C062 v1.20
C. 62, pp. 2-21.¶
Dingsdagh {17221215} 15e December 1722, voormiddags.
Alle tegenwoordigh.
Den Edelen Heer Gouverneur stelde in Rade voor hoe aan hem tot voldoeninge van ‘t geresolveerde van den 13e deeser door de schippers Valk, Fret en Brand was ter hand gesteld geworden haare schriftelijke consideratien over het afsenden van hier, van schip of vaartuijgen naar ‘t verseijlde schip Schonenberg , benevens sekere verklaringe van de drie stuurluijden van gem. ongeluckigen bodem daar toe relatief, benevens nog haare schriftelijke bevindinge der toestand van ‘t aanwesend galjoot de Postlooper , alle drie in sodanigen bewoordingen vervat als hier onder staan uijtgedrukt:1
Aan den Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestre. Heere en E. Agtbe. Heeren,’
‘Wij ondergesz, als expres hier toe bij den Edelen Heer Gouverneur en den E. Agtbe. Politicque Raad gecommitteert, op ‘t naukeurigste in ‘s Comps. caart naargesien hebbende de plaatse waar ‘t verongelukte schip Schoonenberg sig bevond en daar nevens aandagtiglijk overwogen alle de circumstantien daar omtrent te remarcqueeren sijnde, betuijgen en verklaaren dierhalve bij deesen dat wij ‘t onmoogelijk agten met schip of vaartuijgen het voorne. gestrande schip Schoonenberg te naderen of omtrent te komen, dan met ‘t uijtterste gevaar des werelts om schipbreuk te leijden, door dien den volle oceaan daar op aanloopt, en van ‘t zuijd weste door ‘t zuijden tot ‘t ooste een botlager maakt, boven en behalven den opper en onderstuurman benevens den derdewaak bij ‘t geannexeerde verklaringtje expresselijk betuijgen dat wanneer sijlieden op den 21e November jongstleeden van dien ongelukkige bodem de vlugt namen, al twee voeten water tusschen deks stond, dervende niet langer aldaar vertoeven, alsoo ‘t onder schip al voor een gedeelte was komen boven drijven, en daar uijt beslooten mogte werden dat de gantsche inladinge moeste nat en bedorven sijn, en geen de minste hoop of kans sagen om ijets2 goed of onbedurven uijt die kiel te kunnen bergen, waaromme de ondergetekende des te minder niet noodsakelijk of dienstig konde oordeelen ‘s Comps. schip of vaartuijgen in soo oogschijnlijken gevaar te stellen.’
‘Waar meede vermijnende voldaan te hebben aan de intentie van Uwel Edele Gestrenge en E. Agtbe. - - - (Was getekent) Cs. Valk, Cs. Fret, W. Brand. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 14e December 1722.’
‘Huijden den 14e December 1722 compareerde voor mij, Hendrik Swellengrebel, eerste geswoore clercq ter Politicque Secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, ter presentie van de naargene. getuijgen, Willem Verbeek, opper, en Pieter Corver, onderstuurman, benevens Dirk Prest, derdewaak, alle in gemelte qualiteiten bescheijden geweest op het verongelukte schip Schoonenberg , dewelke verklaarden waar ende waaragtig te sijn dat wanneer sij compten. na ‘t stranden van bovengeme. bodem op 21 November laastleeden de vlugt daar van namen, al twee voeten water tusschen deks stond, weshalven sij aldaar niet langer dorsten verblijven, alsoo het onderschip al voor een gedeelte quam boven drijven, zoo dat zij compten. daar uijt besluijten dat de gantsche inlading nat en bedorven zal geworden sijn, en dierhalven geen apparentie te weesen om iets goeds of onbedorven uijt gemelte ongelukkige bodem te konnen bergen, alle het geene voorsz staat betuijgen de compten. te weesen de suijvere en opregte waarheit, oversulx bereijt sijnde ‘t selve, des gerequireert werdende, met solemneele eede nader te verifieeren.’
‘Dat aldus passeerde ter Secretarije voornt. ten overstaan van Rijk Tulbag en Josephus de Grandpreez3 als getuijgen, die de minute deeses benevens de compten. ende mij eerste clercq. mede behoorlijk hebben onderteekent. (Onderstond) ‘t Welk ik getuijge, (was getekent) Hk. Swellengrebel, e.g. clercq.’
‘Den Wel Edelen Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinair van Nederlands India en Gouverneur van Cabo de Goede Hoop &a., ons ondergetekende bij schriftelijke acte expres gecommitteert hebbende om ons te vervoegen op het alhier ter rheede leggende galjood de Postlooper , ten eijnde deselve op het nauwkeurigste te visiteeren zoo van binnen als buijten, en of denselven in staad soude weesen de rheijse aan te nemen na de plaats alwaar het retourschip Schonenberg is gestrand, zoo verklaaren wij bij deesen dat wij na exact ondersoek hebben bevonden dat in de hel van gem. vaartuijgh de weegeringh van deselve voor ‘t meeren gedeelte is verrot en vergaan, als meede dat de geheele voor steven en de vastehuijt in de boegen insgelijx verders over het geheele lichaam seer slegt, vergaan en rottig is, weshalven wij moeten betuijgen dat gem. galjood niet in staad is om de rheijse na bovengeme. gestrande bodem te kunnen aannemen, te meer de gesaghebber van dat kieltje ons heeft verklaart dat wanneer met deselve na het Robben Eijland of de Saldanhabaij is seijlende, met verbolgen zee zeer veel werk heeft om het dikwilsgen. bodemken met pompen en balien lens te houden.’
‘Waar meede gedenkende onse commissie te hebben volbragt, dient deese voor schuldig rapport. (Onderstond) Cabo de Goede Hoop, 14e December 1722. (Was getekent) Cs. Valk, Cs. Fret, W. Brand, J. J. v. d. Schilde.’
Waar uijt dan consteerde niet alleen het oogenschijnelijk gevaar en bij na onvermijdelijk verlies van schip of vaartuijgen die men naar derwaarts soude kunnen of willen afsenden, maar ook de onbequaamheit van ‘t galjoot dat men hier jegen woordigh aan de hand heeft tot het doen van die rheijse, boven en behalve de getuijgenissen der drie stuurlieden, dat het water voor haar vertrek uijt dien bodem wel anderhalf voet in de combuijs heeft gestaan, en waar uijt dien volgens met goed regt represumeerd soude mogen werden dat alle de ingeladene goederen nat ende bedurven sullen sijn geworden, te meer het onderschip voor een gedeelte weggestooten en boven gedreeven sijnde, de suijker ook consequentelijk sal weggesmolten en dus de gantsche lading merkelijk gesakt sijn, dat men boven dit alles alhier in geene delen gequalificeert is tot het gebruijken van ‘s Comps. scheepen tot diergelijke extraordinaire en niet min periculeuse togte, en den hoeker Zeelandia jeegenwoordig afweesig en naar d’ Saldanhabaij en Dassen Eijland tot afhaling van traan vertrokken is, sonder versekert te sijn wanneer denselve precise sal retourneeren, en schoon denselve al aan de hand waar, egter niets anders te presumeeren en te denken is of sal insgelijx door ouderdom en swakte incapabel bevonden werden tot het doen van die togt, soo als bereijts volgens verklaringe van gecommitteerde schippers onder den 20e December 1721 is bevonden en betuijgt, dat ‘t insgelijx een volslage onmogelijkheit zijnde geborgene goederen over den landweg per as herwaarts aan te brengen, uijt oorsake van de ver afgelegene deficiele en bij na impracticable weegen, welke naulijx met leedige wagens kunnen gebruijkt werden, dierhalve om voor geallegueerde reeden geen wegen of middelen tot gebruijk open scheen omme te konnen of mogen verwagten dat er eenige goederen droog en bequaam uijt die kiel soude kunnen werden gelost en herwaarts aangebragt; Sijn Edele nogtans sig onvermijdelijk hadde verpligt geagt in aanmerkinge van ‘t genoteerde van den schipper Van Soest als of uijt dat verseijlde schip nog wel twee derde der ladinge droog en deugtsaam soude konnen geborgen werden, bij aldien men hem met 10 a 12 mattroosen onder een quartiermeester van hier assisteerde, den Raad dierhalven in serieuse bedenkinge te geven wat middelen best en spoedigst bij der hant te nemen sijn, omme volgens onse onvermijdelijke pligt ‘s Comps. goederen soo veel doenlijk te bergen en conserveren; Soo is, deesen aangaande aandagtiglijk geraadpleegt, en daar nevens ook reflexie genomen sijnde dat hoewel de sustenue van den voorm. schipper Van Soest omtrent de deugt en hoedanigheit van d’ ingeladene goederen in sijne verseijlde bodem, niet anders als seer suspect en ongegrond kan aangemerkt werden, ten aansien denselve in dien bodem niet weeder geweest is, ‘t sedert hij daar uijt aan land gegaan is, en dierhalven met geen sekerheit daar van spreeken kan, en sijne gedagten ook directelijk aanloopen tegens het betuijgden, niet alleen sijner stuurlieden maar ook die van den oppermeester, timmerlieden en anderen die deesen aangaande voor haar vertrek nauwer reflexien schijnen genomen te hebben, en daaromme ook alle bergingen van bequame goederen disperaat gesteld, en waaromme dierhalven te dugten is dat den voorn. schipper Van Soest met sijne onsekere propositien en versoeken boven de bereijts excessive schade d’ E. Compe. toegebragt, oorsake sal sijn van nog meerdere lasten en vergeefse onkosten; nogtans goedgevonden en geresolveerd dat uijt consideratien van de groote onsekerheit waar inne men sigh in deese gevallen bevind, te meer den schipper en equipagiemeester bij sijn aanweesen aldaar door ‘t hardt aanrollen der zee (soo hij seijde) niet aanboord heeft kunnen komen omme volgens desselfs gegevene ordre een nauwkeurige inspectie van den toestand van dien bodem te nemen, als mede tot tooning van onse verschuldigde bereijtwilligheit tot berging van ‘s Comps. goederen, nogmaals ten alderspoedigste van hier naar derwaarts sullen werden afgesonden niet alleen de versogte 12 mattroosen en een quartiermeester, maar ook bovens dien den equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens den secretaris van Stellenbosch en Drakenstijn , Johannes Pleunis, en de drie stuurlieden en bootsman van ‘t schip Schoonenberg , mitgrs. den opper en ondertimmerman deeses Gouvernements, omme dus gesamentlijk met en benevens den voorm. schipper Van Soest een naukeurige inspectie te nemen van den toestand van dien verseijlde bodem, ende de ladinge van dien, sullende daar ter plaatse van haarlieder bevindingen opgemaakt moeten werden behoorlijke schriftelijk rapport, mitsgrs. onderteekent, ende ingevalle tegens verwagtingh mogte bevonden werden dat nogh eenige goederen van de inladinge droog, deugtsaam en waardig waaren om gelost te werden, sal men aanstonds ordre moeten stellen dat ‘t selve sonder uijtstel werden verrigt, en aan de wal gebragt, waar naar den gem. equipagiemeester Valk benevens den secretaris Johannes Pleunis en de timmerlieden van daar naar herwaarts sullen opbreeken, omme ons daar van te geven het behoorlijk rapport, ten eijnde daarinne soo veel mogelijk verder te kunnen voorsien; dog ingevalle de gantsche ladinge mogte nat, bedurven en geinfecteert bevonden werden, en dus onwaardig om te werden gelost, soo sal insgelijx den voorm. equipagiemeester soo wel als schipper Van Soest met sijn bijhebbende stuurlieden en manschap benevens alle de andere van daar naar herwaarts moeten opkomen, latende eeniglijk tot bewaring van dien bodem en nader ordre aldaar de 12 van hier versondene mattroosen en den quartiermeester, dog ingevalle zig in deese commissie mogten opdoen enige swarigheeden en inconvenienten die bij deesen Raad niet konnen voorsien werden, soo sal den equipagiemeester Valk een vergadering beleggen uijt den mede schipper Van Soest, de stuurluijden, bootman en soodanige andere als dienstig agten sal, om in denselve diesaangaande sodanige besluijten te nemen en t’ ondertekenen als met den meesten dienst der E. Compe. sal over een komstig geoordeelt worden, voerende den secretaris Pleunis de [pen,] werdende vorders bij desen geco[mmitteerd] den E. Jan de la Fontaine en [Adriaan] van Kervel tot overlegginge wat voitures, provisien en andere benodigtheeden die manschappen op de voorsz togt van doen sullen hebben, mitsgrs. tot het besorgen ofte inhuuringen van dien.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.4
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 22-35.¶
Dingsdagh den {17221222} 22e December 1722, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.
Door den Edelen Heer Gouverneur ter vergadering ingebragt sijnde de overgeleverde nominatien, soo van burgerraden, weesmeesteren, commissarissen van civile en huwelijxe saken, als de kerkenraden van de Caab, Stellenbosch en Drakenstijn ,6 Soo is naar gehoudende besoigne goedgevonden en geresolveerd in steede der afgaande burgerraden Fredrik Russouw en Jan Casper Rigter, weeder om tot burgerraden te verkiesen Mattheus Bergsted en Valentijn Kleijnveld. Mitsgrs. in plaatse van de afgaande weesmeesteren Philip Rudolph de Savoije, Johannes Blankenberg en Gijsbert Lafebre, Isacq Scheepers, Fredrik Russouw en Johan Casper Rigter. Tot commissarissen van civiele en huwelijxe saken sijn insgelijx verkoren in plaatse van de afgaande Hendrik Swellengrebel, Johan Fredrijk de Lits en den overledene Francois Poulle, Evert Walraven Cochius, Christoffel Brand en Johannes Needer, en gelijk den president van dat collegie, den E. Kaje Jesse Slotsboo, ter vergaderinge bij monde versoek deede om van dat presidie te mogen werden ontslagen, Soo is sulx hem geaccordeert, en weeder tot president van commissarissen van civiele en huwelijxe saken aangestelt den onderkoopman en Secretaris deeser Vergadering, Adriaan van Kervel, dog belangende de gedane doleantie over de continueele afweesigheit van den mede commissaris Christoffel Hasewinkel, Soo is verstaan dat onsent weegen haarlieden bij missive sal werden betuijgt ons misnoegen over diergelijken disrespectieus en nalatig gedrag, en daaromme ook vorders gelast deesen Raad per naaste kennisse te geven bij aldien den voorme. Hasewinkel blijft continueeren bij desselfs onbetamelijke geduurige afweesigheit, ten eijnde als dan een ander in desselfs plaatse volgens de overgeleverde nominatie gemaakt te kunne werden.
Vervolgens is geapprobeert de gedane verkiesing tot ouderling alhier aan Cabo in den persoon van Cornelis Valk in plaatse van den afgaande Adriaan van Kervel, ende tot diaconen verkooren Jacob Lever en Hendrik de Vries7 in stede van de afgaande Hendrik Swellengrebel en Christiaan Rasp; Soo als insgelijx goedgekeurt is de verkiesinge van Pieter van der Beijl tot ouderling aan Stellenbosch in plaatse van den afgaande Dirk Coetse, en verders tot diacon verkooren Anthonij Faure.
Soo als mede geapprobeert werd de verkiesinge van Francois du Toit tot ouderling aan Drakenstijn in plaatse van Claude Marais, en daar nevens bij deesen tot diaconen aldaar verkooren werden Charl Marais8 en Jacob de Villiers,9 de jonge, maar alsoo in beijde voorm. kerkelijke nominatien niet aangeteekent stonden de namen der afgaande diaconen, Soo is verstaan dat haarlieden bij missive sal werden aangeschreven en gelast voortaan sorge te dragen dat alle afgaande kerkelijke leeden, soo wel diaconen als ouderlingen, bij haare namen in de over te sendene nominatien sullen moeten werden genoteert staan.10
Waar na in Raade is geleesen geworden het onderstaande requeste door eenige ingesetenen in volgende bewoordinge overgegeven:11
Aan de Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heren,’
‘Vertoonen met alle onderdanigheit Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. seer nederige dienaren en dienaresse Paulus Hertog,12 d’ wede. Jan Verbeek,13 Harmen Grutter,14 Johannes Mulder,15 Titus Jacobsz.,16 Jan Pretorius. Jacob van Bougies,17 Jonker van Macasser,18 Sobinko de Chinees, Hercules Valentijn en Daniel Deuren,19 dat sij schuijten hebbende met deselve in persoon ofte door haare slaven laten visschen, tragtende alsoo daar mede op een eerlijke wijse de kost te winnen, dog dat seedert het jongst verongelukken der scheepen ter deeser rheede aan haar supplten. is verboden langs de stranden bij en omtrent de Soute Rivier met haare schuijten te komen ofte het net uijt te werpen, dewijl nu dien hoek de visch rijkste der gantsche Tafelbhaij is, en dat in de Rogge Bhaij of daaromstreeks geen visch meer te bekomen is, soo nemen sij supplten. de vrijheit Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. op ‘t oodmoedigst te versoeken dat aan haarlieden wederom als voorheenen magh werden gepermitteert tot haar nodige kost winninge ter voormelte plaats te visschen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Welken aangaande gedelibereert sijnde, is goedgevonden en verstaan dat het voor als nog dienstig was te verhinderen dat eenige particuliere vaartuijgen naderde omtrent de wracken van ‘s Comps. geblevene schepen, en dienvolgens de supplten. voor als nogh te refuceeren van te mogen vissen langs de stranden van het zeehooft af tot aan de Zoute Rivier toe, permitteerende haarlieden nogtans sulx te mogen doen beoosten de voorme. Zoute Rivier en elders in deese bhaij.
Daar naar is door den Edelen Heer Gouverneur in consideratie gegeven of het niet met de ordres der E. Compe. over een komstig was dat de mattroosen en soldaten op het verongelukte schip Schoonenberg bescheijden geweest, wederom in dienst der E. Compe. volgens haar oude gagie wierden aangenomen, Soo is, ten dien subjecte geleesen sijnde de memorie van erreuren der soldij boeken van den jaare 1715 door de Hooge Indische Regeringe naar herwaarts gesonden, bij dewelke sulx wel expresselijk werd geordonneert, goedgevonden en verstaan dat de voorsz soldaten en mattroosen benevens d’ onderofficieren voor haar oude qualiteijt en gagie wederom in dienst der E. Compe. sullen werden aangenomen, ‘t welk des te beter en accurater sal kunnen werden verrigt om dat de soldij boeken van dien bodem als nog in weesen sijn.20
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.21
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 36-37.¶
Dingsdagh {17221229} 29e December 1722, voormiddags.
Alle present.
Is door den Edelen Heer Gouverneur in Rade voorgestelt geworden dat hoewel den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, volgens Sijn Edele ordre diversse malen langs de stranden omtrent te wracken van ‘s Comps. gestrande schepen hadde gevist en nagespeurt sonder eenige ontdeckinge te kunnen doen van ‘s Comps. vermiste geldkisten of andere notabele goederen, of ‘t egter niet van den meeste dienst der E. Compe. soude sijn ‘t selve als nogmaals door den voorme. schipper Valk benevens de anderen aanweesende schippers op ‘t nauwkeurigste te doen ondersoeken; over ‘t welke serieuselijk gebesoigneert sijnde, geresolveerd en beslooten is dat sulx met de uijterste opservantie en accuratesse sal werden verrigt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.22
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 38-47.¶
Dingsdag {17230105} 5e Januarij 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den schipper van ‘t aanweesend retourschip d’ Anna Maria in Raade betuijgt hebbende hoe de manschappen op sijnen voorn. bodem bescheijden geduurende haar weesen alhier t’ sijnen genoegen waaren voorsien geworden van deugdelijke ververssinge van moescruijden, versch vlees en brood, boven andere benodigtheeden vereijscht werdende tot het in staad brengen van sijn onderhebbende kiel, hij dierhalven van gedagten was dat op den 15e deeser lopende maand bij bequaam wind en weeder in volle gereetheit soude kunnen sijn omme de rheijse onder Godes zeegen naar Europa met volle gerustheijd te kunnen aannemen; welken aangaande gebesoigneerd weesende, goedgevonden en verstaan is dat het voorsz retourschip ten voormelten dage bij mogelijkheit sal werden gemonstert en van hier gedepescheert.
Bij welke occagie door den E. Jan de la Fontaine in consideratie is gegeven geworden hoedanig soude behooren gehandelt te werden met het afgeeven van de origineele corte facturas van ‘t ingeladene in de retourscheepen Schoonenberg en d’ Anna Maria , gemerkt den eerstgen., geprojecteert voor de presidiale Camer Amsterdam, het ongeluk heeft gehad van tegens Caab Angulhas 23 te werden verseijlt, of het dierhalven niet noodsakelijk soude weesen dat de voorm. originele corte facturas wierden ter handen gestelt aan den schipper van ‘t Zeeuwse retourschip d’ Anna Maria en de copia van dien aan de Camer van Amsterdam afgesonden met een der verwagt werdende Mochase scheepen voor die selfde Camer repatrieerende; Soo is naar gehoudene besoigne geresolveerd dat op de voorgestelde wijse met die origineele corte facturas sal werden gehandelt, en dat insgelijx op de gedane voorstellinge van den voorm. E. Jan de la Fontaine, de hier nog resteerende geborgene goederen uijt de verongelukte ‘s Comps. scheepen, niet waardig sijnde naar Batavia afgesonden te werden, aan de respective administrateurs t’ haarer verandwoordingen sullen werden afgegeven, en bij ‘s Comps negotie boeken naar vereijsch ingenomen.
Den Edelen Her Gouverneur door de gecommitteerdens tot de visitatie van het verongelukte schip Schoonenbergh inhandigt geworde sijnde seekere schriftelijk rapport van haar bevindinge, geliefde het selve op huijden in Raade te produceeren, ‘t welk gelesen en van d’ volgende inhoud bevonden sijnde:24
‘Ingevolge de zeer g’eerde ordre van den Wel Edele Heer Gouverneur, Maurits Pasques de Chavonnes, en E. Agtbren. Politicquen Raad, hebben wij ondergetekendens ons op 25e deeser lopende maand aan boord van ‘t verseijlde retourschip Schoonenberg , leggende op ‘t riff van Caab d’ Auguilhas , vervoegt, ten eijnde omme nauwkeurige inspectie te nemen hoe ‘t met dien bodem en de inladingh van deselve mogte gestelt sijn, zoo verklaaren wij naar visitatie bevonden te hebben dat van dien verseijlden bodem niet alleen de agter steeven wel twee voet aan stuurboords zijde in een bogt staat, maar dat boven dien het verwulft benevens ‘t deck van de cajuijt door de zee ten eenemaal aan stukken is geslagen, zoodanigh dat ‘t water zo wel van boven als onder in ‘t schip spoelt, zijnde dat meer is dat schip ook in ‘t midden van den anderen geborsten, welk een en ander veroorsaakt heeft dat de lading geheel nat en bedurven is geraakt, en tegenwoordig niet het geringste in staad is van geburgen25 te konnen werden, ‘t geen wij alle gesamentlijk en ijder in ‘t bijsonder presenteeren met solemneele eeden te bekragtigen.’
‘(Onderstond) In ‘t verongelukte ‘s Comps. schip Schonenberg , den 25e December 1722. (Was getekent) Cs. Valk, Albertus van Soest, Jns. Pleunis, J. J. v. d. Schilde, Pr. Corver, Dirk Prest, Jurijan Eijser, Gijsbert Tijse van Leveveur.’
Voegde Sijn Edele daar bij dat gelijk het nu volslagen consteerde dat nog van het schip nog van de gantsche inladinge van dien iets goeds of deugtsaams te bergen was, dierhalven het noodsakelijk was aandagtiglijk te overweegen hoedanig met die ongelukkige kiel sal moeten werden gehandelt, en gelijk sulx wel meest van de zeevaard scheen dependent te sijn, soo hadde Sijn Edele daaromme best gedagt voor deese Vergaderinge te doen komen den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens de mede schippers Albert van Soest, Cornelis Fret en Hendrik de Vries, omme dus haarlieder advis gehoord hebbende, met meerder fondament positivelijk te kunnen disponeren; dewelke dienvolgens in vergaderinge zijn verschenen en eenpariglijk betuijgt hebben van gedagten te weesen dat het volslagen noodsakelijk is dat die kiel tot voorkomige van meerdere ongelukken omtrent ‘s Comps. passeerende scheepen hoe eer hoe liever behoorde te werden verbrand; over welk een en ander serieuselijk geraadpleegt sijnde, Soo is goedgevonden en geresolveerd dat het selve ten spoedigste mogelijk sal werden verbrand.
Zo als insgelijx op de gedane voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur beslooten is dat sullen werden ingevordert de reeke. van salaris en verschot van sodanige menschen die ten dienste der E. Compe. hebben gefourneert wagens, trekbeesten en anderen levensmiddelen en dranken, soo tot gebruijk op de gedane togten naar ‘t schip Schonenberg als tot onderhout der manschappen sig bij dien bodem opgehouden hebbende; en dat laastelijk aan de kerkenraaden van Stellenbosch en Drakenstijn sal werde[n] aangeschreeven dat wederom deesen jaare geen commissaris politicq uijt deese Vergaderinge konnende werde[n] afgesonden, ter oorsake van de meenigvuldige en dringende occupatien voor een ieder, mitsgrs. den soberen voorraad van paarden tot het doen van die togt, sijlieden daaromme sorg sullen moeten dragen dat hunne kerkelijke reken. ten spoedigste na herwaarts werden opgesonden, ten eijnde deselve aan onse Heren en Meesters volgens ordre te kunnen laten afgaan.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.26
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 48-51.¶
Donderdag den {17230107} 7e Januarij 1723, voormiddags. Extraordinaris vergaderinge.
Alle tegenwoordigh.
Door den Edelen Heer Gouverneur in Rade geproduceert en vervolgens gelesen geworden sijnde het onderstaande requeste van den schipper Albert van Soest28
Aan - - - den Her Maurits Pasques de Chavonnes - - - beneffens den E. Agtbe. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeft met alle eerbied en schuldige onderdanigheit te kenne Uw Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. onderdanige dienaar, Albert van Soest, schipper van ‘t verongelukte schip Schonenberg , hoe dat hij supplt. d’ eere heeft gehad om in Uw Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. laasten vergaderingh ontbooden te sijn geweest, alwaar hem door Uw Wel Edele en E. Agtbe. afgevraagt is geworden of er nogh eenigh goed van d’ E. Compe. uijt het gemelde wrak kon geborgen worde, daar den supplt. met een goet geweete op heeft geandwoord van neen, maar dat men ‘t gem. wrak most verbrande, edogh dewijle den supplt. uijt versuijm vergete heeft Uw Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. kennis te geven dat het in de schippers kamer nog droog was toen den supplt. daar laast van gegaan is, dat daar nog wel eenige goederen van den supplt. konde geborgen worden, So is ‘t dat den supplt. sigh wend tot Uw Ede. Gestre. en E. Agtbe. met ootmoedige bede dat den supplt. mag meede gaan als gecommitteert en aldaar op sijn eijge kosten sodanige goederen salveeren als doenlijk is.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende. (Was getekent) Albertus van Soest.’
Soo is, diesaangaande geraadpleegt wesende, goedgevonden en verstaan dat ingevolge van ‘t raadbesluijt van den 5e deeser maend dat den vorm, schipper Van Soest benevens desselfs boekhouder, Paulus Augier, sullen werden gecommitteert, soo als expresselijk gecommitteert werden bij deesen, tot het verbranden van meergene. schip Schonenberg , ten welken eijnde sijlieden sig naar derwaarts sonder uijtstel sullen hebben te begeven, omme, ‘t selve verrigt hebbende, wederom herwaarts aan te komen ende als dan over te geven schriftelijk rapport van haar gedoente.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.29
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 52-65.¶
Dingsdagh {17230112} 12e Januarij 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordigh.
Is door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge geproduceert twee distincte verklaringen van expresse gecommitteerdens tot ondersoek en visitatie der gebreken, en wel bijsonderlijk over den toestand van het zoute vleesch van beijde de aanweesende Mochase retourscheepen Hogenes en Doornik , aangestelt, Sijn Edele in volgende bewoordingen in handen gegeven:31
‘In opvolginge der g’eerde schriftelijke ordre van den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinaris van India, Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop &a., op ons ondergeteekends. verleend, hebben wij ons vervoegt aan het jegenwoordig ter rheede leggende retourschip Doornik , en aldaar na naukeurige visitatie bevonden:’
‘Eerstelijk, de kruijssteng van dien bodem onbequaam te sijn, sullende tot het maken van een nieuwe kunnen gebruijkt werden een stuk van een steng van een der gestrande scheepen.’
‘Ten tweeden is door ons ten overstaan van onse opperscheepstimmerlieden een lek bevonden aan de steeven aan bakboord tusschen de blaasbalken, ‘t welk gevoeglijk kan werden herstelt, dog tot meerder gerustheijd van de blaasbalk agten wij nodig deselve te verdubbelen met greene delen, waar toe vereijscht sal werden vijf ps. greene deelen van 1 1/4 duijm.’
‘Ten derden werd tot ‘t maken van twee bramseijls en twee lijseijls, vermits d’ oude onbequaam sijn, gerequireert 5 stucken everdoek, 25 lb. seijl garen, 4 rollen Hollands seijldoek tot ‘t verstellen der andere groote zeijlen, 2 ps. lijk.’
‘Ten vierden sijn bij ons de volgende manschappen aan boord van dat schip bevonden, namentlijk 7 cajuijts gasten, 16 onder officieren, 21 matrosen en 2 soldaten, makende t’ samen 46, met dewelke die kiel niet spoedig in staat sal kunnen werden gebragt, bij aldien deselve met geen meerder manschap voorsien werd.’
‘Ten vijfden, wat aanbelangt de deugdelijkheijd van ‘t soute vleesch, ‘t selve schijnt uijtterlijk redelijk goed, dog gekookt sijnde is onbequaem om van menschen gegeeten te kunnen werden.’
‘Laastelijk is de kitserij meede seer goed op ‘t oog, maar valt wat langsaam om gaar te kooken.’
‘Hier meede vermeijnende aan d’ intentie van Uwe Wel Edele Gestr. voldaan te hebben, dient deese voor onderdanig rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 11e Januarij 1723. (Was getekent) Cs. Valk, Cs. Fret, Hk. d. Vries.’
‘D’ Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinaris van Nederlants India, Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop &a., ons ondergeteekende gecommitteert hebbende omme ons te vervoegen aan het alhier ter rheede leggende schip Hogenes , ten eijnde aldaar te ondersoeken wat defecten sig aan de zeijlen mogte bevinden, als meede ‘t soute vleesch hun voor de reijse na ‘t Patria van Ceijlon mede gegeven, en dan laastelijk in wat staat de chaloup van dien bodem is.’
‘Soo verklaaren eerstelijk de twee groote marszeijls al vrij wat slegt en ontramponeerd te sijn, gelijk de andere seijlen meede al wat verstelling vereijsschen, tot welk een en ander gerequireerd sal werden het volgende: agtien rollen Hollands zeijldoek, een ps. gesorteertlijk, veertig lb. sijlgaarn, een half stuk everdoek, twee rollen grauw henippe doek, ses ps. vaderlandse lijnen.’
‘Ten tweeden, wat aanbelangt het soute vleesch, is uijtterlijk redelijk, dog gekookt sijnde is ‘t onbequaam om van menschen te kunnen werden gegeten.’
‘Laastelijk is de chaloup over ‘t geheele lighaam slegt en wat rottig, en nu teegen ‘t strand sijnde geraakt, is met de rolling der zee aan twee stucken geslagen.’
‘Waar meede gedenkende aan d’ intentie van Uw Wel Edele Gestre. ordres te hebben voldaan, dient deese voor verschuldigt rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 11e Januarij 1723. (Was getekent) Cs. Valk, Cs. Fret. Rk. d. Vries.’
Dierhalven in bedenken gevende hoedanig ‘t behoorde gehandelt te werden tot herstellinge van de bevondene gebreeken en supplement van het bedorven en onbequame vleesch; welken aangaande geraadpleegt sijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat aan ider der voorm. twee retourbodems uijt ‘s Comps. provisie maguasijn sal werden verstrekt ses vaten vleesch, mitsgrs. sodanige andere benodigtheden als bij de voorn. verklaringen in ‘t breede staat vervat.
Soo als ook vervolglijk door den Edelen Heer Gouverneur in Raade overgelevert sijn geworden de onderstaande twee verclaringen:32
‘Tot naarkominge der g’eerde beveelen van den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinair van India, Gouverneurin loco&a., omme na ‘t stranden van ‘s Comps. scheepen ‘t seedert den 16e Junij laastleeden omtrent de wracken derselver te peijlen en vissen of er nog eenige geldkisten ofte andere goederen te bekomen mogten sijn, soo hebben wij ondergeteks. sulx bij bequaam weder niet alleen schultpligtig menigmaal verrigt, maar ook nog ter ordre van opgemelte Sijn Edele de wracken die op strand geslagen en van de zee bespoelt wierden, verbrand, dog niettegenstaande onse aangewende vlijt omtrent het een en ander, hebben wij onder die verbrande wracken niets, en met het gemelte vissen tot nog toe niet meerder kunnen vinden als het navolgende: 2 ps. tinne schootels, 1 roerhaak van een schip, 1 timmermans haak, 2 coevoeten. 3 diep loden, en 1 partij ijsere hoepels soo van vleesch als spekvaten.’
‘Waar meede vermijnende aan Uwel Edele Gestr. beveelen te hebben voldaan, laten wij deese met alle eerbiedigheijd dienen voor rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 11e Januarij 1723. (Was getekent) Cs. Valk, J. J. v. d. Schilde, X (daar nevens stont) dit is van Reijnier Cornelisz. de Munk.’
‘Ter hoog g’agte ordre van den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinaris van India, Gouverneurin loco&a., omme op het naukeurigste te ondersoeken en nogmaals na te speuren of er niet eenige geldkisten of andere vermiste ‘s Comps. goederen te vinden souden weesen; hebben wij ondergeteks. met onse schuijten omtrent de wracken van ‘s Comps. jongst verongelukte schepen, en op dieper water niet alleen gevist, maar hebben ook de matroosen laten duijken en onder water gaan, dog hebben tot ons leetweesen niet anders gevonden als op een stuk van een wrak het navolgende: 183 ps. bomben, 11 ps. coogels, benevens 3 stukken canon, welk laaste wij egter door swakheijd van volk niet magtig hebben kunnen werden om op strand te halen.’
‘Hier meede gedenkende onse commissie te hebben volbragt, dient deese voor nedrig rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 11e Januarij 1723. (Was getekent) Cs. Valk, Cs. Fret, Hk. de Vries, Hs. d. Vrij.’
Uijt dewelke dienvolgens blijkende dat wat moeijte en vigilantie sijn aangewend geworden, soo met vissen, duijken als andersints, omme, ware het doenelijk, nog eenige der vermiste geldkisten of andere notabele goederen uijt ‘s Comps. verongelukte scheepen magtig te werden, egter alle die pooginge tot soo verre vrugteloos waren afgelopen, dat er niets anders als de wijnige en geringe goederen, breder bij de voorn. verklaringen gespecificeert, hadden kunnen werden ontdekt en magtig geworden, weshalven wel te presumeeren en te denken sijnde dat in vervolg van tijt omtrent dat goede oogmerk geen beetere uijtkomst te verwagten sal weesen: Soo gaf Sijn Edele in consideratie of dierhalven de wagt op de stranden geposteert, als uijt voorsz oorsake onnut geworden sijnde, niet behoorde te werden ingetrocken; So is, deesen aangaande geraadpleegt sijnde, goedgevonden en geresolveerd dat sulx op de voorgestelde wijse sal werden verrigt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop. ten dage en jaare voorsz.33
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 66-75.¶
Dingsdag {17230119} 19e Januarij 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.
De jaarlijxe reecq. der kerkelijke goederen van de colonie van Drakensteijn door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge geproduceert, en van de volgende inhoud bevonden sijnde:
‘
Rekening der arme gelden op Drakensteijn van den jaare ao. 1722. | ||
Contanten in cassa van het jaar 1721 | ƒ1457:03:- | |
Ontfangen onder den gods dienst | ƒ481:02:- | |
Aan verscheene intreste | ƒ210:-:- | |
Twee afgelegde obligatien met desselfs intrest | ƒ945:-:- | |
Per testamenten | ƒ252:-:- | |
ƒ3345:05:- | ||
Uijtgave des jaars 1722: | ||
Tot redres van onse kerk | ƒ957:03:- | |
Per obligatien | ƒ1700:-:- | ƒ2657:03:- |
Blijft in cassa voor 't jaar 1723 | ƒ688:02:- | |
Aan obligatien | ƒ4600:-:- | |
Agterstallige intrest | ƒ207:-:- | |
Gehele somma bedraagt | ƒ5495:02:- |
Rekening der arme gelden op Drakensteijn van den jaare ao. 1722. | ||
Contanten in cassa van het jaar 1721 | ƒ1457:03:- | |
Ontfangen onder den gods dienst | ƒ481:02:- | |
Aan verscheene intreste | ƒ210:-:- | |
Twee afgelegde obligatien met desselfs intrest | ƒ945:-:- | |
Per testamenten | ƒ252:-:- | |
ƒ3345:05:- | ||
Uijtgave des jaars 1722: | ||
Tot redres van onse kerk | ƒ957:03:- | |
Per obligatien | ƒ1700:-:- | ƒ2657:03:- |
Blijft in cassa voor 't jaar 1723 | ƒ688:02:- | |
Aan obligatien | ƒ4600:-:- | |
Agterstallige intrest | ƒ207:-:- | |
Gehele somma bedraagt | ƒ5495:02:- |
‘(Was getekent) P. van Aken, Claude Marais, S. W. v. M., Fs. du Toit, Paul Roux, Pieter Villiers, Charle Marais. Jacob Villiers.35 ‘
‘
Rekening courant van de ontfangst en uijtgaven der armen penningen die tot redres van Drakenstijns kerk gebruijkt sijn. | |||
Ao. 1723 Ontfangst | Anno 1723 Uijtgaven. | ||
Uijt d' armen gelden van den jare 1722 | ƒ957:03:- | Aan d' E. Compe. voor 2 balken van 12 en 12 | ƒ69:-:- |
Aan de metselaar | ƒ360:-:- | ||
Aan d' opperman | ƒ198:-:- | ||
Aan rottings, spijkers, kabelgaren, enz. | ƒ36:12:- | ||
Aan rietkapper en reijder | ƒ92:08:- | ||
Aan d' decker | ƒ78:-:- | ||
Aan het hout tot de kalk oven | ƒ120:-:- | ||
Aan resteerende penningen | ƒ2:15:- | ||
Somma | ƒ957:03:- | Somma | ƒ957:03:- |
Rekening courant van de ontfangst en uijtgaven der armen penningen die tot redres van Drakenstijns kerk gebruijkt sijn. | |||
Ao. 1723 Ontfangst | Anno 1723 Uijtgaven. | ||
Uijt d' armen gelden van den jare 1722 | ƒ957:03:- | Aan d' E. Compe. voor 2 balken van 12 en 12 | ƒ69:-:- |
Aan de metselaar | ƒ360:-:- | ||
Aan d' opperman | ƒ198:-:- | ||
Aan rottings, spijkers, kabelgaren, enz. | ƒ36:12:- | ||
Aan rietkapper en reijder | ƒ92:08:- | ||
Aan d' decker | ƒ78:-:- | ||
Aan het hout tot de kalk oven | ƒ120:-:- | ||
Aan resteerende penningen | ƒ2:15:- | ||
Somma | ƒ957:03:- | Somma | ƒ957:03:- |
‘(Onderstond) Deese reekeningh is in kerkenraade van Drakenstijn deese 11e Januarij 1723 nagesien en wel bevonden. (Was getekent) P. van Aken, ecles.’
Is verstaan dat deselve naar luijd der permanente ordre in copia authenticq sal werden afgesonden aan onse Heeren en Meesters.
Den oppermeester van het verongelukte schip Schonenberg versoek gedaan hebbende omme met een der aanweesende Mochase retourschepen te mogen repatrieeren, Soo is goedgevonden ‘t voorsz versoek niet alleen bij deesen t’ accordeeren, maar het selve ook toe te staan aan sodanige andere menschen als van dien verongelukte bodem als nog hier sijn vertoevende en niet nodig alhier aan de hand moeten blijven, soo tot de noodwendige dienst der E. Compe. als wel bijsonderlijk meede omtrent de bekoming der vereyschte enquesten door den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, soo omtrent het verliesen van voorn. bodem, als andere daar op gevolgde misgangen, gevordert werdende.
Daar na stelde den Edelen Heer Gouverneur in Raade voor hoe Sijn Edele hadde ondervonden dat nietteegenstaande de straaten en weegen nu cortelings door den Heer independent fiscaal en andere gecommitteerdens waaren geschouwt en gevisiteert geworden, egter nog op diversse plaatsen niet alleen veel vuijligheeden gevonden wierden, maar selfs dagelijx nog meerder quantiteijt van dien wierden aangevoerd, sonder dat men preciselijk te weeten konde kreijgen welke daar van de daders waaren, dat nogtans die disordre en ongehoorsaamheit in dit heete saijsoen wel oorsaak van siekte onder de ingesetenen soude konnen worden, Sijn Edele daaromme tot weeringe van sulx best hadde gedagt deesen Raad in bedenkinge te geven of het niet best en meest dienstigh soude sijn de vuijligheeden dagelijx aan de Caab vallende, volgens de weijse van Europa door een of twee vuijlis carren alle dagen te doen ophalen en weghvoeren na sodanige plaatsen als haarlieder aangeweesen soude werden, ten dien eijnde vaststellende een fon[d]s van twee a drie schellingen per maand op ider huijs in deese Tafelvalleij gelegen; welken aangaande met aandagt gedelibereert sijnde, goedgevonden en verstaan is dat alvoorens in deesen finalijk te besluijten, ‘t selve sal werden gestelt in handen van presente burgerraden, ten eijnde den Edelen Heer Gouverneur en Raad te dienen van haar schriftelijk advis en consideratien, daar nevens noteerende hoeveel de quoote van een schelling op ieder huijs per mt. in ‘t jaar soude komen te monteeren.
Laastelijk wierd door den Edelen Heer Gouverneur kennisse gegeven hoe dat den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, Sijn Edele uijt name en van weegens de gesamentlijke brandmeesters deeser plaatse hadde vertoont dat sijlieden tot voldoenige haarer instructie dieversse maalen de visitatie der schoorsteenen gedaan hebbende, op sommige plaatsen niet alleen hadden ondervonden dat deselve niet naar behooren waren gereynigt, maar ter contrarie met seer veel roeth vervuijlt, maar dat ook bovens dien sodanige nalatige menschen, veragtende de aanmaninge van brandmeesters, niet alleen nalatigh bleeven deselve te suijveren, maar ook daar nevens derfde voegen insolent[e] en onbehoorlijke reedenen, en gelijk bij de brand instructie op dat poinct en ten dien reguarde geen boeten en penaliteijt was vastgestelt geworden, soo gaf Sijn Edele als nu in serieuse bedenkinge of het niet hoog nodigh was dat tot conserveeringh van het respect van alle de brandmeesters, en wel bijsonderlijk meede tot voorkominge van ongelukken en brand ter deeser plaatse, als nu daar inne nader wierden voorsien; Soo is, diesaangaande aandagtiglijk geraadpleegt, en daar nevens in aanmerkinge genomen sijnde dat aan de prompte uijtvoeringe deeser sake seer veel afhankelijk is de behoudenis en welvaert deeser plaatse, en dat aan de andere seijde de nalatigheijd ofte versuijmenisse van dien op ‘t onverwagst soude kunnen veroorsaken de gantsche distructie van dien en een onherstelbaare schaade, dierhalven goedgevonden dat die bevonden sal worden sijne schoorsteenen niet naar behooren te hebben doen suijveren, voor de eerstemaal vervallen sal sijn in een boete van drie Rds., voor de tweede reijse ses Rds., sullende voor de derde rheijse boven de geme. paene arbitralijk werden gecorrigeert, wel verstaande dat ijmand der ingesetenen des smorgens de schoorsteen vuijl bevonden sijnde en daar over in de boete van drie Rds. geslagen werdende, des agtermiddags op aanmaninge van brandmeesters op haare terug komst niet sal hebben schoon gemaakt, als dan vervallen sijn in de eerste en twede boeten, en dus zullen moeten betalen een zomma van negen Rds.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.36
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 76-98.¶
Dingsdag {17230126} 26e Januarij 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.
De schippers der aanweesende Mochase retourscheepen Hogenes en Doornik ter vergaderinge op de gedane afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat geduurende haar aanwesen ten deesen Gouvernemente behoorlijk en ten haaren genoege waren voorsien geworden van deugdelijke verversingen van groente, versch vleesch en brood, bovens andere benodigtheeden bij haarlieden gevordert, door welk een en ander sijlieden soo verre in staad van reijsvorderinge waren gebragt, dat sij vermijnde op Saturdag aanstaande bij toelatinge van weer en wind in volle gereetheit te sullen sijn omme de rheijse na Europa met volle gerustheit te ondernemen, versoekende eeniglijk den schipper van het Zeeuwse retourschip Doornik dat aan hem mogte werden geaccordeert sodanige quantiteit van gesonde mattroosen als bij hem alhier impotent waren aangebragt en dierhalven ook gehouden soude sijn alhier in ‘s Comps. hospitaal te moeten blyven vertoeven; weshalven geresolveerd en verstaan is dat de versogte en benodigde zeevaarende uijt die van ‘t verongelukte schip Schoonenberg , en welke den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, in sijne proceduuren niet nodig sal hebben, besorgt sal werden, en vervolglijk ook de twee voorme. retourscheepen ten voorsz dage gemonstert en van hier gedepescheert.37
Vervolgens produceerde den Edelen Heer Gouverneur seekere ingekomene missive van land-drost en heemraden van Stellenbosch en Drakenstijn van de volgende inhoud:38
‘Cabo de Goede Hoop.’
Aan den Wel Edele Gestre. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbaren Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘In onse jongste vergadering van den 18en deeser39 hebben de molenaars zoo van Stellenbosch als Drakenstijn g’insteert om hun stuijft meel (zijnde haar geregtigheit) Caabwaarts te mogen voeren en aldaar ten haaren voordeele te debiteeren, ‘t geene egter bij affixtie van biljetten op zeekere penaliteijt door Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. is verbooden; en dewijl de genoemde moolenaars betuijgde dat sulx eenlijk de reeden sijn waar door sij telkens buijten staad werden gestelt om hunne beloofde pagtpenningen na vereijsch en op de behoorlijke tijd te konnen voldoen, en dat sij ook in ‘t vervolgh op dien voet de pagten tot sodanigen prijs gelijk wel bevoorens, niet zoude kunnen aannemen, zoo hebben wij, aangemerkt daar omtrent bij ons tot geen besluijt kan, nog magh getreeden werden, en dat dewijl ook die pagtpenningen van de moolens wel het principaalste inkomen van de colonien is, dienstig g’oordeelt aan Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. sulx voor te stellen en met eenen onderdaniglijk te versoeken dat door Uwel Ede. Gestre. en E. Agtbe. sulx mogte werden g’accordeert; en wijders dat het Uwel Ede. Gestre. en Agtbres. vermits wij alhier ‘t seedert eenigen tijd van een bequaam meester sijn ontbloot geweest, tot groot ongerief deeser ingeseetenen, gelieven mogt den corporaal Christoffel Schabort,40 als de vereijschte bequaamheit hebbende, en die sig bij ons ook daar toe heeft aangebooden, uijt ‘s Comps. dienst in vrijdom te largeeren.’
‘Waar meede deese eijndigende, beveelen wij Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. in Godes bewaaringe - - - (Lager) Ter ordonnantie van landdrost en heemraden, (was getekent) Jns. Pleunes, secretaris. (In margine) Stellenbosch , den 25e Januarij 1723.’
Over dewelke aandagtiglijk geraadpleegt sijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat alhoewel onder het pretext van ‘t eerste deel van haarlieder versoek soude konnen schuijlen bedriegerijen en eijgenbaat tot nadeel der Caabse ingesetenen tegens voorgaande g’emaneerde ordres, omme onder den scheijn van stuijfmeel der molenaars, dat van andere ingesetenen of wel door de molenaar boven haar stuijfmeel ingekogt herwaarts aan te voeren; nogtans omme soo veel mogelijk is haarlieden te thoonen onse sorg en begeerte dat beijde die colonies inkomsten niet vermindert, maar eerder vermeerdert mogte werden, haarlieden bij desen tot wederseggens toe sal blijven geaccordeert en toegestaan dat de molenaars van Stellenbosch en Drakenstijn haar gepermitteert stuijfmeel herwaarts aan sullen mogen opbrengen ende te gelde maken, wel verstaande dat deselve onder dat voorgeven geene bedriegerijen tot nadeel der Caabse ingesetenen komen te gebruijken, onder wat pretext het ook soude mogen sijn, alsoo wij ons tegens deselve in sulken geval als overtreeders van deese onse ordres sensibel soude moeten thoonen; en dat omme nogh des te meer daar tegens te voorsien, ook geene wagens met stuijfmeel, ‘t sij van Stellenbosch of Drakenstijn , naar de Caab sullen mogen werden opgevoerd, voor dat deselve sullen weesen voorsien met een behoorlijke certificatie, ‘t sij van den land-drost of wel een a twee presente heemraden, inhoudende dat het selve waarlijk ordinair stuijfmeel en geen ander is.
En ten reguarde van het tweede poinct van haarlieder versoek, is verstaan ten gerieve der colonien den corporaal Christoffel Schabord uijt den dienst der E. Compe. te ontslaan en in vrijdom te stellen, mits dat den selve gehouden sal blijven de ingesetenen met desselfs kunst van chirurgie ten allen tijden bij te staan en te gerieven, mitsgrs. dat denselven niet sal mogen werden g’emploijeert voor ende al eer desselfs vervanger op ‘s Comps. post sal weesen aangekomen en den selve behoorlijk transport gedaan.
Dat laastelijk aan haarlieden sal werden betuijgt de verwonderinge en het misnoege van den Edelen Heer Gouverneur en deesen Raad, over de ondervindinge dat de voorme. missive werd beslooten met: ter ordonnantie van landdrost en heemraaden, en een singuliere onderteekening van den secretaris, ‘t welk haarlieden in geenen deele competeerende, en ook strijdigh sijnde tegens de practijk en d’ usantie van alle tijden, mitsgrs. de verschuldigde eerbiedigheit aan haare overigheit, dierhalven met het afgaande schrijvens aan landdrost en heemraden sal werden gelast voorthaan alle de brieven aan deesen Raad af te senden, door landdrost en presente heemraaden naar het oude gebruijk en betamelijkheit sullen moeten werden onderteekent. alsoo sulx met haarliedens pligt over eenkomstig is, en dierhalven ook geen redenen en sijn waar over zij haarlieden soude behoeven te schamen.
Waar naar geresumeerd sijnde de ingekomene reecq. der kerkelijke goederen van Stellenbosch , luijdende van woorde tot woorde als volgt:
‘Reecqg. der arme penningen aan Stellenbosch gedaan in kerkenraade,presentibusd’ ondergenoemde leeden van kerkenraade d’ anno 1722.’
‘Voor den jaare 1722 resteerde bij ‘t sluijten der arme reecq. ƒ1045: 15:-, welke penningen in kerke cassa ingebragt en uijtgegeven sijn, soo als naderhand op kerke rekening sal te sien sijn, derhalven de kerkde novoontfangen in den jaare 1722:’
‘
Onder de godsdienst ontfangen | ƒ645:-:- | |
Ontfange interessen, afgeleijde penningen, kerkelijke geregtigheeden | ƒ561:-:- | ƒ1206:08:- |
Uijtgaave tot alimentatie der armen en benodigtheeden | ƒ328:-:- | |
Resteert meerder ontfangen | ƒ878:08:- | |
Seven obligatien bedragen tesamen | ƒ4050:-:- | |
Onbetaalde interessen | ƒ324:-:- | |
ƒ5252:08:- | ||
Nota: | van deese penningen komt Ariaantje Jansz., die de diaconie ter bewaringe overgenomen heeft, en afgetrokken moeten worden | ƒ2690:-:- |
In deesen jaare 1722 uijt diaconij cassa aan de kerk uijtgeschooten | ƒ781:09:- | ƒ3390:09:- |
Rest het geheele arme capitaal | ƒ1861:15:- |
Onder de godsdienst ontfangen | ƒ645:-:- | |
Ontfange interessen, afgeleijde penningen, kerkelijke geregtigheeden | ƒ561:-:- | ƒ1206:08:- |
Uijtgaave tot alimentatie der armen en benodigtheeden | ƒ328:-:- | |
Resteert meerder ontfangen | ƒ878:08:- | |
Seven obligatien bedragen tesamen | ƒ4050:-:- | |
Onbetaalde interessen | ƒ324:-:- | |
ƒ5252:08:- | ||
Nota: | van deese penningen komt Ariaantje Jansz., die de diaconie ter bewaringe overgenomen heeft, en afgetrokken moeten worden | ƒ2690:-:- |
In deesen jaare 1722 uijt diaconij cassa aan de kerk uijtgeschooten | ƒ781:09:- | ƒ3390:09:- |
Rest het geheele arme capitaal | ƒ1861:15:- |
‘Deese bovenstaande in kerkenraade na gesien en accoort bevonden, anno 1723 den 23e Januarij. (Onderstond) H. Beck, N. van den Heuvel, P. van der Beijl, Philip Morkel, J. Malan, Anthonij Faure. (Lager) En uijt Haar E.Es. naam, (was getekent) H. Beck, schriba. (In margine) Stellenbosch , 25e Januarij 1723.’
Soo is verstaan dat deselve volgens ordre ter bequamer gelegentheit aan onse Heeren en Meesters sal werden afgesonden.
Daar naar wierd door den baas glasemaaker, Willem Dempers,41 in Rade overgelevert het volgende requeste:42
Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestre. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Vertoont met schuldige eerbied Uwel Edele Gestre. en E. Agtbe. onderdanigen dienaar, Willem Dempers, jegenwoordig glasemaker alhier in dienst der E. Compe., dat den supplt. bij sijn jongste aanweesen in ‘t vaderland heeft betaalt, en hem bij afreekeninge is afgehouden een somma van hondert guldens thien stuijvers, sijnde soo veel desselfs huijsvrouwe op haare transport en costpenningen na herwaarts was tekort gekomen, voor welkers bedragen den supplt. hier wederom op sijne soldij reeke. is gedebiteert, en gevolglijk voorsz zomma dubbelt soude moeten voldoen; dierhalven keert hij sig tot Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. met nedrig versoek dat hier over na het vaderland mag werden geschreeven, ten eijnde gemelte penningen aldaar weder aan den supplt. werden gerembourseert, en voldaan aan de geene die daar toe door hem behoorlijk bij procuratie ofte anders sal weesen gequalificeert.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, goedgevonden en verstaan is dat met het eerste afgaande schrijvens aan de Camer van Zeeland eerbiediglijk kennisse sal werden gegeven van het gedane versoek van den gem. supplt., en daar nevens versogt Haar Edele Groot Agtbe. gunstige dispositien daar omtrent.
Laastelijk geliefde den Edelen Heer Gouverneur in Raade kennisse te geven hoe dat in den voorleedene week t’ sijnen huijse geweest sijnde den burgerraad Johannes Blankenbergh en den weesmeester Hendrik Oostwald Eksteen, aldaar Sijn Edele hadde gedaan doleantien over de last en moeijelijkheit die hare opkomende wagens gehouden waren te doen tot den aanvoer van klippen ten dienste van des E. Comps. aan te leggene fortificatie werken, dat Sijn Edele over diergelijke klagten verwondert sijnde, sulx haarlieden ook hadde betuigt, te meer alle de ingesetenen deeser lande, levende onder een sagtmoedige regeering, bevrijd om soo te spreeken van alle burgerlijke lasten, immers die soo gering sijn dat sij niet naam waardig geagt mogen werden, gelukkig dierhalven boven meest alle bekende volkeren, gelijk sulx onder andere niet duijsterlijk bleek uijt de considerable advances en progressen haarer middelen ‘t seedert haar aanweesen alhier gedaan, en waaromme Sijn Edele ook hadde vertrouwt dat sijlieden, als van de considerabelste deeser ingesetenen sijnde, ook dierhalven geen de minste swarigheit gemaakt, maar veel eerder met een dankbaare genegentheit zoude hebben helpen contribueeren tot dien geringe dienst voor d’ E. Compe., te meer de fortificatien deeses lands buijten haren costen en eeniglijk uijt de beurse van onse Heeren en Meesters gemaakt werdende, nogtans bijsonderlijk meede diende tot bescherminge van haare persoon, familien en goederen, dat Sijn Edele daaromme als nog verhoopte dat sijlieden dierhalven als goede voorgangers wilde sijn in de uijtvoeringe des raadsbesluijt op den 24e der voorleedene maand g’arresteert, inhoudende dat een ider deser ingesetenen een vragt coorn of een legger wijn aan de E. Compe. ten deese Casteele opbrengende, gehouden sal sijn voor sijn vertrek van de Caab een vragt klippen aan te reijden, hoewel Sijn Edele wel mogte leijden dat volgens haar versoek die aanreijdingh geschiede met gehuurde wagens in plaatse van haar eijgene, dog dat aan Sijn Edele tegens alle verwagting en de behoorlijke eerbiedigheit door den gem. Eksteen op een onbetamelijke wijse was te gemoed gevoerd dat bij aldien denselve sulx eerder hadde geweeten, geen graan coorn aan d’ E. Compe., maar ter contrarie aan de vrijbakkers gelevert soude hebben, en alhoewel daar op bij Sijn Edele was gerepliceert geworden dat bij aldien hij van die stoutigheit wilde en derfde sijn, ook Sijn Edele niet nalatigh zoude sijn sulx hem met ër daad te beletten, en goede sorge dragen, soo met dadelijke opneming en visitatie als andersints, dat alle desselfs ongeoegst graan aan d’ E. Compe. gelevert wierd of onverkogt bleef leggen, en waar op dan ook bij voorne. Eksteen aangenomen is de klippen voor sijn deel te doen aanvoeren; Sijn Edele nogtans met regt bevreest sijnde dat diergelijke onbehoorlijke drijgementen, is het niet bij hem selven jegenwoordig, egter bij andere daar toe aangeset werdende, soude kunnen werden uijtgevoert tot veragtinge der regering, en niet minder ondienst van onse Heeren en Meesters, daaromme hoog nodigh geagt heeft aan de leeden deses Raads in serieuse bedenkinge te geven of daar tegens niet ten spoedigste behoorde te werden voorsien, te meer de regtveerdigheit scheijnt te vorderen dat die geene die verkogt coorn en wijnen aan de backers, pagters of andere komen op te brengen, insgelijx van die last niet bevrijd blijven, maar eerder meerder dragen. Over ‘t welke dan aandagtiglijk geraadpleegt sijnde, goedgevonden en geresolveerd is niet alleen te blijven persisteeren bij ons geresolveerde van den 24e November jongstleeden, maar ook bovens dien bij deesen te gelasten dat alle ingesetenen verkogt coorn en wijn opbrengende en leverende aan de backers, pagters of andere, voor ider vragt coorn of een legger wijn voor haar vertrek van hier ten dienste van ‘s Comps. fortificatie werken sullen moeten aanrijden of doen aanrijden twee vragten klippen, welk een en ander bij provisie stand grijpen sal tot ulto. April aanstaande, sullende van deese soo wel als van ons raadsbesluijt van den 24e November voornt. extract aan presente burgerraden afgegeven werden tot haarlieders naarrigtinge.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.43
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
C. 62, pp. 99-109.¶
Dingsdag {17230202} 2e Februarij 1723, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscael, Cornelis van Beaumont.
Den Edelen Heer Gouverneur stelde ter vergaderinge voor hoe dat geduurende desselfs aanweesen alhier de ondervindinge hadden doen sien dat bij aankomste van ‘s Comps. scheepen, soo wel uijtkomende als thuijsvarende, bij aanbrenging van menigvuldige sieken en dooden men teegens danks niet alleen genoodsaakt was geweest tot herstelling der inpotenten langer als na gewoonte op te houden, maar dat men selfs ook tot geen geringe hindernis voor dit Gouvernement bij wijlen gehouden was geweest aan sommige dier scheepen te doen afgeeven het grootste gedeelte der mattroosen alhier aan de wal bescheijden, ten eijnde die kielen daar door in staat te stellen om hare rheijse te kunnen vervorderen, waar door dikwils noodsakelijke beesigheeden bij mancquement van manschap hebben moeten werden uijtgestelt; welk geval bij de aanweesende Mochase retourscheepen Hogenes en Doornik wederom niet minder soude hebben geexteert, en dienvolgens ook verlegentheijt gebaart, ten waare men sig bij het extraordinair geval in het verongelucken van ‘t schip Schoonenberg niet had kunnen redderen met eenige der geborgene mattroosen van die kiel op die bodems te plaetsen; weshalven Sijn Edele vermeijnende dat tot nut en dienst der E. Compe. en voorkominge van alle ongelegentheeden in ‘t depescheeren van ‘s Comps. scheepen soude weesen dat het getal der aan land bescheijdene mattroosen wierden vermeerdert tot 70 a 80 toe, dierhalven aan de leeden des Raads in bedenkinge gaf of het niet noodsakelijk geoordeelt moeste werden sulx in consideratie van onse Heeren en Meesters te geven, met eerbiedig versoek van Haar Edele Hoog Agtb. authorisatie ten dien eijnde. Over ‘t welke geraadpleegt sijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat sulx met ‘t eerst afgaand generaal schrijvens aan de Edele Hoog Agtb. Heeren 17en eerbiediglijk sal werden voorgedragen, en dat daar nevens ook op de voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur aan deselve soo wel als de Hooge Indische Regeering op ‘t onderdanigst sal werden versogt van de goedheijt te willen sijn van de uijt en thuijs komende scheepen, soo in Europa als tot Batavia, van genoegsaam brandhout te voorsien, ten eijnde daar door voor te komen de continueele instantien en versoeken die de scheeps overheeden daaromme ter deeser plaatse onder verscheijde pretexten komen te doen, gemerkt de schaarsheijt van brandhout (dat bovens dit met veel moeijte en verlies van beestiaal en wagens van verre moet gehaalt en herwaarts aangebragt werden) nauwlijx toelaat dat de dringenste noodsakelijkheeden van dit Gouvernement als calk en steen ovens, hospitaal, backerijen en andersints naar vereijsch en behooren kunnen werden voorsien en besorgt.
Vervolgens is ook g’approbeert de aanstelling door den burgercrijgsraed44 van den burger corporaal Isaak Esser tot sergeant in steede van den overleedene Jacob Paasen, ende wederom tot burger corporaal den burger Jan Zacharias Bek.
Laastelijk is geleesen geworden het requeste door den burgercrijgsraad in volgende bewoordinge overgegeven:45
Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - beneffens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Achtbare Heeren,’
‘Verthonen met behoorlijke eerbied de hooft officieren deeser Caabse burgerij, dat den burger Gerrit Vermaak46 op den 26e October jongstleeden sig van sijn wagt hebbende geabsenteert, oversulx door den krijgsraad gecondemneerd is in de daar toe staande boete, en alsoo denselve Vermaak hartneckig blijft weijgeren deselve te betalen,47 als meede dat den gedaagde gene vaste wooning nog eenige de minste vaste of tilbare goederen hier is hebbende, waar uijt de boete per excecutie48 soude konnen gehaalt werden, volgens UE. Wel Edele Gestr. en E. Agtb. ons op diergelijke geaccordeert, soo versoeken gemelte hooftofficieren UE. Wel Edele Gestr. en E. Agtb. bij deesen dat denselven Gerrit Vermaak in ‘s Comps. dienst mag werden aangenomen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende.’
Welkers inhoude met aandagt overwogen sijnde, goedgevonden en beslooten is dat deesen Raad moede sijnde langer aan te sien de quade gangen van den burger Gerrit Vermaak, soo ten reguarde van de schandelijke verstootinge van sijn eijgene huijsvrouw en kint, de onnatuurlijke en harde behandelingen haar aangedaan, de dagelijxe excessen in den drank, desselfs exemplaire luij en leedigheijt, mitsgrs. de notoire ongehoorsaamheijd teegens sijne wettige burger officieren, waar door een opene deur gemaakt soude werden tot navolginge van diergelijke ergerlijke handel, ten waare daar inne tot dienst van het gemeene best wierde voorsien, dierhalven ook den voorn. Gerrit Vermaak ingevolge het regt ende de vrijheijt in sijne vrijbrief in cas van quaad gedrag bij den Edelen Heer Gouverneur en deesen Raad gereserveert en behouden, weeder van sijn burgerschap sal werden ontheft en in den dienst der E. Compe. aangenomen, in sodanigen qualiteijt als hij bevoorens sijne vrijdom heeft beseeten gehad.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.49
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] A. V. KERVEL.
## Footnotes
-
Die drie oorspronklike verklarings kan gevind word in C.340:Attestatiën, 1722-1723, pp. 473-476, 477-478 en 481-482. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “iets”. ↩
-
Josephus de Grandpreez was die seun van Noel Joseph de Grandpreez en Bernardina Mousson de la Grenieurie. Hy het in 1720 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1722 ‘n assistent geword. In 1724 het hy Rijk Tulbagh opgevolg as eerste geswore klerk, en in 1728 het hy sekretaris van die Raad van Justisie geword. Vanaf 1741 tot met sy dood in 1761 was hy koopman en sekretaris van die Politieke Raad. Hy was getroud met Louisa Adriana Slotsboo, die dogter van Kaije Jesse Slotsboo en Aletta Beck. (Sien M.O.O.C.7/12:Testamenten, 1760-1762, nos. 19 en 20.) ↩
-
Die Politieke Raad het ook besluit om aan die predikant van Drakenstein , ds. Petrus van Aken, en die voorleser en onderwyser van Stellenbosch , Anthonij Faure, salarisverhogings toe te staan. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 157, en C.229:Requesten, 1722, nos. 78 en 79. ↩
-
Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Die nominasies van die verskillende liggame kan gevind word in C.229:Requesten, 1722, nos. 80-85. ↩
-
Hendrik Abraham de Vries van Amsterdam het in 1708 met sy vrou, Maria Zaaiman, en hulle vier seuns uit Mauritius na die Kaap gekom. Hy het in 1719 hertrou met Johanna van Es, die dogter van Willem van Es en Maria van Aelwijk. (Sien M.O.O.C. 7/6:Testamenten, 1738-1745, no. 127.) ↩
-
Charles Marais is in 1668 in Plessis in Frankryk gebore. Hy was die seun van Charles Marais en Catherine Taboureux, en was getroud met Anne de Ruelle, die dogter van die Franse vlugteling, Daniel de Ruelle. ↩
-
Hy was die seun van Jacob (Jacques) de Villiers en Margaretha Gardiol, en is in 1699 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Louisa Joubert. ↩
-
Die nominasies vir heemrade vir Stellenbosch en Drakenstein het die vergadering te laat bereik. Op 24 Desember het die Politieke Raad dus Jacobus de Lange en Jan Nel verkies as heemrade vir Stellenbosch , en Francois du Toit en Jacob Theron vir Drakenstein . (Vgl. C.605:Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 696; C.229:Requesten, 1722, no. 92; C.513, deel II:Uitgaande Brieven, 1722-1723, pp. 1298-1299.) ↩
-
Sien C.229:Requesten, 1722, no. 86. ↩
-
Hy was die seun van Abraham Hertogh (Hartogh), en is in 1719 met Petronella Philipsz. getroud. In 1727 het hy hertrou met Johanna Barbara Oberholster, die dogter van Johann Oberholster en Helena du Toit. (Sien M.O.O.C.8/4:Inventarissen, 1720-1727, no. 55.) ↩
-
Catharina Jacobs was met Jan Verbeek getroud. Na sy dood in 1722 het sy met Adolph Hoffman hertrou. Sy was die dogter van Christiaan Meijn en Martha Manuels, en is in 1691 aan die Kaap gebore. (Sien C.J.2650:Testamenten, 1709-1715, pp. 585-590; C.J.2653:Testamenten, 1727-1731, pp. 212.215.) ↩
-
Hy was afkomstig van Munster , en het in 1696 as soldaat na die Kaap gekom. Na die dood van sy eerste vrou, het hy in 1728 hertrou met Engela Wedeking, die dogter van Heinrich Wedeking en Jannetje van Wijk. (Sien M.O.O.C.7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 56; M.O.O.C.7/6:Testamenten, 1738-1743, no. 33.) ↩
-
Hy was getroud met Catharina Erasmus. Hulle het twee dogters gehad. Hy is in 1729 oorlede. (Sien M.O.O.C.8/3:Inventarissen, 1727-1737, no. 7.) ↩
-
Titus Jacobs van Macassar was getroud met Johanna Titus van Macassar. ↩
-
Hy was getroud met Elisabeth van Tonkin. ↩
-
Jonker van Macassar was ‘n vrygestelde slaaf, en was getroud met Rosetta van Java. Hy is in 1727 oorlede. (Sien M.O.O.C.7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 33.) ↩
-
Daniel Duuren is in 1703 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Francina Anthonisz. Na haar dood in 1732, het hy hertrou met Susanna Coetser. Hy is in 1741 oorlede. (Sien M.O.O.C.7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 116; M.O.O.C.8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 64; M.O.O.C.8/6:Inventarissen, 1738-1748, no. 53.) ↩
-
‘n Memorie waarin die sekunde, Jan de la Fontaine, besonderhede verstrek omtrent beskadigde voorrade uit die pakhuis en die skepe Oostrust , Appollonia , Sleewijk en Ter horst , is hier weggelaat. Die Raad het besluit om ‘n gedeelte daarvan as verliese af te skryf, en die res te verkoop. Sien C.17:Resolutiën, 1722-1723, pp. 334-337. Die oorspronklike memorie kan gevind word in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 379-380. ↩
-
Volgens die kladnotule is die negosie- en soldyboeke ook in die Raad ter tafel gelê. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 158. ↩
-
In die kladnotule verskyn ook die volgende inskrywing: “‘t Overvloedige geweer van snaphanen, deegens en patroontassen naer Batavia te senden.” Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 158. ↩
-
In die Haagse Kopie staan ook ” Caab Angulhas “. ↩
-
Sien C.340:Attestatiën, 1722-1723, p. 549. ↩
-
In sowel die oorspronklike rapport as die Haagse Kopie staan ook “geburgen”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 159. ↩
-
Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie, ↩
-
In sowel die oorspronklike resolusie as die Haagse Kopie is die oorspronklike versoekskrif woordeliks gekopieer. Vgl. C.229:Requesten, 1722, no. 87. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. ↩
-
Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Die twee oorspronklike verklarings kan gevind word in C.340:Attestatiën, 1722-1723, pp. 541-543 en 545-546. ↩
-
Die twee oorspronklike verklarings kan gevind word in C340:Attestatiën, 1722-1723, pp. 565-566 en 561. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 160. ↩
-
Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Dit is Jacob de Villiers, jr. Sien voetnoot 252 van 1722 hierbo. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 160. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n bemanningslid op die skip Hogenes bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.17:Resolutiën, 1722-1723, p. 380. ↩
-
Die oorspronklike brief berus in C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 365-367. ↩
-
Die notule van die betrokke vergadering kan gevind word in Stellenbosch 1/8:Notule van Landdros en Heemrade, 1722-1725, pp. 11-12. ↩
-
Johann Christoffel Schabort van Schweinfurt het in 1718 as soldaat na die Kaap gekom. In 1720 is hy bevorder tot korporaal. Hy was getroud met Maria de Villiers, die dogter van Abraham de Villiers en Susanna Gardiol. Met sy dood in 1746, het hy die plase Meerrust en Eensaamheid in Drakenstein besit. (Sien Stellenbosch 18/5:Testamenten, 1720-1726, no. 44; MO.O.C.8/6:Inventarissen, 1738-1748, no. 120; M.O.O.C.13/3:Boedel Reekeningen, 1738-1757, no. 70.) ↩
-
Willem Dempers van Middelburg het in 1712 as soldaat na die Kaap gekom. Sy vrou, Elisabeth Brunt, het hom later gevolg. In 1719 het hy gerepatrieer, maar die volgende jaar het hy na die Kaap teruggekeer. Hy is in 1725 oorlede. (Sien C.226:Requesten en Nominatiën, 1719, no. 106; M.O.O.C.7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 106; C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, no. 43.) ↩
-
Sien C.229:Requesten, 1722, no. 89. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 161. ↩
-
Sien C.229:Requesten, 1722, no. 90. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, no. 8. ↩
-
Gerrit Augustinus Vermaak is in 1714 getroud met Sophia van Eck (Van Nek), die dogter van Cornelis van Eck en Elisabeth Schmidt. Hulle het twee kinders gehad. ↩
-
Vermaak het op 4 Januarie en 1 Februarie voor die burgerkrygsraad verskyn. Vgl. B.K.R.1:Notulen, 1718-1767. ↩
-
In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse Kopie staan ook “excecutie”. ↩
-
Die Politieke Raad het ook aan die soldaat, Frederik Buurman, toestemming gegee om hom as vryburger en kleremaker aan die Kaap te vestig. Sien C. 113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 162 en C.229:Requesten, 1722, no. 91. ↩