C057 v1.20
C. 57, pp. 2-8.¶
Dingsdagh den {17210902} 2e September 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert de Heeren Abraham Cranendonk en Cornelis van Beaumont.
Naar lecture der ingekomene missive van landdrost en burger chrijgsraad van Stellenbosch ,1 inhoudende versoek dat vermits den burger ritmeester aldaar, Johannes Oberholster,2 met ër woon sig Caabwaarts hadde begeven, en daaromme zeer gaarn van die bedieninge ontslagen wilde sijn, die plaats weeder met een ander bequaam subject gesuppleert mogte worden; Soo is naar deliberatie goetgevonden en geresolveert tot ritmeester der geme. burger compe. aldaar bij deesen aan te stellen den luijtenant Francois du Toij, tot luijtenant den cornet Warnar van den Brink, en tot cornet den burger Theunis Bota.3
Laastelijk4 geleesen geworden zijnde ‘t onderstaande requeste:5
Aan den Wel Edelen Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - nevens den Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtbare Heeren,’
‘Vertoonen met alle onderdanigheijt Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbares nederige dienaren, de ondergetekende aan den voet deeses, hoe het bij de tegenwoordige conjuncture van tijt waar in de Hottentots meestendeel tot haar eijgen sustentatie onder de vrijluijden komen te schuijlen, gebeurt dat eenige van de supplianten haare mansslaven sig met het vrouwvolk van die natie komt te vermengen, en uijt deselve kinderen telen, die ten haaren laste werden opgequeekt, en soo verre in staat gebragt dat daar van eenige dienst soude kunnen hebben, maar wanneer als dan door deese of geene werden aangesogt of ook wel bij quaatwilligheijt sig onttrecken van die pligt aan haare opvoederen schuldig, waar door haarlieden somtijts veel nadeel in de verwagt werdende diensten voor de aangewende oosten wert aangebragt, gelijk sulx al eenige van de ondergetekende is te beurte gevallen, soo keeren sij sigh reverentelijk tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. met ernstige beede dat er een seeker getal van jaaren mag werden gestipuleert binnen dewelke zoodanige afsetsels mogen werden verbonden omme haare voetsterbasen te dienen, sonder dat andere buijten correctie die kunnen debaucheeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) H. v. Brakel,6 Mathijs Krugel,7 D. Pfeil,8 Jan Jurgen Roose,9 F. du Toit, Wm. vn. Zijl,10 W. de Vos.11 ‘
Is verstaan vermits d’ afwesentheijt sommiger leeden deeses Raats, de dispositie daar omtrent tot nadere gelegentheijt uijt te stellen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 9-12.¶
Dingsdagh den {17210909} 9e September 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Hr. Abraharn Cranendonk.
In nadere overweginge genomen zijnde ‘t versoek door de landbouers Harmanus van Brakel, Matthijs Krugel en andere heeden over agt dagen bij requeste gedaan en verbatim in de resolutie onder dien datum geinsereert, is goetgevonden alvoorens daar omtrent finalijk te besluijten, ‘t selve te stellen in handen van landdrost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn , omme diesaangaande deesen Raade te dienen van haar schriftelijk berigt en consideratien.
Soo als vervolgens geresolveerd is op de gedane voorstellinge van den Edele Heer Gouverneur dat op den 1e October aanstaande op de voorjarige vat of pagt conditien aan de minstbiedende weder publicquelijk sal werden verpagt de leverantie van versch vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal, slaven &a., tot bekentmakinge van ‘t welke alomme de vereijschte billietten sullen worden aangeplakt.
Door den onderkoopman encurator ad lites, Nicolaas Heijningh, ter vergadering overgegeven weesende de boedel reken, der goederen van overledene ‘s Comps. dienaren dit lopende boekjaar onder sijne administratie gevallen, en door den boekhouder Jacob Lever en den adsistent Abraham Decker,12 als daar toe van den Edele Heer Gouverneur gecommitteert, geexamineert, en volgens bijgevoegde verclaring accordeerend bevonden, is verstaan deselve bij deesen t’ approbeeren.13
Ingevolge ‘t genotuleerde van den 13e Augustij jongstleden,14 is door den Hr. Cornelis van Beaumond, gehoord hebbende Daija Mamoetij of de Rds. 201 waar voor sijn slaaf Leander van Mallebaar hadde gekogt, door denselven niet behoorlijk was voldaan, en dienvolgens ook genijgt volgens beloften denselven van sijnen slaafsen dienst t’ ontheffen, in Raade geexhibeert behoorlijk acquit der voorseijde somma,15 weshalven verstaan is dat aan den voorne. Leander een vrijbrief sal worden verleend, mits borgen stellende van binnen den gestipuleerden tijt niet te komen ten laste der diaconije deeser plaatse.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 13-19.¶
Dingsdagh den {17210916} 16e September 1721, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Hr. Abraham Cranendonk.
Den schipper van ‘t aanweesent schip Meijenburgh ter vergadering binnen gekomen en door den Edele Hr. Gouverneur afgevraagt zijnde wanneer denselven vermeijnde in staat te sullen weesen van met gerustheijt de reijse van hier naar Batavia te konnen ondernemen, betuijgde denselve dat vermits de swakheijt der ophebbende manschap en bijsonderlijk omtrent de matroosen, sulx nog wel tot in de naastvolgende week soude aanlopen, weshalven verstaan is dat ter oorsake de manschap van die kiel in een desolate staat hier aangekomen sijn en seer veele op de rijse overleeden, tot welkers plaatsvulling en singulierlijk der matroosen, men geen genoegsaam aantal alhier op de werf aan de hand heeft, de depesche van dien bodem dienvolgens voor als nog uijt te stellen, omme ter naaster vergadering daar over nader te besluijten, sullende inmiddels de nodige provisien en andere nodigheden aan die kiel worden verstrekt.
Vervolgens is men overgegaan tot de lecture der ingekomene missive van landdrost en burger crijgsraad aan Stellenbosch ,17 versoekende bij deselve dat vermits den burger vaandrig, Steven Niel, zigh met ër woon Caabwaarts begeven had, die vacante plaats weder met een ander bequaam subject mogt worden gesuppleert, mitsgrs. aan haar tot gebruijk op d’ aanstaande generale wapenschouwing verstrekt, volgens jaarlijxe usantie, drie vaatjes buskruijt en 600 ps. snaphaansteenen, benevens eenige ammonitie tot voorvallende commandos; waar over gedelibereerd weesende, verstaan is tot burger vaandrig aldaar aan te stellen den landbouwer Wouter de Vos, en dat aan haar de versogte ammunitie sal worden verstrekt, sullende die tot commandos gegeven word, nogtans bij behoorlijke reeke. moeten worden verantwoord.18
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 20-25.¶
Dingsdagh den {17210923} 23e September 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert de Heeren Abraham Cranendonk en Cornelis van Beaumont.19
Waar naar den schipper van ‘t schip Meijenburg ter vergaderinge binnen gekomen en door den Edelen Heer Gouverneur afgevraagt geworden zijnde of sijnen gemelten bodem benevens de manschappen daar op bescheijden sig als nu niet in die staat bevonden omme met gerustheijd de reijse naar Batavia te kunnen ondernemen; soo verklaarden denselven sig in staat te bevinden omme sulx op aanstaande Saturdag, weer en wind daar toe dienende, te kunnen ondernemen, versoekende eeniglijk dat aan hem eenige suijker mogte werden verstrekt; waar over dienvolgens gebesoigneert sijnde, verstaan is dat die verstreckinge ten spoedigsten sal werden verrigt, en vervolgens die kiel ten gemelten dage gemonstert en van hier gedepescheert.
Daar na gaf den Edelen Heer Gouverneur te kennen hoe dat ‘t Haar Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren 17en hadde behaagt aan Sijn Edele soon, Pieter Rocques Pasques de Chavonnes,20 ondercoopman en dispencier alhier, goetgunstiglijk te accordeeren in sijne qualiteijt van ondercoopman na Batavia te mogen vertrecken, om welke redenen Sijn Edele als nu voorstelde denselven van sijn bedieninge van dispencier te mogen werden ontheft; weshalven naar deliberatie verstaan is den gemelten Pieter Rocques Pasques de Chavonnes van gem. dispenciers plaats bij deesen te ontslaan, mits doende verantwoordinge soo ‘t behoort.
En alsoo dienvolgens gem. bedieninge als nu quam te vaceeren, soo stelde den Edele Heer Gouverneur wederom voor tot dispencier den ondercoopman en landdrost, Jacob Voet, dog ten aansien den Heer Abraham Cranendonk door indispositie afweesig, en egter bij deese sake merkelijk als secunde en hooftadministrateur deeses Gouvernements geintresseert was, waren de leeden des Raads van oordeel dat alvoorens finalijk hier omtrent te besluijten, door den Secretaris deeser Vergaderinge Sijn Edeles goedvinden deesen aangaande behoorden afgevraagt en ingenomen te werden; ingevolge van ‘t welke den voorgemelde Secretaris sig bij Sijn Edele vervoegt, ende weder ter vergaderinge voor rapport gedient hebbende dat den Heer Cranendonk hadde gelieven te verklaaren dat bij aldien den Edelen Heer Gouverneur benevens den Raad vermeijnden dat den voorgestelde persoon van den ondercoopman Voet besat de vereijschte hoedanigheijt en bequaamheeden tot ‘t bedienen van soodanigen comptabelen ampt als de dispens is, Sijn Edele in sulken gevalle daar niets dan tegen hadde; weshalven over ‘t een en ‘t ander nader gedelibereert sijnde, goedgevonden ende beslooten is den gemelten ondercoopman Jacob Voet bij deesen aan te stellen tot dispencier deeses Gouvernements, in die verwagtinge dat denselven die bedieninge met de vereijschte trouwe, vigilantie en promptitude sal komen waar te nemen.
En gemerkt door dat besluijt het ampt van landdrost is komen open te vallen, Soo is ter consideratie van de goede bequaamheeden van den boekhouder Martinus Bergh,21 mitsgaders sijn instantig versoek, goedgevonden denselven bij deesen insgelijx aan te stellen tot landdrost van Stellenbosch en Drakensteijn .
Eijndelijk geleesen sijnde het requeste door Carel Jansz. van Bengalen22 in volgende bewoordinge overgegeven:
Aan den Wel Edele Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestre. Heer en Edele Agtbe. Heren,’
‘Geeft met behoorlijk respect te kennen Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbs. gants ootmoedigen dienaar, Carel Jansz. van Bengalen, hoe alhier in deese Tafelvalleije tusschen de huijsen van den Eerw. predikant D’Aillij en den burger Durand Sollier23 een stuk huijs erv komt te leggen, nog behoorende aan d’ E. Compe., waar op den supplt. wel genegen soude sijn een huijsje, om daar selfs in te woonen, te bouwen, soo neemt hij de vrijheid van sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. met nedrige beede dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. den supplt. de gunst gelieven te bewijsen van hem het gen. erf in eijgendom te vereeren, zijnde den supplt. bereijd het selven met den eersten te betimmeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Soo is goedgevonden en verstaan denselven het versogte huijs erv in eijgendom te accordeeren, mits gehouden blijvende ‘t selve te eersten te bebouwen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 26-30.¶
Dingsdagh den {17210930} laasten September 1721, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Heer Abraham Cranendonk.
De schippers van de aanweesende schepen Barbesteijn , Opperdoes en de Baanman ter ordre van den Wel Edelen Heer Gouverneur in Rade verschenen, en aldaar voorgestelt geworden zijnde tot hoe verre haare onderhebbende bodems benevens de manschappen daar op bescheijden tot de reijsvorderinge na Batavia waren gebragt, en wanneer sij vermeijden in volle staat te kunnen weesen omme van hier te werden gedepescheert, en met alle gerustheijt die togt te ondernemen; zoo verklaarden deselve eenpariglijk dat sulx nog wel tot in de aanstaande week, of wel langer soude konnen aanloopen; over ‘t welke gebesoigneert sijnde, verstaan is dat die kielen in die tusschentijt van ‘t nog manqu’erende sullen werden voorsien, en vervolgens op de eerste bequame gelegentheijt gemonstert en haare depesches afgegeven.
Wijders is goedgevonden bij deesen te committeeren den Heer capiteijn Kaje Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz, tot de jaarlijxe wapenschouwinge over Stellenbosch en Drakensteijn , mitsgaders voorstellinge van den nieuwen landdrost, Martinus Bergh, enin locoinspectie te nemen over het different der landscheijdinge tusschen de wede. van wijlen Johannes Albertus Laubster en Hendrik Scheffer, partijen, is ‘t doenlijk, in der minne te verdragen, of wel andersints te dienen van haar schriftelijke rapport en ondervindinge.24
Alsoo door ‘t overlijden van den burgerraad Hendrik Möller, en den burger, Gabriel Döman, twee brandmeesters plaatsen sijn komen open te vallen, Soo is goedgevonden en verstaan in derselver plaatsen wederom bij deesen aan te stellen de burgers Gijsbert la Febre en Hendrik Oostwalt Eksteen.
Laastelijk getreeden sijnde tot de lecture en overweginge van ‘t requeste door de pagters der Caabse coele wijnen in de volgende bewoordinge overgegeven:25
Aan den Wel Edelen Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeven met schuldige eerbied te kennen Anthonij Hoeseman, Isaak Esser, Martinus van Leijpsigh en Melt van der Spuij, als gesamentlijke pagters der Caabse coele wijnen, hoe zij dagelijk tot haar groote nadeel ervaren dat diverse wijn bouwers, ja selve Comps. dienaars, waar onder Jan Heufke,26 Steven Niel, Pieter Juber,27 Daniel Hugo en Amos Lambregts,28 haar wijnen komen te presenteeren en te verkopen, soo bij half amen, kelders, carbassen en andere kleijne maaten, aan scheepsvrienden en alhier Caabse ingesetenen, die deselve wederom van haare t’ huijs leggers, als de gaande en komende man bij gelagen bestaan te vertappen; Zoo is ‘t dat sij supplten. sig kerende tot Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. ootmoedelijk versoeke aan gem. wijnbouwers en Comps. dienaar sulx mag werden geinterdiceert en verboden, op dat sij supplten. dies te beeter in staat mogen sijn haare uijtgeloofde pagtpenningen te kunnen opbrengen en voldoen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Is verstaan alvoorens daar omtrent finalijk te besluijten, dat ‘t selve sal werden gestelt in handen van den coopman en pakhuijsmeester, Jan de la Fontaine, en den ondercoopman en Secretaris deeser Vergaderinge, Adriaan van Kervel, ten eijnde ten overstaan van den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, gevoegelijke en de bequaamste middelen uijt te denken waar door in ‘t vervolg soude kunnen werde geweert en voorgekomen de menigvuldige smockelarijen die tot merkelijk nadeel der E. Compe., en kragtige ondersteuninge selfs van de pagters alhier, in swang hebben gegaan en niet verijdelt hebben konnen worden, niet tegenstaande alle mogelijke precautien en devoiren daar teegens sijn aangewend geworden.29
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 31-33.¶
Woensdagh den {17211001} 1e October 1721, voormiddags. Extrs. vergadering.
Alle present, uijtgesondert de Heeren Abraham Cranendonk en Cornelis van Beaumont.
Ingevolge d’ affixie van billietten alomme ter behoorlijker plaatse gedaan, naar voorgaande clocke geslagh en omklinken der boode, getreden wesende tot ‘n publicquelijk verpagten van de leverantie van versch vleesch en levendige schaapen voor den tijd van een jaar aan ‘s Comps. passerende schepen, hospitaal, slaven &a., heeft sig niemand deeser ingesetenen opgedaan tot den aanneem van dien, sijnde eeniglijk door den boekhouder van het slagthuijs, Hendrik Sprinkhoorn,31 uijt name ende van weegen den jegenwoordigen leverancier, Jacobus van der Heijden, in Rade aan gepresenteert, ende verklaart dat denselven Van der Heijde, jegenwoordig tot den inkoop van vee landwaards getoogen sijnde, wel geneijgt was de leverantie van ‘t gemelte vlesch op den voet en prijs van voorleedene jaar als nog aan te houden, sonder nogtans voor een sekere tijt bepaalt te willen of konnen weesen, ter consideratie denselven, rets hooge jaaren hebbende, sijne familie naar sijn dood met soo grooten last niet beswaard wilde naarlaten, boven en behalven dat hij in deese tijden niet genoegsaam was versekert ten allen tijden genoegsaam slagtbaar vee te sullen kunnen magtig werden; dat hij egter in sulken geval, wanneer genoodsaakt soude moeten weesen uijt te scheijden, aannam de E. Compe. genoegsame tijt bevoorens daar van soude waarschouwen; dog dat bij aldien ijmand anders der ingesetenen sig mogte komen aan te bieden gemelte leverantie op een betere en facielder voet aan te nemen, hij als dan sig gaarne van deese presentatie ontslagen hield, en ook bereijd was om voor een vierde part als dan in die leverantie deel te nemen; over ‘t welke gedelibereert en daar nevens geconsidereerd sijnde de afwesigheijd van twee leden deeser Vergaderinge, mitsgaders die van den voormelden aanbieder, Soo is goedgevonden en beslooten de dispositie daar omtrent tot nadere gelegentheijt uijt te stellen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 34-41.¶
Dingsdagh den {17211007} 7e October 1721, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert de Heren Abraham Cranendonk, Kaje Jesse Slotsboo en Jan de la Fontaine.
Naar lecture van ‘t requeste door den burger Cornelis Smuts34 in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:
Aan den Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtbe. Heeren,’
‘Verthoond met diepe eerbied Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. gantsch needrigen dienaar, Cornelis Smuts, burger alhier, hoe hij seeker stukje huijs erve, gelegen in deese Tafelvalleij in ‘t blok O, en aldaar no. 9, met kennisse van Uwe Wel Edele Gestrenge door den landmeter heeft doen meeten, en ‘t selve groot bevonden zijnde 20 quadraat roeden en 60 do. voeten, wijders belent als dit annex caartje daar van geformeert, komt aan te thoonen,35 en alsoo hij supplt. wel genegen soude sijn om daar op een huijsje te timmeren tot sijn eijgen gebruijk, soo keert den versoeker sig in alle ootmoedigheijd tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. met needrige beede van aan hem gemelte stukje huijs erv in eijgendom gelieve te vergunnen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan ‘t versogte stukje huijs ervs denselven bij deesen in eijgendom te accordeeren, mits gehouden blijvende het selve sonder lange uijtstel te bebouwen.
Waar naar in overweginge genomen zijnde het requeste door den heemraad Dirk Coetsee in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:36
Aan - - - d’ Edle. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - mitsgaders aan d’ Ed. Agtbe. Politilcen Raad.
‘Wel Ed. Gestre. en E.E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeft eerbiedelik te kennen Dirk Coetse, geboren in den jaare 1655, dat den supplt. 1679 in Africa aangeland, sig vier jaren aan Cabo de Goede Hoop, seedert aan Stellenbosch tot dato deeses metter woon onthouden, dat van den jare 1685 in kerkelijke bedieninge als diacon en ouderling, en sedert 1687 menigmaal in ‘t collegie van heemraden geseten heeft, ook in den jaare 1706 tot capiteijn van de Stellenbosche infanterije gehonoreert is, in welke soo kerkelicke als burgerlicke bedieninge sigh na sijn gering vermogen trouwhertig heft soeken te quijten. Hoe de supplt., nu 66 jaren out, met een swacke vrouw sonder kinderen in huijs, teegen de onafscheidelicke moeielicheeden37 van ‘t landleeven niet wel bestendig, van herten wenst om het overige van sijn leven in meer ruste en minder omslagh te mogen doorbrengen, ten welken eijnde de supplt. sig gaarne met der woon aan Cabo de Goede Hoop soude vervoegen; Soo is ‘t dat de supplt. Sijn Wel Edele Gestre. en E.E. Agtbe. met alle demoet en ernst bid den supplt. uijt aanmerkinge van ‘t een als ander, dog meer uijt U. E.Eds. Gestre. en Agtbe. goedheijd te willen gratificeeren dat van sijne burgerlijcke bedieningen op een Uwel E.Eds. behaaglicke wijse mogte ontslagen worden.’
‘’t Welk doende etca. (Was getekent) D. Coetsee.’
Soo is goedgevonden en geresolveerd desselfs versoek te accordeeren, ende dienvolgens denselven bij deesen t’ ontheffen en ontslaan van alle sijne burgerlijke bedieningen; weshalven in desselfs plaatse tot capiteijn over een burger compe. infanterij aan Stellenbosch werd aangestelt desselfs luijtenant, Hermanus van Brakel, tot luijtenant den vaandrager, Jacobus de Lange, ende wederom tot vaandrigh dier compe. den burger aan Stellenbosch , Johannis Louw.38
Vervolgens is ter vergaderinge verscheenen den Heer Petrus van Aken, predikant aan Drakensteijn , versoek doende bij monde dat vermits de ene gevel der kerke aldaar aan de noord sijde was komen in te storten, d’ E. Compe. van die goedheijd wilde zijn aan hem eenige penningen te willen fourneeren tot den weder opbouw van dien, geconsidereerd d’ E. Compe. als meesters deeser landen, volgens gebruijk door gantsch India, ja selfs op de alderkleijnste plaatsen van haar territoir daar sig kerken bevonden, als verpligt waaren niet alleen de verbeteringen, maar selfs den opbouw der kerken uijt haare beursen te volvoeren; hoewel de Caabse diaconie daar tegens aangegaan hebbende, hadden gescheenen een touw gepreparert te hebben tot haar eijgene omkomst; over ‘t welke een en ander met aandagt gedelibereert sijnde, goedgevonden en geresolveerd is den meergeme. Heer predikant Van Aken bij deesen te ordonneeren desselfs vorenstaande versoek tot meerder ligt deeser Raad in geschrifte te doen vervatten ende, bij desselfs gantsche kerkenraad ondertekent, alhier in Raade t’ exhibeeren, ofte bij aldien sulx als nu uijt hoofde van de voorgestelde siekte aan Drakensteijn regerende, niet soude kunnen werden geeffectueert, dat Sijn Eerw. als dan bij ‘t voorsz ongetekende requeste sal moeten annexeren de originele resolutie in kerkenrade van Drakensteijn ten deesen opsigte genomen ende getekend, sullende als dan het een en ‘t ander nader overwogen en diesaangaande gedisponeert werden.
Laastelijk is door den ouderling van Stellenbosch , Dirk Coetsee, uijt name van predikant en kerkenraade aldaar in Rade gepresenteert seekere schriftelijke reeke. mitsgaders het onderstaande requeste, luijdende als volgd.39
Aan - - - d’ Ed. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders aan d’ Ede. Agtbe. Politicque Raad.
‘Wel Ed. Gestre. en EE. Agtbe. Heren,’
‘Vertoont met schuldige eerbied d’ kerkenraad aan Stellenbos hoe met den kerkenbouw reeds gevordert sijn dat deselve onder dak, van binnen bepleijstert en de nodige glasruijten gekogt zijn, waar toe (hoewel op ‘t menagieust overleijd) reets besteet en uijtgegeven is ƒ15,940:9:-, behalven nog schuldig en onbetaalt ƒ1204:11:-, daar nogtans haare kerke cassa groot was ƒ13,077:7:-, gelijk Uwel Ede. Gestr. en Agtbe. blijken kan uijt nevensgaande rekening, die de supplten. haar d’ ere geven van over te leveren; soo dat de supplten. tot voortsetting van ‘t werk onse diaconie bewogen heeft om uijt haare geringe cassa rekening ter leen te geven ƒ2863:2:- expres ingehouden tot soodanigen eijnde; en alsoo tot voltoinge40 nog deficieert het bepleijsteren der kerk van buijten, het maken of verlooten der glaasen, het bevloeren, de predikstoel, de mansbanken &a., &a., Soo is ‘t dat de supplten. de vrijheijd nemen om haare groote behoeften te vertoonen en nedrig te bidden dat Haare E.Ede. en Agtbe. gelieven de supplten. een weg of middel aan te wijsen en te faciliteren om ƒ4000 te mogen verkrijgen, die sij ten uijttersten van noden hebben, soo tot remboursement van diaconij penningen, als betaling van haar nog open staande schulden, sullende sij hier na Uwel Edele en Agtbs. niet meerder lastig vallen, maar middel soeken uijt te vinden om de kerk te voltooien.’
‘’t Welk doende &a. (Was getekent) Henricus Beek, P. van der Bijl, D. Coetsee, Antoni Faure, Philip Morkel. (In margine) Stellenbos , 1721, 5 October.’
Overs welkers inhoude met aandagt sijnde gebesoigneert, verstaan is dat de dispositie diesaangaande sal werden gesurcheert en opgehouden tot tijt en wijle op ‘t gedane versoek van die van Drakensteijn insgelijx sal werden gedisponeert.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.41
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 42-51.¶
Dingsdagh den {17211014} 14e October 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den ondercoopman en winkelier, Jan Alders. Is door den Edelen Heer Gouverneur ter vergadering geexhibeert de onderstaande schriftelijke consideratien en sentimenten der drie aanweesende predikanten van de Caab, Stellenbosch en Drakensteijn , luijdende verbatim aldus:
Aan den Wel Edele Gestrenge Groot Agtbe. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Groot Agtbe. Heere en E. Agtbe. Heren,’
‘In voldoeninge van Uwel Edeles seer Christelijke resolutie van den 17e Julij deeses jaars, seggen wij:’
‘1. Dat Christen en geen heijdense kinderen mogen en moeten gedoopt werden.’
‘Het eerste bewijsen wij om dat de Christen kinderen in het verbond Gods begrepen worden, de H. Petrus wil, Hand. 2 vers 39, der gelovigen kinderen aangemerkt hebben als staande in het verbond Gods, dewijl hun de beloften des verbonds toekwamen, en daar om moet ook de doop als een teken en zegel des verbonds aan haar gegeven werden. Ook nemen de kinderen der gelovigen in een gesonden sin de voorwaarden des verbonds aan en volbrengen deselven, dewijl sij sulx doen in hunne ouders. Immers, de ouders omhelsen door den gelove Gods beloften niet alleen voor haar selven, maar ook voor hunne kinderen als die vervangenden, dit blijkt uijt Deut. 29 vers 10-15, alwaar getoont word hoe ouders, hunne kinderen vervangenden, met God in een verbond konnen treden, doe ër bij Joh. 4 vers 53, de hoveling geloofde met sijn geheel huijs, onder welk huijs ook een kind dat hij hadde, begrepen word.’
‘Het tweede, dat namentlijk de heijdense kinderen niet mogen gedoopt worden, sal nu uijt het reets gesegde volgen, want de kinderen der heijdenen, hoe men die ook beschouwt, of in hunne personen of in hunne ouders, zijn buijten het verbond Gods en mogen daarom het teken en zegel des verbonds niet ontfangen, immers, sij geloven niet werkelijke in de Heere J.C., sij doen daar van geen belijdenisse, ja hebben in ‘t geheel geen beseffen van het geen omtrent hen geschiet. Dit gebrek word door hunne ouders, met welke sij als een lighaam uijtmaken en geagt worden te doen het geen de ouders doen, niet vervult, dewijl die selfs niet geloven. Wanneer dan de ouders niet geloven, soo konnen de kinderen niet als gelovigen in die ongelovigen ouders worden aangemerkt. Uijt dien hoofde hebben sij geen deugdelijk regt tot den H. doop, die allen die genen toekoomt42 die Zijne geloofs toestemminge doet aan Gods verbond, het zij door zijn eijgen of door sijns ouders mond, wij seggen door des ouders mond, om dat wij alle andere monden, als geene de minste betreckingen op malkanderen hebbende, hier van uijtsluijten. Laat ons uijt des Heren Woord beweesen worden het geen wij in de extract missive van den 25e Januarij 166443 vinden ter neder gestelt: dat de kinderen der heijdenen op het geloof van hunne eijgenaars mogen gedoopt worden enz. Het bijgebragte leerbeelt van Abraham bewijst niet, dewijle alle die van zijne huijse waaren, niet op sijn, maar op hun eijgen geloove besneeden sijn, dit segt de verbonds God van Abraham selfs, Gen. 18 vers 19: Abraham hadde sijne huijse bevelen gegeven, zij hieuwen de weg des Heeren en deeden geregtigheijt en gerigte. Nooijt sullen wij misdoen als wij, als Abraham, onse huijse, dat zijn onse slave enz., eerst den weg des Heeren bekent maken enz. en dan daar na doopen.’
‘Daar man of vrouw een geloving Christen is, mogen de kinderen evenwel gedoopt worden, dewijl de H. Paulus, 1 Corr. 7 vers 14, die als heijligen aanmerkt, mits nogtans dat die geene der ouders die Christen is, over den H. doop als de mond der kinderen staa en voor hun amen antwoorden.’
‘2. Vinden wij seer betamelijk dat zoodanigen kinderen, als ook hoeren kinderen, op eene andere tijd als die der Europeanen gedoopt worden, en soude men sulx Sondaags voormiddag, dewijl ër hier in de week niet gepredikt word, konnen doen.’
‘3. Voor het overige gedragen wij ons aan Uwel Edeles aangetogene resolutie die Uwel Edelen als voedsterheeren deeser kerken hebben gelieven te nemen, als ook aan de Bataviasche resolutie van den 23e September 1712.44 ‘
‘(Onderstont) Cabo de Goede Hoop, deesen 20e Augustus 1721. (Was getekent) Joh. Godefr. D’Aillij, eccless. in Cabo, P. van Aken, eccles. in Drakensteijn , Henricus Bek, eccls. in Stellenbos .’
Dienende tot voldoeninge van ‘t gerequireerde vervat bij de resolutie van den 17en Julij jongstleeden in deese Vergadering genomen, daar nevens door Zijn Edele wordende voorgestelt hoedanig daar omtrent als nu verder behoorde gehandelt te worden; weshalven diesaangaande met aandagt gedelibereert en daar neevens geconsidereert weesende dat het geëert aanschrijvens der Hooge Indische Regeeringe van den 25e Januarij 1664, ten subjecte van den kinderdoop herwaarts aangeschikt, met het voorsz schriftuijr niet alleen volkomen word tegen gesprooken, en de langduijrige daar op gevolgde gewoontens alhier te niete gedaan, maar ook boovens dien de Hollandse classicale gevoelens en argumenten daar bij vervat, als om ver geworpen; Soo is goedgevonden en geresolveert ten dien subject voor als nog geen besluijt te nemen, maar dat alvoorens diesaangaande sal worden versogt het geeert goeddunken soo van onse Heeren en Meesters, als de Hooge Indische Regeeringe.
Vervolgens door den Edelen Hr. Gouverneur voorgestelt zijnde of, den Hr. Abraham Cranendonk overleeden zijnde,45 als nu niet iemand anders behoorden te worden aangestelt tot waarneminge van de secundes plaatse deeses Gouvernements, mitsgrs. het presidium der weescamer alhier, immers tot tijt en wijlen nader bij onse Heeren en Meesters daar inne sal weesen voorsien, is verstaan bij deesen tot waarneminge der tweedes plaatse op die voet aan te stellen den coopman en pakhuijsmeester, Jan de la Fontaine, en tot president der weescamer den capiteijn Kaije Jesse Slotsboo, wordende dierhalven bij deesen expresselijk gecommitteert den voormelde Hr. capiteijn Slotsboo benevens den ondercoopman Adriaan van Kervel, tot het opnemen en overgeven van ‘s Comps. groote gelt cas en negotieboeken aan voormelde coopman Jan de la Fontaine.
Van gelijken is door den Edele Heer Gouverneur verthoont hoe dat de cool en groente in ‘s Comps. thuijnen als nu berustende, hoewel in genoegsame quantiteijt, egter voor als nog in dit saijsoen soo jeugdig en kleijn was, dat het gantsch nadelig soude sijn deselve als nu ten behoeve der passerende scheepen af te snijden en consumeeren, geconsidereert men in sulken geval onmogelijk in staat soude sijn ‘s Comps. verwagt wordende retourvloote van groenten nae behoren te konnen voorsien, weshalven in serieus overleg gevende of niet beter waare als nu aan d’ aanweesende schippers te permitteren haare benodigde groentens bij de ingesetenen te koopen en uijt ‘s Comps cassa te voldoen; over ‘t welke gebesoigneert sijnde, verstaan is dat sulx voor als nu in diervoegen sal worden verrigt.
Naar lecture van ‘t onderstaande requeste door den burger Matthijs van As46 in volgende bewoordinge overgegeven:
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heren,’
‘Geeft met behoorlijk respect te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en Ed. Agtbe. onderdanige dienaar, Matthijs van As, hoe door de dood van desselfs ouders zijn erffenis bij uijtkoop niet alleen, maar ook daar door sijn persoon onder de directie en voogdije der weeskamer alhier is gekomen, sonder dat den supplt. daar van kan werden gereleveert, schoon hij den wettigen ouderdom van 25 jaren heeft bereijkt, alsoo ten dien opsigte bij Heren weesmeesteren difficulteijt werd gemaakt, dewijl hij sulks met de behoorlijke bewijsen niet kan verifieeren, alsoo het doopboek der kerke van Drakensteijn lange jaren is vermist geraakt, dog door dien het grotelijks tot des supplts. voordeel en voortsetting sijns fortuijns soude strecken wanneer hij sijne eijgen middelen quam te administreeren, soo keert hij sig tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. met onderdanig versoek dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. hem gunstiglijk gelieve te verleenenveniam aetatis.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Is goedgevonden denselven de versogtevaeniam etatiste accordeeren.
Laastelijk is op de propositie van den Edelen Hr. Gouverneur nog verstaan dat ten aansien ‘t seedert enigen tijt nog tarw bovens Comps. benodigtheijd in de graan maguasijnen gekomen was, als nu met het schip Barbesteijn twee lasten van dat graan naar Batavia sal worden afgesonden.
Sullende de volgende bandjeten, ter consideratie van haare beweese vlijtigheijt in ‘t herwaarts brengen van ‘t schip Gansenhoef , dat met veele sieken onder ‘t Robben Eijland ten anker gekomen was, van haar bannissement blijven ontslagen en in dienst der E. Compe. tot mattroosen worden aangenomen Hendrik Boerman van Amsterdam, mattroos a ƒ9; Guilliam de Backer van Edelaar, mattroos a ƒ9; Jan Harmansz. de Waijer van Haarlem, mattroos a ƒ9, en Adriaan Pietersz. van de Mate van Oosterhout, mattroos a ƒ8 per maant.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.47
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 52-61.¶
Dingsdagh den {17211028} 28e October 1721, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont. D’ aanweesende schippers Ringenberg, Van Dorp en Bent ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur in Rade verschenen en aldaar afgevraagt geworden zijnde wanneer sij vermeijnden in staat te kunnen weesen omme in gerustheijt met haare onderhebbende bodems de reijse naar Batavia t’ ondernemen, verklaarden deselve van meeninge te sijn dat sulx bij bequaam en handsaam weder soude kunnen verrigt werden op Dingsdagh aanstaande, weshalven beslooten is die kielen ten voorsz dage te doen monsteren ende haare depesches af te geven.
Op ‘t requeste door den burger Harmanus Smuts48 in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:
Aan den Wel Edele Gestre. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en Ed. Agtbe. Heren,’
‘Vertoont met alle onderdanigheijt Uwel Edele Gestrenge en E. Agtbe. seer nedrigen dienaar, Harmanus Smuts, dat den supplt. seeker stukje huijs ervs, gelegen in deese Tafelvalleije in ‘t blok OO., en aldaar no. 7, met permissie hebbende doen meten en groot bevonden 28 quadraat roeden en 126 do. voeten, mitsgrs. belend als ‘t geannexeerde caartje aanwijst;49 nemende den supplt. de vrijheijd Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. op ‘t nedrigst te versoeken dat hem het voorne. stuk huijs ervs in eijgendom gelieven te geven, sijnde bereijd het selve ten eersten met een huijsje te betimmeren.’
‘(Onderstont) ‘t welk doende &a.’
Is na deliberatie goedgevonden ende verstaan denselven ‘t versogte stukje huijs erv in eijgendom te accordeeren, onder conditie nogtans dat ‘t selve sonder uijtstel sal moeten werden betimmert.
Vervolgens is door den Edelen Heer Gouverneur voorgestelt hoe dat ‘t seedert pr. Januarij tot ulto. Augustij deeses jaars door de visschers ‘s Comps weegen in de Saldanhabhaij leggende, eeniglijk na herwaarts waren opgesonden 1300 lb. gesoute en 75 halfamen visch, ten bedrage gesamentlijk van 456 guldens 5 stuijvers, waar teegens in die tusschentijt eeniglijk aan provisien, soo van rijst, boter enz., had moeten werden verstrekt ter monture van ƒ306:16:-, boven ende behalven de slijtagie van zegens, vaartuijgen ende haare gagien, ‘t welk bij den anderen gerekent zijnde, d’ E. Compe. bij na de helft meerder sal komen te kosten als ‘t voorne. inkomen bedraagt; dat oversulx Sijn Edele van noodsakelijkheijd hadde geoordeelt de leeden deeses Raads in bedenkinge te geven of ‘t niet ten meesten dienste der E. Compe. soude sijn gemelte visschers in te trecken, ten eijnde daar door onnutte oncosten geweert, en voortaan het bedrage van die penningen liever besteed wierd tot den inkoop van gesoute visch voor ‘s Comps. slaven alhier, ‘t welk vrij verder strecken en meerder profiteeren soude; over ‘t welke dienvolgens geraatpleegt sijnde, goedgevonden ende verstaan is dat omme de geallegueerde redenen ‘s Comps. visschers van daar sullen op ontboden en de benodigde visch voor ‘s Comps. slaven bij particuliere ingekogt.50
Waar naar is geleesen geworden ‘t onderstaande requeste door den heemraad van Stellenbosch , Adam Tas, overgelevert.51
Aan den Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen den heemraad van Stellenbosch , Adam Tas, hoe hij supplt. bij ‘t geannexeerde testament van wijlen den burger Willem Mensink52 versogt en aangestelt geworden sijnde tot executeur van sijne gantsche nalatenschap en boedel, hij dienvolgens ook seer gaarne uijt hoofde van dien titul en authoriteijt gemelten boedel aanvaarden wilde, omme daar meede te handelen als vermeijnen soude ten meesten dienste van de geinteresseerdens te behooren; dog aangesien mogelijk t’ eeniger tijt sig eenige schuldeijsseren soude konnen komen op te doen, ende hem supplt. uijt dien hoofde eenige moeijelijkheeden en processen verwecken, soo neemt den supplt. de vrijheijd omme Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. tot weeringe van dien ootmoediglijk te versoeken de goedheijd te willen hebben aan hem in zijne voorsz qualiteijt te permitteeren gemelten boedel te mogen aanvaarden onder ‘t benefitie van inventaris.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
En naar deliberatie verstaan ‘t gedane versoek, als niet hinderlijk sijnde aan de crediteuren van den overledene Willem Mensink, t’ accordeeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.53
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 62-64.¶
Dingsdagh den {17211104} 4e November 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordig.54
Den capiteijn, Kaje Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman, Jan Aldersz., deeden vervolgens ter vergaderinge bij monde rapport van haare aanbevoolene commissie aan Stellenbosch , daar nevens overleggende de monsterrollen van de bevondene en afweesende manschappen der burgerije aldaar, mitsgrs. een schriftelijken eed van diversche burger officieren aldaar volgens ordre afgenomen, sullende ter naaster vergaderinge van Justitie door Haar E.Es. overgelevert werden schriftelijk rapport hoedanig bij haar gehandeld heeft kunnen werden in de sake in questie tusschen de wede. Johannes Albertus Laubster en de burgers Hendrik Scheffer en … Groenewald.55
Bij occasie van de lecture der aangekomene papieren van Rio de la Goa ,56 stelde den Edelen Heer Gouverneur den Raad voor werwaarts de oliphants en zee koe tanden benevens de renocer hoorns, door ‘t jagtje d’ Uno van daar hier aangebragt, ‘t sij na ‘t vaderland of wel Batavia behoorden versonden te werden; over ‘t welke gebesoigneert, en daar nevens in agt genomen zijnde de ordres onser Heeren en Meesteren ten dien opsigte, vervat bij haar geeert aanschrijvens van den 23e December 1719,57 mitsgrs. dat de tanden en andere geringe waaren met de eerste hoeker Zeelandia van daar gekomen, alhier ten Gouvernemente als nog berustende sijn, ende dienvolgens met de aankomst der retourvloot na ‘t vaderland sullen konnen voortgesonden werden; Soo is goedgevonden en geresolveerd dat de gem. oliphants en zeekoe tanden mitsgrs. renocer hoorns in voormelte jagte d’ Uno sullen blijven berusten en na Batavia voortgesonden werden, te meer het seer presumtief is dat die goedentjes daar ter plaatse tot meerder voordeel der E. Compe. sullen kunnen werden gedebiteert.
Laastelijk is nog verstaan dat vermits den ondercoopman, Jacob Voet, alhier nu in de dispens is geplaatst geworden, hij dienvolgens ook wederom sessie en plaats sal nemen ter Vergaderinge van Justitie, soo als denselven voor sijn vertrek na Stellenbosch alhier heeft verrigt gehad.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.58
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 65-70.¶
Dingsdagh den {17211111} 11e November 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordigh.
Den Edele Heer Gouverneur stelde ter vergaderinge voor hoe dat uijt de jongst ingekomene berigten der ministers van Rio de la Goa teegens alle verwagtinge en selfs teegens de groote hoope bij haar voorgaand schrijvens van een gewenst succes omtrent den handel aldaar gegeven, als nu genoegsaam bleek dat daar ter plaatse ten voordeele der E. Compe. iets60 profitabels te verrigten of te hoopen was, daarom als nu van noodsakelijkheijt oordeelde in consideratie te geven of ‘t jagtje d’ Uno niet behoorde ten spoedigsten in gereetheijt te worden gebragt om de rijse naar Batavia t’ onderneemen; Soo is, diesaangaande geraatpleegt sijnde, verstaan dat sulx soo dra doenlijk sal worden verrigt, en dienvolgens van ‘t benodigde voorsien, van ‘t welke ter vergaderinge den schipper Bustijn t’ sijner naerrigtinge kennisse gegeven is.
Bij welke occasie door den coopman, Jan de la Fontaine, als nu met en benevens de negotie pakhuijsenpro interimwaarneemende de tweedes plaatse deses Gouvernements, ter tafel opengelegt is geworden den eijs van de goederen uijt dit Gouvernement naar derwaarts versogt, met versoek van dispositie daar omtrent, weshalven door den Edele Heer Gouverneur daar op in deliberatie gegeven is in hoe verre den gemelden eijsch behoorden en konden voldaan worden; Soo is naar ernstige overweeginge geresolveert dat ten aansien op dat comptoir op geene zijde volgens ‘t gemelde aanschrijvens eenige avantagie te verhoopen is, en ‘t dienvolgens reedelijk is dat d’ E. Compe. soo veel doenlijk buijten onnutte kosten en lasten gehouden word, dierhalven met d’ aanweesende hoeker de Caab so dra mogelijk naar Rio de la Goa sal worden afgesonden provisie eeniglijk voor ses maanden, soo voor de posthouderen als de hoeker Gouda , aldaar vertoevende, en d’ andere gereetschappen waar van bij haar vertrek van hier genoegsaam voorsien sijn geworden, mitsgaders de planken die van de gevorderde soort alhier niet aan de hand sijn, voor als nogh gerefuseert, met recommandatie van voor als nog geen verdere timmeragie t’ onderneemen als die eeniglijk dienen konden tot lijfberging van ‘s Comps. manschap en goederen, dog gemerkt als nu geen aracq meer bij ‘s Comps. kelder berustende is, dat gemelde Fontaine bij desen sal worden gequalificeert omme door den keldermeester te doen inkoopen de benodigde quantiteijt ten meesten menagie, dat om gelijke reedenen geen meerdere manschappen als nu naar derwaarts sullen afgesonden worden, geconsidereert men van gedagten is deselve aldaar sterk genoeg te sijn om hare post tot nadere beveelen te mainteneeren, te meer als de voorgestelde lanttogt, die van geen nut en vol gevaar is, agter weege gelaten sal worden, ‘t welk haar met het eerst afgaande schrijvens sal worden gerecommandeert, met alle de reedenen daar toe dienende.
Vervolgens is door de Edele Heer Gouverneur ter kennisse gebragt hoe ‘s Comps. geld cassa jeegenwoordig met seer geringe zomma voorsien sijnde, te dugten daerom was dat bij ‘t inbrengen des Caabsen oegst van tarw, garst, erweeten en boonen, merklijk daar bij te kort soude schieten, daarom tot voorkoming van gebrek en verlegentheijt dienstig hadde geagt in consideratie te geven of het niet nodigh soude sijn uijt de weese cassa nogmaals te ligten een zomma van Rds. 30,000 op deselve voet als bevoorens nogmaals is gedaen; waar over gedelibereert sijnde, verstaan is dat sulx in dier voegen sal worden verrigt.
Soo als insgelijx op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur geresolveert is dat de defecten aan ‘s Comps. gebouwen op de punt Buijren tot voorkoming van ongelucken sullen worden gerepareert.
Naar resumptie der resolutie van ‘t jagtje d’ Uno , op den 12e Augustij 1721 gearresteert, is goetgevonden de gedane verbeeteringe bij deesen te approbeeren, mits gehouden blijvende de finale goetkeuring en de gagie van de Hooge Indische Regeeringe te versoeken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.61
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 71-86.¶
Dingsdagh den {17211118} 18e November 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordigh.
De schippers der aanweesende scheepen Haarlem , Heesburg en ‘t jagtje d’ Uno op de gedane afvraginge ter vergaderinge verklaart hebbende dat in ‘t laatste deser weeke in volle gereetheijt te sullen sijn om de rijse naar Batavia gerustelijk te konnen ondernemen, Soo is goetgevonden dat die kielen op Saturdag aanstaande, weer en wind daar toe dienende, van hier sullen worden gedepescheert.
Op de propositie van den Edele Heer Gouverneur is mede geresolveert dat omme bij tijts en beeter in staat te wesen van de verwagt wordende retourvloot naar vereijs te konnen provideeren van nieuwe gort, erweeten en boonen, dierhalven op den voet van voorleedene jaar bij affixie van billietten d’ ingeseetenen alhier sullen worden geexhorteert haar gewonne garst, boonen en erweeten teegens den gewoonen prijs in ‘s Comps. graanmagasijn alhier soo dra mogelijk op te brengen, met interdictie en verbod van voormelde granen aan eenige vreemde natien te mogen vercoopen of verruijlen, onder wat pretext sulx soude mogen zijn.
Dat insgelijx den burger Christiaan Rasp bij desen sal worden gequalificeert tot het maken van twee a drie hondert mudden gort, bevoegt sijnde de daar toe vereijste garst teegens ƒ4 d’ mud des doenlijk in te coopen.
Dat vervolgens ook een begin sal worden gemaakt van in gereetheijt te doen brengen de deur en venster casijnen gerequireert tot den opbouw van ‘t nieuwe equipagie magasijn en ambagtsquartier.
Vervolgens geleesen sijnde de schriftelijke presentatie door den burger Jacobus van der Heijde in volgende bewoordinge gedaan:62
‘Presentatie rakende de leverantie van ‘t beestiaal aan ‘s Comps. scheepen, hospitaal &a. &a., aan Sijn Wel Edele Gestr., de Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinaris van Nederlants India, Gouverneurin loco&a. &a. &a., benevens den E. Agtbaaren Raad van Politie deses Gouvernements, gedaan ende overgegeven bij mij ondergesz Jacob van der Heijde.’
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘In eerbiedige opvolging van Sijn Wel Edele Gestr. en UE. Agtbaare begeerte om die door den boekhouder in ‘t slagthuijs, Sprinkhorn, uijt mijnen name gedane aanbieding bij de publicque aanbesteding des slagtens voor de E. Compe. in geschrifte en bij mij ondergeteekend te hebben, dient daar van in deeser voegen terwijle sig niemand deser inwoonderen, nog bij de publicque aanbesteding voormt., nog na dato, bij mijn weeten gevonden heeft omme d’ E. Compe. sodanigen aanbieding te doen als ik gedaan hebbe, blijve ik egter in alle deelen daar bij persisteeren, te weeten:’
‘Omme de E. Compe. naar alle mogelijkheijt en soo lange ik immers vee voor geld sal kunnen bekomen, van vers vleesch, levendige schapen &a. &a. te voorsien, jegens sodanige prijsen als ik nu het laaste jaar voor het geleverde genoten hebbe.’
‘Dog sullen Sijn Wel Ede. en UE. Agtbe. mij gelieven te accordeeren dat ik mij tot voorgem. leverantie voor geen seekere bepaalde tijd obligeere.’
‘Aangesien mijne jaren, die nu reeds inde ‘t sestig sijn, mij vermanen geen contract aan te gaan ‘t welk ik, nog levende, naauwlijx en niet als met veel beswaarnissen soude kunnen voldoen, bij mijn overlijden mijne kinderen in een beslommering kan setten, die hun tot haar ruin mogte verstrecken.’
‘En gelieven Sijn Wel Edele Gestr. en UE. Agtbe. gunstig te considereeren dat voorgemt. insigt aan een zijde stellende, mij of door mij, mijn kinderen quam voor seekeren tijd te verbinden omme d’ E. Compe, te gerijven, deselve van mijn ruin, tot voordeel van haar scheepen, hospitaal &a. niet soude kunnen profiteeren wanneer voor geld geen vee meer mogte te bekoomen sijn.’
‘En dit is ‘t welk ik Sijn Wel Edele Gestr. en UE. Agtbe. nogmaal op het woord van een eerlijk man verseeker te sullen nakomen, sodanig als ik het nu elf jaar tot genoegen van deselve gedaan hebbe.’
‘Wanneer sig egter nog ijmand deser inwoonderen mogte aanvinden omme buijten mij op voorgem. conditien de E. Compe. te bedienen, houde ik mij evenwel versekert Sijn Wel Edele Gestr. en UE. Agtbe. niet wijgerigh63 sullen gelieven te sijn van mij eenig gedeelte daar in te laten toe koomen.’
‘En dus vermijnende Sijn Wel Edele Gestr. en UE. Agtbe. begeerte gehoorsaamst vergenoegt te hebben, onderschrijve mij met alle behoorlijke eerbied, naar nedrige dienst presentatie.’
’- - - (Was getekent) Jacob van der Heijde. (In margine) Cabo, desen 13e November 1721.’
Is, daar over geraatpleegt sijnde, goetgevonden en geresolveert dat ten aansien sigh niemand deser ingesetenen buijten voormelde Van der Heijden heeft aangebooden tot aanneeming der leverantie van vers vleesch en leevendige schapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal, slaven &a., en dat egter d’ E. Compe. van dat nootsakelijk voetsel niet kan of vermag te blijven ontset, behalven dat het des tijts geleegentheijt nog Haar Edeles interest jeegenwoordig mede brengt voormelde slagterije aan sigh selven te neemen, dierhalven gemelde presentatie op die voet soo als sij legt, bij desen t’ accepteeren en t’ aanvaarden.64
Laastelijk is ter lecture gebragt ‘t volgende requeste door predikant en kerkenrade van Drakensteijn in d’ onderstaande bewoordinge aan den Edele Heer Gouverneur overgegeven:65
Aan - - - mijn Heer M. Pasques de Chavonnes - - - voorsitter van den Agtbe. Politicque Raat, als ook aan de andere leden van dien.
‘Wel Edele Gestrenge en E. Agtbare Heeren,’
‘Het mondelijk versoek door onse predikant den 7e October deses jaars aan Uwel Edelen gedaan, vernieuwen wij mits desen seer gaarn, Uwel Edelen smekenden, dewijl de Heere Godt ons den 4e September laastleden met het nederwerpen van de noorden gevel besogt heeft, en daar door preekstoel en andere gestoeltens sijn verbrooken, om nodige hulpe en bijstant in het herstellen deser breuken.’
‘Onse verpligtingen om dese breuke te helen sijn wij onmagtig, dewijl wij ten eenemaal arm en berooit sijn, geliefde UEd. ons op de eene of andere wijse, het sij door Compagnies of kerkenraats gelden aan Cabo, te helpen: Godt soude het vergelden.’
’- - - (Was getekent) P. van Aken, Claude Marais, S.W. v. M.66 , Mattijs Strijdom,67 Jacobus Boota, Jean Durand.68 (In margine) Drakensteijn , dese 16e November 1721.’
Soo is, op den inhoude van dien aandagtelijk geleth, en daar nevens geconsidereert weesende ‘t geposeerde en bij monde gesustineerde van den predikant Van Aken, vervat bij resolutie van den 7e October jongstleeden, principalijk daar heen streckende dat d’ E. Compe. als heeren deser landen, als verpligt souden sijn niet alleen verbeeteringen, maar selfs den opbouw der kerken uijt hare cassa te volvoeren, ‘t geen bij desen Raad sonder daar toe prealable ordres, als sonder exempel hier sijnde, geensints kan toegestemt worden, boven en behalven dat Sijn Eerwe. daarnevens op een extraordinaire wijse niet alleen veragt en tegen gaat de behandelinge der Caabse kerkenraad, met voorkennisse en goetkeuring der Regeeringh gehouden in den goeden opbouw der kerke alhier, maar ook uijt dienselven hoofden wijnig of immers geene genoegdoeningh of erkentenis schijnt te hebben voor soo veele liberaliteijten en considerable sommas van penningen als deselve op de voorstellinge der Regeeringe en hare aanhoudende sollicitatie tot den opbouw der kerken van Drakestijn en Stellenbosch uijt hare arme cassa soo mede lievent hebben gecontribueert, waar door deselve al vrij wat ontbloot sijnde, ook dienvolgens te dugten is dat gemelde kerkenraad uijt oorsake van hare aangroeijende lasten omtrent de armen, niet vermogens sal sijn meerder van haar capitaal af te steeken, te meer om dat tot de reparatie of weeder opbouw der Drakenstijnse kerk al vrij wat penningen, soo vermeent word, sal worden gerequireert; dierhalven goetgevonden en geresolveert op ‘t voormelde requeste, nog op dat van Stellenbosch , geinsereert in voorne. resolutie van 7e October passato, alhier niet te disponeeren, maar deselve ter goetvindinge van onse Heeren en Meesters naar ‘t vaderlant te senden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.69
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 87-100.¶
Dingsdagh den {17211125} 25e November 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordigh.
Den schipper van ‘t aanweesent schip Arentsduijn , ter vergaderinge binnen gekomen en aldaar door den Edele Heer Gouverneur voorgestelt sijnde wanneer vermijnde in staat te sullen sijn van met gerustheijt de rhijse naar Batavia t’ ondernemen, vermeenden dat bij aldien nog van eenige matroosen konde voorsien worden, als dan met bequaam weer daar toe in staat soude konnen sijn op Vrijdag over agt dagen, weshalven verstaan is dat die kiel van nog eenige manschap sal voorsien en dienvolgens ten bestemden dage, des doenlijk, van hier gedimitteert worden.
Vervolgens is geleesen geworden ‘t requeste door Lambertus Slicher, rector van de school, in volgende bewoordinge overgegeven:70
Aan den Wel Edelen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitgaders den E.E. Agtbaren Raat van Politije.
‘Geeft met behoorlijke eerbiet te kennen Lambertus Slicher, rector van de school, dat dewijl Hun Wel Ed. Hoog Agtbare de Heeren Bewinthebbers der Geoctroijeerde Nederlantsche Compagnije ter Vergaderinge van Zeventhienen de goetheijt hebben gehad om op voorschrijven van Uwel Ed. en Agtbe. aan hem suppliant te vergunnen om bij voorvallende gelegentheijt den predikdienst te mogen waarnemen, gelijk hij ook uijt kragt van gemelde vergunninge sulx reets verscheijde malen gedaan heeft, dat hij suppliant sig verpligt agt om Hun Wel Edele Hoog Agtbare nedrig te bedanken voor de gunst soo verre aan hem bewesen; en verder te versoeken dat Hun Wel Ed. Hoog Agtbe. de goetheijt gelieven te hebben om hem suppliant tot predikant in haren dienst, het sij hier te lande of elders, aan te stellen; weshalven hij suppliant de vrijheijt neemt om sig te keeren tot Uw Wel Ed. en Agtbe., deselve ootmoedig versoekende dat de goetheijt gelieven te hebben om in hunne brieven aan de illustre Vergaderinge van Zeventhienen te laten invloeijen dat hij suppliant Hun Wel Edele Hoog Agtbare seer nedrig bedankt voor de gunste aan hem bewesen, en dat verders Uw Wel Edele en Agtbe. hem suppliant op het nadrukkelijkste door hare verdere voorschrijvinge gelieven te recommandeeren aan Hun Wel Ed. Hoog Agtbe., ten eijnde hij tot predikant mag aangestelt worden, en dat hem vergunt werde dat sijn rekwest in ‘s Comps. brieven mogen ingesloten werden.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende etc.’
Over ‘t welk gebesoigneert zijnde, verstaan is dat de versoeken bij ‘t selve vervat, sullen worden geaccordeert.
Laastelijk is ter vergadering aandagtelijk gedelibereert over ‘t volgende schriftelijk rapport:71
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad.
‘Tot voldoenige van Uwel Edele Gestrenge en E. Agtbe. resolutie commissoriaal op ons gedecerneert in dato ulto. September jongstleden, hebben wij schultpligtig onse gedagten laten gaan door welke billijke middelen buijten de reets gestatueerde best soude kunnen werden voorgekomen ofte merkelijk verhindert de excessive smockelarije omtrent ‘s Comps. gemeene middelen, nu eenigen tijd herwaarts door baatsoekende ingesetenen tot merkelijk ‘s Comps. agterdeel begaan en niet voorgekomen hebben kunnen werden, niettegenstaande vele precautien en devoiren daar tegens waaren aangewend, en ten dien opsigte geen bequamer of betere expedienten konnen excogiteeren als die gene hier onder in ‘t breede staan vervat:’
‘1’
‘Dat er voortaan in geene coffijhuijsen iets anders sal mogen getapt en verkogt werden als eeniglijk coffij, op privatie voor altoos van haar previlegie en een boete van ƒ600.’
‘2’
‘Dat niemand deser ingesetenen, geen wijngaardenier sijnde, voorthaan sal vermogen eenige Caabse wijnen, ‘t sij bij ‘t halfaam of andere fustagie, t’ sijnen huijse in te slaan, sonder alvoorens van den Edele Heer Gouverneur daar toe bekomen te hebben een getekent licentie briefje, en ‘t selve aan den Heer independent fiscaal verthoont en overgegeven, op en peene72 van ƒ150:-:-, blijvende nogthans de wijnpagters geduurende haar pagt daar van g’eximeert.’
‘3’
‘Dat vervolgens ook niemand deser ingesetenen op eeniger wijse sal bevoegt sijn wijnen bij kelders of andere kleijnder maat als een halfaam bij de wijngaardeniers in te copen, onder wat pretext sulx soude mogen wesen, op paene van ƒ300.’
‘4’
‘Dat niemand deser ingesetenen, geen wijngardenier sijnde, eenige wijnen van buijten komende, bij de legger of andere fustagie t’ sijnen huijse sal vermogen in te slaan, sonder alvoorens daar toe bekomen te hebben voorn. licentie briefje, en aan den Heer fiscaal overgegeven, niettegenstaande daar toe bij een wijngardenier, buijten wonende, bij procuratie van een beamptschrijver gepasseert, expresselijk g’authoriseert en versogt was, dewelke bovens dien alvoorens aan den Edelen Heer Gouverneur en Heer independent fiscaal sal moeten wesen verthoont en geaccepteert, waar toe nogthans geen ‘s Comps. dienaren sigh sullen mogen laten gebruijken, blijvende insgelijx de pagters der wijnen van desen exempt, alles op een paene van ƒ300, sonder dat ‘t selve eenige hinderinge aan den publicquen coophandel der wijnen sal toebrengen, voor soo verre niet aangegaan werd tegens dese en andere placcaten op ‘t smockelen en vercoopen der wijnen g’emaneert.’
‘5’
‘Dat geen pagter eeniglijk een wijn pagt hebbende, bevoegt sal wesen buijten de Caabse wijn eenige andere dranken, ‘t sij vaderlantsche bieren, wijnen, brandewijnen of andere gedisteleerde wateren, te vercoopen of uijt te tappen, niettegenstaande een ongequalificeerde permissie van de andere pagters daar toe bekomen mogte hebben, op paene van ƒ1000, sullende diesaangaande moeten verantwoorden voor de behandelinge harer dienstbooden en famieljen.’
‘6’
‘Geen wijnpagter sal ook vermoogens wesen voorbedagtelijk eenige wijnen te vercoopen of uijt te geven, ten eijnde daar mede buijten sijne gewoone en gepermitteerde publicque tapplaatse eenige particuliere gelagen te setten, direct ofte indirect, op paene van ƒ1000.’
‘7’
‘Geen brandewijn pagters sal vermogen enige wijnen, bieren of andere dranken buijten brandewijn en gedisteleerde wateren, te vercoopen of uijt te tappen, direct of indirect, op een boete van ƒ1000, ja ook geen wijngaardenier sijnde, eenige wijnen bij ‘t halfaam of andere grooter fustagie in te slaan, als na dat hij bevoorens ‘t vereijste permissie briefje bekomen en daar mede volgens den inhoud deser gehandelt sal hebben, op paene als vore gesegt, dog te gelijk mede wijnpagter sijnde, sal als dan ook Caabse wijnen mogen vercoopen en uijttappen, en omtrent hem stand grijpen ‘t geene van de wijn pagters bevoorens gesegt is.’
‘8’
‘Den pagter der vaderlandse bieren dient ook verboden te wesen enige Caabse wijnen, brandewijnen of gedisteleerde wateren te mogen vercoopen of uijttappen, op peene van ƒ1000, ja ook geen wijngardenier sijnde, eenige Caabse wijnen in te slaan bij ‘t halfaam of grooter fustagie, als onder ristrictie van ‘t voorsz permissie briefje, op pene als vore gesegt.’
‘9’
‘Werdende aan alle ingesetenen, buijten de respective pagters en hare gepermitteerde bijpagters, ijder in ‘t sijnen verbooden eenige gelagen te setten, op paene van ƒ1000, blijvende nogthans gepermitteert aan de ingesetenen haar werk makende van passeerende of andere luijden te herbergen en onthaalen, deselve over haare maaltijden of anders wijn te schenken, sonder dat sij evenwel daar voor buijten de dagelijxe costpenningen van 10, 8, 6, 4, of 2 schellingen eenig geld of waardije daar voor sullen mogen eijsschen of ontfangen, direct of indirect, op paene van ƒ150, ‘t welk ook bij ‘t scheeps placcaat tot narigtinge van een ider sal dienen geinsereert te werden.’
‘10’
‘Dat voortaan niemand deser ingesetenen, wijngardeniers sijnde of wijn bij procuratie voor een ander of wel voor sig selven vercoopende, buijten de wijn pagters, bevoegt sal sijn enige wijnen aan imand te vercopen en uijt sijne huijse of kelders te laten volgen, in mindere quantiteijt als een halfaam, ‘t selve in bottels, carbassen of andersints, mogte versogt en ingetapt sijn, op paene van ƒ1000.’
‘11’
‘Dat alle de wijnen die buijten de voorgem. permissie en geprivelegeerde wijngardeniers naar de publicatie deses soude mogen werden ingeslagen ofte gesmockelt, confiscabel sullen sijn, ten welken eijnde imant sig aan sluijkerije verdagt en schuldig makende, ook sullen moeten gedogen visitatie in hunne woonplaatsen wanneer den officier sulx nodig oordeelde te doen.’
‘12’
‘Item dat bij aldien het mogt komen te gebeuren dat enige personen als contraventeurs over dese onse gestatueerde ordres door den officier wierden g’actioneert, en daar na te willen voorbrengen onvermogens te sijn om de boetens te voldoen, soo sal den schuldige bij nonbetalinge ofte insolventie aan sijn persoon arbitralijk gestraft en uijt ‘t Gouvernement gedimoveert werden.’
‘Dit aldus door ons ondergetekende benevens en ten overstaan van den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, opgestelt sijnde - - - (Was getekent) Jan de la Fontaine, A. V. Kervel. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 25e November 1721.’
Ende dienvolgens geresolveert en besloten de consideratien bij ‘t selve ter neder gestelt bij desen t’ approbeeren, en dat dienvolgens ‘t selve tot ‘s Comps. welweesen bij placcaat sal worden vervat, en omtrent nieuwe jaar gepubliceert en geaffigeert,73 sullende door den Edele Heer Gouverneur jaarlijx aan de leden des Raads van Politie en Justitie een permissie briefje verleent worden, om geduijrende een jaar wijn bij ‘t halfaam tot haar eijgen huijsgebruijk te mogen koopen en inslaan.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.74
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 57, pp. 101-107.¶
Dingsdagh den {17211202} 2e December 1721, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den Edele Heer Gouverneur gaf de leeden des Raads in bedenkinge of het niet betamelijk was dat aan den coopman, Jan de la Fontaine, wierde toegevoegt d’ ords. emolumenten die een secunde alhier maandelijx geniet, geconsidereerd denselven die bedieninge benevens de negotie pakhuijsen als nupro interimwaarnemende, sulx ten opsigte van die extraordinaire dienst wel scheen te vereijsschen, te meer Sijn Edele geinformeert was geworden dat in diergelijcke gevallen ‘t selve in India gepractiseerd wierd; waar over dan geraadpleegd sijnde, verstaan is dat den gem. coopman De la Fontaine om bovengenoemde redenen ‘t zeedert de provisioneele aanstellinge sal genieten d’ ords. maandelijxe emolumenten van den secunde, tot er tijt dat die plaatse sal weesen gesuppleert.
Vervolgens verthoonde den hoog gemelde Edele Heer Gouverneur dat hoewel Sijn Edele tot commissaris over ‘s Comps. thuijnen hadde aangestelt den vaanrig Jan Tobias Rhenius, en denselve ook met veel applicatie en vigilantie zig eenigen tijt herwaarts daar omtrent hadde bevlijtigt en besig gehouden, egter door sijne andere dringende besigheeden en emploijen in den dienst der E. Compe., niet t’ eenemaal hadde konnen weeren en voorkomen alle negligentien en disordres der basen en andere mindere bediendens in ‘s Comps. thuijnen ten deesen Gouvernemente,76 waar door dan bij wijlen niet voldaan mogte worden aan de goede verwagtinge in ‘t voortbrengen der vereijschte groentens tot verquickinge van ‘s Comps. passerende manschappen, hospitaal, als andersints, tot merkelijke ondienst en niet mindere schaden, daarom en tot betere bereijking van ‘s Comps. salutaire oogmerk in dat gewigtig point, van dienst hadde geoordeelt in overweging te geven of het niet noodsakelijk was dat bij den voorne. Rhenius nog een commissaris, ‘t sij uijt deese Vergadering of wel uijt den Raad van Justitie, wierde toegevoegt, ten eijnde des te beter gesamentlijk ofte in ‘t besonder naar voorgaande overlegging uijt name deeses Raats te konnen houden een getrouwe en vigilante toesigt op alle voorne. ‘s Comps, thuijnen, bediendens en verdere dependentien daar toe gehorende, en goede sorge dragen dat deselve ter behoorlijker tijden naar vereijsch bearbeijd, gemist en met groentens en moeskruijden besaaijt en beplant mogen worden, op ‘t kragtigsten weerende alle in swang gaande debautien en onordentelijkheeden der basen, mindere bedienden en slaven daar annex, mitsgrs. dat de voorhanden sijnde groentens niet onnuttelijk verquist, ter quader trouwe vervreemd, maar ter contrarie ter bestemder tijden, plaatsen en persoonen naar ordre ten dienste der E. Compe. besteed en overgegeven worden, op dat eenmaal mag voldaan worden aan dat goede en noodsakelijke uijtsigt, niet tegenstaande alle die landen door veel jaarige dienst soo merkelijk sijn uijtgeput en daar en teegens ‘s Comps. passerende land en zeemagt bij naar de helfte tegens voorgaande tijden is vermeerdert, ‘t welk ons een eere, en onse Heeren en Meesters tot een sensible voldoening verstrecken soude; over ‘t welke met aandagt gedelibereerd en daar nevens door den ondercoopman en winkelier, Jan Alders, sijnen ijver en bereijdwilligheijd tot de goede sake betuijgt zijnde, is goedgevonden en geresolveerd het geproponeerde volkomen goed en noodsakelijk te agten, en dienvolgens ten eijnde voorsz tot commissaris en over ‘s Comps. thuijnen, basen, minderen bediendens en slaven van dien bij deesen aan te stellen de voormelde ondercoopman en winkelier, Jan Alders, en vaandrig Jan Tobias Rhenius, met serieuse recommandatie geene vlijt te spaaren dat het bovenstaande moge bereijkt worden, de nalatigheeden geweert, disordres en ongehoorsaamheijd gestraft, boomen en heijningen in weesen en behoorlijke ordre gehouden, mitsgaders van ‘t een en ‘t ander of bij geval van behoeftigheijd ter bequamer tijt rapport te doen aan den Edelen Heer Gouverneur en deesen Rade, sullende Haar E.Es. insgelijx in die heijlsame dienst met allen ernst gemaintineert en de behulphame hand geboden worden.
Wijders is verstaan dat d’ opperhoofden van de hoeker de Caab , gedestineert naar Rio de la Goa en ten dien eijnde op nieuws voor ses maanden geprovideert, als onder dit Gouvernement sorterende, gehouden sullen blijven op haare wederkomst alhier behoorlijke verandwoordinge te doen van haare geconsumeerde provisien, niet jegenstaande sij bij langer uijtblijven genootsaakt waren geweest andere provisien op Rio de in Goa te versoeken en in te nemen, van ‘t welke de ministers aldaar gehouden sullen sijn accurate kennisse en lijsten over te senden.
Dat vervolgens ook de klippen van de muijr van ‘t matrosen kerkhof, ‘t geen tegenwoordig als in ‘t midden der Caab leggende, en om andere inconvenienten niet meer gebruijkt word, sullen worden afgebroken en gebruijkt in ‘t leggen der fondamenten van ‘t nieuw te bouwene equipagie magasijn en ambagts quartier.77
Laastelijk is door den Edele Heer Gouverneur voorgestelt hoe dat voor eenige jaaren den adsistent Willem Colbert, met sijn huijsvrouw en kinderen van Batavia repatrieerende,78 bij sijn vertrek van hier deselve sijne vrouw en kinderen op een clandestine wijse alhier hadde agtergelaten, buijten eenige middelen om haar behoorlijk te konnen onderhouden, dat daar door deselve tot een onordentelijk leven (waar van bereijts geen kleijne gerugten loopen) of wel tot lasten der diaconie soude moeten vervallen, weshalven Sijn Edele in overleg gaf of het niet nodigh was dat meergemelde vrouw en kinderen naar haar voorsz man met d’ aanstaande retourvloot van hier afgesonden, te meer denselven tot Amsterdam coffijhuijs houdende, daar door in staat is sijne vrouw en kinderen met eeren t’ onderhouden, en de diaconie presenteert de vereijschte transport en costpenningen in ‘s Comps. cassa te voldoen, mits houdende haar regres op voorne. Colbert; Soo is, daar over geraatpleegt sijnde, goedgevonden en verstaan dat gem. huijsvrouw en haare kinderen op de voorgestelde wijse met d’ aanstaande retourvloot naar ‘t vaderland sal versonden worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.79
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
## Footnotes
-
Sien C.438. deel II:Inkomende Stukken. 1720-1721, pp. 475-476. ↩
-
Johannes Oberholster is gebore in Aa in Switserland . Hy het in 1696 as soldaat na die Kaap gekom, en het hom later as vryburger en slagter op Stellenbosch gevestig. Hy is in 1707 getroud met Helena du Toit, die dogter van Guillaume du Toit en Sara Cochet, en het in 1714 hertrou met Judith du Plessis, die weduwee van Arij van Eeden. Hy is in 1723 oorlede. (Sien Stellenbosch 18/41:Contracten, 1701-1711, onder 1 September 1710; C.J.2599:Testament Boek, 1714-1719, no. 46; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 101.) ↩
-
Hy was die seun van Friedrich Botha en Maria Kickers en is in 1686 aan die Kaap gebore. Hy is in 1710 getroud met Maria Magdalena Snijman, en het na haar dood hertrou met Maria Catharina van Eeden, die weduwee van Johannes Potgieter. (Sien C.J.2651:Teslamenten, 1716-1721, pp. 176-178; M.O.O.C. 7/7:Testamenten, 1746-1751, no. 8.) In 1710 het Goewerneur Louis van Assenburgh hom toestemming gegee om te “gaan leggen en wijden aan ‘t Roode Sant over de Breede Rivier onder aen ‘t Witsens gebergte “. (Vgl. R.L.R.1.:Oude Wildschutte Boek, 1687-1712, p. 172.) ↩
-
‘n Memorie waarin die sekunde, Abraham Cranendonk, besonderhede verstrek omtrent tekortkomende en beskadigde goedere, is hier voor weggelaat. Die Raad het besluit om al die items as verliese af te skryf. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 96-100. Die oorspronklike memorie berus in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 295-297. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 291-292. ↩
-
Hy was die seun van Adriaan van Brakel en Sara van Rosendaal en is in 1686 aan die Kaap gebore. In 1708 is hy getroud met Geertruijda van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl en Anna Sophia Bosch. (Sien M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 49). ↩
-
Matthijs Krugel van Nürnberg het in 1703 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1708 ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Elisabeth van Staden, en het in 1717 hertrou met Margaretha Coetse, die dogter van Dirk Coetse en Sara van der Schulp. Hy is in 1731 oorlede. (Sien Stellenbosch 18/4:Testamenten, 1715-1720, no. 16; M.O.O.C. 8/2:Inventarissen, 1705-1714, no. 104; M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 71; M.O.O.C. 13/2:Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 73.) ↩
-
Daniel Pfeil was afkomstig van Karlskrona en is in 1711 met Anna Maria Six van Chandelier getroud. Hy het die plaas Elsenburg by Stellenbosch besit. (Sien M.O.O.C. 7/8:Inventarissen, 1752-1755, nos. 72 en 72 1/2; R.L.R.4:Oude Wildschutie Boek, 1718-1721, no. 125.) ↩
-
Jan Jurgen Roos van Eisenach het in 1710 as soldaat na die Kaap gekom. In 1711 word hy bode van die landdros van Stellenbosch , en in 1715 bode van die weeskamer. Dieselfde jaar word hy ‘n vryburger. Hy was getroud met Sara Coetse, die weduwee van Matthijs Greeff, en is in 1722 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 80; M.O.O.C. 13/2:Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 23; C.223:Requesten en Nominatiën, 1716, no. 12.) ↩
-
Willem van Zijl is in 1666 in Delft gebore. Hy was getroud met Christina van Loveren van Amsterdam. In 1709 het hy van Goewerneur Louis van Assenburgh die reg verkry om sy vee te laat wei “in het Swarte Land omtrent de swarte berg “. Hy is in 1727 oorlede. (Sien Stellenbosch 18/3:Testamenten, 1708-1714, no. 24; M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, nos. 25 en 129; M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 62; R.L.R.1:Oude Wildschutte Boek, 1687-1712, p. 209.) ↩
-
Wouter de Vos was afkomstig van Groenlo ( Grol ) en het as soldaat na die Kaap gekom. In 1713 het hy ‘n vryburger geword en hom as kleremaker op Stellenbosch gevestig. Hy is in 1717 getroud met Maria Sophia van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl en Anna Sophia Bosch. Na haar dood in 1726, het hy hertrou met Elisabeth Morkel, die dogter van Philip Morkel en Maria Biebow. Hy is in 1731 oorlede. (Sien dieResolusies van die Politieke Raad, deel IV, p. 324; M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, nos. 39 en 39 1/2; M.O.O.C. 7/4:Testamenten, 1726-1735, nos. 15 en 97.) ↩
-
Abraham Decker van Amsterdam het in 1717 uit Indië na die Kaap gekom en het in 1718 ‘n assistent geword. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Meijenburgh bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 104-105, asook C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 297-299, 305-306 en 313-314. ↩
-
Die dagregister maak geen melding van ‘n vergadering op 13 Augustus nie. Waarskynlik word bedoel 12 Augustus. Vgl. voetnoot 128 van 1721 hierbo. ↩
-
Sien C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 319-323. ↩
-
Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Sien C.438, deel II:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 495-496. ↩
-
Twee gedeeltes is hier weggelaat. Die eerste is ‘n memorie van die dispensier, Pieter Rocques Pasques de Chavonnes, waarin hy besonderhede verstrek van tekortkomende en beskadigde voorrade. Die Raad het besluit om al die items as verliese af te skryf. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 108-112. Die oorspronklike memorie berus in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 299-301. Die tweede gedeelte bevat ‘n aantal bevorderings van bemanningslede op die skip Baanman . Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 112-113, asook C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 329-330. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op de skepe Barbesteijn en Baanman bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, p. 114, asook C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 337-338 en 333. ↩
-
Pieter Rocques Pasques de Chavonnes was die seun van Goewerneur Maurits Pasques de Chavonnes en Balthasarina Kien, en is in 1697 in Bergen op Zoom gebore. Hy het in 1714 saam met sy ouers na die Kaap gekom, en het hier vaandrig geword. In 1716 word hy bevorder tot dispensier met die rang van onderkoopman. Sedert 1722 was hy winkelier in Batavia met die rang van koopman. Die volgende jaar word hy vaandrig van die penniste, en in 1725 opperkoopman van die Kasteel Batavia. In 1729 word hy Ontvanger-Generaal, en twee jaar later Goewerneur en Direkteur van Malakka . In 1736 keer hy na Batavia terug en word Kommissaris van Fortifikasies. In 1741 word hy Kommissaris van die kus van Java, en in 1743 Direkteur-Generaal van Indië. Hy is in 1723 in Batavia met Hendrina Cornelia Hasselaar getroud. Na haar dood in 1739, het hy in 1741 met Antonia Adriana Lengele hertrou. Hy is op 30 Januarie 1747 in Batavia oorlede. ↩
-
Hy was die seun van Oloff Bergh en Anna de Koning en is in 1696 aan die Kaap gebore. In 1711 het hy as soldaat by die Kompanjie in diens getree, en in 1714 is hy aangestel as assistent. Hy is in 1719 getroud met Catharina Leij, die dogter van Michiel Leij en Engela van Breda. (Sien C.223:Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 641-642; C.J.2600:Testamenten en Codicillen, 1719-1721, pp. 244-248.) Bergh het op 30 September 1721 die eed as landdros afgelê. Vgl. C.678:Eed Boek, 1692-1747, p. 83. ↩
-
Carel Jansz. van Bengale was ‘n vrygestelde slaaf. Hy was nie getroud nie, en is in 1744 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6:Testamenten, 1738-1745, no. 142; M.O.O.C. 8/6:Inventarissen, 1738-1748, no. 74.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, p. 341. ↩
-
Durand Sollier was eers ‘n skoenmaker op Drakenstein , maar in 1708 het hy ‘n erf in Tafelvallei ontvang. Sy vrou, Martha Petel, is in 1715 oorlede, en hyself in 1739. (Sien M.O.O.C. 8/3:Inventarissen, 1714-1719, no. 8.) ↩
-
Die instruksies aan Slotsboo en Alders kan gevind word in C.702:Instructiën, 1686-1722, no. 646. ↩
-
Sien C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 385-386. ↩
-
Johannes Heufken is in 1669 in Hamburg gebore. Hy is in 1699 getroud met Alida Botma, die dogter van Jan Botma en Jannetje Gerrits, en het in 1724 hertrou met Barbara de Jongh, die weduwee van Jacob Paasen. Hy het die plaas Clovenburg by Drakenstein besit. (Sien M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 9; M.O.O.C. 7/5:Testamenten, 1735-1737, no. 71; M.O.O.C. 14/11:Bylae tot Boedelrekeninge, 1738-1757, no. 34.) ↩
-
Pierre Joubert van Provence het in 1688 met die Berg China na die Kaap gekom. Hy was getroud met Susanne Reyne de la Roque, maar sy is onderweg na die Kaap oorlede, en hy is reeds op die skip weer getroud met Isabeau Richard. Joubert het vyf plase in Drakenstein besit. Hy is in 1732 oorlede. (Sien C.J.2599:Testament Boek, 1714-1719, pp. 279-284.) ↩
-
Amos Lambregts was afkomstig van Leiden . Hy is in 1717 met Catharina Elisabeth Meijer, die dogter van Fredrik Meijer en Cornelia Rosendaal, getroud. Hulle het twee seuns, Hugo en Daniel, gehad. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, pp. 182-184.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n bemanningslid op die skip Opperdoes bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 123-124, asook C.228:Requesten, 1720-1721, p. 347. ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Hendrik Sprinkhoorn van Hamburg was sedert 1716 as assistent aan die Kaap. ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Met hierdie resolusie begin die kladnotule weer. Dit kan gevind word in band C.113:Klad Notulen, 17 17-1719, 1721-1725, 1729-1738. ↩
-
Cornelis Smuts was die seun van Michiel Cornelis Smuts en Cornelia Eenmaal. Hy is in Middelburg gebore, en is in 1720 getroud met Anna van Eck (Van Nek), die dogter van Cornelis van Eck en Elisabeth Schmidt. Sy versoekskrif kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 353-354. ↩
-
Die kaart het nie bewaar gebly nie. ↩
-
Hierdie is feitlik ‘n woordelikse weergawe van die oorspronklike versoekskrif in C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 371-372. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staan “moeilikheeden”. ↩
-
Johannes Louw was die seun van Pieter Jansz. Louw en Elisabeth Wendels. Hy is in 1694 aan die Kaap gebore, en is in 1725 met Margaretha Gildenhuijsen getroud. (Sien Stellenbosch 18/5:Testamenten, 1720-1726, no. 69; M.O.O.C. 13/7:Boedel Reekeningen, 1767-1771, no. 54.) ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif, in ds. Beck se handskrif, kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 405-406. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staan “voltooinge”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 109. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “toekomt”. ↩
-
Sien C.410, deel II:Inkomende Stukken, 1660-1667, pp. 463-464. ↩
-
Sien C.433, deel I:Inkomende Stukken, 1713, pp. 45-49. ↩
-
Cranendonk is op 8 Oktober oorlede, en is op 11 Oktober begrawe. Vgl. C.605:Origineel Dagregister. 1718-1724, pp. 512 en 513-517. ↩
-
Hy was die seun van Jacobus van As en Maria Clements. (Sien M.O.O.C. 8/1:Inventarissen, 1692-1705, no. 60.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, p. 357. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721.1725, p. 110. ↩
-
Harmanus Smuts was die seun van Michiel Cornelis Smuts en Cornelia Eenmaal en is in 1694 in Sluis in Vlaandere gebore. Hy is in 1716 met Johanna Best getroud. Na haar dood is hy in 1741 weer met Susanna van Boven, die weduwee van Servaas de Kock, getroud. Sy is in 1754 oorlede, en in 1768 is hy vir ‘n derde keer getroud met Agatha Blom, die weduwee van Lucas Meijer. Hy is in 1763 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6:Testamenten, 1738-1745, no. 75; M.O.O.C. 7/14:Testamenten, 1762-1763, no. 15; M.O.O.C. 8/8:Inventarissen, 1752-1758, no. 7.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, p. 365. ↩
-
Die kaart, geteken deur E. W. Cochius, kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, p. 367. ↩
-
Twee gedeeltes is hier weggelaat. Die eerste bevat drie memories van die pakhuismeester, Jan de la Fontaine, die ekwipasiemeester. Cornelis Valk, en die keldermeester, Sergius Swellengrebel. Daarin word besonderhede verstrek van beskadigde voorrade. Die Raad het besluit om dit as verliese af te skryf. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 149-152. Die oorspronklike memories berus in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 303-304, 305 en 307. Die tweede gedeelte bevat ‘n aantal bevorderings op die skepe Haarlem en Hillegonda . Sien C.16:Resolutiën1721-1722, pp. 152-153, asook C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 361-362. ↩
-
Sien C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 379-380. ↩
-
Willem Mensingh was die seun van Rutgert Mensingh en Gerbregt Berdinis en is in 1666 gebore. Hy was getroud met Johanna Maria Tas, en het later hertrou met Elisabeth Lingelbag. Sy dogter, Maria Margaretha, het in 1718 na Nederland teruggekeer en in Amsterdam gaan woon. Hy is in 1721 oorlede. Sy testament het bewaar gebly in M.O.O.C. 7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 23. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 111. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n bemanningslid op die skip Hillegonda bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, p. 156. ↩
-
Groenewald se naam is nie ingevul nie. Dit is egter Christoffel Groenewald van Königsberg. Hy was eers as korporaal in diens van die Kompanjie, maar in 1691 het hy ‘n vryburger geword. In dieselfde jaar is hy met Catharina Niemand van Amsterdam getroud. Hy is in 1721 oorlede. Volgens die hofstukke het Groenewald ‘n stuk grond van Hendrik Scheffer gekoop, maar kon nie besit daarvan neem nie, aangesien die weduwee Laubser op ‘n deel daarvan aanspraak gemaak het. (Vgl. C.J.1035:Civiele Proces Stukken, 1722, pp. 26-50.) ↩
-
Sien C.438, deel II:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 507-552, asook C.122:Bijlagen, 1720-1721, pp. 965-1045. ↩
-
Sien C.438, deel I:Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 201-214. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 112. ↩
-
‘n Nuwe skrywer het hier oorgeneem. ↩
-
In die Haagse Kopie staan ook “iets”. Dit moet waarskynhik “niets” wees. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 113. ↩
-
Sien C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 397-399. ↩
-
In sowel die Haagse Kopie as die oorspronkhike versoekskrif staan “wijgerigh”. ↩
-
Twee gedeeltes is hier weggelaat. In die eerste is ‘n bemanningslid op die skip Uno bevorder. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 171-172 en C.228:Requesten, 1720-1721, p. 389. Die tweede gedeelte bevat ‘n memorie van die sekunde, Jan de la Fontaine, waarin besonderhede verstrek word van tekortkomende en beskadigde voorrade uit die skepe Meijenbergh , Hillegonda , Haarlem en Heesburgh , en uit die negosiepakhuis. Die Raad het besluit om al die items as verliese af te skryf. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 172-176. Die oorspronklike memorie berus in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 313-315. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif in ds. Van Aken se handskrif, kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, pp. 409-410. ↩
-
Dit is die handtekening van Schalk Willemsz. van der Merwe. ↩
-
Hy was die seun van Joost Strijdom en Johanna Groen en is in 1690 gebore. In 1711 is hy met Elisabeth Nortje getroud. (Sien C.J.2599:Testament Boek, 1714-1719, pp. 294-299.) ↩
-
Jean Durand (1669-1727) is in La Motte gebore, en was ‘n chirurg in Drakenstein . Hy is in 1702 met Anna Vermeulen getroud, en het later met Wilhelmina van Zijl van Haarlem hertrou. (Sien C.J.2599:Testament Boek, 1714-1719, pp. 18-24.) ↩
-
Behalwe bogenoemde sake, het die Politieke Raad ook nog besluit om die adelbors, Cornelis van Rooijen, sy vrybriewe te verleen. Vgl. C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 114. Van Rooijen se versoekskrif kan gevind word in C.228:Requesten, 1720-1721, p. 393. ↩
-
Sien C.228:Requesten, 1720-1721, p. 413. ↩
-
Sien C.339:Attestatiën, 1720-1721, pp. 733-740. ↩
-
In die oorspronklike rapport staan ook “op en peene”. In die Haagse Kopie staan egter “op een peene”. ↩
-
Die plakkaat is op 16 Desember 1721 gepubliseer. Sien C.682:Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 169-179. Dit is ook gepubliseer in dieKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 84-87. ↩
-
Die Politieke Raad het ook nog ‘n aantal minder belangrike besluite omtrent nuwe aanstellings geneem. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 115. ↩
-
Die ou skrywer het weer hier oorgeneem. ↩
-
Volgens die kladnotule het Rhenius sy dagregister aan die Raad voorgelê. Dit het egter nie bewaar gebly nie. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 166. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Arentsduijn bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.16:Resolutiën, 1721-1722, pp. 199-200. ↩
-
Willem Colbert was boekhouer en assistent op die skip Diemen toe hy in 1716 met sy vrou, Abigael Marquart, en hulle twee kinders van Batavia na Nederland teruggekeer het. Vgl. C.120:Bijlagen, 1716-1717, p. 185. ↩
-
Die Raad het ook Jeronimus en Jan Swellengrebel, die seuns van Johannes Swellengrebel en Johanna Cruse, as assistente in diens geneem. Vgl. C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 116. ↩