Skip to content

C043 v1.20

C. 43, pp. 2-18.

Maandagh den {17170830} 30e Augustus 1717, voormiddagh.

Alle present.

Door den Eerwe. predikant Henricus Bek, en kerkenraad van Stellenbosch ter vergaderingh gepresenteert sijnde seeker request van de volgende inhoud:1

Aan - - - d’ Edele Hr. Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. aan d’ E. Achtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Hoog Achtb. Heer, E. Achtbe. Heeren,’

‘D’ ondergetekende supplten. Uwel Edele Gestr. seer nedrigh bedankende voor ‘t seer gunstigh toestaan van ‘t ligten der penningen soo die in ‘s Comps. cassa als die in cassa van dese colonie berust hebben, geven haar d’ eere om Uwel Edele en E. Achtbn. agtervolgens Haar Edeles ordre hiernevens over te leveren een specificatie van ‘t noodige houtwerk tot de kap van de geprojecteerde kerk, waar bij de suppltn. nogmaals seer eerbiedigh en nedrig insteeren om dit houtwerk voor inkoops prijs te moogen genieten, waar aan de supplten. niet durven twijifelen wanneer aanmerken Uwel Edeles en E. Achtb. vaderlicke genegentheijd tot ‘t wel wesen van dese colonie, en dat dese colonie van de E. Comp. (onder Uwel Eds. en E. Achtb. opperbestieringh) aanvaart een godshuijs te stigten buijten last van ijmant als alleenlijk, of wel voornamentlijk uijt arme penningen en liberale giften; weshalven de supplten. nogmaals seer eerbiedigh op haar voorigh versoek aanhouden en dewijl de penningen uijt cassa van d’ E. Compe. blijven leggen tot ‘t koopen van ‘t noodige houtwerk tot de kap, en dat de kerkenraad bij provisie verlegen is soo langh land-drost en heemraden de penningen niet afgeven; Soo is der supplten. seer nedrigh versoek dat Uwel Ede. en E. Achtbe. gelievde te permitteeren dat de suppl. (agtervolgens Uwel Edls. en E. Achtbe. gunstigh apostil dato 30e Maart 1717) van de diaconie aan Cabo leenen mogte 6000 guldens (bij provisie) onder behoorlijke quitantie van predikant en kerkenraade.’

‘’t Welk doende &a. (Onderstont) Henricus Bek, Pr. van der Bijl, Dk. Coetse, J. d. Rens, J. Malan. (Lager) Henricus Beck, schriba.’

Waar over gedelibereert zijnde, is goedgevonden en verstaan dat haar tot opbouwinge van de kerk aldaar sal worden verstrekt uijt ‘s Comps. hout magasijn voor

Met dien verstande nogtans dat sulx geschiede op approbatie van d’ Edle. Hoogh Achtbe. Heeren Majores. Dogh aanbelangende het tweede lid van ‘t versoek in gem. request vervat, dat geme. predikant en kerkenraad in conformiteijt van onse resolutie, de dato 2 Junij 1717, ten subjecte van die van Drakensteijn genomen, gehouden sullen zijn, bij aldien vermijnen ‘t onvermijdelijk te sijn, eenige somma van penningen te moeten ligten of leenen uijt de cassa der diaconije alhier, tot voltoijingh van haar geprojecteerde kerk, insgelijx te moeten overgeven obligatien omme alsoo geld voor geld overgenomen te worden.

Door den Heer capitain De Chavonnes en den coopman, den E. Jacobus Cruse, ter vergaderingh verslagh gedaan hebbende dat zij in opvolgingh der commissie op den 10e deeser door den Edele Heer Gouverneur en Raad haar opgedragen, publicq hadde verpagt de gemeene middelen over de districten van Stellenbosch en Drakenstijn , die vervolgens hadde gerandeert, als die van Stellenbosch gepagt door

Jan Botma â ƒ2800:-
Drakensteijn
Hans Jacob Conterman[^2] ƒ180:-
Surpulus van Jan Jurgen Hummel[^3] ƒ150:-
Dus ter somma van ƒ3130:-
Jan Botma â ƒ2800:-
Drakensteijn
Hans Jacob Conterman[^4] ƒ180:-
Surpulus van Jan Jurgen Hummel[^5] ƒ150:-
Dus ter somma van ƒ3130:-

Welk laaste volgens Haar E.E. raport resulteerde uijt hoofde dat gedagte Hummel de Drakenstainse pagt hebben ingemeijnt voor ƒ330:- en geen borgen cunnende crijgen, dat perceel wederom ten sijnen pericule was opgehangen en soo veel minder gegolden als boven werd aangewesen, waaromme den land-drost hadden g’ordonneert van meergem. Hummel het te kort komende in te vorderen en denselven tot de betalinge te constringeren, weshalven sulx door Haar E.E. als een effectief procedido der verpagtinge mede wierde opgebragt.

Wijders doormeer6 gemelde Heer capitain De Chavonnes ter vergaderingh gerapporteert zijnde dat hij, ingevolge d’ authorisatie op hem verleend der 17 deser maand, aan burgerraden deser plaats hadde aangewesen bequame plaatsen van waar de ingesetenen deser Colonie soudenkonnen7 doen halen haar nodige brandhout, strekkende van omtrent het huijs genaamt de Roodeblom tot aan de hofsteede van den oud burgerraad, Johannes Heufken, leggende af en aan het Ronde Bosje , met verseekeringe dat voorne. distantie voor een geruijme tijd in staat was brandhout voor d’ inwoonders alhier te furneeren; Soo is, diesaangaande geraatpleegt sijnde, geresolveert dat van nu voortaan alle d’ ingesetenen deser Colonie sal weesen gepermitteert haar brandhoud binnen voorne. distantie van de Roodeblom tot aan de plaats van Johannes Heufken te doen halen, dogh dat zij zigh wel sullen hebben te wagten en insgelijx hare slaven wel scherpelijk te verbieden geen kreupel, amandel of rievier hout te kappen, dat wijders alle de houtdrager[s] gehouden sullen wesen geen andere wegen te gebruijken als die voor bij de patroullie wagt deses Casteels, en laastelijk dat alle de verleende permissie briefjes tot het halen van brandhout over de Zoute Rievier sullen moeten worden gealtereert en vernieuwt, alles op soodanige penalitijten als bij de placcaten teegens de contraventeurs ten deesen opsigten berijts is gestatueerd of nogh inder tijt gestatueert soude mogen worden.

Ten aansien den Heer capitain Dominicus Pasques de Chavonnes in opvolginge der g’eerde ordres van d’ Edele Hoog Achtb. Heeren Majores in ‘t korte van hier naar India staat te vertrekken, en dat dienvolg[ens] het van noodsaeklijkheijd is dat ten spoedigsten werden gesuppleert soodanige charches als door ‘t selve sullen komen te vaceeren; Soo is naar overweginge van saken goedgevonden en geresolveert dat sullen worden aangesteld tot praesident van weesmeesteren den Heer Abraham Cranendonk, tot commissaris politijcq den E. Jan de la Fontaine, tot praesident van de burger crijgsraad den E. capitain luijtenant Kaije Jesse Slotsboo, en dat wijders den vaandrigh Jan David Vijrabent8 onder den coopman en gaurnisoen boekhouder, den E. Jacobus Cruse, opsigt en directie sal hebben over ‘s Comps. bossen en brandhoud,dogh alleen over9 wagens, stal en wat verders daar aan mogt dependent sijn.

Is door den capitain De Chavonnes te kennen gegeven dat seer gaarne tot voldoeningh der geagte beveelen van d’ Edele Hoogh Achtb. Heeren Principalen,10 van hier naar Mallebaer wilde vertrekken omme aldaar hoe eer hoe liever desselfs dienst te presteeren, dogh in onsekerheijd zijnde welke route door hem ten meesten dienste der E. Compe. ten deesen opsigte behoorden genomen te worden, of naar Batavia of na Ceijlon , versogt daar omme dat den Ede. Heer Gouverneur en Raad de goedheijd geliefden te hebben van daar omtrent soodanigh te ordonneeren als Haar Edls. ten meesten nutte soude oordeelen te behooren; Zoo is, diesaangaande gebesoigneert zijnde, goedgevonden en verstaan dat geme. Heer De Chavonnes sijn rijs van hier naar Batavia sal behooren te nemen, eensdeels omme aldaar van Sijn Edelheijd den Heer Gouverneur Generaal en Edle. Achtbe. Heeren Raden van India eenige nadere ordres, des van noden zijnde, te konnen ontfangen, en anderdeels dat aldaar naar alle apparentien meerder occasien als op Ceijlon aan de hand zullen zijn tot navigatie naar Mallabaar .

Naar resumptie van ‘t schriftelijk berigt op seker requeste door de slagters Hendrik de Vries en Gijsbert Lafebre, op den 24e deser in Raade gepresenteert, overgegeven door burgerraden deser plaats, van desen inhoud:

Aan d’ Wel Ede. Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtb. Politicquen Raad.

‘Wel Ede. Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Aangesien Uwel Edele en E. Achtbe. bij derselver g’eerde resolutie van den 24e deser maand de ondergetekende burgerraden hebben gelieven te ordonneeren schriftelijk t’ adviseeren over seker request door de burgers en slagters, Hendrik de Vries en Gijsbert Lafeber, aan Uwel Ede. en E. Achtbe. overgegeven, en waar in deselve versoeken dat bij provisie en tot nader ordre ‘t schapen vlees voor 3 stuijvers in plaats van 2 1/2 stuijvers mogten verkopen om dat de sterfte onder de schapen continueerde en daar door deselve dierder als voor desen moesten inkopen, soo sullen dan daar op in alle eerbied seggen dat om voorn. redenen, en wel voornamentlijk dat de schapen tegenwoordigh seer ligt zijn en weijnigh vet in hebben, de ondergetekendens niets tegens de prijs van 3 stuijvers hebben, mits dat sulx maar continueert tot half November aanstaande, als wanneer de schapen vrij wat swaarder worden en ook meer vet in hebben, kunnende zij lieden als dan (onses bedunkens en onder Uwel Edele en E. Achtbe. hoogh wijs oordeel gesegt) ‘t schapen vleesch wel wederom voor 2 1/2 stuijvers geven.’

‘Wij nemen meede de vrijheijd Uwel Ede. en E. Achtb. eerbiedigh voor te dragen hoe dat sommige in ‘t beste van de tijt alhier vee komen te slagten, en scheijden uijt so dra de slegte tijt aancomt, ‘t welk niet alleen tot nadeel van de continueerende slagters is, maar ook tot een groot ongerief van een ijder strekt, want in ‘t slegte van de tijt maar een of twee slagtende, gebeurt ‘t dikwils dat veele menschen geen versch vleesch kunnen bekomen en nemen die slagters dan ook de gelegentheijt waar om onder frivole uijtvlugten, gelijk als bij de bout en niet bij ‘t gewigt te verkopen, de menschen meer geld te doen geven als waar toe sij sijn gequalificeert. Waaromme de ondergetekendens nedrigh versoek dat Uwel Edle. en E. Achtbe. in serieuse overwegingh gelieven te nemen of ‘t niet goed zoude zijn dat wel aan een ijder ‘t slagten vrij stont, maar dat alle die geene die sigh daar toe wilde begeven, genootsaakt zoude sijn jaar uijt en jaar in te slagten mitsgrs. dat sij ‘t vleesch op geen andere manier mogen verkopen als bij ‘t gewigt, alles op seekere peene.’

‘Hier mede vermeenende aan Uwel Ede. en E. Achtbe. intentie te hebben voldaan, soo biddenwij God11 dat Uwel Edle. en E. Achtbe. in Sijn heijlige hoede gelieve te nemen. - - - (Was getekent) Hk. Donker, J. Blankenberg, G. Sollier.’

Is naar examinatie van ‘t selve g’arresteert dat ten aansien de groote sterfte onder de schapen als nogh is continueerende en dat boven dien in dese jegenwoordige tijd ‘t voorne. gedierte seer mager en ligt komt te vallen, alle de slagters bij desen sullen worden gepermitteert het schaapen vleesch te mogen verkopen tot 3 stuijvers ‘t lb. tot den 15 November aanstaande, als wanneer voorne. prijs sal komen te cesseeren, werdende de gem. slagters wel expresselijk gelast ‘t vleesch bij ‘t pond en niet bij ongewogen quartieren in ‘t toekomende meerder te verkopen, en wijders dat alle die geenen die voorne. slagtersneeringe alhier komen te doen, gehouden sullen zijn bij provisie bij ‘t selve te moeten blijven sonder daarmede stil te mogen staan naar hun goeddunken, tot dat nader bij regulament of andersints sal wesen voorsien.

Door den E. Kaije Jesse Slotsboo ter vergaderingh in consideratie gegeven zijnde de difficielheijd die ër jegenwoordigh was om ‘s Comps. houtmagasijn, onder zijne administratie staande, jegenwoordigh volgens ordre en gebruijk door gecommitteerdens behoorlijk op te doen nemen ten aansien de meenigvuldigheijd en swaarte van hout die ‘t selve als nu bevat tot uijthalingh en weder binnen brengingh van ‘t welke ten minsten met behulp van ‘s Comps. meeste slaven niet alleen souden vereijscht worden vijf â ses weken, maar bovendien ook onderworpen sijn, door regen of andere toevallen nat geworden zijnde, daar door op den anderen weder gepakt wordende te verrotten, boven en behalven dat nogh te dugten is dat of de voorsz opnemingh souden moeten werden geretardeert of ‘s Comps. scheepen en andere vereijschte werken alhier bij mancquement van slaven eeniger maten te rugge gestelt, dierhalven versoekende ordres hoe sigh desen aangaande te gedragen; Soo is naar overweginge van ‘t selve en genome oculaire inspectie van den Ed. Heer Gouverneur en Raad, goedgevonden en geresolveert met de voorsz opneemingh voor als nogh te supercedeeren ter tijd toe dat door de verstrekkingh der houtwaren aan kerkenrade van Stellenbosch en anderen meerder plaats en ruijmte in ‘t voorsz magasijn sal wesen gemaakt.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Ho. VAN DER MEER PIETERSOON.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 43, pp. 19-36.

Dingsdagh den {17170831} 31e Augustus 1717, voormiddagh.

Alle present.

Den independent fiscaal, den Heer Cornelis van Beaumont, heeft den Edl. Heer Gouverneur en Raad te kennen gegeven hoe dat hem ‘t zeedert eenige tijd ter kennisse gebragt zijnde dat den burger Benjamin Wiese, pagter van ‘t 3 vierde part der Caabse coele wijnen van den jaare 1716, zigh niet zoude hebben ontsien injurieuseen calumnieuse12 pasquillen en geschriften te maken teegens desselfs wettige overigheijd alhier, en die niet alleen aan diversche menschen alhier seditieuser wijse en met quaadaardige expressien te divulgeeren, maar ook na ‘t vaderland tot meerdere spot deser Regeeringh om te drukken, over te senden, dierhalven niet hadde naargel[at]en op een saak van sulke quade gevolgen enquesten te doen, en die als nu van diversche bekomen hebbende, aan dese tafel open te leggen, zijnde van desen inhoud:

‘Huijden den 17 Augustus 1717, compareerde voor mij, Daniel Thiebault, secretaris van den Achtbe. Raad van Justitie deses Gouvernements, ter presentie van de naargene. getuijgen, Cent Jansz. van Lijden, burger en pagter alhier, dewelke ter requisitie van den E. independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, verklaarde het naarvolgende waar ende waaragtigh te wesen, hoe dat den burger en mede pagter, Benjamin Wiese, kort naer dato dat het proces tusschen denselven en den burger Rudolph Fredrik Steenbok pleithangigh voor de Bank van Justitie was geweest en geventileerd en afgedaan,13 hem deposant in zijn Wiesens huijs heeft gesegt: daar heb ik ‘t proces teegen Steenbok verlooren en ik heb het grootste regt van de wereld, soo klaar als de sonne scheijnt, dogh hier en sijn geen regters maar geweldigers, vervolgende, site, daar is een brief, die sal ik naar ‘t vaderland en aan de Camer van Seventhiene zenden, en laten mijn vader een advocaat stellen, welke brief hij deposant heeft gelesen en gesien dat het met de eijgen hand van Wiese geschreeven en getekent was.’

‘Dat hij daar in gelesen heeft dat hier geen regters maar geweldigers waren, ook dat hij Wiese te dier tijd aan hem Cent gesegt heeft sulx bij pasquil door eenen Jan van Gijsen, wonende tot Amsterdam, soude doen drukken en uijtgeven en waar voor hij nogh bijvoegde twee flessen thee aan desen Jan van Gijsen tot een present te zullen toesenden.’

‘Dat hij Wiese aan hem deposant op deselve tijd ook heeft gesegt dat hij alhier ook geen regt konde krijgen op zekere kist dewelke hij zeijde van eene Cramer gekogt te hebben.14

‘Dat hij Wiese wijders teegens hem deposant heeft gesegt nogh een pasquil op de voorige regeringh en eenige gequalificeerde dienaren hadde gemaakt en neevens het voorgaande naar de meergeme. Jan van Gijsen, om in druk gebragt te werden, gesonden, welk laaste pasquil hij Wiese in presentie van den baas wagemaker, Jores Loentjes,15 en thuijnier Cornelis de Milde,16 differente maalen uijt sijn hooft heeft verhaald, en dat hij compt. nogh wel etlijke naamen in voorsz laaste pasquil onder de bedekte termen vermelt, nogh wel soude kunnen noemen.’

‘Dat Wiese na sijn best onthoud nu omtrent vier maanden verleden wanneer hij deposant aldaar ten huijse was, onder ‘t drinken van een glas vaderlands bier tegen hem Cent heeft gesegt: waar om doen zij mij (denoteerende daarmede de Regeeringh alhier) nu niet aan, want zij moeten nu al tijdingh hebben.’

‘Compareerde mede Jan van Hessen, soldaat in dienst der E. Compe. en alhier ten comptoire bescheijden, van competenten ouderdom, dewelke ter requisitie als vooren verklaarde hoe waar is dat hij, nadat het proces tusschen den burger Benjamin Wiese en Rudolph Fredrik Steenbok g’eijndigt was, op zeekeren tijd sonder in de praeciesen dogh17 behaald te willen wesen, in ‘t bijwesen van eenen Claas Coos,18 doenmaals bij den burger Jacobus Steijn19 in leeningh, agter op de plaats van den burger Benjamin Wiese is geweest, dat hij Wiese heeft hooren seggen: hier en zijn geen regters maar geweldigers, vervolgende, siet, daar is een copia brief, dewelke Wiese hem voorlas (zijnde Claas Coos als doen mede nogh present) ik soude herhaalde Wiese dese brief naar de Heeren en Meesteren gesond[en] hebben, maar dat êr iets uijtgelat[en] is, en ik ‘t selve op de kant hebbe moeten zetten, soo heb ik se afgeschreven en aan gem. Heeren gesonden als ook een procuratie aan mijn vader om een advocaat aan te stellen en die zaken (namentlijk die van Steenbok) voor de Heeren Majores te vervolgen, en ingevalle het daar niet konde doorgaan hij sulx als dan voor den Edele hove van Holland verders soude voortsetten, welke voorne. brief hij deposant gesien heeft dat door Benjamin Wiese met desselfs ordinaire handteekeningh was onderteekent.’

‘Dat hij op sekeren tijd, sonder den dagh onthouden te hebben, aan de tafel van Wiese, alwaar desselfs huijsvrouw mede was zittende, gesegde Wiese twee pasquillen meldende, het eene op den gewesenen tweede persoon alhier, de Heer Willem Helot, en eenige gequalificeerde dienaren van d’ E. Comp., van dewelke Wiese ook eenige bijnaamen noemden, en ‘t andere op de regters deser plaatse, in presentie van eenen Pieter Vrolijk,20 in de wandelingh genaamt, heeft hooren leesen, daar bij seggende:’

‘ik heb se aan Jan van Gijsen tot Amsterdam gesonden om te drukken, het en sal geen ses maanden duuren of sij sullen hier wesen, ten dien eijnde heb ik hem twee flesjes thee gesonden, mitsgrs. dat hij aan zijn Wiesens vader hadde geschreeven deselve exemplaren hem daar van ten eersten toe te senden.’

‘Dat kort na ‘t vertrek van de jongste retourvloot, meergem. Wiese tegen hem deposant heeft gesegt: zij (denoteerende daar mede den Achtbe. Raad van Justitie alhier) hebben mij in de zaak van Cramer groot onregt gedaan, maar ik sal êr over na ‘t vaderland schrijven, of meenen se dat de hondert agt en twintigh rijxdds. aan de Caab bij de straten te rapen zijn.’

‘Compareerde nogh wijders Jores Loentjes, baas wagemaker alhier, dewelke ter requisitie als vooren verklaarde hoe dat hij op sekeren avond, sonder in de preciesen tijd ook behaald te willen wesen, benevens Cent Jansz. van Lijden en den thuijnier, Cornelis de Milde, gekomen is aan ‘t huijs van den burger Benjamin Wiese, dat hij Wiese als doen seker papier, ‘t geen pasquils gewijse op eenige Comps. dienaren alhier gemaakt, heeft voor den dagh gehaald, ‘t welk in rijm was gesteld en hij ‘t selve heeft opgelesen, inhoudend’ veele quade en choccante expressien, ook dat hij naar dato op differente rijsen ten huijse van Cent Jansz. het voorsz pasquil door veelgem. Wiese heeft hooren uijtbrijden.’

‘Alle ‘t geene voorsz staat verklaren de comparanten te zijn de zuijvere en opregte waarheijd, gevende voor redenen van wetenschap als in den text met presentatie alle ‘t geene bij haar is gedeposeert, een ijder voor soo veel hem aangaat met solemneele eede, des versogt werdende, nader te willen gestand doen.’

‘Aldus gedaan en gepasseert aan Cabo de Goede Hoop ten overstaan van Marthinus Bergh21 en Johannes Keijts,22 als getuijgen van geloven hier toe versogt. (Was getekent) Cent Jansz., Jan van Essen, Jores Loontjens. (Lager) In kennisse van mij, (getekent) Dl. Thibault, secretaris. (In margine) Als getuijgen, (getekent) Ms. Bergh, Js. Keijts.’

‘Huijden den 24e Augustus 1717, compareerde voor mij, Daniel Thiebault, secretaris van den Achtbe. Raad van Justitie deses Gouvernements, in presentie van de naargen. getuijgen, Dionijzius van Aartsen,23 zoldt. in dienst der E. Compe., thans in leeningh bij Christiaan Maasdorp, dewelke ter requisitie van den E. independent fiscaal Cornelis van Beaumont, verclaarde hoe waar is dat hij in de maand Maart des jongst gepasseerden jaars 1716, sonder egter in den precisen dagh behaalt te willen zijn, geweest is in de gehuurde kelder van den burger en jegenwoordige pagter, Benjamijn Wiese, gelegen onder het huijs van den ouden Cruijwagen, alwaar hij aan hem deposant heeft verhaalt het verlies van ‘t proces het geen hij Wiese hadde over een kist dewelke hij van eenen Craamer op een der retourscheepen, te dier tijd hier te rheede bescheijden, voor de Bank van Justitie te pretendeeren hadde gehad, seggende: ik heb de kist met goed deugdelijk gekogt ende betaalt, maar ik ken hier geen regt krijgen, soo moet ik het anvoijeeren aan de Heeren Majores in het vaderland, want zij doen mij (denoteerend[e] daar mede den Achtb. Raad van Justitie alhier) geen regt.’

‘Ook heeft den voorne. deposant menigm. de gesegde Wiesie zoo in de meergem. kelder als in sijn Wiesens combuijs t’ zijnen huijse, de opgem. en voorverhaalde lasteringh horen uijten ofte repeteeren.’

‘Dat hij deposant vervolgens ten huijse van Wiese in die tijd hem Wiese in handen heeft zien hebben eenige groote brieven, dewelke hij seijde over de zaak van Cramer aan de Heere Majores te sullen senden, en dat hij deposant gesien heeft dat Wiese die brieven aan seker particulier persoon (bij hem deposant onbekent) ter bestellinge heeft overgegeven, sonder dat bij alle deese discourssen en saken ooijt iemant present is geweest.’

‘Alle ‘t geene voorsz staat verclaart den compt. te sijn de suijvere en opregte waarheijd, gevende voor redenen van wetenschap als in den text met presentatie alle ‘t geene bij hem is gedeposeert met solemneele eede, des versogt werdende, nader gestant tewillen24 doen.’

‘Aldus gedaan en gepasseert aan Cabo de Goede Hoop, ten overstaan van Johannes Keijts en Pieter van der Heijden25 als getuijgen van gelove hier toe versogt. (Was getekent) Dionizius van Aartsen. (Onderstont) In kennisse van mij, (getekent) Dl. Thiebault, secrets. (In margine) Als getuijgen, (getekent) J. Keijts, Pr. van der Heijden.’

Dat daaromme in opvolgingh van sijn eed en pligt en tot conservatie van d’ eer en hoogheijd deser Regeeringh, zigh onvermijdelijk genootsaakt vond tegens den voorne. Wiese te procederen, dogh ontwaart hebbende dat denselven huijde morgen hadde betaalt desselfs resterende pagt penningen ter cassa van d’ E. Compe., sekerlijk met die intentie om heeden weder een andere pagt aan te nemen en, was ‘t mogelijk, daar door te ontgaan de regtvaardige proceduren tegens hem berijd, of wel ten minsten op dat hij pagter geworden zijnde, en geene middelen hebbende ten aansien tot betalinge eeniger crediteuren berijts tot twee differente rijsen is geexecuteert daar door nadeel aan de gem. pagtpenningen of wel principaalijk uijt dien hoofde aan desselfs borgen mogte worde toegebragt; dieshalven deesen Raade in consideratie gaf of het niet om reedenen voornt. ten meesten beste soude zijn soo van de gemeene middelen, als de goede ingesetenen alhier die zigh deser sake onkundigh mogten aanbieden tot zijne borgen, dat meergem. Wiese voor dit jegenwoordigh jaar wierd verboden eenige pagten aan te nemen; Zoo is, diesaangaande rijpelijk gedelibereert zijnde, unanimiter goedgevonden en geresolveert ‘t geproponeerde van hooghgemelde independent fiscaal t’ approbeeren, en dienvolgens den gem. Wiese te interdiceeren voor dese maal eenige pagten der E. Compe. aan te nemen en dat denselven door den boode deser Raadcamere van ‘t selve aanstonts sal worden g’adverteert.

In overweginge genomen zijnde ‘t gedane versoek van Cent Jansz. van Lijden, pagter van ‘t vierde parceel der Caabse coele wijnen van den voorleden jaare 1716, omme permissie te mogen hebben van nu weder te mogen pagten, alhoewel tot nogh toe alle zijne agterstallige pagtpenningen niet waren betaalt; Soo is ter consideratie ‘t selve direct strijdigh is teegens ‘s Comps. pagtconditien en weeringe van quade consequentien, geresolveert en gearresteert niet alleen ‘t voorsz versoek van de hand te wijsen, maar dat denselven ook ten spoedigste geregtelijk sal worden geinsinueert prompte betalinge van sijne schuldigh zijnde pagtpenningen te doen, op peene van parate executie.

Wijders volgens d’ oude ordre en op den voet van voorleden jaare getreden zijnde tot de verpagtinge van ‘s lands inkomen, soo in loco als ‘t Rondebosje ofte Rustenburgh , zijn deselve naar behoorlijke klokke geklep publicq ten desen Casteele bij den op en afslagh aangestaan, bij de volgende persoonen en voor sodanige sommen als daar bij staat uijtgedruk, namentlijk:

't Moutbier.
Rudolph Fredrik Steenbok, voor   ƒ2000
Brandewijnen en gedistileerde wateren.
Eerste quart, Anthonij Hoeseman, voor ƒ2600
2 do. Hendk. Oostwalt Exsteen ƒ2150
3 do. Jan Spoor ƒ1550
4 do. Jan Meijdertsz. Kruijwagen ƒ1700
        ƒ8000
Vaderlandse bier en wijn.
Cornelis Valk, voor   ƒ2050
Caabse coele wijnen.
Eerste quart, Anthonij Hoesemans, voor ƒ7250
2 do. Hendk. Oostwalt Eksteen ƒ6400
3 do. Jan Lambertsz. Meijburgh[^26] ƒ6300
4 do. Claas Laubser ƒ5150
        ƒ25100
Caabse coele en brandewijnen van Rustenburgh of 't Rondebosje .
Christiaan Maasdorp   ƒ1500
Wijnen en brandewijnen over Stellenbosch en Drakensteijn , soo als bij voorgaande resolutie van den 30e deser nader blijkt.  
Jan Botma   ƒ2800
Hans Conterman   ƒ180
Surplus van Jan Jurgen Hummel   ƒ150
Sulx de generale verpagtinge bedraagt   ƒ41780
't Moutbier.
Rudolph Fredrik Steenbok, voor   ƒ2000
Brandewijnen en gedistileerde wateren.
Eerste quart, Anthonij Hoeseman, voor ƒ2600
2 do. Hendk. Oostwalt Exsteen ƒ2150
3 do. Jan Spoor ƒ1550
4 do. Jan Meijdertsz. Kruijwagen ƒ1700
        ƒ8000
Vaderlandse bier en wijn.
Cornelis Valk, voor   ƒ2050
Caabse coele wijnen.
Eerste quart, Anthonij Hoesemans, voor ƒ7250
2 do. Hendk. Oostwalt Eksteen ƒ6400
3 do. Jan Lambertsz. Meijburgh[^27] ƒ6300
4 do. Claas Laubser ƒ5150
        ƒ25100
Caabse coele en brandewijnen van Rustenburgh of 't Rondebosje .
Christiaan Maasdorp   ƒ1500
Wijnen en brandewijnen over Stellenbosch en Drakensteijn , soo als bij voorgaande resolutie van den 30e deser nader blijkt.  
Jan Botma   ƒ2800
Hans Conterman   ƒ180
Surplus van Jan Jurgen Hummel   ƒ150
Sulx de generale verpagtinge bedraagt   ƒ41780

Dogh vermits den voornoemde Benjamin Wiese sigh niet ontsien heeft (hoewel tot twee distincte reijsen door den boode der Raadcamer en nogh nader op sijn eijgene afvragingh door den Edle. Heer Gouverneurin pleno senatu28 was g’adverteert geworden dat ingevolge van ‘t vooren staande besluijt ten sijnen opsigte genomen, sigh zoude hebbe te wagten van desen jaare eenige pagten in te mijnen) egter tot vilipendentie der voorsz ordres direct daar tegens aan te gaan en een vierde part der Caabse coele wijnen in te pagten; Soo is vervolgens denselven door den boode agter afgelijt en vervolgens overgegeven aan handen van voorne. Heer fiscaal ten eijnde de hoogheijd deser Regeeringe worde gemaintineerd.

Aldus gedaan, geresolveert en g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Ho. VAN DER MEER PIETERSOON.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 43, pp. 37-47.

Dingsdagh den {17170907} 7 September 1717.

Alle tegenwoordigh, uijt genomen de Hr. hooft administrateur Abraham Cranendonk door indispositie.

Wegens den kerkenraad van Drakensteijn ingelevert sijnde het volgende request:29

Aan den Wel Edele Gestrenge en Zeer Genereuse Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - voorsitter van den Achtbe. Politicquen Raad, beneffens aan de vordere leeden van dien.

‘Wel Edele Gestrenge en E.E. Achtbe. Heeren,’

‘Volgens de gunstige permissie en last van onse Hooge Achtb. Heeren Seventhienen, aan ons vertoont in Uwel Edeles en EE. Achtb. extract resolutie van den 2 Junij 1717, hebben wij ons met een collecte te doen over Drakensteijn ten deelen gedragen, ten deelen seggen wij, om dat het ons uijt de extract resolutie toeschijnt dat ons een collecte over de gantsche Caap tot benefisie van de bouwinge van onse kerk en tot verhoedinge van den armen obligatien aflossingen vergunt is, het welk, indien ‘t soo is, soo versoeken wij op ‘t aller nedrigste aan Uwel Edle. Gestr. en E.E. Achtbe. dese collecte over de Caab te mogen gaan beginnen om van den welmeenden voor Gods kerke in die plaats mede met noodige hulpe bij gesprongen te worden.’

‘Die nette somme van onse collecte konnen wij als nogh aan Uwel Edele Gestrenge en E.E. Achtbe. niet opgeven. Naar gissinge beloopt deselve aan beloften en gereden penninge, welke laaste wel het minste zijn, twee duijsend en driehondert guldens. Wij leveren Uwel Ede. Gestr. en E.E. Achtbe. hier nevens een lijst over van het hout dat baas Meerman volgens het bestek van de kerk heeft te kort opgegeven, door onse timmerman uijtgerekent en getekent, met beeden dat ons het selve als het andere timmerhou[t] uijt Comps. bosch vergunt magh worden. Oorlof versoeken wij ook, vermits na deese besendinge in het eersten geen scheepen te verwagten zijn, en wij besigh zijn met ons timmerhout te laten aanvoeren, om drie bequame timmerlieden tot ons werk te moogen ligten.’

‘’t Welk doende &a. &a. &a. (Onderstond) Uijt naam en last van Drakensteijnse kerkeraat. (Was getekent) Ps. van Aken.’

Bestaande de houtwerken in de volgende:

Heeft men op het eerste lid van dien, rakend[e] de collecte, niet ter dispositie cunnen treden voor en al eer de voorgaande resolutien daar omtrent genomen, met de ordres van onse Hoog Gebiedende Heeren Principalen souden sijn nagesien en geconfronteert, dan de verstrekkingh der houtwerken en ‘t ligten van de opgegevene timmerlieden wel willen accordeeren.

Den burger Hendrik Oostwalt Eksteen gaf ook in een versoekschrift, van desen inhout:30

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den Achtb. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met alle onderdanigheijd te kennen Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Hendrik Oostwalt Eksteen, hoe dat hij door Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. is begunstigt om in de Saldanhabhaij te mogen vissen, en hem zeer geoccupeert vint door het heen en weer voeren van de netten. Versoekt derhalven dat aan de Schrijers Hoek , een uur van ‘s Comps. post, een huijsje magh zetten tot bergingh van deselve.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Het welke, vermits d’ E. Compe. daar door niet wert geprejudiceert, toegestaan is. Bij seker vonnis geslagen in het schip de Prins Eugenius , sub dato 21e Julij 1717, gebleeken wesende dat den landspassaat, Voldemaar van Sitman van Voogshagen, ter sake van gepleegte diverije van die bedieninge was gedeporteert, en wederom op onse approbatie aangestel[d] den soldaat, Reijnier Wolf van Aarnhem, wierd den selven ter consideratie van het goed getuijgenis sijner gebieders daar in bevestigt en de gagie van twaalf guldens ter maant toegelegt.

Wijders door den burger capitain Johannes Heufken, versoek gedaan werdende31 dat ten aansien van sijn bekende ongesondheijd en subite overvallen, van alle burgerlijke bedieningen mogte ontslagen en als emeritus geconsidereert werden, heeft men den selven sulx niet willen weijgeren, temeer alsoo den burger crijgsraad daar over ten sijne faveure ook instantie quame te doen, en op dat voor de aanstaande wapenschouwinge desselfs compagnie niet zoude vaceren, is den luijtenant Matthijs Bergsted tot capitain en den oudweesmeester, Valijntijn Cleijnvelt, tot luijtenant verkoren.

Na het welke den Edelen Heer Gouverneur met een soort van doloreuse afflixie te kennen gaf hoe hem al in den voorleden jaare voorgekomen waren onsmakelijke gerugten die uit Patria wierden gedivulgeert, namentlijk dat Zijn Edelens huijsvrouw tentamen soude hebben gedaan om ter deser vergaderingh in Zijn Edle. plaatse te praesideren, van dewelke ter dier tijd de raadsleden wel soude hebben verwittigt dan alsoo Sijn Ede. betuijgde dat niet hadde willen geloven sulke oneijgenschappen onder het denkbeeld van een natuurlijk verstand souden kunnen vallen, had hij dese praatjes veragt en in de wint geslagen als verre beneden de verwagtinge dat daar aan geloof soude werden gegeven; dan vermits met de presente scheepen wederom tijdingh hadde gekregen dat die quaadaardige uijtstrooselen niet alleen nogh in swangh gingen, maar bij deselve ook gevoegt wierde dat Zijn Edelens huijsvrouw voornt. effective het voorsitters ampt bekleede, soo verklaarde Sijn Edele dat hij tot fnuijkingh van dese ongehoorde calumnien, waar bij ook denRaad32 niet weijnigh wierde geschandaliseert, g’oordeelt hadde geen gevoeglijker middel te kunnen excogiteeren als dat de leeden deser tafel haarselven declareerden of er ooijt of ooijt soodanige dingen hares wetens waren gepasseert; alle het welke met een groote bevreemdingh aangehoort sijnde, heeft de vergaderingh eenparigh met de uijtterste gevoeligheijd betuijgt dat haar nooijt de minste schijn, laatstaan soodanige saken selfs van des Ede. Heer huijsvrouw in vergaderingh waren voorgekomen, met eenen wenschende dat men kennis mogte hebben van wat voor quaadaardig gebroijdsel diergelijke valsche logenen wierden uijtgedagt en na ‘t vaderlant geschreeven, om aan deselve de gekreukte agtbaarheijd, soo wel van den Edelen Heer Gouverneur als desen Raad, te kunnen verhaalen. Al het welke door den eerst geswoore clercq den Heer Cranendonk sittens vergaderingh gecommuniceert sijnde, heefft Sijn E. sigh in allen delen daarmede geconfirmeert.

Eijndelijk nam den Heer capitain Dominicus Marius Pasques de Chavonnes, vermits desselfs geexperimenteerde crijgskunde en bequaamheijd na den Mallabaarsen oorlogh door onse Heeren Principalen gedesigneert, als lid deser tafel behoorlijk afscheijd en wierd door den Ede. Heer Gouverneur en verdere leden voor desselfs goede assistentie en raadgevingen vrindelijk bedankt.33

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] ..................................

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] D. M. PASQUES DE CHAVONNES.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Ho. VAN DER MEER PIETERSOON.

[Signed:] Mij present, W. V. TAACK. E.g. clercq.

C. 43, pp. 48-57.

Woensdagh den {17170915} 15e September 1717.

Alle tegenwoordigh, uijtgenomen den ondercoopman Hugo van der Meer Pietersoon door indispositie.

Ter laaste sittingh gereserveert sijnde de dispositie over het eerste lid van het request der Drakensteijnse kerkenraad alsdoen geexhibeert, vervattende supplicq om een collecte te mogen doen, soo wel over de districten van de Caap en Stellenbosch als Drakensteijn , welk chapiter nu wederom ten tapijte gebragt werdende, heeft men daar over de vaderlantse ordres nagesien en bevonden dat deselve niets positijffs ten desen subjecte comen te dicteeren, in tegendeel dat bij vergaderingh van 30e Maart deses jaars diergelijk versoek door de supplten. is gedaan, het welke offschoon door den Wel Edele Heer Hendrik Becker, als Commissaris, ter dier tijd wel niet uijtdrukkelijk wiert afgeslagen, egter stilswijgende is voorbij gegaan, met aanwijsingh van andere middelen waar door voorne. kerkenraad de nodige gelden tot den opbouw van haar lieder godshuijs soude kunne magtigh werden. Het welke in consideratie genomen sijnde, is êr eenparigh besloten dat meergem. kerkenraade sigh daar nae sal hebben te reguleeren en de collecte gerejecteert.

Ten aansien d’ Heer capitain D’ Chavonnes van hier staande te vertrekken, als mede dat den ondercoopman en cassier, Jacob Voet, tot landrost voor enigen tijd is aangesteld, daar door twee stoelen in de Raad van Justitie ledigh souden staan, heeft men goedgevonden voor eerst eene derselver met den luijtenant, Cornelis Barentsz., wederom te suppleeren.34

Na het welke den Edelen Heer Gouverneur voorlas seker request door den Drakensteijnsen heemraad, Schalk Willemsz. van der Merwe, Sijn Ede. inhandigt, van den volgende teneur:35

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtb. Heeren,’

‘Geeft met alle eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Schalk Willemsz. van der Merwe, heemraad van Drakensteijn , hoe hij in den jaare 1715, op een togt tegen de rovende Bossiesmans sijnde, het ongeluk heeft gehad dat het land sijner plaats aan Drakensteijn gelegen, ten eenemaal met drijfsand door het regenwater aangevoert, is overstroomt geworden, soodanigh dat ër niets als een wijnigh thuijnaarde bequaam is gebleven, het welke den supplt. genoodsaakt heeft een ander plaatsje ter groote van veertigh morgen omtrent de Paarl te moeten kopen ten eijnde als een eerlijk man sijne huijshoudinge, bestaande uijt een vrouw en derthien levendige kinderen, mogte maintineeren. Nu is het sulx dat aan laast gedagte plaatsjen gevonden wort seeker stukjen bouwlant, groot omtrent 25 â 30 morgen, het welke bij niemant kan gebruijkt werden als door den supplt. alleen vermits het gebrek aan water, derhalven keert hij sigh tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtb. met ernstige bede dat hem het selve in eijgendom magh werden vergunt.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

‘t Geen hem om redenen daar in vervat is g’accordeert en den landmeter g’ordonneert gedagte land te meten en de caarte van dien ter deser Vergaderingh over te leggen.

Nogh produceerde den geregtsboode, Marinus Keestok,36 versoekschrift dus luijdende:37

Aan - - - d’ Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens d’ Achtbe. Raad van Politie.

‘Geve met nedrigh respect te kennen U E. ootmoedigen dienaar, Marinus Keestok van Iperen, bode van U Ede. Achtbe. in dienst der E. Compe., hoe hij supeljant in ‘t laaste afreekenen met den gewesene vendumeester, Seur Pieter de Meijer, heeft moeten aannemen een groot getal van vendu briefjes van laege en swaare sommen, en dewijle der supeljant defrente persoonen tot betalingh heeft aangesprooken, dewelke gesegt hebben aan Seur Mijer voldaan te hebben dogh wijgeren hare quitanties te verthoonen, zeggende: wilt gij wat hebben, gij kunt mij laten dagen. Dierhalven keere sigh den supeljant tot U E. Wel Edle. Gestr. en Achtbe., biddende ootmoedigh hem supeljant daar in gelieve te maintineeren op dat der van wederzijde geen affronten of onnodige onkosten mogen geschieden, verhoopende een gunstigh apostil.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Waar over de gedagten gegaan wesende, deden sigh daar in op verscheijdene presumptien die wel eenigh nader ligt desidereerden eer en bevoorens de waarheijd van deselve mogte aangenomen werden tot welkers claardere ondeckingh dan den versoeker wierde geaddresseert aan den independent fiscaal, de Heer Cornelis van Beaumont, op dat Sijn E. konde inquireeren wat menschen effective aan den gewesene vendumeester, Pieter de Meijer, hadden betaalt, om daer nae soodanige mesures te nemen als de aangelegentheijd van sulk een teedere saak sal bevonden werden te vereijsschen.

Eijndelijk in opmerkingh genomen sijnde dat verscheijdene coloniers nogh nalatigh bleeven het vatgelt en haar lieder schult bij de leeningh rol lopende, aan d’ E. Compe. te voldoen, is met eenparigheijd van stemmen best g’acht een ordentelijke lijst daar van te laten opstellen en aan de gecommitts. tot de jaarlijxe wapenschouwingh van Stellenbosch en Drakensteijn onder ulto. deser mede te geven, ten eijnde landdrost en heemraden van die districten derselver invorderinge mogte besorgen, met stipulatie dat de geene dewelke ten dage daar bij te praefigeeren niet quamen te voldoen, door middelen van regten souden werden geconstringeert omme dus doende alle verwerringe in de boeken voor te komen en de E. Compe. voor schade te praeserveeren. Welke commissie dan opgedragen is aan d’ E.E. capt. luijtenant Kaje Jesse Slotsboo en ondercoopman Hugo van der Meer Pietersoon.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, W. v. TAACK. E.g. clercq.

C. 43, pp. 58-62.

Dingsdagh den {17170921} 21e September 1717, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Heer Cornelis van Beaumond door occupatie.

Door den E. Kaje Jesse Slotsboo, volgens besluijt van den 15e deser, ten behoeve van den Drakensteijnse heemraad, Schalk Willemsz. van der Merwe, gemeten hebbende seker stukje land, groot 30 morgen 240 quadraat roeden, gelegen aen Drakensteijn omtrent de Parel , annex zijn eijgen land, met vertooningh van de kaart daar van gemaakt; Zoo is goedgevonden deselve t’ approbeeren en dat vervolgens d’ erfbrief, in diervoegen opgemaakt zijnde, soodanigh zal worden afgegeeven.

Wijders is door den Edele Heer Gouverneur aan den Raad ter kennisse gebragt hoe dat al eenige jaaren herwaarts, en wel principalijk bij ‘t aanwesen van de laaste van hier vertrokkene retourvloot, ondervonden is dat in sulken tijden van ‘t jaar alhier wijnigh of geen oude Caabse wijnen te bekomen zijnde, nootsakelijk vereijscht wordende soo tot verversingh en genot der thuijsvarende vlootelingen, als verstrekkingh aan de sieken hier ten hospitaale bescheijden, men sijn toevlugt dierhalven heeft moeten neemen tot de nieuwe, aan d’ E. Compe. door de ingesetenen alhier gelevert wordende teegens Rds. 30:- de legger. Dogh alsoo men continueelijk ondervonden heeft dat deselve, als rauwelijks geparst sijnde, dagelijks quam te arbijden en daar door suur of wel seer slegt en bij naar onbruijkbaar wierd, van ‘t welke diverse malen berijts klagten door de scheeps overheden waren ingekomen, of wel dat die geene die buijten ‘t bederf wierde behouden in sigh veel verteerde en considerable leckagie onderworpen waren; dierhalven in consideratie gaf of het niet ten meesten diensten van d’ E. Compe. soude zijn, als nu den tijd zijnde tot bekomingh van oude overjarige wijn, soodanigen quantiteijt in ‘s Comps. magasijn in te slaan als ër voor een gansch jaar vereijscht wierd, soo voor dit Gouvernement als de repatrieerende en andere scheepen, die deselve ten hoogsten van doen hebben, mits dat aan de leveranciers voor deselve wierde betaalt Rds. 40 per legger; Soo is naar overweginge van ‘t voorsz en daar bij in consideratie genomen zijnde dat de goede oude wijn alhier wijnigh lekkagie en geen bederf onderworpen sijnde, d’ E. Compe. met verhoogingh dier prijs eerder bevoor als benadeelt sal wesen, goedgevonden en geresolveert ‘t gem. geproponeerde t’ amplecteeren, en vervolgens voor dit jaar teegens de voorne. prijs van Rds. 40 sullen worden ingekogt 50 leggers goede oude Caabse wijnen, van ‘t welke met het eerste afgaande schrijvens eerbiediglijk kennisse gegeeven sal worden aan d’ Edele Hoogh Achtbe. Heeren Majores, ten eijnde Haar Ede. Hoogh Achtbe. goedvinden in ‘t vervolgh daar op t’ erlangen.

D’ schippers van de hier ter rheede leggende scheepen de Prins Eugenius en Vrieswijk den Ede. Heer Gouverneur te kennen gegeven hebbende dat hare bodems, tot soo verre in herstellingh van manschap als andersints, in gereetheijd waren gebragt dat zij in staat waren om tegens 25 deser haar rijse naer Batavia onder Godes seegen te vervorderen; Zoo is beslooten, die scheepen behoorlijk gemonstert sijnde, op voorsz tijt te depescheeren.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Ho. VAN DER MEER PIETERSOON.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 43, pp. 63-70.

Dingsdagh den {17170928} 28e September 1717, voormiddags.

Alle teegenwoordigh, behalve d’ E.E. Kaije Jesse Slotsboo en Hugo van der Meer Pietersoon, als in commissie zijnde.

In Raade door den Edele Heer Gouverneur voorgedragen zijnde dat alhoewel ‘t getal der paarden d’ E. Compe. alhier toebehoorende reedelijk nombreus was, egter jeegenwoordigh onder deselve geene of immers seer wijnige wierden gevonden bequaam tot den arbijt, sommige door den ouderdom en wel de meeste door te grooten jongheijd, dat die geene die het werk tot nogh toe soo veel doenlijk hadden gedaan, daar door soodanigh waren afgemat dat niet meerder konden worden gebruijkt, dat dienvolgens uijt gebrek van gem. beesten indubitabel te verwagten was een considerabel retardement in de onderhande zijnde werken, seer nut en noodsakelijk voor dit Gouvernement; om ‘t welke egter voor te komen vervolgens in serieuse bedenkingh gaf of het niet om reedenen voorsz noodsakelijk en van den meesten dienst der E. Compe. soude wesen van d’ ingeseten38 alhier ten meesten minage en minste prijse doenlijk in te kopen 50 bequame paarden, ten eijnde met deselve de begonne onvermijdelijke werken te vervolgen, en inmiddels aan ‘s Comps. afgesloofde en nogh te jonge paerden tijt te geven van zigh te konnen herstellen en bequaam gemaakt te worden tot den arbijt; Soo is, diesaangaande gedelibereert sijnde, goed gevonden en geresolveert ‘t voorsz geproponeerde voor nodigh t’ agten, en dat dienvolgens d’ inkoop van vijftigh paarden sal worden gedaan.

Vervolgens getreeden sijnde tot lecture van seeker requeste in Rade overgelevert door presente burgerraden deser plaats, zijnde van desen inhoud:39

Aan d’ Wel Ed. Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens d’ E. Achtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Ede. Gestre. Heer en E. Achtbn. Heeren,’

‘Vertoonen met diep respect de ondergeteekende regeerende burgerraden, hoe dat van den beginne af, of soo langh als ër eenigh bescheijd van te krijgen is, de quotisatie op vaste goederen en persoonen om te kunnen voldoen de onkosten die de ondergeteeks. tot het onderhoud van wegen, ‘t maken van bruggen, als andere gemeene werken, jaarlijks moeten uijtkeeren, tot heden toe geschied is op de volgende wijse, als een man en vrouw, een huijs of plaats in eijgendom besittendeheeft moeten betalen jaarlijx ses gulden, man en vrouw geen vaste goederen besittende40 drie guldens, en eenloopende persoonen twee guldens; de burgerraden alleen hebben altijd betaalt elf guldens, en hoewel voorne. quotisatie in den beginne wanneer de meeste ingeseten een eijgen huijsje hadden, dewelken in waarde van den anderen niet veel verschilden, eenigsints eguaal was; Soo is ‘t selve nogtans tegenwoordigh seer irregulier geworden, want imand een huijsje van 1 â 2000 gul. besittende, moet soo veel betalen als imand die ër een van viermaal soo veel waarde heeft, boven dat door de verkoopingen veele vaste goederen in een hand sijn geraakt, ja tot vier, vijf en ses stux toe, die egter niet meer als ten hoogsten elf guldens, gelijk de burgerraden, betalen; ‘t welk oorsaak is dat de inkomsten niet jegenstaande dit district soo merkelijk in gebouwen, landerijen en thuijnen toeneemt, seer weijnigh komen te vermeerderen, en nademaal hier uijt klaar blijkt dat de minst vermoogende ongelijk meerder moeten contribueeren als de meest vermogende, ‘t welk onder Uwel Ede. en E. Achtbe. hoogh wijs oordeel gesegt, niet langer behoorden te continueeren, maar dat ider na rato van sijn vaste goederen egualiter wierde belast; soo keren sigh de ondergetekendens tot Uwel Ede. en E. Achtbn. met eerbiedigh versoek dat Uwel Edle. en E. Achtbe. gelieven te ordonneeren aan alle ende een eijder sonder onderscheijd, die eenige huijsen, landerijen en thuijnen in dit Caabse district in eijgendom sijn besittende, ten sekere gestelde dagen die Uwel Ede. en E. Achtbe. gelieven te verkiesen, en op seekere peenen te moeten compareeren voor gecommitteerde leeden uijt Uwel Edele en E. Achtbn. Vergaderingh en de ondergetekendens, om aldaar hunne vaste goederen te taxeeren, ‘t zij dat sulx geschied na de laaste incoop indien ër geene merkelijke verbeteringe of verslimmeringe aan sijn gekomen, of wel soo als men ‘t best met haar sal kunnen over eenkoomen, op dat als dan soodanige belastingh met Uwel Edele en E. Achtbn. goedvinden daar op magh werden gesteld waarmede de ondergeteekends. de te doene onkosten, die van tijd tot tijd accresseeren, kunnen goedmaken, ‘t geen met ‘t tegenwoordigh inkomen langer niet te doen is.’

‘Hier op in alle eerbied Uwel Edle. en E. Achtbe. besluijt afwagtende, soo bidden wij God dat Hij Uwel Edele en E. Achtbn. met Zijne zeegeningen wil overstroomen - - - (En getekent) Hk. Donker, J. Blankenberg, Gi. Sollier.’

Soo is ter consideratie van de afweesendheijd der twee leden uijt deese Vergaderingh eensdeels, en ten anderen op dat de materie ter saken in deesen dienende rijpelijk mogte overwogen zijn, goedgevonden de finale dispositie op ‘t voorsz requeste voor als nogh te surcheeren.

Zijnde laastelijk nogh geresolveert dat ten versoeke van Pangerangh Loringh Passir in de eerste afgaande missive aan de Hooge Regeeringh tot Batavia sal worden geincloseert zijne overgeleverde geslote brief.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.

C. 43, pp. 71-81.

Dingsdagh den {17171005} 5e October 1717, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

Bij resumptie in overweeginge genomen sijnde ‘t gedane versoek van burgerraden, vervat in haarlieder requeste in ‘t geresolveerde van den 28e September passato ampel geëxtendeert, is unanimiter goedgevonden en geresolveert dies aangaande geen besluijt te nemen, maar voorsz burgerraden soo wel als land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn , bij desen t’ ordonneeren ten eersten doenlijk aan den Edelen Heer Gouverneur en desen Rade over te geeven een accurate specificatie van alle soodanige belastingen en impositien, onder wat benamingen en tijtels die ook mogen zijn, als zij van d’ ingesetenen ieder onder den haren komen te ligten, sonder eenige de minste reserve, omme deselve bekomen hebbende, beneevens voorne. requeste en daar op gevallene consideratien van desen Rade gesonden te worden aan d’ Edele Hoogh Achtbe. Heeren Majores, ten eijnde haar goedvind[en] diesaangaande te mogen bekomen.

Geleth zijnde op de versoeken van den Eerwe. predikant en kerkenrade van Stellenbosch , begreepen in seker request van desen inhoud:41

Aan - - - d’ Ede. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. aan d’ E. Achtb. Politicquen Raad.

‘Wel Ede. Gestr. Heer, E. Achtbe. Heeren,’

‘Predikant en kerkenraade van Stellenbosch geeven haar d’ eere van Uwel Ede. en E. Achtbe. nedrigh te bedanken voor het gunstigh toestaan van het houtwerk tot de geprojecteerde kerk uijt ‘s Comps. pakhuijs voor inkoops prijs, soo wanneer d’ Edle. Hoogh Achtbe. Heeren Majores geliefden te consenteeren.’

‘W’ hoopen dat Uwel Edele en E. Achtbn. op die selfde voet ons sullen gelieven toe te staan het noodige steijgerhoud en planken, ‘t geen bij desen versoeken.’

‘De supplten. nemen de vrijheijd om ook dese maal Uwel Ede. en E. Achtbe. in Haar Eds. besoignes t’ interrumpeeren met te seggen dewijl Uwel Ede. en E. Achtbn. bij ‘t appostil van den 30e Augustus 1717 hebben goedgevonden dat onse kerkenraad de ses duijsend guldens tot de verdere opbouw van de kerk van de diaconij aan Cabo niet zoudekonne42 magtigh werden als met afgeven van obligatien als geld voor geld, dat onse diaconij onmogelijk in staat is, wanneer haar armen gealimenteert sullen worden, om van haar capitaaltje (soo obligatoir als cassa), groot omtrent 7000 guldens, soo veel te konnen afgeven.’

‘Ons seggen sal Uwel Ede. en E. Achtb. blijken, wanneer bij ‘t sluijten van de arme reeke. in den jaare 1711 sijn te kort gekomen 385 guldens uijtgegeven boven de revenuen, dogh in den jaare 1712 overgehouden 46 guldens, in den jaare 1713 was overgebleven 464 guldens, waar van 300 guldens uijt testementeele giften, en alsoo iets extraordinair. In den jaare 1714 resteerde bij ‘t sluijten van de arme reken. 81 guldens. In den jaare 1715 en 1716 is overgeschooten 429 guldens.’

‘Waar uijt Uwel Edle. en E. Achtbn. konnen afnemen dat de diaconij tot alimentatie van de armen, die apparent staan te vermeerderen, de revenuen van haar capitaaltjecircumcircavan noden heeft.’

‘Nogtans op dat de supplten. haar liefde tot den opbouw van Gods huijs doen blijken (waar toe alles soeken te contribueeren wat in haar vermogen is) en om Uwel Edle. en E. Achtb. intentie soo veel mogelijk op te volgen, soo hebben wij met volkome toestemminge van onse diaconij geresolveert om bij de diaconij aan Cabo te versetten 3000 guldens aan obligatien, sijnde het uijtterste dat men kan afbreken, oordeelende, soo de diaconij verder gingh, het brood den armen t’ ontnemen en een steene kerk te bouwen, met de levendige te laten verlooren gaan, behalven de gemeente reeden had haar misnoegen tegen kerkenraade te thoonen.’

‘Dewijl nu dese 3000 guldens niet sullen sufficieren tot de volkome constructie van ‘t godshuijs, uijt welken hoofde de supplten. met het metselen &a. niet durven beginnen voor en al eer een vastere grond van hoope en een doorsigt hebben om ‘t met fatsoen sijn voortgaangh en voltoijngh te konnen geeven.’

‘Derhalven wend sigh de predikant en kerkenraad tot Uwel Ede. en E. Achtb. seer ernstigh versoekende dat ons gelieven eenige middelen aan de hand te geeven of t’ ordonneeren waar door soodanigh gebouw sijn voortgangh en eijnde konde bekomen.’

‘(Was getekent) Henricus Beck, Pieter van der Bijl, Dirk Coetse, J. de Rens, Ij. Malan. (Lager) Accordeert (en getekent door) Henricus Beck, schriba. (In margine) Stellenbosch , in onse kerkelijke vergaderingh, 1717, Sondagh den 3 October.’

Is goedgevonden te persisteeren bij ‘t besluijt ten desen opsigte op den 30e Augustij voorleede genomen.

Ter consideratie het schip Sanderhoef op de reijse uijt ‘t Patria herwaerts aan, geankert leggende voor Settere Croe ,43 ontrent de cust van Ginea , heeft komen te verliesen twee ankers en een touw volgens expresse verklaringh44 der onder officieren daar van zijnde mitsgrs. in dese Tafel Baij een anker van ‘t selve is komen te breeken, weshalven als nu voor zijne twee laaste is leggende; Soo is tot meerder securiteijt en conservatie dier bodem geresolveert dat aan ‘t selve uijt ‘s Comps. equipagie magasijn sal worden verstrekt 3 ankers en een swaar touw.45


Zijnde eijndelijk nogh beslooten dat ten versoeke van den geweldiger, Bartholomeus Franse,46 maandelijks sal worden verstrekt 2 lb. kaarsen, een vragt brandhoud en 3 kannen traan op den voet als den cipier alhier komt te genieten.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Ho. VAN DER MEER PIETERSOON.

[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.

C. 43, pp. 82-92.

Dingsdagh {17171012} 12e October 1717.

Alle tegenwoordigh behalven den Heer independent fiscaal Cornelis van Beaumond door belet.

Stelden den Edelen Heer Gouverneur de vergadering[h] voor of het niet nodigh soude zijn dat men in plaatse van den overledenen oppermeester op ‘t schip Zanderhoef een ander bequaam persoon quam te surrogeeren, gevende meteen te kennen dat daar toe sijn dienst hadde gepraesenteert een onderchirurgijn deses hospitaal[s], met name Jan Daniel Butner,47 U van wien ook het volgende request wierd gelesen:48

Aan den Wel Edele Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtb. Heeren,’

‘Geeft met alle eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtbs. pligt schuldigen dienaar, Jan Daniel Buttner, van Halle in Saxen , in den jaare 1712 voor soldaat â ƒ9 per mt. met het jag[t]je de Kijkuijt alhier aangelant, sedert successive en laastelijk op 13e April anno stantij gevordert tot onderchirurgijn met een besoldingh van ƒ24 maandelijx, hoe hij supplt. bij overdenkingh dat de plaats van den hier gestorvenen oppermeester des schips Sanderhoef sekerlijk soude werden gesuppleert, en hij sigh zelven (sonder roem gesprooken) derft opgeven de daar toe vereijschte hoedanigheden volkomentlijk te besitten, te raden geworden is Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtben. op het alderoodmoedigste te versoeken dat hem in steede van boovengem. overledene opperchirurgijn gelieven te surrogeeren in soodaniger voegen als convenabel g’agt zal worden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Soo is nae voorgaande consideratie dat den ondermeester op gedagten bodem bescheijden volgens het eenparigh getuijgen van diens opperhoofden, geringe conduites en capaciteijd besid, voorne. Jan Daniel Butner, als een persoon van geexperimenteerde bequaamheijd, aangesteld tot opperchirurgijn van het schip Sanderhoef met een besoldingh van dertigh guldens ter maand onder zijn lopend verband, dogh alles op approbatie van Haar Hoogh Edelens tot Batavia.

Welgem. Sijn Edele wijders vertoogende dat den gewesenen gesaghebber van het verbrande galjoot Geenrust , nevens den schiemansmaat daar op bij provisie als onderstuurman dienst hebbende gedaan, hadden versogt om van hier na India te werden gedimitteert, heeft men ter oorsake dat den Heer fiscaal afweesigh is, daar op niet raadsaam geagt te disponeeren voor en aleer Sijn E. declaratie of ook nogh eenige actie op dese ongeluckige menschen soude moeten maken sal zijn gehoort, na het welke haar lieder supplicq met de vereijste extensie kan werden behandelt.

De cassa req. van burgerraden deser Colonie, vermits eenige openstaande posten tot dus lange nogh niet hadden cunnen werden verevend, als nu overgelevert sijnde, bevond men dat het saldo onder ulto. Desember 1716 quam te bedragen een somma van ƒ9957:15:- contant geld Indische valuatie.

Den bootsman van het schip het Noorderquartier , Claas de Boer van Opperdoes, ten desen hospitale overleden sijnde, wierd op het goed getuijgenis der opperhoofden wederom daar toe aangesteld den bootsmansmaat, Dirk Evertsz. Straal van Hoorn, met halveeringh van gagie, namentlijk ƒ18 ter maand, comende als bootsmansmaat op te treden den mattroos, Rupert Cornelisz. van Hoorn, mede met halveeringh van maandgeld â ƒ13.

Volgens resolutie van 24 Augusti jongstleden, land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn aangesz en geordonneert wesende aan dat besluijt te voldoen, gelijk breder te sien is bij onsen brief onder die datum aan haarlieden afgesonden,49 gaf den Ede. Heer Gouverneur het onderstaande ontfangene andwoord van deselve in Rade over:50

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan - - - de Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbn. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Achtb. Heeren,’

‘Wij hebben met de uijtterste eerbiedigheijd gelesen Uwer Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. schrijvens van 24e passato, waar bij deselve ons komen te ordonneeren om Haar E.Es. commissarissen tot het corrigeren en redresseeren van het generaal en scheepsplaccaat, den E. Hr. hooftadministrateur Abraham Cranendonk en de Hr. Jacobus Cruse, op derselver demonstratie te dienen van schriftelijke articulaire consideratien concernerende de buurschappen der landlieden, hunne wederzijdse regten en voorregten mitsgrs. eijgendommen en servituten van wateringen, nootwegen en verders al ‘t geene dat daar aan dependent zoude zijn. Wij zouden geensints zoo lange vertoevt hebben deselve te beantwoorden indien verscheijde van dit collegie inmiddels, zoo door ziekte als ‘t hooge water, niet belet waren geweest in ‘t selve te assisteeren, welkers dilaij wij verhoopen dat Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbn. uijt dien hoofde ten goede zullen duijden, en dat als nu dierhalven met alle onderdanigheijd schultpligtigh Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. in reschriptie komen voor te dragen dat het aan ons een ieder in zijn particulier wel bewust is welke praerogativen ofte servituten hij voor sigh zelfs op sijne landerijen onderworpen is, dogh dat ter contrarie door dikwijlige overdragten van andere daar inne als dan wel naar de humeuren ofte toegevinge der eijgenaars menigvuldige veranderingen komen te geschieden, zoo dat dese en andere motiven ons tot nogh toe met leetwesen buijten staad stellen aan ‘t gerequireerde van Uwe Wel Edle. Gestr. en E. Achtbe. te dien subjecte met goed fundament te voldoen, temeer dewijl wij mogelijk andersints onbedagtsaam en onwetende ter praejuditie van de mede landbouwers zouden handelen. Dierhalven versoeken op ‘t oodmoedigste aan Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtb. dat aan dit collegie mogen schriftelijk toegesonden werden alle zoodanige poincten als de voorne. Heeren commissarissen komen te vereijsschen om Haar E.Es. naar onse beste kennisse als dan ten spoedigste te voldoen.’

‘Waarmede Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. in de divine protexie des Alderhoogsten beveelen - - - (Was getekent) Jb. Voet, Dk. Coetse, Claude Maraijs, W. v. d. Brink, S. W. v. M., Jan Botma, Jaques Theron. (In margine) Ter vergaderinge aan Stellenbosch , den 11e October 1717.’

Het welke met veel aandagt geresumeert sijnde, gants niet satisfactoir bevonden wiert, weshalven bevel gegeven wiert van haar liedende novowel ernstelijk per missive te gelasten voorne. ordre mitsgrs. alle het geene van dese tafel werd gerequireert punctueel te agtervolgen en sigh in cas subject omtrent die dingen waar in nogh onkundigh mogten sijn, volgens pligt naukeurigh te informeeren, ten eijnde dit heijlsame werk voor de gemeente ter uijtvoeringe kan werden gebragt, en is daar op het volgende antwoord gedepescheert:51

Stellenbosch .’

Aan den ondercoopman en lantdrost, Sr. Jacob Voet, en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn .

‘Goede vrinden,’

‘U E. brief, op gisteren gedateerd, heden in Rade gelesen sijnde, heeft ons in geene deele voldaan. Onse gegevene beveelen hebben haare opsigten niet gehad op particuliere over eenkomsten waar door den eenen aan den anderen iets van sijn regt komt te cederen, maar se strekken sigh uijt tot den generalen staad des lands omme daar omtrent ook generale wetten te cunnen voorschrijven. Het was oversulx U E. pligt geweest om als landdrost en heemraden (die het niet wel voegt te seggen datse geen kennisse hebben van de onderlinge belangen hunner inwoonderen in cas subject) ons daar omtrent volgens begeerte te eclariseeren soo dat de woorden deser en andere motiven (hoewel ons deselve niet hebben verwaardigt mede te deelen) U E. gants niet absolveeren aan het gerequireerde stiptelijk te gehoorsamen. Egter staan wij mede toe dat daar inne niet onbedagtsaam en onwetende moet gehandelt werden, want het is U E. werk om al het geene waar van het regte fundament nogh niet vermeijnen te hebben accuraat te ondersoeken en na te vorschen, ten eijnde ulieder consideratien aan ons oordeel en niet de geeijste poincten van ons aan dat van U E. gesubmitteert moogen zijn.’

‘Derhalven dient desen om te seggen dat wij volkomentlijk inhaereren onse missive van dato 24e Augustus jongstleden, in allen delen agtervolgt te sien, met waarschouwinge dat U E. sigh in dit soo heijlsaam onderwerp en alle andere beveelen van dese tafel werdende gedaan punctueel sullen hebben te quijten.’

‘Waarmede nae groete verblijven, (Onderstond) U E. goede vrinden. (Lager) Ter ordonnantie van de Ede. Heer Gouverneur en den Raad. (Was getekent) W. van Taack, eerste geswoore clercq. (In margine)Actumter Polliticque Vergaderingh in ‘t Casteel de Goede Hoop, 12e October 1717.’

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Ho. VAN DER MEER PIETERSOON.

[Signed:] Mij present, W. V. TAACK. E.g. clercq.

C. 43, pp. 93-116.

Dingsdagh den {17171019} 19e October 1717, voormiddags.

Alle present.

Naar lecture van seeker request52 door den burger Jan Cornelisz. Stip53 ter vergaderinge gepresenteert, van desen inhoud:

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen, Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Jan Cornelisz. Stip, burger deser plaatse, hoe in het blok N.N., en aldaar no. 10, comt te leggen zeker klijn huijs ervje regt agter en annexe de woninge van den supeljant, waar bij weijnigh of geen erv zijnde; zoo keert hij zigh tot Uwel Edele Gestr. en E. Achtb. met oodmoedigh versoek dat hem om desselfs wel gelegentheijd voorsz ervjen magh in eijgendom gegeven werden, sullende daarmede zoodanigh handelen als de respective ordres op dit stuk geemaneert komen te exigeeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Is goedgevonden en verstaan dat het huijs erf bij ‘t selve versogt hem in eijgendom sal werden gegeven, mits gehouden blijvende op ‘t selve een woonhuijsje te setten en dat sulx sal worden geinsereert in de erfbrief daar van af te geven.

Wederom in deliberatie genomen zijnde ‘t gedane versoek van den geweesene gesaghebber van het verbrande galjoot Geenrust ,54 neevens den schiemansmaat daar op bij provisie als onderstuijrman dienst gedaan hebbende, omme van hier naer India gedimitteert te worden, waar omtrent de finale dispositie bij voorige resolutie van den 12e deser maand, vermits de absentie van den Heer fiscaal Van Beaumond door occupatie is gesurcheert geworden; Soo is ter consideratie den gem. Heer fiscaal hier ter vergaderingh heeft betuijgt dat alhoewel Zijn E. met alle mogelijke applicatie hadde naargevorst en geinquireert hoedanig en door wiens groote ontagtsaamheijd soo ongelukkigh een toeval was veroorsaakt, hij egter geen andere informatien of verligtinge in de voorsz sake magtigh was konnen worden, als in seekere twee verklaringe voor gecommitts. uijt den Raad van Justitie geregtelijk gepasseert, van alle d’ officieren en mattroosen op voorne. galjoot bescheijden geweest, (uijtgenomen den gesaghebber ter dier tijd aan de wal zijnde) stond vervat, ende als nu ter vergaderinge presenteerde, zijnde van deesen inhoud:55

‘Compareerden voor de ondergetekende gecommitts. uijt den Achtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements, Jacobus van Benthem van Amsterdam, prove. stuurman, Jan van Dugteren van do., chirurgijn, Jan Jansz. van Appingendam, pl. bootsman, Jan Theunisz. van Amsterdam, timmerman, Jan Arentsz. van der Hoeve van de Clunder, Werbert Willemsz. van Haarlem, Michiel Heijne van Schravenhage, Willem Valk van Amsterdam, Gerrit Pietersz. van Ouwerkerk en Pieter Gerritsz. Oosterbak van Amsterdam, matroosen bescheijden geweest op het verbrande galjoot Geenrust , van competenten ouderdom, dewelke ter requisitie en in ‘t bijwesen van den E. independent fiscaal Cornelis van Beaumond, verklaarden dat wanneer den eersten deposant eergisteren avond omtrent de clokke halfnegen behoorlijke ordre op ‘t dikgem. galjoot Geenrust hadde gesteld en het ligt en vuur laaten uijtdoen, uijtgenomen ‘t geene nogh in de cajuijt brande, ‘t welk des schippers jongen, gent. Anthonij de Bruijn van Amsterdam, gebruijkte, op haar ordinaire plaatsen zijn gaan slapen.’

‘Dat volgens de betuijgingh van den tweeden deposant deese jongen ook in de banjert is gekomen om te slapen, zijnde het als doen omtrent de klokke thien uuren.’

‘Dat hij eerste compt. door den vijfden compt., Jan Arentsz. van der Hoeve, dien selven nagt tusschen de klokke een en twee uuren is gewaarschoud geworden datter een vat in ‘t ruijm gaande was.’

‘Dat den stuurman voorts daar op den gem. schippers jongen naer de cajuijt heeft gesonden omme de sleutels van daar te halen. Dat die jongen bij de cajuijt gekomen en de zelve opengemaakt hebbende, heeft geroepen: stuurman, stuurman, komt boven. Dat daar op den stuurman, geassisteert met den chirurgijn hier vooren gent., naar de cajuijt zijn gegaan en de deur geslooten vindende, den chirurgijn deselve heeft opengemaakt, als wanneer de vlam hem tegen het lijf sloegh en ontwaard wierd dat ër brand was.’

‘Waar op alle mogelijke vlijt is aangewend geworden om die brand te blusschen, ja selfs tot soo verre dat den timmerman, vierde deposant in desen, een luijkje, ‘t geen boven op de cajuijt was, daar van heeft op gerukt om des te meerder water in de cajuijt tot lessingh van de brand te werpen; dogh alle het selve niet willende reusseeren vermits de overmagt van de vlam die rontom heerschte, ook dat het kruijt mogt springen en na d’ compten. volgens haar betuijgingh zeggen bereets al na haar beste weten een kruijthoorn soude hebben hooren springen, genootdrongen zijn geworden tot salveeringh van haar leven, de schuijt die agter aanlagh op te haalen, waar van zij bevonden dat aan den ophaalder bereets een strengh uijt het touw verbrand was.’

‘Dat zij luijden de schuijt daar op magtigh en het vuur niet kunnende dempen, genoodsaakt zijn geworden het galjoot te moeten verlaten en haar van daar te begeeven.’

‘Dat zij luijden onderwegen hebben gesprooken wegens hun ongeval; dat den stuurman aan des schippers jonge voornt. heeft gevraagt waarom hij die nagt de kaars had laten branden, daar desen Anthonij de Bruijn op antwoorde: stuurman, het is maar een klijn entje geweest.’

‘Uijtgenomen dat Jan Theunis van Amsterdam, vierde deposant, Willem Valk, Gerrit Pietersz. van Ouwerkerk, Pieter Gerritsz. Oosterbak en Michiel Hijne bethuijgen wegens het spreeken tusschen den stuurman en den jongen van den schipper omtrent de kaars niets gehoort te hebben nademaal zij voor in de schuijt hebben geseten om te roeijen, excepto den timmerman.’

‘Verklaarende gezamentlijk dat de kandelaar waar in ordinair de kaars in de cajuijt werd geplaast, van onderen een houte voet heeft en van boven een coper blakertje, weshalven zij deposanten presumeeren dat door de onagtsaamheijd van des schippers jongen, Anthonij de Bruijn, voorengem., dit droevigh ongeluk moet zijn veroorsaakt.’

‘Alle ‘t geene voorsz staat betuijgen zij comporanten te te wesen de zuijvere waarheijd, presenterende het selve een ider voor soo veel hem aangaat met solemneele eede, des versogt werdende, te willen bevestigen.’

‘(Onderstond) Aldus gedaan ende verklaard in ‘t Casteel de Goede Hoop, den 4e October 1717. (Was getekent) Jacobus van Benthem, Jan van Dugteren, Johannes Jansz., Jan Theunis, Jan Arentsz., Werbert Willemsz., Michiel Heijne, Willem Valk, Gerrit Pietersz., Pieter Gerretsz. Oosterbak. (In margine) Als gecommitteerdens, (was getekent) Jan Aldersz., Clis. Barentsz. (Lager nogh) Mij praesent, (en getekent) Dl. Thiebault, secrets.’

Recollement.

‘Compareerden voor de ondergetekende gecommitte. leeden uijt den Achtbaren Raad van Justitie deses Gouvernements, de deposanten in dese ommestaande verklaringh genoemt, dewelke aan haar de inhoude van dien voorgelesen zijnde, verklaarden daar bij volkomen te persisteeren niet begeerende datter iets meer bijgevoegt ofte van gedaan werden sal, als eenlijk dat Werbert Willemsz. van Haarlem, die van thiene tot twaalf, en Gerrit Pietersz. van Ouwerkerk, die van twaalf tot twee uuren de wagt hebben gehad, nogh van geen brand hebben geweten, nogh deselve ontwaard en dat het geduurigh dien nagt hard weder is geweest, soo van donder, weerligt als regen, en spraaken tot bekragtigingh der waarheijd van dien een ieder in ‘t bijsonder voor soo veel hem aangaat de solemneele woorden: soo waarlijk helpe mij God Almagtigh.’

‘(Onderstont) Aldus gedaan en gerecolleert in ‘t Casteel de Goede Hoop, den 19e October 1717. (Was getekent) Jacobs. van Benthem, Jan van Dugteren, Johannes Jansen, Jan Theunissz., Jan Arentsz., Webbert Willemsz., Miechiel Heijne, Willem Valk, Gerrit Pietersz., Pieter Gerritsz. Oosterbak. (In margine) Als gecommitts., (was getekent) K. J. Slotsboo, Clis. Barentsz. (Lager nogh) Mij present, (en getekent) Dl. Thiebault, secrets.’

‘Compareerde voor d’ ondergetekende gecommitte. leede uijt den Achtbe. Raad van Justitie deses Gouvernements, Anthonij de Bruijn van Amsterdam, oud omtrent een en twintigh jaaren, beschijden geweest op het galjoot Geenrust , nu jongst verbrand, dewelke ter requisitie van den E. independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, verklaarde ende betuijgde hoe waar is dat hij compt. schippers jongen op dat vaartuijgh geweest en de zaken in de cajuijt waarnemende voor soo verre hij aldaar geplaast was, op den 2e October wanneer den stuurman, Jacobus van Benthem, in de cajuijt gegeten en omtrent de klokke negen uuren naar bed was gegaan, hij compt. het combuijs goed naar de cok voor een gedeelte en aan de combuijs heeft gebragt, latende in de cajuijt een entje kaars van omtrent een vinger langh branden. Dat hij voor de tweede maal het resterende goed uijt de cajuijt naar de combuijs willende brengen, de kaars voornt. heeft uijtgedaan en vervolgens het selve bij den cok gebragt hebbende, is gaan slapen. Dat voorts omtrent de klokke omtrent een en twee uuren des nagts, wanneer ër een vat op ‘t dek gaande was, den stuurman voornt. hem heeft geroepen om de sleutels van ‘t ruijm uijt de cajuijt te halen, vermits zij haar verbeelden datter een vat in ‘t ruijm gaande was.’

‘Dat hij om sulx te doen naar de cajuijt gaande en de deur open doende de vlam teegen hem aangeslagen is, waar op de deur weder toevallende, hij compt. geroepen heefft: stuurman, stuurman, komt boven.’

‘Dat den stuurman daar op, geassisteert van den meester, naar boven zijn gekomen, en den meester de deur van de cajuijt openmakende, denselven ook de vlam teegen het lijf is aangedrongen.’

‘Dat vervolgens zij gesamentlijk haar uijtterste vlijt hebben aangewend om de brand te blusschen, dogh sulx niet kunnende volbrengen, genoodsaak[t] zijn geworden de schuijt op te halen en daar mede haar met de vlugt te salveeren, van welkers ophaalder bereets een strengh was afgebrand.’

‘Dat zij in de schuijt wesende den stuurman hem heeft gevraagt of hij de kaars niet had laaten branden, waar op hij geandwoort heeft dat wanneer hij uijt de cajuijt was gegaan, het maar een klijn entje kaars was geweest, en ‘t selve hadde uijtgedaan.’

‘(Onderstond) Aldus gedaan en verklaard aan Cabo de Goede Hoop, den 19e October 1717. (Was getekent) Anthonij de Bruijn. (In margine) Als gecommitts., (was getekent) K. J. Slotsboo, Clis. Barentsz. (Lager nogh) Mij praesent, (en getekent) Dl. Thiebault, secrets.’

Dat alhoewel bij deselve consteerde dat den brand sijn oorspronk genomen hebbende in de cajuijt, uijt dien hoofde den jongen Anthonij de Bruijn, als de laaste met de brandende kaarse in deselve geweest zijnde, bij sommige der deposanten is beskuldigt geworden van deselve niet uijtgedaan te hebben voor en al eer zigh ter slapen begeeven heeft, sulx egter bij gem. jongen expresselijk wierd ontkent en door de accusateurs ook geensints beweesen. Dat wat de voorne. gesaghebber belangde, Sijn E. van ieder onderrigt was geworden dat deselve geduijrende zijn aanwesen alhier zigh altoos hadde gedragen als een zorgvuldigh en vlijtigh officier betaamt, zeer selden aan de wal en principaal bij nagt vertoevende, en dat zijn afwesen van zijn bescheijden bodem als nu veroorsaakt was eeniglijk door een pieuse begeerte omme des anderen daags ‘s morgens meede deelgenoot te mogen zijn van des Heeren Heijligen Avontmaal, weshalven Sijn E. (onder correctie) van gedagten was geen genoegsame redenen en bewijsen aan de hand te hebben omme de meergem. officieren en mattrosen in regten verder te konnen vervolgen, en dat het voorsz toeval eerder als een groot ongeluk dan een misdaat aangemerkt konde worden, latende alles egter aan ‘t wijser oordeel en volkomene dispositie van den Ede. Heer Gouverneur en Raad. Op alle ‘t welke vervolgens rijpelijk zijnde gebesoigneert, unanimiter is goedgevonden en geresolveert den voorne. gesaghebber en de verdere officieren en mattroosen van gem. verbrande galjoot Geenrust op vrije voeten te stellen en vervolgens den voorne. gesaghebber als tweede opperstuurman, den provisioneele onderstuurman, Jacobus van Benthem, in zijn oude qualiteijt van schiemansmaat, en den timmerman, Jan Theunisz. van Amsterdam, te plaatsen op het hier ter rheede leggende schip, ‘t Vaderland Getrouw , om hare reijse daarmede naar Ceijlon voort te setten.

In overweginge genomen zijnde ‘t gedane versoek van president en weesmeesteren deser plaatse, vervat in derselve requeste aan deesen Raad gepresenteert, van deesen inhoud:56

Aan den Wel Ed. Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Achtb. Politicquen Raad.

‘Geeven met schuldige eerbiedigheijd te kennen den president en weesmeesteren deeser steede, hoe haar supeljanten nu weijnigh tijts geleden door den landbouwer, Jacob Vrij, in huwelijk hebbende Maria Baijers,57 voor dees wede. van Jan Harmensz. Hartingh, bij forme van klagten is te vooren gekomen dat niet alleen zeekere Cornelis Olofsz., tot nogh toe minderjarigh en als ouderloos onder de voogdije haarer caamer staande, en uijt dien hoofde in voorige tijd door de supplten. ter woon besteld bij gemelte Jan Harmensz. Hartingh zalige., omme voor niet in kost en kleederen gealimenteert en onderhouden te werden, zigh niet hadden ontsien op een carelleus schijn pretext zonder de minste voorkennisse der supplten. zijn woonsteede te verlaten en zigh bij den landbouwer, Christoffel Groenewald,58 in vilipendie van Uwel Edle. Gestr. en E. Achtbe. ordres, vervat in derselver placcaat op den 19e Julij 1714,59 daar tegens g’emaneert, te herbergen; maar ook boven dien zigh in die quade gangen te laten versellen met de minderjaarige Harmen Jansz. Hartingh, eijgen soon van voorsz Maria Baijers.’

‘Dat sij supplten. tot redresseringh van zoo grooten misslagh den gemelden Cornelis Olofz. in haare vergaderingh hebbende doen compareeren, denselven daar over serieuselijk hebben gereprimendeert ende op ‘t ernstig[s]t aangemaant zijne begaane foute niet alleen te beteren, maar ook booven dien ten zijnen bestelde woonsteede terugh gekeert zijnde, met vlijt zijnen dagelijxen arbeijd te vervorderen, ‘t welk bij hem aangenomen ende belooft zijnde, hadden zij supplten. verwagt dat aan ‘t selve promptelijk gehoorsaamt soude zijn geworden maar alsoo de supplten. tot haare merkelijke droefheijd ondervonden hebben dat de gem. Cornelis Olofsz. en Harmen Jansz. Hartingh direct teegens haare gegeevene beloften en pligt tot nogh toe nalatigh zijn gebleeven ten haren bestemden woonplaatse weder te keeren maar ook boven dien assurantelijk zigh zijn blijven onthouden bij voorsz Groenewald, door welke gedoente d’ authoriteijt en magt over minderjaarige weesen haar supplten. toevertrouwt, soodanigh is gekrenkt geworden dat bij vervolgh van tijd seer te dugten is ‘t selve mogte strekken tot quade gevolgen in een land van soo een uijtgebrijdheijd als dit is, en waarom de weesen noodsakelijk verre van den anderen g’separeert zijnde, geen dagelijkse opsigt over deselve kan werden gegeven.’

‘Soo versoeken zij supplten. tot stuijtinge en voorkomingh van soodanigh dangereus quaat, dat Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. tot maintien van der supplten. collegie en de vader en moederlijke authoriteijt, de goedheijd gelieven te hebben de gem. Cornelis Olofz. en Harmen Jansz. Hartingh in den dienst der E. Compe. voor soldaat aan te nemen en bij de eerste bequame gelegentheijd van herwaarts te versenden, hebbende meergenoemde Maria Baijers, als moeder van voorsz Harmen Jansz. Hartingh, de supplten. tot desen specialijk versogt.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Lager) Uijt naam en last van weesmeesteren voornt. (Was getekent) Adriaan van Kervel, secrets.’

Is verstaan dat het voorsz versoek sal worden geaccordeert en dierhalven voor soldaat in dienst der E. Compe. â ƒ9 per mt. aangenomen Harmen Jansz. Hartingh en Cornelis Olofsz., bijde van Cabo de Goede Hoop, omme in die qualiteijt per ‘t Vaderland Getrouw naer Ceijlon versonden te worden.

Door den Heer fiscaal, Cornelis van Beaumond, in Rade kennisse gegeeven zijnde dat nu wijnigh tijts geleden hadde ontwaard dat den burger en pagter van het laaste vierde part der Caabse coele wijnen, Nicolaas Laubser, zigh niet hadde ontsien op eijge prive authoriteijt en buijten de minste voorkennisse deser Vergaderingh, bij publijcque acte op den 4e September passato aan den mede burger, Jacobus van der Heijden, te cederen en over te geven alle het regt en previlegie van tappen en bijtappen, ‘t welk hem bij aanneemingh der voorsz pagt door d’ E. Compe. tot ulto. Augustij 1718 was verleent, ende aldus onwettiglijk aangematigt een regt omme soo considerabele gemeene lands middel te transformeeren in een saak van negotie, uijt welk gedoente buijten twijifel te dugten is dat bij vervolgh van tijd de vermogenste en meest geneegene ingesetenen tot het pagten zigh absenteerende van de publijcque verpagtinge, eeniglijk hare vertrouwelingen daar henen sullen senden ten eijnde de pagten daar door laagh gedaalt zijnde, door haar ingemijnt en weder aan hare principalen overgelaten te worden en in dier voegen komen te strekken tot een onherstelbaar nadeel van onse Heeren en Meesters; dierhalven tot voorkominge van ‘t selve in consideratie geevende of sulx niet ten spoedigsten behoorden geredresseert ende met ernst daar tegens voorsien te worden; Soo is, diesaangaande aandagtelijk geraatpleegt zijnde, met eenparigheijd van stemmen goedgevonden en geresolveert ‘t bovengene. contract als ongequalificeert bij de voorsz twee contractanten aangegaan, te amulleeren,60 zoo als geamulleert word bij desen, en vervolgens den gem. pagter, Nicolaas Laubser, te ordonneeren sijne aangenomene pagt aan zigh te behouden, zonder deselve weder aan iemand, onder wat pretext het ook mogte sijn, over te laten, en wijders de voorsz Jacobus van der Heijden te gelasten ‘t voorne. quasi gecedeert regt niet t’ aanvaerden, maar van ‘t selve met ër daat af te staan, met interdictie van zigh dierhalven met de tapneeringe als nu te bemoijen ofte deel daar inne te hebben, mitsgrs. dat tot weeringe van diergelijke gevolgen in ‘t toekomende bij placcaat expresselijk sal worden geordonneert61 dat niemand deser ingesetenen in ‘t toekomende sal vermogen zijne aangenomene pagten sonder voorgaande permissie van deesen Raad, bij contract of onder de hand, onder wat tituls of pretext het ook mogte zijn, aan iemand anders over te laten, ofte cessie van zijn regt te geven, en dat die berijts sulx nogh mogten hebben gedaan, ‘t selve aanstonts naer de publicatie en affixie van voorsz ordre in zijn geheel sullen hebben te herstellen op paene dat die geene daar teegens aankomen te gaan ofte anders doen, als smokkelaars volgens ‘t vigeerent generaal placcaat sullen worden gestragt.62

Alsoo den soldaat, Pieter Jacobsz. van Langevelt,63 alias Piet Vrolijk, als knegt in leeningh geweest zijnde bij den burger Benjamijn Wiese, nu ‘t sedert een geruijmen tijt uijt den dienst van sijn voorsz meester weggegaan en zigh ten platten lande latiterende is, waar door de ondersoekinge der waarheijd en circumstantien van zaken, waar aan dit Gouvernement ten hoogsten is gelegen, word terugh gesteld en t’ eenemaal verduijstert; Soo is tot bekominge van deselve eensdeels, en dat ten anderen de gem. Vrolijk tot die vlugt mogelijk door andere soude konnen zijn gepersuadeert, geresolveert en verstaan dat bij billietten allomme te affigeeren den voorsz Piet Vrolijk sal worden gepardonneert van sijne aufugie niet alleen, maar ook van alle sodanige saken (buijten moord en hoogh verraat) waar aan hij schuldigh mogte zijn of complicae wesen, en daar nevens gelast aanstonds naer bekome kennise van dese gunste herwaarts te komen met ordre en serieuse recommandatie aan alle en ieder deeser ingesetenen den meergem. Vrolijk en sijn verblijfplaats kennende, denselve van dese gratie kennisse te geven en tot zijne terugh komps mitsgrs. ernstigh aan te manen, soo met paard, wagen als andersints de behulpsame hand te bieden, op peene dat die namaals bevonden mogte worden hierinne nalatigh te zijn geweest, arbitralijk sullen worden gecorrigeert.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Ho. VAN DER MEER PIETERSOON.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 43, pp. 117-122.

Dingsdagh {17171026} 26e October 1717.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den E. independent fiscaal Cornelis van Beaumont en den ondercoopman Hugo van der Meer Pietersoon, door indispositie.

Produceerde den Heer hooft administrateur Abraham Cranendonk, specifique samenstellingh van sodanige ondermaten en gewigten als in de pakhuijsen deses Casteels onder ulto. Augustus jongstleden bij den generalen opneem te cort bevonden waren, met versoek daar over nae gewoonte mogte werden gedisponeert, sijnde gedagte samenstellingh van desen inhoud:

‘Te samen stellinge van het geene de onderstaande administrateurs bij den opneem der maguasijnen onder ulto. Augustus deses jaars op goederen van hare administratie respective hebben bevonden vermindert te zijn, weshalven ende dewijle sulx om daar bij geallegueerde redenen mitsgrs. na de ouder bevindinge en consenten niet exessiff is, zoo versoekt den ondergesz hooftadministreur den Wel Ede. Heer Gouverneur en Raat dat dese onderwigten &a. een iegelijk den voorsz administrateurs zodanig mogen valideeren, als:’


Aan de pakhuijsmeester.
Op cramerijen:
5 lb. alluijn voor 't uijtwegen van 111 lb. bij klijne partije â 5 pr. cto. schaars.
3 1/2 lb. lijm voor 't uijtwegen van 70 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
33 lb. stijfsel voor 't uijtwegen van 641 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Op coper:
50 lb. gesorte. voor 't uijtwegen van 1012 1/2 lb. bij klijne parthijen â 5 pr. cto.
7 lb. vulle keulse ketels voor 't uijtwegen van 135 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Ijser:
4879 lb. gesorteert voor 't uijtwegen en inroesten op 162637 lb. â 3 pr. cto.
Spijkers:
2260 lb. gesorte. ijsere voor 't uijtwegen in inroesten op 75348 lb. â 3 pr. cto.
Verwen:
25 lb. grove voor 't uijtwegen van 495 lb. bij kljne parthijen â 5 pr. cto.
3 lb. inkstof do. 60 do. 5 pr. cto.
Tabak:
310 lb. Amsterdamse voor 't uijtwegen van 6214 1/2 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Tabaks pijpen:
2 2/12 gros lange in 't verstrekke gebrooken.
Specerijen:
25 lb. gesorte. voor 't uijtwegen van 493 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Cuijpers goed:
12 lb. huijsenblas op een quantiteijt van 530 lb. in de tijt van ruijm seven jaaren door 't uijtwegen bij kleijne parthijen en indrogen vermindert.
Aan de dispencier.
93 mud tarw a 1 1/2 pr. cto. van 6195 mudden zijnde de quantiteijt die afgescheept is voor spillagie soo in 't harpen als andersints. 4 mud garst, te weten 3 1/2 mud â 1 1/2 pr. cto. van 242 1/2 mud voor 't uijtmeten, uijteten van de calanders &a., 1/2 mud door 't aanslaan van de muuren t' eenemaal bedorven en onbequaam geworden, als blijkt per verklaaringh van gecommitts.
3 1/2 mud boonen â 1 1/2 p. cto. van 230 7/8 mud voor uijtdrogen &a.
2 1/2 mud erweten â 1 1/2 pr. cto. van 189 3/4 mud voor als boven.
13458 lb. rijst, namentlijk 10206 lb. â 3 pr. cto. van 340201 lb. voor 't uijteten van de calanders, versleepen van de ratten en muijsen als andersints. 3252 lb. zijnde de quantiteijt van boort in 't pakhuijs bedorven en onbequaam gekomen, als blijkt bij de verklaaringh van gecommitts. 558 lb. hartbroot met uijtwegen vermindert als ook voor 't uijteten van de cakkerlakken, 't versleepen van de ratten als andersints, op een quantiteijt van 60882 lb.
228 lb. witte poejer suijker â 2 pr. cto. van 14428 3/4 lb. voor spillagie, lekkagie, uijtwegen &a.
372 lb. swarte suijker â 5 pr. cto. van 7491 lb. voor als boven.
3 lb. candij suijker â 1 1/2 pr. cto. van 204 3/4 lb. voor als boven.
242 lb. hop, als 25 lb. â 1 pr. cto. van 2576 lb. door 't uijtwegen, uijtdrogen en versleepen van de ratten vermindert.
217 lb. zijnde de tarra van 5 ledige balen waar uijt staande 't jaar de hop is verstrekt als per verklaringh blijkt.
21 lb. swarte peper a 1 1/2 pr. cto. van 1453 lb. voor spillagie, uijtwegen &a.
52 1/2 lb. wax voor 't vermijteren, uijtwegen en verspillen â 5 pr. cto. van 1051 1/2 lb.
14 lb. waxkaarssen â 1 pr. cto. van 1393 1/2 lb. voor als boven.
127 1/2 lb. Spaanse zeep a 5 pr. cto. van 2566 1/2 voor als boven.
Aan de keldermeester.
844 cannen Caabse wijn door 't opvullen, oversteken en berijden van 66 1/2 legger vermindert sijnde een legger van de 32 ps.
Aan de equipagiemeester.
133 lb. roet â 5 pr. cto. van 2658 lb. door 't uijtwegen en versleepen van de ratten vermindert.
35 1/2 lb. swavel â 5 pr. cto. van 708 lb. door 't uijtwegen, spillagie in 't rollen der vaten &a. vermindert.
115 kannen teer â 5 pr. cto. van 2290 kannen door 't uijtmeten vermindert.

Aan de pakhuijsmeester.
Op cramerijen:
5 lb. alluijn voor 't uijtwegen van 111 lb. bij klijne partije â 5 pr. cto. schaars.
3 1/2 lb. lijm voor 't uijtwegen van 70 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
33 lb. stijfsel voor 't uijtwegen van 641 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Op coper:
50 lb. gesorte. voor 't uijtwegen van 1012 1/2 lb. bij klijne parthijen â 5 pr. cto.
7 lb. vulle keulse ketels voor 't uijtwegen van 135 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Ijser:
4879 lb. gesorteert voor 't uijtwegen en inroesten op 162637 lb. â 3 pr. cto.
Spijkers:
2260 lb. gesorte. ijsere voor 't uijtwegen in inroesten op 75348 lb. â 3 pr. cto.
Verwen:
25 lb. grove voor 't uijtwegen van 495 lb. bij kljne parthijen â 5 pr. cto.
3 lb. inkstof do. 60 do. 5 pr. cto.
Tabak:
310 lb. Amsterdamse voor 't uijtwegen van 6214 1/2 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Tabaks pijpen:
2 2/12 gros lange in 't verstrekke gebrooken.
Specerijen:
25 lb. gesorte. voor 't uijtwegen van 493 lb. bij kleijne parthijen â 5 pr. cto.
Cuijpers goed:
12 lb. huijsenblas op een quantiteijt van 530 lb. in de tijt van ruijm seven jaaren door 't uijtwegen bij kleijne parthijen en indrogen vermindert.
Aan de dispencier.
93 mud tarw a 1 1/2 pr. cto. van 6195 mudden zijnde de quantiteijt die afgescheept is voor spillagie soo in 't harpen als andersints. 4 mud garst, te weten 3 1/2 mud â 1 1/2 pr. cto. van 242 1/2 mud voor 't uijtmeten, uijteten van de calanders &a., 1/2 mud door 't aanslaan van de muuren t' eenemaal bedorven en onbequaam geworden, als blijkt per verklaaringh van gecommitts.
3 1/2 mud boonen â 1 1/2 p. cto. van 230 7/8 mud voor uijtdrogen &a.
2 1/2 mud erweten â 1 1/2 pr. cto. van 189 3/4 mud voor als boven.
13458 lb. rijst, namentlijk 10206 lb. â 3 pr. cto. van 340201 lb. voor 't uijteten van de calanders, versleepen van de ratten en muijsen als andersints. 3252 lb. zijnde de quantiteijt van boort in 't pakhuijs bedorven en onbequaam gekomen, als blijkt bij de verklaaringh van gecommitts. 558 lb. hartbroot met uijtwegen vermindert als ook voor 't uijteten van de cakkerlakken, 't versleepen van de ratten als andersints, op een quantiteijt van 60882 lb.
228 lb. witte poejer suijker â 2 pr. cto. van 14428 3/4 lb. voor spillagie, lekkagie, uijtwegen &a.
372 lb. swarte suijker â 5 pr. cto. van 7491 lb. voor als boven.
3 lb. candij suijker â 1 1/2 pr. cto. van 204 3/4 lb. voor als boven.
242 lb. hop, als 25 lb. â 1 pr. cto. van 2576 lb. door 't uijtwegen, uijtdrogen en versleepen van de ratten vermindert.
217 lb. zijnde de tarra van 5 ledige balen waar uijt staande 't jaar de hop is verstrekt als per verklaringh blijkt.
21 lb. swarte peper a 1 1/2 pr. cto. van 1453 lb. voor spillagie, uijtwegen &a.
52 1/2 lb. wax voor 't vermijteren, uijtwegen en verspillen â 5 pr. cto. van 1051 1/2 lb.
14 lb. waxkaarssen â 1 pr. cto. van 1393 1/2 lb. voor als boven.
127 1/2 lb. Spaanse zeep a 5 pr. cto. van 2566 1/2 voor als boven.
Aan de keldermeester.
844 cannen Caabse wijn door 't opvullen, oversteken en berijden van 66 1/2 legger vermindert sijnde een legger van de 32 ps.
Aan de equipagiemeester.
133 lb. roet â 5 pr. cto. van 2658 lb. door 't uijtwegen en versleepen van de ratten vermindert.
35 1/2 lb. swavel â 5 pr. cto. van 708 lb. door 't uijtwegen, spillagie in 't rollen der vaten &a. vermindert.
115 kannen teer â 5 pr. cto. van 2290 kannen door 't uijtmeten vermindert.

‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 26e October 1717. (Was getekent) A. Cranendonk.’

Dewelke met attentie gelesen en overwogen wesende, is goedgevonden, dewijl de daar in geciteerde minderheeden &a. niet extravageeren, welgem. Heer hooftadministrateur te qualificeren alle deselve op reqe. van winst en verlies af te doen schrijven, excepto de 3252 lb. bedorven rijst, dewelke voor soo veel gelden magh, sal moeten werden vercogt.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, W. V. TAACK. E.g. clercq.

C. 43, pp. 123-131.

Dingsdagh den {17171102} 2e November 1717, voormiddags.

64

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Is door den Edele Heer Gouverneur ter vergadering gecommuniceert dat den burger Jan Jurgen Hummel nu bij de laaste verpagtinge der wijnen en brandewijnen over ‘t district van Drakensteijn deselve wel hadde ingemeijnt voor ƒ330:-:-, dogh in geen staat weesende borgen te stellen, bij de tweede opvijlingh ƒ150:-:-. op deselve was te kort gekomen, met die verwagtingh nogtans dat de voorsz somme van hem, als een goed kuijper zijnde, soude verhaalt kunnen werden, dogh denselven nu kortelinks zijnde om ‘t leevengeraakt,65 sonder eenige goederen agter te laten; Soo sijn deese tekort komene ƒ150 als een banqueroet voor d’ E. Compe. aangemerkt moeten worden.

Met aandagt geleesen zijnde seeker schriftelijk berigt door presente burgerraden ingevolge van ‘t geresolveerde van den 5e October passato, heeden ter vergaderingh overgelevert, van desen teneur:

Aan d’ Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens d’ E. Achtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbn. Heeren,’

‘Omme met alle eerbied te voldoen aan seker extract resolutie, de dato 5e October lestleeden, waar bij Uwel Ede. en E. Achtb. d’ ondergetekende burgerraaden hebben gelieven te ordonneeren een accurate specificatie over te geven van alle soodanige belastingen en impositien, onder wat benamingen en tijtels die ook zijn, als de ondergeteeks. van de ingesetenen onder dit district komen te ligten, zonder eenige de minste reserve, zoo sullen dan in alle reverentie seggen dat burgerraden maar eene ligtinge doen waar van ‘t geld in haar cassa komt, en dat onder de naam van leeuwen, tijger, wegen en bruggen geld, waar inne de burgers soo irregulier zijn gequotiseert als bij hunne requeste, aan Uwel Ede. en E. Achtbn. daar over gepresenteert, staat aangehaal[d], hebbende voorleden jaar voorne. ligtinge gemonteert ƒ1436 gelijk sulx bij de overgeleverde jaarlijxe reeque. van burgerraden consteert. Boven voorne. qoutisatie moet ieder huijs jaarlijx 3 Rds. betalen, dogh hier van komt niet een penningh in de burger cas, maar ‘t selve is aan de ratelwagts voor hunne gagie toegelegt. Ligtende de burgerraden boven ‘t vooren aangehaalde geene andere impositien of belastingen.’

‘Hier mede dan vermeenende aan Uwel Ede. en E. Achtb. seer geëerde ordre te hebben voldaan, zoo bidden wij God dat Hij Uwel Ede. en E. Achtbe. in Zijn heijlige hoede gelieven te nemen - - - (Was getekent) Hk. Donker, J. Blanckenberg, Gi. Sollier.’

Soo is ter consideratie in deselve niet distinctelijk volgens d’ intentie van deesen Raad, waren vervat alle de belastingen en impositien door haar van d’ ingesetenen geheeven wordende, als d’ inkomste der coornmolen, ‘t bedragen van ‘t ratelwags geld, hoedanigh, waaraan en door wie de voorsz penningen worden besteed en uijtgegeven, goedgevonden en geresolveert de voorsz burgerraden te ordonneeren ‘t selve bij nader opgaaf sonder eenige de minste reserve soo ras doenlijk op te geven.

Op d’ ondervindinge dat alhier ten platten landen zijn vagabondeerende eenige quaaddoenders, om hare begane misdaden van hier uijt den dienst ontvlugt, de goede ingesetenen alomme molesteerende en intimideerende, Soo is tot weeringe van dien verstaan dat den land-drost bij missive sal worden gelast met alle mogelijke ernst en applicatie de voorne. quaaddoenders alomme te doen opsoeken, vervolgen en, is ‘t doenlijk, te apprehendeeren, sullende ten dien eijnde de namen en courssen derselver voor soo veel bekent zijn, aan hem toegesonden worden.66

Gedelibereert sijnde over seeker request overgelevert door Maria van Brakel,67 wede. wijlen Jacob Louw, van desen inhoud:68

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbn. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Achtb. Heeren,’

‘Verthoond met behoorelijke onderdanigheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. pligt schuldige dienaresse, Maria van Brakel, wed. wijlen Jacob Louw, hoe sij sedert eenigen tijd in ervaringe gecomen zijnde dat den burger Hans Casper Geringer zigh niet heeft ontsien binnen de limieten der bakens van haar lant, aan ‘t Ronde Bossien gelegen, opentlijk brandhout te laten kappen en wegh te voeren, zij denselven ofte wel zijn compagnion, Jacob Mank,69 daar over aanspreekende, ten antwoord bequam dat het land waar op voornoemde hout gekapt was door den E. Kaije Jesse Slotsboo gem. Hans Casper Geringer was toegemeten. Dewijl nu sulx tot groote prejuditie van de suppeljante komt te strekken, Zoo is haar eerbiedigh versoek dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtbe. gelieven te permitteeren het lant van de suppeljante op costen van ongelijken magh werden hermeten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Zoo is verstaan dat haar versoek sal worden geaccordeert, wordende dierhalven den lantmeeter bij deesen gelast ‘t voorne. land op costen van ongelijk te meten.

Door den Heer Abraham Cranendonk en den E. Jacobus Cruse ter vergaderingh kennisse gegeven zijnde dat het wel van de uijtterste noodsakelijk hadde geweest dat de combuijs in ‘s Comps. hospitaal ingevolge ‘t genome besluijt van den 24e November 1716, was gerepareert of vernieuwt geworden, sulx egter tot nogh toe was uijtgesteld gebleeven, ter consideratie eensdeels van het regenmoeson en anderdeels van het groot getal sieken van tijt tot tijd door ‘s Comps. scheepen aangebragt, in die verwagtinge nogtans dat ‘t voorsz ongeluk cesseerende, men als nu de handen ruijm zoude gehad hebben die onvermijdelijke reparatie te doen, dogh alsoo ‘t selve nu jeegenwoordigh weeder vrugteloos geworden was, vermits de aanlandingh van soo considerabel getal inpotenten door de scheepen d’ Neptunis en andere aangebragt, Haar E.Es. dierhalven deesen Raad in overweginge gaven of het niet gevoegelijk soude zijn dat de cok in het hospitaal gelast wierd voor sekeren korten tijd te kooken in ‘s Comps. slave logie, voorsien zijnde met een bequame combuijs, omme inmiddels gelegentheijd te hebben van ‘t voorgenome redres tot voorkomingh van gedrijgde instortingh ten spoedigste te konnen voltrecken; Soo is, diesaangaande gebesoigneert sijnde, geresolveert en verstaan ‘t selve in dier voegen te laten geschieden.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.


## Footnotes


  1. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 107, pp. 621-623. 

  2. Hy was afkomstig van Hadamar in Hesse-Nassau . In 1696 het hy as soldaat op die skip Eenhoorn na die Kaap gekom. Twee jaar later het hy ‘n vryburger geword en hom as smid en landbouer in Stellenbosch gevestig. Hy is in 1700 met Anna Catharina Cleef getroud. Na haar dood in 1719 het hy in 1720 hertrou met Maria Beijers, die weduwee van Jan Harmensz. Hartigh. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 99; Stellenbosch 18/8:Testamenten, 1731-1738, no. 60.) 

  3. Volgens dr. Hoge het Johann Georg Hummel van Landau as soldaat na die Kaap gekom. (Vgl. Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 176.) Van 1710 tot 1714 was hy as plaasarbeider by die burgers Johannes Phijffer en Jacobus van der Heijden in diens. Later het hy ‘n vryburger geword. (Sien C.J.2874:Contracten Boek, 1703-17 10, pp. 488-489; C.J.2875:Contracten, 1710-1712, pp. 175-176.) 

  4. Hy was afkomstig van Hadamar in Hesse-Nassau . In 1696 het hy as soldaat op die skip Eenhoorn na die Kaap gekom. Twee jaar later het hy ‘n vryburger geword en hom as smid en landbouer in Stellenbosch gevestig. Hy is in 1700 met Anna Catharina Cleef getroud. Na haar dood in 1719 het hy in 1720 hertrou met Maria Beijers, die weduwee van Jan Harmensz. Hartigh. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 99; Stellenbosch 18/8:Testamenten, 1731-1738, no. 60.) 

  5. Volgens dr. Hoge het Johann Georg Hummel van Landau as soldaat na die Kaap gekom. (Vgl. Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 176.) Van 1710 tot 1714 was hy as plaasarbeider by die burgers Johannes Phijffer en Jacobus van der Heijden in diens. Later het hy ‘n vryburger geword. (Sien C.J.2874:Contracten Boek, 1703-17 10, pp. 488-489; C.J.2875:Contracten, 1710-1712, pp. 175-176.) 

  6. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  7. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  8. Was afkomstig van Straatsburg en is in 1682 deur die Kamer van Amsterdam as soldaat na die Kaap gestuur. In 1696 is hy bevorder tot korporaal en in 1700 tot sersant. Hy het in 1707 na Europa vertrek, maar het in 1709 na die Kaap teruggekeer. In 1713 het hy ‘n vaandrig geword. Hy was getroud met Geertruijd Goedhand, maar sy het in 1712 van hom geskei en met haar twee dogters na Batavia vertrek. (Sien C.227:Requesten, 1720, no. 4, pp. 17-18.) 

  9. Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. 

  10. Here XVII het op 26 April 1717 in ‘n brief aan die Kaapse regering opdrag gegee dat De Chavonnes met die eerste skeepsgeleentheid na Malabar moes vertrek, aangesien sy dienste aldaar vanweë sy bekwaamheid en kennis van krygskunde benodig word. Sien C.436 (Deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 443-444. 

  11. Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. 

  12. Dit is waarskynlik ‘n skryffout vir “injurieuse en calumnieuse”. 

  13. Die stukke met betrekking tot die saak tussen Wiese en Steenbok kan gevind word in C.J.6:Kriminele en Siviele Regsrolle, 1716, pp. 67, 72, 77 en 82; C.J.1028:Siviele Prosesstukke,1716 (deel I), pp. 360-363 en 374-379. 

  14. Sien C.J.6: Kriminele en Siviele Regsrolle, 1716, pp. 21, 25 en 30. 

  15. Jores Loentjes van Gent het Hans Roose in 1716 as baas-wamaker opgevolg. 

  16. Hy het in 1715 as soldaat met Den Bergh na die Kaap gekom en het in 1716 tuinier geword. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 133, pp. 637-638. 

  17. In die H.K. staan “dagh”. 

  18. Claas Coos van Amsterdam was as matroos in diens van die Kompanjie. Van 1715 tot 1718 is hy as plaaskneg aan die burger Jacobus Steijn verhuur. Sien C.J.2877: Contracten, 1714-1715, pp. 122-123. 

  19. Hy is in 1683 aan die Kaap gebore en is in 1706 getroud met Maria Potgieter, die dogter van Harmen Jansz. Potgieter en Isabella Fredriks. 

  20. Sy regte naam was Pieter Jacobsz. van Langevelt. 

  21. Hy was die seun van Oloff Bergh en Anna de Koningh en is in 1696 aan die Kaap gebore. In 1711 het hy as soldaat by die Kompanjie in diens getree en in 1714 is hy aangestel as assistent. Hy is in 1719 getroud met Catharina Leij, die dogter van Michiel Leij. Hulle het twee kinders gehad: Oloff Martin en Engela Apollonia. (Sien C223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 134, pp. 641-642; C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 60, pp. 244-248.) 

  22. Johannes Keijts van Campveer was sedert 1717 ‘n assistent aan die Kaap. Hy was getroud met Maria Coetzee, die weduwee van Jan Hendrik Stempelmulder. (Sien C.J.2652:Testamenten, 1727-1731, no. 41, pp. 175-178.) 

  23. Hy het as soldaat na die Kaap gekom. Van 1716 tot met sy dood in 1719 was hy as plaasarbeider by die burger Christiaan Maasdorp in diens. Sy vrou en kinders het ten tyde van sy dood in Nederland gewoon. Sien C.J.2878:Contracten, 1716-1719, pp. 96-97; M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 91; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 122. 

  24. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  25. Hy was ‘n assistent aan die Kaap en was afkomstig van Den Haag

  26. Na die dood van sy eerste vrou, Maria Hendriks, het hy in 1699 hertrou met Sophia Sank, die weduwee van Hendrik Leerhold. 

  27. Na die dood van sy eerste vrou, Maria Hendriks, het hy in 1699 hertrou met Sophia Sank, die weduwee van Hendrik Leerhold. 

  28. Volgens prof. dr. D. Pont betekenin pleno senatu: “in die volle vergadering van die Raad”. 

  29. Die versoekskrif met die opgawe van die timmerman kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 114, pp. 655-657. 

  30. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, pp. 627-628. 

  31. Afskrifte van Heufken se versoekskrifte aan die Politieke Raad en die burgerraad en ‘n afskrif van die notule van die burgerraad kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, nos. 111, 112 en 113, pp. 643-651. 

  32. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  33. Kaptein De Chavonnes, vergesel van sy wou en kinders, het op 26 September 1717 met die Samson na die Ooste vertrek. Vgl. C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 1355-1357; C.604:Dagregister, 1717-1722, pp. 145 en 146. 

  34. Barentsz. het op 16 September 1717 die eed as lid van die Raad van Justisie afgelê. Sien C.678: Eed Boek, 1692-1747, p. 25. 

  35. Sien C.224: Requesten, 1717-1718, no. 116, pp. 665-666. 

  36. Hy het op 7 September die eed as geregsbode of “stadsbode” afgelê. Sien C.678: Eed Boek, 1692-1747, p. 149. 

  37. Sien C.224: Requesten, 1717-1718, no. 115, p. 661. Oral in die versoekskrif staan “supeljant” i.p.v. “suppliant”. 

  38. In die H.K. staan “ingesetenen”. 

  39. Die oorspronklike rekwes het bewaar gebly in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 118, pp. 675-678. 

  40. Die gekursiveerde gedeelte is in die linker kantruimte bygeskryf. 

  41. Die oorspronklike versoekskrif, in ds. Beck se handskrif, kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 119, pp. 681-683. 

  42. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  43. Volgens Goos se atlas is dit Seter nou Croe

  44. Die oorspronklike verklaring het bewaar gebly in C.337:Attestatiën, 1717-1718, pp. 309-311. 

  45. ‘n Memorie van die hoofadministrateur, waarin besonderhede verstrek word oor voorraadtekorte en gebroke en bedorwe goedere, is hier weggelaat. Dit toon verder aan dat 3 mansslawe en een slawekind gedurende die maande Junie, Julie en Augustus oorlede is en dat 2 mansslawe weggeloop het, terwyl 5 perde en 21 beeste in dieselfde periode gevrek het of deur wilde diere verskeur is. Hierdie items is almal as verliese afgeskryf. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.12:Resolutiën, 1717-1718, pp. 214-217. Die oorspronklike memorie het bewaar gebly in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 111-113. 

  46. In die monsterrolle verskyn sy naam as Bartholomeus Franse. Sy regte naam was egter Bartholomeus Vos. Hy was afkomstig van Keerdorp en was die seun van Frans Vos en Elisabeth Habbe. In 1702 het die Kamer van Amsterdam hom as soldaat na die Kaap gestuur en in 1716 het hy geweldiger geword. Hy was ongetroud en is in 1719 oorlede. (Sien C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 8, pp. 56-59; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1720-1727, no. 23; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 120.) 

  47. Volgens dr. Hoge was hy die seun van Gustav Buttner en Maria Dorothea Winzer. Hy is in 1690 in Halle in Sakse gebore. Vgl. Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 56. 

  48. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 122, pp. 693-694. 

  49. Sien C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1716-1719, pp. 1339-1342. 

  50. Die oorspronklike kan gevind word in C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 467-469. 

  51. Die oorspronklike van hierdie brief berus in Stellenbosch 10/1:Inkomende Briewe van die Goewerneur en Politieke Raad, 1686-1733. 

  52. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 123, p. 697. 

  53. Hy was getroud met Jannetje Aarsens. 

  54. Geenrust het gedurende die nag van 1 Oktober 1717 in Tafelbaai uitgebrand. Sien C.604:Dagregister, 1717-1722, p. 150. 

  55. Die oorspronklike verklaring het bewaar gebly in C.337:Attestatiën, 1717-1718, pp. 335-342. 

  56. Die oorspronklike rekwes kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 124, pp. 703-705. 

  57. Sy was die dogter van Andries Beijers. Nadat Jacob Vrij in 1719 oorlede is, is sy in 1720 vir ‘n derde keer getroud met Hans Jacob Contermann. 

  58. Christoffel Groenewald van Königsberg het in 1691 ‘n vryburger geword en is in dieselfde jaar met Catharina Niemand van Amsterdam getroud. 

  59. Hierdie plakkaat het nie bewaar gebly nie. 

  60. Dit is waarskynlik ‘n skryffout vir “annulleeren”. 

  61. Sien C.682:Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 129-131. 

  62. In die H.K. staan “gestraft”. 

  63. Volgens die kontrak van 15 Oktober 1715 het Wiese die soldaat Pieter Willemse Langevelt van Dirkerdam gehuur as plaasarbeider. Vgl. C.J.2877:Contracten, 1714-1715, pp. 159-160. 

  64. Van hierdie resolusie af het die kladnotule ook bewaar gebly. Dit kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, 1721-Jan. 1725, Sept. 1729-Feb. 1738. 

  65. Oorspronklik het die sin gelees ” … dogh denselven nu kortelinks door den meede burger Jan Hendrik Boose om ‘t leeven gebragt”. Die woorde “door den meede burger Jan Hendrik Boose” is egter deurgehaal, terwyl “gebragt” ook deurgehaal is en “geraakt” in ‘n ander handskrif, waarskynlik dié van Van Kervel, daarbo ingeskryf is. In die H.K. is die sin egter nie verander nie. Volgens die stukke van die Raad van Justisie het Boose Hummel op die aand van 19 Oktober 1717 aan die huis van Coert Helm op Stellenbosch , na ‘n woordewisseling met ‘n mes doodgesteek. Boose het daarna ontvlug en is op 15 Mei 1718 deur die Raad van Justisie “ten eeuwigen dagen gebannen uijt den lande en districte deeses Gouvernements”. (Sien C.J.322:Kriminele Prosesstukke, 1718, nos. 1-4; C.J.7:Siviele en Kriminele Regsrolle, 1718-1721, p. 17.) 

  66. Sien C.511 (deel II):Uitgaande Brieven, 1714-1717, pp. 1382-1383. 

  67. Sy was die dogter van Adriaan van Brakel en Sara van Rosendaal en is in 1677 aan die Kaap gebore. Sy het later met Jan Valk van Seevenhuysen hertrou. (Sien C.J.2602:Testamenten en Codicillen, 1722-1725, no. 12, pp. 62-67.) 

  68. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 129, pp. 727-728. 

  69. Jacob Mank was afkomstig van Prätz in Switserland en het in 1713 met die skip Waarden as adelbors na die Kaap gekom. Hy is in 1714 bevorder tot assistent. In 1717 het hy ‘n vryburger geword en met Hans Casper Gerringer in vennootskap gegaan. In 1720 is hy met Margaretha Cors van Amersfoort getroud. (Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 4, pp. 13-14; C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, no. 61, pp. 273-277; C.J.2878:Contracten, 1716-1719, pp. 156-158.)