C067 v1.20
C. 67, pp. 2-7.¶
Dingsdagh den {17230706} 6 Julij 1723, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont. Den predicant van Stellenbosch , Henricus Bek, ter vergaderinge verscheenen, en aldaar uijt name van desselfs kerkenraad bij monde verthoont zijnde hoe zij lieden op inteekeningen en ontfangst der loten van hare gepermitteerde loterij onder anderen tot collecteur hadde versogt en aangestelt gehad den overledene zoldij boekhouder, Isaak Scheepers, dewelke in desselfs leeven ook uijt dien hoofde hadde ontfangen, en dus te boek gebragt een quantiteijt dier loten, zonder deselve aan voorm. kerkenraade te hebben voldaan, dat uijt dien hoofde naar desselfs overleijden aan den burger Jacobus van der Heijden, als vader van de naargelatene wed. van voorm. Isak Scheepers, versoek gedaan hebbende tot voldoeninge van zoodanige loten als bij den voorm. Schepers ontfangen ende te boek waren gebragt, den voorn. Van der Heijden daar toe wel bereijtwillig was geweest, onder dese reserve nogtans dat zoodanige loten als door den voorm. zijnen overledenen schoon zoon voor zijne particuliere reecq. waren ingelegt ende geboekt, van ‘t andere zoude werden afgekort ende bij hem ingehouden, waarinne nogtans desselfs kerkenraad niet konnende condescendeeren, zoo versogt denselven eerbiediglijk met den goeden raad van den Edelen Heer Gouverneur en dese Vergaderinge te mogen werden gesterkt hoedanig zij lieden ten meesten beste hun in dit geval zoude hebben te gedragen; welken aangaande gebesoigneert, en daarnevens reflexie genomen weesende dat hoe wel aan deesen Raad, als geene questieuse en justitieele disputen behandelende, diergelijke versoeken niet behoorde te werden gedaan, nogtans aan den voorm. predicant Bek tot antwoord in deesen zal werden toegevoegt dat het aan de kerkenraad van Stellenbosch staat over ‘t voorm. disput met den burger Jacobus van der Heijden te assopieeren, ofte wel andersints die zaak te brengen voor de Vergaderinge van Justitie deses Gouvernements.
Vervolgens gedelibereert weesende over ‘t request door den burger Steeven van der Burg1 in volgende bewoordinge overgegeven:
Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoont met ‘n onderdanigst respect Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. zeer nederigen dienaar Steven van der Burg, hoe hij supplt. door derselver goedheijd op 13 Januarij 1722 met het burgerschap deeser Colonie is begunstigt geworden, dat hij als nu vermeend genoegsaam in staat te zijn de kost voor zijn vrouw, gent. Hendrina van Beuningen, en dogter Maria van der Burg, tegenwoordig woonagtig tot Delft , alhier te winnen, derhalven neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gunstig voorschrijvens aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en oodmoediglijk te versoeken, ten eijnde het Haar Wel Edele Hoog Agtb. mogte behagen gem. zijn vrouw en dogter onder betalinge van behoorlijke transport en costpenningen passagie na herwaarts te verleenen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Soo is meede beslooten dat met ‘t schrijvens, met het thee schip staande af te gaan, aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en zijnent weege eerbiediglijk zal werden versogt desselfs huijsvrouw, Hendrina van Beuningen, en dogter Maria van der Burg, tot Delft woonagtig, onder betalinge van transport en costgeld passagie herwaarts aan te verleenen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.2
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 13-17.¶
Maandagh den {17230712} 12 Julij 1723, voormiddags. Extraordinaire vergaderinge.
Alle present.
Is door den Edelen Heer Gouverneur in vergaderinge geproduceert d’ ingekomene missive met de papieren daar toe gehoorende, door de ministers van Rio de la Goa met ‘t fregatje Schoteroog herwaarts aangesonden,3 dewelke geleesen zijnde, goedgevonden en verstaan is dat van de ongeluckige gesteltenisse van dat comptoir en d’ berovinge der zeerovers aldaar voorgevallen,4 aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en, zoo wel als Haar Edele Groot Agtb. de Heeren gecommitteerdens tot den handel op Rio de la Goa , met de papieren daar toe gehoorende met ‘t aanweesende schip de Baanman de verschuldigde kennisse zal werden gegeven, met eerbiedig versoek dat het Haar Wel Edele Hoog Agtb. behagen mogten bequaame subjecten uijt Europa zoo tot opperhooft, tweede als andersints naar derwaarts te willen dimitteeren, geconsidereert men alhier geen bequame stoffe daar toe aan de hand is hebbende, zullende ten dien eijnde het aanweesend thee schip de Baanman tot aanstaande Saturdagh werden opgehouden, of wel zoo veel vroeger gedepescheert als eenigsints zal kunnen vallen, en daarnevens in vergaderingh op morgen den schipper van dien afgevraagt wanneer in staat zal weesen omme de rheijse aan te neemen, en dat vervolgens d’ eijssen van daar naar herwaarts in blanko overgesonden, zullen werden gestelt in handen van den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, ten eijnde dus te kunnen overleggen welke goederen hij vermeijnde dat noodsaakelijk derwaarts aan zullen dienen te werden gesonden, omme zulx gezien zijnde, nader te werden gedisponeert.
Vervolgens is meede vastgesteld ende geresolveerd dat het opgeviste geldkisje van de Soetigheijd , met 81 staven silver a 4 mark ieder staaf, met de eerste scheeps gelegentheijd Bataviawaards zal werden voortgesonden.
Laastelijk meede getreeden zijnde tot lectuure van d’ ingekomene missive van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en,sub dato2 Maart jongstl.,5 Zoo is ingevolge de ordres daarbij vermeld, goed gevonden en verstaan dat voorthaan alle schippers met ‘s Comps. scheepen alhier aanlandende, zal zijn en blijven verbooden uijt haar schip aan de wal te komen, voor ende aleer het selve naar behooren zal weesen vertuijt, en daarnevens ook gelast alle nagten precies aan boord van haare gem. scheepen te zullen moeten blijven, omme op alle voorvallende zaken present te kunnen zijn, diesaangaande goede ordres te stellen en niet het bewind alleen aan de stuurlieden te geven, op paene dat die zulx komen te overtreeden, door den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, daar over zullen werden geactioneerd, en door den Raad van Justitie arbitralijk naar exigentie van zaaken gecorrigeert en gestraft, zullende het zelve t’ harer narigtinge in ‘t scheeps placcaat werden toegevoegt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop ten dage en jare voorsz.6
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 18-22.¶
Dingsdagh den {17230713} 13 Julij 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den ondercoopman, d’ E. Adriaan van Kervel.
Den schipper van ‘t aanweesend thee schip de Baanman , Engel Appelman, ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur binnen gekomen, en door Zijn Edele afgevraagt geworden zijnde of gedurende desselfs aanweesen alhier niet behoorlijk was voorsien geworden met genoegsaame ververssinge, zoo van vleesch, groente als brood, en of hem nog iets tot in staat stelling zijner onderhebbende bodem tot bevordering der rheijse na ‘t lieve vaderland quam te deficieeren, en wanneer vermeende gereet te zijn om die vojagie aan te neemen, zoo verklaarde gedagten schipper dat ter deeser plaatse den tijt zijns aanweesens van alles ten genoege was besorgt, dat hem niets tot voortsetting der reijse mancqueerde, en hij oversulx in staat was om, al was ‘t morgen, gemonstert te kunnen werden, waar over gedelibereert en daarnevens aangemerkt zijnde dat de papieren dewelke met voorn. schip de Baanman toucheerende den staat van ‘t comptoir op Rio de la Goa noodwendig aan onse Heeren en Meesters zullen moeten afgesonden werden, onmogelijk zoo draa in gereetheijd kunnen werden gebragt, Zoo is goed gevonden en verstaan dien schipper te ordonneeren zijn volk aan boord, en alles ten volle klaar te houden om alle momenten gemonstert te kunnen werden, ten eijnde het selve zoo ras de voorsz papieren in ordre van depesche gebragt zijn, te effectueeren.
Laastelijk wierd door den Edelen Heer Gouverneur ter kennisse gebragt hoe zijn Edele door ‘t pl. opperhooft van Rio de la Goa , Jean Michel, per het jagtje Schoteroog waaren toegesonden drie stux lijfeijgenen, dewelke volgens schrijvens van gedagte Michel door de rovers op Mascarenhos 7 met den vice roij van Goa , El Conde d’ Arceijra, souden zijn genomen, en middel gevonden hebben om op Rio de la Goa die piraten te ontvlugten, en zig tot na derselver vertrek absent te houden, dat de capts. der rovers op hun depart van daar die jongens aan ‘t opperhooft hadden geschonken om daar meede bij aldien hij deselve vinden konde, na zijn welgevallen te handelen, den welke haar nu tot dienst van Zijn Edele quam over te senden, dog dat die niet zonder kennisse wilde aanneemen, gevende dierhalven in consideratie hoedanig met meergem. slaven behoorde gehandelt te werden, waar over geraadpleegt weesende, en daar nevens in consideratie genomen zijnde dat zij wel van de rovers aan ‘t opperhooft van Rio de la Goa waren gegeven, maar ook dat die rovers niet anders als onregtvaardige eijgenaars derselver konden aangemerkt werden, overzulx is goed gevonden en verstaan hier van aan onse Heeren en Meesters de verschuldigde kennis te geven, mitsgaders Haar Edele Hoog Agtb. geeerde beveelen deesen aangaande versogt, en dat dikwilsgenoemde lijfeijgenen inmiddels ten dienste der E. Comp zullen werden gebruijkt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.8
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 67, pp. 23-42.¶
Dingsdagh {17230720} 20 Julij 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den schipper van ‘t aanweesent schip ‘t Casteel van Woerden ter vergaderinge binnen gekomen, en op de gedane afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat gedurende zijn aanweesen alhier ten vollen genoegen was voorsien geworden van deugtsame ververssingen van groentens, vleesch en brood, mitsgar. de verdere gevorderde benodigtheeden, door welk een en ander zoo verre tot ‘t in staat brengen van zijnen bodem gevordert was, dat hij vermeijnde teegens aanstaande Saturdagh in volle gereetheijd te zullen kunnen zijn omme de rheijse Bataviawaarts te vervorderen, versoekende nogtans dat ten behoeve van die kiel nog mogte werden verstrekt een halfaam traan tot lamp olij; waaromme dan ook dien volgens beslooten is dat dien bodem met toelatinge van weer en wind ten voorsz dage zal werden gemonstert en van hier gedepescheert, zullende alvoorens aan deselve werden verstrekt een halfaam clappus olij.
Waar naar ook geresolveerd en beslooten is dat alvoorens te treeden tot de besoignes over het te makene redres in de vervallene zaaken van het comptoir op Rio de la Goa , den schipper van ‘t jagtje Schoteroog , Jan Verschouw, als deselve personelijk bij gewoont, en dus van nabij gesien en ondervonden hebbende, zal werden versogt en aangesegt desselfs bevindinge en consideratie ten dien subjecte ten papiere te brengen, omme aldus met beter fondament daar over te kunnen oordeelen en besluijten.
Soo als meede verstaan is dat den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens den ondercoopman en dispencier, Nicolaas Heijning, jegenwoordig gecommitteert zijnde tot het visschen naar ‘s Comps. vermiste gelden in zee, alle mogelijke vlijd en diligentie zullen hebben aan te wenden omme het aan strand sittende wrak van de Standvastigheijd ten spoedigste doenlijk te doen sloopen, ten eijnde als dan te kunnen naspeuren en onderstaan of daar ter plaatse nog eenige geldkisten te ontdecken ofte te vinden zoude zijn.
Laastelijk is door den Edelen Heer Gouverneur in Raade geproduceert het onderstaande getuijg en versoek schriftje van den equipagiemeester Valk:
‘Den ondergetekende door Uw Wel Ed. Gestrenge gekommitteerd zijnde geweest na ‘t geblevene schip Schonenberg heeft tot reijsvorderingh gehuurt van den burger N. Appel een span beesten voor de zomma van 10 Rds., en versoekt ootmoedig dat het selve door de E. Comp. aan voorn. Appel mag werden voldaan.’
‘(Onderstont) Cabo de Goede Hoop, 30 Desember 1722. (Was getekent) C. Valk.’
Daar nevens in overleg geevende of de 10 Rds. over huur van een span beesten daarbij vermelt, als ten dienste van de E. Comp. gedaan, dienvolgens ook niet behoorden uijt ‘s Comps. cassa aan den landbouwer Jurgen Appel te werden betaalt; Zoo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en beslooten dat de voorm. zomma omme voorn. redenen ‘s Comps. weegen aan voorm. Appel zullen werden voldaan.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.9
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 23-42.¶
Dingsdagh den {17230727} 27en Julij 1723, voormiddags.
Alle present.
Den schipper van ‘t aanweesend schip Patmos , Geleijn de Hase, op de gedane afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge betuijgt hebbende dat niet alleen geduurende desselfs legdagen alhier ten genoegen was voorsien geworden van deugtsame ververssingen van versch vleesch, brood en moeskruijden, maar ook boven dien van zoodanige andere benoodigtheeden als ër onvermeijdelijk gevordert hebben moeten werden tot het in staat stellen van zijne onderhebbende bodem, door welk een en ander zoo verre bereijts gevordert was, dat bij bequaam en handsaam weeder vermeijnde in staat te zullen kunnen zijn omme op Saturdagh aanstaande te kunnen werden gemonstert en de rheijse naar Batavia aan te nemen; om welke redenen dan ook beslooten is die kiel ten voorsz dage, bij toelatinge van weer en wind, van hier te depescheeren.
Vervolgens is ook vast gesteld dat ter consideratie van de aanstaande opneemingh van alle d’ effecten in ‘s Comps. maguasijnen berustende, biljetten zullen werden g’affigeert, waar bij alle ingesetenen werden geadverteert dat in de maand Augustus aanstaande geene verstreckinge voor contant zullen werden gedaan, als tot den 15 derselver maand, dog dat zulx nogtans uijt ‘t negotie pakhuijs niet langer zal werden verrigt, als tot den 7 daarbevoorens, ter oorsake deselve in ‘t geheel moeten werden getransporteert.
Zoo als meede verstaan is dat ‘t aanwesend jagtje Schoteroog uijt insigte der aankomst van den hoeker de Zeepost , ten spoedigste doenlijk van hier naar Batavia zal werden afgesonden, en in plaatse van de afgegevene zoldaten op Rio de la Goa , wederom daarop geplaast 15 a 20 man uijt ‘t hospitaal, omme dus dit Gouvernement van overtollige manschap te kunnen ontdoen.
Daar naar produceerde den Edelen Heer Gouverneur een kort relaas van den toestand van ‘t comptoir op Rio de la Goa , door den schipper Jan Verschouw in volgende bewoordinge Zijn Edele ter handen gestelt:10
Aan den Wel E. Gestrenge Heer Maurits Pasques de Sjavonnes - - - beneffens den E. Agtbare Raat van Polesie.
‘Cort relaas over Rio d. la Goa .’
‘Na dat ik op 9 Meij ao. 1723 uijt Caaps. rede zeijlde om ons reijse onder beschermingh van God Almagtigh na Rio de la Goa te bevorderen, alwaar wij den 27 Meij tegens den avont op des voornoemde Rio de la Goa ons anker lieten vallen, voer opstons met d’ E. Comp. brief na de wal, en verstonde van ‘t opperhooft, Jan Musjel, als dat op den 19 April 1722 aldaar twee zeerovers waren gekomen, den eenen met 64 en den andere met 36 stucke canon, die opstons de hoeker de Caab prijs maakte, en cort daaraan het fortres en aanstonts het opperhooft in bewaringh namen, en zijn den 29en Junij des selve jaars weder vertrocke, zulx nu alles verstaan hebbende, wilde de E. Comps. brief overhandige, maar wierd gerevuseert die te aanvaarde, d’ rede om dat daar gantsch geen Raad en waar, en de secunde, Jan v. Capelle, als een schelm wierd verklaart. Moesten dierhalve onverrigter zake weder na boort tot des andere daags, zijnde den 28 Meij, voeren doen in den vroegen morgenstond na de wal, beneffens twee assistente en den opperstuurman, waren genoodsaakt om als doen de Raat te laten beleggen, en wierd geresolveerd na het opene van ‘s Comps. papiere, Jan v. Capelle om zigh selfs te verantwoorde, na de Caab te sende, en den meede gegeven as[s]istent, Jan Steffelaar11 in des voornoemdens plaats als secunde aan te stellen.’
‘Verders wierd versogt om rijst voor ‘t volk, liet daarop aanstonts drie sacken aan de wal komen, die ijder wel 200 lb. swaar waren, en daar ten eersten uijt gebruijkt wierd, zonder eerst en alvoorens te wegen, en met ballast manden gelost en geladen wierd, de verdere rijst wierd gewogen, dog op een onbequame schaal, alle Comps. goederen gelost hebbende, heeft mij niemand van ‘t een of het andere gesprocken,12 maer aan de Caab komende, horende als dat daar 1300 a 1400 lb. te kort ware gekomen, is mij niet te verwonderen op zoo een manier van leven als boven vermelt is.’
‘Dit kan ik alles met het volk in d’ kajuit getuijgen, als dat ik aan de Caab zijnde, een zak met reijst tot ons gebruijkt voor schenkagie heb gecregen en verders in ‘t schip niets en is gebleven na de lossingh.’
‘Wat het cantoor aan gaat, is een slegten staat de wijl alles gedevaliseerd is, en geen plaats is om ‘s Comps. goedere te kunne bewaren voor den regen.’
‘En de regering zeer bedroeft door onbequame personen, terwijl ijder toont met het opperhooft en secunde egaal te zijn.’
’- - - (Was getekent) Jan Verschouw. (In margine) In ‘t sch[i]p Schoteroog , adij 22 Julij ao. 1723.’
Daar nevens in consideratie geevende of men als nu niet behoorden te treeden tot overweginge hoedanig de desastres en ‘t verval van dat comptoir ten spoedigste en ten besten zoude kunnen en behooren te werden geredresseert; Zoo is diesaangaande aandagtig gedelibereert en daar nevens aangemerkt zijnde dat gelijk volgens de mondelinge betuijginge en versekeringen van zommige der aanweesende scheepsopperhoofden met d’ eerst verwagt werdende Amsterdamse scheepen men een opperhooft voor die plaats uijt ‘t vaderland te verwagten heeft, ook daaromme buijten alle twijffel scheijnt dat deselve met suffisante ordres en instructien van onse Heeren en Meesteren zal weesen voorsien, dewelke mogelijk tegens de hier te nemene maatregels zoude komen aan te loopen, daaromme best gedagt de gem. besoigne over die materie nog voor eenigen tijt uijt te stellen, in hope dat in korte dagen de verwagt werdende uijtkomende Amsterdamse schepen hier ter rheede zullen komen aan te landen, als wanneer met meerder fondament en sekerheijd de benodigde besluijten zullen kennen werden genomen en vastgestelt, zullende nogtans door den Secretaris inmiddels in gereetheijd gebragt werden alle de ingekomene en afgegane ordres en andere papieren, relatie hebbende tot het bestier van dat comptoir.
Ter welker tijt insgelijx door den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, ter vergaderinge gepresenteert wierden de eijsschen der benodigtheeden voor Rio de la Goa naar herwaarts gesonden, dewelke bij hem en den schipper Jan Verschouw overwogen en na beste kennisse gecalculeert geworden zijnde, zoo versogt hij dienvolgens daaromtrent de nodige dispositie; welken aangaande gebesoigneert weesende, mede verstaan is dat om vooren geallegueerde redenen de dispositie daar omtrent mede voor eenigen tijt zal werden uijtgestelt, dog dat tot uijtwinninge van tijt de benodigde en gevorderde gereetschappen inmiddels in gereetheijd zullen werden gebragt.13
Zoo als meede is geaccordeert geworden het versoek door den ondercoopman van ‘t schip Patmos , Gerrit du Goudia Bois, bij ‘t volgende request gedaan:14
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Mauri[t]s Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders den E.E. Heeren Politicque Raden.
‘Geeft met onderdanig respect te kennen, Gerrit du Goudia Bois, ondercoopman bescheijden op ‘t schip Padmos , dat hij supplt. genegen zijnde een vrije inlandsche vrouw, genaamt Roselijn van Java, tot behulp van zijn swangere vrouw en drie kindertjes, van hier naar Batavia meede te nemen, dog alsoo het selve zonder Zijn Wel Edelens Gestrengens en der E.E. Heeren Raden consent niet vermag geschieden, zoo keert den supplt. zig tot deselve, ootmoedig versoekende dat hem zulx mag werden toegestaan.’
‘’t Welk doende &ra.’
Laastelijk door den Edelen Heer Gouverneur in overweeginge gegeven zijnde of d’ ten eenemaal onbequame en verrotte affuijten hier ten Casteele berustende, niet behoorden te werden gesloopt, tot brandhout verbruijkt en het daarvan komende ijser werk aan den baas smit ter handen gestelt, Zoo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan dat met deselve die van ‘t minste nut niet meer zoude kunnen zijn, op de voorgestelde wijse onder behoorlijke verklaringe van gecommitteerdens zal werden gehandelt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.15
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 43-54.¶
Dingsdagh {17230803} 3 Augustij 1723, voormiddags.
Alle present.
De schippers der aanweesende schepen Hoedekenskerk , ‘t Hof niet altijt Somer en Schoteroog ter vergaderinge op de afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat geduurende haar aanweesen ter deeser plaatse t’ harer genoegen waren voorsien geworden van deugdelijke groentens, versch vleesch en brood, mitsgaders de verdere benoodigtheeden, door welk zij lieden berijts zoo verre gevordert waren, dat bij bequaam en handsaam weder ‘t fregatje Schoteroog op morgen, Hoedekenskerk op aanstaande Saturdagh, en ‘t Hof niet altijt Zomer op Maandagh daaraanvolgende gemonstert en van hier gedepescheert zoude kunnen werden, Zoo is daaromme dan ook vast gestelt en besloten dat de gem. kielen ten voorsz dage des mogelijk, van hier zullen werden gedepescheert, alhoewel nogtans alle mogelijke vlijd zal werden aangewend om den laastgen. bodem tegelijk met Hoedekenskerk op Saturdag aanstaande te doen vertrecken, ten welken eijnde aanstonts zullen werden gecommitteert de schippers Nicolaas Rabodes en Adriaan Buth, omme te visiteeren of de 955 spaken, 2 heele leggers schoven en 3 halve dos. als nog zoo gepresumeerd werd, onder de ladinge en dranken van voorm. ‘t Hof niet altijt Zomer voor dit Gouvernement bij restant gestuuwt zonder schaade of krenking van dien zoude kunnen geligt werden ofte niet, in welk laaste geval deselve daarinne gelaten, en daar van schultpligtig kennisse zal werden gegeven aan de Hoge Indische Regeeringe.
Vervolgens in consideratie genomen zijnde de aannaderinge der tijt tot de ordinaris verpagtinge van ‘s Comps. gemeene middelen alhier, Zoo is dien volgens meede beslooten dat de voorm. verpagtinge zal werden verrigt op zoodanige selfde conditien als in den voorledene jaare is gedaan geworden, en dat dienvolgens de pagt over Stellenbosch en Drakensteijn alhier aan de Caab meede zal werden opgeveijld, van welk een en ander bij tijts de vereijschte notificatien bij affixie van billietten aan een ider deeser ingesetenen zal werden gedaan.
Soo als meede op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur is vast gestelt dat de opgeviste 82 staven silver van de Soetigheijd met ‘n fregatje Schoteroog naar Batavia zullen werden afgesonden.
Waar naar gelesen is geworden ‘t request door den geweesene coster aan Drakensteijn , Pieter de la Buscagne, in volgende bewoordinge overgegeven:16
Aan den Wel Edelen en Hoog Wel Gebooren Heer M. Pasques de Chavonnes - - - Presidient[sic]van den Aghbare Politicque Raat, als ook aan de overigen lieden van dien.
‘Wel Edele Hoogh Welgeboren E.E. Aghbaare Heeren,’
‘Geeft met de aller diepste eerbiet a[a]n Uwel Eedele Agtb. Pieter de la Busscagne te kennen dat hij voor heene een re[e]x, en na het aanlanden van zijn vrouw en drie kinderen, bij na ses jaaren van het eene op het andere en van het eene tot den anderen op de aller armbermstelijke wijse op een anders genade en ongenade, zonder het minste eijgendom heeft moeten om swerven.’
‘Uwel Edele Aghbaaren op het aller ootmoedighst hierom te voet vallende, smeekt de supipliant[sic]dat Uwel Edele Aghbaaren aan hem een stukije huijs en theuijn lant,17 leggende tusschen de plaas van Jeremiesas Roux18 en onse kerk, en met voorkennisse van Zijn Edele den 25 April deses jaars door de landmeeter Cocc[h]ius gemeeten,19 groot tw[e]e morgen vijf roeden en ses voeten, gelieven en vrijen eijgendom te vergunnen.’
‘Het welk doende enz. enz. enz. enz.’
Over welkers inhoude geraadpleegt en daarnevens geconsidereert zijnde, aan de eene zeijde de behoeftigheijd en lastige familie van den supplt., zonder dat denselven tot nog toe eenige eijgendom of lijfberging voor deselve heeft kunnen magtig werden, en aan de andere kant dat het versogte stukje huijs en thuijn erf van geringe groote tot 2 morgen, 6 roeden en 5 voeten in desselfs geheele uijtstreckinge is, en daaromme ook geensints als een plaatse of hofsteede behoorde en kan aangemerkt werden, daaromme ook goed gevonden en geresolveerd aan denselven het voorsz versogte stukje huijs en thuijn erf uijt consideratien als hier boven is gesegt, in eijgendom zal werden verleent, zoo als verleend werd bij deesen, ten welken eijnde de behoorlijke erfbrief zal werden opgemaakt en afgegeven.
Vervolgens meede ter lectuure gebragt zijnde de twee volgende requesten:20
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met alle eerbiedigheijd te kenne Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. zeer nedrige dienaresse, Sara Bruijnvis, wed. Vlotman, hoe zij supplte. met voorkennisse van Uwel Edele Gestr. door den landmeeter heeft laten meeten sekere twee stux huijs erven, gelegen in deze Tafelvalleij in ‘t blok O.O., en aldaar no. 3 en 4, groot 41 quadraat roeden en 36 do. voeten, als blijkt bij het annexe kaartje daar af geformeert,21 ende ten aansien de supplte. genegen is omme gemt. erven ten eersten te betimmeren, zoo neemt zij de vrijheijd van zigh in alle onderdanigheijd te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., met ootmoedige beede dat het derselver goetheijd geliefte mogte zijn gedagte erven aan de suppliante in eijgendom te verleenen.’
‘(Onderstont) ‘t Welke doende &ra.’
Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft reverentelijk te kenne Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdanige dienaar, Jacobus Hendriksz., hoe hij supplt. met voorkennisse van Uwe Wel Edele Gestrenge heeft laten meeten seker stuk huijs erf, gelegen in deese Tafelvalleij in ‘t blok O.O., en aldaar no. 10, groot 19 quadraat roeden en 84 gelijke voeten, en voorts belend als bij ‘t annexe caartje daar af geformeert, werd aangewesen,22 ende ten aansien den supplt. voornemens is omme gem. erf met den eersten te betimmeren, zoo neemt hij de libertijt van zig met alle submissie te keeren tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb., met ootmoedig versoek dat het van derselver goedheijd mogte zijn gesegde erf aan den supplt. in eijgendom te vergunnen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Soo is naar gehoudene raadpleginge meede goedgevonden en verstaan dat de huijs erven bij deselve genoemd, aan de voorm. supplten. in eijgendom zullen werden gegeven, zoo als gegeven werden bij desen, mits gehouden blijvende deselve zonder uijtstel te bebouwen.
Laastelijk is meede verstaan dat de stuurlieden Johannes Pool en Jurriaan van Beek zullen werden gecommitteert omme met en benevens den schipper en equipagiemeester, Cornelijs Valk, bij continuatie in zee en langs de stranden op te vissen en ondersoek te doen na ‘s Comps. als nog vermiste geld kisten en andere goederen uijt de gestrande scheepen, zullende gehouden blijven van hare gedoente en ondervindinge maandelijks over te geven behoorlijk rapport in geschrifte.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.23
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 55-76.¶
Dingsdagh den {17230824} 24 Augustus 1723, voormiddags.
Alle present.
Door den Edelen Heer Gouverneur in Rade voorgestelt zijnde of ‘t niet van nut en dienstigheijd zoude zijn dat in ‘t vigeerend scheepsplaccaat wierd geinsereerd tot een permanente ordre voor alle de aankomende scheepsopperhoofden, dat bij mistig weeder een schip van buijten aankomende, de wil na de rheede hebbende en komende te schieten, in sulken geval het buijtenwaartst of noorwestelijkst hier ter rheede leggende schip gehouden zal zijn denselven met een schoot telkens te beantwoorden, gelijk meede een schip bij avond buijten werdende gesien herwaarts aannaderende en de wil na deese rheede hebbende, in sulken gevalle alle de hier vertoevende scheepen twee vuuren gehouden zullen zijn agter op te setten; Zoo is, diesaangaande gebesoigneert zijnde, goedgevonden en geresolveerd dat de voorsz ordres, als streckende ten dienste en meeste wel weesen van ‘s Comps. bodems, wel in gevolge het voorgestelde bij ‘t scheepsplaccaat zullen werden gevoegt, maar geconsidereert de groote van dien, Zoo is meede dienstig geoordeelt den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, benevens den ondercoopman, Adriaan van Kervel, bij deesen te committeeren tot hersieninge niet alleen van ‘t voorm. placcaat, maar ook om uijt het selve af te sonderen alle de ordres, zoo voor de schippers, boekhouders, opper en onderstuurlieden, als opperchirurgijns in ‘t selve vervat, ten eijnde dus van de andere mindere officieren en gemeene afgesondert weesende, in twee leden verdeelt en met meerder commoditeijt afgeschreeven en g’affigeert te kunnen werden.
Soo als mede op de voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur verstaan is dat aan den schipper van den aanweesende hoeker d’ Zeepost voorthaan bij desselfs aanweesen alhier volgens ordre maandelijx zal werden verstrekt zoodanige costgelden als bevoorens aan den schipper van den hoeker de Caab , insgelijx voor Rio de la Goa gedestineert geweest, is afgegeven geworden, en dat de vijf Spaanse realen door den voorm. schipper gegeven geworden aan die geene die ‘t land van deesen uijthoek eerst heeft gesien en ontdekt, geleden en gevalideert zal mogen werden in minderinge der verversch gelden aan hem in ‘t Patria ter handen gestelt.
Daar naar getreeden zijnde tot de lectuure van ‘t requeste door den burger Johannes Coetsee24 in volgende bewoordinge overgegeven:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met diepe reverentie te kenne Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. pligt schuldigen dienaar, Johannes Coetzee, hoe hij suppliant met toestemming van Uw Wel Edele Gestr. heeft laten meeten seker stuk huijs erf, gelegen in dese Tafelvalleij in ‘t blok O.O., en aldaar no. 6, ter groote van 28 quadraat roeden en 96 gelijke voeten, voorts in zijn figuur als bij ‘t g’annexeerde caartje daar af geformeert, werd aangetoont,25 ende ten aansien den supplt. geinclineert is omme het voorsz erf met den eersten te bebouwen, zoo neemt hij de vrijheijd zig te keren tot Uw Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. met nedrig versoek dat ‘t van derselver goedheijd mogte zijn gem. erf aan den supplt. in eijgendom te verleenen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan aan den voorsz versoeker bij deesen in eijgendom te accordeeren het versogte stuk huijs erf, gelegen in deese Tafelvalleij in ‘t blok O.O, en aldaar no. 6, ter groote van 28 quadraat roeden en 96 do. voeten, van ‘t welke dienvolgens de vereijschte erfgrond brief ter secretarije opgemaakt en vervolgens afgegeven zal werden.
Vervolgens is meede in overweeging genomen ‘t request door commissarissen van huwelijxe saken in volgende termen gepresenteert:26
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geven met verschuldigde eerbiedigheijd te kennen commissarissen van huwelijkse saken alhier aan Cabo de Goede Hoop, hoe zij lieden volgens verleende schriftelijke authorisatie van Uwel Edele Gestrenge in hare vergaderinge van den 31 Julij jongstleeden op hare instantig versoek naar behoorlijke examinatie aan den soldaat Frans Haarhof27 van Ham en de landbouweresse Maria Catharina le Febre28 hebben verleend gehad authorisatie of permissie ter afkondinge van drie ordinaire Sondagse proclamatien, ten eijnde deselve onverhindert gedaan geworden zijnde, haar voorgenomene huwelijk te kunnen solemniseeren en voltrecken, in die verwagtinge dat zulx ook in dier weijse zoude zijn op gevolgt geworden, gelijk ook de drie Sondagse proclamatien alhier aan Cabo de Goede Hoop zonder eenig empeschement of tegenspraak van imand naar behooren zijn voortgang en afroepinge hebben gehad; dog dat zij lieden met seer veele bevreemdinge door den secretaris van haar gem. collegie, den adsistent Rijk Tulbagh, op den 17en deeser loopende maand was ter kennisse gekomen hoe door den Eerw. predicant, Petrus van Aken, bij desselfs aanschrijvens van den 15 daarbevorens niet aan de supplten., zoo als het hadde behoord, maar eeniglijk aan den voorm. Tulbagh gerigt, in copia authenticq hier besijden gevoegt,29 was genotificeert en aangeschreeven geworden hoe de voorm. huwelijx geboden op den 4en deeser maand Augustus, en zoo naar ‘t afkondigen van ‘t eerste gebod, aldaar door sekere Catharina Hofman30 geschut geworden zijnde, den voorm. Eerw. predicant Van Aken eijgener authoriteijt hadde kunnen goedvinden de verdere afkondinge der huwelijxe geboden van de bovengem. persoonen te doen opschorssen en te laten ophouden, eeniglijk op ‘t los en ongeverifieert voorgeven van voorsz Catharina Hofman, als of zij self aan meergen. Frans Haarhof van Ham ten huwelijk verlooft was, maar bovens dien tegens alle billikheijd de supplten. van dat geval zoo groote tusschentijt als van den 4en tot den 15en deeser lopende maand in volkomene onweetentheijd te latten31 sitten, welk een en ander gedoente niet alleen volslagen buijten desselfs berijk behoord geconsidereert te werden, maar ook bovens dien bevonden werd directelijk aan te loopen tegens de instructie bij Generaal en Raden van India geconcipieert, en door Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. tot der supplten. rigtsnoer harer gedoente afgegeven, dicteerende:’
‘Ende bij zoo verre commissarissen geene wettige impedimenten en vinden, zoo zullen de comparanten hunne gebooden geaccordeert worden, omme gecondigt te werden daar het behoord, te weten, voor de Nederlanderen in de Nederlandse, ende voor de andere natien boven dien in de Maleijtsche ofte Portugeese kerke, ten eijnde zoo ijmand eenige wettige redenen mogte hebben waaromme deselve persoonen niet behoorden of vermogten met den anderen in den egten staad te versamelen, dat zij ‘t selve commissarissen mogen aanbrengen eer het houwelijk gesolemniseert word, ende zal ‘t telken reijse bij de voorsz proclamatien gevoegt worden dat het is het eerste, tweede of derde gebod.’
‘Uijt het welke dan zonne klaar consteert dat het voorm. gedoente van voorn. predicant Van Aken niet alleen te weege gebragt heeft merkelijke confusien en nadeel ten reguarde van meergen. Frans Haarhof van Ham en Maria Catharina le Febre, maar ook ten eenemaal derogeerende en te niet doende het goed regt der supplten., hun volgens voorengeciteerde instructie onweedersprekelijk competeerde, door ‘t welke zij lieden als buijten staat gestelt werden haar aanbevoolen ampt naar behooren en buijten disordres te kunnen exerceeren. Tot stuijtinge van ‘t welke de supplten. zig genoodsaakt hebben gevonden zig te adresseeren aan Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb., met eerbiedig versoek dat zijlieden door Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. autoriteijt bij haarlieder regt mogen werden gemaintineert, en diergelijke attentaten en disordres in ‘t toekomende voorgekomen, met ordre en aanschrijving aan den meergem. Eerw. predicant Petrus van Aken en alle andere die zulx zoude mogen aangaan, zig voorthaan te onthouden op voorgeven van andere de geboden door commissarissen van huwelijx zaken geordonneert, niet meer op te schorssen en te doen stille staan, maar veel liever den aanklager met zijne pretentien daar omtrent ten jugemente van commissarissen aan deselve ten spoedigste te renvoijeeren, ofte wel bij missive van ‘t gedane versoek tot schorssinge van huwelijx geboden aan der supplten. collegie, en niet aan derselver secretaris, t’ harer narigtinge op ‘t spoedigst kennisse te geven, en zulx tot kosten en lasten die het versoek tot schorssinge zal hebben gedaan, mitsgaders dat de supplten. goedgunstiglijk met Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. hoog wijs advijs mogen werden gesterkt of zijlieden als nog gequalificeert mogte zijn ofte niet tot het jugement over de deugd of ondeugdelijkheijd der stuijtinge van voorn. huwelijx geboden, in aanmerkinge de gem. opschorssinge der huwelijxe proclamatien bereijts zoo langen tijt heeft stand gegreepen, en haarlieden instructie hun wel aanbeveeld te oordeelen over de gegrondheijd van de versoeken die tot diergelijke eijnden aan haarlieden mogte werden gedaan, maar ook daarnevens gelast dat de voorm. schorssinge verrigt zijnde, zoo als in cas subject, dat zoo wanneer over trouwbeloften, beslapinge of diergelijke zaken questie zal weesen, en zullen gem. commissarissen daar van nogte geene andere als hier voren gemelt, kennisse nemen, maar deselve renvoijeeren den E. geregte, ten eijnde het selve bekomen hebbende, zig aan den inhoude van dien schuldpligtig te kunnen gedragen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Lager) Uijt name en last van commissarissen van huwelijx zaken. (Was getekent) R. Tulbagh, secretaris.’
Ende daaromme ook goedgevonden en geresolveerd dat aan den predicant van Drakensteijn , Petrus van Aken, zal werden geordonneert en aangeschreeven voorthaan zig tot voorkominge van verwarringe te onthouden van te doen stille staan de verleende huwelijx geboden, maar ter contrarie die geene die vermeijnd tot stuijtinge van dien bevoegt te zijn, en dus ten dien eijnde versoek komt te doen, ten spoedigste aan commissarissen van huwelijxe zaken alhier naar stijl te renvoijeeren, ofte ook wel van diergelijke gedane versoeken ten spoedigste bij missive aan commissarissen voornt., en niet aan derselver secretaris gerigt, ten costen van den versoeker kennisse te geven, ten eijnde dus parthijen gehoort, daarop naar luijd van haar lieder instructie gedisponeerd te kunnen werden, maar gelijk zulx in die geval g’omitteert en naargelaten is geworden, zoo zal meede den voorm. predicant Van Aken werden gelast dat denselven tot redres van dat abuijs de verleende huwelijx geboden van Frans Haarhof van Ham en Maria Catharina le Febre onvermindert ‘t regt van een derde wederom zijn voortgang zal doen nemen, immers tot tijd en wijle nader bij commissarissen van huwelijxe saken diesaangaande zal wesen gedisponeert.32
Laastelijk is door den Edelen Heer Gouverneur in Rade verthoont de slegte gesteldheijd van ‘s Comps waterbacken, staande omtrent het zeehooft, daar nevens in bedenking gevende of deselve niet behoorden te werden vernieuwt, alhoewel Zijn Edele daarbij voegde dat daaromtrent zig dificulteijten op deeden, principalijk ten reguarde der standplaats van dien, gemerkt daaromtrent niet seekers konde werden gestelt voor ende aleer de geconcipieerde fortificatie werken behoorlijk afgebakent en geleijd zoude zijn; welken aangaande meede gedelibereert, en daarnevens oculaire inspectie van de voorm. waterbakken genomen zijnde, Zoo is om de geallegueerde redenen best gedagt deselve zoo veel doenelijk te doen repareeren en in stand houden tot tijt en wijle van over derselver stand plaats met meerder sekerheijd zal kunnen werden gedisponeert.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.33
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 77-82.¶
Dingsdagh den {17230831} laasten Augustus 1723, voormiddags.
Alle present.
Op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur heden in Rade gedaan, is goedgevonden en geresolveerd dat de 82 staven silver op den 17en deeser lopende maand door gecommitteerdens van ‘t verongelukte schip d’ Soetigheijd opgevist, met het aanweesend schip Strijkebolle onder behoorlijk cognossement naar Batavia voort zullen werden gesonden.
Waar naar in vergaderinge verscheenen is den schipper van ‘t schip Strijkebolle , Jan Blommendaal, dewelke op de gedane afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat geduurende zijn aanweesen alhier ten volle contentemente hadde genoten deugtsame ververssingen van groentens, versch vleesch en brood, mitsgrs. andere gevorderde en onvermijdelijke benoodigtheeden tot herstellinge der gebreeken van Zijne onderhebbende bodem, door welk een en ander bereijts zoo verre gevordert was, dat vermeijnde om in staat te Zijn omme bij handsaam weeder op Maandag den 6en der aanstaande maand September te kunnen werden gemonstert, en met gerustheijd de rheijse naar Batavia te ondernemen, alleeniglijk daar bij voegende dat gelijk desselfs bodem omtrent de potspijse van erweten als een kersschip uijtgerust zijnde, nogtans niet eerder als onder de besendinge der paasscheepen hadde kunnen vertrecken, ende dienvolgens ook minder gort als de paasscheepen gewoon zijn, in gekreegen, daar ter contrarie een gedeelte der resteerende erweeten door lankheijd des tijts bedorven en onbruijkbaar geworden waren, waaromme denselven zig onvermeijdelijk verpligt vond ten wel weesen van ‘s Comps. bodem tot eenige augmentatie van potspijse een last rijst te versoeken; Zoo is, diesaangaande gebesoigneert zijnde, goedgevonden en geresolveerd dat dien bodem ten voorgestelden dage bij toelatinge van weer en wind zal werden gemonstert en naar Batavie voortgesonden, zullende alvoorens aan de kiel tot voorkominge van gebrek der potspijse op de rheijse werden verstrekt een last rijst, dog sal ook daarnevens aanstonts werden gecommitteert den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens den meede schipper Adriaan Buth, tot een nauwkeurige visitatie van de erweten in die bodem berustende, ten eijnde dus te ontwaaren welke en hoe veel van dien bedorven en onbequaam mogte zijn.
Laastelijk is men dan overgegaan tot het doen van de jaarlijxe publicque verpagtinge van ‘s Comps. gemeene middelen alhier, dewelke naar voorgaande clocke geslag en uijtroepinge van den bode op de voorjaarige pagtconditien opgeveijlt zijnde, aangestaan en ingemeijnd zijn geworden bij de volgende personen ten zodanigen preijse als hier onder staat uijtgedrukt:34
Moutbier | ||
Rudolph Fredrik Steenbok | ƒ2000 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Claas van Donselaar[^35] | ƒ4000 | |
2 do. Zacharias Bek | ƒ3000 | |
3 do. Melt van der Spuij | ƒ2700 | |
4 do. Martinus van Leijpsig | ƒ2525 | |
ƒ12225 | ||
Vaderlandse bieren en wijnen | ||
Jacob van Bochem | ƒ2200 | |
Caabse coele wijnen | ||
Eerste quart, Claas van Donselaar | ƒ7000 | |
2 do. Zacharias Bek | ƒ6500 | |
3 do. Melt van der Spuij | ƒ5600 | |
4 do. Isaacq Esser | ƒ5000 | |
ƒ24100 | ||
Caabse wijnen &a. aan 't Rondebosje | ||
Zacharias Bek | ƒ1250 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Hans Conterman | ƒ1600 | |
Zul[k]s de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ43375 |
Moutbier | ||
Rudolph Fredrik Steenbok | ƒ2000 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Claas van Donselaar[^36] | ƒ4000 | |
2 do. Zacharias Bek | ƒ3000 | |
3 do. Melt van der Spuij | ƒ2700 | |
4 do. Martinus van Leijpsig | ƒ2525 | |
ƒ12225 | ||
Vaderlandse bieren en wijnen | ||
Jacob van Bochem | ƒ2200 | |
Caabse coele wijnen | ||
Eerste quart, Claas van Donselaar | ƒ7000 | |
2 do. Zacharias Bek | ƒ6500 | |
3 do. Melt van der Spuij | ƒ5600 | |
4 do. Isaacq Esser | ƒ5000 | |
ƒ24100 | ||
Caabse wijnen &a. aan 't Rondebosje | ||
Zacharias Bek | ƒ1250 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Hans Conterman | ƒ1600 | |
Zul[k]s de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ43375 |
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.37
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 83-107.¶
Dingsdagh {17230907} 7 September 1723, voormiddags.
Alle present.
Door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge ingegeven zijnde de schriftelijke consideratie van den baas thuijnier, Andries Schutte,38 hoedanig, op welke tijden en met welke gewasschen zoude konnen en behooren te werden onderstaan omme de zee duijnen en de gronden daar omtrent, ingevolge het g’eerd aanschrijven van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en van den 2en Maart39 jongstleeden tot voorkominge van ‘t verstuijven van ‘t sand door ‘t welke deese bhaij zoude werden opgedroogt, te beplanten, luijdende het gem. schriftuur als volgt:40
‘Den ontwerp ende beschrijvinge van het beplanten der duijne, vlaktens ende sandbergen.’
‘Soo heeft men dien aangaande deur naauwkeurig ondersoek befonden van wat fondament ofte grond deselfde bestaande, ende gevolglijk daar over te konnen oordeelen, wat voor soorte van gewassen eijgentlijk en best tot het beplanten van dien goed zoude zijn, zoo heeft men volgens bevonden dat deselfde bestaande ten deele in eenige groote ende hooge sandbergen, omtrent ende naar praesumbti wel 80 ende meer voeten hoog zijnde, dewelke van de sterke winden te saemen gedreeven werden, gelijk in Europa bij winter tijden de stoff sneeuw plagh te doen, ende ten deele van eenige klip[p]en kalkagtige vlacktens, dewelke sonder de geringste aarde, maar van klaere klippen ende steene bestaande, hier op zoude dan eenige plantagie op voor te nemen zijn, omme met der tijt te beletten van die daar uijt voortspruijtende ongemacken, ende dus doende te beweeren dat van de schrickelijke ende groote sandbergen, de sterke winden nooijt meer af ofte toe te brengen vermogten, ende op selfde een zoodanige plantagie in ‘t werk te stellen, ofte zij van het beginsel ende bij schepping des werelts geweest zoude zijn, maer aangesien dat het scheijnt van geen menschen werk te zijn, omme op zoodanigen grond eenige plantsoen op voort te konnen brengen, van wat voor soorte deselfde ook zoude mogen bestaen, want onderstelt zijnde dat het fondament van dien, als boven gesegt is, van niet anders als klippen ende sandt bestaet, ‘t welke sand altijt van de winden van een plaas ter aenderen gedreeven werden, ende van ligtelijk presummatie ken zijn, hoe verr een zoodanige plantsoen zoude konnen avanceeren, daar en boven ende gelijk als het van ouder tijts met alderhande soorteeringe41 vaen42 boom gewassen ende voort kruijpende do. is begroeijet43 geweest, deur dien dat het geene niet alleen maer boven op de vlackte vaen de aerde is afgekapt worden, neen maer daar en boven de agter blijvende kleijne ende groote worttel en de stompen op het diepste meede uijtgeroeijt zijn, ende deur een zoodanig werk, let wel, de goede en vrugtbare aerde los ende gangbaar gemaakt, omme dies te bequamer ende beter van de sterke winden wegh gevoert te konnen werden, tot op de klaare klippen, gelijk als tegenwoordig nogh blijk ende waarschijnlijk genoegen is, want genoeg bekent is dat de bovenste aerde overmits zij van de son, lugt ende regen deurgestraelt worden, vrij wat bequamer om eenige groente voort te konnen brengen, als die daaronder eenige voeten diep leggende, ende vaen klaar klippen en steene bestaende, daer onmogelijk eenige planten in fast staet te krijgen, aangaande dan de sandbergen, dewelke vaen beneeden tot boven vaen niet anders als van klaer sand bestaet, en niets ter wereld vaen eenige groente vaen natuur ken voortbrengen, ende bevonden in het overgaen van dien bij nae elck treede een voet diep in gesackt, vermets het hoog ende droog zijnde, ende vaen geen de kleijnste voghten ken geholpen werden, als het geene daar ons den hemel mede gelieft te begunstigen, onderstelt zijnde dat het sand los ende roll is, en zoo lange niet stil ken blijven leggen, vermets het met de klijnste zuijdoosten zoo wel als noordwesten winden gedreeven werden tot dat het een vaste voet zoude konnen gemaeken, neen maer niet anders (gelijk vaen vooren gemeldet)44 de stof sne[e]uw bij winter tyt in Europa plagh te doen, waeruijt ligtelijk te praesummeeren dat op zoodanige tireng geen plantsoen op voort staat te brengen, maer in tegendeel verwagtende dat alle die daeraen gedistineerde moeijte ende werken, waar vaen niets beters als de proeve vaen dien het vonnis zal komen uijtewijsen, waermeede in ‘t jaar 1724 in de maanden van April, Maij en Junij, naest Goddelijke hulpe ende bij stant, een begin meede te maken, de welke de principa[a]lste tijt zijnde omme het beplanten van dien voor te nemen, fast voorstellende in dien het niet in de selfde maanden geschiet, dat al het werk naer dien tijt daaraan gedaen, te vergeefs ende voor niet zal zijn, omme reeden dat het geene in de maanden vaen Julij, Augustus ofte nog later daeraan bewerkt zoude worden, dat het selfde faen die in de maanden September, October etc. dagelijks verwagtende en aankomende zuijd Oost winde en droogte gheen bequaam weeder ende tijt krijgt omme wortel vast te konnen werden, ende voorsekerlijk verdroogen ende verdorren moeten, ‘t geen dat buijten dien ende nog zoo wel op zijn tijt gedaan werd, eer daeraf staat te verwagte[n], als een goed succes van dien te sien, waant45 hier een geheel ander clima[a]tt als dat vaen Europa , waaraf de geene het niet bekend is, voorseker eerst zal moeten leeren, ende niemand beeter als de geene die hem daarin heeft geoeffent ende self ondervonden, best zoude konnen oordeelen, Omme dan weer tot het voornemen tot het beplanten vaen dien te komen, zal eenige ende de principa[a]lste soort hierbij specificeeren, ende zoo wel vaen voort kruijpende als vaen heesters en struwelagttige gewasse als daar zijn van defuccus terrestris, ficoides seu ficus Hottentottorum vulgodiverse soorte vaen ‘s gelijken deerijngium Afric. frutessens’s, als meede vaen alle de soorte vaenrhus, Afric. trifoliatum, folio subrotundo, waeraf verscheijden soorte hier zeijnde, als meede van decerasus Afric. endeleonorus, seu cardiacca, sideritides folio, flore phaeniceo villosoende eenige soorte vaencarduus van spartiumende eenige soortede plantis bulbosarum Afric.46 Dat zouden de principa[a]lste soorten zijn, die nog voor alle andere soorten op zoodanigen grond best zouden voort komen, indien het sand maar zoo lange stil wilde leggen dat de wortel van die daarop geplante gewasse niet blood raekt, ende gevolglijk zouden moeten verdorren ende verdroogen, ende niettegenstaande dat geen een van de selfde soorte vaen naebij ofte omtrent dier plaatse staan, maer meer als een twee uur verr moeten bij een gebragt werden, ende waarlijk in de maanden April, Meij en Junij, ende de dagen ten deelen op haer kortste zijn, met 200 slaven, als meede die daer toe gedistineerde waagen omme deselfde te konnen aenrijen, geen groote plaas te aghter brengen staet, ende daar voor naementlijk in de selfde maanden met sterker hand moet gewerkt worden omme die van in de maanden September, October komende paasscheepen met ververssing te bedienen, het welke dan mogelijk niet zoude konnen geschieden.’
‘(Was getekent) Andr. Schutte, mpp., p.t. thuijn mann. (In margine) Caap, d’ 6e September ao. 1723.’
Soo is, diesaangaande met aandagt gedelibereert en daer nevens aangemerkt weesende dat uijt den inhoude van dien komt te blijken dat het bequaame saijsoen tot de aanplantinge der gem. gewassen reets verstreeken zijnde, dienvolgens ook de onderneminge van dien desen jaare ten eenemaal vrugteloos zoude moeten uijtvallen, dienvolgens goed gevonden en beslooten de preuve dier ondernemige tot in den aanstaande jaare of toekomende reegen tijt uijt te stellen, en dus te menageeren de onnutte arbeijd van ‘s Comps. slaven, die soo hoog noodig in menigvuldige beesigheeden van dit Gouvernement elders werden gerequireert, sullende van ‘t selve bij eerste bequame gelegentheijd neffens oversending van gem. schriftuur eerbiediglijk kennisse gegeven werden aan onse Heeren en Meesteren.
Vervolgens is door den Edelen Heer Gouverneur in Rade voorgestelt hoedanig behoorde gehandelt te werden met den adsistend Jan van de Capelle,47 op Rio de la Goa dienst gedaen hebbende als tweede, dog jongst van daer met het fregatje Schoteroog buijten emploij herwaarts opgesonden,48 en of den selven alhier niet in zijne qualiteijt van adsistend zoude kunnen en behooren te werden herstelt en geemploijeert; Zoo is, diesaangaande gebesoigneert en naar lectuure van desselfs schriftelijke verantwoordinge49 gereflecteert zijnde dat het voorgewende misdoen principalijk scheijnd voort te komen uijt particuliere disputen en oneenigheeden met het opperhooft aldaer, Jean Michel, en dat de voorgewende vlugtinge uijt ‘s Comps. sterkte ter dier plaatse niet eerder door hem is gedaen en verrigt geworden, als na dat de seerovers ‘t selve bereijts eenige uuren hadde in genomen gehad en dus van alles meester waren, en dat ër bij gevolge geen apparentie meer overscheen om eenige van ‘s Comps. goederen te redden, maar dat haer baldadig en rukeloos gedrag met drijgen en daden van schieten als andersints veel eer vereijschte zijn leven door de vlugt in veijligheijd te stellen, daaromme ook goed gevonden en beslooten dat denselven Capelle ons voorkomende als een redelijk en bequaam subject, bijsonderlijk omtrent de zaken van Rio de la Goa , als daar ter plaatse seedert de stabileering van dat comptoir tot nu toe geweest zijnde, ten deesen Gouvernemente zal aangehouden werden als adsistent met ƒ20:- per maand, weder huijdigen datum aanvank nemende, omme bij voorkomende gelegentheijd op eene der comptoiren alhier in diervoegen gebruijkt te werden, tot tijt en wijle zal overwogen weesen of denselven op Rio de la Goa wederom zal dienen te werden geemploijeert ofte niet.
Daar naer is men overgegaan tot de lectuure van ‘t request door de vier Caabse wijnpagters in volgende bewoordinge overgegeven.50
Aan den Wel Edelen Gestr. Heeren Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoonen met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nedrige dienaren Isaacq Esser, Melt van der Spuij, Zacharias Bek en Claas van Donselaar, hoe zij supplten. op ulto. der afgeweekene maand Augustus ider voor een vierde part aanneemers gebleeven zijnde van de pagt der Caabse coele wijnen, wel genegen zouden zijn elk een bij tapper te stellen, dierhalven nemen zij de vrijheijd Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. op het onderdanigst te versoeken dat haar zulx gunstelijk mag werden gepermitteert.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Waar omtrent in aanmerkinge gekomen is dat niet alleen het gedane versoek direct tegens de pagtconditien komt aan te lopen, maar dat men ook niet duijsterlijk bij de laaste publicque verpagtinge der wijnen heeft kunnen bemerken dat de voorm. wijnpagters zig versekert houdende dat zoodanige menschen als gewoon zijn tot den bij tap gebruijkt te werden, niet zoude durven ondernemen eenig bot op ‘s Comps. wijnpagten te bieden, ten eijnde daar door niet te verliesen het patrosinium en de gunst van de gem. pagters, omme gelijk bevoorens als hare bijpagters wederom g’emploijeert te werden, waar door deselve niet alleen rijkelijk bestaan, maar ook dikwils zoo veel gelde daar meede komen te winnen als den pagter selve, door welke ingebondentheijd de oude pagters zig bevrijd vindende van meede dingers na de voorm. pagten, den meester scheijnen te sijn om ‘s Comps. wijn pagt soo hoog of laag aan te staan als het haarlieden goeddunkt, Soo is tot voorkominge van dien en maintien der pagt conditien goedgevonden en besloten ‘t voorsz gedane versoek af te slaan en van de hand te wijsen, in hope dat zulx in ‘t toekomende de voorm. pagten zal doen reijsen, werdende nogtans ten versoeke van den pagter der vaderlandse bieren en wijnen, Jacob van Bochem, bij deesen gepermitteert omme tot bijtapper geduurende zijn pagt te mogen aanstellen en gebruijken den burger Jan Jacob Stokvliet, als over eenkomstig zijnde met de pagt conditien van dien.51
Laastelijk is door den zoldij overdrager, Olof de Wet, ter vergaderinge overgelevert de geslotene boedel reecq. van zodanige goederen als van diversse overleedene ‘s Comps. dienaren geduurende het lopende boekjaar onder de administratie van dencurator adlitesgekomen, ende tot gelde gebragt waren, met eerbiedig versoek dat de selve door ons mogte werden geapprobeert, weshalven deselve nevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weescamer, tot d’ exacte examinatie en visitatie van dien expresselijk gecommitteert, gesien zijnde, geresolveert is deselve bij desen te aggreeeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.52
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 67, pp. 108-111.¶
Woensdagh den {17230908} 8 September 1723, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Is door den Edelen Heer Gouverneur te kennen gegeven hoe Zijn Edele bij ‘t arrivement der scheepen Wolphersdijk en Opperdoes tot zijne merkelijke smerte vernomen hebbende hoe ‘s Comps. uijtkomende schip ‘t Raadhuijs van Vlissingen nog al vrij ver van deesen uijthoek in zee het ongeluk hadde gehad van desselfs roer te verliesen, waar door dien bodem in geen kleijne verlegentheijd en ongerief zal weesen gebragt, te meer bereijts eenige van desselfs manschap dood, diversse van deselve siek en het water vrij aan ‘t minderen was, en de twee voorm. bodems die kiel door storm als andere toevallen hadden verlaten, dierhalven van den dienst der E. Comp. hadde geoordeelt ten spoedigste doenelijk de leeden deeses Raads bij den anderen te convoceeren, omme in overweeginge te kunnen leggen of het niet van noodsakelijkheijd zoude zijn den aanweesenden hoeker d’ Zeepost bij toelatinge van weer en wind aanstonts zee te doen kiesen omme, ware het mogelijk, die kiel te onderscheppen en dus in behouden haven te brengen; welken aangaande met aandagt gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat den voorn. hoeker de Zeepost ten alderspoedigste zal werden in gereetheijd gebragt met genoegsame quantiteijt water en eenige der hier verblevene manschap van ‘t verongelukte schip Schonenberg voorsien, ende als dan den schipper van dien gelast bij de eerste bequame wind zee te kiesen, ende aldaar den tijt van 14en dagen te cruijsen omme, ware het mogelijk, dien verleegene bodem te onderscheppen, met raad en daad, de voorm. meede gegeevene manschap en water te adsisteeren, zonder den selven te verlaten, maar onder Godes genadige bijstand alle mogelijke vlijt aan te wenden denselve behouden in de Zaldanhabaij te geleijden, latende aan ‘t goed overleg van den schipper Adriaan Buth gedefereert hoe verre denselven zal vermijnen in zee te lopen, nogtans met recommandatie om af en aan te houden, ende bijsonderlijk te onderstaan of het voorn. schip in of omtrent de Zaldanhabaij te ontdecken of te vinden zoude zijn, ten dien eijnde althoos met alle mogelijke oplettentheijd doende uijtsien.
Is op de gedane voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur meede verstaan dat den adsistent Jan van de Capelle, bij provisie en tot nader ordre zijn dienst zal presteeren ter zoldij comptoire alhier, geconsidereerd daar jegenwoordig een ordinaris clercqsplaats vacant is.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.53
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
## Footnotes
-
Steeven van der Burg van Den Haag het in 1716 as soldaat na die Kaap gekom. In 1722 het hy ‘n vryburger geword. Hy en Hendrina van Beuningen het drie kinders gehad: Mattheus, Rudolf en Maria. Hy is in 1736 oorlede. (Sien C.229:Requesten, 1722, no. 2; M.O.O.C.8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 107.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 263-264. ↩
-
Volgens die kladnotule het die Raad ook ‘n rapport behandel. (Vgl. C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 187.) Waarskynlik word verwys na ‘n rapport deur Van Kervel en Alders omtrent geldkiste in gestrande skepe. Sien C.341:Attestatiën, 1723-1724, pp. 63-73. ↩
-
Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 707-726, en C.124:Bijlagen, 1723, pp. 437-519. ↩
-
Die nedersetting te Rio de la Goa is op 19 April 1722 deur twee seerowerskepe onder bevel van George Taylor aangeval en bemeester. Na ‘n verblyf van twee maande, het die seerowers teen die einde van Junie weer vertrek. Vgl. Coetzee, C. G.:Die Kompanjie se Besetting van, pp. 247-252, gepubliseer in dieArgief jaarboek vir Suid-Afrikaanse Geskiedenis, 1948, deel II. ↩
-
Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 607-615. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 187. ↩
-
Dit is waarskynlik Mascarenhas , die Portugese naam vir die Mascareniese eilande Bourbon ( Réunion ), Isle-de-France ( Mauritius ) en Rodriquez , g’enoem na die Portugese ontdekkingsreisiger Pedro Mascarenhas. Vgl. De Bruin, Servaas:Geographisch Historisch Woordenboek, deel II, p. 492. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie is deur Rijk Tulbagh geskryf. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 188. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 188. ↩
-
Sien C.341:Attestatiën, 1723-1724, pp. 109-111. ↩
-
Jan Christoffel Steffelaar van Maagdeburg was sedert 1722 ‘n assistent aan die Kaap. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “gesproken”. ↩
-
Twee gedeeltes is hier weggelaat. In die eerste het die Raad besluit om tekortkomende en beskadigde voorrade uit die negosiepakhuis en die skepe Soetelingskerke , Vaderland Getrouw , Magdalena , Castor en Pollux en Nederhoven as verliese af te skryf en ‘n gedeelte daarvan te verkoop. (Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, pp. 273-277; C.291:Memoriën, 1710.1726, pp. 397.399.) In die tweede gedeelte is ‘n aantal bemanningslede op die skip Patmos bevorder. (Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, pp. 277-280; C.230:Requesten, 1723, p. 275.) ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, p. 271. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721.1725, p. 189. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 293-294. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “een stukje huijs en thuijn lant”. ↩
-
Dit is waarskynlik Jeremias Roux. ↩
-
Cochius se kaart van die grond kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, p. 295. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 285-286 en 279-280. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, p. 287. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, p. 281. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C 113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 190. ↩
-
Johannes Coetsee was die seun van Dirk Coetsee en Sara van der Schulp, en is in 1688 gebore. Hy is in 1713 met Anna Elizabeth Paal getroud. Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 305-306. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, p. 307. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 319-327. ↩
-
Hy het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom. In 1721 is hy as plaasarbeider aan Paul Roux verhuur, en in 1723 aan Maria Catharina le Febre. ↩
-
Sy was die dogter van Pierre le Febre en Maria de Grave, en is in 1686 gebore. Voor haar troue met Haarhoff was sy reeds twee keer getroud: met Gabriel le Roux en Jean Roi. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 315-316. ↩
-
Sy was die dogter van Johannes Hofman, ‘n vryburger van Drakenstein , en is in 1707 gebore. ↩
-
In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse Kopie staan “laten”. ↩
-
‘n Gedeelte waarin De la Fontaine besonderhede verstrek omtrent tekortkomende en beskadigde voorrade uit die negosiepakhuis en die skepe Zeepost en Hof niet altijd Zomer , is hier weggelaat. Die Raad het besluit om die grootste gedeelte daarvan as verliese af te skryf, en die res te verkoop. Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, pp. 311-314; C.29l:Memoriën, 1710-1726, pp. 401-402. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 191. ↩
-
Sien ook C.760:Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1717-1743, pp. 171-173. ↩
-
Claas van Donselaar van Wageningen het in 1722 as soldaat na die Kaap gekom. Die volgende jaar het hy ‘n vryburger geword en plaasvoorman by sy niggie, Rijkje van Donselaar, die weduwee van Anthonij Hoesemans, geword. Hy is in 1724 met Judith du Plessis, die weduwee van Jan Oberholster, getroud. (Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 171-173.) ↩
-
Claas van Donselaar van Wageningen het in 1722 as soldaat na die Kaap gekom. Die volgende jaar het hy ‘n vryburger geword en plaasvoorman by sy niggie, Rijkje van Donselaar, die weduwee van Anthonij Hoesemans, geword. Hy is in 1724 met Judith du Plessis, die weduwee van Jan Oberholster, getroud. (Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 171-173.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 192. ↩
-
Andreas Schutte van Sleeswyk het in 1721 as tuinier na die Kaap gekom. Hy is in 1725 met Hester van der Heijden, die weduwee van Isaak Scheepers, getroud. In 1726 het hy ‘n vryburger geword en hom op Stellenbosch gevestig. (Sien M.O.O.C.7/14:Testamenten, 1762-1763, no. 28; M.O.O.C.7/16:Testamenten, 1765-1766, no. 24.) ↩
-
Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 607-615. ↩
-
Sien C.341:Attestatiën, 1723-1724, pp. 237-240. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “sorteringe”. ↩
-
Die skribent het hierdie dokument woordeliks van die oorspronklike oorgeskryf, en oral “vaen” i.p.v. “van” geskryf. In die Haagse Kopie is dit egter verbeter tot “van”. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “begroeijt”. ↩
-
In sowel die oorspronklike rapport as die Haagse Kopie staan ook “gemeldet”. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “want”. ↩
-
Volgens proff. P. G. Jordaan en F. Smuts is die Afrikaanse name van bostaande plante soos volg:Fuccus terrestris, ficoides seu ficus Hottentottorum vulgo: Hotnotsvy (Carpobrotus edulus) of suurvy (Carpobrotus acinaciformis) of albei.Erijngium Afric. frutessenss (frutescens): Afrikaanse struikagtige eryngium, en verwys vermoedelik na die familieCompositaeof die familieUmbelliferae. Rhus, Afric. trifoliatum, folio subrotundo: taaibos of krint (Rhus lucida).Cerassus Afric.: Hotnotskershout (Maurocenia frangularia) of kershout (Pterocelastus tricuspidatus). Leonorus,seu cardiacca, sideritides folio, flore phaeniceo villoso: wilde dagga (leonotis leonurus).Plantis bulbosarum Afric.: Afrikaanse bolplante. ↩
-
Jan van de Capelle was ‘n assistent aan die Kaap, en is in 1722 as sekunde na Rio de la Goa gestuur. ↩
-
Die opperhoof van Rio de la Goa , Jean Michel, het Van de Capelle beskuldig van insubordinasie en dat hy sy pos verlaat het nadat die seerowers die Fort verower het. (Vgl. C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 707-725; C.124:Bijlagen, 1723, pp. 489-519.) ↩
-
Van de Capelle se antwoord op die beskuldiginge kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 331-355. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, p. 379. ↩
-
‘n Gedeelte is hier weggelaat. Daarin het die Raad sy goedkeuring geheg aan die gewone jaarlikse afskrywing van verliese deur die pakhuismeester, dispensier, ekwipasiemeester en keldermeester. Sien C.18:Resolutën, 1723-1724, pp. 340-346; C.230:Requesten, 1723. pp. 363-364, 367, 371 en 375. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 192. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. ↩