Skip to content

C054 v1.20

C. 54, pp. 2-19.

Dingsdagh den {17200702} 2e Julij 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

De schippers der aanweesende scheepen Prattenburg , Boukenrode , ‘t Noorderquartier , Magdalena , Steenhoven , de Vis , Samaritaan en Haringthuijn ter vergadering binnen gekomen, en door den Edelen Hr. Gouverneur afgevraagt of sij soo ten opsigte van haare manschap als onderhebbende bodems in staat waren gebragt omme de reijse naar haere gedestineerde plaatsen met een volkome gerustheijt te konnen ondernemen; verklaarden deselve eenpariglijk van ja, behalven dat den schipper van Steenhoven versogt dat aan hem als nog tot vermeerderingh sijner provisie mogte worden verstrekt een last rijst, en dat die van de Magdalena instantie deed dat aan hem vermits de groote onervarentheijt van sijne matrosen tot betere conservatie van die bodem nog mogte toegevoegt werden eenige matroosen; weshalven verstaan is dat de versogte rijst sal worden verstrekt, en aan de Magdalena bijgeset soo veele matroosen als van voorige scheepen siek alhier verbleeven, en nu bij genesingh uijt het hospitaal sullen worden uijtgemonstert, zullende, ‘t selve verrigt sijnde, alle voorn. boodems gemonstert en van hier gedepescheert worden op Vrijdagh den 5e deeser lopende maand.

Vervolgens is door den Edele Heer Gouverneur te kennen gegeven hoe Sijn Edele diverse malen was te vooren gekomen hoe dat d’ ingesetenen alhier aan d’ E. Comp., ‘t sij in gelt, granen of wijnen, voldoende hare agterstallige thienden tog nog toe gehouden waren geweest ‘t bekomene acquit der voorsz betalinge te brengen ter negotie comptoire, en ‘t selve aldaar te laten berusten, waar door die menschen van dat nootsakelijk bewijs versteeken sijnde, dikwels misverstant en ongerustheijt onder deselve wierd toegebragt; waaromme Sijn Edele deesen Raad in consideratie gaf of daar inne niet behoorde te worden voorsien, welken aangaande gedelibereert sijnde, goetgevonden en geresolveert is dat den cassier, dispensier en keldermeester sullen worden gelast en geauthoriseert, soo als gelast en geauthoriseert worden bij deesen, voortaan bij ontfangst van eenige agterstallige thienden van ‘t selve dubbelde quitantien op te maken, en een van dien af te geven aan den betaalder en d’ andere aan ‘t negotie comptoir deeses Gouvernements,

Waar naar hooggemelde Edele Hr. Gouverneur in serieuse consideratie gaf dat alhoewel bij deese jaarsse opneem rol consteerde dat het getal der schaapen bij die van ‘t voorleedene jaar 139 ps. meerder quam te bedragen, egter de schaarsheijt van dat vleesch soodanig d’ overhant heeft genomen, dat d’ ingesetenen daar van jeegenwoordigh tot geen kleijn ongerief bij naar in ‘t geheel moeten blijven ontset, wel principalijk daar uijt voortkomende dat in vorige jaaren, dat vee alhier in groter getale zijnde, dierhalven haren aanteel de behoorlijke tijt konde worden gelaten tot haren vereijsten aangroeij, immers tot 3 a 4 jaren, als wanneer een hamel geslagt wordende, gemeenlijk quam uijt te leveren een gewigt van 50, 60, 70, ja tot 90 lb. toe, daar ter contrarie ‘t selve door de continueele sterfte jeegenwoordigh soo considerabel vermindert sijnde, als nu niet boven d’ een of twee jaren kan worden gespaart, en dierhalven niet meerder komt uijt te leveren als van 20 tot 40 lb. op sijn hoogste; of het daaromme tot voorkominge van meerder gebrek niet ten hoogsten noodsakelijk was prompte middelen van minage uijt te denken en werkstelligh te maken. Waar over met aandagt gedelibereert sijnde, is goetgevonden en geresolveert alle deese ingesetenen t’ interdiceeren en te verbieden aan geene Engelse, Fransse of andere vreemde natien hier aankomende, voortaan eenige levendige schapen of runderbeesten te mogen verkopen, vereeren of andersints, in wat maniere het soude mogen sijn, omme van hier uijt dit Gouvernement weg te voeren, op paene van confiscatie ten behoeve der E. Comp., wordende boven dien ook alle Engelsse, Fransse of andere vreemde natien expresselijk verbooden geene levendige schapen of runderbeesten alhier in te kopen, of alhier aan de wal geslagt en ingesouten, uijt te voeren en af te scheepen, sullende aan deselve egter gepermitteert blijven voor hare ophebbende manschap twee of driemalen ter week te mogen kopen en afscheepen soo veel geslagt vleesch als naar calculatie voor ieder man, hooft voor hooft, ten bedragen van een lb., soo als aan alle ‘s Comps. scheepen verstrekt word, komt te monteeren; en dat bovens dien aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en met het jongst afgaande schrijven op ‘t eerbiedigst in consideratie sal worden gegeven of ‘t Haar Wel Edele Hoog Agtbe. met den dienst der E. Comp. in dit geval overeenkomstig mogten oordeelen dat ër voor een twee en drie jaren, of wel tot ër tijt dat dat noodwendigh vee weeder in quantiteijt was toegenomen, met het verstrecken van levendige schaapen aan ‘s Comps. uijt en thuijsvarende scheepen op haar depart van hier, en boven dien alle ‘s Comps. dienaren en andere verbooden eenige leevendige schaapen van hier meede te voeren, aangesien d’ ondervindingh dagelijx leert dat dat gedierte, als ongewend scheepsbrood of andere spijs te nuttigen, voor ‘t grootste gedeelte komt te sterven, en dierhalven weijnigh of geen nut aan ‘s Comps. manschap komt toe te brengen, door welk een en ander al een considerabel aantal jaarlijx soude konnen worden geminageert en sulx ten allen tijde bij meerder opulentie op ‘t goetvinden van onse Heeren en Meesters in vorige staat herstelt.1

Den Heer Abraham Cranendonk, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, presenteerde van gelijke ter vergaderingh de restanten der tarw en rijst bij dit Gouvernement als nogh in voorraat sijnde, ten bedrage van 1574 5/8 mud tarw en 165,690 lb. rijst, specialijk daar toe relatie hebbende dat aangesien de granen alhier jegenwoordigh schaars sijnde, de burger backers mogelijk op ‘t eijnde van ‘t jaar wel van gedagte mogten worden de Comp. over leverantie van dien aan te soeken, en dat het soude konnen gebeuren dat de verwagt wordende paasscheepen, door langduijrige rijse hare provisie te veel vermindert sijnde tot volvoeringe van dien, bij dit Gouvernement weder van eenige rijst voorsien moesten worden, of daar omtrent eenige minagement soude konnen worden gedaan. Over ‘t welke geraatpleegt sijnde, Soo is goetgevonden en geresolveert dat voortaan in deesen verleegen tijt aan de manschap op de buijten posten bescheijden en ‘s Comps. slaven haar maandelijx rantsoen in rijst sal worden verstrekt.

Overwoogen zijnde het versoek van den landbouwer Jacob Mouton,2 vervat in seeker requeste door hem in volgende termen gepresenteert:3

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Verthoond met schuldige eerbied Uwel Edele Gestrenge en E. Agtbe. seer onderdanigen dienaar Jacob Mouton, lantbouwer aan Drakensteijn , hoe hem supplt. al door den geweesen Gouverneur Sijmon van der Stel voor omtrent de twintigh jaren seeker stuk land, gelegen aan de Vierentwintigh Rivieren , groot sestigh morgen, is in eijgendom verleend, waarvan hij gedurende dien tijd de thiendens ook behoorlijk heeft betaald, sonder egter daar van doen ter tijd een erfbrief bekomen te hebben, het welke van tijt tot tijt door verscheijde toevallen agter gebleeven sijnde, den supplt. in eene groote ongerustheijt stelt, keerende sigh dierhalven in alle onderdanigheijt tot Uwel Edele Gestre. en E. Agtb. met ootmoedigh versoek dat het derselver goede geliefte zij hij met een behoorlijke erfbrief van gemelde stuk lands mag werden begunstigt.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goetgevonden en verstaan aan hem ‘t versogte stuk lands ter groote van 67 morgen en 28 quadraat roeden, gelegen aan de 24 Rivieren , in eygendom te vergunnen, ter consideratie denselven ‘t voorsz land al eenige jaren precario hadde beseeten en bebouwt.

Soo als insgelijx naar resumptie van ‘t volgende requeste door Caabse kerkenraad in deeser maniere gepresenteert:4

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad alhier.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Kerkenrade deeser plaatse wend haar tot Uwel Edele Gestre. en E. Agtbs., te kennen gevende hoe dat sommige deeser gemeente vrijwilligh hebben gepresenteert ider seer gaarne een liberale gift te willen geven ten eijnde een orgel in deese kerk te mogen hebben; en aangesien in de kerk een plaats tot een orgel is open gelaten, en dat ‘t collegie opgemt. oordeelt dat ‘t selve haar in ‘t minst niet soude benadelen, maar veel eer voordeel toe brengen, Soo is haar ootmoedigh versoek dat Uwel Edele Gestr. en E. Agtbns. de goetheijt gelieven te hebben onsen Heeren en Meesteren, d’ Hoog Agtb. Heeren Bewinthebberen, om een orgel van 16 registers met twee clawieren, benevens een bequaam persoon om daar op te speelen, voor rekeningh van deese kerk te versoeken, sullende voorn. collegie deese goede gunst Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. altoos dankbaarlijk erkennen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Verstaan is haar gedaan versoek bij deesn t’ accordeeren.5


Op ‘t requeste door Godfried Stolts aan deesen Raad in d’ onderstaande bewoordinge gepresenteert6

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitgrs. den E. Agtbe. Politicquen Raad deeses Gouvernements. Wel Ed. Gestre. Hr. en E. Agtbns.,

‘Geeft met schuldige respect en eerbiedigheijt te kennen Godvriet Stolts, als gesonden door de Ede. Hoog Agtb. Heeren, d’ Heeren Seventiene, volgens extract den 11e Maart 1719 en voor apostil op ‘t request van de Heeren Seventiene, alwaar ‘t staat Godvriet Stolts om voorsz aan die van de Ca[a]b ten eijnde Michiel Leij aan hem betale ‘t geen hij hem schuldigh is volgens seekere vonnissen aan de Caab geweesen sonder dat gem. Stolts daar voor borge behoeft te stellen. Zoo is den supplt. van den E. Agtbe. Raad van Justitie geordonneert bij extract te procudeeren bij debat contra debat, bij solutie en super solutie, en ‘t selve door de supplt. ten eijnde gebragt en alreets inventaris van stucken van wedersijden overgelegt, anders niet resteerende dan alleenlijk uijtspraakt. Zoo versoek dan supplt. ootmoedelijk reverentelijk dat Uwel Ed. Gestre. en E. Agtbns. gelieve een korte expeditie te nemen en des supplt. in sijn regmatige pretentie te mainteneeren en ten eijnde te brengen, nademaal den supplt. aan Uwel Ede. Gestre. en E. Agtbns. door request en mondelingh versoekt heeft met de gepasseerde retourvloot te repatrieeren, en als nog reverentelijk versoekende met dit leggende laaste theeschip te mogen repatrieeren, dat Uwel Ed. Gestr. en E. Agtbns. gelieven een favorabel apostil daar op te verleenen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goetgevonden sijne versogte verlossingh naar ‘t vaderland t’ accordeeren soo drae desselfs proces, hangende voor den Raad van Justitie, sal weesen getermineert.

Laastelijk is nog geresolveert dat het verlies op ‘t gelt van hier naar Batavia afgesonden, bij versmeltingh in Bengalen gevallen ten bedrage van ƒ13,326:-9:- volgens ‘t aanschrijvens der Hooge Indische Regeeringh,de datoden 15 Januarij 1720,7 bij de negotie boeken alhier dit Gouvernement sal worden ten lasten gebragt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

8

C. 54, pp. 20-21.

Dingsdagh den {17200709} 9e Julij 1720, voormiddags.

Alle present.

Den schipper van ‘t theeschip, Tijmon Swaagh, ter vergaderingh versoek gedaan hebbende dat vermits desselfs boot door ‘t onstuijmige weeder op strant aan stucken geslagen en t’ eenemaal onherstelbaar geworden was, hem dierhalven tot betere conservatie van soo kostelijke kiel mogte toegevoegt worden een andere bequame boot; Soo is, diesaangaande gedelibereert en in opmerkinge gekomen weesende dat selfs volgens getuijgenisse van voorn. schipper geene der aanweesende landsboots vermits hare groote in staat waren om door hem gebruijkt te konnen worden, goetgevonden en geresolveert alvoorens diesaangaande finalijk te resolveeren, den schipper en equipagiemeester bij deesen t’ authoriseeren tot convocatie van alle d’ aanweesende schippers, ten eijnde met deselve t’ overleggen op wat gevoeglijke manier bovengenoemde bodem best met een ander bequaam vaartuijgh soude konnen en behooren te worden voorsien.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

9

C. 54, pp. 22-25.

Woensdagh den {17200710} 10e Julij 1720.

Ingevolge de resolutie van den 9 deser heeft den equipagiemeester, Cornelis VaIk, ‘t onderstaande rapport aan den Edelen Heer Gouverneur gepresenteert10

‘Volgens schriftelijke ordre van den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Extrs. van Nederlandts India en Gouverneurin loco&a., op den ondergetekende verleend tot samenroepinge van alle de aanweesende schippers, omme van deselve te onderstaan met wat vaartuijgh ‘t present ter rheede leggende theeschip de Vis in plaatse van desselfs boot, die door onstuijmigh weer ten eenemaal is aan stucken geslagen, behoorden te werden voorsien, hebben gemelde schippers op des ondergetekendens afvrage na behoorlijke raadplegingh onder malkander geen bequamer vaartuijgh voor dien bodem kunnen uijtvinden als de kleijne Iandschuijt.’

‘Waarmede gedenkende mijne commissie te hebben voldaan, dient dese voor verschuldigt rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, 10e Julij 1720. (Was getekent) Cs. Valk.’

Waar op den schipper van ‘t theeschip de Vis aan hoog gem. Edelen Heer Gouverneur ter hand heeft gestelt ‘t volgende geschrift11

‘Ede. Heer Gouverneur,’

‘Nae dat de schippers het beste vaartuig, dat is de kleijne landschuijt, hebben uijtgesien, soo oordeele ik deselve niet in staat te sijn van een swaar anker te cunne ligten of uijtbrengen, zonder prijkel van de ziele, dierhalven versoeken eerbiediglijk een ander, dog laten het aan den Wel Ede. Hr. Gouverneur en Raad over.’

‘(Was getekent) Tn. Swaagh.’

Soo is na gedane rontlesinge en omvrage verstaan voor en al eer hier op finalijk te disponeeren, dat gem. schipper Tijmon Swaagh sal werden afgevraagt of hij eenige swarigheijd soude maken van zonder boot de reijse na ‘t vaderland te ondernemen, waar op denselven heeft g’antwoord dierwegens geen positijf antwoord te kunnen geven, maar egter dat hij liever met voorm. schuijt dan zonder boot de reijse wilde aanvaarden; Zoo is bij nadere omvrage verstaan dikwils genoemde schuijt aan dien bodem over te geven, dewijl de tegenwoordige landboots door haare grote niet in staat sijn volgens eijgen getuijgenis van gemelde schipper, om in die kiel te kunnen werden geborgen, zoo als insgelijks de present ter rheede leggende scheepen, aangesien deselve meede zijlvaardigh leggen, de haare dierhalven niet cunnen missen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] In kennisse van mij, HK. SWELLENGREBEL. E.g. clercq.

C. 54, pp. 26-31.

Dingsdagh den {17200716} 16e Julij 1720, voormiddags.

Alle present, uitgesondert den Hr. Abraham Cranendonk.

Den schipper van het aanweesent schip d’ Elisabeth , Jan Clooster, ter vergaderingh binnen gekomen en door den Edele Heer Gouverneur afgevraagt zijnde of zijne onderhebbende bodem en daar op bescheijdene manschap niet in die staat waren gebragt omme met gerustheijt de reijse naer Batavia t’ ondernemen, verklaarde daar op van ja, buijten dat denselven versogt dat aan hem tot meerdere securiteijt in cas van een lange voijage mogte worden verstrekt een last rijst. Waar over gebesoigneert weesende, is verstaan dat de versogte rijst uijt ‘s Comps. graan maguasijn sal worden verstrekt, en vervolgens die kiel op Vrijdagh aanstaande gemonstert en van hier gedepescheert, weer en wind daar toe dienende.12

Waar naar gelesen sijnde de memorie uijt name van den Heer Abraham Cranendonk in de volgende bewoordinge overgegeven:13

‘Memorie van de lijnolij uijt de scheepen Borcelen en de Stantvastigheijd minder bevonden als dit comptoir volgens factuur is aangesz, de ontfangene onbequame houten bottelierspompen uijt eerstgem. bodem, de lijfeijgenen in de maanden Maart, April en Maij deses jaars door de natuurlijke dood overleeden, en eijndelijk ‘t beestiaal in opgem. tijt soo verrekt als door ‘t wild gedierte omgebragt, gelijk bij de nevens geannexeerde verclaringen en rekeningen is blijkende, namentlijk:’

‘130 kann. lijnolij, te weeten 67 6/10 kan op 26 kelders uijt de Stantvastigheijt , 62 4/10 kan op 24 kelders uijt Borcelen minder bevonden als deselve volgens factuur moesten inhebben, als zijnde twee kelders door gecommitteerdens gemeten, daar in bevonden in ieder 19 kannen, en de factuur rekent deselve tegens 21 6/10 kann. d’ kelder.’

‘50 houte bottelierspompen uijt Borselen , volgens aanschrijvens zijnde gepakt in een cas, dog bij ‘t openen van deselve bevonden dat in plaatse van dien niet anders waren dan 50 staanders tot dus genoemde pompen, sonder zuijgers of bossen.’

‘Volgens reekg. van den opsiender van ‘t hout maguasijn, gesterkt met een secretariale verklaringh,14 sijn van ‘s Comps. lijfeijgenen in de maanden Maart, April en Maij door de natuurlijke dood gestorven 8 mansslaven, 2 slavinnen, 2 slave kinderen. Volgens reekg. van den land-drost en verklaringen15 zijn in meergen. maanden zoo verrekt als door ‘t ongedierte vernielt 6 ps. esels, 23 ps. paarden, 113 ps. runderbeesten, te weeten 75 ps. verrekt en verslonden, 38 ps. van ‘s Comps. post de Groene Kloof in de maanden Junij, Julij en Augustus ao. passo. abusive als veersen opgebraght, edogh dewelke volgens annexe verklaringen van 22e Junij jongstleeden onder de koeijen gerekent hadde moeten weesen, aangesien doenmaals al dik met kalven sijn geweest, maar het blijkt niet dat deesen jaare het getal der koeijen door die veranderde veersen vermeerdert is, nogte waar de kalveren belend zijn, daar die koeijen van dik waren, aangesien ër geen aanteel in ‘t geheel werd opgebragt.’

‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 16e Julij 1720. (Was getekent) A. Cranendonk.’

Is geresolveert de finale dispositie daar omtrent uijt te stellen tot den bovengenoemde Hr. Cranendonk alhier in Rade present sal wesen, en dienvolgens nadere elucidatie gegeeven hebben omtrent het point der 38 koeijen of vaersen van ‘s Comps. post de Groene Cloof , bij deselve onder andere vervat.

Vermits het overlijden van den venduclercq, Cornelis Doessen,16 is goetgevonden t’ zijnen versoeke weder tot venduclercq aan te stellen den adsistent Fredrik Christoffel Lappenbergh.17

Zijnde laastelijk nog verstaan dat vermits d’ aangestelde houtvesters op een na alle gestorven of van hier gedimitteert geworden zijn, sonder dat die plaatsen weder gesuppleert sijn geworden, dierhalven tot betere conservatie van ‘s Comps. houtbossen tot houtvesters aan te stellen de basen houtkappers Remmert Popken, Christoffel Backer en Hendrik Wedekingh,18 omme voor haar vorige gagie die bediening neffens de vorige waar te nemen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

19

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 32-37.

Dingsdag den {17200730} 30e Julij 1720, voormiddags.

Alle present, uitgesondert den Hr. Cornelis van Beaumond.

Aangesien door ‘t overlijden van den assistent, Frans Louis van Gros,20 de secretarisschap over Stellenbosch en Drakensteijn is komen te vaceeren, Soo is goetgevonden en geresolveert t’ sijner ernstige versoeke weeder tot secretaris aldaar aan te stellen den adsistent Johannes Pleunes.21

Vermits de tijt op handen schiet vastgestelt tot de verpagtinge van ‘s Comps. gemeene middelen alhier, is naar examinatie der pagt conditien verstaan deselve in die forme als voorgange jaar te laten berusten, sullende de verpagting over Stellenbosch en Drakensteijn worden verrigt op Maandagh den 26e Augustij aanstaande.

Geleesen weesende ‘t requeste door den lantbouwer Steeven Niel22 in de volgende bewoordinge overgegeven:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. gehoorsamen dienaer Steeven Niel, landbouwer aan Drakensteijn , hoe hij bij de vijf jaaren seeker stuk bouwland, gelegen onder Drakensteijn , groot vier en dertigh morgen en vier en vijftigh quadraat roeden, wijders belend als de geannexeerde caartje komt aan te wijsen; van de E. Comp. met permissie in leeningh beseeten, en daar voor de ordinaire onkosten heeft betaald. Soo wend den supplt. hem tot Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtb., met ootmoedigh versoek voorn. stukje land in eijgendom en de behoorlijke erfbrief daar van aan hem mogte werden verleend.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goetgevonden en geresolveert denselve ‘t versogte stuk lands, ter groote van 34 morgen en 54 quadraat roeden, op nadere goetkeuringh der Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren 17en in eijgendom te verleenen.23


Soo als insgelijx de goederen aangehaalt in de memorie geinsereert in de resolutie van den 16e deeser, in diergelijker voegen sullen worden afgeschreeven, uijtgesondert de koeijen of vaarssen van de post de Groene Cloof , waar over alvorens den posthouder ten spoedigsten doenlijk sal worden gehoort.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 38-40.

Dingsdagh den {17200806} 6e Augustij 1720, voormiddags.

Alle present.

Geleesen sijnde ‘t requeste door den burger Philip Morkel24 in d’ onderstaande bewoordinge gepresenteert:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbare. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbare Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiedigheijt te kennen Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. onderdanigen dienaar, den landbouwer Philip Morkel, hoe hij sedert eenige jaren van de E. Comp. in leeninge heeft gehad seeker stuk bouwland gelegen in Hottentots Holland , groot omtrent 30 morgen, en alsoo hem supplt. swaar valt de jaarlijxe huur daar van te betalen, konnende gemelde stuk land sulx naulijx opbrengen, dog egter bij den supplt. ter sake van de doordrift als andere ongelegentheeden (sijnde ‘t selve aldernaast aan des supplts. eijgen land gelegen) niet wel kan werden gemist; soo keert den supplt. hem in alle nedrigheijt tot Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe., seer ootmoedigh versoekende met gemelde stuk lands door Uwel Gestre. en E. Agtbe. in vollen eijgendom te mogen werden begiftigt.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is naar deliberatie goetgevonden en geresolveert denselven ‘t versogte stuk lands, gelegen aan Hottentots Holland annex sijne hofsteede, ter groote van omtrent 30 morgen, tot beetere conservatie van de drift voor sijn vee, in eijendom te vergunnen op approbatie van Haar Edele Hoog Agtbe. de Heeren Seventienen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

25

C. 54, pp. 41-43.

Dingsdagh den {17200813} 13e Augustij 1720, voormiddags.

Alle present.

Naer resumptie van ‘t requeste door den rector den Caabse schoole, Lambertus Slicher,26 in d’ onderstaande termen gepresenteert:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbaren Raad van Polijtie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbare Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiet te kennen Uw Wel Ede. Gestre. en E. Agtbe. seer nederige dienaar Lambertus Slicher, rector der schole, hoe door de gestadige aanwas en toevloet van de jonge kinderen en leerlingen die dagelijks ter schoole worden bestelt, de banken en tafelen welke reets in gemelde schoole sijn, onmogelijk konnen toerijken om aan deselve bequame sitplaatsen te konnen beschicken, sulks de nootsakelijkheijt soude vereijsschen dat de banken, tafelen en ook de inktkokers met eenige nieuwe wierden vermeerdert, oversulx neemt hij ondergetekende de vrijheijt om Uw Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. seer ernstig te versoeken dat ten dien eijnde eenige banken, tafels en inktkokers door de E. Compagnije in gemelde schole worden verstrekt.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Lager) Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdanigen dienaar, (was getekent) Lambertus Slicher.’

Is goet gevonden en verstaan ‘t gedaene versoek t’ accordeeren.

Zijnde wijders nog verstaan te committeeren, soo als gecommitteert worden bij deesen, den capiteijn, den E. Caije Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman en Secretaris van Politie, Adriaan van Kervel, tot het doen der verpagtinge over de districten van Stellenbosch en Drakensteijn , mitsgaders het overgeven der secretariale en andere papieren gehoorende tot de secretarije der voorsz colonien aan den nu jongst aangestelden secretaris, Johannes Pleunis.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 44-45.

Dinsdagh den {17200820} 20e Augustij 1720, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Hr. Cornelis van Beaumont.

Den Edele Heer Gouverneur geliefde te kennen te geven hoe dat de boedels der volgende persoonen over agterstallige thiende aan d’ E. Comp. nog te quaat stonden een somma van ƒ438.

  mudde tarw mudde rogge mudde garst guldens stuijvers
D' erfgenamen van Migiel Basson,[^27] voor de jaaren 1714 en 1716 8     64
D' erfgenamen van Sophia Cloeten,[^28] wede. Ferdinand Appels,[^29] voor de jare 1714 tot 1718 10   3 1/2 94
D' erfgenamen van Frans Joosten[^30] van der Lipstadt, voor de jaren 1714 3     24
D' erfgenamen van Angala van Bengalen,[^31] wede. van Arnoldus Willemse Basson,[^32] voor de jaren 1711 tot 1718 32     256
        ƒ438:-:-
  mudde tarw mudde rogge mudde garst guldens stuijvers
D' erfgenamen van Migiel Basson,[^33] voor de jaaren 1714 en 1716 8     64
D' erfgenamen van Sophia Cloeten,[^34] wede. Ferdinand Appels,[^35] voor de jare 1714 tot 1718 10   3 1/2 94
D' erfgenamen van Frans Joosten[^36] van der Lipstadt, voor de jaren 1714 3     24
D' erfgenamen van Angala van Bengalen,[^37] wede. van Arnoldus Willemse Basson,[^38] voor de jaren 1711 tot 1718 32     256
        ƒ438:-:-

Welkers nalatenschap onder de directie der weescamer deeser steede vervallen zijnde, soo proponeerde Zijn Edele of ‘t niet behoorlijk ware gem. weesmeesteren t’ authoriseren tot de betalinge der voorn. schulden; welken aangaande gebesoigneert zijnde, is geresolveert en verstaan bovengemelde weesmeesteren bij desen te qualificeeren tot het betalen der voorsz ‘s Comps. schulden, immers voor soo verre als de penningen dier boedels nogh onder Haar Eerw. berustende zijn.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 46-51.

Dinsdagh {17200827} 27e Augustus 1720, voormiddags.

Alle present,demptisde E.Es. Slotsboo en Van Kervel, als in commissie sijnde. Geleesen zijnde ‘t onderstaande geschrift door Godfriet Stols in de volgende termen overgegeven:39

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbare Heeren,’

‘Geeft met schuldige respect en eerbiedigheijt te kennen Godvriet Stols, eijsser en appellant, versogt hebbende bij request civiel namtissement en versekeringh van sijn toebehorende goederen, het welk door den Edle. Agtbaren Raad van Justitie verworpen zijnde, den eijsser en appellant versoekt als nog reverentelijk dat Uwel Edele Gestrenge en Agtbaarheedens den eijsser en appellant gelieven te mainteneren in sijne regtmatige pretencie om namtissement en versekeringh van sijn toebehorende goet, het welke, onder den overleeden Michiel Leij berustende gebleeven, volgens confessie van Michiel Leij consteert bij protest en condemnatie den 22e September 1712;40 ‘t is Uwel Edele Gestrenge en Agtbe. ten vollen bekent dat een saak uijt confessie, dat is bekentenisse van gemelte Leij, selfs ‘t kragtigste bewijs is volgens alle regten, maar imant die iets ter quader trouwen en wel wetende dat hij een ander mans goet besit, kan daar geen baat uijt trekken (nemo enim exsuo seelere cumpendium habere debet)41 en moet niet alleen dat goed met de genoten vrugten, maar ook selfs al ‘t geene daar uijt bij den eijgenaar had getrocken kunnen werden, de kosten alvooren afgetrocken, wederom geven, nademaal den eijsser en appellant voor een ander regts gebied zijne sake verder moet procedeeren, werd bij provisie geeijst, voor af geweesen dat de penningen van gemelde Leij geeijscht zijn en nog geeijscht worden ter zomma van 2796 Rds. 7 schellings en 2 stuijvers, onder de Ede. Heeren weesmeesteren en administrateurs sijn moeten opleggen en alsoo handvulling doen aan den eijsser bij namtissement ofte bij interdictie, dat men arrest noemt, ter zumma van 12,000 Rds., voor des eijssers en appellants sijn goederen met de interesse verschot en verdere schade in deese proces gehad en geleeden seedert het jaar 1712, en nog te lijden staat, sal komen te moveren; den eijsser en appellant segt onder borgtogt of interdictie, dat men arrest noemt, om dat die geen die het alsoo voor af wert toegewesen dikmaals niet in staat sou sijn om ‘t selve wederom te geven indien bij het eijnd oordeel anders verstaan wierd, dewelke borgte, indien niet wierd gesteld de toegewesen goederen, onder den tegenwoordigen regter moeten blijven staan, of onder een anders bewaringh versekert wort, dat Uwel Edele Gestre. en Agtbaarhedens gelieve den eijsser en appellant in dat bovenstaande te ma[i]nteneren als na regten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goedgevonden en geresolveert den supplt. met desselfs request te ranvoijeeren aan den Raad van Justitie deeses Gouvernements.

Waar na door den ondercoopman encurator ad lites, Nicolaas Heijningh, gepresenteert is ‘t onderstaande versoek:42

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad deses Gouvernements.

‘Den ondergetekende, alscurator ad lites, geeft met schuldige eerbied aan Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. te kennen hoe hem in Januarij laastleeden in ‘t transporteeren van ‘t zoldij comptoir onder andere ook is overgegeven een kist met eenige goederen en contanten, nagelate door een Ebe Eijlders van Hoogkerke, in sijn leeven soldaat in dienst der E. Comp., en ten deesen Casteele bescheijden geweest (als de nevensleggende copia inventaris komt aan te wijsen), en gemerkt den overleedene desselfs nalatenschap aan den zoldaat Gerrit Hoeke van Oldenburgh, (volgens daar van zijnde verclaringh) heeft vermaakt, waar over questie sijnde ontstaan of ook eenige ouders nog in weesen waren of niet, sijnde de voorsz goederen (volgens appoinctement van den E. Agtbe. Raad van Justitie deeses Gouvernements, in dato 9e November 1719, meede hier geannexeerd) in bewaring gesteld onder den coopman encurator ad lites, den En. Jacobus Cruse salr., tot tijt en wijlen dat hier van nader berigt uijt Europa soude komen,43 vermits nu den gem. Gerrit Hoeke jongst met de retourvloot is gerepatrieert en niet wel apparent is dat hier over voor eerst tijding sal komen, Soo is ‘t dat den ondergetekende ter consideratie dito goederen inmiddels door motteeringh als andersints veel veragteringe onderworpen zijn, tot nadeel der geinteresseerde, sig keert tot Uwel Edele Gestre en E. Agtbe., met versoek dat hem mag werden gepermitteerd de voorsz goederen te vercopen en ‘t bedragen van dien benevens de contanten in cassa der E. Comp. te tellen.’

’- - - (Was getekent) N. Heijning. (In margine) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 27e Augustus ao. 1720.’

Is insgelijx verstaan ‘t selve te ranvoijeeren aan den gem. Raad van Justitie.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] Mij praesent, HK. SWELLENGREBEL. E.g. clercq.

C. 54, pp. 52-59.

Dingsdagh den {17200903} 3e September 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

Is door den Edele Heer Gouverneur in Rade kennisse gegeven hoe dat nu ‘t zeedert eenigen tijt door de sware stormwinden uijt den N.W. en holle zeen, het sand der clippen op d’ eenigste aankomst plaats aan ‘t Robben Eijland soodanigh was af en wegh geslagen, dat men jeegenwoordigh aan ‘t selve niet als met het hoogste water en seer stil weder konde af nog aancomen, uijt welken hoofden het ingelijx bijnaar inpracticabel was geworden eenige schelpen van daar naar herwaarts te voeren, immers in verre na niet genoegsaam tot het branden van de kalk, benodigt tot onderhout van ‘s Comps. bouvallige omslagh alhier, veel minder tot constructie der nieuwe gebouwen die hoognodigh worden gerequireert, waar omtrent geen redres te verwagten zijnde, soo gaf Sijn Edele daarneevens in bedenkinge of het tot weeringe van dit considerabel ongerief niet van nuttigheijd soude sijn Haar Wel Edele Hoog Agtbs. de Heeren 17en op ‘t eerbiedigst te versoeken dat gemerkt jegenwoordigh jaarlijx soo groten getal scheepen uijtkomen en dierhalven niet alleen genoegsame ruijmte daar inne gevonden word, maar dat ook boven dien het selve soude konnen strecken tot meerdere stijvigheijt dier kielen, Haar Edele Hoog Agtbe. van die goetheijt wilden zijn een quantiteijt calk, ‘t sij in vaten of sacken, jaarlijx herwaarts aan te senden, mitsgrs. een goed getal metselsteenen, gemerkt de langdurige ondervindinge genoegsaam heeft geleert dat de metsel steenen alhier gemaakt wordende, door hare salpeteragtigheijt gansch in haar selven in corte jaren comen te verteeren en vergruijsen, niet tegenstaande nogtans dat die met groote costen en een korst van kalk tegens regen en wind bedekt gehouden worden, boven en behalven dat daar door een considerable quantiteijt brandhoud, slaven, beesten, wagens en andere saken daar toe gerequireert wordende, soude konnen worden geminageert. Over ‘t welke met aandagt geraatpleegt zijnde, Soo is goedgevonden en geresolveert dat het gemelde versoek, als ten hoogsten dienstigh voor dit Gouvernement, met het eerst afgaand generaal schrijvens op ‘t onderdanigst sal worden gedaan aan bovengem. Haar Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren 17en.

Soo als insgelijx aan deselve bij die occasie op ‘t onderdanigst sal worden versogt herwaarts aan te willen zenden eenige Zeeuwse balken van 12 en 12 dm. van de dikste soort, omme tot hijpalen onder het zeehooft alhier gebruijkt te konnen worden, gemerkt d’ oude vergaan zijnde, geen bequame alhier in de houtbossen meer te bekomen zijn.

Vervolgens is op de voorstellinge van den Edele Heer Gouverneur goetgevonden dat ër billietten alomme sullen worden geaffigeert waar bij een ieder geadverteert word dat ‘s Comps. weegen op po. October aanstaande aan de minstbiedende publicquelijk sal worden verpagt de leverantie van versch vleesch aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal, slaven &a. voor den tijd van een jaar, sullende aanvangh nemen met po. Januarij 1721.

Door den ondercoopman encurator ad lites, Nicolaas Heijningh, ter vergaderingh geexhibeert sijnde de boedel reeken. der goederen van ‘s Comps. overledene dienaren gedurende ‘t verlopene boekjaar onder desselfs directie gevallen, is verstaan alvorens deselve te aggreeeren, naar luijd der instructie van den gewesene Hr. Commissaris Simons,44 te stellen in handen van den secretaris der weescamer, Jeronimo Hendrik Snitquer, mitsgaders den negotie overdrager Jacob Leever,45 ten eijnde deselve naukeurigh gevisiteert en geexamineert hebbende, deesen Raad te dienen van haar schriftelijk rapport.

Naar resumptie der requesten door de burgers Coenraad Fijt46 en Hans Jacob Conterman47 in de volgende bewoordinge overgegeven:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoont met schuldige eerbiet Uwe Wel Edelen Gestre. en E. Agtbe. seer onderdanigen dienaar Coenraad Fiet, burger deeser Colonie, hoe hij eenigen tijd geleeden bij publicque vendutie heeft gekogt seker plaats, toebehoort hebbende den Edelen Heer Raad Extraords. van India en tegenwoordigen Gouverneur in Anbon , Adriaan van der Stel, gent. de Oude Wijn Bergh , welke land volgens de daar af verleende erfbrief,de datopo. December 1683, groot soude weesen 176 morgen en 225 roeden, dan alsoo den supplt. gemelde lant door den lantmeeter Cochius hoeft doen hermeeten, is ‘t selve maar groot bevonden 173 morgen en 90 roeden, gelijk d’ g’annexeerde caartje aanwijst, bij gevolge 3 morgen en 135 roeden minder als de erfbrief komt te dicteeren; Soo is des supplts. ootmoedigh versoek dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. gelieven toe te staan dat ër een ander caartje van dikwils gen. land op nieuw mogte werden geformeert.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Uwe Wel Edelen Gestre. en E. Agtbe. pligt schuldige dienaar, den lantbouwer Hans Jacob Conterman, met sijn tegenwoordige huijsvrouw, zijnde de wede. van Jacob Vrij,48 behuwelijkt hebbende seeker plaats of hofsteede, gent. Vrijburgh , gelegen in de zoogen. Bottelerije onder ‘t district van Stellenbosch , groot in zijnen grond 60 morgen, gelijk de daar af verleende erfbrief dicteert, dog door den lantmeeter, Evert Walraven Cochius, bevonden sijnde dat de figuur van gem. erfbrief wegens de strecking van voorn. land ten eenemaal qualijk komt te wesen, SOO versoekt den supplt. aan Uwe Wel Ede. Gestre. en E. Agtbe. dat er een nieuwe aftekeningh volgens de nu gedane hermeetingh mag werden geformeert.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is geresolveert alvoorens op den inhoude van dien te disponeeren de supplianten te gelasten van d’ eijgenaars der plaatsen streckende aan haare genoemde hof steeden te vorderen en vervolgens ter deeser Vergaderingh over te geven behoorlijke verclaringe waar bij consteert dat sij bij de laats’[t]e hermetinge en gemaakte streckinge in het hare niet sijn verkort.

Laastelijk in overweginge genomen zijnde ‘t over geleverde requeste der Stellenbosche kerkenraad, geinserteert in ‘t geresolveerde van den 5 Maart deeses jaars, is goetgevonden en verstaan de supplianten met haar versoek te renvoijeeren aan de Caabse kerkenraad.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 60-65.

Dinsdagh den {17200910} 10e September 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den Hr. Abraham Cranendonk en den coopman Jan de la Fontaine.49

Naar resumptie van ‘t ingediend schriftelijk rapport van den secretaris der weescamer, Sr. Jeronimo Hendrik Snitquar, en den negotie overdrager Jacob Leever, als gecommitteert geweest zijnde tot examinatie der boedel reek. door den ondercoopman encurator al lites, Nicolaas Hijning, die lopende boekjaar wegens Comps. versturvene dienaars verkogte goederen gehouden; is goetgevonden deselve dierhalven bij deesen t’ approbeeren.

Laastelijk getreeden wesende tot deliberatie over ‘t requeste door Drakenstijnse kerkenraad in de volgende termen overgegeven:50

Aan - - - M. Pasques de Chavonnes - - - voorsitter van den Wel Edele Agtbare Politicque Raad, als ook aan de overigen leeden van dien.

‘Wel Edele Gestrenge en E.E. Agtbare Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiet de ondergeschrevene predicant van Drakensteijn uijt name van alle zijne kerkenraden aan Uwel Edelen te kennen hoe wij genootsaakt sijn geworden in de plaats van Pieter de la Buscagne,51 tot nog toe onse koster, van wegen desselfs onbequaamheijt en gebrekkelijkheijt om onse nieuwe kerk in die hoedanigheijt te bedienen, Jeremias Roux52 in desselfs plaatse te verkiesen. Welke verkiesinge wij hoopen dat Uwel Edelen sal welgevallen, en ons een gunstige goetkeuringe sullen verleenen.’

‘Het welk doende enz. enz. (Onderstont) Uijt naam van Drakenstijnse kerkenraade. (Was getekent) P. van Aken. (In margine) Drakensteijn , deese 8ste September 1720.’

Soo is geresolveert t’ approbeeren de gedane aanstellingh tot coster der kerke aldaar in den persoon van Jeremias Roux, in steede van den vorige Pieter de la Buscagne.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 66-71.

Dingsdagh den {17200917} 17e September 1720, voormiddags.

Alle present.

Den Edele Hr. Gouverneur in Rade te kennen gegeven hebbende hoe dat sig diversse deser ingesetenen niet quamen te ontsien haar brandhout door hare slaven op verboden plaatsen te laten halen, en daar door het jongh boomgewas, ‘t geen d’ E. Comp. hoognodigh tot haar brandhoud in deese Tafelvalleij requireerde, en ten dien eijnde opgroeijen liet, voor een groot gedeelte te ruineeren, niet tegenstaande soo veele en serieuse ordres ter contrarie, daar nevens in bedencking gevende of sulx tot voorkominge van verdere schade niet met ernst behoorde te worden geweert; op ‘t welke met serieusheijt gelet en daar neevens in opmerkinge gekomen zijnde de voorstellinge hoe diversse quamen te betuijgen dat jeegenwoordigh ter plaatse waar haar gepermitteert was hout te halen, ‘t selve niet meerder, immers niet genoegsaam te bekomen was, Soo is goetgevonden en geresolveert jeegenwoordigh bij deesen alle ende een ieder te permitteeren voortaan haar benodigt brandhout te laten halen door haar slaven, en niet met wagens agter de cloof bij het vlagmans huijs, mits nogtans dat een ieder sig wel sal hebben te wagten geen kreupel hout te kappen, en alvoorens daar toe van den EdIe. Hr. Gouverneur versoekende en optineerde een nieuwe schriftelijke permissie, op paene dat die geene sulx komen t’ overtreeden of versuijmen, soodanigh sullen worden gemulcteert of gestraft als de voorgaande placcaten en ordres komen meede te brengen.

Bij die occasie verthoonde Sijn Edele hoe dat bij hem ondervonden was dat zommige der burgeren, aanhoudende eenige varkens, zigh niet ontsien die swijnen bij nagt en dag en ongeringt door dese plaats alomme te laten lopen en wijden, veroorsakende niet alleen een groote vuijligheijt en stank, tot merkelijke ongesontheijt der inwoonderen, maar ook boven dien de meeste plijnen en grasvelden zoodanig omvroetende dat de paarden, benodig tot de burger cavallerij alhier, het gras tot haar onderhoud vereijscht niet langer konnen bekomen, dierhalven insgelijx in consideratie gevende of sulx niet behoorden voorgekomen te worden; over ‘t welke geraatpleegt sijnde, goetgevonden en verstaan is alle en een ijgelijk bij deesen t’ interdiceeren en verbieden voortaan eenige varkens langs ‘s heeren straten of wegen meerder te laten lopen, op paene dat die geene aldaar sullen worden bevonden, vrijelijk van een ieder sullen mogen worden doodgeslagen of verbeurt gemaakt.

Vervolgens stelden den Edelen Hr. Gouverneur insgelijx voor hoe dat door de geweesene groote sterfte onder de paarden alhier, ‘s Comps. getal dier beesten considerabel was vermindert, en wel principalijk de hengsten soodanigh waren weg gestorven dat jeegenwoordigh bij de resteerende merrien geen goede aanteel meer te verhopen was, weshalven Zijn Edele in bedenkinge gaf bij occasie den Eerw. predicant Henricus Bek genegentheijt thoonden een fraije bruijne hengst tot Rds. 70 aan d’ E. Comp, te verkoopen, of sulx tot bekoming van goede jonge paarden in deese constitutie niet behoorden te worden geamplecteert; over ‘t welke gebesoingneert[sic]sijnde, goetgevonden en geresolveert is de voorgestelde koopingh ter voorsz prijse te doen geschieden.

Laastelijk in overwegingh genomen zijnde ‘t requeste door den burger Harmen Combrink53 in de volgende bewoordinge overgegeven:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied en diep respect te kennen Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtb. oodmoedigen dienaar, Harmen Combrink, burger deeser Colonie, hoe in ‘s Comps. logie alhier sigh bevind eenen Maria van Maria Stuart, oud omtrent 10 jaren, in slavernij van d’ E. Comp. gebooren, zijnde des supplts. vrouws suster; den supplt. voorn. kind wel gaarne, soo het met Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. welbehagen mogte zijn, uijt slavernij en op vrije voeten sagh. Derhalven wend hij sigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., ootmoedigh smekende dat gem. Zijne vrouws suster hare vrijdom mogte erlangen, zijnde den supplt. gereet om een gesonde mansslaaf en zoodanige zomma van penningen als ër toe staat, in ‘s Comps, cassa te voldoen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is naar deliberatie verstaan desselfs versoek bij deesen t’ accordeeren, mits alvorens in ‘s Comps. cassa betalende Rds. 50 en in Haar Edele eijgendom overgevende een bequame mansslaaf, genaamt Claas van Mallebaar, alhier in Raade verthoont.

Aldus geresolveerd ende gearresteeerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 72-78.

Dingsdagh {17200924} 24e September 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh,exceptoden E. Van Kervel.

De schippers van de scheepen ‘t Raadhuijs van Middelburgh , Valkenbosch en Schoteroogh in Raade ontboden en aldaar verscheenen zijnde, Zoo is haarlieden door den Edelen Heer Gouverneur afgevraagt of ‘t zedert haar aanweesen alhier voor haar ophebbende manschap geen behoorlijke ververssinge hadden genoten, en of ook nog iets tot de aanstaande reijse quame te mancqueeren, zoo mede wanneer in staat souden sijn van hier te vertrecken, waar op betuijgde behoorlijk te sijn ververscht en niets te mancqueeren, uijtgenomen dat den schipper van ‘t Raadhuijs van Middelburgh te kennen gaf op twee verversch dagen geen groentens had gekregen, dog met eenen seggende dat het daar op niet aanquam en ook dat nog een half last rijst zoude van noden hebben, en wijders gesamentlijk dat in ‘t laast van deese week in staat waren van te kunnen zeijlen; Zoo is goedgevonden die bodems op Saturdagh aanstaande te laten monsteren en van hier depescheeren, sullende aan ‘t Raadhuijs van Middelburgh het versogte half last rijst werden verstrekt, werdende gem. opperhoofden ook gequalificeert tot den incoop van zoodanige groentens als sullen komen te requireeren, met beloften dat het bedragen van dien haar uijt ‘s Comps cassa wederom sal werden gerembourseert.54


Wijders is goetgevonden op propositie van den Edelen Heer Gouverneur den ondermeester Joost Kiere, nu jongst van ‘t schip Barnevelt alhier verbleeven, met het present ter rheede leggende schip Valkenbosch na Batavia te laten vertrecken. Na ‘t welke der Heer fiscaal independent, Cornelis van Beaumont, versogt dat seker pacquet papieren gehorende tot het proces tusschen Sijn E. en Isaacq Scheepers55 in cas de appel voor den Ede. Agtb. Raad van Justitie tot Batavia,56 en door hem geaddresseert aan den advocaat fiscaal van India, de Hr. Mr. Petrus Vuijst,57 onder ‘s Comps. brieven sijn addres mogte erlangen, van gelijke dat Sijn E. bij gem. ‘s Comps. schrijvens mogte versoeken dat voorn. Heer Vuijst tot determinatie der gem. proces sijn persoon wilde vervangen; Soo is sulx Sijn E. met eenparige stemmen g’accordeert.

Eijndelijk gelesen zijnde ‘t onderstaande request58 door de wede. van den overledene Radja van Tambora59 in de volgende termen gepresenteert:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Verthoond met schuldige eerbied Care Sale, oud 41 jaren, hoe haren man, sijnde den geweesene Radja van Tambora, nevens de supplte. en eenige harer kinderen door ordre van Haar Edele Groot Agtbe. de Heeren van de Hooge Regeeringh tot Batavia nae herwaarts is gesonden; denselven haaren man nu omtrent een jaar geleeden alhier is komen te overlijden, en de supplte. door ‘t sterven van meest alle haare slaven en andere rampen tegenwoordigh in de uitterste armoede is gebragt, om haar en haar vijf kinderen na behooren te onderhouden, derhalven wel gaarne wederom na Batavia soude willen vertrecken. Soo neemt sij haar toevlugt tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe., ootmoedigh smeekende dat haar mogte werden gepermitteert omme nevens haare vier soons, met namen Ibraim Adaham, oud 21, Mochamat Aseek, 9, Mochamat Daijan, 7, Mochamat Asim, 4 jaaren, en dogter, genaamt Sitina Asia, oud 17 jaaren, na Batavia te navigeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goedgevonden en verstaan dat versoek voor te dragen aan Haar Edele Groot Agtb. de Heeren van de Hooge Regeringh tot Batavia.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] Mij praesent, HK. SWELLENGREBEL. E.g. clercq.

C. 54, pp. 79-85.

Dingsdagh den {17201001} 1e October 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Den schipper van ‘t schip Middelwout , Claas Swaen, ter vergaderinge verscheenen en door den Edele Hr. Gouverneur afgevraagt zijnde naar de gesteltheijt sijner bodem en daar op bescheijdene manschap, of deselve niet tot die staat waren gebragt omme met gerustheijt de reijse naar Batavia te vervorderen, en wanneer vermijnde daar toe in volle gereetheijt te kunnen sijn, soo betuijgde den gemelde schipper van ja, en dat dierhalven van gedagten was tegens aanstaande Donderdagh ten dien eijnde in alles gereet te sijn, weshalven besloten is dien bodem ten voorsz dage te doen monsteren en van hier te depescheeren, weer en wind daar toe dienende.

Zijnde insgelijx verstaan dat Lourens Polen, als ondercuijper op Linschoten bescheijden, ten versoeke van den schipper van ‘t Huijs ter Boede op die bodem in sijn qualiteijt sal overgaan, gemerkt deselve vermits het afsterven der andere aldaar benodigt is en den schipper der eerstgenoemde kiel sonder ongerief den selven missen kan.

Waar naar den Edelen Hr. Gouverneur ter vergaderinge exhibeerde seekere verklaringe van gecommitteerdens tot den opneem van 's Comps. kleijne geltkas onder ulto. Augustij jongstleeden, dicteerende onder anderen hoe haar door den ondercoopman en cassier, Sr. Willem van Taak, verthoond was seekere sak met penningen, behoorlijk versegelt en wel geconditioneert, over eenige tijt onder andere somma uijt 's Comps. groote geld cassa, berustende onder den Hr. Abraham Cranendonk, volgens ordonnantie ontfangen voor een bedragen van Rds. 250, met versoek dat die ter oorsake hem soo kleijn en ligt voorquam, mogte ontsegelt en uijtgetelt worden. 't Welk met ordre van Sijn Edele en voorkennisse van bovengemelde Heer Cranendonk verrigt sijnde, daar inne maar bevonden was Rds. 176 1/8
en dus te kort Rds. 73 7/8
  Rds. 250
Waar naar den Edelen Hr. Gouverneur ter vergaderinge exhibeerde seekere verklaringe van gecommitteerdens tot den opneem van 's Comps. kleijne geltkas onder ulto. Augustij jongstleeden, dicteerende onder anderen hoe haar door den ondercoopman en cassier, Sr. Willem van Taak, verthoond was seekere sak met penningen, behoorlijk versegelt en wel geconditioneert, over eenige tijt onder andere somma uijt 's Comps. groote geld cassa, berustende onder den Hr. Abraham Cranendonk, volgens ordonnantie ontfangen voor een bedragen van Rds. 250, met versoek dat die ter oorsake hem soo kleijn en ligt voorquam, mogte ontsegelt en uijtgetelt worden. 't Welk met ordre van Sijn Edele en voorkennisse van bovengemelde Heer Cranendonk verrigt sijnde, daar inne maar bevonden was Rds. 176 1/8
en dus te kort Rds. 73 7/8
  Rds. 250

Daar nevens dierhalven in consideratie gevende hoedanigh en waar aan het voorn. te kort komende best soude konnen worden verhaalt; over ‘t welke met aandagt gedelibereert en daar nevens in consideratie genomen sijnde hoe dat ‘s Comps. gelden gehorende tot de groote cas ten tijde van het afgaan van den Hr. Willem Helot,60 en ook successive malen naar dien tijt, door expresse gecommitteerdens waren geteld, versegelt en dus aldaar gelaten, van dewelke bereijts eenige van hier vertrocken en andere weder overleeden sijn, sonder men precise soude konnen besluijten wie van hun voorsz te kort komende sakje mogte naargetelt hebben, en dat ook buijten dien ten tijde van het doen van ‘t transport van ‘s Comps. effecten en ommeslagh alhier aan den bovengem. Hr. Cranendonk de penningen tot ‘s Comps. groote gelt cassa behoorende alle aan Sijn E. ter goeder trouwe versegelt sijn overgegeven, en dus gevolgelijk daar aan ook geen nadeel behoorde te lijden; Soo is goetgevonden en verstaan dat gemelde te kort komende op winst en verlies bij de negotie boeken sal worden afgeschreeven.

Waar meede deese vergaderingh ten eijnde gelopen, en vervolgens naar luijd der geaffigeerde biljetten getreeden wesende tot het publijcq verpagten der leverantie van versch vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a. voor den tijt van een jaar, soo heeft zig naar behoorlijk klocke geslagh en gewone uijtroepingh niemand deser ingesetenen ten dien eijnde weder opgedaan, als alleenigh den burger Jacobus van der Heijde,61 te kennen gevende dat hoewel seer geneijgt was d’ E. Comp. in deese schaarsse tijden te dienen, hij egter deese maal gemelde leverantie niet minder konde aannemen als tot 3 1/4 stuijvers swaargelt ‘t lb., soo osse als schapevleesch, en ƒ9 ligtgelt ieder levendigh schaap, uijt consideratie van ‘t groot gebrek van slagtbaer vee, als gehouden zijnde selfs voor ieder schaap te betalen ƒ8 buijten het hazart van sterfte en andere ongeluckige toevallen, dog denselven door deesen Raad daar op voorgesteld sijnde de considerabele voordeelen der wijde voor ‘t vee in de Groene Cloof hem als pagter alleenig vergunt wordende, en dat hij dierhalven de prijs eerder behoorden te verminderen als vermeeren, te meer om dat er hoope was dat de sterfte door Godes zeegen eenmaal soude cesseeren, zoo heeft voorn. Van der Heijden sig nader verklaart voorsz leverantie te willen aannemen voor d’ oude prijs tot 3 sware stuijvers ‘t lb., soo schapen als ossenvleesch, dog de levendige schaapen tot negen ligte gulden ieder, met dit versoek nogtans dat aan de vee slagtende burgers (die hem het bequame vee ten platten lande alomme in prijs opjoegen) mogte gelast worden ‘t lb. osse en schape vleesch insgelijx tot voorn. prijse aan d’ ingesetenen te verkoopen, en niet bij bouten tot 10, 11 en 12 schellings, waar bij sij merkelijk quamen te profiteeren en ‘s Comps. slagter altijt de markt konden stellen; over welk een en ander met aandagt geraatpleegt zijnde, goetgevonden en geresolveert is den gemelde Van der Heijde de leverantie van vers vleesch en levendige schapen voor ‘s Comps. schepen, hospitaal &a. naar Iuijt der pagt conditien voor een jaar t’ accordeeren tot 3 swaare stuijvers ieder lb., soo schape als ossevleesch, en ƒ9 ligtgeld voor ieder levendigh schaap, dog aanbelangende ‘t gedane versoek dat om den burger in deese ongelegene tijden geene reedenen tot klagten te geven en buijten volslagen gebrek van vleesch te houden, ende ook niet aan te gaan tegens de positive ordres onser Heeren en Meesters, vervat bij derselver missive van den 30e October 1706, rakende de vrijheijt aan ieder burger om te mogen slagten, dat daar omtrent als nu geen veranderingh alhier sal worden gemaakt, maar van ‘t selve bij bequame gelegentheijt aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17e kennisse gegeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 86-90.

Dingsdagh den {17201008} 8e October 1720, voormiddags.

Alle teegenwoordigh.

De schippers der aanweesende scheepen de Berbices , Oudenaarde , Linschoten , Goudriaan , ‘t Huijs ter Boede en Wijnendaal ter vergadering verscheenen en door den Edele Heer Gouverneur afgevraagt zijnde of haar onderhebbende bodems en daar op bescheijdene manschap niet als nog tot die staat waren gebragt van in ‘t korte haare reijse van hier naar Batavia te konnen vervorderen, en of sij gedurende haar aanweesen niet behoorlijk met de vereijste ververssinge waren voorsien geworden; soo betuijgde den schipper Frederik van Eijk dat sijn volk jeegenwoordigh redelijk begon aan te komen, en dierhalven vermijnde in 10 a 12 dagen te sullen konnen zijlen, soo ër in die tusschentijt nog eenige van sijne matroosen, in ‘t hospitaal alhier vertoevende, mogte herstelt en bequaam raken om meede te varen, en als nog van eenige rijst voorsien mogte worden, den schipper Stocke verklaarde zig op den vorigen voet, met versoek dat hem 10 a 12 bequame matrosen mogte worden bijgeset mitsgaders eenige rijst, schipper Sieuwert Pool segt insgelijx in aanstaande week te sullen konnen vertrecken, dog versoek meede eenige rijst tot provisie, den schipper Michiel Ruijs meend insgelijx aanstaande week te sullen konnen rijsvorderen.

Dog de schippers Daniel van Staden en Jan Russeplucker betuijgden nog niet te konnen sijlen, vermits den eerstgenoemde, maar ruijm 90 onbedreeven koppen aan boort hebbende, genootsaakt is naar de herstellinge van d’ aangebragte sieken te moeten wagten, en den laastgenoemde vermits de rankheijt sijner bodem nog een goede quantiteijt ballast requireerde, verklarende boven dien eenpariglijk geduijrende haar aanweesen van behoorlijke ververssinge voorsien te sijn geworden. Op ‘t welke dienvolgens gedelibereert weesende, is geresolveert de scheepen Berbices , Linschoten en Goudriaan in ‘t laast van d’ aanstaan[de] week van hier te depescheeren, in hoope dat in die tusschentijt nog eenige inpotenten sullen weesen herstelt.62


Laastelijk wierd door den coopman en pakhuijsmeester Jan de la Fontaine en den ondercoopman en Secretaris van deese Vergaderingh, Adriaan van Kervel, bij monde rapport gedaan hoe sij volgens authorisatie van den Edele Heer Gouverneur en in conformité van ‘t geresolveerde onder den 30e Julij jongstleeden ten overstaan van den land-drost, Sr. Jacob Voet, hadden gehoort de basen van de Groene Cloof en ‘t Vissers Hok over de gedane opbrengingh van 38 koeijen aangeteelt, gemelt in het rapport der Groene Cloof , onder de maanden Junij, Julij en Augustij des voorleeden jaars 1719, en uijt deselve hadden verstaan dat het woort aangeteelt aldaar abusive was ter neder gestelt, alsoo de baas der Groene Cloof in die maanden onder anderen aan die van ‘t Vissershok hadde overgegeven 38 vaarsen dik met kalff, waar tegens die van ‘t Vissershok aan die van de Groene Cloof bij forme van ruijlingh ter dier tijt weder te rug gegeven had 38 afgemelkte coeijen, soo dat in plaats van aangeteelt hadde moeten gestelt geweest sijn van ‘t Vissershok te rug ontfangen 38 koeijen, waar door die verwarring te voren gekomen soude sijn geweest, blijkende bij rapport van ‘t Vissershok onder die datum dat aldaar in die tijt ook 38 kalvers waren aangeteelt.63 Over ‘t welk gebesoingneert[sic]zijnde, is geresolveert dat bij aldien die 38 koeijen bij de negotie boeken als aanteel mogte ingenomen sijn, ‘t selve om bovengenoemde reedenen sal worden geredresseert.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 91-102.

Dingsdagh den {17201015} 15e October 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

De schippers der aanweesende scheepen, uijtgenomen die van de Cockenge , ter ordre van den Edele Hr. Gouverneur ter deeser vergadering verscheenen en dienvolgens door Zijn Edele afgevraagt zijnde of zij soo ten opsigte van hare onderhebbende scheepen als daar op varende manschap sig als nog niet in staat bevonden om hare reijse naar Batavia met gerustheijd te konnen vervorderen, soo verclaarden den schipper Frederik van Eijk daar inne geen swarigheijt te maken, hoewel hij liever hadde gewenst dat ër een groter getal van sijne aangebragte sieke matrosen gedurende sijne legdagen alhier tot gesontheijt hadde mogen gebragt geworden zijn, vermits volk genoeg op hadde dog weijnigh ervare matrosen. De schippers Siwert Pool en Michiel Ruijs betuijgden sig tot de reijse in een goede staat te bevinden. Schipper Stocke versogt 10 â 12 goede matrosen te mogen overkrijgen, sonder dewelke hij, vermits d’ onervarentheijt sijner matrosen, swarigheijd maken soude de reijse te ondernemen. De schippers Hendrik Fret, Daniel van Staden en Jan Russeplucker verclaarden uijt gebrek van manschap als nog de reijse niet te derven ondernemen, verhopende egter dat zij binnen weijnige dagen, eenig herstelt volk uijt het hospitaal bekomende, daar toe in staat gestelt sullen sijn; op het welke met aandagt geleth wesende, verstaan is dat aanstaande Saturdag de scheepen Berbices , Linschoten en Goudriaan sullen worden gemonstert en van hier gedepescheert.

Bij welke gelegentheijt den Hr. Abraham Cranendonk in Rade kennisse gaf hoe dat wel bij instructie voor het hospitaal alhier was vasgestelt de benodigde sieken met eenige bultsakken en combaarsen ‘s Comps. wegen te gerieven,64 en ten dien eijnde een seeker getal van dien ter verantwoordinge van den siekevader in voorraat te houden, dog dat het selven als een difficile saak moetende aangesien worden, gemerkt d’ aanwesende sieken voor een groot gedeelte seer armoedigh, boven dien zoodanig geneijgt waren tot debauches, dat met alle omsigtigheijt en rigeur nauwlijx voorgekomen konde worden het wijnigje dat haar tot kleeding of deksel overschoot voor drank of andere onordentelijke saken te verquanselen, veel minder dat sij sig souden ontsien ‘s Comps. effecten ten haren besten geleent op allerleij sinistre manieren t’ soek te maken, en dus aan wie de verantwoordinge daar van opgelegt was, continueele schade niet alleen, maar ook een oneijndelijke verwarringe toebrengen souden, derhalven in overleg genomen wierd of het niet van nut soude sijn uijt de ter rheede leggende scheepen zoodanige plunje voor d’ aanweesende sieken te ligten als bij commissarissen van ‘t hospitaal bij een memoritje aan den Edele Hr. Gouverneur reets was opgegeven, ten eijnde de meest benodigde sieken daar meede te konnen gerieven; Zoo is, daar over gedelibereert sijnde, goetgevonden en geresolveert uijt d’ onder te noemene scheepen ‘t volgende te ligten:

  *hembden.* *pr. koussen.* *pr. schoenen.* *rokjes*. *broekjes*.
Uijt Wijnendaal 5 1 2 5 6
Uijt 't Huijs ter Boede 7 3 4 6 6
Uijt Hoedekenskerk 22 2 6 13 10
Uijt de Cockenge 1 2 4 6 5
  35 8 16 30 27
  *hembden.* *pr. koussen.* *pr. schoenen.* *rokjes*. *broekjes*.
Uijt Wijnendaal 5 1 2 5 6
Uijt 't Huijs ter Boede 7 3 4 6 6
Uijt Hoedekenskerk 22 2 6 13 10
Uijt de Cockenge 1 2 4 6 5
  35 8 16 30 27

Zullende ‘t selve aan d’ impotenten des benodigt weesende, worden verstrekt en ‘t bedragen van dien op haar zoldij reek. gestelt worden.

Gemerkt den tijd nadert vastgestelt tot het doen der jaarlijxe wapenschouwing over d’ ingesetenen van Stellenbosch en Drakensteijn , Soo is goetgevonden tot het bijwoonen van dien uijt desen Rade te committeeren den capiteijn Kaije Jesse Slotsboo benevens den ondercoopman en winkelier, Joan Alders.

Naar lecture van ‘t requeste door de burgers Hendrik Oostwalt Eksteen65 en Balthazar Pot in de volgende termen gepresenteert:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtbare Heeren,’

‘Verthoonen met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. gehoorsamen dienaaren Hendrik Oostwalt Eksteen en Balthazar Pott, als testamentaire executeurs van den boedel van wijlen Betrice van Couthin, hoe de overleedene bij testament,de dato25 Januarij deeses jaars,66 heeft vrijgegeven seeker slave mijsje, gent. Maria van de Caab, oud twee jaren, aan dewelke ook door haar is gelegateert onder andere de zomma van drie duijsend guldens, omme daar door voor te komen dat sij niet tot laste der diaconij soude vervallen, zijnde de supplten. meede als voogden over ‘t gemelde meijsje aangestelt, weshalven den supplten. Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. versoeken dat haarlieden mogte werden gepermitteert om een vrijbrieff in behoorlijke forma van meergen. vrijgegevene kind te passeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goetgevonden ‘t gedane versoek bij deesen t’ accordeeren.67


Waar naar door den Hr. Abraham Cranendonk in Rade gepresenteert wierden de twee volgende memorien:68

‘Memorie van ‘s Comps. beestiael in de laastgepasseerde maanden Junij, Julij en Augustus soo verrekt als door ‘t wild gedierte vernielt, mitsgaders de lijfeijgenen in de selfde tijt door de natuurlijcke dood gestorven, namentlijk:’

‘Volgens geannexeerde reekening van den land-drost, gesterkt met secretariale verclaringen,69 sijn in bovengenoemde 3 maanden verrekt en door ‘t ongedierte verslonden 5 stux paarden, 43 stux runderbeesten.’

‘En volgens bijgelegde reekg. van den opsiender van ‘s Comps. lijfeijgen[en] en secretariale verklaring,70 zijn in meergem. tijd door de natuurlijke dood overleeden 5 stux mansslaven, 3 stux slavinnen, 1 stux suijgeling jongentje.’

‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 15e October 1720. (Was getekent) A. Cranendonk.71


Met versoek dat daar omtrent mogt worden gedisponeert, waar over gebesoigneert wesende, geresolveert is den welgemelde Hr. hooftadministrateur bij deesen te qualificeeren der genoemde minderheeden en andere effecten bij de negotie boeken af te schrijven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 103-104.

Vrijdagh den {17201025} 25e October 1720, voormiddags. Extraords. vergaderingh.

Alle present.

Door den Edele Hr. Gouverneur ter vergadering wederom ontboden zijnde de schippers der aanweesende scheepen Hoedekenskerke , ‘t Huijs ter Boede en Wijnendaal , en daar nevens afgevraagt of sij als nu in staat waren haar reijse naar Batav[ia] te konnen vervorderen, verklaarde schipper Fret in de aanstaande week in staat te sullen sijn van te konnen seijlen; schipper Russepluckerad idem; dog schipper Van Staden betuijgden dat hij tot meerdere gerustheijt over dat subject sijne scheepsraad bij den anderen geroepen en hare sustenue afgevraagt hebbende, zij alle van gedagten waren geweest met zoo weijnige en gansch onervarene zeemanschap niet te mogen zee kiesen, weshalven hij versogt dat hem nog 10 a 12 goede matrosen mogte worden toegevoeg[t], in welk geval hij gerust de reijse ondernemen zoude. Waar over met aandagt gedelibereert weesende, verstaan is dat op de werf ‘t versogte getal der beste matrosen sal worden uijtgesogt en naar sijn boord gesonden, sullende vervolgens die bodems op Saturdag den 2e der maand November aanstaande gemonstert en van hier gedimitteert worden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 105-106.

Dingsdagh den {17201105} 5e November 1720, voormiddags.

72

Alle present, uijtgesondert den Hr. Cornelis van Beaumond.

Den capiteijn Kaije Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman Jan Alders gecommitteert geweest tot het bijwoonen der wapenschouwing aan Stellenbosch , ter vergadering verslagh doende, rapporteerden onder anderen hoe zij onder de drie compen. aldaar absent gevonden hadden een getal van 87 persoonen, weshalven den Edele Hr. Gouverneur in bedencking gaf of ër niet bij missive aan den landdrost Voet behoorde aangeschreeven te worden dat denselve tot weeringe van dat aangroeijend quaad exempel sig exactelijk sal hebben t’ informeeren wat reedenen sij gehad hebben zig van die monstering tegens d’ ordres absent gehouden te hebben, en, niet wettigh bevonden zijnde, deselve te doen condemneren in de daar toe staande boetens; over ‘t welke gebesoigneert zijnde, verstaan is dat het selve in dier voegen sal worden verrigt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

C. 54, pp. 107-116.

Dingsdagh den {17201112} 12e November 1720, voormiddags.

Alle tegenwoordig.73


Overwogen zijnde den inhoud der drie onderstaande requesten74 door de burgers Claas Maijboom,75 Jan Hop76 en Daniel Hugot77 in de volgende bewoordinge overgegeven:

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtba.re Heeren,’

‘Geeft met behoorlijke respect te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbs. gehoorsamen dienaar, den burger deeser Colonie, Claas Maijboom, hoe annex sijn gekogte hofsteede, genaamt de Platte Cloof , seeker stuk lands legt, groot 53 morgen en 473 quadraat roeden, en wijders belent als het nevensgevoegde caartje, door den lantmeeter daar af geformeert, komt aan te wijsen, en dewijl des supplts. tegenswoordige land bij na door ‘t sterk bebouwen is uijtgeput, zoo neemt hij de vrijmoedigheijd van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. ootmoedigst te versoeken dat hem tot beeter voortsetting van den graan ougst het gemelde stuk lands in eijgendom mogte werden gegeven, zijnde den supplt. bereijd wanneer Uwe Edele Gestr. en E. Agtb. hem die gunst geliefde te bewijsen, om ten allen tijden een behoorlijke doordrift voor sijn buuren tot weijdingh van haar vee te gedogen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. pligtschuldigen dienaar, Jan Hop, burger en inwoonder alhier, versoekt seer nedrigh dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. hem in eijgendom gelieven te vergunnen seeker stuk lands, gelegen aan de Paarl , annex zijn eigen land, ‘t welk door den landmeeter groot is bevonden 46 morgen en 495 quadraat roeden, gelijk het nevensgevoegde caartje aanwijst, aangesien het selve niemand tot nadeel sal komen te strecken, om door den supplt. na behooren te werden gecultiveert.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Verthoont met diepe reverentie Uwe Edele Gestr. en E. Agtb. gantsch nedrigen dienaar Daniel Hugot, landbouwer aan Drakensteijn , hoe hij seedert den tijd van vier jaren seekere stukjes lands gelegen onder ‘t district van Drakensteijn , groot 61 morgen en 428 quadraat roeden, en wijders belent als ‘t geannexeerde caartje comt aan te thoonen, in leening van de E. Comp. heeft gehad, en daar voor de ordinaire ongelden betaald, zoo versoekt den supplt. seer ootmoedig dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. hem de gemelde stukjes lands in eijgendom gelieven te vergunnen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Is goetgevonden en verstaan de versoeken bij deselve gedaan tot meerdere voortsettingh van den coornbouw bij deesen t’ accordeeren, en dienvolgens de versogte stucken lands op approbatie onser Heeren en Mrs. in eijgendom te verleenen.

Waar naar den Edele Hr. Gouverneur kennisse gaf hoe Zijn Edele was te voren gekomen dat omtrent het kerkhof alwaar ‘s Comps dienaren, ‘t zij matrosen of soldaten, alhier overlijdende, begraven worden, was vernomen geworden een groote stank, incommoderende niet alleen de daar omtrent wonende menschen, maar ook boven dien te vreesen stond dat bij toenemingh der hitte sulx augmenteerende, wel eenige siekte mogte causeeren, dierhalven nodig hadde geagt de leeden des Raads in consideratie te geven of het niet dienstigh soude sijn soo door ‘t ophogen van ‘t gemelde kerkhof of andersints, ‘t gemelde quaad promptelijk voor te komen en weg te nemen, en naar een andere bequame plaats ter begravinge van voorn. ‘s Comps. stervende dienaren of lijfeijgenen uijt te doen sien, gemerkt dit kerkhoff, digt bij de Caabse huijsinge sijnde, gansch qualijk geplaats scheen. Over ‘t welke geraatpleegt weesende, verstaan is ‘t voorn. kerkhof ten spoedigsten te doen ophogen, mitsgaders den lantmeeter Cochius benevens den dood graver Adolph Burgers78 en den burger metselaar, Jacob Paassen,79 bij deesen te committeeren tot het uijtsien naar een bequam[e] plaats tot het maken van een ander kerkhof, meerder van de Caabse woningen afgesondert, omtrent de Leeuwenberg of duijnen, sullende egter voortaan den doodgraver of substituijt gehouden sijn altoos present te wesen als wanneer ër eenige graven stillen worden gemae[kt], ten eijnde men sig des te geruster sal mogen stellen dat die ter behoorlijker diepte worden uijtgedolven en weeder toegemaakt, wordende insgelijx bij deesen om goede redenen den doodgraver of wel sijn substituijt wel expresselijk geinterdiceert en scherpelijk verboden voortaan bij ‘t openen van eenige graven, ‘t zij in de kerk, op ‘t kerkhof of elders, eenige kisten van overledenen te openen of doen openen, ten sij daar toe van de geinteresseerdens of kerkmeesters alvorens spetialijk sijn versogt en gequalificeert geworden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

80

C. 54, pp. 117-121.

Dingsdagh den {17201119} 19e November 1720, voormiddags.

Alle present.

Ingevolge ‘t geresolveerde van den 12e deeser, ter vergaderinge geproduceert weesende ‘t onderstaande schriftelijk rapport door den landmeeter Cochius, den doodgraver Adolph Burgers en Jacob Paassen aan den Edele Hr. Gouverneur overgegeven:81

Aan - - - Maurits Pasques de Chavonnes - - -.

‘In gevolge de orde van Uwel Edele Gestre. Heer, soo hebben wij ondergetekene een plaats uijtgesien tot eene gemeene kerkhof, gelegen in dese Tafel Valleij bij de macquesaarse graven omtrent de duijnen, soude lang vallen Z.Z.O. en N.N.W. 33 roeden, en breet O.N.O. en W.Z.W. 15 roeden, doende een inhout van 495 quadraat roeden, in welke grond soude men kunnen begraven 5940 doode lighamen, gerekent 12 in quadraat roede.’

‘Verhopende hier meede Uwel Edele Gestrs. Heer geeerde ordres te mogen hebben volbragt. (Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 15e November 1720. Uwel Edele Gestre. Heer seer ootmoedige dienaren, (was getekent) E. W. Cochius, inginieur, Adolff Borgerr, Jacob Paasen.’

Is naar examinatie van dien goetgevonden en geresolveert dat die plaatse om redenen in de vorige resolutie van den 12e deeser breeder uijtgedrukt, voortaan sal worden gebruijkt tot een kerkhof voor ‘s Comps. dienaren, ‘t sij matrosen of soldaten, mitsgrs. daar rondom voor d’ alhier stervende lijfeijgenen, weshalven de burgerwagt deeser plaatse in ‘t doen der ronde bij wijlen gehouden sal sijn tot voorkominge van dieverije der planken of kisten der begravene, daar omtrent te patroelieeren, en den geweldiger met sijne caffers gedurigh een wakend oogh te houden.

Vervolgens verthoonden den Edele Hr. Gouverneur hoe Sara van Brakel82 aan d’ E. Comp. over agterstallige thienden nog te quaad stond een sommetjie van ƒ16, en Hendrik Pretorius83 ƒ8, beijde als nog sijnde onder de voogdije der weescamer deeser steede, weshalven verstaan is gemelde weesmeesteren bij deesen te qualificeeren tot het betalen der voornoemde schulden.

Laastelijk proponeerde den hooggemelde Edele Hr. Gouverneur hoe dat jeegenwoordigh in ‘s Comp[s]. cassa alhier eeniglijk bij restant in voorraat sijnde een geringe zomma van Rds. 5415:-, het dierhalven te dugten was dat bij aanvoer van den aanstaande ougst, soo van tarw, rog[h], garst, boonen en erweeten, sulx niet genoegsaam soude sijn, dierhalven in consideratie gevende of men niet vermits ër geen schepen aan de hand sijn, waar uijt eenige penningen geligt konnen worden, bij provisie eenige van de leegleggende penningen der weescamer ten dienste der E. Comp. behoorden te gebruijken, ten eijnde d’ E. Comp. daar door buijten ongerief te houden, en gemelde zomma bij d’ eerste gelegentheijt wederom te voldoen; over ‘t welke geraatpleegt sijnde, goetgevonden en geresolveert is alvorens te treeden tot het ligten der weese gelden, de voorhanden sijnde ‘s Comps. penningen in ‘t geheel te verbruijken in hoope dat in die tusschentijt meerdere zommas bij die soo van de thuijs varende als andere menschen sullen worden gebragt, dog dat bij mancquement van dien en hooge verlegentheijt eenige der weescamers leegleggende penningen ten dienste der E. Comp. sullen worden gebruijkt, latende aan onse Heeren en Meesters gedefereert wat interessen in sulken geval daar voor behoort te worden betaalt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.

84

C. 54, pp. 122-129.

Dingsdagh den {17201203} 3e December 1720, voormiddags.

85

Alle present, uijtgesondert den ondercoopman en winkelier Jan Alders.

Naar resumptie der overgeleverde nominatien der kerkenraden van Stellenbosch en Drakensteijn ,86 is goetgevonden in plaatsen der afgaande ouderlingen dier kerken, te approbeeren de gedane aanstellingen tot ouderlingen voor Stellenbosch in den persoon van Dirk Coetse87 en voor Drakensteijn Glaude Marais,88 mitsgaders uijt het overgelevert dubbelt getal tot diakonen t’ eligeeren voor Stellenbosch Philip Morkel, voor Drakensteijn Jacobus Bota89 en Pieter du Toij.

Vermits den coopman Claas Nieuwhof door onse Heeren en Meesters gedesigneert als opperhoof in de voorhanden sijnde commissie naar Rio de la Goa en Terra de Natal ,90 alhier is komen te overlijden, en dierhalven desselfs plaatse met een ander bequaam subject diende te worden vervult, volgens ‘t geëerd aanschrijvens van Haar Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen, tot uijtvoeringe dier sake gecommitteert,de dato23e September 1719,91 soo stelde den Edele Hr. Gouverneur den Raad t’ sijnen versoeke ten dien eijnde voor den ondercoopman en cassier, Willem van Taek, met bijvoegsel dat Sijn Edele vermijnde in dien persoon te resideeren genoegsame qualiteijten en bequaamheeden tot uijtvoeringh van de voorgestelde ondernemingh, en of dienvolgens aan denselven tot voorkoming van alle disputen over de rang principalijk met den schipper Klijnhens in cas van aanstellingh tot opperhooft niet met eenen behoorden voorsien te worden met den rang van coopman; over ‘t welke met aandagt gedelibereert sijnde, goetgevonden en verstaan is den gem. Sr. Willem van Taek bij deesen aan te stellen tot opperhooft in de gemelde expeditie, met de rang als coopman, van ‘t welke bij ‘t eerste afgaande generaal schrijvens kennisse sal worden gegeven aan Haar Edele Hoog Agtbe. de Heeren 17en.

Dog vermits het soude konnen gebeuren dat gemelde opperhooft Willem van Taek, ‘t sij op de reijse of wel andersints, iets menschelijks overquame en dierhalven ‘t selve verwarringen en disputen souden konnen veroorsaken wie hem in die commissie soude moeten optreden, tot soo verre dat sulx bijwijlen nadeel in dat goede oogmerk mogte toebrengen, Soo is insgelijks op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goetgevonden en geresolveert als een bequaam man tot tweede in die commissie aan te stellen den adsistent Casparus Swertner, nu jongst met de hoeker Gouda alhier aangeland in de qualiteijt van boekhouder met ƒ30 per maand onder sijn lopend verband.

Vervolgens gelesen sijnde ‘t schriftelijk rapport door den equipagiemeester en andere aanwesende zeeluijden in de volgende bewoordinge overgegeven:92

‘Wij ondergesz, ingevolge Uwel Edele Gestre. schriftelijk commissie van den laasten November jongstleeden op ons gedecerneert, hebbende geresumeert en nagesien zoodanige dagregisters en andere extracten als ër tot elucidatie mede gegeven sullen worden aan de hoekers de Caab en Gouda , gedestineerd naar Rio de la Goa en Terra de Natal , en wel principalijk geleth op de journalen gehouden in ‘t galjoot de Postloper , in den jare 1705 en 1714 naar Terra Natal de reijse gedaan hebbende, sijn wij gesamentlijk, behalven de opperstuurman van Blijenburgh , die ter oorsake van indispositie deese commissie niet heeft bijgewoont.’

‘(onder correctie) van gedagten dat bovengem. hoekers ten meesten dienste der E. Comp. en volvoeringe van de voorgestelde reijse onder Godes zeegen soude konnen op het spoedigst van hier afgesonden werden.’

‘Waar meede vermijnende voldaan te hebben aan de intentie van Uwel Edele Gestre. - - - (Was getekent) Cs. Valk J. Lindeboom, Ms. Klijnhens,93 Willem van der Maas.94 (In margine) Cabo de Goede Hoop, 2e December 1720.’

Is verstaan d’ aanweesende hoekers soo spoedigh van hier te depescheeren als immers doenlijk sal sijn, dog gemerkt deselve diverse goederen voor dit Gouvernement niet alleen hebben ingeladen, maar ook buijten dien van buijten niet wel te beseffen is wat plaatse bij ontladinge van dien in die kieltjes soude resteeren tot het bergen van ‘t benodigde water, vivres en de geordonneerde coopmanschappen, mitsgrs. de verordineerde houtwerken, gereetschappen en ‘t vereijschte getal van volk, Soo is tot beetere en gereguleerde calculatie van dien goetgevonden dat de hoekers de Caab en Gouda ten spoedigste doenlijk sullen worden ontladen, omme deselve vervolgens weder van ‘t benodigde volgens inventaris en factuur te voorsien, en wel principalijk d’ afbreuk boots (soo noodsakelijk op dese togt) bij dewelke verklaart word sonder ontladinge niet bij te komen is, soo veel doenlijk voor de hand te doen leggen, sullende vervolgens den hoeker Zeelandia , jegenwoordigh tot vertimmeringh van ‘t galjoot de Postlooper in de Saldanhabhaij gebruijkt wordende, volgens ordre van onse Heeren en Meesters meede geemploijeert worden tot overvoeringe van de bergelijcke manschap en andere noodwendige saken, ter consideratie de weijnige plaats in de twee anderen, ten welken eijnde aanstonts den gesaghebber van dien sal worden aangeschreeven met de eerste goede wind herwaarts aan te komen, meede brengende den baas en andere scheepstimmerlieden daar vertoevende.95


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] A. CRANENDONK.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL. Rt. en Secrets.


## Footnotes


  1. Die plakkaat is op 9 Julie gepubliseer. Sien C.682:Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 165-166. Dit is ook gepubliseer in dieKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 82-83. 

  2. Jacques Mouton was afkomstig van Steenkerken en het in 1699 as vryburger met Donkervliet na die Kaap gekom. Hy was getroud met Catharine L’Hermite, en het later hertrou met Maria de Villiers. In 1700 is hy aan die Kaap vir ‘n derde keer getroud met Francina Bevernagie. Sy drie kinders uit die eerste huwelik, Jacob, Antonie en Marie Jeanne, het nie saam met hom na die Kaap gekom nie. Nog nege kinders is uit die ander twee huwelike gebore. Met sy dood in 1731 het hy die plase Steenwijk by Vier-en-twintig Riviere en Namacquasfontein aan die Piketberge besit. (Sien M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 45; C.J.2599:Testament Boek, 1714-1719, no. 11; C.J.2604:Testamenten, 1727-1730, no. 31.) 

  3. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 77. 

  4. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 78. 

  5. ‘n Memorie van die hoofadministrateur, Abraham Cranendonk, is hier weggelaat. Daarin word besonderhede verstrek omtrent bedorwe voorrade. Die Politieke Raad het besluit om dit te verkoop. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 143-146. Die oorspronklike memorie kan gevind word in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 243-244. 

  6. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 76. 

  7. Sien C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 165-178. 

  8. Cranendonk het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  9. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  10. Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, p. 101. 

  11. Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, p. 105. 

  12. ‘n Deel waarin twee bemanningslede op die skip Elisabeth bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 157-158. 

  13. Die oorspronklike memorie kan gevind word in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp.247-248. 

  14. Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 55-56. 

  15. Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 23, 27, 31, 35, 39, 43, 47 en 59. 

  16. Cornelis Doessen van Soetemeer het in 1710 as korporaal met die Nepthunis na die Kaap gekom, en is in 1712 as assistent aangestel. Hy was getroud met Anna Heijns, die dogter van Paul Heijns. (Sien M.O.O.C. 8/13:Inventarissen, 1769-1771, no. 57.) 

  17. Friedrich Christoffel Lappenbergh was afkomstig van Bremen . Hy het in 1717 as soldaat na die Kaap gekom, en is die volgende jaar aangestel as assistent. In 1721 is hy na Delagoabaai gestuur as boekhouer en sekunde van die nedersetting aldaar, waar hy op 23 Desember 1721 aan die koors gesterf het. Sy vrou, Catharina Müller, en hulle twee dogters het hom nie na die Kaap vergesel nie, maar het in Nederland gebly. (Sien Hoge, J.:Personalia of the Germans at the Cape, in dieArgiefjaarboek, 1946, p. 234; C.123:Bijlagen, 1722, p. 239; C.228:Requesten, 1720-1721, p. 267.) 

  18. Remmert Popken van Egeling, Christoffel Backer van Stettin en Hendrik Wedekingh van Paterborn se name verskyn onderskeidelik sedert 1715, 1717 en 1704 as houtkappers op die monsterrolle. 

  19. Hoewel Cranendonk afwesig was, het hy nogtans hierdie resolusie onderteken. 

  20. Frans Louis van Gros van Frankenland het in 1710 met die Wateringe as adelbors na die Kaap gekom. In 1713 het hy assistent geword met ‘n salaris van ƒ20 per maand. Hy het Willem van Taak in 1716 as sekretaris van Stellenbosch en Drakenstein opgevolg, en op 14 April daar diens aanvaar. (Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 87-88; C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 121; Stellenbosch 1/5:Notule van Landdros en Heemrade, 1716, p. 12.) 

  21. Hy was die seun van Jacob Pleunes en Wilhelmina de Wit en is aan die Kaap gebore. In 1714 het hy as adelbors tot die Kompanjie se diens toegetree, en in 1716 het hy assistent geword. Hy is in 1719 met Francina Joubert getroud, en het in 1723 met Helena van Niekerk hertrou. In 1726 is hy vir ‘n derde keer getroud met Johanna Cornelia Frappe. (Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 129; M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, nos. 4 en 4 1/2; M.O.O.C. 7/5:Testamenten, 1735-1737, no. 7; C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, no. 97.) Sy versoekskrif, waarin hy versoek om as sekretaris van Stellenbosch aangestel te word, kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 79. Hy het reeds op 30 Julie 1720 die eed afgelê, en het sedert 23 September 1720 die notule onderteken. (Vgl. C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 121; Stellenbosch 1/7:Notule van Landdros en Heemrade, 1719-1722, p. 61.) 

  22. Estienne Niel is in 1699 in Dauphine gebore en het as soldaat by die Kompanjie in diens getree. Later het hy ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Maria Magdalena Marais. (Sien Botha, C. G.:Die Kaapse Hugenote, p. 97; C.J.2607:Testamenten, Codicillen &a., 1735-1736, no. 23; Stellenbosch 18/4:Testamenten, 1715-1720, no. 7.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 81. 

  23. ‘n Memorie van die hoofadministrateur, Abraham Cranendonk, waarin besonderhede verstrek word omtrent tekortkomende en gebroke voorrade uit die skepe Elisabeth en Prattenburgh , is hier weggelaat. Die Raad het besluit om dit as verliese af te skryf. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 165-167. Die oorspronklike memorie kan gevind word in C.291:Memoriën1710-1726, pp. 249-250. 

  24. Philip Morkel van Hamburg is in 1708, terwyl hy as konstabel op die retoerskip Oosterstijn aan die Kaap vertoef het, getroud met Maria Biebow, die dogter van Detlef Biebow en Willemina Ariens de Wit. In 1709 het hy as konstabel op Noortbeek na die Kaap teruggekeer en nog dieselfde jaar ‘n vryburger geword. Na die dood van sy eerste vrou, is hy in 1713 weer met Catharina Pasman getroud. Hy is in 1735 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 87.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 84. 

  25. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  26. Lambertus Slicher is in 1679 in Middelburg gebore. In 1701 is hy as student in die teologie na Leiden , en in 1706 word hy bevestig as predikant van Lillo , Na vele moeilikhede met sy gemeente, vra hy in 1713 sy ontslag, en die volgende jaar kom hy as adelbors met die Vaderland Getrouw na die Kaap en word hier rektor van die skool. In 1719 het hy Here XVII versoek om hom weer as predikant aan te stel, en in 1721 ontvang hy toestemming van die Klassis van Amsterdam om soms dienste waar te neem. In 1723 word hy naas ds. D’Aillij die tweede leraar van die Kaapse gemeente, en twee jaar later volg hy ds. Van Aken as predikant van Drakenstein op. Sedert 1726 het hy ook die gemeente van Stellenbosch bedien. In 1723 is hy getroud met Sophia van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl en Sophia Bosch. Hy is in 1730 oorlede. (Sien Engelbrecht, S. P.:Die Kaapse Predikante van die Sewentiende en Agtiende Eeu, pp. 52-54; M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 93; M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 81.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 85. 

  27. Hy was die seun van Arnoldus Basson en is in 1679 aan die Kaap gebore. Sy vrou, Maria Daasdons (Dansdons, Daaldons), is in 1714 oorlede, en hyself in 1719. Sy erfgename was sy drie seuns, Arnoldus, Michiel en Johannes. (Sien M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 25; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 119; M.O.O.C. 10/l:Vendu Rollen, 1718-1737, no. 17.) 

  28. Dit is foutief. Levina Cloete was met Ferdinand Appel getroud. Sy was die dogter van Gerrit Cloete en Catharina Harmans, en is in 1677 aan die Kaap gebore. In 1717 het sy hertrou met Claas Jansz. Hofland. 

  29. Ferdinandus Appel (1665-1717) was die seun van Jurriaan Jansz. Appel en Jannetje Ferdinandus. 

  30. Frans Jooste het in 1693 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1699 ‘n vryburger geword. Hy is in 1706 getroud met Maria Mouton, die dogter van Jacques Mouton en Maria de Villiers. Hy is in 1714 vermoor. Sy twee seuns, Jacobus en Frans, was sy erfgename. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 35; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, nos. 80 en 81.) 

  31. Haar erfgename was Anna de Koning (die vrou van Oloff Bergh), Catharina van de Sande (die vrou van Gijsbert la Febre), Arnoldus Maasdorp, Jan, Elsje, Matthijs, Engela en Willem van As, Arnoldus en Matthijs Basson en Arnoldus, Michiel en Johannes Basson. (Vgl. M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1725, no. 15; M.O.O.C. 13/2:Boedel Reekeningen, 1723-1727, no. 1.) 

  32. Hy het as amptenaar na die Kaap gekom en het in 1669 ‘n vryburger geword. In 1698 is hy oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/1:Inventarissen, 1692-1705, no. 33.) 

  33. Hy was die seun van Arnoldus Basson en is in 1679 aan die Kaap gebore. Sy vrou, Maria Daasdons (Dansdons, Daaldons), is in 1714 oorlede, en hyself in 1719. Sy erfgename was sy drie seuns, Arnoldus, Michiel en Johannes. (Sien M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 25; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, no. 119; M.O.O.C. 10/l:Vendu Rollen, 1718-1737, no. 17.) 

  34. Dit is foutief. Levina Cloete was met Ferdinand Appel getroud. Sy was die dogter van Gerrit Cloete en Catharina Harmans, en is in 1677 aan die Kaap gebore. In 1717 het sy hertrou met Claas Jansz. Hofland. 

  35. Ferdinandus Appel (1665-1717) was die seun van Jurriaan Jansz. Appel en Jannetje Ferdinandus. 

  36. Frans Jooste het in 1693 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1699 ‘n vryburger geword. Hy is in 1706 getroud met Maria Mouton, die dogter van Jacques Mouton en Maria de Villiers. Hy is in 1714 vermoor. Sy twee seuns, Jacobus en Frans, was sy erfgename. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 35; M.O.O.C. 13/1:Boedel Reekeningen, 1709-1722, nos. 80 en 81.) 

  37. Haar erfgename was Anna de Koning (die vrou van Oloff Bergh), Catharina van de Sande (die vrou van Gijsbert la Febre), Arnoldus Maasdorp, Jan, Elsje, Matthijs, Engela en Willem van As, Arnoldus en Matthijs Basson en Arnoldus, Michiel en Johannes Basson. (Vgl. M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1725, no. 15; M.O.O.C. 13/2:Boedel Reekeningen, 1723-1727, no. 1.) 

  38. Hy het as amptenaar na die Kaap gekom en het in 1669 ‘n vryburger geword. In 1698 is hy oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/1:Inventarissen, 1692-1705, no. 33.) 

    1. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 87.

  39. Sien onder genoemde datum in C.J.5:Criminele en Civiele Regts Rollen, 1709-17 14. 

  40. Volgens prof. dr. D. Pont beteken die gekursiveerde gedeelte: niemand behoort uit sy eie wandaad voordeel te behaal nie. 

  41. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 86 en 86b. 

  42. Vgl. die resolusie van 21 November 1719 in dieResolusies van die Politieke Raad, deel V, p. 391, asook C.J.7:Criminele en Civiele Regts Rollen, 1719, pp. 43-46, en C.J.1032:Civiele Proces Stukken, 1719, pp. 259-275. 

  43. Mr. Cornelis Joan Simons is in Utrecht gebore. Hy het in 1690 met die Maas na die Kaap gekom, en was vier jaar lank fiskaal aan die Kaap. Vanaf 1695 het hy in Oos-Indië gedien, en in 1703 het hy Goewerneur van Ceylon geword. In 1708 het hy na Nederland teruggekeer en onderweg die Kaap as Kommissaris besoek. Hy is in 1727 te Utrecht oorlede. Sy rapport oor die Kaap kan gevind word in C.702:Instructiën, 1686-1722, pp. 493-559. Dit is ook gepubliseer in deel 5 van die Van Riebeeck-vereniging se publikasies. 

  44. Jacob Lever van Amsterdam het in 1713 na die Kaap gekom. Hy is in 1721 getroud met Abigail van der Lith, die dogter van Anthonij van der Lith en Anthonetta Theodora Schagen, en het in 1726 hertrou met Jacomina Brommert, die weduwee van Jacob Voet. 

  45. Conrad Heinrich Feyt is in 1683 in Alverdissen gebore en het as soldaat na die Kaap gekom. Nadat hy in 1708 en 1709 as silwersmid aan Andries Bruijns uitgeleen is, het hy in 1712 ‘n vryburger geword en hom as silwersmid aan die Kaap gevestig. Hy is in 1712 met Petronella Bockelenberg getroud, en het in 1721 met Maria Koster hertrou. (Sien C.J.2874:Contracten Boek, 1703-17 10, p. 370; M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 3; C.J.2601:Testamenten en Codicillen, 1722-1725, no. 3; C.J.2653:Testamenten, 1727-1731, no. 46.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 92. 

  46. Hy is in 1656 in Hadamar in Hesse-Nassau gebore en het in 1696 as soldaat met die Eenhoorn na die Kaap gekom. In 1698 het hy ‘n vryburger geword en hom as smid en landbouer op Stellenbosch gevestig. Hy is in 1700 met Anna Catharina Cleef getroud, en na haar dood in 1719 het hy in 1720 hertrou met Maria Beijers, die weduwee van Jan Harmensz. Hartingh en Jacob Vrij. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 99; Stellenbosch 18/8;Testamenten, 1731-1738, no. 60.) Sy versoekskrf kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 91. 

  47. Hy was afkomstig van Solz en het in 1695 as soldaat na die Kaap gekom. Vanaf 1695 tot 1698 was hy as plaasarbeider in diens van Abraham Diemer. Hy was getroud met Maria Beijers, die weduwee van Jan Harmensz. Hartingh. Vrij is in 1719 oorlede. (Sien C.J.2872:Contracten Boek, 1694-1698, pp. 139-140; M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1720, no. 103.) 

  48. ‘n Deel waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Valkenbosch en Middelwout bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 191-193. 

  49. Sien C.227;Requesten, 1720, no. 95. 

  50. Pieter de la Buscagne was afkomstig van Enkhuizen en het in 1710 na die Kaap gekom. In 1717 het sy vrou, Anna Maria Bacot, en hulle drie kinders, Jan, Frans en Johanna Barendina, hom na die Kaap gevolg. Dieselfde jaar het hy ‘n vryburger geword. (Sien C.224:Requesten, 1717-1718, no. 130; C.113:Klad Notulen, 1717-1719, p. 4.) 

  51. Jeremias Roux was die seun van Paul Roux en Claudine Seugnet en is in 1697 gebore. Hy was getroud met Christina Snijman, die dogter van Christoffel Snijman en Margaretha de Savoije. 

  52. Harmen Combrink was die seun van Hendrik Combrink en Christina Alleman, en is in 1690 in Bielefeld gebore. Hy het in 1717 as soldaat met Borselen na die Kaap gekom, en het in 1719 ‘n vryburger geword. Die volgende jaar is hy met Magdalena Leij getroud. Sy vrou is in 1738 oorlede en hyself in 1744. (Sien M.O.O.C. 7/6:Testamenten, 1738-1745, nos. 16 en 143; M.O.O.C. 8/6:Inventarissen, 1738-1748, no. 76.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.227:Requesten, 1720, no. 97. 

  53. ‘n Deel waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Huijs ter Boede en Middelwout bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 204-206. 

  54. Isaacq Scheepers van Rotterdam was getroud met Hester van der Heijden, die dogter van Jacobus van der Heijden en Elsje Gildenhuijs. Hy was ‘n vryburger te Stellenbosch . Sien C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, no. 2. 

  55. Scheepers het toestemming van Here XVII ontvang om na Batavia te gaan ten einde daar appèl aan te teken teen die vonnis wat die Raad van Justisie aan die Kaap op 30 Desember 1716 teen hom gevel het. (Vgl. C.J.2569:Uitgaande Brieven, 1720-1755, pp. 1-2.) Besonderhede omtrent die saak teen Scheepers kan gevind word in C.J.6:Criminele en Civiele Regts Rollen, 1715-1717, onder 13 Augustus, 26 September, 8 Oktober, 18 en 27 November, en 19 en 30 Desember 1716; asook in C.J.320:Criminele Proces Stukken, 1716, nos. 92, 107, 108, 200, 202 en 209. 

  56. Mr. Petrus Vuijst was die seun van Hendrik Vuijst en Maria de Nijs, en is in 1691 in Batavia gebore. Hy is in 1711 as student na Haarlem . In 1716 het Here XVII hom aan gestel as advokaat-fiskaal van Indië, en reeds die volgende jaar het hy sy pligte aanvaar. In 1724 word hy Raad van Indië, en in 1726 Goewerneur van Ceylon . Hy is in 1729 na Batavia teruggeroep om tereg te staan op ‘n aanklag dat hy persone sonder ‘n behoorlike verhoor ter dood veroordeel het. In 1732 is hy skuldig bevind en ter dood veroordeel. Na sy teregstelling het sy weduwee, Barbara Wilhelmina Gerlings, en hulle dogter na Nederland teruggekeer. Sien Wijnaendts van Resandt, W.:De Gezaghebbers der Oost-Indische Compagnie op hare Buiten-Comptoiren in Azië, in dieGenealogische Bibliotheek, deel II. 

  57. Sien C.227:Requesten, 1720, no. 94. 

  58. Hy is in 1698 na die Kaap verban. 

  59. Willem Helot van Amsterdam het in 1694 met die Nederland na die Kaap gekom. In 1706 word hy Sekretaris van die Politieke Raad, en kort daarna word hy bevorder tot die rang van onderkoopman. In 1709 volg hy Cornelis D’Ableing as sekunde op, en na Goewerneur Louis van Assenburgh se dood in 1711, word hy aangewys as tydelike Gesaghebber. Hy het Here XVII versoek om hom as Goewerneur aan te stel, maar sy administrasie het nie genoegdoening verskaf nie, en in 1714 is hy na Patria teruggeroep. Sien verder ook die Inleiding van dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV. 

  60. Jacobus van der Heijden was die seun van Andries van der Heijden en Hester Kuijer, en was afkomstig van Haarlem . Hy was met Elsje Gildenhuijs getroud, en het in 1703 hertrou met Abigael Vroom. Van der Heijden het verskeie plase besit, en het ‘n leidende aandeel gehad in die stryd teen Willem Adriaan van der Stel. (Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, pp. 513-522; M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 20.) 

  61. ‘n Deel waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Wijnendaal bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, p. 219. 

  62. ‘n Verklaring deur Ysbrand van Coppen en Jan Crol, die poshouers te Vissershok en Groenkloof , oor hierdie saak, kan gevind word in C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 187-188. 

  63. Die instruksies vir die hospitaal kan gevind word in C.702:Instructiën, 1686-1722, pp. 130-146. 

  64. Heinrich Oswald Eksteen (1678-1747) is in Lobenstein gebore en het in 1702 as adelbors na die Kaap gekom. Hy is in 1704 met Sara Heijns getroud, en het in 1714 met Everdina Cruijwagen hertrou. In 1719 is hy vir ‘n derde keer getroud met Aletta van der Heijden. (Sien C.J.2598:Testamenten, Codicillen &a., 1702-1714, no. 60; C.J.2656:Testamenten, 1740-1741, no. 61.) 

  65. Sien M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 126. 

  66. ‘n Deel waarin ‘n bemanningslid op die skip Goudriaan bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 227-228, asook C.227:Requesten, 1720, no. 101. 

  67. Sien C.291:Memoriën, 1710-1726, p. 251. 

  68. Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 135, 139, 147, 151 en 159. 

  69. Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 171-172. 

  70. Die tweede memorie is hier weggelaat. Daarin verstrek die pakhuismeester, dispensier, keldermeester en ekwipasiemeester besonderhede omtrent tekorte in voorrade. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, pp. 229-232. Die oorspronklike memorie berus in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 259-261. 

  71. Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 29 Oktober ook vergader. Sien C.605:Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 370. 

  72. ‘n Memorie van die sekunde, Abraham Cranendonk, is hier weggelaat. Daarin word besonderhede verstrek omtrent tekortkomende en beskadigde voorrade uit die skepe Schoteroogh , Linschoten , Middelwout en Kockenge , en in die negosiepakhuis. Die Raad het besluit om die items as verliese af te skryf. Sien C.15:Resolutien, 1720-1721, pp. 238-241. Die oorspronklike memorie berus in C.291:Memorien, 1710-1726, pp. 263-264. 

  73. Sien C.227:Requesten, 1720, nos. 106, 107, en 108. 

  74. Claas Maijboom is in 1666 in Meppel gebore, en het daarna lank in Amsterdam gewoon. In 1702 het hy na die Kaap gekom en hom hier as vrybakker gevestig. Hy was getroud met Geertruijd Specking. (Sien C.J.2598:Testamenten, Codicillen&a., 1702-1714, pp. 230-235.) 

  75. Hy is in 1685 in Velsen gebore en was as smit in diens van die Kompanjie voordat hy in 1714 ‘n vryburger geword het. Hy is in 1715 getroud met Hilletje Verschuur, die weduwee van Conrad Gerd Pieper. (Sien C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 68.) 

  76. Hy was getroud met Anna, die dogter van Pierre Rossouw, en het op die plaas Sion in Drakenstein gewoon. (Sien Stellenbosch 18/4:Testamenten, 1715-1720, no. 15.) 

  77. Hy het in 1714 as korporaal met Barnevelt na die Kaap gekom en is in 1716 aangestel as baas van die wapenkamer. Sien C.226:Requesten en Nominatiën, 1719, pp. 173-174. 

  78. Jacob Paassen van Utrecht was getroud met Barbara de Jongh, die dogter van Willem de Jongh en Catharina de Leeuw. Hulle het vier kinders gehad. Sien C.J.2601:Testamenten, Codicillen &a., 1721-1722, pp. 51-55. 

  79. Cranendonk het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  80. Die oorspronklike rapport en ‘n kaart van die grond, geteken deur Cochius, kan gevind word in C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 225-227. 

  81. Sy was die dogter van Jacobus van Brakel en Margaretha Elbers en is in 1704 gebore. In 1722 is sy met Christoffel Brand getroud. 

  82. Hendrik Pretorius was die seun van Wessel Pretorius en Geertruij Elbers. Hy is in 1701 gebore. 

  83. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  84. Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 26 November ook vergader. Vgl. C.605:Origineel Dagregister, 17 18-1724, p. 379. 

  85. Sien C.227:Requesten, 1720, nos. 109 en 110. 

  86. Dirk Coetse (1655-1727) was die seun van Gerhard Coetse en Margaretha Claasen en is in Campen gebore. Hy was getroud met Sara van der Schulp, die dogter van Jacob van der Schulp en Maria Elison. In 1679 het hy na die Kaap gekom, en in 1683 het hy na Stellenbosch verhuis, waar hy hom op sy plaas Coetzenburg , gevestig het. (Sien C.228:Requesten, 1721, pp. 371-272; C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, pp. 43-48.) 

  87. Claude Marais was die seun van Charles Marais en Catherine Taboureaux en is in 1662 te Plessis Marle naby Parys gebore. Hy was getroud met Marie Avicé van Orleans, en het in 1721 hertrou met Susanne Gardiol, die weduwee van Abraham de Villiers. (Sien C.J.2601:Testamenten, Codicillen &a., 1721-1722, pp. 68-70; M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 51.) 

  88. Jacobus Bota was die seun van Fredrik Bota en Maria Kickers. Hy is in 1692 gebore, en is in 1713 met Elsje Snijman, die dogter van Christoffel Snijman en Margaretha de Savoije, getroud. 

  89. Claas Nieuwhof het op 13 Junie 1720 met die Elisabeth in Tafelbaai aangekom as opperhoof van die geselskap wat na Rio de la Goa sou gaan. Hy is egter kort na sy aankoms aan die Kaap oorlede. (Vgl. Coetzee, C. G.:Die Kompanjie se Besetting van Delagoabaai , in dieArgiefjaarboek, 1948, deel II, p. 227.) Hy was afkomstig van Amsterdam en was getroud met Aletta van der Storm. Sy testament het bewaar gebly in M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 135. Die instruksies aan Nieuwhof kan gevind word in C.122:Bijlagen, 1720-1721, pp. 259-263. 

  90. Hierdie datum is foutief. Die oorspronklike brief is gedateer 23 Desember 1719. Sien C.438, deel I:inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 201-214. 

  91. Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, p. 243. 

  92. Die skipper van die Caab

  93. Die skipper van Gouda

  94. ‘n Deel waarin twee bemanningslede op die hoeker Caab bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.15:Resolutiën, 1720-1721, p. 259.