Skip to content

C046 v1.20

C. 46, pp. 12-20.

Dingsdagh den {17180405} 5e April 1718, voormiddags.

1

Alle tegenwoordigh.

Gelesen zijnde ‘t gerequireerde berigt van presente burgerraden op den inhoude van ‘t requeste door de burger slagters Lafebre, De Vries en Jacobus Steijn, den 22e maant passato aan desen Raad gepresenteert, in de volgende termen gecoucheert:2

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens d’ E. Achtbn. Politicquen Raad.

‘Wel Ede. Gestr. Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘D’ ondergetekende burgerraden ter hand sijnde gestelt seker request door de vrijslagters Hendrik de Vries, Gijsbert Lafebre en Jacobus Steijn, aan Uwel Ede. en E. Achtbe. gepresenteert, tenderende omme ‘t schapen vlees in plaatse van 2 1/2 stuijvers, voortaan voor 3 stuijvers te mogen verkopen, en waar over Uwel Edele en E. Achtbe. onse schriftelijke consideratien hebben gelieven te requireeren; soo sullen dan in alle eerbied seggen dat ‘t voorne. versoek, om redenen in hunne request g’allegueerd, onses bedunkens, en onder Uwel Ede. en E. Achtbe. hoog wijser oordeel gesegt, in alle billikheijd is bestaande, te meer mits de regentijd op handen zijnde, ‘t vee almeer en meer staat af te vallen en bij gevolgh ligter te worden; dogh vermeijnen d’ ondergetekendens in alle reverentie dat het slagten voor 3 stuijvers behoorde bepaalt te sijn tot pmo. November aanstaande, om als dan hier over nader te worden gedisponeert.’

‘Hier mede vermeenende aan Uwel Edele en E. Achtbe. g’eerde ordre te hebben voldaan, soo bidden wij God dat Hij Uwel Ede. en E. Achtbe. in Sijn hijlige hoede gelieve te nemen - - - (Was getekent) Hk. Donker, Hk. Möller, Fk. Russouw.’

Zoo is naar deliberatie goedgevonden en geresolveert dat vermits de schaarsheijd van slagtbaar schapenvleesch waar mede deese Colonie jeegenwoordigh ter oorsake van de voorgane sterfte van dat gedierte is behebt, en dat boven dien door de aannaderende regen tijd dat vee meer en meer staat af te vallen en bij gevolgh ligter te worden, dierhalven aan voorne. burger slagters sal worden g’accordeert, soo als gepermitteert word bij deesen, het schapenvleesch voortaan te mogen verkopen tot 3 stuijvers ‘t lb. tot pmo. November aanstaande, egter gehouden blijvende alle en ijgelijk deser ingesetenen sonder onderscheijd van dat noodwendigh voetsel te geneven.

Vervolgelijk gedelibereert sijnde over den inhoud van sekere resolutie van krijgsraad in ‘s Comps. schip Den Dam , onder den 23e Maart jongstleden genomen, bij dewelke de overheden van dien bodem in plaatse van den overleden corporaal, Jonas Goene van Delft, op approbatie van den Edele Heer Gouverneur en desen Raad wederom tot corporaal met ƒ14 ter maand hadden aangesteld den landspassaat, Jan de Koningh van Delft, en weder tot landspassaat met ƒ12 den soldaat, Jan van Ruijmbeek van ‘s Hage; Soo is, ter consideratie der goede getuijgenisse door voorne. scheeps overheden van ‘t goed gedragh der bovengem. twee persoonen, geresolveert de voorsz aanstellinge bij deesen goed te keuren.

Naar resumptie der schriftelijke verantwoordinge over eenige wijnige te kort komende en geinfecteerde goederen uijt de ladinge van het schip Belvliet door den schipper, Cornelis Censen, en den boekhouder, Fredrik Lieffers, volgens resolutie van den 22e Maart passato, in de volgende bewoordinge overgelevert:3

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - beneffens den E. Achtbe. Politicquen Raad.

‘Ingevolge Uw Wel Edele en E. Achtbe. g’eerde ordres om wegens het te kort gekomene mitsgrs. de gebreckige en onbequame goederen uijt de ladinge van ‘t schip Belvliet verantwoordinge te doen, soo repliceeren wij ondergesz met alle eerbied dat de tekort geleverde 79 lb. swarte peper op de quantiteijt van 1000 lb., ons niet en kan toegerekent werden, also deselve in goede heele zacken (gelijk die op Batavia is ontfangen) alhier is afgescheept, maar daar in op ‘t hooft en onder ‘t opdragen verscheijde gaten zijn bevonden, ‘t welk volgens ‘t seggen van de gecommitts. al wat spillagie heeft veroorsaakt, ‘t geene door ‘t verarbijden in de boot, of liever door de slaven sal zijn geschiet.’

‘D’ 372 lb. te kort zijnde witte poijer4 zuijker op de quantiteijd van 8851 lb. in 35 knassers, die mede heel wel geconditioneerd zijn afgescheept, dogh als vooren op ‘t hooft en onder ‘t opdragen bevonden dat geopent en enigsints vermindert waren, boven dien worden ons op Batavia de knassers slegts toegesteld en ‘t gewigt gerekent soodanigh daar op geschreeven staat.’

‘D’ 30 ps. te kort geleverde gonjes, daar op weeten w’ niet anders te antwoorden dan dat ons die op Batavia bij bossen van 10 ps. ider werden overgelevert, en ‘t wel soude konnen zijn dat die aldaar in de bossen te waren geweest.5

‘’t Een ps. te kont zijnde pomphout is op Batavia niet ontfangen.’

‘D’ 7 ps. te kont geleverde jatij planken kan wel wesen dat die tot scheepswerk zijn verbruijkt, vermits deselve op diverse plaatsen en meede onder de scheeps goederen geborgen zijn geweest, en konnen derhalven daar uijt weder gesuppleert worden.’

‘Belangende de gebreckige en onbequame goederen, daar op antwoorden w’ dat genootsaakt zijn geweest de gonjes te bergen soo als ‘t best konden, alsoo voor de helft van dien in ‘t scheeps ruijm geen plaats was.’

‘D’ overige beschadigde houtwerken, zijnde 74 ps. jatij planken, 3 ps. jatij balcken en 7 ps. jassemse balkjes, zijn bij ons op Batavia zoodanigh ontfangen en aldaar wenden die maar slegts aan boort gesonden en dan geteld, wel versekert zijnde dat sulx aan boort (voor al aan de balken, die alle in ‘t ruijm gelegen hebben) niet is veroorsaakt, maar dat ër planken met enden beset souden zijn aan land gesonden, daar van konnen wij geen reden geven, dan alleen dat wel versekert ‘t selve geen grooten ophef sal meriteeren.’

‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 29e Maart 1718. (Was getekent) Cs. Sensen, Fredk. Lieffers.’

Zoo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan de redenen daar bij geallegueerd als voldoenend t’ accepteeren, en dienshalven deselve te kort komende en g’infecteerde goederen, als niet excessijf zijnde, d’ eerste op het generaal te doen afschrijven ende d’ andere ter oorbre in te nemen.

Ten consideratie den schippen van ‘t schip Belvliet ter vergadeningh heeft betuijgt instaat te sijn met voorne. bodem aanstaande Donderdagh of Vrijdagh de reijse naar Batavia aan te nemen; Soo is vastgesteld ter voorsz tijd dat schip te monsteren en van hier te depescheeren.

Aldus geresolveert ende g’arresteent in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.6

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 21-26.

Dingsdagh den {17180412} 12e April 1718, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

Ter consideratie de maand April berijts voor een gedeelte is verlopen en dus de ordinaris tijt tot den generalen opneem seer op handen komt te schieten, Soo is, dierhalven gedelibereert zijnde over de fixe dagen tot d’ aanstaande opneem, goedgevonden en verstaan sulx weder naar voorgaand gebruijk te doen geschieden onder ulto. deser, ende dat tot notificatie van dien allomme, soo aan de Caab, Stellenbosch als Drakensteijn , d’ vereijste biljetten sullen worden geaffigeert, en dat bij deese bequame gelegentheijd door iemand van ‘t soldij comptoir daar toe te committeeren, accuratelijk sal worden opgenomen hoedanigh, met wat scheepen en in welke qualiteijt, ‘t zij als burgers of dienaren, de vrije ingesetenen onder alle de districten sorteerende, alhier zijn aangeland en weder uijt ‘s Comps. dienst ontslagen zijn geworden; dat vervolgens aan land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn nogmaals sal worden toegesonden een lijstje van die geene die nogh aan de leeningh rol en vatgeld schuldigh en agterstalligh zijn,7 met ordre van de prompte betalinge van dien met de meeste ernst aan te dringen, en bij verdere nalatigheijd van dien, hun aan te seggen dat zij het dierhalven hun selven sullen te wijten hebben alle de kosten en schaden die haar sullen moeten worden aangedaan in ‘t paratelijk executeeren hunner goederen, tot bekomingh van ‘s Comps. inkomsten; sullende wijders alle ende een ijegelijk worden g’adverteerd voortaan prompte sorge te dragen dat het vatgeld voor expiratie van de maand Augustus precise worde voldaan, op dat daar door alle confusien worden geweert.

Aangesien het vastgestelde getal der brandmeesters alhier aan Cabo tot op twee door ‘t overlijden of vertrekken der voorige is komen te verminderen, en dat het dierhalven wel dienstigh was dat des overledens of vertrokkens plaatsen weder wierde gesuppleert, omme bij voorkomende ongelegentheeden van brand, dat God verhoede, van dienst te konnen zijn; Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan tot brandmeesters aan te stellen de burgerraden Hendrik Möller en Fredrik Russouw, den weesmeester Jan Caspar Rigter en den burger cornet Gabriel Doman.

Gedelibereert zijnde over den inhoude van ‘t requeste door Caspar Wagenvoort in de volgende termen gepresenteert:8

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Caspar Wagenvoort, vrijburger geweest zijnde op Batavia, hoe hij supplt. door siekte genecessiteert is geweest met toestemmingh van Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Achtbe. sijnen bescheijden retourbodem, namentlijk het schip Rijksdorff , te laten varen.9 Dan alsoo zijne indispositie sedert is opgehouden en hij sigh instaat bevind om onder Godes zeegen de reijse aan te vaarden, soo keert hij sigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe., ernstigh versoekende dat hem, nevens sijn vrouw, op een der praesente repatrieerende scheepen, in dier voegen als hier is aangekomen, gelieven te plaatsen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goedgevonden en verstaan den selven t’ accordeeren omme met desselfs huijsvrouw op een der twee aanwesende retourscheepen te mogen repatrieeren.

Ende dat wijders aan den gewesene Secretaris van Politie, Sr. Pieter de Meijer, sal worden aangesegt met een der twee jeegenwoordige retourscheepen, ingevolge d’ ordres van onse Heeren en Meesters naar ‘t Patria te moeten vertrekken.10

Aldus geresolveert ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.11

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 27-33.

Dingsdagh den {17180419} 19e April 1718, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

Door Helena Douw, wede. van wijlen Jacob Verhaik, in sijn leeven opperhooft van Trinconomale , ter vergaderinge overgelevert sijnde seker requeste van de volgende teneur:12

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. aan den E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heere en E.E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied en onderdanigheijd te kennen Uwel Edele Gestr. en E.E. Achtbe. dienaresse, Helena Douw, wede. van wijlen Jacob Verhaik, in zijn leeven opperhooft op Trinconomale , hoe dat haar suppliante door den Secretaris, den E. Adriaan van Kervel, uijt name van Uwel Ede. Gestr. en E.E. Achtbe. is aangesegt gewenden dat zij supplt. moest verdagt zijn omme alhier in ‘s Comps. cassa te tellen het transport en costgeld van haar en van agt stux slaven, die zij supplte. van ‘t eijland Ceijlon na herwaarts gebragt heeft, ende gemerkt de supplte. op Colombo , en gereet zijnde over Gale na herwaarts te vertrekken, geen transport nogh costgeld van een eenige slaaf afgevordert, nogte ook aangesegt ofte gewaarschouwt is gewerden dat aldaar of hier ter plaatse daar voor zoude moeten voldoen, ‘t geen immers (onder reverentie gesegt) redelijk en behoorlijk was geweest om zigh daar na te konnen reguleeren. Maar ter contrarie, de supplte. van Gale na boort gegaan zijnde, zoo quam de boode dier plaats gem. slaven arresteeren, zeggende dat ër geld voor sijn moest; waar op de supplte. gesegt hebbende dat niet te willen doen, heeft zij de gem. slaven weder na land gesonden gehad ten huijse van de tweede pakhuijsmeester, Jan van Else, om deselve voor haar reeke. daar te laten; waar op de meergem. slaven des anderen daags, sonder dat haar suppliante van deselve iets verders gesegt wierd, weder aan boord zijn gesonden.’

‘Omme welke redenen de supplte. haar genooddrukt vind zigh te keeren tot Uwel Edele Gestr. en E.E. Achtbe. met gants nederigh versoek dat zij wegens het betalen van gedagt cost en transport geld voor gem. slaven magh werden ontheft; mitsgrs. dat het transport en costgeld van de supplte. van Ceijlon naar herwaarts magh werden verevent en geliquideert tegens het transport en costgeld dat zij supplte. op haar vertrek uijt het Patria voor haar dogter, althans met den gewesene Secretaris De Meijer getrouwt en doen hier verbleeven, tot op Ceijlon heeft betaalt gehad. Waar op de supplte. een gunstigh apostil in margine deser is versoekende.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Zo is naar deliberatie over den inhoude van dien goedgevonden en geresolveert dat zij in conformiteijt der g’eerde beveelen van d’ Edele Hoogh Achtbe. Heeren Majores en ‘t aanschrijvens van den Edele Heer Gouverneur en Raad tot Colombo , de dato 15e December 1717,13 gehouden zal zijn alhier in ‘s Comps. cassa te betalen het gevorderde transport en costgelt voor hare agt slaven van Ceijlon naer herwaarts gebragt tot Rds. 50 voor ieder; dog wat aanbelangt haar eijgen transport en costgelt, dat sulx ten haren versoeke en in consideratie bij voorigh vertrek uijt het Patria aldaar ‘t geheel transport en costgelt voor haar dogter, Helena Verhaik, tot aan Ceijlon is betaalt, die egter ter oorsake van haar huijwelijk alhier is blijven remoreeren, bij provisie tegens den anderen sal blijven gerescontreert tot tijd en wijlen op ‘t schriftelijk requisiet van desen Raad van ‘t Gouvernement van Ceijlon berigt zal ingekomen zijn of ‘t voorsz halve transport en costgelt van haar voorne. dogter door haar aldaar weder te rugge ontfangen is of niet.

Door den independent fiscaal, den Hr. Cornelis van Beaumond, ter vergaderingh te kennen gegeven zijnde dat alhoewel alle ende een ijgelijk deser ingesetenen bij affixie van biljetten tijdelijk wierden geadverteert ten geprefigeerde dagen en plaatsen te verscheijnen tot het opgeven van hare effecten soo als jaarlijx gebruijkelijk is, egter in voorgaande jare hadde ondervonden dat zommige derselver daar inne tot zoo verre nalatigh bleeven dat zij lieden ten dien eijnde door bodens nader moesten aangemaand worden, versoekende dierhalven dat sulx mogte worden voorgekomen; Zoo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en verstaan dat bij nadere affixie van billieten een ieder zal worden gelast zigh op den gestelden tijd van den generalen opneem, beginnende met ulto. April en eijndigende met 2e Maij inclusive, te vervoegen in dit Caabse district ten huijse van voorne. Heer Van Beaumont, en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost, Sr. Jacob Voet, op peene dat die geene daar inne nalatigh bevonden zal worden, te verbeuren een boete van ses gulden ten behoeven der burger crijgs cassa, sullende daar en boven een ieder, selfs niet verscheijnende, gehouden zijn in zijn te sendene onderteekent briefje te stellen ‘t jaar, met wat schip, voor wat qualiteijt hier gekomen en wanneer weder uijt ‘s Comps. dienst en14 vrijdom zijn gestelt geworden.

Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.15

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 34-44.

Dingsdagh den {17180426} 26e April 1718, voormiddags.

Alle present.

Gedelibereert zijnde over ‘t gedane vensoek van kerkenrade van Stellenbosch , bij de onderstaande missive aan desen Raad gedaan:16

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. aan de E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Ede. Hoog Achtbe. Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Onse koster, Pieter van der Schelde, meermalen en laast in onse vergaderinge versogt van zijn dienst ontslagen te sijn, in welke niet veel vergenoegingh gaff, tot welke eene Johan Elwee,17 van goede getuijgenisse en vee [r]thien â vijfthien jaar inwoonder deses lands, sigh heeft aangeboden en versogt om mede gegratificeert te werden; Soo is ‘t dat wij bij dese seer nedrigh versoeken dat Uwel Ede. en Achtbre. gelieven te permitteeren om de voorgaande volkomentlijk t’ ontslaan en den anderen tot voorsz bedieninge aan te stellen, alsoo ons om de schaarsheijt van persoonen niet doenlijk is om een dubbeltal ten elexie van Uwel Ede. Gestr. en Achtbe. te presenteeren. Daar en boven om de lijken der slaven buijten het nieuwe kerkhof, dogh naast daar aan te mogen kuijlen, ter onderscheidingh van de Europische en om dat geen geregtigheijd van ‘t kerkhof betaalt word.’

‘’t Welk doende &a. (Was ondertekent) - - - H. Beck, D. Coetse, N. van den Heuvel, J. de Rens, J. Mallan. (Lager, en was getekent) Henricus Beck, schriba. (In margine) Stellenbosch , 1718 15e April.’

Zoo is goedgevonden en geresolveert dat niet jeegenstaande gem. kerkenrade volgens de gestatueerde ordre bij ‘t raadsbesluijt van den 28e Januarij 1716, gehouden en verpligt hadde geweest over te geven een nominatie van een dubbelt getal omme daar uijt een koster voor haar kerke uijt te konnen verkiesen, ende dieshalven hun versoek ten dien subjecte als informeel zijnde, van de hand te wijsen, egter voor dese maal die omissie om de g’allegueerde redenen sal worden gepasseert, en sijlieden daaromme gequalificeert den jegenwoordigen coster, Pieter van der Schelden,van die bedieninge18 te ontslaan en weder in desselfs plaats tot koster aan Stellenbosch aan te stellen den burger Joan Elwee. Wordende zij lieden wijders geauthoriseerd uijt te kiesen soodanige plaats als aan niemand hinderlijk en permanent gebruijkt zal konnen worden tot het begraven der afgesturve slaven, egter gehouden blijvende goede songe te dragen dat de voorsz lijken voor ‘t opgraven van alle ongediert zijn bewaart.

Vervolgens gedelibereert zijnde over het gedane versoek van den timmerman, Gerrit Paashuijsen, bij ‘t volgende request gedaan:19

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - neevens den E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met alle eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. gehoorsamen dienaar, Gerrit Paashuijsen, ao. 1716 met het schip Elisabeth voor mattroos â ƒ8 per mt. alhier aangeland en in denselven jaare gevordert als huijstimmerman met een besoldinge van ƒ14, hoe hij supplt. geduurende die tijd in de besigheijd sijns werks het ongeluk heeft gehad van soodanigh aan de eene hand beseert te werden, dat niet meer in staat is om zijn ambagt behoorlijk te oeffenen, en door dien den supplt. in het Patria ook niet veel weet uijt te rigten, soo keert hij sigh gants onderdanigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. met ernstigh versoek dat hem na Batavia per eerste occagie gelieven te demitteeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is geresolveert den selven van hier naar Batavia te dimitteeren in zijn oude qualiteijt van mattroos met ƒ8 per mt.20


Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.21

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] .............................

22

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 45-49.

Dingsdagh den {17180503} 3e Maij 1718, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den Heer Cornelis van Beaumond door occupatie. Door den Heer Abraham Cranendonk ter vergaderingh gepresenteert zijnde seker memoritie,23 contineerende dat ër volgens g’annexeerde verklaringen van expresse gecommitten. op 15 half amen oljven olij, nu jongst per de Stantvastigheijd aangebragt, bij pijlinge te kort bevonden waren 214 4/10 kan, met versoek dat diesaangaande soodanigh mogte worden gedisponeert als volgens d’ ordres der E. Compe. oorbaar g’agt zoude worden; Zoo is naer deliberatie goedgevonden en verstaan dat de gem. te kort komende olijvenolij op ‘t generaal sal worden afgeschreeven.

Vervolgens is bij den Wel Edele Heer Gouverneur de leeden deeses Raads ter kennisse gebragt hoe dat Zijn Edele ‘t zeedert desselfs aanwesen alhier tot zijn misnoegen hadde ontwaard dat de basen van ‘s Comps. thuijnen in dit Gouvernement, in plaatse van hare dienst met d’ vereijste trouwe en vigilantie t’ exerceeren, zij daar inne van tijd tot tijd soo nalatigh en sorgeloos waren geweest, dat niet jeegenstaande alle serieuse aanmaningen en andere scherper correctien, zij egter in dat quaad gedragh tot soo verre hadden volhart dat daar door gem. thuijnen tot ‘s Comps. merkelijke ondienst soo seer waren veragtert, dat deselve bij wijlen niet magtigh zijn geweest de gerequireerde groente voor ‘s Comps. aankomende scheepen te konnen furneeren; dat tot eenige redres van dien den crankbesoeker, Jan Mahieu, zigh hebbende aangeboden zijn devoir aan te wenden, nu eenigen tijd herwaarts met Zijn Edls. bewilligingh, nevens waarnemingh van zijn crankbesoekers dienst, ‘t selve met zoo veel applicatie en goed succes hadde verrigt dat bereijts de voorne. thuijnen soodanigh van gedaante verandert en tot die vrugtbaarheijd gebragt waren, dat als nu d’ vereijste groenten uijt deselve tot verversingh der scheepelingen en inpotenten ten hospitaale bescheijden, konden worden bekomen; weshalven in consideratie gaf of aan den voorsz Mahieu, in erkentenis van sijnen goede ijver en tot aanprickelingh om in deselve des te meerder voort te vaaren, niet zoude behooren toegevoegt te worden eenige augmentatie van gagie en denselve daar nevens aan te stellen tot opsigter over alle ‘s Comps. thuijnen, onder de directie egter van den E. Jacobus Cruse als commissaris van ‘s Comps. moestuijnen, ten eijnde door dat middel alle de basen des te beter in haar pligt gehouden worden; Soo is, desen aangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveert om bovengen redenen den gem. Jan Mahieu in zijn qualiteijt van crankbesoeker te verbeteren van ƒ40 tot ƒ45 ter mt. onder zijn lopent verband, en wijders aan te stellen tot opsigter over alle ‘s Comps. thuijnen, mits dierhalven gehouden blijvende goede zorgen te dragen dat ten allen tijden de groeten tot verversingh aan ‘s Comps. scheepen en hospitaal alhier, naer luijd van ‘s Comps. ordre worden uijtgerijkt, en daar selfs bij te vaceeren.

Naar lectuure van de stucken dienende ten processe van den mattroos, Jacobus Perier, gevangen op ‘t schip de Berbices , jeegenwoordigh hier ter rheede leggende, en volgens besluijt van den breeden scheeps raad, de dato 23e Februarij 1718, aan dese Vergaderingh gerenvoijeert, is goedgevonden deselve te stellen in handen van den independent fiscaal, den Hr. Cornelis van Beaumont, ten eijnde zijne actie (indien vermijnde eenige te hebben) daar omtrent te konnen institueeren voor den Raad van Justitie alhier.

Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.24

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 50-52.

Woensdagh den {17180504} 4e Maij 1718.

Den Edelen Heer Gouverneur de leden deeser Vergaderinge bij omvragingh in consideratie hebbende doen geven dat ten aansien dit Gouvernement jeegenwoordigh in ‘t geheel van zeijldoek is ontbloot en de apparentien niet toelieten te geloven dat van die stoffe ons in minderingh of voldoeningh van den gedane eijsch voor desen jaare eenige quantiteijt tot ontset voor eerst, immers niet voor ‘t arrivement der paasscheepen uijt ‘t Patria, stond aangebrogt25 te worden, waar door bij verlies van zijlagie aan d’ aankomende retour of andere ‘s Comps. uijtkomende scheepen, en selfs galjoots en andere mindere vaartuijgen onder dit Gouvernement sorteerende, merkelijke hinder en retardement toegebragt zoude konnen worden, of het daaromme tot voorkomingh van diergelijke accidenteele toevallen niet noodsakelijk soude zijn 40 â 50 rollen zeijldoek uijt het hier ter rheede leggende schip Boukenrooden te ligten; Soo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveert om redenen voorm. dat de voorsz ligtinge tot een nootwendigh behulp zal worden gedaan, omme bij ontfangst van ‘t g’eijste uijt het vaderland weder sooveel van die stoffe van hier naar Batavia versonden te worden.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.26

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 53-61.

Dingsdagh den {17180510} 10e Maij 1718, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den Heer Abraham Cranendonk bij indispositie.

Bij resumptie der resolutie van den 3e deser door den independent fiscaal, den Heer Cornelis van Beaumont, verklaart zijnde ten opsigte der begane delicten van den mattroos Jacobus Perrier, op het hier ter rheede leggende schip d’ Berbices bescheijden, wel ten principalen in aanstotelijke woorden eeniglijk bestaande, geen actie vermijnde te hebben, temeer als men considereerde de langhwijlige detentie die denselven tot overgenoegsame straffe hadde verstrekt, maar dienvolgens eerder van gevoelen zoude sijn dat den voorsz Perrier uijt zijne banden behoorden ontslagen en, tot meerder geruststellingh van d’ overheden van dat schip, daar van aen land geligt te worden; Zoo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveert dat den gem. mattroos van dien bodem alhier aan de wal zal worden geligt.

Naar lecture der resolutien genomen in den breeden en crijgsraad van ‘s Comps. schip Boukenrooden op den 7e Maart en 1 April jongstleden,27 is goedgevonden te approbeeren de gedane aanstellingh van den zoldaat Godfriet Steens tot landspassaat met ƒ11 in plaatse van den overledene Caspar Hijlbregt van Bemmel, en tot corporaals op dien bodem, met ƒ14 per mt., de soldaten Loderij Renoij van de Graaf en Martijn Hofman van Sutphen, in plaatse van Matthijs Mona van Dort en Jan Roelvink van Amsterdam, ter oorsake van haar quaad gedragh van die qualiteijte tot zoldaat gedeporteert, mitsgrs. tot botteliersmaat den mattroos Cornelis Reegenboogh met ƒ14 in plaatse van Carel Vrijland, insgelijx van ‘t selve gedegradeert.

Zijnde van gelijken verstaan ten versoeke van de overheden van ‘t boovengem. schip Boukenrooden 28 aldaar aan te stellen tot constapel den constapelsmaat Guilliam Eemst van Amsterdam, met halveeringh van gagie tot ƒ18, in plaatse van den overledene Jurriaan Star.

Bij resolutie van den breeden scheeps raad, genomen in ‘t schip d’ Elisabeth op den 28e Maart passato,29 insgelijks op approbatie aangestelt zijnde tot bootsmansmaat met ƒ14 den quartiermeester Pieter van der Lugt, in plaatse van den overledene Christiaan Cornelisz. van Nieuwendam, en wederom tot quartiermeester met ƒ14 den mattroos Frans van de Graaf; Zoo is goedgevonden de voorsz aanstellinge voor goed te keuren, mits den mattroos Frans van de Graaf bij halveeringh van gagie maar winnende ƒ12.

Door den coopman en zoldij boekhouder, den E. Jacobus Cruse, ter vergaderingh gepresenteert zijnde ‘t volgende request:30

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Achtbe. Heeren,’

‘Verthoond met alle eerbied den coopman en zoldij boekhouder, Jacobus Cruse, hoe den supplt. geinclineert is desselfs soontje, gent. Johannes Jacobus, oud seven jaaren, na Ceijlon bij des supplts. swager, den Hr. Gouverneur Rumph, over te senden; derhalven wend hij sigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe., ootmoedigh versoekende hem magh gepermitteert werden dat zijn voorne. zoon met het present ter rheede leggende schip Middelwout onder betalingh van behoorlijk transport en costgeld derwaarts magh navigeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is naar deliberatie goedgevonden aan desselfs soontje, Johannes Jacobus Cruse, te permitteeren om met het schip Middelwout naer Ceijlon te mogen navigeeren, mits betalende ‘t vereijste transport en costgeld.

Zoo als insgelijx ten versoeke van den vrijswart, Matthijs Parera,31 is toegestaan aan desselfs zoon, Lodewijk, om met voorne. bodem naer Ceijlon over te vaaren, mits voor de cost scheeps werk doende.

Vervolgens gelesen zijnde seker requeste door den ondercoopman, Abraham Doeglas, in de volgende termen gepresenteert:32

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. den E. Achtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft in alle onderdanigheijd te kennen Uwel Edele Gestr. en E. Achtbe. onderdanigen dienaar, Abraham Douglas, hoe hij supplt. in den jaare 1715 gerepatrieert ofte wel na het vaderland vertrocken wesende, alhier heeft gelaten twee sijner lijfeijgenen, mansslaven, gent. Damon en Ontonk van Balij, dewelke den supplt. nu weder uijt het vaderland komende en deselve hier in leeven vindende, keert zigh ootmoedigh tot Uwel Edle. Gestr. en E. Achtbe. met een nedrigh versoek omme bovengen. slaven weder na Batavia te mogen nemen, onder pligtige presentatie van derselver vragt &a. na behooren in ‘s Comps. cassa alvoorens te zullen tellen, dan met U Edle. Agtbe. believen op zijne reeke. te werden belast.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is geresolveert denselven t’ accordeeren zijne twee lijfeijgenen, gent. Damon en Ontonk van Balij, van hier naar Batavia te mogen mede voeren, mits alvoorens betalende het daar toe staande transport en costgeld.

Wijders is naar resumptie der letteren requisitoir van schout, scheepenen en die van den geregte der stad Amsterdam , de dato 17e December 1717,33 tendeerende tot betalingh eener somma van ƒ720 met de costen die Jan van Engelen aan Lubbert Elias en Gerritje Neijgh schuldigh is, goedgevonden dat deselve zullen worden gerespecteert, en dieshalven aan weesmeesteren deser steede (onder wiens directie de penningen van voorne. Van Engelen zijn) afgegeeven copia authentijcq van gem. missive en vonnissen daar nevens gevoegt, tot Haar Es. naerrigtinge.

Ten aansien bij resolutie van den 4e deser is verstaan eenige rollen zijidoek uijt Boukenroode van ‘s lands cargasoen te ligten ten behoeve van dit Gouvernement, sonder dat men weet tot wat prijs deselve bij de negotie boeken behooren ingenomen te worden; Zoo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, beslooten dat ten dien eijnde ‘t cognossement factuur van voorne. bodem zal worden geopent.

Ten versoeke van de onder te noemene C[e]ijlonse banditen, is aan deselve, ter consideratie hare tijd van drie jaaren alhier hebben uijtgedient, g’accordeert om met ‘t schip Middelwout weder naer Ceijlon te mogen retourneeren, als Pater Francisco Welaijde, Modella Coetjaar, Poulo Aijen Permaal, Canda Manuel Paramanade, Don Philippo Witte Poelle Aratie en Chevagatian Sigal Solatij,34 mitsgrs. nogh Jan Chidembran en Kolandean, zijnde de twee laaste door den Ede. Hr. Gouverneur Rumpf gepardonneert en weshalven naer Ceijlon versogt.35

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.36

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] ..................................

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 62-65.

Saturdagh den {17180514} 14e Maij 1718, voormiddags. Extrs. vergaderingh.

Alle tegenwoordigh.

Den Wel Edele Heer Gouverneur heeft de leden deses Raads ter kennisse gebragt dat Zijn Edele dagelijx door de aanlandende militaire capitainen klagten waren te vooren gekomen, en wel bijsonderlijk door den capitain Van Sorgen, op Hogenes bescheijden, dat geduurende de reijse uijt het vaderland tot hiertoe, den commandeur der soldaten, Jan Carel van der Hoeven, zigh niet hadde ontsien t’ eenemaal niet alleen t’ onttrekken van die gehoorsaamheijd welke een zergeant aan een capitain in den dienst verschuldigt is, soo ten opsigte van d’ excercitie der soldaten als alle andere ordres tot de dissipline militair relatijf, maar dat ook boven dien in dat geval door voorne. zergeant beledigent en onwaardigh was bejegent geworden, en sulx wel principalijk op pretext dat vermits d’ actens door d’ Edele Hoogh Achtbe. Heeren 17 aan de hooft officieren, soo capitainen, luijtenants en vaandrigs verleent, d’ onder officieren en zoldaten niet voorgehouden zijnde, dierhalven ook niet in haar character aan boord, maar ter contrarie als passagiers eeniglijk behoorden aangemerkt te worden, daar in tegendeel de voorne. actens wel uijtdrukkelijk komen te dicteeren, en bijgevolge ook notoirlijk met die wille en meeninge van Haar Ede. Hoogh Achtbe. over eenkomt, dat de gem. hooft officieren t’ allen plaatse en tijden door d’ onder haar zijnde onder officieren en zoldaten ieder in hare respective qualiteijten sullen worden erkent en gehoorsaamt, t’ eenemaal ook over eenkomende met het geene den Articulbrief diesaangaande beveelt; dierhalven in consideratie gevende of daar inne niet behoorde te worden voorsien en den gem. zergeant over desselfs stout en onbetamelijk gedoente gecorrigeert; Zoo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveert dat tot weeringe van diergelijke oneenigheeden en disputen, mitsgrs. ma[i]ntien in het gesagh de voorsz hooftofficieren competerende, en op dat aldus alle de soldaten des te beter in ordre gehouden en tot de wapenhandel bequamer mogten gemaakt worden, daar omme alle de actens van gem. hooft officieren aan boort der scheepen bij forma van voorstellinge de mindere militairen te doen voorlesen, ten eijnde een ijdervan37 hun zigh daar na zoude konnen reguleeren, en dat wijders den bovengene. zergeant heden en morgen tot straffe van zijn ongehoorsaamheijd voor de hooftwagt deses Casteels met een helbart geplant zal staan, ‘t welk verrigt zijnde, nogh daar en boven gehouden zal wesen aan den meergem. capit. Van Sorgen excuus van zijne begane misslagh en onbeleeftheijd te versoeken.

Zijnde wijders nogh geresolveert dat ten versoeke van d’ overheden van ‘t schip Nesserak tot landspassaat met ƒ12 sal worden aangestelt den soldaat Jan Romstorf, in plaatse van Jan Fredrik Storm, op die bodem overleden.38

En laastelijk dat op Maandagh den 16e deser zullen worden gemonstert d’ ingereetheijd zijnde scheepen, als d’ Elisabeth , Valkenisse , Boukenroode , Berbices , Hogenes , ‘t Raadhuijs van Vlissingen , Kokkenge en Westhoven , zijnde alvoorens aan Valkenisse en ‘t Raadhuijs van Vlissingen ieder een 1/2 last rijst verstrekt.

Aldus geresolveert ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.39

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 66-68.

Dingsdagh {17180517} 17e Maij 1718.

Complete vergaderingh.

Wiert door den burger Isaac Esser40 het onderstaande request gepresenteert:41

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeft met alle eerbiedigheijd te kennen Uwe Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. pligtschuldigen dienaar, Isaacq Esser, burger deser Colonie, hoe hij zeedert eenigen tijd niet sonder vrugt de wijn negotie bij der hand gevat hebbende, daar in gaarne zoude willen continueeren, maar alsoo ter deser plaatse wijnigh of geen huurpakhuijsen te vinden zijn, en den supplt. uijt dien hoofde in continueele verlegentheijd omtrent het bergen zijner wijnen soude geraken, gelijk hem reets is overgekomen; soo keert hij sigh seer ootmoedigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. met ernstige beede dat hem in het blok X de nogh leedigh leggende twee stux huijs erfjes in eijgendom mogen werden gegeven, ten eijnde hij daar een woon en pakhuijs soude kunnen bouwen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Na lecture van ‘t welke om redenen daar inne vervat eenparigh is goedgevonden het selve te flatteren, mits van voorne. huijserfjes ter naaste vergaderingh door den landmeeter een caartje werde overgelegt, om nae resumptie van dien de erfbrief te doen opmaken.

Aldus geresolveert ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaara42 voorsz.43

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, W. V. TAACK. E.g. clercq.

C. 46, pp. 69-70.

Dingsdagh den {17180524} 24e Maij 1718, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Heer Abraham Cranendonk door indispositie.

Door den capitain luijtenant Kaije Jesse Slotsboo, in opvolgingh van ‘t geresolveerde van den 17e deser ter vergaderingh geproduceert sijnde seker caartje van ‘t huijs erf door den burger Isak Esser in eijgendom versogt; Zoo is naar resumptie van dien verstaan dat den erfbrief, behoorlijk opgemaakt zijnde, in dier voegen sal worden afgegeven.

Naar lecture der resolutie genomen in scheepsraade van ‘s Comps. schip Wendela op den 7e April jongstleden, bij dewelke om redenen daar bij geallegueerd, den schieman Rijk Jansz. van Amsterdam is gedeporteert geworden tot mattroos met ƒ9 per mt. en weder in desselfs plaats tot schieman met ƒ20 aengesteld den bootsmansmaat Evert Mattheussen van Amsterdam, en tot bootsmansmaat met ƒ14 den mattroos Gerrit Samuelsz. van Amsterdam; Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan de voorsz aanstellingen en de daar bij gevoegde gagies bij desen te approbeeren.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.44

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, A. v. KERVEL. Secrets.

C. 46, pp. 71-80.

Dingsdagh {17180531} ulto. Maij 1718.

Alle tegenwoordigh.45


Wijders wiert wegens den capt. luijtenant Hunnink het onderstaande versoekschrift ingelevert:46

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - en de Edele Achtbe. Raad &a.

‘Geeft met alle onderdanigheijd te kennen Harmen Hunninck, capt. luijtenant in dienst van de Edele Compe., jegenswoordigh bescheijden op ‘t schip Abbekerk , hoe dat hij supplt. verstaan heeft dat het bovengem. schip hier nogh eenigen ruijmen tijt soude moeten blijven; soo keert hij supplt. [sigh] tot Uw Ede. Heer en Achtbe. Raad, ootmoedigh versoekende hem te wille verplaatsen op ‘t schip Wendela omme alsoo eerder occasie te mogen genieten sigh in dienst van de Edele Compe. te laten emploijeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende. (Was getekent) H. Hunninck.’

En alsoo de redenen daar inne vervat voldoende voorquamen, heeft men hem g’accordeert om op de Wendela over te gaan.

Waar nae den Edelen Heer Gouverneur de vergaderingh erinnerde dat het previlegie der slagterije voor ‘s comps. scheepen, hospitaal &a. met het eijnde deses jaars staande te expireeren, men bij tijds middelen behoorden te excogiteeren om de leverantie van ‘t vleeschde novoaan suffisante menschen te besteden, temeer alsoo van dagh tot dagh de gerugten, en sulx niet sonder waerheijd, der sterfte onder het slagt vee wederom begonden op te wackeren. Weshalven dese soo emportante saak in serieuse aanmerkinge genomen zijnde, is ër besloten ten eersten biljetten te doen affigeeren waar bij een igelijk der ingesetenen daar toe inclineerende, soude werden gepraeadverteert dat sij sigh van nu af aan tot ulto. Julij aanstaande toe kunnen adresseeren ter Polliticque Secretarije alhier om derselver namen te doen opschrijven en aantekenen ten welken prijse sij aanbieden voorne. leverantie te doen, met belofte van nae verloop van gedagte tijd, de openbare aanbestedingh beraamt en vastgestelt sijnde, de minste der intekenaars, als dan niemant van lager bot gevonden werdende, voor alle andere te prefereren; ten eijnde een ider van te vooren daar op staat makende sigh des te beter tot dat verre uijtsiende bedrijf konde praepareren.

Ter welker materie den Heer fiscaal ook te kennen gaf dat verscheijdene deser ingesetenen hare clagten hadden gedaan over de vrijslagters alhier, die niet tegenstaande haar lieden was toegestaan het schapen vleesch tegens 3 sware stuijvers het pont te vercopen, dogh met restrictie van sulx aan ider een te doen en niet uijt te scheijden dan met voorweten deser vergaderingh, sigh egter niet ontsagen finaal de slagterije te abandonneeren en dus den burger in de grootste verlegentheijd te laten, het welke als een vilipendie onser besluijten, genomen op haar lieder versoek, aangemerkt zijnde, is goedgevonden welgem. Heer fiscaal extracten der voorsz resolutien te doen afgeven om sigh tegens meergem. slagters daar van voor den Raad van Justitie te kunnen bedienen, sullende ook in het billet nopens de aannemingh van vleesch voor de E. Compe. alle inwoonders, sonder onderscheijt, die sigh daar toe bij den Edelen Heer Gouverneur willen aangeven, aangemoedigt werden de slagtneringh voor een vasten tijd bij der hand te nemen.

Aldus geresolveert ende arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.47

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, W. v. TAACK. E.g. clercq.

C. 46, pp. 81-94.

Dingsdagh {17180614} 14e Juni] 1718.

Complete vergaderingh.

Door de vrijslagters het volgende request ingelevert zijnde:48

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geeven in alle onderdanigheijd en diep respect te kennen, de burgers en vrije slagters alhier, Gijsbert Lafebre, Hendrik de Vries en Jacobus Steijn, hoe sij supplten. een geruijmen tijd herwaarts de slagtneeringh hebbende gehanteert, niet beter wetende dan tot volkome genoegen en gerief deser ingesetenen, zoo lange het vlees eenigsints te bekomen is geweest, zulx sij nu eenigen tijd door dien ër geen vee te krijgen was, nu en dan hebben moeten ophouden en stilstaan.’

‘Als wanneer zij supplten. op den eersten deser maand door den E. Heer fiscaal, Cornelis van Beaumont, zijn geinsinueert omme redenen te geeven van haare stilstant in het slagten, daar zij supplten. op hebben geantwoord dat ër geen vee te krijgen was, en sulx de oorsaak zijnde van haar stilstand.’

‘Waar op voorne. Heer fiscaal haar supplten. dien selven dagh met sons ondergangh heeft doen citeeren voor den E. Achtbe. Raad van Justitie alhier, omme te aanhooren zoodanigen eijsch en conclusie als Zijn E. tegen haar supplten. zouden willen doen en nemen.’

‘Gelijk zij supplten. dan ook voor opgem. Raad zijn gecompareert, doende Zijn E. als doen eijsch wegens gepleegde ongehoorsaamheijd aan de regeeringh en vexatie van de ingesetenen.’

‘En nademaal de supplten. op den eijsch en beschuldigingen van den Heer fiscaal (zonder dat Zijn E. deselve door bewijsen is sterkende) bij voorsz Achtbe. Justitieele Raad zijn gecondemneert in een boete van 25 rijxdd. ijder.49

‘Zoo wenden zij supplten. haar tot Uwel Edele Gestr. en E.E. Achtbe., ootmoedigh versoekende dat zij van de gem. boete mogen werden ontheft, door dien haar ontschult omtrent de beschuldigingen van den Heer fiscaal betuijgen en ieder van zijn aandeel met eede presenteeren te bevestigen.’

‘Als mede dat haar stilstaan in ‘t slagten veroorsaakt is door dien ër geen vee te krijgen is geweest, gelijk zij supplten. ‘t selve ook zoo aan de Hr. fiscaal als burgerraden hebben bekent gemaakt.’

‘Uwel Edele Gestr. en E.E. Achtbe. verders zeer nedrigh versoekende, derselver goede geliefte zij (indien ër eenige deser ingesetenen haar onderstonden het slagten met meerder vlijt en iver50 tot gerief derselve te bedienen, als zij supplten. ider voor zijn aandeel hebben gedean51 en nogh genegen zijn te doen), deselve daar toe aan te stellen; ‘t geene de supplten. gaarne zoude sien, bedugt zijnde dat zij veele diergelijke ontmoetinge door continuatie van een slegten tijd souden onderworpen zijn.’

‘Omme ‘t welke voorsz zij Uwel Ede. Gestr. en E.Ens. om een gunstige appostille op desen requeste versoeken. (Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Is met meerderheijd van stemmen goedgevonden daar op te apostilleeren dat sigh het gepronuncieerde vonnis van den Justitieelen Raad moesten onderwerpen om redenen als bij resolutie heden 14/d genomen staan aangehaald.

Waarnae den burger sergeant, Durant Sollier, op voorstellingh der crijgsraad vermits sijne hooge jaren van dienst wiert ontslagen, en wederom daar toe aangesteld den corporaal, Fredrik van der Lint, staande als corporaal gevolgt te werden door Marthinus van Lijpsigh.52

Wijders vertoonde den boekhouder en cassier, Nicolaas Heijningh, het onderstaande versoekschrift:53

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Achtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Vertoond met alle onderdanigheijd en schuldige eerbiet aen Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. den boekhouder en cassier, Nicolaas Heijningh, hoe hij supplt. in den jaare 1704 voor adelborst â ƒ10 per mt. met het schip Vosmaer alhier is aangeland, sedert welke tijd hij successivelijk is verbetert tot 5e April 1711 dat door d’ Ede. Heer Commissaris Pieter de Vos is gevordert tot boekhouder â ƒ30 per mt. onder een vijf jaarigh verband, vermits den dienst als overdrager van ‘t zoldij comptoir was waarnemende, welke bedieningh den supplt. ook over de 9 jaaren heeft gepresteert, en nu 1 jaar als cassier (niet beter wetende als ten genoegen sijner gebiederen), en alsoo laastgen. bedieningh van ouds een ondercoopmans plaats is geweest, en des supplts. tijd nu ruijm is ge-expireert, soo keert zigh den supplt. tot Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. met ootmoedige beede hem naer ‘t voorbeeld sijner predecesseurs gelieve te begunstigen met de qualiteijt als ondercoopman, en soodanige gagie als Uwel Ede. Gestr. en E. Achtbe. sullen gelieven goed te vinden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Op het welke gelet zijnde, heeft men hem wel als ondercoopman met ƒ40 ter mt. onder een drie jarigh verband na het voorbeelt zijner praedecesseurs willen aanstellen, dogh alles approbatie van Haare Hoogh Edelen, onse Heeren Majores.

Dan op het supplicq geexhibeert door den burger Jacobus van der Heijden, luijdende als volgt:54

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens den E. Achtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Achtbe. Heeren,’

‘Geven met alle onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbares gehoorsame dienaren, Jacobus van der Heijden en Maria van Brakel, wede. Jacob Louw, den eersten voor 3/4 en de tweede voor 1/4 aannemers der leverantie van vers vleesch voor d’ E. Compe. scheepen, hospitaal &a., hoe bij de openbaare bestedingh van dien aan de minstbiedende, sij lieden de derde uijtroepingh en toeslagh der boode hebben gehad tot 2 1/4 swaare stuijvers het lb., gelijk sulx Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. nogh wel in verscher geheugenis sullen hebben, dan alsoo de supplianten wierde voorgehouden dat sulx per abuijs der boode was geweest, en sij daar op ter instendiger aanhoudingh van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. om d’ E. Compe. soo veel mogelijk was te contenteeren, sigh hebben verbonden voorne. vleesch voor twee swaare stuijvers per lb. te leveren, in die hoope en verwagtinge dat de sterfte van het vee door de genade des hemels soude cesseeren, maar sulx buijten der supplten. goede gedagten zijnde uijtgevallen, in soo verre dat de schapen waar voor doenmaals ƒ5 1/2 â 6 ligtgeld hebben gegeven, tegenwoordigh, en dat nogh met veel moeijte, voor ƒ8 moeten inkoopen, sonder daar meer als omtrent ƒ5 uijt te cunnen maken. Soo keeren sij sigh gants eerbiedigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. met nedrige beede dat, tot voorcomingh van haare totale ruine en eenigsints tegemoet tredingh haarer goede insigten ten voordeele der E. Compe., het reets geleverde en nogh te leveren staande vleesch aan de suplten. tegens 2 stuijvers swaar geld mag werden goedgedaan.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Ofschoon men om de bewustheijd der redenen daar bij geallegueert, wel een favorabel antwoort soude willen geven, heeft niet anders kunnen volgen als te ordonneeren het selve nevens ons ernstigh voorschrijven nae de Heeren Seventhienen over te senden, temeer door dien voorne. Van der Heijden uijt eijgen motief praesenteerde dat bij aldien de E. Compe. nae expiratie van sijn verbonden tijd in verlegentheijd mogte geraken, hij tot haaren dienst berijd zoude sijn.

Door Haar Edele Groot Achtbe. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Hoorn nae herwaarts geschreeven zijnde55 om eenen Hendrik Clopper,56 vrijburger alhier, sekere vermakingh van drie maanden monteerende ƒ42 jaarlijx, tot alimentatie van zijn kint te laten voldoen; heeft dien man, daer over binnen geroepen zijnde, verclaart dat hem sulx seer lastigh zoude vallen, versogt derhalven ons gunstigh voorschrijven om onder betalingh van behoorlijk transport en costgeld gedagte kint hier te mogen erlangen; ‘t welk hem is g’accordeert, mits de reets verlopene schuld betalende.

Vervolgens gaf den Wel Edelen Heer Gouverneur te kennen hoe hij door de Heer Abraham Cranendonk versogt was om informatie nopens de rangh tusschen hem en de Heer Pieter Gijsbert Noot,57 dan ofschoon daar over wel eenige consideratien hadde gemaakt, Sijn Edele egter tot de formele uijtspraak niet kunnen treden, weshalven de Heer Cranendonk wijders hadde versogt dat sulx ter vergaderingh mogt werden geventileert, volgens ‘t welke Sijn Edele dese zaak als nu de leeden voordroegh, werdende een en ander door welgem. Heer Cranendonk instantelijk gerepeteert, met bijvoegingh dat zijn vrouws stoelin de kerk58 (die door ordre van de Heer Noot buijten kennis van den Edelen Heer was verset)59 om die van desselfs huijsvrouw daar te stellen, wederom terselver steede als van te vooren mogt werden geplaast ter tijd de rangh soude zijn gedecideert, ten welken opsigte de Heer Cranendonk sustineerde dat hij, als tweede persoon deses Gouvernements, aan geen ander als den Edelen Heer Gouverneur deselve konde cederen, dewijl hij bij absentie of ongeval van Sijn Edele indisputabel moeste succederen in het opperste gesagh, waar door die inconvenientie als dan stonde veroorsaakt te werden dat den gebieder genecessiteert was sigh te onderwerpen aan imant die sulx niet competeerde.

Het welke met aandagt gereflecteert zijnde, is goedgevonden den eersten geswe. clercq nae de Heer Noot te senden om aff te vragen uijt wiens ordre sijn vrous stoel in de kerk hadde doen plaatsen, denwelken wedergekeert wesende, tot antwoort bragt dat de Heer Noot ter eerster instantie de stoel nae de kerk hadde laten brengen en de koster doen seggen deselve te plaatsen daar se behoorden, en volgens het caracter van Sijn E. wesende naast de majoors, dewelke de Raden van Justitie volgen, dogh soo ër imand van hooger qualiteijt alhier mogt sijn, dat sijn vrouw in sulk geval daar onder moest werden geplaast; dat daar op de stoel door de coster in het midden tusschen de huijsvrouwen van de Heeren Cranendonk en Beaumont was geset, maar naderhand ter ordre van de Heer Cranendonk weggenomen zijnde, hadde hij Noot deselve wederom ter voorige steede doen plaatsen.

Waar op gedelibereert zijnde, is bij provisie geordonneert de stoel der huijsvrouw van de Hr. Cranendonk op haare gewoone plaats te laten ter tijd der voorrangh sal zijn gedecideert, over welk subject de Heeren Cranendonk en Noot wierden versogt hunne schriftelijke consideratien in te geven, sullende middelerwijl daar omtrent aan de Heeren Majores werden geschreeven om in ‘t toekomende soo veel mogelijk van sulke en diergelijke taedieuse saken gepraeserveert te blijven.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.60

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, W. v. TAACK. E.g. clercq.

C. 46, pp. 95-96.

Dingsdagh {17180621} 21e Juni] 1718.

Alle praesent.

Alsoo door het repatrieeren van Gilles Sollier, luijtenant, en David Sollier, vaandrigh der borgerije alhier, derselver plaatsen open stonden, wierden die op voorstellingh des crijgsraads wederom gesuppleerd met Jan Caspar Rigter, tot luijtenant, en Hendrik Oostwald Eksteen, tot vaandrigh, omme in die qualiteijten ter eerster occasie voorgesteld te werden.

Vervolgens leijde de Heer Abraham Cranendonk, hooftadministrateur en secunde deses Gouvernements, over sijne schriftelijke aanmerkingen en motiven waar uit sustineert zijn rangh aan de Heer Pieter Gijsbert Noot, directeur van de approches en fortificatien, niet te mogen cedeeren, dan vermits van den laastgenoemde nogh niets was ingelevert, heeft men goetgevonden de saak tot de naaste vergaderingh uijt te stellen, omme beijderzeijts redenen te cunnen confronteeren.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.61

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, W. v. TAACK. E.g. clercq.

C. 46, pp. 97-112.

Dingsdagh {17180628} 28e Junij 1718.

Alle praesent.

Door den Heer Abraham Cranendonk ter laaste sittingh schriftelijke aanmerkingen nopens de rangh tusschen Sijn E. en de Heer Pieter Gijsbert Noot, agtervolgens het beraamde van 14e deser, overgegeven sijnde van den volgende inhout:

Aanmerkinge en motiven waar uijt den ondergetekende secunde deses Gouvernements sustineert sijn rangh aan den Heer Pieter Gijsbert Noot, jongst als directeur van de approches en fortificatien alhier g’arriveert, niet te mogen cedeeren; in schuldige obedientie aan de ordre van den Achtbe. Politicquen Raad, bij resolutie van den 14e deser begrepen, opgesteld, mitsgrs. heeden aan den Wel Edele Gestrenge Heere Gouverneur en den Raad voorsz met alle reverentie gepresenteert en overgegeven.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Achtbe. Heeren,’

‘Nademaal mij bij casueele reflexie was te vooren gekomen hoe de Heer Pieter Gijsbert Noot, jongst als directeur van de approches en fortificatien alhier aangekomen, in het passeeren van de wagten meer eere dan mij, als secunde deses Gouvernements, wierde bewesen, ende daar op gevolgt is dat in de kerk de stoel van Zijn Ede. gemalinne in de plaatse van die van mijn huijsvrouw, ende sulx na de stellinge alhier in rangh boven de haare was gebragt; zoo heb ik de vrijheijd genomen mij aan d’ Edele Heer Gouverneur te addresseeren, ten eijnde door Zijn Wel Edele Gestr. te mogen werden geinformeert waar na mijn selven in cas van rangh omtrent gem. Heer Noot zoude moeten reguleeren; dogh overmits Zijn Wel Edele Gestr. niet konden goedvinden desen aangaande te jugeeren, zoo vond ik mij, om langs een reguliere wegh alle jalousie en onmin voor te komen, genootsaakt te versoeken dat dit point dan per naaste in de Politicque Vergaderinge geventileerd en aldaar gedecideert mogte werden’

‘Des hier op gevolgt zijnde dat Uw Wel Edele Gestr. en E. Achtbe. op Dinsdagh jongstleden, zijnde geweest den 14e deser, daar over besoignerende, uijt aanmerkinge hoe de Heer Noot de Ede. Heer Gouverneur sijne gedagten over dit point reets almede hadde voorgedragen, hebben gelieven goed te vinden dat Zijn Edele en ik wedersijds ten papiere zoude brengen de redenen die wij voor onse sustenues meende te hebben, zoo sal ik omme van mijn kant schultpligtelijk aan dat geresolveerde van Uw Wel Edle. Gestr. en E. Achtbe. te voldoen, hier kortelijk ende ter sake dienen.’

‘Dat dewijle uijt de instructie van de Heer Noot niet anders blijkt dan dat onse Heeren Meesters Zijn Edele in rangh onder de tweede majoor tot Batavia hebben gelieven te stellen, ik mij geensints verbeelden kan Haar Wel Edele Hoogh Achtbe. daar bij zoude hebben verstaan dat de secunde persoonen in de Gouvernementen respective Zijn Edle. de haare zoude moeten overgeven, want wel aangemerkt hoe een secunde alomme na de generale maxime in den dienst van de E. Compe. bij absentie van den Gouverneur immediate in het gesagh treet, ende indien sulx bij een sterfval komt te gebeuren, het selve continueert tot de Hoogh Achtbe. Heeren Majores daar over hebben gelieven te disponeeren, mitsgrs. dat seer waarscheijnelijk om die selve reden de secrete ordres concernerende de retourvlooten, altijd door Haar Wel Edele Hoogh Achtbe. alleen aan de Edle. Heer Gouverneur en de tweede persoon deses Gouvernements beschreeven werden, soo flattere mij grotelijx daar uit ten overvloede te consteeren met hoe veel distinctie onse Heeren Meesters een tweede persoon, in actueele dienst op zijn post zijnde, gelieven te consideereren,62 ende hoe wijnigh het oversulx apparent is dat Haar Wel Edle. Hoogh Achtbe. denselven met alle de voorsz avantagien bekleet zijnde, een rangh inferieur aan die van een tweede majoor zoude hebben willen submitteeren.’

‘Ik zoude onder reverentie op de gevolge speculeerende tot versterkingh van mijne geringe sustenue op dese grondslagen, selfs in convenienten konnen allegueeren dewelke de preferentie van de Heer Noot (die ik buijten dit poinct met veel respect in Sijn Edle. waarde laat) mogelijk almede veel zoude obsteeren, maar om het met dese pointilleuse materie zoo kort te maken als immers mogelijk is, zal ik dat liever met het verschuldigt respect aan Uw Wel Ede. Gestr. en E. Achtbe. wijser en equitabele reflexie overlaten, ende het geene ik hier dus beknoptelijk voor mijn zake ter neder hebbe gesteld, daarmede besluijten.’

‘Hoopende dat het eene en ander Uw Wel Edle. Gestr. en E. Achtbe. zal konnen bewegen omme ilico in cas subject te decideeren, als waar toe mij selve met alle submissie en eerbiedigheijd onderteijkene - - - (Was getekent) A. Cranendonk. (In margine) Cabo, in ‘t Casteel de Goede Hoop, desen 21e Junij 1718.’

Soo wiert ook dien aangaande door den Edelen Heer Gouverneur wegens gedagte Heer Noot seker schriftuur te voorscheijn gebragt, aldus luijdende:

‘Wel Edele Gestrenge Heer en Achtbe. Heeren,’

‘Uijt seker extract resolutie in Uwe Edele en Agtbe. vergaderingh genomen, in dato 14e deser maand Junij, mij gebleeken zijnde dat de Heer Abraham Cranendonk, secönde persoon deses Gouvernements, een tweeledigh versoek hadde gedaen, namentlijk dat sijn vrouws stoel in de kerk, die ik soude doen hebbe versetten om die van de mijne daar te stellen, wederom ter selve steede als van te vooren mogt geplaast, en over de rangh tusschen Sijn Edele en mij werden gedecideert; soo sal ik nopens het eerste mij refereren aan het antwoord den eersten geswoorne clercq doenmaals gegeven, en op het tweede, behoudens nogtans mijne immuniteijt van niemant dan de Hooge Regeeringh in India onderworpelijk te zijn, kortelijk dienen: dat mij door de Heeren Majores de rangh nevens de tweede majoor gegeven is, dewelke geprefereert wordende boven de Commandeurs voor wien de Heer Cranendonk heeft gecedeert en ook moet cedeeren, en dat nogh wel voor sulke die naderhand voor schippers wederom uijtkomen, volgt het immers van selfs dat Sijn Edele die van mij niet kan pretendeeren; het argument dat Sijn Edele. opmaakt uijt de successie in het gesagh bij absentie of ongeval van den Edelen Heer Gouverneur is van geringe kragt, en sal door eene vraagh genoeghsaam vervallen, namentlijk of een Commandeur in sijn commandement bij na niet soo volstrekt te gebieden heeft als een Gouverneur, des jae, gelijk sekerlijk, en dat nogtans een Commandeur, in actueel gesagh sijnde, de rangh moet overgeven, hoe veel meer dan sal het een secönde persoon moeten doen, wiens gebied soo verre te soeken is als het tegenwoordige van het toekomende en het wesentlijke van het nogh niet sijnde verscheeld, sonder dat het mijne intentie soude kunnen sijn in cas voorsz de minste indragt aan de successie de Heer Cranendonk, competerende ten opsigte van het gouverno, te doen, als buijten mijn emploij wesende, wijders dunckt mij dat het caracter van directeur der fortificatien en aproches veel zoude te kort geschiede indien het onder dat van hooftadministrateur moest succumbeeren, en sulx blijkt ook dit geenesints de meijninge van de Heeren Majores is geweest, want mijne instructie dicteert wel speciaal dat ik na inspectie van het ammunitie magasijn, canon, affuijten en al het geene tot den oorlogs treijn alhier behoort, ten overstaan van den Gouverneur een advis of opstel sal formeeren wat daar aan nogh soude mogen mancqueeren, sonder het minste gewagh van den hooftadministrateur te maaken, of hem eenigh concurrent gesagh te geven over dingen mijne directie raakende, en egter althoos te sijner verantwoordingh staande. Ik sal thans geen verdere uijtbreijdingh over dese materie maken, maar verwagten dat Uwe Edele en Agtbe. de inbreuken tegens mijn fatsoen sullen beletten, latende de stoel van mijn vrouw wederom setten ter plaatse daar deselve de eerste maal heeft gestaan.’

‘(Onderstont) Actum in ‘t Fort de Goede Hoop, den 28e Junij 1718.’

‘(Was getekent) P. G. Noodt.’

Over welkers beijder teneur (de Heer Cranendonk buijten gegaan wesende) naukeurigh is gedelibereert, en eijndelijk, volgens de voorbeelden alhier in diergelijke gevallen, goedgevonden dat aan de Heer Noot in particuliere ontmoetingen, openbare geselschappen, kerk &a. de rangh sal werden gegeven, onvermindert nogtans het caracter van de Hr. Cranendonk hem als seconde en hooftadministrateur in absentie van den Edle. Heer Gouverneur competeerende. Het welke, Sijn E. wederom sessie genomen hebbende, is voorgelesen, die daar op seijde genootsaakt te wesen om te protesteeren tegen het onregt begrip dat de Heer Noot in zijn vertoogh hadde opgevat nopens het toekomende gesagh, als of op het selve als een wesentlijke saak wierde gesteunt, daar sulx in tegendeel als een consequentie wierde bij gebragt van Sijn E. caracter, omme daar uijt de intentie der Heeren Majores af te lijden.63


Eijndelijk wiert op voordragen des schippers van Het Huijs de Vlotter vermits het overlijden van den bootsmansmaat, Pieter Eijlander van Hem, daar toe wederom aangesteld den mattroos Jacob Christiaansz. Witwerker van Hoorn, met halveringh van gagie â ƒ12 ter mt.; insgelijx mede den slotemaker, Jan Fredrik Toom van Dan in Saxen , tot scheepscorporaal, behoudens zijn maandgeld van ƒ14, en sulx in plaatse van den gestorvenen Cornelis Cornelisz. Muijden van Hoorn.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.64

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] Mij present, W. v. TAACK. E.g. clercq.

C. 46, pp. 113-125.

Dingsdagh den {17180712} 12e Julij 1718, voormiddagh.

65

Alle tegenwoordigh.

Den Edele Heer Gouverneur in vergaderinge kennisse gegeven hebbende dat Zijn Wel Edele al in den jaare 1714 in conformiteijt van ‘t genome raats besluijt, de dato 31e Julij des voorsz jaars,66 aan den landbouwer, Arij van Jaarsveld,67 in eijgendom hadde verleent seeker stuk bouland, leggende aan de noorthoek van de Paarde Bergh , gent. de Lammerhoek , groot 60 morgen en 200 roeden, al eenige jaaren bevoorens bij voorne. Van Jaarsveld precario beseten en bebouwt, en dierhalven ook van geen andere gedagten was geweest of den vereijsten erfbrief soude ter voorsz tijd behoorlijk zijn geexpedieert geworden, temeer wijl ‘t selve land op den 9e October 1714 door den landmeeter behoorlijk gemeeten en de caart daar van opgemaakt is geweest, dogh ter consideratie nu weijnigh tijds verleeden hadde ondervonden dat den voorne. Van Jaarsvelt bij gebrek van penningen niet magtigh geweest zijnde te voldoen de zeegels en andere meetloonen aan den landmeeter deeser plaatse, dierhalven den opgemaakte caart onder denselven was blijven berusten en dus verhindert geworden dat den grondbrief ter secretarije niet had konnen worden naer vereijs opgemaakt en geexpedieert; dierhalven als nu desen Raad in bedenken hadd’ willen geven of daar inne niet als nogh soude behooren en konnen worden voorsien, en ‘t voorsz stuk lands hem in eijgendom gegeven; Soo is, diesaangaande gedelibereert en in consideratie genomen zijnde de behoeftigheijd van den gem. Van Jaarsvelt niet alleen, maar dat ook booven dien gem. land langen tijd bevoorens van d’ E. Compe. ter leen beseten en als ‘t eenige middel van subsistentie voor hem en sijne famieli68 bebouwt en bearbijt heeft gehad, goedgevonden en geresolveert ‘t voorsz stuk lants bij provisie en op approbatie van onse Heeren en Meesters den voorne. Arij van Jaarsvelt in eijgendom te verleenen, en dat dierhalven op die voet d’ erfgrondbrief sal worden opgemaakt en gedepescheert, sullende wijders ter bequamer gelegentheijd deesen aangaande op ‘t eerbiedigts69 worden geschreeven aan Haar Ede. Hoogh Achtbe. de Heeren 17en, en Haar Edle. Hoogh Achtbe. goedkeuringh versogt.

Den Heer Abraham Cranendonk, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, en den coopman en guarnisoen boekhouder, den E. Jacobus Cruse, als commissarissen van ‘s Comps. hospitael alhier, nu ‘t zeedert eenigen tijd herwaerts ondervonden hebbende dat ër met het aan land brengen van de sieken en wederom naer boort senden der herstelde, mitsgrs. ten reguarde van de geene die hier soo in het hospitael als daar buijten overlijden, veele confusien quamen te ontstaen, zij dierhalven niet ondienstigh hadden g’acht bij forme van sekere advertissementje te concipieeren soodanige articulen en ordres als zij (onder beeter oordeel) vermeijnden nootsakelijk te wesen tot voorkomingh en weeringe van dien, en ‘t selve deshalven gepresenteert aan den Ede. Heer Gouverneur, zijnde van de volgende inhoud:

ADVERTISSEMENT

voor de scheeps overheden waer na deselve sigh op haare aankomste alhier ter rheede sullen hebben te reguleeren, alsoo den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes, Gouverneur, en den Agtbare Raad van Politie deses Gouvernements uijt de raporten der bediendens van des E. Comps. hospitael als bij ervaringe selve dikwils is gebleeken dat ër met het aan land brengen van de zieken ende wederom na boort senden der herstelde persoonen, mitsgrs. ten reguarde van de geene die hier, soo in het hospitaal als daar buijten, overlijden, veele confusien komen te ontstaen, waer inne opgem. Zijn Wel Ede. Gestr. en den Achtbe. Raad, was het doenlijk, zoo voor den dienst onser Heeren Meesters als ten beste der gem. persoonen ende die deselve soude moogen aangaan, seer gaarne met goede ordonnantie soude willen voorsien; zoo werd bij provisie een igelijk die sulx concerneert, bij desen geadverteert en gewaarschout d’ volgende articulen in hare functien respective behoorlijk te observeeren ende daar aan in ordre te voldoen.

Eerstelijk.

’s Comps. scheepen alhier in de bhaij ten anker gekomen zijnde, sullen de schippers sonder uijtstel besorgen dat in gereetheijd werde gebragt een accurate rolle, behelsende de namen, geboorte plaatsen en qualiteijten van alle sieken en gebrekige, dewelke vereijsschen uijt haare scheepen respective aan land gebragt ende alhier in ‘s Comps. hospitael ververst ende gemedicamenteert te werden; doende deselve rolle behoorlijk tegens de monsterrolle offte daar uijt geformeerde scheeps boeken confronteeren, voor de confrontatie door haare ondercooplieden of adsistenten ondertekenen, mitsgrs. dat rolletje aan den Edle. Hr. Gouverneur overhandigen ten eijnde daar op terstond door Zijn Wel Edele Gestr. de behoorlijke ordonnantie te konnen werden verleent.

Ten tweeden.

De sieken en gebrekige, volgens opgem. rolletje en daar op verleende ordonnantie van d’ Edele Heer Gouverneur van boort gaande, zullen de schippers goede ordre hebben te stellen dat ider zijn kist en kooijgoed daar neffens gesonden werde omme sigh daar van te konnen bedienen, ende soo ër imant mogte wesen dewelke kist nogh kooijgoed, of wel maar een van beijde hadde, sal den schipper, soo hij aan boort is, anders den officier die de afschepinge commandeert, den stuurman of quartiermeester, dewelke de sieken na land voert, daar van een briefje aan de commissarissen van het hospitaal verthoonen.

3.

Zoo dra de zieken aan land zijn, sullen de opperchirurgijns der scheepen respective van dewelke zieken of gebreekige ingebragt zijn, sigh vervoegen bij den opperchirurgijn van het hospitaal, ende denselve van de siektens, accidenten en andere constitutien hunner patienten behoorlijk informeeren, ende hem op de vrage die daar uit soude mogen ontstaan, ordentelijke voldoeninge geven.

4.

Imant in het hospitaal komende te overlijden, sal den ondercoopman of adsistent van sijn bescheijden bodem soo dra hem sulx door den ziekevader, wiens pligt het sal wesen sulx te doen, ter kennisse gebragt is, sigh ter plaats daar des overledenens kist of bagagie als dan sal werden bevonden, vervoegen, alles behoorlijk met zegels of andere versekeringe besorgen, ende sijn schipper daar van terstond kennisse geven, welke schippers pligt het dan wesen sal ordre te stellen dat zoodanige kist of kisten en bagagie, uijtgesondert het kooijgoet, sonder uijtstel na boort werde gebragt, omme voorts na de ordre onser Heeren Meesters daarmede gehandelt te werden zoo als dat behoort, des sullen de voorsz ondercoopluijden of adsistenten aen den siekevader daar van telkens een recepisse tot zijne verantwoordinge moeten passeeren.

5.

Indien het gebeurde dat ër geduurende het leggen hier ter rheede imand aan boord ziek wierde, ofte om ander ongemak bij ongeluk &a. in het hospitael moeste werde gebragt, sal de naam, geboorte plaats en qualiteijt door den schipper terstond aan d’ Ede. Hr. Gouverneur opgegeven, daar van een ordonnantie versogt ende die aan de commissarissen van het hospitaal vertoont, mitsgrs. in het besorgen van derselver kist en bagagie met alle promptitude gehandert70 moeten werden, als hier vooren in het tweede articul g’expresseert staat.

6.

Geduurende het leggen der scheepen sullen de opperchirurgijns om de 3 â 4 dagen ten langsten haare sieken respective in het hospitaal visiteeren, ende wanneer de herstelde uijt gemonstert werden om wederom na haar bescheijdene bodems te gaan, daar maken present te wesen ten eijnde de gene daar omtrent sij nogh eenige swarigheijd mogte maken, te noteeren ende den opperchirurgijn van ‘t hospitaal hunne remarques te communiceeren, op dat hier door de commissarissen gerust gesteld mogen werden dat ër, uijtgesondert verminckte en gebrekige, geene na boort werden gedepescheert als die genoegsaam tot die reijse bequaam en in staat sijn om terstond of allengskens haar dienst wederom te sullen konnen waernemen.

7.

Na gedane monsteringe sullen de scheeps opperchirurgijns hunne schippers respective daar van behoorlijk rapport doen, ende gem. schippers daar op dan zorge moeten dragen dat hare boots des anderen daags aan het hooft gereet leggen om haar herstelde volk met derselver bij hebbende kist en bagagie na boort te brengen.

8.

Ende op dat ider die het in desen betreft, te beter aan onse intentie en goede insigten zal konnen voldoen, zoo werd deese aan de cajuijts deuren der scheepen op haare aankomsten terstont g’affigeert, en sullen oversulx de schippers, ondercoopluijden of adsistenten, stuurluijden en opperchirurgijns sigh ider in den haare van dese quijten, op paene van als negligente gereprocheert of na gelegentheijd van zaken gecorrigeert te werden.

‘t Welke vervolgens door Sijn Wel Edele ter vergaderinge voortgebragt en op den inhoude van dien rijpelijk gedelibereert zijnde, is goedgevonden en verstaan ‘t selve niet alleen bij desen te approbeeren, maar dat ook boven dien voortaen bij aankomst van alle scheepen, soo uijt Patria als elders, ‘t selve aanstonts sal worden g’affigeert aan de cajuijts deuren, ten eijnde ‘t selve bij de scheepsoverheden promptelijk in allen deelen kan worden agtervolgt en gehoorsaamt.

Zijnde laastelijk nogh g’approbeert de aanstellinge door den burger crijgsraad op den 4e deser gedaen, als tot burger zergeant den corporaal Jacob Paassen,71 en in diens steede tot corporaal den burger Jan de Waal.72

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.73

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] J. B. CRUSE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. v. KERVEL. Secrets.


## Footnotes


  1. Met hierdie resolusie begin band C.13:Resolutiën, 1718-1719. Die handskrif bly dieselfde as in die vorige band. 

  2. Die oorspronklike het bewaar gebly in C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 52, pp. 221-222. 

  3. Die oorspronklike verklaring kan gevind word in C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 51, pp. 217-218. 

  4. In die oorspronklike verklaring staan “poeijer”. 

  5. In die H.K. staan “te wijnigh waren geweest”. 

  6. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.1 13:Klad Notulen, 1717-1719, p. 32. 

  7. ‘n Lys van diegene wat nog gelde verskuldig was, kan gevind word by die brief aan die landdros en heemrade van Stellenbosch en Drakenstein , gedateer 14 April 1718, in Stellenbosch 10/1:Inkomende Briewe van die Goewerneur en Politieke Raad, 1686-1733. 

  8. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 53, p. 225. 

  9. Die versoekskrif waarin Wagenvoort se vrou, Elisabeth Cramers, versoek dat hulle aan die Kaap mag vertoef totdat hy herstel het, kan gevind word in C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 48, p. 205. 

  10. De Meijer het met Noortbeek na Nederland vertrek. Sien C.512:Uitgaande Brieven, 1718.-1720, p. 151. 

  11. Afgesien van bostaande sake, het die Politieke Raad ook besluit om Ryk Tulbagh aan te stel as assistent en pennis aan die sekretarie van die Politieke Raad. Vgl. C.113:Klad Notulen, 1717-1719, pp. 33-34. 

  12. Sien C.225:Requesren en Nominatiën, 1718, no. 54, pp. 231-232. 

  13. Sien C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 572-573. 

  14. In die H.K. het oorspronklik ook “en” gestaan. Dit is egter later verander na “in”. 

  15. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 35. 

  16. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 56, pp. 241-242. 

  17. Waarskynlik is dit Johannes van Ellewee. Hy was afkomstig van Amsterdam en is in 1718 getroud met Maria du Plessis. 

  18. Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. 

  19. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 55, pp. 237-238. 

  20. ‘n Memorie waarin die hoofadministrateur versoek dat sekere items as verliese afgeskryf moet word, is hier weggelaat. Benewens die gewone gebroke en tekortkomende goedere, blyk dit uit die memorie dat daar gedurende die maande Desember 1717 en Januarie en Februarie 1718 een mansslaaf en een suigeling slawemeisie oorlede is, terwyl 3 esels, 16 perde en 42 beeste in dieselfde tydperk gevrek het. Al hierdie items is as verliese afgeskryf. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.13:Resolutiën, 1718-1719, pp. 38-43. Die oorspronklike memorie het bewaar gebly in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 149-152. 

  21. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, pp. 36-37. 

  22. Cranendonk het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  23. Sien C.291:Memoriën, 1710-1726, p. 153. 

  24. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 7. 

  25. In die H.K. staan “aangebragt”. 

  26. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  27. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, pp. 257-258 en 261-262. 

  28. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 61, pp. 267-268. 

  29. Sien C.225:Request en en Nominatiën, 1718, no. 62, p. 273. 

  30. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 68, pp. 297-298. 

  31. Parera se rekwes kan gevind word in C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 58, pp. 251-252. 

  32. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, no. 69, pp. 303-304. 

  33. Sien C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 667-668 en 671-678. 

  34. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 65, pp. 285-286. 

  35. Sien C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 547-548. 

  36. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, pp. 47-48. 

  37. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  38. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 66, p. 289. 

  39. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 49. 

  40. Isaac Esser van Amsterdam het in 1716 as landspassaat met Boekenroode na die Kaap gekom. In 1717 het hy ‘n vryburger geword. Sy vrou, Josina van der Burgh, en hulle kinders het nie saam met hom na die Kaap gekom nie. (Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 89, pp. 521-522; M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 108). 

  41. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 67, p. 293. 

  42. In die H.K. staan “jaare”. 

  43. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  44. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 50. 

  45. ‘n Memorie van die hoofadministrateur en ‘n rekwes van die dispensier waarin besonderhede verstrek word van goedere wat te min uit die skepe Valkenisse , Elisabeth , Boekenroode , Nesserak en Generale Vrede ontvang is, is hier weggelaat. Die Raad het al die items as verliese laat afskryf. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C.13:Resolutiën, 1718-1719, pp. 70-74. Die oorspronklike memorie en rekwes het bewaar gebly in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 155-157. 

  46. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 71, p. 313. 

  47. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 51. 

  48. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 72, pp. 317-319. 

  49. Lafebre, De Vries en Steijn het op 2 Junie voor die Raad van Justitie verskyn. Vgl. C.J.7:Kriminele en Siviele Regsrolle, 1718, p. 21. 

  50. In sowel die H.K. as die oorspronklike rekwes staan ook “iver”. 

  51. In sowel die H.K. as die oorspronklike rekwes staan “gedaan”. 

  52. Van Lijpsigh was ‘n vryburger aan die Kaap en was getroud met Helena Gerrits Pas. Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 84. 

  53. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 73, p. 321. 

  54. Sien C.225:Requesten en Nominatiën, 1718, no. 74, pp. 325-326. 

  55. Sien C.436 (deel II):Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 681-682. 

  56. Hendrik Fredrik Clopper van Hoorn was getroud met Catharina Botha. Hulle het nege kinders gehad. 

  57. Pieter Gijsbert Noot is op 8 Oktober 1717 deur Here XVII aangestel as “directeur der approches en fortificatien van India”. Hy het opdrag gekry om onderweg na Indië die vestingwerke aan die Kaap te inspekteer en aanbevelings te doen omtrent die verbetering en instandhouding daarvan. Vgl. C.121:Bijlagen, 1718-1719, pp. 289-292. 

  58. Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygeskryf. 

  59. Dit wil voorkom of die afsluitingshakie op die verkeerde plek geplaas is. 

  60. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, pp. 52-53. 

  61. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 53. 

  62. In die H.K. staan “considereeren”. 

  63. ‘n Memorie waarin die hoofadministrateur besonderhede verstrek omtrent sekere bedorwe en tekortkomende goedere, is hier weggelaat. Uit die memorie blyk ook dat twee mansslawe (van wie een homself opgehang het) en twee slawekinders gedurende die maande Maart, April en Mei 1718 gesterf het, en dat vyf esels, 18 perde en 84 beeste gedurende dieselfde periode gevrek het. Die Raad het besluit om die bedorwe goedere te verkoop en die res as verliese af te skryf. Daarbenewens is ook besluit dat alle poshouers wat vee onder hulle toesig gehad het, voortaan ‘n driemaandelikse verslag van die vee onder hulle toesig by die Politieke Sekretarie sou moes inlewer. Die deel wat weggelaat is kan gevind word in C. 13:Resolutiën, 1718-1719, pp. 106-110. Die oorspronklike memorie het bewaar gebly in C.29l:Memoriën, 1710-1726, pp. 165-166. 

  64. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, pp. 53-54. 

  65. Weens ongesteldheid van die Goewerneur het die Politieke Raad nie op 5 Julie vergader nie. Sien C.604:Dagregister, 1717-1722, p. 279. 

  66. Die Politieke Raad het op bogenoemde datum besluit dat ‘n burger mag aansoek doen om ‘n grondbrief vir grond wat hy lank in lening besit het. Vgl. C.9:Resolutiën, 1713-1715, p. 227, of dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 414-415. 

  67. Hy is op 22 November 1711 met Cornelia Nel getroud. Elf kinders is uit die huwelik gebore. Ten tyde van sy dood in 1750 het hy die plase ” Bootsmansdrift ” by Riebeeck Kasteel en ” Platte Rug ” in Jonkershoek besit. (Sien M.O.O.C. 8/7:Inventarissen, 1749-1752, no. 13.) 

  68. In die H.K. staan “famielie”. 

  69. In die H.K. staan “eerbiedigst”. 

  70. In die H.K. staan “gehandelt”. 

  71. Jacob Paassen van Utrecht was getroud met Barbara de Jongh, die dogter van Willem de Jongh en Catharina de Leeuw. Hulle het vier kinders gehad. Sien C.J.2601:Testamenten, Codicillen &a., 1721-1722, no. 11, pp. 51-55. 

  72. Johannes de Waal van Amsterdam het in 1715 as kwartiermeester op Doornik uit Indië na die Kaap gekom. Op 2 April 1715 het hy ‘n vryburger geword en in 1716 is hy met Elisabeth van Eck getroud. In 1748 het hy hertrou met Anna Elisabeth Dempers, en in 1756 is hy vir ‘n derde keer getroud met Hendrina Johanna Frappe. Hy is in 1768 oorlede. (Sien C.236:Requesten en Nominatiën, 1733-1734, no. 58, pp. 235-236; M.O.O.C. 8/13:Inventarissen, 1769-1771, no. 43; M.O.O.C. 7/19:Testamenten, 1769-1771, nos. 33-36; C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 68, pp. 255-257). 

  73. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 55.