Skip to content

C044 v1.20

C. 44, pp. 2-9.

Dingsdagh den {17171116} 16e November 1717, voormiddags.

1

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den ondercoopman Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Bij den geregtsboode Simon Witmont overgelevert zijnde seeker request van desen inhoud:2

Aan den Wel Edele Gestrn. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Achtbn. Heeren,’

‘Geeft met alle onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtb. gehoorsamen dienaar, Simon Witmont van Amsterdam, hoe hij als geregtsboode eenige jaaren is geemploijeert geworden sonder dat hem tot nogh toe dien aangaande eenige instructie of regulament is gegeven, dewijl het nu soude kunnen gebeuren dat deese en geene cretiques over het exerceren van voorne. ampt wierden gemaakt, soo keert den supplt. zigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbn. met oodmöedigh versoek dat hem tot voorkominge van alle chicanerijen en ook tot zijne eijge gerustheijd, soodanigen instructie of regulament magh voorgeschreeven werden als Uwe Wel Ede. Gestrenge en E. Achtbn. vermeijnen sullen te behooren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is, op den inhoude van dien geraadpleegt zijnde, goedgevonden alvoorens daar op finalijk te besluijten, ‘t selve te stellen in handen van den secretaris van Justitie, Sr. Daniel Thiebault, omme deesen Raad daar omtrent te dienen van schriftelijk berigt en consideratien soo ten opsigte van de gewoontens en gebruijckelijke pligten van den geregtsboode in ‘t excerceeren van zijn ampt, als ten reguarde van d’ ordres, statuten en beschreeve wetten daar toe relatief.

Wijders gaf den Ede. Heer Gouverneur in Rade te kennen dat alhoewel bij ‘t generaal placcaat expresselijk was g’ordonneerd dat een ieder deeser ingeseetenen zigh zoude hebben te wagten van binnen ‘t district van deese Tafelvallije of ergens anders, dan op soodanige plaatsen als ten dien eijnde aangewesen soude zijn, eenigh gepermitteert brandhout te kappen ende sulx eerder of anders niet ten zij daar toe bij expres licentie briefje van den Edele Heer Gouverneur waren gelicentieert, alles op peene van contrarie doende te verbeuren een boete van Rds. 50, egter de dagelijxe ondervindinge deede leeren dat sommige derselver niet jeegenstaande de voorsz ordre, zigh niet alleenniet3 ontsien sonder ‘t vereijste licentie briefje versogt of bekomen te hebben, brandhoud te doen halen, maar ook booven dien zij, en andere die de gerequireerde schriftelijke permissie al hebben bekomen, de stoutheijd hebben van haare slaven uijt te senden omme allerlij ongepermitteert hout en op ongeoorlofde plaatsen, soo in ‘s Comps. thuijnen, deese Tafel Vallije als elders, te kappen en wegh te dragen, waar door geschapen staat dat ‘s Comps. noodwendigh brandhout, ja selfs Haar Eds. plantagien, soo in deese Tafel Vallije als elders, in ‘t korte soude wesen geruineert; dierhalven in serieuse bedenkinge gaf of daar tegens niet ten spoedigsten met ernst behoorden voorsien te worden, temeer aangesien bereijts dikwils ondervonden is dat bij aanklagte van den independent fiscaal teegens de schuldige, de meesters der uijtgesondene slaven door de negative van daar toe geen ordres gegeven te hebben, dedaer toe gestelde peene4 komen te ontgaan; Soo is, diesaangaande met aandagt geraadpleegt sijnde, unanimiter goedgevonden en geresolveert dat voortaan tot voorkominge van alle frivole exceptien alle die geenen die met of zonder licentie briefje in deese Tafelvalleij of elders op verbodene plaatsen brandhout kappen en haalen of sulx door haar slaven doen verrigten, sonder eenigh teegenseggen gehouden sullen zijn de boete van Rds. 50 daar toe gestelt te betalen, sullende boven dien de slaven daar op agterhaalt zijnde, door de caffers strengelijk met roeden gegeselt worden en dat wijders deese bij affixie van billietten allomme sal worden gepubliceert.

Ter consideratie nu t’ eenigen tijd herwaarts ‘s Comps. beestiaal, en wel in sonderheijd de trek ossen, door sterfte &a. merkelijk zijn vermindert, soo gaf dierhalven den Ede. Heer Gouverneur deesen Raad in consideratie of het niet dienstigh soude zijn dat in dit bequame saijsoen een sergeant met eenige wijnige manschap wierde afgesonden om met de nabij gelegeene [sic] Hottentots soo veel ossen doenlijk te trocqueeren,5 ten eijnde men met het aanrijden van hout en andere werken in geen verlegentheijd rake. Op ‘t welke gebesoigneert zijnde, is geresolveert ‘t selve ten eersten te doen geschieden.

Zijnde wijders, vermits ‘t overlijden van Joost Leendertsz. van Thiel, geweesene corporaal op het ter rheede leggende schip Oudenaarden , weder tot corporaal op dien bodem t’ sijnen versoeke en ter consideratie de goede getuijgenisse van dier scheeps overheden van desselfs bequaamheijd en goedgedragh, aangesteld den landspassaat Roelof van Egten tot ƒ14 per mt.

Vermits ‘t instandigh versoek van Willem Rombouts van Amsterdam, onderseijlmaker, en den mattroos Simon Jansz. van Harlingen, beijde op ‘t schip Oudenaarden bescheijden, benevens de daar nevens gevoegde goed rapport van dier scheeps overheden soo van haar gedragh als bequaamheijd, is ingelijx goedgevonden den eerst genoemde Rombouts aan te stellen tot opperseijlmaker in plaats van den overledene tot ƒ18 per maand, en den laatsgen. tot ondersijlmaker a ƒ12 maandelijx.

Gelet zijnde op ‘t gedane versoek van Hendrik Ates, schiemansmaat op het hier ter rheede leggende schip Wijnendaal , omme in plaatse van den schieman dier bodem, op de r[e]ijse overleden, tot schieman aangesteld te worden, is meede geresolveert ‘t selve hem t’ accordeeren op een gagie van ƒ18 per mt. en wijders tot schiemansmaat op dien bodem weder aan te stellen den mattroos, Jan Pietersz. van Breugen, â ƒ12 maandelijx.

Eijndelijk is nogh g’accordeert aan Cornelis Cleijnman van Amsterdam, ondercuijper â ƒ14 per maant, en Jurriaan Philip Carel Consenbagh6 van Hanover, soldaat â ƒ9 per maant, beijde op het hier ter rheede leggende schip Oudenaarden bescheijden, om volgens haar versoek van qualiteijten met malkanderen te verwisselen, en dus den eerstgenoemde aan te stellen tot zoldaat van ƒ9 en den laastgenoemde tot ondercuijper met ƒ14.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.7

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 44, pp. 10-15.

Dingsdagh den {17171123} 23e November 1717.

Alle present, uijtgesondert den Heer Abraham Cranendonk en den E. capitain luijtenant Kaje Jesse Slotsboo door indispositie, mitsgrs. den ondercoopman Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

In overweginge genomen zijnde ‘t gedane versoek van Jacobus van der Heijden d’ jonge, vervat in derselver request aan desen Rade gepresenteert,8 van de volgende inhoud:

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbn. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrengen Heer en E. Achtbn. Heeren,’

‘Geeft met behoorlijke onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtbe. pligt schuldigen dienaar, Jacobus van der Heijden de jonge, borger alhier, hoe hij in den voorleden jaare aangestelt zijnde tot vaandrigh van een compe. burgers ten tijde als het zijn tour was dat de wagt soude hebben moeten waernemen, of anders, om eijgentlijker te spreeken, de ordres ende rapporten ontfangen, gants siekelijk is geweest, het welke veroorsaakt heeft dat desselfs vader, Jacobus van der Heijden, nodigh agtede om niet alleen den capt. De Chavonnes, doenmaals president der burger crijgsraad, van zijne indispositie kennisse te geven, maar selfs ook aan den onder officier die het woort bragte, drie avonden agter den anderen heeft versogt daar van rapport te willen doen, ten eijnde de dienst soo lange door een ander mogte werden waargenomen, met bijvoegingh dat in soo verre zulx mits betalinge moeste geschieden, den suppliant zeer gaarne daar toe wilde contribueeren; dat niet tegenstaande dit alles voorne. president en verdere leden van den burger krijgsraad in een buijten gewoone vergaderingh, sub dato 15 Maart 1717, hebben konnen goedvinden hem supplt. te laste te leggen dat zigh zonder ijmants kennisse van het waarnemen der wagt quame te absenteeren en op dien grond, buijten den supplt. eenigsints te hooren, aan den Wel Edelen Groot Achtb. Heere Henrik Becker als Commissaris nevens Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtb. te versoeken dat een ander in desselfs plaatse mogte werden aangestelt, gelijk sulx dan op den 16e derselver maand is gevolgt, tegens welk laaste den supplt. uijt eerbiedigheijd tot zijne overheden nooijt het minste soude hebben gedoleert, maar dewijl hem nu onlangs is aangesegt door den burger boden dat als een gemeen wederom soude hebben dienst te doen, sonder dat hij eenige de minste blijken kan vinden zulx de intentie van welgem. Edele Heer Commissaris nevens Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtb. geweest te zijn, soo versoekt den supplt. seer onderdanigh dat Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtb. gelieven goed te vinden hij daar van magh geeximeert blijven.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Soo is naer deliberatie goedgevonden en geresolveert dat gem. Van der Heijden, als oud vaandrigh der burgerrije sijnde, voor toekomende sal bevrijt blijven van togt en wagt, mitsgrs. van alle verdere mindere burger diensten soo als voor desen ten opsigte van anderen in diergelijken gevallen gehandelt is.

Naar ‘t welke in consideratie genomen wiert ‘t versoek van Willem van Bakelegem, oppermeester op ‘t schip ‘t Vaderland Getrouw , ten eijnde denselven vermits sijne indispositie en swakheijd mogte worden g’accordeert hier te verblijven tot tijd en wijlen hij souden weesen hersteld, ‘t welk vermits bij verklaring van twee oppermeesters, Paarlduijker en Hesselingh,9 consteerde dat denselven in geen staat was de reijse naer Ceijlon als nu te konnen doen, dierhalven hem is g’accordeert, sullende den gem. boodem sijne rijse vervolgen sonder oppermeester ter consideratie die scheeps overheden geen de minste swarigheijd hebben gemaakt ‘t selve met haar ophebbende ondermeesters t’ effectueeren, temeer dewijl den ondermeester van ‘t galjoot Geenrust bij deselve is gevoegt.

Zijnde wijders geresolveert dat ter consideratie de 40 duijsend klinkersteenen door de scheepen Meeroogh en De Johanna ten behoeve van den burger coorn wint molen alhier aangebragt, en niet konnen werden gelost sonder een merkelijke quantiteijt ‘s Comps. bieren, boven op deselve geladen, te verarbijden, door ‘t welke deselve sekerlijk schaade en groot bederf soude toegebragt worden, dierhalven tot vermeijdingevan10 ‘t selve, deselve in voorne. bodems gelaten zullen worden omme naar Batavia vervoert te worden, temeer wijl burgerraden hebben verklaart deselve als nu niet van doen te hebben.

En eijndelijk is vermits ‘t overlijden van Abraham van den Bergh, corporaal op ‘t schip Oudenaarden , weder ten zijnen versoeke11 aangestelt tot corporaal op dien bodem den soldaat Pieter Brouwer van Aken met ƒ14 per maand.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.12

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.

C. 44, pp. 16-27.

Dingsdagh den {17171130} 30e November 1717, voormiddags.

Alle tegenwoordigh uijtgenomen den coopman, den E. Jacobus Cruse, door indispositie, en den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Door den Edele Heer Gouverneur deesen Raad ter kennisse gebragt zijnde dat den ondercoopman en geweesene Secretaris van Politie, Sr. Hugo van der Meer, seer instantelijk hadde versogt ontslagen te mogen worden van het vendumeesters ampt, ten eijnde daar door bequame gelegentheijt mogte hebben om alle uijtstaande reeke. met een ijder te konnen vereffenen voor desselfsvertrek13 van hier naer ‘t vaderland, ‘t welk seer ophanden quam te schieten; Zoo is, diesaangaande gebesoigneert zijnde, goedgevonden en geresolveert ‘t voorsz versoek t’ accordeeren en den gem. Van der Meer van het vendumeesterschap bij desen te libereeren mitsgrs. weder in desselfs plaats aan te stellen den ondercoopman Adriaan van Kervel, jeegenwoordigh als Secretaris van Politie sijn dienst presteerende.

Vervolgens is door den hooggem. Edele Heer Gouverneur in consideratie gebragt of het niet nodigh soude zijn dat de twee vaceerende stoelen in den Raad van Justitie weder met bequame nieuwe subjecten wierden vervult, waaromtrent geraatpleegt en in consideratie genomen zijnde de meenigvuldige occupatien die de leeden van Justitie als nu sijn hebbende, goedgevonden tot leeden in den Justitieelen Raad aan te stellen den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens den vaandrigh Gerrard van Baarssenburgh.

Naar lecture van seeker klagt schrift door den burger Hans Casper Gerringer14 ten laste van sijn meede compagnon, Jacob Marik, ter vergadering overgegeven, is geresolveert dat ten aansien de positien bij ‘t selve vermelt t’ eenemaal waren justitieel, dierhalven den voorsz Gerringer te renvoijeeren aan den Raad van Justitie ten eijnde aldaar soodanigh sijne actie t’ institueeren als te raden worden zal.15

Wijders produceerden den Edele Heer Gouverneur twee resolutien van den breeden scheeps raad van de scheepen Meeroogh en d’ Johanna , de datis 15 en 17 September passato, bij dewelke eenige provisioneele aanstellingen van onder officieren in plaatse van verstorvene op die bodems waren gedaan op approbatie van desen Raad, daarnevens in consideratie gevende of de gem. aangestelde persoonen niet in haare bedieningen behoorden bevestigt te worden. Over ‘t welke geraadpleegt sijnde, goedgevonden is de voorne. aanstellingen bij desen te approbeeren en de onder te noemene met halveeringh van gagie aan te stellen als op het schip Meeroogh : Willem van Harten van Amsterdam, quartiermeester â ƒ14 per mt. tot bottelier in plaatse van den overledene Meijndert Aldertsz., met een maandelijkse gagie van ƒ17; Jan Jansz. van der Vlies van Amsterdam, mattroos â ƒ10 tot bootsmansmaat â ƒ12 in plaats van Lourens Scholts van Danksigh, die tot bootsman op de fluijt d’ Johanna in plaats van den overledene Tiert Meijer van Amsterdam gestelt is en bij desen daar in bevestigt word met een gagie van ƒ18; Abraham Broekhuijsen van Amsterdam, onderzeijlmaker â ƒ14 tot opperzijlmaker in plaatse van den overledene Gijsbert Stappers, met een besoldinge van ƒ17 per maand, ende weeder tot onderzijlmaker den mattroos Isak Schift tot ƒ12 maandelijx; en laastelijk tot quartiermeester op ‘t voorsz schip Meeroogh den mattroos Gerrit Simonsz. van Amsterdam in plaatse van den afgesturvene Willem Vendelo van Amsterdam, insgelijx met halveeringh van gagie â ƒ12.

Den Heer Abraham Cranendonk, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, overleverende de volgende:16

‘Memorie van soodanige contanten en effecten &a. als bij het confronteeren der negotie boeken onder ulto. Augustus deses jaars met de verklaringen van den generalen opneem en bij boekjes misrekent, vermist mitsgrs. bedorven en onbruijkbaar zijn bevonden, waar over omme in ordre te sluijten de dispositie van den Wel Ede. Gestr. Heer Gouverneur en Achtbe. Raad door den ondergetekenden hooft administrateur deses Gouvernements ootmoediglijk versogt wert, namentlijk:’


  Den winkelier differeert met de negotie boeken een somma van ƒ1269:18, bestaande in 't volgende, namentlijk
Dese posten te redresseeren. { ƒ10:-:- onder ulto. Augustus voor de guarnisoens zoldijen te wijnigh opgebragt.
ƒ-:10:- in de maand November ao. passato op de advancen van 1231 5/8 Rds. te veel gerekent.
ƒ1:10:- onder ulto. Augustus op de advancen te veel opgebragt als hebbende deselve gerekent op 8234 3/4 Rds. en moesten maar op 8227 1/4 Rds. gerekent wesen.
In Rade gesien zijnde de goede maande rol door de teijkeningh van gecommitte. behoorlijk bekragtigt en daar en boven door de gem. gecommitte. gecertificeert dat de goederen en gelden aan die scheepelingen waren verstrekt en dat den boekhouder copia derselver onder sigh behouden had, ten eijnde het volk voor haar genot op hare zoldij reeke. te belasten; soo sal desen bij de negotieboeken ingenomen worden en op reeke. van scheeps onkosten belast. ƒ1257:18:- dewelke in de maand Maij jongstleden op ordonnantie van de Wel Edele Heer Gouverneur wel behoorlijk ende ten overstaan van gecommitte. tot de goede maanden aan 't schip Schellenbergh uijtgerijkt, edogh door den selven vergeten zijn ten voorsz comptoire op te in deselve genoemt, effective brengen.
  Bij de dispens zoude tekort komen 8802 ponden rijst uijt het schip Schellenbergh , volgens de annexe verklaringen van gecommitts. bij den dispencier niet meer dan 291958 lb. zijn ontfangen, zoo sal dit different notoir uijt de berekeningen der lasten en gantings mitsgrs. de maten daar mede de rijst gelost is, zijn oorspronk moeten hebben, temeer om dat het getal der uijtgescheepte maten aanboort met de ontfangene aan lant accordeerende zijn geweest, gelijk bij een verklaaringen van gecommitts., dato ulto. Februarij jongstleden, kan werden gesien. Onder de opgiften van de afgegaane en aangekomene landdrosten bevint zigh een vermis van 1 muijl esel, 4 paarden, 20 runderen, 7 schapen. Maar alsoo den afgegane Van den Heuvel zijn laaste opgifte onder ulto. Maij gedaan, ende den aangekomene land-drost Voet zijn eerste onder den 6 Julij daar aan eerst begonnen heeft, zulx dat hier een tusschen tijd van vijf weken is geweest dewelke geen van beijden zigh scheijnen te hebben aangetrokken ende dat even in deese tijd dit vee vermist is, zoo kan den ondergetekenden (onder correctie) niet vinden tot wiens verantwoordingh dat zal moeten komen en versoekt derhalven niet alleen Uwel Ede. Gestr. en Achtbe. decisie in desen, maar te gelijk op wat wijse hier inne te redresseeren. Volgens twee annexe secretariale verklaringen zouden ër in het verlopene boekjaar 27 slaven weggelopen ende daar van volgens de opgiften van den capt. luijtenant Slotsboo 19 stux weggebleeven zijn, gelijk Sijn E. dat getal ook aan de gecommitt. tot het monsteeren[^17] der slaven onder ulto. Augustus laastleden geordonneert geweest zijnde, minder heeft opgegeven, hebbende naer het schijnt alleen g'omitteert in dese zijne opgifte te stellen de namen der persoonen die wederom gekomen of wegh gebleeven zijn, ende dewijle gelijk bekent is den ondergetek. zigh wel speciaal na de verklaaringh der gecommitts. moet rigten, zoo versoekt hij seer ootmoedigh dat tot zijne decharge in cas subject met reguart op deselve verklaringen gedisponeert werde. Wijders zoude den capitain luijtenant volgens drie hier mede bij gevoegde verklaringen successive in verscheijde fustagie ende daar onder de halve legger tot 4 halfamen gerekent, ontfangen hebben 92 halfamen zoute visch, item van Oortmans als dewelke in de maand October uijt cassa aan deselve zijn betaalt 123 halfamen do. visch, makende tesamen een getal van 215 stux waar van volgens Zijn Es. opgave niet meer zijn verstrekt dan 187 stux, sulx 28 halvamen zoute visch mancqueeren, dewelke opgem. capt. luijtenant nogh zoude moeten verantwoorden. D' volgende goederen zijn volgens de verklaringen onder dato voorsz onbequaam, bedorven en gebroken bevonden, te weten:
  In de kleede winkel.
Verkopen. { 8 ps. gemene caatjes, bevlekt en onbequaam.
1 ps. copere passer, gebroken.
6 ps. salempoerissen, door 't water g'infecteert.
  In 't dispens.
Verkopen. { 5 ps. onbequaame halve leggers.
  In de wijnkelder.
Verkopen. { 1 vat swaantjes bier, suur.
5 1/2 vat Delfs bier, do.
2 vat mom bier, do.
11 ps. heele leggers, onbequaam.
3 ps. halve do do
  In 't equipagie pakhuijs.
Verkopen. { 12 ps. gesorte. compassen } Onbequaam.
10 ps. wintbomen
8 ps. scheeps pompen
76 ps. juffers
1 ps. visch zegen, op verscheijde plaatsen verrot.
3 ps. compas rosen, onbequaam.
1 ps. vlagh, onbequaam.
2 ps. wimpels, do.
Verkopen. { 1 ps. afbreuk boot, onbequaam.
1 ps. schuijt, do.
1 ps. boot, do.
  Bij de wapenkamer.
Afschrijven. { 13 ps. vuurpotten } Onbequaam.
35 ps. handgranaten
17ps. kruijt seeven waar van 't doek geheel verrot.
4 ps. gesorte. vijlen, gebrooken.
In de paarde stal.
3 ps. zadels. } Onbequaam
3 paar paarde stangen
Huijsmeubelen.
1 ps. spigelglas, gebrooken.
7 ps. copere candelaars } Onbruijkbaar.
1 ps. tinne schotel
12 ps. do borden
1 ps. camer pot
28 ps. porcelijne schotels } Gebrooken.
140 ps. do borden
36 ps. tafel messen, onbequaam.

  Den winkelier differeert met de negotie boeken een somma van ƒ1269:18, bestaande in 't volgende, namentlijk
Dese posten te redresseeren. { ƒ10:-:- onder ulto. Augustus voor de guarnisoens zoldijen te wijnigh opgebragt.
ƒ-:10:- in de maand November ao. passato op de advancen van 1231 5/8 Rds. te veel gerekent.
ƒ1:10:- onder ulto. Augustus op de advancen te veel opgebragt als hebbende deselve gerekent op 8234 3/4 Rds. en moesten maar op 8227 1/4 Rds. gerekent wesen.
In Rade gesien zijnde de goede maande rol door de teijkeningh van gecommitte. behoorlijk bekragtigt en daar en boven door de gem. gecommitte. gecertificeert dat de goederen en gelden aan die scheepelingen waren verstrekt en dat den boekhouder copia derselver onder sigh behouden had, ten eijnde het volk voor haar genot op hare zoldij reeke. te belasten; soo sal desen bij de negotieboeken ingenomen worden en op reeke. van scheeps onkosten belast. ƒ1257:18:- dewelke in de maand Maij jongstleden op ordonnantie van de Wel Edele Heer Gouverneur wel behoorlijk ende ten overstaan van gecommitte. tot de goede maanden aan 't schip Schellenbergh uijtgerijkt, edogh door den selven vergeten zijn ten voorsz comptoire op te in deselve genoemt, effective brengen.
  Bij de dispens zoude tekort komen 8802 ponden rijst uijt het schip Schellenbergh , volgens de annexe verklaringen van gecommitts. bij den dispencier niet meer dan 291958 lb. zijn ontfangen, zoo sal dit different notoir uijt de berekeningen der lasten en gantings mitsgrs. de maten daar mede de rijst gelost is, zijn oorspronk moeten hebben, temeer om dat het getal der uijtgescheepte maten aanboort met de ontfangene aan lant accordeerende zijn geweest, gelijk bij een verklaaringen van gecommitts., dato ulto. Februarij jongstleden, kan werden gesien. Onder de opgiften van de afgegaane en aangekomene landdrosten bevint zigh een vermis van 1 muijl esel, 4 paarden, 20 runderen, 7 schapen. Maar alsoo den afgegane Van den Heuvel zijn laaste opgifte onder ulto. Maij gedaan, ende den aangekomene land-drost Voet zijn eerste onder den 6 Julij daar aan eerst begonnen heeft, zulx dat hier een tusschen tijd van vijf weken is geweest dewelke geen van beijden zigh scheijnen te hebben aangetrokken ende dat even in deese tijd dit vee vermist is, zoo kan den ondergetekenden (onder correctie) niet vinden tot wiens verantwoordingh dat zal moeten komen en versoekt derhalven niet alleen Uwel Ede. Gestr. en Achtbe. decisie in desen, maar te gelijk op wat wijse hier inne te redresseeren. Volgens twee annexe secretariale verklaringen zouden ër in het verlopene boekjaar 27 slaven weggelopen ende daar van volgens de opgiften van den capt. luijtenant Slotsboo 19 stux weggebleeven zijn, gelijk Sijn E. dat getal ook aan de gecommitt. tot het monsteeren[^18] der slaven onder ulto. Augustus laastleden geordonneert geweest zijnde, minder heeft opgegeven, hebbende naer het schijnt alleen g'omitteert in dese zijne opgifte te stellen de namen der persoonen die wederom gekomen of wegh gebleeven zijn, ende dewijle gelijk bekent is den ondergetek. zigh wel speciaal na de verklaaringh der gecommitts. moet rigten, zoo versoekt hij seer ootmoedigh dat tot zijne decharge in cas subject met reguart op deselve verklaringen gedisponeert werde. Wijders zoude den capitain luijtenant volgens drie hier mede bij gevoegde verklaringen successive in verscheijde fustagie ende daar onder de halve legger tot 4 halfamen gerekent, ontfangen hebben 92 halfamen zoute visch, item van Oortmans als dewelke in de maand October uijt cassa aan deselve zijn betaalt 123 halfamen do. visch, makende tesamen een getal van 215 stux waar van volgens Zijn Es. opgave niet meer zijn verstrekt dan 187 stux, sulx 28 halvamen zoute visch mancqueeren, dewelke opgem. capt. luijtenant nogh zoude moeten verantwoorden. D' volgende goederen zijn volgens de verklaringen onder dato voorsz onbequaam, bedorven en gebroken bevonden, te weten:
  In de kleede winkel.
Verkopen. { 8 ps. gemene caatjes, bevlekt en onbequaam.
1 ps. copere passer, gebroken.
6 ps. salempoerissen, door 't water g'infecteert.
  In 't dispens.
Verkopen. { 5 ps. onbequaame halve leggers.
  In de wijnkelder.
Verkopen. { 1 vat swaantjes bier, suur.
5 1/2 vat Delfs bier, do.
2 vat mom bier, do.
11 ps. heele leggers, onbequaam.
3 ps. halve do do
  In 't equipagie pakhuijs.
Verkopen. { 12 ps. gesorte. compassen } Onbequaam.
10 ps. wintbomen
8 ps. scheeps pompen
76 ps. juffers
1 ps. visch zegen, op verscheijde plaatsen verrot.
3 ps. compas rosen, onbequaam.
1 ps. vlagh, onbequaam.
2 ps. wimpels, do.
Verkopen. { 1 ps. afbreuk boot, onbequaam.
1 ps. schuijt, do.
1 ps. boot, do.
  Bij de wapenkamer.
Afschrijven. { 13 ps. vuurpotten } Onbequaam.
35 ps. handgranaten
17ps. kruijt seeven waar van 't doek geheel verrot.
4 ps. gesorte. vijlen, gebrooken.
In de paarde stal.
3 ps. zadels. } Onbequaam
3 paar paarde stangen
Huijsmeubelen.
1 ps. spigelglas, gebrooken.
7 ps. copere candelaars } Onbruijkbaar.
1 ps. tinne schotel
12 ps. do borden
1 ps. camer pot
28 ps. porcelijne schotels } Gebrooken.
140 ps. do borden
36 ps. tafel messen, onbequaam.

Versoekende derhalven dat daar omtrent de vereijschte dispositie mogt werden verleent; Soo is, daar op naauwkeurigh gereflecteert sijnde, soodanigen besluijt gemaakt als in margine van gedagte memorie staat aangetekent, werdende de finale schikkingh omtrent de 8802 lb. rijst mitsgrs. den vermisten muijl esel, 4 paarden, 20 runderen en 7 schapen, benevens de 28 halfamen soute visch en de ongenomineerde weggebleevene slaven opgeschort tot de aanstaande vergaderingh omme door derselver administrateurs als dan accuraat verantwoord en de namen der lijfeijgenen opgegeven te werden.19

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] ...............................

20

[Signed:] ...............................

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 44, pp. 28-35.

Dingsdagh den {17171207} 7 December 1717.

Alle present uijtgenomen den E. coopman Jacobus Cruse door indispositie en den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

In de jongste vergaderingh onse resolutie op de ingediende memorie van de hooft-administrateur rakende eenige abuijsen en verschillen tusschen de effecten bij de opnemingh onder ulto. Augusti laastleden bevonden ende soodanigh die bij de negotie boeken lopende zijn, uijtgestelt mitsgrs. die het incumbeerde gelast wesende haare saken te elucideeren; Soo is heden door den dispensier ingebragt de volgende verklaringh van den ondercoopman Jan Aldersz. en den vaandrigh Gerrard van Baarssenburgh, dewelke expresselijk door den Edelen Heer Gouverneur gecommitteert sijn geweest omme volgens ‘t versoek van gem. dispencier aan Zijn Wel Edele Gestr. gedaan, eenige maten rijst uijt den hoop in het maguasijn nae den anderen te wegen en dese gewigten door den anderen te cavilleeren, luijdende gemelte verklaringh als volgt:

‘Den Wel Edelen Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Extraordinair van Nederlands India en Gouverneur deses Caabse Gouvernements, ons ondergetekende gecommitteert hebbende tot het wegen van eenige maaten rijst, zoo hebben wij ons vervoegt bij den dispencier en aldaar in ‘t magasijn gewogen en wel exactelijk sien volmaken de quantiteijt van twaalf maaten, dewelke met malkanderen hebben gewoogen ses hondert drie en negentigh en een half pond, komt voor ider maat door malkanderen gerekent 57 19/24 lb., segge seven en vijftigh en negenthien vier en twintigste pond.’

‘Al het welke voorschreeven staat presenteeren wij, wanneer daar toe gerequireert werde, met zolemneele ede te bevestigen.’

‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 3e December 1717. (Was getekent) Jn. Aldersz., G. v. Baarssenburgh.’

Waar op aangemerkt zijnde dat indien de 5021 maten rijst dewelken ër uijtwijsens de verklaringe, sub dato ulto. Februarij 1717, door twee paar gecommitteerdens gepasseert, in ‘t geheel uijt het schip Schellenbergh gelost, ende ontfangen sijn op 57 19/24 lb. ider uijtgerekent wierden, het verschil met de boeken dan in plaatse van 8802 lb. wel 10588 lb. bedragen, ende den dispencier oversulx een quantiteijt van 1786 ponden rijst minder ontfangen zoude hebben als hem volgens verklaringh van 6 April 1717 is toegewogen, invoegen hier uijt consteerende dat in cas subject geen fraude door gem. dispencier gecommitteert kon wesen, maar dit different in tegendeel uijt de abusive uijtrekeningh der gewigten is ontstaan; Zoo is met eenparigheijd van stemmen goedgevonden dese 8802 ponden rijst, als een misrekent onderwigt, op reeke. van ‘t comptoir generaal te liquideeren.

Wijders heeft den capitain luijtenant Caje Jesse Slotsboo rakende de 19 stux weggebleevene slaven gerapporteert der selver namen reets ten negotie comptoire te hebben opgegeven, bestaande in de volgende als:

Jongens.
Sinisatie 1
Mahandi 1
Isacke 1
Collaij 1
Soese de cleijne 1
Daniel van Mahitse 1
Onbenaamde van Madagascar 9
Slavinnen.
Tambadij 1
Eva van Lambessa 1
Susanna van Angala [sic] 1
Onbenaamde van Madagascar 1
Makende dus tesamen 19 stux
Jongens.
Sinisatie 1
Mahandi 1
Isacke 1
Collaij 1
Soese de cleijne 1
Daniel van Mahitse 1
Onbenaamde van Madagascar 9
Slavinnen.
Tambadij 1
Eva van Lambessa 1
Susanna van Angala [sic] 1
Onbenaamde van Madagascar 1
Makende dus tesamen 19 stux

Exhibeerende nogh verders verklaringh van de 28 halfamen soute visch van desen inhoud:21

‘Huijden den 6e December 1717 compareerde voor mij, Willem van Taack, eerste geswoore clercq ter Polliticque Secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, ter presentie van de naargenoemde getuijgen, Jan Willemsz. en Jacob van der Williks,22 beijde mandoors der Comps. slaven, dewelke verklaarde ter requisitie van den E. Kaje Jesse Slotsboo hoe waar ende waaragtigh is dat in de maand Junij laastieden aan ‘s Comps. slaven en banditen tot ordinairij 14 daags randsoen uijtgegeven zijn 28 halvamen gezoute visch en 47 bosch gedroogde. Voorts verklaarde de compten. niet meer, gevende voor reedenen van wetenschap ‘t geene voorsz staat zelfs persoonelijk bijgewoont en nogh in verscher geheugenis te hebben, met presentatie om ‘t selve des noods nader met eden te willen bevestigen, ‘t gunt dus passeerden ter secretarije voornt. ten overstaan van Alexander van Strijen en Rijk Tulbagh23 als getuijgen, die de minute deses benevens de compten. en mij eerste clercq mede behoorlijk hebben ondertekent.’

‘(Onderstond) Qoud24 attestor (was getekent) W. v. Taack, e.g. clercq.’

Weshalven verstaan is voorne. capitain luijtenant daar van bij de boeken te laten ontheffen.

Door den tegenwoordigen landdrost, Jacob Voet, en den afgeganen, Nicolaas van den Heuvel, wiert ook volgens rapport der posthouders aangethoond dat den muijl eesel ende de 4 paarden sedert ulto. Maij dat den laastgenoemde sijne reeke. hadde gesloten, en 6 Julij dat den eersten heeft begonnen, waren verrekt, oversulx dan g’ordonneert is die op winst en verlies af te schrijven, dan aangaande het different der 20 runderbeesten, het selve was ontstaan om dat dit vee bij het afgaan van Van den Heuvel in ‘s Comps. thuijn alhier gebruijkt wierd en naderhand voor de intreede van Voet nae de schuur was versonden sonder dat gecommitts. het selve hadden kunnen aantekenen, als den opneem ter laaster plaatse al verrigt hebbende, en overmits 11 stux van dit beestiaal ondertusschen volgens rapport zijn gecrepeert; Soo is den landdrost Voet gelast de overige 9 in te nemen, sullende in tegendeel de gestorven op winst en verlies werden gebragt als mede de 7 stux mancqueerende schapen, dewijl die al voor eenige jaaren volgens resolutie aan den burger Hendrik Bouman sijn gegeven om te sien of men daer van in den aanteel conde blijven, dan sedert die tijd alle weggeraakt.

Eijndelijk is den soldaat Ferdinant Langevelt van Erfort,25 met het praesent ter rheede leggende schip Meeroogh uijtgecomen, vermits het overlijden van den coxmaat daar toe op dien bodem aangestelt met halveringh van gagie â ƒ12 per maand.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.26

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] .................................

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, W. v. TAACK. E.g. clercq.

C. 44, pp. 36-41.

Dingsdagh den {17171214} 14 December 1717, voormiddags.

Alle present uijtgesondert den Heer independent fiscaal Cornelis van Beaumont en den E. Jacobus Cruse, bijde door indispositie, mitsgrs. den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Gelesen en geresumeert sijnde de overgebragte nominatien van d’ Eerwe. kerkkenraaden van de Caab, Stellenbosch en Drakensteijn , Zoo is voor af d’ electie van ouderlingh op Durand Sollier,27 door de Caabse kerkkenrade gedaan, g’approbeert en uijt het genomineert dubbelt getal tot diacon uijt ‘s Comps. dienaren in plaatse van den afgaande Willem van Taek verkoren Hendrik Frappe, en voor den gekoren ouderlingh Durand Sollier, uijt de burgers Balthasar Pot.28

Insgelijx is d’ elextie van den Stellenbosche kerkkenraad29 tot ouderlingh op Sr. Nicolaas van den Heuvel in steede van den afgaande Pieter van der Bijl g’approbeert, en haar versoek omtrent Jacobus de Rens omme nogh als diacon te continueeren, g’accordeert.

Soo als van gelijken goedgekeurt is de gedane elextie van de kerkkenraad van Drakensteijn 30 tot ouderlingh op Jacques Terron in plaatse van den afgaande Jacob de Villiers, en wijders uijt het overgesonde dubbelt getal tot diaconen verkoren Harmanus Bosman31 en Schalk Willemsz. van der Merwe in steede van de afgaande Pieter Jourdaan en Gulliaam Loret.

Vervolgens gedelibereert zijnde omtrent het gedane versoek van de Stellenbosche en Drakensteijnse kerkkenraden32 omtrent een commissaris politijcq tot het opneemen der armen reeke. &a. aldaar; Soo is daar toe aangestelt den coopman en pakhuijsmeester, den E. Jan de la Fontaine, omme in ‘t begin van ‘t aanstaande jaar naer derwaarts te gaan.

Gebesoigneert zijnde omtrent het versoek van den chirurgijn deses hospitaals, Francois Guto,33 en den burger Durand Sollier, vervat in derselver request aan desen Rade, in de onder te noemene termen gepresenteert:

Aan den Wel Edele Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbn. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtb. Heeren,’

‘Geeven met schuldige eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtbe. pligt schuldige dienaren, Francois Guto, chirurgijn deses hospitaals, en Durand Sollier, borger alhier, hoe sij nevens den anderen agter ‘t hospitaal hebben leggen twee huijs erfjes tot welkers bebouwingh de supplten. door de verbeteringh aan haarlieder eijgen wooningen gedaan, als ook de schaarsheijd van materialen en werklieden, onmagtigh zijn, en dewijl sigh tot deselve een coper comt op te doen, met intentie omme daar op aanstonts een huijs te setten, soo keeren de supplianten sigh tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtbe. instantelijk versoekende dat permissie tot den verkoop magh werden gegeven.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Soo is ter consideratie de gem. versoekers tot nogh toe nalatigh zijn gebleeven haare gementioneerde huijsërven (ingevolge voorgaande ordres op den 10e Julij 1714 bij placcaat gepubliseert en allomme g’affigeert) te betimmeren en uijt dien hoofden wel hadden verdient t’ incurreeren soodanige penaliteijten als bij ‘t gemelte placcaat teegens de nalatige en contraventeurs zijn gestatueert, egter goedgevonden haar voor als nogh van deselve te excuseeren en vervolgens expresselijk te verbieden de voorsz huijs erven voor als nogh te verkopen ofte veraliëneeren, maar ter contrarie deselve te gelasten sonder dilaij ten minsten binnen den tijd van een jaar naar dato deses deselve te betimmeren en ommuijren, op paene van daarinne nalatigh blijvende, deselve sonder conniventie ten behoeve van d’ E. Compe. verbeurt te hebben; sullende dese, ter oorsake ondervonden is dat als nogh veele ingesetenen aan deselve omissie schuldigh sijn, stant grijpen omtrent alle de ingesetenen in dit Caabse district huijs erven possiderende en dieshalven allomme bij billietten worden g’affigeert; ten welken subjecte ingenomen zijnde de consideratien en advijsen van den Heer Cornelis van Beaumont en den E. Jacobus Cruse, hebben zigh met het voorenstaande geresolveerde volkomen geconfirmeert.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.34

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK

[Signed:] ..............................

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 44, pp. 42-55.

Dingsdagh den {17171221} 21e December 1717, voormiddags.

Alle present, uijtgenomen den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Geleesen en geresumeert zijnde de overgebragte nominatien van de collegies van burgerraden, weesmeesteren, commissarissen en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn ;35 Zoo zijn uijt deselve tot burgerraden verkoren Hendrik Muller en Fredrik Russauw voor de afgaande Johannes Blankenbergh en Gilles Sollier; tot weesmeesteren in plaatse van de afgaande Pieter Roques Pasques de Chavonnes en Gilles Sollier, Sergius Swellengrebel en Jan Casper Rigter; gelijk in ‘t collegie van commissarissen van civile en huijwelijxe saaken uijt der selver nominatien g’eligeert sijn wegens d’ E. Compe. Wilhelm van Taack en Jeronimus Hendrik Snitquer36 in plaatse van Sr. Cornelis Barentsz. en Nicolaas Heijningh, en Christoffel Hasewinkel37 in plaatse van den afgaanden burger Pieter Meijer.

Booven en behalven dat Sergius Swellengrebel en Jan Casper Rigter, meede leeden in ‘t voorsz collegie, als nu tot weesmeesteren aangestelt en dierhalven eeniger maten met den anderen incompatibel zijnde, van de voorsz functie bij desen worden ontslagen en weder in hare plaatsen tot meede commissarissen aangestelt Jan Thobias Rhenius38 en Sebastiaan Sigusmund; soo als van gelijken den diakon Fredrick Russouw, als nu tot burgerraad verkooren sijnde, om redenen voormelt van die bedieninge bij deesen word gelibereert en in desselfs plaats tot diakon weder aangestelt den burger Pieter Meijer. Zijnde wijders verkooren tot heemraden van Stellenbosch in steede van d’ afgaande Dirk Coetse en Warnar van den Brink, Pieter van der Bijl en Adam Tas, en eijndelijk tot heemraden aan Drakensteijn Francois du Toij en Arnold Kruijsman in plaatse van d’ aftreedende Claude Marais en Schalk Willemsz. van der Merwe.

Vervolgens getreeden sijnde tot lecture van seeker versoekschrift door presente burgerraden in d’ onderstaande termen aan deesen Rade gepresenteert:39

Aan d’ Wel Ede. Gestre. Heer Maurits Pasques d’ Chavonnes - - - benevens d’ E. Achtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Verthoonen met diep respect d’ ondergeteekende burgerraden hoe dat door d’ Ede. Hoogh Achtbe. Heeren Majores alhier gesonden sijn twee timmerlieden en twee metselaars mitsgaders de materialen tot opbouwen van een wintmolen, dewelke reets soo verre is gevordert dat de metselaars daar niet meer aan te doen hebben, en nademaal d’ ondergetekendens niet bewust zijn hoedanigh sigh omtrent de betaalingh van voorne. manschap sullen gedragen, soo versoeken deselve nedrigh dat Uwel Ede. en E. Achtbe. gelieven te ordonneeren wat hier omtrent doen of laten sullen.’

‘(Oonderstond) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) Hk. Donker, J. Blanckenbergh, G. Sollier.’

Soo is, diesaangaande gebesoigneert zijnde, verstaan dat aan haar sal worden ter handen gestelt extract missive ten desen subjecte geschreeven door d’ Edle. Hoog Achtbe. Heeren Bewinthebberen ter Vergaderingh van Seventhiene aan den Ede. Heer Gouverneur en Raad, de dato 19e Julij 1714, ten eijnde haar lieden na den inhoude van dien te reguleeren.40

Naar resumptie van ‘t schriftelijk rapport door presente burgerraden naar inhoude van voorgaande resolutie, de dato 2e November voorleden, heeden ter vergaderingh overgelevert, van desen inhoud:41

Aan de Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques d’ Chavonnes - - - en d’ E. Achtbn. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbn. Heeren,’

‘Aangesien Uwel Ede. en E. Achtbe. bij der selver g’eerde resolutie, de dato 10e November pass.,42 vermeenen dat de ondergetekende burgerraden in hun voorige schriftuur niet distinctelijk maar in generale termen hadden aangehaald de belastingen of inpositien43 die sij lieden van de ingesetenen in dit district quamen te heffen, en daarom bij voorne. resolutie de ondergete. gelieven te ordonneeren Uwel Ede. en E. Achtbe. ter hand te stellen een schriftelijke pertinente relatie derselver, daar onder begreepen de inkomsten der coornmolen, ‘t bedragen van ‘t ratelwagts geld, hoedanigh, waar aan en door wie de voorne. penningen worden besteed en uijtgegeven, soo sullen dan in alle eerbied seggen dat burgerraden noijt geen andere belastingen of impositien hebben geligt als alleen die in onse voorige schriftuur onder de naam van leeuwen, tijger, wegen en bruggen geld staat aangehaald. Hier inne sijn alleen de vaste goederen der burgeren seer irregulier gequotiseert, sijnde de huijsen ‘s Comps. dienaren toebehoorende, ‘t zij dat sij deselve bewoonen ofte aan andere verhuuren, tot nu toe van dese last bevrijt gebleeven. Van alle andere belastingen en impositien die van de burgerrij worden geheft, kunnen de ondergete. niets aanthoonen, alsoo deselve althoos door de Ede. Heer Gouverneur en Achtbe. Raad alleen sijn g’ordonneert, hebbende burgerraden noijt iets meerder daar omtrent te doen gehad als de andere ingesetenen.’

‘D’ water coornmolen is nu eenige jaaren agter den anderen verpagt geweest voor ƒ1800 in ‘t jaar, ‘t welk ook van tijd tot tijd in de burger cas is betaalt, uijtgenomen als deselve eenige tijd (om dat ër iets aan gebrooken was) moest stil staan, wanneer na rato van de tijd soo veel minder rendeerde.’

‘’t Ratelwagts geld bedraagt van dit jaar ƒ1593:-, staande aan de Caab 177 huijsen, de welke ijder ƒ9 in ‘t jaar ofte 15 stuijvers per maand betaalen; in dese last betaalen zoo wel de huijsen ‘s Comps. dienaren eijgen sijnde als die der burgeren en word dit geld alle maanden door de burger boode opgehaald, die voor zijne moeijte ƒ12:- des maands genietende, ‘t resteerende aan de ratelwagts betaalt zonder dat ër een penningh van in de burger cas comt. Wat nu belangt hoedanigh, waaraan en door wie de penningen worden besteed en uijtgegeven, hier seggen de ondergeteeke. in alle reverentie dat de oudste der regeerende burgerraden de ontfangst en uijtgave heefft, en deselve afgaande, aan sijn vervanger in presentje van de andere soo afgaande als aankomende burgerraden reeke. doet, welke reeke. mede aan Uwel Ede. en E. Achtbe. werd overhandigt en alsoo bij deselve ‘t gerequireerde in deese seer klaar blijkt, soo nemen de ondergeteeke. de vrijheid sigh daar aan met alle oodmoed te refereeren.’

‘Hiermede vermeenende aan Uwel Ede. en E. Achtbe. seer g’eerde ordre te hebben voldaen; soo bidden wij God dat Hij Uwel Edle. en E. Achtbe. in Sijn heijlige hoede gelieve te nemen - - - (Was getekent) Hk. Donker, J. Blankenbergh, Gi. Sollier.’

Is, diesaangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveert dat deselve als nu voldoende aan d’ intentie van desen Raad, volgens resolutie van den 5e October passato beneevens het requeste door haar lieden op den 28e September bevoorens gepresenteert, sullen worden gepresenteert aan de Edle. Hoogh Achtbe. Heeren Principalen ten eijnde haar g’eerde ordres op ‘t selve af te wagten.

Door den Edele Heer Gouverneur ter vergaderingh geproduceert sijnde seekere resolutie genomen in scheeps vergaderingh van het fluijtschip Johanna op den 10e September passato, bij dewelke vermits het overlijden van den schieman op dien bodem, Abraham Seloij van Amsterdam, weder tot schieman is aangesteld geworden den mattroos Sijbrand Christiaansz. van Miltonderen, winnende ƒ9 per mt., op approbatie van deesen Raad; Zoo is goedgevonden de voorne. aanstellingh bij deesen t’ approbeeren en dierhalven de gem. Sijbrandt Christiaansz. toe te leggen een maandelijxe gagie van ƒ16.

In consideratie genomen zijnde dat het schip d’ Johanna door een langduurige rijse en andere ongeluckige toevallen bij na alle desselfs manschap verlooren of siek in de cooij hebbende, bij arrivement voor en omtrent deese Tafelbhaij in onmagt zijnde dese rheede te konnen gewinnen en selfs in groot gevaar van weder ‘t zeewaarts en dus verlooren te geraken, egter den voorne. boodem door de onder te noemene persoonen, door vonnissen van den Raad van Justitie alhier op ‘t Robben Eijland voor seekere tijden gereligeert, met seer veel eijver en vigilantie niet alleen behouden in dese bhaij is gebragt, maar ook booven dien ‘t selve bij gebrek van andere manschap met onvermoijede44 naarstigheijd in ‘t geheel gereddert en in staat van reijsvorderingh hebb[en] gebragt; Zoo is om redenen voorsz en haarlieder ootmoedige beede met eenparige stemmen goedgevonden en verstaan van haar bannissement (‘t welk egter in ‘t korte stond te expireeren) te ontheffen Meijndert de Visser van Amsterdam en vermits zijne bequaam heden weder aan te stellen in sijn voorige qualiteijt en gagie van bootsman, mitsgrs. Hendrik Willemsz. van Amsterdam, Jan Dirksz. Visser van Hamburgh, mattroosen, en Jan Dirksz. Roup van Libstad, zoldaat, omme aldus in haare qualiteijten de reijse van hier naar Batavia met het voorsz schip Johanna en Meeroogh 45 te vervorderen; zullende wijders aan de onder te noemene verleent worden een jaar afslagh van de tijd van haer banissement, als aan Arent Pietersz. van Groeningen, Rut Rijthoorn en Jan Jacob de Reus van Middelburgh, mitsgaders met de eerste scheeps gelegentheijt naar ‘t vaderland gesonden Louis Calde.

Vermits door onverwagte incidenten en manquement van d’ g’eijste informatien de Heeren commissarissen gesteld tot het resumeeren en redresseeren van het generaal placcaat tot nogh toe buijten staat zijn gesteld van ‘t selve in behoorlijke maniere t’ effectueeren, en dat niet teegenstaande de tijd egter op handen schiet dat het selve weder behooren gepubliceert te worden; Soo is goedgevonden dat het generaal placcaatin statu quo nunc46 sal worden gepubliceert ten eijnde ‘t selve in vigeur word gehouden.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.47

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 44, pp. 56-70.

Dingsdagh den {17171228} 28e December 1717, voormiddagh.

Alle present, excepto den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Door den Edele Heer Gouverneur ter vergaderingh voorgedraagen sijnde dat alhoewel bij resolutie van den 16e Maart voorleden was vastgesteld dat de Groene Cloof door gestelde gecommitts. beneevens eenige inwoonders, van die lantstreek kennisse hebbende, souden worden besigtigt en gemeten ten eijnde van ‘t selve een net en omstandigh berigt en plan gemaakt zijnde, dierhalven met fondamenteelen reedenen onse Heeren en Meesters souden konnen berigt worden ten opsigte van Haar Ede. Hoogh Achtbe. requisit vervat in derselver missive van den 24e Junij 1716, houdende of men de Groene Cloov bij matige parthijen onder betalinge van een modicque som niet in erfpagt soude konnen uijtgeeven, d’ uijtvoeringe van dien egter tot nogh toe hadde uijtgestelt moeten worden om de opgekome regen mouson, in welke tijd onmogelijk konnen onderscheijden worden de fontijnen die ‘t geheele jaar door of wel maar in de regen tijd water geven; door ‘t vertrek van den Heer capitain De Chavonnes van hier dieten dien eijnde door den Heer Commissaris Becker is aengestelt geweest en daar toe seer wel48 ten opsigte van sijne bedieningh bequamelijk daar toe soude konnen hebben vaceeren, boven en behalven dat de aangekomene scheepen telkens aenbrengende een groote quantiteijt sieken, sulx insgelijx vrij wat ombrage en hindernis in de voorsz sake heeft bijgebragt, dogh alsoo ‘t nodigh was dat het selve egter hoe eer hoe beter wierd volvoerd, stelde Zijn Edele voor wat tijd tot dien fine behoorden vastgesteld te worden. Waaromtrent gebesoigneert en in consideratie genomen zijnde dat door d’ ophanden sijnde ordinairis ses maendige opneemingh van ‘s Comps. magasijnen alle de bediendes vrij geoccupeert zijn tot liquidatie harer administratien en daaromme niet wel jeegenwoordigh soude konnen vaceeren, veel minder dat het selve als nu van de burgeren soude konnen gevergt werden, ter oorsake van den oegst harer granen waarmede jeegenwoordigh beesigh zijn; Soo is goedgevonden en verstaan dat de voorsz inspectie en meetinge der Groene Cloof sal worden uijtgesteld tot naer den oegst.

Maria van Brakel, wede. wijlen den burger Jacob Louw, ter vergaderingh compareerende heeft aldaar gepresenteert en overgegeven de vier volgende verklaringen:

‘Huijden 24e December 1717 compareerde voor mij, Willem van Taack, eerste geswoore clercq ter Polliticque Secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, in presentje van de naer te noemene getuijgen, den vrijburger Hendrik Coster,49 van competenten ouderdom, dewelke verklaarde ter requisitie van Maria van Brakel, wede. wijlen Jacob Louw, hoe waar ende waaragtigh is dat hij in den jaare 1668 bij den burger Jan Pietersz. Louw,50 in de wandelingh Broertjen gent., als knegt sigh verhuurt hebbende, in de tijd dat aldaar heeft gewoont hem door sijn baas is aangewesen geworden seker stuk lands, groot sestigh morgen, door den selven van Jan Coenraadsz. Visscher gecogt, strekkende van zijn eijgen plaats langs de Liesbeeks Rivier opwaarts aan, het welke als doen ook geheel beploegt is geweest, dat voorne. Broertje hem compt. mede heeft gesegt de fontain die tegenwoordigh in ‘t land van Hans Casper Geringer gemeten is, ook de zijne te wesen, met bijvoegingh dat wel wenste deselve nader aan zijn oude land mogte leggen, soo dat den compt. volgens bovengesegde aanwijsingh voor seker betuijgt dat alle ‘t geene sedert na die kant van Jan Dirksz. de Beer51 is toegevoegt, zijnen gewesen baas Jan Pietersz. Louw opgem. heeft toebehoort, verklarende den compt. wijders niet meer, gevende voor redenen van wetenschap als in den text, met belofte om zijne depositie, des noods zijnde, met solemneele ede nader te willen gestand doen.’

‘’t Gund dus passeerde ter secretarije voornt. ten overstaan van Johannes Pleunes52 en Rijk Tulbagh als getuijgen, die de minute deses benevens den compt. ende mij eerste clercq mede hebben onderteekent. (Onderstond) Quod attestor (en getekent) W. v. Taack, e.g. clercq.’

‘Huijden 24e December 1717 compareerde voor mij, Willem van Taack, eerste geswoore clercq ter Polliticque Secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, ter presentie van de naar te noemene getuijgen, Staats Hendrik Roose,53 baas van E. Comps. thuijn genaamt Rustenburgh , van competenten ouderdom, dewelke verklaarden ter requisitie van Maria van Brakel, wede. Jacob Louw, hoe hij omtrent 8 â 9 jaaren geleden, sonder den precisen tijd onthouden te hebben, bij de Heer Helot komende woonen op de plaats nu beseten door Hans Casper Gerringer en compe., gedagte Helot hem heeft aangewesen een kreupel en een amandel boom tot baakens der scheijdingh van zijn lant, met recommandatie van buijten deselve geen hout te moeten kappen, alzoo volgens het seggen van meergede. Helot het verdere aan Broertjen toequam; den compt. verklaarden nogh wijders dat dese bomen dezelve bakens waren die hij op 21e deser den landmeeter Cochius heeft aangeweesen; voorts niet meer betuijgende, presenteerende hij al ‘t geen voorsz staat, des noods zijnde, met solemnelen ede nader te willen bevestigen, gevende voor redenen van wetenschap het boven genoteerde nogh in verscher geheugenis te hebben.’

‘’t Gunt dus passeerde ter secretarije voornt. ten overstaan van David de Waal en Johannes Pleunes als getuijgen, die de minute deses benevens den compt. ende mij eerste clercq mede hebben ondertekent. (Onderstont) Quod attestor, (en getekent) W. v. Taack, e.g. clercq.’

‘Huijden den 24e December 1717 compareerde voor mij, Willem van Taack, eerste geswoore clercq ter Pollitijcque Secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, present de ondergetekende getuijgen, David van Bougis, mardijker, gewesene slaav of leijfeijgen van den burger Sr. Jan Dirksz. de Beer zalig., denwelke ter requisitie van juffw. Maria van Brakel, wede. wijlen Jacob Loouw, verklaarde hoe waar ende waaragtigh is dat hij naar ‘t overlijden van gesegde De Beer heeft gewoont bij den gewesene Secretaris Hugo de Goijer,54 en naar desselfs aflijvigheijd bij de Heer Helot, doenmaals in huwelijk hebbende de wede. van gem. De Goijer, hoe hij eenigen tijd daar naar, sonder egter in den precise tijd bepaalt te willen zijn, door gem. Hr. Helot is gecommandeert geworden met de Heer Slotsboo mede te gaan, dewelke daar gekomen was om een stuk land aan dat van voorne. Heer Helot aan te meeten, en daarmede beesigh zijnde, teegen meergem. Heer Helot gesegt heeft: mijnheer, dat land dat U E. hier laat meten hoort Broertje Pieter saliger toe; waar op gesegde Heer Slotsboo hem toevoegden: swarten hond, weet jij daar ook van, houd maer de moel toe; en daar op verders met de meetingh is voortgegaan.’

‘Wijders verklaarde den compt. te kunnen aanthoonen sekere sloot welke de scheijdinge was van ‘t land van gesegde De Beer en Broertje Pieter, dogh dat die op ordre van veelgem. Heer Helot is toegedempt. Voorts getuijgde den compt. niet meer, gevende voor redenen van wetenschap als in den text, met presentatie ‘t selve, des noods en daar toe versogt zijnde, met eede solemneel te willen bevestigen.’

‘’t Gunt dus passeerde ter secretarije voornt. ten overstaan van de adsistenten Johannes Pleunis en Fredrik van der Lint55 als getuijgen van goeden gelooven, die de minute deses benevens den compt. en mij eerste clercq mede behoorlijk hebben ondertekent. (Onderstond) Quod attestor, (en getekent) W. v. Taack, e.g. clercq.’

‘Huijden den 27e December 1717 compareerden voor mij, Willem van Taack, eerste geswoore clercq ter Polliticque Secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, in presentie van de naar te noemene getuigen, Elisabeth Wendels, wede. wijlen Pieter Louw,56 van competenten ouderdom, dewelke verklaarden ter requisitie van Maria van Brakel, wede. van Jacob Loouw,57 hoe waar ende waaragtigh is dat tusschen de oude sloot van Jan Dirksz. de Beer en de oude sloot der plaats teegenwoordigh bij de requirante bewoont, moeten leggen sestigh morgen land door den overledene Jan Pietersz. Louw, in de wandelingh Broertjen genaamt, van Jan Coenraadsz. Visser gecogt, streckende bij de tweede groote amandel bosch, onlangs aan den landmeeter Cochius gewesen; voorts verklaarden de compte. niet meer, geevende voor redenen van wetenschap dat ten tijde als zij met haar man saliger bij desselfs moeder, d’ wede. van opgem. Jan Pietersz. Louw, heeft gewoont, Jan Dirksz. de Beer denselven verscheijde reijsen is aangeweest om dat land te copen, dewijl volgens voorgeven bij zijn plaats geen goed thuijnland en hadde; ook nogh dat continueel op gedagte land, sonder imands tegen seggen, houd hebben gekapt, en wel speciaal in den jaare 1697 over de hondert vragten; presenteerende de comperante alle het geene voorsz staad, des noods zijnde, met solemneelen eede nader te willen bevestigen.’

‘’t Gunt dus passeerde aan Cabo voornt. ten overstaan van Alexander van Strijen en Fredrik van der Lint als getuijgen, die de minute deses benevens de compte. en mij eerste clercq mede behoorlijk hebben onderteekent. (Onderstont) Quod attestor, (en getekent) W. v. Taack, e.g. clercq.’

Door dewelke zij wilde bewijsen welke de vaste en zeekere bakens waren van haar land gelegen aan Liesbeeks Rivier naast aan dat van den burger Hans Casper Gerringer, en op welk bewijs zij ‘t selve met toestemminge van den Edele Heer Gouverneur door den landmeeter Cocchius hebbende doen hermeten, versogt dierhalven dat de voorsz meetingh mogte worden voor goedgekeurt. Op alle ‘t welke aandagtelijk geleth zijnde, is geresolveert dat alvoorens deesen aangaande ten definitive worde gedisponeert, den gem. landmeeter Cocchius bij desen t’ ordonneeren een pertinente caart te maken van bijde plaatsen hier voorens gent., soo ten opsigte van haare groote en strekkingen, met aanwijsinge der abuijsen door den voorgaande landmeeter Slotsboo in ‘t meeten der voorsz landen of parceelen van dien begaan, omme ‘t selve bekomen hebbende, gestelt te worden in handen van soodanige gecommitteerden als daar toe sullen gedispicieert worden, ten eijnde parthijen hinc inde in der minne, is ‘t doenlijk, bevreedigen.

Naar resumptie van het versoekschrift door den burger Harmen David Caral58 aen dese Vergaderingh in de volgende termen gedaan:59

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Achtbn. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Achtbn. Heeren,’

‘Geeft met behoorlijke eerbied te kennen Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtb. pligt schuldigen dienaar, Harmen David Carel van Erfort, burger deser Colonie, hoe hij sigh genegen vint omme aanstaande jaare te repatrieeren; dierhalven wend den supplt. sigh tot Uwe Wel Edle. Gestr. en E. Achtbe. ootmoediglijk versoekende dat hem mogte werden gepermitteert omme met de verwagt werdende retourvloot de reijse aan te nemen; ook bid den supplt. nogh dat hij magh gelogeert en getracteert werden in de constapels camer, berijd zijnde de daar toe staande cost en transport penningen te voldoen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Is verstaan dat hem sal worden g’accordeert met de aanstaande retourvloot te mogen repatrieeren, mits betalende de behoorlijke transport en costgeld.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.60

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 44, pp. 71-77.

Dingsdagh den {17180104} 4e Januarij 1718, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den E. Jan de la Fontaine, in commissie sijnde, en den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Gedelibereert sijnde over het versoek van den burger aan Stellenbosch , Johannes Wessels,61 bij requeste aan deesen Raad in volgende manieren gedaan:62

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens den E. Aghtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. gehoorsamen dienaar, Johannes Wessels, burger aan Stellenbosch , hoe een sijner lijfeijgenen, gent. David, alhier gebooren en omtrent 13 â 14 jaren oud, al sedert de tijd van ruijm vijf jaren gewoonte heeft gemaakt sigh selven eenige dagen te absenteeren, tot voorkominge van het welke den supplt. wel alle middelen heeft gebruijkt die eenigsints omtrent sijn jongheijd conden g’appliceert werden; dan in plaatse van beterschap, is het soo verre met dien vagebond gekomen dat hij sigh voor omtrent drie maanden wederom op de vlugt heeft begeeven en omtrent de plaats van den supplt. en Pieter van der Bijl opgehouden, sonder dat hem imand conde attraperen, dan eijndelijk door de jongens van gedagte Van der Bijl over het in brand steeken des velds gevangen zijnde, is hij tot Stellenbosch in de tronk gebragt en aan den landdrost overgegeven; dewijl nu den supplt. voor desen ondienstigen slaaf niet gaarne eenige onkosten soude willen maken, en het te dugten is dat bij aldien hij wederom los mogte geraken meerder onheijlen door denselven souden werden te wege gebragt, als de gewoonte van weglopen al in een natuur verandert hebbende, soo keert hij sigh tot Uwe Wel Edle. Gestr. en E. Achtbe. met oodmoedigh versoek dat gedagte leijfeijgen buijten des supplts. costen voor d’ E. Compe. gelieven aan te nemen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Soo is goedgevonden en verstaan alvoorens diesaangaande finalijk te besbuijten, dat ër geschreeven sal worden aan den land-drost, Sr. Jacob Voet, ten eijnde deesen Raad bij reschribtie ten spoedigste onder rigt worde wat van de voorsz sake is, en bij aldien vermeijnt eenige actie tegens den gevange slaaf David te hebben, deselve sonder uijtstel te institueeren, op dat daar door voorgekomen mogen worde de onkosten die de ingesetenen bij dralende proceduijren tot alimentatie van haar gevangene leijfeijgenen andersints onnuttelijk dragen moeten.

Gelet zijnde op ‘t gedane versoek van den burger Jan Costeux,63 vervat in derselver onderstaande request:64

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - -nevens den E. Achtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Jean Costeux van Calis, vrijburger deser Colonie, hoe hij te raden geworden is sigh van hier na ‘t vaderland te begeven, derhalven keert hij sigh tot Uwe Wel Edle. Gestr. en E. Achtbe. ernstigh versoekende dat hem permissie gelieven te geven om onder betalingh van kost en transport geld op een der aanstaande retourbodems in de constapels camer gelogeert te werden en daar mede to mogen repatrieeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Is goedgevonden denselven bij desen t’ accordeeren omme met een der aanstaande retourscheepen te mogen repatrieeren en in de constapels camer gelogeert te worden, mits betaalende behoorlijke transport en costgeld.

Zijnde wijders nogh geresolveert dat jeegenwoordigh alle de nieuwe gecreeerde leeden van alle de collegien in desen Raden aan handen van den Edele Heer Gouverneur sullen moeten afleggen den gewoonlijken eed, en dat het selve in vervolgh van tijd in deser voegen sal agtervolgt worden.

Aldus g’resolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.65

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] ...............................

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 44, pp. 78-105.

Dingsdagh den {17180111} 11e Januarij 1718, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den ondercoopman, Sr. Hugo van der Meer Pietersoon.

Door den Edele Heer Gouverneur ingevolge van ‘t geresolveerde van den 28e December 1717 gecommitteert sijnde geworden den luijtenant Cornelis Barentsz. en den ondercoopman Adriaan van Kervel, omme des doenlijk, met den anderen in der minne te verdragen Maria van Brakel, wede. wijlen Jacob Louw, en den burger Hans Caspar Gerringer, in de questie tusschen haar beijden ontstaan over seker gedeelte lands gelegen aan Liesbeeks Rivier ; hebben in conformiteijt van de voorsz ordres ter vergaderingh gepresenteert ‘t contract van accoord tusschen parthijen voornt. in de volgende substantie aangegaan:

‘Wij ondergetekende Hans Caspar Gerringer en Maria van Brakel, wede. wijlen Jacob Louw, als volmagt hebbende van Beatrix Weijman, wede. Jan Pietersz. Louw, verklaren ten overstaan van d’ ondergesz gecommitteerdens met malkanderen verdragen en over een gekomen te te wesen, eerstelijk, dat Hans Caspar Gerringer van het land, volgens de laaste meetingh door Evert Walraven Cocchius gedaan, toebehoorende aan de wede. Louw voornt., sal behouden al het geen beplant en besloot komt te wesen, ter groote van 7 morgen en 229 quadraat roeden; ten tweeden, dat volgens taxatie van den burgerraad, Hendrik Möller, enden burger66 Nicolaas Gokkelius,67 aan wien sulx sonder teegenspreeken werd gedefereert, door Geringer sal betaalt werden aan de wede. Louw sodanigen somma als zij vermeijnen sullen waardigh te zijn seker gedeelte van vorenstaande 7 morgen en 229 roeden, ter groote van ruijm twee morgen; ten derden, dat Geringer verpligt blijft het water uijt de fontein na het land van de wede. Louw vloeiende, sonder verhinderinge te laten loopen, reserverende een ider zijn regt op de costen.’

‘(Onderstond) Actum op de hofsteede Velthuijsen , 9e Januarij 1718. (Was getekent) Hans Caspar Gerringer en Maria van Brakel, wede. Jacob Louw. (In margine) Als gecommitteerdens, (en getekent) A. v. Kervel en Cls. Barentsz. (Lager) In kennisse van mij, (was getekent) W. v. Taack, e.g. clercq.’

Versoekende dat het selve mogte worden geaggrëeert en dat ter consideratie Hans Caspar Geringer bij ‘t voorsz contract als nu quam te verliesen omtrent thien morgen lands, hem voor dees in eijgendom verleend in plaats van soodanigh ander gedeelte als de E. Compe. van zijn oude land weder na sigh genomen had, denselven dierhalven tot vergoedingh dier schaade weder in eijgendom mogte gegeven worden een stukje lands van de voorsz groote, annex zijne plaats gelegen; Zoo is, over ‘t selve gebesoigneert zijnde, goedgevonden en geresolveert sigh ‘t gemelde accoort wel te laten gevallen, en wijders aan Hans Caspar Geringer in eijgendom te geven een stukje lands annex zijn eijgen, ter groote voornt.

In overweginge genomen zijnde ‘t versoek bij den landbouwer Salamon de Gournaij,68 in ‘t volgende request gedaan:69

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. schultpligtigen dienaar, Salamon de Gournee, hoe hij supplt. in den jaare 1688 met het schip Beeverland voor vrijman alhier aangeland wesende, sigh sedert dien tijd als landbouwer aan Drakensteijn g’erneert heeft, dan als nu genegen sijnde omme te repatrieeren; soo keert den supplt. sigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe., seer ootmoedigh versoekende dat hem magh werden toegestaan omme met een der scheepen van de aanstaande retourvloot naar het vaderland te mogen keeren, en in de constapels camer gelogeert te werden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Is goedgevonden denselven bij deesen t’ accordeeren met een der aanstaande retourscheepen naar ‘t vaderland te mogen navigeeren, onder betalinge van behoorlijke transport en kostgebd.

Naar lecture van het request door den adsistent, Alexander van Strijen, aan deesen Raad in de volgende termen gedaan:70

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met alle onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbares pligt schuldigen dienaar, Alexander van Strijen, van Utregt, met het schip de Cockenge voor adelborst â ƒ10 per mt. alhier aangelant, sedert door Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. gevordert tot adsistent met ƒ20 maandelijx, hoe hij supplt. in ‘t vaderland nogh een moeder heeft van 63 jaren oud, dewelke zeer genegen is om hem voor haar doot nogh eens te sien; dewijle (niet beter wetende) of heeft d’ E. Compe. in behoorlijke getrouwigheijd gedient, soo keert hij sigh onderdaniglijk tot Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe., ootmoedigh versoekende dat hem met zijn verlossinge gelieve te begunstigen omme met de verwagt werdende retourvloot in zijn qualiteit te mogen repatrieeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is ingelijx verstaan dat aan denselven sal werden toegestaan met een der aanstaande retourscheepen in sijn qualiteit te mogen repatrieeren.71


Naar resumptie van seker requeste door presente burgerraden in de volgende termen aan desen Raad gepresenteert:72

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - -benevens d’ E. Achtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘D’ ondergetekende burgerraden bij seker extract missive van d’ Ede. Hoog Achtb. Heeren Majores hebbende gesien dat de gagies van de timmerlieden en metselaars die de wint molen hier maken door de ondergeteks. moeten worden gedragen, vinden sigh onbewust, terwijl voorne. menschen bij ‘s Comps. boeken komen te lopen, of zij de betalingh aan d’ E. Compe. dan aan voorne. arbeijtslieden sullen doen, of ‘t selve in swaargeld, gelijk zij seggen dat in ‘t vaderland g’accordeert zijn, dan of wel op soodanigen voet gelijk d’ E. Compe. de gagies van de andere dienaren hier voldoet, sal moeten geschieden. Voorne. ambagtslieden hebben de ondergetekends. versogt dat hunne te goed hebbende gagies in swaar geld hier mogten ontfangen, en alsoo deselve tot nogh toe wel hebben gedaan, souden de ondergeteekendens met Uwel Edele en E. Achtbe. believen wel genegen wesen haarlieden daar omtrent genoegen te geven, waar omme de vrijheijd nemen Uwel Edele en E. Achtbe. in consideratie te geven of men ‘t niet soude kunnen stellen op deese maniere dat de ondergetekendens de twee maanden gagie, transporten en ‘t geen verders voorne. menschen van d’ E. Compe. hadde ontfangen, hier in cassa betaalden en aan haar ‘t geene verders te goed hadden voldoen tot ulto. Maart toe, om als dan weder in ‘s Comps. boeken ingenomen te werden, sullende de ondergeteekendens soo dra hier tijdingh komt hoe veel deselve sedert ulto. Maart tot aan hunne comst in ‘t vaderland nogh mogten hebben verdient, ten eersten in cassa meede voldoen.’

‘Hier op, of ‘t geene Uwel Ede. en E. Achtbe. beeter zullen oordeelen, desselfs g’eerde ordre afwagtende - - - (Was getekent) Hk. Donker, J. Blankenberg.’

Is goedgevonden dat ingevolge van dien de gem. burgerraden de gagies der timmerlieden en metselaars die de coorn wintmolen hier hebben gemaakt, sullen voldoen in swaargeld tot ulto. Maart aanstaande, daar afgetrokken en in ‘s Comps. cassa betaalt zijnde de twee maanden contant haar in ‘t vaderland op hand gegeven en de gemaakte transporten, zullende ten deesen eijnde door den coopman en guarnisoen boekhouder, den E. Jacobus Cruse, d’ afgegevene zoldij reeke. weder ingetrokken en vervolgens bij de zoldijboeken terugh geschreeven en voor haar lieder genot belast te worden, blijvende de voorsz burgerraden wijders gehouden alhier in cassa te voldoen sodanige gelden als voorne. ambagtslieden op hare rijse naar ‘t vaderland sullen komen te verdienen, soo draa van ‘t bedragen van dien kennisse sal ingekomen sijn.

Door den ondercoopman en secretaris van justitie, Daniel Thibault, in gevolge van ‘t geresolveerde van den 16e November 1717 ter vergaderingh overgelevert zijnde sijne volgende schriftelijke consideratien:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders den E. Achtbe. Politicquen Raad deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘In opvolgingh van U Ede. Achtbe. g’eerde ordre aan den onderget. agter het request door de boode Witmond, in U Edbe. Achtbe. vergaderingh gepresenteert, gegeven, soo sal den ondergeteeckende na sijn beste kennis en vermogen daar op voor eerst demonstreeren dat voor ettelijke jaaren verleeden, wanneer deese Colonie nog soo verre niet was uijtgebreid, maar eene boode, onder de naam van geregtsboode, alle de collegien bediende.’

‘Maar naderhand, de colonien wijder uijtgebreijd en thans populeuser geworden zijnde, is ten dienste der respective regtbanken een aparte geregtsboode aangestelt, zijnde als nu den supplt. Witmond, dewelke in het exerceeren van zijn ampt verpligt is op de behoorlijke regtdaagen de caameren waar te nemen, daar voor op te passen, wanneer den Raad vergadert is, parthijen uijt te roepen, de deuren open en toe te doen, silentium te houden en te besorgen dat alles rigulier voor de camers toe gaa, deselve camers, eer dat daar inne sittingh genomen word, behoorlijk te doen rijnigen.’

‘Alle dagingen, arresten, besetten ende andere exploicten te doen, mitsgrs. d’ executien te assisteeren, telkens versien zijnde met desselfs plaat, hebbende het beeld der geregtigheijd op ‘t selve gegraveert, op de linker borst, moetende in het doen van citatien, als alle andere exploicten, meede voorsien zijn met het doorne stokje ‘t welk haar op ‘t aanvaarden van haar ampt en ‘t doen van den eed werd ter hand gesteld. Derhalven werden zij roedragende boode, ofte boode met de roede, genaamt, het welke telkens als eenige citatie, exploicten als andersints koomen te doen, sullen moeten verthoonen ofte, soo als de statuten van India dicteeren, in haaren hand houden.’

‘Maar aangesien de boode van justitie dikwils in ‘t exerceeren van zijn ampt naar buijten heeft, en als nogh moet gaan om exploicten uijt te voeren, ook als dan met plaat en stokken moet voorsien sijn; Soo is het dikwils gebeurt dat een ander voor hem zijn plaats bekleede in dien ër iets voorviel, jaa selfs datter wel door desulke citatien zijn geschied, sonder met die ornamenten voorsien te zijn geweest.’

‘Wat verder de citatien aanbelangt, zijn voor desen sonder geschrifte bij monde aan de boodens maar opgegeven, dewelke deselve dan in dier voegen ook quamen te doen, waar door somtijts confutien tusschen den eijssr., gede. en boode sijn veroorsaakt, soo dat naderhand den boode gelast is geworden geene citatien dan in geschrifte aan te nemen, gelijk heeden in usantie is.’

‘D’ boode, moetende citatien doen, behoord deselve te exploicteeren met alle beleeftheijd en civiliteijten in conformité van den last hem aanbevoolen, en sulx aan den persoon selfs, haare huijsvrouwe, iemant haares huijsgesins, soo ër sijn, ofte aan weedersijts naaste gebuuren, latende copia van den inhoude hunner citatie des begeert werdende, wel lettende op de antwoorde die haar werde gegeven, om daar van behoorlijke relatie in geschrifte te doen, gelijk sulx bij de statuten en eenige geregts geleerde werd aangetekent, op privatie ofte suspentie van haar ampt indien parthijen door haar negligentie eenige schaade komen te lyden.’

‘Dogh aangesien het voor de boode alhier onmogelijk is omme van de citatien, die soo van veerthien als agt dagen naar buijten werden gesonden, relatie te doen, soo heeft de boode veelmaals kunnen volstaan met onder de citatie aan te teeckenen met wie en op wat dagh hij de citatie heeft gedepescheert, en in welk een en ander hij volgens regten uijt kragte van den eed in sijn ampt gedaan, ook geloof meriteert.’

‘Eenige parthijen hebbende, is het alhier gebruijkelijk dat deselve den dagh voor de regtdagh ‘s morgens omtrent agt uuren aan den Edele Heer Gouverneur werden verthoond, als danvervolgens73 bij den secretaris ter rolle gebragt omme des anderen daags in de respective vergaderingh te dienen; weshalven het dan (onder correctie) niet ondienstigh was omme bij tijds de citatien des Dingsdaags voor den Raad van Justitie, en des Donderdaags ‘s avonts voor commissarissen t’ sijnen bodens huijse wierde gebragt en deselve aan d’ Ede. Heer Gouverneur en den precident van kleijne saken te kunnen verthoonen.’

‘Het gebruik is, met de sittingen van gecommitteerde leeden der vergaderingh, zijnde nu jongst ook in Raade goedgevonden, d’ ordinaire sitdagen te houden des Woensdaags en Vrijdaags ten gerieve van parthijen die iets voor gecommitteerde te verrigten hebben, waar bij ook is beslooten dat wanneer iemant getuijgen op vraagpoincten begeert te hooren (na alvoorens te hebben g’obtineert appoinctement van den Raad), sal moeten besorgen dat deselve ten minsten 24 uuren voor de sittingh de copia daar van aan den de gecommitteerdens74 wiens maant het is, ter hande werde gebragt omme bij Haar E.Es. te verneemen wat uure de sittingh zoude geschieden.’

‘De boodens moogen ook niemand binnen laten komen met zijd geweer ofte eenige andere wapenen, als de respective officieren.’

‘Vermoogen ook niet, sonder datter van binnen gescheld werd, in de camer comen, maar zijn verpligt, indien iets nodigs de vergaderingh hebben aan te dienen, aan de deur te kloppen ende als dan soo lange te wagten tot dat zij door ‘t teijken met de schel binnen geroepen werden. Nota, het zoude (onder correctie) niet ondienstigh zijn datter aan de raad camers deur een kleen cloppertje wierde gemaakt, waar mede de boode het teeken konde doen wanneer in de camer iets noodsakelijx aan te dienen mogte hebben, en als dan af te wagten tot datter van binnen gescheld wierd.’

‘Moogen ook geen geld eijsschen ofte nemen van de geenen dewelke zij dagvaarden, als eenlijk voor de copias der dagvaardingh haar ter hand gesteld, op peene van suspensie of privatie mitsgrs. arbitrale correctie, naar gelegentheijd van de saak.’

‘Zijn gehouden de respective officieren in zaaken hun ampt betreffende om niet te dienen, uijtgenomen wanneer parthijen advers gecondemneerd zijn in de costen.’

‘Moeten ook de criemineele75 executien honorabel assisteeren (dat is te seggen) voorsien wesende met haare gewoone plaat, staf en stok.’

‘Vermogen ook geen arresten te doen als met voorgaande consent bij een getekende acte.’

‘Het salaris van de boode is ten meeren gedeelte gereguleert, waar na hij sigh in ‘t exerceeren van zijn ampt moet rigten.’

‘Edogh zijn ër nogh eenige kleijnigheeden dewelke in het regelement niet staan gespecificeert, en door de boode bij specificatie zoude kunnen opgegeven en alsoo naar bevindingh en goedkeuringh in ‘t regulament gesuppleert werden.’

‘’t Salaris ‘t geen de boode van Comps. dienaars komen te verdienen, en ‘t geen zij luijden uijt derselver gagie moeten ontfangen, behooren zij na de terminatie van ‘t proces specifice aan den secretaris op te geven om ten comptoire daar ‘t behoort opgebragt te werden, op verbeurte hunner salaris, gelijk zulx de statuten van India dicteeren, maar hier ter plaatse betaalt het de raadcamer indien deselve in bonis is, soo den gecondemneerde niet te goed mogt hebben.’

‘De boodens sijn volgens de Statuten van India op ‘t aanneemen van haar ampt gehouden te stellen borge ter somma van rijxdds. 100:- en agtervolgens de instructie van den Hove van Holland, arte. 100, zijn sij gehouden borge te stellen tot 50 lb. Vlaams , om daar aan te verhaalen al sulke faulte als zij buijden in ‘t exerceeren van haar ampt zoude mogen koomen te committeeren.’

‘Hier mede verhoopt den ondergete. (onder Uwel Edle. Achtbe. hoog wijser oordeel) na zijn beste vermogen en wetenschap alles te hebben aangehaalt ‘t geen in dit Gouvernement omtrent een geregtsboode kan gesegt werden, en daar omtrent aan U Ede. Achtbaarhedens g’eerde ordres te zullen hebben voldaan.’

‘Verblijvende met schuldige eerbied en respect - - - (Was getekent) Dl. Thibaubt.’

Is goedgevonden deselve te stellen in handen van den coopman en pakhuijsmeester, den E. Jan de la Fontaine, en den ondercoopman Adriaan van Kervel, ten eijnde daar uijt geformeert hebbende articulen van regulament voor de geregtsboode, hoedanigh in vervolgh van tijd in ‘t exerceeren van sijn ampt sal hebben te gedragen, van ‘t selve aan desen Raad verslagh te doen.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.76

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.


## Footnotes


  1. Die Politieke Raad het op 9 November ook vergader. Volgens die kladnotule is besluit om “billietten aen te slaen dat het vatgelt en d’ agterstallige leeninge voor ulto. December 1717 moet betaelt worden”. Daar is ook besluit om die Kompanjie se stal van ‘n nuwe solder te voorsien, maar hierdie besluit is later weer deurgehaal. (Vgl. C.113:Klad Notulen, 1717- 1719, p. 3.) 

  2. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 135, pp. 751-752. 

  3. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  4. Die woorde “wel verdiende straffe” is hier deurgehaal en met die gekursiveerde woorde vervang. Die verandering is waarskynlik deur Van Kervel aangebring. 

  5. ‘n Geselskap onder van bevel Jan van Maurik is uitgestuur om vee te ruil van die Gonnemans, Grigriquas en Klein Namakwas. Vir die opdragte aan Van Maurik sien C.702:Instructiën, 1686-1722, no. 610. 

  6. Die versoekskrifte van al hierdie persone kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, pp. 735-748. 

  7. Benewens bostaande sake het die raad ook nog aan Pieter de la Buscangie toestemming gegee om uit die Kompanjie se diens te tree en ‘n vryburger te word. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 130, pp. 731-732; C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 4. 

  8. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 138, pp. 763-765. 

  9. Die oorspronklike verklaring het bewaar gebly in C.337:Attestatiën, 1717-1718, p. 359. 

  10. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  11. Sien C.244:Requèsten, 1717-1718, no. 137, pp. 759-760. 

  12. Vir die kladnotule van hierdie resolusie sien C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 6. 

  13. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  14. Hans Casper Gerringer van Reets het as soldaat na die Kaap gekom en het in 1705 ‘n vryburger geword. Hy was in vennootskap met Christiaan Bock, en na lg. se dood het hy op 20 Januarie 1716 in vennootskap met Jacob Marik gegaan. Hy was ongetroud,. 78:Contracten, 1716-1719, no. 70, pp. 156-158; C.J.2651:Testamenten1716-1721, no. 48, pp. 188-189; M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 95.) 

  15. Die saak het op 2 Desember 1717 voor die Raad van Justisie gedien. Gerringer het versoek dat die kontrak tussen hom en Marik nietig verklaar moes word aangesien lg. hom geldelik benadeel het. Die Raad van Justisie het egter sy versoek geweier en Gerringer en Marik het besluit om hulle vennootskap voort te sit. (Sien C.J.1030:Siviele Prosesstukke, .1717, .pp, 382-395; C.J.6:Kriminele en Siviele Regsrolle, 1715-1717, onder.2.12.1717 en 9.12.1717 

  16. Die oorspronklike memorie het bewaar gebly in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 131-136 

  17. In die H.K. staan “monsteren”. 

  18. In die H.K. staan “monsteren”. 

  19. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 9. 

  20. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  21. Die oorspronklike verklaring het bewaar gebly in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 137-138. 

  22. Jan Wilemsz. van Amsterdam en Jacob Jacobsz. van der Williks van Delft het albei as soldate na die Kaap gekom. Willemsz. het in 1713 ‘n mandoor geword en Van der Williks in 1715. 

  23. Hy was die seun van Dirk Tulbagh en Catharina Cattepoel en was afkomstig van Bergen op Zoom . In 1716 het hy as adelbors op die skip Ter Horst na die Kaap gekom en is nog in dieselfde jaar aangestel as assistent. Daarna is hy bevorder tot eerste geswore klerk, onderkoopman en Sekretaris van die Politieke Raad, koopman en opperkoopman en sekunde. Van 1750 tot met sy dood in 1771 was hy Goewerneur van die Kaap. Hy was getroud met Elisabeth Swellengrebel, die dogter van Johannes Swellengrebel. (Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 49, pp. 209-210; C.J.2653:Testamenten, 1727-1731, no. 29, pp. 126-129; M.O.O.C. 7/19:Testamenten, 1769-1771, no. 78.) 

  24. In sowel die H.K. as die oorspronklike verklaring staan “Quod”. 

  25. Langevelt se versoekskrif kan gevind word C.224:Requesten, 17 17-1718, no. 139, p. 767. 

  26. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  27. Durand Sollier was eers ‘n skoenmaker te Drakenstein , maar in 1708 het hy ‘n erf in die Tafelvallei gekry. Sy vrou, Martha Petel, is in 1715 oorlede. Hulle het net een dogter, Marton, gehad. (Sien Botha, C. G.:Die Kaapse Hugenote, pp. 109 en 147; M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 8.) 

  28. Vir die nominasies van die Kaapse kerkraad sien C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 487-488. 

  29. Sien C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 491-492. 

  30. Sien C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 495-497. 

  31. Harmanus Bosman van Amsterdam (1682-1769) was die seun van Lambertus Bosman en Maria Fransen. Hy is in 1708 getroud met Elisabeth, die dogter van Abraham de Villiers. Hulle het op die plaas ” De Oude Plantagie ” gewoon. 

  32. Die versoeke van die kerkrade van Stellenbosch en Drakenstein is vervat in die briewe waarin hulle die nominasies gedoen het. 

  33. Francois Guto (Guiteau) van Amsterdam het in 1699 met die Nederland as ondermeester na die Kaap gekom. In 1710 is hy deur Kommissaris Joan van Hoorn bevorder tot chirurgyn. Hy is in 1700 met Alida de Lange getroud. Hulle het drie kinders gehad: Dina Susanna, Elisabeth en Johannes Theophilus. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 29, pp. 128-134; C.224:Requesten, 17 17-1718, no. 150, p. 811; Hoge:Bydraes tot die Genealogie van ou Afrikaanse Families, pp. 171-172.) 

  34. Volgens die kladnotule van hierdie resolusie het Thomas Pietersz. van Dockum, ‘n messelaar in diens van die Kompanjie, sy vryheid ontvang om as messelaar ‘n bestaan te maak. (Vgl. C.224:Requesten, 1717-1718, no. 140, p. 771; C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 10.) 

  35. Die nominasies van die onderskeie liggame kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, nos. 142, 143, 144 en 145. 

  36. Jeronimus Hendrik Snitquer van Amsterdam het in 1709 met ‘t Huijs ter Loo na die Kaap gekom en is deur Kommissaris De Vos van adelbors bevorder tot assistent. Met sy dood in 1721 was hy boekhouer en sekretaris van die weeskamer. Hy was ongetroud. (Sien M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 18; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1726, no. 76.) 

  37. Hy het in 1686 uit Brunswyk gekom en is in 1695 met Margaretha Michiels getroud. In 1704 het hy van Willem Adriaan van der Stel grond ontvang en dit ” Haasendal ” genoem. Hy het in 1708 ‘n vryburger geword en het in 1728 gerepatrieer. (Sien C.334:Requesten, 1727-1728, no. 38, pp. 167-168; C.J.2653:Testamenten, 1727-1731, no. 19, pp. 91-92; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 16.) 

  38. Hy was die seun van Isaak Rhenius en Anna Schuster en was afkomstig van Berlyn . Van 1708 tot 1709 was hy soldaat aan die Kaap. In 1710 is hy bevorder tot korporaal en in 1711 tot sersant. Hy is in 1717 getroud met Engela Bergh, ‘n dogter van Oloff Bergh, en na haar dood in 1721 het hy hertrou met Anna Christina Müller. (Sien C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, no. 17, pp. 100-106; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 26.) 

  39. Die oorspronklike versoekskrif kan gevind word in C.224:Requesten, 1717-1718, no. 147, p. 799. 

  40. Here XVII het bepaal dat die burgerraad die loon van die messelaars moes betaal. Vgl C.435 (deel I):Inkomende Stukken, 1715, p. 67. 

  41. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 148, pp. 803-805. 

  42. Dit moet wees 2 November. 

  43. In die H.K. staan “impositien”. 

  44. Ook in die H.K. staan “onvermoijede”. 

  45. Die woorde “en Meeroogh” is in ‘n ander handskrif, waarskynlik dié van Van Kervel, tussen die reëls bygeskryf. 

  46. Volgens prof. dr. D. Pont beteken in statu quo nunc: “in die huidige toestand”. 

  47. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, pp. 11-12. 

  48. Die gekursiveerde gedeelte is in ‘n ander handskrif, waarskynlik dié van Van Kervel, tussen die reëls bygeskryf. 

  49. Hy was afkomstig van ‘t Stift Minden en was getroud met Dirkje Everts. In 1667 staan hy in die monsterrol ingeskryf as plaaskneg van Willem Schalk van der Merwe. Later het hy ‘n vryburger geword en hom in 1696 op Stellenbosch gevestig. 

  50. Hy was sedert 1658 ‘n vryburger aan die Kaap en is in 1694 oorlede. 

  51. Hy is in 1701 oorlede. 

  52. Hy was die seun van Jacob Pleunes en Wilhelmina de Wit en is aan die Kaap gebore. In 1714 het hy as adelbors tot die Kompanjie se diens toegetree en in 1716 het hy assistent geword. Hy is in 1719 getroud met Francina Joubert en het in 1720 hertrou met Johanna Cornelia Frappe, die dogter van Hendrik Frappe. (Sien M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, nos. 4 en 44-; C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 97, pp. 361-363; M.O.O.C. 7/5:Testamenten, 1735-1737, no. 7; C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 129, pp. 623-624.) 

  53. Staats Hendrik Roose van Barentsdorp was van 1713 tot 1719 onder-baastuinier aan die Kaap. 

  54. Hugo de Goijer het op 22 Junie 1694 J. G. de Grevenbroek as sekretaris van die Politieke Raad opgevolg, nadat hy op 8 April van dieselfde jaar met die Moercapel hier aangekom het. In 1696 is hy getroud met Christina, die dogter van Jan Dirksz. de Beer. Hy is op 2 Desember 1703 oorlede. Sien verder die inleiding van die Resolusies van die Politieke Raad, deel III. 

  55. Fredrik van der Lint van Delft het in 1714 met Ter Horst as matroos na die Kaap gekom en het in dieselfde jaar assistent geword. Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 130, pp. 627-628. 

  56. Hy was ‘n seun van Jan Pietersz. Louw. 

  57. In die H.K. staan Louw. 

  58. Volgens dr. Hoge was Hermann David Carl van Erfurt vanaf 1711 tot 1716 soldaat aan die Kaap. In 1716 het hy ‘n vryburger geword. Vgl. Hoge:Personalia of the Germans at the Cape, p. 57. 

  59. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 151, pp. 815-816. 

  60. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, pp. 13-14. 

  61. Johannes Wessels is in 1690 aan die Kaap gebore en is in 1713 met Geertruijda Pretorius getroud. Hulle het twee kinders, Johannes en Wessel, gehad. Sien Stellenbosch 18/3:Testamenten, 1708-1714, no. 29. 

  62. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 154, pp. 825-826. 

  63. Hy was die seun van Esaias Costeux en Susanne Albert en is in 1682 in Calais gebore. In 1712 is hy met Anna Gildenhuijs getroud. Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, no. 153, pp. 411-415. 

  64. Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 153, p. 821. 

  65. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 15. 

  66. Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. 

  67. Nicolaas Gokkelius van Doesburg het in 1685 met die Stavenisse as soldaat na Indië gegaan. In 1686 het hy uit die Kompanjie se diens getree en hom as vryburger aan die Kaap gevestig. Hy was getroud met Susanna Magdalena Botha, die weduwee van Adam Hendrik Mulder. Hulle het geen kinders gehad nie. (Sien C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, no. 49, pp. 219-222; C.J.2653:Testamenten, 1727-1731, no. 86, pp. 379-383). 

  68. Hy het in 1688 met die Suid Beverland na die Kaap gekom. In 1694 het hy ‘n plaas in Drakenstein ontvang en dit Salamonsvallei genoem. Sy vrou, Anna Martin, was die weduwee van Jean du Puis. De Gournaij het hom in 1718 in Londen gaan vestig, waar sy broer, Jean, reeds sedert 1712 woonagtig was. Sien Stellenbosch 18/3:Testamenten, 1708-1714, no. 17. 

  69. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 5, p. 17. 

  70. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 4, pp. 13-14. 

  71. ‘n Verklaring wat die hoofadministrateur aan die Politieke Raad voorgelê het, is hier weggelaat. In die verklaring, wat deur J. T. Rhenius en E. W. Cocchius onderteken is, word ‘n opname verstrek van sekere onbekwame en beskadigde voorrade in die houtmagasyn, wynkelder en wapenkamer van die Kompanje. Die Raad het besluit om dit per publieke veiling te laat verkoop. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.12:Resolutiën, 1717-1718, pp. 352-355. Die oorspronklike verklaring het ook bewaar gebly in C.337:Attestatiën, 1717-1718, pp. 291-292. 

  72. Die oorspronklike versoekskrif kan gevind word in C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 6, pp. 21-22. 

  73. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  74. Ook in die H.K. staan “aan den de gecommitteerdens”. 

  75. In die H.K. staan “crimineele”. 

  76. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 16.