Skip to content

C061 v1.20

C. 61, pp. 2-5.

Dingsdagh den {17221020} 20e October 1722, voormiddags.

Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer Cornelis van Beaumont.

De schippers der aanweesende scheepen Ter Horst en d’ Cornelia , Jan de Roode en Jan Brouwer, sijn ter vergaderinge verscheenen en hebben op de afvraginge van den Edele Heer Gouverneur betuijgt dat aan haare scheepelingen geduurende haar legtijt alhier ten genoegen was verstrekt geworden deugdelijke en genoegsaame ververssinge van groentens, vleesch en brood, en boovens dien van alle het verdere benodigde ‘t geene vereijscht wierd tot het in staat stellen van haare onderhebbende boodems omme de rheijse Bataviawaarts te konnen vervorderen; dat sij dierhalven vermeijnde bij bequaam weer en wind daar toe in volle gereetheijd te sullen sijn op Maandag den 26e deeser loopende maand, versoekende den schipper De Roode eeniglijk dat aan hem nog agt boots met ballast tot meerder stijvigheijd van die kiel mogt aangevoerd werden, waaromme dan ook vervolgens beslooten is de versogte ballast ten spoedigste doenlijk te doen aanbrengen en die twee scheepen ten voorsz daage, ‘t weer sulx toelaatende, te doen monsteren en van hier depescheeren.1


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.2

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 61, pp. 6-8.

Dingsdagh den {17221027} 27e October 1722, voormiddags.

Alle present.

De schippers der aanweesende scheepen ‘t Slot Aldegonde en Clarabeecq ter ordre van den Edele Heer Gouverneur in Raade verscheenen en aldaar betuijgt hebbende dat sijlieden geduurende haar vertoef alhier genoegsaam sijn voorsien geworden van behoorlijke ververssinge van groente, vleesch en brood, en dat sij uijt dien hoofde van meninge waaren omme bij bequaam en handsaam weeder haare scheepen in staat hebben omme op Dingsdag den 10e der aanstaande maand November de rheijse na Batavia te kunnen vervorderen, te meer bij aldien haare aangebragte inpotenten als nog ten hospitaale sijnde, en wel bijsonderlijk de zeevarende luijden, teegens dien tijd tot soo verre sullen kunnen sijn hersteld; Soo is naar deliberatie goedgevonden en geresolveerd dat die twee bodems ten voorsz daage sullen werden gemonstert, ‘t weer sulx toelatende.3


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.4

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 61, pp. 9-15.

Dingsdag den {17221110} 10e November 1722, voormiddags.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, en den onderkoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Door den schipper van ‘t hier ter rheede vertoevend schip ‘t Huijs te Vlotter ter requisitie van den Edelen Heer Gouverneur alhier in Raade betuijgt hebbende dat geduurende desselfs aanweesen ten vollen genoegen was voorsien geworden van deugtsame ververssinge van moeskruijden, versch vleesch en brood, mitsgrs. andere benodigtheeden vereijscht wordende tot ‘t in staad brengen van sijn onderhebbende bodem omme de rheijse van hier naar Batavia gerustelijk te kunnen voortsetten, en dat die kiel daaromme ook wel in staad soude sijn de voorm. rheijse ten eerste te ondernemen, ten waare nog een aansienelijk aantal van sijne aangebragte inpotenten, en wel bijsonderlijk d’ zeevarende of mattroosen, bij mancquement van kragten en volkomen herstelling genootsaakt waaren ten ‘s Comps. hospitaale sig te blijven ophouden en waaromme denselve versogt dat de monstering en sijne depesche van hier mogt blijven opgeschort tot heeden over agt dagen, in hoope dat in die tusschen tijd de geme. inpotenten tot behoorlijke gesontheit en genoegsame kragten sullen hersteld kunnen werden; Soo is naar deliberatie goedgevonden en geresolveert dien bodem ten versogte dage bij bequaam weeder te doen monsteren en van hier depescheeren.

Vervolgens is door den capiteijn Kaije Jesse Slotsboo, als benevens den onderkoopman en winkelier, Jan Aldersz., gecommitteert geweest sijnde tot ‘t bijwoonen der burger wapenschouwing over Stellenbosch en Drakenstijn , niet alleen ter vergaderinge overgelevert de monsterrollen der burger compagnien sig daar bevindende5 maar ook bovens dien betuijgt hoe seer veele niet alleen tegens de soo dikwils herhaalde beveelen deeses Raads, wederom van de geme. wapenschouwing waren afweesig geweest, maar dat ook veele anderen daar tegenwoordig geweest sijnde ‘t sij uijt nonchalances of wel veragtinge, in geene delen met volle wapenen waren bevonden, als sommige mancqueerende snaphaanen of pistoolen, andere degens en patroontassen, ja selfs buskruijt inclusive, van ‘t welke nogtans sij alle jaarlijx Comps. weegen ten dien eijnde rijkelijk genoeg buijten haaren costen voorsien werden; dierhalven aan het wijs overleg van den Edelen Heer Gouverneur en deesen Raad eerbiedig gedefereert latende of teegens soo aandringende disobedientie en onagtsaamheeden niet behoorde te werden voorsien; over ‘t welke dan met aandagt geraadpleegt sijnde, goedgevonden en geresolveerd is land-drost en burgercrijgsraad van Stellenbosch en Drakenstijn ernstiglijk aan te schrijven omme sonder conniventie van alle die geenen die buijten voorkennisse van haare respective officieren of andere wettige en valable redenen van de monsteringe absent sijn geweest, te doen invorderen en betalen de boeten daar toe staande en dat sijlieden vervolgens uijt name van den Edelen Heer Gouverneur en deesen Raad bij affixie van billietten alle ende een igelijk der voorsz ingesetenen sullen hebben te adverteeren en aan te kondigen dat wie van hun in ‘t toekomende onder den jaarlijxe optrek of wapenschouwing weeder bevonden sal werden verscheenen te sijn sonder alle de wapenen en cruijt soo als vereijscht werd, deselve sullen werden aangemerkt als niet present geweest te sijn, ende dierhalven gehouden weesen te betalen de boeten daar toe staande.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.6

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 61, pp. 16-26.

Dingsdag {17221117} 17e November 1722, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

Is door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge voorgestelt dat vermits het somer saijsoen nu tot soo verre was ingeschooten dat men dagelijx mooij weeder en stille zee te verwagten had, ende dierhalven bequamer gelegentheid soude kunnen kreijgen omme omtrent de wracken van de jongst gestrande ‘s Comps. schepen beter en naukeuriger ondersoek te kunnen doen of daar omtrent nog eenige geldkisten of andere waardige goederen te bekomen ende te bergen soude sijn, of ‘t dierhalven in opvolginge van ‘t schriftelijk geadviseerde der gecommitteerd geweest sijnde schippers niet nodigh soude weesen dat deselve als nu wierden verbrand, te meer om dat men daar door beeter gelegentheit soude kunnen bekomen tot ‘t ontdecken wat goederen in en onder deselve sig als nog verborgen hielden, over ‘t welke met aandagt gedelibereert sijnde, goedgevonden ende geresolveerd is dat de wracken van de Standvastigheit , Rotterdam en d’ Soetigheit , soo tegen als op den stranden nogh leggende, tot bereijkinge van het voorgestelde oogmerk sullen werden verbrand, alvoorens daar van geborgen sijnde sodanigen houtwerken en andere goederen als nog ten dienste der E. Compe. soude kunnen werden gebruijkt, en ook eenigsints bekomen kunnen werden.7


Vervolgens ter vergaderinge geleesen sijnde ‘t requeste door Claudina Lombaart,8 wed. David du Buisson,9 in d’ volgende bewoordinge overgegeven:

Aan den Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Ede. Gestre. Heere en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met behoorlijke eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. ootmoedige dienaresse, Claudina Lombaart, wede. wijlen den landbouwer David du Buisson, hoe haar opgeme. man nu al over de agt jaaren met permissie in leening heeft beseeten seeker stuk land gelegen in Hottentots Holland aan Lourens Rivier bij de Mostert Bhaij ,10 en waar voor de behoorlijke recognitie penningen ook is betaalt geworden en ten aansien sij supplte. met het afsterven van voorn. haaren man in een bedroefde staad is blijven sitten met vier kleijne kinderen, zoo neemt sij de vreijheit Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. onderdaniglijk te bidden dat haar het bovengeme. stuk land ter groote van 56 morgen en 132 roeden, gelijk het g’annexeerde caartje komt aan te toonen, in eijgendom mogte gegeven werden, om daar door haar en haare kinderen op een eerlijke wijse te kunnen alimenteeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende.’

Soo is, reflexie genomen sijnde dat de voorme. wede. ‘t versogte stuk lands al ruijm agt jaaren ter beede beseten en bebouwt heeft sonder dat ijmand van haare omleggende buuren sig daar door eenigsints benadeelt hebben betoont, dat den selve van een eerlijk en arbeijdsaam leven sijnde, beladen met een swaare last van kinderen, sij dierhalven bij bekoming van dien eijgendom des te beeter in staad soude weesen om deselve met eere te onderhouden en groot te brengen, dierhalven goedgevonden en geresolveerd aan de supplte. het versogte stuk lands bij deesen in eijgendom te verleenen op approbatie van d’ Hooge Indische Regeringe, weshalven het selve door den landmeeter sal werden gemeeten en ter Secretarije behoorlijke grondbrief opgemaakt en g’expedieert werden.

Laastelijk wierd door den Edelen Heer Gouverneur in Raade betuijgt dat al hoewel alle ende een ijder deeser ingesetenen ingevolge de successive raadsbesluijten en g’emaneerde ordres verpligt en gehouden waaren de straaten en weegen voor haare huijsen en erven suijver en reijn te houden, Sijn Edele nogtans moeste seggen dat de dagelijxe ondervindinge deede sien dat die ordres in geene deelen wierden geobserveert, maar ter contrarie de straaten en weegen op veele plaatsen met vuijligheeden sodanigh waaren gevult en opgehoopt, dat het te dugten was dat bij seer warm weder de stank wel eenige siektens onder de burgers soude veroorsaaken, dierhalven in consideratie gevende of ‘t niet nut en dienstig soude sijn dat tot weeringe van sulx en opvolginge van de oude ordres, den Heer independent fiscaal benevens den capiteijn deeses Casteels en een burgerraad bij bequaame gelegentheit de schouwing deede der wegen en straaten om te konnen ontdecken wie aan die ongehoorsaamheit en nalatigheit schuldig soude sijn, omme van deselve sonder oogluijkinge daar over afgevordert te werden sodanige boetens en penaliteiten soo als bij ‘t generaal placcaat dies aangaande sijn gestatueert; Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan dat sulx op de voorgestelde manieren sal werden verrigt, sullende nogtans alvoorens een igelijk bij affixie van billietten werden geadverteert dat de geme. schouwing op handen is, ten eijnde de straaten en wegen voor soo verre ider aangaat, behoorlijk te kunnen zuijveren en sig dusdanig voor alle schaden te wagten; dat ook vervolgelijk bij aanplacking van billietten sal werden geadverteert en gewaarschouwt alle ingesetenen haar werkmakende van vreemde natien, alhier aanlandende, te logeeren, dat sij volgens het generaal placcaat gehouden sullen sijn voor sonnen ondergangh aan den officier van de hooftwagt met een briefje kennisse te geven van de namen, qualiteijt en quantiteit van vreemde persoonen bij haar logeerende en vernagtende, op peene dat die geene daar van komen af te gaan ofte versuijmig te sijn, sonder eenig tegenspreken sodanig sullen werden gemulcteert als voormelt generaal placcaat en andere ordres komen mede te brengen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.11

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 61, pp. 27-34.

Dingsdag {17221124} 24e November 1722, voormiddags.

Alle tegenwoordigh.

Den schipper van ‘t aanwesend schip d’ Agatha ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur in Raade verscheenen, en op gedaane afvraginge betuijgt hebbende hoe geduurende desselfs vertoef alhier ten genoege was voorsien geworden met deugtsaame ververssinge van groente, vleesch en brood, en bovens dien versorgt van het noodsakelijke vereijscht werdende tot het in staad stellen van sijn voorn. bodem omme de rheijse van hier met gerustheit naar Batavia te kunnen volbrengen, en hoewel daar toe die kiel jegenwoordig genoegsaam in staad was, soo versogt nogtans denselve dat in aanmerkinge de nog duurende swakte van de aangebragte inpotenten en een beeter verhaal van haare kragten, de monsteringe en sijne depesche mogte blijven uijtgestelt tot Maandag den 30 deeser lopende maand, als wanneer vermeijnde in vollen staad van vertrek te kunnen sijn; Soo is naar gehoudene raadpleeging geresolveerd bij bequaam wind en weder den voormelten bodem ten voorsz dage te doen monsteren en hier af te laaten gaan.

Sijnde wijders op de voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan dat enige balken dewelke bij mancqument12 van plaats in de opene lugt leggen en daar door ‘t bederf subject sijn, aan de ingesetenen die daarom versoek doen alhier ten voordeele der E. Compe. voor contant zullen werden verstrekt.

Vervolgens geliefde den Edelen Heer Gouverneur in Raade voor te stellen dat volgens de ingekomene ordres onser Heren en Meesters, dit Casteel sullende moeten gefortificeert werden, onder andere aan te leggene werken wel bijsonderlijk tot het werk aan de zee strand sal werden vereijscht en groote quantiteijt clippen die niet wel mogelijk ‘s Comps. weegen sullen kunnen werden aangevoert, uijt gebrek van genoegsaame wagens, trekbeesten of paarden, die buijten dien genoeg te stellen hebben met den dagelijxe aanvoer van ‘t vereijschte brandhout, ballast voor de passeerende schepen als andere benodigtheeden, dierhalven dienstigh g’agt had in bedenking te geven dat vermits de fortificatien wel bijsonderlijk meede diende tot bescherminge der ingesetenen, sonder dat nogtans deselve eenigsints tot haar lasten gedeijde, of ‘t dierhalven van haar kant niet pligtig geoordeelt behoorde te werden dat sij d’ E. Compe. in die swaaren last enige hulpe toebragten, en wel bijsonderlijk met haare wagens tot het vervoeren van klippen en andere materialen, ‘t welk als nu op een ongevoelige wijse soude kunnen werden verrigt bij aldien met den opbreng van haare ingeoegste graanen ieder wagen maar quam aan te reijden een vragt klippen welke bereijts in gereetheit bij den anderen waaren gebragt; welke aangaande geraadpleegt sijnde, goedgevonden ende verstaan is dat ider wagen der ingesetenen eenig graan of wijn ten dese Casteele op brengende, voor haar vertrek van de Caab gehouden sal sijn een vragt klippen ten behoeve der fortificatien aan te reijden, en sulx soo dikwils als sij een vragt coorn of wijn aan d’ E. Compe. opbrengende.

Laastelijk is door den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, aan den Edelen Heer Gouverneur en Raad kennisse gegeven hoe dat Sijn E. al voor lange te vooren gekomen sijnde klagten over het quaad en onordentelijk gedrag van den hier gebanne Prins van Ternaten , en wel bijsonderlijk dat denselve werkmaakte van soo wel Europeers als slaven en slavinnen ten sijnen huijse bij nagt en dag op en aan te houden, soo tot den dobbel, hoererij als andere onordentelijkheeden, denselve dierhalven seer dikwils van dat quaad te vergeefs hadde afgemaand, en daaromme genoodsaakt was geworden tot stuijting van dat verderflijk quaad een nauwer toesigt over deselfs gedrag te doen houden, tot soo verre dat denselve hardneckig blijvende in sijne quade behandelingen, genootsaakt was geweest dat hoeren en roof nest te stooren, als hebbende nu onlangs in ‘t midden der nagt uijt sijn huis doen haalen een Europeer en diversse slaven, soo van ‘s Comps. dienaaren als andere ingesetenen, die actueelijk met den dobbel besig waaren, weshalven Sijn E. sig verpligt vond den Edelen Heer Gouverneur en Raad in serieuse bedenkinge te geven of het niet nodig soude wesen dat soo halsterrigen bandiet tot voorkoming van verdere debausche van slaven, ten exemple van anderen in ‘t publicq wierde gestraft, en van deese plaats gedemoveert, soo wel als desselfs slaaf die in die quade gangen als brak in ‘t opdoen van ‘t wild is gebruijkt geworden; Soo is, diesaangaende gedelibereert sijnde, goedgevonden en geresolveerd dat den voorm. gebannen Prins van Ternaten soo wel als desselfs slaaf door de caffers sullen worden gelaarst, en vervolgens naar ‘t Robben Eijland gesonden, omme aldaar voor de cost tot nader ordre aan ‘s Comps. gemeene werken te arbeijden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.13

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 61, pp. 35-39.

Donderdag den {17221126} 26e November 1722, voormiddags. Extraordinaris vergadering.

Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.

Den Edelen Heer Gouverneur betuijgde ter vergaderinge dat hoewel Sijn Edele bij ‘t arrivement van ‘t retourschip d’ Anna Maria advis bekomen hebbende dat desselfs mede macker, ‘t retourschip Schonenberg , het ongeluk soude gehad hebben omtrent de Vleesch of Visch Bhaij op de staart van ‘t rif van Angulhas 14 aan de grond te seijlen,15 aanstonds bij missive daar van kennisse had gegeven aan den land-drost, Marthinus Bergh,16 en daar nevens gelast sonder eenig vertoef ijmand der ingesetenen of die de beste kennisse der landstreeken en stranden vermijnd wierd te hebben, te paard of andersints na derwaarts af te senden, om aldus nauwkeurig te onderstaan wat van die saake mogte sijn, en in cas van bevinding van voorme. schip, waar en hoe verre van ‘t land het selve sigh mogte bevinden en hoe best te hulpen te komen soude sijn, en dat selfs bij ‘t andwoord van voorm. land-drost onder den 25e daar aanvolgende geadviseerd werd dat ‘t een en ‘t ander bij hem persoonlijk sal werden ondersogt;17 soo heeft Sijn Edele nogtans vermijnd op dat gedoente in soo een gewigtige saak sigh niet te mogen berusten, maar tot meerdere dienst van d’ E. Compe. geagt deesen Raade extraordinairlijk bij den anderen te doen roepen, ten eijnde gesamentlijk te kunnen hooren uijt den schipper van ‘t voorm. schip d’ Anna Maria benevens den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, of ër enige mogelijkheit soude sijn dien ongelukkige bodem Schoonenbergh te hulpe te komen, of wel eenige goederen daar uijt te bergen, en door wat middelen ‘t een en ander soude kunnen werden uijtgevoert; waar op dan de voorm. twee schippers in Raade binnen geroepen en ‘t een en ander haarlieden door den Edelen Heer Gouverneur voorgestelt, en haaren consideratien afgevraagt geworden sijnde, betuijgde sij beijden van gedagten te sijn dat het volslagen onmogelijk soude weesen met enige vaartuijgen omtrent die hel te naderen, veel min eenige goederen daar uijt te bergen, ter oorsaake van de continueele zwaare zeen en groote brandingen die continneelijk uijt den zuijden op die custen komen aan rollen, buijten en behalven dat den equipagiemeester Valk daar bij voegde dat d’ aan de hand sijnde vaartuijgen als de hoeker Zeelandia en d’ Postloper , door ouderdom en swakheit buijten staad waaren om die voijagie te kunnen volbrengen, als in dit mouson genootsaakt souden weesen om de zuijd te loopen om bovenswinds op dat schip af te kunnen komen; over welk een en ander dan geraadpleegt sijnde, goedgevonden ende geresolveerd is alvoorens iets naders te ondernemen, de verwagt werdende nader rapporten en advisen af te wagten.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.18

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 61, pp. 40-52.

Maandagh {17221130} ulto. November 1722, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

Alle present,exceptisd’ Es. Jan de la Fontaine en Adriaan van Kervel, als in commissie sijnde.

De leeden des Raads door den Edelen Heer Gouverneur bij een geroepen sijnde, produceerde Sijn Edele een missive opstonds ontfangen van d’ Es. Jan de la Fontaine, Adriaan van Kervel en Cornelis Valk, dewelke geleesen sijnde, van de volgende inhoud wierd bevonden:19

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinair van Nederlands India en Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop, &a. &a.

‘Wel Edele Gestrenge Heer,’

‘Op huijden nagt, omtrent ten half drieje van de Caab vertrocken, en alhier op Vergelege des agtermiddags omtrent ten drie uuren aangekome sijnde, hebben wij aanstonds ordre gestelt dat den opper en onderstuurman benevens de derdewaak van ‘t verongelukte schip Schonenberg , die ten huijse van den heemraad Philip Morkel met nog tagentig dier schepelingen aangekomen waare, op den weg nog agter gelaten hebbende drie van haare metgeselle, waar van 2 in ‘t veld sijn blijve legge en den derde sig op een wagen geborgen heeft, voor ons te laten verschijnen, om te onderstaan of er enige mogelijkheit soude sijn sommige van ‘s Comps. goedere uijt die kiel, ‘t sij met of zonder vaartuijge of wel andersints, te salveeren, en met een te onderstaan hoedanig de gestaltenisse van den schipper en de resteerende 20 coppen die sig als nog omtrent het wrak bij haar vertrek bleven ophoude, soo ten opsigte van de provisie als dranken en bijsonderlijk water daar gestelt was.’

‘Op ‘t eerste poinct hebben ons de drie voormelde officiers eenpariglijk betuijgt, en op het ernstigste versekert dat het een volstrekte onmogelijkheit is, soo ten reguarde van de swaare zee als de kragtige brandings met eenig vaartuijg dat schip te naderen, veel min eenige goederen daar uijt te bergen, dat de schuijt bereyts verplettert, en de boot door ‘t breken der touwe op het strand geslage sijnde, sonder apparentie daar van weder te kunne werden afgebragt, sij dierhalven op een wonderlijke geluckige wijse haare levens hadden gesalveert, ten aansien de masten door het schip bereijts heene gestoten en het gantsche agterschip weggeslagen was, weshalven wij het tot Uwel Edele Gestrengens nadere ordres onnodig hebben geagt de rheijse van hier over het gebergte naar derwaarts aan te nemen.’

‘Dog gelijk de gemelde officieren ons mede onderrigtende dat bij haar vertrek van daar geen meer water voor de overgeblevene manschap restant was als de helft van een halve legger, sonder te weeten of daaromtrent vers water te bekomen soude sijn, en dat het selve niet verre soude kunne strecken soo tot drinkwater als koking der twee vaten geborgene gort en drie levendige varkens, soo hebben wij daar heene geschikt tot behoudenisse van die ziele dat op morgen ogtent vroeg de wage van den landbouwer Jacob Malang van hier naar derwaarts zal afgaan, voorsien met eenige brandewijn, 2 mudde meel, eenig ledig vaatwerk om over het gebergte met verswater gevult te werden, benevens twee slagt beesten die door Monsr. Van der Heijde gelevert en voor de wagen mede gespanne sullen werde, om aldaar te slagten en behoorlijk te verbruijken, maar alsoo wij ons in geenen deele gequalificeert hebben bevonden om den schipper Van Soest eenige ordres te geven of den selve met sijn bij hebbende manschap daar langer vertoeven of wel met de nog geborgene ‘s Comps. papieren van daar op te breeken en Caabwaarts aan te komen, soo hebben wij onvermijdelijk van onse pligt geagt Uwel Edele Gestre. van ‘t een en ‘t ander met deese expresse de verschuldigde kennisse te geven en daar nevens op het eerbiedigste te versoeken dat wij deese aangaande met Uwel Edele Gestr. g’eerde beveele ten alderspoedigste mogen werden voorsien, ten eijnde deselve sonder uijtstel met het vereijschte respect te doen uijtvoeren, alsoo den voormelde Jacob Malang en Gerrit Romond hebben aangenome den brief die aan voorseijde schipper Van Soest mogte afgaan, derwaarts heen te brenge.’

‘De bereijts hier aangelande officiere en gemeene van dien bodem hebben wij best gedagt Caabwaarts te laten voortgaan, dog gelijk sommige van dien inpotent en onmagtig zijn tot den mars, zoo hebben wij niet ondienstig geagt te accepteeren de gedane presentatie van den heemraad Philip Morkel, omme deselve met een paarde en osse wagen te adsisteeren, hoewel daar voor als mede voor andere dienste eenige vergoeding mogt werden versogt.’

‘Waar meede dese besluijtende, bevele wij Uwel Edele Gestrenge in Godes heijlige hoede - - - (Was getekent) Jan de la Fontaine, A. V. Kervel, Cs. Valk. (In margine) Op Vergelege , desen 29e November 1722.’

Daar nevens door hoog gem. Sijn Edele in overleg gegeven werdende wat men hier omtrent ten meesten dienste der E. Compe. behoorde te besluijten, Zoo is, dieswegen met behoorlijke aandagt geraadpleegt en daar nevens in consideratie genomen sijnde dat den opper en onder stuurman benevens den derdewaak van het verongelukte schip Schoonenbergh , volgens bovengem. schrijvens eenpariglijk hadden verklaart dat het een volslage onmogelijkheit was met een vaartuijg dat schip te naderen ter oorsake van de zwaare brandings en hooggaande zeen, die men ter plaatse daar het gen. gebleevene schip leijd, onderhevigh is, en dat het ook dienvolgens niet doenlijk was eenige van ‘s Comps. goederen te kunnen bergen, weshalven goedgevonden en beslooten is, dewijl om reedenen voorsz niet gesien kan werden wat bovengem. gecommitteerdens ten dienste der E. Compe. bij het gebleeve[ne] schip soude kunnen uijtvoeren, haarlieden ten spoedigste bij missive te authoriseeren van wederom herwaarts op te komen, na dat door haar zodanige ordres zoo met het afsenden van nodige levens middelen voor den schipper Albert van Soest en sijn bij hebbende manschap op strand omtrent het wrak nogh vertoevende, als andersints sal sijn gestelt, zodanigh als sijlieden ten meesten dienste der E. Compe. zullen vermeenen te behooren; dog dat den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, zal werden g’ordonneert om met de eerste bequame gelegentheit zig te vervoegen op strand bij den schipper Van Soest, om door hem selfs op het nauwkeurigst inspectie genomen te werden hoedanig het met bovengem. verongelukte kiel gestelt is, om daar van bij sijn te rugh komste alhier behoorlijk rapport te doen, op dat wij onse Heeren en Meesteren in ‘t vaderland, als de Hooge Indiasche Regering tot Batavia met meerder fondament hier omtrent kunnen berigten;20 zullende ook den secretaris van Stellenbosch , Johannes Pleunis, werden aangeschreven zigh ten allerspoedigste te vervoegen bij meergen. gecommitteerdens om in geselschap van gem. equipagiemeester Valk de rheijse na bovengen. plaatse aan te nemen,21 om door den selven nevens den boekhouder van het verongelukte schip, zoo die nog bij den schipper Van Soest mogte sijn, ‘s Comps. geborgene brieven en papieren herwaarts te paard, of zoo deselve in cassen mogten geslooten sijn, met een wagen of anders op de gevoegelijkste wijse op te brengen, sijnde vervolgens ook goedgevonden dat den schipper Van Soest met sijn nogh bij hem hebbende manschap voor als nog tot nader ordre bij sijn gestrande bodem zal hebben te vertoeven om de aan te spoelene ‘s Comps. goederen gade te slaan, van alle het welke ten spoedigste bij missive kennis zal werden gegeven aan meergem. gecommitteerdens, dewelke daar nevens zullen werden gequalificeert om in ‘t een en ander zodanig te handelen, als zij ten meesten diensten der E. Compe. zullen vermijnen te behooren.

Aldus geresolverd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.22

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] Mij present, HK. SWELLENGREBEL. E.g. clercq.

23

C. 61, pp. 53-61.

Dingsdag den {17221208} 8e December 1722, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Ter vergaderinge gelesen sijnde ‘t requeste door Geertruij de Wit,24 wede. wijlen den burgerraad Hendrik Bouman,25 in volgende bewoordinge overgegeven:26

Aan den Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes- - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heere en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met behoorlijk respect te kennen Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. pligt schuldige dienaresse Geertruij de Wit, wede. wijlen den burgerraad Hendrik Bouman, hoe met het onlangs g’arriveerde Deens schip de Coningin Sophia alhier is aangekomen de supplte. dogters dogter, namens Geertruij Catharina Nissing,27 228 dewelke de supplte. gaarne bij haar zoude willen behouden, dierhalven neemt sij de vrijmoedigheit van Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. op het onderdanigst te versoeken dat Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. gelieven te permitteeren dat opgeme. haar kleijn dogter onder des supplte. opsigt en bescherminge alhier magh verblijven.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Soo is naar deliberatie goedgevonden en geresolveerd ‘t gedane versoek bij deesen te accordeeren.

Vervolglijk is door den boekhouder en land-drost, Marthinus Berg, bij geschrifte instantig versoek gedaan dat in die voorsz bedieninge mogte werde gevordert tot onderkoopman met veertig guldens ter maand;29 Soo is, diesaangaande gedelibereert en daar nevens in opmerkinge gekomen sijnde, niet alleen de lastigheit dier bedieninge met ‘t doen van d’ continueele ritthen ten platte[n]landen, maar dat ook eenige van desselfs predecesseuren die qualiteit en gagie hebben beseeten gehad, en dat ‘t selfs van nut en noodsakelijkheijd scheijnt dat die caracter hem werde toegevoegt, omme des te beeter sig selve in sijn ampt van land-drost en president van heemraaden te maintineeren ende de ingesetenen ten platten lande[n] in behoorlijke stilte en subordinantie te houden, goedgevonden en verstaan denselven ‘t versogte advancement tot ondercoopman met veertig guldens ter maand bij desen te accordeeren, op expresse goedkeuringe nogtans van onse Heeren en Meesteren.

Laastelijk is ter vergaderinge overwogen ‘t gedaane versoek vervat in ‘t requeste door de wed, van den geweesene Raja van Tambora in d’ onderstaande termen overgegeven :

Aan den Wel Edelen Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestre. Heere en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft in alle oodmoed te kennen de wede. van den geweesene Raja van Tambora , hoe sij ‘t sedert het overlijden van haaren man voornt. nu al over de drie jaaren geleeden door d’ E. Comp. is besorgt geworden met eenige weynige levens middelen, benevens drie slaven dewelke voor haar en haar kinderen hebben g’arbeijd, waar door sij supplte. op een redelijke wijse heeft kunnen subsisteeren, dog dat nu eenige tijd geleeden geme. slaven haar sijn afgenomen geworden, waar door de supplte. is gebragt in een slegte toestand, als niets van sig selven hebbende waar door aan de kost zoude kunnen geraken, zijnde bovens dien haar drie soonen tegenswoordig nogh wegens haare jonkheit te onmagtigh om door haaren arbeid iets te kunnen gewinnen en daar door de supplte. te onderhouden, moetende sij supplte. ook voor huijs huur ‘s maands betalen de somma van Rds. 7, alle het geen haar swaar komt te drukken, sodanig dat sij supplte. daar door nevens haare kinderen somwijlen gebrek komt te leijden, weshalven sij in deese nood haar uijtterste toevlugt is nemende tot Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. met demoedig versoek dat Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. zoo medogent willen sijn van haar iets meer als tegenswoordig tot onderhoud komt genieten, gelieven toe te leggen, als meede dat de drie opgem. slaven haar weeder tot gebruijk mogte overgegeven werden, of wel dat Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. het geen de supplte. vrij liever hadde als het met Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. wel behage mogte sijn, dat aan haar eenigh geld des ‘s maands mogte toegevoegt werden om daar van haar huijshuur en noodig onderhoud te kunnen voldoen, dewijl de slaven die sij van d’ E. Compe. gehad heeft deurgaans ongehoorsaam en wrevelmoedigh haar hebben aangestelt, zullende bij obtineering van dit oodmoedig versoek de supplte. nevens haare kinderen in haaren oudendag in staad werden gestelt om eerlijk te kunnen leven, voor welke weldaat zij Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. levens lang dankbaarheit zal bewijsen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

En vervolgens geresolveerd om reedenen daar bij gemeld, dat aan haar ‘s maandelijx sal werden betaald sodanigen ses Rds. als voor deesen sijn verstrekt geworden aan den soo genaamde Prins van Ternaten , die om desselfs quaad gedrag van hier naar ‘t Robben Eijland is versonden geworden, omme aldaar aan ‘s Comps. gemeene werken te arbeijden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.30

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

31

C. 61, pp. 62-87.

Donderdag den {17221210} 10e December 1722, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.

Den Edelen Heer Gouverneur deesen Raad extraordinairlijk bij den anderen hebbende doen komen, droeg aan deselve voor dat op gisteren tegens den avond hier ter rheede sijnde komen ankeren ‘t Engelsch scheepje Nordhampton , gecommandeerd door den soo genaamde capitn. John Sherrow, gedestineert volgens derselver opgave naar Lagoa op dese cust van Africa, uijt derselver overgeleverde passen en zeebrieven, soo als hier onder staan uijtgedrukt:32

London , these are to certifie that John Shewow … hath paid the Dover peer dutij of three pence per ton for the schip the Northampton 100 tons … whereof John Shewrow … is masters fer Guinea … Dated the 7 daij of Sep. 1721.’

‘Edward Smith, plott.’

‘£1:5:0.’

‘In persuanse of an act made anno Septimo en Octavo Wilhellmi 3e Regis, entituled An Act for Prefenting Frauds, and Regulating Abuses in the Plantation Trade.’

‘Jurat Sam Bongham, savoeijer to the Roijall Affrican Compe., that the schip the Northampton of London , whereof John Sherrow is at present master being, aquare stern ship33 of one hundred tuns on thereabouts, was built in the Edward Smit[h] p. Calb. river Thames anno 1721, and that the Roijall Affrican Compij. of England are at present owner thereof, and that no foreigner directlij on indirectlij hath anij share on part on interest therein.’

‘Dated at the Custom House, London , the twintij hiftth dag[sic]of Februarij 1721.’

‘Samuel Bonham.’

‘These are to certifij all whom it doth concern, that securitij is given to the chief officers of His Majestij’s Customs in the port of London , concerning the schip on vessel called the Northampton , burthen onehundred tons on there abouts, whereof Jn. Shewow is master, mounted with twentij men, Britisch built, and bound for Barbadoe , a Britisch plantation in America , with several goods, wares on merchandizes, wit[h] condition that if the said ship or vessel shall load anij sugar, tobacco, cotton, wooll, indico, ginger, fustick or other dijing wood, as also rice, mellasses, tarr, pitch, rosen, turpentine, hemp, masts, ijards of bowsprits, of the growth production or manufacture of anij Britisch plantation in America , Asia or Africa , the same commodities schall be bij the said ship or vessel brought to some port of Great Britain , and be there unloaden and put on shore, the danger of the seas onlij excepted.’

‘Dated at the Custom House, London , the twentij te cond[sic]daij of Februarij in the eighth … ijear of the reign of our Sovereign Lord King George of Great Britain &a.,annoque domini1721.’

‘Signed bij us the Commissioners of His Majestijs Customs at the Custom House, London , the twentij third daij of Februarij 1721, Js. Tonlbij, Robt. Baijlis, Charles Peert, Walter IJonje.’

‘Form of a certificate for a ship that gives bond in Great Britain to return to Great Britain onlij.’

‘Em Wm’

‘African House,’

‘Feb. 27th 1721.’

‘Capt. John Sharrow,’

‘Commander of the Northampton .’

‘1. Upon receipt hereof having signed bills of lading for the sundrij goods as presents, and t[h]e provisions put on board ijour ship, ijon are to tare34 the first opportunitij of wind and weather that God shall send and saill with ijour ship the Northampton from the river of Thames , and after beirig cl[e]ared at Gravesand , put ijour ship in a posture of defence and proceed on ijour waij to Delagoa on the south east coast of Africa, with the two African princes, whom ijon are to take particular care off during the voijage and treat with all respect imaginable pursuant to such instructions as ijon receive herewith, whick[sic]ijon are not to open till ijou come to the length of Maderas and having performed this service and deliv[e]red the two princes to their brother, the King of Delagoa , ijou are as soon as the season wil[l] permit to return home to England according to the said instructions.’

‘2. And that God maij bless ijon with good success, we desire and recommanded to ijou that the worschip of God be religionslij observed on board ijour ship.’

‘3. We strictly ijou35 to stow ijour gunpowder securelij and that ijour gunner be a careful and a sober person.’

‘4. Take especiall care that ijour ship be sailed according to the act of navigation and that ijon have at least 2/3ds of ijour men English and healthij seasoned men, that ijou be dulij d[e]ared at the Custum House in all respects relating to the King, and that ijou have a Mediterranean pass.’

‘5. We desire ijou to give the best accomodation ijour ship affords to such passengers as we shall order on board ijour schip, we order and direct ijou (whether at sea or in port) frequentlij to heel and scrub ijour ship and to paij the same between wind and water, that she maij be at al[l] times clean and fit for sa[i]ling.’

‘6. And because pirates do frequentlij infest the coast of Africa, and the ships of Sallee 36 have been verij troublesome of late, we order jou to be verij circumspect and not to leave ijour ship, nor speak to anij other without absolute necessitij, but alwaijs keep a good look out and guard to prevend surprize.’

‘7. Let us hear from ijou from al ports ijou put into and bij anij ship ijou meet wit[h] at sea in ijour voijage, and afterwarts bij al[l] ships ijou can convenientlij send bij whether bound to the West Indies , Holland or other parts and there in advice us as fullij as ijou can of all needfull particulars.’

‘8. IJou are herebij strictlij changed and required not to carrij out or bring home anij letters or packetts, but what are delivered ijou at ijour going out bij us of our secretarij, and at ijour coming home bij our cheif merchants att anij of our settlements ijou schall cal ott[sic]which ijou are to put in a box directed for our secretij. and take care upon ijour coming into anij port in England , immediatelij to send them up to this House, bij some trustij person, belonging to ijour ship, and as ijou are not ijour selfs so ijou are not to suffer anij of ijour ships crew to carrij out or bring home anij private letters, but all such are to be put under the Companijs cover, or in thee box before mentionned, in which ijou are not to fail, on penaltij of the forfaiture of al salarij, wages and gratuitij, whick[sic]maij be due to ijou.’

‘9. IJou are to take care upon ijour return to England , within ten daijs after ijour arrival in town that ijour own and ijour mates journals be deliv[e]red to the Command. of shipping, upon pain of suspencion for the neglect thereof.’

‘10. When ijou come unto the downes, either outward or homeward bound, ijou must hoist the Companijs jack, to the end our agent there maij knoiw[sic]when ijou pas[s] bij him in case he has ani occasion to speak with ijou.’

‘11. Carefulleij keep a journall of all particulars and if anij of ijour men should happen to die, mention the time of their death and what is due to them.’

‘IJoun loving friends, the Court of Assestance of the Roijaal African Companij of Engeland , Fra. Mton, sub. gr., Bibije Lake, dep. gr., Wm. Trijon, John Drummond, Henrij Watkins, Tho. Done, Jacob Wagter, Thos. Beekfort, A. Pendarves, Peiij Wilcock, John Taijlor, Thos. Dasnwood, Jn. Blake, Jon Collet, H. Walcoff, Hen. Veale, J. Taijlor.’

‘P.S. IJou are to cal[l] in at Falmouth and take on board ijon capt. Paul and some woman such number as he shal[l] have readij to embark.’

‘Tho. Lijnn.’

‘Bij the Commissioners for executing the office of Lord High Admirall of Great Brittain en Ireland &c., and of al[l] His Mties. plantations &c.’

‘Suffer the ship Northampton of London , John Sherrow master, builten about one hundred tuns, mounted with four guns, and navigated with twintij man, fifteen His Majts. subjects, British bound for Africa, to pas[s] with her companij, passengers, goods and merchandises without anij lest, hindrance, seizure or molestation, the said ship appearing unto us bij good testimonij, to belong to the subjects of His Majestij and to no foreigner.’

‘Giver under our hands and the Seal of the Office of Admiralitij, the fourtien daij of September in the jaar of our Lord one thousand sevenhundred and twintij one, to al persons whom these maij concern, bij command of their Lordships, Jo. Cokturne, W. Chitwijnd, Char. Wagen.’

‘Reiwd. the 2 daij of Octobr. one thousand seven hundred and twintij one in London of John Sherrow, master of the good ship called the Northampton , of the bruthen one hundred tuns, bound from London to Guinea , the sum of £0:8:2. £1:13:4 for the dutij paijabel to the Corporation of twintij house for the edij stone signe. house bij veriue of an act of Parlement, made in the fourth and five ijears made of the reign of Her Sacred Majestij Queen Anne &c.37

Omnibus Christi fidelibus ad quos praesentes litera prevenerint,

In eadem nave adpellere, hinc est quod universitati vestrae tenore praesentium innotescimus fidemq, indubitatam facimus, quod (deo optimo maximo summa laus attribuatur) in hac dicta civitate nulla pestis, plaga, nec morbus aliquis periculosus aut contagiosus ad praesens existit in cujus rei testimonium sigillum officii nostra apponifecimus datum hoc in regio telonis civitatis

Vicessimo primo annoq regni dicti sere nissimi domini nostri Georgii dei gratia magna

Fidei defensoris &c. Octavo.

‘Edwd. Smith Dlott. J. Ajime p. comp.38

Zijn Edele wel schijnbaar was te vooren gekomen als of dat bodemptje de Engelsche Africaanse Compe. metter daat toebehoorde en ook door haarlieden na de voorgestelde plaats gedestineert was, maar dat nogtans den voorne. capn. onder andere noodsakelijkheeden wel principalijk deficieerde een Conings Commissie als een onvermijdelijk requisiet omme volgens het aandringend schriftelijk versoek der Engelsche Oostindische Compe. van den 1e November 1718 en de daar op gevolgde g’eerde ordres onder den 30e October 1720 en 7e November 1721 door Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren Bewinthebberen gecommitteert tot die secreete zaken, aan Sijn Edele bij particulieren missivens aangeschreeven, alhier als een goed Engels schip te moge[n] werde[n] ontfangen, de vreijheit der rheede vergund, en eenige ververssinge toegestaan, daaromme bij provisie ordre hadde gestelt dat geene van de daar op vaarende manschap voor als nog aan de wal soude werden geatmitteerd, veel minder dat aan haarlieden eenige provisien of andere noodsakelijkheeden van de wal naar boord soude mogen werden aangevoerd; dat Sijn Edele sigh in ‘t voorsz gedoente niet te eenemaal willende gerusten, best hadde gedagt deesen Raad in serieuse bedenkinge te geven, hoedanig omtrent dit kieltje tot voldoeninge der hoog g’agte ordres onser Heeren en Meesters, als mede tot vermijdinge van onlusten met de Engelsche natie behoorden gehandelt te werden; Soo is diesaangaande reflexie gemaakt dat aan d’ eene zijde volgens de voorengeciteerde ordres onser Heeren en Meesteren en het schriftelijk versoek der Engelsche Oostindische Comp., geene Engelse scheepen in dit Gouvernement mogen werden getollereert of enige ververssingen, water of brandhoud vergund, als sodanige die met coninklijke passen boven die van de Engelsche Admiraliteijt sijn voorsien, als sijnde het vastgestelde merkteeken en onderscheijd tusschen de waare Engelsche Comps. scheepen en lorrendraeijers; dat hier en tegen in geene deelen voldoenend kan aangenomen werden het gesegde van den voorne. capn. Sherrow als of de Engelsche Oostindische Compe. in deese Africaanse togt soude hebben bewilligt, onder borg stellingh van thienduijsent ponden steerlings van geen andere plaatse dan Lagoa voornt. te sullen aandoen, gemerkt nog van de voorme. concessie nog borgstelling bij geschrifte of anders konde doen blijken, en dat ook bovens dien ons genoegsaam consteerde uijt de overgesondene translaat der proclamatien van den Coning van Engeland op den 18e October 171639 ten versoeke der Engelsche Oostindische Compe. tot weeringe van den particulieren handel in Oostindien gepubliceert, dat de limiten der voorm. Engelsche Oostindische Compe. is Asia, Africa en America aldaar werden bepaald van de Caab de Goede Hoop tot de Straat van Magelanes , en dat dierhalven de Engelsche Africaanse Compe. als reeders van dien bodem in geene deelen bevoegt sijn tot soo verre als Lagoa met haar scheepen te doen naderen, sonder speciale toestemminge van de Engelsche Oostindische Compe., weshalven om de voor geallegueerde reedenen goedgevonden ende geresolveerd is in dit reguard punctueelijk op te volgen de voorgeciteerde ordres onser Heeren en Meesters, en dat dierhalven den voorn. capiteijn Sharrow sal werde geordonneerd aanstonds naar sijn bodem te vertrecken, en met de eerste bequame wind deese rheede te verlaaten, sullende bovens dien alomme ordre werden gestelt dat ër geene ververssingen, provisien, water of brandhout soo van de wal als de hier ter rheede leggende scheepen naar dat kieltje werden toegebragt en dat deesen aangaande met de eerste bequame gelegentheit kennisse sal werden gegeven, soo wel aan Haar Hoog Agtbe. de Heeren Seventhienen als de Hooge Indische Regering, met toesendingen der paspoorten en andere papieren daar toe relatief.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.40

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

41

C. 61, pp. 88-101.

Sondagh den {17221213} 13e December 1722, voormiddags na de predicatie. Extraordinaire vergadering.

Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.

Op heeden heeft den Edelen Heer Gouverneur deesen Raad buijten gewoonte bij den anderen geconvoceert, omme ordentelijk te kunnen communiceeren twee missivens Sijn Edele ter handen gekomen van den schipper Albert van Soest en den boekhouder Paulus Augier, van datis 27e November jongstleeden, bewoord sijnde in de volgende uijt druckinge42

Aan de Wel Edele Heer Chavone, Gouverneur van de Caap de Goede Hoop, mitsgaders den Agtbaare Raat.

‘Wel Edele Heer, ik heb tot mijn leetweese den 22e November met weijnig letters bekent gemaakt het droevig ongeluk van verliese van Compags. schip Schonenberg , met den opperstuurman meede gegeven, die bij mij niet langer wilde blijven, gaande met omtrent 85 koppe heen, naar dat sijlieden veel hossiteijt43 gepleegt hadde van waar ik aan Zijn Wel Ede. Heer Gouverneur als ik aan de Caab kom, zal rapporteeren, hier sijn omtrent nog 21 man die uijt haar eijgen zelve hier blijve, dog daar sijnder onder die het uijt baat sugt doen, om te plunderen en alles stucken te slaan, waar meede ik zeer verleegen ben, dierhalve versoeke ik ootmoediglijk dat E. Hr. Gouverneur mijn een galjoot of 2 laat toekomen met volk, want het schip zit zoo naar aan de wal dat wij daar alles konne uijtkrijgen wat men wilde, ik hebbe onse boot nog hier die in goede staat is tot de lossing, ik ben met mijn boekhouder nog hier, en hebbe alle Compagnies papiere en boeke aan de wal om die wel te bewaare, het geen ons zal ontbreeken is water, versoeke dierhalve dat de Eed. Heer Gouverneur mijn dog belieft te ordonneeren wat ik hier in doen zal, want het schip kan soo nog wel 3 maanden sitte, daar komt met hoog water omtrent 10 a 9 voet in ‘t ruijm, en met lag water loopt het daar weer uijt, also het schip van onder geborsten is, daar is goede ocasie goederen met hoekers of galjoots te bergen, want met mooij weer kan men of en an44 vaare als men wil, en niet verre van ‘t schip een goede plaats daar de galjoots sonder gevaar zoude leggen, en zoo de Eedl. Heer Gouverneur niet raatsaam vont van vaartuijgen te senden, dat Ede. Heer Gouverneur dan zoo goet geliefde te sijn van mijn te ordonneeren op wat mannier ik best met Compagnies papiere en al de zoldij boeke ik best aan de Caab zal komen, want ik niet langer in staat ben om ‘t volk in toom te houwe, want sij slaan alles open en aan stucke, zoo wel Compagnies als van particulier, want ik tegens haar alle niet kan bestaan, want daar is geen pligt van gehoorsaamheit bij haar te vinde, want sij beele haar in dat het alles roof goet is, dierhalve versoek ik aan d’ Wel Eedl. Heer Gouverneur en den E. Agtbe. Raad dat ik tog spoedige adsistentie van Haar Eede. en Agtbe. mag erlangen.’

‘Waar meede verblijve, Uwe Eedl. en Agtbe. gehoorsame en onderdanige dienaar, (was getekent) Albertus van Soest. (In margine) Adij 27e November 1722, in de bhaij van de Caab Agulhas . (Lager) N.B. Bij gebrek van pen of int, moet ik potloot gebruijke, alsoo het door de zee weg geslagen is.’

‘Wel Edele Groot Agtbe. Heere,’

‘Schipper Van Soest send UEde. hier nevens een relaas van ons droevig ongeluk waar aan ik mij referere, verders versoek ik ootmoedelijk de Edele Heere spoedig assistentie, om ons en Comps. papiere te salveeren; wat ‘t schip aangaat, heb ik geen groote kennis, maar presumeere dat er wel kans soude sijn om eenige goedere te lossen. Ik verlang om d’ Edelle Heer te mogen spreeken, niet durvende op papier betrouwe, als dat ik met alle eerbiedigheit blijve, (onderstont) Edelle Heer, UEd. onderdanige dienaar.’

‘(Was getekent) Paulus Augier, jr.’

En daar nevens kennis te geven dat den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens den secretaris van Stellenbosch en Drakensteijn , Johannes Pleunis, gecommitteerd geweest sijnde, den eerstgen. tot het nemen van een nauwkeurigen inspectie over den toestand van ‘t verseijlde schip Schoonenbergh , en den laatsgene. tot afhaling van ‘s Comps. geburgene papieren, den voorleedene nagt alhier aan Cabo benevens den voorm. boekhouder Augier waaren gereverteerd, omme dus, haarlieder rapport gehoord en geleesen sijnde, daaromtrent ten meesten dienste der E. Compe. te kunnen werden gedisponeert, hebbende Sijn Edele bovens dien den schipper van ‘t aanweesend retourschip d’ Anna Maria benevens die van den uijtkomende bodem d’ Agatha belast omme hun voor de raadkamer op te houden, omme in cas van noodsakelijkheit met hun advis en berigt gesterkt te kunnen werden omtrent de zeesaken; waar op dan vervolgens den voorm. equipagiemeester Cornelis Valk en Johannes Pleunis, benevens den boekhouder Augier te vergaderinge binnen geroepen, en de twee eerstgene. haar schriftelijke dagregister overgelevert hebbende,45 bevond men dat deselve na een difficiele mars wel waren gekomen geweest aan Caab Angulhas alwaar het schip Schoonenberg sig bevond, dat sij ook van daar hadden meede gebragt ‘s Comps. geborgene papieren, dog dat ook den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, niet aan boord van die kiel hadde kunnen komen met de bood die als nog in weesen was, uijt oorsake (soo hij seijde) van de kragtig aanrollende zee, die geduurig over de speijgaaten heen liep, bij desselfs aanweesen ende het oogen schijnlijk gevaar dat daar inne was omme sulx te ondernemen; weshalven Sijn Edele diesaangaande sijn misnoegen betuijgde als wel het principale oogmerk van sijne commissie geweest sijnde, en waar door men als nu in die selfde onseekerheit bleef daar men te vooren in was, ja nog meerder belemmerd wierd door ‘t voorgeven van den schipper Van Soest als of nog een groot gedeelte der ladinge droog en onbeschadigt uijt den verseijlden bodem soude kunnen werden geborgen, bij aldien men hem schip of vaartuijgen quam toe te senden, mitsgrs. 10 a 12 mattroosen onder een quartiermeester van de Caab, waar op den voorm. schipper Valk als nog bleef persisteeren en excuseeren over de onmogelijkheit die ër geduurende sijn aanweesen was geweest om aan die kiel te komen, dat om sulx te verrigten een langer vertoef van noden en een bequamer gelegentheit afgewagt soude hebben moeten werden, sigh versekert houdende dat d’ E. Compe. sig niet gedient soude houden met het verlies en hasard van desselfs en meerder menschen haar levens; weshalven de saken in deesen staad sijnde, soo gaf Sijn Edele in serieuse bedenkinge wat in deese onseekerheit ten meesten dienste der E. Compe. behoorde te werden verrigt, op dat men aan de eene zeijde sig sorgvuldig bewaarde voor de schandelijke blaam van ‘s Meesters goed door nalatigheit verwaarloost te hebben, en aan de andere kant ook niet losbollig hasardeerde ‘s Comps. scheepen en vaartuijgen met de sielen daar op bescheijden, om te bergen sodanige goederen die als verlooren mogen werden g’agt, ten minste nat en bedorven geoordeelt, soo men geloof mag geven aan de rapporten door den opper en onderstuurman benevens den derdewaak van dien bodem aan de gecommitteerdens uijt deesen Raad, den E. Jan de la Fontaine en Adriaan van Kervel, op Vergelegen gedaan;46 Soo is, diesaangaande met aandagtigheit gedelibereert sijnde, goedgevonden en geresolveerd den voorm. schipper Valk benevens de schippers Cornelis Fret en Wouter Brand bij deesen te committeeren omme, in ‘s Comps. caarten g’examineert hebbende de constitutie der plaatse alwaar ‘t schip Schonenberg sig bevind, en naar verhoor van den meergen. opper en onderstuurman benevens den derdewaak van dien bodem, deesen Raad ten spoedigste te dienen van haar schriftelijk advis en consideratien of sonder oogschijnelijk gevaar van hier naar derwaarts soude kunnen werden afgesonden en sonder groot pericul aldaar blijven vertoeven ‘s Comps. schip of vaartuijgen, omme sulx bekomen hebbende, ten principale geconcludeert te kunnen werden, sullende de geborgene ‘s Comps. papieren inmiddels ter Secretarije werden gebragt omme aldaar gelugt en gedroogt, mitsgads. ter bequame gelegentheit naar ‘t vaderland voortgesonden werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.47

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] A. V. KERVEL.

48


## Footnotes


  1. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Cornelia bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.17:Resolutiën, 1722-1723, pp. 206-207. 

  2. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 152. 

  3. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Clarabeecq bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.17:Resolutiën, 1722-1723, pp. 209-210. 

  4. Die Politieke Raad het ook aan die soldaat, Hendrik Meijer van die Kaap, sy vrybrief gegee. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 153, asook C.229:Requesten, 1722, no. 69. 

  5. Die monsterrolle van die burgerkompanies van Stellenbosch en Drakenstein vir 1722 kan gevind word in Stellenbosch 13/22:Generale Monsterrollen1717-1725. 

  6. Die Politieke Raad het ook aan Simon Hasewinkel en Harmanus Criel hulle vrybriewe verleen. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 153, asook C.229:Requesten, 1722, nos. 70 en 71. 

  7. ‘n Gedeelte is hier weggelaat. Daarin het die Raad besluit om ‘n aantal beskadigde goedere uit die gestrande skepe per openbare veiling te verkoop. Sien C.17:Resolutiën, 1722-1723, pp. 220-222. Die oorspronklike memories kan gevind word in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 369 en 377. 

  8. Claudine Lombaart was die dogter van Pierre Lombaart en Marie Couteau, en is in 1690 gebore. In 1707 is sy met David du Buisson getroud. Na sy dood het sy in 1728 met Gerrit van Hoeting hertrou. Sy is in 1749 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/7:Inventarissen, 1749-1752, no. 59; M.O.O.C. 13/3:Boedel Reekeningen, 1733-1757, no. 84.) Haar versoekskrif kan gevind word in C.229:Requesten, 1722, no. 72. 

  9. Hy was afkomstig van La Rochelle , en is in 1722 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 34.) 

  10. Du Buisson het reeds in 1715 van Goewerneur De Chavonnes toestemming verkry om sy vee te laat wei “over Lourens Rivier in Hottentots Holland “. Vgl. R.L.R.3:Oude Wildschutte Boek, 1714-1718, no. 129. 

  11. Die Politieke Raad het ook besluit om Hans Jurgen Potgieter vry te stel van burgerdiens, aangesien hy vermink is. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 154. 

  12. In die Haagse Kopie staan “mancquement”. 

  13. Die Politieke Raad het ook besluit om Johannes Pleunis te bevorder tot die rang van boekhouer met ‘n salaris van ƒ30 per maand. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 155. asook C.229:Requesten, 1722. no. 73. 

  14. In die Haagse Kopie staan ook “Angulhas”. 

  15. Sien C.605:Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 683-684. 

  16. Die brief aan die landdros, gedateer 24 November 1722, kan gevind word in C.513, deel IV:Uitgaande Brieven, 1721-1722, pp. 1236-1238. 

  17. Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, p. 295. 

  18. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 155. 

  19. Die oorspronklike brief, geskryf deur De la Fontaine, kan gevind word in C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 299-302. Die taal is net soos dit in die oorspronklike brief gebruik word. In die Haagse Kopie is dit egter verbeter. 

  20. Die brief aan De la Fontaine, Van Kervel en Valk, gedateer 30 November 1722, kan gevind word in C.513, deel IV:Uitgaande Brieven, 1721-1722, pp. 1238-1242. 

  21. Sien C.513, deel IV:Uitgaande Brieven, 1721-1722, pp. 1242-1243. 

  22. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  23. Van Kervel het eers hierdie resolusie onderteken. Sy handtekening is egter weer deurgehaal. 

  24. Geertruijda de Wit (Gertrud Witt) was afkomstig van Hamburg . Sy is in 1685 met Simon de Groot getroud, en na sy dood het sy in 1688 met Hendrik Bouman hertrou. Ses dogters is uit die twee huwelike gebore. Sy is in 1736 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/5:Testamenten, 1735-1737, nos. 64-66; M.O.O.C. 8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 109.) 

    1. Hy was afkomstig van Ditmarschen en is in 1716 oorlede. Vgl. M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 84.

  25. Sien C.229:Requesten, 1722, no. 76. 

  26. Sy was die dogter van ds. Balthasar Nissingh en Margaretha de Groot. (Vgl. M.O.O.C. 7/2:Testamenten, 1712-1720, no. 84.) 

  27. Die oorspronklike versoekskrif in Bergh se handskrif, kan gevind word in C.229:Requesten, 1722, no. 75. 

  28. Sien C.229:Requesten, 1722, no. 77. 

  29. Afgesien van bogenoemde sake, het die Politieke Raad ook aan Christiaan Ackerman toestemming gegee om hom as vryburger en silwersmid aan die Kaap te vestig. (Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 156, en C.229:Requesten, 1722, no. 74.) 

  30. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie, hoewel sy naam in die Haagse Kopie verskyn onder diegene wat geteken het. 

  31. Aangesien die oorspronklike stukke van die onderstaande dokumente nie bewaar gebly het nie, kon die spelling dus nie vergelyk en verbeter word nie. Die taal is dus uiters gebrekkig en dikwels onverstaanbaar. Die kopiïs het dikwels ‘nni.p.v. ‘nuofrgebruik. Slegs kennelike skryffoute is verbeter. Die Engelse gedeeltes is deur ‘n ander skrywer oorgeskryf. 

  32. Waarskynlik word bedoel “a square stem ship”. 

  33. Waarskynlik moet dit wees “take”. 

  34. Hier is waarskynlik ‘n woord uitgelaat. 

  35. Salé was ‘n hawestad aan die mond van die Boeregrebrivier in Marokko . Die seerowers van Salé was op een tydstip baie gevrees onder seevaarders. Vgl. De Bruin, Servaas:Geographisch Historisch Woordenboek, deel 2, p. 960. 

  36. Prof. dr. D. Pont het die onderstaande Latynse gedeelte as volg vertaal: Aan alle gelowiges in Christus in wie se hande hierdie brief mag kom, bied ons, die dienaars van die deurlugtige vors en onse heer koning George in die hawe van die stad Londen , ‘n groet en omdat dit pligsgetrou en betaamlik is ‘n getuienis van die waarheid aan, om te voorkom dat dwaling en misleiding die skip tot sy nadeel, wanneer ook al, oorval; die skip Northampton genoem, waarvan die skipper onder God Johannes Sherrow is, wat reeds gereed is om uit die hawe van die genoemde stad Londen te vertrek en van daar, so die Here wil, na Madeira en ander gebiede oorsee met 35 mense. By die vasmeer van die skip is ons boodskap van hierdie kant dat ons deur middel van hierdie stuk ons aan u hele wêreld bekend stel en u buite twyfel verseker dat (dat tog aan die Allerhoogste God alle lof toegebring word) in die genoemde stad geen pes, plaag of een of ander gevaarlike of aansteeklike siekte op die oomblik heers nie, ten getuie waarvan ons ons ampseël laat aanheg het. Gegee in die Koninklike tolgeldekantoor op die agt-en-twintigste dag van Februarie van die 1700ste jaar van die Christelike heilsverkondiging ooreenkomstig die rekening van die Anglikaanse kerk. In die een-en-twintigste jaar van die genoemde deurlugtige heer van ons, George van Brittanje by die grote genade van God, verdediger van die geloof, ens. - in octavo. 

  37. In die Haagse Kopie staan: Edwd. Smith, plott. J. Aprice p. comp. 

  38. Sien C.123:Bijlagen, 1722, pp. 275-309. 

  39. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  40. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie, hoewel sy naam in die Haagse Kopie verskyn onder diegene wat geteken het. 

  41. Die twee oorspronklike briewe, albei met potlood geskryf, kan gevind word in C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 313-315 en 317. 

  42. In die oorspronklike brief staan ook “hossiteijt”. Waarskynlik word bedoel “hostiliteijt”, wat vyandigheid of vyandelikheid beteken. 

  43. In die oorspronklike brief staan ook “of en an”, en in die Haagse Kopie “of en aan”. Waarskynlik word bedoel “af en aan”. 

  44. Sien C.340:Attestatiën, 1722-1723, pp. 487-493. 

  45. Die verklaring wat voor De la Fontaine en Van Kervel afgelê is, kon nie teruggevind word nie. Dieselfde persone, nl. Willem Verbeek, Pieter Corver en Dirk Prest, het egter op 14 Desember 1722 ‘n soortgelyke verklaring aan die Kaap voor Hendrik Swellengrebel afgelê. Sien C.340:Attestatiën, 1722-1723, pp. 477-478. Vgl. ook die resolusie van 15 Desember 1722 hieronder. 

  46. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 156. 

  47. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie.