Skip to content

C053 v1.20

C. 53, pp. 26-31.

Dingsdagh den {17200402} 2e April 1720, voormiddags.

1

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den Hr. Abraham Cranendonk.

Den Edele Heer Gouverneur de leeden deeser Vergaderinge in bedenkinge geevende dat ten aansien men bij ‘t voorgaande schrale gewas en ougst van erweeten, boonen en garst, als nu niet naar behooren en voor den gestipuleerden tijt van ses maanden deese jarige retourvloot van die potspijse hadden konnen provideeren, niet tegenstaande sulx ons bij ‘t geeert aanschrijvens van Hun Hoog Edelens van den 18e October 17192 expresselijk was gedemandeert, en waar uijt boven dien genoegsaam consteerde dat sulx jaarlijx ten beste der vlotelingen apparentelijk soude worden gelast, of het dierhalven niet van den dienst der E. Compe. soude sijn tot alle mogelijke voorkominge van diergelijk gebrek in ‘t toekomende, vermits de ploeg en zaij tijt op handen schoot, alle deese ingesetenen bij affixtie van billietten serieuselijk te recommandeeren met het eerste bequame saijsoen weeder een aanvank te maken met het zaijen en planten van erweeten, boonen en garst, sonder egter daaromme agter uijt te stellen den aanbouw van tarw en rogh, als insgelijx in geenen deelen gemist of vermindert mogende worden, met belofte en verseekeringe dat alle de aangewonne garst, boonen en erweeten teegens den vastgestelden prijs in ‘s Comps. maguasijnen sullen worden aangenomen en ingeslagen; Zoo is, daar over met aandagt gedelibereert sijnde, goetgevonden en geresolveert dat sulx in voegen voorsz sal worden verrigt.

Waar naar getreeden zijnde tot de lecture van ‘t requeste door Johanna Constantia Elsevier,3 huijsvrouwe van den predicant Henricus Bek, in volgende bewoordinge overgegeven:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgrs. aan d’ E.E. Agtbare Heeren de Raaden van Politie.

‘Wel Ed. Gestr. Hoog Agtbe. Heeren,’

‘Johanna Constantia Elsevier, huijsvrouw van den predicant Bek, belang hebbende om na ‘t vaderland te gaan, neemt (met kennisse en toestemminge van haar man) de vrijheijd om eerbiedelijk te versoeken dat Uwel Edele Gestr. en E.E. Agtbare gelieven te permitteeren en te vergunnen dat de suppte. na derwaarts mogte getransporteert worden met een van de verwagt werdende scheepen, sonder kostgelt te betalen, op die voet als d’ E.E. Compe. de predicanten en haare vrouwen na en uijt India altoos gelieven te doen transporteeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) Johanna Constantia Beek, gebooren Elsevier. (In margine) Dat met voorkennisse en toestemminge versogt word, getuijgt hier meede (getekent) Henricus Beek, (en daar onder) Cabo de Goede Hoop, 1720/23 Maart.’

Is goetgevonden en verstaan de suppte. bij deesen t’ accordeeren omme met een der verwagt wordende nascheepen te mogen repatrieeren, dog dat haar verdere versoek om bevrijt te sijn van de betalinge van het daar toe staande transport en costgeld sal gedefereert gelaten worden aan ‘t goedvinden van Haar Edele Hoog Agtbe. de Heeren 17en.

Door ‘t overlijden van den vaandrager deeses Casteels, Sr. Gerard van Baarssenburgh,4 de gemelde plaats sijnde komen te vaceeren; Zoo is goedgevonden den ingenieur, Evert Walraven Cocchius, t’ sijnen instantiger versoeke wederom aan te stellen tot vaandrager met ƒ40 per maant, op approbatie onser Heeren en Meesters.

Zijnde laastelijk nog geresolveert dat de scheepen Borsselen , Stantvastigheijt , Johanna , Kiefhoek en Groenswaart , soo drae deselve in gereetheijt sullen weesen gebragt, tot voorkominge van alle rampen die haar door zeerovers andersints soude konnen toegebragt werden, gecombineert van hier sullen moeten vertrecken en bij den anderen blijven tot op de breete en gegiste lengte van d’ eijlanden St. Paulus en Amsterdam .

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

5

C. 53, pp. 32-38.

Vrijdagh den {17200405} 5e April 1720, ‘s naarmiddags. Extraords. vergadering.

Alle present.

Den Edele Heer Gouverneur den Raad hebbende doen convoceeren, gaf dienvolgens aan deselve te kennen hoe op heeden morgen vroeg alhier ter rheede verscheenen sijnde ‘t naschip den Dam , in geselschap de meede nascheepen ‘t Raadhuijs van Vlissingen , Hogenes , Noordbeek , Opperdoes en d’ Spieringh , op den 17e Januarij deeses jaars van Batavia en den 30e daar aan volgende uijt Zundas engte in zee, dag bij ongeluk en sware storm op den 20e Maart ter Z.B. van 34 gr. 40 m. en lengte van 53 gr. 7 m. van sijne voormelde mackers afgeraakt; den Heer Commandeur deeser retourvloot, Michiel Landsheer, benevens d’ andere vlagh officieren hunne gedagten hebbende laten gaan of het voor den dienst der E. Compe. soude weesen met de retourvloot alhier te vertoeven tot dat dien bodem ten spoedigsten in gereetheijt was gebragt, of wel met d’ eerste goede wind hare reijse te vervorderen sonder naar ‘t selve te wagten, zij gesamentlijk aan Sijn Edele hadden betuijgt om diverse en goede reedenen van gedagten te sijn best te oordeelen dat de retourvloot met de eerste goede wind rijsvorderde, weshalven insgelijx niet ondienstigh hadde geoordeelt dit geval in serieuse bedenkinge te geven welke partij in deesen te kiesen voor ‘t meeste interest onser Heeren en Meesters mogte worden verstaan. Waar over dan met aandagt gedelibereert en daar omtrent in opmerkinge gekomen zijnde dat de gem. retourvloot bij deesen jaarige schralen ougst niet hebbende verder alhier konnen worden geprovideert van erweeten, boonen en gort, als voor ruijm drie maanden, dienvolgens die provisie, bij langer vertoef alhier, merkelijk soude moeten verminderen, sonder dat ër eenige apparentie zigh opdeed dat verlies weeder te sullen konnen suppleeren, boven en behal[ven] dat het zaijsoen reets soo verre ingeschooten zijnde dat de mouson aan ‘t kenteren, en dierhalven wel gebeurlijk is dat de N.Wte. winden ter deeser plaatse vinnigh doortasten, en dusdanigh soo kostelijke vloot aan dat gevaar en andere rampen onderworpen soude weesen, sonder dat men alsdan nogh geen verseekeringh soude hebben of en wanneer de gemelde nog afweesige nascheepen hier ter rheede sullen aankomen; Soo is met eenparige stemmen goetgevonden en geresolveert de retourvloot niet na dien bodem of andere nascheepen te doen wagten, maar deselve met de eerste goed wind te laten rijsvorderen, te meer omdat alle voormelde ses nascheepen hier bij den anderen gekomen sijnde, dat esquader ontsaggelijk genoegh sal weesen teegens zeerovers of andere die iets teegens deselve soude willen ondernemen.

Waar naar den Edele Heer Gouverneeur produceerde een lijste van soodanige schaapen als ‘t zeedert den 28e Maart tot nu toe op de retourscheepen van die geene haar tot ververssinge op de reijse meede gegeven sijn, waaren komen te verrecken ten getale van 171, als op:

Meijenburgh 10
Amstelveen 14
Barberstein 10
Nepthunis 12
Wassenaar 10
Wendela 8
Sandenburgh 10
Westerdijxhorn 6
Gansenhoef 10
Arentsduijn 10
De Hopvogel 10
D' Uno 8
Samson 12
Charlois 4
Strijkebolle 7
Amsterdam 10
Vrieswijk 10
Margaretha 10
Te samen 171 stux
Meijenburgh 10
Amstelveen 14
Barberstein 10
Nepthunis 12
Wassenaar 10
Wendela 8
Sandenburgh 10
Westerdijxhorn 6
Gansenhoef 10
Arentsduijn 10
De Hopvogel 10
D' Uno 8
Samson 12
Charlois 4
Strijkebolle 7
Amsterdam 10
Vrieswijk 10
Margaretha 10
Te samen 171 stux

Dewelke den Hr. Commandeur en d’ andere vlagh officieren instantiglijk hadden versogt dat weeder mogten worden vergoet, en soo veel levendige aan haar overhandigt worden; over ‘t welke geraatpleegt sijnde, verstaan is ‘t gemelde versoek t’ accordeeren.

Eodem dié, des avonds.

Door den provisioneele Vice Commandeur deeser retourvloot, Theunis de Haan, aan den Edele Heer Gouverneur zijnde verthoont dat ‘s Comps slagter niet voor morgen agtermiddagh in staat konde sijn tot het doen van de leverantie van soo veel levendige schapen aan de retourvloot als huijdigen agtermiddagh was geresolveert aan deselve te doen verstrecken, en dat inmiddels de wind favorabel waijende, de vloot nae deselve niet soude konnen wagten, dierhalven versogten dat d’ opperhoofden der scheepen mogten worden gequalificeert elx haar getal bij particuliere ingesetenen te mogen inkoopen, ‘t welk bij rondvraginge de leeden des Raads voorgestelt weesende, is verstaan ‘t selve haar teegens Comps. prijs t’ accordeeren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

6

C. 53, pp. 39-43.

Dingsdagh den {17200409} 9e April 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den E. Caije Jesse Slotsboo.

Op de gedane voorstellingh van den Edele Heer Gouverneur is goetgevonden en verstaan in plaatse van d’ overledene luijtenant Cornelis Barentsz. en vaandrager Gerard van Baarssenburg tot leeden in den Raad van Justitie deeses Gouvernements aan te stellen d’ ondercooplieden Nicolaas Heijning en Willem van Taak.

Geleesen sijnde het requeste door den drilmeester, Jan Christoffel Greeve, in de volgende bewoordinge overgegeven:7

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Verthoond met schuldige reverentie Uwel Edele Gestr. en E. Agtbe. gehoorsamen dienaar Jan Christoffel Greeve van Noortheijm, ao. 1711 met het schip Waarden als soldaat a ƒ9 per maand alhier aangeland en sedert successive, dog laast op den 9e Januarij 1720 gevordert tot drilmeester deeses guarnisoens onder een nieuw driejarig verband, hoe door ‘t optreeden van den Hr. capiteijn luijtenant Slotsboo tot capn. deeses Casteels een officiers plaats is komen te vaceeren, en alsoo den supplt. vertrouwt dat (hoewel sonder roemen) in alle de militaire charges die na vervolg bekleet heeft, een goed genoegen aan sijne opperhoofden heeft gegeven en sijne functie met ijver en vlijt soo ‘t betaamt waargenomen, soo neemt den supplt. de vrijheijt Uwel Edele Gestrenge en E. Agtbe. op ‘t nedrigst te versoeken dat hem met de vacante vaandrigs plaats gunstelijk, als (onder correctie) de naaste in rang, gelieven te begunstigen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goetgevonden en verstaan dat ‘t voorsz versoek met ‘t afgaande schrijvens aan Haar Edele Hoog Agtbe. de Heeren 17en per de nascheepen favorabelijk sal worden voorgedragen.

Waar naar de schippers David Brouwer, Gerrit Moring, Abraham Uijthof en Jan Croon ter vergadering verscheenen en door den Edele Heer Gouverneur afgevraagt zijnde of zij nog iets quamen te requireeren omme op d’ eerste ordre haare reijse naar Batavia te konnen vervorderen, verklaarden deselve in staat te sijn omme met haar onderhebbende bodems Borsselen , Stantvastigheijt , d’ Johanna en Groenswaart gerustelijk de reijse t’ ondernemen, behalven dat Gerrit Moring versogt van eenige medicijnen als nog te mogen worden voorsien; Soo is verstaan dat dienvolgens die bodems benevens de Kiefhoek op Donderdagh, zijnde den 11e deeser, sullen worden gemonstert en van hier gedepescheert, mitsgrs. inmiddels eenige medicijnen aan ‘t schip de Stantvastigheijt verstrekt.8


Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. AIDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 44-47.

Woensdagh den {17200410} 10e April 1720.

Den berg hopman, Nicolaas Mettenius,9 nu jongst met de Johanna hier aangeland, en ‘t zedert zijn aanwesen de bergen hier om heen ondersogt hebbende of ër ook met eenige apparentie of voordeel van d’ E. Compe. eenig metaal uijt deselve te bekomen soude sijn, heeft van sijne ondervindingh aan d’ Edele Heer Gouverneur overgelevert ‘t onderstaande rapport:10

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - -.

‘Wel Edelen Gestr. Heer,’

‘Op den 27e Maart ben ik ondergetekende beneffens de hier bevondene bergwerkers op Uwel Gestr. ordre van hier vertrocken omme te examineeren het gebergte hier om streeks leggende, als:’

‘De cours genomen hebbende naar Stellenbosch , bevond het gebergte gemeen glans sandsteen, dog geen op miniraal, sig toonende gangh gesteente konnen uijtvinden.’

‘Omtrent de post van Fredrik de Backer aan de Zimons Bergh , eenige stukjes swarte ijzer glimmer bevonden, dog niet voortsettende nog op ander mineraal sig betonende.’

‘Verders gekeert sijnde naar de Pairl , bij de post van Jan Carstensz.,11 aldaar naukeurig ondersogt het gebergte, dag geen regt gangebergte (waar op een bergwerk te beginnen is) bespeuren konnen, en dewijl de klippen soo wel in de mijn als op het gebergte sigh eenderleij vertoonen, te weeten ruwe klippen, bestaande in horrensteen, met witte quarts waar inne seer kleijn speijsigh koperagtige kiez met weijnig goud en zilver ingesprengt is, edogh wegens met sigh foerende swavel [seer] volatilisch, insgelijx hebbe dat kleijn gebergte door spoeling in water ondersogt, dag geen mineraal daar in bevonden, soo hebbe ook raadsaam geoordeelt deese togt niet verders voort te setten, want sulx groote onkosten baart.’

‘En terwijl het bouwhout hier omtrent ook niet wel te bekomen is, soo hebbe ik bij deese omstandigheeden weijnig of immers geene apparentie in gemelde rivier en gebergtens eenig profitabel bergwerk te kannen beginnen.’

‘Hier meede gedenkende te kunnen volstaan, soo onderschrijve ik mij met alle eerbied - - - (Was getekent) Nicolaus Mettenius, bergmeester. (In margine) Cabo, 9 April 1720.’

En vermits de onmogelijkheijt van dat werk gedienstigh versogt dat hem mogte gepermitteert weesen met sijne voorn. bodem naar Batavia te mogen voortgaan, ‘t welk bij de leeden deeses Raats in omvrage gebragt zijnde, eenpariglijk verstaan is tot vermijdinge van onnodige lasten t’ accordeeren.

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 48-49.

Donderdagh den {17200411} 11e April 1720.

Door den Heer Commandeur en andere vlagh officieren deeser retourvloot aan den Edele Heer Gouverneur verthoont weesende hoe sij door continueele tegenwinden nu bij een halve maand ongeluckig opgehouden sijnde, sulx in die tusschen tijt een merkelijke verminderinge in haare meede gegeeve provisie onvermijdelijk hadde toegebragt, en daar omme instantelijk versogten dat die schade haar met een nadre verstrekking van boontjes, soo ‘t mogelijk was, mogte worden herstelt. ‘t Welk in omvrage gebragt sijnde, is geresolveert dat ten aansien bij nadre en onverwagte insameling d’ E. Compe. nog eenige baantjes magtigh is kannen worden, tot soo verre dat ter nauwer nood eeniglijk de Batavische retourscheepen van die potspijse voor omtrent een halve maand voorsien soude konnen worden, dierhalven de versogte verstrekking aan de Batavische scheepen sal worden verrigt.

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare vaarsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 50-53.

Dingsdagh den {17200416} 16e April 1720.

Door den Edele Heer Gouverneur aan de leeden des Raats bij omvrage hebbende doen voorstellen dat of wel bij voorig raatsbesluijt ware vastgestelt het naschip den Dam niet met de retourvloot te late[n] vertrecken, maar ‘t selve tot d’ aankomst van de nog verwagt wordende vijf nascheepen alhier te laten vertoeven, op hoope en veronderstellinge dat de ZO. wind in dit zaijsoen soude hebben deurgewaaijt en dus geluckiglijk de retourvloot, in volle gereetheijt leggende, in zee gebragt, dag ‘t selve op een extra ordinaire wijse anders uitgevallen en daar door gelegentheijt aan de hand gegeven sijnde om gemelde schip den Dam in die tusschentijt in staat van reijsvorderinge te brengen; soo gaf Sijn Edele in serieuse bedenkinge af het niet ten meesten dienste der E. Compe. soude weesen gem. naschip den Dam ander de vlagge deeser retourvloot te laten vertrecken, sonder sijne mackers in te wagten, over ‘t welke met aandagt geleth en daar nevens geconsidereert sijnde dat alhoewel daar ‘t afsenden van voorn. bodem het esquader der nascheepen wel sal weesen verswakt, egter die vijf kielen bij den anderen blijvende, genoegsame forces sullen hebben teegens zeerovers en andere clandestine vijanden, aangemerkt den staat met alle Europeesche mogentheeden jegenwoordigh in vreede levende, derhalven geene andere te verwagten zijn; Soo is bij alle de leeden eenpariglijk verstaan ‘t voorn. naschip den Dam met de retourvloot te laten vertrecken, sullende van dit besluijt aan den Hr. Commandeur Landsheer door den Secretaris, Adriaan van Kervel, kennisse worden gegeven, ten eijnde onder den haren t’ overweegen of ër iets in ‘t gemelde besluijt geoordeelt konde worden te berusten ‘t geene tot ondienste der E. Compe. soude konnen strecken, dog aangesien met gemelde naschip geene papieren of corte facturaas van ‘t ingeladene in die kiel of andere nascheepen zijn aangebragt, dat dienvolgens van ‘t selve met het af te gane schrijvens aan Haar Wel Edele Hoog Agtbare de Heeren 17en mentie sal worden gemaakt, en excus versagt dat men om voorgaande reedenen niet heeft konnen voldoen aan haar geeerde ordres tot het afsenden der copien corte facturaas van hier.

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 54-62.

Dingsdagh den {17200416} 16e April 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den Hr. Cornelis van Beaumond en den capiteijn Kaije Jesse Slotsboo.12


Naar lecture der nominatie door weesmeesteren overgelevert,13 is goetgevonden tot weesmeester te eligeeren en aan te stellen den vaandrager Johannes Tobias Rhenius, in plaatse van den overleedene Gerard van Baarssenburgh.

Vervolgens door weesmeesteren deeser steede overgelevert sijnde d’ onderstaande memorie:

‘Memorie der persoonen uijt wiens boedels door de weescamer soude konnen betaalt werden de agterstallige thiendens bij haar aan d’ E. Compe., volgens ingesondene opgifte van d’ Edele Hr. Gouverneur, te quaat gebleeven, namentlijk:’

‘D’ erfgenamen van Dirk van Schalkwijk14 moeten ieder hooft voor hooft betalen voor 1/2 mud tarw en 5 1/2 mud garst die d’ overledene aan d’ E. Compe. schuldig is gebleeven, als volgt’


Theunis Schalkwijk[^15] ƒ6:10:-
Ocker Schalkwijk[^16] ƒ6:10:-
Gerrit Schalkwijk[^17] ƒ6:10:-
Gijsbert Schalkwijk[^18] ƒ6:10:-
    ƒ26:-:-
D' erfgenamen van Jacobus van Driel[^19] voor 1 1/2 mud tarw en 10 mud rogge, in maniere als boven   ƒ82:-:-
D' erfgenamen van Jan en Adriaan Wilders[^20] moeten ieder hooft voor hooft betalen voor 7 mud tarw als vooren, te weeten:  
Margaretha en Jacobus Guldenhuijsen,[^21] als hebbende met haar beijde voor de helft in dien boedel gedeelt, ider ƒ14 ƒ28:-:-
Catarina Smit,[^22] getrouwt geweest sijnde met Abraham van Dirksland,[^23] de metselaar, alhier woonagtig, als hebbende d' andere helft van dien boedel voor haar particulier alleen geerft ƒ28:-:-
    ƒ56:-:-
D' erfgenamen van de wede. Pieter Jansz. Louw[^24]   ƒ28:-:-
Voor de erfgenamen van Pieter van der Poel[^25] kan uijt de weescamer betaalt werdert [*sic*], voor Jonas en Johanna Catarina van der Poel[^26] ƒ10, moetende de andre ƒ10 betaalt werden door Melt van der Spuij,[^27] in huwelijk hebbende Maria van der Poel,[^28] en door Michiel Bok, in huwelijck hebbende Elisabeth van der Poel.[^29]
D' erfgenamen van Coenraad Cijffer[^30]
over 6 mud tarw ƒ48:-:-
en over 1 1/2 mud rogge ƒ10:08:-
    ƒ58:08:-

Theunis Schalkwijk[^31] ƒ6:10:-
Ocker Schalkwijk[^32] ƒ6:10:-
Gerrit Schalkwijk[^33] ƒ6:10:-
Gijsbert Schalkwijk[^34] ƒ6:10:-
    ƒ26:-:-
D' erfgenamen van Jacobus van Driel[^35] voor 1 1/2 mud tarw en 10 mud rogge, in maniere als boven   ƒ82:-:-
D' erfgenamen van Jan en Adriaan Wilders[^36] moeten ieder hooft voor hooft betalen voor 7 mud tarw als vooren, te weeten:  
Margaretha en Jacobus Guldenhuijsen,[^37] als hebbende met haar beijde voor de helft in dien boedel gedeelt, ider ƒ14 ƒ28:-:-
Catarina Smit,[^38] getrouwt geweest sijnde met Abraham van Dirksland,[^39] de metselaar, alhier woonagtig, als hebbende d' andere helft van dien boedel voor haar particulier alleen geerft ƒ28:-:-
    ƒ56:-:-
D' erfgenamen van de wede. Pieter Jansz. Louw[^40]   ƒ28:-:-
Voor de erfgenamen van Pieter van der Poel[^41] kan uijt de weescamer betaalt werdert [*sic*], voor Jonas en Johanna Catarina van der Poel[^42] ƒ10, moetende de andre ƒ10 betaalt werden door Melt van der Spuij,[^43] in huwelijk hebbende Maria van der Poel,[^44] en door Michiel Bok, in huwelijck hebbende Elisabeth van der Poel.[^45]
D' erfgenamen van Coenraad Cijffer[^46]
over 6 mud tarw ƒ48:-:-
en over 1 1/2 mud rogge ƒ10:08:-
    ƒ58:08:-

‘(Was getekent) Jermo. Hk. Snitquer,47 secretaris.’

Is naar deliberatie goedgevonden deselve t’ authoriseeren en qualificeeren tot het betalen der agterstallige thienden bij deselve gespecificeert, voor soo verre die persoonen of wel haare goederen als nog onder haare administratie zijn berustende.48

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 63-64.

Dingsdagh den {17200423} 23e April 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

De schippers der aanweesende scheepen ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen en Ter Horst ter vergaderingh binnen gekomen en door den Edele Heer Gouverneur afgevraagt zijnde wanneer zij lieden vermijnden in gereetheijt te konnen zijn omme haare reijse van hier naar Batavia te vervorderen, verklaarden deselve, weer en wind daar toe dienende, sulx te konnen verrigten op Maandagh aanstaande, weshalven goet gevonden is die kielen op dien dag te doen monsteren en van hier te depescheeren, dog aangemerkt den schipper van Ter Horst daar neevens demonstreerde dat desselfs provisie vleesch gansch stinkend en onbruijkbaar geworden was, Soo is verstaan dat ‘t selve immediaat door twee gecommitteerdens sal worden gevisiteert, omme naar bevindinge ten besten doenelijk daar inne te worden voorsien.

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 65-76.

Dingsdagh den {17200430} 30e April 1720.

Door den Heer Abraham Cranendonk, als preses van weesmeesteren deeser steede, op huijden aan den ondercoopman en Secretaris van Politie, Adriaan van Kervel, ter handen gestelt sijnde ‘t onderstaande requeste:

Aan - - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geven reverentelijk te kennen weesmeesteren deeser steede dat de supplten. sig nu een wijltijts herwaarts in twee onderscheijde saken seer gevexeert en geturbeert gevonden hebbende eijndelijk hebben moeten resolveeren de vrijheijd te nemen Uw Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. dien aangaande bij deesen te verthoonen:’

‘Eerstelijk, hoe den boedel van zalr. juffr. Helena Douw,49 wed. Verhaick, aan haar suppten. kamer gekomen zijnde, daar inne is gevonden een onderhandse obligatie spreekende ten lasten van haar overledens schoon soon, Pieter de Meijer, groot ƒ1600:-:-.50 Dat voorts de supplten. alsoo deese Pieter de Meijer nietin locomaar present in ‘t vaderland,51 en sijn huijsvrouw, Helena Verhaick,52 al voor opgem. juffr. Helena Douw (die haar moeder was) alhier meede overleeden is, voor haar doen komen ende om de voldoeningh der gemte. obligatie aangesprooken hebben, de curateuren van den boedel van voorsz De Meijers huijsvrouw, sijnde monsr. Willem van Taack, ondercoopman en cassier ten deesen Casteele, met den vrijman Isacq Esser;53 dat deese curateuren de hand van den debiteur voornt. als waar meede de obligatie geschreeven en getekent is, niet alleen maar deselve obligatie daarom ook als deugdelijk hebben erkent ende sigh oversulx ook gewilligh hebben verklaart die penningen te voldoen mits obtinerende van weesmeesteren een verbintenisse omme deselve t’ allen tijde te restitueeren; dat deese mits bij de suppten. seer absurt gevonden en vervolgens gesien sijnde met welke wangevoegelijke uijtvlugten gemte. curateuren haar werk scheenen te maken om weesmeesteren in cas subject te vexeeren en aan het nalopen te houden, deselve eijndelijk voor het intrest harer weesen daar toe hebben moeten komen omme voorn. curateuren in haare qualiteijt door des camers boode tot de voldoening van de bovenstaande ƒ1600 te doen sommeeren, edogh dat deese sommatie al meede niet anders heeft geopereert dan dat sijlieden die voor gesien gehouden, de boode te rugh gegeven ende alsoo haare tergivensatien onbetamelijk geextendeert hebben. Naar het welke vertoonen de suppten. wijders dat den geweesen corporaal, Godfried Stolts,54 alhier voor den Raad van Justitie al voor 8 jaren, en nu jongst nog op 14e Maart 1715, geobtineert hebbende vonnisse55 op de vrijluijden Michiel Leij56 en Fredrik van der Lind57 om aan hem Stolts te doen reeke. bewijs en reliqua van soodanige goederen als eenen Jan Hendrik Carnak, wiens wed; hij Stolts in huwelijk heeft, onder haare administratie hadde gelaten, ter camere heeft geexhibeert de voorsz vonnissen, ende daar en boven op den 7e Februarij deeses jaars een specificatie waar inne die goederen soude hebben bestaan, begerende alsoo gem. Michiel Leij, overleeden ende sijn boedel onder weesmeesteren directie en administratie was, dat de suppten. de voorsz vonnissen obedieeren en hem Stolts na den inhoude van opgem. specificatie reekening souden doen; dat de suppten. wel en met aandagt hier op geleth ende daar uijt gesien hebbende hoe Fredk. van der Lind in deesen als meede gecondemneerde geensints ongemoeijt gelaten konde werden, hem Stolts oversulx hebben uijtgestelt tot de suppten. over deese sake met gedagte Fredk. van der Lind soude hebben gesprooken; dat wijders de suppten. nae daar toe gevaceert ende de opgave van Van der Lind met een ongetekent memoritje in den boedel van Leij gevonden, mitgrs. deese beijde teegens bovengemelde specificatie van hem Stolts geconfronteert hebbende, wel de twee eerste genoegsaam accorderende, edogh sijn Stoltse specificatie die beijde buijten besef excedeerende hebben bevonden, weshalven hem Stolts ook hebben afgevraagt met wat bewijs hij sijn exces in deesen konde sterken, edog dat denselven geen ander heeft bijgebragt dan dat sijn voorsaat Carnak dit alles op sijn dood bedde soodanigh aan sijn huijsvrouw hadde opgegeven, of verklaart te weesen, waar op geen reflextie konnende werden genomen; dat de suppten. deesen Stolts tot sijne speculatie gepresenteert en om sig daar van te bedienen ook ter hande hebben doen stellen copia van de opgifte van Van der Lind als eenigsints ampelder dan de gevondene notitie van Leij voormelt, met beduijdinge dat de goederen daar bij gemelt door deese Van der Lind en den overleedene Leij al voor lange na de intentie van Carnak aan Margaretha Coetze58 overgegeven soude sijn. Eijndelijk dat hij Stolts sonder in deesen ergens reguard op te nemen, deese copia volgens rapport van de boode met veele indignatien gerejecteert ende sig verder niet alleen nooijt meer aan weesmeesteren gepresenteert, maar de suppten. ‘t seedert een tijt langh met zoodanige kladde door de boode van justitie gevexeert heeft, als de copias van dien, hier neffens gevoegt, konnen vertoonen, sijnde het eerste een formulier van een presentatie ter rolle welke met de naam van een citatie gebabtiseert en als zoodanig aan de suppten. geexploteert is; het tweede een citatie teegens een gepasseerde regtdagh; ende het derde of laaste een citatie met dubieuse en gebrekkige expressien, boven en behalven dat Stoks in plaats van nae den teneur van sijne verkreegene vonnisse altijt in ordre soo wel gem. Fredrik van der Lind als de weesmeesteren hadde behooren aan te doen, daar hij in tegendeel Van der Lind altijt ongemolesteert gelaten en de suppten. in haare qualiteijt alleen aangevallen en geaggresseert heeft.’

‘Ende gemerkt de suppten. sig door alle deese inpertinente en irreguliere behandelinge aan d’ eene kant groote kleijnagtinge ende aan d’ andere veele vexatien vinden toegebragt te weesen, Soo is derselver ootmoedige beede met Uw Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. wijsen raat en gesag ondersteunt te werden, eerstelijk omme tot maintenue van des weescamers regt en waardigheijd in conformiteijt van haare instructie, art. 14 en 21,59 en soo Damhouder in sijn Manier van Procedeeren, tit. 93 cap. 4 no. 2 en in notis no. 8 ook leert omtrent de bovengemelde curateuren,60 of zodanigh sij in den boedel van juffw. Helena Verhaick gequalificeert mogen sijn, bij renovatie op de reets gedane sommatie onverhindert tot gyseling haarer persoonen en executie van den boedel voor soo verre de suppten. uijt hoofde voorsz voor haare weesen competeerende is, te konnen en mogen procedeeren.’

‘Ende wijders alsoo uijt alle voorsz en meer andere omstandigheeden den bovengemelde Stoks moet werden aangesien voor een man die uijt groote onwetenheijd sig door onkundige en quaade raatsluijden laat misleijden, ende hij het oog op sijne pretentie houdende, door de hoop op deselve alles aangrijpt wat zodanige luijden en sijn driften hem doen goedvinden, en onversulx niet te sien is dat ër zoo lange hij door geen kragtige hand op de regte wegh geleijd werd, een ordentelijke besoingne [sic] met denselven te houden sal weesen, de suppten. sigh in dit geval al meede genootsaakt vinden haare toevlugt tot Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. te moeten nemen, met gelijke beede dat ër nae derselver wijsen raad en hooge authoriteijt een middel mag werden beraamt waar door hij Stolts verpligt werd sijne saken in ordre en regulier te vervolgen, op dat dit warrig geschil eens regt aangegrepen, behoorlijk nae regten ontdaan ende de weesen dus eenmaal van sijne persecutie mitsgaders de suppten. desweegen van verdere molesten bevrijd mogen werden.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. Uijt naam en last derselve suppten. (Was getekent) Jermo. Hk. Snitquer, secretaris.’

Met vertoogh hoe weesmeesteren voornt. seer gaarn huijden morgen te ordinaire vergadering van Politie ‘t selve souden hebben gepresenteert gehad, dog daar inne waren belet geworden door d’ opgekomene indispositie van den Edele Hr. Gouverneur, door dewelke die vergaderingh ware agter gebleeven, dat Haar Eerw. egter niet gaarn willende versuijmen in den tijt, zij dierhalven vermits de indispositie van haaren secretaris te raden geworden waren ‘t selve requeste aan bovengemelde secretaris van Politie t’ inhandigen, ten eijnde ‘t selve den Edele Heer Gouverneur haren ‘t weegen aan te bieden, met versoek dat daar op mogte worden gedispone[ert]. ‘t Welk verrigt en bij alle de leeden des Raats (geen weesmeesteren sijnde) rond geleesen weesende, Soo is goetgevonden en geresolveert de suppten. met gem. requeste, als contineerende saken formeelijk justitieel, te renvoijeeren aan den Raad van Justitie deeses Gouvernements.61

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERS.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 77-79.

Saturdagh den {17200504} 4e Maij 1720, voormiddagh. Extraords. vergadering.

Alle tegenwoordigh.

Is door den Edele Heer Gouverneur ter vergaderingh voorgedragen dat vermits de twee nascheepen Hogenes den d’ Spieringh nu al eenige dagen soo onder ‘t Robben Eijland als ter deeser rheede hadden vertoeft, en dierhalven genoegsaam desselfs volk en manschap inmiddels ververst ende die bodems van ‘t gerequireerde voorsien hebben konnen worden, sonder dat de nog afweesende drie nascheepen, als ‘t Raadhuijs van Vlissingen , Noordbeek en Opperdoes , tot nog toe waren opgedaagt, en mogelijk deese bhaij door deese of geene toeval voorbij geraakt sullen sijn, of het dierhalven niet van den meesten dienst soude weesen die kielen van hier te depescheeren; weshalven de schippers dier kielen ter vergaderinge binnen geroepen, en op de gedane afvragen verklaart hebbende in staat te sullen sijn omme op aanstaande Vrijdagh, zullende sijn den 10e deeser, hare reijse te vervorderen, is naar deliberatie goetgevonden en verstaan deselve te gelasten zig teegens voorsz tijt in volle gereentheijd te houden omme op d’ eerste ordres te kunnen zeijlen.62


Laastelijk is aan Johanna Constantia Elsevier, huijsvrouw van den predicant Henricus Bek, geaccordeert haar slavin, Catharina van Macasser genaamt, onder betalinge van transport en costgeld voor d’ heen en weer reijse, naar ‘t vaderland te mogen meede nemen, en dat sij voor haar en derselver slavin van hier sal mogen meede voeren 1 kist, lang 5 voeten, hoog en wijt twee voeten, een plunje kist en een fles kelder van 12 flessen.63

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 80-81.

Dingsdagh den {17200507} 7e Maij 1720, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert de Heeren Abraham Cranendonk en Cornelis van Beaumond.

Is ter vergaderinge door den Edele Heer Gouverneur voorgedragen en in omvrage gelegt dat hoewel de nascheepen Hogenes en de Spiering bereijts in gereetheijt waren gebragt om haare reijse naar ‘t vaderland te konnen vervorderen, of deselve egter als nu bij aankomst der andre nascheepen ‘t Raadhuijs van Vlissingen en Noortbeek , niet behoorden te worden opgehouden tot dat de laastgenoemde insgelijx ten spoedigsten in gereetheijt waren gestelt om gesamentlijk van hier te konnen vertrekken; waar over geraatpleegt sijnde, is goetgevonden en geresolveert dat sulx in diervoegen sal worden verrigt, in hoope dat inmiddels het nog afweesige naschip Opperdoes alhier insgelijx sal komen opdagen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 82-99.

Dingsdagh den {17200514} 14e Maij 1720, voormiddags.

Alle present.

Geleesen weesende seeker requeste door den Raad van Justitie deeses Gouvernements in de volgende bewoordinge overgegeven:64

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbaare Heeren,’

‘Den Raad van Justitie deeses Gouvernements geeft met schuldige eerbiedigheijd aan Uwel Edele Gestr. en E. Agtbe. te kennen hoe dat het somtijts is gebeurd dat requesten die aan haar wierden gepresenteert deselve, vermits vermeenden geen relatie tot haare bank te hebben, gerenvoijeert hebben aan Uwel Edele Gestr. en E. Agtbe., die dan ook wel wederom zijn gerenvoijeert aan deese gerigtsbank, en nademaal den Raad van Justitie zeer gaarne zoude weten wie die van den geregte representeerde of die van de Politie ofte wel die van de Justitie, Zoo is ‘t haar ernstigh versoek dat het Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. mogte behagen deselve daar omtrent te elucideeren, op dat zij dies aangaande in ‘t behandelen van deese en geene zaaken een vast fondament hebbende, hun mogten rigten als nae behoren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. Ter ordonnantie van den Wel Edele Heer Gouverneur en E. Agtbe. Justitielen Raad. (Was getekent) Dl. Thibault,65 secretaris. (In margine) Overgegeven in Raade van Politie den 14 Maij 1720.’

Is naar deliberatie goetgevonden en geresolveert dat van nu voortaan tot vermijdinge en voorkominge van verwarringen der saken den voormelden Justitielen Raad bij een ieder sal moeten aangemerkt worden voor die van den geregten, wordende dierhalven voor soo verre bij deesen gealtereert ‘t geresolveerde van den 22e November 1718.66

Waar naar gelesen is geworden ‘t onderstaande requeste door den burger Jacob Vogel67 gepresenteert:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heeren.’

‘Geeft met behoorlijke eerbied te kennen Uwer Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. nedrigen dienaar, Jacob Voogel, hoe hij aan de weescamer deser steede ten agteren sijnde twee duijsend guldens capitaal, waar voor seekere sijn plaats, genaamt Liesbeeks Rivier , specialijk verbonden is, en daar neffens nog twee suffisante borgen gesteld sijn, als nu wel genegen soude sijn de voorn. plaats te coop te setten om sijne saken te redresseeren, ten welke eijnde sulx aan Heeren weesmeesteren bekent gemaakt hebbende met behoorlijk versoek de voorsz verhipotheceerde plaats te mogen verkopen, onder aanbieding van een ander borgh in plaatse van den eenen die sijn ontslagh versogt heeft te willen beschicken, mitsgrs. onder nadere presentatie aan den Heer praesident ter weescamer in ‘t particulier met die penningen die daar van mogten komen het voorn. capitaal ter weescamer af te doen, en die penningen onder den vendumeester, den ondercoopman Sr. Adriaan van Kervel, te laten berusten tot dat door denselven aan weesmeesteren voornt. sullen voldaan sijn, met welke redelijke presentatie den supplt. hadde gehoopt en vermijnd dat Heeren weesmeesteren soude hebben genoegen genomen. Soo hebben egter Heeren weesmeesteren des supplts. versoek en de gedaane respective presentaties gelieven te verwerpen, en in de verkoping der voorn. plaats niet willen consenteeren, maar ter contrarie den suppt. alvorens met de verkoping voort te gaan, het voorn. capitaal af te doen geordonneert, ‘t welk den supplt. sustineert alsoo niet te behooren, nadien nae regten niemant behoord belet te werden sijne goederen te verkoopen om sijne saken te redderen, immers als sulx niet geschietin fraudem creditorum,68 welk alhier geen plaats hebben kan, en den supplt. door diverse ongeluckige toevallen sig niet in staat bevind omme soo veel contante penningen illico te beschicken, en egter wegens het aannaderende saijsoen in sijn voornemen sonder merkelijcke prejuditie en nadeel niet diende opgehouden te werden. Soo werd den supplt. genooddrukt hem aan Uwel Edele Gestre, en Agtbe. te addresseeren, op ‘t nedrigst versoeken[de] dat mag werden geauthoriseert voorsz sijne plaats ten fine als vooren en onder benefitie van opgem. redelijke presentatie ten eersten te mogen verkoopen, en Heeren weesmeesteren gelast sulx te gehengen en te gedoogen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Op den inhoude van ‘t welke gebesoigneert sijnde, is goetgevonden dat ‘t selve sal worden gestelt in handen van weesmeesteren deeser steede, omme deesen Rade daar op te dienen van hun schriftelijk berigt.

Vervolgens is aan den passagier Willem Caef, nu jongst van het vertrockene schip Barnevelt ter oorsake sijner indispositie alhier verbleeven, t’ sijnen versoeke en vermits genoegsaam was herstelt, geaccordeert omme met het aanwesende schip Valkenisse de reijse naar Batavia voort te setten.69

In overweginge genomen zijnde het requeste door Godfried Stolts in de volgende termen overgegeven:70

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. seer gehoorsamen dienaar, Godfriet Stolts, hoe den suppt. van Haar Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren 17en permissie g’obtineerd heeft in qualiteijt van adelborst a ƒ10 per maand nae herwaarts te vertrecken om sijn proces tegens de erfgenamen van den overleedene burger Michiel Leij te agtervolgen, dan alsoo den suppt. bedugt is dat door sijn langer verblijf alhier niet sal kunnen subsisteeren, en ook in geen staat is van d’ E. Comp. na behooren te dienen wegens ‘t gebrek aan sijn regterhand, soo keert denselven sigh tot Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. met ootmoedige supplicatie dat hem mag werden gepermitteert met een der present ter rheede leggende retourscheepen wederom na ‘t vaderland te vertrecken.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

En daar nevens geconsidereert hoe denselven door den Justitieelen Raad deeses Gouvernement om goede redenen was onderweesen en als gelast geworden hoedanig denselven hadde te handelen in sijn vermeend regt en proceduijren teegens weesmeesteren deeser steede als administreerende den naargelaten boedel van wijlen Michiel Leij en Fredrik van der Lint, op dat dusdanigh een ordentelijk eijnde mogte bekomen worden van sijne verwarde en onordentelijke proceduijren, welken termijn dienen sal op Donderdagh aanstaande, Soo is goetgevonden alvorens te disponeeren dien dag af te wagten, op dat soodanigh mogte voorgekomen worden alle ongefundeerde klagten aan onse Heeren en Meesters over het niet verkrijgen van expeditie sijner saken, ‘t welk ten principalen aan sijne eijgene ommissie en quaad belijd verschuldigt is.

De schippers der vier aanwesende nascheepen ‘t Raad huijs van Vlissingen , Noordbeek , Hogenes en d’ Spiering , ter vergaderingh verscheenen en afgevraagt sijnde wanneer zij vermeijnden in staat te sijn de reijse van hier naar Neederland te konnen ondernemen, verklaarden deselve van meninge te sijn dat sulx heeden over agt dagen soude konnen worden verrigt, weer en wint sulx toelatende, welk retardement ten meesten wierd veroorsaakt door dien Het Raadhuijs van Vlissingen als nog van een geheel nieuw wand moest worden voorsien. Op ‘t welk geleth en daar nevens gehoopt wordende dat in die tusschen tijd het nogh manqueerend naschip Opperdoes , dat volgens ingekome berigten voor deese wal swerft, sal komen aan te landen, Soo is goetgevonden en geresolveert dat gem. bodems ten voorsz dage sullen gemonstert en van hier gedepescheert worden.

Door den Edele Heer Gouverneur ter vergadering geproduceert zijnde seeker schriftelijk rapport door den vaandrager, Adriaan Westplaten, aan Sijn Edele in de volgende bewoordinge ter handen gestelt:71

‘Schriftelijk vertoog aan d’ Edele Hoog Agtbe. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens d’ verdre Agtbe. Heeren ter Vergadering van Politie, door den vaandrager, Adriaan Westplate, consernerende de cultiure [sic] van indigo in deese landstreek.’

‘Hoog Gebiedende Heer,’

‘Dewijle vergange jaar door d’ Hooge Indische Regeringh tot Batavia na herwaarts is geschikt en op 11 Januarij alhier den ondergesz is aangekomen, om, was ‘t mogelijk, d’ indigo cultuire voort te setten, Soo is op UE. Edele Hoog Agtbe. g’eerde ordre op 24e daar aan met het saat in ‘s Comps. moestuijn (nae dat alvorens de gront door een daar verbij lopent water was bevogtigt) voor d’ eerste maal in de gront te brengen, opgevolgt en na verloop van dagen hebbe gesien desselfs wel op komen, maar, ‘t sij door de groote droogte of wel swaare zuijt ooste winden, ‘t selve van dage te dage is dood gegaan; andermaal op 12e April weder hervat, ‘t saat als vooren d’ aarde toevertrouwt, ‘t geen op de voorgaande wijse wel is opgekomen, maar sonder dat daar verder groeij bij werd vernomen, soo op ‘t velt verdwijnt, niettegenstaande in dit aangename weer door de dagelijkse vroegen saften regen, waar door alles komt te groenen, niet gedrukt van son of sware winden, niet anders daar van dencken kan of de grote kou en verandering van clemaat en lugt sal d’ oorsaak daarvan weesen. Sulx nu in goede en quade m[o]usson ‘t selve geprobeert, van beijde niets hebbe konnen optineeren, anders ‘t onmogelijk soude weesen, want in India in de tijt van 13 a 14 jaren soo nu als dan dat werk bijgewoont, sulx nooijt gesien hebbe, uijt welken hoofde hier in dat werk niet te doen, maar wel gestaakt, anders vergeefsen arbeijt gedaan sullen bevinden.’

‘Alle het welke nae mijn gevoelen van dat werk gesegt, in waarheijt opgestelt mij ten vollen aan gedrage ‘t verder aan UE. Edele Hoog Agtbe. wijser oordeel gedivereert late.’

‘Waar meede nae toewensingh van alle bedenckelijke segeningen over UE. Edele Hoog Agtbe. en verdre Agtbe. Heeren leeden ter Vergadering van Politie, blijve - - - (Was getekent) An. Westplate. (In margine) De Caap de Goede Hoop, den 13e Maij 1720.’

Is naar lecture van dien goetgevonden en verstaan dat ‘t selve copielijk sal worden afgesonden aan onse Heeren en Meesters en de Hooge Indische Regeringe.

Vervolgens getreden sijnde tot de deliberatie of en hoe verre soude konnen werden voldaan de gedane en overgesonden eijsch voor Cijlon ,72 en wel principalijk ten opsigten der gevorderde tarw, rogh en 4 â 6 kloeke en welgemaakte caffers, en daarnevens geconsidereert hoe dat dit Gouvernement door de jongste ingekomene extraordinaire slegten ougst uijt hoofden van eijgen behoeftigheijt tot dat uijttersten was gebragt geweest omme eeniglijk in minderinge van den aansienlijken eijsch der Hooge Indische Regeringe te hebben konnen afsenden 2 lasten tarw en 20 mudden rogh, en dat boven dien omme met het voorhanden zijnde graan in dit Gouvernement tot den ougst naar vereijsch rond te schieten, met veel spaarsaamheijt en moderatie sal moeten worden te werk gegaan, en daarom niet meerder van ‘t selve sal konnen afgestoken worden, boven en behalven dat ‘s Comps. aanweesende slaven door sterfte alhier soodanig sijn vermindert, dat nauwlijks ‘s Comps. menigvuldige besigheeden als in moestuijnen, lossen en laden der passeerende scheepen en andere gemeene werken daar meede konnen worden verrigt, en dat buijten dien onder die alle geene van die bequame en geeijste caffers soort te vinden sijn, Zoo is goetgevonden en gearresteert ‘t selve om geallegueerde reedenen voor deese maal t’ excuseeren, sullende ‘t resteerende soo veel doenlijk per ‘t schip Meerhuijsen worden voldaan.

Waar naar door den Edelen Heer Gouverneur ter kennisse is gebragt hoe noodwendigh ten dienste der E. Comp. in dit Gouvernement nog eenige garst wierd gerequireert, en dat d’ ingeseetenen die deselve magtigh waren, in deese schaarsheijt deselve niet gaern minder als tot ƒ5 d’ mud wilden verkopen, en dierhalven in consideratie gaf of die prijs jegenwoordigh voor dat graan, voor soo verre ‘t selve ten hoogsten noodig was, in deese schaarsheijt niet soude konnen en behooren ingewilligt te worden, waar over geraatpleegt wesende, verstaan en beslooten is van ja, sonder dat sulx nogtans voor ‘t toekomende in consequentie getrocken sal worden.73


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 100-115.

Dingsdagh den {17200521} 21e Maij 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den Hr. Cornelis van Beaumond.

Gemerkt jeegenwoordigh geen uijen ten behoeven der vijf aanweesende nascheepen bij d’ E. Comp. alhier in voorraat is, en bij d’ ingesetenen niet te bekomen sijn geweest, Soo is naar deliberatie verstaan omme die kielen egter ten dien opsigten soo veel doenlijk buijten verlegentheijt te houden, de schippers der gemelde scheepen bij deesen te qualificeeren tot den inkoop van gemelde groente bij wien sulx mogte weesen, mits daar van afgeevende behoorlijke quitantie, ten eijnde ‘t bedragen van dien uijt ‘s Comps. cassa te konnen voldoen.

Naar lecture van ‘t requeste door den vaandrager Adriaan Westplaten in onderstaande bewoordinge overgegeven.74

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens de verdere Agtb. Heeren ter Vergaderingh van Politie.

‘Hoog Gebiedende Heer,’

‘Dewijle nu reets ten vollen in mijn vertoogh schrift van 14 Maij aan UE. Edele Hoog Agtbe. en verdere Heeren leeden van Politie hebbe aangetoont den slegten voortgangh op den arbeijt in ‘s Comps. moesthuijn agter het slave quartier, van indigo cultuir gedaan, soo op 24 Januarij als wel 12 April, soo in de drooge als wel vroegen soeten regentijt, beijde vrugteloos, en niet verders daar van t’ hoopen, strijdigh tegen dit clemaat van lugt en verdere harde zuijt ooste en noord weste winden, niet sien kan dat hier meer nodigh soude weesen, oversulx UE. Edele Hoog Agtbe. seer nedrig versoeke dat met een van de thans op de reede leggende scheepen de reijs na Batavia hebbende, mogte overgesonden werden, te meer dagelijx onpasselijk en met sware verkoutheijt beset, gants tot geen herstelling kan geraken.’

‘Voor welke gunste UE. Edele Hoog Agtbe. seer nedrig sal dankbaar blijven - - - (Was getekent) A. Wesplate. (In margine) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 17e Maij 1720.’

Is goetgevonden en geresolveert denselven te permitteeren met een der aanweesende scheepen naar Batavia te mogen retourneeren.

Zijnde insgelijx goetgevonden aan den burger Thomas Pietersz.75 t’ sijner instantiger versoeke in eijgendom te vergunnen seeker stuk huijs erv, geleegen in deese Tafelvalleij in ‘t blok K.K. en aldaar no. 10, groot 20 quadraat roeden en 120 do. voeten, mits gehouden blijvende volgens de gestatueerde ordre ‘t selve sonder uijtstel te bebouwen.

Weesmeesteren deeser steede ter vergaderinge overgelevert hebbende schriftelijk berigt op ‘t requeste door den burger Jacob Voogel heeden over agt dagen gepresenteert, luijdende als volgt:

‘Kort vertoog aan den Wel Ede. Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes, Gouverneur &a. mitsgrs. den Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements &a.’

‘Wel Edle. Gestr. Heer en Agtb. Heeren,’

‘Weesmeesteren deeser steeden hebben met de uijtterste verwonderinge uijt het request van den burger Jacob Voogel, haar ter ordonnantie van Uwel Eds. Gestr. en E. Agtb. in handen gestelt, gesien de klagten die hij Voogel over Haar Eerws. heeft gedaan, namentlijk dat deselve hem soude verhinderen zijn plaats, aan de Li[es]beeks Rivier gelegen, te verkopen, omme daar uijt te betalen een zomma van ƒ2000:-:- dewelke thans nog aan de weescamer schuldigh is.’

‘Voor eerst verklaren weesmeesteren die man nooijt nogte ooijt voor haar collegie of in het bisonder over deese saak te hebben gesien ofte hooren spreeken, ende dat wat desweegen is voorgevallen sommierlijk en kort begreepen is in het bijgevoegde extract uijt haare notulen van den 22e en 26e der voorleedene maant April, uijt dewelke Uwel Eds. Gestr. en E. Agtb. zal blijken dat de vrouw van deesen Vogel, en niet hij, voor de camer en bij weesmeesteren is geweest, mitsgaders hoe Melt van der Spuij, zijnde borge voor de bovenstaande schuit van haar man, en niet de weescamer, sig teegens deesen verkoop heeft geopposeert, als meede dat weesmeesteren om die reedenen deese vrouw eenvoudig hebben gesegt een andere sufficante borgh in zijn Van der Spuijs plaatse te stellen, ende dat Haar Eerws. dan den verkoop zoo veel haar aangingh, gaarne wilde gehengen.’

‘Uw Wel Edele. Gestr. en E. Agtb. gelieven hier in aan te merken, ten eersten dat weesmeesteren voor der weesen capitaal moeten hebben hijpotheecq of suffiçante borgen; ten tweeden, dat Melt van der Spuij als borge apparent eenig gelijk heeft van niet toe te staan dat een man als sijn principaal, die met zoo veele wijd en zijdse schulden belast sit, het eene voor en ‘t andere nae van sijn goed verkopen, en hem dus alle middelen van guarant benemen zoude; ten derde, dat als dit goet was verkogt, Haar Eerws. aan d’ eene kant een goed deel van haar hijpoteek, ende aan de andere kant mogelijk een sufficante borgh verlooren of daar meede in geschil soude hebben geraakt, sonder met al dat nog een penning van die verkoop verseekert te weesen, aangesien de vrouwe haar selven duijdelijk verklaart heeft dat het provenu dier plaatse aan den Heer capitain Slotsboo zoude gaan, alsoo Sijn Ede, haar seer hard viel.’

‘Wijders dat weesmeesteren ook in effecte niet verder met deese vrouw hebben konnen spreeken, dewijle sij geen qualificatie van haar man, ende sulx in der daat geen persoon hadde.’

‘Hier inne nu alles begreepen sijnde wat van deese saak te seggen is, ende voorbij gaande een partij onverstandige talmerijen en discourssen die men van zodanigen vrouw en om haar onverstand hier nog overslaat, sullen Haar Eerws. dit vertoogje besluijten met te seggen dat deese vrouw op zoodanige afsprake gescheijden sijnde, als de notulen van 26 April op ‘t eijnde dicteeren, niemant van haar nog harent weegen weesmeesteren zeedert heeft gesprooken of doen spreeken, invoegen daar Haar Eerws. die vrouw met een nieuwe borge verwagtende waren om bij wegen van accommodatie te doen ‘t geen ijders intrest meede bragt, deselve wel begrijpelijk seer gesu[r]pprenneert sijn geweest, sig bij het voorsz requeste door haar man met zoo insolente expressie en valsse voorgeevens geattacqueert te vinden.’

‘Betuijgende weesmeesteren wijders dat sijlieden zoo veel haar aangaat teegens de verkoop van de plaats in questie niets gehad en nog niet hebben, mits behoudende voormelte Melt van der Spuij en Jan Verbeek,76 de tegenwoordige bergen van den opgemelte requestrant, voor het geld dat hij aan Haar Eerws. kamer schuldigh is, of wel zoo goede andere in de plaatse.’

‘Naar het welke hoopen weesmeesteren laastelijk Uw Wel Edle. Gestr. en E. Agtb. in deesen ten genoegen van haare ordentelijke behandelingh te sullen hebben gepersuadeert, en dat het Uwel Edls. Gestr. en E. Agtb. derhalven ook gelieven sal opgemt. Jacob Vogel zoodanigh over sijn arroganten en insolenten aanvat te corrigeeren als voor soo grooten losie aan weesmeesteren betamelijk en bequaam sal wesen, het gemeen in dat respect voor deselve te houden ‘t welke Haar Eerws. collegie van een ider competeerende is.’

‘(Onderstont) Ter ordonnantie van weesmeesteren. (Was getekent) Jermo. Hk. Snitquer, secretaris.’

‘Extract uijt de notulen van de weescamer aan Cabo de Goede Hoop, van den 22e April 1720.’

‘De huijsvrouw van Jacob Vogel versoekende de plaats die haar man aan de Soute Rivier heeft en bij deese camer verbonden is, te mogen verkoopen, mitsgrs. dewijl Melt van der Spuij, een van haare borgen, daar niet in consenteeren, maar bij voortgang der verkoopinge van dit hijpoteecq ontslagen wilde sijn, een ander in desselfs plaats te mogen aanstellen, en dus haar versoek obtineeren, Soo is haar gesegt dat haar borgen ter naaste vergaderinge zoude mede brengen, omme deselve daar over te hooren.’

‘Uijt die van den 26e April 1720.’

‘Vervolgens de huijsvrouw van Jacob Vogel ter vergadering komende om haar versoek van den 22e jongstleeden aan deese camer gedaan, te vernieuwen, meede brengende haar tegenwoordige borgen, Melt van der Spuij en Jan Verbeek, en vermits d’ eerstgemelde in cas van vercoop der plaats niet langer borgh soude willen blijven, stelde sij in desselfs steede voor den burger Christiaan Rasp, waar over gedelibereert sijnde, is haar gerepliceert dat weesmeesteren gaarne zoude sien zij een ander borge dan voorsz Rasp praesenteerden.’

‘(Onderstont) Accordeert voor soo verre dit geextraheerde aangaat. (Was getekent) Jermo. Hk. Snitquer, secretaris.’

Is vermits de swakheijt deeser vergaderingh en ‘t afweesen van den Hr. Cornelis van Beaumond geresolveert de finale dispositie op ‘t selve uijt te stellen tot nadere gelegentheijt.

Eijndelijk is door Cors Hendriksz.77 overgelevert ‘t volgende schriftelijk rapport:78

‘Schriftelijk vertoog gegeven door Cors Hendriksz. wegens de culture van de tabaksplantingh alhier in deese landen, gepresenteert aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Extraordinair van Nederlands India, Gouverneurin loco&a.’

‘Den ondergesz jongst met zijn vrouw, twee soons en twee dogters met ‘t schip ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen uijt het vaderland alhier aangekomen sijnde tot de cultiveringh van de tabak, ter ordre van Uwe Wel Edele Gestr. den 23e April met den wegwijser, Gerrit de Lange,79 na de alhier omleggende landstreeken vertrocken weesende, omme uijt te sien een bequaam stuk land tot het aanplanten van dat gewasch.’

‘Zijn cours eerst genomen hebbende over de Soute Rivier , door de Tijgervalleij na Saxenburgh , zoo vervolgens over ‘t Moddergat na Hottentots Holland , van daar nae Stellenbosch , de Clapmuts en de Perel , wijders van daar nae Drakensteijn en ‘t Land van Waveren en de landerijen daar omtrent gelegen, vervolgens nae Ribeeks Casteel , door de Groene Cloof na de Blauwebergh , van daar nae de Tijgerbergh , zijnde op den 9e deeser alhier weeder gereverteert, verklaard bij deesen dat hij in die landstreeken geen eenigh bequaam stuk lands tot het aanplanten van de tabak heeft uijtgevonden, nademaal de grond ten eenemaal daar toe onbequaam is, zijnde over al swaare kleij grond, daar in tegendeel de tabak op swarte mullige aarde moet geplant werden. Ook is de tabak alhier niet wel aan te queecken, aangesien deselve, in de zomer geplant werdende, door de swaare hitte die men alhier heeft en in een maand â twee soo te seggen geen reegen vallende, zal verdroogen, zoo meede door de felle Z.O. winden, die als dan waijen, de kleijne spruijtjes van de tabak sullen afgeslagen werden, ook is sulx in de reegen tijt niet wel te practiseeren, aangesien de tabak in die tijd niet wel voortwil, boven dien moet op elk stuk land daar de tabak geplant sal worden, een schuur opgebouwt werden tot het droogen van de groene tabaks blaaden, dewelke nogh jongh sijnde, van de eene plaats tot den andere en twee á drie mijlen ver niet kunnen vervoert werden, dewijl door ‘t rijden ende holle weegen verpletteren en ten eenemaal onbruijkbaar raaken.’

‘En wat aanbelangt de schaape mist die tot dat werk nootsakelijk komt te requireeren, sal alhier niet na behooren kunnen te bekomen weesen, dewijl deselve nootsakelijk bij een ieder landbouwer voor sijne eijgene culture van graan &a. niet alleen word gerequireert, maar ook boven dien sulx soo al niet weesende, bijna onmogelijk soude sijn uijt gebrek van wagens en beesten van de een tot d’ andere plaats te vervoeren.’

‘Den ondergesz heeft in ‘t begin van sijn aankom[st] alhier omtrent ‘s Comps. thuijn Rustenburgh een stuk land van twee morgen groot, bequaam tot den aanqueek van dat gewasch, uijtgesien, maar dat land sal eerst dienen ombeploegt en een jaar braak te leggen of met eenig graan besaaijt werden, als wanneer op ‘t selve in ‘t aanstaande jaar eerst een proef daar van sal kunnen genomen werden.’

‘Dat denselven niet alleen om bovengen. reedenen, maar ook uijt het gebrek van water, dat noodwendigh tot de aanqueeking van de tabak vereijscht werd, absolutelijck, onder correctie, van gedagten is dat de aanplantingh van de tabak alhier met geen voordeel of in verwagt succes ten dienste der E. Comp. of de ingesetene deeser lande zal kunnen ondernomen of vervolgt werden.’

‘Waar meede dient deese voor verschuldigt rapport - - - (Was getekent) X (Daar neffens) Dit merk is gesteld door Cors Hendriksz. (Lager) ‘t Welk ik getuijge, Hk. Swellengrebel, e.g. clercq. (In margine) Cabo de Goede Hoop, 16e Maij 1720.’

‘t Welk geleesen zijnde, is verstaan dat het selve in copia aan onse Heeren en Meesters sal worden afgesonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

80

C. 53, pp. 116-118.

Dingsdag den {17200604} 4e Junij 1720, voormiddags.

81

Alle present.

Naar dat den Heer Abraham Cranendonk, als praesident van weesmeesteren deeser steede, den capn. Kaije Jesse Slotsboo, als vermaagtschap aan den burger Jacob Voogel, benevens den E. Jan Alders, als meede lid ter weescamer, waren op en buijten deese vergaderingh gegaan, getreeden weesende tot deliberatie over het ingediende requeste van den voormte. Jacob Voogel, en ‘t daar op gevolgde schriftelijk berigt van hoog gemelde weesmeesteren; is dienvolgens goedgevonden en verstaan den voormelte Jacob Voogel bij deesen te permitteeeren desselfs hofsteede geleegen aan Liesbeeks Rivier , breeder in sijn requeste vermelt, publicquelijk te mogen verkoopen, onvermindert het regt van hijpoteecq ‘t geene weesmeesteren volgens wettige obligatie op die plaats sijn hebbende, ten ware den borge Melt van der Spuij (die sig principalijk teegens gemelde verkopingh schijnt t’ opposeeren) bij sijne acte van borgtogt hadde expresselijk bevoorwaart dat die plaats niet soude mogen werden verkogt of veralieneert voor en al eer die schult ten bedragen van ƒ2000:-:- ter weescassa was afgelegt en voldaan, in welken geval den voorn. Voogel, alvoorens met die verkoop voort te gaan, gehouden sal sijn een ander borgh ten genoegen van hooggemelde weesmeesteren te stellen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

82

C. 53, pp. 119-124.

Saturdag den {17200608} 8e Junij 1720, ‘s naarmiddags. Extraordinaris vergaderingh.

Alle tegenwoordigh.

Den Edelen Hr. Gouverneur ter vergaderingh exhiberende seekere missive van den corporaal Frans Jacob Leever,83 commandeerende ‘s Comps. posthoudende manschap in de Saldanhabaij , zijnde van d’ onderstaande inhoud84

‘Hoog Ede. Gestren. Heer Gouverneur. Hoog Ed. Heer,’

‘Berigte als dat ik voor etlicke daegen 2 man hebbe laten uijtgaan an de oostewaal om een stuk vleesch te soeken, soo hebben sijlieden agter de Hoekjes Baaij 85 op het gebergte, een schip sien vor ancker ligen, waar op sijlieden sijn naar toe gegaan, en bevonden dat het nog omtrent een uur van de St. Helene Baij liegt herwarts naer de mond van de Saldanhabaaij , maar sijlieden hebben niet konnen bekennen wat vlagh of vliegel dat het heft, in deme dat het dussigh weer is gewest, maar geen schuijt of boot kan daer omtrent an komen van wegen de groote brandingh en klippen. De Hotentots die daar omtrent legen, seggen dat het schip bij nagt is daer gekomen, hebbe daerom aan den Ed. Heer Governeur wollen berigt van doen.’

‘(Onderstont) Verbleven des Hoog Ed. Heer Governeurs onderdan, dienaar. (Was getekent) Frans Jacob Leever, corporaal. (In margine) Saldanhabaaij , den 6e Junij ao. 1720.’

Gaf daar neevens in consideratie of het nodigh en ten dienste der E. Comp. konde geoordeelt worden een der aanweesende kleijne vaartuijgen van hier af te senden om het schip leggende omtrent de St. Helenaas Baij , was ‘t doenlijk, te verkennen; over ‘t welke geraatpleegt en daar nevens geconsidereert wesende dat den gem. corporaal bij sijn schrijven niet komt te melden op wat dagh of datum sijn uijtgesondene manschap dien bodem hebben ontdekt, of het selve bij ‘t afgaan van sijn brief daar nog vertoeft, en dat dienvolgens bij tusschen posinge van soo veel tijts die kiel naar alle apparentie wel occasie sal gehad hebben weeder ‘t zee te kiesen, Soo is goetgevonden en geresolveert om voormelde onsekerheijt voor als nog geen vaartuijg af te senden, maar den voorn. corporaal alvoorens te gelasten ten alder spoedigsten nader te adviseeren wanneer dat schip daar gekomen is, of het selve ter dier plaatse nog vertoeft, en of ër inmiddels geen middel is geweest van ‘t selve te verkennen.

Waar naar ‘t den Edele Heer Gouverneur insgelijx geliefden te communiceeren hoe huijdigen middag, omtrent de klocke een uure, bij Sijn Edele gekomen waren den ondercoopman Sautijn en den passagier Willem Caaff, bescheijden op ‘t aanwesent schip Valkenisse , door den schipper Hugo van der Slijke afgesonden om Sijn Edele rapport te doen dat den boekhouder van ‘t Engels retourschip Tordwiche , voor weijnige dagen van deese rheede vertrocken, aan haar boord hadde te kennen gegeven dat sij omtrent de twaalf mijlen van de Caab in ‘t noorden hadden ontmoet twee scheepen dewelke op haar jagt hebben gemaakt, dat sij alle vlijd hebben aangewend om hun t’ ontlopen, en dat sij bij naar het geheele compas rond haar cours hebben geset, altijt van gemelde scheepen gejaagt wordende, doende bovens dien haar devoir om hun van de wal te coupeeren, waarom zij genootsaakt waren geweest, als beter beseijlt sijnde dan d’ andere, om weeder hier ter rheede te komen ankeren,86 en daaromme Sijn Edele af te vragen wat den voorn. schipper Van der Slijke, als wimpelvoerder der drie gereed leggende scheepen, hier omtrent soude hebben te doen. Waar op Sijn Edele haar hadde geantwoort dat meergemelde schipper sijn cours soude voort setten en sig gedragen volgens d’ ordres hem alhier ter handen gestelt,87 mitsgaders onder zeijl gaan soo haast als doenlijk was.

Dat boven dien den Engelschen boekhouder Sijn Edele insgelijx hadde versogt dat een van ‘s Comps. scheepen in cas van nood hun mogte secundeeren, als wanneer bij weeder ontmoetingh dier scheepen sij deselve als dan soude prijen, maar dat Sijn Edele deselve daar op hadde te verstaan gegeven dat sulx niet konde zijn, alsoo onse scheepen ordre hadden om haar cours te volgen en niemand aan te doen ten ware sij geattacqueert wierden, en dat daar en bovens onse scheepen een andere cours nemende als zij, het dierhalven voor haar geen nut konde sijn, maar dat sij met onse scheepen konde zijlen soo verre het mogelijk was; al het welke dierhalven is gehouden voor gecommuniceert, aangesien de scheepen Valkenisse , Rijnesteijn , ‘t Huijs de Vlotter en gemelde Engelsman bereijts van hier vertrocken sijnde, diesaangaande niets nader te delibereeren is, met toewenschinge dat ‘s Comps. kostelijke bodems een voorspoedige en behoude reijse mogen erlangen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

88

C. 53, pp. 125-126.

Dingsdag {17200611} 11e Junij 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh,demptisden Heer Abraham Cranendonk en den E. Adriaan van Kervel.

De opperhoofden van ‘t present ter rheede leggende schip Boekenrode op de herwaarts reijse volgens resolutie van den 13e Maart en 11e April deses jaars, op onse goedkeuringh vermits het overlijden van een quartiermeester wederom daar toe aangestelt hebbende den mattroos Hendrik Pietersz. van Middelburgh, met een gagie van ƒ14, zoo meede in plaatse van den afgestorvene opper scheepstimmerman den ondertimmerman Jan Jillesz. Voogt van Amsterdam, met ƒ40 ter maant; Zoo is goetgevonden en verstaan ‘t selve met halveeringh van gagie te approbeeren, te weeten den eersten tot twaalf en den anderen tot agtendertigh guldens ter maant, zullende de qualiteijt en gagie aanvank nemen van den dagh harer provisioneele aanstellinge boven gem.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] Mij praesent, HK. SWELLENGREBEL. E.g. clercq.

C. 53, pp. 127-129.

Dingsdagh den {17200618} 18e Junij 1720, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Heer Abraham Cranendonk.

Door den Edele Heer Gouverneur voorgedragen sijnde de memorie door den essajeur Christiaan Kielingh aan Sijn Edele in de volgende bewoordinge overgegeven:89

Aan den Wel Ede. Gestrengen Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Extraords. van India en Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop.

‘Wel Ede. Gestrenge Heer,’

‘Agtervolgens Uwel Ede. Gestrenge ordres heeft ten ondergetekende als bergh hopman sig vervoegt naar de sogenaamtde silver mijne, gelegen bij de Wette Bomen , g’assisteert sijnde van een berg werker heer ten Casteele bescheijden, van daer naer de Houtbhaij , gelegen agter de Taafelbergh ook bij een oude mijne, verders voor den Tafelbergh en digt onder den Leeuvenkop , alle welke mijnen en plaatsen door mij ondergeteekende naaukerigh gevissideert zijnde, hebbe bevoenden dat ‘t niet raadsaam soude weesen eenige mouijte of arbijd se doen omme over eene der gemelte plaatsen eenige minneraalle te soeken, aangesien den ondergeteekende sistineert dat d’ E. Comp. op viaer na soo veel voordeel daar van nied soude kunnen genieten als het wel kostbaer soude sijn, en waeroeme den ondergetekende hed niet raadsaam vint eenige ondernemingh dies aengaende te doen, maer wel omme Zijne rijse met schip boodens naer India voort te setten, en waar onder bij deesen met alle eerbied dient voor rapport, en vergeeven aan Capo de Goede Hoop.’

‘Aldies gerapporteert den 18e Junie 1720. (Was getekent) Christiaan Kilingk.’

Is naar deliberatie verstaan den selve sijne reijse naar Batavia te laten vervolgen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 53, pp. 130-133.

Dingsdagh den {17200625} 25e Junij 1720, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Hr. Abraham Cranendonk.90


Waar naar d’ Edele Hr. Gouverneur te kennen gaf hoe ‘s Comps. aenweesend theeschip de Vis tot vervorderingh sijner reijse naar ‘t vaderland onvermijdelijk benodigt hadde 6 ijsertrossen, dewelke egter bij de equipagie maguasijnen alhier jeegenwoordigh niet in voorraat waren, of het dierhalven uijt hoofde van hooge noodsakelijkheijt niet dienstigh soude weesen dat touwerk uijt een der presente scheepen te ligten; over ‘t welke geraatpleegt en in agt genomen zijnde d’ onvermijdelijkheijt van dien, is verstaan dat die ligtingh sal worden gedaan uijt de Samaritaan .

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.


## Footnotes


  1. Met hierdie resolusie begin band C.15:Resolutiën, 1720-1721. ‘n Nuwe skrywer het ook hier oorgeneem. 

  2. Sien C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 9-47. 

  3. Sy was die dogter van Samuel Elsevier en Anna Maria Six, en is in 1685 op Ceylon gebore. Op 13 Februarie 1707 is sy op Stellenbosch deur ds. Petrus Kalden met Henricus Beck in die eg verbind. Hulle het geen kinders gehad nie. (Vgl. Engelbrecht, S.P.:Die Kaapse Predikante van die Sewentiende en Agtiende Eeu, pp. 36-37.) Haar versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 53. 

    1. Gerard van Baarssenburg van Den Haag het as assistent aan die Kaap begin, en het later gevorder tot boekhouer en keldermeester. In 1716 is hy bevorder tot vaandrig, en die volgende jaar het hy lid van die Raad van Justisie geword. Hy was getroud met Cornelia Pithius. (Sien M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 118.)

  4. Van Beaumont en Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  5. Van Beaumont en Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  6. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 60. 

  7. ‘n Deel waarin ‘n nuwe korporaal op die Stantvastigheijt aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, p. 40. 

  8. Hy was onderweg na Sumatra , waarheen hy deur Here XVII gestuur is as “berghopman off gouverneur der berghwerckers”. Sien C.122:Bijlagen, 1720-1721, p. 15. 

  9. Sien C.338:Attestatiën, 1720-1721, pp. 817-819. 

  10. Volgens dr. Hoge is Johannes Hermann Carstens in 1674 te Husum gebore. Hy is in 1710 getroud met Catharina van As. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 26.) 

  11. ‘n Memorie van die hoofadministrateur, Abraham Cranendonk, is hier weggelaat. Daarin word besonderhede verstrek omtrent tekortkomende en bedorwe voorrade. Uit die memorie blyk ook dat 14 mansslawe, 8 slavinne, 11 slawekinders en 2 bandiete gedurende die maande Desember 1719 en Januarie en Februarie 1720 oorlede is, terwyl 43 beeste en 1 perd gedurende dieselfde tydperk gevrek het. Die Politieke Raad het besluit om al hierdie items as verliese af te skryf. Die deel wat weggelaat is, kan gevind word in C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 53-56. Die oorspronklike memorie kan gevind word in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 233-235. ‘n Verklaring omtrent die gestorwe slawe kan gevind word in C.338:Attestatiën, 1719-1720, pp. 779-780. 

  12. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 61. 

  13. Hy was die seun van Theunis Dirksz. van Schalkwijk en Jacomijntje Hermensz, en is in 1677 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Martha Olivier, die dogter van Ockert Olivier en Aletta Verweij. In 1713 is hy oorlede. As sy erfgename het hy sy vier seuns, Theunis, Ockert, Gerrit en Gijsbert, benoem. (Vgl. M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 75; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 65.) 

  14. Hy is in 1705 gebore en is in 1730 getroud met Maria Slabbert, die dogter van Jasper Slabbert en Johanna Mijburgh. (Sien M.O.O.C. 8/20:Inventarissen, 1791-1792, no. 32.) 

  15. Hy is in 1706 gebore en is in 1735 getroud met Sara Coetsee, die weduwee van Jan Nel. Sy was die dogter van Johannes Coetsee en Anna Elisabeth Paling, en is in 1713 aan die Kaap gebore. 

  16. Hy is in 1708 gebore en was getroud met Marie Prevot, die weduwee van Gerrit van Wijk. Sy was die dogter van Abraham Prevot en Anna van Marseveen, en is in 1713 aan die Kaap gebore. 

  17. Hy is in 1711 gebore. 

  18. Jacobus van Driel is in 1709 sonder erfgename oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 20; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 6.) 

  19. Hulle was die seuns van Casper Wilders en Adriaantje Sterreveld. As hulle erfgename het hulle benoem hulle halfsuster, Catharina Smit, en die twee kinders van hulle ander halfsuster, Judith Smit. (Vgl. M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 49. Sien verder ook M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 35; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 37; M.O.O.C. 10/1:Vendu Rollen, 1691-1717, no. 56.) 

  20. Hulle was die kinders van Arend Gildenhuijsen en Judith Smit. Margaretha is in 1702 gebore, en is in 1725 met Jan Louw getroud. Jacobus is in 1712 gebore, en is in 1737 met Anna Catharina Koekemoer getroud. Hy het later met Maria Dirkse hertrou. (Sien M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 37.) 

  21. Volgens dr. Hoge was sy die dogter van Heinrich Evert Schmidt en Adriaantje Sterreveld. Sy is in 1678 gebore. (Vgl. Hoge, J.:Personalia of the Germans at the Cape, in dieArgief jaarboek, 1946, p. 366.) 

  22. Abraham van Dirksland en Catharina Smit het twee dogters gehad: Josina en Adriana. Hy is in 1715 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1?14-1719, no. 10.) 

  23. Elisabeth Wendels van Amsterdam is in 1693 getroud met Pieter Jansz. Louw, die seun van Jan Pietersz. Louw en Beatrix Weijman. Sy is in 1719 oorlede. As haar erfgename het sy haar kinders, Beatrix, Johannes, Jacobus, Nicolaas, Catharina, Elisabeth en Wijnand, benoem. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 102; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 33; C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, pp. 429-433.) 

  24. Pieter van der Poel was afkomstig van Leiden en het ongeveer 1688 as vryburger na die Kaap gekom. In 1693 is hy met Johanna Viant van Amsterdam getroud. Met sy dood in 1715 het sy ses huise in die Kaap besit. Hy het sy kinders, Maria, Jonas, Elisabeth en Johanna Catharina, as sy erfgename benoem. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-17 19, no. 14; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 99;C.J.2599: Testament Boek, 1714-1719, pp. 44-50.) 

  25. Jonas is in 1695 gebore, en Johanna Catharina in 1706. 

  26. Melt van der Spuij van Rotterdam is in 1716 met Maria van der Poel getroud. Hulle het agt kinders gehad. 

  27. Sy is in 1694 gebore. Na Melt van der Spuij se dood, het sy in 1740 met Carel Georg Wiese hertrou. Sy is in 1771 oorlede. 

  28. Sy is in 1699 gebore, en is in 1719 met Michiel Bok getroud. Sy is in 1737 oorlede. 

  29. Coenraad Cijffer was ‘n vryburger te Drakenstein . Met sy dood in 1708 was hy in vennootskap met Frans Jooste. (Vgl. M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 25; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709.1722, no. 17.) 

  30. Hy is in 1705 gebore en is in 1730 getroud met Maria Slabbert, die dogter van Jasper Slabbert en Johanna Mijburgh. (Sien M.O.O.C. 8/20:Inventarissen, 1791-1792, no. 32.) 

  31. Hy is in 1706 gebore en is in 1735 getroud met Sara Coetsee, die weduwee van Jan Nel. Sy was die dogter van Johannes Coetsee en Anna Elisabeth Paling, en is in 1713 aan die Kaap gebore. 

  32. Hy is in 1708 gebore en was getroud met Marie Prevot, die weduwee van Gerrit van Wijk. Sy was die dogter van Abraham Prevot en Anna van Marseveen, en is in 1713 aan die Kaap gebore. 

  33. Hy is in 1711 gebore. 

  34. Jacobus van Driel is in 1709 sonder erfgename oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 20; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 6.) 

  35. Hulle was die seuns van Casper Wilders en Adriaantje Sterreveld. As hulle erfgename het hulle benoem hulle halfsuster, Catharina Smit, en die twee kinders van hulle ander halfsuster, Judith Smit. (Vgl. M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 49. Sien verder ook M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 35; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 37; M.O.O.C. 10/1:Vendu Rollen, 1691-1717, no. 56.) 

  36. Hulle was die kinders van Arend Gildenhuijsen en Judith Smit. Margaretha is in 1702 gebore, en is in 1725 met Jan Louw getroud. Jacobus is in 1712 gebore, en is in 1737 met Anna Catharina Koekemoer getroud. Hy het later met Maria Dirkse hertrou. (Sien M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 37.) 

  37. Volgens dr. Hoge was sy die dogter van Heinrich Evert Schmidt en Adriaantje Sterreveld. Sy is in 1678 gebore. (Vgl. Hoge, J.:Personalia of the Germans at the Cape, in dieArgief jaarboek, 1946, p. 366.) 

  38. Abraham van Dirksland en Catharina Smit het twee dogters gehad: Josina en Adriana. Hy is in 1715 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1?14-1719, no. 10.) 

  39. Elisabeth Wendels van Amsterdam is in 1693 getroud met Pieter Jansz. Louw, die seun van Jan Pietersz. Louw en Beatrix Weijman. Sy is in 1719 oorlede. As haar erfgename het sy haar kinders, Beatrix, Johannes, Jacobus, Nicolaas, Catharina, Elisabeth en Wijnand, benoem. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 102; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 33; C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, pp. 429-433.) 

  40. Pieter van der Poel was afkomstig van Leiden en het ongeveer 1688 as vryburger na die Kaap gekom. In 1693 is hy met Johanna Viant van Amsterdam getroud. Met sy dood in 1715 het sy ses huise in die Kaap besit. Hy het sy kinders, Maria, Jonas, Elisabeth en Johanna Catharina, as sy erfgename benoem. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-17 19, no. 14; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 99;C.J.2599: Testament Boek, 1714-1719, pp. 44-50.) 

  41. Jonas is in 1695 gebore, en Johanna Catharina in 1706. 

  42. Melt van der Spuij van Rotterdam is in 1716 met Maria van der Poel getroud. Hulle het agt kinders gehad. 

  43. Sy is in 1694 gebore. Na Melt van der Spuij se dood, het sy in 1740 met Carel Georg Wiese hertrou. Sy is in 1771 oorlede. 

  44. Sy is in 1699 gebore, en is in 1719 met Michiel Bok getroud. Sy is in 1737 oorlede. 

  45. Coenraad Cijffer was ‘n vryburger te Drakenstein . Met sy dood in 1708 was hy in vennootskap met Frans Jooste. (Vgl. M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 25; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709.1722, no. 17.) 

  46. Jeronimus Hendrik Snitquer van Amsterdam het in 1709 as adelbors met ‘t Huijs ter Loo na die Kaap gekom, en is deur Kommissaris Pieter de Vos bevorder tot assistent. In 1718 is hy aangestel as sekretaris van die weeskamer. Hy was nie getroud nie, en is in 1721 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 18; M,O.O.C.8/4:Inventarissen, 1720-1726, no. 76.) 

  47. ‘n Deel waarin ‘n aantal bevorderings van bemanningslede op ‘t Raadhuijs van Enkhuijsen goedgekeur is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 59-60. 

  48. Sy was die weduwee van Jacob Verhaik, ‘n voormalige opperhoof van Trincomali . Na sy dood het sy by haar dogter, Helena Verhaik, die vrou van Pieter de Meijer, aan die Kaap kom woon. Sy is in 1720 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 24.) 

  49. Sien M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 118. 

  50. De Meijer het in 1718 met Noortbeek na Nederland vertrek nadat Here XVII hom daarheen ontbied het. Vgl. dieResolusies van die Politieke Raad, deel V, pp. 262 en 276. 

  51. Sy was eers met Dominicus Blesius getroud, en het in 1713 hertrou met Pieter de Meijer. Sy is in 1719 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 107.) 

  52. Isaac Esser van Amsterdam het sy gesin in Nederland agtergelaat en in 1716 as korporaal na die Kaap gekom. Die volgende jaar het hy ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Josina van der Burgh. (Sien C.224:Requesten, 1717, no. 89; M.O.O.C. 7/3Testamenten, 1721-1725, no. 108.) 

  53. Godfried Stolts van Sonnenberg was getroud met Esther du Buisson, die weduwee van Jan Hendrik Carnak. Hy het in 1712 met Arentsduijn na die Kaap gekom om sy vrou se boedel te administreer. In 1720 het hy na Nederland teruggekeer, maar in 1741 het hy weer na die Kaap gekom. (Sien Hoge, J.:Personalia of the Germans at the Cape, in dieArgief jaarboek, 1946, p. 415; C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 25.) 

  54. Vir die gedinge wat Stolts gevoer het, sien C.J.5:Criminele en Civiele Regts Rollen, 1709-1714, p. 70; C.J.6:Criminele en Civiele Regts Rollen, 1715-1717, pp. 9, 14, 25, 31, 40, 52, 57 en 59-60. 

  55. Michiel Leij was afkomstig van Basel . Hy het as soldaat na die Kaap gekom, maar het later ‘n burgerslagter geword. In 1697 is hy getroud met Engela Breda van Delft. Met sy dood in 1716 het hy twee huise aan die Heerengracht en ‘n tuin in Tafelvallei besit. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 92; C.J. 2598:Testamenten, Codicillien&a., 1702-1714, pp. 291-296.) 

  56. Hierdie is waarskynlik die vryburger Fredrik van der Lint; Op hierdie tydstip was daar ook ‘n assistent aan die Kaap met dieselfde naam, 

  57. Hier word waarskynlik verwys na Margaretha Coetse, die dogter van Dirk Coetse en Sara van der Schulp. Sy is in 1686 aan die Kaap gebore. 

  58. Die instruksies aan die weesmeesters kan gevind word in M.O.O.C. 3/1:Ontvange instruksies, 1714-1801. Vgl. ook die resolusie van 26 Junie 1714 in dieResolusies van die Politeke Raad, deel IV, pp. 400-411. 

  59. Joost den Damhouder (1507-158 1) was ‘n Suid-Nederlandse regsgeleerde wat aan die universiteite van Leuven , Padua en Orleans opgelei is. Hy het ‘n hele aantal regswerke geskryf, maar later is vasgestel dat minstens een daarvan byna woordeliks oorgeskryf is uit ‘n ongepubliseerde werk van ene Philippus Wielant. Volgens prof. J. C. de Wet is die werkManier van Procederenegter nie deur Damhouder geskryf nie, maar wel deur Paulus Merula (1558-1607). 

  60. Die saak tussen Stolts en die weeskamer het op 25 April, 10 Mei, 16 Mei, 23 Mei, 30 Mei, 6 Junie, 13 Junie, 27 Junie, 11 Julie, 25 Julie en 29 Augustus 1720 voor die Raad van Justisie gedien. Sien onder genoemde datums in C.J.7:Criminele en Civiele Regts Rollen, 1718-1725. 

  61. ‘n Deel waarin ‘n bemanningslid op die Spieringh bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, p. 77. 

  62. Haar versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 63. 

  63. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 66. 

  64. Daniel Thibault was afkomstig van Amsterdam en het in 1705 na die Kaap gekom. Vanaf 1705 verskyn sy naam in die monsterrolle as “soldaet bij de pen”, en vanaf 1708 as assistent. In 1710 word hy sekretaris van die Raad van Justisie, en die volgende jaar word hy deur Kommissaris Pieter de Vos bevorder tot die rang van boekhouer. In 1716 is hy bevorder tot onderkoopman. Hy is in 1708 getroud met Aletta de Beer, die dogter van Jan Dirkse de Beer en Anna van Veldhuijsen. Hulle het een seun, Abraham, gehad. (Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 217-218; M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 29.) 

  65. Sien onder die resolusie van genoemde datum in dieResolusies van die Politieke Raad, deel V, pp. 314-320. 

  66. Jacob Vogel van Sachsenhausen het in 1688 na die Kaap gekom en hom as skoenmaker hier gevestig. In 1697 het hy grond ontvang, en in 1703 is hy getroud met Catharina Harts, die weduwee van Burchard Brand. (Sien C.J.2649:Testament Boek, 1686-1708, pp. 406-415.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720. no. 68. 

  67. Volgens prof. dr. D. Pont betekenin fraudem creditorum: om bedrieglik die regte van skuldeisers aan te tas. 

  68. Vir Caef se versoekskrif, sien C.227:Requesten, 1720, no. 64. 

  69. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 65. 

  70. Die oorspronklike rapport kan gevind word in C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 19-21. Nog ‘n rapport van Westplaten oor dieselfde onderwerp, gedateer 1 Maart 1720, berus in C.338:Attestatiën, 1719-1720, pp. 683-686. 

  71. Sien C.122:Bijlagen, 1720-1721, pp. 69-70, asook C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 113-117. 

  72. ‘n Deel waarin ‘n aantal bemanningslede op die Huijs te Vlotter bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 97-98. 

  73. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 70. 

  74. Thomas Pietersz. van Dokkum het in 1717 as messelaar met Hogermeer na die Kaap gekom, en nog dieselfde jaar hom as vryburger hier gevestig. (Sien C.224:Requesten, 1717-1718, p. 771; C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 10.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 67. 

  75. Jan Verbeek was afkomstig van Rotterdam . Hy was getroud met Catharina Jacobs. (Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, pp. 585-590.) 

  76. Cors Hendriksz. was saam met sy vrou, Anna Jans, twee seuns en twee dogters in diens van die Kompanjie teen ‘n gesamentlike salaris van ƒ1,200 per jaar, aangesien hulle “seer ervaren zijn in het aenplanten, cultiveren en het berijden van den tabacq”. Hulle is deur Here XVII na die Kaap gestuur om die moontlikhede vir die verbouing van tabak te ondersoek. Sien C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 101-104. 

  77. Die oorspronklike rapport berus in C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 51-53. 

  78. Gerrit Pietersz. de Lange was ‘n soldaat aan die Kaap. 

  79. Cranendonk het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  80. Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 28 Mei ook vergader. Vgl. C.605:Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 318. 

  81. Cranendonk en Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  82. Frans Jacob Lever van Spiers het in 1701 as soldaat na die Kaap gekom. In 1708 is hy bevorder tot korporaal, en word hy bevelvoerder van die manskappe in Groenkloof . Vanaf 1712 tot 1713 was hy substituut-landdros, en die volgende jaar word hy bevelvoerder van die manskappe in Saldanhabaai

  83. Die taal van hierdie brief is baie gebrekkig, en is woordeliks weergegee. Die oorspronklike berus in C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, p. 247a. 

  84. Hier word waarskynlik bedoel Hoedjes Baaij

  85. Tordwich het op 5 Junie in geselskap van twee ander Engelse skepe, Derby en Duke of York , vertrek Tordwich het egter weer op die aand van 7 Junie in Tafelbaai teruggekeer. Vgl. C.605:Origineel Dagregister, 1718-1722, pp. 322 en 324-325. 

  86. Die instruksies kan gevind word in C.702:Instructiën, 1686-1722, no. 637. 

  87. Cranendonk het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  88. Die oorspronklike rapport is woordeliks deur die skribent van die resolusies gekopieer, hoewel daar talle skryffoute in voorkom. Die oorspronklike rapport kan gevind word in C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 83-84. 

  89. ‘n Deel waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Steenhoven , Magdalena , Samarithaan en Prattenburgh bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 129-131.