sijner religie, en ten welken eijnde binnen ontboden en op de afvrage verklaart hebbende van de gerequireerde gesintheijd te wesen; zoo wiert êr geen swaarigheijd gevonden dit besluijt op approbatie onser Heeren Majores dusdanigh te arresteeren.
Waar na burgerraden ingaven versoekschrift omme een stukje land in eijgendom te mogen hebben ten eijnde de steene coorn wintmolen hen door de goedheijd van Haar Hoogh Edelens de Heeren 17e toegesonden, daar op te plaatsen, ter groote van vijf morgen en 599 roeden, ende gelegen omtrent de zogenaamde ruijterstal, volgens een bijgevoegt caartje.11 ‘t Gunt gelesen ende gelet wesende op de nootsakelijkheijd van dien, Zoo is hun het selve g’accordeert en wijders gelast de grond-brief van dien te laten opmaken en afgeven.
Vervolgens verthoonde d’ Heer hoofadministrateur Cranendonk, memoritje der minderheijd van eenige olijven olij en wijntint per ‘t schip Wassenaar volgens verklaringh van expresse gecommitteerdens aangebragt,12 te weeten:
107 2/10 kan olijven olij op 15 halvaamen, als zijnde 1 van 10 1/2, 1 van 6 1/2, 1 van 3 1/2, 1 van 3, 8 van 2 1/2 en 3 van 2 duijm wan bevonden, item 47 6/10 is kannen wijntint op 6 halvamen, wesende 1 van 4 1/2, 2 van 4, 1 van 3 1/2, 1 van 3 en een van 2 1/2 duijm wan bevonden; versoekende qualificatie deselve op verlies te mogen affschrijven. Bij resumtie van ‘t welk gesien sijnde het alles met attestatien wierde g’affirmeert, is de affschrijvinge vastgesteld.
Wijders dat eenen Bartholomeus Kolf, nu met het ter rheede leggende schip Velserhooft hier g’arriveert en op de reijse in plaatse van den overledene derdewaak, Pieter Ijsbrandsz. Douwe, bij scheepsraad aangestelt; van gelijken Arij de Rover van ‘s Hertogenbosch, mattroos in plaatse van gemelten Douwe volgens verthoonde copia resolutie in die kiel genomen,13 ende sulx op onse approbatie in die functien als zijnde nogh benoorden de linie geschiet zijn bevestigt.
Laastelijk communiceerde d’ Edele Heer Gouverneur de leden van den Raad hoe den hooft administrateur Cranendonk Zijn Wel Edele Gestr. hadde bekent gemaakt dat den schipper op het schip Meijenburgh , genaamt Pieter van Deelen, niet considererende na het scheen hoe wijnigh voortgangh men hier met de geringe magt van slaven en gelegentheijd van vaartuijgen in de ontlossinge van de tegenwoordigh ter rheede leggende scheepen conde maken, bij discoursse op dien subjecte in ernstige termen hadde uijtgebragt dat sijn schip voor alle andere ontlost en gedepecheert moste werden, seggende het selve alleen meer waard te zijn dan drie sulke fluijten als hier lagen, ende dat zijne Heeren Meesters hem daar en boven hadden geordonneert dat hij, hier komende (dewijle sulx in het quade moisson zoude zijn), de hoofden daar toe aanmanen ende haar ten dien eijnde de kostelijkheijd van sijn schip voor oogen houden moste, wijders dat hij d’ Edele Heer Gouverneur sulx alrede mede voorgehouden ende sigh alsoo van sijn pligt gequeeten hadde.
Weshalven ende aangesien Zijn Wel Ede. Gestrenge zoo wel als den hooft administrateur voormelt, vermeijnde in ordre alles te hebben bijgebragt wat na tijts gelegentheijt heeft bijgebragt konnen werden omme de scheepen ten spoedigste te ontlossen ende zoodanige discourssen egter scheenen te denoteeren dat êr in opsigte van Meijenburgh niet behoorlijk wierde gevigileerd; Zoo is gemelte schipper Van Deele ter vergaderinge binnen ontboden ende hem na het voorhouden van gesegde voorsz aldaar wel duijdelijk afgevraagt of hij ook dagt ofte wiste dat êr eenigh versuijm in de ontlossinge van gemelte zijn onder hebbende bodem was begaan ofte nog geschiede. Waar op denselve betuijgde over geen versuijm te konnen klagen, maar repeteerende d’ ordres die hij seijde van zijne Heren en Meesters te hebben, persisteerde hij niet te min omme voor alle andere scheepen geholpen en gedepecheerd te werden.
Op alle ‘t welke gelet ende wel aangemerkt wesende, wat confusie het zoude baren indien alle andere schippers dewelke geen minder zorge dan schipper Van Deele voor haare toe vertrouwde scheepen en ladingen hebben, het gesagh alhier telkens op dese wijse bestonden te obrueeren; Zoo is niet te min en hoe seer de derectie van zaken in desen en alle andere gevallen d’ Edele Heer Gouverneur en Raad allen wel aan bevoolen mogte wesen op de procedure van desen schipper bij omvrage overlegt of ende in hoeverre het ontlossen van het schip Meijenburgh wel verhaast zoude konnen werden, edogh daar toe geen andere mogelijkheijd nog middel gevonden dan de twee lands en eenige scheeps boots, dewelke thans door den andere in alle occasien daar zij tot ontlossinge der scheepen van dienst konnen zijn, gebruijkt werden, voortaan alleen aan die van Meijenburgh te emploijeren, immers zoo veel sonder versuijm aan het schip Hogermeer , dat een lastpoort openen en waar toe men bequaam weer waarnemen moet, zoude konnen geschieden. ‘t Welke dan zodanigh vastgesteld ende sulx den gemelde schipper Van Deelen aangezegt wesende, heeft den selve daar mede sonder meer genoegen genomen.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 39-52.¶
Woensdagh den {17170602} 2e Junij 1717, voor de middagh. Extrs.
Bij compleete vergaderingh.
Volgens resolutie van den 27e der maand April, den Eerwaarden predicant, Petrus van Aken, gelast wesende een netter schets en kostende van de kerk van Drakenssteijn te moeten inleeveren als te dien dage geschiet was, zoo produceerde denselve althans het volgende request met specificatie van dien:15
Aan den Wel Edele Gestrenge en Zeer Genereuse Heer M. Pasques de Chavonnes, - - - Praesident van den Achtb. Politicquen Raad, benevens aan de vordere leeden van dien.
‘Wel Edele Gestrenge en E.E. Achtbaare Heeren,’
‘Ten eijnde wij kerkkenraden van Drakensteijn Uwel Edeles en E.E. Achtbe. last en bevel mogen voldoen, soo bieden wij nu op het nederighste dese nevensgaande afgeschetste kerk aan Uwel Edele en E.E. Achtb. aan met desselfs uijtreekeninge van de daar op loopende onkosten tot dien opbouw volgens de opgawe van de metselaars, Huspot en Stoop, als blijkt uijt het nevens gaande papier, gemerkt met de letter A, sijn en noodigh:’
‘
400 vragten klippen om de meuren vier voet op te haalen, ider vragt, met breeken en rijen, een gulde vier stuijvers komt | ƒ500:- |
Voor het formen en bakken van 210000 steenen | ƒ200:- |
Voor den arbijdt aan het geheele metselwerk, soo aan klippen, gebakken steen, volraapen en plijsteren | ƒ1800:- |
Voor het maken en leggen der vloersteenen | ƒ330:- |
Voor het bepleijsteren van de kerk en koepel | ƒ450:- |
Voor vijfhondert en veertigh halfaamen kalk, ider aan het rijden van schelpen en branden, kostende een en een halve gulden, tesamen | ƒ810:- |
Voor het branden en blussen van de kalk | ƒ60:- |
Voor het sand | ƒ30:- |
Voorts hebben wij ten ruijmste gerekent tot het branden van de steen nodigh tagtigh vragten brandhoud, ider vragt voor kappen en rijen vier gulden en een half, te samen | ƒ360:- |
Nog vijftigh vragten kalkhout, te samen | ƒ225:- |
Voor 6 slaven tot handlangers, verdienende ijder des daags eene gulden en een half, komt in 't jaar | ƒ2808:- |
Het hout tot de kerk nodigh heeft baas Meerman in het nevens sijnde papier, gemerkt met de la. B, opgegeven. Wij bidden Uwel Edele en E.E. Achtbe. dat het selve voor ons in 's Comps. bosch magh gekapt en uijtgesleept worden, want sulx voor ons anders alte kostelijk, ja ondoennelijk is; sestigh vragten hout gissen wij datër sijn sullen ieder vragt van de Steenbergh na de Caab, en van de Caab na Drakensteijn sal ons op het minste kosten dertigh guldens, tesamen | ƒ1800:- |
Om het dak, dat langh is ses en een halve roede, hoogh twee en breet drie en een quart, te dekken sijn nodigh twaalf duijsend bossen ried, een roede in 't vierkant gerekent op drie hondert bosch, ider duijsend bosch voor kappen eene gulde en een halv, en voor reijloon tagtigh gulden; komt voor de 12000 bosschen | ƒ975:- |
Vijf vadem kabeltouw | ƒ24:06 |
Thien bosch rottingh | ƒ11:04 |
Het dekloon is | ƒ42:- |
Tot de kerk deuren en vensters ramen sijn ër nogh nodigh sesthien bladen wagenschot â twee duijm, ider â twee Rds., tesamen | ƒ96:- |
Agt dito bladen van een duijm, ider â een Rds., tesamen | ƒ24:- |
Duijsend lb. gesorteerde spijkers, tesamen | ƒ250:- |
Ses duijsend vijfhondert kleijne ruijten â drie stuijvers ijder, tot d' agt ligten | ƒ1218:12 |
Derthien hondert lb. loot, daar toe tesamen | ƒ325:- |
Drie hondert ponden thin | ƒ225:- |
Ses hondert groote ruijten, ider â ses stuijvers, tot de ligten boven de twee deuren, tesamen | ƒ225:- |
Veertigh pond loot, daar toe tesamen | ƒ10:- |
Tien lb. thin | ƒ7:04 |
Thien lb. spijkers | ƒ2:08 |
Tien lb. harpuijs | ƒ3:12 |
Glasemakers maakloon 40 Rds., tesamen | ƒ120:- |
Ijserwerk na gissingh tweeduijsend lb., als thien ankers, de schoot drie voet voor, langh vijf voet, vier en twintigh koppelplaten, langh agt voet, ses stukken ijser voor de pilaren, ider langh vijf voed, en het verdere ijserwerk bedraagt tesamen met arbijdsloon tot vijf stuijvers het lb. | ƒ625:- |
Soo dat dit gebouw buijten timmerloon, het verwen en opsigten over de wagenvragten sal belopen ter somma van | ƒ13557:06 |
Waartegen wij in cassa aan gerede penningen hebben | ƒ500:- |
Aan obligatien die wij om de sekere rui[n]en van onse armen menschen versoeken niet te mogen aflossen, omtrent | ƒ5000:- |
Aan een legaat van de out heemraad Huijsingh | ƒ3000:- |
400 vragten klippen om de meuren vier voet op te haalen, ider vragt, met breeken en rijen, een gulde vier stuijvers komt | ƒ500:- |
Voor het formen en bakken van 210000 steenen | ƒ200:- |
Voor den arbijdt aan het geheele metselwerk, soo aan klippen, gebakken steen, volraapen en plijsteren | ƒ1800:- |
Voor het maken en leggen der vloersteenen | ƒ330:- |
Voor het bepleijsteren van de kerk en koepel | ƒ450:- |
Voor vijfhondert en veertigh halfaamen kalk, ider aan het rijden van schelpen en branden, kostende een en een halve gulden, tesamen | ƒ810:- |
Voor het branden en blussen van de kalk | ƒ60:- |
Voor het sand | ƒ30:- |
Voorts hebben wij ten ruijmste gerekent tot het branden van de steen nodigh tagtigh vragten brandhoud, ider vragt voor kappen en rijen vier gulden en een half, te samen | ƒ360:- |
Nog vijftigh vragten kalkhout, te samen | ƒ225:- |
Voor 6 slaven tot handlangers, verdienende ijder des daags eene gulden en een half, komt in 't jaar | ƒ2808:- |
Het hout tot de kerk nodigh heeft baas Meerman in het nevens sijnde papier, gemerkt met de la. B, opgegeven. Wij bidden Uwel Edele en E.E. Achtbe. dat het selve voor ons in 's Comps. bosch magh gekapt en uijtgesleept worden, want sulx voor ons anders alte kostelijk, ja ondoennelijk is; sestigh vragten hout gissen wij datër sijn sullen ieder vragt van de Steenbergh na de Caab, en van de Caab na Drakensteijn sal ons op het minste kosten dertigh guldens, tesamen | ƒ1800:- |
Om het dak, dat langh is ses en een halve roede, hoogh twee en breet drie en een quart, te dekken sijn nodigh twaalf duijsend bossen ried, een roede in 't vierkant gerekent op drie hondert bosch, ider duijsend bosch voor kappen eene gulde en een halv, en voor reijloon tagtigh gulden; komt voor de 12000 bosschen | ƒ975:- |
Vijf vadem kabeltouw | ƒ24:06 |
Thien bosch rottingh | ƒ11:04 |
Het dekloon is | ƒ42:- |
Tot de kerk deuren en vensters ramen sijn ër nogh nodigh sesthien bladen wagenschot â twee duijm, ider â twee Rds., tesamen | ƒ96:- |
Agt dito bladen van een duijm, ider â een Rds., tesamen | ƒ24:- |
Duijsend lb. gesorteerde spijkers, tesamen | ƒ250:- |
Ses duijsend vijfhondert kleijne ruijten â drie stuijvers ijder, tot d' agt ligten | ƒ1218:12 |
Derthien hondert lb. loot, daar toe tesamen | ƒ325:- |
Drie hondert ponden thin | ƒ225:- |
Ses hondert groote ruijten, ider â ses stuijvers, tot de ligten boven de twee deuren, tesamen | ƒ225:- |
Veertigh pond loot, daar toe tesamen | ƒ10:- |
Tien lb. thin | ƒ7:04 |
Thien lb. spijkers | ƒ2:08 |
Tien lb. harpuijs | ƒ3:12 |
Glasemakers maakloon 40 Rds., tesamen | ƒ120:- |
Ijserwerk na gissingh tweeduijsend lb., als thien ankers, de schoot drie voet voor, langh vijf voet, vier en twintigh koppelplaten, langh agt voet, ses stukken ijser voor de pilaren, ider langh vijf voed, en het verdere ijserwerk bedraagt tesamen met arbijdsloon tot vijf stuijvers het lb. | ƒ625:- |
Soo dat dit gebouw buijten timmerloon, het verwen en opsigten over de wagenvragten sal belopen ter somma van | ƒ13557:06 |
Waartegen wij in cassa aan gerede penningen hebben | ƒ500:- |
Aan obligatien die wij om de sekere rui[n]en van onse armen menschen versoeken niet te mogen aflossen, omtrent | ƒ5000:- |
Aan een legaat van de out heemraad Huijsingh | ƒ3000:- |
‘De welgestelde in onse gemeijnte hebben hunne vrijwillige gaven aan ons aangeboden tot opbouw van onse kerk en tot verhoedingh van der armen obligatien aflossingen die wij van Uwel Ede. en E.E. Achtbe. versoeken daarom te moogen collecteeren. Wijders is onse seer nedrige beede dat ons de van Uwel Edeles en E.E. Achtbe. toegestaane penningen in Compagnies cassa onder de benamingh van pieuse bekent, moogen aangeteld werden, alles onder verband van behoorlijke rekenschap van ons. Ook is onse demoedige vrage om de landmeeter, ten eijnde het bepaalde kerkland door hem afgemeten worden.’
‘(Onderstond) Het welk doenden &a. &a. (Lager) Uijt naam en last van Drakenstijns kerkenraad. (Was getekent) P. van Aken. (In margine stond) Cabo, desen 14e Maij 1717.’
Na exacte resumtie van ‘t welke verstaan is volgens het gedragen consent onser Heeren Principale, vervat bij missive van den 24e Junij 1716, ingekomen op onse onderdanige letteren en voordragen van den 30e Maart 1715, mitsgrs. nogh nader besluijt van den 30e Maart jongstleden, met den opbouw te mogen voortvaaren ende daar toe te mogen emploiieeren, namentlijk: Seeker legaat door den oud burgerraad, Henning Huijsingh, tot dien
eijnde besprooken, groot | ƒ3000:- |
Van gelijken nogh de vrijwillige giften tot een godvrugtigh werk gegeven, alhier in 's Comps. cassa berustende, ter somma van | ƒ4527:15 |
eijnde besprooken, groot | ƒ3000:- |
Van gelijken nogh de vrijwillige giften tot een godvrugtigh werk gegeven, alhier in 's Comps. cassa berustende, ter somma van | ƒ4527:15 |
Mitsgaders dat het verdere ‘t gunt nogh boven ‘t geene in kerken cassa berust daar toe benodigt zal bevonden werden, te suppleeren uijt de kerkken cassa in loco, gelijk dat onder voorne. 30e Maart beslooten is en sulx ter monture van derselver zoo even ter neder gesteld project ten bedrage van ƒ13557:6:-.
Gelijk gemelten predikant en kerkkenraade in conformiteijt de gunstige permissie onser Hoogh Achtbe. Heeren Zeventhienen onder den 24e Junij van den jaare 1716 voorsz, werden gelast te moeten doen eene collecte tot benefitie van die bouwinge en tot verhoedinge van der armen obligatien aflossinge, bedragende volgens opgift ƒ5000, zoodanigh dat indien deselve zoo veel niet en sal komen te bedragen als dese som, dat gemelden kerkkenrade van Drakensteijn de overige obligatien zullen moeten overlaten aan d’ diaconije alhier omme geld voor geld over genomen te werden, ten eijnde dese somma van ƒ5000 volgens voorstel effective tot het stigten deser kerkke werde g’emploiieert. Werdende wijders de form en fatcoen van dat godshuijs, zoo als het bij de caartjes aan dese vergaderingh verthoond is, g’approbeerd.
En belangende de uijtvoeringe en toesigt van dit werk mitsgrs. de maniance van penningen is goedgevonden te laten aan den Eerw. predikant en kerkkenraaden gesament. omme door twee â drie uijt den hunnen bij beurte ofte ook wel eens voor al, zoo als kerkkenraade sulx sullen komen goed te vinden, gedeputeert te laten verrigten, en na gedaan werk, ofte wel soo dikwils als het dienstigh g’agt sal werden, reeke. aan den gesamentl. kerkkenraaden te moeten doen.
Ondervonden wesende dat het generale en scheeps placcaat in veelen was defect, eenige penaliteijten mancqueerende en andere onnodigh,in het eene gevoegt ‘t gunt16 in het andere behoorde g’expresseert ende gestatueert te zijn, in voegen daar uijt duijsterheeden en twijffelingen waren ontstaan; Zoo is den Heer Abraham Cranendonk en den coopman, d’ E. Jacobus Cruse, g’assisteert met den secretaris van Justitie expresselijk aangesteld als commissarissen uit dese Vergaderingh omme voorne. schrifturen te oversien ende te examineeren mitsgaders te corrigeeren, amplieeren ende te redresseeren zodanigh als Haar E.E. noodigh en dienstigh zullen agten, omme als dan in vergaderingh nader oversien te werden.
Vermits het verschansen van den gewesene cassier, Jacob Voet, heden over agt dagen tot landdrost ten platten landen, die bedieninge van ‘s Comps. kleene geld cassa zijnde komen te vaceeren ende dewelke wel diende geremplaceert te werden met een bequaam en pertinent subject, waar toe volgens het onderstaande request17 sijn dienst quam te presenteeren den boekhouder en soldij overdrager, Nicolaas Heijningh.18
Aan - - - de Hr. Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E.E. Agtb. Raad van Politie.
‘Geeft met alle schuldige eerbied aan Uwel Edele Gestr. en E.E. Achtbe. te kennen, Nicolaas Heijningh van Delft, hoe hij supplt. in den jaare 1704 voor adelborstâƒ10 per mt. per ‘t schip Vosmaar alhier is aangeland, sijnde successivelijk gevordert tot 5e April 1711, wanneer tot boekhouder met ƒ30 per mt. onder een vijf jaarigh verband wierd aangesteld vermits den dienst als overdraager ten desen zoldij comptoire was waarnemende, welke voorsz dienst den supplt. nu al bij de thien jaaren (niet beter wetende als ten genoege sijner gebiederen) heeft waargenomen, en den cassier, Sr. Jacob Voet, tot land-drost is aangesteld, waar door gem. bedieningh is vacant geraakt, soo keert sigh den supplt. tot Uwel Ede. Gestr. en E.E. Achtbe. met ootmoedige bede hem soo gunstigh te willen wesen (en in consideratie gelieve te nemen sijn langdurige dienste) van hem met de vacante bedieningh van cassier te begunstigen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Zoo is denselve op propositie van den Ede. Heer Gouverneur daar toe met eenparige stemmen aangesteld omme de approbatie bij occasie uijt het vaderlandderwegens19 te versoeken.
Wijders dat nogh gelesen wierd requeste van den burger Hendrik Oostwalt Eksteen, houdende versoek omme met sijn vaartuijgh in de Saldanhabhaij te mogen vissen, van desen inhoud:20
Aan den Wel Edele Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens den E. Achtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtb. Heeren,’
‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Hendrik Oostwalt Eksteen, burger deser Colonie, hoe hij eenigen tijd geleden op de publique vendutie des gerelegeerde Pieter Bertram Oortmans coper is gebleeven van seker hier ter rheede leggend vaartuijgh met de ap en dependentien van dien, hem wel te staan komende op omtrent ƒ2000:-, sonder dat den supplt. eenigh het minste emploij tot dato daar toe weten te vinden, waar toe onvermijdelijk staat te volgen gedagte bodemken bij verdere continuatie van stil leggen in dier voegen door de worm sal werden geinfecteert, dat hij vreest genoodsaakt te zullen zijn het eerlangh op strant te moeten setten om gesloopt te werden. Derhalven keert den supplt. tot voorkomingh van soo een important verlies, sigh tot Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. met ernstigh versoek dat hem gelieven te vergunnen met meergemelte vaartuijgh omtrent de Saldanhabhaij te moogen visschen, mits nogtans soo verre van d’ E. Comps. vischwaters afblijvende als raadsaam sal werden geoordeelt, belovende den supplt. tot een recognitie voor dit faveur soo veel gesoute visch aan d’ E. Compe. ‘s jaarlijx gratis te willen leveren als Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. met de billijkheijd over eenkomende sullen goedvinden.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Waar op met aandagt gereflecteert wesende, in opmerkinge quam wanneer men desen burger dit alleen accordeerde, als zijnde bij den placcate verboden nergens te mogen vissen als in dese Tafelbhaij , het seer soude gelijkenen na een soort van octroij aan den eenen inwoonder boven den anderen verleend; ende derhalve nader gelet wesende dat het egter een zaake was waar bij merkelijkvoordeel21 was te doen bij zoodanige liefhebbers, wierd ër raadsaam g’agt de vaart en visserije op gesegde Saldanhabhaij aan alle burgers open te setten mits dat zij tot recognitie aan de E. Compe. zullen moeten afstaan een vijfde van ‘t geene komen te vangen, zoo van gesoute als gedroogde visch; dewelke zij, daar van daan gekomen, aan land sullen moeten leveren ter plaatse daar sulx sal werden aangewesen, ende sulx met oogmerk omme dese visserije daar door vergrootende, het met der tijd zoo verre te brengen de Compe. door dit middel derselver gerief van visch voor de slaven sal konnen bekomen.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] A. CRANENDONK.
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE
[Signed:] ............................
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 53-74.¶
Dingsdagh den {17170615} 15e Junij 1717, voor de middagh.
Compleete vergaderingh behalven den Heer fiscaal door besigheeden.
Ingevolge besluijt den 11e Maij aan dese tafel genomen, concernerende het slagten van ooijschapen te beletten, omme alvorens tot besluijt te komen hier op in te nemen schriftelijk advijs van burgerraden mitsgrs. van land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn , en derwegens als nu ingekomen zijnde de volgende consideratien, te weten van burgerraaden deser plaats in deser voegen:
Aan d’ Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens d’ E. Achtbaare Politicquen Raad. Wel Ede. Geste. Heer en E. Agtb. Heeren,
‘Aangesien Uwel Ede. en E. Achtbe. bij derselver g’eerde resolutie, de dato 11e Maij lestleden, van ons ondergetekende burgerraden hebben gerequireert schriftelijk advijs ofte niet ten hoogsten noodsakelijk soude zijn een ijgelijk te verbieden geen o[o]ijschaapen voortaan te slagten, om daar door soo veel mogelijk te verbeteren de groote sterfte, waaraan nu al drie jaaren herwaarts ‘t vee, en wel voornamentlijk de schaapen, subject sijn geweest, soo sullen daar op in alle eerbied voor advijs seggen dat voorsz verbod in dese tijd voor seer heijlsaam en nut aanmerken, indien (onder reverentie gesegt) Uwel Edele en E. Achtb. daar van gelieven uijt te sonderen soodanige ooijen die door ouderdom onbequaam tot den aanteel zijn geworden, dewelke de ingesetenen vet laten wijden; ‘t geene andersints merkelijk tot haare nadeel soude strekken en ook oorsaak wesen dat de hamels of slagt schaapen daar door te hoogh in prijs soude steijgeren; mitsgrs. dat aan de eijgenaars van de schaapen gelicentieert magh blijven soodanige ooijen voor hun eijgen huijs houdingh te mogen slagten die malkoppigh en door beenbreuk of andere quetsingen onbequaam tot den aanteel sijn geworden.’
‘Hiermede dan vermenende aan Uwel Edele en E. Achtb. intentie te hebben voldaan, soo bidden wij God dat Hij Uwel Edele en E. Achtbe. in Sijn heijlige hoede gelieven te nemen - - -. (Was getekent) Hk. Donker, J. Blankenberg, Gi. Sollier. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 7 Junij 1717.’
Ende van landdrost en heemraaden van Stellenbosch en Drakensteijn dusdanigh, namentlijk:
Volgens Uwer Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. zeer g’eerde missive van den 25e Maij jongstleden, ons bedeelde extract resolutie waar bij blijkt dat Uwel Ede. Gestrenge en E. Achtb. ons advis gelieven in te nemen aangaande omme wegens de zoolangh gecontinueerde sterfte, voortaan aan alle ende een ijder ‘t slagten van ooijschaapen te verbieden ten eijnde den aanteel door dit middel te vergrooten, zoo dienen daar op eerbiedigst met onse desenthalve genome consideratien, te weten dat de interdictie van ‘t slagten der ooijschaapen zeer nut en dienstigh is zoo verre sulx de bequame ooijschaapen betreft. Weshalven versoeken dat Uw Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. gelieven te overwegen dat het grootelijks nadeeligh voor de landbouwers zoude zijn indien zij oude, tot den aanteel onbequame en malkoppige schaapen niet zouden mogen slagten, zijnde hierin ons voornaamst sentiment dat geene bequame ooijschaapen aan slagters verkogt of door haar gekogt mogten werden.
Dewelke gelesen wesende, aangemerkt wierd in ‘t geheel met den anderen te paralelliseeren sonder van onse intentie te verschillen; Zoo wierd ër met eenparige stemmen goedgevonden niet alleen het slagten van goede en bequaame moer[o]oijen te verbieden, maar ook dat deselve niet en sullen mogenwerden23 buijten ‘s lands versonden op peene van 25 Rds. voor d’ eerste maal, 50 Rijxdd. voor de tweede, ende de derdemaal op arbitrale correctie; sonder dat dit egter plaats grijpen zal, omtrent de oude en onbequame of malkoppige o[o]ijen, die wel geslagt ende mede gehandelt magh werden na believe van de eijgenaars, en ‘t gunt bij schriftelijk interdictie den volke alomme zal werden gepromulgeert ende aangeplakt.24
Tusschen burgerraaden ter eenre ende land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn ter andere zijde, geresen wesende seeker different wegens het dragen van ongelden volgens reeke. door de laaste overgelevertin een post,25 ten bedraage van ƒ1517:12:- gevallen op den optogt tegens de Bosjesmans Hottentots, beslooten den 20e November 1715, de specificatie der voorne. reeke. aldus aangethoond werdende:26
Onderstaande persoonen aan ‘s Comps. ruijterwagt en op den togt der vrijluijden gelevert, namentlijk:
‘
Theunis Bota. | ||
Aan de post aan de Breede Rievier van den 18e October 1715 gedurende den tijd van thien maanden gelevert | ||
66 hamels | ƒ396:- | |
13 mudde meel | ƒ110:08 | |
voor 't maken van 't huis aldaar, 10 lb. spijkers | ƒ2:08 | |
2/3 worst touw van 2 vaam | ƒ9:- | |
ƒ518:- | ||
Philip de Pree.[^27] | ||
Aan den sergeant Treurniet op de togt | ||
14 schaapen. | ƒ84:- | |
1 mudde meel | ƒ8:08 | |
Van den 17e Januarij tot 17e April, tot provisie voor de post | ||
23 schaapen | ƒ138:- | |
5 mudd. meel | ƒ42:08 | |
Van den 17e Julij tot den 16 Augustus tot provisie*utsupra*12 schaapen | ƒ72:- | |
2 1/2 mudd. meel | ƒ19:04 | |
1/2 mudd. zout | ƒ3:- | |
ƒ367:04 | ||
Aan de vrijluijden op de togt door den heemraad Arnout Kruijsman 5 slagtbeesten | ƒ120:- | |
Door Isaacq Visagie[^28] 5 ditos | ƒ120:- | |
Door Matthijs Hebnaar 5 do. | ƒ120:- | |
ƒ360:- | ||
Den heemraad Schalk Willemsz. van der Merwe aan den sergeant Treurni[e]t van den 17e April 1716 tot 17 Junij | ||
28 schaapen | ƒ168:- | |
7 mudde meel | ƒ59:08 | |
1/2 mudde zout | ƒ3:- | |
ƒ230:08 | ||
Den heemraad Arnoud Cruijsman | ||
16 Comps. dienaars tot zijnent gehuijsvest drie dagen langh in 't regenagtige weer op haar marsch na de Caab | ƒ30:- | |
Bij Cecilia Datis,[^29] wed. Dumont, den sergeant Treurniet met zijn volk kost en drank genoten | ƒ12:- | |
Summa | ƒ1517:12 | |
11 stux runderbeesten van opgem. togt wederom gebragt en daarna publicq verkogt voor | ƒ192:12 | |
Resteert | ƒ1325:- |
Theunis Bota. | ||
Aan de post aan de Breede Rievier van den 18e October 1715 gedurende den tijd van thien maanden gelevert | ||
66 hamels | ƒ396:- | |
13 mudde meel | ƒ110:08 | |
voor 't maken van 't huis aldaar, 10 lb. spijkers | ƒ2:08 | |
2/3 worst touw van 2 vaam | ƒ9:- | |
ƒ518:- | ||
Philip de Pree.[^30] | ||
Aan den sergeant Treurniet op de togt | ||
14 schaapen. | ƒ84:- | |
1 mudde meel | ƒ8:08 | |
Van den 17e Januarij tot 17e April, tot provisie voor de post | ||
23 schaapen | ƒ138:- | |
5 mudd. meel | ƒ42:08 | |
Van den 17e Julij tot den 16 Augustus tot provisie*utsupra*12 schaapen | ƒ72:- | |
2 1/2 mudd. meel | ƒ19:04 | |
1/2 mudd. zout | ƒ3:- | |
ƒ367:04 | ||
Aan de vrijluijden op de togt door den heemraad Arnout Kruijsman 5 slagtbeesten | ƒ120:- | |
Door Isaacq Visagie[^31] 5 ditos | ƒ120:- | |
Door Matthijs Hebnaar 5 do. | ƒ120:- | |
ƒ360:- | ||
Den heemraad Schalk Willemsz. van der Merwe aan den sergeant Treurni[e]t van den 17e April 1716 tot 17 Junij | ||
28 schaapen | ƒ168:- | |
7 mudde meel | ƒ59:08 | |
1/2 mudde zout | ƒ3:- | |
ƒ230:08 | ||
Den heemraad Arnoud Cruijsman | ||
16 Comps. dienaars tot zijnent gehuijsvest drie dagen langh in 't regenagtige weer op haar marsch na de Caab | ƒ30:- | |
Bij Cecilia Datis,[^32] wed. Dumont, den sergeant Treurniet met zijn volk kost en drank genoten | ƒ12:- | |
Summa | ƒ1517:12 | |
11 stux runderbeesten van opgem. togt wederom gebragt en daarna publicq verkogt voor | ƒ192:12 | |
Resteert | ƒ1325:- |
‘(Onderstond) Accordeert met de overgeleverde reekeningen. (Was getekent) Fs. Ls. van Gros, secretaris.’
Sustineerende d’ eerste ongehouden te zijn daar inne te deden als buijten derselver kennisse geschied wesende ende de andere van ja als gedient hebbende tot dekkinge deser geheele Colonie, gelijk derselver wederzijdse consideratien nu ingekomen sulx in ‘t breede vervatten; edogh hier omtrent met aandag gelet wesende dat ten tijde wanneer voorne. optogt g’accordeert ook beslooten is dat burgerraden deser plaats mede hun aandeel ter taxatie en moderatie deser regeeringh daar inne mede zullen moeten opbrengen,zoo wiert ingevolge van dien verstaan dat deselve daar inne ook sullen moeten33 deelen voor een derde part, ende derhalven voor een somma van vijf en vijftigh guldens en 16 stuijvers, wel verstaande na aftrek van de ƒ192:12:- die voor rendement van elf stux runderen sijn geprofiteert.
En concerneerende de recognitie bij meergem. resolutie van 20e November ao. 1715 aan de vrijwilligers belooft dat heemraden aan burgerraden zullen hebben op te geven met namen wie en hoeveel vrijwillige manschappen in dien optrek sijn geweest, ende vervolgens met malkanderen te overleggen wat ijder in ‘t bisonder ende ook gesamentlijk behoorde toegelegt te werden, om aan dese tafel overgelevert, bij ons oversien, nader gedisponeert te werden.
In conformiteijt besluijt onder den 30e Maart laastleden bij ons genomen op ingelevert request van heemraden van Drakensteijn tenderende omme met die van Stellenbosch te mogen separeeren met de burger geld cassa, om redenen bij derselver request onder dien dagh te vinden, ende als nu daar op ingekomen zijnde de consideratien van laastgenoemde plaats, fondeerende het tegendeel in deser voegen:
Aan - - - de Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - en den E. Achtb. Raad van Politie deses Gouvernements.
‘Wel Ede. Gebiedende Heere en Heeren,’
‘Geven met alle oodmoed te kennen Uwer Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. zeer onderdanige dienaren, de ondergetekende landdrost en heemraden van Stellenbosch , hoe den supplten. door Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. ordre in handen gekomen is copia van zeeker request aan den Hoogh Edelen Achtbn. Heer Henrik Becker als Commissaris &a. &a. als mede aan Uwel Ede. Gestr. als Gouverneur &a. &a. en den E. Achtbe. Raad door drie heemraden van Drakensteijn , namentlijk Claude Marais, Schalk Willemsz. van der Merwe en Jaques Therone, gepresenteert.’
‘Welk request bij de supplten. g’examineert zijnde ingevolge Uwer Wel Ede. Gestrenge en E. Achtbn. zeer g’eerde beveelens, deselve kortelijx zullen dienen met haare volgende consideratien.’
‘Aangaande het schaapen en beesten geld zeggen de supplten. dat wel waar is dat ‘t zelve van beijde de colonien aan Stellenbosch werd betaalt, maar dat zulx alleen ten dienste van Stellenbosch zonder eenige voordeel van Drakensteijn zoude g’emplooijeert zijn is een tastelijke misslagh, gemerkt het een bekende zaak is dat de inkomende gelden, zoo van schaapen en beesten als van de twee colonies molens van Stellenbosch en Drakensteijn , ten besten van beijde colonien als met elkanderen gecombineer[t] van tijd tot tijd zijn besteet geworden, ten welken eijnde ook ijder colonie van een cassier is versien en zoo het mogte gebeuren dat d’ eene colonie van de benoodigde penningen ontbloot was, werd die door de andere bij gesprongen en g’assisteert, zijnde zulx niet alleen betamelijk, maar ook verscheijde jaaren in gebruijk geweest; en sijn alle de ordonnantien van ongelden die voor d’ eene of de andere colonie betaalt moesten werden, door heemraden van beijde colonien over en weder onderteekent, zedert ao. 1713 ten blijk van een opregte handelingh altijd ordentelijk in vergaderingh genotuleert, en wijders alle andere zaken niet anders als met eenparige toestemmingh van land-drost en wederzijdse heemraaden geresolveert en beslooten, alle ‘t welke in een gecombineerde vergaderingh door de hooge overigheijd geordonneert en vastgesteld, ook niet anders behoort te werden gepractiseert.’
‘Wijders noemen de drie opgem. heemraden van Drakensteijn de groote geld zommen die tot den opbouw van de pastorij aldaar zijn g’emploiieert, maar weijnige penningen aldaar nogtans, gelijk notoir en voorne. Drakensteijnse heemraden volkomen bekent is, zwaare onkosten tot ‘t opbouwen der gem. pastorij zijn gedaan, ‘t welk ook een van de voornaamste oorsaken is dat de cassa van beijde colonien is uijtgeput en leedigh geraakt.’
‘Wat het verdere gesegh der voorne. drie heemraden betreft, dat de colonie reets in swaare schulden steekt enz., Zoo is ‘t mede kennelijk dat de opgem. penningen ten voordeele van beijde colonien zijn aangelegt en besteet, waar uijt spruijt dat dese schulde zonder tegenspraak ook eenparigh moeten gedragen werden; maar zoo ‘t schijnt willen opgem. drie heemraden, nieuwigheeden in ‘t hooft hebbende en na veranderingh staande, thans een spaak in ‘t wiel steeken, hebbende op hun eijgen houtje ‘t voorsz request doen instellen en haren vierden heemraad voorbij gegaan.’
‘Wijders dat de opgem. drie heemraden mentie maken dat de zoo langh gedecidereerde brugh over de Berghrievier ook sal moeten agterblijven, zoo dienen de supplten. daar op dat omtrent thien jaaren herwaarts verschijde malen gedelibereert is over ‘t maken van een groote brugh, ten eijnde de over gem. rievier wonende ingesetenen zigh veijligh met wagen en peerden aan de kerk en mole zoude konnen begeven, ‘t welk de heemraden van Stellenbosch nooijt tegengesprooken, ter contrarie noodsakelijk g’oordeelt hebben, alsoo verscheijde Christen menschen aldaar hun leven laten. Namaals de heemraden van Drakensteijn van sentiment verandert en goedgevonden hebbende een ponton te maken om de passeerende wagens over te zetten, wierden daar op de daartoe nodige houtwerken gekogt en ten huijse van den toenmaligen Drakensteijnssen heemraad, Barend Burgert,34 gebragt, dewelke last had gen. ponton te laten vervaardigen en ter dienlijker plaatse te brengen. Evenwel is sulx nooijt tot effect gekoomen en nogh onbekent waar gem. houtwerken belent zijn.’
‘En naderhand nu omtrent vijf jaaren geleden, ‘t maken van een brugh wederom goedgevonden en de timmerluijden reets besprooken zijnde, is sulx egter door versuijm van heemraden van Drakensteijn zoo wel als voorne. ponton agtergebleeven, zoo dat de supplten. mede in desen niet te beschuldigen zijn, want de colonies cassa bevoorens de jegenwoordige gebouwen in reedelijke staat van penningen geweest zijnde, hebben de supplten. zelfs zulx altijd voor noodigh aangesien.’
‘Op ‘t geene voorsz door de drie gem. heemraden van Drakensteijn aan Uwel Edele Gestr. en E. Achtb. bij request vertoont, versogten zij instantelijk dat de cassa van Drakensteijn van die van Stellenbosch mogt werden gesepareert en dat de schaapen en beeste gelden onder haar district resorteerende, niet aan Stellenbosch maar aan Drakensteijn mogten werden betaalt, dewijl zij als dan in staat vermeenen te zijn hunne colonie buijten schult te houden en desselfs belangen behoorlijk te konnen waarnemen.’
‘Welk versoek de supplten. seer vreemd is voorgekomen om redenen dat beijde de colonien zoo veele jaaren aan den anderen verbonden en in combinatie zijn geweest, vervolgens ook alle de inkomsten en ongelden equaal hebben moeten gedragen, want genoegsaam kennelik is dat die van Stellenbosch alle haare inkomsten bij die van Drakensteijn nevens de haare hebben opgezet, en jegenwoordigh nogh vrij wat onkosten aan ‘t voltooijen van ‘t raadhuijs van Stellenbosch staande gedaan te werden, zoude het een volkomen strijdige saak wesen in dien de Drakensteijn sse heemraden zigh van die onkosten door separatie sogten te ontslaan door dien ‘t opbouwen van ‘t raadhuijs en alle andere lasten beijde colonien even na aangaan, dewijl de heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn een collegie uijtmaken en ‘t huijs van den Eerw. predikant te Drakensteijn ook uijt de inkomsten van beijde colonien tot dus verre is gevordert en opgebouwt. Weshalven de supplten. (onder correctie) van gevoelen zijn dat ër zonder merkelijk nadeel aan d’ eene of de andere colonie toe te voegen, geen separatie tusschen beijde de colonien zal konnen geschieden, want het district van Drakensteijn , niet na sijn oude terrain, maar zoodanigh geconsidereert werdende als het thans bij de Drakensteijnse heemraden, zonder ooijt geschiede liemietscheijdinge, begroot wert, zouden derselver schaapen en beeste gelden ongelijk meer bedragen als die van Stellenbosch , en bijgevolge dese colonie grootelijx benadeelt werden en veele inwoonders van Stellenbosch onder het zoo bij haar gen. district van Drakensteijn hunne veeposten bezittende, vermeenen zij heemraden van Drakensteijn dat alle de zedert veele jaaren landewaart in opgeregte posten onder hun district specteeren, daar als dan ‘t getal hunner ingesetenen bij na nogh eens zoo groot zoude zijn als der van Stellenbosch . Dierhalven versoeken de supplten. zeer ootmoedigh dat bij aldien Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. zouden gelieven goed te vinden dat de cassa van beijde colonien zoude werden gesepareert, Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtb. als dan in overweginge gelieven te nemen der supplt. zeer eerbiedig[e] voorstellinge of in cas van separatie der gem. kassa door een omtrent gelijke schijdinge der limieten, niet ook de revenuen beijder colonien eenigsints equaal gestelt zouden werden, en de supplten. ‘t volgende concept van limiet scheijdinge genomen hebbende, oordeelen (onder correctie) dat met de meeste equaliteijt beijder colonien het district van Drakensteijn uijt het volgende terrain zoude konnen bestaan, namentlijk van Betlehem , de post van Claas van der Westhuijsen35 af, de Fransse Hoek in langs de Bergrievier na onderen tot Borgersdrift toe, waar onder begreepen zoude zijn de plaats van Hendrik Scheffer,36 wijders het land langs het gebergte tot Matthijs Kriegel, dat van Jurgen Kervel,37 weduwe Talifer,38 en soo aan die kant langs de Perel regt aan tusschen de Bergrivier en ‘t pad van ‘t Riebeeks Casteel tot aan Burgers Drift , en zoo voort de Borgersdrift door aan de oostzijde van de Bergrievier en verders tot aan dese zijde van de 24 Rievieren , en soo na boven tot aan ‘t gebergte van ‘t Land van Waveren , bijgevolge dit gantsche Land van Waveren en de Breede Rievier onder ‘t district van Drakensteijn zoude komen.’
‘De supplten. in desen sigh niet verder uijtbreijdende, laten alles ter decisie van Uwel Ede. Gestr. en E. Achtb., op ‘t nedrigts biddende deselve gelieven dese zaak zoodanigh te behandelen als Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtb. na haar doorsigtigh oordeel tot welstand van beijde colonien zullen raadsaam vinden te behooren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) N. van den Heuvel, D. Coetse, J. Botma, W. v. d. Brink, H. van Brakel.’
Het welke met malkanderen vergeleeken en in sijn deelen met de vereijste aanmerkkinge overwogen hebbende, aangesien wierd voor ijets nieuws, ofte immers dat indertijd beter werkstelligh te maken zoude wesen als tegenwoordig, wijle men op de twee plaatsen thans besigh wesende met veele considerabele nieuwe gebouwen, als daar zijn twee kerkken, een raadhuijs, predikants huijs, welkers voltrekkinge voor die plaatsen merkwaardige somma van penningen sullen komen te monteeren, dat men ten minste om goede redenen met dat werk diende te wagten tot dese alle zullen zijn volbouwt ende de ongelden verevent.
Predikant en kerkkenraade tot Stellenbosch versoek gedaan hebbende omme een klok op de kerk welk aldaar stond gemaakt te werden, waar af ër maar eene was van zwaarte als hier op de poort des Casteels hangt, ende dat men ër een in voorraad diende te behouden omme bij toeval hier te konnen dienen; als mede dat den kerkenraade van Drakensteijn ons tenselven eijnde almede zullen aansoek doen; Zoo is best g’acht ër bij occasie twee uijt het vaderlant te versoekken van calibre als gemelte collegies sullen vermeijnen noodigh te hebben, niet twijffelende of zullen hier soo spoedigh zijn als deselve op die godshuijsen zullen gerequireert werden.
Volgens facturas van ‘t schip Meijnden , daar inne voor de koornwindmolen geladen wesende agt duijsend klinkkersteenen ende geplaast onder meenigte van vaten wijn en bier voor India geladen, sulx die steenen niet als met moeijten en veel letsel daar uijt te krijgen zoude zijn, gelijk dit rapport van gecommitteerde schippers vermelt:39
‘De ondergetekende schippers en equipagiemeester door den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Extraord. van Nederlants India, Gouverneur in loco &a. expresselijk gecommitteert zijnde om sigh aan het schip Meijnden vervoegt hebbende, aldaar te ondersoeken op wat wijse en beste men de metselsteenen in dien bodem voor dit Gouvernement geladen, daar uijt kan ligten omme de dranken voor India daar inne en boven opgeladen op het minste te verhinderen, verklaaren sigh aan voorne. schip geëmbarqueert en aldaar ondervonden te hebben dat bij aldien gedagte metselsteenen al onder of omtrent het groote luijk mogten leggen, als dan ruijm hondert en vijftigh vaten bier uijt de lagen souden moeten werden geligt, dogh in soo verre meergem. steenen volgens het seggen van de scheepelingen meer voorwaart gestouwt zijn, sal men genootsaakt wesen meerder quantiteijt bier, wijn, teer &a. voor Batavia afgeladen te lossen, gelijk sulx uijt de stuagie lijst kan afgenomen werden.’
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 14e Junij 1717. (Was getelent) Jacobus de Bie, Isaac Soon, J. Baij, Cs. Valk.’
‘t Welk naargesien wesende, raadsaam gevonden wierd de werkbasen dier molen door burgerraden te laten afvragen of die steenen niet en zoude konnen werden gemist tot van Batavia te rugh komen, ofte anders wel in ‘t geheel, en of men dat kleengedeelte niet met harde klipsteenen soude konnen vervullen.
Wijders dat gelesen wierden drie requesten40 van den onderstuurman, Claas Koster, den derdewaak Gerrit Pietersz. Ongewassen, en den matroos Olibrant Berge, alle bescheijden op ‘t schip Westerdijxhorn , annex scheepsresolutie, houdende hoe zij vermits het overlijden van den opperstuurman, Andries Broersz. Corenaart, door scheepsraad waren gevordert, den eersten tot opper-, den tweeden tot onderstuurman ende den derden tot derdewaak, op approbatie deser Vergaderingh, versoekkende derhalve daar inne te mogen werden bevestigt. Dewelke geresumeert ende gelet zijnde op de goede getuijgenis van den daar op bescheijden schipper, Jan Baaij, ten voordeele deser suppluanten [sic], zoo wierd derselver versoek op goedvinden van Haare Edele Groot Achtbe. tot Batavia geaccordeert met halveeringh van gagie, mits dat den laasten alvoorens sal moeten doen stuurmans exame van bequaamheijd.
Den Eerwaarde predikant, Petrus van Aken, benevens den kerkenraade tot Drakensteijn , versoekkende in eijgendom te mogen hebben een stukje lands ter groote van 5 morgen en 150 quadraat roeden, ten eijnde ingevolge gedragen consent onser Hoogh Achtb. Heeren Principaalen een kerk daar op te bouwen; Zoo is hen sulx g’accordeert ende verstaan die grondbrief te laten vervaardigen.
Eijndelijk leide den ondercoopman Jacob Voet den eed van land-drost af aan handen van de Edele Heer Gouverneur41 en wierden tot gecommitteerdens omme denselven tot Stellenbosch te introduceeren en voor te stellen,42 aangestelt den coopman, d’ E. Jacobus Cruse, en onder dito, Hugo van der Meer Pietersoon, beijde leeden deser Vergaderingh.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] ................................
[Signed:] ................................
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] ...............................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 75-84.¶
Woensdagh den {17170623} 23e Junij 1717.
Alle present, demptis d’ E.E. Jacobus Cruse en Hugo van der Meer Pietersoon in commissie.
Den schipper van Het Huijs ter Leede , Jacobus de Bie, aan den Edele Heer Gouverneur versoek gedaan hebbende omme alhier met drie volle maanden victualie voorsien te mogen werden, alsoo nu bereijds seven en een halve maand uijt het Patria was geweest, en gevolglijk eer dese rheede quam te verlaten niet veel meer als ruijm een maand van Zijne medegebragte montkost soude overhouden, dewelke wanneer maar volgens de gemeene ordre tot drie maanden voor de reijse nae Batavia wierde gesuppleert, hem schipper in bedugtinge hadde gebragt van daar mede de vojagie niet te kunnen goed maken, alsoo voorm. sijnen bodem het ongeluk heeft van ten eenemaal onbeseijlt te wesen, soodanigh dat niet meer als eenmaal op de gantsche langduurige herwaarts togt voor de wint en seer beswaarlijk voor de wint om heeft willen wenden; derhalven gaf welgem. Sijn Edele in bedenkingh of men den meergesegden schipper sijn versoek niet behoorden in te willigen, ten eijnde de ongelegentheeden die in kas van een langwijlige vaart soude kunnen opcomen, hier door mogten werden geprevenieert. Waar over dan de gedagten gegaan wesende, is goedgevonden aan genoteerde bodem drie maanden provisie te laten verstrekken, alsoo dogh de consumptie ter gedestineerde los plaats sal moeten werden verantwoord.
Wijders door meergedagte Ede. Heer Gouverneur te kennen gegeven zijnde dat op klagte van den schipper Francois Verzijde, voerende het schip Witsburgh , als of ër eenige defecten aan de bezaans roede en groote want van dien bodem zoude wesen, expresse gecommitteerdens nae derwaarts hadde afgevaardigt, van dewelke Sijn Edele het onderstaande raport was overhandigt:44
‘Wij ondergetekende schippers, equipagiemeester en oppertimmerluijden, zijnde gesamentlijk expresselijk gecommitteert door den Wel Edele Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Extraordinairis van Nederlands India, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den resorte van dien, omme ons te vervoegen aan ‘t schip Witsburgh en aldaar naauwkeurigh te visiteeren het rondhout, hebbende bevonden de besaans roede ten eenemaal onbequaam om de reijse daar mede te ondernemen.’
‘Daar benevens verklaare wij schippers en equipagiemeester ‘t wand van gem. bodem te hebben gevisiteert, bevonden het groote wand meede ten eenemaal onbequaam te zijn, het welke kan vernieuwt werden met twee stukken wand.’
‘Waar meede gedenkende aan Uw Wel Edele ordres te hebben voldaan. (Onderstont) In ‘t schip Witsburgh , den 22e Junij 1717. (Was getekent) Wouter van Dijk, Pr. Buijs, Cs. Valk, Joost Cs. van den Lijff en Theunis Post.’
Zoo is na resumptie van dien geresolveert die retourfluijt van een nieuwe bezaans roede te laten voorsien en het wand invoegen als het rapport dicteert, ten spoedigsten te doen repareeren, op dat desselfs depesche soo min doenlijk daar door magh werden vertraagt.
In voorgaande sittingh beslooten wesende omme de werkbaasen der op te regtene molen te doen afvragen of de 8000 ps. klinkersteenen voor dat gebouw in Meijnden geladen, niet gevoeglijk souden kunnen werden gemist en door burgerraden ten dien subjecte gerapporteert wesende dat daar bij geen verhinderingh in ‘t werk behoefde geleden te werden, heeft men om redenen bij de laaste resolutie vervat, best g’oordeelt die steenen maar in ‘t schip te doen blijven, op dat desselfs afvaardigingh daar door niet mogte veragtert en het verdere ingeladene gekrenkt werden.
En alsoo de ballast aan desen uijthoek door de excessive veelheijd die aan de presente scheepen moet werden besorgt, vrij difficiel valt om te bekomen, agte men het niet ongevoeglijk te wesen 80 schuijtjes loot te[n] gewigte van 23956 lb. in ‘t schip Hoogermeer af te scheepen, alsoo dogh dit Gouvernement van dito genero reijkelijk voorsien is en deselve hier van weijnigh aftrek zijn.
Hierna wiert door den burger, Jan Casper Rigter, en den boekhouder, Francois Poullen,’45 als gemagtigdens van de Heer Willem Helot, geweesene oppercoopman en secunde deses Gouvernements, over gelevert het volgende request:46
Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie. Wel Edele Gestr. Heer en E. Achtbe. Heeren,
‘Uwel Edele Gestrenge en E. Achtb. onderdanige dienaren, Jan Casper Rigter en Francois Poullen, als gemagtigdens van de Heer Willem Helot, gewesene oppercoopman en secunde deses Gouvernements, presenteeren in schuldige eerbiedigheijd de geannexeerde assignatie haarlieden door welgem. Hebt toegesonden, met instantelijk versoek dat Uwel Edele Gestr. en E. Achtb. gelieven te ordonneeren deselve aan haar in qualiteijt als voorm. magh werden voldaan.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Luijdende de geciteerde assignatie:47
‘Den Heer Gouverneur en Achtbaare Politicquen Raad aan de Caab de Goede Hoop, gelieven in conformité van ‘t genomen besluijt ende der missive van d’ Edele Achtb. Heeren Bewinthebberen ter Vergaderingh van Seventhienen, de dato 9 Julij 1715, ‘s Comps. wegen te doen betaalen en verstrekken aan de messieurs Hendrik Bouman, Jan Casper Rigter en Francois Poulle, als gemagtigdens van mij ondergesz Willem Helot, zodanigh kostgeld, randsoen en emolumenten als de voorsz Helot nogh aan de E. Compe. te goede heeft voor den tijd van agt maanden (waar af de gagie alhier heeft ontfangen) te rekenen van ‘t begin der maand Junij 1714 tot het eijnde van Januarij 1715 inclusive; en door U E.E. Achtb. van deselve Helot, zedert zijn gedane provisioneele suspensie van desselfs bedieningen als oppercoopman en twede persoon, ingehouden;‘t sal U E.E. Achtb. voor goede betalinge valideeren .48 ‘
‘(Onderstond) Actum in Amsterdam , den 15e October 1716. (Was getekent) Wm. Helot.’
Dewelke, ofschoon dese Vergaderingh vrij surprenant49 te voren quam, door dien men vermeijnde het onbetaamlijk was den Gouverneur en Raad met een simpele assignatie, sonder dat het bleek sulx met voorkennisse van de Hooggebiedende Heeren onse Principalen geschiede, aan boort wierd[en] gelegt; egter in overweginge genomen en gelet wesende de aangehaalde vaderlantse brief, de dato 9e Julij 1715, niet anders behelst als dat de gagien van gedagte Helot niet eerder sullen hebben opgehouden als van de tijd dat sijne opontbiedingh hier is bekent geworden, en voorts dat den provisioneel aangestelden Cruse hem Helot sal moeten verantwoorden die emolumenten dewelke hij mogte hebben genoten, heeft men geen ander besluijt cunnen neemen als de supplten. te renvojeeren aan gesegde Cruse om van denselven de emolumenten te vorderen.
Eijndelijk vertoont werdende supplicq van den E. praedikant Johannes Godefridus D’Aillij van den volgenden inhout:50
Aan den Wel Ed. Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Achtbn. Heeren,’
‘Geeft met behoorlijke eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. pligt schuldigen dienaar, Johannes Godefridus D’Aillij, verkondiger des Goddelijken Woorts ter deser gemeente, in den jaare 1707 met het schip De Generale Vreede daar voor uijtgevaaren, hoe hij supplt. als doen niet heeft genooten het doceur het welke ordinair aan de predikanten ter somma van hondert en vijftigh caroli guldens tot het kopen van boeken, door de Wel Edele Groot Achtbe. Heeren Bewinthebberen der respective Cameren, immers door die van Amsterdam, gunstelijk werd uijtgerijkt; na alle apparentie ter oorsake dat daar van onkundigh was en sijn vertrek praecipiteerde; door dien nu den supplt. van dese liberaalheit eerst onlangs narigt heeft bekomen, ook dat deselve allangh te vooren in goeden gebruijke is geweest, soo keert hij sigh tot Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. met instantelijk versoek daar over een lettertien ten sijnen faveure aan de Hoogh Gebiedende Heeren Majores magh werden gesz om, was het moogelijk, hem hier van te doen gauderen.’
‘Is sulx g’accordeert.’
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] .....................................
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] Mij present, W. v. TAACK. E.g. clercq.
C. 42, pp. 85-86.¶
Saturdagh den {17170626} 26e Junij 1717, nademiddagh.
Presentibus omnibus. Extrs.
Gelesen ende met aandagt geresumeert wesende seekere documenten door den Heer fiscaal vergadert in de affaires van den Eerw. predikant Jacobus Rennet; mitsgrs. gelet zijnde op de circumstantien en verbaal raport door gem. Heer fiscaal daar benevens gedaan, wierd daar in aangemerkt het te kennen geven van gem. preekheer, onder den 15e deser,51 het noodige fondament mancquerende en dat het gunt hij tegens den schipper scheen te willen poseeren nietige beuselingen waren, en belangende sijne pretense gravamina tegen den commandeur van soldaten, dat die na alle apparentie door beter onderregtingh wel zoude weg te nemen zijn; vond men goed dien dominus te baten spreeken door den capitain De Chavonnes en coopluijden Cruse en De la Fontaine, ten eijnde denselve te onderregten in gedagten denselven wel tot assopiatie te brengen zal zijn.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] ..................................
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 86-88.¶
Sondagh den {17170627} 27e Junij 1717, des avonds na ‘t gebed. Extrs.
Alle present, behalven den coopman Cruse door indispositie.
In conformiteit het besluijt van gisteren, den heer capitain De Chavonnes benevens d’ E.E. coopluijden Cruse en De la Fontaine mondelingh raport gedaan hebbende wegens het gesprek met den predikant Rennet, gelijk gister avond gesegt was, in substantie bestaande dat dien preekheer wat woorden en motiven daar toe gebruijkt ende aangewent vrugtelo[os] geweest, onversettelijk bleef omme van bodem te veranderen, ofte anders wel den daar op bescheijden commandeur van soldaten, en sulx sonder dat eenige bewijsen (selfs niet verbaal) konde exhibeeren van quade ontmoetingh ofte bejegeningh; zodanigh Haar E.E. betuijgde sigh niet te konnen absolveeren of gedagte Eerwaarde niet wel selfs de oorsaak mogt zijn van pretens ongenoegen, temeer denselven aan dese gecommitteerdens op die vrage hoedanigh dese liederen was magtigh geworden, had derven antwoorden door desselfs spions, gelijk sulx Van Teerden den schipper volmondigh in ‘t aangesigt gesegt had; alle ‘t welke bij de vergaderingh met geen kleene verwonderingh en wel in sonderheid dit laaste gehoord wesende, als woorden zijnde van veel nadenken, onbetamelijk voor een man van die professie sigh bedienen soude van spions, en dat nogh aan scheepsboord. Zoo wierd eenpariger stemmen best g’agt het versoek af te slaan en Sijn Eerwe. te laten op het schip waar op door de Heeren en Meesters geplaats was, temeer andere bodems zoo al niet geprovideert zijn omme een famillie, in 6 menschen bestaande, te plaatsen; ondertusschen dat men de officieren op dat schip zal recommandeeren meergenoemde predikant te geven dat fatcoen en respect hem competerende, blijvende de zaake van gedagte commandeur de Heer fiscaal aanbevoolen voor zoo verre schult hebben mogt of niet.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] ................................
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] .................................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 90-97.¶
Dingsdagh den {17170629} 29e Junij 1717.
Alle present, excepto d’ Heer Cranendonk door indispositie.
Gelesen ende geresumeert wesende het onderstaande versoekschrift, gepresenteert door den Eerwe. predikant, Henricus Beck, en kerkkenraade van Stellenbosch , van desen inhoud:54
Aan - - - d’ Ed. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. aan d’ E. Achtbe. Raad van Politie. Wel Edele Gestrenge Hoog Achtbn. Heer en Heeren,
‘De predikant en kerkenraad aan Stelbenbosch vinden sigh ten hoogsten verschuldigt om Uwel Edele en Achtbe. seer nedrigh te bedanken voor ‘t seer gunstigh apostil op’t request van den predikant, waar bij Uwel Ede. en E. Achtbe. den opbouw van de kerk en ‘t aanbrengen der materialen gelievde toe te staan; dat ook het te kort komende geld tot den opbouw bij de diaconij aan Cabo soude werden geleent.’
‘Dogh dewijl d’ Ede. Heer Gouverneur en d’ Achtbe. Raad bij Haar E.Eds. apostil van den 30e Maart 1717 voor Haar Eds. gereserveert hadden te nomineeren een of meer persoonen om dat gantsche werk te dirigeeren, soo wel ten aansien van den opbouw als ‘t manieeren en besuijnigingh van penningen; Soo is ‘t dat de supplten. de vrijheijd nemen om Uwel Ede. en E. Agtbn. eerbiedigh voor te dragen dat ‘t Haar E.Eds. gelieven mogte soodanige persoonen ten fine voorsz te nomineeren:’
‘Aan die genomineerde of gequalificeerde persoonen toe te staan om de penningen te moogen ligten die in cassa van d’ E. Comp al voor lange en ook de 2025 guldens die in cassa van dese colonie ter bewaringe berustende sijn.’
‘Den landmeeter t’ ordonneeren om ‘t kerkhof op de geprojecteerde plaats af te meten.’
‘Daar en boven is der supplten. seer oodmoedigh versoek dat ‘t van Sijn Wel Ede. en E. Achtb. goedheijd sij om toe te staan dat het nodige houtwerk tot de geprojecteerde kerk van d’ E. Compe. mogte gehaalt worden voor inkoops prijs, om dat de kerk ten principaale uijt arme penningen sal werden opgebout en dat de supplten. met reeden oordeelen dat soo het nodige hout gesogt, gekapt, bearbeid en dikwils van verre aangereden wiert, het selve dierder en veel moeijlijker soude te bekoomen zijn.’
‘Eijndelijk besluijten de supplten. haar smeekschrift met dese beede, dat Uwel Ede. en E. Achtbn. gelievde om de kerk te beschenken met de klok die in ‘s Comps. pakhuijs bewaart word.’
‘’t Welk doende &a. (Was getekent) - - - Henricus Beck, Pr. van der Bijl, D. Coetse, J. de Rens, Ij. Malangh. (Lager) Henricus Beck, schriba.’
Ende gelet wesende op de poincten en natuur van zaaken daar inne vervat, na ernstige overweginge verstaan ende beslooten is: Eerstelijk dat die gelden daar bij gemeld, zoo die hier in cassa der E. Compe. als in die der colonie tot Stellenbosch ter somma van ƒ2025:-:- berustende, en wat verders tot dat godshuijs zoude mogen gegeven zijn, te mogen ligten.
Wijders dat alvoorens te disponeeren omme de houtwerken incoops prijs te mogen hebben, voorsz supplianten zullen moeten opgeven hoeveel houtwerken in quantiteit en qualiteit tot die kerke wel zoude vereijsschen, afgetrokken de geene welke daar toe albereits in voorraad mogten zijn, wel verstaande mits dat dese laaste mede specifice zullen moeten werden aangethoond.
Ten andere, dat belangende de nominatie der persoonen omme dat werk uijt te voeren, is goedgevonden te laten aan den Eerw. predikant en kerkkenraade voormeld gesamentlijk omme door twee â drie persoonen uijt den hunnen bij beurte, ofte ook wel eens voor al, zoo als kerkkenraade sulx zullen komen goed te vinden, gedeputeert te laten verrigten en na gedaan werk, ofte wel zoo dikwils als dienstigh g’agt zal werden, daar af reeke. aan den gesamentlijk[en] kerkenraade te moeten doen.
Gelijk laastelijk ook die supplten. is g’accordeert een stukje land ter groote van twee hondert agt en tagtigh quadraat roeden omme voormelde godshuijs bequamelijk op te konnen setten.
Wijders dat nogh gelesen wierd requeste van Lamine Craijvanger, jonge dogter van Amsterdam, van desen inhoud:55
Aan den Wel Ede. Gestreng[e] Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbn. Raad van Politie deses Caabsen Gouvernements.
‘Wel Edele Gebiedende Heere en Heeren,’
‘Geeft met alle onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. pligtschuldige dienaresse Lamina Craaijvanger van Amsterdam, hoe sij met het present ter rheede leggende schip Westerdijxhorn uijt het Pratria56 onder de naam van des predikants dogter is gevaaren, van meeninge zijnde om haren waarden broeder, Arnout Craijvanger, tot Batavia te zullen aantreffen; maar alsoo denselven met de laaste vertrokkene retourvloot als boekhouder op het schip Zuijderbeek is gerepatrieert en zij suppliante daar door van haar voornemen is gefrustreert, keert zij sigh seer eerbiedigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. met instantelijk versoek dat met het presente schip Meerhuijsen cost en transport geld vrij na het vaderland op een fatsoenelijke wijse magh werden gesonden.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Zoo is haar sulx met het schip Meerhuijsen g’accordeert omme in de cajuijt g’logeert ende getracteert te werden, mits betalende het daar toe staande cost en transport geld.
Gelijk sulx nogh sonder het selve te betaalen, om haar armoede, is toegestaan aan Jacoba Mulder,57 weduwe Anthonij Gunter, gewesene baas cuijper deses Casteels, omme in de constapels camer gelogeert ende getracteert te werden.
Laastelijk zijn op derselver versoekken toegestaan een cassie van een voet in ‘t vierkant aan hunne vrunden in ‘t vaderland te mogen senden, namentlijk aan Christoffel Brand,58 assistent, de wede. Ten Dammen en den Secretaris Van der Meer ijder een, en aan den fiscaal Van Beaumond 3.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] .................................
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 98-101.¶
Saturdagh den {17170703} 3e Julij 1717, voordemiddagh. Extrs.
Alle present.
Na resumtie van de concept missive in gereetheid gebragt omme per de scheepen Meerhuijsen en Witsburgh aan Hun Wel Edele Hoogh Achtbn. de Heeren Zeeventhienen te baten afgaan,59 verthoonde den Heer hoofd administrateur Cranendonk hoe na gemaakte culculatie en genomene reflexie omtrent de tarw, namentlijk dat ër reets op den Bataviasen eijsch voldaan waren 306 lasten en bij ‘t maguasijn 145 ditos, zoo mede dat het Gouvernement tot in de maand Februarij, wanneer dat graan nieuw inkomt, inclusive soude benodigen omtrent 100 last bijgevolge dat er behalven de 30 last bij Ceijlon gepetioneert, en waar van reets 11 lasten met het schip Gansenhoev voldaan zijn, voor Batavia nogh soude konnen werden gemist omtrent 15 last die bequamelijk, zoo gemeijnt wierd, door ‘t Raadhuijs van Middelburgh soude konnen werden getransporeert. Alle ‘t welke bij d’ Ede. Heer Gouverneur en Raad in overweginge genomen, voor wel aangesien, beslooten ende g’arresteert is in voorsz Raadhuijs voor genoemde hoofstad af te laten steeken nogh 15 lasten; ofte immers soo veel als dien bodem in sijne kamers konnen bergen.
Vervolgens in opmerkkinge genomen wesende hoe den steen ballast voor de scheepen hoe langer hoe schaarser was te krijgen ofte ten minsten hoe langer hoe verder te haalen, ‘t welke in desen tijd dat men niet als te wel van slaaven is voorsien, een voornaam empidement is geweest om de noodige last voor de scheepen te konnen aanbrengen, voornamentlijk Velserhooft en Hoogermeer , die de coorn wintmoolen hier gebragt hebbende, genoegsaam in ‘t geheel hebben moeten ontlossen en wederom met ballast gestijft werden; van gelijken dat w’ door onse Heeren Majores bequaamelijk van smeekolen en ijser zijn voorsien, ende derhalven in overweginge genomen zijnde of men in plaatse van de smeekolen en ijser uijt Borselen geligt, in Velserhooft niet wel mogte laten blijven de 24 en in ‘t Raadhuijs van Middelburgh 10 hoed, benevens nogh 7500 lb. ijser in den laasten voor dit Gouvernement daar in gescheept; zoo wel omme in dien Hun Wel Edele Groot Achtb. tot Batavia daar omme verlegen mogten zijn eensdeels, ende ten andere omme temeer tijd te winnen, die ër anders zoude vereijscht werden met het bossen dier goederen ende het aanhalen van ballast in dese mouson, daar mensulken ongemakkelijken weer60 dagelijx ontmoet. Alle ‘t welke overwoogen wesende, beslooten wierd voorne. kolen en ijser in die scheepen te laten en derwegens aan Hun Edelens de Hooge Regeeringh van India kennisse te geven.
Per het schip Kats voor de Camer van Middelburgh alhier gearriveert zijnde seeker vrouws persoon, genaamt Ijtje Jansdr. van Amsterdam, die haar selven in mansgewaat hebbende weten te deguiseeren en bij Heeren Bewinthebberen te laten aanneemen voor zoldaat op de naam van Jan de Vries, dan op de reise na herwaard bekent geraakt, is nogh verstaan deselve per het schip Meerhuijsen te rugh te zenden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] ................................
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON. Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 102-119.¶
Dingsdagh den {17170803} 3e Augustus 1717, voor de middagh.
Alle tegenwoordigh, behalve d’ Heer hoofdadministrateur Cranendonk en den coopman, d’ E. Cruse, beide door indispositie.
Gelesen wesende een requeste van Rudolph Fredrik Steenbok, burger deser Colonie, ten eijnde seekere huijs erf te mogen verkopen, in dese termen:63
Aan den Wel Ede. Gestrenge Heer Maurits Pasques d’ Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Achtbe. Politicquen Raad deser residentie.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E.E. Achtb. Heeren,’
‘Den ondergeteekende verthoond met schuldige eerbied en behoorlijk respect hoe des supplt. voorzaat, David Heufken, van den burger Jacob Langenbergh heeft gekogt een erf, gelegen agter ‘s Comps. hospitaal besuijden de huisinge van den burgerraad, Johannes Heufke, waar op den ondergetekende supplt. het fondament tot opbouwingh zijner plaatse heeft doen leggen ende aldaar bevonden dat eenen Paul Barhuijs in het timmeren van zijn wooningh, nu toebehoorende den voorne. Johannes Heufken, apparent het erf van den ondergetekende is te na gekomen, daar door den supplt. zijne timmeringe heeft gestaakt, nu dan Wel Ede. Heer en E.E. Achtbe. Heeren omme alle rusie en prosesse voor te komen die daar uijt zoude mogen komen te ontstaan; Zoo is ‘t dat den supplt. zeer nedrigh is versoekende dat hem door Uwel Ede. Gestr. en E.E. Achtbn. magh werden toegestaan omme ‘t voorn. erf, zoodanigh het is leggende, te mogen verkopen, temeer dewijl een wooningh uijt den boedel van den overleden oud burgerraad, Cornelis Botman, reets heeft gekogt.’
‘Op ‘t welk vertrouw den supplt. een gunstigh appostil te zullen erlangen - - - (Was getekent) Rudolph Fredrik Steenbok.’
Zoo wierd hem sulx g’accordeert, mits zorge hebbende te dragen daar uijt geen disputen en komen te resulteeren en den coper tot de bebouwinge van die grond te verpligten ingevolge placcaat op dit stuk g’emaneert.
Waarna ook den burger, Coenraad Fiet,64 bij versoekschrift65 insteerde omme in eijgendom te mogen hebben twee huijs erven, zijnde gelegen als hier onder blijkt:
Aan den Wel Edele Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens den E. Achtbn. Raad van Politie. Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtb. Heeren,
‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtben. onderdanige dienaar, Coenraad Fiet, vrijborger aan dese uijthoek, hoe hij supplt. tot voorsettinge sijner huijshoudinge genegen is een wooningh voor hem te bouwen en alsoo daar toe heeft uijtgesien twee stukjes erf alhier gelegen in ‘t blok M.M. no. 9 en 10, groot ruijm seven en dertigh quadraat roeden. Soo keert den supplt. sigh tot Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. met oodmoedigh versoek hem daar mede gelieven te begunstigen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Na resumptie van ‘t welke gelet zijnde des supplts. oogmerk te wesen omme daar op een huijs te laten timmeren, wierd ër ook geen swarigheijd gevonden hem sulx toe te staan en de grond brieven daar af te laten vervaardigen.
Inmiddens dat de Edele Heer Gouverneur de vergaderinge ook bekent makende hoe Zijn Edele bij overdenkkinge dat den burger Benjamin Wiese, getreeden wesende tot willige verkopinge sijner goederen, daar hij nogh genoegsaam een halv jaar pagtpenningen van het derde vierde part der Caabse koele wijnen aan de E. Compe. ten agteren stond, derhalve de verkoop penningen daar af geprocedeert raadsaam g’agt hadde onder den vendumeerster Sr. Hugo van der Meer Pietersoon, te laten arresteeren. Zoo wierd zulx door de vergaderingh voor wel aangesien.
Wijders dat nogh geresumeert wierd een smeekschrift66 van den gewesene secretaris, Sr. Pieter d’ Meijer, contineerende versoek van relief wegens sekere somma van penningen waar van sigh den supplt. bij afreeke. van den land-drost, Sr. Jacob Voet, volgens onderhandse obligatie schuldigh heeft verklaard, in dese termen:
Aan - - - de Heere Maurits Pasques d’ Chavonnes - - - mitsgrs. aan den E. Achtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge en E.E. Achtbn. Heeren,’
‘Verthoond en geeft met alle oodmoedighijd te kennen Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. dienaar, Pieter de Meijer, hoe hij supplt. met den gewesene cassier ofte tegenwoordige land-drost, Sr. Jacob Voet, een reeke. uijt staande heefft gehad, dewelke bij ‘t slot aanthoond[e] dat den supplt. aan voorne. Voet schuldigh bleef een somma van ƒ1705:9:8, bij welke afreeke. den supplt. abusive den gem. Voet heeft vergeten ten laste te brengen een somma van ƒ1525:-:-, die den overledene burgerraad, Hendrik Bouman, wegens d’ eerste paij van ‘t land door hem bij vendutie van de wed. Diepenauw67 voor ƒ6100:-:-: op vier termijnen gecogt, aan hem Voet voor des supplt. reeke. heefft voldaan; welke post den supplt. nooijt in zijn voordeel is gebragt en waar van den supplt. ook behoorlijke kennisse heeft gegeven.’
‘En alsoo den supplt. bij voorne. afreeke. den gedagten Voet een onderhands briefje van gem. ƒ1705:9:8 abusive heeft gegeven, en waar over na dato ook gemaant is gewerden, waar op antwoorde de vooren gespecificeerde ƒ1525:- niet verrekent te zijn, soo heeft den gen. Voet korts voor ‘t overgeven van ‘s Comps. kleijne cassa (terwijl al tot landdrost verkoren was) den supplt. gerepliceert daar over geen extremitijten te zullen gebruijken. Niet tegenstaande ‘t welke zoo heeft hij egter desselfs schoonvader, den oud equipagiemeester Jan Brommert, ‘t vooren staande briefje van ƒ1705:9:8 voor goed en valibel in handen geduwt en door dewelke den supplt. tot dies betalingh ook aangesprooken zijnde gewerden, niet gemancqueert heeft ‘t vooren gementioneerde hem in presentie van Voet ter kennisse te brengen, ‘t geene den selve egter negeerde.’
‘En gemerkt tusschen den voorne. Voet en den supplt. na alle apparentie ‘t vooren aangehaalde verschil niet buijten proces zal geslist werden ende het immers te zeer onredelijk zoude weesen dat den supplt. door de voorsz abusive afreeke. en ‘t verleenen van ‘t onderhands briefje in zijn goed regt zoude werden verkort, te meer den supplt. bij gem. afreeke. promptelijk zal konnen aanthoonen dat de meer gemelde ƒ1525:-:- daar bij niet in reeke. zijn gebragt en hij niet vertrouwt dat hem sulx in zijn goed regt obsteeren kan.’
‘Zoo keert hij sigh tot Uwel Edele Gestr. en E.E. Achtb., ootmoedigh versoekende Uwer Wel Edele en E. Agtbe. acte bij welke den supplt. van de voorsz abusieve afreeke. en ‘t passeeren van ‘t onderhands briefje (voor zoo veel des noods) gereleveert werde met alle de gevolgen en aankleeven van dien, waar op den supplt. een gunstigh apostil is verwagtende.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) Pr. de Meijer.’
Waar op met aandagt g’reflecteert ende onder andere aangemerkt zijnde dat dit was een enkeld versoek ontbloot van het minste bewijs, waar toe men derhalve niet kon treeden, te minder dewijle gemelten Voet ofte ijmant sijnen’t wegen daar op alvoorens diende te werden gehoord, en bijgevolge een zaak judicieel en niet ter decisie van dese tafel g’acht wierd; Zoo is verstaan gede. De Meijer voor appostil te geven dat daar in niet magh getreden werden.
Vermits als gesegt de indispositie van de Heer hoofd administrateur Cranendonk, Sijn Edele den secretaris terhand gesteld hebbende twee memorien ten eijnde deselve met voorkennisse van d’ Edle. Heer Gouverneur ter vergaderingh te produceeren, omme daar op te erlange dispositie van af en inschrijvinge ende deselve als nu verthoond werdende, bevond men d’ eene te bestaan in goederen per diverse scheepen uijt het vaderland te kort, eenige te veel en andere onbequaam aangebragt, alles met verklaringe bevestigt, bestaande in de volgende quantiteijt en qualiteijt, als:
Op verlies af te schrijven. { | Uijt 't schip Hogermeer . |
128 ps. coperwijxse deelen, | |
3 ps. juffers van 30 voet, | |
54 lb. gesorteert eijser. | |
Uijt do. bodem voor de koornmoolen. | |
1 eijke stuk van een duijm tot het voor covelens, | |
dog volgens opgaaf van Soullier ontfangen, | |
2 ps. eijke stukken van 2 dm. tot de beff, | |
3 ps. klaargemaakte sparren tot de kap, | |
3 ps. latten van 1 en 2 dm., | |
2 ps. greene deelen van 1 1/2 dm. en 20 voet, | |
1270 ps. Leijdse steenen. | |
*Ad idem.*{ | Uijt 't schip Velserhooft . |
175 lb. glas roeden, | |
9 lb. plat eijser, | |
1 ps. balk van 8/10 dm, | |
3 ps. ribben van 3/4 dm, | |
7 ps. latten van 1/2 duijm, | |
14 ps. do. van 1 en 1 1/2 duijm, | |
54 ps. coperwijxse deelen, | |
55 ps. greene deelen van 2 dm. 17 a 18 voet, | |
6 ps. do. do. van 1 1/2 dm. 20 voet. | |
Op verlies afschrijven. { | Uijt 't schip Meijnden . |
2 ps. greene deelen van 1 1/2 dm, | |
1 kas no. 1 met arbijts gereetschappen en blik. | |
Uijt do. bodem voor de koornmolen. | |
2 kassen no. 5 en 6. | |
Uijt 't schip Westerdijxhorn . | |
1 ps. gesorteerde wieltros, | |
4 8/10 kann. lijnolij op 20 kelders als zijnde 3 vlessen gebroken. | |
Uijt 't schip Cats . | |
142 kann. serbsten bier op 8 vaten, als zijnde 4 van 4 dm. en 4 van 5 dm. wan, | |
16 8/10 kann. jopenbier op 6 halfamen, als zijnde 5 van 2 dm. en 1 van 3 dm. wan. | |
Uijt 't schip Meijenburgh . | |
2 ps. ribben van 1 en 2 duijm, | |
2 ps. balken van 5 en 6 duijm, | |
31 ps. latten van 1 en 1 1/2 dm, | |
3 ps. gesaagde deelen, | |
7 ps. greene noordse deelen, | |
76 8/10 kann. lijnolij op 20 kelders, als zijnde 48 flessen gebrooken, | |
12 ps. pijpeduijgen, | |
8 ps. halve leggers schooven. | |
Afschrijven { | Uijt 't schip Loosdregt . |
158 kann. mom op 6 vaten, als zijnde 2 van 5, 2 van 6 en 2 van 7 dm. wan, | |
1256 kann. swaantjes bier op 50 vaten, als zijnde 1 vat heel ledigh, 5 van 4 duijm, 26 van 5 dm., 9 van 6 dm., 8 van 7 dm. en 1 van 9 dm. wan bevonden. | |
uijt do. bodem voor d' coornmolen. | |
1100 ps. Leijdse klinkers. | |
Uijt 't schip 't Raadhs. van Middelburg . | |
1000 ps. heele leggers banden, | |
500 ps. halfaams banden. | |
Uijt Belvliet . | |
141 6/10 kann. olijven olij op 15 halven, als zijnde 2 van 2 dm., 1 v. 2 1/2, 1 van 3, 1 van 3 1/2, 2 van 4, 2 van 4 1/2, 3 v. 5 1/2, 1 van 6, 1 van 7, en 1 van 8 dm. wan, | |
37 2/10 kann. wijntint op 6 halfamen, als zijnde 3 van 3 dm. en 3 van 4 dm. wan, | |
127 1/2 kann. Luijxbier op 6 vaten, als zijnde 1 van 7, 4 van 5 en 1 van 4 dm. wan, | |
798 kann. Delfsbier op 30 vaten, als zijnde 2 van 4 dm., 8 van 5, 15 van 6,4 van 7 en 1 van 14 dm. wan. | |
Dit moet ingeschreven werden. { | 't Volgende over ontfang [en], te weeten: |
uijt 't schip Hogermeer . | |
1 ps. spar. | |
Uijt Meijenburgh . | |
2 ps. balken van 7/9 dm. | |
Uijt Velserhooft . | |
1 ps. balk van 7/9 dm., | |
1 ps. rib van 7/9 dm., | |
196 ps. vellinge, | |
61 ps. greene deelen van 1 1/2 dm. 17 a 18 voet. | |
Uijt do. bodem voor de koornmolen. | |
10145 ps. Leijdse steenen. | |
Dit mede af te schrijven omme egter ten besten doenlijk verbruijkt te werden. { | 't Volgende is onbequaam en gebrooken bevonden: |
1 ps. rib van 1 en 2 dm. uijt Meijenburg , | |
1 ps. do. van 2 en 3 dm. uijt do., | |
1 ps. do. van 3 en 4 dm. uijt do., | |
1 ps. do. van 4 en 5 dm. uijt Velserhooft , | |
11 ps. coperwijxse deelen door 't speijkeren van de vlotten in Velserhooft onbequaam geworden, | |
1 ps. rib van 4 en 5 duijm uijt Velserhooft gebrooken, | |
1 ps. as uijt Velserhooft onbequaam, | |
2 ps. coperwijkse deelen uijt Hogermeer onbequaam, | |
16 ps. sparren uijt Meijenburgh onbequaam, | |
5 ps. gesaagde deelen uijt Meijenburgh do. | |
Zal mede ingenomen werden. { | Nog is boven 't tekort komende en overige ontfangen als: |
Uijt Velserhooft . | |
2 enden van ribben van 3 en 4 dm., | |
3 stukken van do. van 2 en 3 dm., | |
1 do. van latten van 1 en 2 dm., | |
eenige latten van 1 en 1 1/2 dm. | |
Uijt Meijenburgh . | |
66 enden van latten van 1 en 1 1/2 dm. |
Op verlies af te schrijven. { | Uijt 't schip Hogermeer . |
128 ps. coperwijxse deelen, | |
3 ps. juffers van 30 voet, | |
54 lb. gesorteert eijser. | |
Uijt do. bodem voor de koornmoolen. | |
1 eijke stuk van een duijm tot het voor covelens, | |
dog volgens opgaaf van Soullier ontfangen, | |
2 ps. eijke stukken van 2 dm. tot de beff, | |
3 ps. klaargemaakte sparren tot de kap, | |
3 ps. latten van 1 en 2 dm., | |
2 ps. greene deelen van 1 1/2 dm. en 20 voet, | |
1270 ps. Leijdse steenen. | |
*Ad idem.*{ | Uijt 't schip Velserhooft . |
175 lb. glas roeden, | |
9 lb. plat eijser, | |
1 ps. balk van 8/10 dm, | |
3 ps. ribben van 3/4 dm, | |
7 ps. latten van 1/2 duijm, | |
14 ps. do. van 1 en 1 1/2 duijm, | |
54 ps. coperwijxse deelen, | |
55 ps. greene deelen van 2 dm. 17 a 18 voet, | |
6 ps. do. do. van 1 1/2 dm. 20 voet. | |
Op verlies afschrijven. { | Uijt 't schip Meijnden . |
2 ps. greene deelen van 1 1/2 dm, | |
1 kas no. 1 met arbijts gereetschappen en blik. | |
Uijt do. bodem voor de koornmolen. | |
2 kassen no. 5 en 6. | |
Uijt 't schip Westerdijxhorn . | |
1 ps. gesorteerde wieltros, | |
4 8/10 kann. lijnolij op 20 kelders als zijnde 3 vlessen gebroken. | |
Uijt 't schip Cats . | |
142 kann. serbsten bier op 8 vaten, als zijnde 4 van 4 dm. en 4 van 5 dm. wan, | |
16 8/10 kann. jopenbier op 6 halfamen, als zijnde 5 van 2 dm. en 1 van 3 dm. wan. | |
Uijt 't schip Meijenburgh . | |
2 ps. ribben van 1 en 2 duijm, | |
2 ps. balken van 5 en 6 duijm, | |
31 ps. latten van 1 en 1 1/2 dm, | |
3 ps. gesaagde deelen, | |
7 ps. greene noordse deelen, | |
76 8/10 kann. lijnolij op 20 kelders, als zijnde 48 flessen gebrooken, | |
12 ps. pijpeduijgen, | |
8 ps. halve leggers schooven. | |
Afschrijven { | Uijt 't schip Loosdregt . |
158 kann. mom op 6 vaten, als zijnde 2 van 5, 2 van 6 en 2 van 7 dm. wan, | |
1256 kann. swaantjes bier op 50 vaten, als zijnde 1 vat heel ledigh, 5 van 4 duijm, 26 van 5 dm., 9 van 6 dm., 8 van 7 dm. en 1 van 9 dm. wan bevonden. | |
uijt do. bodem voor d' coornmolen. | |
1100 ps. Leijdse klinkers. | |
Uijt 't schip 't Raadhs. van Middelburg . | |
1000 ps. heele leggers banden, | |
500 ps. halfaams banden. | |
Uijt Belvliet . | |
141 6/10 kann. olijven olij op 15 halven, als zijnde 2 van 2 dm., 1 v. 2 1/2, 1 van 3, 1 van 3 1/2, 2 van 4, 2 van 4 1/2, 3 v. 5 1/2, 1 van 6, 1 van 7, en 1 van 8 dm. wan, | |
37 2/10 kann. wijntint op 6 halfamen, als zijnde 3 van 3 dm. en 3 van 4 dm. wan, | |
127 1/2 kann. Luijxbier op 6 vaten, als zijnde 1 van 7, 4 van 5 en 1 van 4 dm. wan, | |
798 kann. Delfsbier op 30 vaten, als zijnde 2 van 4 dm., 8 van 5, 15 van 6,4 van 7 en 1 van 14 dm. wan. | |
Dit moet ingeschreven werden. { | 't Volgende over ontfang [en], te weeten: |
uijt 't schip Hogermeer . | |
1 ps. spar. | |
Uijt Meijenburgh . | |
2 ps. balken van 7/9 dm. | |
Uijt Velserhooft . | |
1 ps. balk van 7/9 dm., | |
1 ps. rib van 7/9 dm., | |
196 ps. vellinge, | |
61 ps. greene deelen van 1 1/2 dm. 17 a 18 voet. | |
Uijt do. bodem voor de koornmolen. | |
10145 ps. Leijdse steenen. | |
Dit mede af te schrijven omme egter ten besten doenlijk verbruijkt te werden. { | 't Volgende is onbequaam en gebrooken bevonden: |
1 ps. rib van 1 en 2 dm. uijt Meijenburg , | |
1 ps. do. van 2 en 3 dm. uijt do., | |
1 ps. do. van 3 en 4 dm. uijt do., | |
1 ps. do. van 4 en 5 dm. uijt Velserhooft , | |
11 ps. coperwijxse deelen door 't speijkeren van de vlotten in Velserhooft onbequaam geworden, | |
1 ps. rib van 4 en 5 duijm uijt Velserhooft gebrooken, | |
1 ps. as uijt Velserhooft onbequaam, | |
2 ps. coperwijkse deelen uijt Hogermeer onbequaam, | |
16 ps. sparren uijt Meijenburgh onbequaam, | |
5 ps. gesaagde deelen uijt Meijenburgh do. | |
Zal mede ingenomen werden. { | Nog is boven 't tekort komende en overige ontfangen als: |
Uijt Velserhooft . | |
2 enden van ribben van 3 en 4 dm., | |
3 stukken van do. van 2 en 3 dm., | |
1 do. van latten van 1 en 2 dm., | |
eenige latten van 1 en 1 1/2 dm. | |
Uijt Meijenburgh . | |
66 enden van latten van 1 en 1 1/2 dm. |
Dewelke van post gelesen ende met de daar annexe verklaringe overgesien ende vergeleken zijnde, zoodanigen besluijt genomen is als bij ijder in margine staat aangetekent.
De andere bestond in een notitie van zoodanige slaaven en slavinen als volgens attestatie van gecommitteerdens van d’ E. Compe. in de maanden Maart, April en Maij waren overleden, van gelijken volgens opgift van den land-drost van ‘s Comps. vee in evengem. tijd verrekt ofte gestorven,68 te weten 3 stux manslaven, 1 stux slavin, 2 stux kinderen, 9 stux paarden en 53 stux runderbeesten.
Waar omtrent behoorlijk gelet en tegens de bij gevoegde verklaringen van de expresse gecommitteerdens geconfronteert en dusdanigh bevonden zijnde; goed gevonden is alle soo op ‘t Comptoir Generaal als winst en verlies af te schrijven.
Wijders nogh geresumeert wordende een versoekschrift69 eeniger persoonen beschijden op ‘t schip Hogermeer , welke volgens annexe copie resolutie, in dat schip op diverse datums genomen, volgens d’ ordre van d’ E. Compe. waren gevordert, en sulx op onse approbatie; Zoo zijn deselve daar inne bevestigt, mits de daar toe staande gagie op Batavia te moeten versoekken, behalven den aangestelden scheeps corporaal, Johannes Alexander Pietersz. van Nimwegen, als al in Texel daar toe gevordert wesende in plaatse van Gerrit Croon, om sijn onbequaamheijd van daar na Amsterdam op gesonden.
Van gelijken als nogh gelesen ende geresumeert wierd seeker versoekschrift70 door de gevolmagtigde van den gewesene oppercoopman en pl. Gesaghebber, d’ Heer Willem Helot, van desen inhoud:
Aan - - - den Wel Ede. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Achtbaare Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Achtbn. Heeren,’
‘De ondergetekende door Uwel Edele Gestr. en E. Achtbn. g’ordonneert zijnde omme haar wegens de nogh resteerende randsoenen van de Heer Willem Helot, te vervoegen bij den Heer Jacobus Cruse, alwaar geweest hebbende Zijn E. tot andwoort heeft gelieven te geven dat wanneer het ampt van secunde persoon alhier provisioneel heeft bekleet noijt meer randsoenen heeft genooten als bevoorens en deselve ook niet begeert, en indien dat Uwel Edele Gestr. en E. Achtb. de goedheijd geliefde te hebben omme gem. Heer Cruse ordonnantien, soo van een als ‘t ander te verleenen, dat het Sijn E. als dan sal doen ontfangen en de ondergetekende overgeven, versoekkende dierhalven hier op een spoedige uijtspraak te mogen erlangen.’
‘(Was getekent) Johannes Casper Rigter en Francois Poullen. (In margine) Overgegeven in Raade van Pollitie, den 3e Augustus 1717.’
Waar omtrent gebesoigneert zijnde, g’oordeelt is daar toe niet te konnen treden sonder expresse ordres onser Heeren en Meesters in ‘t vaderland.
D’ Edele Heer Gouverneur laastelijk te kennen gevende hoe den secretaris deser tafel, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon, Sijn Edele versogt hadde omme ingevolge het g’arresteerde van den 30e Maart jongstleden te mogen doen transport der secretarije van politie aan desselfs vervanger, Sr. Adriaan van Kervel, dewijle het theeschip of der laast besendinge, gelijk gemelte besluijt dicteert, thans geruijmen tijd van hier was gedepescheerd, ende overslux ‘t selve de Vergaderingh voorstellende, hebben daar innen eenparigh g’accordeert en beslooten hoe eer hoe liever behoorlijk transport van gemelde secretarije te laten geschieden.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] .................................
[Signed:] C. v. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] .................................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, Ho. VAN DER MEER PIETERSOON, Rt. en Secrts.
C. 42, pp. 120-122.¶
Dingsdagh den {17170810} 10e Augustus 1717, voormiddags.
Alle present, behalven d’ Heer Cranendonk en Sr. Hugo van der Meer Pietersoon, bijde door indispositie.
Door den Edele Heer Gouverneur ter vergaderingh voorgedragen zijnde hoe schaars en klijn het getal van ‘s Comps. lijfeijgenen alhier is tot uijtvoeringh van alle de noodwendige arbijd en besigheeden in dit Gouvernement, dat deselve dagelijx soo door sterfte, fugeeren als andersints komende te verminderen, dierhalven te dugten is dat daar door ‘s Comps. dienst in der tijd merkelijk naardeel soude konnen toekomen, waarom tot weeringe en voorkominge van ‘t selve in consideratie geevende of het niet nodigh was dat aan den Edele HeerGouverneur71 Rumph72 en Raad des eijlands Ceijlon per ‘t schip Loosdregt bij missive wierde versogt met d’ aanstaande retourscheepen van derwaarts soo veel slaven ten minsten prijse herwaarts te willen senden als eenigsints sonder belemmeringh der voorsz boodems soude konnen geschieden; Soo is, naar voorgaande deliberatie en ingenomen advijs en goeddunken van den Heer Abraham Cranendonk deesen aangaande, goedgevonden en verstaan ‘t voorsz geposeerde als hoognoodigh t’ arresteeren.
Ten aansien den tijd der verpagtinge van de gemeene lands middelen onder de districten van Stellenbosch en Drakensteijn nabij is, sonder dat egter tot nogh toe zijn gedespicieert soodanige leeden uijt desen Raad als ër vereijscht worden tot uijtvoeringh van ‘t selve; Soo is verstaan ten eijnde voornt. te committeeren den capitain Dominicus Marius Pasques de Chavonnes en den coopman en zoldij boekhouder Jacobus Cruse, en dat dierhalven de vereijste commissie voor Haar E.Es. sal werden g’expedieert.
Den boekhouder en cassier Nicolaas Heijningh ingevolge de generale ordres van d’ E. Compe. twee suffisante borgen moetende stellen voor desselfs behoorlijke en trouwe behandelingh van ‘s Comps. penningen in de kleijne geld kassa onder sijne administrasie berustende, heeft dierhalven ten eijnde voornt. aan den Edele Heer Gouverneur en Raad respectuees voorgedragen de persoonen van Jacobus van der Heijde ende Alletta van Es,73 wede. en boedelhoudster van wijlen Steeven Vermeij, nedrigh versoekende dat deselve voor een zomma van ƒ3000:-: als bequame borgen mogten worden g’accepteert, op ‘t welke zijnde gereflecteert, is verstaan de voorne. Van der Heijden en wede. Vermeij als satisfactoir aan te nemen en dat daar omme d’ acte van borghtogt sal werden gepasseert.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] ..................................
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.
C. 42, pp. 123-127.¶
Dingsdagh den {17170817} 17 Augustij 1717, voormiddags.
Presentibus omnibus, dempto den Heer Abraham Cranendonk en Sr. Hugo van der Meer Pietersoon, bijde door indispositie.
Door de regeerende burgerraden bij requeste75 te kennen zijnde gegeven hoe dat ‘t sedert vijf jaaren herwaarts aan de ingesetenen alhier gepermitteert sijnde geweest hun brandhout alleen over de Zoute Rivier te mogen halen, ‘t selve daar door niet alleen voor ‘t meeste gedeelte was geconsumeert, maar dat ook hunne slaven dagh voor dagh de voorne. rievier moetende passeeren en somtijts tot den hals toe, daar door groot perijkel quamen te loopen van deselve te verliesen, gelijk ër al verdronken en ook eenige in de reegentijd door koude en ongemak gestorven waren, ‘t welk alsoo de arme en onvermogende bijsonderlijk quam te drukken; soo versogten deselve eerbiediglijk dat den Ede. Heer Gouverneur en E. Achtbe. Raad de goedheijd geliefden te hebben van een bequamer plaats tot het halen van brandhout aan te wijsen; Zoo is, diesaangaande gedelibereert sijnde, goedgevonden en verstaan aan de ingeseteenen voortaan te permitteeren dat zij ‘t nodige brandhout zullen mogen doen halen ter plaatse die haar door den capitain De Chavonnes, als daar toe uijt deesen Raad gecommitteert, sal worden aangewesen; egter met dese restrictie nogtans dat zij sigh wel sullen hebben te wagten en vervolglijk haare slaven scherpelijk te verbieden geen kreupel, amandel of rievierhout te kappen, en geen de minste schade aan ‘s Comps. bosschen toe te brengen, ‘t zij door ‘t maken van vuijr, kappen als andersints, alles op zoodanige penaliteijten als berijds bij placcaten diesaangaande sijn gestatueert of nogh gestatueert soude mogen worden.
Wijders in consideratie genomen sijnde ‘t gedane versoek van den burger Jan de Wit, bij requeste aan den Gouverneur en deesen Raad gedaan,76 tendeerende daar heen dat ten aansien seer genegen was in deese Tafelvallije een huijs te bouwen, ten dien eijnde naar bequame plaats hadde omgesien en vervolgens gevonden twee stux erfjes, t’ samen groot 68 roeden en 64 voeten, gelegen in ‘t blok X, en aldaar no. 4 en 5, deselve dierhalven hem in eijgendom mogte worden vergunt; Soo is ten aansien d’ opbouwinge der huijsen strekt tot merkelijke cieraad en verbeteringh deeser Colonie en dat daar door ‘s heeren regt komt te accresseeren, geresolveert en goedgevonden ‘t gedane versoek t’ accordeeren ende gem. erfjes in eijgendom aan voorsz Jan de Wit toe te staan, mits de beloofde opbouwinge sonder uijtstel insgelijk volbrengende.
Soo als meede op’t schriftelijk versoek77 van den burger Jan Spoor,78 om consideratien en reedenen voornt. met eenparigh goedvinden is verstaan ende geresolveert dat aan voorsz Spoor in eijgendom sal vergunt en toegestaan worden sekere twee huijs erfjes, te samen groot 41 roeden en 6 voeten, gelegen in ‘t blok N.N., en aldaar no. 11 en 12, onder conditie nogtans dat denselven op de meergem. erfjes, gelegen naast sijn eijgen, insgelijx sal moeten doen opbouwen, diergelijken woonhuijs als berijts op zijne eijgene naast aan de voorne. erfjes leggende word opgemaakt.
Ter consideratie dat in de ordinaires pagt conditien der Caabse coele wijnen is bevonden dat in ‘t articul alwaar bedongen word dat ider pagter voor de pagtpenningen van zijn vierde deel sal moeten stellen twee borgen ten genoege van d’ E. Compe., tot nogh is geomitteert geweest de cla[u]sule van de vereijste renuntiatie derbenefitien ordinis divisionis et excussionis,79 soo als bij alle d’ andere pagt conditien der gemeene middelen van d’ E. Compe. alhier in trijn en gebruijk is, en dat daar door bij insolventie der pagters van voorn. Caabse coele wijnen soude konnen gebeuren dat haare borgen van gedagten wierden in allen gevallen niet aanspraekelijk te zijn voor de tekort komende pagtpenningen voor en aleer den principale pagter diesaangaande was uijtgewonnen en g’executeert, en sulx als dan nogh niet verder als ieder voor de helft, door ‘t welke d’ E. Compe. in der tijd in processen soude ingewikkelt konnen worden; Soo is, diesaangaande geraatpleegt zijnde, goedgevonden en geresolveert dat tot de meeste securiteijt den E. Comp. in dat poinct eeniglijk sal worden gealtereert de pagtconditien en daar bij gevoegt dat ider borgh zighin solidum80 sal moeten verbinden onder voorgem. renuntiatien, latende alle d’ andere gedeeltens in zijn voorigen stand; welken aangaande zijnde ingenomen ‘t advijs van den Heer Abraham Cranendonk, zigh met het boovenstaande heeft geconfirmeert.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.
[Signed:] J. B. CRUSE.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.
C. 42, pp. 128-139.¶
Dingsdagh den {17170824} 24e Augustus 1717, voormiddags.
Present alle, uijtgenomen den Heer capitain De Chavonnes, den coopman, den E Jacobus Cruse, en den onder dito, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.
In consideratie genomen sijnde dat alhoewel den Edele HeerGouverneur81 en den Raad bij haare expresse resolutie, de dato 19e Junij 1714,82 hadde geresolveert en beslooten en allomme bij placcaten gepubliceert dat ten meesten gerustheijd en wel wesen deser ingesetenen, volgens de praktijk onses vaderland binnen den tijd van vier eerst komende maanden, of wel voor den 19e October desselvigen jaars, alle en een eijgelijk wie het soude mogen wesen, ter secretarije alhier behoorlijk souden doen registreeren alle custingbrieven, scheepens of weesmeesteren kennissen en andere voor gecommitteerdens verleende verbandschriften waar bij eenige vaste goederen verbonden of verhijpotequeerd zijn, ten lasten van deesen en geenen hebbende en soo vervolgelijk in der tijd daarmede te continueeren, ten eijnde van ‘t selve een behoorlijk register konde werden geformeert, op peene dat die daar inne nalatigh bleef versteken zoude zijn van de preferentie die hem uijt dien hoofde anders voor andere crediteuren soude competeeren; ende diensvolgens ook hadden verwagt dat aan de voorsz ordre promptelijk souden voldaan zijn, maar dat egter ontwaard zijnde dat bij sommige daar inne eenigsints wierd genegliseerd; Soo is, diesaangaande gedelibereert sijnde, goedgevonden en geresolveert dat tot voorkominge van disordres en abuijsen in dit noodwendigh poinct, nogmaals alle soo ‘s Comps. dienaren als ingesetenen alhier bij affixie van billietten sullen werden gelast aan onse voorsz ordre sonder verder dilaij te gehoorsamen en wijders tot betere nakominge deeses den secretaris en eerste geswoore klercq ter secretarije te beveelen voortaan geen custingh brieven, scheepen kennisse of andere actens voor gecommitteerdens aldaar werdende gepasseert onder speciaal hijpoteecq of generaal verband der goederen, voortaan af te geven voor en al eer deselve behoorlijk sullen wesen geregistreert.
Door den Edele Heer Gouverneur in Rade voorgedragen sijnde dat tot bekomingh der gerequireerde struijsvogels vellen, door Gouverneur en Raad van ‘t eijland Ceijlon van hier g’eijscht, de bequaamste tijd als de maanden September en October op handen schooten, en dierhalven in consideratie gaf dat vermits d’ E. Comp. geen subjecten alhier in dienst had, die daar toe bequaam of behoorlijk vaceeren konden, het niet soude strekken ten meesten minagie [sic] der E. Compe. de gem. vogels te doen schieten door vrijluijden ten platten lande zigh onthoudende, mits voor ider beest, een mannetje sijnde, tot een praemie genietende Rds. 3:-; Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan ‘t voorsz geproponeerde t’ arresteeren, en dat dierhalven allomme billieten zullen worden g’affigeert tot notificatie van ‘t selve.
Door de burgers en slagters Hendrik de Vries en Gijsbert Lafeber gepresenteert sijnde seker request van deesen inhoud:83
Aan - - - de Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders den E. Achtbn. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Wel Ede. Gestrenge en Achtbn. Heeren,’
‘Geeven met alle behoorlijke eerbied te kennen, Hendrik de Vries en Gijsbert Lafeber, beijde borgers en slagters alhier, hoe dat sij supplten. door de groote sterfte (die nogh al is continueerende) de schapen zoo dier moeten inkopen, dat zij onmogelijk zonder haar groote schaade het schaapenvleijs voor 2 1/2 stuijvers kunnen verkopen, derhalven de supplten. zigh bij deesen keeren aan en tot U Ede. Achtbn., versoekende dat den supplt. bij provisie en tot nader ordre magh werden g’ordonneert en gepermitteert dat zij het schaapen vleijs mogen verkopen voor 3 stuijvers ‘t lb., latende het beeste vleijs op 2 stuijvers blijven. Zoo sullen de supplten. sigh in staat zoeken te stellen en te houden om de burgers en ook ijder een die ‘t van nooden heeft zoo veel mogelijk is te gerijven.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Soo is naar examinatie van ‘t selve goedgevonden en verstaan alvoorens finalijk diesaangaande te disponeeren, op gem. requeste consideratien van burgerraaden deser plaatse in te nemen.
Wijders door den Edele Heer Gouverneur in Rade te kennen gegeven zijnde hoe difficiel en bij na onmoogelijk het was jaarlijx aan te doen halen de vereijste caf en stroo tot onderhoudingh van alle de paarden op ‘s Comps. stal alhier, die onvermijdelijk aan de hand moeten gehouden worden tot uijtvoeringh van den noodsakelijke arbijd, eensdeels om de verafgelegentheijd der plaatsen van waar ‘t selve moet worden gehaalt, en anderdeels dat bij aldien sulx egter al werd gedaan inmiddels niet naar behooren kan worden aangevoert alle het brandhout en andere materialen die vereijscht worden, soo voor ‘s Comps. scheepen, hospitaal, bakkerijen, kalkovens als andersints, uijt ‘t welke verscheijde malen gebrek voor ‘t gemelde beestiaal en retardement in andere saken was veroorsaakt; dierhalven in consideratie gaf of tot redres van ‘t selve niet souden konnen en behooren te worden geexcogiteert een bequaam middel ‘t welk de ingesetenen deser Colonie egter niets of weijnigh soude incommodeeren; Soo is, daar omtrent geraadpleegt sijnde, geresolveert en gearresteert dat van nu voortaan aan alle de ingesetenen jaarlijx versoekende hare g’ougste granen in ‘s Comps. magasijnen te leveren, sal worden aangesegt bij oprijdinge van haar coorn, insgelijx terselver tijd op te brengen een sak met caf of stroo voor ‘s Comps. stal en dat ten dien eijnde 200 cafsakken van gonje sullen worden vervaardigt omme onder haar uijtgedeelt te worden.
Gelesen wesende seeker requeste van Elisabeth Wendels,84 wede. wijlen Pieter Louw, bestaande in dese termen:85
Aan den Wel Ed. Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Geeven met onderdanigh respect zeer nedrigh te kennen, Elisabeth Wendels, wede. de wijlen Pieter Louw, hoe sij supplt. in den 1716 den 30 April ten huijsen van den Hr. fiscaal independent opgegeven haar gesaaij van tarw ten bedrage van thien mudde, waar van gewonnen hebbende hondert mudde en van gesegde hondert mudde de supplte. sestigh mudden in ‘s Comps. graan maguasijn gelevert ende veertigh voor haar broot en zaaij kooren heeft behouden, en vint bij voldoeningh van haar thienden voor hondert en veertigh mudden belast zijn ende vier mudden te veel te hebben voldaan. Dierhalven keere haar supeljante tot U Ede. Gestr. ende Agtbn. Heer en Heeren, versoekende ootmoedigh van het te veel gegeven thienden door gunst van U Ede. en Achtb. restutitie magh genieten.’
‘(Onderstond) Welk doende &a. &a.’
Soo is, in consideratie bij de generale opneem rolle duijdelijk consteert dat zij aan de twee gecommitteerde burgerraden ten overstaan van den independent fiscaal, den Heer Cornelis van Beaumont, hadde opgegeveningeoegst te hebben86 140 mudden tarw, waar van d’ E. Compe. vervolgelijk 14 mud voor thienden competeerde, goedgevonden ‘t voorsz versoek van de hand te wijsen.
Bij den Heer Abraham Cranendonk en den E. Jacobus Cruse ter vergaderingh gepresenteert sijnde seeker requeste,87 van deesen inhoud:
Aan den Wel Edele Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den Achtb. Raad van Politie. Wel Edele Gestrenge en E. Achtbn. Heeren,
‘Ingevolge van Uwel Edele Gestrenge en Achtbe. resolutie van den 2e Junij jongstleden en de daar bij gedecerneerde commissie op ons ondergetekende leden deser vergaderingh, omme geassisteert met den secretaris van den Raad van Justitie te corrigeeren, amplieeren ende te redresseeren het scheeps en generaal placcaat deeses Gouvernements, zoo hebben wij ons ‘t zeedert bevlijtigt omme alles hier inne zoo wel na de ordres onser Hoog Achtbn. Heeren Majores als ten gemeenen besten te reguleeren en zoude daarmede sekerlijk ook al verre geavanceert zijn geweest, ten ware ons onder het werk niet hadde geobsteert de aanmerkinge van het onderscheijd tusschen de constitutie deser Colonie en die van ons vaderland, concernerende de buurschappen der landlieden, hunne weedersijdige regten en voorregten mitsgrs. eijgendommen en servituten van wateringen, noodwegen en wat meer daar aan vast is, voorts de onsekerheijd waar omtrent de landluijden zoo wel als die daar aan belenden, sigh onderlingh in dese en veele andere opsigten wel souden kunnen benadeelen ende eijndelijk dat deese menschen mogelijk door costumen en oude gebruijken zelve reets al veele saken onder vaste regulen hebben gebragt, waar omtrent de minste veranderingh haar apparent niet alleen ongemakkelijk maar ook schadelijk zoude wesen, want in allen desen niet soo seer penetreerende als wij meenen dat wel zoude behooren, omme in cas subject na aangeleegentheijd en gewigte van zaaken te besoigneeren, souden wij ook het gevaar onderworpen zijn van seer groote misslagen te committeeren, invoegen noodsakelijk gevonden hebben Uwel EdIe. Gestr. en Achtbe. dese onse beswaarnisse op het eerbiedigste voor te drag[en] ende eer wij verder gaan, instantelijk te versoeken dat het van derselver goede geliefde magh wesen dat ons, het zij door landdrost en heemraden van Stellenbosch , Drakensteijn of andere dewelke Uwel Ede. Gestr. en Achtbe. omme haar kennisse en ervarentheijd daar toe zoude konnen goedvinden te dispicieeren, gearticuleerd ende met convenibelste penaliteijten beswaart, gesuppediteert mogte werden alle het geene ten gemeenen beste in deesen zoude konnen dienen, ten eijnde wij ons zelven met gerustheijd ende te meerder exactitude van onse commissie quijten en Uwel EdIe. Gestr. en Achtbe. loffelijk oogmerk zoo veel als mogelijk is daar door eenmaal in een wel gefondeert en bestendigh regulament tot meerder accressentie deser aansienelijke Colonie berijkt magh werden.’
‘Waar toe wij d’ eere hebben ons te onderteekenen - - - (Was getekent) A. Cranendonk, J. Cruse.’
Soo is, daar over gedelibereert sijnde, goedgevonden en verstaan dat in conformiteijt van voorsz billijk versoek aan burgerraden deser plaatse en landdrost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn bij missive sal worden aangeschreeven en g’ordonneert voorsz onse commissarissen bij d’ eerste bequame gelegentheijd te dienen van soodanige gearticuleerde consideratien en penaliteijten op ieder derselver na gelegentheijd en gewigte van zaken als deselve in voegen voorsz komen te requireeren, ten eijnde alles in cas subject ten meesten nutte der E. Compe., welvaart deser Colonie en alle ingesetenen van dien, strekken en gedijen magh.
Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] .............................
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] .................................
[Signed:] .................................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.
## Footnotes
-
Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 20 April ook vergader. Vgl. C.604:Dagregister, 1717-1722, p. 75. ↩
-
Die brief van die landdros en heemrade kan gevind word in C.436:Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 363-364. Die bylae het egter nie bewaar gebly nie. ↩
-
Vir die oorspronklike rapport sien C.337:Attestatiën, 1717-1718, pp. 163-164. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Hy was die seun van Friedrich Botha en Maria Kickers en is in 1686 aan die Kaap gebore. In 1710 is hy getroud met Maria Magdalena Snijman. Na haar dood het hy hertrou met Maria Catharina van Eeden, die weduwee van Johannes Potgieter. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 44, pp. 176-178; M.O.O.C. 7/7:Testamenten, 1746-1751, no. 8). Hy het op 10 Oktober 1710 van Louis van Assenburgh toestemming verkry om te “gaan leggen en wijden aan ‘t Roode Sant over de Breede Rievier onder ‘t Witsens Gebergte “. (Vgl. R.L.R.I.:Oude Wildschutte Boek, 1687-1712, p. 172). ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 60, pp. 269-270. ↩
-
In die H.K. staan “lastige”. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 61, pp. 275-276. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 63, p. 285. ↩
-
Die oorspronklike rekwes kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 59, p. 261. Volgens ‘n kaart van landmeter Cochius, wat as bylae by die rekwes gevoeg is, was die grond geleë “aan het molen pat van de Tijger Bergen “. ↩
-
Sien C.291:Memoriën, 1712-1726, p. 107. ↩
-
Die versoekskrifte van Kolf en De Rover, asook afskrifte van besluite wat die skeepsraad van Velserhooft op 17 en 18 Januarie 1717 geneem het, kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, nos. 55, 56, 57 en 58. ↩
-
As gevolg van die ongesteldheid van sommige lede het die Politieke Raad nie op 1 Junie vergader nie. Sien C.604:Dagregister, 1717-1722, p. 94. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif en sketskaarte van die kerk het bewaar gebly in C.224:Requesten, 1717-1718, pp. 291-303. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 66, p. 311. ↩
-
Hy is in 1713 getroud met Geertruijda Vermeij, die dogter van Steven Vermeij en Aletta van Es. Hulle het agt kinders gehad. (Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 77, pp. 353-356; C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 13, pp. 66-67). ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 65, pp. 305-306. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Cruse het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Sien C.682:Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 125-127. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is in ‘n ander handskrif tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 79, pp. 379-384. ↩
-
Hy was die seun van Hercule du Pré en Cicilia Datis en het in 1688 saam met sy ouers op die Schelde na die Kaap gekom. Hy was getroud met Elizabeth Prevot, die dogter van Charles Prevot. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 50, pp. 143-146.) ↩
-
Hy was die seun van Pieter Visagie en Catharina Kijns en is in 1679 aan die Kaap gebore. Skynbaar was hy nooit getroud nie. ↩
-
Sy was met Hercule du Pré getroud en het in 1688 saam met hom en hulle vier kinders na die Kaap gekom. In 1700 het sy hertrou met Pierre Dumont, ‘n landbouer te Drakenstein . Na sy dood het sy op die plaas Soetendal in Drakenstein gewoon tot met haar dood in 1720. ↩
-
Hy was die seun van Hercule du Pré en Cicilia Datis en het in 1688 saam met sy ouers op die Schelde na die Kaap gekom. Hy was getroud met Elizabeth Prevot, die dogter van Charles Prevot. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 50, pp. 143-146.) ↩
-
Hy was die seun van Pieter Visagie en Catharina Kijns en is in 1679 aan die Kaap gebore. Skynbaar was hy nooit getroud nie. ↩
-
Sy was met Hercule du Pré getroud en het in 1688 saam met hom en hulle vier kinders na die Kaap gekom. In 1700 het sy hertrou met Pierre Dumont, ‘n landbouer te Drakenstein . Na sy dood het sy op die plaas Soetendal in Drakenstein gewoon tot met haar dood in 1720. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Barend Burgert Van Lübeck was ‘n vry smid aan die Kaap en was getroud met Marie van der Merwe. Hy is in 1705 oorlede. ↩
-
Hy was die seun van Pieter van der Westhuijsen en Maria Hendriks en is in 1679 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Catharina Olivier. (Sien C.J.2607:Testamenten, Codicillen &a., 1735-1737, no. 38, pp. 197-202). ↩
-
Hendrik Scheffer van Frankfurt het as smid na die Kaap gekom. Sedert 1711 was hy landbouer en smid te Stellenbosch . In 1709 is hy met Susanna Greeff getroud. (Sien M.O.O.C. 8/6:Inventarissen, 1738-1748, no. 49.) ↩
-
Hy was getroud met Catharina Harmse. Hulle het vier kinders gehad. ↩
-
Susanne Briet was die weduwee van Isaac Taillefer. Hulle het in 1688 met hulle ses kinders, Elisabeth, Jean, Isaac, Pierre, Susanne en Marie, op die Oosterland na die Kaap gekom. (Sien M.O.O.C. 8/1:Inventarissen, 1692-1705, no. 43.) ↩
-
Sien C.337:Attestatiën, 1717-1718, pp. 229-230. ↩
-
Die drie versoekskrifte en die resolusie van die skeepsraad van die Westerdijxhoorn , gedateer 1 Mei 1717, kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, nos. 68, 69, 70 en 71. ↩
-
Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 83. ↩
-
Voet is op 21 Junie 1717 aan die vergadering van landdros en heemrade voorgestel. Sien Stellenbosch 1/6:Notule van Landdros en Heemrade, 1717-1718, p. 23. ↩
-
Cranendonk en Cruse het nie geteken nie. ↩
-
Die oorspronklike verklaring kan gevind word in C.337:Attestatiën, 1717-1718, p. 233. ↩
-
Francois Poulle van Den Haag het in 1708 met die Generale Vrede as soldaat na die Kaap gekom. In 1711 is hy deur Van Assenburgh as assistent aangestel met ƒ20 per maand en in 1713 het Helot sy salaris verhoog tot f24 per maand. In 1717 het Kommissaris Becker hom bevorder tot boekhouer en assistent van die fiskaal, met die rang van onderkoopman. Hy was getroud met Elisabeth Sigemund, die dogter van Sebastiaan Sigemund. (Sien C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 57, pp. 227-232; C.227:Requesten, 1720, no. 114, pp. 511-512.) ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 80, p. 387. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, p. 393. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
In die oorspronklike teks is hierdie woord onduidelik geskryf. In die H.K. staan egter “surprenant”. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 80, pp. 397-398. ↩
-
Rennet het beweer dat hy nie alleen “boertsche en on-eerbiedige woorden” van die skipper van Westerdijxhoorn , Jan Baij, moes verduur nie, maar dat die kommandeur van die soldate op die skip, Jacobus de Wit, bowendien onwelvoeglike liedjies, “waar van een kuijs oor en hert gruuwen moet”, op sy dogter gedig het en die manskappe aangemoedig het om dit aan boord te sing. (Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 75, pp. 361-362.) Die stukke wat die fiskaal in verband met hierdie saak aan die Politieke Raad voorgelê het, het nie bewaar gebly nie. ↩
-
Cranendonk het nie geteken. ↩
-
Cranendonk het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif is geskryf deur ds. Beck en kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 87, pp. 511-513. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 88, pp. 515-516. ↩
-
In die H.K. staan “Patria”. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 82, p. 401. ↩
-
Christoffel Brand was die seun van Burgert Brand en Catharina Harts en is in 1700 aan die Kaap gebore. Hy het in 1714 as soldaat tot die Kompanjie se diens toegetree en is in 1716 bevorder tot assistent met ‘n salaris van ƒ20 per maand. In 1722 is hy met Sara van Brakel getroud. (Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 128, pp. 619-620; C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, no. 14, pp. 87-92; C.J.2672:Testamenten, 1774-1775, no. 72, pp. 392-399.) ↩
-
Sien C.511:Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 1288-1304. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Cranendonk het nie geteken nie. ↩
-
Weens die ongesteldheid van die Goewerneur en etlike ander lede het die Politieke Raad nie tussen 3 Julie en 3 Augustus vergader nie. Vgl. C.604:Dagregister, 1717-1722, pp. 115, 118 en 120. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 100, pp. 581-582. ↩
-
Volgens dr. Hoge is Conrad Heinrich Feyt van Alverdissen in 1683 gebore. (Vgl. Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 96.) Hy het as soldaat na die Kaap gekom en tussen 1708 en 1709 is hy as silwersmid aan Andries Bruijns uitgehuur. In 1712 het hy ‘n vryburger geword en hom as silwersmid aan die Kaap gevestig. Hy is in 1712 met Petronella Bockelenberg getroud en het in 1721 met Maria Koster hertrou. (Sien C.J.2874:Contracten Boek, 1703-1710, p. 370; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 2; C.J.2601:Testamenten en Codicillen, 1722-1725, no. 3, pp. 16-19; C.J.2653:Testamenten, 1727-1731, no. 46, pp. 195-200.) ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 101, p. 585. ↩
-
Die versoekskrif, in De Meijer se eie handskrif, kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 102, pp. 591-593. ↩
-
Sara Wilhelmina Tas van Amsterdam was die dogter van Jan Tas en Margaretha Geertruijd Lindenhovius. Sy was ‘n suster van Adam Tas. In 1707 is sy met Claas Hendrik Diepenauw getroud. Hy is in 1712 oorlede. (Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 63, pp. 274-286.) ↩
-
Die oorspronklike van hierdie rapport het bewaar gebly in C.291:Memoriën, 1710-1726, p. 109. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, pp. 575-578. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif, geskryf deur Poulle, kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 103, pp. 599-600. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Mr. Isaac Augustinus Rumpf het in 1704 in Leiden in die regte gepromoveer. Daarna het hy na Oos-Indië vertrek, waar hy in 1715 Raad Extraordinaris van Indië geword het. In 1716 het hy Goewerneur van Ceylon en die kus van Madoera geword. Hy is in 1707 getroud met Gijsberta Johanna Blesius, die dogter van Joan Blesius wat tot met sy dood in 1711 fiskaal aan die Kaap was. ↩
-
Haar testament kan gevind word in C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 122, pp. 551-555. ↩
-
Van Kervel het op 3 Augustus 1717 die eed van Sekretaris van die Politieke Raad afgelê. Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 105. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 93, pp. 541-542. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 94, p. 547. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 96, p. 563. ↩
-
Jan Spoor van Amsterdam was die seun van Lodewijk Spoor en Rijkje Jansz. Hy het in 1715 as kwartiermeester op Duijvenvoorden na die Kaap gekom en het op 23 Julie van dieselfde jaar sy vryheid ontvang. Sy eerste vrou was Catharina Margaretha Heufke, die dogter van Johannes Heufke. Na haar dood het hy hertrou met Maria Duijssers, die weduwee van Cornelis Claasz. Kuijp en Willem van der Lind. Spoor is op 28 November 1725 oorlede. (Sien C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 11, pp. 68-72; C.J.2602:Testamenten en Codicillen, 1722-1725, no. 37, pp. 188-192; C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, no. 16, pp. 97-99; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 71;V.C.56: Lijst der Personen voorkomende in de Rollen van Vrijbrieven. . . 1719-1791.) ↩
-
Daar bestaan sekerebeneficia(voorregte) wat die borg se aanspreeklikheid verlig. Kragtens diebeneficium ordinis et (seu) excussioniskan ‘n borg, wanneer ‘n skuldeiser hom aanspreek, hom daarop beroep dat eers soveel moontlik op die selfskuldenaar verhaal word voordat hy, die borg, aangespreek word. Kragtens diebeneficium divisionis, wat te pas kom waar meerdere borge hulle vir dieselfde skuld verbind, kan ‘n borg wat vir die hele skuld aangespreek word, van die skuldeiser verg dat die skuld tussen die borge op wie verhaal moontlik is, gesplits word, sodat hy slegs vir sy eweredige gedeelte aanspreeklik gehou word. Van albei hierdiebeneficiakan die borg afstand doen. Vgl. De Wet en Yeats:Die Suid-Afrikaanse Kontraktereg en Handeisreg, 2de druk, p. 283. Sien ook voetnoot 4 van dieResolusies van die Politieke Raad, deel II, p. 177. ↩
-
Dit kom daarop neer dat die borge hulle op so ‘n wyse verbind dat elkeen vir die geheel van die skuld aanspreeklik is. Vgl. De Wet en Yeats:Die Suid-Afrikaanse Kontraktereg en Handelsreg, 2de druk, p. 85. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Sien C.9:Resolutiën, 1713-1715, pp. 163-165 of dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, p. 395. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 106, p. 617. ↩
-
Elisabeth Wendels van Amsterdam is in 1693 met Pieter Louw getroud. Sy is in 1720 oorlede. Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 96, pp. 429-433; M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 102. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 105, p. 613. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 104, pp. 607-610. ↩
-
Cranendonk het nie geteken nie. ↩