Skip to content

C070 v1.20

C. 70, pp. 2-6.

Woensdag {17240112} 12e Januarij 1724, voormiddags ten tien uuren.

Alle present.

Gaf den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden des Raads ten kennen dat ingevolge het raadsbesluijt op gisteren genomen, de schippers Jan Coole, Pieter Westerik, Elias Wargaarn en Leonardus de Rijke hadde doen aanseggen hunne consideratien ten opsigt van haarlieder gesustineerde wegens hunne provisie in geschrifte te brengen, dog dat sijlieden daar toe niet veel genegentheijd scheenen gehad te hebben, dewijle sig seedert bij Sijn Edele vervoegt hebbende, betuijgt hadden dat de aan haar geaccordeerde rijst niet en quamen te benodigen, dewijle seijden genoegsaam van gort voorsien te sijn, weshalven Sijn Edele in consideratie gaf of dierhalven de reets verleende ordonnantie van twee lasten rijst niet behoorde ingetrocken en vernietigt te worden; over het welke geraadpleegt sijnde, Soo is goedgevonden en verstaan hetselve in sodaniger voege te laten geschieden, en dat gevolglijk geen rijst aan de voorm. scheepen sal werden verstrekt, te meer uijt het voorsz gedoente ligtelijk konde afgenomen worden dat haar versoek om erweten en bonen meer ten overvloede als uijt groote nood sakelijkheijd is geweest.

Vervolglijk gaf den Edelen Heer Gouverneur te kennen dat den Franssen capn. van het schip de Bourbon sijn versoek om twee scheepspompen bij het volgende requeste nogmaals hadde vernieuwt:1

‘Requeste que presente a monsieur le gouverneur et a messieurs du conseil du cap de bonne esperance appertenant ala noble compagnie d’ holande, par monsieur de la Vilie bagne magon commandant des vaisseaux du conseil des indes francois et capn. du Bourbon .’

‘Messieurs,’

‘Jaij lhonneur devous representer les raisons qui mout oblige de relacher dans cette rade, et latriste situation dans laquelie jeme trouve, je partis de pondicherij anee trois vaisseaux le 25 Jannier 1723 et arrivaij le 6 Mars a lisle Bourbon ,2 quatre jours apres mon arrivez ala dite isle jij fus pris du ouragan qui mobliga d’ abandonner mes ancres et qui me demata de tout mats, deux jours apres je revins ala dite isle dans ce triste etat ouje demeuraij jusquan huitieme Decem. pour ragréer mon vaisseau ajant tout perdu dans le ouraguan, et aijant etez obIigez defaire du cordage de vieux cables, deux jours apres ma sortie mon vaisseaux devint un peu eveux, eequi augementa tous les jours an point que huit jours apres le vaisseaux fut eveux a vue pompe continnelle, et quand il fait mauvais tems nons sommes obligez de nons servir de deux, me trouvant acinquante lieues du cap de bonne esperance et voijant que toutes mes pompes estoient crevees et hors de service, naijant plus de cuir et par consequent hors d’ etat de tenir la mersans mexposer a perir, jaij pris le partije malgrez mes ordres qui me defendent absolument de relacher an cab de bonne esperance, dij venir et defaire poursuivre la route aux vaisseaux qui etoient anee moij.’

‘Vous voijez messieurs parles raisons que jaij lhonneur de vous alleguer que si jaij relasches dans te paijs icij ca este pour eviter de perir, voila le triste etat ou jeme trouve eveux, sans pompe qui puisse servir, sans cuir agree de cordagee fait de vieux cable, sans en anoir un morcean de rechange et pen de vivres.’

‘Jespere messieurs que vous voudrez bien faire attention ala conjoncture onje me trouve et que vous aurex labontez deme secourir sans quoij il nest indubitabie que mon vaisseaux ne perisse ne pouvant absolument prendre lamer dans letat onje me trouve, et deconsiderer que mon vaisseaux nest point avu particulier, que cette compagnie appertient a l ‘etat et que le roij defrance fait regir par ses ministres.’

‘Jevous demande en grace messieurs de neme pas refuser lefoible secours que jevours de mande, et qui nous est absolument necessarie vous obligerez eenx qui ont Ihonneur detré anee vutres profond respect messieurs.’

‘(Onderstont) Vostres humbles et tres obeissans serviteurs, (was getekent) Magon de la Villebagne, Tortel Portebarre Herbet, Lacour Gaillare Delang Rolaij, P. Gervais de la Godelle.’

Over het welke dan wederom gedelibereert sijnde, heeft men niettegenstaande den slegten toestand van dien bodem volgens haar voorgeven egter moeten besluijten bij onse resolutie diesaangaande op gisteren genomen, om de daar bij vermelde redenen te blijven persisteeren, ende derhalven het voorsz versoek te ontseggen.

Laastelijk wierd door den secretaris deeser Vergadering, Adriaan van Kervel, het concept billiet weegens de leverantie van versch vleesch en levendige schapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a. ter lecture gebragt, en vervolgens geapprobeert, sullende sodanig allomme geaffigeert werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.3

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

4

[Signed:] A. V. KERVEL

5

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.

C. 70, pp. 7-27.

Dingsdagh den {17240118} 18 Januarij 1724, voormiddags.

6

Alle present, behalven den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.

Ten aansien den geprojecteerden vertrek dag der aanweesende retourscheepen de Wendela , ‘t Slot Aldegonde , Lintschooten en de Geertruijd sterk op handen begon te schieten, soo liet den Edelen Heer Gouverneur de schippers dier bodems, David Brouwer, Steeven Boeghouten, Siebert Pool en Ipe Engelsman, ter vergaderinge binnen komen, vragende deselve af of zij lieden den tijd hares aanweesens alhier niet waren voorsien geworden van goede en deugdelijke ververssinge voor hunne onderhebbende scheepen, of hun vervolgens nog iets tot de aanstaan de rheijse quam te gebreeken ‘t geen haar verhinderen zoude omme op Maandag aanstaande den 24en deeser maand gemonstert te werden, ende gevolglijk ten geprefigeerden dage, namentlijk den 25 Januarij bij bequaam weer en wind de steeven na de havenen onses lieven vaderlands te wenden, op welk een en ander door gemelte schippers wierd betuijgt dat zij genoegsame ververssinge ten haren genoege hadden genoten, en dat hun ook iets meer tot onderneeming der verdere rijse ontbrak, versoekende eeniglijk met eenige erweeten en boonen voor de cajuijt geholpen te mogen werden, waar over dan gedelibereert zijnde, goedgevonden en besloten is dat ider dier retourscheepen zal werden verstrekt een half mudde boonen en zoo veel erweeten, mitsgaders dat men deselve op Maandag zal doen monsteren, en ‘s daags daaraan van hier laten vertrecken.

Daar na gaf den Edelen Heer Gouverneur te kennen dat met de ontladinge der goederen voor dit Gouvernement in ‘t schip ‘s Graveland afgescheept geweest, al ver geavanceert was, zoo dat dien bodem in ‘t korte, immers eerder als het aanweesend provisie schip de Herstelling in staat zoude zijn omme Bataviawaarts gedepescheert te kunnen werden, ende dat dewijl de leverancie der tarw ook reedelijk begon voortgang te neemen, Zijn Edele dierhalven niet ondienstig hadde geoordeelt met gemelte schip ‘s Graveland een quantiteijt van dat graan bij provisie te laten voortgaan, dog dat diesaangaande met den schipper dier kiel, Jan Diephout, gesprooken hebbende, door denselven swaarigheijd wierd gemaakt, ter oorsake dat zijn onderhebbend schip nog nieuw en daar en bovens met houdwerken afgelaaden geweest zijnde, ook gevolglijk de gemelte tarw aan veel bederf zoude geexponeerd weesen, gevende Zijn Edele daaromme in consideratie of met de afsendingvan dat graan7 niet liever tot ‘t vertrek van ‘t schip de Herstelling behoorde gewagt te werden, te meer het selve maar eenige weijnigen tijd langer als ‘s Graveland ter deeser rheede zal behoeven te verblijven, over ‘t welke gebesoigneerd weesende, is best gedagt geen tarw met gemelte schip ‘s Graveland naar Batavia af te scheepen, maar dat in ‘t provisie schip de Herstelling twee hondert lasten zullen afgescheept werden, en dat bij nadere scheeps gelegentheijd den verderen eijsch van India by genoegsamen aanvoer van die corl zal werden voldaan.

Vervolgens de jaarlijxe reek. der kerkelijke goederen van de colonie van Drakenstijn door den Edelen Heer Gouverneur geproduceert, en van den volgenden inhoud gevonden zijnde:8


Rekening der armegelde op Drake[n]stijn van den jaare ao. 1723.
Contante in cassa van het jaar 1722   ƒ688:02:-
Ontfangen onder de godsdienst   ƒ702:15:-
Aan verscheene intreste   ƒ183:-:-
Vier afgelegde obligatien   ƒ1432:-:-
Per testamenten   ƒ100:-:-
Somma   ƒ3106:01:-
Uijtgave des jaars 1723
Per obligatien ƒ2300:-:-
Aan onkoste tot de kerk ƒ688:02:-
Per arme gifte ƒ26:08:-
    ƒ3014:10:-
Blijft in cassa voor 't jaar 1724   ƒ91:07:-
Aan uijtstaande obligatien   ƒ5600:-:-
Agterstallige intreste   ƒ188:-:-
Totale somma   ƒ5879:07:-

Rekening der armegelde op Drake[n]stijn van den jaare ao. 1723.
Contante in cassa van het jaar 1722   ƒ688:02:-
Ontfangen onder de godsdienst   ƒ702:15:-
Aan verscheene intreste   ƒ183:-:-
Vier afgelegde obligatien   ƒ1432:-:-
Per testamenten   ƒ100:-:-
Somma   ƒ3106:01:-
Uijtgave des jaars 1723
Per obligatien ƒ2300:-:-
Aan onkoste tot de kerk ƒ688:02:-
Per arme gifte ƒ26:08:-
    ƒ3014:10:-
Blijft in cassa voor 't jaar 1724   ƒ91:07:-
Aan uijtstaande obligatien   ƒ5600:-:-
Agterstallige intreste   ƒ188:-:-
Totale somma   ƒ5879:07:-

‘(Onderstont) Deese reekening in volle kerkenraad nagesien en wel bevonden, deese 9de Januarij 1724. (Was getekent) P. van Aken,9 S. W. v. M.,10 Jean Durand,11 Charle Marais,12 Jacob de Villiers,13 Pieter de Villiers,14 Matthijs Strijdom,15 Pieter Joubert.16

Is verstaan dat deselve volgens de ordre in copia authenticq na het Patria aan de Heeren Majores zal werden afgesonden.

Als meede dat het rapport der gecommitteerdens gestelt geweest tot examinatie van den gesaghebber en stuurman van den verongelukten hoeken Meeteren , ‘t geene insgelijx door den Edelen Heer Gouverneur als nu ter tafel wierd overgelgt, zijnde van inhoud als volgt:17

‘Wel Edele Gestrenge Heer Mourits Pa[s]que[s] de Chavonnes, Raad Ordinaris van Nederlands India, mitsgaders Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop &ra. &ra.’

‘D’ ondergeteekende bij schriftelijke ordres van den 12 Januarij jongst leeden gecommitteerd zijnde omme te ondersoeken wie de oorsaak mogte geweest zijn van het verlies van de hoeken Meeteren , zoo dient dan dit onderstaande aan Uw Wel Edele Gestrenge tot onderdanig rapport.’

‘D’ ondergetekende na gevraagt hebbende aan den gesaghebber, Willem Turenhout, en den stuurman, Hendrik Henemans, door wat oorsake zij met dien bodem zoo noordelijk beneden de Caap zijn geraakt, hebben ons overtuijgende doen blijken bij hare rezolutie genomen den 29 October in den scheeps raad (zijnde doe ontrent 120 mijlen westelijk van de Caab) dat zij doen ter tijt niet meer als twee halve leggers water in ‘t schip hadden, en niet meer als 10 menschen in staat hadden om dienst te doen, de officieren daar onder gerekent.’

‘Alle het welke haar gedwongen hadde om ‘t eerste land dat zij konden beseijlen te zoeken en daarom resolveerden selfs met een Z.Ot. wind niet om de zuijd te wenden.’

‘Wij ondergeteekende betuijgen dat wij als wij in diergelijken staat waren (dat God verhoede) geen andere resolutie zoude kunnen neemen.’

‘Rakende nu eijgentlijk het verlies van opgemelte bodemtje, zoo kunnen wij uijt hare relasen en mondelijke antwoorden niet anders zien of de opkomende stilte en de swaare tigt doen zij onder de wal quamen, heeft haar genoodsaakt te ankeren, en daar zijn zij zoo ongeluckig geweest dat haar ankers niet en hielden en haar touwen gebrooken zijn en aldus door stilte geen zeijlen konnende gebruijken en de swaare zee ongeluckiglijk tegen de wal geraakt.’

‘Uwe Wel Edele Gestrenge kan wel denken dat in zoo een algemeene nood daar het om ‘t lijf te doen is, de commandos zoo exactelijk niet uijtgevoert en werden, en de concepten wel wat varieeren.’

‘Waarmeede gedenkende aan de intentie van Uw Wel Edele Gestrenge ordres te hebben voldaan, dient deese voor eerbiedig rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 17 Januarij 1724. (Was getekent) C. Valk, D. Brouwer, S. Pool, P. v. Daalen.’

Sal werden gestelt in handen van den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, ten eijnde desselfs actie, bij aldien hij eenige vermeijnd te hebben, tegens gemelte persoonen te kunnen institueeren.

Na het welke den Edelen Heer Gouverneur geliefde te communiceeren dat den predicant van SteIlenbosch , Henricus Bek18 , Zijn Edele hadde aangeschreeven dat sekere jonge, gent. Marcus, dewelke tot dienst van gedagte predicant ‘s Comps. weegen aan hem was verleend, het ongeluk hadde gehad door ‘t springen van een snaphaan desselfs regterhand zoodanig te beseeren, dat die tot voorkoming van meerder prijkel hadde moeten afgeset werden, luijdende de gemelte brief als volgt:19

Aan - - - d’ Edele Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - -.

‘Wel Edele Gestr. Hoog Agtb. Heer,’

‘Den gepasseerden Saturdagh na middag ten drie uuren, zijnde den agtste deeser, ontfing tijding dat Marcus, de jonge van d’ E. Comp. mij ten dienste vergunt, weeder komende van over de bergh, en bij zig hebbende een geweer om zig in cas van wild gedierte, dat omtrent de Houthoek 20 en warme bad 21 den weg onveijlig maakt, en binne weijnig dagen herwaarts een Hottentot verslonden heeft, te beschermen, dat hij omtrent 5 a 6 uuren aan geene zijde van de kloof zijn roer op een hertebeest afschietende, door ‘t springen van ‘t selve zijn regter hand aan pouspas geschoten had, en den geheele nagt elendig22 getalmt had, eindlik des Saturdags bij mensen gekomen, en met een wagen bij monsr. Morkel23 gebragt was. Zoo heb, den dienst des Sondaags verrigt zijnde, mij daarna toe begeven, des Maandags gesien dat de duijm en musculus weg, de twee agterste vingers aan een velletje hingen, d’ andere een halve weg, en de andere gespleeten, de vlakte van de hand tot poespas, zoo dat een wervelbeen tot buijten de hand uijt stak, en d’ andere of tot gruijs of weg, in somma alles vermorselt, gedis[s]olveert en onherstelbaar, den meester ondervragende of ër kans was om de hand te behouden, segde dat nog kunst nog vlijt zulx verrigten konde, maar dat de hand moest worden afgeset en datterpericulum in mora24 was. Wat zoud ik doen, Wel Ed. Gestr. Heer, omtrent hem te disponeeren of ordre in ‘t doen te geven stont bij mij niet, dewijl lijfeijgen was van E. Comp. en wel wist dat zonder Uwel Edele Gestr. consent niet konde, niet mogte verrigt worden. Egter heb om de hette, pijn, naderend gevaar, als tegen mij selven, de vrijheijd moeten neemen om den dokter te versoeken zoo de hand niet konde behouden worden, hij die wilde afsetten. Dat op Maandag in een ogenblik geluckig verrigt, den patient zig daar na redelik wel bevind, en hoope geeft van geneesing. Gelijk dit van mijn diep schuldigste pligt is om aan Uwel Ede. Gestr. ter kennisse te brengen, zoo bid seer ootmoedig hiernevens dat Uwel Ed. Gestr. mijne stoute vrijmoedigheijd gelieve te vergeven, en in te sien als eeniglijk gedaan om den patient (in die twee dagen noodig tot het versoek deser cuure en consent van Uwel Ed. Gestr. te verkrijgen) te bevrijden van swaare toe vallen, tot behoudenis van zijn leven; dies vertrouwe op Uwel Ed. Gestr. goedertierene verschoning in deese.’

‘Ik ben na hertgrondige toe wens van alle tijdlicke en eeuwige zegeningen, met diep schuldigst respect - - - (Was getekent) Henricus Beck. (In margine) Stellenbos, 1724/11 Januarij.’

Gevende daar nevens in bedenking hoedanig in dit geval ten meesten dienste der E. Comp. behoorde gehandelt te werden, waar over dan gedelibereert. en met eenen in aanmerkinge genomen zijnde, eens deels de afweesigheijd van den Heer independent fiscaal, ende ten anderen de meenigvuldige beesigheden die men jegenwoordig vermits het op handen staande vertrek der retourscheepen heeft, ook gevolglijk de dispositie deesen aangaande tot na het depart derselver zal werden uijtgestelt.

Daar naar is geleesen geworden het reqte. door den capt. van het aanweesend Deens schip de Coningin Anna Sophia in volgende termen overgeleevert:25

Aan den Wel Edele Gestrengen Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - mitsgaders den Edelen Agtb. Raad van Poletie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en Edele Agtb. Heeren,’

‘Nademal ‘t alreds over de agt dagen is geleden dat ik, Eggert Lorens Holm, capitain van ‘t ter rheede leggende Deense Oostindische Comps. retourschep, genaamt de Coninginne Anna Sophia , hier ter stede g’arriveerd zijnde, met vijftien sieke manschap als ik hier ten anker quame, sedert dien tijt nog tien andere siek geworden, nue te samen vijf en twentig in ‘t getal (en als het verlangt zoude werden om boorde zal getoont worde) voor welche ick tot deesen tijt toe de minste verversinge niet hebbe konne bekomen; nue siende ‘t voor mijn onmogelijk is ‘t volk weeder gesont zonder verversinge te konne krijgen, maar hooglijk vreesende, zoo ik jegen mijn gedagten sal gevoorseert werde met ‘t sieke volk in zee te lopen, selfde de andere zal aansteken, waar door ik met scheep en volk op zoo lang en voorstaande reijse in groote verleegentheijd kan geraaken; daarom ik suppliant in alle nederigheijd mijn tot Uw Wel Edele Gestrenge en Edele Agtb. is keerende, reverentelijk versoekende voor mijn sieke manschap te mogen genieten verversinge van vles, groentens &ra. &ra., zoo wel voor die tijt dat al verloopen is, als voor die aanstaande, waar door ik in staat kan raken mijn reijse verder te volvooren. ‘t Vleis dat Uw Wel Edele Gestrenge en Edele Agtb. mijn zal gelieve te permitteeren, wil ik neemen bij een van die gepermitteerde slagers hier ter plaatse, de groentens kan ik voor de deure alle dagen te koop krijgen; of zoo Uw Wel Edele Gestrenge en Edele Agtb. ‘t anders gelieve te ordineeren, bij wien ik ‘t zal neemen, verwagte ik met alle ootmoedigheijd van Uw Wel Edele Gestrenge en Edele Agtb. en gunstig resolutie op.’

‘Terwijl ik met alle soorten van respect in alle nedrigkeit verblijve - - - (Was getekent) E. L. Holm. (In margine) Capo de Bono Esperance, den 18 Januarij 1724.26


Bij het welke denselven versoek quam te doen om met enige ververssing, zoo van vleesch als groente, voor zijne ophebbende sieken, dewelke volgens Zijn voorgeeven seedert desselfs aankomst alhier van 15 tot op 25 waren aangegroeijt, geadsisteert te mogen werden, Zoo is na dat alvoorens den burger Gijsbert la Febre deesen aangaande gehoord was, het voorsz versoek, namentlijk om voor 25 sieken ider een lb. vleesch driemaal ‘s weeks, mitsgaders groente naar advenant te mogen inkoopen, te reekenen van zijn arrivement alhier, mits dat behoorelijke lijsten van het verstrekte besorgt werden, voor deese maal geaccordeert, maar ook met eenen verstaan dat voortaan aan geene vreemde scheepen iets meer zal werden vertrekt, als alleen voor ‘t getal der sieken dat zij lieden bij hun arrivement ter deeser rheede komen op te geven.

Laastelijk leverde den coopman en provisioneel secunde, Jan de la Fontaine, als commissaris politicq de volgende reek. der kerke gelden en effecten van de diaconij alhier aan de Caab, aan den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge over:


't Generale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten:
Anno 1723 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ110556:01:04
Daarbij is in dit jaar gekomen:
Aan aalmoesen ƒ3808:-:-
Aan grafsteeden ƒ896:-:-
Aan interesten ƒ4474:-:-
Aan armbossen ƒ782:05:-
Aan testamentaire en lieberale giften ƒ815:-:-
Aan verheurde[^27] gestoeltens ƒ507:-:-
    ƒ11282:05:-
    ƒ21838:06:04
Hier van gaat af:
Onkosten der kerk ƒ591:10:-
Onkosten der armen ƒ4628:13:12
    ƒ5220:03:12
Resteert nog ulto. December 1723   ƒ116618:02:08
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa per restant ƒ22285:05:-
Obligatien en kusting brieven &ra. ƒ76400:-:-
Veragterde interesten ƒ4558:10:-
    ƒ103243:15:-
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
De kerk van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
De kerk van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:-
Adij ulto. December 1723   ƒ13374:07:08
Somma   ƒ116618:02:08

't Generale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten:
Anno 1723 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ110556:01:04
Daarbij is in dit jaar gekomen:
Aan aalmoesen ƒ3808:-:-
Aan grafsteeden ƒ896:-:-
Aan interesten ƒ4474:-:-
Aan armbossen ƒ782:05:-
Aan testamentaire en lieberale giften ƒ815:-:-
Aan verheurde[^28] gestoeltens ƒ507:-:-
    ƒ11282:05:-
    ƒ21838:06:04
Hier van gaat af:
Onkosten der kerk ƒ591:10:-
Onkosten der armen ƒ4628:13:12
    ƒ5220:03:12
Resteert nog ulto. December 1723   ƒ116618:02:08
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa per restant ƒ22285:05:-
Obligatien en kusting brieven &ra. ƒ76400:-:-
Veragterde interesten ƒ4558:10:-
    ƒ103243:15:-
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
De kerk van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
De kerk van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:-
Adij ulto. December 1723   ƒ13374:07:08
Somma   ƒ116618:02:08

‘(Onderstont) Aldus met de kerke boeken geconfronteert en accoord bevonde, op huijden den 17 Januarij 1724. (Was getekent) Jan de la Fontaine.’

Dewelke insgelijx volgens de ordre aan onse Heeren en Meesters copieelijk zal afgesonden werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.29

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

30

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.

C. 70, pp. 27-34.

Dingsdagh {17240125} 25 Januarij 1724, voormiddags.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.

Den schipper van ‘t aanweesend schip ‘s Graveland , Jan Diephout, ter vergaderinge binnen gekomen en op de afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende hoe geduurende zijne legtijt alhier ten genoege was voorsien geworden van deugtsame ververssinge van moescruijden, versch vleesch en brood, mitsgaders zoodanige andere benodigtheeden als ër door hem g’eijscht en benodigt waren geweest tot het in staat stellen van zijne onderhebbende kiel, door welk een en ander zoo verre gevordert was dat vermeijnde bij bequaam en handsaam weeder in staat te kunnen zijn omme op Woensdag den 2e der aanstaande maand Februarij met gerustheijd de rheijse Bataviawaarts te onderneemen, bij aldien inmiddels van de resteerende en behoeftige ballast konde voorsien werden, zonder dewelke zijne water vaten niet naar behooren geplaatst zouden kunnen werden; welken aangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveerd is aan voorm. schip ‘s Graveland zal werden tot ballast in gegeven zoodanige bomben en lang scherp als uijt het gestrande schip de Lakernan gevist en jegenwoordig voorhanden zijn, zullende de als dan nog resteerende ballast ‘t zij van de wal of uijt ‘t aanweesend provisie schip naar derwaarts gevoerd werden, en dat die kiel dierhalven bij toelatinge van weer en wind ten voorgestelden dage zal werden gemonstert en van hier afgesonden.

Daar naar is door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge geproduceert een missive door den predicant van Stellenbosch , Henricus Bek, aan Zijn Edele gesz onder den 23 deeser lopende maand, inhoudende advertentie hoedanig ‘s Comps. lijfeijgen, Marcus genaamt, eenige jaaren bij den voorm. predicant Bek dienst gedaan hebbende, ten huijse van den landbouwer Philip Morkel31 was komen te overleijden. daarnevens voorstellende hoedanig omtrent dat geval behoorde gehandelt te werden; Zoo is, diesaangaande gedelibereert, en reflexie gemaakt zijnde dat geene van ‘s Comps. slaven volgens de ordre bij de negotie boeken deeses Gouvernernents afgeschreeven kunnen werden, ten zij alvoorens bij behoorlijke verklaaringe gebleeken is hoedanig en op wat wijse zoodanigen slaaf is komen te sterven, daaromme ook goedgevonden deesen aangaande geen dispositie te nemen, maar den voorm. predicant Bek aan te seggen alvoorens te besorgen attestatie hoedanig en waar den gem. ‘s Comps. slaaf Marcus overleeden is, ten eijnde deselve bekomen hebbende, nader daaromtrent te werden geresolveerd.

Soo als insgelijx door den Edelen Heer Gouverneur wierde geproduceert d’ overgesondene jaarlijxe reek. der kerkelijke goederen en effecten van de kerk van Stellenbosch , luijdende als volgt:


Cassa rekening van d' arme penningen zoo bevonden op ulto. December 1723 onder diacon Jaques Mallan[^32] en Anthonij Faure.[^33]
Ontfangen
Bij 't sluijten van de cassa 1722 was 't restant ƒ96:15:-
Onder den godsdienst ontfangen ƒ634:10:-
Kerkelicke geregtigheeden ƒ111:-:-
Van verkogte kalk, giften, als testamentaire dispositie ƒ509:02:-
Afgeleijd capitaal van Willem van Staden ƒ600:-:-
Wegens ontfangen intressen ƒ491:04:-
    ƒ2442:15:-
Uijtgave in den jaare 1723
Per ordonnantie ten behoeve van de kerk ƒ381:14:-
Wegens alimentatie van 3 persoonen ƒ567:01:-
    ƒ948:15:-
Resteert in cassa   ƒ1494:-:-
6 obligatien bedragen te samen   ƒ3450:-:-
Verlopen intrest   ƒ75:-:-
Kerkelicke ornamenten   ƒ201:10:-
Somma   ƒ5220:10:-
Het capitaal van Arriaante Malmer[^34] afgetrocken, dat groot is   ƒ2609:-:-
    ƒ2611:10:-

Cassa rekening van d' arme penningen zoo bevonden op ulto. December 1723 onder diacon Jaques Mallan[^35] en Anthonij Faure.[^36]
Ontfangen
Bij 't sluijten van de cassa 1722 was 't restant ƒ96:15:-
Onder den godsdienst ontfangen ƒ634:10:-
Kerkelicke geregtigheeden ƒ111:-:-
Van verkogte kalk, giften, als testamentaire dispositie ƒ509:02:-
Afgeleijd capitaal van Willem van Staden ƒ600:-:-
Wegens ontfangen intressen ƒ491:04:-
    ƒ2442:15:-
Uijtgave in den jaare 1723
Per ordonnantie ten behoeve van de kerk ƒ381:14:-
Wegens alimentatie van 3 persoonen ƒ567:01:-
    ƒ948:15:-
Resteert in cassa   ƒ1494:-:-
6 obligatien bedragen te samen   ƒ3450:-:-
Verlopen intrest   ƒ75:-:-
Kerkelicke ornamenten   ƒ201:10:-
Somma   ƒ5220:10:-
Het capitaal van Arriaante Malmer[^37] afgetrocken, dat groot is   ƒ2609:-:-
    ƒ2611:10:-

‘(Onderstont) Deese boovenstaande in kerkeraade nauwkeurig nagesien, getuijge wij accord te bevinden. (Was getekent) Henricus Bek, N. van den Heuvel,38 J. d. Langen,39 J. Malan, Anthonij Faure, Jan Nel.40 (In margine) Stellenbos, 1724/19 Januarij.’

Weshalven verstaan is dat deselve copieelijk aan onse Heeren en Meesters zal werden afgesonden, dog aangesien op de kerkereecq. zoo van Stellenbosch als Drakensteijn niet werden genoteert gevonden zoodanige penningen als door die beijde kerken tot den opbouw van dien zijn geleend en opgenomen van de diaconij alhier aan de Caab, en dat daar uijt toescheijnd als of de kerken van Stellenbosch en Drakenstijn die scult als in ‘t vergeet boek zouden tragten te stellen, Soo is tot voorkominge van sulx goedgevonden die beijde kerkenraden aan te schrijven dat zij voortaan sorge zullen hebben te dragen dat die genegotieerde en nog schuldig zijnde capitaalen op haare jaarlijxe kerkelijke reecq. binnenslijns bekent gestelt werden.41

Laastelijk geliefde den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden des Raads te communiceeren hoe in ervaringe was gekomen dat den landbouwer Hendrik Moel42 aan de Caab hadde opgebragt eenige eliphants tanden, dewelke wel geneijgt zoude weesen aan de E. Comp. te verkoopen, dog aangesien deselve kleijn en van wijnig gewigt waren, zulx dat de swaarste niet boven d’ 12 a 14 lb. zoude komen te weegen, dierhalven in consideratie gaf hoedanig daaromtrent behoorde gehandelt te werden, gemerkt de ordres van onse Heeren en Meesters quamen te dicteeren dat van de in te kopene eliphands tanden de minste 30 lb. swaar moeste zijn; Zoo is, diesaangaande gedelibereert zijnde, beslooten alvoorens daaromtrent finalijk te besluijten, dat de gem. eliphants tanden zullen werden gesien en de swaarste van dien gewogen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.43

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 70, pp. 35-38.

Vrijdag {17240128} 28 Januarij 1724.

Geliefdent den Edelen Heer Gouverneur den eersten clercq te gelasten het volgende reqte. aan de leeden des Raads te vertoonen:44

Aan den Wel Edele Gestrange Heer Maurits Pasque de Chavonnes - benevens den Edele Agh. Raad van Policie.

‘Vertoonde met veel respect Caleb Grantharn, capetijne van ‘t schip het Craijgs , ter deeser rheede leggende ende habbende verschijden sieken, zoo wel officieren als mattrossen, hij supplt. versoekt Uwe Wel Edele Gestrange en Edele Agh. van om permissie te geven om vervorseing soo van vlees en groenten aan zijn gemelde bootom te voeren voor vervorsing van zijn sieken volk, den welke sall ter hoogsten verpligt werde.’

‘(Onderstont) Wel Ed. Gestr. en Ede. Agtb. seer onderdanigen dinaar, (was geteekent) Caleb Grantham. (In margine) Cabo de Goed Hoope, Januarij 29e 1723/4.45


Ten eijnde Haar E.Es. in consideratie te geven of het daar bij gedane versoek van den Engelschen capt., Caleb Grantham, omme voor desselfs 20 aangebragte impotenten eenige ververssing, zoo van vleesch als groente te mogen erlangen, behoorde geaccordeert te werden, op ‘t welke dan ook eenpariglijk geadviseerd is dat het selve aan dien capt. volgens de ordre der Heeren Majores in zoodaniger voege zal werden toegestaan als aan de andere hier aangeweest zijnde vreemde scheepen is geschiet, te weeten omme weekelijx voor ider hooft drie lb. vleesch te mogen inkoopen, en soo meede groente naar advenant, mits ‘s Comps. leveranciers alvoorens diesaangaande gehoort weesende of zulx buijten hindernis van den dienst der E. Comp. kan geschieden, en dat van de verstrekte quantiteijt, zoo wel van ‘t vleesch als groente, de gewonelijke lijsten zullen moeten gelevert en besorgt werden, wiens volgens den Edele Heer Gouverneur den slagter, Pieter van der Heijde,46 gehoort hebbende, betuijgt heeft zulx sonder eenige verhinderinge te kunnen verrigten.47

Aldus gedaan en in omvraage gebraght ten dage en jaare voorsz.48

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. e.g. clercq.

49

C. 70, pp. 39-49.

Dingsdag den {17240201} 1e Februarij, 1724, voormiddags.

50

Alle tegenwoordig.

Den schipper van ‘t aanweesent provisieschip, Pieter van Dalen, ter vergaderinge door den Edelen Heer Gouverneur afgevraagt geworden zijnde of geduurende zijn legtijd alhier niet behoorlijk van ververssinge van moescruijden, versch vleesch en brood, mitsgrs. andere benodigtheeden niet was voorsien geworden, en wanneer dierhalven vermijnde in staat te kunnen zijn de rheijse naar Batavia aan te nemen, soo betuijgde denselven ten sijnen contentemente van ververssinge voorsien te sijn geweest, dog belangende het vertrek, dat aangesien sijne gantsche ladinge van tarw nog niet in ‘t geheel was ingescheept, daaromtrent niets positiefs konde vaststellen, dog dat alle mogelijke vlijd soude aanwenden om bij toelatinge van handsaam weeder sijn onderhebbende bodem ten spoedigste in staat van rijsvorderinge te stellen, bij welke occagie den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, ter vergadering exhibeerde memorie nevens verclaringen van expresse gecommitteerdens, aangestelt geweest zijnde tot de ontladinge van gem. provisieschip, sijnde van de volgende inhoud:51

‘Memorie van de nabesz rijst en aracq uijt ‘t schip d’ Herstelling , soo te kort als bij pijling minder bevonden, gelijk de verclaring van gecommitteerdens, hier nevens gevoegt, komt aan te thonen,52 namentlijk:’

‘3154 lb. rijst op 100 lasten, zijnde 1 pr. cto. ruijm. 2198 kannen aracq op 40 ps. heele leggers bij pijling minder bevonden, als zijnde 1 van 3, 3 van 3 1/2, 16 van 4, 4 van 1/2, 9 van 5, 2 van 6, 1 van 8, 12 van 18 1/2, 1 van 19 en 1 van 22 duijm wan, mitsgrs. een geheel ledig bevonden.’

‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, pmo. Februarij 1724. (Was getekent) Jan de la Fontaine.’

Daar nevens versoekende dat mogte werden gedisponeerd hoedanig met de te kort gekomene goederen op dies ladinge soude moeten gehandelt werden, met eenen in overleg gevende hoedanig ‘t last rijst sal moeten ingenomen werden, ‘t sij teegens 3000 lb., soo als voorgaandelijk is verrigt geworden, ofte wel tegens 3066 2/3 lb. Omtrent welk een en ander geraadpleegt zijnde, goedgevonden ende geresolveerd is, dat alvoorens te disponeeren op de overgeleverde verklaringen van gecomitteerdens tot d’ ontlossinge van ‘t provisieschip aangestelt geweest, deselve sal werden gestelt in handen van den schipper en boekhouder van dien bodem, ten eijnde in margine van dien redenen te geven van de gevallene minderheeden en leckagie op diversse goederen met die kiel hier aangebragt, dog dat de rijst volgens voorgaande usantie sal werden gereekent ‘t last tegens 3000 lb., te meer de Hoge Indische Regeeringe desen jare niet heeft gelieven te gelasten dat het last van dien tegens 3066 2/3 lb. soude moeten aangerekent werden.

Daar naar gelesen geworden zijnde ‘t reqte. door den burger Arend Schenk53 in volgende bewoordinge overgegeven:54

Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edle. Gestr. en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met veel respect te kennen Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nedrige dienaar, den burger Arend Schenk, hoe hij supplt. met voorkennisse van den Ed. Heer Gouverneur heeft laten meeten seker stuk huijserf, gelegen in dese Tafelvallij in ‘t blok 00, en aldaar no. 8, groot in sijnen grond 28 quadraat roeden en 84 gelijke voeten, als blijkt bij ‘t annexe caartje door den lantmeeter daaraf geformeert, ende alsoo de supplt. van meeninge is omme ‘t selve met den eersten te laten betimmeren, soo versoekt denselve seer onderdanig dat het Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. goede geliefte mag sijn hem gem. stuk huijs erf in eijgendom te vergunnen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Soo is naar overweeginge van dien besloten aan den voorn. suppliant, als arm, behoeftig en met een sware familie van kinderen beladen zijnde, mitsgrs. van een eerlijk en neerstig gedrag, in eijgendom te vergunnen, soo als in eijgendom vergund werd bij desen, het versogte stuk huijserf gelegen in dese Tafelvallij in ‘t blok 00, en aldaar no. 8, groot in sijnen grond 28 quadraat roeden en 84 gelijke voeten, soo als consteert bij ‘t annexe caartje door den lantmeeter daar af geformeerd, mits dat voorsz erf ten eersten sal moeten werden bebouwt en betimmert.

Vervolglijk is meede gelesen geworden ‘t reqte. door den landbouwer Hendrik Moel in onderstaande termen gepresenteert:55

Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie. Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren,

‘Vertoond met schuldige onderdanigheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gantsch nedrigen dienaar, Hendrik Moel, landbouwer deser Colonie, dat hij supplt. tot naarkominge van derselver veel geagte beveelen een seer moeijelijke togt ondernomen hebbende na de plaats alwaar den hoeker Meeteren het ongeluk heeft gehad te stranden,56 omme, ware het mogelijk, de nog agter geblevene manschap van dat kieltje op te soeken en herwaarts aan te brengen, daartoe ook alle bedenkelijke vleijd en ijver heeft aangewend, ten eijnde aan Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. goede oogmerken daaromtrent te kunnen voldoen, sonder dat tot des supplts. uijtterste leetweesen het selve egter van eenig goed succes is geweest, en dewijle nogtans de langduurigheijd van den weg den supplt. niet alleen groote moeijte, maar ook veel onkosten heeft veroorsaakt, soo ten opsigte van de mede genomene proviand, als desselfs wagens, slaven, Hottentots en beesten, mitsgrs. versuijmenis van sijne eijgene saken in dien tusschen tijd, sijnde seventhien dagen alleen gerekent van sijn vertrek van desselfs wooninge tot de weeder te rugkomst aldaar, behalven de heen en weeder rheijse na de Caab, soo neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ‘t onderdanigst te versoeken dat in plaatse van eenige betaling, soo als deselve dat gunstiglijk hebben gelieven te presenteeren, aan hem seker stukje land, gent. Klipfonteijn en de Lange Vallij , gelegen in de Picquet Bergen , ter groote van 30 morgen, in eijgendom mag gegeven werden, te meer den supplt. het selve al eenige jaren in leening heeft beseten gehad.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. &a.’

Over welkers inhoude gedelibereert sijnde, best gedagt is geworden op ‘t gedane versoek alhier geen dispositie te nemen, maar het selve eerbiediglijk gedefereert te laten aan de Hoge Indische Regeeringe, en dat ten dien eijnde copia van ‘t selve aan Haar Hoog Edelens sal werden afgesonden, met gedienstig versoek dat daaromtrent een gunstige reflexie en dispositie genomen mogte werden, geconsidereert sulx den ingeseten bij voorkomst van diergelijke droevige gevallen (voor ‘t welke God ons nogtans genadiglijk wil behoeden) des te bereijdwilliger soude maken tot het opqueeken der ongeluckige scheepelingen, ‘t doen van togten landewaarts in, als andersints.

Bij welke occagie den Edelen Heer Gouverneur geliefde kennisse te geven hoe door den landbouwer, Dirk Coetsee,57 wederom d’ E. Comp. was aangepresenteert 8 stux eliphants tanden, weIkers swaarste nogtans geen 30 pond halen konden, daar nevens in overleg gevende of men, opvolgende den letter van ‘t g’eerd aanschrijvens van Haar Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en van den 21e Julij des voorleden jaars,58 alle d’ eliphansts tanden beneden de 30 pond wegende, van de hand sal wijsen, dan wel deselve mede voor d’ E. Comp. aanslaan, en tegens wat prijs sulx behoorde verrigt te werden; Soo is, diesaangaande gedelibereert en aangemerkt zijnde dat hoewel voorm. ordre der Heeren en Meesteren komt te dicteeren dat de eliphants tanden die voor reecq. der E. Comp. sullen werden aangenomen ten minsten 30 lb. behoorden swaar te sijn, nogtans oogenschijnlijk te vreesen is dat bij wijgeringe der ligtere soort van tanden, den ingeseten daar door weeder een open sal krijgen om deselve niet alleen, maar ook vervolgens de beetere en swaardere tanden met eenen aan de hier passeerende vreemdelingen op een clandestine wijse te debiteeren en t’ soek te brengen, waar door ‘s Comps. oogmerken merkelijk souden werden tegen gegaan, Soo is tot weeringe van dien goedgevonden en best gedagt de ligtere soort van die tanden soo wel als de swaardere voor reecq. der E. Comp. aan te nemen, immers tot tijd en wijle door de Heeren Meesteren of de Hoge Indische Regeeringe anders sal weesen geordonneerd, en sulx ten prijse als hier onder staat genoteerd, als: de tanden weegende 30 lb. en daar boven, 14 stuijvers Hollands geld; die van 30 tot 20 lb. tegens 12 gelijke stuijvers; en die beneden de 20 lb. wegen insgelijx 12 stuijvers, dog 2 pond gerekent voor een; van ‘t welke bij affixie van billietten alle en een ijder kennisse sal werden gegeven, met nogmalige serieuse ordres geene eliphants tanden agter te houden of aan passeerende scheepelingen, ‘t sij die der E. Comp. of andere natie, te debiteeren, maar deselve sonder uijtstel aan de E. Comp. op te brengen en te leveren, op paene dat die geene hierinne nalatig komen te blijven, met alle rigeur en sonder eenige oogluijkinge sullen werden gestraft naar luijd van ‘t placcaat van den 4e Januarij jongstl. ten dien subjecte g’emaneerd.59

Waarna volgens de gedane affixie van billietten naar clocke geslag en publicque uijtroepinge getreeden sijnde tot ‘t publicq verpagten van den aanneem der leverantie van vers vleesch en levendige schapen aan ‘s Comps. scheepen, hospitaal &a., Soo is ‘t eerste vierde part aangenomen bij Johannes Cruijwagen,60 en sulx een pond schapen of beesten vleesch tot 17 1/2 duijt swaar geld, mitsgrs. ider levendige schaap tegens ses Hollantse guldens of 20 schell. swaar geld, dog gelijk ër niemand der ingesetenen ter dier tijd sig quamen op te doen tot den aanneem der andere drie vierde parten, tegens voorm. prijs of wel minder, Soo is goedgevonden dat bij affixie van billietten een ijgelijk sal werden geadverteerd dat wie geneijgtheijd mogte tot den aanneem der voorm. drie vierde parten in gem. leverantie, sig binnen den tijd van veertien dagen sullen moeten bekent maken en aangeven aan den Edelen Heer Gouverneur, bij nalatigheijd van ‘t welke de voorm. drie vierde parten volgens de pagtconditien insgelijx sullen gelaten werden aan den voorn. aannemer van ‘t eerste vierde part.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.61

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 70, pp. 50-54.

Dingsdag {17240208} 8e Februarij 1724, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont. Den schipper van ‘t aanweesent provisieschip, Pieter van Dalen, ingevolge het geresolveerde van den 1e deser lopende maand ter vergaderinge overgelevert hebbende desselfs schriftelijke redenen waar door vermijnd wierd dat de te kort gekomene minderheeden op de aangebragte rijst en aracq veroorsaakt soude sijn, sijnde van de volgende bewoordinge:62

‘Antwoord op de memorie aan ons ondergetek. overgegeven, rakende het te kort komen, als bij pijling minder bevondene rijst en aracq volgens verclaring van gecommitteerdens, namentlijk:’


De ondergetek. kunnen geen andere reeden geven als alleenig dat de spillagie in 't laden en lossen daar de oorsaak van is. De ondergetek. kunnen geen andere reeden vinden als de slegtigheijd van 't vaatwerk, als hebbende wel sorg gedragen voor de stuagie, gelijk blijkt bij het rapport van gecommitteerde schippers tot dien eijnde aan boord de stuagie besigtigt hebbende, van welk rapport de ondergetek. onderdaniglijk copia versoeken, om in allen gevallen tot hare verantwoordinge te kunnen dienen, ook zoude de ondergetek. des noods zijnde met eeden kunnen staven dat sij direct nog indirect sig niet van een druppel aracq bediend hebben. Drie duijsent een hondert vier en vijftig pond rijst, zijnde ruijm een pr. cto. op hondert lasten.Twee duijsent een hondert agt en negentig kannen aracq op veertig ps. heele leggers bij pijling minder bevonden, als zijnde 1 van 3, 3 van 3 1/2, 16 van 4, 4 van 4 1/2, 9 van 5, 2 van 6, 1 van 8, 1 van 18 1/2, 1 van 19 en een van 22 duijmen wan, mitsgrs. een geheel leedig bevonden.

De ondergetek. kunnen geen andere reeden geven als alleenig dat de spillagie in 't laden en lossen daar de oorsaak van is. De ondergetek. kunnen geen andere reeden vinden als de slegtigheijd van 't vaatwerk, als hebbende wel sorg gedragen voor de stuagie, gelijk blijkt bij het rapport van gecommitteerde schippers tot dien eijnde aan boord de stuagie besigtigt hebbende, van welk rapport de ondergetek. onderdaniglijk copia versoeken, om in allen gevallen tot hare verantwoordinge te kunnen dienen, ook zoude de ondergetek. des noods zijnde met eeden kunnen staven dat sij direct nog indirect sig niet van een druppel aracq bediend hebben. Drie duijsent een hondert vier en vijftig pond rijst, zijnde ruijm een pr. cto. op hondert lasten.Twee duijsent een hondert agt en negentig kannen aracq op veertig ps. heele leggers bij pijling minder bevonden, als zijnde 1 van 3, 3 van 3 1/2, 16 van 4, 4 van 4 1/2, 9 van 5, 2 van 6, 1 van 8, 1 van 18 1/2, 1 van 19 en een van 22 duijmen wan, mitsgrs. een geheel leedig bevonden.

‘(Onderstont) In ‘t schip d’ Herstelling , den 8e Februarij 1724. (Was getekent) P. v. Dalen, A. Conink.’

Soo is, diesaangaande gedelibereerd en daar nevens aangemerkt zijnde dat de 3154 lb. rijst ofte 1 pr. cto. ruijm op 100 lasten te kort gekomen, niet excedeerende kan aangemerkt werden, dog dat de 2198 kannen op 40 aangebragte leggers aracq insgelijx vermindert en tekort gekomen, wel soude schijnen te excedeeren, ten ware men daar nevens aanmerkte dat volgens verclaringe van gecommitteerde schippers van den 19e Januarij jongstl.63 de gem. aracq leggers in dien bodem wel en ordentelijk gestuuwt gevonden zijnde, nogtans bij de ontlossinge en pijlinge van dien niet alleen diversse leggers van grote wannigheijd als van 8, 18 1/2, 19 en 22 duijm wan, mitsgrs. een geheel leedig sijn bevonden, door de gecommitteerdens tot de ontladinge van ‘t provisieschip gestelt, dierhalven daaruijt te denken soude kunnen sijn dat het grootste gedeelte van ‘t te kort gekomene principalijk veroorsaakt sal wesen door de leckagie en slegtheijd van ‘t vaatwerk waar inne de voorm. aracq is overgevoerd geworden, te meer den voorm. schipper Van Dalen benevens desselfs boekhouder Conink daar nevens verclaren des noods bereijd te sijn met eede te staven dat sij direct nog indirect sig met eenen drop van die aracq te hebben bediend; daaromme ook goedgevonden en geresolveerd dat om de voorm. redenen de meergen. minderheden op de rijst en aracq sullen werden gepasseerd, in hope dat onse behandelingen in desen bij Haar Wel Edele Groot Agtb. de Hoge Indische Regeeringe ten besten sal mogen werden geduijd.

Soo als mede verstaan is dat de ingekogte en aan de hand zijnde eliphants tanden met ‘t provisiesehip de Herstelling naar Batavia voortgesonden sal werden, en dat laastelijk dien bodem op Woensdag, sullende sijn den 16e deser lopende maand, bij toelatinge van weer en wind sal werden gemonstert en van hier gedepescheert.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.64

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

65

C. 70, pp. 55-59.

Dingsdag {17240215} 15e Februarij 1724, voormiddags.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, benevens den ondercoopman, Jan Aldersz.66


Bij welke occagie den voorm. coopman Jan de la Fontaine betuijgde dat wat navorssinge denselve hadde laten doen, tot sijn leetweesen geen vogelstruijssen van bequame groote ter versendinge naar Batavia hadde kunnen magtig werden, dog dat hij nogtans met den opsoek van dien soude blijven voortvaren, ofte het sake ware dat deselve als nog bekomen kosten werden, omme met eene der eerst uijtkomende Patriase scheepen naar India te kunnen laten voortgaan.

Waar naar ter vergaderinge sijn binnen gekomen de burgers Jacob van Bochem67 en Pieter Wion,68 dewelke versogte ieder een vierde part in de aanneminge der leverantie van versch vleesch en levendige schapen aan ‘s Comps. scheepen, hospitaal &a. tegens sodanige prijs als den aannemer van ‘t eerste vierde part, Johannes Cruijwagen, sulx hadde aangenomen, als het geslagt schapen en ossen vleesch het pond tot 17 1/2 duijt, en de levendige schapen tot 6 guldens, beijde swaargeld, bij accordeeringe van ‘t welke sijlieden presenteerden bequame borgen te stellen ider voor haar vierde part; over ‘t welke geraadpleegt zijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat aan de voorm. versoekers, Van Bochem en Wion, bij desen sal werden toegestaan ieder een vierde part van de leverantie van versch vleesch en levendige schapen aan de E. Comp., en dat sijlieden ten dien eijnde op Donderdag aanstaende sullen produceeren hare te stellene borgen, en gelijk den tijd tot den aanneem van ‘t laaste vierde part heden komt te eijndigen, Soo is mede verstaan dat bij aldien op heden geen aannemer tot gem. laaste vierde part komt op te doen, ‘t selve als dan volgens de pagt conditie mede sal gelaten worden aan den aannemer van ‘t eerste vierde part, Johannes Cruijwagen, mits stellende goede borgen, sullende nogtans desen aangaande door den secretaris deser Vergaderinge ingenomen werden het advis van de absente leeden, den Heer Cornelis van Beaumont69 en den ondercoopman Jan Aldersz, ‘t welk verrigt sijnde, hebben sig dierhalven met het bovenstaande geconfirmeerd.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.70

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 70, pp. 60-64.

Donderdag {17240217} 17e Februarij 1724, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

Alle present, behalven den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, en den ondercoopman Jan Aldersz.

Ter voldoeninge van ‘t geresolveerde van den 15e deser, de drie aannemers der leverantie van versch vleesch en levendige schapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen. hospitaal &a., ter vergaderinge binnen gekomen Sijnde, soo heeft den burger Jacob van Bochem, als aannemer van ‘t tweede vierde part, tot bergen aangeboden de burgers Isak Esser71 en Christiaan Rasp,72 Pieter Wion, als aannemer van ‘t derde vierde part insgelijx tot borgen aangeboden Wouter de Vos73 en Nicolaas Gockelius, en laastelijk Johannes Cruijwagen, als bij mancquement van andere aannemer gebleven sijnde van ‘t laa[t]ste vierde part, mede tot borgen aangeboden hebbende Hendrik Ploij74 en Ernst Fredrik de Swart;75 Soo is naar deliberatie mede geresolveerd de gem. aangebodene borgen te accepteeren, mits dat tot weeringe van alle infractie en ondercruijpinge tegens de ordres onser Heeren en Meesteren ten reguarde van den aanneem van ‘s Comps. slagterije gestelt, de voorm. drie aannemers ten overstaan van gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie onder ede sullen verclaren dat sijlieden gesamentlijk ofte ijder in ‘t bijsonder ten opsigte van voorn. leverantie van vers vleesch en levendige schapen, soo met eenige ‘s Comps. dienaren, den burger Jacobus van der Heijden d’ oude, of te ijmand harent weegen, direct ofte indirect, geen de minste deel of intrest jegenwoordig sijn hebbende ofte in ‘t vervolg geduurende hare leverantie sullen nemen, ‘t welk haarlieden voorgehouden sijnde, ook seer gaarne is geaccepteerd geworden.

Bij welke occagie den Edelen Heer Gouverneur geliefde voor te stellen de noodsakelijkheijd die ër was dat het begonne fondament van t’ nieuw te bouwene equipagie maguasijn voor den aanstaanden regentijd wierde voltoijt, en met het waterpas gelijk gestelt, aangesien andersints te vreesen is dat het water daar aan veel schade soude kunnen toebrengen, da[a]rom in consideratie gevende dat vermits de clippen die door Caabse burgerraden ten dien eijnde aangereden werden niet genoegsaam sullen sijn, of ‘t dierhalven niet van den meesten dienst der E. Comp. soude wesen dat tot den aanvoer van de verdere benodigde clippen ‘s Comps. weegen eenige wagens wierden gehuurt, gemerkt ‘s Comps. trekbeesten en wagens noodwendig tot andere beesigheeden moesten werden gebruijkt; over ‘t welke met aandagt gedelibereert en daar nevens aangemerkt zijnde dat bij de geapprobeerde calculatie van onkosten tot constructie van dat gebouw gehorende, onder anderen meede gerekent werd het breeken en aanrijden der clippen, Soo is goedgevonden en verstaan dat eenige burgerwagens ten minageuste doenelijk ten eijnde voorsz sullen werden gehuurt, en dat daar toe sullen werden g’emploijeert eenige der clippen hier onder ‘t Casteel in voorraad leggende, aangesien deselve digtst aan de hand zijnde, ook veel soude uijtwinnen in den prijs van ‘t rijloon, waaromme dan sodanige burgers als sig hier aan de Caab met wagenrijden erneeren, diesaangaande in vergadering gehoort sijnde, sulx bij haarlieden is aangenomen geworden tegens 2 schell. de vragt, van welk een en ander de absente leeden, de Heer Cornelis van Beaumont en den ondercoopman Jan Aldersz, kennisse gegeven en haar advis ingenomen zijnde, hebben sij sig met het bovenstaande in allen deele geconfirmeerd.76

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.77

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 70, pp. 65-75.

Dingsdagh {17240222} 22 Februarij 1724, voormiddags.

78

Alle present, uijtgesondert den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Den burger Nicolaas Gockelius ter vergaderinge binnen gekomen en door den Edelen Heer Gouverneur afgevraagt geworden zijnde wat reedenen hem hadden bewogen nu weijnig dagen geleeden ter politicque secretarije in ‘t bij weesen van gecommiteerdens uijt den Raad van Justitie benevens de drie aanneemers der leverantie van vleesch aan ‘s Comps. scheepen, hospitaal &ra. en meer andere menschen den ondercoopman en secretaris deeser Vergadering, Adriaan van Kervel, aan te seggen dat in de pagt conditie van gemelte leverantie die door hem als borge voor een vierde part onderteekend wierd, niets vermeld stont ten reguarde van de burger slagterije ten behoeve van de aanneemers, zoo als in de pagt conditie van voorleedene jaar was gedaan geworden, en dat nietteegenstaande door den voormte. secretaris daarop was gerepliceert geworden dat alsoo min in de voorleeden jaarsse pagt conditie was mentie gemaakt van de burger slagterije ten behoeve der aanneemers als in die van deesen jaare, als zijnde deselve van woorde tot woorde van eenen inhoud, even wel daar had willen bij voegen dat zoo zulx daar niet in geschreeven stond, haarlieden egter zulx belooft was, en dat uijt die manieren van doen en handelen met reeden zoude mogen gedagt werden, als of denselven Gockelius geneijgtheijd hadde het doen en handelen van deesen Raade niet alleen te examineeren, maar ook als bij andere menschen verdagt te maken, en waare het doenelijk, de jegenwoordige aanneemers in dat geloof en vertrouwen te brengen dat aan haar met uijtsonderinge van alle andere competeerde het regt om voor den burger te slagten, ‘t geen nogtans nooijt aan de andere op dien voet is geaccordeert geworden, en boven het welke hem zulx als meede borge voor een vierde part in geenen deele competeert, aangesien in die qualiteijt van borg bij sig alleen t’ overweegen was geweest of den principaal voor wien hij borg zoude zijn bij hem suffisant geoordeelt wierd of te niet, ter uijtvoeringe van de aangenomene zaak der pagtconditie, maar gantsch niet sig te meleeren met het werk ‘t geen nogtans den aanneemer selfs soude incumbeeren, ten waare men uijt sulke behandelingen meeste besluijten dat deselve eeniglijk gerigt waren om quaadsaat van wantrouwe als andersints onder de ingesetenen tegens de Regeering aan te queeken, of te ook wel te doen geloven dat hij Gockelius veel eerder een meede aanneemer dan een borge was, dat dierhalven zulke verkeerde gangen wel meriteerde ernstige correctie. Waarop door den voormte. Gockelius is betuijgt dat hij die voorgem. taal eeniglijk hadde gevoerd uijt een opgevatte meeninge die hij had, van zulx in de voorleeden jaarige pagt conditie gelesen te hebben, dog dat zijn intentie daar meede in geenen deele is geweest den Edelen Heer Gouverneur en den Raad eenige kleijnigheijd toe te brengen, ofte de aanneemers der slagterije tot deese ofte geene sustenue aan te setten, versoekende dierhalven oodmoediglijk excuus en vergiffenis van de misslag die door hem in deese mogte begaan zijn; weshalven denselven buijten gestaan, en omtrent het voorgestelde gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveerd is met het versogte excuus van gem. Gockelius zig te vreede te houden, met serieuse recommandatie nogtans van zig voortaan voorsigtiger en betamelijker te gedragen als in dit en meer andere gevallen bevoorens heeft gedaan, op dat men niet genoodsaakt werde tot maintien der Regeeringe scherper besluijt te neemen, die hem in geenen deele aangenaam zoude zijn, maar veel liever volgens sijne pligt de behandelingen der Regeeringe alhier, als streckende ten wel weesen der ingesetenen en volvoeringe der ordres van onse Heeren en Meesters, te prijsen en in allen deele te gehoorsamen, zoo als een getrouw ingeseeten betaamd, in plaatse van door uijtgestroijde79 mompelingen en publicque verkeerde beschuldigingen deselve tegen te gaan, en bij zijne meede ingesetenen verdagt te maken.

Daar naar is geleesen geworden het reqte. door den predicant, Henricus Bek, in volgende bewoordinge overgegeven:80

Aan - - - d’ Ed. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - mi[t]sgaders aan d’ E.E. Agtb. Politiken Raad.

‘Wel Ed. Gestr. en E.E. Agtb. Heeren,’

‘Geevt eerbiedig te kennen H. Bek, predicant van Stellenbos , uijt naam en last van kerkenraade, hoe bij alle collecteurs van de lotterije ingetekent staan ongevaar 3200 loten;81 en dewijl niet bedenkelik veel meer zal ingelegt worden, en dat kerkenraade soo wel als de inleggers na het uijt eijnde verlangen, zoo wend zig de kerkenraad tot Zijn Wel Ed. en E.E. Agtb., gans needrig versoekende dat Haar Ed. en E.E. Agtb. gelieven zoo goed te sijn om te permitteeren dat de lotterie in die staat waarin se is, mag getrocken worden; daar bij te bepalen de tijt en plaats ter treckinge, en te vergunne gecommitteerdens onder wiens toe sigt en directie geloov en gesag aan deselve worde bij geset.’

‘Daar en boven, of Zijn Wel Ed. en E.E. Agtb. kunnen goedvinden dat kerkenrade zulx alomme bij biljetten ter kennisse brengt: en eindlik, dat aan haar agt of 14 dagen vergunt word tot verdere inteekening, latende agt dagen overig tot het nasien en mengen der looten.’

‘’t Welk doende &ra.’

‘Hiernevens neeme de vrijheijd om een project van de verdeling der loten en prijsen aan te bieden, waar in deselve proportie als te voeren gehouden wort, except de 4 eerste en grootste prijsen.’

‘(Was getekent) Henricus Beck.’

‘Project van verdeeling van 3200 loten.’

‘Wel Ed. Gestr. en Agtb. Heren,’

‘De verdeling der loten na de proportie van voorens gestelde 8000 stuks, zoude kunnen vallen:’


In plaats van 't hoogste lot tot ƒ2000, nu op ƒ1000
1 tot ƒ1000, dog nu op ƒ500
2 a ƒ350 ider ƒ700
De volgende houde haar vorige proportie en groote, als:
3 loten ider a Rds. ƒ100 ƒ900
8 loten ider a ƒ100 ƒ800
17 loten ider a ƒ40 ƒ680
80 loten ider a ƒ20 ƒ1600
288 loten ider a ƒ12 ƒ3456
  ƒ9636

In plaats van 't hoogste lot tot ƒ2000, nu op ƒ1000
1 tot ƒ1000, dog nu op ƒ500
2 a ƒ350 ider ƒ700
De volgende houde haar vorige proportie en groote, als:
3 loten ider a Rds. ƒ100 ƒ900
8 loten ider a ƒ100 ƒ800
17 loten ider a ƒ40 ƒ680
80 loten ider a ƒ20 ƒ1600
288 loten ider a ƒ12 ƒ3456
  ƒ9636

‘Soo dat deese geprojecteerde verdeling d’ ingeleide zomma surmonteert ƒ36, dog vallen als nu geen premien op deese verdeelinge.’

‘(Onderstont) Uwel Eds. Gestr. en E. Agtb. nedrige dienaar, (was getekent) H. Beck.’

Over welkers inhoude dienvolgens gebesoigneert zijnde, goedgevonden en verstaan is dat op Woensdag den 15 der aanstaande maand Maart de loterije voor de kerk van Stellenbosch voor zoo verre deselve als dan compleet zal zijn, ten overstaan van daar toe te stellene gecommitteerdens op de oude kat alhier zal werde getrocken, zullende agt dagen bevoorens werden gesloten, ten eijnde de behoorlijke preparatien daar toe te kunnen werden gemaakt, en de prijsen naar rato van ‘t ingelegde capitaal verandert en gereguleert.

Laastelijk produceerde den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, ter vergaderinge d’ aan hem overgeleverde schriftelijke rapporten van den gesaghebber, Willem Turnhout, en den stuurman, Hendrik Heenemans, contineerende hoedanig den hoeker Meeteren ongeluckiglijk was komen te stranden, met de originele resolutien in scheepsrade van den hoeker Meeteren genomen, daar toe relatief,82 met betuijginge dat alle deselve stucken nauwkeuriglijk geexamineert hebbende, benevens het overgeleverd schriftelijk rapport van de schippers Cornelis Valk, David Brouwer, Sibert Pool en Pieter van Dalen,83 tot examinatie dier saken meede expresselijk gecommitteerd geweest, uijt deselve niets anders hadde kunnen ontwaren als dat die menschen bij gebrek van water en gesonde manschap, genoodsaakt waren geweest wal te soeken, alwaar bij stilte genoodsaakt zijnde te ankeren, door het verliesen van deselve den voorm. hoeker verlooren was geraakt, waaromme hier omtrent geen misdaden van versuijmenisse vindende, zig insgelijx met het geadviseerde der voorn. vier schippers confirmeerende, verklaarde geene verdere actie met enig goed fondament tegens deselve te kunnen institueeren, weshalven daaromtrent met aandagt geraadpleegt zijnde, goedgevonden en gereesolveerd84 is den voorm. gesaghebber, Willem Turnhout, benevens den stuurman, Hendrik Henemans, met de verwagt werdende retourscheepen naar ‘t vaderland over te laten gaan.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.85

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

86

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

C. 70, pp. 76-84.

Dingsdagh {17240229} 29 Februarij 1724, voormiddags.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Ten aansien enige smeecolen uijt het wrak van ‘t gestrande schip de Lakeman 87 gevischt ende ontlost waren geworden, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur in overleg te geven of het niet gevoegelijkst zoude zijn dat deselve alhier bij de negotie boeken ten dienste deeses Gouvernements wierden ingenomen, en dat ër weder een diergelijke quantiteijt dewelke met ene der uijt komende schepen voor deese plaats mogte aangebragt werden, daar in gelaten ende in wisselinge naar Batavia voortgesonden wierden, Zoo is, daar over gedelibereert, en met eenen in aanmerkinge genomen zijnde dat zulx niet alleen veel tijd, soo omtrent de afscheepinge na boord als weder ontladinge van zoodanigen schip het welke die brandstoffe quam aan te brengen, zoude doen uijtwinnen, dierhalven ook best gedagt met de voormelte smeekolen op de voorgestelde wijse te handelen.

Vervolgens gaf den Edelen Heer Gouverneur mede in consideratie dat de prijs dewelke ‘s Comps. wegen voor de wijnen á 40 Rds. de legger wierde betaalt, vrij hoog moeste aangemerkt werden, dewijle de ingesetenen de wijnen tegens 30 en 25 Rds. de legger aan malkanderen quamen te debiteeren, en dat het dierhalven seer ongevoegelijk scheen dat daar voor so veel meer door d’ E. Comp. zoude werden betaalt, en of daaromme den preijs derselver niet eenigsints behoorde gereduceert te werden; over het welke met aandagt gebesoigneert en daarnevens geconsidereert weesende dat alle de wijnen voor het gebruijk van deesen jaare bereijts meest waaren ingekogt ofte besprooken, en dat het gevolglijk seer oneijgen zoude scheijnen dat in een jaar tweederleij prijs voor de wijnen wierde te boek gebragt, behalven dat dit jaarige gewasch door de groote droogte en continuele felle Z.Ot. winden niet seer favorabel toescheen, waar door men bij verminderinge der preijs in ‘t vervolg wel in verlegentheijd zoude kunnen geraaken, ook dienvolgens de dispositie deesen aangaande tot in de maand Maij aanstaande, of na den generalen opneem der burger effecten sal werden uijtgesteld, als wanneer van de quantiteijt der ingewonnen wijnen kennisse bekomen zijnde, ook met beeter fondament ten meesten dienste der E. Comp. zal kunnen besloten werden, en met eenen omgesien of ër genoegsame goede en oude wijn tot een minder preijs zoude kunnen werden ingekogt.

Daar na leijde den Edelen Heer Gouverneur ter tafel over twee verklaaringen Sijn Edele door de burgeresse Johanna Colijn88 ter handen gestelt, met dewelke zij tragte aan te toonen dat sekere weg agter de cloof van de Tafel en Leeuwenberg omtrent haar aldaar leggende plaats, door haar eijgen arbeijds volk gemaakt was, ende dat bevoorens aldaar nooijt geen andere tot eens anders dienst was geweest, sustineerende uijt dien hoofde dat deselve bij haar ook maar alleen mogte gebruijk werden, waar over geraadpleegt en aangemerkt zijnde, eerstelijk dat de voorsz verklaaringen malkanderen volkomen quamen te contradiceeren, ende ten anderen dat een weg over ‘s heeren grond streckende noodsakelijk voor een igelijk ingeseten algemeen meeste geagt werden, niet alleen, maar dat de gemelte Johanna Colijn tegens de verleende vrijheijd bij haare erfbrief, die uijtdruckelijk verbied geen houd selfs op haar eijgen land buijten permissie van de overheijd te kappen, en de gestatueerde paene bij de oridinaire consent briefjes, zig niet quam te ontsien dagelijx eenige vragten brandhout en kalk door haare wagens van agter de cloof te doen aanvoeren, daaromme ook goedgevonden en verstaan haar te ordonneeren dat zij de gemelte weg in questie voor een igelijk sal moeten vrij ende tot gebruijk open laten, ofte dat deselve anders aanstonts zal werden toegesmeeten ende gedemolieert, gelijk haar insgelijx wel expresselijk sal werden geordonneert, gelijk geordonneert werd bij deesen, dat sig voortaan sal hebben te wagten geen brandhoud of kalk met haare wagens van agter de cloof te laten aanbrengen, op paene dat niet alleen gedagte kalk en brandhout, maar selfs de wagens en beesten zullen werden geconfisqueert, ten zij dat het selve mogte strecken tot haar huijs gebruijk, naar bekomene permissie, ende zulx te rekenen tweemaal vier en twintig uuren na dat haar hier van de weet zal gedaan zijn, het welk door de boode deser Raatkamer aanstonts na het scheijden der vergadering sal moeten gedaan werden.

Ook is meede beslooten dat 5 stucken canon van de gestrande scheepen, en enig scherp het welke uijt het wrak van de Lakeman is gelost, tot ballast aan het schip de Magdalena naar het Patria sal werden mede gegeven.

Laastelijk wierd door den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, in overleg gebragt hoedanig ër voorthaan zoude behooren gehandelt te werden in de continuatie van den ontfangst der erweeten en boonen, mitsgrs. het maken van gort, gemerk ër bereijts nog een goede quantiteijt, te weeten 266 mudden van de eerste, en 716 mudden van de andere, mitsgrs. 255 mudden gort in voorraad waren, waar mede de nog verwagt werdende retourscheepen genoegsaam zouden kunnen voorsien werden, bij aldien de Hooge Regering van India sulx al geliefde te ordonneeren, en waarop egter nog geen staat konde werden gemaakt, over het welke dan met aandagt gedelibereert zijnde, Zoo is, om de ingesetenen voor het toekomende in den aanqueek dier gewassen niet te discourageeren, als meede om de onseekerheijd der proviandeering der nog agter zijnde retourschepen, en dat die granen durabel en niet seer aan het bederf onderhavig zijn, best gedagt alle de nog aangeboden werdende erweeten en boonen te blijven ontfangen, immers tot ër tijd de geheele retourvloot alhier zal wesen gearriveert, wanneer men nader besluijt hier omtrent sal kunnen nemen, te meer geconsidereert het al quam te gebeuren dat de retourscheepen niets mogten benodigt hebben, evenwel die spijse voor de uijt komende boodems nog seer wel soude kunnen te pas komen, door een matige verstrecking aan de geene dewelke daarom benodigt zijnde, versoek komen te doen, dog dat met het maaien en in gereetheijd brengen van meerder gort zal werden opgehouden, ten aansien met de jegenwoordig nog in voorraad zijnde genoegsaam rondgeschoten zal kunnen werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.89

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

90

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.

C. 70, pp, 85-90.

Dingsdagh den {17240307} 7 Maart 1724, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Wierd door den Edelen Heer Gouverneur te kennen gegeven dat bij het passeren der straaten in deese Tafelvalleij hadde ondervonden dat zommige ingesetenen deselve voor haare deuren aan weerskanten zoodanig quamen op te hoogen, dat daar door in ‘t midden een gantsche holligheijd wierd veroorsaakt, en soo doende de behoorlijke ruijmte voor wagens als andersints belemmert en weggenomen, gevende daarom in consideratie of tot wegneminge van dat misbruijk een igelijk niet behoorde geordonneert te werden de straaten elk voor soo ver desselfs erf quam te strecken in ‘t midden insgelijx aan te vullen. Over het welke geraadpleegt zijnde, is best gedagt dat alvoorens deesen aangaande te besluijten, het advis van burgerraaden zal werden gehoort.

Daar naar is geleesen geworden het request door burgerraaden deeser plaatse in volgende bewoordinge overgegeven:91

Aan den Wel Edelen Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raat van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E.E. Heeren,’

‘Geven met veel eerbied de ondergetekende burgerraaden te kennen dat door verloop van tijt eenige materialen aan de windmolen deeser Colonie komen verslijten, en om zulx wederom in voorraad te besorgen en de molen zijn voortgang te doen hebben, soo versoeken de burgerraaden op ‘t demoedigst UE. Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. dat de onder gespecificeerde materialen uijt het vaderland mag ontboden werden voor inkoopspreijs, namentlijk:’

‘Een goet stuk ijkehout tot een as, lang 24 voet, aan ‘t ene end dik 25 duijm, en aan het ander end, dat buijten de mole komt te leggen, 31 duijm dik.’

‘Een goed stuk ijkehout tot kruijsteert, lang 40 voet met sijn schoor, en dik 15 duijm.’

‘Vier stenen tot lopers, ider 5 voet in zijn diameter, alles op Rijnlandsche maat. Dit is, Wel Ed. Gestr. en E. Agtb., volgens het opgeven van de molenaar, en dewijle de slangen tot de brandspuijten hier mede komen te ontbreeken, die hier alle onbequaam zijn, soo versoeken insgelijx de burgerraaden ootmoedig UE. Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dat een daar van na ‘t vaderland mag gesonden werden tot een toonbeelt, omme vier diergelijke nieuwe slangen mede voor inkoops prijs te mogen erlangen; middelerwijl bidden wij Godt dat Hij UE. Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. gelieft te protegeren.’

‘Blijvende met diep respect - - - (Was geteekent) M. Bergstedt,92 J. C. Rigter,93 Hendk. Oostwalt Eksteen.94

Waaromtrent gebesoigneert weesende, is goed gevonden en verstaan dat de daar bij vermelte goederen gedienstiglijk van onse Heeren en Meesters versogt, mitsgaders dat deselve op den deesen jaarige afgaanden eijsch zullen geplaatst werden, en wat aanbelangt de over te sendene slang tot de brandspuiten, dat burgerraaden die behoorlijk in een cas zullen moeten doen af packen of te wel anders besorgen.

Laastelijk verscheen ter vergaderinge den Eerwaarden predicant van Stellenbosch , Henricus Bek, dewelke vertoonde seekere missive door den burger Jacobus van der Heijden aan Sijn Eerw. benevens kerkenraade van voornt. plaats geschreven, voornamentlijk betreffende de gecollecteerde en te boek gebragte lotterije penningen door wijlen desselfs schoonsoon, Isaacq Scheepers,95 en welken aangaande gedagte predicant vonnisse tot voldoening van dien voor den E. Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements hadde geobtineert,96 zonder egter deselve van gemelte Van der Heijde te kunnen erlangen, versoekende daarom met den goeden raad deeses Collegies gesterkt te mogen werden, hoedanig zig in dit geval te gedragen, op het welke hem door den Edelen Heer Gouverneur wierd geantwoord dat den weg van Justitie voor hem verders hier omtrent open stond, en dat sig daar van konde bedienen.97

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.98

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

99

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.

C. 70, pp. 91-93.

Dingsdagh den {17240314} 14 Maart 1724, voormiddags.

Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.

Den schipper van ‘t aanweesend schip Stadwijk , Marten Harting, ter vergaderinge op de afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat geduurende sijne legtijt alhier ten zijnen contentemente was voorsien geworden van deugtsame ververssinge van vers vleesch, moeskruijden en brood, benevens de verdere geeijschte benoodigtheeden tot het in staat stellen van zijne onderhebbende boodem, met welk en een ander zoo omtrent sijne kiel als daarop bescheijdene manschappen zoo verre gevordert was, dat vermeijnde in volle gereetheijd te zullen kunnen zijn omme op Dingsdag den 21en deeser lopende maand hij toelatinge van weer en wind met gerustheijd de rheijse naar Batavia te kunnen ondernemen, Zoo is, diesaangaande gebesoigneert zijnde, goedgevonden en gearresteerd dat dien bodem ten voorsz dage sal werden gemonstert en naar Batavia gedepescheert.

Waar naar door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge is voorgesteld dat vermits seedert het vertrek van het provisieschip de Herstelling , door de landbouwers in ‘s Comps. graan maguasijnen weeder was aangebragt geworden een matelijke quantiteijt nieuw geoegste tarw, of ‘t dierhalven niet van nut en dienstigheijd zoude zijn dat nog eenige quantiteijt van dat graan na Batavia in minderinge van den eijsch overgesonden wierd; welken aangaande gedelibereert zijnde, geresolveerd en besloten is dat bij bequaame scheepsgelegentheijd van hier naar derwaarts zal werden afgesonden zoo veel nieuw ingekomene tarw, als buijten eijgen ongerief zal kunnen werden gemist.

Laastelijk is op ‘t gedane versoek van den burger Amos Lambregts100 denselven geaccordeert omme met en benevens desselfs soontje101 met eene der aanweesende retour of nog verwagt werdende nascheepen naar ‘t Patria te mogen overgaan, mits voor den een en ander betalende het daar toe staande transport en costgeld.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.102

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

C. 70, pp. 94-98.

Woensdag den {17240315} 15 Maart 1724.

Wierd op het bevel van den Edelen Heer Gouverneur het onderstaande reqte. van de capitains der Engelsche schepen London en Greenwig door den eerste clercq aan de leeden des Raads vertoont:

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. [Raad] van Policie.

‘Wel Edele Gestrange[sic]Heer en E. Agtb. Heren,’

‘Verthoonen met behoorlijk respect d’ ondergetekende capitains van de alhier ter rheede leggende Engelsche Oostindische schepen, hoe wij alhier zijnde gearriveerd met hoop dat wij de gewoonelijk ververssinge zoude verkrijgen die voormaals aan de Engelsche in dese haven is vergunt geweest, dog tot ons groot leedweesen is zulx onse ten eenemaal geweijgert, dewijl tot nog niets tot ververssing onse manschap hebben kunnen verkrijgen, weshalven wel hadden gewenscht dat onse dit verbode bekent was geweest eer wij uijt Engeland vertrocken, dewijl als dan onse scheepen van meerder quantiteijt provisien zoude versorgt hebben, om daar door in staat te weesen de rheijse na de gedestineerde havenen, zonder de Caab aan te doen, te volbrengen, dog dewijl tot onse leedweesen ‘t selve nu niet is geschied, zoo bennen wij genoodsaakt U Edelens te versoeken dat aan onse mag werden gepermitteerd om zoo veel groentens en versche provisie bij de ingesetenen alhier tegens behoorlijk betaling op te koopen, als tot herstellingh van onse sieken noodsaakelijk zal weesen, tot aansien het gebrek daar van zoude verstrecken tot veel gevaar op onse nog te doenene rheijse, wij hoopen en vertrouwen vastelijk dat de naauwe vrindschap tusschen de twee natien U Edelens zullen beweegen om zoo een redelijk versoek te accordeeren, te meer wij gelooven dat de Ed[e]le Hollandse Oostindische Comp. zulx niet quaalijk zal nemen.’

‘In verwagtinge van dewelke wij verblijven - - - (Was geteekent) R. Boothe, Rich. Lasinby. (In margine) Cabo de Goede Hoop, Maart 10 1723/4.103


En Haar E.Es. met eenen in consideratie gegeven of het daar bij gedaane versoek behoorde toegestaan te werden, over het welke eenpariglijk is geadviseerd dat aan gemelte Engelsche bodems volgens de ordre onser Heeren en Meesters voor hunne ophebbende sieken, bestaande volgens haare opgaave van den eersten in 17, en van den anderen in 24 stux, driemaal ter week zal werden gepermitteerd voor ider hooft een lb. vleesch bij ‘s Comps. leveranciers te mogen inkopen, deselve alvoorens aan den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat zulx buijten hindernis van ‘s Comps. dienst konde geschieden, en zoo bij de andere ingesetenen groente na proportie, mits dat van het een en ander sullen moeten besorgt en overgeleevert werden behoorelijke lijsten van de gedaane verstrecking, gelijk het selve nu eenigen tijt herwaarts omtrent andere hier aangeweest zijnde vreemde scheepen gebruijkelijk is geweest.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt ten dage en jaare voorsz.104

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. v. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.

C. 70, pp. 99-105.

Saturdag {17240318} 18 Maart 1724, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

Alle present.

Den Edelen Heer Gouverneur de leeden des Raads buijten gewoon bij den anderen geconvoceert hebbende, geliefde te kennen te geeven dat zulx geschied was ter oorsaake door den Edlen. Heer Raad Extraordinaris van India en Admiraal der presente retourvloot, Hans Fredrik Bergman,105 aan Zijn Edele uijt naame van alle de leden van den breeden scheepsraad was ter handen gestelt sekere memorie waar bij deselve versoek quamen te doen dat ider der kleijne scheepen mogte besorgt worden van een half last erweeten en boonen, te weeten van elks de helft, en zoo de groote na proportie, tot refrichement op de aanstaande reijs, gevende daar benevens in overweeginge of zulx behoorde geaccordeert te werden, over het welke dan gedelibereert en in aanmerkinge genomen weesende aan de eene zijde dat volgens het g’eerde aanschrijvens der Hooge Indische Regeering de gemelte retourboodems wel voor neegen maanden of de geheele thuijs rheijse waaren geproviandeert, ende oversulx genoegsaam met haare ophebbende provisie behoorden en konden rontschieten, maar ook met eenen aan de andere kant dat men alhier jegenwoordig reedelijk van de gedagte graanen is voorsien, en dat bij een onverhoopt toeval van een langduurige reijs als andersints, het selve tot veel verquicking van de manschap der retourvloot zoude kunnen strecken, dierhalven goedgevonden en verstaan dat aan ider schip der volgende charter voor de verdere vojagie zal werden verstrekt, te weeten aan een van 160 vt. 5 mudde boone, 5 mudde erweeten, 2 mudde gort; 145 vt. 4 mudde boone, 4 mudde erweete, 2 mudde gort; 130 vt. 3 mudde boone, 3 mudde erweete, 2 mudde gort; 100 vt. 1 1/2 mudde boonen, 1 1/2 mudde erweten, 1 mud gort; in hoope dat zulx zal mogen gedijen ten meesten nutte der schepelingen, ende bij onse Heeren en Meesters ten beste werden geduijt.

Ter selver occasie gaf den Edelen Heer Gouverneur meede te kennen dat ër bereijts nog soo veel erweeten en boonen in voorraad waaren, dat deselve bij verderen aanbreng niet gevoegelijk in ‘s Comps. pakhuijsen meer zouden kunnen geborgen werden, uijt dien hoofde in consideratie gevende hoedanig als nu hier omtrent ten meesten dienste der E. Comp. behoorde te werden gehandelt, ten aansien men bij wijgering van ontfangst de ingesetenen de lust tot den aanqueek dier graanen in het toekomende zoude beneemen, en zoo doende in ‘t vervolg wel in verleegentheijd kunnen geraken wanneer de retourvloot voor de verdere rheijse na ‘t vaderland alhier zoude moeten gevictualieert werden, waar over dan insgelijx met aandagt gebesoignerd zijnde, is best gedagt den dispencier, Nicolaas Heijning, te ordonneeren dat bij aldien eenige erweeten en boonen door den landbouwers tot de leverantie werden opgebragt, hij deselve sal moeten aanseggen dat se die zoo lang tot na ‘t vertrek der retourvloot bergen en onder hunne bewaaring houden, met belofte dat deselve als dan zullen werden aangenomen.

Daar na bragt den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, ter kennisse dat den schipper van het aanweesend uijtkomend schip Stadwijk , Marten Harting, zoo aan den Edelen Heer Gouverneur als Zijn E. meede om eenige erweeten en boonen voor zijnen onderhebbenden bodem hadde versogt, daaromme in overleg gevende of denselven ietwes behoorde toe gevoegt te werden, welken aangaande geraadpleegt en geconsidereert zijnde den reedelijken voorraad die men zoo als voorsegt, van gemelte graanen althans aan handen is hebbende, gearresteerd en beslooten is dat niet alleen aan gemelte schip Stadwijk , maar voortaan aan alle Patriase scheepen van 160 voet sal werden verstrekt 3 mudden erweeten of boonen, aan een van 145 vt. 2 1/2, een van 130 vt. 2 mudden, en aan een van 100 vt. 1 mud, wel te verstaan wanneer deselve genoegsaam in voorraad zijn en gemist kunnen werden.

Laastelijk wierd op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur in consideratie genomen of den adsistent en boekhouder van ‘s Comps. slagthuijs, Hendrik Sprinkhorn,106 dewelke al op den 27 April passo. onder anderen bij reqte. versoek hadde gedaan omme te mogen repatrieeren, en waarop de dispositie ter dier tijd was uijtgesteld,107 als nu niet behoorde geordonneert te werden met de presente retourvloot na het vaderland te vertrecken, gemerkt bij hem selfs geen nader versoek seedert dien tijt diesaangaande was gedaan, en dat het oversulx wel toe scheen het selve maar alleen geschied te sijn omme van de voorgestelde togt na Rio de la Goa ontslagen te blijven, einde zig alsoo den gerequireerden dienst der E. Comp. te onttrecken, over het welke in aanmerkinge gekomen zijnde dat bij aldien gemelte Sprinkhorn met de jegenwoordige retourvloot na ‘t Patria wierd gesonden, zulx bij het aanweesen van zoo een aansienelijk getal schepen mogelijk ongerief en verwarring bij aanstelling van een nieuw boekhouder in ‘s Comps. slagthuijs zoude kunnen veroorsaaken, weshalven dan best gedagt is denselven sijn dienst tot na het vertrek der vloot in gedagte slagthuijs te laten waarneemen, sullende egter met de verwagt werdende nascheepen na ‘t vaderland gesonden, en ondertusschen na een ander bequaam subject tot het waarneemen dier bediening onder de hand werden uijt gesien.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.108

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.

C. 70, pp. 106-107.

Dingsdagh den {17240321} 21 Maart 1724, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.

Geleesen zijnde het requeste door eenen Jan Gietemaker,109 geweesene timmerman tot Batavia, aan den Edelen Heer Gouverneur overgeleevert, waarbij denselven quam te vertoonen dat hem door de Hooge Indische Regering gepermitteerd zijnde geworden omme met het aanweesend retourschip ‘t Huijs te Vlotter na ‘t vaderland te mogen vertrecken, geduurende de rheijse veel ongemacken ter oorsaake van desselfs blindheijd hadde moeten ondergaan, als niet gevoeglijk en allesints geholpen hebbende kunnen werden, versoekende daarom dat hem alhier mogte werden gepermitteerd sekere slave jonge, gent. Cupido van Bougis, bij de wed. Pot110 in te koopen en onder betalinge van behoorlijk transport en costgeld tot zijn dienst voor de verdere vojagie meede te neemen, Zoo is zulx aan denselven om de voorm. reedenen geaccordeert.

Aldus geresolveerd einde gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.111

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.

C. 70, pp. 108-119.

Donderdagh den {17240323} 23 Maart 1724, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Edelen Heer Maurits Pasques de Chavonnes, Raad Ordinaris van India en Gouverneur alhier, den Edelen Heer Hans Fredrik Bergman, Raad Extraordinaris van India en Admiraal der presente retourvloot, den capt. Kaje Jesse Slotsboo, den schipper en vice commandeur Gerrit Stocke,112 den pl. secunde, d’ E. Jan de la Fontaine, den schipper en schout bij nagt Jacob van der Poel,113 den ondercoopman Adriaan van Kervel, den schipper Hendrik Tieling,114 den schipper Jan Cluijt,115 den schipper Claas Slijper,116 den schipper Arend Etman, den schipper Jan de Coning, den schipper Cornelis Braams, den schipper Bartholomeus Mastrigt, den schipper Michiel van Pavia, den schipper Pieter van Losen, den schipper Gerrit Moring, den schipper Anthonij Klink, den schipper Bastiaan Schul, den schipper Claas Zeeridder, den schipper Louis Schullerus, den schipper Albert Bouvet, den schipper Abraham van Bodegom en den schipper Pieter van den Berg; absent geweest zijnde den independent fiscaal Cornelis van Beaumont, den coopman en fiscaal der retourvloot, Nicolaas Zaal,117 den schipper Wessel Hogerwerf118 en den ondercoopman Jan Aldersz.

Den Edelen Heer Gouverneur heeft in Raade voorgedragen hoe door ‘t overleijden van den schipper Jan Cuijper, gevoert hebbende het retourschip de Spiering , die plaatse vacant geworden zijnde, den opperstuurman van dien bodem, Jan Witboom, benevelns den opperstuurman van ‘t admiraalschip Castricum , Erasmus Schuijt, bij reqte. versoek quamen te doen omme met die schippers plaats begunstigt te mogen werden,119 dierhalven in consideratie gevende welke van die beijde, ‘t zij den opperstuurman van dien bodem, als die kiel geduurende de siekte van dien schipper gedirigeert en alhier in behouden haven aangebragt hebbende, of wel den andere, als ouder opperstuurman zijnde, met die openstaande schippers bedieninge behoorde te werden gebeneficeert; Soo is daar op bij den Edelen Heer Raad Extraordinaris en Admiraal der jegenwoordige retourvloot gesustineerd en geadviseerd geworden dat vermeijnde dat den opperstuurman van Zijn Edelens onderhebbenden bodem, als veel ouder in den dienst zijnde dan den andere, en bovens dien een bequaam zeeman, met die schippers plaats behoorde begunstigt te werden, ten waare ijmand der presente leeden ietwes omtrent zijn gedrag en dienst wiste voor te brengen, waaromme denselven die gunste niet zoude waardig zijn; den E. Kaje Jesse Slotsboo vermeijnde insgelijx dat den opperstuurman Erasmus Schuijt tot schipper behoorde gevordert te werden. Den vice commandeur, Gerrit Stocke, sustineerde daar en tegens dat den opperstuurman Jan Witboom daaromtrent behoorde geprefereert te werden, ter consideratie denselven dien bodem geduurende de rheijse van Batavia, vermits de continueele siekte van den schipper, ten genoege hadde gedirigeert en in goede staat alhier aangebragt, waar uijt genoegsaam desselfs bequaamheid af te leijden was, waarop de omvrage deeser saake bij alle de presente leeden verder rondgedaan werden, Zoo is bij meerderheijd van stemmen goedgevonden en besloten den voorn. opperstuurman, Erasmus Schuijt, aan te stellen tot schipper op ‘t retourschip de Spiering , met een maandelijxe gagie van sestig guldens, op nadere goedkeuringe nogtans van onse Heeren en Meesters; als wanneer door den evengemte. vice commandeur Stocke is bij gebragt geworden daar omtrent niet alleen swaarigheijd te maken, maar ook met eenen niet konde af zijn daar bij te voegen dat ten teijde den voorn. opperstuurman Schuijt bij hem in ‘t land vaarende bescheijden was geweest, genoegsaam vermeijnde ondervonden te hebben in denselven geen goed gedrag te zijn, en waaromme ook door den Heer Commandeur van Couchin als doen gesuspendeert naar Batavia was opgesonden geworden, en dienvolgens ook swaarigheijd maakte denselven Schuijt bequaam tot dat emploij te erkennen: waarop den Edelen Heer Admiraal Bergman geliefde te repliceeren dat de oorsaak van de gem. suspensie seer gering en ook niet naar billikheijd gegrond konde geagt werden, ten aansien de Hooge Indische Regeeringe hadde gelieven goed te vinden den voorn. opperstuurman kort na zijne komst op Batavia niet alleen van die suspensie t’ ontheffen, maar ook als een bequaam subject en goed zeeman als opperstuurman op ‘t admiraals schip te plaatsen, zulx Zijn Edele die voorgebragte redenen niet wigtig genoeg oordeelde omme van desselfs geadviseerde af te gaan, boven ‘t welke door den schipper van ‘t admiraals schip, Hendrik Tieling, is betuigt geworden dat den voorn. Schuijt geduurende den dienst op zijn onderhebbenden bodem niet alleen van een goed en nugter gedrag was geweest, maar ook zoo bequaam en expert een zeeman als ijmand van de aanwesende zee officieren zoude kunnen zijn, weshalven die saken daar bij verbleven is.120


Daar naar stelde den Edelen Heer Gouverneur voor en vraagde expresselijk alle de presente opperhoofden der retourvloot af of deselve geduurende haar aanweesen alhier niet t’ haren volle genoegen waren voorsien geworden van goede en deugtsaame ververssinge van moescruijden, vers vleesch en brood, benevens verdere gevorderde benoodigtheeden, ‘t welk door haarlieden alle met ja beantwoord zijnde, zoo geliefde Zijn Edele daar bij te voegen of ër iemand nog iets benoodigde, en of zijlieden hare onderhebbende bodems niet in behoorlijke gereetheijd hadden gesteld omme de rheijse met gerustheijd naar ‘t Patria aan te nemen, waar op door de gesaamentlijke opperhoofden verklaard is geworden niets meer benodigt te zijn, en dierhalven in staat te weesen omme in weijnige dagen de rheijse naar het vaderland te onderneemen, hebbende den schipper, Abraham van Bodegom, eeniglijk versogt omme met een boot brandhout te mogen werden voorsien; weshalven dan op de nadere voorstellinge van den meergem. Edelen Heer Gouverneur gedelibereert geworden zijnde op welken dag deese costelijke retourvloot van hier de rheijse naar ‘t vaderland zoude kunnen en behooren aan te neemen, Zoo is met eenparigheijd van stemmen goedgevonden en geresolverd dat de retourvloot bij toelatinge van weer en wind op Vrijdag, zullende zijn den 31 deeser lopende maand Maart, van hier vertrecken en naar ‘t vaderland gedepescheerd zal werden.

Aldus geresolveerd einde gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorz.121

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] HS. F. BERGMAN.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] GT. STOCKE.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JACOB VAN DER POEL.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] HK. TIELING.

[Signed:] JN. CLUIJT.

[Signed:] CLAAS SLIJPER.

[Signed:] ARENT ETMAN.

122

[Signed:] J. DE CONINK.

123

[Signed:] CS. BRAAMS.

124

[Signed:] B. MASTRIGT.

125

[Signed:] MICHIEL VAN PAVIA.

126

[Signed:] PR. VN. LOOSEN.

127

[Signed:] A. KLINK.

128

[Signed:] B. SCHULL.

129

[Signed:] C. ZEERIDDER.

130

[Signed:] GERRIT MORINGH.

131

[Signed:] LS. SCHULERUS.

[Signed:] AT. BOVET.

[Signed:] A. V. BODEGOM.

132

C. 70, pp. 120-124.

Vrijdag den {17240324} 24 Maart 1724.

Is door den eerste clercq op ordre van den Edelen Heer Gouverneur bij de leeden van den breeden raad in omvraage gebragt, eerstelijk dat vermits den opperstuurman van het schip de Magdalena , Willem van Harten, op heeden bij requeste hadde versogt omme ter oorsaake van desselfs indispositie alhier te mogen verblijven,133 en dat gevolglijk volgens besluijt op gisteren genomen den onderstuurman van dien bodem, Lodewijk Verburg, tot opperstuurman quam op te treeden,134 of dierhalven desselfs plaats niet behoorde gesuppleert te werden met den derdewaak, Jan Schuuring,135 en weeder tot tweede onderstuurman aangesteld den pl. onderstuurman op het schip Soetelingskerke , Cornelis Wallig.

Ende ten tweeden dat dewijle den opperstuurman van het admiraals schip Castricum , Erasmus Schuijt, tot schipper op ‘t schip de Spiering in plaatse van den overleedene Jan Cuijper was bevordert, en het daarom wel te dugten was dat den opperstuurman van dien bodem, Jan Witboom, eenigen tijt deselve bij indispositie van den overleedene schipper gedirigeert hebbende, met den voorm. schipper Schuijt dierhalven niet wel zoude konnen over een komen, of het daarom tot weeringe van alle oneenigheeden niet van den meesten dienst behoorde geagt te worden dat men den voormelte opperstuurman Witboom op het admiraals schip Castricum liet overgaan en dat desselfs plaats weeder wierd vervult met den opperstuurman van dat schip, Gillis Oudemans, op het welke de advisen zoodanig zijn gevallen als vervolgens werd aangetoont, namentiijk:

Advoueerd het een en ander. Den Edelen Heer Gouverneur.
do D' Edele Heer Hans Fredrik Bergman, Admiraal.
Meend dat de verschanssing niet tegens den wil van Witboom behoord te geschieden, en de verbeetering niet anders als dat de gagie van Van Harten word afgeschreeven. D' Heer fiscaal Cornelis van Beaumont.
Adviseerd dat de verschanssing niet behoord te geschieden, om reeden dat bij aldien ër somtijts een stuurman, een jongeling zijnde, bij zoodanig schipper wierd geplaatst, den selve mogelijk overheert zoude kunnen worden, en dus veel gevaar aan 's Comps bodem toe brengen. Gerrit Stocke, vice commandeur.
Stemt het gevraagde toe. Den coopman en pl. secunde, d' Heer Jan de la Fontaine.
do. Den E. Jacob van der Poel, schout bij nagt.
do. Den Heer capt. Kaje Jesse Slotsboo.
do. Den E. Hendrik Thieling.
do. Den E. Adriaan van Kervel.
do. Den E. Jan Cluijt.
do. Den E. Jan Aldersz.
do. Den E. Claas Slijper.
do. Den E. Arent Etman.
Vermeijnd dat de verschanssing aan de kant van Witboom vrijwillig moet geschieden, en dat bij aldien den geweesene gesaghebber van den verongelukten hoeker Meeteren , Willem Turnhout, in zijn qualiteijt thuijs vaard, denselven omtrent de verbeetering behoord voor te gaan, dog anders heeft hij niets tegens de voorgestelde persoonen.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Jan de Coning.
Adviseerd als Stocke. Den E. Cornelis Braams.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Bartholomeus Mastrigt.
do. Den E. Michiel van Pavia.
do. Den E. Pieter van Loosen.
Mijnd dat de changeering vrijwillig moet zijn, en heeft niets tegens de verbeetering. Den E. Gerrit Moring.
Adviseerd als Etman. Den E. Anthonij Klink.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Bastiaan Schul.
Is van gedagten dat de changeering vrijwillig behoort te weesen, en stemt de verbeetering toe. Den E. Claas Zeeridder.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Louis Schollerus.[^136]
do. Den E. Albert Bovet.
do. Den E. Abraham van Bodegom.
Adviseerd als Etman. Den E. Pieter van den Berg.
Advoueerd het een en ander. Den Edelen Heer Gouverneur.
do D' Edele Heer Hans Fredrik Bergman, Admiraal.
Meend dat de verschanssing niet tegens den wil van Witboom behoord te geschieden, en de verbeetering niet anders als dat de gagie van Van Harten word afgeschreeven. D' Heer fiscaal Cornelis van Beaumont.
Adviseerd dat de verschanssing niet behoord te geschieden, om reeden dat bij aldien ër somtijts een stuurman, een jongeling zijnde, bij zoodanig schipper wierd geplaatst, den selve mogelijk overheert zoude kunnen worden, en dus veel gevaar aan 's Comps bodem toe brengen. Gerrit Stocke, vice commandeur.
Stemt het gevraagde toe. Den coopman en pl. secunde, d' Heer Jan de la Fontaine.
do. Den E. Jacob van der Poel, schout bij nagt.
do. Den Heer capt. Kaje Jesse Slotsboo.
do. Den E. Hendrik Thieling.
do. Den E. Adriaan van Kervel.
do. Den E. Jan Cluijt.
do. Den E. Jan Aldersz.
do. Den E. Claas Slijper.
do. Den E. Arent Etman.
Vermeijnd dat de verschanssing aan de kant van Witboom vrijwillig moet geschieden, en dat bij aldien den geweesene gesaghebber van den verongelukten hoeker Meeteren , Willem Turnhout, in zijn qualiteijt thuijs vaard, denselven omtrent de verbeetering behoord voor te gaan, dog anders heeft hij niets tegens de voorgestelde persoonen.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Jan de Coning.
Adviseerd als Stocke. Den E. Cornelis Braams.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Bartholomeus Mastrigt.
do. Den E. Michiel van Pavia.
do. Den E. Pieter van Loosen.
Mijnd dat de changeering vrijwillig moet zijn, en heeft niets tegens de verbeetering. Den E. Gerrit Moring.
Adviseerd als Etman. Den E. Anthonij Klink.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Bastiaan Schul.
Is van gedagten dat de changeering vrijwillig behoort te weesen, en stemt de verbeetering toe. Den E. Claas Zeeridder.
Stemt het gevraagde toe. Den E. Louis Schollerus.[^137]
do. Den E. Albert Bovet.
do. Den E. Abraham van Bodegom.
Adviseerd als Etman. Den E. Pieter van den Berg.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt ten dage em jaare voorsz.138

[Signed:] M. DE CHAVONNES.

[Signed:] HS. E. BERGMAN.

[Signed:] C. V. BEAUMONT.

[Signed:] GT. STOCKE.

[Signed:] K. J. SLOTSBOO.

[Signed:] JACOB VAN DER POEL.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] HK. TIELING.

[Signed:] J. N. CLUIJT.

[Signed:] CLAAS SLIJPER.

[Signed:] ARENT ETMAN.

[Signed:] J. D. CONINK.

[Signed:] CS. BRAAMS.

[Signed:] B. MASTRIGT.

[Signed:] MICHIEL VAN PAVIA.

[Signed:] PR. VN. LOOSEN.

[Signed:] A. KLINK.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] B. SCHULL.

[Signed:] C. ZEERIDDER.

[Signed:] GERRIT MORINGH.

[Signed:] LS. SCHULERUS.

[Signed:] AT. BOVET.

[Signed:] PR. VAN DEN BERGH.

[Signed:] A. V. BODEGOM.

[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.


## Footnotes


  1. Die oorspronklike versoekskrif kon nie teruggevind word nie. Dit is hier woordeliks getranskribeer soos dit in die resolusies voorkom. ‘n Verbeterde weergawe en ‘n Afrikaanse vertaling daarvan word as bylae 1 in hierdie publikasie opgeneem. 

  2. ‘n Vroeëre naam vir die huidige Réunion . Vgl. De Bruin, Servaas,Geographisch-historisch woordenboek, deel 1, p. 553. 

  3. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 210. 

  4. ‘n Lewenskets van Jan de la Fontaine verskyn in die Inleiding van hierdie publikasie. 

  5. Adriaan van Kervel is op 23.7.1681 in Den Haag gebore, waar sy vader, Johannes van Kervel, klerk in die “griffie van den hove van Holland” was. Hy is in 1716 bevorder tot onderkoopman, en die volgende jaar is hy aangestel as sekretaris van die Politieke Raad. In 1720 is hy gekies as lid van die Politieke Raad. Op 14.6.1716 is hy getroud met Aletta Corsenaar. Sien verder ook die Inleiding van hierdie publikasie. 

  6. ‘n Ander skrywer het hier oorgeneem. 

  7. Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls bygeskryf. 

  8. Die oorspronklike rekening het nie bewaar gebly nie. Die begeleidende brief kan egter gevind word in C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 813-814. 

  9. Ds. Petrus Arkeleus van Aken van Utrecht het in Augustus 1714 met sy vrou, Anna Margaretha Bolwerk van Beusekom, aan boord die Stantvastigheijd in die Kaap aangekom as leraar van die Drakensteinse gemeente. Hy is op 19.12.1724 oorlede. (Sien C.J.2650,Testamenten, 1709-1715 pp. 561-563; C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, pp. 239-242.) 

  10. Dit is die handtekenig van Schalk Willemsz van der Merwe. Hy was die seun van Willem Schalk van der Merwe en Elsje Cloete, en is in 1673 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Anna Prevot (Provo), die dogter van Charles Prevot en Marie la Febre. Hulle het sewentien kinders gehad. Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 53; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738- 1748, nos. 51 en 51k. 

  11. Jean Durand is omstreeks 1690 te La Motte Chalançon in Dauphiné , Frankryk gebore. Hy was ‘n boer en chirurgyn te Drakenstein . In 1707 is hy met Anna Vermeulen getroud, en in 1717 het hy hertrou met Wilhelmina van Zijl van Haarlem, die dogter van Willem van Zijl en Christina van Loveren. Hy is in Maart 1727 oorlede. (Sien C.J.2599,Testament Boek, 1714-1719, pp. 18-24.) 

  12. Hy was die seun van Charles Marais en Catherine Taboureux, en is in 1668 te Plessis Marie naby Parys gebore. Hy het in 1688 saam met sy ouers na die Kaap gekom, en was getroud met Anne de Ruelle, die dogter van Daniel de Ruelle en Anne Goudalie. Marais is op 7.8.1735 oorlede. 

  13. Hy was die seun van Jacques de Villiers en Marguerite Gardiol, en is op 14.9.1699 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Louisa Joubert (1699-1764), die weduwee van Jan Lombard. 

  14. Pieter de Villiers was die seun van Pierre de Villiers en Maria Elisabeth Taillefer, en is in 1695 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Hester Roux, die weduwee van Jan Hendrik Melius. Hy is op 22.4.1765 oorlede. 

  15. Matthijs Strijdom was die seun van Joost Strijdom en Marina Ras. Hy is in 1690 aan die Kaap gebore, en is op 14.6.1711 met Elisabeth Nortje getroud. (Sien C.J.2599,Testament Boek, 1714-1719, pp. 294-299.) 

  16. Hy was die seun van Pierre Joubert en Isabeau Richard, en is op 1.5.1718 getroud met Susanne de Villiers, die dogter van Abraham de Villiers en Susanne Gardiol. (Sien C.J.2600,Testamenten en Codicillen, 1719-1721, pp. 198-204; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 78.) 

  17. Sien, C.341,Attestatiën1723-1724, pp. 501-502. 

  18. Ds. Henricus Beck was die seun van Stephanus Beck en Aletta van Ophuijzen. Hy is in Arnhem gebore, en het te Groningen en Leiden in die teologie gestudeer. In 1702 het hy ds. Pierre Simond opgevolg as predikant van Drakenstein , en in 1704 het hy predikant van Stellenbosch geword. Vanaf 1707 het hy aldrie die gemeentes aan die Kaap bearbei, maar nadat ds. D’Aillij in 1708 leraar van die Kaapse gemeente geword het, het hy na Stellenbosch teruggekeer. Hy is op 13.2.1707 op Stellenbosch deur ds. Kalden in die eg verbind met Johanna Constantia Elsevier, die dogter van Samuel Elsevier en Anna Maria Six de Chandelier. (Sien C.J.2600,Testamenten en Codicillen, 1719-1721, pp. 214-216; M.O.O.C. 8/8,Inventarissen, 1752-1758, no. 12; M.O.O.C. 13/3,Boedel Reekeningen, 1737-1757, no. 124.) 

  19. Sien C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, pp. 817-818. 

  20. Die teenswoordige Houwhoek . Vgl. Botha, C. G.,Place Names in the Cape Province, p. 64. 

  21. Dit is waarskynlik die teenswoordige Caledon . Sien Botha,op. cit., p. 120. 

  22. In sowel die H.K. as die oorspronklike brief staan ook “elendig”. Dit is die Middelnederlandse spelling. 

  23. Dit is Philip Morkel. Sien voetnoot 66 van 1724 hieronder. 

  24. periculum in mora: gevaar in uitstel. 

  25. Aangesien die oorspronklike versoekskrif nie bewaar gebly het nie, kon hierdie versoekskrif nie daarmee vergelyk word nie. Dit wil egter voorkom asof dit woordeliks van die oorspronklike oorgeskryf is, vandaar al die spelfoute, veral aangesien dieselfde foute in die H.K. herhaal word. 

  26. ‘n Lys met die name van die 25 siek matrose is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, pp. 601-603. 

  27. In die H.K. staan “verhuurde”. 

  28. In die H.K. staan “verhuurde”. 

  29. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 210. 

  30. Jan Alders van Amsterdam het in 1708 as adelbors na die Kaap gekom, en het nog dieselfde jaar assistent en boekhouer in die slaghuis geword. In 1711 het Kommissaris Pieter de Vos hom die rang van boekhouer toegevoeg, en in 1716 is hy bevorder tot onderkoopman. Hy het in 1716 lid van die Raad van Justisie geword, en in 1720 lid van die Politieke Raad. Op 4.2.1714 is hy met Apollonia Africana Bergh getroud. Sy was die dogter van Olof Bergh en Anna de Koning, en is in 1686 aan die Kaap gebore. Hulle het twee kinders gehad. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1725-1735, no. 41.) 

  31. Philip Morkel van Hamburg was konstabel op die retoerskip Oosterstijn toe hy op 25.3.1708 in Tafelbaai met Maria Biebow, die dogter van Detlef Biebow en Willemina Ariens de Wit, getroud is. Die volgende jaar keer hy met Noordbeek na die Kaap terug, en word op 25.11.1709 ‘n vryburger. Na die dood van sy eerste vrou, hertrou hy op 17.9.1713 met Catharina Pasman, die dogter van Rudolph Pasman en Sophia van der Merwe. Hy is op 12.4.1735 op sy plaas Onverwacht in Hottentots-Holland oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 10; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 87.) 

  32. Jacques Malan het waarskynlik in 1688 na die Kaap gekom. Hy is in 1699 getroud met Elisabeth le Long, die weduwee van Jean Jourdaan. Hy het die plase Morgenster in Hottentots-Holland en Faisantekraal aan die Botrivier besit. (Sien Stellenbosch 18/4,Testamenten, 1718-1720, no. 31; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 105.) 

  33. Anthonie Alexandre Faure was die seun van Pierre Faure en Justina Pointy, en is in 1685 in Oranje , Frankryk gebore. Hy het in 1714 as soldaat na die Kaap gekom, en is in 1719 aangestel as voorleser en onderwyser op Stellenbosch . In 1714 is hy getroud met Rachel de Villiers, die dogter van Abraham de Villiers en Susanna Gardiol. Hy is in 1736 oorlede. (Sien Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1726, no. 31.) 

  34. Dit is waarskynlik Ariaantje Jansen van Son. Sy is in Rotterdam gebore, en is op 16.10.1688 getroud met Albert Holder van Bremen. In 1701 het sy hertrou met Peter Malmer van Danzig. Sy is in 1731 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1737, no. 93; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 22.) 

  35. Jacques Malan het waarskynlik in 1688 na die Kaap gekom. Hy is in 1699 getroud met Elisabeth le Long, die weduwee van Jean Jourdaan. Hy het die plase Morgenster in Hottentots-Holland en Faisantekraal aan die Botrivier besit. (Sien Stellenbosch 18/4,Testamenten, 1718-1720, no. 31; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 105.) 

  36. Anthonie Alexandre Faure was die seun van Pierre Faure en Justina Pointy, en is in 1685 in Oranje , Frankryk gebore. Hy het in 1714 as soldaat na die Kaap gekom, en is in 1719 aangestel as voorleser en onderwyser op Stellenbosch . In 1714 is hy getroud met Rachel de Villiers, die dogter van Abraham de Villiers en Susanna Gardiol. Hy is in 1736 oorlede. (Sien Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1726, no. 31.) 

  37. Dit is waarskynlik Ariaantje Jansen van Son. Sy is in Rotterdam gebore, en is op 16.10.1688 getroud met Albert Holder van Bremen. In 1701 het sy hertrou met Peter Malmer van Danzig. Sy is in 1731 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1737, no. 93; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 22.) 

  38. Nicolaas van den Heuvel was afkomstig van Amsterdam , en het in 1709 as vaandrig na die Kaap gekom. In 1713 is hy bevorder tot luitenant, en het hy Dominicus Blesius as landdros van Stellenbosch opgevolg. Hy het in 1717 met behoud van sy rang uit die Kompanjiesdiens getree en ‘n vryburger geword. Op 26.11.1713 is hy getroud met Maria Segers, die dogter van Heinrich Segers en Helena van der Westhuijsen. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 114.) 

  39. Jacobus de Lange was die seun van Jan Hendrik de Lange en Daniella Rijcken. Hy is in 1686 aan die Kaap gebore, en was ongetroud. 

  40. Jan Nel was die seun van Guillaume Nel (Niel) en Jeanne de la Batte. Hy is in Amsterdam gebore en het saam met sy ouers na die Kaap gekom. Hy was getroud met Susanna Fourie, die dogter van Louis Fourie en Susanna Cordier. (Sien Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1725, no. 43.) 

  41. Die briewe aan die kerkrade van Stellenbosch en Drakenstein , albei gedateer 3 Februarie 1724 kan gevind word in C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 256-259. 

  42. Heinrich Muhl is in 1675 in Bergenhausen gebore. Hy het as soldaat na die Kaap gekom, en is van 1707 tot 1713 as plaasarbeider uitgeleen. In 1718 het hy ‘n vryburger geword. Hy is in 1724 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 85.) 

  43. Die Raad het ook aan drie amptenare salarisverhogings toegestaan. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 211. 

  44. Die versoekskrif is onveranderd getranskribeer. Dieselfde spelfoute kom ook in die H.K. voor. 

  45. ‘n Lys met die name van 20 siek matrose is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, p. 616. 

  46. Pieter Jurgen van der Heijden was afkomstig van Vierlanden by Hamburg . Hy was getroud met Maria van Aelwijk, die weduwee van Willem van Es. (Sien C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, pp. 458-463.) 

  47. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe skeepsdokter op die skip ‘s Graveland aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, pp. 617-618, asook C.231,Requesten, 1724, no. 11. 

  48. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  49. Rijk Tulbagh is in 1699 te Utrecht gebore. Terwyl hy egter nog baie jonk was het hy saam met sy ouers, Dirk Tulbagh en Catharina Cattepoel, na Bergen op Zoom verhuis. Hy het in 1716 na die Kaap gekom, en is op 25.8.1725 getroud met Elisabeth Swellengrebel, die dogter van Johannes Swellengrebel en Johanna Cruse. Hulle twee seuns, Johannes Dirk en Willem, is albei jonk oorlede. Tulbagh is op 18.11.1771 oorlede. (Vgl. C.225,Requesten en Nominatiën, 1718, no. 49; C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, no. 29.) Sien ook die Inleiding van hierdie publikasie. 

  50. ‘n Ander skribent het hier oorgeneem. 

  51. Sien C.291,Memoriën en Rapporten, 1710-1726, p. 407. 

  52. ‘n Opgawe van alle goedere wat aan die Kaap uit die skip Herstelling ontvang is, berus in C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 489-491. 

  53. Arend Schenk was afkomstig van die graafskap Lippe . Hy was van 1708 ‘n matroos aan die Kaap, en het in 1713 ‘n vryburger geword. Op 5.11.1713 is hy met Johanna Abrahamsz van Amsterdam getroud. Hulle het vyf kinders gehad. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 101.) 

  54. Sien C.231,Requesten, 1724, no. 13. 

  55. Sien C.231,Requesten, 1724, no. 12. 

  56. Die hoeker Meteren het op 7 November 1723 aan die weskus benoorde die Olifantsrivier gestrand. Op 21 Desember het die Politieke Raad Hendrik Moel versoek om met ‘n ossewa na die wrak te gaan om na oorlewendes te soek. Vgl.Resolusies van die Politieke Raad, deel VI, p. 384. 

  57. Dirk Coetsee was die seun van Gerhard Coetsee en Margaretha Claasdochter, en is in 1655 in Kampen gebore. In 1679 het hy na die Kaap gekom, en nadat hy vier jaar in die Kaap gewoon het, het hy na Stellenbosch verhuis, waar hy in 1682 die plaas Coetsenberg van Simon van der Stel ontvang het. Hy was getroud met Sara van der Schulp, die dogter van Jacobus van der Schulp en Maria Elison. (Sien C.J.2603,Testamenten, 1725-1726, no. 7.) 

  58. Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 781-793. 

  59. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 232-236. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 101-102. 

  60. Hy was die seun van Jan Meijndertse Cruijwagen en Catharina van Maarsen, en is in 1695 aan die Kaap gebore. Op 27.4.1721 is hy getroud met Susanna Margaretha Meijer, die dogter van Gerrit Hendrik Meijer en Susanna Costeux. 

  61. Die Raad het ook twee persone as wamakers aangestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725 p. 212. 

  62. Sien C.291,Memoriën en Rapporten, 1710-1726, p. 409. 

  63. Sien C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 477-478. 

  64. Die Raad het ook ds. Henricus Beck se salaris verhoog tot ƒ120 per maand. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 213. 

  65. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  66. ‘n Gedeelte waarin beskadigde en tekortkomende goedere uit die skip ‘s Graveland en die negosiepakhuis as verliese afgeskryf is, is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, pp. 635-636, en C.291,Memoriën en Rapporten, 1710-1726, p. 411. 

  67. Jacob van Bochem van Thiel het in 1715 as adelbors na die Kaap gekom, en is die volgende jaar aangestel as boekhouer in die slaghuis. In 1718 het hy ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Maria Schouten, die weduwee Bijlaan. (Sien C.J.2651,Testamenten, 1715-1721, pp. 179-181; C.223,Requesten en Nominatiën, 1715-1716, no. 121; C.225,Requesten, 1718, no. 80.) 

  68. Dit is Pieter Wium. Hy is in 1694 te Viborg in Jutland , Denemarke gebore, en is in 1725 getroud met Anna de Haase, die dogter van Guillaume de Haase en Maria Catharina Durier. (Sien M.O.O.C. 7/20,Testamenten, 1772-1773, no. 21.) 

  69. Dit is waarskynlik die rede waarom Van Beaumont, ten spyte van sy afwesigheid, tog hierdie resolusie onderteken het. 

  70. Die Raad het ook aan skipper Johannes Pool ‘n salarisverhoging toegestaan. Vgl. C.113.Klad Notulen, 1721-1725, p. 214, en C.231,Requesten, 1724, no. 14. 

  71. Isak Esser was ‘n koopman te Amsterdam , maar weens finansiële terugslae moes hy by die Kompanjie in diens tree. In 1716 het hy sy gesin in Nederland agtergelaat en as landspassaat na die Kaap gekom. Die volgende jaar het hy ‘n vryburger geword. Sy vrou, Josina van der Burgh, en hulle dogter, Helena Josina, het ook later na die Kaap gekom, maar hulle seun, Hermanus, het in Nederland gebly. Esser is in 1725 oorlede. (Sien C.224,Requesten, 1717-1718, no. 89; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 108.) 

  72. Hy was afkomstig van Hassloch en het in 1710 as soldaat na die Kaap gekom. In 1715 het hy ‘n vryburger geword en hom as bakker in die Kaap gevestig. Hy is dieselfde jaar getroud met Femmetje Visser, die dogter van Gerrit Jansz Visser en Jannetje Thielemans. In 1720 het hy hertrou met Geertruijd Nauta, die dogter van Reijnier Lourens Nauta en Aaltje Verschuur. Rasp is in 1729 oorlede. (Sien C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, nos. 32 en 132.) 

  73. Wouter de Vos van Groenlo (Nederland) het as soldaat na die Kaap gekom. Hy het in 1713 ‘n vryburger geword en hom as kleremaker op Stellenbosch gevestig. In 1717 is hy getroud met Maria Sophia van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl en Anna Sophia Bosch. Sy is in 1726 oorlede, en op 5.9.1728 is hy weer getroud met Elisabeth Morkel, die dogter van Philip Morkel en Maria Biebow. Hy is in 1731 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, nos. 15 en 97; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nos. 39 en 39k.) 

  74. Hendrik du Plooij was afkomstig van Soest in Duitsland , en was van 1701 tot 1703 soldaat aan die Kaap. Later het hy ‘n vryburger geword. Op 5.7.1704 is hy getroud met Margaretha Gildenhuijsen, die dogter van Albert Barends Gildenhuijsen en Margaretha Hoefnagels. Hy is in 1725 oorlede. (Sien C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, no. 93.) 

  75. Ernst Fredrik de Swart van Thiel in Gelderland het in 1711 na die Kaap gekom, en het in 1715 ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Catharina Abrahamsz, die dogter van Anthonie Abrahamsz. Na haar dood het hy hertrou met Helena du Toit, die dogter van Francois du Toit en Susanna Seugnet, en die weduwee van Burgert Pietersz van Dijk. De Swart is in 1728 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 5; M.O.O.C. 13/2,Boedel Rekeningen, 1723-1737, no. 47; C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, nos. 115 en 116.) 

  76. Van Beaumont het hierdie resolusie ook onderteken. 

  77. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  78. ‘n Ander skrywer het weer hier oorgeneem. 

  79. In die H.K. staan ook “uijtgestroijde”. 

  80. Sien C.231,Requesten, 1724, no. 15. 

  81. Die kerkraad van Stellenbosch het op 3 Maart 1722 van die Politieke Raad toestemming ontvang om ‘n lotery in te stel. SienResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 167-170. 

  82. Sien C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 537-553. 

  83. Sien C.34l,Attestatiën, 1723-1724, pp. 501-502. 

  84. In die H.K. staan “geresolveerd”. 

  85. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C. 113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 214. 

  86. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  87. Lakeman was een van die tien skepe wat die nag van 17 op 16 Junie 1722 in Tafelbaai gestrand het. Vgl.Resolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 190-192. 

  88. Sy was die dogter van Bastiaan Colijn en Maria Everts, en is in 1694 aan die Kaap gebore. Die twee verklarings kan gevind word in C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 585-590. 

  89. Die kladnotule van hierdie resolusie is deur Ryk Tulbagh geskryf. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 215. 

  90. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  91. Sien C.231,Requesten, 1724, no. 16. 

  92. Matthijs Bergstedt van Stockholm het gestyg tot die rang van koopman voordat hy in 1711 ‘n vryburger geword het. Hy is op 28.6.1711 met Christina Bergh, die dogter van Olof Bergh en Anna de Koning, getroud. Sien C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, no. 68. 

  93. Jan Caspar Rigter was die seun van Caspar Rigter en Marie Vogel, en is in 1669 in Schlieben gebore. Hy het as soldaat na die Kaap gekom en het later ‘n vryburger geword. Op 28.2.1700 is hy met Anna Dorothea Müller getroud. (Sien C.J.2649,Testament Boek, 1686-1708, pp. 487- 492: C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, pp. 336-340.) 

  94. Heinrich Oswald Eksteen (1678-1747) was afkomstig van Lobenstein ( Duitsland ), en het in 1702 as adelbors na die Kaap gekom. In 1704 het hy ‘n vryburger geword, en in dieselfde jaar is hy getroud met Sara Heijns, die dogter van Paul Heijns en Maria Schalk van der Merwe. In 1714 het hy hertrou met Everdina Cruijwagen, die dogter van Jan Meijndertse Cruijwagen en Catharina van Maarsen, en op 19.2.1719 is hy vir ‘n derde keer getroud met Alida van der Heijden die dogter van Pieter Jurgen van der Heijden en Maria van Aelwijk. Agttien kinders is uit die drie huwelike gebore. Hy het die reg verkry om in Saldanhabaai vis te vang, en het die Kompanjie van soutvis voorsien. Hy het die plase Lobenstein en Elsjeskraal besit. (Sien C.J.2598,Testamenten, Codicillen &a., 1702-1714, no. 60; C.J.2656,Testamenten, 1740-1741, no. 61.) 

  95. Isaacq Scheepers van Rotterdam was die seun van Alewijn Scheepers en Susania de Bije. Hy was as onderkoopman in diens van die Kompanjie toe hy op 19.7.1712 met Grimmesteijn in Tafelbaai aangekom het. Die volgende jaar het hy ‘n vryburger geword. In 1722 het hy egter weer as assistent by die Kompanjie in diens getree. Hy is op 26.2. 1713 getroud met Hester van der Heijden, die dogter van Jacobus van der Heijden en Elsje Gildenhuijs. Scheepers is in 1723 oorlede. (Sien C.228,Requesten, 1720-1721, no. 104; C.J.2652,Testamenten, 1722-1727, no. 2.) 

  96. Die saak het op 9.12.1723 en 27.1.1724 voor die Raad van Justisie gedien. Sien onder genoemde datums in C.J.8,Crimineele en Civiele Regts Rollen, 1722-1724, asook C.J.1036,Civiele Proces Stukken, 1723, pp. 135-136, en C.J.1037,Civiele Proces Stukken, 1724, pp. 30-102. 

  97. Die saak is klaarblyklik nie verder gevoer nie. 

  98. Die kladnotule van hierdie resolusie is deur Tulbagh geskryf. Sien C.113,Klad Notulen, 1721- 1725, p. 216. 

  99. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  100. Amos Lambregts van Leiden het in 1717 as korporaal na die Kaap gekom en is as assistent in die soldykantoor geplaas. In 1722 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 26.12.1717 getroud met Catharina Elisabeth Meijer, die dogter van Fredrik Meijer en Cornelia Rosendaal. Hulle het twee seuns gehad, Hugo en Daniel. (Sien C.J.265l,Testamenten, 1716-1721, no. 46; C.229,Requesten, 1722, no. 29.) 

  101. Volgens die versoekskrif was dit Hugo. Vgl. C.231,Requesten, 1724, no. 58. 

  102. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 216. 

  103. ‘n Lys met die name van 45 siek bemanningslede op die twee skepe is hier weggelaat. Sien C.18,Resolutiën. 1723-1724, pp. 676-677. 

  104. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. 

  105. Hy was lid van die Raad van Indië en Eerste Sersant-Majoor, en het as Admiraal van die retoervloot op Castricum na Nederland teruggekeer. Die instruksies aan hom as Admiraal kan gevind word in C.125,Bijlagen, 1724, pp. 295-345. 

  106. Hy was afkomstig van Hamburg en was sedert 1716 ‘n assistent aan die Kaap. 

  107. SienResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 315-317. 

  108. Die kladnotule van hierdie resolusie is deur Ryk Tulbagh geskryf. Vgl. C.113,Klad Notulen1721-1725, p. 217. 

  109. Sien C.231,Requesten, 1724, no. 45. 

  110. Dit is waarskynlik Johanna Romond, die weduwee van Balthasar Pot. Sy was die dogter van Michiel Romond en Cornelia van den Bogaert, en is in 1694 op Mauritius gebore. Sy is op 25.3.1714 met Pot getroud. Hy is in 1721 oorlede. Sy het later met Jacobus Hennion van Rotterdam hertrou. Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 30. 

  111. Die kladnotule van hierdie resolusie is deur Tulbagh geskryf. Die Raad het ook vier persone bevorder. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 218. 

  112. Hy was die skipper van Soetelingskerke en het as visie-kommandeur die bevel oor sewe skepe gevoer. Sy instruksies kan gevind word in C.125,Bijlagen, 1724, pp. 347-352. 

  113. Die skipper van Delfsland

  114. Die skipper van Castricum

  115. Die skipper van Huijs ten Donk

  116. Die skipper van Huijs te Vlotter

  117. Hy het op Amsterdam gevaar. 

  118. Die skipper van Amsterdam

  119. Witboom en Schuijt se versoekskrifte kan gevind word in C.231,Requesten, nos. 32 en 34. 

  120. ‘n Gedeelte is hier weggelaat. Daarin is ‘n aantal bemanningslede op die skepe Castricum , Meijnden , Witsburg , Cockenge , Nieuwvliet , Ravesteijn en Midloo bevorder. Die Raad het ook besluit dat ondersoek ingestel sal word na die bekwaamheid van die twee kandidate vir die pos van oppermeester op Westerdijxhorn . Sien C.18,Resolutiën, 1723-1724, pp. 693-697, en C.231,Requesten, 1724, nos. 37-41. 

  121. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, pp. 219-220. 

  122. Die skipper van Witsburg

  123. Die skipper van Meijnden

  124. Dic skipper van Middelwout

  125. Die skipper van Groenswaard

  126. Die skipper van Magdalena

  127. Die skipper van Visch

  128. Die skipper van Rijxdorf

  129. Die skipper van Westerdijxhorn

  130. Die skipper van Westvriesland

  131. Die skipper van Oostrust

  132. Skipper Pieter van der Berg het nie geteken nie. 

  133. Sien C.231,Requesten, 1724, no. 35. 

  134. Die besluit is nie in die resolusie van 23 Maart opgeneem nie. Volgens die kladnotule is so ‘n besluit egter wel geneem. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 219. 

  135. Schuuring se versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 36. 

  136. Lees Schulerus. Vgl. sy handtekening hieronder. 

  137. Lees Schulerus. Vgl. sy handtekening hieronder. 

  138. Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie.