C069 v1.20
C. 69, pp. 2-10.¶
Dingsdagh {17231123} 23 November 1723, voormiddags.
Alle present.
Den Edelen Heer Gouverneur geliefde in Rade voor te stellen hoe dat op ‘t overgeleveerde request van den oud capit. Olof Berg en desselfs huijsvrouw, Anna de Coning, g’insereert in de resolutie van den 21 September jongstl., in gevolge het besluijt daarop genomen met patientie hadde ingesien en afgewagt of de voorgewende siekte van den adsistent, Simon Petrus Bergh, het zij door meer gehoorsaamheijd te toonen aan desselfs voorn. ouders, of wel de vereijschte matiging van zijne onbehoorlijke driften tot een huwelijk waar toe de gemt. ouderen, als onbetamelijk zijnde, volgens haar voorgeven in geenen deele zoude kunnen verstaan, maar dat meerder is, ook dat denselven Simon Petrus Berg inmiddels wel zoude hebben willen herdenken dat door sig selfs te veronagtsaamen zijn dienst bij de E. Comp. die hij volgens pligt schuldig is, ook in ‘t geheel quam stille te staan, en dus enkelijk de gagie quam voort te loopen, zonder het genot of den dienst van den persoon te trecken; dog dat Zijn Edele dus lange en niet min vrugteloos daarop gewagt hebbende, ten dienste der E. Comp. niet hadde mogen afsijn den voorm. adsistent Berg ten reguarde van zijn voorgewende indispositie door diversse oppermeesters, zoo van dit Gouvernement als andersints, te doen visiteeren, van welkers ondervindinge Zijn Edele als nu produceerde het onderstaande schriftelijk rapport.1
Wij onderges. opperchirurgijns van ‘s Comps. hospitaal en ‘t schip ‘t !Raadhuijs van Vlissing[en]%, wel expres gecommitteert zijnde van den Wel Ed. Gestrengen Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordonaaris van Nederlands India en Gouverneurin loco&ra. &ra., om te ondersoeken wat sieckte den adsistent Sijmon Bergh heeft, en t’ verneemen wat medicamenten hier voor mogte gebruijkt hebben, naar gedane visitatie, zoo hebben wij bevonden dat d’ oorsaak der indispositie is sagreijn of misnoegen en gebreck van voetsel, hij is zonder coors, dog segt dat verscheijden maal d’ selve gehad heeft, maar niets voor gebruijkt, uijt alle deese omstandigheeden besluijten wij dat de voornoemende adsistent zonder merkelijke toe vallen en axtie van devoir doende, tot erlanging van zijn voorige gesondheijd, of wel gesegt voorige kragten, kan in staat zijn om in tijt van veerthien dagen zijn dienst te kunnen presteeren.
‘Vermeijnde hier meede Zijn Wel Edl. Gestr. Heers order te hebben volbragt, gevende dees tot schuldig rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 18en November 1723. (Was getekent) J. v. Schoor, B. d’ St. Jean, Adriaan de Groot.’
Van noodsaakelijkheijd hadde gedagt in serieuse overweeginge te geven hoedanig omtrent dien jongeling behoorde te werden gehandelt, te meer het genoegsaam blijkt dat die voorgewende siekte geen andere oorsaake zoude hebben als een voorgewend misnoegen en een voorbedagte onthoudinge van ‘t benodigde voetsel voor een gesond lichaam, waar door nogtans de E. Comp nog in haar dienst nog in haar gagie kan komen te leijden; Soo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en verstaan dat ten aansien om de geallegueerde redenen den meergem. Simon Petrus Berg zoo langen tijt zig als moetwilliglijk heeft onttrocken den dienst der E. Comp., zonder daar omtrent de gedaane serieuse vermaningen iets hebben kunnen helpen, denselven dierhalven zal werden gedeporteert, zoo als gedeporteert werd bij deesen, van ampt, qualiteijt en gagie, ende aangestelt tot zoldaat met ƒ9 per maand, omme bij bequame gelegentheijd van hier versonden te werden.
Vervolgens gaf den Edelen Heer Gouverneur te kennen dat vermits nog zommige ingesetenen ten platten lande nalatig waren gebleeven hare agterstallige vat gelden in cassa der E. Comp. te betalen, en d’ geregtsbode aan Stellenbosch , Isak D’Aillij, vermits zijne indispositie en swakheijd niet in staat was deselve naar behooren daar toe aan te maanen en de schulden te innen, of ‘t dierhalven niet van dienst zoude zijn dat den landdrost, Marthinus Bergh, wierde geauthoriseert omme inmiddels ten dien eijnde een ander tot boode te gebruijken die hij vermeijnde de meeste bequaamheijd daar toe te hebben; Zoo is, diesaangaande meede gebesoigneert zijnde, geresolveerd en goed gevonden dat den gemt. landdrost Bergh zal werden gequalificeert tot d’ provisioneele aanstellinge en gebruijkinge van zoodanigen persoon als denselven bequaamst zal oordeelen tot exercitie van ‘t bodes ampt aldaar, ten eijnde de ingesetenen aan te manen tot betalinge van hare agterstallige schulden aan d’ E. Comp., op paene dat die geene daarinne nalatig komen te blijven, zullen werden gedagvaart en vervolgens ook geexecuteerd.
Soo als insgelijx op d’ gedane propositie van den Edelen Heer Gouverneur verstaan is dat ër billietten zullen werden aangeplakt, bij dewelke alle ende een ijgelijk deeser ingesetenen zal werden geinterdiceert en verboden aan eenige der hier aanlendende uijtheemse natie te verkoopen of verruijlen eenige graan, ‘t zij tarw, garst, erweten of boonen, op paene van confiscatie van dien en arbitrale correctie.
Laastelijk geleesen geworden zijnde het request door den predicant, Henricus Bek, in volgende bewoordinge overgegeven:2
Aan- - - d’ Ed. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - -mitsgrs. aan Ed. Agtb. Heeren van Politie.
‘Wel Ed. Gestr. en E.E. Agtb. Heeren,’
‘De predicant aan Stellenbosch geeft eerbiedig te kennen dat de krankbesoeker Kien3 bij zijn aftrek na ‘t Patria aan Stellenbosch heeft laten staan ten huijse van den Stellenbossen secretaris Pleunis een kist, merendeels met boeken en papieren, die bij langer besloten te blijven door de schietworm zullen verderven, ‘t geen de predicant voordraagt of d’ Ed. en Agtb. Heeren ook gelieven mogt om op de een of andere wijse diens mans schade te voorkomen &ra.’
‘(Was getekent) Henricus Bek.’
Soo is naar gehoudene besoigne meede verstaan daarinne niet te treeden, maar den voormt. predicant Bek te renvoijeeren aan den eijgenaar van de voornt. kist met boeken en papieren, omme dus te beeter desselfs dispositie daaromtrent magtig te kunnen werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.4
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 11-13.¶
Maandagh den {17231129} 29 November 1723, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Door den Edelen Heer Gouverneur in Raade voorgebragt zijnde een leijste der 15en sieken zig bevindende op ‘t hier aanweesent Engels schip The Swallowfield en het daar onder gevoegde versoek van den capt., George Pitt, om eenige ververssinge voor deselve, zoo van vleesch als groente, te mogen erlangen, gaf daar nevens in consideratie of het selve volgens de ordres van onse Heeren [en] Meesteren niet behoorde te werden geaccordeert, de aanneemers van ‘s Comps. slagterije alvorens diesaangaande gehoort zijnde, ten welken eijnde deselve zig als nu voor de Raadcamer bevonden; welken aangaande gedelibereert en de voorn. aannemers in vergaderinge gehoort en met eene betuijgt hebbende in staat te zijn omme zonder krenkinge van ‘s Comps. dienst dat scheepje met eenig vleesch te voorsien, Zoo is goedgevonden en verstaan dat ingevolge het g’eerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Zeventhienen van den 17 Julij 1722,5 aan den voormt. capt. Pitt zal werden geaccordeert dat aan Zijne voornt. 15en sieken driemaal ter week zal mogen werden verstrekt door gemt. slagters een pond voor ijder hooft, of drie pond ‘s weeks, zoo als insgelijx aan den burger Jan de Wit6 gepermitteerd word ten behoeve van gemt. 15 Engelsche sieken weekelijx te mogen afsenden drie manden met groentens, mits nogtans voorm. slagters en voorn. Jan de Wit gehouden blijvende bij depart van dat Engelsch kieltje aan den Edelen Heer Gouverneur af te geven een pertinente lijst van de quantiteijt van ‘t verstrekte vleesch en groente en wanneer.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.7
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTA1NE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 14-30.¶
Dingsdagh den {17231130} 30en November 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den schipper van ‘t aanweesend schip Berbices , Wouter van Dijk, ter vergaderinge verscheenen en op de gedane afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat geduurende zijne legdagen alhier ten volle genoegen voor zijne scheepelingen hadde genoten deugdelijke ververssinge van versch vleesch, moescruijden en brood, buijten en behalven de verdere geeijschte benoodigtheeden tot ‘t instaat stellen van zijne onderhebbende bodem, door welk een en ander zoo verre gevordert was dat bij toelatinge van weer en wind vermeijnde in staat te zullen zijn omme op Maandag, zullende weesen den 6e der aanstaande maand, te werden gemonstert en van hier gedepescheert; om welke reedenen dan ook beslooten is die kiel ten voorgestelden dage te doen monsteren en zijne depesches af te geven.
Daar naar geliefde den Edelen Heer Gouverneur in Raade voor te stellen hoe dat Zijn Edele een begin hebbende doen maken met de legginge der grondslag of fondamenten van ‘t nieuwe ambagtsquartier, ook dienvolgens wel hadde kunnen bespeuren dat de aangevoerd zijnde klippen in ‘t korte zoude weesen verbruijkt, en dat ook ‘s Comps. carretjes niet magtig zouden zijn het werk met den aanvoer van dien gaande te kunnen houden, dat ook ‘s Comps. wagens geemploijeert werdende tot den aanvoer van brandhout en andere noodwendigheeden, ter oorsake van de swackte en weijnig getal der trekbeesten daaromtrent niets of weijnig zullen kunnen helpen, zonder dat de andere onvermijdelijke benodigtheeden quamen stil te staan, dat vermits ook de weijnig voorhanden zijnde ‘s Comps. lijfeijgenen, die niet gehoorsaam zijn tot het doen en uijtvoeren van den dagelijxen omslag alhier, veel min tot assistentie in ‘t voorsz werk, men dierhalven als nu tot gravinge der fondamenten moest gebruijken de metselaars, tot versuijminge van veel tijt en agterdeel van d’ begonne arbeijd; om welk een en ander Zijn Edele van noodsakelijkheijd hadde gedagt de leeden des Raads in overweeginge te geven of tot gemoed kominge van ‘t gebrek der E. Comp. in dit geval, den burger niet behoorde te werden gelast d’ E. Comp. tot den aanvoer van clippen tot dat gebouw met haare wagens eenige hulpe toe te brengen, dan of wel om voorsz redenen en meerder voortsettinge van dat noodwendige werk wagens zoude behooren te werden gehuurt ten costen der E. Comp. tot den aanvoer van dien, of men ook tot vervulling van ‘t gebrek der slaven niet zoude behooren te gebruijken eenige zoldaten tegens 10 a 12 stuijvers ‘s daags, om dus ‘t gemt. werk meer voortgang te doen hebben, en de metselaars continueel aan haar werk beesig te houden; welken aangaande met aandagt gedelibereert, en daar nevens aangemerkt zijnde dat den oegst dagelijx op handen staat, als wanneer een ijder tot den aanvoer van zijn graan de wagens en trekbeesten benodigt is, en dienvolgens wel toescheijnd dat daar omtrent voor eerst niet veel staat zal te maaken weesen, bij aldien zulx de ingesetenen positivelijk werd geordonneerd, zoo als zulx in den voorleeden jaare met tegenstribbelinge van sommige niet duijster gebleeken is, hoewel nogtans de wijnige voorhande zijnde ‘s Comps. carretjes ook elders noodwendiglijk zullen moeten werden gebruijkt, zoo tot den aanvoer van ballast in voorraad voor de verwagt werdende Patriase scheepen, omme deselve daaromme niet op te houden, als ook tot ontlossinge en ladinge van ‘t verwagt werdende provisie schip, zoo ten reguarde van d’ aan te brengene rijst als af te scheepene tarw, Zoo is ten dien reguarde goedgevonden en geresolveerd dat alvoorens te komen omme de ingesetenen te ordonneeren met haar wagens dippen aan te reijden, den independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, en den landdrost, Martinus Bergh, zullen werden gequalificeert, zoo als gequalificeert werden bij deesen, ten eijnde den eerstgen. zig alhier bij burgerraden en den laastgen. bij heemraden aan Stellenbosch en Drakensteijn te informeeren of deselve geneijgtheijd zouden hebben d’ E. Comp. vrijwilliglijk en zonder ordre in deese verlegentheijd met hare wagens te assisteeren, hoeveel vragten ider colonie, ‘t zij de Caab, Stellenbosch als Drakensteijn , zoude willen aanvoeren, en wanneer, omme zulx vernomen hebbende, zig daar naar wijders te kunnen reguleeren, en bij formeele wijgeringe als dan te overleggen welk het compatibelst en noodsakelijkst zal geagt moeten werden, zulx de ingesetenen te ordonneeren of wel ten costen der E. Comp. ten eijnde voorsz wagens te huuren; en belangende het tweede lit deeser propositie ten reguarde van ‘t gebruijken van zoldaaten tot een sekere prijs, is meede in consideratie gekomen de geduurige moedwilligheijd van zommige der passeerende mattroosen en soldaten, zoo in ‘t laten ontvaren van hare scheepen als andersints, dewelke volgens de placcaaten gestraft werdende, buijten dien voor ses maanden in de ketting op ‘t Robben Eijland gebannen moeten blijven, dewelke reets tot zoo groote quantiteijt en lasten der E. Comp. quamen aan te groeijen, dat men selfs genoodsaakt is geweest bij nader besluijt tot verligtinge der E. Comp. omtrent voormt. straffe alteratie te brengen, met desselve voor ses maanden d’ E. Comp. op de scheepen voor niet te doen dienen; dat men dierhalven inhererende de voorgaande orders tot meerder afschrik van zoodanige quaadaardige een gedeelte der bandieten van ‘t Robben Eijland twee aan twee in de ketting gecloncken zijnde, onder goede opsigt tot diergelijke werken alhier wel zoude kunnen gebruijken, waar meede nog eenige onkosten voor d’ E. Comp. zoude konnen werden uijtgespaard, weshalven dan diesaangaande meede verstaan is dat met voorsz gekettingde bandieten omtrent diergelijke werken een preuve zal werden genomen, zullende ten dien eijnde een bequame plaats tot berging bij nagt van die menschen werden uijtgesogt, en bij het eerst afgaande schrijvens aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en deselve op ‘t eerbiedigst versogt met hare geëerde beveelen voorsien te mogen werden hoedanig men zig in ‘t vervolg zal hebben te gedragen ten reguarde van den aanvoer der benodigde materialen tot den opbouw van ‘s Comps. nieuwe equipagie maguasijn, fortificatie werken, als andersints, of zulx van den ingeseten zal mogen werden gevordert, dan wel Comps. wegen wagens ten dien eijnde gehuurt, aangemerkt ‘s Comps. voorhanden zijnde trekbeesten en paarden volstrekt benoodigt zijn ter uijtvoeringe van ‘s Comps verdere omslag.
Vervolgens is meede door den Edelen Heer Gouverneur voorgestelt dat aangesien het aanweesend schip d’ Petronella Alida vermits den aanbreng van veele dooden en sieken, versche manschap, en bijsonderlijk mattroosen quam te requireeren, of men dierhalven de hier verbleevene en ‘s Comps. gagie treckende mattrosen van ‘t verongelukte schip Schoonenberg daar toe soude kunnen en bebehooren te emploijeeren ofte niet; Zoo is, in aanmerkinge dat dat volk zijn tijt in ‘t land hebbende uijtgedient en dus naar ‘t vaderland verlost geweest zijnde, best gedagt en dienvolgens beslooten deselve niet te ordonneeren weder na India te vertrecken, maar t’ onderstaan of deselve daar toe bereijtwillig waren, zoo neen, zoo veel mattrosen uijt de cagie alhier aan dien bodem te verleenen als buijten eijgen ongerief zullen kunnen werden gemist, te meer vertrouwt werd dat de Schonenbergse alhier verbleevene mattrosen wel te passe zullen komen bij de aankomst der verwagt werdende Mochase retourscheepen, om dus te spoediger hunne reijse naar ‘t vaderland te kunnen vervorderen.
Vermits op ‘t soldij comptoir een ordinaris clercq plaatse komt te vaceeren, Zoo is op de voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur al meede goedgevonden dat die plaats zal werden gesuppleert met den adsistent Jurgen Schuster.8
Is meede verstaan dat het ingedient schriftelijk berigt van den fiscaal, Cornelis van Beaumont, op ‘t overgeleverde requeste van den geweesene stalmeester, Samuel Sterkenberg, alvoorens daaromtrent te disponeeren, bij de leeden des Raads zal werden rond gesonden, luijdende het voormt. berigt als volgt:9
Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Door den geweesene stalmeester, Samuel Sterkenbergh, bij requeste op den 16e jo. leeden aan deese Vergaederingh gepresenteert, en daar nevens versogt om van desselfs versuijmde tijt en verstreeken termijn in zijn voorgenoomen appel omtrent seeker vonnis van den Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements,de dato28en October, teegens hem gevelt, gereleveert en herstelt te mogen werden, welkers requeste alvoorens daarop te disponeeren, in handen van den ondergetekende is gestelt, omme diesaangaande deesen Raad te dienen van berigt en tegenseggen.’
‘Op ‘t welke den ondergetekende in ‘t kort zal antwoorden dat sijns bedunkens (behoudens ‘t wijser oordeel) de gedane versoeken met alle de conditien bij gemt. request vervat, gants in formeel, ongefundeert en frivool zijn, terwijl den supplt. op bevinding van zaken en confessie, naar de placcaaten onser Hooggebiedende Heeren Majores en de Hoog[e] Indiase Regeeringh is g’actioneert en gecondemneert geworden, waar tegens geen appel en valt, gelijk ook niet van eenige vonnisse of appoinctement in zaaken van Politie correctie pecunieele mulcte ensz., en dewijl selfs in civiele zaaken een bekende reegel in regten is dat wanneer de appelatie niet in tijts werd aangeteijkent en binnens tijts vervolgt, het vonnis in kragt van gewijsde gaat, en de appellatie voor desert en vervallen gehouden werd, zoo kan den ondergetekende niet sien dat relieff hier plaats heeft, te meer wijl Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. als regters over de zaak hebben geseeten, aan wien hij supplt. beneevens de andere leeden van Justitie inthimatie hadde behooren te doen, in plaatse van op den 11 November, en zulx 14 dagen naar het gepronuntieerde en hem ter kennis gebragt zijnde vonnisse, versoek van relieff (in gelijker voegen als bij dit request vervat) te doen, ‘t welk almeede versuijmt zijnde, word zoodanig een naar regten verklaart in appel niet ontfankelijk te zijn; dogh in gevalle Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. (schoon hier omtrent geen voorbeelden zijn off positive ordres leggen) egter sustineerden den supplt. relief te kunnen verleenen, het is den ondergetekende indifferent, mits dat in persoon zijn appel zal hebben te prosequeeren ter plaatse daar het behoord, op dat het vonnisse, ‘t zij bij verligting of wel verswaarenisse, niet illusoir gemaakt, maar zijn executie zal kunnen erlangen, mitsgars. dat bij provisie Zijne gagie zal stil staan, zoo deselve als nog niet afgeschreeven mogte weesen, ten eijnde de Comp. door deese interjectie en desselfs proceduuren in cas de appel geen schaade komen te leijden, op ‘t welk den ondergetekende Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. dispositie zal verwagten.’
’- - - (Was getekent) C. V. Beaumont. (In margine) Overgegeven in Raade van Politie, den 30 November 1723.’
Soo is meede door den pl. secunde en coopman, Jan de la Fontaine, in Rade verslag gedaan dat den gestranden hoeker Gouda bij publicque vendutie aan den burger Jan Hop tot 117 Rds. is verkogt geworden.
Laastelijk zijn in vergaderinge nagesien de zoldij en negotie boeken deeses Gouvernements van de jaaren 1722/23, bij welke laaste consteert dat de lasten deeses Gouvernements in dit boek jaar hebben komen te bedragen een zomma van ƒ377,462:7:-, en daar en tegens de suijvere winsten ƒ104,144:12:-, zulx dat de lasten deesen jaare minder als in ‘t voorleedene zijn komen te vallen een zomma van ƒ44,815: 10:8, en daar tegens de winsten jegenwoordig meerder ƒ8198:7:-.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.10
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 31-32.¶
Donderdag den {17231202} 2e December 1723, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig,demptoden Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont. Op de gedane afvraginge door den Edelen Heer Gouverneur in Rade aan den
schipper van ‘t aanweesend schip Petronella Alida , of denselven geduurende desselfs aanweesen alhier niet was voorsien geworden van deugdelijke ververssinge van moescruijden, versch vleesch en brood, en wanneer deselve vermeijnde in staat te zullen kunnen zijn de rheijse naar Batavia aan te neemen, heeft den voormt. schipper wel betuijgt ten genoege van ververssinge geduurende zijne legdagen wel voorsien te zijn geweest, dog dat hij ter oorsake van de nog duurende swakheijd zijner ophebbende manschap instantelijk versogt dat het vertrek van zijn onderhebbende bodem nog voor 15 a 16 dagen mogte werde uijtgestelt, ten eijnde die verswakte luijden inmiddels meer gesondheijt en kragten bekomen hebbende, met een gereddert schip en meerder gerustheijd de rheijse ondernemen mogte; Zoo is verstaan dat om de geallegueerde redenen de depesche van den voormt. bodem eenigen tijt zal werden uijtgestelt, zullende op den 15en deeser gemonstert worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.11
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 33-42.¶
Dingsdagh {17231207} 7e December 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
De schippers der aanweesende retourscheepen d’ Wendela , ‘t Slot Aldegonda en Lintschoten ter vergaderinge binnen gekomen, en door den Edelen Heer Gouverneur voorgestelt en afgevraagt geworden zijnde wanneer en op wat tijt zijlieden vermeijden dat hare onderhebbende bodems van hier naar ‘t Patria zoude behooren en moeten afgesonden werden, ten eijnde aan de eene kant hare rheijse ten spoedigste te doen vervolgen, en aan de andere kant niet al te vroeg in ‘t voorjaar op de Hollandse custe te komen, en dus met eene te ontgaan de periculen die haar door stormen en tempeesten in de maand van Maart en begin van April aldaar zoude kunnen overkomen; zoo betuijgden de schippers David Brouwer en Sibert Pool van meeninge te zijn dat zulx om voorsz redenen behoorde te werden verrigt in ‘t laast der maand Januarij aanstaende, met bijvoeginge dat zijlieden voor haar depart van Batavia deesen aangaande met Zijn Hoog Edelheijd den Heere Gouverneur Generaal Hendrik Zwaardecroon, gesprooken hebbende, Zijn Edelheijd ook hadde betuijgt van die gedagten te weesen; dog den schipper Steven Boechouten vermeijnde dat het dienstiger ware dat die kielen volgens het gebruijk der voorgaande jaaren den 10e of 15e van Januarij aanstaande van hier zouden behoorden te werden afgesonden, te meer de voorgaande scheepen door Godes goedheijd behoude hadde geseijlt; welken aangaande met aandagt gedelibereert, en daar nevens in opmerkinge gekomen zijnde het weijnige verschil der voorgestelde tijt van ‘t vertrek dier bodems naar Europa , het ook bovens dien geruster scheijnd te volgen de gedagten van den Heer Gouverneur Generaal en de meerderheijd der schippers aan wien die kostelijke kielen zijn toevertrouwd, te meer zoo deselve genoodsaakt mogte zijn benoorden om te moeten lopen, waar toe de ordres van de Hoge Indische Regeeringe bij d’ instructie tot haarlieden narigt meede gegeven, wel ten principale schijnen heen te loopen; Zoo is dienvolgens goedgevonden en beslooten dat de voormt. drie retourscheepen op den 25en der aanstaande maand Januarij, weer en wind zulx toelatende, zullen werden gemonstert en naar hare gedestineerde havenen van hier gedepescheert, zullende dienvolgens den Secretaris deeser Vergaderinge sorge hebben te dragen dat de brieven en papieren van hier naar ‘t vaderland zullende afgaan, tegens voorsz tijt in volle gereetheijd zijn gebragt.
Ingevolge van ‘t raadsbesluijt van den 30en der voorleedene maande November door den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, in Raade verslag gedaan zijnde dat burgerraaden alhier aan de Caab aangenomen hadden omme ten dienste der E. Comp. in ‘t leggen der fondamenten van ‘t nieuwe ambagts quartier, te doen aanreijden 150 vragten clippen, zoo heeft men zig daaromtrent vergenoegt gehouden.
Op ‘t instantig versoek van Jannetje Theunisz. van Norden, met ‘t schip de Berbices voor mattroos a ƒ8 per maand hier aangeland, en alhier aan de Caab ontdekt een vrouwmensch te zijn, is meede goedgevonden en verstaan dat ten aansien van de getuijgenisse van de scheepsoverheeden omtrent haar goed en eerlijk gedrag geduurende de gantsche reijse, haar armoede, en dat deselve haar dienst aan boord ten allen tijde behoorlijk gepresteert hebbende, dienvolgens ook geensints als een versteekeling kan werden aangemerkt, aan haar lieden zal weesen gepermitteert zig alhier aan de Caab te mogen blijven ophouden ende haare costwinninge op een eerlijke wijse te soeken.
Waarnaar is geleesen geworden d’ overgesondene nominatie van den predikant en kerkenraad tot Drakensteijn ,12 en dienvolgens beslooten de gedane verkiesing tot ouderling van Jan Durand in plaatse van den afgaande Schalk Willemsz. van der Merwe te approbeeren, en uijt het voorgesteld dubbelt getal in plaatse van de afgaande dominie Roux en Pieter de Villiers tot diaconen te verkiesen Matthijs Strijdom en Pieter Joubert, en dat Haar Eerw. zal werden aangeschreeven dat vermits deesen jare wederom geen commissaris politicq naar buijten zal kunnen werden gesonden, zij lieden dierhalven sorge zullen hebben te dragen dat de kerke reecq. bij tijts den Edelen Heer Gouverneur en deesen Raad overgesonden en inhandigt werden.
Naar lectuure der requesten door Jan Daniel Buthner13 en Pieter Jubbels14 in volgende bewoordinge gepresenteert:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met alle onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer needrigen dienaar, Jan Daniel Butner, hoe hem supplt. door de Hooge Indische Regeering tot Batavia is gepermitteert zig alhier als borger te mogen erneeren, gelijk Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. uijt het nevens gevoegde extract resolutie van Haar Wel Edele Groot Agtb., des gelievende, zal kunnen blijken, versoekende dierhalven dat Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. van die goedheijd gelieven te zijn den supplt. ten dien eijnde desselfs domicilie alhier te vergunnen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met alle onderdanigheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. nedrigen dienaar, Pieter Jubbels, dat hij supplt. van de Hoge Indische Regeeringe permissie heeft geobtineert omme benevens zijn huijsvrouw met het schip d’ Herstelling herwaarts aan te komen, ten eijnde zig alhier als burger needer te setten, dierhalven neemt hij de vrijheijd zig te wenden toe Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. met onder-danig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn hem te permitteeren zig alhier aan Cabo als burger te mogen erneeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Soo is goedgevonden en geresolveerd deselve ingevolge de bekomene licentie van de Hooge Indische Regeeringe te permitteeren zig alhier metter woon neder te setten en zig als burgers te erneeren.
Laastelijk gaf den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, te kennen dat ter voldoeninge van ‘t geordonneerde van de Hoge Indische Regeeringe bij missive van den 21e September jongstl.,15 en daar op verleende authorisatie van deesen Raad, zig geinformeert hebbende waar eenige struijsvogelen, bequaam tot versendinge naar India, te bekomen mogte zijn, dienvolgens hadde vernomen dat den oud burgerraad, Johannes Casparus Rigter, twee van die dieren, als een mannetje en een wijfje, magtig was, dog niet minder wilde afstaan als tot 75 guldens die beijde, weshalven dan goedgevonden is den voormt. pl. secunde bij deesen te qualificeeren tot den inkoop van dien, omme met het aanweesend schip d’ Petronella Alida van hier naar Batavia afgesonden te werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.16
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 43-52.¶
Dingsdagh den {17231214} 14e December 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordigh.
In overweeginge gelegt zijnde hoedanig zal dienen gehandelt te werden met de dienaren of zoogenaamde Panakawans of de gekettingde Oosterlingen nu jongst ter ordre van Haar Hoog Edelens van Batavia met de aanweesende retourscheepen herwaarts aangesonden,17 geconsidereert die menschen van een gevaarlijk naturel zijnde, zoo als voorgaande exempelen van diergelijken soort meermalen zulx hebben doen sien en ondervinden, ook dienvolgens alhier aan de Caab niet behooren te blijven vertoeven, maar veel liever in tegendeel ‘t zij naar het Robben Eijland of wel elders naar buijten ten dienste der E. Comp. versonden te werden; Soo is naar gehoudene deliberatie goed gevonden en verstaan een derdendeel van voormt. bandieten te doen gebruijken tot den arbeijd in ‘s Comps. thuijn alhier aan de Caab, een derdendeel aan ‘t Nieuwland , en ‘t laaste derdendeel aan ‘t Rondebosje , met ordre aan de baasen van die posten omme althoos een nauwe opsigt over die menschen te houden, en voor al meede sorge te dragen dat de selve althoos in de ketting komen te verblijven, zullende voor haare te doene arbeijd nevens ‘s Comps. verdere bandieten gekleed en onderhouden werden.
Soo als vervolgens meede geresolveerd en beslooten is dat weesmeesteren deeser steede in gevolge van ‘t aanschrijvens der Hoge Indische Regeeringe,sub dato21e September deses lopende jaars,18 gehouden zullen zijn onder ultmo. deser in ‘s Comps. cassa te betalen alle zoodanige penningen of capitalen als ër voor reecq. der onbekende weesen ter weescamer berustende of wel bij de onbekende weesboekjes bekend staan, met eene daarnevens voegende een specifice lijst hoedanig en voor welckers reecq. ider voorm. capitalen zijn lopende, konnende nogtans van ‘t montant van ‘t gemt. gantsche capitaal afgekort en ingehouden werden ‘t bedragen van zoodanige intressen als d’ E. Comp. over genegotieerde penningen onder den laasten deeser maand aan de voormt. weescamer zal schuldig zijn.
Op ‘t gedane instantelijk versoek van Pieter Matthijsz.19 en Christiaan Smith,20 beijde als zoldaten hier aangekomen, dog den eerstgen. als wagenmaker en den laastgen. als zadelmaker g’emploijeert zijnde, en ter consideratie van haar eerlijk en neerstig gedragh, is meede verstaan deselve uijt ‘s Comps. dienst te ontslaan en met het burgerschap deeser Colonie te beschenken.
Naar leetuure der overgeleverde nominatien, Zoo is naar deliberatie meede geresolveerd en goedgevonden te approbeeren de gedane verkiesing van kerkenraade aan Cabo21 tot ouderling dier kerke Durand Soullier in plaatse van den afgaande Gijsbert le Febre, ende tot diaconen aldaar te eligeeren Rijk Tulbagh en Johannes Strijdom in steede van de afgaande diaconen Jacob Scheffer en Gerrit van Kerken.
Soo als meede g’approbeerd is geworden de gedane verkiesing van kerkenraad aan Stellenbosch 22 tot ouderling in steede van den overheedene Pieter van der Bijl, Jacob de Lange, en op Haar Eerw. voorstel gepermitteerd dat den uijt gedienden ouderling, Nicolaas van den Heuvel, nog voor een jaar zal mogen continueeren, zijnde in plaatse van den afgaande diacon, Jacques Mallang, wederom tot diacon verkooren Jan NeI.23
Sullende voorrnt. kerkelijke collegie werden aangeschreeven dat deesen jaare om goede reedenen wederom geen commissaris politicq naar buijten zal werden afgesonden, waaromme sijlieden sorge zullen moeten dragen dat de kerkereecq. soo spoedig doenelijk aan den Edelen Heer Gouverneur en deesen Raad werden toegesonden, ten eijnde deselve volgens de ordres aan onse Heeren en Meesteren overgeschikt te kunnen werden.
Soo als insgelijx in plaatse van de afgaande weesmeesteren, Johan Thobias Rhenius en Hendrik Oostwald Eksteen, uijt het over geleverd dubbeld getal tot weesmeesteren24 aangestelt zijn geworden Hendrik Swellengrebel en Gijsbert le Febre; mitsgrs. tot burgerraaden Johannes Casper Rigter en Hendrik Oostwald Eksteen in steede der afgaande Johannes Blankenberg en Valentijn Kleijnveld.
Zijnde insgelijx in plaatse van den afgaande commissaris van civiele en huwelijxe saken,25 Christoffel Hasewinkel, wederom tot commissaris g’eligeert en verkooren Daniel Phijl, en daarnevens verstaan dat ‘t gemt. collegie van commissarissen zal werden aan geschreeven dat ter consideratie beijde ‘s Comps. dienaren in dat collegie sittende, nog deesen jaare zullende blijven continueeren, dienvolgens ook in ‘t aanstaande jaar te gelijk zouden dienen af te gaan, tot weeringe van ‘t welke dan best gedagt geworden is dat de voorsittende van die twee, zijnde den vaandrig Evert Walraven Cocchius, alleenig zal moeten aftreeden, en den andere, zijnde den ondercoopman Christoffel Brand, nog voor een jaar continueerd, omtrent welke schickinge ‘t cohlegie van commissarissen zig zal dienen te reguleeren in haar als dan te makene nominatie.
Nog zijn meede uijt de overgesondene nominatie van landdrost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn 26 in steede der afgaande heemraden, Philip Morkel, Jan Louw, Theunis Botha en Wouter de Vos, g’eligeert en aangestelt tot heemraaden van Stellenbos Willem Morkel27 en Jan Cloete,28 en voor Drakensteijn Jacob Coetser en Paul Roux,29 omme dus alle den gestelden tijt van twee jaaren ider in hare respective collegien de vereijschte dienst te presteeren.
Laastelijk in overweeginge genomen zijnde ‘t requeste door den geweesene stalmeester, Samuel Sterkenberg, overgeleevert, en ‘t schriftelijk berigt daar omtrent door den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, in Rade g’exhibeert, beijde in ‘t breede bij resolutien van den 16e en 30e November jongstl. geinsereert; Zoo is, ter consideratie dat de verleende confiscatie der goederen tegens de bekende ordre der E. Comp. in voornt. Sterkenbergs kisten gepakt en aan boord gebragt, volgens de expresse beveelen van onse Heeren en Meesterenipso jureen dus buijten forma van proces confiscabel zijnde, ook dienvolgens van zoodanig een vonnis op die gronden geweesen in geenen deele appel behoord te werden verleend, buijten en behalven dat de conditien gevoegt bij het versogt relief zoo frivool en ongehoord zijn, dat daaromtrent insgelijx geen de minste reflexie kan genomen werden, daaromme ook goedgevonden en gearresteert den voormt. Samuel Sterkenberg het versogte relief omtrent ‘t versuijm van ‘tfatalia appellationisbij deesen te refuseeren en ontseggen,30 zullende egter ten aansien d’ E. Comp. door de misdaad van een ander geen nadeel vermagt te leijden, desselfs gagie stilstaan en afgeschreeven werden seedert den datum der voormt. vonnisse van den Raad van Justitie, zijnde den 28 October passto.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.31
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAU MONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 53-57.¶
Donderdagh den {17231216} 16en December 1723.
Het volgende requeste door den eerste clercq op ordre van den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden des Raads vertoont zijnde:32
Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders den Ed. Agh. Raad van Politie dese Gouvernement.
‘Wel Edele Gest. en Edele Agh. Heeren,’
‘Geeft met alle schuldige eerbied en onderdanigheijd t’ kennen, Uw Wel Edele Gestr. en Edele Agh. gansch nederige dienaar, capt. John Hunter, voerende het schip Barrington , van Moga alhier ter rheede leggende, gedestineert omme onder Godes seegen naar London te navigeeren, den slegten toestand van zijn volk habbende matrossen bestaande in 40 coppen, dewelke hij supplt. zeer gaerne door vervoersing, zoo van groente als versch schappen offt beesten vlesch sag verveerst en geremidieert zijn, Zoo is ‘t hij supplt. zig tot Uw Wel Edele Gestr. en E. Agh. versoekt zoo goet gelieft t’ zijn zoodanige verveersing als hij supplt. sustineert nodig t’ hebbende, hier van de wal aan zijn genoemde bodem te mogen vervoeren.’
‘Dat doende is ‘t (onderstont) W.Ed. Gestr. en Aght. Heeren ootmoedige dienaar. (Was getekent) John Hunter. (In margine) Cabo de Goed Hoope, December 15n 1723.33 ‘
Met bevel Haar E.Es. daarnevens in consideratie te geven of het versoek van den Engelschen capt. John Hunter, daar bij vervat, ten opsigte om eenige ververssinge, zoo van groente als vleesch, voor Zijne aangebragte sieken te mogen erlangen, behoorde geaccordeert te worden, hebbende Zijn Edele alvoorens ‘s Comps. slagters diesaangaande gehoort, dewelke betuijgt hadden dat zulx buijten prejuditie van ‘s Comps. dienst konde geschieden, Soo is eenpariglijk verstaan dat ingevolge de ordre der Heeren Majores aan gemt. capt. Hunter zal weesen gepermitteert omme voor desselfs ophebbende impotenten, bestaande in 40 stux, van ‘s Comps. leveranciers weekelijx te mogen in koopen drie ponden voor ider hooft, en vervolgens bij de andere ingesetenen groente naar proportie, mits dat door de gemelte slagters en den burger Jan de Wit, die aangenomen heeft gemelte groente te besorgen, bij ‘t vertrek van dat schip zal moeten worden overgegeven een lijste der quantiteijt van ‘t verstrekte vleesch en groente.
Aldus gedaan en in omvrage gebragt ten daage en jaare voorsz.34
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 69, pp. 58-66.¶
Saturdag den {17231218} 18e December 1723, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Present alle de leeden.
Den Edelen Heer Gouverneur geliefde te betuijgen dat Zijn Edele de leeden des Raads extraordinair bij den andere hadde doen convoceeren ten eijnde aan de selve kennisse te geven hoe onderrigt was geworden dat op gisteren tegens den avond alhier ter rheede was komen ankeren een Engelsch oorlogschip, en met eene in overleg gegeven hoedanig omtrent denselven, zoo aangaande het versoek om ververssinge als andersints, zal dienen en behooren te werden gehandelt, te meer bereijts op gisteren het voornt. oorlogschip door het aanweesend Engelsch retourschip !Barri[n]gton% met elf schooten gesalueert en door het voormt. oorlogschip met negen beantwoord werdende, abusivelijk van ‘t Casteel met seven schoten is bedankt geworden; waar omtrent dan aangemerkt zijnde dat men voor als nog door de vehemente Z.Ote. wind belet is geworden zig te informeeren welk schip het in der daad mag Zijn, en hoedanig dat den capt. van dien bodem geintentioneerd is omtrent het te doen salut, mitsgrs. het vertoonen zijner passen, om welke redenen men ook dienvolgens voor als nog buijten staat is eenig positief besluijt daar omtrent te neemen, en daaromme het beeter zal weesen af te wagten het rapport van den equipagiemeester, Cornelis Valk, die bereijts naar derwaarts vertrocken weesende, in weijnig tijts staat te reverteeren, dewelke ook kort daaraan ter vergaderinge binnen gekomen en rapport gedaan hebbende dat het een Engelsch oorlogschip was gent. Salsburg , gecommandeert door capt. Brathwait, gemonteert met 260 coppen en 50 stucken canon, zijnde op den 30 September jongstl. van ‘t Fort St. Davids35 vertrocken, hebbende den voormt. Engelsche capt. eeniglijk gelieven te seggen dat hij soo aanstonts desselfs luijtenant aan den Edelen Heer Gouverneur zoude afsenden, omme desselfs versoeken te doen, waarom men dan ook best gedagt heeft tot die tijt toe met de deliberatie deesen aangaande te supercedeeren, waar op kort daaraan den voormt. Engelschen officier bij den Edelen Heer Gouverneur gekomen en uijt name van den meergemt. capt. versoek gedaan hebbende om de vrijheijd deeser rheede en ‘t genot van eenige ververssinge voor desselfs volk te mogen genieten, zonder van ‘t te doene salut eenig gewag te maken, weshalven zulx in overweeginge genomen weesende, van noodsakelijkheijd gedagt geworden is alvoorens op desselfs versoek te antwoorden, den gemt. officier af te vragen of hij niet van desselfs capt. gelast was over het salut voor de fortresse en vlagge van den staat insgelijx te spreeken, ten aansien de reeden en billigheijd36 ook de voorgaande exempelen vereijschte dat een vreemdeling komende op de rheede en onder ‘t canon van zijn vrinden en nabuuren te ankeren, ook dienvolgens met ‘t doen van ‘t salut dat respect aan den souverain bewees dat den selven op zijn eijgen grond onweederspreekelijk competeert, bij toestemminge van welk geval men van onse zeijde niet alleen bereijd zal weesen het salut met gelijke schooten te beantwoorden, maar ook met eene alles ter ververssinge wat eenigsints gemist zal kunnen werden gantsch vrindelijk te accordeeren, en alle beleefdheeden te betoonen aan de officieren van Zijne Majesteijt van Groot Brittainje ,37 waar op gemt. officier repliceerde dat de oorlogscheepen van Zijne Coninglijke38 Majesteijt van Groot Brittanje in India op verscheijde comptoiren als van Trancquebaare , Couchin en andere aangeweest zijnde, deselve niet hadden gesalueert, en nogtans op haar versoek hadde genoten niet alleen de vrijheijd der rheede, maar ook een gerust genot van water, ververssinge als andere zaaken, dat hij daaromme, hoewel van zijn capt. op dit voorstel niet g’instrueert, wel derfde vast stellen dat voormt. capit. niet zoude kunnen condessendeeren in ‘t versogte salut; waaromtrent dan nader gedelibereert weesende, best gedagt is dien officier te versoeken desselfs capt. onse voorstellinge van ‘t salut te doen, en bij formeele wijgeringe den voormt. capt. positivelijk af te vragen of die weijgeringe gegrond is of voortkomt uijt de verleende ordres van hoogst gedagte Zijne Coninklijke Majesteijt van Groot Brittanje , of wel de Admiraliteijt aldaar, dan wel desselfs eijgen caprices en sinlijkheijd, waarop zulx door den voorsz officier aangenomen en weeder naar boord vertrocken zijnde, Zoo is weijnig tijts daaraan den capt. in persoon bij den Edelen Heer Gouverneur aangekomen, betuijgende dat hij de eer hebbende van een coninklijk schip te voeren, hij dienvolgens ook nergens salueert, en indien hij sulx quam te doen zonder tegenspreeken zoude werden gecasseert, dat hij nogtans alle het respect voor den staat en die harentweegen hier gestelt was, hebbende was, en dat hij ingevolge Zijne ordres deese plaats alleenig hadde aangedaan om zijn volk wat te ververssen, ten dien eijnde niets anders versoekende als water en eenige ververssinge voor zijn volk te mogen erlangen, op welk gesegde dienvolgens ter propositie van den Edelen Heer Gouverneur dan met aandagt gedelibereert zijnde, en daarnevens gereflecteert dat hoe seer de reeden en billikheijd voor onse sustenue was, dien officier nogtans daartegens hardneckig blijvende, men ook dienvolgens met goede redenen haar versoek van water en ververssinge zoude kunnen en mogen ontseggen, ten ware men niet bekommert was dat uijt diergelijke weijgeringe wederom oorsaak van clagten en twist aan den Coning van Engeland zouden voortgebragt werden, zoo als voorgaandelijk uijt ‘t quaadaardig gedoente van den Engelschen Commandeur Matthewes genoegsaam is komen te blijken, selfs met een glimpige scheijn als of onse Heeren en Meesteren daar van selfs de oorsaak waaren geweest, ‘t welk Haar Edele Hoog Agtb. veel moeijte en misnoegen heeft veroorsaakt, dierhalven wederom best gedagt onse sustenue omtrent het salut voor deese maal wederom te laten glippen, met reserve nogtans van ‘t regt dat zoo wel Haar Hoogmogende als onse Heeren en Meesteren deesen aangaande is competeerende, in hope dat dit Gouvernement op ons voorgaande schrijvens van den 31 Maij 172239 over diergelijk subject aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en afgesonden, in ‘t korte met positive ordres omtrent diergelijke gevallen zal mogen weesen voorsien.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.40
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 67-69.¶
Dingsdagh {17231221} 21 December 1723, voormiddags.
Alle present.
Is ter vergaderinge door den Edelen Heer Gouverneur voorgestelt hoe volgens mondeling rapport van den gesaghebber van de verongelukte hoeker, Meeteren ,41 aan strand ter plaatse van desselfs strandinge benoorden d’ Oliphants Rivier zig nog bevonden vier menschen van ‘t voormt. vaartuijg gesalveert, dog onmagtig om de rheijse over land naar Cabo aan te neemen, daarnevens in bedenking gevende of ër geen middelen dienen te werden g’emploijeert omme, ware het mogelijk, die ongeluckigen van daar naar herwaarts af te halen en dus bij ‘t leven te behouden; welken aangaande aandagtiglijk gedelibereert, en daar nevens aangemerkt zijnde dat ter oorsake de langen tusschen tijt van ‘t blijven van ‘t voormt. kieltje (als op den 7e November voorgevallen zijnde) en d’ aankomst van dien gesaghebber met nog zommige andere alhier aan de Caab, de daar verbleevene manschap ‘t zij uijt gebrek van mondcost, water of wel door andere toevallen, ‘t zij van siekte als andersints, mogte overleeden zijn, nogtans omme te onderstaan of ‘t andersints uijtgevallen en die menschen nog in ‘t leven mogte weesen, dierhalven goedgevonden en geresolveerd dat hoe lankwijlig en moeijelijk dien weg zoude mogen zijn, zonder uijtstel aan den landbouwer Hendrik Moel42 als de naast daar aan geleegene, zal werden geschreven en versogt zig met een osse wagen naar derwaarts te willen begeven, omme bij mogelijkheijd het voorgestelde oogmerk te bereijken, zullende voor desselfs genomene moeijte, des begeerende, ‘s Comps. wegen beloond en betaald werden, zoo als insgelijx den landbouwer Frans Haarhof, woonagtig aan Drakensteijn , bij missive zal werden versogt omme onder gelijke conditie den brief aan Hendrik Moel ten alderspoedigste over te brengen en te bestellen, geconsidereert men alhier geen menschen aan de hand heeft die de weegen naar Hendrik Moel voorsz bekent zijn.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.43
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 70-76.¶
Dingsdagh den {17231228} 28 December 1723, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Is door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge geproponeerd dat aangesien zommige der aanweesende retourscheepen eenige ballast quamen te requireeren, en alhier nog in voorraad was eenig canon zoo van de gestrande scheepen geborgen als hier ter plaatse berustende geweest zijnde, mitsgrs. eenige bassen insgelijx van de verongelukte scheepen opgevist, dewelke of alhier niet benodigt of onbruijkbaar waren, of het dierhalven niet met den dienst der E. Comp. over eenkomstig zoude zijn deselve, zoo wel als het geborgene scherp uijt het gestrande schip de Lakeman , ten dien eijnde te emploijeeren en dus naar het vaderland te laten overgaan; welken aangaande met aandagt gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat ingevolge het voorgestelde het geborgene en overtollige canon mitsgrs. de bassen die door den Edelen Heer Gouverneur vermeijnd werden alhier van geen nut of dienst te zullen kunnen zijn, benevens het geborgene scherp uijt de Lakeman tot ballast aan de benodigde retourscheepen zal werden meede gegeven.
Waar naar den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, ter vergaderinge binnen gekomen en door den Edelen Heer Gouverneur afgevraagt geworden zijnde of ër geen mogelijkheijd zoude zijn omme de smeekolen en ‘t scherp in ‘t gestrande schip de Lakeman berustende, daar uijt te kunnen krijgen en magtig werden, zoo antwoorde den voorm. equipagiemeester Valk dat onaangesien dien bodem tot op het onderste dek gesloopt was, nogtans jegenwoordig voor als nog niet volgens zijn gedagten te bekomen zoude weesen, ter oorsake van het meenigvuldige water dat continueel in ‘t ruijm staat, en bij pompinge niet daar uijt gekreegen kan werden, om dat het zee water daarinne ebt en vloeijt, maar dat ook bovens dien geen mensch in staat is om daarinne van weegens de excessive stank te kunnen duuren, weshalven van gedagten was dat het niet ondienstig zoude zijn dat de deksplanken en balken daarmeede uijtgesloopt zijnde, de resteerende onderromp zoo ver doenelijk wierde verbrand, als wanneer door de overspoelinge der zee gem. stank en vuijligheeden zouden werden weg gedreeven, en naar alle gedagten het wrak hoger op strand geset, waar door men beeter gelegentheijd aan de hand zoude kunnen krijgen om de voorm. goederen daarinne nog vertoevende, metter tijt magtig te werden; welken aangaande dan meede gebesoigneert zijnde, best gedagt geworden is deesen aangaande voor als nog niets finalijk te besluijten, maar alvoorens twee schippers der aanweesende retourscheepen neffens den voorm. equipagierneester Valk te committeeren om diesaangaande nauwkeurige inspectie te neemen, en vervolgens schriftelijk te berigten hoedanig zij vermijnen zouden dat omtrent het voorgestelde ten meesten dienste der E. Comp. zoude behooren gehandelt te werden.
Vervolgens geleesen geworden zijnde ‘t requeste door Catharina Jacobsz., wed. wijlen den burger Jan Verbeek, in volgende bewoordinge gepresenteert:44
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft in alle onderdanigheijt te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gantsch needrige dienaresse, Catharina Jacobsz., wed. wijlen den burger Jan Verbeek, hoe zij supplte. haar soon, gent. Johannes Verbeek, seer gaarne na het vaderland zoude willen oversenden, ende ten aansien de supplte. eenige bekende vrienden op ‘t schip de Wendela heeft, die gemelte kind onder haar bescherminge zoude meede neemen, zoo neemt zij de vrijheijd haar te keeren tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met ootmoedige beede dat het van derselver goedheijd mogte zijn haaren voorsz soon te permitteeren omme met gent. schip de Wendela na het vaderland voor de cost te mogen over vaaren, dewijle de supplte. ter oorsake van haare armoede niet vermogens is het daar toe staande transport en costgeld te voldoen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Soo is, diesaangaande gedelibereert en daarnevens in agting genomen zijnde de onoreusheijd der familie van de voorm. supplte. mitsgaders hare behoeftigheijd, dierhalven goedgevonden en geresolveerd aan haar soontje. gent. Johannes Verbeek, om gemelte reedenen bij deesen te permitteeren omme zonder betalinge van transport en costgeld per het retourschip de Wendela te mogen repatrieeren, omme geduurende de rheijse voor de cost dienst te doen, in hoope dat zulx bij onse Heeren en Meesteren ten besten zal mogen werden geduijt.
Door den Edelen Heer Gouverneur laastelijk in Rade geexhibeert zijnde de schriftelijke relasen van den gesaghebber en onderstuurman van den geblevene hoeker Meeteren ,45 Zoo is goedgevonden dat deselve bij de leeden deeses Raads rond zullen werden geleesen, alvoorens daar omtrent eenig besluijt genomen werde.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.46
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K, J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 77-79.¶
Woensdagh den {17231229} 29 December 1723, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle present.
Den Edelen Heer Gouverneur deesen Raad bij den anderen geconvoceerd hebbende, geliefde daarin voor te stellen dat van weegens den capt. van ‘t alhier aanweesend Engels oorlogschip bij Zijn Edele versoek was gedaan geworden omme te mogen in koopen en naar dien bodem af te scheepen twintig levendige schapen, omme op de aan te neemene rheijse gebruijkt te werden, dog dat Zijn Edele daaromtrent geen dispositie hadde willen neemen, maar beeter gedagt als nu de leeden des Raads in bedenkinge te geeven of zulx zoude behooren geaccordeert ofte geweijgert te werden; welken aangaande met aandagt gedelibereert en daar neevens overwoogen zijnde dat buijten en behalven de schaarsheijd van swaare schaapen ter deeser plaatse, en om welke redenen zoo vermeijnd werd dat de E. Comp. het geslagte vleesch tot zoo hoge preijs betalen moet, ook het voorsz versoek komt aan te lopen tegens het besluijt diesaangaande op den 2 Julij 1720 alhier in Raade genomen, en ‘t welk tot nog toe omtrent alle hier aangeweest sijnde vreemde scheepen, zoo van oorlog als andersints, in observantie is gehouden geworden, dat ook bovens dien zulx scheijnt aan te loopen tegens de ordres en intentie van onse Heeren en Meesteren, te meer den gem. capt. niettegenstaande alle ernstige en vrindelijke aansoekinge, wijgerig en nalatig is gebleeven aan ‘t doen van ‘t behoorlijk salut, dierhalven goedgevonden en verstaan het voorsz gedane versoek uijt hoofde van eijgen gebrek van de hand te wijsen, ‘t welk door den Secretaris deeser Vergadering zal werden bekend gemaakt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.47
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] C. V. BEAUMONT.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 69, pp. 80-100.¶
Dingsdag den {17240104} 4 Januarij 1724, voormiddags.
Alle present.
Den schipper van het aanweesend schip ‘t Noorderquartier , Jan Block, ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge verscheenen zijnde, wierd door Zijn Edele afgevraagt of hij voor zijnen onderhebbenden bodem geduurende desselfs aanweesen alhier niet hadde genoten genoegsame en deugdelijke ververssinge, zoo van vleesch, groente als brood, of hem nog iets tot de aanstaande reijse quam te mancqueeren, en wanneer hij vermeijnde in staat te zullen weesen om deselve te kunnen aanneemen; op het welke gedagte schipper antwoorde dat hij van alles ter deeser plaatse behoorlijk was voorsien geworden, dat hem niets meer deficieerde, en dat hij tegens aanstaande Saturdagh, zijnde den 8 deeser, staat maakte te kunnen vertrecken; weshalven dan verstaan is dien bodem ten gemelte dage te doen monsteren en zijne depesches af te geeven.48
Waar na geresumeert zijnde het versoekschrift door de meesteres van ‘s Comps. slave logie, Persenna van de Caab, in onderstaande bewoording overgelevert:49
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met schuldige eerbiet Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer neederige dienaresse, Persenna van de Caab, dat zij supplte. nu al omtrent den tijt van vier jaaren den dienst als meesteres in ‘s Comps. slave logie waargenomen heeft, ende ook buijten dien genoegsaam in staat vermeijnd te zijn omme met God en met eere haar kost te winnen ende door de weerelt te geraaken, dierhalven neemt de supplte. de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op het onderdanigst te versoeken dat de goedheijd gelieven te hebben haar uijt slaverneij te ontslaan ende gunstelijk in vrijdom te stellen, bereijd zijnde een gesonde en kloeke slave jonge, genaamt Coridon van Mallebaar, in haar plaats aan de E. Comp. in eijgendom over te geven, ofte wel zoodanige andere voldoening als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. zullen komen goed te vinden.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &ra.’
Soo is ter consideratie deselve dien dienst al een geruijmen tijt behoorlijk heeft waargenomen, de Nederduijtse taal seer wel spreekt, mitsgrs. in de Christelijke godsdienst ordentelijk is onderweesen, en dat de door haar gepresenteerde jonge is bevonden te weesen kloek en wel gesteld, aan deselve haar vrijdom verleend omme zig benevens andere ingesetenen alhier te mogen erneeren, waar en tegens de gemelte jonge, gent. Coridon van Mallabaar, weeder onder ‘s Comps. lijfeijgenen zal werden ingeschreeven.
Den burger chrijgsraad aan deesen Rade ter kennisse gebragt hebbende dat zij ingevolge haare notulen van den 3en deeser, op heeden overgelegt,50 op approbatie deeser Vergadering den burger sergeant, Fredrik van der Lint,51 ter oorsaake dat hij de jaaren daar toe staande reets berijkt hadde, van desselfs burger dienst hadde ontslagen, en weeder in sijn plaats tot sergeant aangestelt den corporaal, Hendrik de Vries,52 en tot corporaal den burger Arnold Hendrik Scholtsz;53 Zoo is het selve op haarlieder versoek zoodanig goed gekeurt.54
Vervolglijk wierd door den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden des Raads te kennen gegeven dat Zijn Edele ingevolge de resolutie van voorleeden Dingsdagh ten opsigte van ‘t wrak van ‘t schip de Lakeman genomen, tot dies visitatie hadde gecommitteerd den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk,55 benevens de meede schippers Siebert Pool en Ipe Engelsman, dewelke aan Zijn Edele het onderstaande rapport hadden ter hand gestelt:56
‘Wel Edele Gestrenge Heer Mourits Pasque de Chavonnes, Raad Ordinaris van Nederlands India, mitsgrs. Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop &ra. &ra.’
‘D’ ondergetekende bij schriftelijke ordres gecommitteert zijnde geworden omme ons te vervoegen aan het wrak van ‘t gestrande schip de Lakeman ,57 ten eijnde aldaar op ‘t naauwkeurigste te ondersoeken of het scherp en de smeecoolen d’ welke daarin nog berustende zijn, niet uijt het selve zoude kunnen gelost werden, mitsgrs. op wat weijse zulx best en ‘t spoedigst zal kunnen geschieden; verklaare ons aan gedagte wrak te hebben vervoegt, en aldaar naar naauwkeurige genomene inspectie bevonden bereets ‘t selve zoo verre tot op zijn onderste dek toe rondom afgesloopt te zijn, en op de buijddellingh voor 5, en agter 7 voeten water te staan, waaromme het als nog een onmogelijke zaak is om de gedagte goederen daar uijt te lossen, vermits de groote stank en ‘t continueel vloeden en ebben van ‘t zeewater in ‘t selve zulx belet, dierhalven neemen wij de vrijheijd onder Uw Wel Edele Gestr. wel duijden hier bij te voegen dat wij van gedagten zijn voornt. wrak zoo laag te sloopen als mogelijk is, tot brandhout voor dit Gouvernement, ten aansien het selve alhier seer schaars is, dog dat zulx niet en kan geschieden dan met slegt water, om de arbeijders aldaar in geen gevaar te brengen, als ook dat wanneer de N.Wt. wind door waaijd, de zee het wrak genoegsaam zal overspoelen, en alsoo de stank doen verdwijnen, dan gesloopt zijnde, presumeeren dat men nog geen meester van de voormte. inlading in dat wrak zal konnen zijn, dog dat alle vleijt en neerstigheijd zullen aangewend moeten worden om zulx te verrigten.’
‘Waarmeede gedenkende aan de intentie van Uw Wel Edele Gestr. ordres te hebben voldaan, dient deese voor eerbiedig rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 31 December 1723. (Was getekent) C. Valk, Swt. Pool, I. Engelsman.’
Gevende als nu daarnevens in consideratie hoedanig omtrent dat wrak ten meesten dienste der E. Comp. behoorde gehandelt te worden, over het welke met aandagt gedelibereert zijnde, heeft men geen nader of beeter middelen kunnen uijtdenken als bij gemelte rapport staan vervat, zullende dierhalven ingevolge den inhoude van dien daarmeede moeten werden te werk gegaan.
Ook wierd door den Edelen Heer Gouverneur in overleg gegeven of het niet ten meesten dienste der E. Comp. zoude strecken dat de brieven en papieren dewelke met het schip ‘s Graveland voor de Hooge Indische Regeering uijt ‘t vaderland waaren overgekomen, daar uijt wierden geligt en aan ‘t schip ‘t Noorderquartier tot een spoediger bestellinge overgegeven, ten aansien eerstgen. bodem alhier voor het meerengedeelte moeitende ontlossen, daar door wel wat langer als ordinair te deeser plaatse zoude moeten vertoeven, over het welke geraadple[e]gt zijnde, is gemelte ligting in zulker voegen goedgevonden en noodsakelijk geoordeelt.
Door den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont,58 te kennen gegeven zijnde dat den burger Jacobus van der Heijde59 aan desselfs dogter, Hester van der Heijde,60 zoude geschreeven hebben dat den geweesene schipper van ‘t schip Schonenberg , Albert van Soest,61 dewelke zig eenigen tijt op de plaats van gemelte Van der Heijde, gent. Vergeleegen , heeft opgehouden, aldaar niet meer te vinden was, en dat dewijle denselven zig alhier ook nergens meer bevond, dierhalven seer van aufugie konde gesuspecteert worden, waaromtrent met aandagt reflexie gemaakt weesende, best gedagt is den landdrost, Martinus Bergh,62 bij missive te ordonneeren omme zig bij gemelte Van der Heijde op Vergelegen te vervoegen, omme van denselven naukeurig te verneemen wanneer en op wat manier voorn. Van Soest aldaar van Cabo is aangekomen, mitsgrs. den precisen tijt van zijn vertrek of wegraking van daar, of het selve is geschied te voet, te paard of met een wagen, alleen ofte in geselschap, met of zonder behulp, welken weg uijt ‘t sij landwaarts in of naar de Caab, en welke menschen, ‘t zij knegts, slaven of andere, daar omtrent zijn geweest, ende dan vervolgens of hij seedert dien tijt daar omstreeks nergens meer is gesien of vernomen, gelijk meede of het jongetje van den voorsz Van Soest (dat althans meede absent is) bij zijn laaste vertrek van de Caab alhier nog in desselfs huijs is geweest ofte niet, ende zoo neen, wanneer ende hoedanig het is weg geraakt, en of het selve seedert op Vergeleegen of ergens anders buijten is geweest of gesien, op dat men zoo doende beter onderrigting in deesen bekomen hebbende, daarvan met meerder fondament zoo aan onse Heeren Majores als de Hooge Indische Regeering de vereijschte kennis zal kunnen gegeven werden.63
Laastelijk wierd naar resumptie der missive door Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en aan deese Regeering,sub dato21 Julij 1723,64 geschreeven, het volgende placcaat gearresteert:65
‘Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den Raad doen te weeten:’
‘Hoe zij lieden met leetweesen in ervaringe zijn gekomen dat sommige deeser ingesetenen zig niet komen te ontsien tegens de vastgestelde ordres en g’emaneerde placcaaten d’ eliphants tanden van de Hottentots in te ruijlen of wel de eliphanten geschoten zijnde, sig dusdanig van die tanden meester te maken, en in plaatse van die aan de E. Comp. alhier ten behoorlijke prijse aan te bieden, deselve in teegendeel uijt meerdere baatsugtigheid aan de hier passeerende scheepelingen, zoo van de E. Comp. als ook andere vreemde natien, tot een vrij hoger preijs op een clandestine wijse komen te debiteeren en verkoopen, en dus zeer onbetamelijk on[t]trecken die winsten die onse Heeren en Meesteren alleenig zijn competeerende, nietteegenstaande deselve gehouden zijn zoo swaare lasten tot onderhoud deeser plaatse te moeten dragen; weshalven volgens onse pligt met ernst de gedagten hebbende laten gaan hoedanig dat quaad zonde kunnen en behooren te werden geweert en tegengestaan, wij dierhalven ten dien eijnde goedgevonden hebben bij deesen alle en een ijgelijk, ‘t zij ‘s Comps. dienaren, burgeren of andere, zonder onderscheijd van rang op persoonen, scherpelijk te interdiceeren en verbieden, gelijk wij interdiceeren en verbieden bij deesen, voortaan geene eliphants tanden aan eenige passeerende scheepelingen, ‘t zij die der E. Comp. of andere hier aankomende vreemde natien, te verkopen, verruijlen, vereeren ofte hoedanig anders genaamt mogte werden, direct ofte indirect, maar ter contrarie eenige eliphants tanden op de gepermitteerde vrindelijke wijse bij de Hottentotten ingeruijlt ofte wel uijt dood geschotene eliphanten uijtgebrooken, aan niemand anders als aan d’ E. Comp. alhier ter redelijke prijse op te brengen en te leeveren, op paene dat die daartegens komen aan te gaan, voor de eerste reijse zullen hebben verbeurd de verkogte, vereerde ofte verruijlde eliphants tanden, en bovens dien den verkooper en cooper bijde gehouden blijven ider te betalen viermaal de waarde van de verkogte, vereerde of verruijlde eliphants tanden, zullende alle die geene, ‘t zij ‘s Comps. dienaren of vrijluijden, die voor de tweede rheijse daarop agterhaalt zullen werden, bovens de gemte. gestatueerde paenaliteijt nog moeten betaalen een zomma van duijsent gulden Indische value, en bovens dien zonder eenige conniventie naar Europa opgesonden werden, zullende de voorsz boetens verdeelt werden een derde voor den aanbrenger, een derde voor de E. Comp. en een derde voor den officier die de calange sal komen te doen, boven het welke de naam des aanbrengers, des begeerende, zal werden versweegen, en nietteegenstaande pligtig aan ‘t fait ware geweest van ‘t selve ook vrij gekent werden; werdende dierhalven den independent fiscaal deeses Gouvernements bij deesen wel serieuselijk aanbevoolen alle contraventeurs in cas subject als fraudeerders van ‘s Comps. intrest en ongehoorsame en schadelijke inwoonders zonder oogluijking of dissimulatie conform deese gestatueerde ordre te actioneeren ende ten uijt eijnde te vervolgen.’
‘Ende opdat niemand hieraf eenige ignorantie zoude konnen pretendeeren, zoo ordonneeren en begeeren wij dat deese ter gewoonelijker plaatse zal werden gepubliceert en allomme geaffigeert, alsoo wij ten dienste der E. Comp. sulx bevonden hebben te behooren.’
‘(Onderstont) Aldus gedaan en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, den 4 Januarij 1724, mitsgaders gepubliceert den 6 daaraanvolgende. (Was geparagrapheert)66 M. P. de Chavonnes. (Ter zijde stond) ‘s Comps. cachet in ronde lacque gedrukt, (en daar onder) Ter ordonnantie van den Edelen Heer Gouverneur en den Raad, (was getekent) A. v. Kervel, Rt. en Secret.’
In hoope dat den particulieren handel van eliphants tanden daar door te beeter zal mogen werden geweert, en dat het selve mag strecken tot een meerder bekoming van dien voor d’ E. Comp., ten welken eijnde sulx meede tot narigt der scheepelingen bij een apart articul in ‘t scheeps placcaat zal werden geinsereert, zullende insgelijx ordre werden gestelt dat ër ten negotie comptoire een specifice lijst werd geformeert van den aracq die alhier in de jaaren 1721 en 1722 voor de E. Comp. is ingekogt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.67
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 69, pp. 101-113.¶
Dingsdag den {17240111} 11e Januarij 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den Edelen Heer Gouverneur de schippers der aanweesende scheepen Doornik , de Fortuijn , Hogenes en de Anna Maria , Jan Coole, Pieter Westerik, Elias Wargaarn en Leonardus de Rijke, ter vergaderinge hebbende doen binnen komen, vroeg deselve af of sijlieden geduurende haar vertoef ter deser rheede niet behoorlijk waren voorsien van goede en deugtsame ververssinge, soo van brood, vleesch als groente, of haar nog iets tot de verdere reijse quam te ontbreeken, en wanneer sij van gedagten waren deselve met gerustheijd te kunnen vervolgen. Waar op door alle de gem. schippers ten opsigte der ververssing wierd betuijgt dat sij die ider voor sijnen onderhebbenden bodem ten genoegen hadden genoten, dog dat ten aansien hunne provisie van erweeten en bonen meest geconsumeert was, dierhalven wederom wat van die potspijse aan haar mogte verstrekt werden, als wanneer sij staat maakten bij toelating van bequaam weer en wind aanstaande Maandag, sullende sijn den 17e deser, te kunnen rijsvorderen; op ‘t welke haarlieden door den Edelen Heer Gouverneur wierd toegevoegt dat Sijn Edele dat versoek vrij vreemd te vooren quam, gemerkt de kortheijd harer rheijse uijt het vaderland na herwaarts,70 alwaar sij sonder twijffel van alles genoegsaam geprovideert geworden, behalven dat men alhier seer sober van erweten en bonen was voorsien, en dat daar van gevolglijk niet konde gemist worden, om dat men niet konde weeten wat en hoeveel van die spijs aan de verwagt werdende retourscheepen soude moeten werden verstrekt; waar en tegens gem. schippers weeder antwoorden dat sij in ‘t Patria maar in ‘t geheel voor negen maanden wierden geproviandeert, ende sulx nog wel voor het grootste gedeelte met gort, het welk wel goede maar seer droge kost was, voegende den schipper Elias Wargaarn daar bij dat hij in ‘t geheel maar 33 vaten gort in sijn schip hadde, van dewelke er alle weeken twee door desselfs volk wierden geconsumeert, soo dat deselve maar sesthien weeken konden strecken, blijvende sijlieden daaromme persisteeren bij haar gedaan versoek om eenige erweten en bonen te mogen genieten. Over het welke met aandagt gedelibereert sijnde, best gedagt is gem. schippers te ordonneeren dat sij hun gesegde ten subjecte harer provisie, ‘t sij te samen ofte ijder in ‘t bijsonder, in geschrifte sullen hebben te vervatten en over te leveren, op dat daarvan met de vereijschte omstandigheijd soo wel aan onse Heeren en Meesters als de Hoge Indische Regeering kennis soude kunnen gegeven werden; sullende vervolgens op Maandag gemonstert en aan ider tot meerder voldoening een half last rijst werden verstrekt.
Waar na door den Edelen Heer Gouverneur in overleg wierd gegeven hoedanig met den hier aangekomene ondermeester en mattrosen van den verongelukten hoeker Meeteren 71 ten meesten dienste der E. Comp. behoorden te werden gehandelt, over het welke geraadpleegt weesende, goedgevonden en beslooten is dat deselve weeder in dienst der E. Comp. sullen werden genomen voor haar oude gagie, om alsoo ‘t sij alhier gebruijkt ofte wel na India versonden te werden.72
Vervolgens sijn gelesen geworden de reqten. door de capns. der Engelsche scheepen Carnarvon en Cadogan in onderstaande bewoordinge vervat:73
Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasque d’ Chavonnes - - - benevens den Edele Agtb. Raad van Policie.
‘Vertoonde meet veel respect Josias Twaits, capiteijn van ‘t schip het Carnarvon ter dese rheede legende, ende hij supplt. habbende verscheijde siekte, soo wel officieren als matrossen, versoekt dat Uwe Wel Edele Gestr. en Edle. Agtb. gelieft ham permissie te geven om vervorssing soo van vleesch en groenten aan sijn gemelde botoom te vaaren voor vervorsing van sijn siek volk, zijnde in geheel veertig coppen, denwelke sal ten hoogsten verpligt werden.’
‘(Onderstont) Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdange dinaar, (was getekent) Josias Thwaites.74 ‘
Aan den Wel Edle. Gestr. Heer Maurits Pasque d’ Chavonnes - - -benevens den Edele Agtb. Raad van Policie.
‘Vertoonde meet veel respect William Hamble, capetijn van ‘t schip het Cardigon , ter dese rheede legende, ende hij supplt. habbende verscheijde sieke van sijn volk, versoeke seer ernstig dat Uwe Wel Edele Gestr. en Ed. Agtb. gelieft ham permissie om vervorsing soo van vleesch en groenten aan sijn gemelde botoom te vaaren, den getaal van sijn siekte sijnde agt en twentig coppen, denwelke sal ten hoogsten verpligt werden.’
‘(Onderstont) Wel Edele Gestr. en Ed. Agtb. seer onderdanige dinaar, (was getekent) Willim. Hambles.75 ‘
Soo is na dat alvoorens den burger Gijsbert la Febre76 diesaangaande in Rade was gehoort, aan haarlieden geaccordeert omme voor hunne ophebbende sieken, bestaande volgens opgave van den eersten in 40, ende van den anderen in 28 stux, driemaal ter week voor ider hooft te mogen inkopen een lb. vleesch, en soo vervolgens groente na rato, mits dat door ‘s Comps. leveranciers bij dewelke gem. vleesch sal werden ingekogt, en den burger Jan de Wit,77 die de groente staat te besorgen, sal moeten werden overgelevert een ordentelijke lijst der verstrekte quantiteijt van hetselve.
Dog met eenen in overweeginge genomen sijnde het groot getal der opgegevene sieken van de gem. scheepen, en dat daar onder wel eenig bedrog soude kunnen schuijlen, Soo is mede verstaan dat wanneer den equipagiemeester voortaan aan eenige vreemde scheepen volgens gebruijk komt af te vragen de naam van ‘t schip, capn. &a., ook met eenen sulx sal hebben te doen van hare doden en sieken, op dat hetselve ter secretarije kan werden geregistreert, en daar door soo veel mogelijk alle bedrog voorgekomen.
Ook is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur geresolveerd dat er billietten in gereetheijd sullen werden gebragt waar bij een ijgelijk werd geadverteerd dat de leverantie van ‘t versch vleesch en levendige schapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a. op den eersten der aanstaande maand Februarij publicquelijk sal werden opgeveijlt, omme in te gaan met pmo. Maij daaraanvolgende, onder sodanige conditien en met sulke uijtsondering als bij die van voorleden jaar staat uijtgedrukt.
En soo mede dat de drie stuurlieden van het verongelukte schip Schonenberg benevens eenige andere manschap van dien bodem over de althans aanweesende retourscheepen sullen werden verdeelt, om daar mede te repatrieeren, soo veel sonder belemmeringe der selver sal kunnen geschieden.
Ten versoeke van den burger Jan Lammertsz Mijburg78 bij ‘t volgende reqte. gedaan:79
‘Aan den Wel Ed. Heer Gouverneur Maurus Pa[s]ques de Savonnes, Raad van India, en den Ed. Agtb. Raad.’
‘Geeft met alle onderdanig respecq aan UE. Edl. Agtb. ootmoedelijk te kennen UF. Agtb. onderdanige en gehoorsamen dienaar den borger en supplt. Jan Lammertse Mijburg, versoekende door UEdle. Agtb. gunst te mogen in eijgendom genieten seker dubbelt erfje, sijnde gelegen in het blok 00, om aldaar voor mijn een woonhuijs op te timmeren. Ik sal mijn op UEdle. Agtb. gunst verlaten en tragten ten aller tijden hetselven waardig te sijn.’
‘(Onderstont) Dit doende.’
Sijn aan denselven de twee versogte stukjes huijserfs ter groote van 40 quadraat roeden en 120 do. voeten, in eijgendom verleend, mits dat hij die ten eersten sal moeten doen bebouwen.
De relasen van den gesaghebber en stuurman van den gestranden hoeker Meeteren bij de leeden des Raads rondgelesen,80 en door den Edlen Heer Gouverneur weder ter tafel gebragt sijnde, soo gaf Sijn Edele daar nevens in consideratie wat hier omtrent als nu ten meesten dienste behoorde gedaan te werden, over het welke serieuselijk gedelibereert weesende, op de voorstellinge van den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, goedgevonden en gearresteert is den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens de mede schippers David Brouwer, Sibert Pool en Pieter van Dalen bij desen te committeeren omme deselve nauwkeurig g’examineert hebbende, vervolgens gem. gesaghebber ende stuurman mitsgrs. sodanige andere personen van dat bodemken als sij sullen nodig oordeelen bij monde te horen, en dus na te gaan ende te ondersoeken aan wie van die twee ofte wel andere behoort en kan toegeschreven worden het verliesen van dat kieltje, voor soo verre de behandelingen van zeemanschap met den gevolge van dien in desen aangaat, omme van haarlieder schriftelijk rapport gedien synde, als dan nader desen aangaande te kunnen disponeeren.
Dog ten subjecte der papieren door den landdrost, Martinus Bergh, aan den Edelen Heer Gouverneur en Raad wegens sijn gedane enquesten omtrent de veeruijlders van den burger Jacobus van der Heijden gecarteert, is goedgevonden deselve te houden voor gecommuniceert en dat die vervolgens ter secretarije sullen werden bewaard tot tijd en wijle door de respective officieren daar omtrent, soo wel als ten opsigte der ruijlders van de burgers Hendrik de Vries en Nicolaas Gockelius81 nader ondersoek sal wesen gedaan.
Laastelijk wierd door den Edelen Heer Gouverneur aan de leden des Raads ter kennisse gebragt dat den capn. van het op gisteren hier gearriveerde Franse schip de Bourbon aan Sijn Edele groote instantien hadde gedaan omme met twee scheepspompen geadsisteert te mogen werden, ten aansien sijnen onderhebbenden bodem seer lek, ende hij van geen een bequame pomp voorsien was, het welk wel de voornaamste reeden was geweest die hem dese plaats selfs tegens sijne ordres hadde doen aanlopen. Gevende dierhalven in overweging of in dat versoek konde getreeden werden, over het welke reflexie gemaakt sijnde dat dewijle sulx directelijk quam aan te lopen tegens de beveelen door onse Heeren en Meesters bij hare successive brieven aan dese Regeering ten opsigte van het verstrecken van equipagie goederen aan vreemde natien gegeven, ook dienvolgens het voorsz versoek om de voorm. redenen op eijgen benodigtheijd sal werden g’excuseert.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.82
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] In kennisse van Mij, R. TULBAGH. e.g. Clercq.
## Footnotes
-
Sien C.341:Attestatiën, 1723-1724, p. 367. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, p. 533. ↩
-
Johannes Kien van Middelburg het in 1711 met Berbices na die Kaap gekom, en was tot 1714 krankebesoeker in die hospitaal. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 202. ↩
-
Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 389-405. ↩
-
Jan de Wit was die seun van Willem de Wit, en is in New York gebore. Hy was getroud met Maria Adriaansz., die dogter van Lambert Adriaansz. en Anna Pieters. (Sien C.J.2598:Testamenten, Codicillen &a., 1702-1714, pp. 127-132.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 202. ↩
-
Jurgen (Georg) Schuster was die seun van Georg Schuster en Margaretha Tuzchkens, en is in 1698 in Bautzen gebore. Hy het in 1720 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1726 ‘n vryburger geword. Dieselfde jaar is hy getroud met Josina van der Burg, die weduwee van Isaac Esser, en in 1735 het hy hertrou met Catharina Christina Doman, die dogter van Gabriel Doman en Anna de Groot. Hy is in 1754 vir ‘n derde keer getroud met Geertruijd Valk, die dogter van Cornelis Valk en Gesina Maijboom. (Sien C.J.2604:Testamenten, 1727-1730, pp. 24-31; C.J.2608:Testamenten, 1737-1738, pp. 5-11; C.J.2612:Testamenten, 1752-1754, pp. 194-199 en 270-274; C.J.2613:Testamenten, 1754-1757, pp. 82-85; M.O.O.C.8/7:Inventarissen, 1749-1752, no. 33.) ↩
-
Sien C.341:Attestatiën, 1723-1724, pp. 419-421. ↩
-
In die kladnotule van hierdie resolusie verskyn ook die volgende inskrywing: “Den Gouverneur versoekt vervolgh van ‘t proces tegens Pieter van der Hijde, waer teegen den fiscael sustineert dat die saak bij manquement van bewijs niet kan voortgeset worden”. Sien C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 203. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 204. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, p. 537. ↩
-
Hy was die seun van Gustav Butner en Maria Dorothea Winzer, en is in 1690 in Halle , Sakse , gebore. In 1712 het hy as soldaat na die Kaap gekom, en nadat hy vanaf 1714 as chirurg in die hospitaal diens gedoen het, verlaat hy die Kaap in 1717 as oppermeester van die skip Sanderhoef . Hy is in 1725 getroud met Engela Aletta Loubser, die dogter van Evert Loubser en Hilletje Olivier. (Sien C.224:Requesten, 1717-1718, nos. 44 en 122; C.J.2603:Testamenten, 1725-1726, pp. 259-264; M.O.O.C.7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 80; M.O.O.C.8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 14.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 551-553. ↩
-
Hy was ook bekend onder die naam Peter Gobbels. Jubbels was afkomstig van Keulen , en is in 1699 met Magriet Dusobry getroud. Hy was ‘n vryburger aan die Kaap, maar het in 1706 na Batavia verhuis. (Sien C.J.2653:Testamenten, 1727-1731, pp. 157-160.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 543-545, ↩
-
- Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 749-766.
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 204. ↩
-
Die Raad van Indië het 24 Oosterlinge, waar onder die Javaanse prins, Dipa Nagara, en agt van sy volgelinge, na die Kaap verban. Vgl. C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 762-763. ↩
-
Sien C.439:Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 749-766. ↩
-
Hy was afkomstig van Hamburg en het in 1717 as soldaat na die Kaap gekom. Sy versoekskrif kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 587-588. ↩
-
Hy was afkomstig van Halle aan die Saale , en het sedert 1719 as saalmaker aan die Kaap diens gedoen. Hy was getroud met Anna Botha, die dogter van Fredrik Botha en Maria Kickers. Sien C.J.2605:Testamenten, 1731-1732, no. 5. ↩
-
Die nominasies van die Kaapse kerkraad kan gevind word in C.230;Requesten, 1723, pp. 583-584. ↩
-
Die kerkraad van Stellenbosch het twee feitlik eendersluidende nominasies ingestuur. Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 575-576 en 579-580. ↩
-
Jan Nel is in Amsterdam gebore, en het saam met sy ouers, Guillaume Nel en Jeanne de la Batte, na die Kaap gekom. Hy was getroud met Susanna Fourie. Sien Stellenbosch 18/5:Testamenten, 1720-1725, no. 43. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 571-572. ↩
-
Die kommissarisse van siviele en huweliksake se nominasies kan gevind word in C.230:Requesten, 1723, pp. 563-564. ↩
-
Sien C.230:Requesten, 1723, pp. 559-561. ↩
-
Willem Morkel van Hamburg was as oppermeester op verskeie skepe werksaam voordat hy in 1721 ‘n vryburger word en hom op Stellenbosch gevestig het. Hy is in 1734 oorlede. Sien M.O.O.C.7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 140. ↩
-
Hy was die seun van Gerrit Cloete en Catharina Harmans, en is in 1687 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Anna Olivier, die dogter van Hendrik Olivier en Beatrix Verweij, en na haar dood in 1716 het hy hertrou met Petronella van der Merwe, die dogter van Willem Schalk van der Merwe en Elsje Cloete. In 1719 is hy vir ‘n derde keer getroud met Geertruij Pretorius, die dogter van Wessel Pretorius en Geertruij Elbers, en die weduwee van Johannes Wessels. Cloete het die plase Idas Valleij , Vredenburgh en Vlottenburgh by Stellenbosch besit. Hy is in 1732 oorlede. (Sien M.O.O.C.8/3:Inventarissen, 1714-1719, nos. 23 en 89; M.O.O.C.8/5:Inventarissen, 1727-1737, no. 52; M.O.O.C.7/4:Testamenten, 1726-1735, no. 110.) ↩
-
Hy was die seun van Paul Roux en Claudine Seugnet en is in 1692 aan die Kaap gebore. In 1719 is hy getroud met Elisabeth Joubert, die dogter van Pierre Joubert en Isabeau Richard, en die weduwee van Guillaume Loret. ↩
-
Prof. D. Pont het die bostaande gedeelte soos volg vertaal: ” … om aan die hierbo genoemde Samuel Sterkenberg die leniging wat hy versoek het op grond van sy versuim om die fatale datum van appèl in ag te neem, hierby te weier en te ontsê”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 205. ↩
-
l)ie oorspronklike van hierdie versoekskrif het nie bewaar gebly nie. Dit is egter duidelik dat die skribent die oorspronklike woordeliks gekopieer het. Die taal is dus baie gebrekkig. Dieselfde foute kom ook in die Haagse Kopie voor. ↩
-
‘n Lys met die name van die veertig siek matrose op die skip is hier weggelaat. Sien C.18:Resolutiën, 1723-1724, pp. 522-523. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. Die Raad het nie byeengekom nie, maar die klerk van die Politieke Raad is slegs by die lede rondgestuur om hulle sienswyses in te win. Vgl. C.605:Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 855. ↩
-
Fort St. David was ‘n Engelse vesting op die kus van Koromandel aan die Golf van Bengale . Sien De Bruin, Servaas:Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 1072. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “billikheijd”. ↩
-
In die Haagse Kopie staan ” Groot Brittanje “. ↩
-
In die Haagse Kopie staan “Coninklijke”. ↩
-
Sien C.513, deel III:Uitgaande Brieven, 1721-1722, pp. 878-926. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. ↩
-
‘n Verslag oor die stranding van die skip kan gevind word in C.605:Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 855 en 856-858. ↩
-
Hendrik Moel (Heinrich Muhl) is in 1675 in Bergenhausen gebore. Hy het as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1718 ‘n vryburger geword. Hy het reeds in 1718 toestemming verkry om sy vee te laat wei in die omgewing van Saldanhabaai , en later in die omgewing van die Piketberge . Moel is in 1724 oorlede. (Sien M.O.O.C.7/3:Testamenten, 1721-1725, no. 85; R.L.R.4:Oude Wildschutte Boek, 1718-1721, nos. 27 en 181; R.L.R.5:Oude Wildschutte Boek, 1721-1724, no. 115.) ↩
-
Die Politieke Raad het ook die aanstelling van ‘n aantal amptenare afgehandel. O.a. is Harwijk Hendrik Rikker aangestel as substituut-landdros. Aan Jan Vorster is ook toestemming verleen om hom as vryburger en messelaar aan die Kaap te vestig. Sien C.113:Klad Notulen, 1721.1725, p. 206; C.230:Requesten, 1723, p. 591. ↩
-
Sien C.231:Requesten, 1724, no. 1. ↩
-
Sien C.341:Attestatiën, 1723.1724, pp. 539-547. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 207. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113:Klad Notulen, 1721-1725, p. 207. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe bootsman op Geertruijd aangestel is, is hier weggelaat. Sien C. 18Resolutiën, 1723-1724, pp. 549-550, asook C.231,Requesten, 1724, no. 3. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 4. ↩
-
Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 62. ↩
-
Hy was afkomstig van Delft , en het in 1714 as soldaat met Ter Horst na die Kaap gekom. ↩
-
Hendrik Abraham de Vries van Amsterdam het in 1708 met sy vrou, Maria Zaaiman, en hulle vier kinders uit Mauritius na die Kaap gekom. In 1719 het hy hertrou met Johanna van Es. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 127.) ↩
-
Arnold Heinrich Scholtz (Schultze) van Bielefeld was die seun van Hermanus en Rabina Elisabeth Schuitze. Hy het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1722 ‘n vryburger geword. In 1721 is hy getroud met Jacomina Visser, die weduwee van Johann Heinrich Munnik. Hulle het twee seuns gehad. (Vgl. C.J.2601,Testamenten, Codicillen &a., 1721-1722, pp. 189-193; C.229,Requesten, 1722, no. 4.) ↩
-
‘n Memorie waarin besonderhede verstrek word omtrent tekortkomende en beskadigde goedere uit die pakhuis en die skepe Windhond , Margaretha , Raadhuijs van Vlissingen , Opperdoes , Goudriaan , Wolphaarsdijk , Adelaar en Berbices , is hier weggelaat. Die Raad het besluit om sommige van die goedere as verliese af te skryf en die res te verkoop. Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, pp. 553-556, asook C.291,Memoriën, 1710-1726, pp. 403-405. ↩
-
Hy was die seun van Abraham Pietersz Valk en Anna Jans Oosterdorp, en is in 1684 in Seevenhuijsen naby Rotterdam gebore. Hy het in 1705 as matroos na Indië gegaan, en het in 1709 as onderstuurman na die Kaap gekom. In 1716 is hy aangestel as ekwipasiemeester, met die rang van opperstuurman. Die volgende jaar het hy ook lid van die Raad van Justisie geword. Hy is in 1713 getroud met Gesina Maijboom, die dogter van Claas Maijboom en Geertruijd Specking. Hulle het drie kinders gehad. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 102; C.223,Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 483-484.) ↩
-
Sien C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 497-499. ↩
-
Lakeman was een van die tien skepe wat gedurende die nag van 16 op 17 Junie 1722 tydens ‘n geweldige storm in Tafelbaai gestrand het. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 619-624, en dieResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 190-192. ↩
-
Cornelis van Beaumont was afkomstig van Breda , en het in 1713 uit Colombo na die Kaap gekom om Joan Blesius, wat in 1711 oorlede is, as fiskaal op te volg. In dieselfde jaar is hy ook met Blesius se dogter, Deliana, getroud. Sien C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, pp. 334-338. ↩
-
Jacobus van der Heijden was die seun van Andries van der Heijden en Hester Kuijper. Hy is in 1661 in Haarlem gebore. Na die dood van sy eerste vrou, Elsje Gildenhuijs, is hy in 1703 weer getroud met Abigael Vroom, die weduwee van Heinrich Sneewind. Sy was die dogter van Jacob Vroom en Margaretha Welmans, en is in 1656 in Amsterdam gebore. Vier kinders is uit die eerste huwelik gebore. Van der Heijden het ‘n leidende aandeel gehad aan die stryd teen W. A. van der Stel, en was ‘n vermoënde man wat verskeie plase besit het. Hy is in 1727 oorlede. (Sien C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, pp. 513-524; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 20.) ↩
-
Sy is in 1713 met Isaak Scheepers getroud, en het in 1725 met Andries Schutte hertrou. ↩
-
Schonenberg het op 20 November 1722 naby Kaap Agulhas op die rotse geloop en met sy hele lading vergaan. Die skipper, Albert van Soest, en sommige van sy offisiere is later van pligsversuim aangekla. Sien dieResolusies van die Politieke Raad, deel VI, p. 217; asook C.J.646,Proces stukken Van Soest wegens vergaan van de Schoonenberg op Agoxa, 1722, en C.J.647,Stukken in zaak Fiscaal contra Van Soest, 1723-1724. ↩
-
Hy was die seun van Olof Bergh en Anna de Koning, en is op 2.11.1696 aan die Kaap gebore. Hy is in 1719 getroud met Catharina Leij, die dogter van Michiel Leij en Engela van Breda. Bergh het in 1711 as soldaat by die Kompanjie in diens getree, en is in 1714 bevorder tot assistent. In 1721 het hy Nicolaas van den Heuvel opgevolg as landdros van Stellenbosch , en die volgende jaar het hy die rang van onderkoopman ontvang. (Sien C.223,Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 134; C.J.2600,Testamenten en Codicillen, 1719-1721, pp. 244-248.) ↩
-
Die brief aan die landdros berus in C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1-3. Sy antwoord daarop kan gevind word in C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 805-807. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 781-793. ↩
-
Die oorspronklike plakkaat berus in C.682,Origineel Plakkaat Boek, 1714-1734, pp. 232-236. Dit is ook gepubliseer in dieKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 101-102. ↩
-
“Paragrapheeren” het oorspronklik dieselfde betekenis gehad as “parapheeren”. ↩
-
In die kladnotule van hierdie resolusie verskyn ook die volgende aantekeninge: “Op ‘t reqt. van Pangsisaij desselfs vonnis na te sien alvoorens te disponeeren. De backers van voorleeden jaar beneevens eenen Pieter Jubels nogmaals permissie verleend”. Pangsisaij, ‘n Chinese bandiet, se versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 2. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 208.) ↩
-
‘n Kort lewenskets van Goewemeur Maurits Pasques de Chavonnes verskyn in die Inleiding van hierdie publikasie. ↩
-
‘n Ander skrywer het hier oorgeneem. ↩
-
Die vier skepe het op 27 September 1723 uit Texel vertrek. Vgl C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 869 en 870. ↩
-
Meeteren het op 7 November 1723 aan die weskus benoorde die Olifantsrivier op die strand geloop. Die skipper en agt van die bemanningslede het ongeveer ‘n maand later die Kasteel oor land bereik. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 855 en 856-858, en ook dieResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 384 en 386. ↩
-
‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skip Fortuijn bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, p. 572. Die versoekskrifte van die bemanningslede kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, nos. 4 en 7. ↩
-
Die taal van die ondervolgende twee versoekskrifte is baie gebrekkig, en is klaarblyklik woordeliks van die oorspronklikes gekopieer. ↩
-
‘n Lys met die name van die veertig siek matrose is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën, 1723- 1724, p. 574. ↩
-
‘n Naamlys van die 28 siek matrose is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, p. 575. ↩
-
Hy was afkomstig van Overschie en is op 27.3.1712 getroud met Catharina van der Sande, die dogter van Reijnier van der Sande en Elsje Basson. Sestien kinders is uit die huwelik gebore. ↩
-
Jan de Wit is in 1677 in New York gebore. Hy was die seun van Willem de Wit. In 1700 het hy na die Kaap gekom, en op 20.3.1707 is hy getroud met Maria Adriaansz, die dogter van Lambert Adriaansz en Anna Pieters. De Wit is in 1755 oorlede. (Vgl. C.J. 2598,Testamenten, Codicillen &a., 1702-1714, pp. 127-132; C.J.2610,Testamenten, 1744-1746, pp. 31-34; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1755-1757, no. 52.) ↩
-
Hy was afkomstig van Buiksloot naby Amsterdam . Nadat sy eerste vrou, Maria Hendriks, in 1697 oorlede is, is hy weer op 15.3.1699 met Sophia Sank, die weduwee van Hendrik Leenhold, getroud. (Sien M.O.O.C. 8/1,Inventarissen, 1692-1705, no. 27.) ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 9. ↩
-
Die verklarings deur die gesaghebber, Willem Turnhout, en stuurman, Hendrik Henemans, asook uittreksels uit die resolusies van die skeepsraad van Meteren , kan gevind word in C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 539-553. ↩
-
Nicolaas Gockelius van Doesburg het in 1685 as soldaat na Batavia gegaan, en het op 22.4.1686 aldaar ‘n vryburger geword. Hy het in 1718 na die Kaap gekom, en was getroud met Susanna Magdalena Botha, die weduwee van Adam Hendrik Mulder. Hulle het geen kinders gehad nie. Gockelius is op 16.8.1739 oorlede. (Sien C.J.2652,Testamenten, 1722-1727, pp. 219-222; C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, pp. 379-383.) ↩
-
Die Politieke Raad het ook Justus van Garsten bevorder tot korporaal, en aan Jurriaan Adelaar en Frans Haarhof hulle vrybriewe verleen. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 209, en C.231,Requesten, 1724, nos. 5, 6 en 8. ↩
-
Kaije Jesse Slotsboo van Hadersleben het in 1699 as sersant na die Kaap gekom, en is daarna bevorder tot vaandrig (1704), luitenant (1708), kaptein-luitenant (1713) en kaptein (1720). Hy is op 23.12.1703 getroud met Anna Regina Harts, die dogter van Heinrich Harts en Judith Marquard. Na haar dood in 1711 is hy op 22.12.1715 weer getroud met Aletta Beck, die weduwee van Samuel Martini de Meurs. (Sien C.J.2650.Testamenten, 1709-1715, pp. 175-178; C.J.2652,Testamenten, 1722-1727, pp. 117-126.) ↩