Skip to content

C066 v1.20

C. 66, pp. 2-11.

Dingsdagh {17230420} 20 April 1723, voormiddags.

1

Alle present,demptoden ondercoopman Van Kervel.

In gevolge de ordre van den Edelen Heer Gouverneur zijn de schippers der scheepen Westerdijxhorn en ‘t Huijs Assenbergh in vergadering verscheenen, en door opgem. Zijn Edele haar afgevraagt zijnde of gedurende haar legdagen niet na behooren van vers vleesch, brood en groentens waaren voorsien, dewelke daarop antwoorden ten genoegen van die ververssingen besorgt zijn geworden, weshalven Zijn Edele haar verder afvroegh of nog iets quamen te mancqueeren, en wanneer in staat meenden te weesen om de rheijse na Batavia te onderneemen, zoo betuijgden zij lieden niets meer van noden te hebben, en uijt dien hoofde bij behoudingh van bequaam weer en wind op aanstaande Maandagh te kunnen zeijlen; Zoo is goed gevonden die twee bodems ten voorn. daage van hier te depescheeren.

Waar na gelesen is geworden ‘t onderstaande request van den landbouwer, Anthonij van Roijen,2 luijdende als volgt:

Aan den Wel Edele Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. pligt schuldigen dienaar, Anthonij van Roijen, dat den suppl. in eijgendom besit seeker stukje huijs erf, gelegen in dese Tafelvalleij , dewelke reets met een muur om haalt zijnde, hij suppl. met het verder op bouwen door eenige hindernisse belet is geworden, en ten aansien den suppl. nu jegenwoordig occasie te voren komt het gem. erf te kunnen verkoopen, zoo neemt hij de vrijheijd van zig in alle onderdanigheijd te wenden tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb., met ootmoedige beede dat het Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. mogte behagen hem supplt. te accordeeren gem. huijs aan een ander te mogen verkopen, die het ten spoedigste volkomen zal opbouwen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Is goed gevonden aan gem. Van Roijen te permitteeren het voorn. huijs erf te mogen verkoopen, mits dat de cooper daar van gehouden blijve ‘t selve aanstonts op te timmeren.

Zo als insgelijx op het schriftelijk supplicq van de wed. Anthonij Vlotman3 verstaan is aan haar te permitteeren dat haar dogter, Johanna Maria Vlotman, met ‘t present ter rheede leggende schip Amsterdam na Batavia vermag over te vaaren, mits betalende het behoorlijk transport en costgeld.

Wijders gaf den Edelen Heer Gouverneur te kennen hoe de opperstuurlieden van de scheepen Amsterdam en Schoteroogh Zijn Edele met toestand en bewilligingh hunner schippers hadden versogt teegens malkanderen te mogen ruijlen, dierhalven voordragende of dat versoek konde werden geaccordeert, waar over geraadpleegt zijnde, is goed gevonden de versoeken der suppl. in deesen toe te staan.

Geleesen zijnde een request in de onderstaande termen gepresenteert door den landbouwer Claas Jansz. van Rensburgh:4

Aan den Wel Edele Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Verthoond met alle onderdanigheijd Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. zeer needrigen dienaar, den landbouwer Claas Jansz. van Rensburgh, hoe al in den jaare 1714 voor den supplt. met voorkennisse is gemeeten geworden seeker stuk bouland, gent. Rensburg, gelegen in ‘t Land van Waveren , groot sestig morgen, gelijk dit annexe caartje door den landmeeter daar van gemaakt,5 omstandiger aanthoont, zonder dat egter gedagte stuk lands aan den supplt. volkomen in eijgendom is gegeven of daar van aan hem een erfbrief verleend, ende ten aansien denselven dat land seedert altijt behoorlijk bebouwt en bearbeijd, mitsgrs. met het doen van timmeragie daar aan veel onkosten heeft gedaan, zoo neemt den supplt. de vrijheijd gants needrig te versoeken dat dikwijls genoemde land aan hem in eijgendom mag werden geschonken.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Is geresolveerd den suppl. met desselfs versoek te ranvoijeeren aan de Hooge Indische Regeeringh tot Batavia.

Daar na produceerde den Edelen Heer Gouverneur een getekende lijst door den capt. van ‘t Deens [s]chip Graaf Laurwigh Zijn Edele ter handen gestelt, zijnde van de volgende inhoud.6

‘Om den Wel Edelen Gestrengen Heer Gouverneur Maurits Pasques de Chavonnes dan wegens het haalen van versch vleesch en groente, mitsgaders de namen der impotenten bericht te geven, zo dient UE. WEdl. te weten dat den ondergetek. bij den slagter, Sr. Jacobus van der Heiden, geweest is, en die niet te huijs vindende, hebbe ik de borger slachters laten afvragen, die mij voor andwoord heb laten geven dat se voor vast niet wisten of se mij vleesch konden beschicken, dierhalven een onverrigter zaak.’

‘Wat de groente aangaat, meent den ondergetek. van die langs de huisen hier haar groente te koop brengen, op te kopen.7

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘(Onderstont) Verblijve hier meede UE. Wel Ed. dienstschuldigen dienaar, (was getekent) J. Smedt. (In margine) Caap de Goede Hoop, den 18 April 1723.’

Dierhalven gaf Zijn Edele in bedenkingh of dat lijstje behoorde aangenomen te werden, Zoo is na behoorlijke raadpleegingh verstaan dat dien capt. geduurende zijn legtijt alhier voor die 20 zieken zal vermogen driemaal in de week twintigh lb. versch vleesch op te kopen, mitsgrs. eenige weijnige groentens, zijnde aan den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, op gegeven de quantiteijt der zieken op gem. schip volgens opgave bescheijden.

Laastelijk gaf den coopman en provisioneel secunde, Jan de la Fontaine. te kennen dat den schipper van ‘t schip Amsterdam , Wessel Hoogerwerf, aan hem hadde verklaart dat de schooven die in ‘t vaderland voor dit Gouvernement in dien bodem waren afgeladen, geplaest waaren onder een partij andere goederen voor Batavia, en dat de selve zonder krenkingh der lading en groot tijt versuijm niet kunnen gelost werden; Zoo is goedgevonden den equipagiemeester en twee schippers te committeeren om zulx te ondersoeken, zullende bij bekomene rapport en wanneer ‘t selve zoodanigh werd ondervonden, die schoven in die bodem gelaten werden, mits in zodanigh geval kennis gevende aan Haar Hoog Edelens tot Batavia.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.8

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

9

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] Mij present, HK. SWELLENGREBEL. E.g. clercq.

C. 66, pp. 12-18.

Donderdagh den {17230422} 22 April 1723, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

Alle tegenwoordigh.

De schippers der aanwesende schepen Castricum , Westerbeek en Wendela op d’ afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat zijlieden gedurende hare legtijt ten haren genoegen alhier hadden genoten genoegsame ververssinge van versch vleesch, brood en groentens, benevens ander onvermeijdelijke noodwendigheeden, gerequireert werdende tot ‘t in staat brengen van haar bodems, zij lieden door ‘t een en ‘t ander tot zoo verre in gereetheijd waren gebragt, dat zij vermeijnden bij toelatinge van weer en wind tegens Maandag aanstaande, zullende zijn den 26en deser lopende maand, in volle gereetheijd te kunnen zijn omme de rheijse van hier na Batavia met alle gerustheijd en gesond volk te ondernemen; waaromme dan ook verstaan is dat die kielen ten voorsz dage, weer en wind zulx toelatende, van hier zullen werden gedepescheert.10


Eijndelijk is door den independent fiscaal, d’ Heer Cornelis van Beaumont, in Raade te kennen gegeven hoe jegenwoordig ontset zijnde van een adjunct, nogtans met seer veele processen en affaires van dag tot dag meer en meer overladen wierd, dat Zijn E. dierhalven naar een bequaam subject omgehoord hebbende, was geinformeert geworden als of den corporaal van ‘t schip Amsterdam , genaamt Rudolf Music van Stralenbergh, tot dat emploij goede hoedanigheijd zoude hebben, waaromme denselve gedienstig versogt dat den gem. persoon van dien bodem aan de wal mogte werden geligt, omme ter preuve van zijne bequaamheijd voor eenige tijd gebruijkt te werden; welken aangaande naar gehoudene besoigne verstaan is dat sulx aan den voorm. Heer Van Beaumont zal werden g’accordeert.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.11

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 66, pp. 19-32.

Dingsdagh den {17230427} 27 April 1723, voormiddags.

Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leden, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.

De schippers der aanweesende scheepen Stabroek , Ouwerkerk , Coning Carel , Delfland , d’ Geertruij en Westvriesland op af vraging van den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge betuijgt hebbende hoe zij lieden den tijt van haar aanweesen alhier t’ haaren genoegen en volgens de ordre der E. Comp. voorsien geworden zijnde van deugtsame ververssinge van vleesch, brood en groentens, mitsgaders zoodanige geeijschte benodigtheeden als er noodwendig vereijscht wierde tot ‘t in staat brengen van hare onderhebbende bodems, zij door het een en ander zoo verre in gereetheijd waren gebragt, omme bij handsaam weer op Vrijdag den laaste deser lopende maand met volkomen gerustheijd en vris volk de rheijse na hare gedestineerde plaatsen te kunnen ondernemen; waaromme dan ook geresolveerd is die kielen ten voorsz dage bij toelatinge van weer en wind te doen monsteren en van hier depescheeren.

Vervolgens proponeerde den Edelen Heer Gouverneur aan de leden des Raads of ‘t ter opvolginge van ‘t contract met de jegenwoordige nieuwe slagters aangegaan, niet vereijschte dat er weeder commissarissen over het slagthuijs ter visiteeringe van ‘t te leveren vleesch aan ‘s Comps. scheepen en hospitaal, of het zelve deugtsaam en leverbaar was ofte niet, wierden aangestelt, te meer dewijl de gem. leverantie in wijnige dagen stont aanvank te nemen. Zo is, diesaangaande gebesoigneert zijnde, goedgevonden en geresolveerd dat den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz., als bereijts eenige jaaren commissaris over het slagthuijs geweest zijnde, in de vorm. bedieninge bij deesen zal werden bevestigt, en dat in plaatse van den overledene luijtenant, Cornelis Barentsz., denselve als mede commissaris over ‘s Comps. slagthuijs zal werden toegevoegt den luijtenant Jan David Feijrabent.

Daar naar gedelibereert geworden zijnde over seeker request door den vrijswart Hercules Valentijn in volgende bewoordinge overgegeven:12

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Versoekt zeer onderdaniglijk Uwe Wel Ed. Gestrenge en E. Agtb. gantsch nedrigen dienaar, den vrijswart Hercules Valentijn, dat Uwe Wel Ed. Gestrenge en E. Agtb. van die goedheijd gelieven te zijn hem te permitteeren omme benevens zijn vrouw met een der aanweesende uijtgekomene scheepen onder betalingh van behoorlijk transport en costgeld na Batavia te navigeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Soo is verstaan geworden dat alvorens te disponeeren omtrent ‘t gedane versoek, den supplt. gehouden zal zijn aan de Hooge Indische Regeeringe permissie te versoeken om naar Batavia te mogen op komen.

Vervolgens is ter lectuure gekomen het request door d’ kerkenraad van de Caab in volgende bewoordinge overgegeven:13

Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtbare Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geven met schuldige eerbiedigheijd te kennen het collegie van kerkenrade alhier aan Cabo de Goede Hoop, hoe dat de minderjarige dogter, Dirkje de Graaff, onder directie der supplten. zijnde, zij uijt dien hoofde voor haar sorg dragende deselve tot een eerlijke op voedinge op verscheijde plaatsen bij luijden ter goeder naam en faam staande, in de kost en woninge hadden besteet, en wel nu onlangs bij ‘s Comps. glasemaker, Willem Dempers, in die verwagting dat zij zigh aldaar onder een goede opsigt en educatie eerlijk en betamelijk zoude gedragen hebben; edog dat zij supplten. tot haar overgroot leetweesen zig daaromtrent versteeken ziende, uijt de voorn. Dirkje de Graaff nu weijnig dagen geleeden hebbe verstaan dat gemt. Willem Dempers zig niet heeft ontsien haar tot onkuijsheijd te misleijden en zoo verre te vervoeren dat hij door schoone beloften haar vleeselijk heeft bekend, waar van zij als nu beswangert zijnde, daar door is gebragt in een deplorable staat, en alsoo het voorsz in een zaak van de uijtterste gewigte en gevolge, de supplten. ten hoogsten bedroevende, zoo neemen zij de vrijheijd bij deesen van Uw Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. op het onderdanigst te versoeken de goedheijt te willen hebben van de supplten. te adsisteeren met Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. hoogwijs advis, hoedanig zig verder in dese gewigte zaaken te gedragen, off wel zoodanige andere ordres te stellen als Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. ten meeste nutte der kinderen onder de supplten. directie staande, sult oordeelen te behooren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Lager) Uijt naam en last van kerkenraade voornt., (was getekent) Jb. Lever, schriba.’

Op welkers inhoude gedelibereert en daar nevens reflexie gemaakt zijnde op de ergerlijke feijte daarinne geposeert, mitsgrs. de quaade gevolgen daar uijt te dugten; Zoo is goedgevonden en beslooten ‘t voorsz request te stellen in handen van den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, omme zigh op den inhoude van dien te inquireeren, en tegens de schuldige te procedeeren als na regten.

Vervolgens is meede geleesen geworden ‘t request door den adsistent, Hendrik Sprinkhorn, in d’ onderstaande termen overgegeven:14

Aan den Wel Edele Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie desselfden Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Derselver ootmoedigen dienaar, den adsistent Hendrik Sprinkhorn, geeft met alle onderdanige eerbied te kennen hoe dat hem op den 19 deeser uijt naame van UWEd. Gestr. en E. Agtb. door den pakhuijsmeester, Sr. Hendrik Swellengrebel, is afgevraagt of hij supplt. genegen was neffens een ander adsistent tot sekeren eijnde na Rio de la Goa te gaan.’

‘Bedankende zig den supplt. zeer ootmoedig en needrig voor de onverdiende eere der gemelden boodschap, onder onderdanige verseekering dat ten allen tijden zelf op de boodschap van de minste slaaf zig verpligt agt voor UWEd. Gestr. en E. Agtb. te verscheijnen.’

‘Dog zig hier omtrent in verlegentheijt vindende, aangemerkt ter eenre de wilvaardigheijd en genegentheijd tot ‘s Comps. dienst en ter andere zijde overdenkende zoo veele successive en smeekende brieven van zijn oude moeder, die geduurende des supplts. hier zijn wed. geworden is, en niet in staat zig bevind om haar goederen te administreren, dierhalven zijne presentie (wanneer konde) dikwils versogt heeft, heeft eijndelijk ‘t betragt en zijne kindspligt jegens gesegde zijne oude moeder zoo veel impressie op zijn gemoed gehad, dat reets dit jaar geresolveert heeft met toestemming van UWEd. Gestr. en E. Agtb. aan haar versoek te voldoen, dog door eenige tusschen koming belet, heeft zijn oogmerk deesen aangaande niet kunnen berijken.’

‘Den supplt. wend dierhalven, en om voorengemt. reedenen zig tot UWEd. Gestr. en Agtb. met ootmoedig en instantelijk versoek dat deselve hem van voorgemt. togt na Rio de la Goa gelieven te excuseeren, en daar bij aan te merken dat zijn verband aan de E. Comp. reeds in ‘t jaar 1719, in de maand Augustus, is geexpireert, ook dat hij supplt. ‘t sedert naar zijne gagie a ƒ20 ter maand (niet beeter wetende) als naar genoegen in zijne bediening gecontinueert.’

‘Ook dat UWEd. Gestr. en E. Agb. hem gelieven te accordeeren (terwijl nog bij zijne resolutie om te repatrieeren blijft) zig op zulken voet als de selve zullen gelieven goed te vinden, alhier op te houden tot de naaste te verwagtende retourvloot, ofte zoodanigen occasie als van derselver goede geliefte zal zijn, ten eijnde om als dan met toestemming van UWEd. Gestr. en E. Agth. na het vaderland te navigeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Over welkers inhoude gebesoigneert zijnde, goedgevonden en verstaan is dat denselve Sprinkhorn, omme de E. Comp. met geen dubbelde en onnutte gagie te belasten, geduurende zijn verblijf alhier gehouden zal weesen zijn dienst als boekhouder van ‘t slagthuijs te blijven waarneemen;15 dog belangende desselfs versoek om met de eerst verwagt werdende retourvloot te repatrieeren, dat de dispositie daar omtrent voor als nog zal werden gesurcheert.

Laastelijk is door den burger Jacobus van der Heijden ter vergaderinge te kennen gegeven hoe dat de tijd van de leverantie van ‘t vleesch aan ‘s Comps. scheepen en hospitaal in weijnige dagen komende ten eijnde te lopen, hij dierhalven versogt permissie te mogen hebben omme voor de ingesetenen alhier te mogen slagten en verkoopen schapen en ossen vleesch. Waar omtrent opgemerkt zijnde dat door desen Raad aan niemand deeser ingesetenen bepalinge was gestelt of verbod gedaan geworden, Zoo is ook dienvolgens het voormt. versoek onnut en ontijdig g’oordeelt, en dat er daaromme ook diesaangaande geen advis of besluijt konde genomen werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.16

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

17

C. 66, pp. 33-37.

Dingsdagh den {17230504} 4 Maij 1723, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscaal Cornelis van Beaumont en den capiteijn Kaje Jesse Slotsboo.

De schippers der aanweesende scheepen Wassenaar en Schoteroog , mitsgaders den opperstuurman van ‘t schip Rijxdorf bij indispositie van den schipper, ter vergadering op gedane afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuigt hebbende dat zij lieden geduurende haare legdagen alhier ten genoegen waren voorsien geworden van deugtsame ververssingen van groentens, vleesch en brood, benevens zodanige andere benoodigtheeden als door haar lieden waren gevordert geworden tot het in staat stellen van haare onderhebbende bodems, door welk een en ander zijlieden tot zo verre waaren gevordert dat den opperstuurman van ‘t schip Rijxdorf en den schipper van Schoteroog betuijgden op morgen, zijnde Woensdagh, en die van ‘t schip Wassenaar op Saturdagh daar aan te kunnen monsteren en van hier vertrecken; weshalven dan ook verstaan is dat die kielen ten voorgestelde dagen zullen werden gemonstert en van hier gedepescheert, weer en wind zulx toe latende.

Weshalven door den coopman Jan de la Fontaine in consideratie gegeven zijnde of de onkostreecq. van ‘t schip Rijxdorf door den schipper van die kiel, zig door indispositie aan zijn boord onthoudende, of wel door den voorn. opperstuurman neffens den boekhouder behoorden ondertekent te werden; Zoo is daar omtrent verstaan dat ter consideratie dien opperstuurman met voorkennisse van zijn schipper de verstrekte goederen versogt en ook ontfangen heeft, daaromme denselve als dier zake best bewust, de onkostreek. in plaatse van den schipper zal hebben te onderteijkenen.

Bij resumptie der resolutie van den 27 April jongstl. door den Edelen Heer Gouverneur reflexie gemaakt zijnde omtrent ‘t gedisponeerde ten reguarde van ‘t gedane versoek van den burger Jacobus van der Heijden omme ten gerieve van de ingesetenen schapen en ossen vleesch te mogen slagten, dat niet alleen volgens Zijn Edele gedagten ten opsigte van den voorm. Jacobus van der Heijden, maar wel bijsonderlijk meede omtrent het gantsche lichaam deeser burgerije die jegenwoordig genegentheijd tot de slagtneering mogte hebben ofte namaals krijgen, een groote onsekerheijd en riseco scheen over te blijven of zij lieden bevoegt zoude zijn tot ‘t exerceeren van de slagtneeringe ten behoeve van de ingesetenen ofte niet, en tegens wat prijs zulx zoude mogen werden verrigt, te meer het laast g’emaneerde placcaat van den 6 April jongstleeden18 zulx komt te bepalen tot 2 sware stuijvers ‘t pont, daar men nogtans tot bekoming van vleesch ten behoeve van ‘s Comps. scheepen en hospitaal gehouden is geweest aan de drie gecontracteerde slagters te accordeeren het schapen vleesch tegens drie en een half, en ‘t ossen vleesch tegens 3 swaare stuijvers ‘t pont aan de ingesetenen te mogen verkoopen, of het dierhalven niet van dienst zoude zijn desen aangaande aan onse Heeren en Meesters te schrijven, en derselver ordres en goedvinding te versoeken; Zoo is, daarop nader gedelibereert zijnde, goedgevonden en verstaan dat zulx op de voorgestelde maniere zal werden verrigt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.19

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 66, pp. 38-53.

Dingsdagh {17230511} 11 Maij 1723, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, uijtgesondert den capt. Kaje Jesse Slotsboo.

Ter vergaderinge geleesen zijnde ‘t ingedient request van den burger Esaias Engelbregt Meijer,20 van de volgende bewoordinge:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad. Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,

‘Geeft zeer reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. nedrigen dienaar Esaias Engelbregt Meijer, staande als nog onder voogdije der weeskamer alhier, hoe hij supplt. reets den ouderdom van 24 jaaren heeft berijkt, en ook vermeijnd in staat te wesen zijne goederen naar behooren te kunnen administreeren, mitsgrs. met zijn ambagt van schoenmaken aan de kost te geraken, dierhalven neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ‘t onderdanigst te versoeken dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan den supplt. te verleenen brieve vanvaeniam aetatisen supplecie van ouderdom.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Soo is naar deliberatie en uijt aanmerkinge van de geannexeerde attestatien, zoo van weesmeesteren deeser plaatse als desselve bloedmagen, betuijgende het goed levens gedrag en genoegsaame bequaamheijd om zijn goederen selfs te administreeren,21 goed gevonden en verstaan aan den gem. Engelbregt Meijer bij deesen te accordeeren de versogte brieve vanveniam aetatis.

Waar naar door den Edele Heer Gouverneur ter vergaderinge is voorgestelt en kennisse gegeven hoe dat de burgers Nicolaas Gockelius en Hendrik de Vries hadden doen aanbrengen op ‘s Comps. post in de Groene Cloof 100 stux runder beesten, tot voldoening van haar promesse aan dese vergadering bij obtineering van haar permissie tot de vee ruijling gedaan. Dierhalven in consideratie gevende of ‘t voorsz beestiaal niet door expresse gecommitteerdens behoorden gebrand en aan de baas van ‘s Comps. post ter verantwoordinge over gegeven te werden; waar omtrent naar gehoudene besoignes beslooten is dat ‘t voorsz vee bij provisie op ‘s Comps. Post zal werden aangehouden en door gecommitteerdens den baas aldaar ter verantwoording overgegeven, tot tijt en wijle verders zal gebleeken zijn of de gemelte vee ruijlinge naar luijd van onse verleende permissie in der minne of wel andersints is gedaan geworden.22


Daar naar is door den Edelen Heer Gouverneur geexhibeert d’ onderstaande reek., door den burger Jacobus van der Heijde aan Zijn Edele ter hande gestelt:

‘Notitie zoodaniger levens middelen als er door mij ondergetekende Jacobus van der Heijde tot subsistentie van ‘t volk, over de berg bij het verongelukte schip Schonenberg bescheijden geweest, in de jongst gepasseerde maand December, van Verre Gelegen zijn gesonden, te weeten:’


1800 lb. vers vlees, bestaande in 6 stuks vette levendige runderbeesten, ijder bij mij geschat a 300 lb., a 3 3/4 stuijvers 't lb. ƒ337: 10:-
12 ps. levendige schapen a ƒ9 't ps ƒ108:-:-
1 mudde boonen tot ƒ18:-:-
1 aam brandewijn a 100 Rds. de legger ƒ75:-:-
1/2 legger wijn a 40 Rds. de legger ƒ60:-:-
Voor 11 do. rijloon aan Jurriaan Appel[^23] betaalt, a 3 Rds. 's daags ƒ99:-:-
42 trek ossen van mij waarvan 5 gequetst en 3 verrekt, benevens 2 waagens en 3 slaven in 's Comps. dienst mede over berg geweest, waarvan egter niets pretendeere en daarom ongetaxeert stelle -:-:-
Somma ƒ69710:-

1800 lb. vers vlees, bestaande in 6 stuks vette levendige runderbeesten, ijder bij mij geschat a 300 lb., a 3 3/4 stuijvers 't lb. ƒ337: 10:-
12 ps. levendige schapen a ƒ9 't ps ƒ108:-:-
1 mudde boonen tot ƒ18:-:-
1 aam brandewijn a 100 Rds. de legger ƒ75:-:-
1/2 legger wijn a 40 Rds. de legger ƒ60:-:-
Voor 11 do. rijloon aan Jurriaan Appel[^24] betaalt, a 3 Rds. 's daags ƒ99:-:-
42 trek ossen van mij waarvan 5 gequetst en 3 verrekt, benevens 2 waagens en 3 slaven in 's Comps. dienst mede over berg geweest, waarvan egter niets pretendeere en daarom ongetaxeert stelle -:-:-
Somma ƒ69710:-

‘(Was getekent) Jacob van der Heijde.’

Daar nevens in consideratie gevende of de gem. zomma van penningen niet uijt ‘s Comps. cassa behoorde te werden voldaan; waar omtrent reflexie gemaakt zijnde, dat de gem. verschootene gelden effectivelijk ten dienste der E. Compe. en ten versoeke deeses Raads zijn gedaan, Zoo is goed gevonden en verstaan dat de gem. penningen aan den voorn. Van der Heijden, als meede de Rds. 84 aan Philip Morkel zullen werden betaalt tot voldoeninge van costpenningen voor de geborgene manschap van ‘t verongelukte schip Schonenbergh ten huijse van den laastgen. gelogeert geweest.

Vervolgens in overweeginge genomen zijnde dat hoe wel met veele applicatie alhier in deese bhaij voorgaandelijk is gevist geworden naar blinde en wakende ankers van vertrockene scheepen, waar door men ook een fraij gedeelte van dien is magtig geworden, dat nogtans gevreest werdende dat nog meerdere quantiteijt van blinde ankers in deese bhaij zig bevonden, welke veel schaade aan de touwen van de hier ter rheede komende scheepen zoude kunnen veroorsaken, en ‘t dienvolgens van de uijtterste noodsakelijkheijd is dat met onvermoeijde vlijt na de selve bij continuatie werd gesogt om die magtig te werden, Zoo is ter opvolginge van ‘t geeert aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Amsterdam van den 10 December jongstleeden,25 goed gevonden en verstaan den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, bij deesen seer ernstelijk te gelasten deesen aangaande alle mogelijke vlijt en ijver aan te wenden, en bij toelatinge van bequaam weeder in persoon of door zijn onderhebbende bootsman en onder officieren in deese bhaij naar de gemt. ankers te doen vissen, gevende van zijn gedoente en verrigtinge in deesen maandelijx een schriftelijk rapport over aan den Edelen Heer Gouverneur.

Laastelijk geleesen geworden zijnde ‘t requeste door den landbouwer Johannes Visser26 in volgende bewoordinge over gegeven:

Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbiet te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. zeer nedrige dienaar, Johannes Visser, landbouwer aan Drakensteijn , hoe hij supplt. den tijt van vijf jaaren van d’ E. Comp. in leening heeft gehad seker stuk lands, geleegen aan de Soute Rivier onder Coenraaden Bergh aan de lange kuijl in ‘t Swarte Land ,27 en dat daar aan veele onkosten zoo met timmeragie als andersints heeft gedaan, behalven dat de jaarlijxe recognitie penningen den supplt. seer swaar komen te vallen, dierhalven keert hij zigh tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met onderdanigh versoek dat gemt. stuk lands aan hem in eijgendom gelieven te verleenen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Soo is goed gevonden en verstaan dat de dispositie over ‘t voorsz versoek zal blijven uijtgestelt tot tijd en wijle nadere ordres van de Hooge Indische Regeering omtrent ‘t uijtgeeven der landerijen alhier zal wesen ingekomen.

En datter consideratie veele deeser ingesetenen haar kalk ovens zoo na bij de huijsen komen te stellen, dat daar uijt bij wijlen ongeluk van brand te verwagten zoude kunnen zijn, strijdigh tegens de ordres daar tegens g’emaneert, weshalven beslooten is datter baakens verder van de huijsen af zullen werden gestelt, buijten welke bepaling geen kalk ovens gebrand zullen mogen werden, op peene van confiscatie van dien.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.28

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 66, pp. 54-58.

Dingsdagh den {17230518} 18 Maij 1723, voormiddags.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal Cornelis van Beaumont en den capitain Kaje Jesse Slotsboo.

Door den Edelen Heer Gouverneur de leden des Raads in consideratie en overleg gegeven zijnde hoedanig behoorde gehandelt te werden met de nalatenschap van den gewesene knegt van den burger Jan Jacob Stokvliet,29 op de laaste veeruijlinge door de burgers Nicolaas Gockelius en Hendrik de Vries bij de Hottentots gedaan, overleeden, en of de selve niet volgens usantie door dencurator adlitesbehoorden g’inventariseert en vervolgens tot gelden gemaakt te werden; Soo is, diesaangaande aandagtiglijk geraadple[e]gt zijnde, goedgevonden en verstaan dat volgens de ordre der E. Comp. de naargelatene goederen van den voorm. overledene, als een ‘s Comps. dienaar zijnde dieab intestatovoor zoo verre bekent is, en zonder nalatinge van vrouw of kinderen is komen te overleijden, door dencurator adliteszullen werden aanvaard ende bij publicque vendutie tot gelde gemaakt, onvermindert imants regt op de voorsz nalatenschap competeerende.

Laastelijk is door den coopman en pl. secunde deeses Gouvernements, Jan de la Fontaine, in consideratie gegeven of het niet van den meesten dienst der E. Compe. zoude zijn aan de weeskamer deeser steede, als nu in minderinge der opgenomene penningen Comps. weegen af te leggen zodanig capitaal als gevoeglijker wijse en sonder verlegentheijd te veroorsaken uijt ‘s Comps. cassa zoude kunnen werden gemist, waar door al een goede quantiteijt intresse zoude kunnen werden uijtgespaart, te meer om dat ‘s Comps. kleene geld cassa als nog tamelijk van contanten voorsien zijnde, men bovens dien nog jongst met ‘t aanweesend Ze[e]uws schip Soetelingskerke bekomen heeft een zomma van ƒ62,716:17:8 ligtgeld, en dat bovens dien Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en bij haar g’eert jongst schrijvens nog hoope geven dat in ‘t voor jaar wel meerder quantiteijt van gelden ten behoeve van dit Gouvernement uijt ‘t Patria herwaarts aan volgens petitie over gesonden mogte werden, dat bovens dien de betalinge van den aangebragten ougst gedaan zijnde, dierhalven niet te denken is dat den dagelijxen uijtgaaf zeer groot zal vallen, en wijnig boven den ontfangst excedeeren, immers dat in allen gevalle het voorgestelde ontschietende, men in cas van ongelegentheijd en nooddwang wederom recours tot de weescassa zoude kunnen neemen; over ‘t welke serieuselijk gedelibereert zijnde, geresolveerd en beslooten is dat in minderinge der penningen uijt de weesgelden ten dienste der E. Comp. op genomen, wederom als nu zal werden afgelegt ende betaalt een zomma van Rds. 20,000 of ƒ60,000 ligtgeld, in hoope dat men met de resteerende ‘s Comps. penningen den dagelijxen uijtgave zal kunnen doen rondstaan, immers tot tijt en wijle nader ontset van dien uijt ‘t Patria zal weesen aangekomen, zullende bij mancquement van dien en verlegentheijd wederom eenige gelden van de weescamer werden geligt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.30

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 66, pp. 59-61.

Dinsdagh den {17230525} 25 Maij 1723, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den capt. Kaje Jesse Slotsboo.

Door den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, ter vergadering voorgestelt zijnde hoe dat door het overlijden der burger pottebackers alhier, de ingesetenen deeser plaatse zoo wel als ‘s Comps. dienaren waren ontset en versteeken geworden van de bekominge van eenige aarde of pottewerk, daarnevens in consideratie gevende of ‘t niet nodig zoude zijn dat tot wegneeming van dat ongerief een a twee pottebackers van onse Heeren en Meesters op ‘t eerbiedigste wierden versogt; welken aangaande gebesoigneert zijnde, Zoo is goed gevonden en verstaan dat alvoorens daar toe te treeden, zal werden onderstaan of op ‘s Comps. uijtkomende scheepen geen menschen van dat ambagt te vinden en alhier te ligten souden kunnen zijn.

Laastelijk is door den voormt. Heer Van Beaumont meede in bedenking gegeven hoedanig behoorde gehandelt te werden met de nalatenschap van Chineesen die alhier in ballingschap gesonden zijnde, komen te overlijden zonder naar behooren te hebben getesteert over haar naar te latene goederen, of diergelijke boedeltjes Comps. weegen moesten werden aangeslagen, of wel door dencurator adlitesof weesmeesteren deeser plaatse behandelt, alsoo de ondervindinge leerde dat dikwils andere zig in zoodanige nalatenschap quamen in te setten, zonder dat men regt wist of die luijden daar toe behoorlijk waren gequalificeert of niet, waar uijt seer dikwils groote dif[f]erentien en disputen quamen te ontstaan; welken aangaande gebesoigneert zijnde, Zoo is verstaan dat ‘t positive besluijt hier op tot nader gelegentheijd zal werden uijtgestelt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.31

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 66, pp. 62-68.

Dingsdagh den {17230608} 8 Junij 1723, voormiddags.

Alle present.32


Waar naar door den Edelen Heer Gouverneur is te kennen gegeven hoe Zijn Edele klagten waren te vooren gekomen dat Barend Willem Broekhuijsen,33 als adsistent met ƒ20 per maand op ‘t negotie comptoir alhier bescheijden, zig nu een geruijmen tijt herwaarts in den drank en andere debauches zoo verre hadde te buijten gegaan, dat in plaatse van zijn verschuldigde pligt en dienst ten voorsz comptoire waar te nemen, daar door veel eer onwillig en onbequaam hadde aangestelt, ja zelfs dat zijn gedragh tot quader exempelen van de andere borsten zoude moeten verstrecken, dat bovens dien alle de middelen en toegeventheijd omtrent denselven gebruijkt, omme, ware het mogelijk, dien persoon van zoo quaad levens gedrag af te wenden en weder tot zijn pligt te brengen, niet alleen vrugteloos, maar veel eerder prickels scheenen geweest te zijn omme nog verder in ‘t quaad voort te lopen, en als geheelijk van zijn dienst af te houden, waaromme Zijn Edele nodig geoordeelt hadde in consideratie te geven of tot behoudenis van een goede discipline niet van dienst en betamelijk zoude zijn dat den voorm. Broekhuijsen om redenen voorsz wierde getugtigt en gestraft; welken aangaande geraadpleegt zijnde, goedgevonden ende beslooten is dat den meergem. Broekhuijsen sal werden gedeporteert van ampt, qualiteijt en gagie, en wederom aangestelt tot soldaat met ƒ9 per maand.

Vervolgens is al meede door hooggem. Edelen Heer Gouverneur in overleg gegeven dat vermits als nog in ‘s Comps. geld cassa jegenwoordig berustende was een zomma van 29,200 Rds. en jegenwoordig de kragtigste uijtgave, zoo van tarw, boonen, erweten als anders, gedaan zijnde, dierhalven niet presumtief was dat deselve in eenige tijt herwaards zeer groot zal komen te weesen, immers wijnig exedeeren den dagelijxe ontfangst, of men dierhalven van voorsz penningen niet eenige nadere aflossinge van ‘t genegotieert capitaal der weescamer tot ontheffinge der lasten van de E. Comp. zoude konnen en behooren te werden gedaan; waaromtrent geraadpleegt zijnde, geresolveert en beslooten is dat als nog 40,000 guldens ligtgeld aan d’ weescamer zal werden afgelegt.

Laastelijk is nog beslooten dat voorthaan aan den schipper van ‘t verongelukte schip Schonenberg , nog aan de drie stuurlieden van dien eenige maandelijxe kostgelden zal werden verstrekt, geconsidereert deselve als nog onder de censure en in formeel proces over wandevoir in ‘t verliesen van dien kostelijken bodem met den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, begreepen zijn.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.34

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 66, pp. 69-91.

Dingsdagh den {17230615} 15 Junij 1723, voormiddags.

Alle present.

De schippers der aanweesende scheepen ‘t Vaderland Getrouw , Soetelingskerke , Magdalena en Castor en Pollux ter vergadering verscheenen, en op de gedane afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat zij lieden geduurende haar legdagen alhier ten vollen genoegen waren voorsien geworden van deugtsame ververssingen van versch vleesch, groentens en brood, mitsgaders zodanige andere benodigtheeden als onvermijdelijk door haar gevordert waren geworden, tot ‘t in staat stellen van iders onderhebbende bodem, door welk een en ander zoo verre gevordert waren dat zij lieden vermeijnden tegens aanstaande Saturdagh in volle gereetheijd te zullen kunnen zijn omme de reijse met gerustheijd naar Batavia aan te neemen, werdende nogtans door den schipper van ‘t Vaderland Getrouw versogt dat aan hem eenige erweeten of boonen voor zijn volk op de rheijse mogte werden verstrekt; weshalven verstaan is dat die vier voorn. bodems bij toelatinge van weer en wind ten voorsz dage zullen werden gemonstert en van hier gedepescheert, en belangende het gedane versoek van schipper Havelaar, dat het selve zal werden gedeclineert, ter consideratie desselfs bodem volgens zijn seggen voor omtrent vier maanden nog is geproviandeert met goede potspijse, boven en behalven de reets verstrekte boontjes ten behoeve van de cajuijt of wel de sieken, weshalven dien bodem volgens de vast gestelde ordres der E. Comp. van die spijse voorsien zijnde, boven en behalven het langduurig genot van deugtsame ververssingen der scheepelingen ter deeser plaatse, daaromme met redenen te hoopen en ook te verwagten is dat dien bodem onder Godes zegen de rheijse voorspoedelijk zal kunnen volbrengen.

Daar naer gaf den Edelen Heer Gouverneur in Raade te kennen hoe Zijn Edele inhandigt waren geworden seekere als nu vertoont werdende 89 1/2 ducaton, gevonden op de stranden omtrent eene van ‘s Comps. wracken, naar alle apparentien in een sakje los geweest zijnde door de zee op geworpen, weshalven Zijn Edele om te onderstaan of daar omtrent nog eenige meerdere penningen te bekomen zoude zijn, van den dienst der E. Comp. hadde gedagt de ondercooplieden Adriaan van Kervel en Jan Aldersz. te committeeren omme omtrent de gebleevene wracken te doen visschen, als nu in consideratie gevende hoedanig met die gevondene penningen zoude behooren te werden gehandelt; waar omtrent gebesoigneert zijnde, goedgevonden en verstaan is dat deselve in ‘s Comps. geld cassa zullen werden bewaart.

Vervolgens is meede door den Edelen Heer Gouverneur in Raade voorgebragt hoe dat ‘s Comps. trek beesten, dagelijx gebruijkt werdende tot den aanvoer van brandhoud en andere noodsakelijkheeden, zoo door mancquement van voetsel als koude in deese regen mouson tot zoo verre dagelijx quamen te verrecken, dat bij aldien daar omtrent niet tijdelijk wierde voorsien, het te dugten stond dat d’ E. Comp. van dat gedierte als extraordinair mager en vervallen zijnde, in ‘t geheel tot merkelijk agterdeel zoude werden ontblood, dierhalven in serieus overleg gevende hoedanig daarinne ten meesten dienste der E. Comp. behoorde te werden gehandelt; welken aangaande gedelibereert en in opmerkinge genomen zijnde dat bij aldien d’ E. Comp. van dat benoodigde gedierte t’ eenemaal quamen ontblood te zijn, tot herstellinge van die schaade niet alleen veel moeijte, maar ook een goede zomma gelts zoude werden vereijscht, Zoo is goed gevonden en verstaan dat tot bewaringe van dat afgematte en vermagert vee ‘s Comps. wagens geduurende deesen regen tijt zoo veel doenelijk zullen werden gemenageert, en alleenelijk sorge gedragen dat de dringenste behoeftigheeden, zoo van brandhout als andersints, voor ‘s Comps. hospitaal, backerij en het huijs van den Edelen Heer Gouverneur alleenelijk zullen werden aangereeden, ten welken eijnde uijtgeruste en bequame trek beesten van ‘s Comps. posten naar de schuur zullen werden opgebragt, en daar en tegens de onbequame en vermagerde trek ossen van daar naar de Groene Cloof of elders ter herstellinge afgesonden, omme dus weeder in staat te geraken bij ‘t aanstaande somer saijsoen des te kragtiger in den arbeijd te kunnen zijn.

Naar resumptie van ‘t request door den predicant, Lambertus Slicher, in de volgende bewoordinge gepresenteert:35

Aan - - den Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders de E.E. Agtbaren Raat van Politije.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E.E. Agtbare Heeren,’

‘Vertoont met behoorlijk respect de predicant, Lambertus Slicher, hoe hij suppliant door de goedheijd van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Zeventhienen daar toe aangestelt geworden zijnde, bij Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gunstiglijk als tweede predicant deser Kaapsche gemeente alhier is geplaast, zonder dat egter aan hem gedurende den tijt dat die bedieninge heeft waargenomen eenige huijs huir of woninge ‘s Comps. wege is gegeven; en waaromme de suppliant evenwel Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. nog niet moeijlijk zoude komen te vallen, ten ware desselfs huerhuijs, daar tegenwoordig in woont, in korte dagen stont verkogt te werden, door ‘t welk hij suppliant in de groo[t]ste verlegentheijd staat te geraken, als nergens eene bequame huijsvestinge of verblijf wetende te bekomen. Dierhalven went de suppliant zig tot Uw Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. met gedienstig en needrig versoek dat het derselver goede geliefte mogte zijn aan hem een wooning ‘s Comps. wege, of wel eenige huijshuer toe te leggen, zoodanig als Uw Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. dat convenabelst zullen agten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. - - - (Was getekent) Lambertus Slicher.’

Is geresolveerd dat om redenen bij ‘t voorsz request vermeld, aan denselven zal werden g’accordeert ‘s Comps. huijsinge voorthaan te mogen bewoonen, in welke den krankbesoeker Jan Mahieu tot nog toe geresideert heeft, te meer den voorm. Mahieu drie a vier huijsen in dese Tafelvalleij in eijgendom besit, en geen school is houdende.

Insgelijx g’delibereert zijnde op ‘t request door Johanna Siekermans in volgende termen overgegeven:36

Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie. Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,

‘Verthoont met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. zeer nedrige dienaresse, Johanna Siekermans, oud omtrent 20 jaren, hoe hare ouders beijde overleeden zijnde, zij supplte. op ontbod van haar moeij, Anna Margaretha Siekermans,37 huijsvrouwe van Dirk Vion,38 nu onlangs alhier is aangekomen, ende dat zij supplte. door gedagte hare moeij bij testament op den 22 Augustus 172239 voor den eersten geswore clercq, Sr. Hendrik Swellengrebel, en sekere getuijgen gepasseert, is aangestelt tot eenige en universeele erfgenaam van alle derselver na te latene goederen, mitsgrs. executrice der gedagte dispostie, waarinne de suppl. bij aldien haare moeij deeser wereld quame te overleijden, ter oorsake haarer minderjarigheijd, swarigheeden zoude kunnen ontmoeten, al schoon de weeskamer deeser plaatse bij de voorsz uijtterste wille wel expresselijk is gesecludeert, om ‘t welke voor te komen, zij supplte. zeer eerbiedig versoekt dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. aan haarveniam aetatisen supplesie van ouderdom gelieven te verleenen, gemerkt zij onder Godes zegen vermeijnd genoegsaam in staad te weesen om haar eijgene goederen en zaken behoorlijk te administreeren en waar te nemen, zullende Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. insgelijx bij de annexe attestatie blijken, dat dit versoek door de supplte. met kennis en toestemming van haar dikwils gent. moeij werd gedaan.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &ra.’

Soo is mede vastgesteld dat aan haarlieden ter consideratie van de goede getuijgenissen ten reguarde van haar levens gedragh en bequaamheijd,40 zal werden verleent de versogte brieve vanvaeniam aetatis.

Vervolgens al meede in overweeginge genomen zijnde ‘t gedane versoek van Henning Jochem Prehn,41 als adsistent ter politicque secretarije alhier bescheijden, zijnde vervat in desselfs overgelevert onderstaande request:42

Aan den Wel EdeIen Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. pligtschuldigen dienaar, Henning Jochem Prehn,anno passatomet het alhier verongelukte schip de Lakeman voor adelborst a ƒ10 per maand uijtgekomen, en sedert ‘t stranden van dien bodem ter politicque secretarije, niet beter wetende als tot genoegen zijner gebieders dienst gedaan hebbende, gelijk den supplt. dan ook op den 4 Maij laastleeden door de goedheijd van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. is gevordert tot adsistent met ƒ20 maandelijx, dog ten aansien den supplt. is ter kennisse gekomen dat denselve bij ‘s Comps. boeken nog per schuit reecq. loopt, als mede dat desselfs meede scheepelingen haar gagie heeft cours genomen van die tijd dat op Batavia g’arriveert zijn, zoo neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op het needrigste te versoeken dat hem zijn gagie mag werden goed gedaan van den tijt dat hier bescheijden is geworden, ofte dat anders daaromtrent zoodanig redres mag werden gemaakt als Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. zullen gelieven goed te vinden.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Soo is insgelijx goedgevonden en verstaan dat ter consideratie denselven kort na ‘t blijven van ‘s Comps. schip d’ Lakeman alhier in den dienst der E. Comp. ter secretarije voornt. aan de penne gebruijkt en vervolgens ook gevordert is, daaromme ook desselfs reecq. bij de zoldij boeken deses Gouvernements van dien tijt af aan positivelijk zal cours nemen, tot zodanige gagie als waarvoor denselven met dien bodem uijt ‘t vaderland is uijtgekomen, en vervolgens ook alhier verbetert is geworden, waar door dienvolgens de schultreecq. zal weesen geaboleert.

Bij resumptie der resolutie van den 25 der voorleedene maand Maij in nadere deliberatie getreeden zijnde hoedanig behoorde gehandelt te werden met de nalatenschappen van overleedene Chineesen en ander vrije, als meede slaafse banditen alhier ten deesen Gouvernemente komende te sterven zonder bij uijtterste dispositie daarinne te hebben voorsien; Zoo is meede beslooten dat voorthaan diergelijke boedels van vrij Chineesen en vrij banditen zullen moeten werden aanvaard en g’administreert bij weesmeesteren deeser plaatse, zullende de goedertjes door slave banditen naargelaten werdende, bij de E. Comp. aangenomen werden.

Laastelijk is meede geleesen geworden het onderstaande request door Geertruij van der Bijl,43 huijsvrouw van den landbouwer Hermanus van Brakel, overgelevert:

Aan den Wel Edele Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen derselver gehoorsame dienaresse, Geertruij van der Bijl, huijsvrouwe van den landbouwer Hermanus van Brakel, als overlaaden met een hertverteerende droefheijd en ziel doorsnijdende smerte; hoe dat zij in den jaare 1708, in de maand April, met behoorlijke toestemming van wederzijds ouders en voogden, zig met voorgemt. Hermanus van Braakel heeft in den huwelijken staat begeven, ende bij denselven geteelt vijf kinderen, waarvan als nog drie in ‘t leven; dat gem. haar man, Harmanus van Brakel, zig in de eerste 9 jaaren huns huwelijx gedragen en gequeeten heeft als een goede huijsvader betaamt en toestaat’

‘Egter nu 6 jaaren herwaards tot de miserable staat van dronkenschap zoodanig vervallen is, dat daar door niet alleen op zijne domestique affaires en beroep niet en let en gadeslaat, maar ook te bedugten is, indien daar jegens niet tijdelijk voorsien werd, de supplte. neffens hare kinderen tot den bedelstaff brengen zoude.’

‘Alles gaat door zijne onordentelijk en buijten spoorig leven verlooren, te niet en te leur, hebbende bij na de geheelte plaats daar door doen vervallen, het huijs is nogh het beste; hokken, craalen en schuuren werden gedrijgt door een totale inval, op het vee werd geen agt gegeven, en de slaaven fugeren door zijne overgroote brutaliteijt waarmede hij hen nugteren zoo wel als in dronkenschap behandelt.’

‘Mijn oudtste soon heeft hij diverse maalen onder vloeken en bedrijging van slaagen geforceert met hem tegen wil en dank boven meug te drinken.’

‘Hij is in de maand November jongstl. tot die barbarische en onmenschelijke wreedheijd overgegaan dat de supplte. ziek te bedde en heel slegt leggende, hem door hun dogter (terwijl hem zelf in geen 6 a 7 dagen gesien hadde) deed versoeken der supplte. moeder en suster te laaten halen, om die nog eens te spreeken, dit wilde hij niet toestaan, nog gedoogen dat ër ijmand hand aan paarden of waagen sloeg, onder bedrijging van armen en beenen te breken, of onder de voet te schieten.’

‘Invoegen de supplte. ongetroost moest blijven leggen, wanneer ‘s ander[e]ndaags van gem. haar man door haar dogter haar te weten wierd gedaan, indien zij niet bij hem quam, en het hoofd in de schoot leijde, hij of zij supplte. daaraan zoude moeten.’

‘De supplte. liet hem in alle minnelijkheijd versoeken om bij haar in de camer te komen, vermits haar niet bewust was hem o[o]ijt misdaan te hebben, nog in geenen staat haare beenen te kunnen gebruijken, willende hij als toen dat de supplte. zig bij hem zoude laten dragen.’

‘Maar bedugt (en niet zonder reeden) voor mishandeling, liet de supplte. zig dragen ten huijse van den landbouwer Hendrik Klopper, van waar door haar moeder en suster afgehaalt wierd.’

‘Hij zoude de supplte. (ziek bij een vuur sittende) sekerlijk aangetast hebben, indien hun dogter zulx niet belet hadde.’

‘In zulken spooreloosen uijtsinnigheijd vraagt hij aan de kinderen een touw om zig te verhangen, pistolen, messen &ra. &ra.’

‘Ontallijke andere onverdragelijke buijten spoorigheeden en ongeregeltheijd bedrijft hij dagelijx, met uijtting van zodanige schandelijke woorden en verwijtingen, die de supplte. ziel door grieven, en de eerbaarheijd en schaamte niet toe laat als nog aan den dag te brengen, onder continueele en onophoudelijke wanhopige bedrijgingen, en hoewel de supplte. en haare kinderen alle vooren aangeroerde tormenten, onlusten, plagen en ongemakken met de meeste leijdsaamheijd en patientie tot dus verre op hoope van beterschap en veranderinge ten goeden, heeft verdragen, vind zij zig egter in haare goede hope en mening ten eenemaal bedrogen en ter contrarie met vreese beset, indien hier als nog geen remedie voor gesogt en bij der hand genomen wierde, het zoude kunnen geschieden dat er beklagelijke en ongeluckige gevallen uijt dusdanigh ongeregelt leven zoude kunnen resulteeren, te meer aangenoopt door het perijkel haarer kinderen, om ‘t avond of morgen daar door in een desolate staat te kunnen vervallen.’

‘Waaromme dan de supplte. uijt hoogst dringende noot zig wend tot UWEd. Gestrenge en E. Agtb., hertelijk versoekende deselve haar gelieven te verleenenveniam agendijegens meergem. haar man, om voor den E. Agtb. Rt. van Justitie deses Gouvernements tot egtscheijding tusschen tafel en bed met de consequentien van dien te mogen procedeeren, ofte zoo zij te raade werden zal.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

En op den inhoude van dien gebesoigneert zijnde, is goed gevonden en verstaan dat aan de supplte. bij deesen zal werden geaccordeert ‘t versogte verlof omme tegens haar voornoemde man in regten voor den Raad van Justitie deeses Gouvernements te ageeren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.44

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 66, pp. 92-106.

Dingsdagh den {17230622} 22 Junij 1723, voormiddags.

Alle present.

Door den Edelen Heer Gouverneur in vergaderinge ter lectuure geproduceert zijnde d’ onderstaande ingekomene missive van den 19en deser lopende maand, door den commandeerent sergeant van ‘t Robben Eijland in volgende bewoordinge van daar toegesonden:45

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den Wel Edelen Gestr. Groot Agtb. Heere, den Wel Edelen Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinaris van India en Gouverneur aan Cabo.

‘Wel Edele Gestr. Groot Agtb. Heer,’

‘Alsoo tot mijn leetweesen uijt Uwel Edelens Gestrenge seer g’eerde missive,de dato16 deeser, gezien heb dat de gecondemneerdens geen vleesch meerder mogen genieten; waarop onderdaanigst diend:’

‘Dat de gezaamentlijke gecondemneerdens zijn bij mijn gekomen en versogt ik voor haarlieden wilden aan Uwel Edelen Gestr. ootmoedigst versoeken dat zij het vleesch mogten genieten als vooren.’

‘Nademaal zeer weijnige zijn die een klipvisje kunnen vangen, en maar alleen die menschen welke mede tot de traanbranderij naar het Dassen Eijland zijn geweest, welke wel een parthij vissen daar van daan meede brengen, daar en tegen de andere niets hebben, en de doode varkens en schaapen die zij van de schepen over boort gooijen en hier aanspoelen, aan strand op raapen; alsoo ook de alhier crupeerende schapen die ik aan de strand heb brengen laten, wederom opsoeken en tot haar nooddruft gebruijken, gelijk verscheijden maalen gebeurt is, dat ik de pot die zij daarvan gekookt hebben, van ‘t vuur laten nemen en in de zee werpen, ‘t welk gestonken heeft als een aas, vrugtende eenige siektens daar van te ontstaan.’

‘’t Is voor eenige jaaren gebeurt dat zij vis tot randsoen van de Caab hebben ontfangen, waar van zij niet hebben kunnen bestaan, en zijn doenmaals heen gegaan in ‘t veld, en hebben eenige schaapen geslagt en alsoo sluijpende t’ huijs in zacken gebragt, zoo dat zij daar over zijn gestraft en na de Caab moeten gezonden worden, om aldaar in de ketting te arbeijden, uijt welke oorsaak haar het vleesch, rijst en meel is toegelegt geworden.’

‘Ik zal zoo veel mogelijk is zorge draagen voor alle desordres;46 dog ben egter aan UwdI Edelen Gestr. onderdanigst versoekende de gecondemneerdens het gewoone vleesch maandelijx naar Uwel Edelens Gestr. believen mag wederom bij gelegt worden.’

‘Het gewoone randsoen voor de maand Julij door den gesaghebber van ‘t galjoot alhier wel aangebragt en uijt gelevert.’

‘Den bij provisie aangestelden corporaal, Justus van Gartsen,47 heeft van dien tijt af dat corporaal Reijer48 is weggeweest, zijn dienst behoorelijk waargenomen, en alsoo Uwel Edelen Gestr. jongstleeden bij tijts expiratie een nieuw driejaarig verband hebben gelieven te accordeeren, en volgens ord. van sesden October in gagie van twaalf tot veerthien guldens goedgunstig te verhoogen, Zoo is ‘t dat hij nu aan Uwel Edelen Gestr. ootmoedigst versoekende is om de acten als corporaal te mogen genieten.’

‘Waarmeede met onderdanigst respect verblijve - - - (Was getekent) Chr. Hehlt.49 (In margine) Robben Eijland , den 19 Junij 1723.’

Contineerende klagten over extraordinaire behoeftigheijd der bandieten aldaar vertoevende, met versoek dat daarinne tot voorkominge van siekte en andere ongemacken mogt werden voorsien, weshalven Zijn Edele in bedenkinge gaf of aan de gemelte bandieten niet wederom behoorde toe gelegt te werden zodanige randsoenen van vleesch als deselve voor deesen hebben genoten, en gelijk Zijn Edele bovens dien nu een geruijme tijt herwaards hadde geremercqueert dat d’ decersie van ‘t volk der uijt en thuijs komende schepen zoo verre de overhand hadde genomen dat men bij na in alle vergaderingen van Justitie door den independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, tegens verscheijdene van diergelijke delicquanten volgens het gearresteerde scheeps placcaat hadde moeten sien procedeeren, waar door het getal der bandieten op het Robben Eijland dagelijx considerabel augmenteerende, ‘t selve dierhalven in der tijt een groote en onnutte last post voor dit Gouvernement zoude werden, te meer alhier aan de Caab geen bequame plaatsen zijnde om diergelijke menschen secuur te doen verblijven, dienvolgens ook niet met vijligheijd aan de gemeente werken alhier konde werden gebruijkt, dierhalven in overleg gevende of tot weringe van onnutte lasten de periode van ‘t voorm. placcaat sprekende over de straffe van diergelijke misdaden niet behoorde te werden gealtereert omme in plaatse van door de caffers gelaarst en in de ketting geklonken zijnde, voor ses maanden op ‘t Robben Eijland aan de gemeene werken gebannen te blijven, diergelijke voorthaan door de caffers zoude werden gelaarst en wijders gecondemneert d’ E. Comp. voor den tijt van ses maanden zonder gagie te dienen; op welk een en ander met aandagt gedelibereert wesende, goedgevonden en beslooten is dat voorthaan weder aan de bandieten op ‘t Robben Eijland zal werden verstrekt het gewonelijke randsoen van vleesch, dog belangende ‘s Comps. lijfeijgenen alhier dat den boode deser Raadkamer uijt name van den Edelen Heer Gouverneur zig zal hebbe te informeeren bij de ingesetenen deeser Caabse Colonie zig met vissen erneerende, hoe veel vaten gesoute visch of wel gedroogde zij maandelijx magtig zoude wesen en tot wat prijse aan d’ E. Comp. te leveren, omme dus zulx vernomen hebbende, nader diesaangaande te werden gedisponeert, dog belangende de voorgestelde alteratie van ‘t voorm. placcaat, dat ‘t selve om goede redenen voor als nog zal blijven uijtgestelt, maar dat nogtans tot bereijking der menagie in desen tijde den Raad van Justitie deeses Gouvernements tot wederseggens toe zal werden gequalificeert, zoo als gequalificeert werden bij desen, omme bij voorkomende zaken van die natuur te mogen afgaan van de gestatueerde paene tegens de drossers bij voorsz placcaat vervat, en deselve in plaatse van voor ses maanden op ‘t Robben Eijland te bannen, te mogen condemneeren omme d’ E. Comp. den voorsz tijt van ses maanden zonder gagie te moeten dienen.

Soo als insgelijx op d’ gedane propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en gearresteert is dat met ‘t aanweesend theeschip d’ Baanman aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Zeventhienen eerbiediglijk zal werden versogt een scheepje aan de hand te mogen hebben tot den slaven handel op Madagascaar ,50 geconsidereert het weijnig aantal van ‘s Comps. lijfeijgenen niet genoegsaam is tot het behoorlijk bearbeijden van ‘s Comps. thuijnen, veel minder tot spoedige ontlossinge en ladinge van ‘s Comps. scheepen en andere gemene werken.

Laastelijk in overweeginge genomen zijnde ‘t requeste door den burger Jacobus van der Heijden in volgende bewoordinge overgegeven:51

Aan den Wel Edele Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Verthoond met schuldige eerbied derselver gehoorsaamer dienaar, den burger Jacob van der Heijde, hoe dat hij in ‘t gepasseerde jaar 1722 van de wed. van wijlen de Ede. Heer Extraordinaris Raad van India, Abraham Cranendonk, kort voor haar vertrek gekogt heeft zeekere haare koets met een gespan van 4 paarden, dog dat twee derselver bevonden zijn toe te behooren aan de E. Comp., ende uijt dien hoofde aan den supplt. als kooper niet konden gelevert werden.’

‘Dat gemt. wed. Cranendonk, daarover door hem supplt. aangesprooken zijnde, belooft heeft terwijl haare papieren en schriften reets in gepakt en na boord waren, hem van Batavia zoodanige geloofbare documenten te zullen zenden die haar eijgendom op de twee paarden in questie genoegsaam zouden kunnen bewijsen, maar dese beweijsen uijt gebleeven, en den supplt. gem. koets principaal om dit span paarden gekogt hebbende, versoekt hij onderdanig aan Uw Ed. Gestrenge en E. Agtb., aangesien de veelvuldige en aanmerkelijke diensten aan d’ E. Comp. zoo dikmaals beweesen, dat deselve hem gelieven te favoriseeren met het overdoen van gem. 2 paarden, met aanbieding daarvoor 2 welgeleerde jonge waagen paarden in de plaats te restitueeren, ofte wel indien bij Uw Ed. Gestr. en E. Agtb. mogte geoordeelt werden geen genoegsaame voldoening voor d’ E. Comp. te zijn, stelt hij aan derselver bekende genereusité omme 4 stux welgeleerde wagen paarden daar voor te laten ontfangen, ten eijnde het voorgem. gespan bij een mogte blijven, en de E. Comp. beter van de te leverende paarden in haare gemeene werken zoude kunnen zijn gedient, dan van deese twee.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Zoo is in consideratie der onseekerheijd of de wed. van wijlen den Heer Abraham Cranendonk niet wel t’ eeniger tijd nog eenige pretentie op de versogte paarden zoude willen maken, goedgevonden en verstaan dat het gedane versoek zal werden gedeclineert en van de hand geweesen.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.52

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

53

C. 66, pp. 107-117.

Dingsdagh den {17230629} 29 Junij 1723, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Ter vergaderinge gelesen zijnde de twee requesten door de Engelsche capitijnen der verongelukte scheepen d’ Nigtingale en Chandos , William Makket en Thomas Gilbert, in volgende bewoordinge overgegeven:54

Aan den Wel Edelen Gestrange[sic]Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Verthoond met veel respect William Mackett, capetijn in dienst der Engelsche Oostindische Comp., hoe hij suppl. zijn onderhebbende bodem, de Nightingale , ter deese rheede door storme in den voorleeden jaare verlooren hebbende, tot nu toe tot berging der goederen van zijn gestrande schip genoodsaakt is geweest alhier te vertoeven, en dewijle hij suppl. zoo verretegenwoordig55 met zijn affaires is klaar geraakt dat de zelfs presentie der56 deeser plaats niet meer werd vereijscht, en dat er mogelijk voor erste57 nog geen Engelsch retour scheepen hier staan aan te komen, zoo versoekt den suppl. dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. aan hem passagie na Europa met het ter rheede leggende theeschip benevens twee knegts gelieven te verleenen, bereijd zijnde het daar toe staande transport en costgeld te voldoen.’

‘Verders versoekt den suppl. dat den opperstuurman en een Mr. Smith van zijnde voorn. verongelukt botoem58 nog eenige tijt alhier mogen vertoeven, tot berging en bewaring van zoodanige goederen als er nog mogten gevonden werden, en eijndelijk dat zoo veel manschap van deses supplt. schip als gevoeglijk kunnen geborgen werden, met het theeschip mogen meede varen, welke namen zijn Robert Jenkens, 2de stuurman, Nath. Chaplm,59 constapel, John Gibbons, boatsman, Thos. Leaff, Obadia Wills, Henric Freeman, James Dallas, Alex. Belcher, James Davidson, James Graham, John Nisbett, George Bruce, William Chaplm,60 John Norris, Thos. Creek, John Wilson.’

‘Met het een en ander zall ten hoogsten verpligt werden - - - (Was getekent) W. Mackett. (In margine) Cabo de Goed[e] Hoop, Junie 28ste 1723.’

Aan den Wel Edelen Gestrange[sic]Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Vertoont met veel respect Thomas Gilbert, capeteijn in dienst der Engelsch Oostindish Comp. hoe hij suppl. zijn onderhebbende bodem, de Chandois , ter deeser rheede door storme in den voorleden jaare verlooren hebbende, tot nu toe tot berging der goederen van zijn gestrande schip genoodsaakt is geweest alhier te vertoeven, en dat er mogelijk voor eerst nog geen Engelsch retourscheepen hier staan aan te komen, zoo versoekt den supplt. dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. aan hem passagie na Europa met het ter rheede leggende thee schip, benevens e[e]n knegt gelieven te verleenen, bereijd zijnde het daartoe staande transport en costgeld te voldoen.’

‘Dis met andere zal ten hoogste verpligt werde - - - (Was getekent) T. Gilbert.’

Soo is naar gehoudende raadpleeginge, en daar op gehoort weesende den schipper van ‘t aanweesend thee schip, Engel Appelman, goedgevonden en verstaan dat aan de voorm. twee capiteijen benevens haar drie knegts zal werden gepermitteert met dien bodem naar Europa over te vaaren, mits betalende het daartoe staande transport en costgeld, en dat wijders insgelijx met die kiel naar derwaarts transport zal werden verleend aan de vier Engelsse mattroosen James Graham, John Nesbett, Alex. Belcher en Henric Freeman, mits op de rheijse voor de kost scheeps dienst doende, en dat laastelijk meede ter consideratie van de geduurige bereijdwilligheijd en de beweesene hulpe zoo in persoon als met de Engelsche duijkers aan de gecomitteerdens tot het vissen van ‘s Comps. vermiste gelden aangestelt, beweesen, aan den Engelsche onderstuurman Robert Jenkens, den bootsman John Gebbons, en den quartiermeester James Daler gepermitteert sal zijn met den voorsz bodem zonder betaling van transport en costgeld te mogen overgaan, in hoope en verwagtinge dat deese afwijkinge der ordres om de voorsz redenen bij Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en ten besten zullen werden geduijt, zullende voor de voorn. Engelsche aan den schipper van ‘t thee schip voormeld op desselfs versoek besorgt werden 6 bequame waterleggers, potspijs, olij of boter voor 8 coppen zonder meer, geconsidereert volgens getuijgenisse van voorm. schipper Appelman zoo van rijst als andersints voor de gantsche rheijse is voorsien.

Laastelijk is in overleg genomen of het niet van dienstigheijd zoude zijn dat bij het afgaand schrijvens aan onse Heeren en Meesters eerbiediglijk wierde versogt de goedheijd gelieven te hebben dit Gouvernement bij bequame gelegentheijd te willen voorsien van zoodanige machines als in Europa gebruijkelijk zijn tot het beeter na speuren en opvissen der gelden die in zee gebleeven zijn, en wel bijsonderlijk van zoodanig instrument als in London geinventeert en gemaakt geworden is, volgens het rapport van den capt. William Mackett en stuurman Robbert Jenkens,61 in dewelke een mensch beslooten zijnde, zonder ververssinge van lugt een groot half uur onder water zoude kunnen bestaan, sien en werken; Zoo is, diesaangaande geresolveerd zijnde, goed gevonden en verstaan dat zulx in voegen voorsz zal werden verrigt, ter consideratie vermeijnd werd dat diergelijke instrumenten van veel nuttigheijd zoude kunnen zijn, niet alleen tot opspeuringe van ‘s Comps. vermiste gelden, maar ook tot een nauwkeuriger ondersoek waar ter plaatse ter deeser Caabse rheede zig als nog blinde ankers mogte bevinden, ten eijnde deselve magtig te kunnen werden, waar aan ‘s Comps. scheepen meede ten hoogsten gelegen is.

Den schipper van ‘t aanweesend schip Nederhoven meede ter vergaderinge verscheenen, en op de afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende hoe geduurende desselfs legdagen alhier ten genoegen was voorsien geworden van deugtsame ververssingen van groentens, versch vleesch en brood, mitsgaders zoodanige andere benoodigtheeden als ër vereijscht zijn geworden tot het in staat stellen van zijne onderhebbende boodem omme de rheijse Bataviawaarts met gerustheijd te kunnen volbrengen, door welk een en ander berijts zoo verre was gevordert, dat in volle gereedheijd was geraakt om desen dag te werden gemonstert en, de wind daartoe dienende, de rheijse met volle gerustheijd aan te nemen; weshalven dan ook verstaan is dat die kiel op huijdigen datum zal werden gemonstert en van hier gedepescheert, weer en wind zulx toe latende.

Aldus geresolveerd ende gearresterd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.62

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.


## Footnotes


  1. ‘n Nuwe skrywer het hier begin skryf. Die Politieke Raad het op Sondag 18 April ook vergader om ‘n versoek om verversings van die kaptein van die Deense skip Graaf Larvik , Jan Smedt, te oorweeg. Die Raad het besluit dat hy vleis en groente mag inkoop, maar dat hy ‘n naamlys van die siek bemanningslede op sy skip aan die Raad moes voorlê. Sien C.605:Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 747-748; C.230:Requesten, 1723, pp. 129-130. 

  2. Anthonij van Rooijen van Culemborg is in 1711 met Aletta van Niekerk getroud. In 1713 het hy hertrou met Sophia Appel, die weduwee van Barend van der Westhuijsen. Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 143-144. 

  3. Anthonij Vlotman van Amsterdam het in 1701 as adelbors na die Kaap gekom, en in 1704 het sy vrou, Sara Bruijnvis, en hulle drie kinders hom gevolg. Hy het in 1707 ‘n vryburger geword, maar in 1717 het hy weer as adelbors tot die Kompanjie se diens toegetree. Sy weduwee is in 1731 oorlede. (Sien C.224:Requesten, 1717, no. 5; M.O.O.C.8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 77; C.230:Requesten, 1723, pp. 133-134.) 

  4. Hy is in 1708 getroud met Aletta van der Merwe, die weduwee van Marthinus van Staden. Hulle het sewe kinders gehad. (Sien M.O.O.C.7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 52; M.O.O.C.8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 24.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 137-138. 

  5. Sien C.230:Requesten, 1723, p. 139. 

  6. Sien voetnoot 209 van 1723 hierbo. 

  7. ‘n Lys met die name van twintig siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, p. 133. 

  8. Die kladnotule van hierdie resolusie is geskryf deur Hendrik Swellengrebel. (Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 178.) Op versoek van die Kaapse kerkraad het die Politieke Raad ook besluit om Willem Meijn as matroos in diens van die Kompanjie te neem. (Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 113-114.) 

  9. Hoewel Van Kervel afwesig was, het hy tog hierdie resolusie onderteken. 

  10. ‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skip Amsterdam bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, pp. 137-140; C.230:Requesten, 1723, pp. 147-148. 

  11. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 179. 

  12. Sien C.230:Requesten, 1723, p. 163. 

  13. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 155-157. 

  14. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 159-162. 

  15. Volgens die kladnotule is Jan Christoffel Steffelaar en Jurgen Schuster as assistente na Rio de la Goa gestuur. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 179. 

  16. Die Politieke Raad het ook aan Pieter Jansz. van Wijngaarden toestemming verleen om hom as vryburger aan die Kaap te vestig. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, pp. 179-180; C.230:Requesten, 1723, pp. 151-152. 

  17. Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  18. Sien C.682:Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 222-231;Kaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 98-100. 

  19. Die Politieke Raad het ook aan Maximiliaan de Huvetter en Claas van Donselaar hulle vrybriewe gegee. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 180; C.230:Requesten, 1723, pp. 171-172. 

  20. Hy was die seun van Gerrit Meijer en Susanna Costeux. In 1733 is hy getroud met Maria de Bruin, die weduwee van Steven Botma. Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 193-194. 

  21. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 195 en 195(a). 

  22. ‘n Memorie waarin die sekunde, Jan de la Fontaine, besonderhede verstrek omtrent tekortkomende en beskadigde voorrade uit die negosiepakhuis en die skepe Boekenroode , Meerhuijsen , Hijkensant , Schoteroog , Westerdijxhorn , Castricum , Ouwerkerk en Westerbeek , is hier weggelaat. Die Raad het besluit om ‘n gedeelte daarvan te verkoop, en die res as verliese af te skryf. Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, pp. 165-170. Die oorspronklike memorie berus in C.291:Memoriën, 1710-1726, pp. 391-393. 

  23. Jurriaan Appel was die seun van Ferdinandus Appel en Lavina Cloete. Hy is in 1694 aan die Kaap gebore, en was getroud met Eva Niemand, die dogter van Johann Niemand en Margaretha Putter. 

  24. Jurriaan Appel was die seun van Ferdinandus Appel en Lavina Cloete. Hy is in 1694 aan die Kaap gebore, en was getroud met Eva Niemand, die dogter van Johann Niemand en Margaretha Putter. 

  25. Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 525-538. 

  26. Johannes Visser was die seun van Gerrit Visser en Jannetje Thielemans. Hy is in 1682 gebore, en is in 1717 met Maria Slabbert getroud. (Sien C.J.2656:Testamenten, 1740-1741, pp. 212-214.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 191-192. 

  27. Sien R.L.R.4:Oude Wildschutte Boek, 1718-1721, no. 32. 

  28. Behalwe bogenoemde sake, het die Politieke Raad ook nog ‘n aantal ander besluite geneem. (Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 181.) Die oppermeester van die hospitaal, Jan van Schoor, se salaris is verhoog tot ƒ60 per maand (sien C.230:Requesten, 1723, pp. 187-188), en vrybriewe is aan Jacob Naude en Johan Theophilus Hugo Roglits verleen (sien C.230:Requesten, 1723, pp. 179-180 en 183-184). 

  29. Johann Jacob Stockfleth was afkomstig van Hamburg en het in 1711 as soldaat na die Kaap gekom. In 1715 het hy ‘n vryburger geword, en dieselfde jaar is hy getroud met Josina van Dam, die dogter van Abraham Pietersz van Dam en Catharina Smith. (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716-1721, pp. 150-152.) 

  30. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 182. 

  31. Die Raad het ook vrybriewe aan Jacob Codes en Bernardus van Bilton verleen. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 182; C.230:Requesten, 1723, pp. 199-200 en 203-204. 

  32. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Vaderland Getrouw , Soetelingskerke , Magdalena , Nederhoven en Castor en Pollux bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, pp. 186-188. 

  33. Barend Willem Broekhuijsen was afkomstig van Hamburg en was sedert 1718 as assistent aan die Kaap. 

  34. Die Raad het ook aan Pieter Christiaan Barents toestemming verleen om hom as vryburger aan die Kaap te vestig. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, pp. 182-183V C.230:Requesten, 1723, pp. 207-208. 

  35. Sien C.230:Requesten, 1723, p. 219. 

  36. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 223-224. 

  37. Sy was afkomstig van Campen , en was eers met Jan Fuber getroud. 

  38. Hy was afkomstig van Amsterdam , en het in 1719 na Nederland teruggekeer, terwyl sy vrou aan die Kaap agtergebly het. In sy testament het hy ƒ1000 aan die Rooms Katolieke weeshuis in Amsterdam bemaak (Sien C.J.2651:Testamenten, 1716.1721, pp. 276-278; C.226:Requesten en Nominatiën, 1719, pp. 619-620.) 

  39. Sien C.J.2652:Testamenten, 1722-1727, pp. 81-88. 

  40. ‘n Getuigskrif deur Anna Margaretha Siekermans kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, p. 225. 

  41. Henning Joachim Prehn was die seun van Heinrich Prehn, en is in 1699 in Hamburg gebore. Hy het in 1731 ‘n vryburger geword. In 1730 is hy getroud met Engela Alida Loubser, die weduwee van Jan Daniel Butner. In 1732 het hy hertrou met Hendrina Schenk, die dogter van Joost Rijnhard Schenk en Sara Botma, en in 1739 met Anna Salomea Eksteen, die dogter van Hendrik Oostwald Eksteen en Alida van der Heijden. Hy is in 1757 vir ‘n vierde keer getroud met Sara Vessuup, die weduwee van Wijnand Willem Muijs. In 1761 het Prehn, sy vrou en twee van hulle kinders, Elisabeth Susanna en Henning Joachim, na Nederland teruggekeer, waar hy in 1771 in Zwolle oorlede is. (Sien C.235:Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 475-476; C.260:Requesten, 1761, pp. 260-261; C.J.2664:Testamenten, 1758-1759, pp. 182-196.) 

  42. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 231-233. 

  43. Geertruij van der Bijl was die dogter van Pieter van der Bijl en Sophia Bosch, en is in 1689 aan die Kaap gebore. In 1708 is sy met Hermanus van Brakel getroud. Haar versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 237-239. 

  44. Die Raad het ook besluit om Bartholomeus de St. Jean se salaris te verhoog tot ƒ30 per maand. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, pp. 183-184; C.230:Requesten, 1723, pp. 211-212. 

  45. Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, p. 601. 

  46. In die Haagse Kopie staan “disordres”. 

  47. Justus van Garsten van Utrecht was sedert 1715 as soldaat op Robbeneiland . In 1725 is hy bevorder tot korporaal. 

  48. Jan Reijer van Amsterdam is in 1708 bevorder tot korporaal, en was van 1719 tot 1722 op Robbeneiland

  49. Christoffel Hehlt was afkomstig van Torgau in Sakse . Hy het in 1717 ‘n korporaal geword en is in 1720 bevorder tot sersant. Die volgende jaar het hy Marthinus Hamerling as bevelvoerder op Robbeneiland opgevolg. 

  50. In die Haagse Kopie staan ” Madagascar “. 

  51. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 249-251. 

  52. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 185. 

  53. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  54. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 255-256 en 257. 

  55. Die gekursiveerde woord is in ‘n ander handskrif tussen die reëls bygeskryf. 

  56. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse Kopie staan ook “der”. 

  57. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse Kopie staan ook “erste”. 

  58. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse Kopie staan ook “van zijnde voorn. verongelukt botoem”. 

  59. In die oorspronklike versoekskrif staan “Chaplin”. 

  60. In die oorspronklike versoekskrif staan “Chaplin”. 

  61. ‘n Engelse beskrywing van die apparaat, gelewer deur Jenkins, kan gevind word in C.341:Attestatiën, 1723-1724, p. 77. 

  62. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 186.