Skip to content

C051 v1.20 95 115

C. 51, pp. 95-102.

Dingsdagh den {17200102} 2 Januarij 1720, voormiddagh.

Compleete vergaderingh,demptoden Heer Cranendonk.

Is door den Edele Hr. Gouverneur ter vergadering[e] geproduceert sekere missive van kerkenrade,1 de dato25e December des voorleede2 jaars, contineerende de volgende bewoordinge:

Aan - - - Maur[its] Pasques de Chavonne[s] - - voorsitter van den Agtbre. Politicque Raad, als meede aan de andere leeden van dien.

‘Wel Edele Gestrenge en E.E. Achtbare Heeren,’

‘Met alle schuldige eerbiedigheijt vermeent de Drakensteijnse kerkenraad dat de veranderinge die Uwel Edelen in het tweeden en derde poinct van onse kerke reglement hebben gelieven te maken3 (van ons gegrondvest op de gewoontens der steede Dordreght en aanradinge van de praedicant D’ Allij), voor onse kerke seer schadelijk is; vermits men, soo handelenden, niet alleen de kerken inkomsten sal verminderen, maar ook doen ophouden, om dat er maar ses en twintigh graven in het geheel in onse kerk konne gegraven worden, die bij derselver verkopinge naar den gestelde prijs, niet meer tesamen sullen uijtleeveren als ses hondert en vijftigh Rdrs., na welke verkopinge men geen meer voordeel van onse kerke voor eeuwigh sal bekomen. Aangaande nu het tweede poinct en Uwel Edelens daar op gemaakte veranderinge; een ider der Drakensteijnse ingesetenen sal, om van het betalen der kerke geregtigheeden, die immers seer geringe sijn, ontheft te weesen, in het toekomende voorgeven, so als wij met reden vresen, al te verre van de kerk te woonen om hunne dooden te konne begraven. Dese en nogh meer anderen redenen, te lange om te melden, hebben ons bewoogen om dese saken, als seer schadelijk voor onse kerke, Uwel Edele voor te dragen, met het aller nedrigst versoek dat wij in onse kerk geen graven mogen verkopen, maar wel voor den gestelde prijs verhuuren, en dat het Uwel Edelen gelieven ons aan te wijsen hoe verre en hoe na bij (wij oordeelen, behoudens Uwel Edelens gedagten, van de Franse Hoek tot de cloof van het Roode Zant , soo aan dese als geene sijde van de Bergh Rivier ) de menschen van Drakensteijn gehouden sullen wesen hunne dooden in onse kerk of op het kerkhof te begraven, of kerkhofs geregtigheijt bij nalatigheijt evenwel te betalen.’

‘Met alle ootmoedige nedrigheijt soo onderschrijve ik mij uijt naam en last van Drakensteijnse kerkenraat - - - (Was getekend) P. van Aken.4 (In margine) Drakensteijn , dese 25e December 1719.’

Waar over geraadpleegt sijnde, goedgevonden en geresolveert is dat ten aansien het versoek bij voorsz missive vermelt niet contrarieert de genomene resolutie van den 19e December 1719, bij dewelke wel beveelt word dat bij aldien er graven verkogt worden, den eijgendom in sulken geval voor althoos aan den koper of sijn regt verkrijgende sal moeten overgaan, sonder nogtans Haar Eerw. tot dies verkoop absolutelijk te verpligten, dierhalven desen Raad seer gaarn ten beste der kerke, aan de Drakensteijnse kerkenraad gedefereert laat de graven op den vastgestelden voet te verkoopen of te verhuijren, en boven dien haar te laten welgevallen de voorgestelde limiten of bepalingen van de Franse Hoek tot de cloof van ‘t Roode Zant , soo aan dees als geene sijde van de Bergh Rivier , en dat dienvolgens de ingesetenen binnen die bepalingen woonagtig, gehouden sullen weesen haare dooden in de kerk of op ‘t kerkhof aldaar te doen begraven, of bij nalatigheijt van dien, egter de kerkelijke geregtigheeden te voldoen, met die reserve nogtans dat de sulken die door seer hooge wateren daar inne mogten verhindert, en alhier aan de Caab of Stellenbosch overlijden en aldaar begraven worden, van die last sullen weesen bevrijd, aangemerkt het seer hard soude wesen imand ten voordeele eener kerke iets onmogelijx op te dringen, of wel de andere kerken te ontsetten van een regt, van ‘t welke sij van alle tijden af hebben gejouisseert.

Waar naar door den Edelen Hr. Gouverneur wierd voortgebragt dat vermits het overlijden van den coopman en guarnisoen boekhouder, den E. Jacobus Cruse5 , de voorsz plaats quam te vaceeren, en dierhalven met een ander bequaam subject diende te worden gesuppleert, ten dien eijnde voordragende den cassier, Nicolaas Heijningh,6 als hebbende dat comptoir lange jaaren als overdrager met reputatie waargenomen en dienvolgens in de grond verstaande, boven en behalven dat sigh niemand anders tot dat emplooij hadde opgedaan als eeniglijk den jegenwoordige overdrager, Philip Rudolph de Savoijen7 , nogh weijnigh tijts die bedieninge waargenomen hebbende, en uijt dien hoofden nu jongst op den 25e October 1718 tot boekhouder met ƒ30 gevordert; soo is naar deliberatie met eenparige stemmen goedgevonden en geresolveert tot soldij boekhouder encurator ad litesalhier aan te stellen den ondercoopman en cassier, Nicolaas Heijningh, mitsgaders tot praesident van civiele en huijwelijxe saken den coopman en pakhuijsmeester, den E. Jan de la Fontaine, en weder tot cassier deses Gouvernements den boekhouder en eerste geswoore clercq, Sr. Willem van Taak8 , en in desselfs plaats tot eerste geswoorne clercq ‘ter Politijcque Secretarije en secretaris van civiele en huijwelijxe saken, den boekhouder Hendrik Swellengrebel9 , en laastelijk tot commissaris over ‘s Comps. thuijnen en bossen in plaatse van d’ overledene coopman Cruse, den adjudant Jan Thobias Rhenius10 .

Bij welke gelegentheijt den Edele Heer Gouverneur in consideratie gaf dat vermits deese Vergaderinge in leeden door ‘t gemeld overlijden insgelijx vermindert was, of het dierhalven niet van noodsakelijkheijt soude geoordeelt worden dit Collegie met een of twee leeden te vermeerderen. Over ‘t welke gebesoigneerd sijnde, geresolveert is tot leeden des Politijcquen Raads deses Gouvernements aan te stellen den ondercoopman en Secretaris van Politie, Adriaan van Kervel, benevens den ondercoopman en winkelier, Jan Alders11 .

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] In kennisse van mij, A. V. KERVEL. Secrets.

C. 51, pp. 103-112.

Dingsdagh den {17200109} 9e Januarij 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

Naar lecture van het requeste door den vaandrig Jan David Feijrabend12 , in de volgende bewoordinge overgegeven:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbre. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’

‘Geeft met nedrigh respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. pligtschuldigen dienaar, Jan David Fierabent van Straatsburgh, oa. 1709 met het schip Roosenburgh voor zergeant a ƒ20 per maant alhier aangeland, sedert op 5e April 1711 als stalmeester in gagie verhoogt tot ƒ24, en naderhand nogh op 16e Maij 1713 gevordert tot vaandrigh deses Casteels met een gagie van ƒ40 onder een verband van drie jaren, niet beeter wetende of heeft dat emploij tot goedgenoegen sijner gebieders waargenomen, en dewijl den luijtenant deser besettingh, Cornelis Barentsz.,13 is komen aflijvigh te werden, en den supplt. de E. Compe. van te vooren ‘t sedert den jare 1689 in verscheijde qualiteijten heeft gedient, soo neemt den selven de vrijmoedigheijt van sigh te keeren tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre., met ootmoedigh versoek dat den supplt. in steede van den overledene magh werden gesurrogeert, met sodanige gagie als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. sullen gelieven goed te vinden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Is, diesweegen gebesoigneert en in consideratie genomen sijnde dat de voorgaande luijtenants, als den E. Slotsboo, Kikse,14 Van den Heuvel,15 en nu jongst den overleedene Cornelis Barentsz., niet door deesen Raad, maar door de Edelen Heeren Commissarissen tot die qualiteijt sijn gepromoveert geworden, dierhalven goedgevonden en geresolveert op ‘t voorsz versoek niet te disponeeren, maar ter contrarie ‘t selve schultpligtigh gedefereert te laten aan Haar Edele Hoogh Agtbre. de Heeren Seventhienen, sullende egter bij ‘t eerste afgaande generaal schrijvens, vermits de luijtenants plaatse alhier vaceert en den gem. Fijrabent den oudste vaandrigh van dit Gouvernement is, van ‘t selve favorabelijk worde gemelt.

Waar naar in consideratie gekomen sijnde dat door het overlijden van bovengenoemde luijtenant Cornelis Barentsz., dit Casteel eeniglijk van twee vaandrigs is voorsien, dewelke dienvolgens dagh om dagh genoodsaakt soude moeten wesen de wagt waar te nemen, ‘t welk vrij lastigh en buijten d’ ordinaire dienst soude gaan, boven en behalven dat ijmand hunner komende sieklijk of tot andere saken in dienst der E. Comp., ‘t sij tot expeditien of commissien, geemploijeert te werden, dien last alleenigh op een derselver soude blijven berusten; Soo is, diesaangaande gedelibereert sijnde, goedgevonden en geresolveert op approbatie onser Heeren en Meesters t’ sijnen versoeke als een bequaam subject tot vaandrigh deses Casteels aan te stellen den adjudant, Jan Thobias Rhenius, onder een maandelijxe gagie van ƒ40 en sijn lopend verband; ende dienvolgens weeder tot adjudant en drilmeester alhier den sergeant Jan Christoffel Greeve,16 met ƒ30 per mt. onder een nieuw verband van drie jaaren.

Waar naar gebesoigneert sijnde over de ingekomene missive van den landdrost,17 Jacob Voet,18 sijnde van de volgende teneur:

‘Wel Edele Gestrengen Heer &a., E. Agtbre. Heeren,’

‘Dese dient tot pligtigh berigt dat op gisteren morgen tusschen thien en elven in een kleijn hutje op des Pangerangs19 verblijf plaats alhi[er], waar van de waare oorsaak tot nogh onbeke[nt], brand ontstaan sijnde, daar door alle op die plaats staande gebouwen in korten tijt in de asse sijn gelegt, na daar uijt soo veel effecten als immers mogelijk was, geborgen, en tot lessingh der brand alle industrie te hebbe[n] aangewent, en indien de wint, dewelke uijt het Z.Ote. tamelijk fel woeij, uijt ee[n] andren hoek gekomen was, soude geheel Stellenbosch naar alle praesumptie andermaal de voorige ramp overgekomen sijn. Ik hebbe geen andre lijfbergingh voor den prins en sijn vrouwen als het voorhuijs van den smit alhier kunnen bekomen, alwaar haa[r] op gisteren avond, als wanneer op die tijdingh van ‘t viswater, waar na toe des morgens gereeden waaren, reverteerde, gebragt hebbe, en sijn volk op de geborgene goederen late[n] passen, soo dat met smert Uwel Edele Gestr. en E. Agtbre. beveelen sal afwagten, hoedanigh het Haar E.Es. behaagt dat met haar verders gehandelt word, van wien nog meer diergelijx te verwagten is, en waar over mij sedert door verscheijde alhier is geklaagt.’

‘Ik verblijve met ‘t diepst respect - - - (Was getekend) Jb. Voet. (In margine) Stellenbosch , 4e Januarij 1720.’

Goedgevonden en verstaan is diesaangaande niet posetivelijk te besluijten voor en al eer sal ingekomen sijn desselfs consideratien of het afgebrande huijs op de voorige muuren, of hoedanigh andersints gerustelijk en ten minsten coste weeder soude konnen worden opgemaakt, of dat er buijten dien betere gelegentheijt, ‘t sij bij forme van huur of innewooningh, door hem mogte g’excogiteerd sijn, ten einde den Pangerangh Loringh Passir met sijn gevolgh weeder van sodanige woninge mogte voorsien worden, dat bij onverhoopte brand de colonie van Stellenbosch buijten gevaar, en egter althoos een wakend oogh van na bij op diens persoon gehouden kan worden.

Vervolgens is in conformiteijt van ‘t raads besluijt in dato 23e Junij 1716,20 goedgevonden en geresolveert in plaatse van den overledene coopman en guarnisoen boekhouder, den E. Jacobus Cruse, tot meede regent van ‘s Comp[s]. hospitaal alhier aan te stellen den ondercoopman en guarnisoen boekhouer, Nicolaas Heijnin[gh].

Bij occasie dat den mattroos Willem Pas21 en den soldaat Bartholomeus Wigmans, bijde nu eenigen tijt ten negotie comptoire haar dienst aan de pen ten genoegen waargenomen hebbende, instantiglijk quamen te versoeken eenige verbeteringe van qualiteijt en gagie te mogen erlangen, wierd door de respective hoofden van de comptoiren deses Gouvernements betuijgt hoedanigh dat de borsten onder haar bescheijden iterative maalen hadden te kennen gegeven hoe seer sij volgens hare pligt geneijgt waren den dienst met alle mogelijke vlijt en applicatie te behartigen en waar te nemen, dogh dat sij aan de andere kant versogten dat het niet qualijk mogte geduijt worden dat sij met eerbiedigheijt remonstreerden hoe bij naar voor haarlieden onmogelijk was in dit gewest, waar alle levensmiddelen en stoffe tot deksel en kledinge seer hoogh in prijs quam te loopen, en voor haar niets ter warelt22 buijten hare gagie te winnen viel, op een deugd en eerlijke manier te konnen bestaan met soo geringe gagie als van ƒ9, 10, 11 en tot ƒ16 toe, en dierhalven versogten dat ten dien opsigte bij bequame gelegentheijt een gunstige reflectie mogte worden genomen. Over ‘t welke met aandagt gedelibereert, en daar nevens in consideratie genomen sijnde dat effective alhier de eetwaaren en andere benodigtheeden vrij duur komen te vallen, tot soo verre dat diergelijke menschen gehouden sijn voor een seer geringe tafel maandelijx te moeten betalen 3, 4 en meerder Rdrs., sonder als dan nog van deksel en kleedingh voorsien te wesen, ‘t welk onmogelijk van hare gagie kan rond geschooten worden; Soo is goedgevonden en verstaan d’ ordinairis borsten bescheijden op de negotie en zoldij comptoiren, mitsgaders ter Politijcque en Justitieele Secretarijen, minder winnende als ƒ20 per maand, bij deesen te vorderen tot adsistenten met ƒ20, om haar lopend verband daar voor uijt te dienen, in die hoope dat dese afwijkinge, als voortgekomen uijt erbarmenis over hare ben[o]digtheijt, en geensints om ‘s Comps. cassa met meer[der] last buijten noodsakelijkheijt te beswaren, bij onse Heeren en Meesters ten besten geduijt sal mogen worden.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

23

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij., A. V. KERVEL. Secrets.

C. 51, pp. 113-115.

Vrijdagh den {17200112} 12e Januarij 1720, voormiddags. Extraordins. vergaderingh.

Alle tegenwoordigh, uitgesondert den Heer Cornelis van Beaumont.

Geleesen sijnde de ingekomene missive der Hooge Indische Regeringh, in dato 18e October des voorlede jaars 1719,24 met het provisie schip Risdam hier aangebragt; Soo is goedgevonden en geresolveert dat tot beeter bekomingh van de erweeten, boonen en garst gerequireert tot de ses maandige provideeringh der verwagt wordende retourvloot, ten eersten bij affictie van biljetten alle en een ijgelijk sal worden geadverteert hare ingeouste garst, erweten en boonen in ‘s Comps. maguasijnen te komen leveren.

Ende dat wijders ter consideratie de tarw tot nogh toe in soo geringe quantiteijt word opgebragt, en dierhalven het sigh laat aansien als of bij dese schaarsheijt de eijs van dat graan bij Haar Hoogh Edelens desen jare gedaan, in verre na niet soude konnen voldaan worden, dierhalven omme alles te doen wat mogelijk is, en ten eijnde beeter calculatie te konnen maken, wat quantiteijt van dat coorn in dit Gouvernement jaarlijx word gerequireert, den ondercoopman Jan Alders en een der burgerraaden sullen worden gecommitteert, soo als gecommitteerd worden bij desen, van de burger backers af te vragen hoe veel coorn een ider van haar nogh in voorraad hadde, mitsgrs. wat quantiteijt een ijgelijk tot voorstand hunner neeringh desen jare nogh soude benodigt sijn, en daar van in geschrifte rapport te doen.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

25

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij. A. V. KERVEL. Secrets.


## Footnotes


  1. Vir die oorspronklike brief, sien C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 1-2. 

  2. In die Haagse Kopie staan “voorleden”. 

  3. Vgl. die resolusies van 5 en 19 Desember 1719 in dieResolusies van die Politieke Raad, deel V, pp. 393-396. 

  4. Ds. Petrus van Aken van Utrecht het in 1714 met die Stantvastigheijt na die Kaap gekom as leraar van Drakenstein . Hy is nog dieselfde jaar aan die Kaap getroud met Anna Margaretha Bolwerk van Beusekom. Hulle het vier kinders gehad. In 1717 het die Politieke Raad sy salaris verboog van ƒ90 tot ƒ100. Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, pp. 561-563; C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, pp. 239-242. 

  5. Hy was die seun van Hieronimus Cruse en Aletta Elberts, en is in 1672 aan die Kaap gebore. In 1707 is hy getroud met Christina Blesius, die dogter van Joan Blesius en Christina Diemer. Hy het as soldaat in diens van die Kompanjie getree, en teen 1716 het hy gevorder tot die rang van koopman. Op daardie stadium was hy garnisoenboekhouer. Sien M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 110. 

  6. Nicolaas Heijningh was afkomstig van Delft en het in 1704 as adelbors na die Kaap gekom. In 1711 word hy boekhouer en in 1717 kassier. In 1718 word hy bevorder tot onderkoopman. Hy is in 1713 getroud met Geertruijda Vermeij, die dogter van Steven Vermeij en Aletta van Es. Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, pp. 353-356; C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, pp. 66-67. 

  7. Philippus Rudolphus de Savoije was die seun van Jacques de Savoije en Marie Madeleine le Clercq, en is in 1694 aan die Kaap gebore. In 1715 het hy as assistent tot die Kompanjie se diens toegetree, en in 1718 is hy bevorder tot boekhouer. Blykbaar was hy nooit getroud nie, want in sy testament benoem hy sy nefies as sy erfgename. Vgl. C.J.2655:Testamenten, 1737-1739, pp. 63-66. 

  8. Willem van Taak van Dentekom is in 1715 aangestel as assistent en sekretaris van Stellenbosch en Drakenstein . In 1716 word hy eerste klerk van die Politieke Raad en sekretaris van die raad van siviele en huweliksake. (Sien C.678:Eed Boek, 1692-1747, pp. 104, 114 en 119.) Hy was die seun van Johan van Taak en Theodora Mandt, en was getroud met Emma Martha van der Bijl, ‘n dogter van Pieter van der Bijl. (Vgl. C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 6.) 

  9. Hendrik Swellengrebel was die seun van Johannes Swellengrebel en Johanna Cruse, en is op 26 September 1700 aan die Kaap gebore. Kommissaris Joan van Steelant het hom in 1713 aangestel as assistent met die rang van adelbors. (Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 27-28.) In 1717 het hy boekhouer geword, en daarna was hy pakhuismeester en later sekunde. Vanaf 1739 tot 1750 was hy Goewerneur van die Kaap - die eerste persoon wat aan die Kaap gebore is om dié posisie te beklee. Hy is in 1727 getroud met Helena Wilhelmina ten Damme, die dogter van Willem ten Damme en Helena Gulix. Hulle het agt kinders gehad. 

  10. Hy was die seun van Isaak Rhenius en Anna Schuster en was afkomstig van Berlyn . Hy het as soldaat na die Kaap gekom, en is daarna bevorder tot korporaal (1710), sersant (1711), adjudant (1715), vaandrig (1720) en kaptein (1728). In 1717 is hy getroud met Engela Bergh, ‘n dogter van Olof Bergh, en na haar dood in 1721, het hy in 1723 hertrou met Anna Christina Müller. Hy het in 1741 na Nederland teruggekeer. (Sien C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, pp. 100-106; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 26.) 

  11. Van Kervel en Alders het op 9 Januarie 1720 die eed as lede van die Politieke Raad afgelê. Vgl. C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 13. 

  12. Jan David Feijrabend van Straatsburg het in 1682 as soldaat na die Kaap gekom, waar hy bevorder is tot korporaal (1696) en sersant (1700). In 1707 het hy na Nederland teruggekeer, maar in 1709 kom hy weer met Roosenburgh na die Kaap, en word in 1713 bevorder tot vaandrig. Hy was getroud met Geertruijd Goedhand, maar sy het in 1712 van hom geskei en met haar twee dogters na Batavia vertrek. Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, pp. 17-18. 

  13. Cornelis Barentsz. van Wijburgh het in 1682 as soldaat met die Emland na die Kaap gekom, en is in 1711 bevorder tot vaandrig. In 1717 het hy lid van die Raad van Justisie geword. 

  14. Pieter Kieckse was afkomstig van Itsehoe in Holstein . Nadat hy in 1708 as sersant met Generale Vrede na die Kaap gekom het, is hy in 1711 bevorder tot luitenant. Hy is in 1712 oorlede. 

  15. Nicolaas van den Heuvel van Amsterdam het in 1709 met Oestgeest as vaandrig na die Kaap gekom. In 1713 het Kommissaris Joan van Steelant hom bevorder tot luitenant, en het hy Dominicus Blesius as landdros van Stellenbosch opgevolg. In 1717 het hy met behoud van sy rang uit die Kompanjie se diens getree, en hom as vryburger op sy plaas ” Paardevalleij ” gaan vestig. Hy is in 1713 getroud met Maria Segers, die dogter van Heinrich Segers en Helena van der Westhuijsen. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 114; C.224:Requesten, 1717-1718, pp. 269-270.) 

  16. Johann Christoffel Greeve van Northeim was die seun van Johann Joost Greeve en Catharina Reimann. Hy het in 1711 as soldaat na die Kaap gekom en is in 1716 bevorder tot sersant. In 1723 is hy getroud met Johanna Schenk, die dogter van Joost Rijnhard Schenk en Sara Botma. Hy is in 1726 oorlede. (Sien Hoge, J.:Personalia of the Germans at the Cape, in dieArgiefjaarboek, 1946, pp. 119-120; C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, pp. 182-185; C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, pp. 281-286.) 

  17. Sien C.438, deel I:inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 5-6. 

  18. Jacob Voet van Amsterdam het as kassier na die Kaap gekom, en is in 1711 bevorder tot onderkoopman. In 1717 het hy Nicolaas van den Heuvel opgevolg as landdros van Stellenbosch . (Sien dieResolusies van die Politieke Raad, deel V, pp. 170-171; C.224:Requesten, 1717-1718, p. 285.) Hy was getroud met Jacomina Brommert, die dogter van Jan Brommert en Anna van Schalkwyk. (Vgl. C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, pp. 39-42.) 

  19. Hier word verwys na die Pangerang Loringh Passer van Java. Hy is op versoek van sy vader deur die Kompanjie na die Kaap gestuur “om aldaer voor al sijn leven te verblijven”. Op 22 November 1715 het hy, vergesel van sy moeder, skoonmoeder, 2 vrouens en 8 volgelinge, met Gansenhoef aan die Kaap aangekom. (Sien C.435, deel III:Inkomende Stukken, 1715, pp. 1102-1103 en 1117-1118.) Op 18 Februarie 1716 het die Politieke Raad besluit om hom en sy gevolg na Stellenbosch te stuur. Vgl. dieResolusies van die Politieke Raad, deel V, pp. 22-23. 

  20. SienResolusies van die Politieke Raad, deel V, pp. 86-90. 

  21. Hy was afkomstig van Amsterdam en het in 1719 met Amstelveen na die Kaap gekom. Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 104. 

  22. In die Haagse Kopie staan ook “warelt”. 

  23. Maurits Pasques de Chavonnes was vanaf 1714 tot met sy dood in 1724 Goewerneur van die Kaap. Meer biografiese besonderhede omtrent hom, verskyn in die Inleiding van hierdie publikasie. 

  24. Sien C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 9-47. 

  25. Abraham Cranendonk van Amsterdam was getroud met Angelica Burlamachi. In 1714 het hy opperkoopman en sekunde geword. Hy is in 1721 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/3: tTestamenten, 1721-1725, no. 27.)