C071 v1.20
C. 71, pp. 32-58.¶
Dingsdagh den {17240411} 11 April 1724, voormiddags
Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.
Den Edelen Heer Gouverneur geliefde ter vergaderinge kennisse te gevenhoeden landdrost, Martinus Bergh, bij missive van den 2e deeser lopende maand April2 onder andere kennisse hadde gegeven hoe den alhier gerelegeerden Pangerang Dipa Nagara3 zig bij denselven hadde geaddresseert, niet zonder merkelijke ontroerenisse, ja selfs met eenige soorte van drijgementen, omme te mogen genieten eenige alimentatie en huijsvesting voor hem en desselfs gevolg; Zijn Edele dier tijt, als ziekelijk en bedleegerig zijnde, niet hadde gemancqueert bij desselfs reschribtie van den 4 daar aanvolgende4 niet alleen te betuijgen desselfs verwondering en misnoegen over het turbulent en onvoorsigtig gedrag van voorm. Pangerang, maar ook daarnevens met eenen serieuselijk te recommandeeren sig voortaan van zoodanige oneerbiedige behandelingen tegens de E. Comp. te onthouden, op dat men niet genoodsaakt zoude werden mesures te neemen die denselven in geenen deele aangenaam zoude kunnen zijn; op ‘t welke van den voormt. landdrost wederom bij missive van den 5 deeser5 geantwoord zijnde dat zulx den voorm. Pangerang in serieuse termen was voorgehouden, en daar omtrent door dien hem toegevoegt dat verre van eenige assurantie of oneerbiedigheijd tegens de E. Comp., desselfs iterrative gedane versoeken nergens anders vandaan waren gekomen, als van de groote nood, honger en gebrek, die zoo wel hij als zijne vrouwen en kinderen quamen te leijden, dewelke dan oorsaak waren geweest van zijn aandringend smeeken en aanhouden om onderhoud, waarbij als nog volherde, en de gunstige hulpe deeses Raads daar toe versogt, te gelijk biddende dat ingevalle zig met woorden hadde te buijten gegaan, zulx hem ten besten mogte werden geduijd, aangesien gebrek en mismoedigheijd zijne uijttingen harder hadden doen schijnen als zijne meeninge ware geweest, dierhalven van noodsakelijkheijd hadde gedagt van ‘t een en ander bij deese de vereijschte kennisse te geven, omme dus gesamentlijk te overweegen of in deese eenige hulpe, niet strijdig tegens de ordres der Hooge Indische Regeeringe, zoude kunnen bij gebragt werden, op dat aldus bij tijts voorgekomen mogte werden alle ongelucken die door een disperaat gedrag zoude kunnen voortkomen, en van welkers uijtvoeringe den voorn. Dipa Nagara dikwils genoeg mentie heeft gemaakt, en met eenen te ontlasten desselfs broeder, den Pangerang Loring Passer,6 van zoo swaaren last die tot onderhoud van zijnen broeder en gevolg van dien uijt desselfs geringe inkomsten vereijscht werd, aangesien denselven geduurende zijn aanweesen alhier van een vreedsaam en ordentelijk gedrag geweest is. Over ‘t welke dan met aandagt gedelibereerd en daarnevens aangemerkt zijnde dat de Hooge Indische Regeeringe bij Haar Edele Groot Agtb. resolutie van den 16en Augustus des voorleeden jaars, extract herwaarts overgesonden, om reedenen bij deselve vermeld, hebben gelieven te verstaan den voorm. Dipa Nagara met zijne familie naar deese uijthoek te senden, om aldaar bij zijnen broeder, Looring Passer, de kost te gaan soeken, alsoo denselven geen grooter genade mogte werden weerdig geagt; Zoo is dienvolgens goedgevonden en beslooten dat deesen Raad om voormte. reedenen onmagtig zijnde eenig verder onderhout ten lasten der E. Comp. aan den dikwils gem. Dipa Nagara en zijn gevolg toe te voegen, denselven nogmaals zal werden gelast gerust en vreedsaam in zijn gedrag zoo omtrent de E. Comp. als omtrent zijn meergem. broeder, Loring Passer, zig te blijven houden, en dat nogtans deesen aangaande eerbiedige kennisse zal werden gegeven aan de Hoge Indische Regeeringe, latende aan denselven gedefereert een brief van onderwerpinge bij die geleegentheijd aan desselfs broeder, den Keijser van Java, over te laten gaan, ofte het sake ware dat dien vorst daar door bewoogen wierd eenige hulpe en onderhout aan hem te willen toevoegen, zullende nogtans het versogte cabel gaarn en spijkers aan hem werden verstrekt, omme voor hem en zijn gevolg een kleijn hutje te kunnen bouwen.
Vervolgens is naar deliberatie meede besloten dat de jaarlijxe opneeminge der burger effecten zal werden verrigt op den 1, 2 en 3 der aanstaande maand Maij, onder presentatie van eede, alhier aan de Caab op de nieuwe kat, en aan Stellenbos bij den landdrost, Martinus Bergh.
Vermits den boekhouder van ‘t slagthuijs, Hendrik Sprinkhorn, op desselfs voorig gedaan versoek bij resolutie van den 18 Maart jongstl. verlost is geworden omme met de verwagt werdende nascheepen te mogen repatrieeren, en dienvolgens die bedieninge vaceert, Zoo is goedgevonden weederom tot boekhouder over ‘s Comps. slagthuijs aan te stellen den adsistent Jurgen Schuster,7 zullende ten dien eijnde den vereijschte eed moeten afleggen.
Zoo als meede op de gedane voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur in steede van den overleedene zoldij boekhouder, Isak Scheepers, tot zoldij boekhouder deeses Gouvernements encurator adlitesis aangesteld geworden den boekhouder en zoldij overdraager, Oloff de Wet,8 omme voor zijne thans winnende gagie en qualiteijt desselfs loopend verband uijt te dienen.
Waarnaar door den Edelen Heer Gouverneur ter lectuure is voorgebragt geworden seeker geschrift door ‘s Comps. slagters, Pieter van der Heijden, Gijsbert la Febre en Hendrik de Vries, aan den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, op gisteren morgen overgegeven, en vervolglijk door denselven Zijn Edele inhandigt, zijnde van de volgende inhoud:9
‘Mijn Heer Van Beaumont,’
‘Wij ondergetekende, de gecontracteerde slagters, geven met alle respect te kennen hoe dat ons bij aanneeminge der leverantie is geaccordeert de Groene Cloof , exempt de Comps. paarde post, daar nogtans het gantsche jaar bij de 200 beesten geweijdet hebben, wij niet alleen dit gantsche jaar hebben moeten gedoogen dat het vee van de Ganse Craal , zonder te weeten wiens vee dat het is, als dat den baas van Vissershok daar ook baas over is, over een getal van 200 koeijen en veersen, niet alleen rontom de groote post en Clavervalleij het gras afgeweijdet, maar in ‘t laa[t]ste nog den overschot rontom de Clavervalleij door desselfs volk afgebrand, waar door een goet getal hamels, door gebrek van weijde, gestorven zijn, en nu omtrent 14 dagen nog de zoo genaamde Baviaan Berg door ‘s Comps. dienaren of haar Hottentots rontom afgebrand, daar toe komen de nieuwe slagters en disponeeren van de Groene Cloof , ja gaan in onse huijsen die wij gekogt en volgens quitantie betaalt hebben, inneemen, zonder ons in ‘t minste te kennen, wij hebben voor 14 daagen onse klagten aan den Edle. Heer Gouverneur gedaan, die ons tot antwoord toe paste dat zulx ligt uijt afgunst geschiede, en dat ër weijde genoeg was in de Groene Cloof , versoeken derhalven U Edle. gelieven ons te begunstigen met een ordere datse met haar vee vertrecken, zullende onsen knegt ten dien eijnde met deselve ordere doen vertrecken, wij willen niet hoopen dat we onse klagten verder moeten brengen, als steunende op onse goede zaak en regt, dog indien wij van UEdle. niet ondersteunt mogten werden, zoo scheijntet dat ons contract genoegsaam gevioleert is wij als dan ook niet langer gehouden zijn aan onse zijde ‘t selve na te komen.’
‘(Onderstont) Blijve na diep respect, mijn Heer, UEdle. onderdanige dienaren. (Was getekent) Pieter van der Heijde, Gs. la Febre, Hendk. de Vries. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 10 April 1724.’
‘t Welk met aandagt geresumeert en dus den teneur van dien in overweeginge genomen zijnde, principalijk voor eerst in opmerkinge is gekomen welk ‘t oogwit en de beweegende oorsaak van die drie persoonen mogte weesen met zoodanige nadenkelijke en aandringende klagten (den Politicquen Raad voorbij gaande) sig directelijk daarmeede te addresseeren aan den fiscaal deeses Gouvernements, en zulx daarmeede als duijdelijk genoeg aan denselven te kennen te geven en klagten te doen als of hij de leeden der Regeeringe op haare instantien en vertoogen geen reguard of regt gedaan werdende, dierhalven ex officio gehouden was haarlieden, als contractanten met de E. Comp., in haar goed regt volgens het gemaakte verdrag te maintineeren. Behandelingen en gedoenten van die luijden des te meer nadenkelijk om dat men genoegsaam verseekert is dat zijlieden, hebbende een grondige kennisse van de constitutie deeser Regeeringe, ook dienvolgens wel bekent moet geweest zijn dat het volslage betamelijk en pligtig ware geweest van den Gouverneur en Raad hulp en regt te vorderen bij aldien zijlieden vermeijnden eenig letsel of nadeel in ‘t gemaakte contract, door wie het zoude mogen zijn, te leijden, alvoorens zig diesaangaande te wenden aan den independent fiscaal deeser plaatse, tot zoo merkelijke agterdogt, beschuldiging en veragting deeser Regeringe, van welke kennisse zijlieden nog weijnig tijts geleeden zoo smertelijke preuven hebben willen geeven bij het overleeveren van hun schriftelijk protest teegens den Gouverneur en Raad, kunnende daaromme ook zulx des te minder werden begreepen, om dat de leden gesamentlijk en ider in ‘t bijsonder betuijgden dat zijlieden als ware en opregte dienaren nooijt iets anders hadden beoogt en betragt als volgens haren eed en pligt de gevenereerde beveelen van hare Heeren en Meesteren met alle mogelijke accuratesse en promptitude uijt te voeren, dat zij ook uijt dien hoofde aan de voorm. drie slagters seedert het gemaakte contract nooijt hadden gemancqueert in alle voorkomende gelegentheeden met woorden en werken duijdelijke en eclattante preuven te geven van hare begeertens, omme deselve in alle billikheijd ten respecte van de aanneeminge der leverantie van ‘t vleesch tegens alle en een igelijk te maintineeren en regt te doen hebben, immers voor zoo verre de ordres van onse Heeren Principalen komen toe te laten, waaromme het dan ook des te onbegrijpelijker is dat deselve als nu op ‘t eijnde van ‘t contract schijnende te wantrouwen van de eer, opregt en regtveerdigheijd der leeden des Raads deselve in ‘t geheel komen te preterieeren en voorbij te gaan, en dus op een veragtelijke wijse in ‘t oog komen te stellen, zoo wel van onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren als de Hooge Indische Regeeringe, onder wiens doorsigtige oogen dit beklaaglijk schriftuur zal moeten werden gebragt, ten waare die voorn. slagters daar meede quamen te beoogen de voorm. leeden des Raads, hoe onschuldig en onweetend in deesen gevalle mogten geweest zijn, op een onbetamelijke wijse bij haare Meesters verdagt te stellen, te meer als men met oplettentheijd aanmerkt de verdraijde, om niet te seggen quaadaardige, uijtdruckinge in ‘t gem. schriftuur vervat, en wel eerstelijk, waar zijlieden ter needer stellen hoe dat bij aanneeminge der leverantie hun was geaccordeert geworden het genot der Groene Cloof , uijtgesondert ‘s Comps. post, die zijlieden tegens den inhoud van ‘t contract, waar van haar copia authenticq is ter handen gestelt, verkeerdelijk komen te doopen met de naam van ‘s Comps. paarden post , daar in teegendeel alle de werelt, soo ‘s Comps dienaren als burgeren, genoegsaam is bekent dat ‘s Comps. post in de Groene Cloof van veele jaren herwaarts niet alleen is gebruijkt geweest tot het weijden van ‘s Comps. paarden en esels, maar ook voor derselver rundervee, zoo als zulx selfs uijt het contract komt te blijken, aangesien die post niet specialijk uijtgedongen is ten gebruijke van ‘s Comps. paarden, maar in generale termen tot zoodanig een gebruijk als de E. Comp. meijnde voor haar dienstig te zijn, hier nog bij komende dat zijlieden hadden moeten gedoogen dat er meerder vee in de Groene Cloof op een plaats genaamt de Gansen Craal tot hare prejuditie quam te weijden; van ‘t welke nogtans de leeden des Raads in opregtigheijd betuijgden nooijt ofte ooijt eenige kennisse ofte voorweeten te hebben gehad, uijtgesondert dat den Heer Gouverneur betuijgde waar te zijn dat eenige van ‘s Comps. melkbeesten uijt gebrek der weijde omtrent het Vissershok eenige jaaren al voorleeden met toestemminge van den voorgaande slagter Jacobus van der Heijden waren geplaast geworden in de Groene Cloof op de post genaamt de Ganse Craal of Clavervalleij , ende tot nu toe daar hadde gecontinueerd, zonder dat nogtans dies aangaande door de voorn. drie slagters hem ooijt of ooijt, direct ofte indirect, alsoo min als de verdere leeden des Raads eenige klagten waren te vooren gekomen, en dus ook buijten staat gesteld daarinne het vereijschte redres te maken, waaromme het wel te wenschen ware geweest dat diergelijke klagten veel liever in den beginne van hare aanneeminge, dan wel op ‘t moment van den uijtgang van haar contract waren voorgebragt geworden, op dat die en andere swaarigheeden in den beginne weggenomen zijnde, zulx deselve des te voordeeliger ware geweest, en daar door te meerder genegentheijd mogte gekreegen hebben omme bij verminderinge van den preijs van ‘t vleesch bij de publicque aanbesteedinge te hebben willen blijven volherden bij de leverantie van ‘t vleesch voor de E. Comp., met dien selfde ijver en trouwe als deselve in ‘t voorleedene jaar ten genoege hebben komen te doen. Aanbelangende de klagten over de infractie van haar regt door de nieuwe ‘s Comps. slagters, Jan Cruijwagen, Jacob van Bochem en Pieter Wion, haarlieden aangedaan, met den invoer van beestiaal in de Groene Cloof ten haren nadeele, verklaarde den Edelen Heer Gouverneur waarheijd te weesen dat eenige dagen geleeden den burger Gijsbert la Febre bij Zijn Edele is geweest en daarover klagten voorgebragt, dat daaromtrent van desselfs zijde den voorn. La Febre is toegevoegt geworden van die zaken niet te weeten, dog dat hij ordre zoude geven dat de nieuw aankomende slagters haar vee uijt de Groene Cloof zoude hebben te trecken, met bijvoeginge dat dese saken Zijn Edele toe scheenen als of er vrij wat jalousie en passie in dit geval tegens den andere was, te meer de Groene Cloof van zoo groote uijtgestrektheijd zijnde, daar weijde genoegsaam naar alle scheijn te vinden was, dat Zijn Edele ook ingevolge van dien weijnigeuijren10 daar aan een der nieuwe aanneemers, Jacob van Bochem, als de eenigste ter dier tijt aan de Caab zijnde, bij hem heeft ontboden, de klagten voorgehouden en daarnevens geordonneerd sorge te dragen dat haarliedens vee, tegens de loopende pagt conditie in de Groene Cloof gebragt zijnde, ten spoedigste weeder daaruijt gedreeven wierd; van ‘t welke den voorn. Van Bochem betuijgende onweetend te zijn, egter aangenomen heeft aanstonts aan desselfs meede aanneemers te schrijven en die bekomene ordre bekent te maken, in welkers nakominge zig heeft gerust gesteld, te meer om dat seedert dien tijt geen verdere klagten hem dies aangaande waren te vooren gekomen, veel minder dat ter dier tijt of ooijt door den voorm. La Febre eenige mentie was gedaan van de insolentien en nadeelen die door ‘t in brand steeken van velden, invadeeren van haare posten als andersints, door ‘s Comps. dienaren, Hottentotten of andere zouden zijn gedaan geworden, waaromme dan ook vermeijnde dat hij nog de leeden des Raads bij de voorn. drie aanneemers in geenen deele hadde gemeriteerd zoodanige disrespectieuse behandelingen niet alleen, maar ook veel min zoo hooghertige drijgementen als deselve in ‘t eijnde van hare klagschrift den meergeme. independent fiscaal op een ongevoegelijke manier komen toe te duuwen, en waarmeede zij denselven zoo wel als de gantsche Regeeringe schijnen te willen de wet te stellen, waaromme ook den voorm. Heer Van Beaumont dienstig heeft vermeijnd ‘t voormelde klagtschrift hem inprovust11 inhandigt, den Edelen Heer Gouverneur ter handen te stellen, met versoek dat van ‘t selve hoe eer hoe liever de verdere leeden des Raads de vereijschte kennisse gegeven mogte worden, ten eijnde omtrent het een en ander zoodanige maatregels van redres mogte worden beraamt als men met den meesten dienst der E. Comp. en de billijkheijd zouden vermeijnen over eenkomstigh te zijn, met betuijginge daarnevens dat den slagter Gijsbert la Febre eenige dagen verleeden bij hem klagten gedaan hebbende over d’ infractie door de nieuwe slagters met inbrenging van vee in de Groene Cloof , denselve diesaangaande hadde gerenvoijeert aan den Edele Heer Gouverneur en leeden des Raads, zonder dat hem bevoorens of daar na van ‘t selve iets meerder te vooren was gekomen, geevende dienvolgens den Edele Heer Gouverneur daarnevens in serieuse bedenkinge hoedanig ten meesten dienste der E. Comp. in dese saken zal dienen te werden gehandelt.
Weshalven ‘t voorsz met aandagt overwoogen zijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat tot wegneeminge der klagten en maintien in ‘t goed regt der voorn. drie slagters, de meergem. nieuw aangekomene ‘s Comps. slagters, Johannes Cruijwagen, Jacob van Bochem en Pieter Wion, schriftelijk zullen werden gelast en geordonneerd omme op ‘t spoedigste haar vee uijt de limieten van de Groene Cloof te doen drijven, en zig wel te wagten eenige insolentien aan de opstallen in de Groene Cloof of wel in ‘t openbare veld te doen ofte bedrijven, op peene dat anders doende buijten de correctie responsabel zullen blijven voor alle kosten en schaden die uijt het een of ander zoude mogen voortkomen.
Ten tweeden dat ‘s Comps. vee weijdende aan de Ganse Craal of Clavervallij (hoeveele jaren deselve op die posten mogte geweest zijn) van daar zal werden vervoerd ende verplaatst op ‘s Comps. post in de Groene Cloof ofte wel elders, zoo als met den meesten dienst der E. Comp. vermeijnd zal werden over een te komen.
Ten derden dat ten belangen van ‘t in brand steeken van ‘t veld, de voorm. drie slagters zal werden gerecommandeert meerder openinge en kennisse te geven welke persoonen het mogten zijn, die ten haaren nadeele die brand veroorsaakt ofte wel ordre daar toe mogten gegeven hebben, op dat deselve volgens de teneur der placcaaten op dat stuk g’emaneert, exemplairlijk mogten werden gestraft; dog dat ook daarnevens de voorn. drie slagters, Pieter van der Heijden, Gijsbert la Febre en Hendrik de Vries, tot wegneeminge der blaam die door haare verkeerde behandelingen in deese op de leeden des Raads schijnt gevallen te zijn, bij deese zullen werden gesommeert en geinjungeert schriftelijk te betuijgen of ook den Edelen Heer Gouverneur of eenige leeden des Raads (daar toe versogt zijnde) ooijt of ooijt, immers geduurende den tijt van haar contract, hebben geweijgert de versogte hulpe, assistentie en maintien omtrent haar regt, haarlieden uijt hoofde van ‘t gemaakte contract met de E. Comp. ten reguarde der leverantie van ‘t vleesch competeerende, en welke motiven hun dienvolgens hebben kunnen beweegen in dit reguard met zoo veel agterdeel en disrespect van alle de leeden des Raads te handelen, ten eijnde ‘t selve bekomen hebbende, zig daarvan te bedienen daar en zoo ‘t behooren zal, en waaromme aan haarlieden extract deeser ‘t harer narigtinge zal werden ter handen gestelt.12
Soo als meede op de voorstellinge van den pl. secunde, Jan de la Fontaine, beslooten is dat de erweeten en boonen die door de ingesetenen werden aangebragt, in ‘s Comps. graan maguazijnen wederom zullen werden ontfangen en aangenomen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.13
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 59-61.¶
Donderdag {17240413} 13 April 1724.
Het onderstaande reqte. ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur door den eerste clercq aan de leeden des Raads vertoont zijnde:
Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den EE. Achtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E.E. Heeren,’
‘’t Deens schip genaamt de Graaf Larwik , uijt India wederom hier ter rheede gereverteerd, ten eijnde omme eenige ververssinge, zoo van vleesch als moescruijden te mogen erlangen, soo versoekt ootmoedig den ondergetekend capitein van dien bodem, Germand Lunt, UE. Wel Ed. Gestr. en E.E. Agtb. zoo goed te willen zijn van te permitteeren voorsz refrisschementen voor zijne aan boord hebbende sieken te mogen inkoopen, bestaande de sieken in 25 man.14 ‘
’- - - - - - - - - - - - - - - - - -‘
‘Op welk versoek den capt. in deesen gemelt van UE. Wel Ed. Gestr. en E.E. Agtb. een seer gunstig apostil is afwachtende - - - (Was getekent) G. Lund. (In margine) Cabo de Goede Hoop, 13 April 1724.’
En daarnevens Haar E.Es. in consideratie gegeven weesende of het daar bij gedaane versoek van den capt. van ‘t Deens schip de Graaf Laurwig , Germand Lund, behoorde geaccordeert te werden, Zoo is eenpariglijk goed gevonden en geadviseerd dat aan gemt. capt. zal werden toe gestaan voor zijne op hebbende 25 impotenten driemaal ter week een pond vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. slagters te mogen inkopen, deselve alvoorens betuijgt hebbende dat zulx buijten prejuditie van ‘s Comps. dienst konde geschieden, mitsgrs. groente na proportie bij de andere ingesetenen, onder de ordinaire bepalinge nogtans, te weeten dat van de gedane verstrecking aan die kiel, zoo wel van ‘t vleesch als de groentens, behoorelijke lijsten zullen moeten werden overgeleevert.
Aldus gedaan en in omvrage gebragt ten dage en jaare voorsz.15
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBACH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 62-67.¶
Dingsdagh den {17240418} 18 April 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, door indispositie.
Op de schriftelijke gedane versoeken van de adsistenten Albertus Bergh16 en Abraham Lever,17 mitsgaders die van den zoldaat Hendrik Nusscher18 en den mattroos Willem van de Vijver,19 omme uijt den dienst der E. Comp. ontslagen en met het burgerschap deeser plaatse begunstigt te werden; is goed gevonden en verstaan dat ter consideratie hun verbonden tijt hebben uijt gedient, en buijten dien van een ordentelijk levens gedrag zijn, het gedane versoek bij deesen zal werden geaccordeert, de vrijbrieven ten dien eijnde opgemaakt en afgegeven.
Vervolgens is op de gedane voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur vermits het optreeden van den zoldij overdrager, Olof de Wet, tot zoldij boekhouder deeser plaatse, als een bequaam subject tot zoldij overdrager wederom gevordert geworden den adsistent Cornelis Eelders.20
Laastelijk21 ter requisitie van het geresolveerde van den 11 deeser loopende maand, door ‘s Comps. slagters, Pieter van der Heijden, Gijsbert la Febre en Hendrik de Vries, ter vergaderinge overgeleevert zijnde het onderstaande geschrift:
‘Antwoord op de consept resolutie ons ondergetekende op Dingsdag den 11 April 1724 toegesonden van den Wel Ed. Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den Ed. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.’
‘Op de bekentmakinge der infractie gepleegd door die nieuwe aannemers aan den Edelen Heer Gouverneur als hooft en president van den Politicquen Raad op den 27 Maart gedaan, kunnen wij gants niet begrijpen misdaan te hebben van den Agtb. Politiken Raad voor bij gegaan te zijn, dewijle wij van meeninge waren onse klagten aldaar te doen, indien Zijn Ed. niet op hem hadde gelieven te neemen daarin sorg te draagen, ‘t was te wenschen geweest dat de eerste beveelen ons wederhouden mogten hebben van onse klagten op den 10 April te vernieuwen aan den Heer fiscaal independent, dien wij niet anders aanmerken als een voornaam lid van den Politiken Raad, wij bekennen nooijt infractie geleeden te hebben als in ‘t uijt eijnde van onse aanneeminge, en dierhalven ook geen reeden om eerder te klagen, wij konnen den Ed. Agtb. Raad niet beschuldigen over weijgering van goed regt, nademaal wij zulx noijt versogt hebben en wensten van harten onse klagten, bij ‘t contract te leggen en te sien of met sulken gedoente dat selve in allen deelen nagekomen was, daar ons de inruijminge der Groene Cloof excepto d’ Comps. post (dog niet posten) gelijk de Gansen Craal , daar wij selfs met onse oogen gesien en voor de deur van de Clavervalleij zijnde een ander post, bij ons onlangs beseeten, deselve weggejaagt hebben, bestaande in een getal van bij de 200 koeijen en bequaame vaarsen, ‘t scheijnd ons toe in deese concept resolutie als of den ouden slagter, Jacob v. der Heijden, sijn toestemming als nog in kragten blijft, wij meenden met desselfs afgang ook zijn toestemming moest op houden, het doet ons leed in onsen afgang zoo veel water vuijl te maken; wat ‘t branden belangt, al de wereld weet dat de velden in ‘t voorjaar en als het gras groen is niet in brand gestooken worden, maar wel in den uijtgang als ‘t selve droog is, juijst op een tijt dat wij verleegen waren om onse vee te bergen, het veld is bewijs genoeg, en die agting op de zuijd ooste winden geeft, kan wel sien van waar de brand is veroorsaakt, wij weeten wel datter niemand zoude zijn zulx te bekennen, dog de schaade die wij daar door geleden hebben, zal het jonge gras weer vergoeden aan dat vee dat na ons zijn voetsel aldaar zal komen soeken, was in ‘t begin onser aanneeminge de minste mentie van de Gansen Craal gemaakt, wij zouden ons rijpelijker bedagt hebben, dog onse tijt zoo na uijt sijnde, zal het onnodig sijn hier over meer woorden te wisselen, en houden ons gants gecontenteert met de ordre ons van den Ed. Heer Gouverneur en Agtb. Raad gegeven aan de nieuwe slagters, ‘t zij zijlieden deselve observeeren of niet, wij aan onse ka[nt] zullen den laatsten dag onser aanneeminge de Groene Cloof in ‘t geheel quiteeren, en hebben geen ande[re] beooginge als onse regt tot de laa[t]ste uure stand [te] doen grijpen, inmiddels meenen wij als gehoorsa[me] onderdanen alle eer en respect onse overigheijd en een ijder lid van dien toe te dragen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende. (Was getekent) Pieter van der Heijden, Gt. la Bebre[sic], Hendk. de Vries.’
Soo is eenpariglijk goedgevonden en verstaan dat het selve zal werden gehouden voor gecommuniceert.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoo[p], ten dage en jaare voorsz.22
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 68-75.¶
Vrijdagh den {17240428} 28 April 1724, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, door indispositie. Extraordinaris vergadering.
Den Edelen Heer Gouverneur geliefde te communiceeren hoe den hoeker de Zeepost alhier ten principalen was opgehouden tot dat de nascheepen alhier zouden weesen aangeland, omme bij aankomst van ‘t verwagt werdende opperhooft en tweede benevens den equipagiemeester, Jurriaen Cloppenburg,24 zonder tijt versuijm naar Rio de la Goa te kunnen laten overgaan, als nu bij aanlanding dier retourbodems was ondervonden dat deselve daar meede voor als nog niet waren overgekomen, en den opperstuurman, Jurriaan Cloppenburg, ongenegen zijnde naar derwaarts te gaan, vermits zijne tijts expiratie door Haar Hoog Edelens naar ‘t vaderland was verlost geworden, waaromme het langer onnoodig scheen dat bodemken hier verder te doen vertoeven, vermits dat comptoir van de versogte coralen, provisien en andere benodigtheeden hoe eer hoe beeter diende te werden voorsien, dierhalven in overleg gevende wanneer dat kieltje naar derwaarts zoude kunnen en behooren te werden afgesonden, mitgr. welke mesures ten reguarde van dat comptoir ten meesten dienste der E. Comp. behoorde genomen te werden. Op welk een en ander met aandagt gedelibereert zijnde, goedgevonden en besloten is dat den voorm. hoeker de Zeepost ten spoedigste doenelijk van hier naar derwaarts zal werden afgesonden, ende daarinne tot voortsettinge der negotie aldaar afgescheept alle de glase coralen alhier in voorraad zijnde, en wijders den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, gequalificeert omme, diesaangaande gehoort hebbende den adsistent Jan van de Capelle25 en den corporaal Anthonij Horens,26 een overleg te maken welke goederen en provisien ter voldoeninge of minderinge van den overgesondene eijsch zullen dienen verstrekt en afgescheept te werden, met aanschrijvens nogtans aan de bediendens aldaar onse verwonderinge over den eijsch van zoo groote quantiteijt potspijse van rijst, gort &ra., daar de rijst en andere goede voetselen daar te lande genoegsaam tot een geringe preijs te bekomen zijn, waaromme ook voortaan sorge zal dienen gedragen te werden dat deselve gunter werden ingeruijlt, op dat dus doende de E. Comp. buijten alle onnodige lasten gehouden werd.
Dat wijders aan ‘t opperhooft, Jan Michel,27 in gevolge zijn gedaan versoek28 bij deese zal werden gepermitteerd herwaarts aan te mogen op komen, waaromme dan ook den adsistent, Jan van de Capelle, voor deese daar ter plaatse als secunde dienst gedaan hebbende, in desselfs steede, als een man van goede bequaamheijd zijnde, tot pl. opperhooft op Rio de la Goa werd aangesteld, met vermeerdering van gagie tot vierentwintig guldens per maand, en rang als boekhouder, immers tot tijt ende wijle nader diesaangaande door de Hooge Indische Regeeringe zal weesen voorsien; dat meede den sergeant Bernardus Engeling t’ zijnen versoeke zal werden gevordert tot commandeerend sergeant, onder zijn voorgaande gagie van twintig guldens; den ondermeester Christiaan Carels,29 vermits tijts expiratie als ondermeester, verbeetert van 20 tot 26 guldens per maand, onder een nieuw verband van drie jaren; de provisioneel corporaals, Johannes Mulder,30 Jan Barent Finke en Johannes Mona, tot absolute corporaals met ƒ14 per maand onder haar lopend verband; werdende ‘t pl. opperhooft, Jan van de Capelle, bij deesen gequalificeert om de bequaamste uijt de militairen tot sergeant aldaar te vorderen; den onderscheepstimmerman, Harmen Bartels, vermits tijts expiratie in gagie verhoogt tot ƒ36 per maand, onder een nieuw driejarig verband; werdende den bosschieter, Hendrik Luijtjes, eenigen tijt den dienst aldaar als quartiermeester waargenomen hebbende, als nu meede gevordert tot quartiermeester met ƒ14 per maand onder zijn lopend verband; den zoldt. Barend Bloemendael, tot cuijper, insgelijx met ƒ14 onder zijn lopend verband; den bosschieter, Christoffel Blom, tot bottelier met ƒ20, en den bosschieter, Hendrik Hendriksz, tot coxmaat met ƒ14 per maand, beijde onder een nieuw verband van drie jaaren; zullende hare gagie aanvank neemen met de datum van de jongst ingekomene brief, zijnde den 26 Januarij 1724;31 zullende door ‘t voorm. pl. opperhooft, Jan van de Capelle, omgesien werden na twee bequame persoonen omme met denselven als adsistenten naar derwaarts over te gaan.
Zoo als meede is beslooten is dat in plaatse van den overleedene metselaar en smit, weeder een ander metselaar en smit naar derwaarts zal werden afgesonden, benevens een wagemaker, omme te onderstaan of daar te lande geen bequaam wagemakers hout te bekomen zoude zijn, en als dan van het selve wagens, ploegen, eggen en andere benodigtheeden, zoo tot landtogten als landbouwerij, te kunnen toe stellen.
Dog gemerkt men ondervonden heeft dat de ingeruijlde en herwaarts aangesondene coopmanschappen van eliphants tanden, amber en andere zaken, zonder prijse van inkoop zijn gelaten, en ook zulx bij hare negotie boekjes niet te vinden is, zoo zullen de bediendens aldaar werden aangeschreeven voortaan sorge te dragen dat de coopmanschappen bij haar ingeruijlt werden, ter ingeruijlder waarde bij de negotie boeken in geld zomma zullen werden ingeschreven, en dus ook bij behoorlijke factuur herwaarts overgesonden, op dat men dus doende zal kunnen weeten tegens wat preijse die goederen, ‘t zij naar Europa of Batavia, zal kunnen en moeten afscheepen, en bij gebrek van ‘t welke als nu best is geoordeelt de aangekomene eliphants tanden tegens de Caabse prijse van 14, 12 en 6 suijvers ‘t lb. bij de negotie boeken deeses Gouvernements in te neemen, en in gelijker voegen met de eerste scheepsgelegentheijd naar Batavia te laten overgaan.
Laastelijk is meede besloten dat aan de aanweesende vier nascheepen ter meerdere ververssinge op de rheijse zal werden verstrekt zoodanige quantiteijt van erweten, bonen en gort als na proportie van de charter der scheepen aan de vertrockene retourvloot is afgegeven geworden, in hope dat zulx zoo wel bij onse Heeren en Meesteren als de Hooge Indische Regeeringe ten besten zal werden geduijt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.32
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 76-82.¶
Woensdag den {17240503} 3 Maij 1724, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, door indispositie.
De schippers der 4 aanweesende nascheepen Stabroek , ‘t Hof niet altijt Zomer , Patmos en Strijkebolle , ter vergaderinge op de afvraaginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat zijlieden geduurende haar aanweesen voor haare ophebbende manschappen genoegsaam genoten hadden deugdelijke ververssinge van moescruijden, vers vleesch en brood, zoo stelde den Edelen Heer Gouverneur haar voor wanneer zij vermeijnden in staat te zullen kunnen zijn omme de rheijse van hier met gerustheijd naar ‘t vaderland te onderneemen, alsoo den dienst der E. Comp. vereijschte dat zulx ten spoedigste wierde verrigt, waaromtrent door haarlieden geantwoord geworden zijnde dat het ongestadig weeder, zoo van swaare Z.Ot. winden als andersints, nauwelijx toeliet vaste bepalinge daaromtrent te stellen, dog dat zijlieden vermeijnden bij toelatinge van weer en wind in gereetheijd te zullen kunnen zijn omme op Vrijdag, zullende zijn den 12 deeser loopende maand Meij, te kunnen werden gemonstert en daags daar aan, weer en wind zulx toelatende, de rheijse aan te vangen, weshalven beslooten is dat die kielen bij mogelijkheijd ten voorsz dage gemonstert, en daags daar aan van hier gedepescheert zullen werden, dog daarneevens door de voorm. schippers meede versoek gedaan weesende dat aan haarlieden in plaatse van driemaal ter week, dagelijx randsoen mogte werden verstrekt van vers vleesch en groenten, ter oorsake haar onderhebbende manschap om de kortheijd haarer legtijt en den geduurigen arbeijd weijnig of geen gelegentheijd hadden ter meerdere ververssinge aan de wal te komen, Zoo is ter consideratie men die kielen ter meerder ververssinge op de rheijse bereijts versorgt hadde van zoodanige quantiteijt erweeten, boonen en gort als aan de scheepen der retourvloot na proportie van hare groote was gedaan geworden, nogtans aan haarlieden om die redenen vergund dat weekelijx aan haar vier randsoen dagen van vers vleesch, groenten &ra. zal werden verstrekt, met ‘t welke zijlieden zig ten volle vergenoegt hebben betoont.
Vervolgens is het nieuw pl. aangestelt opperhooft van Rio de la Goa , Jan van de Capelle, ter vergaderinge binnen gekomen en door denselven gevraagt geworden hoedanig zig zoude hebben te gedragen in ‘t verstrecken van goederen aan ‘s Comps. manschap daar ter plaatse bescheijden, of ‘t selve zoude moeten geschieden tegens inkoops preijse, dan wel op zoodanigen voet als het selve ten deesen Gouvernemente wierde verrigt; welken aangaande gedelibereert en daarneevens in opmerkinge genomen zijnde dat die luijden aldaar na proportie vrij beeter wierden getracteert ten opsigte van haar onderhoud omtrent de levens middelen in plaatse van haar kostgeld, als wel hier met ‘t kostgeld kan werden verrigt, en zulx ook in geenen andere opsigt in geen erger staat sijn als de dienaren die zig alhier bevinden; Zoo is goedgevonden en beslooten dat de verstreckinge van goederen op Rio de la Goa op gelijke voet zal werden gedaan als hier ter plaatse werd verrigt.
Laastelijk is door den Edelen Heer Gouverneur te kennen gegeven hoe den hier gerelegeerde Pangerang Dipa Nagara aan Zijn Edele nogmaals hadde betuijgt dat het hem langer onmogelijk was met desselfs gevolg te kunnen subsisteeren, dat desselfs broeder, den Pangerang Loring Passer, daar omtrent alles bijgebragt hebbende wat hij konde, insgelijx niet langer in staat was hem of de zeijne eenige verdere hulpe of assistentie toe te brengen, tot welkers ontlastinge ook nu bereijts met de zijne eenigen tijt herwaarts zig beholpen hadde met het nuttige van sprinkhaanen en andere gedierte, dog zulx niet langer konnende als omme godswille hadde gebeeden met eenige assistentie van speijs en kleedinge, immers zoo veel als de geringste van ‘s Comps. slaven quamen te genieten, mogte geholpen en bij gestaan werden, op dat hij en de sijne niet gehouden waren van honger, koude en gebrek verloren te gaan, dierhalven in overleg geevende of daaromtrent niet eenige reflexie behoorde gemaakt te werden, Zoo is, diesaangaande gedelibereerd zijnde, goedgevonden dat tot voorkominge van wanhoop en verdere ongelucken die daar uijt zoude kunnen resulteeren, aan hem en de zijne ijder maandelijx zal werden verstrekt 40 lb. rijst, zoo als aan ‘s Comps. slaven werd verrigt, en dat tot beetere deckinge van haar lichaam tegens de aannaderende koude, aan haar zal werden afgegeven zoodanige kleedinge als aan ‘s Comps. lijfeijgenen werd verrigt.
Soo als meede door den E. Jan de la Fontaine is vertoond geworden dat ter voldoeninge van ‘t geresolveerde van den 28 April jongstl. diesaangaande gehoord hebbende den adsistent Jan van de Capelle en corporaal Anthonij Hoorens, een overslag hadde gemaakt welke goederen en provisien in minderinge van den gedanen eijsch van de bediendens op Rio de la Goa van hier naar derwaarts zoude kunnen afgesonden werden, zoo als quam te blijken bij een notitie van deselve geformeerd, dewelke meest alle de gevorderde goederen alhier in voorraad zijnde, bevattende, Zoo is goedgevonden dat deselve naar derwaarts zullen werden afgeschikt, zijnde de daaraan deficieerende en hier mancqueerende goederen reets uijt het vaderland gevordert geworden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.34
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 83-87.¶
Dingsdag den {17240509} 9 Maij 1724, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont.
Den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge gelievende te produceeren sekere verklaringe van gecommitteerdens, waar uijt bleek dat de boot van ‘t retourschip Stabroek , door harde wind tegens strand geraakt en aan stucken geslagen geworden zijnde, vermits desselfs ouderdom niet weeder konde werden gerepareerd en in staat gebragt om dienst te kunnen doen, gaf daarnevens in bedenkinge of dien bodem niet weeder met eene van ‘s Comps. aanweesende landsboots behoorde te werden voorsien; welken aangaande gebesoigneert weesende, goedgevonden en verstaan is dat die kiel met de kleijnste van ‘s landsboots zal werden te hulp gekomen, en vervolgens den schipper van dien retourbodem, Jacob de Maffe, door den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, zal werden aangesegt deselve alhier te kunnen gebruijken en naar ‘t vaderland meede te neemen.
Vervolgens is geleesen geworden het reqte. door den adsistent, Pieter Lourensz,35 in volgende bewoordinge gepresenteert:
Aan den Wel Edelen Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbaare Heeren,’
‘Vertoont met seer veel eerbied Uwe W el Edele Gestrenge en E. Agtb. gantsch needrigen dienaar, Pieter Lourensz, adsistent in dienst der E. Comp., en daar voor ter secretarij van justitie alhier bescheijden, dat hij supplt. nog maar bereijkende den ouderdom van 21 jaren, ter oorsake van zijne minderjarigheijd niet bevoegt is om desselfs penningen van de weescamer deeser plaatse te ligten, ende ten aansien den supplt. vermijnd genoegsaam in staat te weesen om zijne eijgene zaken waar te neemen, en dat hem de behandeling zijner gelderen zeer voordelig zoude zijn, zoo neemt hij de vrijheijd zig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met gedienstig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te weesen aan den supplt. te verleenen brieven vanveniam aetatis, zullende Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. uijt de annexe attestatie van het goed levens gedrag des supplts. komen te blijken, dog bij aldien Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. hieromtrent eenige dificulteijten mogten maken dewijl des supplts. vader als nog in ‘t leeven is, Zoo is den supplt. bereijd twee suffisant[e] borge te stellen voor gem. penningen tot tijt en wijlen attestatie van desselfs vader zal hebben bekomen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &ra.’
Welken aangaande gebesoigneert en daar nevens aangemerkt geworden zijnde dat den supplt. als nog in leven hebbende desselfs vader, Jan Lourensz,36 ook bovens dien wegens eenige grootmoederlijke goederen alhier ter weescassa berustende, ook voor zoo verre onder die voogdije van weesmeesteren is staande, dierhalven ook op ‘t gedaan versoek vanveniam aetatiste genieten, alhier niet zal werden gedisponeerd voor ende aleer van de vereijschte bewilliging van voorm. zijnen vader en weesmeesteren alhier ten voorsz eijnde behoorlijk zal zijn gebleeken.
Laastelijk is den gewesene schipper, Jan de Heere,37 nu jongst met het retourschip Meijnden van Batavia hier aangeland, ter vergaderinge binnen gekomen, zonder dat op de gedane afvraginge behoorlijk konde doen blijken in welker voege, het zij in of buijten den dienst, alhier was verbleeven, eeniglijk betuijgende dat door de Hooge Indische Regeeringe op zijne gedane instantie was gepermitteerd geworden herwaarts aan te komen, omme buijten den dienst der E. Comp. alhier woonagtig te blijven, ten dien eijnde produceerende quitantiie van den cassier tot Batavia, waarbij bleek dat desselfs transport en costgeld in ‘s Comps. cassa aldaar was voldaan, en gelijk ten deesen reguarde bij de geeerde missivens van Generaal en Raaden geene mentie werd gemaakt, Zoo is aan den voormte. Jan de Heere t’ zijner versoeke gepermitteerd geworden omme zig als burger alhier te mogen blijven erneeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.38
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 88-90.¶
Dingsdag den {17240516} 16 Maij 1724
Is op het bevel van den Edelen Heer Gouverneur het onderstaande reqte. aan de leeden des Raads vertoont:39
Aan den Wel Edele Gestrange Heer Maurits Pasque de Chavonnes - - - benevens den Edele Agtb. Raad van Policie.
‘Vertoonde met veel respect Charles Hudson, capt. van ‘t het schip de Princess Ann , ter deese rheede leggende ende habbende verscheide sieken, zoo wel officieren als matrossen, hij supplt. versoekt dat Uwe Wel Edele Gestr. en Edele Agtb. gelieft ham permissie te geven om vervorsing so van vleesch en groenten aan zijn gemelde botom te voeren voor ververssing van zijn sieke volk.’
‘Den welke zal ter hoogsten verpligt werde - - - (Was getekent) Chas. Hudson. (In margine) Cabo de Goed Hoop, Maij 16 1724.40 ‘
En daar benevens in omvrage gebragt of ‘t versoek het welke den capt. van ‘t Engels schip de Princes Anna daar bij quam te doen, behoorde geaccordeert te werden, hebbende Zijn Edele alvoorens ‘s Comps. leveranciers afgevraagt of de versogte verstreckinge buijten prejuditie van den dienst der E. Comp. konde geschieden, en dewelke daarop hadden betuijgt dat zulx jegenwoordig wel konde verrigt werden; weshalven dan eenpariglijk is geadviseert dat dien bodem wekelijx ses en dertig ponden vleesch zal mogen genieten, zijnde driemaal ververssing voor de twaalf op hebbende impotenten, mitsgaders groente na proportie, die bij de ingesetenen zal moeten werden ingekogt, zullende nogtans zoo wel van het een als ander moeten besorgt en overgeleevert werden de gewonelijke lijsten van de quantiteijt van het genotene door gedagte schip.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.41
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 91-94.¶
Dingsdagh den {17240516} 16 Maij 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, door indispositie.
De schippers der aanweesende scheepen Langeroode en Blijdorp ter vergaderinge verscheenen, en op de gedane afvraginge van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat zijlieden geduurende haar legtijt alhier ten haren contentemente waren voorsien geworden van deugtsame ververssinge van moescruijden, versch vleesch en brood, benevens de andere vereijschte en gevorderde benodigtheeden, door welk een en ander zijlieden hare onderhebbende bodems zoo verre bereijts in staat van rijsvorderinge hadden gebragt, dat vermijnden in staat zullen weesen omme bij toelatinge van weer en wind van hier naar Batavia te kunnen vertrecken, als Langeroode op Vrijdag, zijnde den 19en deeser, en Blijdorp op Maandag den 22 daaraanvolgende; om welke redenen dienvolgens goedgevonden en beslooten is die kielen ter voorgestelde dagen, weer en wind daar toe dienende, van hier te dimitteeren en af te laten gaan.42
Laastelijk heeft den E. Jan de la Fontaine in vergaderinge kennisse gegeven dat alhier in voorraad zal kunnen werden bewaart 1386 mudde bonen, 224 do. erweten en 176 dos. gort, daar bij voegende dat alhier insgelijx nog een goede quantiteijt tarw boven onse eijgene behoeftigheeden in ‘s Comps. graan maguasijnen zig alhier bevond, dierhalven in consideratie gevende hoedanig omtrent die beijde gevallen behoorden gehandelt te werden; welken aangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveerd is dat buijten voldoening van den Ceijlonsen eijsch van dat graan, nog bij bequame scheepsgelegentheijd naar Batavia zal werden afgesonden ten minsten 80 lasten tarw, van ‘t welke de Hooge Indische Regeeringe niet alleen jegenwoordiglijk de vereijschte praeadvertentie zal werden gegeven, maar ook daarnevens genotificeert de voorm. quantiteijt van erweten, boonen en gort die alhier in voorraad is, en dat deselve ook ter dispositie van Haar Wel Edele Groot Agtb. goed en deugtsaarn zal werden bewaart.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.43
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 95-102.¶
Dingsdag den {17240530} 30 Maij 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, door indispositie.
Is ter vergaderinge gelesen geworden het reqte. door de aanneemers der leverantie van ‘t vleesch aan de E. Comp., de burgers Jan Mijndertsz Kruijwagen, de jonge, Jacob van Bochem en Pieter Wion, in de volgende bewoordinge gepresenteert:46
Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de Chavonnes benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoonen met seer veel eerbied Uwe Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. gants nedrige dienaren, de burgers Jan Mijnderstsz Kruijwagen, de jonge, Jacob van Bochem en Pieter Wion, hoe zij supplten. bij de laaste aanbesteeding der leverantie van vers vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &ra., aanneemers gebleeven zijnde van de gedagte leverantie, ook seedert dien tijt na hun uijtterste vermogen en volgens haren pligt hebben getragt de E. Comp. behoorlijk en tot genoegen te dienen, zonder eenige de minste moeijte, zoo met het insamelen van vee door het gantsche land als andersints, te spaaren ofte eenige onkosten te ontsien; dag ten aansien de supplten. in deese hunne goede oogmerken door den geweesene en laast afgegane slagter, Pieter Jurrien van der Heijden, merkelijk werden benadeelt, gemerkt denselven zig niet ontsiet niet alleen het vee over al ten platten lande tot prejuditie der supplten. in preijs op te jagen, maar ook naderhand het geslagte vleesch aan de ingesetenen tegens drie en een halve stuijver het pond weeder komt te debiteeren, daar zulx door de supplten. voor drie stuijvers werd aangedaan, Zoo is ‘t dat zijlieden zig in alle onderdanigheijd zijn wendende tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., met gedienstig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn den gem. Van der Heijde het voorn. slagten tot zoo excessiven preijs te interdiceeren, nademaal het selve zoude moeten strecken tot volkomen ruine der supplten., behalven de schade die de E. Comp. daar door in der tijt zal moeten ondergaan, dewijl door zulk gedoente het vee noodsakelijk zodanig in waarde zal komen te steijgeren, dat het in ‘t vervolg onmogelijk weesen zal de leverantie aan d’ E. Comp. tot diergelijken preijs te aanvaarden, als door de supplten. is geschiet, gelijk het selve ook seer veel schaade aan de particuliere ingesetenen deeses Gouvernements sal moeten veroorsaken.’
‘(Onderstont) ‘t Welke doende &ra.’
Waar omtrent in aanmerkinge gekomen zijnde dat hoewel den Edelen Heer Gouverneur en deesen Raad al te meermalen gerugten waren te vooren gekomen omtrent de verkeerde en onbillijke behandelingen van den gewesene ‘s Comps. slagter, Pieter Jurrien van der Heijden, bijsonderlijk omtrent de continuatie in den verkoop van ‘t geslagt schapen vleesch tot 3 1/2 stuijvers per pond, en zulx t’ eijgener outhoriteijt, zonder prealable voorkennisse deeses Raads, zoo als wettig en behoorlijk was, egter zulx nogtans niet ten volle verifieerde, te meer de jegenwoordige supplten. zulx alleenig komen ter neder te stellen zonder bijvoeginge van eenige wettige bewijsen, dewelke nogtans tot verificatie van haar geposeerde komen te requireeren, en door ‘t welke deesen Raad ook op seekerder en bequamer gronden in Staat zoude werden gesteld zoodanige middelen te beramen als ten deesen respecte met het regt en de reeden, mitsgar. den dienst der E. Comp en het meesten wel zijn der ingesetenen over een komstig zoude geagt werden; Zoo is diesaangaande naar rijpe deliberatie goedgevonden en besloten omtrent het versogte voor als nog niet finaal te besluijten, maar ‘t selve uijtgestelt te laten tot er tijt dat de voorm. supplten. de feijten, in haar voorm. reqte. ter needer gestelt, met eenige bewijsen nader zullen hebben geverifieerd.
Vervolgens in overweeginge genomen weesende het reqte. door den burger Jan de Heere in onderstaande termen overgeleevert:47
Aan de Wel Edele Gestrenge Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoont met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. zeer onderdanigen dienaar, Jan de Heere, hoe hij supplt. aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regering versoek gedaan hebbende omme uijt ‘s Comps. dienst ontslagen, en met het burgerregt deeser Colonie begunstigt te werden, ook van Haar Wel Edele Groot Agtb. zulx heeft geobtineerd, ende ingevolge van dien jongst met het schip Meijnden alhier is komen aan te landen, hebbende vervolgens door Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. gunste permissie verkreegen zig in dit Gouvernement als burger te mogen erneeren. Dewijle nu den supplt. de eere heeft gehad de E. Comp. een geruijmen tijt van twee en dertig jaaren in verscheijde qualiteijten, en daar van de laaste thien als schipper te dienen, zoo neemt hij de vrijheijd gedienstiglijk te versoeken dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. uijt dies aanmerkinge van die goedheijd gelieven te zijn den supplt. van de gemeene burger dienste, namentlijk het doen van wagten, optrek &ra. te eximeeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Zoo is insgelijx verstaan dat aan denselven, uijt consideratie d’ E. Comp. eenige jaaren als schipper ten genoege heeft gediend gehad, zal werden geaccordeert, zoo als geaccordeerd werd bij deesen, omme in den burger dienst bevreijd te mogen blijven van togt ende wagt.
Sijnde laestelijk meede beslooten dat de ducatons in ‘t wrak van ‘t gebleevene schip de Standvastigheijd 48 gevonden, bij ‘s Comps. cassa zullen werden ingenomen, alsoo tot nog toe zig niemand heeft komen op te doen eenig regt op deselve vermeijnende te hebben, mitsgaders tot weeringe van alle abuijsen die in ‘s Comps. cassa daardoor zoude konnen worden veroorsaakt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.49
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 103-107.¶
Dingsdagh den {17240606} 6en Junij 1724, voormiddags.
Alle present, behalven den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, en den capit., Kaje Jesse Slotsboo, door indispositie.
In aanmerkinge dat ‘s Comps geld cassa jegenwoordiglijk met zoodanige geld somma is voorsien dat daar uijt wel een gedeelte zoude kunnen werden gemist, zonder dat nogtans daar door eenige hindernis aan den omslag van ‘s Comps. saken zoude werden toegebraght, te meer de leverantie van graanen, zoo van tarw, rogge, garst, bonen en erweeten reets voldaan zijnde, den uijtgaaf in ‘t vervolg presumptive niet veel groote[r] zal komen te vallen als den ontfangst; Zoo is op de gedane voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en geresolveerd dat wederom in minderinge der opgenomene penningen aan de weeskamer deeser plaatse zal werden betaalt en afgelegt een capitaal van ƒ50,000:- met den intresse van dien.
Vervolgens is naar lectuure der reqte. door den capitainen van de aanweesende Engelsche scheepen Heathcote en Aislabie in onderstaande bewoordinge gepresenteerd:50
‘To the Honourable Governour &ra., Councell for the Dutch East India Companijes affaires at Cape Bona Esperanca.’
‘Joseph Tolson, commander of the Heathcote , English East India Companijes schip, humblij representeth that haveing been betwixt three & four months at sea & haveing on board one hundred & thirtij men, a great mang[sic]of which being in the scarveij, humblij desireth yt.[sic]het maij have libertij to send off a sufficient quantitij of fresh provisions for twentij sick men in which Jour Honour &Councell will highlij oblige.’
‘(Onderstont) Your most humble servant, (was getekent) Jos. Tolson. (In margine) Maij 25th., 1724.51 ‘
Aan de Wel Edele Gestrange Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den Edele Agh. Raad van Politie.
‘Vertoonde met veel respect Henric Willson, capiteijne van ‘t schip het Aislabie , ter deese rheede leggende, ende habbende verscheijden sieken, hij supplt. versoekt dat Uwe Wel Edele Gestr. en Edele Agtb. gelieft ham permissie te geven om vervorsing zo van vlees en groenten aan zijn gemelte boetom te voeren, voor verversing van zijn sicke volk, den welke zal ter hoogsten verpligt werde.’
‘(Onderstont) Wel Edele Gestr. en Edele Agh. zeer onderdanigen dienaar, (was getekent) H. Wilson. (In margine) Cabo de Goede Hoop, Junie 1724.52 ‘
’s Comps. slagters alvoorens diesaangaande gehoort zijnde, goedgevonden en verstaan aan de voormelte supplianten te accordeeren, zoo als geaccordeerd werd bij deesen, dat aan haare aangebragte impotenten ten getale van 20 coppen op ider schip, driemaal ter week bij ‘s Comps. slagters (met uijtsonderinge van alle andere ingesetenen) zullen mogen inkoopen en van de wal na hun boord afvoeren een pond vers vleesch per man, mitsgaders eenige weijnige groentens, mits de voormelte ‘s Comps. slagters benevens de burgers bij wien de voormelte Engelsche capiteijnen logeeren, bij haar depart van hier komen over te geeven geteekende lijsten van ‘t genotene vleesch en groentens.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.53
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 108-110.¶
Maandag {17240612} 12 Junij 1724.
Den capt. van het Engels schip Straitham , George Westcoth, het volgende reqte. aan den Edelen Heer Gouverneur ter handen gesteld hebbende:55
Aan den Wel Edele Gestrange Heer Maurits Pasque de Chavonnes - - - benevens den Edele Agtb. Raad van Politie.
‘Vertoonde met veel respect George Westcoth, capetijne van ‘t schip het Straitham , ter dese rheede leggende ende habbende verscheijde sieken, hij supplt. versoekt dat Uwe Wel Edele Gestr. en Edele Agtb. gelieft ham permissie te geven om vervorsing, zoo van vleesch en groenten, aan zijn gemelde botoom te voeren voor vervorsing van zijn sieken volk, den welke zal ter hoogsten verpligt werde.’
‘(Onderstont) Wel Edele Gestr. en Edele Agh. seer onderdanigen dinaar, (was getekent) Geo Westcoth. (In margine) Cabo de Goed Hoope, Junij 9, 172456 ‘
Zoo is het selve ter ordre van Zijn Edele door den eerste clercq aan de leeden des Raads vertoond, en met eenen in omvrage gebragt of het daar bij gedane versoek behoorde geaccordeerd te werden; waar omtrent door Haar E.Es. eenpariglijk is geadviseert dat dien capt. zal gepermitteerd zijn voor desselfs ophebbende twintig impotenten driemaal ter week een pond vlees voor ider hooft bij ‘s Comps. leveranciers, en niemand der andere ingesetenen, op paene van confiscatie van zoodanig vleesch, te mogen inkoopen, welke slagters van de E. Comp. alvoorens aan den Edelen Heer Gouverneur op gedane afvraging hadden betuijgt dat zulx door haarlieden buijten hindernis van ‘s Comps. dienst konde geeffectueert werden, zullende het gemelte capt. vervolgens vrijstaan bij de andere burgers groente na rato te mogen opdoen, mits nogtans dat zoo wel van het een als ander behoorlijke lijsten zullen moeten werden overgelevert.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt ten dage en jare voorsz.57
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] In kennisse van mij, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 111-114.¶
Dingsdag den {17240613} 13 Junij 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, door indispositie.
Den schipper van ‘t aanweesend schip Saxenburg , Jan IJpelaar, ter vergaderinge verscheenen en door den Edelen Heer Gouverneur afgevraagt geworden zijnde of denselven geduurende zijne legdagen alhier niet naar genoegen was voorsien geworden van deugtsame ververssinge van moescruijden, vers vleesch en brood, mitsgaders verdere gevorderde benodigtheeden, Zoo is door denselven geantwoord geworden dat van ‘t een en ander, zoo van ververssinge als benodigtheeden, ten vollen contantemente was voorsien geworden, waar door ook in staat was gesteld omme op Vrijdag den 16en deeser lopende maand bij handsaam weeder en bequame wind met volle gerustheijd de rheijse naar Batavia te onderneemen, weshalven dan ook verstaan is dat die kiel ten voorgestelde dage bij toelatinge van weer en wind zal werden gemonstert en van hier gedepescheert.
Vervolgens geliefde den Edelen Heer Gouverneur in Raade kennisse te geven hoe Zijn Edele van ter zijde te vooren was gekomen als of ‘s Comps. slagters eenig vee quamen te slagten het geen met kalf of lam zoude weesen, het welk een onderneeminge zoude zijn seer nadeelig aan den aanteel van ‘t vee, waaromme tot stuijtinge van sulx dienstig hadde gedagt de vorm. slagters voor deese Vergaaderinge te doen verscheijnen, eensdeels om te onderstaan wat van die sake mogte weesen, en andersint[s] ook ordre te stellen tot weeringe van diergelijx in ‘t toekomende; waarop ‘s Comps. leverancier van ‘t vleesch, Jacob van Bochem, ter vergaderinge binnen gekomen en het voorsz voorgesteld zijnde, in opregtigheijd betuijgt heeft nooijt ofte ooijt geduurende haare slagttijd een eenig ooijschaap, veel minder nog met lam zijnde, hadde doen slagten, maar dat denselven bij het slagten van ‘t rundervee het ongeluk hadde gehad van twee koeijen zonder meer te doen slagten die men naderhand bevonden had met calf beset te zijn, hoewel deselve bereijts zoo oud waren dat die presumptivelijk haar calf niet groot gemaakt zoude kunnen hebben, buijten en behalven dat zijlieden in dit saijsoen, als den ploeg tijt zijnde, geen ossen van den landman konden magtig werden; weshalven in deliberatie gekomen zijnde hoedanig ten meesten dienste in dit geval behoorde gehandelt te werden, zoo is goedgevonden en verstaan dat de voormte. ‘s Comps. slagters serieuselijk zullen werden gerecommandeert en gelast zig voortaan te wagten koeijen of ooijschapen dik met kalf of lam of wel als nog bequaam tot den aanteel zijnde, in ‘t vervolg te slagten, als voor het gemeen ten hoogsten naadelig59 weesende, zoo als zulx ook door den Edelen Heer Gouverneur staande de vergaderinge is verrigt geworden, en naderhand aan den boekhouder van ‘s Comps. slagthuijs gelast diesaangaande althoos een wakend oog te houden.
Laastelijk is op de voorstellinge van den E. Jan de la Fontaine goedgevonden en gearresteert dat de alhier ingekogte en voorhanden zijnde eliphants tanden met eene der aanweesende scheepen naar Batavia afgesonden zullen werden, zoo als meede aan Zijn E. op desselfs versoek in eijgendom is verleend seeker stuk huijs erfs gelegen naast ‘s Comps. hospitaal, ter groote van 82 quadraat roeden en 12 do. voeten.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.60
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 115-118.¶
Saturdagh den {17240617} 17 Junij 1724, voormiddags. Extraordinaire vergaderin[g].
Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.
Door den Edelen Heer Gouverneur de schippers van de aanweesende scheepen Prattenbur[g] , Berkenroode , Leijden , de Theodora en de Johanna ter vergaderinge afgevraagt geworden zijnde of zijlieden geduurende haar legtijd alhier niet ten genoege waren voorsien geworde[n] met goede en deugtsame ververssinge van moescruijden, vers vleesch en brood, is door deselve betuijgt zulx ten volle contentemente genoten te hebben, dog op de afvraging wanneer zijliedendierhalven61 vermijnden in staat te kunnen zijn om de rheijse na Batavia en Ceijlon aan te neemen, is door de schippers de[r] scheepen Berkenroode en d’ Theodora vermeijn[d] dat haar monsterdag bij handsaam weeder vastgesteld zoude kunnen werden op Woensdag den 21en deeser, werdende nogtans door de schippers van Prattenburg , Leijden en de Johanna versogt dat zulx ten haren reguarde mogte uijtgesteld blijven tot Saturdag den 24 daaraan volgende, alsoo ten dien eijnde tot nog toe in geen volle gereedheijd waren gebragt; welken aangaande dan gedelibereert zijnde, besloten is dat Berkenroode en d’ Theodora op Woensdag den 21en, en Prattenburg , Leijden en d’ Johanna op Saturdag 24 deeser lopende maand bij toelatinge van weer en wind zullen werden gemonstert en naar Batavia en Ceijlon gedimitteerd.
Waar naar door den Edelen Heer Gouverneur is voorgesteld hoe door ‘t overleijden van den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont62 , die bedieninge was komen te vaceeren, welk emploij ook niet leedig diende gelaten te werden, tot handhavinge der justitie en voorkominge van disordres en ongeregeltheeden, daaromme ook van den dienst der E. Comp. hadde vermeijnt de leeden des Raads in bedenkinge te geeven of daar omtrent hoe eer hoe liever niet behoorde te werden voorsien, en die plaatse met een bequaam subject vervult, immers tot tijt ende wijle daar omtrent nader bij onse Heeren en Meesteren zal weesen voorsien, ten dien eijnde tot pl. fiscaal voordragende den ondercoopman en secretaris van politie, Adriaan van Kervel; welken aangaande gedelibereert zijnde, goedgevonden en geresolveerd is den voorm. ondercoopman en secretaris van politie, Adriaan van Kervel, bij deesen aan te stellen tot pl. fiscaal deeses Gouvernements, omme de gem. bedieninge met ende benevens de politicque secretarije te bedienen ende waar te neemen, tot tijt ende wijle omtrent het voorm. fiscaals ampt door Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en nader zal weesen gedisponeerd.
En gelijk deesen Raad door het afsterven van wijlen de Heeren Abraham Cranendonk63 en Cornelis van Beaumont twee leeden was verswakt en vermindert geworden, Zoo is op de voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur meede vastgesteld en beslooten dat tot meede leeden van den Raad van Politie zullen werden aangesteld, zoo als aangesteld werden bij deesen, den ondercoopman en dispencier, Nicolaas Heijning,64 benevens den ondercoopman en pakhuijsmeester, Hendrik Swellengrebel.65
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.66
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
C. 71, pp. 119-120.¶
Dingsdag den {17240620} 20 Junij 1724, voormiddags.
Alle present.
Na dat de nieuw aangestelde leeden, Nicolaas Heijning en Hendrik Swellengrebel, den gerequireerden eed aan handen van den Edelen Heer Gouverneur afgelegt,67 ende vervolgens sessie genomen hadden; verscheenen ter ordre van Zijn Edele in vergaderinge de schippers der scheepen Commerrust , Bentveld , de Samaritaan en Wickenburg , dewelke afgevraagt zijnde of zijlieden voor hunne onderhebbende bodems geduurende haar aanweesen alhier niet genoegsaam waren voorsien geworden van deugtsame ververssinge, zoo van vleesch, groente als brood, en wanneer zij gevolglijk vermeijnden in gereetheijd te kunnen zijn om gemonstert en van hier gedepescheert te werden, zo betuijgden deselve het een en ander ten genoege genooten te hebben, ende dat zij staat maakten aanstaande Saturdag, of op den 24 deeser loopende maand te kunnen vertrecken, weshalven dan beslooten is die kielen ten voorsz dage te doen monsteren ende hunne reijse bij bequaam weer en wind te laten voortsetten.
Soo als laastelijk meede op het gedane schriftelijk versoek van den ondercoopman, Cornelis Engelsen,68 aan denselven is gepermitteerd tot de aankomst der verwagt werdende paasscheepen alhier te mogen blijven vertoeven.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.69
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBACH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 121-128.¶
Maandagh den {17240626} 26 Junij 1724, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Geliefde den Edelen Heer Gouverneur te kennen te geven dat de leeden des Raads door hem buijtengewoon waren geconvoceert, ten eijnde communicatie te kunnen geven dat door den ondercoopman en pl. fiscaal deeses Gouvernements, Adriaan van Kervel, aan Zijn Edele was ter handen gesteld het volgende schriftuur:72
Aan den Wel Edele Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren.’
‘Vertoond met schuldige eerbiedigheijd Adriaan van Kervel, pl. fiscaal en secretaris van politie deeses Gouvernements, hoe hij supplt. op Vrijdag jongstleeden, zijnde den 23 deeser lopende maand Junij, des avonds de clocke omtrent agt uuren, geinformeert geworden zijnde dat den derdewaak van ‘t hier ter rheede leggende schip Commerrust , Hendrik Opmeer, in de linkerborst was geque[t]st geworden, niet heeft gemancqueert dien selven avond en kort daaraan in behoorlijke forma, geadsisteert met gecommitteerde leeden uijt den Justitieelen Raad, zig bij den voorn. geque[t]sten stuurman te vervoegen, omme bij mogelijkheijd uijt denselven te verstaan hoedanig, waar en door wie die wonde hem toegebragt geworden is, ‘t welk ook van die uijtwerking is geweest dat den voormelde Opmeer bij desselfs verklaringe73 (hiermeede geannexeert) heeft betuijgt dat die wonde hem op ‘s heeren strate was toegebragt geworden door den commandeur der soldaten van zijn meergenoemde bodem Commerrust , Johannes Mente genaamt, met desselfs deegen, zonder dat hij geque[t]ste eenig geweer hadde gehad, weshalven hij supplt. amptshalven aanstonts getreeden is tot het nemen van verdere informatien omtrent dit geval van zoodanige menschen als bij die rencontre present en teegenwoordig waren geweest, dewelke neffens deesen meede gevoegt weesende, Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. des gelievende, daar uijt genoegsaam zal komen te consteeren dat de getuijgenisse dier menschen in allen deelen en circumstantien genoegsaarn corroboreeren en bevestigen gesegde van den geque[t]sten stuurman Opmeer, dat namentlijk den voorn. commandeur Mente den dader in deesen is, dewelkein flagranti delicto74 niet bevonden, en den geque[t]ste nog in leeven zijnde, dierhalven die sake tot nog toe niet is gedisponeert geweest omme wettiglijk tegens den schuldige te eijssen corporele apprehensie ofte citatie in persoon, daarom ook den voorn. Johannes Mente diversse malen en jongst op den 25 deeser door den supplt. geregtelijk bij den boode van justitie aan desselfs logement heeft doen soeken, en aanseggen bij hem supplt. te verscheijnen, omme aldus van die zijde door ‘t hooren op arten. of andersints eenige verdere openinge van saken te krijgen, ‘t welk (als latirerende) niet alleen vrugteloos is geweest, maar ook bij ‘t schriftelijk geannexeert relaas75 van voorseijde boode W. Pas76 ondervonden word dat den commandeur Mente op den 24 deeser des avonds aan zijn logement gekomen, en door den hospes, Jan Staverinus,77 geinformeert geworden zijnde, bij den supplt. te moeten komen, aan denselven Staverinus heeft betuijgt wel te wensen daar geweest te zijn om sijn saak regt te kennen te geven, maar dat zoo langh den geque[t]ste nog niet aan ‘t beeteren was, hij zulx niet derfde hazardeeren, uijt het welke een en ander genoegsaam blijkt dat hij schuldig aan dit misdrijf weesende, zig eeniglijk soekt schuijl te houden, om met zijn bescheijden boodem zijlvaardig weesende, met de eerste bequame wind te konnen van hier vertrecken, en aldus, ware ‘t mogelijk, de regtvaardige vervolginge der justitie t’ ontgaan, omme waartegens te waken, den supplt. van zijne pligt heeft vermeijnd zig te moeten addresseeren aan Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb., met eerbiedig versoek dat Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. van de goedheijd gelieven te zijn om voor geallegueerde reedenen den gemelde commandeur, Johannes Mente, van zijnen boodem aan de wal te doen komen en ten deesen Casteele in zijn qualiteijt te plaatsen, en aldaar zonder uijtgang te laten vertoeven tot de tijt dat men ondervonden zal hebben hoedanig dit ongeval zal komen te eijndigen, te meer den supplt. om reedenen gemeld in de bijgevoegde verklaaringe van de twee oppermeesters deeses Gouvernements,78 in volkome onsekerheijd is of den beschuldigde sal moeten actioneeren in cas van homicidie of quetsingh.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende. (Was getekend) A. v. Kervel.’
Daar benevens in overweeginge gevende hoedanig omtrent het daar bij gedane versoek behoorde gehandelt te werden, over het welke gedelibereert zijnde, is goedgevonden en verstaan dat den commandeur der soldaten van het schip Commerrust , Johannes Mente, van dien bodem zal werden geligt, en zoo lange ten deesen Casteele geplaatst tot men weet hoedanig het met de quetsuure van den derdewaak Hendrik Opmeer zal komen uijt te vallen.79
Voorts is op de schriftelijke supplicatie des ondercoopmans van het schip Leijden , Daniel Nolthenius,80 dewelke zig alhier met Maria Judith Slotsboo81 in den huwelijken staat begeven heeft, aan denselven toegestaan zijne voornoemde huijsvrouw na Batavia te mogen meede neemen.
Vervolgens gaf den pl. fiscaal, Adriaan van Kervel, te kennen hoe hem door den landbouwer Jan Cloete82 was geklaagt dat seeker mijsje, Cato genaamt, in desselfs huijs gebooren en opgebragt, mitsgaders van een Hottentotin en een Europeaan geprocreëert, zonder eenige reeden te hebben van hem was weggelopen, en zig metter woon alhier aan de Caab hadde begeven bij seekere vrij swartin, genaamt Keetje, die volgens den gerugten van een seer quaad leven zijnde, het gedagte kind niet alleen ten eenemaal zoude komen te verderven, maar dat hij haar door ook van haar verschuldigden dienst ende de vrugten zijner opvoeding versteeken was, versoekende derhalven te mogen weeten hoedanig hierin best behoorde gehandelt te werden, waar over gebesoigneert weesende, goedgevonden en verstaan is dat de voorsz vrijswartin zal werden geordonneerd de gemelte Cato weder na buijten te laten vertrecken, alsoo het niemand gepermitteerd is, buijten kennisse van den Edelen Heer Gouverneur of landdrost en heemraaden, uijt het een in het ander district te gaan woonen, en zonder dat de daartoe staande zomma van vijftig Rds. in de Colonies cassen is voldaan.
Ook is op de vertooning van gemelte Van Kervel dat hem het waarnemen des fiscaals ampt bij provisie te gelijk met de secretarije van politie noodsakelijk alleen zoo veel werk zoude moeten verschaffen, dat het seer beswaarlijk voor hem vallen zoude het praesidie van commissarissen civiel en van huwelijx zaken daar benevens te bedienen, denselven van dat arnpt ontslagen, en weeder daartoe aangesteld den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.
Laastelijk zijn op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur aan meer genoemde pl. fiscaal nog toegevoegt de emolumenten van coopman, mitsgaders zoodanige huijshuur als de fiscaals ter deeser plaatse gewoonelijk hebben genoten, namentlijk veertien Rds. ‘s maands, ende zulx zoo lange tot dat door onse Heeren en Meestere[n] nader omtrent die bedieninge zal weesen voorsien.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.83
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] ..........................
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 129-131.¶
Dingsdag {17240627} 27 Junij 1724, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert d’ E.Es. Adriaan van Kervel en Jan Aldersz bij occupatie.
Op de gedane afvraging van den Edelen Heer Gouverneur aan de schippers der scheepen Barbesteijn en de Jacoba , Cornelis Fret en Tijmon Mol, of zijlieden geduurende den tijd hares aanweesens alhier voor hunne onderhebbende bodems niet ten genoege waren voorsien geworden van goede en deugtsame ververssingen, zoo van vleesch, brood als groente, mitsgaders of haar nog iets tot de aanstaande rheijse quam te mancqueeren, en wanneer zij deselve na Batavia en Ceijlon zouden kunnen aanneemen, door haarlieden betuijgt weesende dat het een en ander tot volkomen contantement hadden genoten, ende dat zij daarom, dewijl haar niets meer deficieerde, aanstaande Donderdag vermeijnden in staat te zullen weesen om gemonstert te werden, is dierhalven goedgevonden en beslooten die bodems bij handsaam weer en wind ten gemelten dage van hier te dimitteeren.85
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.86
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBACH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 132-135.¶
Dingsdag {17240704} 4 Julij 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den capt., Kaje Jesse Slotsboo.
Den schipper van het aanweesend schip Heijnkensand op de gedane afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat hij geduurende zijn aanweesen alhier ten genoege was voorsien geworden van goede en deugtsame ververssinge, zoo van moeskruijden, vleesch als brood, mitsgaders zoodanige andere benoodigtheeden als hem tot het bevorderen zijner rheijse deficieerende waren geweest, en dat hij gevolglijk door het een en ander in staat was gestelt om deselve aanstaande Donderdagh aan te neemen, weshalven dan beslooten is die kiel ten gemelte dage bij handsaam weeder te doen monsteren en hier te laten afgaan.
Waar na door den Edelen Heer Gouverneur wierd te kennen gegeven hoe hem wederom verscheijde malen was te vooren gekomen dat sommige deeser ingesetenen zig niet quamen te ontsien direct tegens den teneur van het generaal placcaat ende haare bekomene licentie briefjes tot het halen van brandhoud, haare slaaven na ongeoorloofde plaatsen, en wel voornamentlijk de voet van den Tafel en Windberg , en zoo verder landwaards in, uijt te senden, waar door dan dikmalen verbooden houd wierd aangebragt, nietteegenstaande alle mogelijke voorsorge daar tegens gedragen, en nademaal het selve tot groote schaade, ja selfs geheele ruine van ‘t houd gewasch in ‘t vervolg zoude moeten strecken, Zoo is, diesaangaande gedelibereert weesende, goedgevonden en verstaan nogmaals alle ende een igelijk deeser ingesetenen bij placcaat te interdiceeren eenig het minste houd in deese Tafelvalleij of elders op verbodene plaatsen te kappen of sulx door haare slaven te doen verrigten, op paene dat de eijgenaars van zoodanige lijfeijgenen die daarin werden agterhaald, zonder eenige conniventie de daar toe gestatueerde boete van 50 Rds. zullen moeten betalen, behalven dat de slaven daar en boven door de caffers nog wel strengelijk zullen gegeeselt werden.87
Ook is op de voorstellinge van den Edelen Heer Gouverneur dat ‘s Comps. trek ossen door den dagelijxen arbeijd zoodanig waren verswakt en vermindert dat men daar meede het gewoone werk beswaarlijk konde doen rondstaan, gearresteerd dat bij het eerste bequaame saijsoen, namentlijk in ‘t laast van September of begin van October aanstaande, een landtogt na de omheen leggende Hottentots zal werden ondernomen, ten eijnde eenig bequaam vee voor de E. Comp. in te ruijlen.
Gelijk meede beslooten is dat den commandeur der soldaten van ‘t schip de Jacoba , Fredrik Spanheijm, benevens eenen Anthonij Martini, corporaal, en Pieter Dirksz Freese, botteliersmaat van het schip Commerrust , dewelke tot het verrigten eeniger saken aan de wal geweest zijnde, het ongeluk hadden gehad alhier agter uijt gesijlt te werden, met het voorwaarts genoemde schip Heijnkensand naar Batavia zullen werden voortgesonden.
Laastelijk zijn tot meede commissarissen en regenten van ‘s Comps. hospitaal, benevens den capt., Kaje Jesse Slotsboo, volgens de ordre in plaatse der overleedene nog aangesteld geworden den coopman en pl. secunde deeses Gouvernements, Jan de la Fontaine, en guarnisoen boekhouder, Olof de Wet, zullende dierhalven bij eerste bequame gelegentheijd voorgesteld werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.88
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 136-142.¶
Dingsdag {17240718} 18 Julij 1724, voormiddags.
Alle present.
Ten aansien het eijken van alderhande gewigten, maten ende ellen nu eenigen tijt herwaarts was agterweegen gelaten, daar ‘t selve nogtans volgens de gestelde ordre jaarlijx behoorde te geschieden, Zoo is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan dat alle ende een ijgelijk deeser ingesetenen bij biljetten zulle werden geadverteerd ende gewaarschouwt dat den pl. fiscaal, Adriaan van Kervel, benevens gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie tot verrigtinge van dien in de aanstaande maand December sittinge zullen houden, mitsgaders dat zulx alle jaaren in gemelte maand promptelijk sal werden agtervolgt.
Waar na ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur den schipper van ‘t ter rheede leggende schip Noordbeek , Joost Roset, ter vergaderinge verscheenen en afgevraagt zijnde of hij bij zijn aanweesen ter deeser plaatse niet van al het noodwendige was voorsien geworden, benevens zoodanige ververssingen van vleesch, groente en brood als tot verquicking der manschap van zijnen onderhebbenden bodem hadden kunnen strecken, en wanneer hij vervolgens vermeijnde in staat te zullen weesen om de rheijse van hier naar Batavia met volkomen gerustheijd te kunnen onderneemen, en daarop door denselven geantwoord weesende dat hij het een en ander tot genoegen hadde genoten, gelijk hem ook niets meer ontbrak, maar dat bij mancquement van bequame timmerlieden niet wel voor aanstaande Donderdagh agt dagen, of op den 27 deeser, in gereetheijd van rijsvorderinge zoude kunnen zijn, is dierhalven naar gehoudene besoigne vastgesteld dat dien bodem ten voormelten dage zal werden gemonstert en van hier gedimitteerd.90
Vervolgens in aanmerkinge gekomen weesende het misbruijk dat nietteegenstaande de vorige gestatueerde ordres, en wel speciaal bij het generaal placcaat, dagelijx ondervonden wierd weeder in gesloopen te zijn, namentlijk dat veele deeser ingesetenen haar vee, zoo van ossen, koeijen, kalveren als schaapen, door ‘s heeren weegen en straaten binnen het vlek van de Caab lieten loopen, tot geen geringe stank en vuijligheijd, mitsgaders gevaar voor de menschen deselve passeerende, niet alleen, maar dat ook hunne wagens waar het haar maar goed dagt quamen uijt te spannen en alsoo op de straaten lieten staan, daar nogtans de placcaaten wel expresselijk dicteeren dat het vee zoo wel in ‘t inkomen als uijtgaan in den haam of onder het jok moet werden gehouden, zonder uijtgespannen te mogen werden, als alleen tusschen den Leeuwenberg en de uijtterste huijsen der vrijheden, gelijk meede dat zoo wel in ‘t inkomen als uijtrijden, ‘t zij met waagens of paarden, hier in deese Tafelvalleij van het Casteel af tot agter gemelte huijsen niet hart mag werden gejaagt ofte gereeden; en daar over gedelibereert zijnde, is ten meesten nutte deeses Gouvernements ende tot voorkominge van alle ongelucken, gearresteerd en beslooten alle en een igelijk deeser ingesetenen, ofte wie het zoude mogen aangaan, bij renovatie der voorgaande beveelen nogmaals wel expresselijk te verbieden voortaan geen vee van ossen, koeijen, kalveren ofte schaapen meer binnen de straaten van het Caabse vlek te laten lopen, maar in tegendeel sorge te dragen dat het selve zoo wel bij dage als nagt behoorlijk gestalt en besorgt werd, op paene van vijf Rds. telkens te verbeuren, mitsgaders dat op gelijke boete haare osse wagens nergens anders als ter voormelte plaatse, namentlijk tusschen den Leeuwenberg en de uijtterste huijsen, zullen vermogen uijt te spannen, zonder in ‘t inkomen of uijtgaan langs de straaten met wagens of paarden hart te rijden of jagen, op verbeurte van thien Rds. En dewijle nog daar en boven ondervonden werd dat veele uijt een soort van baldadigheijd buijten eenige noodsake met hunne sweepen in sulker voegen komen te klappen ende te slaan dat daar door veel tijts de glasen der huijsen werden uijtgeslagen, en de passeerende luijden in ‘t aangesigt ofte wel andersints gequetst, Zoo is, om het selve voor te komen, al meede goedgevonden zulx insgelijx wel speciaalijk te verbieden, op paene dat bij aldien imand in ‘t vervolg daar door mogte gekrenkt werden, de daders zonder eenige conniventie na exigentie van saken zullen werden gestraft.91
Aldus92 geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.93
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 143-144.¶
Dingsdag {17240725} 25 Julij 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Naar gehoudene besoigne over het versoek van den schipper Joost Roset, ten eijnde de vastgestelde monstering van zijnen onderhebbenden bodem voor eenige dagen mogte opgeschort werden, alsoo hij vermits het continueele ruwe en onvaarbaar weer niet in staat was om ter bestemder tijt, zoo met callefaten, repareeren en besorgen der zeijlen als andersints in gereedheijd te geraaken, en daar nevens aangemerkt weesende dat het waarlijk seer ongestuijmig weer hadde gemaakt, ende oversulx het voorsz versoek als billijk behoorde te werden aangemerkt, ook dienvolgende naar dat den gemelte schipper was afgevraagt of hij aanstaande Maandag niet klaar zoude kunnen weesen om te vertrecken, en zulx door hem toegestemt zijnde, den monsterdag tot dien tijt toe uijtgesteld.
Zoo als laastelijk meede door den pl. fiscaal, Adriaan van Kervel, ter vergaderinge wierd geproduceert het vonnisse alhier in Raade van Justitie verleend tegens den commandeur der soldaten van het schip Commerrust , Johannes Mente,94 daar benevens in consideratie gevende of gemelte persoon als nu met de eerste geleegentheijd niet na Batavia behoorde versonden te werden, over het welke gedelibereert zijnde, goedgevonden en verstaan is zulx met het schip Noordbeek te doen werkstellig maken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.95
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 145-153.¶
Dingsdag {17240801} pmo. Augustus 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Wanneer de schippers der aanweesende scheepen Hildegonda en Valkenisse ter vergaderinge verscheenen, en op de gedane afvraaging van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hadden dat zijlieden geduurende haar aanweesen ter deeser plaatse van goed versch vleesch en brood, mitsgaders deugtsame moeskruijden, benevens zoodanige andere noodwendigheeden als zij hadden komen te requireeren, voorsien waaren geworden, stelde Zijn Edele haar verders voor ter welker tijt zij derhalven vermijnden in staat te sullen kunnen zijn om de rheijse van hier na Batavia te vervorderen, op het welke gedagte schippers repliceerden dat men geliefde te considereeren het groot getal haarer dooden en aangebragte impotenten, gelijk meede wel bijsonderlijk het geduurig ruuwe en ongestuijmig weer, dat het schier onophoudelijk hadde gemaakt, waar door dan ook het in gereedheijd brengen van hunne onderhebbende bodems merkelijk was verhindert en agter uijt geset, en dat zij daarom onmogelijk voor aanstaande Donderdag agt dagen, den 10en deeser loopende maand, tot de monstering vaardig zouden kunnen geraaken. Welken aangaande gedelibereert en overwoogen weesende dat het gesustineerde der gemelte schippers in reeden bestond, niet zoo seer ter saake van haare sieken, die uijt het hospitaal genoegsaam konden gesuppleert werden, als wel ten opsigte van het onhandsaame weer dat de rheede meesten tijt onbruijkbaar hadde gemaakt, Zoo is men om voormelte reedenen dan genoodsaakt geworden den vastgestelden termijn van veertien dagen eeniger maten te overtreeden en den vertrek dag dier kielen tegens den 10en Augustus voormelt vast te stellen.97
Waarna getreeden weesende ter lectuure van ‘t reqte. door den burger Andries Grove98 in volgende bewoordinge overgegeven:
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoont met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. zeer needrigen dienaar, Andries Grove, hoe hij supplt. geduurende den tijt dat door Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. goedheijd met het burgerschap deeser Colonie is begunstigt geworden, altoos desselfs burgerdiensten, zoo in ‘t doen van den optrek, wagten als andersints, alhier aan Cabo heeft gepresteert; maar dewijle des supplts. woonplaats geleegen is onder het distirct van Drakensteijn , Zoo is het dat den landdrost, Sr. Martinus Bergh, hem supplt. heeft aangesprooken en geordonneert zig onder voorn. buijten district te laten inschrijven, en zijn diensten aldaar als burger waar te neemen, dan gemerkt den supplt. veel meer geneijgtheijd heeft onder Cabo te blijven continueeren, eensdeels om te eviteeren de betaling der gestelde zomma van 50 Rds. die bij gewillige verandering uijt de eene in de andere colonie moet voldaan werden, ende anderdeels dewijle de supplt. van meijninge is om onder Godes seegen bij eerste bequame gelegentheijd ter deeser plaatse een huijs te koopen, en dat hij dan bij nadere overschrijving weeder 50 Rds. zoude moeten voldoen, om welke reedenen den supplt. de vrijheid neemt zig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. met gedienstig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn den supplt. te permitteeren zijn burger diensten onder deese hooft plaats te blijven waarneemen, ofte wel bij aldien Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. zulx niet zouden kunnen goedvinden, dat den supplt. immers van de voldoening der voorsz 50 Rds. geeximeert blijven, nademaal den supplt. eerbiediglijk demonstreert dat het selve ten zijnen opsigte als zeer oneijgen zoude dienen aangemerkt te werden, dewijl zulx alleen scheijnt plaats te moeten grijpen omtrent persoonen die met hunnen wille en niet tegens deselve uijt het eene in ‘t ander district overgaan.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
En op den inhoude van dien gelet, mitsgaders aangemerkt zijnde dat de gestelde boete van 50 Rds. op het verhuijsen uijt de eene in de andere colonie principalijk reflexie heeft om het swerven der ambagtslieden zoo veel doenelijk te beletten, en alsoo het ongerief der ingesetenen daar door veroorsaakt werdende voor te komen, ‘t geen omtrent gemelte Grove geen plaats hebbende, als die nog in ‘s Comps. dienst zijnde, zig in huwelijk heeft komen te begeeven, en naderhand de hofsteede geleegen onder het distirct van Drakensteijn van zijnen schoonvader gekogt, waarom het even veel was onder welk district hij de burger diensten quam te doen, weshalven desselfs versoek om die alhier te blijven waarneemen, is geaccordeert.
Soo als meede ten versoeke van burgerraaden deeser plaatse vervat bij het onderstaande schriftuur:99
Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politje deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E.E. Heeren,’
‘Geeven met veel eerbied aan UE. Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. te kennen de ondergetekende burgerraaden, dat eenen onvrij gebooren, met namen gedoopt Christiaan, door den burger Jacobus Victor salr., des tegenwoordige huijsvrouw van den burger smid, Jan Gerritsz, geweese eerste man, bij een slavin van hem is verwekt, en tot dus lang onder de weeskamer gestaan, nu kortelings zijne mondige jaaren bereijkt, en van de gemt. camer is ontslagen, hebbende onderwijlen bij voorsz Jan Gerritsz, die hem benevens zijn huijsvrouw als een stiefsoon hebben aangenomen, ‘t smits handwerk geleert, in ‘t welke hij wacker gevordert is, als hebbende ‘t seedert Januarij deeses jaars voor beijde de moolens en andere benodigtheeden deeser Colonie helpen smeeden, en nademaal al sulken ambachtsman voor deese Colonie zeer dienstig is, uijt dien hoofde zoo komen de presente burgerraaden UE. Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. ootmoedig versoeken dat denselven smit Christiaan mag onder de burgerij deeser Colonie ingeschreeven werden.’
‘Hierop afwachtende een gunstig apostil - - - (Wes geteekent) M. Bergstedt, J. C. Rigter, Hendk. Oostwalt Eksteen. (In margine) Cabo de Goede Hoop, pmo. Augustus 1724.’
Verstaan is dat den daarbij vermelten Christiaan onder de burgerij alhier zal werden ingeschreven, om dus diergelijke persoonen voor het toekomende dies te meer tot het leeren van goede ambagten ten nutte deeses Gouvernemenst[sic]aan te moedigen.
Vermits de aanstaande opneeming van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, is insgelijx vastgesteld dat alle ende een igelijk deeser ingesetenen bij billietten zullen werden gewaarschouwt dat wie van haar eenige goederen uijt de gemelte pakhuijsen mogte benoodigt zijn, deselve voor den 15en der jegenwoordige maand Augustus zullen moeten laten halen, dewijl na dien dag geene verstrecking meer zal gedaan werden, voor ende aleer deselve opgenomen zijn.
Vervolgens is in aanmerkinge gekomen het aannaderen des tijts tot de ordinaire verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen en inkomsten deeser Residentie, welken aangaande dan meede gearresteerd is dat voorn. verpagtinge op ulto. deeser naar gewoonte zal werden verrigt ende dat gevolglijk de pagt over Stellenbosch en Drakensteijn alhier aan Cabo meede zal werden opgeveijlt, mitsgaders daar van ten eersten de vereijschte notificatie bij affixie van billietten aan een ider gedaan.
Ten welken respecte door den ondercoopman en pl. fiscaal, Adriaan van Kervel, wierd ter kennisse gebragt hoe hem was te vooren gekomen dat de pagters der Caabse coele wijnen om den een den anderen de neering te onttrecken en haar selven toe te voegen, hunne wijnen dikmaalen in preijs quamen te verminderen van 12 tot 10 en 9, ja selfs 8 stuijvers de fles, door het welke ‘t toescheen als of diergelijke behandelingen niet weijnig tot den verval der pagten moesten contribueeren, gemerkt zij zoo doende om malkanderen te benadeelen, en een laage preijs voor de wijn genietende, gevolglijk ook zoo veel pagt als wel anders aan de E. Comp. niet konden opbrengen, dierhalven in overleg gevende of daarin niet behoorde voorsien te werden, en een bequaam middel ten meesten wel weesen der E. Comp. uijtgedagt, ‘t zij met het fixeeren van een vasten tax op den verkoop der wijnen, bij de pagt conditien ofte wel andersints, waar over geraadpleegt zijnde, heeft men voor als nog niet kunnen goedvinden diesaangaande finaal besluijt te neemen, maar liever met het selve willen suppercedeeren tot dat de voorsz wijnpagters weegens dit point aanstaande vergadering zullen weesen gesprooken, om hunne gedagten gehoort hebbende, verdere mesures te neemen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.100
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 154-165.¶
Dingsdag den {17240808} 8 Augustus 1724, voormiddags.
Alle present, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.101
Sijnde vervolgens op het instantelijk versoek van gedagten schipper102 meede verstaan dat aan dat schip om het selve dies te spoediger in staat van reijsvorderinge te brengen, viermaa[l] ‘s weeks ververssinge vleesch en groente zal werden verstrekt, in selver voegen als aa[n] de jongst van hier vertrockene nascheepen is geschiet.
Waarnaar ingevolge het raadsbesluijt laastleeden sitting genomen, zijn binnen geroepen de jegenwoordige pagters der Caabse coele wijnen, Zacharias Bek,103 Melt van der Spuij,104 Claas van Donselaar105 en Isaak Esser, aan wien door den Edelen Heer Gouverneur wierd voorgehouden dat men hun hadde doen ontbieden ten eijnde haare gedagten af te vraagen of ër niet eenige bequaame middelen zouden kunnen uijtgeda[gt] werden om de gemelte pagt op een goeden voet te brengen, niet alleen ten nutte der E. Comp., maar ook ten meesten voordeele van haar pagters selfs, nademaal ondervonden was dat zijlieden dit lopende jaar de wijnen naar haar eijgen goeddunken in preijs verhoogt en verlaagt hebbende, het selve tot merkelijke prejuditie haarer winsten hadde komen te strecken, aangesien de een des anders ruine daar door scheen te helpen bevorderen, ‘t geen dierhalven de pagten in ‘t vervolg ten nadeele der E. Comp. ook soude moeten doen dalen, en of ‘t daarom niet als seer noodsakelijk diende aangemerkt te werden dat daar tegens op een gevoegelijke wijse wierde voorsien. Waarop de gemelte drie eerstgenoemde pagters repliceerden dat de vermindering in den preijs der wijnen haar waarlijk veel schaade hadde toegebragt, en dat diesweegen wanneer deselve wierde bepaald tegens 12 stuijvers de fles en 6 Rijxds. ‘t halfaam de witte wijn, ‘t zij dat het wierde verkogt bij kelders, carbassen of te andere fust, mitsgaders de roode a 20 stuijvers en 10 Rijxds. ‘t halfaam in maniere voorsz. zulx niet anders als veel dienst voor haar in ‘t algemeen en reijsing der pagten in ‘t bijsonder zoude moeten bijbrengen, voegende den burger Melt van der Spuij daar nog bij dat als dan meede sorge diende gedragen te werden dat de flessen met dewelke de wijn wierde gehaalt, niet meer als de ordinaire maat van 16 mutsjes quamen in te houden, gemerkt andersints door zommige al weer een nieuw bedrog zoude kunnen begaan werden met de flessen van meerder groote voor dat selfde geld vol te tappen, ‘t geen haar noodsakelijk de neering der overige die zig hier omtrent opregt gedroegen zoude moeten doen toevloeijen, dog den burger Isaacq Esser antwoorde niet genegen te zijn om meer te pagten, en dat zig gevolglijk hieromtrent niet konde expliceeren; welken aangaande met aandagt geraadpleegt en het gesustineerde der drie voorn. persoonen in overweeginge genomen zijnde, is goedgevonden en vastgesteld dat bij de pagt conditien voor de aanstaande verpagting onder ulto. deeser lopende maand, de fles witte wijn tegens 12 stuijvers zal werden gefixeert, zonder grooter te zijn of meer te mogen inhouden als 16 mutsjes, en het halfaam wijn a 6 Rds., ‘t zij dat het selve bij de kelder, carbas ofte andere fust werd gedebiteerd, gelijk meede de fles roode wijn tegens 20 stuijvers en ‘t halfaam in selver voegen als van de andere is gesegt a 10 Rds., op peene dat de contraventeurs van dien, dewelke daarop agterhaald werden, ses weeken met haare tapneering zullen moeten stilstaan, binnen welken tijt men hunne huijsen en tapplaatsen zal doen sluijten.
Op ‘t reqte. van den burger Paulus Artois106 in volgende bewoordinge gepresenteert:
Aan den Wel Edele Gestr. Heer Maurits Pasques de (Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie. Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,
‘Vertoond met schuldige eerbied Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. seer needrigen dienaar, den burger Paul Artois, hoe den supplt. met voorkennisse van den Edelen Heer Gouverneur heeft laten meeten seeker stukje huijs erf ter groote van 88 quadraat voeten en 132 do. duijmen, als blijkt bij het annexe caartje door den landmeeter daaraf geformeert,107 ende alsoo gem. stukje huijs erf, als naast aan desselfs woonhuijs leggende, den supplt. seer voordeelig zoude zijn, zoo versoekt denselven ootmoedig dat Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. de goedheijd gelieven te hebben hem supplt. zulx in eijgendom te vergunnen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Is aan denselven het versogte stukje huijs erfs ter groote van 88 quadraat voeten en 132 do. duijmen in eijgendom verleend.
Gelijk meede aan den capt. Kaje Jesse Slotsboo, ten zijnen versoeke gegeven is geworden seeker reepje erfs, streckende aan desselfs eijgen gekogte erf, groot 118 quadraat roeden en 8 do. voeten, dewijl het selve aan niemand anders eenig nut of voordeel konde toebrengen.
Laastelijk gaf den pl. fiscaal, Adriaan van Kervel, te kennen hoe hem was te vooren gekomen dat eenen Fransz Karelsz, voor geelgieter in ‘s Comps. winkel alhier bescheijden geweest, niet alleen aan den baas smith, maar ook onder de andere ambagts gesellen hadde komen te divulgeeren dat hij zijn eijgen huijsvrouw in den jaare 1714 binnen de stad Amsterdam zoude dood gestooken hebben, invoegen Zijn E. het pligtig hadde geagt zig diesaangaande behoorlijk te informeeren, ingevolge van ‘t welke dan ook uijt de mond van gemelte Frans Carelsz ten overstaan van gecommitteerdens uijt den Agtb. Raad van Justitie vrijwillig bekomen hadde de volgende confessie:108
‘Compareerde voor d’ ondergetek. gecommitteerde leeden uijt den E. Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements, Frans Carelsz van Amsterdam, geelgieter hier ten Casteele bescheijden, oud 46 jaaren, met het schip ‘t Raadhuijs van Middelburg in den jaare 1717 voor zoldaat hier aangeland, dewelke ter requisitie van den E. Adriaan van Kervel, provisioneel fiscaal alhier, confesseerde hoe waar is dat hij confessant in den jaare 1702 ter steede Amsterdam in de nieuwe kerk op den 5 November desselven jaars door den Eerwaarde predicant Jacob Streso in huwelijk verbonden zijnde met desselfs vrouw, gent. Marritie Jansz Hondeloo, geboortig van Dortmond , met deselve zijne huijsvrouw in voorn. stad, en laastelijk in den jaare 1714 heeft gewoont in de Slijkstraat , ten huijse en op een agter boven camer van eenen Dirk, welkers toenaam hem confessant onbewust is, een commenije109 neeringe doende, en naast welkers deur weedersijts wafelbackers woonde, van dewelke de eene genaamt was Cornelis Plimp, alwaar ook den confessant sig erneerde met de geelgietereij, dog uijt consideratie desselfs voorn. huijsvrouw zig dagelijx zeer grof en den drank quam te misgaan, en van alle kanten schulden maakte, zoodanig dat nog goede vermaningen nog harde woorden haar van zoo een onordentelijk leevens gedrag konde af brengen, ‘t welk hem confessant zoo droevig en wanhoopig heeft gemaakt, dat hij met het uijtterste leedweesen nogtans vrijwillig moet bekennen in de maand Augustus, zonder den preciesen dag te kunnen noemen, van den voorsz jaare 1714, als wanneer zijne voorn. vrouw omtrent den avondstond weederom zeer dronken was thuijs gekomen, daar door zoodanig buijten zig selfs is vervoert geworden, van zig niet te ontsien deselve met een mes het geen in een glaase cas op zijn camer lagh, een steek in de linkerborst toe te brengen, waarop de voorn. vrouw aanstonds van de camer afgeloopen en bij den commenij houder, Dirk hierbovengem., ingegaan zijnde, kort daaraan met eenige haarer buurvrouwen op des confessants kamer is gekomen en geholpen, als wanneer hij confessant getragt heeft met het uijtsuijgen der wonde aan deselve nog eenig soulaas toe te brengen, dog dat het selve van geenen nut weesende, zijne meergen. huijsvrouw Marritie Jansz Hondelo omtrent een uur daar na is komen te overleijden, als wanneer hij confessant aanstonds uijt de stad van Amsterdam gevlugt en zig na Tergouw begeeven heeft bij desselfs broeder, Jan Carelsz gent., meede geelgieter te dier tijt in die stad op de markt woonagtig zijnde, alwaar hij zig omtrent twee jaaren heeft opgehouden tot ër tijd hij confessant in den jaare 1716 sig naar Zeeland heeft begeeven, alwaar zig wederom heeft opgehouden tot dat als zoldaat in dienst der E. Comp. is aangenomen en geplaa[t]st geworden op ‘t schip ‘t Raadhuijs van Middelburg , met het welke in de maand van Maart 1717 van daar in zee geloopen, en in Julij daar aanvolgende hier is aangeland, en als geelgieter hier ten Casteele is geligt geworden; confesseerende nog wijders dat hij ten tijde als bij zijnen broeder tot Tergouw was, verstaan heeft dat het lijk van zijn meergem. vrouw door den Heer officier van Amsterdam , den Heer Ferdinand van Köllen, en Heeren Scheepenen is gevisiteert en ter ordre van Haar Edele Agtb. is begraven geworden.’
‘Beleijdende hij confessant nog wijders dat zijne voorsz misdaat door zommige hier gepasseerde scheepelingen eenigsints rugtbaar geworden, en zulx hem door zommige van zijn meede ambags gesellen op ‘s Comps. smits winkel genoegsaam verweeten zijnde, zulx oorsaak is geweest dat hij het selve wijders zoo aan eenige ‘s Comps. baasen als andere menschen rugtbaar heeft gemaakt, en het selve vervolgens ten overstaan van gecommitteerdens uijt den Justitieelen Raad alhier vrijwillig heeft geconfesseert en beleeden, met betuijging dat hem die misdaad ten hoogsten leed is.’
‘(Onderstont) Aldus gedaan en geconfesseert aan Cabo de Goede Hoop, den 7 Augustus 1724. (Was geteekend) Frans Karelz. (Lager) Mij present, (geteekend) Dl. Thibault,110 secretaris. (In margine) Als gecomitteerdens, (en getekend) N. Heijning, J. T. Rhenius.111 ‘
‘RECOLLEMENT’
‘Compareerde voor de ondergetekende gecommitteerde leeden uijt den E. Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements den confessant Frans Karelsz, hier bovengent., dewelke deese zijne gegevene confessie van woorde tot woorde klaar en duijdelijk voorgeleesen zijnde, verklaarde daarbij volkomen te persisteeren, niet begeerende datter iets bijgevoegt of te van gedaan werden zal.’
‘(Onderstont) Aldus gedaan en gerecolleert aan Cabo de Goede Hoop, den 12 Augustus 1724. (Was getekent) Frans Karelz. (Lager) Mij present, (getekend) D. Thibault, secretaris. (In margine) Als gecommitteerdens, (en getekend) K. J. Slotsboo, N. Heijning.’
Waarbij de circumstantien van het feijt genoegsaam scheenen aangetoont te werden, ende oversulx aan de waarheijd van dien kragtige bewijsen bijgeset, maar dewijl nogtans van hetcorpus delicti112 ter deeser plaatse niets quam te blijken, en dat dit als een seer extraordinaire saak moeste aangemerkt werden, zoo gaf Zijn E. daar benevens in consideratie hoedanig hier omtrent best diende te werden gehandelt, en of het niet dienstig zoude zijn dat met het eerst afgaande schrijvens van dit geval aan onse Heeren Majores kennisse wierde gegeven, mitsgrs. Haar Edele Hoog Agtb. goedvinden en hoog wijs advis eerbiediglijk versogt in welker voegen met den voorn. persoon te handelen. Waar over rijpelijk gebesoigneert weesende, is beslooten en vastgesteld zulx per het aanweesend schip Clarabeek te verrigten, met oversending der bekomene informatien van den provisioneel fiscaal, zullende meergenoemde Frans Carelsz inmiddels op de gijselcamer deeser plaatse bij den geweldiger in bewaringe gehouden, en uijt het hospitaal gespeijsigt werden, onder afschrijving van gagie van dato deeses te rekenen.113
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.114
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present. R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 166-167.¶
Dingsdagh {17240815} 15 Augustus 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den schipper van het aanweesend theeschip Clarabeek ter vergaderinge verscheenen, en op de gedane afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuijgt hebbende dat hij geduurende zijn aanweesen alhier wel was voorsien geworden van goede en deugtsaame ververssingen, zoo van vleesch, brood als moeskruijden, benevens zoodanige andere nootwendigheeden als tot het bevorderen zijner verdere rheijse noodsakelijk waren geweest, ende dat hem oversulx niets meer ontbreekende was als alleen 2 a 3 vragten brandhoud, dewelke bekomen hebbende, hij in staat zoude weesen om aanstaande Woensdag agt dagen, of den 23 deeser, gemonstert te kunnen werden, welken aangaande gedelibereert zijnde, is goedgevonden en verstaan den vertrekdag van dien bodem ten geprefigeerden dage vast te stellen, als meede dat aan den selven het versogte brandhoud zal werden verstrekt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.115
[Signed:] M. DE CHAVONNES.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 168-169.¶
Donderdagh {17240831} ult. Augustus 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Naar klocke geklep en behoorlijke uijtroepinge ingevolge het raadsbesluijt van den 1 deeser maand getreeden zijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten, zoo zijn de onderstaande perceelen bij de naargenoemde persoonen aangestaan ten prijse als volgt, namentlijk:117
't Moutbier. | ||
Rudolph Fredrik Steenbok[^118] | ƒ1500:-:- | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Zacharias Bek | ƒ2600:-:- | |
2 do. , Melts van der Spuij | ƒ2400:-:- | |
3 do. , Martinus van Leijpsig[^119] | ƒ2250:-:- | |
4 do. , Hendrik van Dijk[^120] | ƒ3150:-:- | |
ƒ10400:-:- | ||
Vaderlandse bieren en wijnen. | ||
Jan Jacob Stokvliet[^121] | ƒ3350:-:- | |
Caabse coele wijnen. | ||
Eerste quart, Zacharias Bek | ƒ6400:-:- | |
2 do. , Hendk. van Dijk | ƒ6500:-:- | |
3 do. , Melts van der Spuij | ƒ6100:-:- | |
4 do. , Martinus van Leijpsig | ƒ6300:-:- | |
ƒ25300:-:- | ||
Caabse coele wijnen aan 't Rondebosje . | ||
Christiaan Maasdorp[^122] | ƒ1200:-:- | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn . | ||
Isaacq Esser | ƒ1450:-:- | |
Zulx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ43200:-:- |
't Moutbier. | ||
Rudolph Fredrik Steenbok[^123] | ƒ1500:-:- | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Zacharias Bek | ƒ2600:-:- | |
2 do. , Melts van der Spuij | ƒ2400:-:- | |
3 do. , Martinus van Leijpsig[^124] | ƒ2250:-:- | |
4 do. , Hendrik van Dijk[^125] | ƒ3150:-:- | |
ƒ10400:-:- | ||
Vaderlandse bieren en wijnen. | ||
Jan Jacob Stokvliet[^126] | ƒ3350:-:- | |
Caabse coele wijnen. | ||
Eerste quart, Zacharias Bek | ƒ6400:-:- | |
2 do. , Hendk. van Dijk | ƒ6500:-:- | |
3 do. , Melts van der Spuij | ƒ6100:-:- | |
4 do. , Martinus van Leijpsig | ƒ6300:-:- | |
ƒ25300:-:- | ||
Caabse coele wijnen aan 't Rondebosje . | ||
Christiaan Maasdorp[^127] | ƒ1200:-:- | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn . | ||
Isaacq Esser | ƒ1450:-:- | |
Zulx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ43200:-:- |
Aldus gedaan in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.128
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 170-180.¶
Dingsdag den {17240905} 5 September 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Geleesen zijnde het requeste door den burger Christiaan Maasdorp in volgende bewoordinge overgegeven:129
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met seer veel onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. zeer nedrigen dienaar, Christiaan Maasdorp. borger deeser Colonie. hoe hij supplt. met desselfs jegenwoordige huijsvrouw, Cornelia Viljo[e]n,130 laast wed. Hercules du Preez,131 onder anderen heeft aangetrouwt seeker stuk lands geleegen onder het district van Drakensteijn , groot in zijnen grond sestig morgen, het welke al een lange reeks van jaaren bij des supplts. voorzaten is beseeten geweest, en door den supplt. gent. Watervliet , zonder dat hij beeter geweeten heeft of van ‘t selve was aan zijn meede voorzaat, Hendrik Eekhoff,132 een behoorelijke erfgrondbrief verleend, te meer nog dewijle in seekeren erf brief van een ander stuk lands naast aan het voorn. streckende, in den jaare 1692 aan eenen Roelof van Wijk133 uijtgegeven, ten belange der streckinge staat N. N. W. t. tegens dat van Hendrik Eekhoff, maar ten aansien den supplt. niettegenstaande alle aangewende vleijt en moeijte, zoo onder de papieren van zijne huijsvrouw als ter secretarije deeses Gouvernements geen de minste ontdecking van een erfbrief die van meergenoemde land soude uijt gegeven zijn, hebbende kunnen doen, en dat hij supplt. egter voor reek. zijner gedagte huijsvrouw meer als veertienhondert guldens aan de vrijboeke[n] en agterstallige thiendens heeft moeten voldoen, zoo neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ‘t needrigst te versoeken dat hem de agteloosheijd van een ander in het versuijmen van het regt haares eijgendoms op te haalen en ter behoorlijke tijt te besorgen, niet mag werden toe gereekent, maar dat deselve den supplt. goedgunstelijke van het dikwils gen. land een behoorlijken erf brief gelieven te verleenen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
En op den inhoude van dien gelet, de redenen daar bij vermeld overwoogen, mitsgrs. het mondeling gesegde van voorsz Maasdorp nog daar en boven gehoord weesende, dat namentlijk het gedagte land als een reëel effect des boedels den soon van zijne huijsvrouw in voldoeninge van desselfs vaderlijk bewijs was toegereekent, zoo heeft men ten aansien den eijgendom van dien ter oorsaake van een meer als dertig jaarige possessie niet in twijffel kan getrocken werden, en dat alleenig het afhalen, ofte wel het opmaken van den erfgrondbrief van het selve in voorige tijden moet versuijmd zijn, naar gehoudene raadpleeginge best gedagt de dispositie deesen aangaande uijt te stellen tot tijt en wijle ter secretarije deeses Gouvernements behoorlijk zal weesen nagesien of aldaar bij de erfgrondbrief boeken geen bescheijden van den uijtgaaf van dikwilsgenoemde land te vinden mogten zijn.
Daar na getreeden weesende ter lecture van het reqte. door Grisilla van de Caab, huijsvrouw van den burger Jan Staverinus, in onderstaande termen gepresenteert:134
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoont met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. seer needrige dienaresse, Grisella van de Caab, huijsvrouw van den burger Jan Staverinus, hoe onder ‘s Comps. lijfeijgenen in de logie alhier zig als nog komt te bevinden der supplte. zoon, met name Jan van de Caab, oud 13 jaaren, ende ten aansien de supplte. denselven gaarne van zijne slaafse dienstbaarheijd bevrijd sag, en tot een beter leevens manier wilde opvoeden, zoo neemt zij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr en E. Agtb. op het onderdanigst te versoeken dat de goedheijd gelieven te hebben haar voorn. soon uijt slavernij te ontslaan ende gunstelijk in vrijdom te stellen, bereijd zijnde een kloeke en gesonde mansslaaf, gent. Jeremias van Ceijlon , in zijn plaats aan de E. Comp. in eijgendom over te geeven, ofte wel zoodanige andere voldoening als Uwel Edele Gestrenge en E. Agtb. zullen komen goed te vinden.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan den soon der supplte., met naame Jan van de Caab, uijt slaafse dienstbaarheijd te ontslaan, gelijk denselven daaruijt ontslaagen werd bij deesen, mits dat den gepresenteerden lijfeijgen die in zijn plaats weeder aan de E. Comp. zal gegeven worden, alvoorens gevisiteert en van de vereijschte gesondheijd en gesteltenisse is bevonden.
Vervolgens produceerde den Edelen Heer Gouverneur het volgende versoek. schrift, door de pagters der Caabse coele wijnen Zijn Edele ter hand gesteld:135
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Maurits Pasques de Chavonnes - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeven met seer veel onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gantsch nedrige dienaren, de burgers Johannes Zacharias Beck, Hendrik van Dijk, Melt van der Spuij en Martinus van Leijpsig, hoe zij supplten. bij de jongste verpagtingh onder ulto. der gepasseerde maand Augustus ider voor een vierde part aanneemers gebleeven zijnde van den tap en sleet der Caabse coele wijnen onder dit district, sig met Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gunste omtrent het verleenen van een bij tap vlijende, niet hebben nagelaten een considerabele zomma van penningen elk voor zijn gedeelte aan d’ E. Comp. uijt te looven, en nademaal die permissie seer tot voordeel van de neeringh der supplten. en meerder debit haarer wijnen zoude komen te strecken, en dat zij bij obtineering van dien daar door te meer zullen aangemoedigt werden om in ‘t vervolgh de gemelte pagten tot nog hooger bedragen aan te neemen, Zoo is ‘t dat de supplten. in alle ootmoed de vrijheid te neemen sig tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. te wenden, met onderdanige beede dat het deselve mogte behagen aan de supplten. goedgunstiglijk ider een bijtapper te accordeeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Waarbij deselve versoek quamen te doen dat aan ider van hun mogte toegestaan werden een bijtapper geduurende haaren pagt termijn aan te stellen, over het welke met aandagt gedelibereert en in aanmerkinge gekomen weesende dat men even het selve aan die van den voorleeden jaare hadde afgeslaagen, ter oorsaake zoodanige gepermitteerde bijtappers, uijt vreese van de gunst der pagters te sullen verliesen, selfs op de pagten niet dorsten bieden, en dat daar door deselve noodsakelijk in verval moesten geraaken, gelijk zulx by resolutie van den 7 September 1723136 in ‘t breede staat vervat, weshalven men tegenwoordig daar van afstappende, zig weeder aan die selfde swaarigheeden soude moeten bloot stellen; maar dewijl deese pagters soo sterk daar op aandringende, vermijnden dat die permissie merkelijk tot haar voordeel soude moeten gedijen, zoo heeft men alvoorens besluijt te neemen, best gedagt haarlieden eerst in vergaderinge te doen binnen komen en de voorsz swaarigheeden voor te houden, mitsgrs. hoe voor het meerengedeelte ondervonden wierd dat de bijtappers meer en grooter winsten als de pagters selfs quaamen weg te draagen, behalven de schaade die de E. Comp. daar door in der tijd te verwagten hadde, om welke reedenen het selve eenelijk aan de voorgaande pagters was afgeslaagen, en wanneer men haar versoek al toestond, of het dan niet gevoeglijkst moeste geoordeelt werden dat aan haar ider een zoldaat uijt het Casteel, in plaats van imand der andere ingeseetenen ofte borgers die selfs een pagt konden neemen, wierde geaccordeert. Welk een en ander de voorsz pagters door den Edelen Heer Gouverneur voorgehouden zijnde, soo betuijgden deselve dat zij bij aldien men hun een bijtapper verleende, veel grooter quantiteijt van wijnen zouden kunnen debiteeren, en gevolglijk in ‘t toekomende hooger pagtpenningen aan de E. Comp. uijtlooven, behalven nog dat zij daar door in staat souden gestelt worden om alle smockelarijen dies te beeter te ontdecken en tegen te gaan, en wat belangde het aanstellen van een ‘s Comps. dienaar tot bijtapper, dat zulx niet konde geschieden, nademaal het haar onmogelijk was voor deselve bequaame huijsingen tot hunne neering te bekomen, daar ter contrarie de burgers die zij van mijninge waaren onder ‘t welneemen van deesen Raad te proponeeren, daar van behoorlijk waren voorsien, zonder dat nogtans volgens haare gedagten imand derselver in staat was voor zijn eijgen reek. een pagt aan te neemen, en dat oversulx die permissie geen nadeel aan de E. Comp. ten subjecte van het verminderen der pagten soude kunnen bij brengen, versoekende daarom nogmaals seer needrig dat men haar versoek dog niet geliefde van de hand te wijsen. Zulx dan alle het voorenstaande rijpelijk tegens malkanderen overwoogen zijnde, gearresteert ende beslooten is aan meergemelte pagters weederom voor dit maal ider een bijtapper te verleenen, in hoope dat het selve zoo wel tot ontdecking van alle smockelarijen als reijsing der pagten in ‘t vervolg zal mogen strecken.
Waarna den Edelen Heer Gouverneur geliefde ter kennisse te brengen dat den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, aan Zijn Edele hadde versogt te mogen weeten hoedanig zig zoude hebben te gedraagen wanneer eenige opdrossers op den landtogt die hij stond te onderneemen, sig bij hem quamen te vervoegen, welken aangaande geraadpleegt weesende, is vervolgens goedgevonden dat aan gedagte Rheenius,137 schoon denselven van zijne voorsigtigheijd en goed gedrag op voorgaande expiditien bereijts meer als eens preuven heeft gegeven, egter ter oorsake der quaade gerugten, dewelke van de ruijlingen die door de vrijheden nu jongst zijn gedaan, geloopen hadden, voor deese reijs een instructie op zijn vojagie zal werden meede gegeven, en dat daarbij onder anderen ook zal worden aangehaalt dat hij bij ontmoeting van eenige fugativen die sig aan geen andere misdaden hebben schuldig gemaakt, deselve wel onder zijne bescherming zal mogen neemen, en dat op haare misdrijven reflectie zal werden gemaakt, ofte wel gunstelijk gepardonneert na mate dat sij zig wel of qualijk onder zijne directie hebben gedragen, ten zij zake dat het waren moordenaars, brandstigters, dieven, geweldenaars van ‘s heeren weegen ofte andere quaadaardige boosdoenders, die volgens de wetten niet excusabel, maar ten hoogsten strafbaar zijn, dewelke hij zoo ‘t gevoeglijk geschieden kan, bij de kop zal moeten vatten en gevankkelijk herwaarts aanbrengen, om dus het land zoo veel het doenelijk is, van diergelijke booswigten te suijveren.
Zijnde op het mondeling versoek van den pagter der vaderlandse bieren en wijnen, Jan Jacob Stokvliet, conform de pagtconditie van dien aan denselven ook nog toegestaan om tot zijn bijtapper te mogen aanstellen den burger Jan Rogier138 van Amsterdam.
Laastelijk door den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergaderinge geproduceert zijnde de geslootene boedel reek. van zoodanige goederen als ër in ‘t gepasseerde boekjaar van verscheijdene gestorvene ‘s Comps. dienaren onder zijne administratie gekomen, en tot gelde gemaakt waren, met gedienstig versoek dat deselve door deesen Raade mogte werden geapprobeert, zoo heeft men nadat die alvoorens benevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weescamer, als tot exacte visitatie van dien gecommitteerd geweest, naukeurig geexamineert was, geresolveerd deselve bij deesen te aggreeeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.139
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 181-183.¶
Vrijdag den {17240908} 8 September 1724, voormiddags ten elf uuren. Extraordinaire vergadering.
Present alle de leeden.
Den Raad bij malkanderen gekomen weesende, stelde den coopman en pl. secunde, Jan de la Fontaine, voor hoe het den Almogenden behaagt hebbende in deesen morgenstond den Edelen Heer Gouverneur, Maurits Pasques de Chavonnes, loffelijker gedagtenis, seer subiet uijt dit aardsche weg te neemen,141 dit Gouvernement daar door gevolglijk van oppergebieder was ontbloot geworden, welkers plaats noodsakelijk ten meesten dienste der E. Comp. weeder diende gesuppleert te werden, ten eijnde de belangens onser Heeren en Meesteren met den vereijschten ijver en ordre wierden waargenomen, tot tijt einde wijle door Haar Wel Edele Hoog Agtb. nader deesen aangaande was gedisponeert; over het welke met aandagt gedelibereert en in overweeginge genomen zijnde dat den grooten omslag deeses Gouvernements, zoo ten belange der landssaken selfs, als passeerende scheepen, niet toeliet dat het selve zonder hooft bleeft, en dat niemand met meerder gevoeglijkheijd daartoe konde werden verkooren als gemte. Heer De la Fontaine, dewijl Zijn Edele al bij de drie jaaren de bedieninge van secunde en hooftadministrateur hadde waargenomen, weshalven denselven dan ook met eenparigheijd van stemmen tot Gesaghebber deeser residentiepro interimis aangesteld, zullende Zijn E. inmiddels op het versoek des Raads tot maintenu van het respect deeser Regeringe in des presidents stoel sittinge neemen.
Naar het welke den Heer Gesaghebber aan alle de leeden des Raads in seer ernstige termen heeft gerecommandeert ider in ‘t sijne omtrent den dienst onser Hoog Gebiedende Heeren Majores met alle trouw, minsaamheijd en eendragt te willen vigileeren, en den welstand deeses Gouvernements te helpen bevorderen, met bijvoeging dat het hem altoos aangenaam zoude zijn in alle saaken dewelke Zijn E. onbekent mogten zijn, behoorlijk geinformeert en onderrigt te worden, op dat dus doende den dienst der E. Comp. in opregte vrindelijkheijd konde werden waargenomen, het geen de gesamentlijke raadsleeden dan ook hebben belooft elk na zijn vermogen trouwhertiglijk te sullen agtervolgen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.142
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 184-190.¶
Dingsdag den {17240919} 19 September 1724, voormiddags.
Alle teegenwoordig.144
Laastelijk wierd door den Heer Gesaghebber in consideratie gegeven of het niet ten meesten dienste der E. Comp. moest geoordeelt werden dat het restant der schuld ten bedraage van ƒ30,000 ‘s Comps. weegen aan de weescamer deeser plaatse wierde afgedaan, ten aansien ‘s Comps. cassa sig jegenwoordig nog van een zomma van ruijm 16,000 Rds. voorsien vindende, het dierhalven niet te presumeeren was dat den uijtgaaf in ‘t vervolg veel hooger als den ontfang zoude komen te loopen, het geen egter al geschiedende, men weederom recours tot de weescassa konde neemen, en inmiddels die intresten evenwell uijtwinnen; welken aangaande gedelibereert zijnde, is insgelijx gearresteerd en vastgesteld het gemelte capitaal onder ulto. deeser maand aan weesmeesteren af te leggen, met ende benevens den intrest die als dan daarop verloopen zal zijn.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.145
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 191-200.¶
Dingsdag den {17240926} 26 September 1724, voormiddags.
Alle present.
Ingevolge de resolutie onder den 29 Februarij deeses jaars ten subjecte der wijnen genomen, namentlijk dat men na den generaalen opneem der burger effecten zoude omsien of er geen oude en deugtsame soorten voor minder preijs als 40 Rijxds. de leggen ten behoeve der E. Comp. van deese ingesetenen konden werden bekomen, door den Heer Gesaghebber weeder diesaangaande gesprooken en in overleg gegeven zijnde wat daaromtrent ten meesten dienste der E. Comp. behoorde gedaan te werden, Zoo is, over dat point met aandagt gedelibereert, en in aanmerkinge genomen dat het wel waar was dat de wijnen door de ingesetenen onder malkanderen voor minder bedragen als 40 Rds. de legger wierden gedebiteert, maar dat zulx doorgans was van de slegste sorteering, dewelke nieuw en onbereijd, meesten tijt door de coopers selfs van de eerste moer moeten afgetapt en geprepareerd werden, ‘t geen niet alleen veel schaade en vermindering veroorsaakte, maar ook vermits de verschheijd groot gevaar van bederf meede bragt, voornamentlijk wanneer zoodanige wijnen aan de passeerende scheepen zouden moeten werden verstrekt, invoegen dat de kosten die daar door scheenen uijtgespaart te werden, wel dubbeld aan de andere kant weeder ten nadeel moesten komen, om welke reedenen men voorgaandelijk de approbatie onser Hooggebiedende Heeren en Meesteren hadde versogt, om goede oude wijnen ten voorn. prijse van 40 Rds. te mogen inkopen, gelijk sulx dan ook door Haar Wel Edele Hoog Agtb. bij derselver geeert aanschrijvens van 27 Julij 1719147 is goedgekeurt, weshalven gearresteert en beslooten is bij den inkoop der wijnen tegens 40 Rds. de legger liever te blijven continueeren, dewijl men seedert dat het selve in usantie is geweest, sig altoos in staat heeft gevonden ‘s Comps. kelder van seer goede wijn voorsien te houden, zullende insgelijx in ‘t vervolgh naukeurig werden sorge gedragen dat ër geen andere als overjaarige durabele wijnen aan de E. Comp. werden geleevert.
Vervolgens geliefden den Heer Gesaghebber ter kennisse te brengen dat den burger Jan Valk148 aan Zijn E. versoek hadde gedaan omme van de gestatueerde boete ten bedrage van 50 Rds. op het verhuijsen van de een in de andere colonie geeximeert te mogen blijven, ten aansien hij desselfs plaats, gelegen onder dit Caabse district, verkogt en weeder een andere onder dat van Stellenbosch gelegen, gekogt hebbende, tot de voorsz verhuijsing positief verpligt was geworden, gevende Zijn E. dierhalven in overdenking of gedagte versoek, als op goede reedenen steunende, niet behoorde geaccordeert te werden, welken aangaande geraadpleegt en overwoogen zijnde dat het als een harde saak moeste werden aangemerkt dat imand die door koop ofte verkoop van landerijen, aanhuwelijking ofte erffenis derselver uijt het een in het ander district moeste overgaan, de meergem. boete evenwel genoodsaakt was te voldoen, te meer dewijl deselve wel meest tegens het verloopen der ambagtslieden tot voorkoming van het ongerief der coloniers gestatueert was, gelijk men dan het selve ook zoodanig hadde aangemerkt ten reguarde van diergelijk versoek door den burger Andries Grove onder den 1 Augustus passo. aan deesen Raade gedaan, Zoo is insgelijx goedgevonden en verstaan de resolutie ten dien subjecte op den 13 October 1722149 genomen, bij deesen nader te interpreteeren, met bijvoeging dat de meergemelte boete voortaan geen plaats meer grijpen sal omtrent persoonen die door koop ofte verkoop, erffenis of te aanhuwelijking van landgoederen, of andere evengewigtige redenen noodwendig moeten verhuijsen, maar wel over zoodanige en principalijk ambagtslieden of ander geringer soort van volk die uijt wispelturigheijd buijten eenige noodsake nu hier en dan ginder komen te swerven; en zal extract deeses aan burgerraden, mitsgrs. landdrost en heemraden tot haare narigtinge ter handen werden gesteld.
Daar na is geleesen geworden het reqte. door het geweesen opperhooft van Rio de la Goa in volgende bewoordinge overgegeven:150
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en Agtb. Heeren,’
‘UE. E. Agtb. seer needrigen dienaar, Jean Michel, geweesen opperhooft van ‘s Comps. fortresse op Rio de la Goa , vertoond met schuldige onderdanigheijd hoe hij supplt. op desselfs versoek van die bediening ontslagen, en vervolgens nu jongst met den hoeker de Zeepost alhier aangeland zijnde, ten eijnde volgens zijn intentie per eerste gelegentheijd na het vaderland te kunnen retourneeren, het selve egter niet voor het depart der aanstaande vroegscheepen zal kunnen werkstellig maken, en dewijl die bodems ordinair in ‘t laast van Januarij eerst van hier vertrecken, en dat oversulx nog bijna vier maanden ondertusschen staan te verloopen, soo versoekt den supplt. seer needrig dat UE. E. Agtb. hem in dien tusschen tijt tot nodige subsistentie het gewoonlijk costgeld van vaandrig gelieven toe te voegen, bereijd weesende zijn dienst inmiddels in suIker voegen te presteeren als UE. E. Agtb. sullen komen goed te vinden.’
‘Voorts demonstreert den supplt. nog op ‘t onderdanigst dat hij ten comptoire Rio de la Goa voornt. seedert den aanleg van dien, eerst als sergeant, en naderhand als hooft der militie, met de rang van vaandrig en ƒ24 per maand (waar van hem een acte onder 21 Julij 1721 is verleend), mitsgrs. eindelijk als opperhooft geleegen, ende zulx veele ongemacken in den dienst der E. Comp. uijtgestaan hebbende, soo ten opsigte des lands selfs, als armoede in ‘t levens onderhoud, na dat alles door de zeerovers was gespolieert, daar door gevolglijk veel van zijn gesondheijd heeft verlooren, in zoo verre dat den supplt. genoodsaakt is geworden zijn demissie te moeten versoeken, te meer zijn aanneemden ouderdom niet toeliet de gemelte ongelegentheeden langer te weederstaan, alle het welke hij de vrijheijd neemt UE. E. Agtb. op ‘t onderdanigst in consideratie te geven, met eerbiedige beede dat UE. E. Agtb. uijt dies aanmerkinge den supplt. goedgunstiglijk de gagie en costgeld, welk laaste hij ter gem. plaatse nooijt heeft genoten, tot zijn bediening gestaan hebbende gelieven te suppleeren, seedert den tijt dat hij deselve heeft waargenomen, gemerkt hij UE. E. Agtb. derft verseekeren omtrent ‘s Comps. dienst altoos na uijtterste vermogen te hebben gevigileerd, schoon de aan een geschakelde ongelucken en andere inconvenienten meergen. comptoir overgekomen, des supplts. goeden wille meestentijd hebben verhindert ende gecontrarieerd.’
‘Eijndelijk versoekt den supplt. dat sekere slave jonge die door den supplt. geduurende zijn aanweesen op Rio de la Goa na herwaarts is gesonden, en dewelke sig tegenwoordig in ‘s Comps. logie bevind, gent. Sero Lone, als zijnde door den capn. van ‘t Engels scheepje Nordhamton , wiens leijfeijgen het geweest is, na dat hij van den gem. capn. geaufugeert was, aan den supplt., bij aldien weeder te voorscheijn mogte komen, vereert, door UE. E. Agtb. aan denselven weederom mag werden gerestitueerd.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &ra.’
Over het welke gebesoigneert weesende, beslooten is het eerste lid van des supplts. versoek te accordeeren, namentlijk dat denselven geduurende zijn aanweesen alhier sal genieten vaandrigs costgeld, mits als zoodanig ten deese Casteele pl. dienste doende. Maar aangaande het tweede, te weeten het supplement van costgeld en gagie, dat zulx ten eenemaal sal werden van de hand geweesen, ten aansien hij so lang zijn verblijf op Rio de la Goa is geweest, altijd door de E. Comp. van mondkost is versorgt en onderhouden, gelijk ook voorgaandelijk, zoo als bij acte van 21 Julij 1721 komt te blijken, over het maandgeld is gedisponeert; en wat betreft de slaaf die door den supplt. werd versogt, dat hij behoorlijk zal moeten doen blijken dat die effective door den captn. van het Engels scheepje Nordhampton aan hem in eijgendom is gegeven, als meede wat reedenen denselven daar toe mogten hebben gepermoveert, zoo wel als de geene die hem bewogen hebben zoodanigen gift aan te neemen van een man, wiens omgang en gemeenschap als verdagt, in ‘t geheel hadde behoren gemijd te zijn geweest, gemerkt hij bij schrijvens aan deese Regeering dat scheepje selfs als een lorrendrajer heeft bekend gesteld, na welkers verrigting deesen aangaande nader zal werden gedisponeert.
In aanmerkinge dat het vat met vleesch nu jongst met den hooker de Zeepost van Rio de la Goa aangebragt, reets slegt bevonden wierd, en dat men vreesde dat gemelte vleesch van geen duursaamheijd zoude kunnen sijn, is dierhalven om daarvan nog eenig nut te hebben, best gedagt dat ‘t selve aan ‘s Comps. lijfeijgenen tot gebruijk zal werden uijtgedeelt.
Voorts produceerde den Heer Gesaghebber den eijsch van dat comptoir door de bediendens aldaar met gedagte vaartuijg herwaarts aangesonden, dewelke geresumeert weesende, heeft men niets beeters kunnen uijtdenken als Zijn E. gedienstig te versoeken een overslag te willen maken welke goederen zig alhier bij de pakhuijsen in voorraad bevinden, en wat daarvan buijten eijgen ongerief zoude kunnen gemist, mitsgars. in voldoeninge van dien na derwaarts voortgesonden werden.
Soo als laastelijk vermits de swakheijd der leeden van den Raad van Justitie, als alleen ‘s Comps. weegen maar drie derselver zijnde dewelke commissies konden waarneemen, den vaandrig Johan Thobias Rhenius op een landtogt weesende, daar toe sijn aangesteld den pakhuijsmeester, Hendrik Swellengrebel, benevens den cassier, Christoffel Brand.151
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.152
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 200-201.¶
Dingsdag den {17240926} 26 September 1724
Den Heer Gesagbebber van deesen avond bij schrijvensuijt de Saldanhabaij 153 van de opperhoofden van het schip Cats 154 tijding bekomen hebbende dat zijlieden door contrarie winden en aanneemende siekte onder het scheeps volk, bestaande al in omtrent de 50 stux, genoodsaakt waren geworden aldaar binnen te loopen, met versoek van ten eersten met de noodige ververssingen voorsien te mogen werden. Soo geliefdent Zijn E. aanstonts door den eersten clercq aan de leeden des Raads in omvrage te doen brengen of het niet van den meesten dienst zoude zijn dat men vermits zig geene der andere kleijne vaartuijgen alhier ter rheede bevonden, tot een spoedige adsistentie van voormelten bodem in den aanweesenden hoeker de Zeepost deede afscheepen ses mudden boonen, ses do. erweeten, hondert stux versche brooden, benevens een genoegsame quantiteijt groente en moescruijden, en soo veel drinkwater als gevoeglijk zal kunnen geschieden, om vervolgens bij de eerste bequaame wind na de Saldanhabaij te kunnen vertrecken, welk voorstel door de gesamentlijke Raadsleeden als van de uijtterste noodsakelijkheijd is geoordeelt, en gevolglijk eenparig goedgekeurt, zoo wel als de reets gedragene voorsorg van den Heer Gesagbebber in het beschikken dat ër 60 ps. levendige schaapen door ‘s Comps. gecontracteerde slagters uijt de Groene Cloof over den landweg na derwaarts zullen werden aangevoert.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare vorsz.155
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 203-205.¶
Dingsdag den {17241003} 3 October 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig behalven den E. pl. fiscaal, Adriaan van Kervel.
Het so even aangekomene schrijvens der opperhoofden van het schip ‘t Stad huijs van Delft ,156 waar bij deselve van haar arrivement in de Saldanhabaij met een groot getal impotenten kennisse geven, en met eenen versoek komen te doen omme ten spoedigste met ververssing en medicamenten van hier geholpen te mogen werden, door den Heer Gesaghebber ter vergaderinge geproduceert en daar nevens in consideratie gegeven weesende dat het van pressante noodsaakelijkheijd was dat dien bodem zoo ras mogelijk van het versogte wierde voorsien, Zoo is dierhalven naar deliberatie goedgevonden en verstaan dat men den gereverteerden hoeker Zeelandia aanstonts in gereetheijd zal doen brengen, en dat daarin tot noodige verversingen sullen werden afgeladen om met de eerste bequame wind na de Saldanhabaij gesonden te kunnen werden 6 mudden boonen, 6 do. erweeten, 200 stux versche brooden, dog waar van ër 50 aan het schip Cats zullen moeten worden afgegeven, de medicijnen volgens de ontfangene memorie, een genoegsame quantiteijt groente en moeskruijden, waar van insgelijx het schip Cats zal moeten werden meede gedeelt, en 20 leggers drinkwater, behalven nog 60 ps. levendige schaapen dewelke den Heer Gesaghebber staande vergadering aan den burger Jacob van Bochem, zijnde een van ‘s Comps. gecontracteerde leveranciers, heeft geordonneert over den landweg derwaarts aan te voeren; zullende de opperhoofden van opgemelten bodem daar benevens werden gerecommandeert omtrent het een en ander de behoorlijke menage te gebruijken, bij de eerste gelegentheijd zoo draa de gesteldheijd van schip en volk zulx zal willen toelaten, herwaarts aan te komen, en inmiddels haare meede mackers van het schip Cats , zoo als die weederom aan haar, malkanderen weedersijts alle hulp, dienst en vrindelijkheijd te bewijsen, als overdenkende dat wij alle over het goed van een meester gesteld zijnde, ook dierhalven volgens pligt verschuldigt zijn al het geene toe te brengen wat tot nut en voordeel van het selve strecken kan.
Vervolgens is aan den caartemaker, Isaacq van Es,157 op desselfs schriftelijke supplicatie158 geaccordeert om alhier een school tot onderwijsing der jeugd te mogen opregten, mits dat hij alvoorens belijdenis van de Christelijke gereformeerde religie zal moeten doen, en daar na kennisse van deese permissie aan de Eerw. predicanten deeser plaatse geven.
Sijnde laastelijk ten versoeke van den E. captn., Kaje Jesse Slotsboo, als president van den burger creijgsraad, nog gearresteert dat volgens de jaarlijxe usantie tot de aanstaande burger wapenschouwing alhier ‘s Comps. weegen zal werden verstrekt 300 lb. buskruijt en 450 ps. snaphaansteenen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.159
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 206-213.¶
Donderdag {17241012} 12 October 1724, ‘s namiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Wanneer den Heer Gesaghebber de leeden des Raads buijten gewoon bij den anderen hadde geconvoceert, geliefde Zijn E. ter kennisse te brengen dat zulx geschied was ter oorsake den baas thuijnier, Andries Schutte,162 gisteren hadde gerapporteert een briefje van den baas van ‘s Comps. thuijn aan het Nieuwe Land bekomen te hebben, waarbij hij quam te melden van uijtterlijk niet langer als deese week in staat te zullen weesen om de gewoonelijke groentens uijt ‘s Comps. thuijn aldaar aan de ter rheede leggende scheepen te kunnen fourneeren, ‘t geen Zijn E. zeer vreemd was te vooren gekomen, ten aansien gemelte baas seedert het afsterven van den Edelen Heer Gouverneur altijd berigt hadde dat de groentens in gemelte thuijn sig in goeden staat en in abondantie aangeplant bevonden, zonder bevoorens ooijt de minste kennis van dit gebrek, ofte de apparentien van dien gegeven te hebben, weshalven Zijn E. als zoodanigen zaak niet tot zijne verantwoordinge kunnende neemen, in consideratie gaf hoedanig daaromtrent als nu ten meesten dienste der E. Comp. behoorde gehandelt te werden, hebbende voor eerst best gedagt meergen. baas Schutte aanstonts op bekominge van dat rapport na het Nieuwe Land te senden, met ordre van een naukeurige inspectie te neemen hoedanig zig de zaaken aldaar bevonden, en welke groentens nog in voorraad waren, die tot gebruijk tegenwoordig zouden kunnen dienen, ‘t gunt door denselven verrigt weesende, was Zijn E. daar van ter handen gekomen het volgende rapport:163
‘Alsoo mij vaen den Achtbaren den Heer Gesaghebber deeses Gouvernements aanbefoolen worden om eenigeconquisitionis164 omtrent die tot hier toe nog voorhandene en voor eerst bequame groente in ‘s Comps. thuijn ‘t Nieuwland , soo heeft men deselfde bevonden dat nog omtrent van ongeslotene of scheeps kooien (welke nog voor eerst bequaam om te konnen geleevert werden) naar gissing van twee vragten, zijnde de kool van in de maanden van Junij, Julij &ra. geplant, nog soo sterk niet geavanceert om deselfde voor verloop van 4 tot 6 weeken (mits dat den hemel zijn seegen daar toe gelieft te contribueeren) niet te konnen leeveren; aangaande, en soo van wortele, als knollen in do. selfde thuijn, zouden de scheepen voor de cajuijts (dog met wortelen meer of beeter als met knollen) om dat de laa[t]sten in abundantie niet (als wortel) nog naar voorigerdistributionis165 geexpediret166 werden, Zoo en is in het weederom komen van de baas van ‘t Ronde Boss 1/2 vragt scheepskool of ongeslotene aangepresenteert worden, hem daarop refereret, van ‘t selfdeex approbatie ad magistratum167 zoude te kennen doen; als nu voorderst168 bijpropositio,169 ende daar weekentlijk 3 maal, een considerable groente uijt deese alhier zijnde ‘s Comps. thuijn voor ‘t hospitaal gerestitueerd werd, ende dat in plaa[t]s van 3 maal ‘s weeks, tweemaal soude gegeven werden, ‘t welk zoo veel bij brengt als 6 scheepen (elk tot 160 voet gereekend) tot ververssing gegeven werd, ‘t welke in tijt van drie weeken zoo veel profiteert dat 6 scheepen elk 3 maal ‘s weeks daarmeede konnen voorsien werden.’
‘Caap, den 12 October 1724. (Was getekend) Andries Schutte,mppriae. p.t. hortulanus.170 ‘
Waar uijt quam te blijken dat ër voor als nog ter gemelte plaatse niet meer als omtrent twee vragten kool, mitsgaders een weijnig wortelen en rapen in staat waren om aan de presente scheepen verstrekt te kunnen werden, zijnde de andere aangeplante groente nog te jong, en binnen de eerste vier a ses weeken niet gebruijkelijk, met bijgevoegde consideratie van gedagte baas dat bij aldien men aan het hospitaal maar tweemaal in plaats van 3 reijsen ter week groente quam te verstrecken, het selve een considerabele quantiteijt zoude komen uijt te winnen, ja selfs zoo veel dat binnen drie weeken ses scheepen van 160 voet ider driemaal weekelijx daar meede uijt den hier zijnden thuijn souden kunnen werden voorsien. Over welk een en ander met aandagt gedelibereert, mitsgaders meergemelte baas niet alleen, maar ook die van het Nieuwe Land , nog daar en boven mondeling in vergaderinge gehoort, en laastgenoemde door den Heer Gesaghebber ernstelijk afgevraagt geworden zijnde door welk toeval of agteloosheijd dit gebrek van groente was veroorsaakt geworden, betuijgende denselven dat hij volgens pligt altijt hadde getragt zoo veel als mogelijk was geweest daar teegens te voorsien, maar dat manquement van mist hem menigmaal in zijn goede oogmerken hadde verhindert, en dat de voorgaandelijk door hem geplante kool alle in ‘t zaad was geschooten, en dus ten onnutte geraakt, door het lang agter blijven der paesscheepen, dog dat ër nu wederom twee a drie en vijftig duijsend stux koolplanten in den grond waren gebragt, behalven nog veertig a vijftig duijsend dewelke stonden geplant te werden, zulx hij binnen den tijt van een maand in staat vermeijnde te weesen om ‘s Comps. scheepen behoorlijk en geduurig van de gewoone ververssingen te kunnen versorgen, ‘t geen door dikwils genoemde baas Schutte ook zoodanig wierd geaffirmeert, namentlijk het in ‘t zaal schieten der in Junij en Julij geplante kool, mitsgrs. de schaarsheijd van mist, en dat hij van zijn kant insgelijx staat maakte dat zoo wanneer men een maand konde wagten op dat de jonge groente die alhier meede in abondantie was aangeplant, niet behoefde afgesneeden te werden, en met het hospitaal handelende gelijk bij zijn rapport was ter needer gesteld, ‘s Comps. scheepen als dan consecutivelijk naar behooren zouden kunnen werden gaande gehouden. Zoo is dierhalven goedgevonden en verstaan dat dewijle ‘s Comps. bodems in geen verlegentheijd omtrent deese zoo seer noodsakelijke verquicking kunnen werden gelaten, men zal omsien of ër bij deese ingesetenen geen bequame groente van kool, wortelen, rapen &ra. te bekomen is, om deselve voor den tijt van 14 dagen a drie weeken ten behoeve der E. Comp. in te kopen, schoon het selve en wel principalijk omtrent de kool, als weesende in den slegsten tijt des jaars, veel moeijte sal inhebben, ten eijnde ‘s Comps. eijgene inmiddels tijt van aanwas kan hebben, zullende deselve in den thuijn der E. Comp. alhier werden gebragt, om aldaar behoorlijk verdeelt zijnde,pro ratoaan de scheepen verstrek te werden, tot welkers goede besorginge ende inkoop de ondercoopluijden en leeden deeses Raads, Jan Aldersz en Nicolaas Heijning, bij deesen expresselijk werden gecommitteerd; en om in het toekomende meerder verseekert te zijn dat ër geen versuijmenissen in den aanqueek van ‘s Comps. noodwendige groentens werden begaan, is al meede op de propositie van den Heer Gesaghebber gearresteerd dat voorwaarts genoemde baas Schutte weekelijx tweemaal na het Nieuwe Land en het Ronde Bosje sal moeten rijden, een naukeurige agt op de behandelingen dier plaatsen nemen, mitsgrs. alle Dingsdagen ‘s morgens een ordentelijk rapport aan Zijn E. overleeveren, onvermindert nogtans de gewoonelijke rapporten die hij aan de commissarissen van ‘s Comps. thuijnen verschuldigt is. En wat aangaat desselfs geposeerde ten belange van het hospitaal, dat men aan ‘t selve voor eerst tweemaal ‘s weeks ‘t ordinaire randsoen van groente zal verstrecken, en den overigen randsoen dag suppleeren met erweeten of boonen, gemerkt den Heer Gesaghebber bevoorens over dat subject met den opperchirurgijn deeses Gouvernements, Jan van Schoor,171 ook al diversse maalen gesprooken hebbende, denselven vermijnde dat zulx niet tot nadeel, maar veel eer merkelijke verstercking en spoediger reconvalescentie der impotenten zoude komen te strecken. Werdende meergedagte baasen van ‘s Comps. thuijnen door den Heer Gesaghebber laastelijk nog op het serieust aanbevoolen geen de minste nalatigheijd in het aanplanten en besorgen der zoo seer gerequireerde groentens en moeskruijden te pleegen, maar veel eer omtrent dit noodsakelijk point, het geen onse Hooggebiedende Heeren en Meesteren soo veel komt te koste, alle ijver en vigilantie aan te wenden, dewijl men andersints bij versuijmenisse van dien mesures zoude moeten neemen dewelke haar gantsch niet aangenaam zouden kunnen zijn, zullende omtrent het besorgen van genoegsame mist aanstonts zoo veel doenelijk is ordre werden gestelt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.172
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 214-231.¶
Dingsdag den {17241017} 17 October 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
De schippers der aanweesende scheepen Haften , Kerssenhof , de Baanman en Lugtenburg , Pieter Siebens, Harmanus de Vrij, Anthonij Biermans en Dirk de Veth, ter ordre van den Heer Gesaghebber in vergaderinge verscheenen, en afgevraagt zijnde of zijlieden geduurende haar aanweesen alhier niet ten genoege waren voorsien geworden van goede en deugtsame ververssingen, zoo van vleesch, brood als moeskruijden, of haar gevolglijk nog iets tot de aanstaande reijse quam te ontbreeken, en wanneer zij vermijnden in staat te zullen zijn om deselve naar Batavia te kunnen aanneemen, zoo betuijgden gedagte schippers al het voorenstaande tot genoegen genooten te hebben, gelijk meede dat hun tot bevordering der reijse niets meer deficieerde, maar wat aanging den tijt van haar vertrek, dat zij daar omtrent voor het laatste deeser lopende maand geen kans sagen om in gereetheijd te geraaken, ter consideratie van de menigvuldigheijd haarer aangebragte impotenten, als meede ter oorsake van het slordige en onguure weer, dat het schier doorgaans zoo lang zij hier te rheede geweest waaren, hadde gemaakt, waar door het werk niet alleen seer verhindert, maar ook de nog overige manschap dagelijx was komen in te storten, betuijgende gemelte schippers egter verders dat zijlieden bij handsaam weer aanstaande Saturdag over agt dagen, sullende zijn den 28 deeser, in gereetheijd van monsteringe zouden kunnen zijn; over het welke met aandagt gedelibereert, en aangemerkt weesende dat het gesegde der voorn. schippers in waarheijd bestond, zoo wel ten belange van de slegte gesteldheijd haares volks, dat voor het meerengedeelte de scheurbuijk, schoon gaande en staande gebleeven, onder de leeden hadde gehad, als het bar, regenagtig en koude weer waar meede men boven gewoonte in deesen tijt des jaars alhier beset gebleeven was, Zoo is dierhalven goedgevonden en verstaan de gemelte bodems ten voorn. dage, namentlijk den 28 der presente maand, te doen monsteren en van hier dimitteeren.173
Daar na is geleesen geworden het nader requeste door het geweesen opperhooft van Rio de la Goa in de volgende woorden overgegeven:174
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Dewijl UE. E. Agtb. den supplt. bij apostil op desselfs requeste dat hij de eere heeft gehad op den 26 September jongsleeden aan UE. E. Agtb. te presenteeren, hebben gelieven te beveelen van behoorlijk te moeten aantonen dat den slaaf, gent. Sero Lone, effective door den capt. van ‘t Engels scheepje Nordhampton aan den supplt. in eijgendom is gegeven, mitsgaders wat redenen denselven daartoe mogten hebben gepermoveert, en wat den supplt. bewogen heeft zoodanigen gift te accepteeren; zoo neemt den supplt. dierhalven de vrijheijd op ‘t needrigst te vertoonen dat gemelte capn. door de inlanders op Rio de la Goa in een van haare negerijen gevangen genomen wordende, voorsz slaaf, die bij dat geval present was, zig inmiddels met de vlugt heeft gesalveerd en landwaard in begeven, na het welke de inlanders bij den supplt. gekomen zijnde ten eijnde hem af te vragen of hij hebben wilde dat zij gedagte captn. den hals af sneeden, en of na verrigtinge van ‘t selve hij haar zoude willen helpen om desselfs onderhebbende kieltje af te loopen ende te overmeesteren; dog het een en ander door den supplt. met neen beantwoord, en dikwils gen. captn. naderhand door zijn eijgen volk verlost, weeder aan boord gekomen, en het gedagte voorstel der inlanders, mitsgrs. het gegevene antwoord des supplts. te weeten gekomen weesende, zoo heeft denselven uijt erkentenisse van dien wanneer hij op zijn vertrek lag, een zijner mattroosen aan den supplt. gesonden om hem te seggen dat bij aldien zijn jonge dewelke hij op de cust van Sero Lone175 voor sestig kroonen gekogt hadde, en die zig nog landwaarts ophield, na desselfs depart weeder mogte te voorscheijn komen, hij denselven aan den supplt. vereerde, gelijk UE. Agtb. de waarheijd van dit geposeerde uijt de annexe verklaaring zal komen te blijken;176 weshalven den supplt. geen swaarigheijd heeft gemaakt de voorsz gift te accepteeren, ende ten aansien hem oversulx niet kan geimputeert werden eenige gemeenschap met den donateur gehouden te hebben, en dat bij al het voorenstaande, mitsgaders uijt kragt van gemelte gift, genoegsaam komt te blijken dat dikwels gen. lijfeijgen waarlijk aan den supplt. in eijgendom toebehoord, zoo versoekt hij nogmaals op ‘t onderdanigst dat UE. E. Agtb. de goedheijd gelieven te hebben denselven aan den supplt. te restitueeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Over welkers inhoud weeder geraadpleegd weesende, is best gedagt denselven met dat versoek te renvoijeeren aan onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren, dewijl de reedenen bij ‘t gedagte reqte. vervat, gantsch niet voldoende werden bevonden.
Ende ten aansien de bediendens van Rio de la Goa bij haare jongst ontfangene missive177 komen ter needer te stellen dat meergen. Michel mondelinge onderrigting zoude kunnen geven van seekeren plaats die zijlieden gesamentlijk tot den aanleg van een nieuw fort bequaamst hadden geoordeelt, heeft men denselven verders g’ordonneert zijne consideratien diesweegens in geschrifte op te geven, als meede in wat staat hij dat comptoir gelaten hadde, en of men hem, zoolang hij het opperhooftschap aldaar heeft bekleed, niet altijt heeft voorsien van alles ‘t geene tot de commercie en levens onderhoud noodsakelijk is geweest, immers voor zoo veel den voorraad in dit Gouvernement heeft kunnen toelaten.
Op de vertooning van den guarnisoen boekhouder, Olof de Wet, dat het namentlijk hem veel ongelegentheeden in het formeeren der boeken bijbragt dat hij de copias der testamenten of andere actens die jaarlijx van de overleedene daar benevens na het vaderland en India moesten gesonden werden, geduurig door de beampt schrijvers voor dewelke deselve waren gepasseert, moeste doen authentiseeren, is aan hem gepermitteerd geworden zulx voortaan selfs te mogen doen, ofte wel door den soldij overdrager te laten verrigten, als zijnde alomme in India met de documenten tot de zoldij boeken gehoorende, zoodanig gebruikelijk.
Voorts is naar lecture der attestatien door den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, benevens den boekhouder en secretaris van Stellenbosch , Johannes Pleunes,178 als beijde tot visitatie van het aan Caab Angielhas 179 verseijlde schip Schoonenberg gecommitteert geweest, verleend ten versoeke van den vrijswart Martinus Hendriksz, goedgevonden aan denselven uijt ‘s Comps. cassa te voldoen een zomma van 24 Rds., zijnde zoo veel hem competeerende is over wagen en beesten huur, waar meede hij de gemelte gecommitteerdens op haare togten na gedagte plaatse ten behoeve der E. Comp. hadde geadsisteert, en waar voor hem, vermits het voorgaandelijk verleende briefje verlooren was geraakt, tot nog toe geen voldoening was toegekomen.
Wijders naar resumptie der ingekomene missive van den landdrost en burger chrijgsraad aan Stellenbosch en Drakensteijn ,de dato10 deeser maand, is al meede verstaan dat volgens het jaarlijx gebruijk tot de aanstaande wapenschouwing aldaar, zullende sijn den laatsten deeser maand October,180 zal werden verstrekt 3 vaatjes buscruijt en 600 ps. snaphaan steenen, en dat ook ten versoeke en vermits de geduurige onpasselijkheijd van den capn. der Stellenbosche voet comp., Harmanus van Brakel,181 denselven bij deesen van die bedieninge zal werden ontslagen, en weeder in zijn plaats tot capn. aangesteld den luijtenant der gemelte comp., Jacobus de Lange, mitsgaders tot luijtenant den vaandrig, Johannes Louw,182 werdende insgelijx tot bijwoninge der gedagte wapenschouwinge expresselijk gecommitteerd d’ E.Es. Johan Aldersz en Christoffel Brand, aan wien de aanstelling van een vaandrig tot supplement der vacante plaats uijt imand der bequaamst geoordeelt werdende ingesetenen gedefereert zal blijven, als meede de vervulling der verdere mindere bedieningen die daar door mogten komen open te vallen, gelijk eijndelijk de gedaane aanstelling van den corporaal, Matthijs Strijdom, tot sergeant in steede van den tot heemraad bevorderden Paul Roux,183 bij deesen werd geapprobeert.
Na het welke men getreeden is ter lectuure van het volgende schriftuur door burgerraaden deeser plaatse in de onderstaande termen overgeleevert:184
‘Aan d’ E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, en den E. Agtb. Politicquen Raad.’
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoonen met behoorlijk respect de ondergetekende regeerende burgerraaden, hoe dat de watermolen deeser Colonie, dat niettegenstaande de groote onkosten van raparatie jaarlijx daar aan gedaan, ‘t fondament van die molen nu meede zig begint te begeeven en hoe langer hoe meer bouvallig te worden, invoegen deselve met geen reparatie meer te verhelpen is, ‘t hadde te wensche geweest dat op die 29 morgen lands aan voorsz moolen behoorende, ergens een bequame plaats te vinden ware geweest waar op een nieuwe watermolen zoude konnen opgebout werden, alleen men heeft in ‘t visiteeren derselver grond irregulier bevonden, zijnde het geheele land doorslagtigh en moerassig, en dewijle benevens de windmolen een watermolen tot gerief der ingesetenen noodsakelijk vereijst werd, en geen bequaame plaats als gesegt daar om heen te vinden is, zoo hadden burgerraaden gaarne de watermolen in deese Tafelvalleij , weshalven gemelte burgerraaden zig addresseeren aan UE. E. en E. Agtb. en op ‘t demoedigste versoeken UE. E. en E. Agtb. gelieven haar in deese Tafelvalleij boven des E. Comps. molen omtrent de thuijn van den oud capitein, Olof Berg, een stukje land te permitteeren, waarop een nieuwe watermolen ten behoeven deeser Colonie zoude kunnen geset werden.’
‘Op welk een gunstig apostil is afwagtende - - - (Was geteekent) M. Bergstedt, J. C. Rigter, Hendk. Oostwald Eksteen. (in margine) Cabo de Goede Hoop, den 16 October 1724.’
Op welkers inhoude gelet zijnde, heeft men gevoegelijkst geoordeelt alvoorens deesen aangaande besluijt te neemen, d’ E.Es. Kaje Jesse Slotsboo en Hendrik Swellengrebel door deesen expresselijk te committeeren omme, geadsisteert met de baasen der timmerlieden en metselaars, mitsgaders ‘s Comps. molenaar en den grutter, Josias Blieck,185 occulaire inspectie te neemen van de plaats die door burgerraaden tot het opregten van een coorn watermoolen werd versogt, ten eijnde te ondersoeken of daar door eenig nadeel zoo in den reegen als wel principalijk in den drogen tijt aan de molen der E. Comp. zoude kunnen werden toegebragt, zullende na bekoming van haarlieder rapport en consideratien nader ten deesen subjecte werden gedisponeerd.
Maar ‘t schriftelijk gedane versoek van den glasemaker, Willem Dempers,186 om uijt ‘s Comps. dienst ontslagen en met het burgerschap deeser Colonie begunstigt te werden, heeft men best gedagt van de hand te wijsen, nademaal ër nog veele reparatien aan de glasen van het hospitaal en andere ‘s Comps. gebouwen werden vereijscht, dewelke door gebrek van glase ruijten tot nog toe niet hebben kunnen geschieden, behalven dat gemelte Dempers door desselfs onbehoorlijk gedrag zig wijnig gunst heeft komen waardig te maken.
Ingevolge het versoek aan den Heer Gesaghebber bij resolutie van den 26 September jongstleeden in Raade gedaan, geliefde Zijn E. als nu ter kennisse te brengen dat de eijsschen van het comptoir op Rio de la Goa laast met den hoeker de Zeepost gedaan, door hem behoorlijk waren geexamineert, mitsgaders ondersogt wat ër in dit Gouvernement buijten eijgen ongerief tot voldoeninge van dien konde gemist werden, zijnde alle het selve voor soo veel den voorraad eenigsints heeft kunnen toelaten, vervat bij de volgende notitie:
‘Voor den handel van Rio de la Goa .’
‘Van de pakhuijsmeester: 48 ps. tinne schotels, 48 ps. do. borden, 50 lb. tabak, 10 gros korte pijpen, 40 ps. gemeen geblt.187 guinees , 160 ps. halve baftas in plaats van 80 ps. Bengaalse zeijlkleeden, 120 ps. niquaniassen in plaats van 80 ps. breede zalempoeris , 20 ps. tutucorijnse deekens in plaats van Souratse , 12 gros copere roks knoopen, 20 gros do. camisools do., 12 lb. gesorteerde specerijen, 80 boek gesorteerde papier, als 60 do. voor de negotie, 20 do. groot formaat in plaats van cardoespapier, 4 lb. leijm, 10 lb. inctstof, 24 ps. gesorteerde drinkglasen, 1 ps. trekzaag, 4 ps. slootplaten, 2 ps. haalmessen, 2 ps. beijtels, 2 ps. avegaars, 1 ps. baars, 2 ps. gesorteerde schaven, 1 ps. deuvik boor, 1 ps. freth, 1 ps. houweel, 1 ps. slijpsteen van 4 vt., 1 ps. cruijt lantaarne, 1 ps. gesorteerde ijsere pot, 250 lb. gesorteerde speijkers dubbelde, enkelde en lasijsers, 4 bossen schagten, 6 ps. potloot pennetjes, 4 ps. pennemessen, 182 packen christol coraalen, 505 lb. geschilderde do., 800 ps. hals snoertjes, 4000 snoeren pareelen, 800 half snoertjes188 met steenen, 100 lb. glas roeden, 1 ps. slonsje.’
‘Van de dispencier: 1 mud boonen, 1 do. erweten, om te zaaijen, 4 vaten boter, 1 halfaam olijven olij, 400 cannen traan, 25 lb. swarte peeper, 10 lb. cattoen, 40 lb. Batavise waxkaarsen, 8 mud tarwe meel, 6 bossen Javaanse rottangh, 4 vaten witte poeijer zuijker ofte 1840.’
‘Van de equipagiemeester: 20 lb. witt krijt, 8 ps. roeijriemen, 1 ps. gesorteerde oud zeijl, 2 ps. half uurs glaasen, 1/2 roll everdoek in plaats van Vlaams linnen.’
‘Uijt ‘t houtmaguasijn: 12 ps. greene ribben van 3 en 3 dm., 4 ps. eijkeplanken van 4 duijm, 100 ps. veilingen, 200 ps. spaaken. 6 ps. greene deelen van 2 duijm.’
‘Van den vaandrigh en ingenieur, Evert Walraaven Cochius:189 4 oxhoofden cement.’
‘Van de baas van de wapenkamer: 3 ps. tromlijnen, 3 kippen lont, 6 ps. cardoes cookers van 8 lbs., 3 ps. half ronde Engelse vijlen, 6 ps. dubbelde platte veijlen osse koppen, 1 lb. amaril, 12 lb. ijserdraat van ‘t dikste zoort, 5 lb. do. middelslagh, 2 ps. tromstocken.’
‘Van de baas van ‘s Comps. thuijn: lb. kervel, lb. kool, lb. knolie, lb. sellereij, lb. bietwortelen, lb. andijvie, lb. sterrekors,190 lb. praaij, lb. wijnstocken.’
‘Van de oppermeester: de medicamenten volgens den [e]ijsch, 1 ps. dekoktum keetel in plaats van een disteleerkeetel.’
‘Van de keldermeester: 5 leggers aracq, 3 do. Caabse wijn, 2 leggers azijn, 1 vat Delfs bier, 10 ps. heele leggers voor do. dranken.’
‘Van de baas smith: 2 ps. kopere inctkookers, 1 ons tin as, 1 ps. handbijl, 1 ps. speckmoker, 2 ps. castrol pannen, 1 ps. dooppan, 1 ps. stoofpan, 2 ps. staartpanne middelsoort, 2 ps. schepleepels, 1 ps. schuijmleepel, 1 ps. viskeetel, 2 ps. kokskeetels, soo geen in ‘t pakhuijs zijn, 1 ps. copere scheerbekke, 1 ps. copere keetel voor den chirurgijn Karelse, 1 ps. helm voor 1 dekoktum keetel.’
‘Van de draijer: 50 ps. buijsen om klippen te doen springen.’
Waar op Zijn E. onder anderen ook hadde doen stellen 182 packen christalle en 505 lb. geschilderde coralen, benevens 800 ps. hals snoertjes, 4000 snoeren paarlen en 800 hals snoertjes met steenen, die tot den handel ter gemelte plaatse uijt het vaderland gesonden zijn, ten eijnde te onderstaan of men daarmeede nog eenig voordeel zoude kunnen doen, welk een en ander als wel gedaan en volkomen met den dienst der E. Comp. overeenkomende is aangemerkt, en gevolglijk den Heer Gesaghebber voor zijn genomene moeijte en gedragene voorsorg gedienstig bedankt.
Laastelijk verscheen ter vergaderinge den schipper van den hoeker de Zeepost , Adriaan Buth, aan wien door den Gesaghebber wierd afgevraagt of zijn onderhebbend bodemken in staat was gebragt om de reijse na Rio de la Goa te kunnen aanneemen, ‘t geen door hem met ja beantwoord weesende, wierd hem door Zijn E. verders geordonneerd sig klaar te houden om bij eerste gelegentheijd na derwaarts te steevenen, en plaats te maken voor 40 mannen die tot verstercking der besetting na derwaarts stonden gesonden te werden, ‘t geen hij seijde genoegsaam te kunnen doen, en sal dierhalven op zijn versoek een maand provisie voor gedagte manschap aan hem werden verstrekt, werdende hem door den Heer Gesaghebber daarnevens ordre gegeven om alle het geen tot de reijs en voor ‘t comptoir ginder soude afgescheept werden, te ontfangen, ten welken eijnde den adsistent, David D’ Aillij,191 en sergeant, Francois Cartault,192 door Zijn E. zijn gecommitteerd, met recommandatie aan den schipper van goede toesigt voor den ontfangst en overvoer dier goederen te dragen, op dat ons op nieuws geen klagten door quade toesigt mogten te vooren komen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.193
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 232-246.¶
Dingsdag {17241031} ulto. October 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.
Na dat de schippers der aanweesende scheepen Boukenroode , Hogersmilde , ‘t Wapen van Hoorn en ‘t Land van Beloften ter vergaderinge op de gedane afvrage van den Heer Gesaghebber betuijgt hadden dat zijlieden geduurende haar aanweesen alhier ten genoege van de gewoone ververssingen, namentlijk deugd saam vleesh, brood en groente, voor haare onderhebbende bodems waren voorsien geworden, stelde Zijn E. haar verders voor of hun nog iets tot de verdere rheijse quam te ontbreeken, en wanneer sij deselve naar Batavia zouden kunnen aanneemen, op het welke den schipper Claas van Eijk repliceerden dat hij nog maar 28 vaten gort in ‘t schip hebbende, met deselve niet langer als 3 a 3 1/2 maanden zoude kunnen toekomen, dewijl hij nu veertig koppen minder op hadde, versoekende dierhalven dat hem agt mudden erweeten mogten werden verstrekt, waarop hem door den Heer Gesaghebber wierde geantwoord dat Zijn E. dat versoek vreemd te vooren quam, nademaal hij slegts een ordinaire reijs van omtrent vier maanden hebbende gehad, oversulx niet soo seer van provisie konde ontbloot zijn als hij quam voor te geeven, gemerkt de scheepen in ‘t vaderland door onse Hoog Geagte Heeren en Meesteren volkomen voor neegen maanden wierden gevictualieert, gelijk dan ook niemand der andere scheepsopperhoofden dewelke met hem te gelijk in zee geloopen waren, diergelijk versoek hadden komen te doen, maar dat egter bij aldien hij vermijnde de versogte erweten noodsakelijk te requireeren, en dat desselfs ophebbende provisie niet genoeg tot de Batavise reijse zijn zoude, hij zijne klagten en versoek dieswegens in geschrifte konde stellen en overgeeven, op dat daar van behoorlijk blijkende, onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren so wel als Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering, ook naar vereijseh konden werden geinformeert, buijten het welke zoodanige excessive verstreckinge op sulke ongewoone eijsschen gefondeert, geensints te verantwoorden waaren, schoon men anders volgens pligt seer gaarne alles wat doenelijk was tot nut en dienst van ‘s Comps. costelijke bodems en de daarop varende manschap wilde bij brengen. Verklaarende gemelte schippers verders dat zijlieden bij bequaam en handsaam weer tegens aanstaande Maandag den 6 November in staat van reijsvorderinge zouden kunnen zijn, en dat haar voor ‘t overige niets tot onderneeminge van dien meer was ontbreekende, behalven dat den schipper Hendrik Schoon insgelijx nog versoek deede om met eenige boonen geadsisteert te mogen werden, alsoo hij een reijs van bij de ses maanden hadde gehad, ende oversulx betuijgde niet meer dan 23 vaten gort binnen boord te bebben, dewelke niet verder als tot een driemaandige consumptie konden toereijken. Over alle het welke met aandagt geraadpleegt zijnde, is goedgevonden en verstaan de gedagte kielen ten voorsz dage te doen monsteren, om vervolgens van hier te kunnen vertrecken, dog dat het gedane versoek van den schipper Claas van Eijk om de geallegueerde reedenen, en de betuijging die hij nader quam te doen van nog genoegsaam voor vier maanden provisie te hebben, zal werden van de hand geweesen, en aan den schipper Hendrik Schoon vier mudden boonen, ‘t welk zijn eijs was, verstrekt werden, zullende den hoeker de Zeepost ter voorn. tijt ook gemonstert en van hier gedimitteert werden.
Voorts heeft men ter consideratie en dewijl uijt de onder te noemene scheepen volgens getuijgenis der schippers buijten merkelijk tijt versuijm en krenking der laading, niet wel te bekomen zoude zijn zoodanige klinkers en mopsteenen, mitsgaders eenige pijpeduijgen en heele leggers schooven, als daarin volgens Patriase factuur ten behoeve deeses Gouvernements waren afgeladen, moeten besluijten deselve in die kielen te laten berusten, te weeten in ‘t schip Hogersmilde 8600 ps. Amsterdamse klinkers, 107 ps. pijpeduijgen, Boukenroode 9 ps. heele leggers schoven, ‘t Wapen van Hoorn 15600 ps. graauwe moppesteenen; van het welke met schuldige eerbied aan Haar Hoog Edelens tot Batavia kennisse zal werden gegeven.195
Soo als ook naar lectuure van het reqte. door Alberta Maij boom196 in de volgende bewoordinge gepresenteert:
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, en den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernernents.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met schuldige eerbied Uwe E.E. Agtbs. seer needrige dienaresse, Albertina Maijboom, gevoegt met haar moeder, Geertruij Speckingh, wed, wijlen den burger Claas Maijboom,197 hoe de supplte. reets den ouderdom van omtrent 20 jaaren bereijkt hebbende, egter in veele saaken, dewelke zij voor gedagte haare moeder (die ter oorsake van haare hooge jaaren selfs in geen vermogen meer is) noodsakelijk zoude kunnen uijtvoeren, door haare minderjarigheijd werd verhindert, weshalven de supplte. UE. E. Agtb. op ‘t needrigst versoekt dat deselve tot wegneeming van die swaarigheijd, de goedheijd gelieven te hebben haar te verleenen brieven vanveniam aetatis.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was getekent) Geertruijt Specking, de wedu[w]e Claas Meijboom, Alberta Meijboom.’
Verstaan is dat aan deselve het versogteveniam aetatissal werden verleend.
Vervolgens is geleesen geworden het klagtschrift door den schipper Hendrik Schoon over het onbehoorlijk gedrag van desselfs constapel, Arij Willemsz Decker, in de onderstaande termen overgeleevert:198
Aan de Edle. Heer Gesaghebber en de verdere Agtb. Raad aan Cabo de Goede Hoop.
‘Alsoo mij door den corperael, Josias Jacobus Sas, deese neevens gaande klagten van weegens den constapel, Willem Decker, op den 16 October deeses jaars zijn vertoont, waarin genoegsaam komt te blijke wat voor een persoon de constapel is, en dewijle hij zonder twijffel genoegsaam assurantie zal hebben om het selve te ontkenne, gelijk mij gebleeken is, in zee zijnde, dat zijn jonge op een tijt door hem weg gejaagt zijnde, en hij bij mij quam om daar van kennis te geeven en met een versogt om een ander te mogen hebben, ik hem tot andwoord gaf dat het beeter zoude zijn geweest dat hij dat nugtere smoeds hadde gedaan, alsoo ik sag dat hij werk genoeg had om regt op zijn beenen te staan, soo ontsagh hij zig niet met een groote assurantie te seggen: als ik nu dronken ben, dan ben ik altijt dronke; weijders dient tot UEds. narigtingh als dat mij jongstleeden op den 19 October van mons. Witwout, vrijman, deese nevensgaande klagten zijn voorgekomen, te weeten, als dat hij Witwout in zijn kist wilde gaan, en versogt hebbende aan de constapelsmaat, Gerrit Teunisze van Rensma, en den bosschieter. Hendrik Steevens Brinkman, om de behulpsame hand een weijnig aan hem te bieden, alsoo daar eenig goed in de wegh stont, zoo heeft den constapel de voorn. persoonen verboden om eenig behulp aan hem te doen, en gesegt indien hij volk wilde hebben, hij na boven konde gaan om ‘t selve te versoeken, het welke hij opstonts ook doen bij den opperstuurman, die daarop den onderstuurman De Vet na omlaeg stierde om de oude man te laten helpen, en wanneer de onderstierman in de kamer quam, zijde d’ constapel tot deselve: Comppagnies199 dienst gaat voor; als of den stierman niet en wist wat Compagnies dienst meede bragt, maar dewijl de stuurman wel sag dat hij constapel een partij noodloose uijt weegen sogt om de oude man te dwarsboomen, zoo ging deselve tot adsistentie van de meergemelde Witwout voort, waarop hij constapel soo quaadaardig was om teegens de vrijman zoo evengenoemt te seggen: gij bent een oude schelm en schurk; zonder eenige of de minste reeden, en alsoo daar geen een officier in de camer is, of daar word met eenparigheijd geklaagt van den constapel zijn beestiaal en godloos leeven, Zoo is ‘t dat ik mij selve genoodsaakt hebbe gevonden om UEd. daar kennis van te geeven, op dat zoo een quaad instrument met alle regeur200 tot exempel van een ander mag werden gestraft, zoo als UEds. en den verdere Agtb. Raad sal bevinden te behooren.’
‘(Onderstont) Waarmede verblijve met veel eerbiedigheijd UEds. volvaardige dienaar, (was getekent) Hk. Schoon. (In margine) Cabo de Goede Hoop, adij 26 October 1724.’
Het geene best gedagt is te stellen in handen van den pl. fiscaal, Adriaan van Kervel, ten eijnde te ondersoeken wat van deese saake zij, om dus na bevinding tegens denselven te kunnen procedeeren,201 schoon men niet zonder reeden verwondert was dat gemelte klagten niet eerder waren voortgebragt.202
Daar na geliefde den Heer Gesaghebber ter kennisse te brengen dat ‘s Comps. maguasijnen tegenwoordig van zoo ruijmen quantiteijt erweten en bonen voorsien waren, dat ër bij verderen aanvoer geen bequame plaats tot berging van dien meer zoude kunnen gevonden werden, gevende dierhalven in consideratie, gemerkt den tijt der leverantie dier graanen op handen schoot, of het niet met het meeste nut en den dienst der E. Comp. over eenkomstig zoude zijn dat met den ontfangst van erweten en boonen wierde gesupercedeert tot tijt ende wijle men bij aanschrijvens van Haar Hoog Edelens tot Batavia te weeten gekomen was in hoe verre de verwagt werdende retourscheepen, waar van men de eerste in de naastvolgende maanden November of December al te gemoet siet, alhier zullen moeten werden geprovideert, om sig na mate van het selve te kunnen reguleeren, en inmiddels door overvloediger aanbreng in geen verdere belemmering van plaats te geraken, welken aangaande gebesoigneert weesende, is vervolgens vastgesteld met de erweten en boonen op de voorgestelde wijse te handelen, zullende de ingesetenen ondertusschen werden aangesegt deselve tot dien tijt toe onder haar eijgen bewaringe te houden, ten eijnde men zig daarvan als dan ingeval van noodsakelijkheijd zoude kunnen bedienen, of te wel zoodanige andere mesures neemen als met den meesten dienst der E. Comp. over eenkomstig zijn zal, gelijk ook op de propositie van den Heer Gesaghebber beslooten is dat ër van deesen jaare geen gort meer in gereedheijd zal werden gebragt, ten aansien men van potspijse reets zoo veel in voorraad heeft, dat daarmeede een getal van 25 en meer scheepen voor ses maanden tijt zouden kunnen werden voorsien, het welk niet alleen volgens de ordre van onse Hoog Geagte Heeren en Meesteren en Haar Hoog Edelens tot Batavia was, maar selfs meer als deselve komen meede te brengen, is uijtmakende.
Na het welke door de E.Es. Kaje Jesse Slotsboo en Hendrik Swellengrebel wierd te kennen gegeven dat zijlieden ingevolge de op haar gedecerneerde commissie bij resolutie van den 17 deeser maand, met ende benevens de daarbij genoemde persoonen, ende ten overstaan van burgerraaden, zig hadden vervoegt ter plaatse die door gemelte burgerraden tot het opregten van een coornwatermolen was versogt, ende dat zij ondervonden hadden dat ër voor teegenswoordig geen swarigheijd zoude zijn, al waar ‘t dat ër selfs twee molens aldaar wierden opgeregt, maar dat ten aansien men niet konde verseekert zijn of ër in den droogen tijt geen meer gebrek van water weesen soude, door het welke als dan nadeel aan de molen der E. Comp. zoude toegebragt werden, zoo hadden zij dierhalven dienstig vermeijnd te zijn met het geven van schriftelijke consideratien tot gedagten tijt te vertoeven, omme dus met beeter fondament diesaangaande te kunnen berigten ‘t geen als wel gedaan en met den meesten dienst overeenkomende is aangemerkt geworden.
Werdende verders de onderstaande persoonen op het voorschrijvens der bediendens op Rio de la Goa in qualiteijt en gagie verbeetert,203 alsoo zommige derselver aldaar eenigen tijt als zoodanig behoorlijk hadden dienst gedaan, en andere haar verbonden tijt ten genoegen uijt gediend, namentlijk Hendrik van Werner van Gottenburg tot adsistent met ƒ20 per maand, onder zijn loopend verband; Eijmert Evertsz van Swartsluijs tot thuijnier met ƒ14 ‘s maands en een nieuw verband van drie jaren; Gerrit Pietersz de Boer van Wormer, mattroos tot ƒ12 ‘s maandelijx onder een nieuw drie jarig verband; Christoffel Oostwald van Bolsmit tot smit met ƒ14 per maand en een nieuw verband van drie jaren, sullende na expiratie van desselfs loopende aanvank neemen; Joost van Stroombergen als smit en slotemaker tot ƒ20, onder een nieuw drie jarig verband, het welke meede na expiratie van zijn teegenwoordig eerst aanvank neemen zal.
Laastelijk sijn gesien de schriftelijke consideratien ingevolge de resolutie van den 17 deeser maand door het geweesen opperhooft dier plaatse, Jean Michel, in de Fransche tale overgelevert,204 dewelke men beslooten heeft ter secretarije deeses Gouvernements te doen bewaren, om bij geleegentheijd sig daarvan te kunnen bedienen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare205
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 247-252.¶
Dingsdag den {17241107} 7 November 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Op de gedaane afvrage van den Heer Gesaghebber door de schippers der aanweesende scheepen ‘t Stadhuijs van Delft , Cats en Meijenberg ter vergaderinge betuijgt zijnde dat zijlieden den tijt hares verblijfs alhier voor hunne onderhebbende bodems tot genoegen hadden genoten de vereijschte ververssingen van goed en deugtsaam vleesch, brood en groente, mitsgrs. dat haar tot vervorderinge der verdere reijs niets meer mancqueerde, als alleen dat den schipper Michiel van Markel, ter oorsake van desselfs lange reijs en wijnige dooden, versoek deede om 1000 lb. rijst, zoo wierd haar door Zijn E. verders voorgehouden wanneer zij vermijnden in staat te sullen weesen om naar Batavia voort te stevenen, op het welke gemelte schippers vervolgens geantwoord hebbende dat zulx bij bequaam weer en wind op Woensdag der 15 deeser maand soude kunnen geschieden, heeft men dierhalven naar deliberatie goedgevonden dat die bodems ten voorsz dage van hier zullen gedimitteerd, en aan ‘t schip Cats de versogte 1000 lb. rijst verstrekt werden.
Daar na is geleesen geworden het reqte. door den ondercoopman, Cornelis Engelsen, in de volgende bewoordinge overgeleevert:206
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met veel eerbied UE. E. Agtb. seer needrigen dienaar, Cornelis Engelsen, ondercoopman in dienst der E. Comp., hoe hij supplt. volgens bekomene permissie van Haar Hoog Edelens tot Batavia niet alleen desselfs voorgenomen huwelijk alhier heeft komen te voltrecken, maar ook door de gunstige toestemming van UE. E. Agtb. op desselfs versoek geobtineert omme tot het depart der presente paasscheepen zig alhier te mogen blijven ophouden, ende ten aansien des supplts. saken tegenswoordig hier ter plaatse afgedaan zijn, versoekt hij eerbiediglijk dat UE. E. Agtb. denselven gelieven te permitteeren benevens zijn huijsvrouw en kind met het schip Meerhuijsen na Batavia te mogen overvaaren, ende zulx buijten betalinge van transport en costgeld, gelijk den supplt. van voorn. Haar Hoog Edelens bij de herwaarts reijse heeft verkreegen gehad, als meede dat UE. E. Agtb. insgelijx gelieven toe te staan dat onder voldoening van transport en costgeld tot behulp zijner huijsvrouw meede mag overvaaren des supplts. slavin, Maria van Bengalen, met haar kind.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Op welkers inhoude gebesoigneert en aangemerkt zijnde dat voor zoo veel men bewust is, gemelte Engelsen zoo wel als desselfs huijsvrouw en kind door de gunst van Haar Hoog Edelens tot Batavia buijten voldoeninge van kost of transport geld herwaarts aangesonden zijn, Zoo is gevolglijk om die reeden verstaan denselven benevens zijn familie te accordeeren omme zonder betaling van kost of transport geld met het schip Meerhuijsen na Batavia te rug te mogen keeren, dog voor de meede te neemene slavin met haar kind, sal het selve alvoorens in ‘s Comps. cassa moeten werden voldaan.
Vervolgens geliefde den Heer Gesaghebber te kennen te geeven hoe hem al diverse malen klagten waaren te vooren gekomen dat seekeren Pernackan207 Chinees, Kiesot gent., dewelke bij resolutie van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering,de dato4 Junij 1715, over verscheijde vuijle bedriegerijen en gesuspecteerde huijsbraken voor altoos na deesen uijthoek, omme de ses eerste jaaren in de ketting en de resteerende tijt buijten deselve op het Robben Eijland dienst te doen, gebannen was,208 en die sig ‘t seedert eenigen tijt op pretext van siekte van gedagte eijland had weeten te ontsteelen, en dus alhier blijven ophouden, ter deeser plaatse weeder die selfde gangen insloeg, sijn werk van niets anders makende als deesen en geene op een onbehoorlijke wijse te bedriegen, door welke quaade middelen hij alleenig aan de kost geraakte, weshalven Zijn E. daar benevens in consideratie, gaf of gemelte Kiesot in voldoeninge van desselfs vonnis niet weeder na het Robben Eijland behoorde gesonden te werden, ofte wel op een andere wijse ter saake van zijn quaade daaden gestraft, welken aangaande geraatpleegt zijnde, is best gedagt voorn. Kiesot als een schadelijk instrument, dewelke niet anders als quaad en onrust op dat eijland zoude kunnen uijtrigten ende te weeg brengen, liever weeder op nieuws in de ketting te doen klinken, omme dus nevens andere vagabonden aan de nieuwe battereij ten dienste der E. Comp. te helpen arbeijden, immers tot tijt ende wijle desselfs gemaakte schulden zullen zijn betaalt.
Laastelijk is aan den burger Abraham Hartog209 ten zijnen versoeke toegestaan om aan den meede burger, Gerrit van der Linde,210 te mogen verkoopen seeker onbebouwt huijs erf in deese Tafelvalleij geleegen, dewijl het selve volgens de ordre behoorlijk met een muur omtogen staat, zonder dat hij vermogens is de timmeringe verder, voort te setten, het geene nogtans door den cooper aanstonts sal moeten geschieden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.211
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] N. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 253-260.¶
Dingsdag den {17241114} 14 November 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Ter ordre van den Heer Gesaghebber de schippers der nog hier vertoevende scheepen Meerhuijsen , ‘t Hof niet altijt Winter en d’ Uno ter vergaderinge verscheenen, en afgevraagt zijnde of haare genotene ververssinge ter deeser plaatse van brood, vleesch en moeskruijden was geweest van de vereijschte deugtsaamheijd, of haar nog ietwes tot de verdere reijse mancqueerde, en wanneer deselve zoude kunnen ondernomen werden, soo betuijgden gemelte schippers gesamentlijk wat aanging de ververssing dat zij die volkomentlijk ten haren genoege hadde genooten, gelijk haar ook tot voortsetting der Batavisse reijse niets meer ontbrak, en dat zij gevolgelijk staat maakten op Maandag den 20en deeser loopende maand in gereetheijd te zullen kunnen zijn om den steeven na derwaarts te wenden, versoekende den schipper Daniel Overbeek eenelijk dat hem tot supplement der langduurige vojagie uijt het vaderland tot aan deesen uijthoek, mogte werden toegevoegt een last of 3000 lb. rijst en 4 mudden boonen, nademaal hij niet meer dan 38 sacken gort hadde overgehouden, zoo als zulx bij den inventaris der opneem ende overgave van zijnen onderhebbenden bodem quam te blijken, gelijk den schipper Abraham van den Busschen om die selfde reedenen meede versoek tot genietinge van 1000 lb. reijst deede, over het welke geraadpleegt weesende, is vervolgens goedgevonden en verstaan dat men die kielen ter voorn. tijt sal doen monsteren en reijsvorderen, als meede dat de versogte verstreckinge bij deesen sal werden geaccordeert; dog ten aan sien bij den voorsz inventaris of verklaaring van expresse gecommitteerde schippers nopende den opneem der goederen van het schip Meerhuijsen , onder anderen meede quam te blijken dat in dien bodem geene der in ‘t vaderland meede gegevene penningen tot inkoop van ververssinge, dewelke onder bewaringe van den schipper Leendert d’ Anvers berust hadden, bij desselfs overleijden waren te vinden geweest, wierd den schipper Daniel Overbeek verders door den Heer Gesaghebber voorgehouden of hij ook swaarigheijd zoude maaken zonder toevoeging derselver van hier te vertrecken, ‘t geen door hem met neen beantwoord wordende, is dierhalven wijders vastgestelt geen ververs gelden aan dat schip alhier af te geeven.212
Na het welke den Heer Gesaghebber ter vergadering[e] produceerde het schriftelijk rapport of dagregister door den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, op desselfs slegt uijtgevallene togt naar de omheen leggende Hottentots tot inruijlinge van eenig vee ten behoeve der E. Comp., gehouden,213 ‘t geen verstaan is bij de leeden des Raads ter lectuure rond te senden, om de gedagten dies te beeter te kunnen laten gaan wat van de verarming der gemelte Hottentotten moet geoordeelt werden, en hoedanig men best het nodige rundvee in ‘t vervolg ten dienste der E. Comp. sal kunnen bekomen.
Daar na gaf den Heer Gesaghebber te kennen dat den burger Pieter Wion aan Zijn E. versoek hadde gedaan omme buijten betaling der gewoone boete van 50 Rds. uijt het Stellenbosche district op dit Caabse te werden overschreeven, gevende dierhalven daarneevens in overleg of zulx behoorde geaccordeert te werden, ‘t geene naar deliberatie van ja is geoordeelt, als zijnde gemelte Wion teegenswoordig een van ‘s Comps. gecontracteerde slagters, die sig daarom overal tot bekoming van het noodige vee in het land moeste ophouden, behalven dat hij na expiratie van den pagt tijd en leverantie aan de E. Comp. mogelijk tot behoorlijke kostwinning wel weer genoodsaakt werden konde zig onder voorn. district van Stellenbosch te begeeven, als wanneer hij nogmaals 50 Rds. soude moeten voldoen, ende oversulx dubbeld betaalen, daar ‘t selve egter wel ingesien, nu moeste werden aangemerkt als door hem principalijk ten dienste der E. Comp. versogt te werden.
Vermits het veelmaals gebeurde dat den substitut landdrost benevens eenige veldwagters tot het verrigten van deese of geene saaken, ‘t uijtvoeren van exploicten, mitsgaders opsoeking van latirerende vagabonden of andere deugnieten, alomme ten platten lande moesten omrijden, ende sig een geruijmen tijd hier en ginder ophouden, in welke verrigtinge het dan ook dikwils gebeurde dat zij tot maintien ende bevorderinge der justitie hulpe van nooden, en aan veele dingen gebrek hadden, soo geliefden den Heer Gesaghebber diesweegens in consideratie te geeven of het niet ten meesten dienste der E. Comp., bevordering van het regt, ende ten nutte van deeses Gouvernements ingeseetenen in ‘t algemeen zoude komen te strecken dat alle ende een igelijk derselver wierde versogt, en voor soo veel desnoods expresselijk gelast ende geordonneert gemelte substitut met sijn gevolg en helpers in het uijtvoeren hunner exploicten voortaan in alles (des versogt werdende) de behulpsame hand te bieden, ‘t sij met wagens, paarden, mondkost, aanweijsing van weegen of persoonen, ofte andersints, waarinne deselve eenige adsistentie mogten komen te requireeren, ‘t geen als een dienstige saak is aangemerkt ende dierhalven gearresteert dat zulx bij een schriftelijke ordre sal werden vervat ende die aan den landdrost afgesonden, omme bij het uijtsenden van den substitut sig daar van te kunnen bedienen.
Zijnde ten versoeke van den burger Jan van Ellewe214 denselven ook weeder tot geregtsboode over Stellenbosch en Drakensteijn aangesteld in plaatse van in vrijdom gelargeerden boode, Isaacq Dalgue.215
Dewijl dit jaar weeder sterk na het eijnde liep, ende dat gevolglijk den tijt van het verleenen der permissie briefjes tot het halen van brandhout op handen begon te schieten, zoo wierd door den Heer Gesaghebber al wijders te kennen gegeven dat niet tegen staande de groote schaarsheijd van dien in dit Gouvernement, egter veele deeser ingesetenen de gedagte licentie briefjes, dewelke niet verder als tot noodig huijsgebruijk voor een igelijk wierden verleend, seer quaamen te misbruijken, met het gehaalde hout boven eijgen noodwendigheijd door haare slaven publicquelijk langs de straaten te doen verkoopen, ja selfs sig niet ontsiende zulx tegens de expresse ordres uijt haare huijsen te doen, door het welke ‘t gebrek van brandstoffe hoe langer hoe meer stond toe te neemen, ten aansien een ider soo doende, maar rooijde en haalde soo veel als hem mogelijk was, sonder op de gevolgen in het minste te letten, diesweegens daar beneevens in overweeginge gevende of teegens dat misbruijk, ‘t geen al soo veele jaaren in swang hadde gegaan, niet behoorde te werden voorsien, en inmiddels die briefjes met soo ‘n spaarsamen hand als doenelijk was uijtgedeelt, op dat het nog wijnig overgeschotene houtgewasch niet verder geruineert, maar in teegendeel weeder behoorlijk tijt van aanwasch mogte gegeven werden, waar omtrent met aandagt gebesoigneert zijnde, is vervolgens gearresteert en vastgestelt dat aan alle ende een igelijk deeser ingesetenen bij placcaat expresselijk sal werden geinterdiceert en verbooden voortaan geen brandhout dat zoodanig van ‘s Comps. grond op bekomene licentie is gehaalt, meer aan malkanderen te verkoopen, op paene van 20 Rds. voor de verkoopers, zoo meenigmaal daarop agterhaald sullen werden, waar en boven de slaven die teegens de zoo dikmaalige herhaalde ordres zig niet ontsien op ongeoorlofde plaatsen hout te halen, behalven de voormaals gestatueerde boetens, in ‘t vervolg nog voor den tijt van een geheel jaar ten dienste der E. Comp. aan de gemeene werken zullen werden gebruijkt, ‘t zij dat zulx is geschied met of zonder kenniss van haare meesters, om dus alle frivoole uijtvlugten en ontkentenissen soo veel doenelijk voor te komen, sullende de booven genoemde boetensa usuverdeelt, ende ook aan niemand geen permissie briefjes tot het ro[o]jen van brandhout meer gegeven werden, als de geene die men weet dat het selve tot eijgen gebruijk besteeden.
Op het gedaane versoek van den Eerw. predicant, Petrus Kraan,216 bescheijden op het altans hier aanweesende schip ‘t Hof niet altijt Winter , is aan denselven geaccordeert alhier eenigen tijt te mogen blijven vertoeven, ten eijne desselfs voorgenomen huwelijk met de wed, van den cassier, Francois Poulle,217 naar vereijsch te kunnen voltrecken.
Laastelijk sijn ter vergaderinge nagesien de negotie en zoldij boeken deeses Gouvernements, d’ ais. 1723/24, komende bij eerst genoemde te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben bedragen een zomma van ƒ307,943:3:8, en daar en teegens de suijvere winsten ƒ101,664:16:8, invoegen de winsten dit jaar minder als het voorleedene hebben gerendeert een zomma van ƒ2,479:16:-, maar daar en teegens ook de lasten een considerabel bedragen van ƒ69,519:3:8.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.218
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 261-265.¶
Donderdag den {17241123} 23 November 1724, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle present.
Naar lecture der ingekomene missive van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering,de dato26 September jongstleeden,220 per de op gisteren gearriveerde ses retourbodems aangebragt, ten welken eijnde de vergaderinge door den Heer Gesaghebber expres belegt was, produceerde Zijn E. de onderstaande verklaaring door de schippers Nicolaas Langeveld en Daniel Overbeek verleend, als door hem expresselijk tot het visiteeren van een der oude landsboots gecommitteert geweest:221
‘D’ E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements.’
‘Hebbende volgens UE. ordres geassisteert met onse opperscheepstimmerlieden, naaukeurigh gevisiteert een van ‘s Comps. hier sijnde oude ‘s landsboot, of deselve nog van eenig gebruijk mogte zijn, of de koste mogte waart zijn om die nog te doen repareeren, Zoo is dat na een goed ondersoek, wij de gemelde ‘s Comps. boot bevonden hebben onbequaam te zijn tot eenige dienst, en niet waardig daar eenige kosten meer aan te doen; vermeenende hiermeede de ordres van d’ E. Heer Gesaghebber te hebben volbragt, gevende dit derhalven over voor een schriftelijk rapport.’
‘(Onderstont) Aan Cabo de Goede Hoop, den 17 November 1724. (Was getekent) N. Langeveld, D. Overbeek. (In margine) Als timmermans, (en getekent) X, (daarnevens stont) dit is het merk van Cornelis Rave, Pieter van Velpen.’
Uijt dewelke komende te blijken dat gemelte boot ten eenemaal onbequaam ende de reparatie niet meer waardig was, Zoo is dierhalven dan ook beslooten dat deselve zal werden gesloopt ende tot brandhout ten dienste der E. Comp. geapproprieert.
Bij resolutie van den laatsten October passo. goedgevonden zijnde dat ër geen erweten of boonen ten behoeve der E. Comp. alhier meer zouden werden ingeslaagen tot ër tijt men van Batavia berigt bekomen hadde in hoe verre de verwagt werdende retourscheepen ter deeser plaatse van potspijse souden moeten werden geprovideert, ende dewijle nu bij het seer geeerd aanschrijvens van Haar Hoog Edelens van den 26 September voornt. onder anderen meede quam te blijken dat niet alleen de aanweesende retourbodems voor de geheele thuijs reijse waren gevictualieert, ende oversulx alhier van niets anders als de gewoone ververssingen dienden versorgt te werden, maar dat welgemelte Haar Hoog Edelens ook staat maakten dat de verdere retourvloot, zullende behalven ses over Ceijlon komende, uijt een getal van 18 scheepen bestaan, insgelijx genoegsaam van cadjang en boonen zouden kunnen werden voorsien, met recommandatie derhalven van alhier het noodige voor zoo veel bodems te besorgen, zonder al egter een duuren inkoop van boonen of erweeten te doen, soo geliefde den Heer Gesaghebber om die reedenen in consideratie te geeven hoedanig ër als nu best met het ontfangen van die veltvrugten diende te werden gehandelt, welken aangaande geraatpleegt zijnde, is naar deliberatie verstaan dat men in selver voegen sal blijven volherden met de erweeten en boonen onder de eijgen bewaringe deeser ingesetenen te laten blijven berusten, als bij het gedagte besluijt van ulto. October is ter needer gestelt, met uijtrecking van tijt tot de aankomst der retourvloot, om als dan te sien of men deselve benoodigt zal weesen ofte niet, ende ten aansien daar bij ook vastgesteld is dat ër deesen jaare geen gort meer in gereetheijd sal werden gebragt, zoo wierd door den Heer Gesaghebber verders voorgesteld of men daarom ook met den ontfangst van garst niet behoorden op te houden, het welke insgelijx van ja is geoordeelt, uijtgenomen de geene die reets besprooken, ofte waar van al ordonnantien verleend zijn.
De aanbestedinge der leverantie van versch vleesch en levendige schaapen ten behoeve van ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &ra. op pmo. Februarij naastvolgende, om in te gaan met den eersten Maij daaraan, wederom staande te geschieden, Zoo is vervolgens meede gearresteert dat tot notificatie van dien alomme biljetten sullen werden geaffigeert, op dat een igelijk daar van tijdig kennisse hebbende, bij geneegentheijd tot den aanneem zig dies te beeter in staat soude kunnen stellen om de nodige preparatie, die ër tot soo een gewigtigen omslag vereijscht werden, ‘t zij met den inkoop van vee als andersints, in gereedheijd te brengen.
Laastelijk is geleesen geworden het reqte. door den burger Paulus Artois in de volgende bewoording overgeleevert:222
Aan den L. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen UEd. Agtb. nedrigen dienaar, den burger Paulus Artois, hoe hij supplt. met voorkennisse van den Heer Gesaghebber heeft laten meeten seeker stuk huijs erf, geleegen in deese Tafelvalleij in ‘t blok 00, en aldaar no. 2, ter groote van neegenthien quadraat roeden en 114 do. voeten, voorts in sijn figuur als bij het g’annexeerde caartje door den landmeeter daar af geformeerd, werd aangetoont, en ten aansien den supplt. g’inclineert is ‘t voorsz erf met den eersten te betimmeren, zoo neemt hij de libertijt sig te keeren tot UEd. Agtb. met onderdanig versoek dat het van derselver goedheijd mogte zijn dikwils gen. erf aan denselven gunstiglijk in eijgendom te verleenen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Aan wien, verstaan is, het versogte stukje huijs erfs ter groote van 19 quadraat roeden en 114 do. voeten in eijgendom te verleenen, mits dat hij het selve volgens de ordre ten eersten zal moeten betimmeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.223
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 266-277.¶
Dingsdag den {17241205} 5 December 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
De schippers der presente retourscheepen Heesburg , Borsselen , Goudriaan , Opperdoes , Astrea en Susanna ter ordre van den Heer Gesaghebber ter vergaderinge verscheenen, en afgevraagt zijnde of haar bereijts niet al het geene was gesuppediteert dat tot het in staat stellen haarer onderhebbende bodems vereijscht wierde, en wanneer zij gevolglijk oordeelden dat de rheijse van hier na het lieve vaderland ten meesten dienste der E. Comp. zoude kunnen ondernomen werden, zoo antwoorden gem. schippers op het eerste van ja, dat namentlijk alles wat tot het klaarmaaken hunner scheepen behoorde, aan haar ten genoege was verhandrijkt en dat zij oordeelen dat de Patriase reijse op den 10 Januarij aanstaande met de meeste gevoegelijkheijd zoude kunnen werden aangevangen, weshalven dan ook naar deliberatie verstaan is dat men die kielen ten voorsz dage zal laten reijsvorderen, als meede dat aan deselve tot meerder verquicking der manschap op die vojagie ten versoeke der gemelte schippers ider anderhalve maand provisie zal werden verstrekt, te weeten een derde erweeten, een derde boonen, en een derde gort, gelijk verders op de gedane vraage van den wimpelvoerder. Reijnier Hijpe, of ër van de scheepen onder zijn gesag bescheijden, alhier geen nader ordres als haar tot Batavia van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering waren ter handen gestelt, van onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren berustende waren, aan hem door den Heer Gesaghebber is gerepliceert van neen, maar dat egter, dewijl wel gemelte Haar Hoog Edelens bij haarlieder depart van de constitutie der Oost Endische saken in Europa nog niet hadden kunnen verstendigt zijn, ende oversulx niets van het selve bij de meede gegevene instructie ter needer stellen, men haar wel konde waarschouwen van sig naukeurig te hoeden voor alle scheepen varende onder de Oostenrijkse vlag, om daar van niet onvoorsiens overvallen te werden, van het welke men haar tot meerder gerustheijd een opene memorie soude ter handen stellen voor soo veel men alhier van de gesteldheijd der gemelte saken kennisse hadde.225
Waar na door den Heer Gesaghebber aan de leeden des Raads wierde voorgestelt of haar geduurende den tijt dat de administratie der saaken deeses Gouvernements in zijne handen hadden geweest, iets omtrent den dienst der E. Comp. was te vooren gekomen het geene niet naar vereijsch ende de ordre was behandelt geworden, op het welke eenpariglijk van neen geantwoord weesende, zoo voegde Sijn E. derhalven verders daarbij of den Raad als dan zoude kunnen goedvinden bij het nu afgaande schrijvens het selve favorabel aan onse Hoog Agtb. Heeren Majores voor te dragen, ‘t geene door de gesamentlijke raadsleeden seer gaarne en met genoegen is toe gestemt.226
Na het welke men is getreeden ter lectuure van het reqte. door den burger Christoffel Hazewinkel227 in de onderstaande bewoordinge overgelegt:
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met schuldige eerbied te kennen UE. E. Agtb. seer needrigen dienaar, Christoffel Hasewinkel, burger deeser Colonie, hoe hij supplt. tot het verrigten eeniger saken noodwendig personelijk in het vaderland werd vereijscht, dierhalven de vrijheijd neemende UE. E. Agtb. op ‘t onderdanigst te versoeken dat deselve aan den supplt. gelieven te permitteeren omme met een der scheepen van de verwagt werdende retourvloot onder betalinge van behoorlijk transport en costgeld na derwaarts over te vaaren, namentlijk voor zijn persoon alleen, sullende desselfs huijshoudinge en familie onder permissie van UE. E. Agtb. zoodanig door den supplt. gelaaten werden als die sig teegenswoordig bevind.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Over welkers inhoude gebesoigneert weesende, is best gedagt alvoorens besluijt diesweegens te neemen, dat den meede burger Jan Fredrik de Litsz228 sal werden gehoord, ten eijnde denselven niet te verkorten in zijn regt, het geen hij tegens voom. Hazewinkel uijt kragte van seeker vonnisse door den E. Agtb. Justitieelen Raad tot Batavia ten zijnen voordeele verleend, zoude vermeijnen te hebben.
Verders is ook geresumeert het versoekschrift door den burger Anthoni Visser229 in de onder gespecificeerde termen geproduceert:
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, beneevens den E. Agtb Raad van Politie deeses Gouvemements.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met schuldige eerbiedigheijd te kennen Anthoni Visser, behuwd neef van wijlen Maria Schreurs,230 laast wed. Jan Hendrik Vlok,231 hoe dat hij supplt. in den E. Agtb. Justitieelen Raad omtrent seeker proces teegen Heeren weesmeesteren, belangende der overleedene wed. boedel,232 door zijn qualijk verstaan en onkunde zaaken de proceduuren aangaande, had gerenuntieerd van verdere productie, dierhalven versogte dat zijn onweetentheijd hem mogte werden geexcuseert, en van die ommissie gereleveert, met gants onderdanig versoek dat hem admissie mogte werden verleend de drie stux verklaaringen t’ zijner requisitie door de daarbij genoemde persoonen, hier annex, naar de voorsz renuntiatie verleend, bij den processe voor de uijtspraake mogten werden geannexeert. om te dienen zoo ‘t behoord.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was getekent) Antoni Visser.’
Het geene insgelijx verstaan is dat benevens de geannexeerde verklaaringen copielijk sal werden gestelt in handen van weesmeesteren deeser plaatse, op dat deselve soude kunnen dienen van haar teegenseggen, bij aldien sij ietwes tegens het versogte relief mogten willen inbrengen.233
Soo als meede naar lectuure van het reqte. door Grisilla van de Caab, huijsvrouw van den burger Jan Staverinus, vervat in de naarvolgende uijtdruckingen:234
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met veel eerbied UEd. Agtb. seer needrige dienaresse, Grisilla van de Caab, huijsvrouw van den burger Jan Staverinus, hoe onder ‘s Comps. leijfeijgenen in de logie alhier sig nog komt te bevinden der supplte. dogter, met naame Maria van de Caab, oud omtrent seven jaaren, ende ten aansien de supplte. deselve gaarne van haare slaafse dienstbaarheijd bevrijd sag, om daar door geleegentheijd te hebben van haar op een ordentelijke wijse volgens de pligten van een moeder op te kunnen brengen, soo gebruijkt zij de vrijheijd zig te wenden tot UEd. Agtb., oodmoedig versoekende dat de goedheijd gelieven te hebben haar voorn. dogtertje uijt slaverneij te ontslaan ende in vrijdom te stellen, zijnde bereijt een gesonde en kloeke mansslaaf, gent. Carel van Bengale, in haar plaats aan de E. Comp. over te geeven, ofte wel eenige andere voldoening zulx als UEd. Agtb. dat zullen gelieven goed te vinden, gelijk den supplte. UEd. Agtb. ook nog op ‘t onderdanigste smeekt dat haar jongste dogtertje, Johanna van de Caab gent. en meede in voorm. logie bescheijden, uijt consideratie haarer jonkheijd, als maar den ouderdom van drie jaaren bereijkt hebbende, uijt haare slaverneij mag werden ontheft, ende goedgunstiglijk aan de supplte. in vrijdom geschonken.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Beslooten is het daarbij gedane versoek te accordeeren voor soo veel aangaat haar oudste dogter, met name Maria van de Caab, mits dat de slaaf die in derselver plaats aan de E. Comp gegeven werd, gevisiteert en van de vereijschte hoedanigheijd werde bevonden.
Ook heeft men gesien het versoek van Anna van de Caab, huijsvrouw van den burger Jan Jansz van Beulen, zijnde van inhoud als volgt:235
Aan de E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met veel eerbied UEd. Agtb. seer needrige dienaresse, Anna van de Caab, huijsvrouw van den burger Jan Jansz van Beulen, hoe onder ‘s Comps. lijfeijgenen in de logie alhier zig als nog bevind der supplte. dogter, Anna gent., oud omtrent 9 jaaren, en dewijl de supplte. die seer gaarne van haare slaafse diensten bevreijd sag, als deselve in een beeter manier van leven tragtende op te trecken, soo neemt zij de vrijheijd UEd. Agtb. met alle onderdanigheijd te versoeken de goedheijd te willen hebben haar voorn. dogter uijt slaverneij te ontslaan ende gunstelijk in vrijdom te stellen, zijnde bereijd een kloeke en gesonde mansslaaff, met name Januarij van Mallebaar, in haar plaats aan de E. Comp. in eijgendom over te geeven, ofte wel eenige andere voldoening zulx als UEd. Agtb. dat zullen gelieven goed te vinden.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
En is naar gehoudene raadpleginge insgelijx goedgevonden dat de dogter der supplte. uijt slaverneij zal werden ontheft, onder gelijke conditie egter als van de voorgaande is gesegt, nademaal de E. Comp. ongelijk meer dienst van goede mansslaaven als diergelijke kinderen hebben kan.
Laastelijk is nog vastgesteld dat met ijder der aanweesende retourscheepen twee impotenten na het vaderland zullen werden overgesonden, gemerkt de scheepsoverheeden betuijgden dat zulx sonder hunne hindernis geschieden konde.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel dc Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.236
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 277-287.¶
Dingsdag den {17241212} 12 December 1724, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Is op de propositie van den Heer Gesaghebber goedgevonden en verstaan dat eenige goederen nu jongst met den hoeker de Zeepost van Rio de la Goa herwaarts aangebragt, per het aanweesend retourschip Heesburg naar het vaderland sullen werden voortgesonden, namentlijk 6 lb. amber, bestaande in 72 stux, 121 ps. copere staaven, 4 sacken met sand, 1 bos Mosambicqse coralen, 1 bos groote geele do., 1 bos kleijne donker blaauwe do., 1 bos witte do., 1 bos hemels blaauwe do., 3 carbassen, gemt. no. 1, 2 en 3, met monsters van aloe, 1 loot min 12 grijn stofgoud.
Vervolgens wierd door Zijn E. te kennen gegeven hoe men nu eenigen tijt herwaarts differente malen ondervonden hadde dat sommige baldadige zig niet hadden ontsien ‘s Comps. zeijn vlagge, kruijt en andere benodigtheeden op den Leeuwen Cop bewaard werdende, te roven en plunderen, door het welke was veroorsaakt dat de vereijschte schooten en vlaggen niet bij tijts hadden kunnen werden gedaan en vertoont, tot geen geringe ongerustheijd voor de aannaderende retour en andere scheepen, gevende dierhalven daar benevens in consideratie of daar teegens niet behoorde voorsien te werden, ten aansien het van de uijterste noodsakelijkheijd was dat ër een goede toesigt wierde gehouden wanneer eenige scheepen hier onder de wal quamen te naderen, op dat men daar van tijdig kennisse bekomen konde, het welke egter ook dikwils door de traag en nalatigheijd der vlaggelieden de wagt op den Leeuwencop houdende, was versuijmt geworden. Waar over gedelibereert zijnde, zoo is gearresteert en beslooten dat alle ende een igelijk deeser ingeseetenen bij billietten sal werden geinterdiceert voortaan wel sorge te dragen dat den Leeuwen Cop bij nagt door niemand werde genadert ofte beklommen, onvermindert nogtans de vrije passagie na agter de cloof, op paene dat de geene die daar op werden agterhaald, metter daad zullen werden geapprehendeert en na merite van de sake gestraft, als meede dat voor de gemelte vlaggelieden een behoorlijke instructie sal werden geformeert, waarna zij sig zullen hebben te reguleeren, soo in het waarneemen haarer wagten op de cop, als ingevalle wanneer imand hun bij nagt zoude willen overvallen ofte eenige ongelegentheijd of geweld aandoen, tot weeringe van het welke men haar bereijts het vereijschte geweer hadde ter handen gestelt, gelijk ook tot meerder faciliteering van die goede oogmerken het vlaggemans huijsje ter ordre van den Heer Gesaghebber reets was gerepareert en tot lijfberging en verblijf bequaam gemaakt.
Waar na door den Heer Gesaghebber wierde geproduceert het onderstaande rapport, door den baas metselaar, Hendrik Meijer,238 en die der timmerlieden, Arnout Ruijgrok,239 aangaande het labboratorium240 van ‘s Comps. hospitaal, dat zij ter ordre van Zijn E. ten overstaan van den capitain, Kaje Jesse Slotsboo, hadden gevisiteerd, verleend:241
‘De ondergetek. ter ordre van den Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, ten overstaan van den Heer capiteijn, Kaje Jesse Slotsboo, sig vervoegt hebbende bij het laboratorium van ‘s Comps. hospitaal alhier, ten eijnde te visiteeren welke defecten sig aan het selve bevonden, verklaaren na ondersoek de muur op eenige plaatsen gescheurt gevonden te hebben, ‘t geene w’ oordeelen dat voor eerst best sal kunnen werden geholpen met gedagte scheuren wel te stoppen en toe te strijken, om te sien of het werk zig als dan niet weeder zoude komen te ontsetten, in welk geval het dan noodsakelijk zal zijn dat ër een beer agter teegens aan werde gebragt, en het fondament behoorlijk gevisiteert, om te kunnen sien waar aan het haperen mogte.’
‘Waarmeede w’ gedenken aan de intentie van UEd. voldaan hebben, en sullen derhalven deese laten dienen voor eerbiedig rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 11 December 1724. (Was getekent) Hendrik Meijer, Arnout Ruijgrok.’
Over het welke geraadpleegt weesende, is het besluijt gevallen dat met het voorseijde labboratorium242 volgens dies inhoude sal werden gehandelt.
Soo als verders ook naar lecture der overgeleverde nominatie en het reqte. van kerkenraade aan Stellenbosch , zijnde het laatste van bewoordinge als volgt:243
Aan - - - de Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Caabse Gouvernements &ra., mitsgaders aan d’ E.E. Agtbare Heeren van de Politie.
‘E.E. Agtb. Heer Gesaghebber en Heeren,’
‘Den 19 Januarij jongstleeden en heeden in onse kerkelicke vergadering voorgedraagen wat middelen uijt te vinden om onse nieuwgebouwde kerk te onderhouden, Zoo is voorgeslaagen dat het oude kerkhof, reets in eijgendom van de kerk, daartoe konde dienen, wanneer kerkenraad permissie had van UE. E. Agtb. om het ten haaren voordeele te mogen verkoopen, te weeten de 3/4 die niet met lijken belegt zijn. Hierom is ‘t dat de supplten. needrig versoeken dat ‘t den E. Heer Gesaghebber benevens den E.E. Agtb. Raad gelieven mogt ons zulx toe te staan; zoo soude de kerk daar uijt soulaas hebben, en de vreese voor brand uijt het met groote ruijgte bewasse kerkhof verdwijnen, die dan wel tot de digt bij gelege huijsen konde overslaan.’
‘Daar en boven dat kerkenrade de magt vergunt wierd om graven in de kerk te mogen verkoopen en transporteren na het voorbeeld van de verleende magt aan kerkenrade van Cabo.’
‘Bij het afgaan van Jan Ellewe, den koster, so hadden we gedespicieert voor deselve bedieninge de persoon van Adam Albertijn,244 met ootmoedig versoek dat ‘t UE. Eds. en Agtbare behagen mogte om die persoon tot die bedieninge te approbeeren.’
‘’t Welk doende &ra. (Was getekent) Henricus Beck, N. van den Heuvel. J. d. Langen, Anthonij Faure, Jan Nel. (In margine) Stellenbos , in onse kerkevergadering. 1724/9 December.’
Goedgevonden is haarlieder gedane electie245 van Jacques Mallang tot ouderling in plaatse van den afgaande Nicolaas van den Heuvel bij deesen te approbeeren, als meede uijt het dubbeld genomineerd getal in steede van den uijtgedienden diacon, Anthonij Faure, te eligeeren Dirk Uijsch,246 en aangaande haar versoek om een gedeelte van het kerkhof te mogen verkoopen, dat zulx zal werden toegestaan, zoo wel als het debiteeren der graven op de voorgestelde wijse, werdende daar en boven de aanstelling van Adam Albertijn tot koster dier kerke meede geaggreeert.
Zijnde de electie van kerkenraade aan Drakensteijn in den persoon van Harmanus Bosman247 voor den afgaande Francois du Toit248 ook geapprobeert, en in plaatse van de uijtgediende diaconen, Jacob de Villiers en Charles de Marais, daar toe weeder verkooren Steeven de Marais249 en David de Villiers.250
Sullende gemelte kerkelijke collegien wijders werden aangeschreeven dat ër om goede redenen deesen jaare weederom geen commissaris politicq na de buijten districten sal werden afgesonden, invoegen zijlieden sorge sullen moeten dragen dat de kerke reecq. der arme penningen ten spoedigste aan den Heer Gesaghebber en deesen Raad werden overgesonden, om volgens de usantie aan onse Heeren en Meesters te kunnen werden bedeelt.
Verders zijn in plaatse der afgaande weesmeesteren, Philip Rudolph de Savoje,251 Fredrik Russouw252 en Johannes Caspar Rigter, weeder aangestelt Johannes Thobias Rhenius, Johannes Blankenberg253 en Johannes Needer;254 en voor de uijtgediende burgerraaden, Mattheus Bergsted en Hendrik Oostwald Eksteen, Gijsbert la Febre en Daniel Phijl;255 mitsgaders tot heemraaden van Stellenbosch en Drakensteijn , in plaatse der afgaande Jacobus de Lange, Jan Nel, Francois du Toit en Jacob Therond,256 tot heemraden van Stellenbosch Johannes Louw en Johannes Botma,257 en voor Drakensteijn Theunis Bota258 en Wouter de Vos.259
Ingevolge het raadsbesluijt van den 5 deeser maand, den burger Johan Fredrik de Litsz ten belange van het versoek van den meede burger Christoffel Hazewinkel omme te mogen repatrieeren, gehoort, en door denselven betuijgt weesende dat hij daarin niet konde toestemmen zoo lang het proces tusschen haarlieden nog niet te vollen geeijndigt was, Zoo is gevolglijk dan ook beslooten dat het gedagte versoek van voorn. Hazewinkel om die redenen sal werden van de hand geweesen.
Maar naar resumptie van het schriftelijk berigt door weesmeesteren deeser plaatse volgens het requisit deeses Raads ten subjecte van het versogte relief door den burger Anthonij Visser in de onderstaande bewoordinge vervat:
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Omme met alle eerbiedigheijd te voldoen aan het verleende apostille van Uw Wel E. en E. Agtb.,de dato5 deeses, op het over geleeverde request van den burger Anthonij Visser, tendeerende versoek van relief weegens zoodanige drie stux verklaringe als deselve tot justificatie van zijn gepretendeert regt weegens ‘t testament van den overleedene burgeresse Maria Schreurs, weed. Jan Hendk. Vlok, na gedane renuntiatie van verdere productie voor den E. Agtb. Raad van Justitie alhier, nog zoude vermeijne te behoren, soo dienen weesmeesteren deeser steede daarop tot needrig berigt dat weesmeesteren hem geensints wille nog konne benadeelen, ‘t geene tot sijn regt kan dienen, dierhalven zij geen swaarigheijd maken om de vernoemde verklaringen bij de andere voor den E. Agtb. Raad van Justitie gediende stucken tot zijne vermeijnde pretentien te konnen dienen, neemende wijders weesmeesteren de vrijmoedigheijd haar verder deesen aangaande te onderwerpen aan Uw Wel E. en E. Agtb. wijs oordeel.’
‘Terwijl deselve met alle eerbiedigheijd blijve, (Onderstont) E. Heer en E. Agtb. Heeren, Uw. Wel E. en E. Agtb. onderdanige dienaren de weesmeesteren voornt., uijt naam en last van deselve. (Was getekent) Jb. Lever,260 secretaris. (In margine) Ter weeskamer aan Cabo de Goede Hoop, den 12 December 1724.’
Zoo is zulx aan gemelten Visser geaccordeert omme zig daar van te kunnen bedienen des en soo hij te raade werden zal.
Laastelijk verscheen ter vergaderinge den burger Pieter Christiaan Barentsz,261 versoekende omme van de boete ter zomma van 50 Rds. op het verhuijsen uijt de eene in de andere colonie gestatueert, geeximeert te mogen blijven, dewijl hij een plaats onder het district van Drakensteijn gekogt hebbende, noodsakelijk na derwaarts soude dienen te vertrecken; dan dewijle hij expres op het ambagt van smit of wel geelgieter in vrijdom was gesteld, en dat gemelte ordre speciaal reflectie op ambagtslieden heeft, is best gedagt dat versoek te declineeren, gemerkt deselve andersints ten eenemaal in ‘t verval zoude komen te geraken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.262
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 289-290.¶
Woensdag den {17241213} 13 December 1724.
Het volgende reqte. ter ordre van den Heer Gesaghebber aan de leeden des Raads vertoont:
Aan de E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met alle respect UEd. Agtb. dienstvaardigen dienaar, William Jobson, capn. in dienst van de Engelsche Oost Indische Comp., voerende het schip Prins Augustus , dat hij supplt. soo op de reijse na herwaarts als geduurende zijn sevenmaandig vertoef tot Mocha , zijnde een der ongesontste plaatsen van gantsch Indien, veel aan zijne manschap heeft geleeden, zulx ër tegenwoordig behalven veele die gaande en staande de krankheijd onder de leeden hebben, twintig persoonen van desselfs volk doodelijk siek te kooij leggen.263 ‘
’- - - - - - - - - - - - - - - - - -‘
‘Voor dewelke den supplt. gedienstiglijk versoekt dat het hem mag gepermitteert werden eenige ververssing van vleesch en groente te mogen inkoopen, zonder het welke geen herstelling voor die luijden te verhoopen is.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was getekent) William Jobson.’
En daarbenevens in omvraage gebragt zijnde of het versoek bij het selve vervat behoorde geaccordeert te werden, met bij voeging dat Zijn E. ‘s Comps. slagters alvoorens diesaangaande gehoort hadde, en dat door haar was betuijgt dat zulx zonder hinder omtrent den dienst der E. Comp. zoude kunnen geschieden, weshalven dan ook door de gesamentlijke Raadsleeden is geadviseert dat aan den capn. van het Engels schip Prins Augustus sal werden toegestaan omme bij gemelte ‘s Comps. leveranciers voor zijne twintig ophebbende impotenten driemaal ‘s weeks een pond vleesch voor ider hooft te mogen inkoopen, mitsgrs. bij de andere ingesetenen groente na proportie, mits dat van het een en ander behoorelijke lijsten van het door hem genotene werden overgelevert.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt ten dage en jaare voorsz.264
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 291-293.¶
Dingsdag den {17241219} 19 December 1724, voormiddags.
Alle present.
Geleesen wesende de overgeleeverde nominatie van kerkeraade alhier,265 Zoo is naar deliberatie goedgevonden te approbeeren de gedane verkiesing van Johan Aldersz tot ouderling in plaatse van den afgaande Cornelis Valk, en zijn wijders uijt het dubbelt genomineert getal weeder tot diaconen verkooren voor de uijtgediende Jacob Leever en Hendrik de Vries, Philip Rudolph de Savoije en Christiaan Rasp; gelijk ook naar resumptie der gepresenteerde nominatie van commissarissen van civiele en huwelijx zaaken,266 in steede der afgaande leeden van dat collegie, Evert Walraven Cochius, Christoffel Brand, Johannes Needer en Daniel Pheijl, weeder zijn geeligeert Rijk Tulbag, Abraham Decker,267 Christiaan Rasp en Jan de Wit.
Waar na door den Heer Gesaghebber wierde voorgedragen of het tot meerder voortsetting van den arbeijd, en aanspooring der ambagtslieden aan het nieuwe ambagts quartier werkende, dewelke veelmaals zig den behoorlijken dienst quamen te onttrecken, niet van noodsaakelijkheijd zoude zijn dat aldaar een sergeant benevens nog een man wierde geplaatst omme van na bij geduurig het oog en opsigt over dat werk te hebben, en dus sorge te kunnen dragen dat daar omtrent geen onagtsaamheeden wierden gepleegt, maar ter contrarie dat het selve, als onse Heeren en Meesteren zoo veel komende te kosten, met de vereijschte wackerheijd wierde voortgeset, welken aangaande geraatpleegt zijnde, heeft men het gedagte voorstel seer nuttig aangemerkt, en gevolglijk eenparig geamplecteert.
Laastelijk gaf den Heer Gesaghebber nog te kennen hoe hem door den landdrost berigt was dat veele deeser ingesetenen dewelke haare plaatsen niet in eijgendom besaten, maar die eenelijk door den landmeeter gemeeten en sonder meer zoodanig verders gelaten waren, nalatig bleeven omme die behoorlijk in leening te versoeken en jaarlijx te doen vernieuwen, daar nogtans sommige andere, landerijen op dien selfden voet besittende, zulx quam te verrigten, waar door de E. Comp. van de gewoone recognitie penningen versteeken bleef, gevende dierhalven meede in overleg of omtrent deese sake geen redres behoorde gemaakt te werden, over het welke geraadpleegt weesende, heeft men best gedagt alle ende een ider deeser ingesetenen bij billietten te waarschouwen dat wie van haar diergelijke plaatsen in possessie heeft, sorge zal hebben te dragen dat daar van de gewoone ordonnantie tot het wijden van vee verleend werdende, werden verkreegen, en ter behoorelijke tijden vernieuwt, op paene dat deselve, anders doende, zonder oogluijkinge de boetens bij de placcaaten dienaangaande gestatueert, sullen moeten voldoen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.268
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 294-297.¶
Donderdag den {17250104} 4 Januarij 1725, voormiddags.
Alle present, behalven den capn., Kaje Jesse Slotsboo.
De schippers der presente retourscheepen ter vergaderinge op de gedane afvraage van den Heer Gesaghebber betuijgt hebbende dat de door haar genotene ververssinge van vleesch, brood en moeskruijden geduurende haar aanweesen ter deeser plaatse was geweest van de vereijschte deugtsaamheijd, ende ten haaren volkomen genoegen, en dat zij ten geprefigeerden dage, namentiijk den 10 deeser maand Januarij, in volkomen staat van reijsvorderinge souden weesen, sonder dat hun tot onderneeminge van dien ietwes meer ontbreekende was, als hebbende daar toe alle het gerequireerde ontfangen. Zoo is dierhalven ingevolge het raadsbesluijt van den 5 December passo. goedgevonden die kielen ter gemelte tijd haare depesches af te geeven.
Na het welke insgelijx in Raade verscheen den voorleeser en ouderling aan Drakensteijn , Harmanus Bosman, versoekende uijt name van kerkenraade dier plaatse dat den predikstoel dewelke door het overleijden van den predicant, Petrus van Aken, vacant wa[s] geworden, weeder door deese Regeering mogte werden gesuppleert, ten dien eijnde daar toe voordragende den hier vertoevende predicant, Petrus Craen, onder betuijging van ‘t genoegen dat de gemeijnte van Drakensteijn in denselven zoude komen te neemen; over het welke geraadpleegt, en in aanmerkinge genomen weesende hoe onordentelijk en disrespectueus het moeste geoordeelt werden dat diergelijke versoeken bij monde uijt name van dat collegie door gemelte Bosman, buijten eenige blijkbaare qualificatie wierden gedaan, daar het haar geensints onbewust was dat de eerbiedigheijd die sij aan deese Regeering verschuldigt sijn, zulx geensints konde toelaten, niet alleen, maar het geene erger is, dat hij daar en boven sonder de minste voorkennisse deeses Raads de stoutheijd hadde derven gebruijken voorn. predikant Craan uijt name van Drakensteijns kerkenraad aan te spreeken, ende te ondertasten of hij wel geneegen zoude zijn den predikdienst aldaar waar te neemen, daar door hem uijt sig selven ja nog neen konde werden geantwoord, als sijnde de Regeering selfs alhier niet gequalificeert om predicanten voor India gedestineert, aan te houden, veel minder dat een particulier sulx in ‘t alderminste op sig soude kunnen of derven neemen, weshalven zoodanige behandelinge seer onbehoorlijk en inpertinent[sic]sijnde; Soo is daarom vastgestelt en besolten gedagte kerkenraad het selve scherpelijk aan te schrijven, onder waarschouwing dat men sulx voor het toekomende niet meer sal verwagten, maar wel dat zij sig bij alle voorvallen van noodsakelijkheijd in geschrifte aan deesen Raad sullen hebben te addresseeren, op dat diesweegens naar behooren kan werden gedisponeerd, als meede dat omtrent de vervulling van den predikstoel ginder, onse nadere dispositie door haar sal moeten werden afgewagt.
Laastelijk is op de propositie van den Heer Gesaghebber nog gearresteert dat met het aanweesend provisie schip Voorburg soo veel nieuwe tarw na Batavia sal werden gesonden als men gevoegelijk in dien bodem sal kunnen afladen, nademaal het selve genoegsaam buijten eijgen ongerief sal kunnen geschieden, werdende niet den ontfangst dagelijx al een begin gemaakt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.270
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 298-306.¶
Dingsdag den {17250109} 9 Januarij 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig271
Waar na door den Heer Gesaghebber nog wierde voorgedragen hoe den schipper en equipagiemeester deeses Gouvernements, Cornelis Valk, alhier zijnde komen te overleijden, die bedieninge noodsakelijk ten eersten weederom met een bequaam subject diende gesuppleert te werden, nademaal de geduurige verstreckingen uit de equipagie pakhuijsen vereijscht werdende, en andere pressante dagelijx voorvallende saken meer, niet toelieten dat deselve open bleef, daar benevens in overweeginge geevende of het gedaane versoek der schippers Jonas Mierman en Isaacq Hage,272 dewelke haar dienst daar toe hadde gepresenteert, in consideratie konde en behoorde te werden genomen; over het welke met aandagt gedelibereert, en in aanmerkinge genomen weesende, niet alleen dat gemelte schippers sig niet eens hebben gelieven te gewaardigen om op heeden voor deese raadsaal te verscheijnen, schoon men al een geruijmen tijt op haar hadde sitten wagten, maar ook wel principalijk dat aan haar door Hun Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeeringe tot Batavia sulke kostelijke panden tot den overvoer na het vaderland vertrouwt zijnde, men sig alhier niet gequalificeert vond om deselve van haare bescheijdene bodems te ligten, en die aan een opperstuurman te vertrouwen wiens hoedanigheeden hier gantsch onbekent zijn, behalven dat den tijd (bij aldien sulx al geoorloft mogte weesen) seer kort soude omschieten om sulke dierbare kielen in behoorlijkheijd aan soodaanigen vervanger te kunnen overgeeven, weshalven eenpariglijk beslooten is in dat versoek om de geallegueerde reedenen niet te treeden, te meer dewijl men buijten dien genoegsame bequaame persoonen aan handen hadde, werdende van twee derselven, namentlijk den opperstuurman van het provisie schip Voorburg , Jacobus Möller,273 en die van het schip de Susanna , Cornelis Kerkhoven, overgegeven de onderstaande reqten.:274
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met schuldige onderdanigheijd te kennen UE. Agtb. seer needrigen dienaar, Jacobus Möller van Cabo de Goede Hoop, voor opperstuurman op het present ter rheede leggende provisie schip Voorburg bescheijden, hoe hij supplt. in den jaare 1707 in dienst der E. Comp. aangenomen sijnde, seedert consecutivelijk in gem. dienst heeft gecontinueert ende sulx in verscheijde qualiteijten, tot dat den supplt. in het jaar 1714 tot onderstuurman en ao. 1719 als opperstuurman is bevordert geworden, hebbende daar en boven den tijt van vier jaren het jagt de Anna , gehoorende onder het Ceijlonse Gouvernement, als gesaghebber gevoert, gelijk hij meede de eere heeft gehad het althans hier aanweesend schip de Susanna vermits het overleijden van den schipper dier bodem in die selfde qualiteijt ruijm drie maande te commandeeren, zijnde bij te rug komst tot Batavia alleenig van het schipperschap mis gevallen en voorgegaan door de bevordering van een ouder opperstuurman dan den supplt., invoegen hij door dit alles sig vlijen derft van genoegsame ervarentheijd bekomen te hebben in de saken die tot den dienst der zee met desselfs dependentien gehooren, ende ter consideratie den schipper en equipagiemeester deeses Gouvernements, Cornelis Valk, alhier is komen te overleijden, en dat hij supplt. (onder correctie) ook vermeijnd de vereijschte bequaamheeden, dewelke tot het waarneemen van dat ampt werden gerequireert, te besitten, soo neemt hij de vrijheid sig te wenden tot UE. Agtb., met ootmoedige beede dat deselve de goedheijd gelieven te hebben den supplt. tot equipagiemeester deeser Residentie te bevorderen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Aan den E. Heer Jan de Ja Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoont met schuldige onderdanigheijd UEd. Agtb. seer neederigen dienaar, Cornelis Kerkhoven van Streijen, voor opperstuurman op het present ter rheede leggende retourschip de Susanna bescheijden, dat hij supplt. de E. Comp. al seedert den jaare 1716 als stuurman gedient hebbende, oversulx (onder correctie gesegt) genoegsame kennisse van de saaken tot de zeevaart gehoorende bekomen heeft, weshalven den supplt. ook vermeijnd de vereijschte bequaamheijd te besitten om de bedieninge van equipagiemeester ter deeser plaatse waar te neemen, ende dewijle die plaats door het overleijden van den schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, is komen open te vallen, zoo wend den supplt. sig in alle ootmoed tot UEd. Agtb., op ‘t eerbiedigst versoekende dat hij door derselver goedheijd met dat ampt mag werden begunstigt.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Over welkers inhoude geraadpleegt en daar benevens het mondeling getuijgenis der schippers Jan Ravenek, Thobias Trouwmulder, Jan Riebok en Huijbert van Spijk gehoort, en haare gedagten afgevraagt weesende wie van die beijde sij oordeelden de meeste bequaamheijd te besitten en ervarentheijd te hebben om het equipagiemeesterschap alhier naar behooren waar te neemen, mitsgrs. door deselve betuijgt zijnde dat zij gemelte Jacobus Möller daar omtrent boven geciteerde Cornelis Kerkhoven souden prefereeren, als zijnde een bequaam subject en zeeman, Soo is eerstgen. gevolglijk tot equipagiemeester deeses Gouvernements onder zijne teegenwoordige qualiteijt en gagie bevordert, ende sulx dies te eerder vermits gedagte schipper Trouwmulder op de gedane afvraage van den Heer Gesaghebber verklaarde geen de minste swarigheijd te maken om met zijne overige ophebbende stuurlieden in volkomen gerustheijd na Batavia te rugge te keeren.
Vervolgens is naar lectuure der notulen in burger chrijgsraade op den 3 deeser maand alhier gehouden,275 gearresteert haarlieder gedaane aanstelling van den corporaal, Johannes Franke,276 tot sergeant, mitsgrs. van de burgers Jacob van Bochem en Johannes Colijn277 tot corporaals in plaatse van de tot commissarissen bevorderde burgers Christiaan Rasp en Jan de Wit, bij deesen te approbeeren, gelijk meede werd goedgekeurt hunne verkiesing van den corporaal, Rudolph Fredrik Steenbok, tot sergeant, en den burger Hendrik van Dijk tot corporaal, in steede van den overleedene sergeant Arent Vlok.278
Na het welke den Heer Gesaghebber geliefde te kennen te geven dat op den 6 deeser het Mochase retourschip ‘t Huijs te Assenburg onder het Robben Eijland sijnde komen aan te landen,279 sonder dat tot nog toe door de geduurige Z.Ot. winden of stiltens deese rheede te hebben kunnen besteevenen, Sijn E. inmiddels met de groote landsboot en twee do. schuijten water, volk en ververssing tot verquicking en behulp der manschap van dien bodem na derwaarts hadde afgesonden, ende ter consideratie denselven sig in een goeden toestand bevond, als hebbende geduurende de reijse niet meer dan 2 dooden en 17 sieken bekomen; zoo gaf Sijn E. daar neevens in overweeginge of men dierhalven niet ten meesten dienste der E. Comp. noodig moeste oordeelen dat de op morgen gemonstert staande te werdene ses retourscheepen eenige dagen alhier wierden opgehouden, op dat die kiel hier aanlandende, ten spoedigste in gereetheijd konde werden gebragt om met haar te gelijk de reijse na het vaderland aan te neemen, welken aangaande geraadpleegt weesende, is best gedagt het vertrek der gedagte bodems niet te vertragen, vermits men niet verseekert was wanneer gedagte schip ‘t Huijs te Assenburg deese rheede nog soude kunnen gewinnen, ter oorsaake van de continueele Z.Ot. winden die men in deesen tijd des jaars dagelijx alhier te verwagten heeft.
Laastelijk is ten versoeke van den krankbesoeker, Jan Mahieu,280 en baas der huijstimmerlieden, Aarnout Ruijgrok, aan haar te samen in gemeenschap in eijgendom verleend seeker reepje huijs erfs geleegen in deese Tafelvalleij in ‘t blok F.F., ter groote van 143 voeten en 9 duijmen, om voor altoos tot haar beijder gebruijk te dienen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaarde voorsz.281
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 307-309.¶
Vrijdag den {17250112} 12 Januarij 1725, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle present.
Vermits het Mochase retourschip ‘t Huijs te Assenburg op gisteren deese rheede hadde komen te bestevenen, en dat de in gereedheijd leggende scheepen door contrarie winden alhier nog wierden opgehouden, soo wierd door den Heer Gesaghebber als nu in overdenckinge gegeeven of het niet met den meesten dienst der E. Comp over eenkomstig behoorde geoordeelt te werden dat soo kostelijke kiel met de uijtterste spoed in staat van reijsvorderinge wierde gebragt, om de reijse met deselve gecombineert na het vaderland te kunnen vervorderen, waar door hij merkelijk bevrijd soude blijven voor alle ongelucken en quaade onderneemingen die door zeeroovers of andere qualijk geintentioneerde teegens hem souden kunnen werden ondernomen, over het welke met aandagt gebesoigneert zijnde, Soo is eenpariglijk vermeijnd dat sulx schuldpligtig in het werk behoorde te werden gestelt, te meer den schipper dier bodem, Jacobus Tooren, daar over gehoort weesende, van gedagten was dat sulx in 4 a 5 dagen soude kunnen werden verrigt, dog ten aansien desselfs aangebragte impotenten in dien tusschen tijd niet souden kunnen werden herstelt, Soo is insgelijx goedgevonden dies plaatsen met andere bequame mattroosen te doen suppleeren, sullende bovens dien geduurende desselfs korte legtijd met eenige timmerlieden en andere manschap hier van de wal werden voorsien, om daar door niet alleen des te meer spoed in de saken te maken, maar ook soo veel mogelijk is sijn ophebbend volk van den continueelen arbeijd te verschoonen, op dat deselve op de aanstaande reijs dies te kragtiger en frisser mogen sijn, waar en boven op het versoek van gemelte schipper Jacobus Tooren aan die kiel dagelijx ververssinge van vleesch, brood en groente sal werden gegeven, gelijk meede voor anderhalve maand provisie in selver voegen als het laatste aan de voorn. ses retourbodems is verstrekt soo als eijndelijk den equipagiemeester deeses Gouvernements van dit besluijt aan den wimpelvoerder dier scheepen kennisse sal geeven, niet versoek en ordre van voor als nog niet te willen zeijlen, maar te vertoeven tot dat dikwilsgen. schip ‘t Huijs te Assenberg in gereetheijd sal weesen gebragt, waar omtrent alle mogelijke spoed sal gemaakt werden. Waar na den equipagiemeester, staande vergaderinge weeder gereverteerd sijnde, berigt deede dat gemelte wimpelvoerder, Reijnier Hijpe, op desselfs mondeling gesegde geen reflexie hadde willen neemen, maar dat hij ter contrarie schriftelijke ordre van gedagte vertoef begeerde te hebben, waar over insgelijx geraadpleegt weesende, is goedgevonden dat ër een briefje aan de opperhoofden der zeijl ree leggende retourscheepen sal werden afgevaardigt, en daar bij aan haar versogt ende geordonneert niet sonder het schip ‘t Huijs te Assenburg van deese rheede te vertrecken.282
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.283
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 310-318.¶
Dingsdag {17250123} 23 Januarij 1725, voormiddags.
Alle teegenwordig.
Produceerde den Heer Gesaghebber de jaarlijxe reekening der arme penningen, soo van de Caab, Stellenbos als Drakensteijn , sijnde van inhoude als volgt:
‘
't Generale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten: | ||
Ao. 1724 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ116618:02:08 | |
Daarbij in dit jaar gekomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ3650:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ1283:-:- | |
Aan interessen | ƒ4998:18:12 | |
Aan armbossen | ƒ562:15:- | |
Aan testamentaire en lieberale[^285] giften | ƒ366:05:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ573:-:- | ƒ11433:18:12 |
ƒ128052:01:04 | ||
Hiervan gaat af: | ||
Onkosten der armen | ƒ3996:03:12 | |
Onkosten der kerk | ƒ1888:07:08 | |
ƒ5884:11:04 | ||
Resteert nog ulto. December 1724 | ƒ122167:10:- | |
Bestaande in de volgende parthijen als: | ||
Cassa per restant | ƒ7638:13:12 | |
Obligatien en custingbrieven &ra. | ƒ96200:-:- | |
Veragterde interesten | ƒ4954:08:12 | ƒ108793:02:08 |
Ornamenten tot de kerk | ƒ1374:07:08 | |
De kerk van Drakenstijn in leening | ƒ8000:-:- | |
De kerk van Stellenbosch in leening | ƒ4000:-:- | ƒ13374:07:08 |
Adij ulto. December 1724 somma | ƒ122167:10:- |
't Generale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten: | ||
Ao. 1724 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ116618:02:08 | |
Daarbij in dit jaar gekomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ3650:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ1283:-:- | |
Aan interessen | ƒ4998:18:12 | |
Aan armbossen | ƒ562:15:- | |
Aan testamentaire en lieberale[^286] giften | ƒ366:05:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ573:-:- | ƒ11433:18:12 |
ƒ128052:01:04 | ||
Hiervan gaat af: | ||
Onkosten der armen | ƒ3996:03:12 | |
Onkosten der kerk | ƒ1888:07:08 | |
ƒ5884:11:04 | ||
Resteert nog ulto. December 1724 | ƒ122167:10:- | |
Bestaande in de volgende parthijen als: | ||
Cassa per restant | ƒ7638:13:12 | |
Obligatien en custingbrieven &ra. | ƒ96200:-:- | |
Veragterde interesten | ƒ4954:08:12 | ƒ108793:02:08 |
Ornamenten tot de kerk | ƒ1374:07:08 | |
De kerk van Drakenstijn in leening | ƒ8000:-:- | |
De kerk van Stellenbosch in leening | ƒ4000:-:- | ƒ13374:07:08 |
Adij ulto. December 1724 somma | ƒ122167:10:- |
‘(Onderstont) Aldus met de boeke ten mijnen overstaan nagesien en accordeerende bevonden, den 22 Januarij 1725. (Was geteekent) Jan de la Fontaine.’
‘
Cassa rekening van de arme penningen aan Stellenbosch , soo bevonden is ulto. December 1724 onder de diaconen Anthonij Faure en Jan Nel: | ||
1723 Ulto. December resteerde in cassa | ƒ1494:-:- | |
1724 Onder de godsdienst ontvangen | ƒ602: 7:- | |
1724, 27 Junij. Na aftrek van alle onkosten, was bij d' lotterie geprofiteert Rds. 493, waar uijt tot opbou van de kerk te vooren geligt was, volgens resolutie van kerkenrade, Rds. 213, oversulx in cassa gebragt Rds. 277, segge | ƒ831:-:- | |
Weegens afgeleit capitaal, testamentaire dispositie, kerkelicke geregtigheijd &ra | ƒ1679: 6:- | ƒ4606:13:- |
Uijtgave in den jare 1724 | ||
Aan alimentatie, benodigtheeden voor de kerk als uitgesette penningen | ƒ1636:01:- | |
Blijft in cassa voor 1725 | ƒ2970:12:- | |
Aan 8 obligatien, te samen | ƒ3250:-:- | |
Aan interesten nog te goede | ƒ145: 2:- | |
Aan kerkelijke ornamenten | ƒ201:10:- | |
ƒ6567:08:- | ||
Van deese penningen komt aan Ariaantje Malmoer | ƒ2609:-:- | |
Resteert arme capitaal | ƒ3958:08:- |
Cassa rekening van de arme penningen aan Stellenbosch , soo bevonden is ulto. December 1724 onder de diaconen Anthonij Faure en Jan Nel: | ||
1723 Ulto. December resteerde in cassa | ƒ1494:-:- | |
1724 Onder de godsdienst ontvangen | ƒ602: 7:- | |
1724, 27 Junij. Na aftrek van alle onkosten, was bij d' lotterie geprofiteert Rds. 493, waar uijt tot opbou van de kerk te vooren geligt was, volgens resolutie van kerkenrade, Rds. 213, oversulx in cassa gebragt Rds. 277, segge | ƒ831:-:- | |
Weegens afgeleit capitaal, testamentaire dispositie, kerkelicke geregtigheijd &ra | ƒ1679: 6:- | ƒ4606:13:- |
Uijtgave in den jare 1724 | ||
Aan alimentatie, benodigtheeden voor de kerk als uitgesette penningen | ƒ1636:01:- | |
Blijft in cassa voor 1725 | ƒ2970:12:- | |
Aan 8 obligatien, te samen | ƒ3250:-:- | |
Aan interesten nog te goede | ƒ145: 2:- | |
Aan kerkelijke ornamenten | ƒ201:10:- | |
ƒ6567:08:- | ||
Van deese penningen komt aan Ariaantje Malmoer | ƒ2609:-:- | |
Resteert arme capitaal | ƒ3958:08:- |
‘Nota: Per memorie wort bijgevoegt dat kerkenrade van de diaconie aan Cabo geleent heeft ƒ4000, om bij bequame geleegentheijd te restitueeren.’
‘(Onderstont) Deese bij ons ondergesz nagesien, is bevonden soo ‘t behoord. Henricus Beek, N. van den Heuvel, J. d. Langen, J. Mallan, Anth. Faure, Jan Nel, D. Uijs. (Was getekent) Henricus Beck, scriba. (In margine) Stellenbos , 1725/5 Januarij.’
‘
Reekening der arme gelden op Drak[en]stijn van den jaare ao. 1724. | ||
So veel ao. 1723 in cassa is geweest | ƒ91: 7:- | |
Ontfangen onder de godsdienst ao. 1724 | ƒ580: 5:- | |
Aan verscheenen intreste | ƒ110:-:- | |
Per testamenten | ƒ150:-:- | |
Somma | ƒ931:12:- | |
Uijtgave des jaars 1724 | ||
Per obligatie | ƒ600:-:- | |
Voor het begraaven van een arm man | ƒ19:-:- | |
ƒ619:-:- | ||
Blijft in cassa voor het jaar 1725 | ƒ312:12:- | |
Aan uijtstaande obligatien | ƒ6200:-:- | |
Aan achterstallige intreste | ƒ400:-:- | |
Totale somma | ƒ6944:12:- |
Reekening der arme gelden op Drak[en]stijn van den jaare ao. 1724. | ||
So veel ao. 1723 in cassa is geweest | ƒ91: 7:- | |
Ontfangen onder de godsdienst ao. 1724 | ƒ580: 5:- | |
Aan verscheenen intreste | ƒ110:-:- | |
Per testamenten | ƒ150:-:- | |
Somma | ƒ931:12:- | |
Uijtgave des jaars 1724 | ||
Per obligatie | ƒ600:-:- | |
Voor het begraaven van een arm man | ƒ19:-:- | |
ƒ619:-:- | ||
Blijft in cassa voor het jaar 1725 | ƒ312:12:- | |
Aan uijtstaande obligatien | ƒ6200:-:- | |
Aan achterstallige intreste | ƒ400:-:- | |
Totale somma | ƒ6944:12:- |
‘(Onderstont) Deese reekening opgemaakt in vollen kerkenrade den 21 Januarij ao. 1725. (Was getekent) F. du Toit, Jean Durand, Hs. Bosman, Charle Marais, Jacob de Villiers, Mattijs Strijdom, Pieter Joubert, Steeven Marais, David de Villiers.’
Dewelke verstaan zijn volgens de jaarlijxe usantien in copia aan onse Hoog Geagte Heeren en Meesteren over te senden; maar ten aansien op die van Drakensteijn weeder geomitteert is volgens voorgaande ordre te stellen het capitaal door haar van deese diaconie genegotieert, Soo is met een en goedgevonden sulx aan te schrijven en voor het toekomende nogmaals expresselijk te gelasten.287
Waarnaar men geleesen heeft haarlieder missive waar bij sij speciaalijk vergiffenis komen te versoeken weegens de oneijgentlijke behandelinge van den ouderling Harmanus Bosman,288 bij resolutie van den 4 deeser maand breeder vervat, het welke dan ook beslooten is dat men sig voor soo verre wel sal laten gevallen, dog ter consideratie die brief door gemelte Bosman niet meede was onderteijkent, en dat hij egter de kerkelijke reek. onder een en den selfden datum geslooten, wel geteekent hadde, waar uijt scheen beslooten te moeten werden dat in hem weijnig berouw van sijne handelinge moet sijn, en dat hij mogelijk wel aanvoerder van dat geheele werk is geweest, sulx met eenen gearresteert is dat bij het afgaande schrijvens aan kerkenraade van Drakensteijn onse bevreemding en misnoegen dien aangaande sal werden betoont, met waarschouwing dat men ten zijnen opsigte wel mesures zoude kunnen neemen, die hem als een dienaar van de E. Comp. gantsch niet behaaglijk te vooren zoude komen.
Vervolgens geliefden den Heer Gesaghebber in overweeginge te geeven hoedanig ër best diende te werden gehandelt met de kirmansse bocken nu jongst per het schip ‘t Huijs te Assenburg alhier aangebragt, gemerkt de E. Comp. geen schaapen of vee aan handen heeft daar deselve met eenig nut bij souden kunnen werden geplaatst, waar omtrent geraadpleegt weesende, is best gedagt dat men gemelte bocken onder het beestiaal van sommige deeser ingeseetenen, haar werk van het vee hoeden makende, sal verdeelen, om dies te beeter in den aanteel en voortsetting van dat gedierte te geraaken, zullende het overgeschootene geijtje, beneevens twee bocken op een bequaame plaats afgescheijden van andere bocken of rammen werden bewaart.
Geleesen zijnde seekere memorie door brandmeesters deeser plaatse aan den Heer Gesaghebber ter handen gestelt ten belange van sommige afdaaken van huijsen die door haar te laag en beneeden de maat waren bevonden, met versoek om te mogen weeten hoedanig sig dies weegens te gedragen, weesende van de volgende bewoordinge:
Deese onderstaande huijsen zijn bevonden van hoogte, namentlijk:
Ten welken subjecte naar gehoudene besoigne is geresolveerd dat brandmeesteren sal werden aangeschreeven289 dat gemelte afdaaken, daar onder meede begreepen dat van den burger Johan Fredrik de Litsz, ‘t geene vergeeten is, volgens de voorgaande ordre soo lange zij nog van eenig gebruijk kunnen zijn, wel soodanig zullen mogen gelaten werden, maar dat door haar ook met eenen sorge sal moeten werden gedragen dat die bij verval niet weeder werden gerepareert, om dus alle onheijlen van brand dies te beeter voor te kunnen komen, werdende vervolgens in plaatse van den overleedene schipper en equipagiemeester, Cornelis Valk, weeder tot eerste van brandmeesteren aangestelt den nieuw bevorderden equipagiemeester, Jacobus Möller.290
Laastelijk is nog goedgevonden dat aan de wed. van den predicant, Petrus van Aken, sullen werden toegevoegt die selfde emolumenten als de wed. van predicanten bevoorens alhier genooten hebben.291
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.292
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 319-322.¶
Maandag den {17250129} 29 Januarij 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
De vergaderinge door den Heer Gesaghebber ter lectuure der seer geëerde missive van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en,de dato23 Junij des voorlede[n] jaars,293 per het schip Castricum aangebragt, expres belegt.294
Vervolgens is op de voorstelling van den Heer Gesaghebber nog gearresteert dat ër voortaan aan de uijtkomende ‘s Comps. scheepen sal werden verstrekt aan die van 160 vt. 8 mudden, 145 vt. 7 mudden, 130 vt. 6 mudden, 100 vt. 1104 mudden, te weeten 3/4 boonen en 1/4 erweeten, immers soo lange men alhier daar van nog in soo reedelijke quantiteijt als teegenswoordig is voorsien.
Waar na op het schriftelijk versoek van den coster deeser plaatse, Noagh Backer,295 denselven van die bedieninge is ontslagen, en weeder ten sijnen versoeke daar toe aangestelt den burger Jan de Waal,296 met een maandelijxe gagie van veertien guldens en vijfjarig verband.
Sijnde laastelijk op de gedane supplicatie van den predicant, Petrus Craan,297 van het schip ‘t Hof niet altijt Winter hier verbleeven, aan hem nog geaccordeert geworden om benevens desselfs familie met het aanweesend provisie schip Voorburg naar Batavia te mogen vertrecken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.298
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL,
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 332-335.¶
Donderdag {17250201} pmo. Februarij 1725, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Ingevolge de gedane affixie van billietten, naar clocke geklep en publicque uijtroepinge van de boode, getreeden weesende tot het verpagten van den aanneem der leverantie van versch vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &ra., Soo is het selve in vier bijsondere perceelen, ende sulx ider voor een vierde part, aangenomen bij de burgers Pieter Jurgen van der Heijden, Willem van der Heijden,300 Gijsbert la Febre en Jan Meijndertsz Kruijwagen, de jonge, ende dat teegens twee swaare stuijvers het pond geslagt, soo schapen als beeste vleesch, mitsgaders twintig schellinge off ses Hollandsche guldens elk levendig schaap, sullende gemelte vier aanneemers tot voorkoming van alle infractie ende onderkruijping teegens de ordres onser Heeren en Meesteren ten belange van de aanbesteeding der slagterije gestelt, weederom onder presentatie van eede moeten verklaaren dat sij gesamentlijk of ijder in ‘t bijsonder aangaande gedagte leverantie geen het minste deel ofte interest met imand van ‘s Comps. dienaren ofte den burger Jacobus van der Heijden, de oude, teegenswoordig zijn hebbende, ofte in ‘t vervolg geduurende haaren pagt tijt sullen neemen, het welke door haar bij een aparte verklaaring onder de pagtconditien sal moeten werden bewaarheijd.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 323-331.¶
Dingsdag den {17250206} 6 Februarij 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
De schippers der aanweesende scheepen Voorburg en Castricum ter vergaderinge verscheenen, en op de gedane afvraage van den Heer Gesaghebber betuijgt hebbende dat sij ten genoegen alhier hadden genoten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, soo wierd haar door Zijn E. verders voorgehouden of haar nog ietwes tot onderneeminge der verdere reijse ontbrak, en wanneer zij deselve soude kunnen aanneemen, op het welke door gedagte schippers van neen geantwoord zijnde, en dat zij op aanstaande Maandag, den 12 deeser loopende maand, in staat van reijsvorderinge vermeijnden te sullen zijn, is dierhalven vastgesteld die kielen ten gemelten dage van hier te dimitteeren; gelijk meede dat aan den schipper Thobias Trouwmulder ten sijnen versoeke, vermits de quetsingh van desselfs opperstuurman, een stuurman van het schip Castricum sal werden bijgeset, als kunnende volgens het getuijgenis van der schipper Andries Pijl op nadruckelijke afvraaging van den Heer Gesaghebber, door hem wel werden gemist.302
Na het welke geleesen is geworden het versoekschrift door den burger Jacobus Cuijlets303 in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:
Aan den E. Achtbaren Heere Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deeses Caabse Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘E. Achtbaren Heer en Heeren,’
‘Geeft met schuldigen eerbied te kennen UE. Agtbs. onderdanigen dienaar, Jacobus Cuijlets, burger aan Stellenbosch , hoe hij supplt. voor omtrent twee jaaren geleeden van den meede burger, Zacharias Bek, heeft gekogt seekere slaaf, genaamt Constant van Couchin, dat den supplt. zeedert aan denselven eenige assurantie bespeurt hebbende, hem daarover met voorkennisse van den landdrost heeft laten casteijden; ‘t geene van uijtwerkinge is geweest dat hij Constant sig eenige tijt stille heeft gedraagen, tot den 11 Januarij deeses jaars, wanneer denselven zijn oude gange inslaande, den supplt. genoodsaakt is geworden deese slaaf aan de justitie te overhandigen, in meeninge omme te versoeken, gelijk (bedugt sijnde voor onheijlen) eerbiediglijk versoekt bij deesen, dat ‘t UEd. Agtb. mogte gelieven meergem. Constant van Couchin naar erlangene straffe in behoeve van de E. Comp. voor de gevallene kosten te accepteeren; ‘t welk obtineerende, den supplt. desisteert van ‘t regt en eijgendom dat op gesegde slaaf ooijt gehad heeft, ‘t selve cederende ten behoeve van d’ E. Comp., die daartoe uijt dien hoofden alleen geregtigt blijven sal.’
‘Waarop den supplt. UE. E. Agtbres. gunstige apostille is afwagtende. (Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was geteekent) Jacobus Kuijlets. (In margine) Cabo de Goede Hoop, ulto. Januarij 1725.’
Waarover gebesoigneert weesende, is gearresteert dat den daarbij vermelde slaaf, Constant van Couchin, voor de gevallene costen ten behoeve der E. Comp. sal werden geaccepteert.
Vervolgens wierd door den Heer Gesaghebber ter lectuure voortgebragt de missive van kerkenraade van Drakensteijn ,de dato4 deeser,304 in antwoord van het aanschrijvens deeses Raads van den 23 der gepasseerde maand Januarij, vervattende haarlieder reedenen van verschooning waarom de ƒ8000 capitaal van de diaconie alhier genegotieert, niet op de jaarlijxe reek. waaren gestelt, als meede dat den ouderling, Harmanus Bosman, haar voorigen brief niet meede onderteijkent hadde, sijnde in seer beleefde en voldoende uijtdruckingen ter needer gestelt, weshalven men sig sulx heeft laten welgevallen, sullende aan haar diesweegens een behoorlijk antwoord werden toegepast.
Wijders geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven hoe hem door den landdrost was aangeschreeven dat sig over het gebergte omtrent de plaats daar het schip Schonenberg is komen te verongelucken, een goede partij geaufugeerde slaven quamen op te houden, met versoek dat de premie op het vangen derselver gestelt, eenigsints mogte vermeerdert werden, op dat het volk dat daarop stond te werden uijtgesonden dies te meer ijver tot opspeuringe dier deugenieten mogte werden gegeven, gevende Sijn E. dierhalven in overweeginge wat daar omtrent best diende gedaan te werden, welk aangaande naar deliberatie beslooten is dat voor ider slaaf die van gedagte troup werd agterhaald en levendig herwaarts aangebragt, tien Rds. sal werden betaalt, ‘t sij door de eijgenaars, ofte bij weijgering uijt ‘s Comps. cassa, mits dat gemelte leijfeijgenen bij ‘t laatste geval ook ter dispositie van d’ E. Comp. sullen blijven.
Verders gesprooken weesende over het bedienen der begraffenissen ter deeser plaatse, dat namentlijk de ingesetenen daar toe als aanspreekers quamen te emploijeeren wie het haar goed dagt, sonder dat diesweegens ooijt eenige vaste bepalinge was gemaakt, waar door nogtans in der tijt verwarringen souden kunnen komen te ontstaan, tot wegneeminge van ‘t welke vastgesteld is dat voortaan tot het bedienen der begraffenissen niemand sal mogen werden gebruijkt, als den koster, Jan de Waal, benevens den burger Pieter Breda,305 ten sij bij extraordinaire voorvallen, ofte dat deselve geoccupeert waren, als wanneer daar toe wel imand anders sal mogen geemplo[i]jeert werden, sullende van dit besluijt aan een igelijk bij billietten kennisse werden gegeven.
Waar na door den E. kaptn., Kaje Jesse Slotsboo, als president van weesmeesteren, wierde geproduceert de volgende memorie van sodanige penningen als ër onder ulto. December laastleeden voor reek. van onbekende weesen ter weescamer alhier bevonden zijn:
‘Memorie der gelderen voor reek. der onder te noemene onbekende weesen ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop onder ulto. December 1724 berustende, namentlijk:’
‘
Voor reeck. der erfgenamen van Jan Mulder[^306] | ƒ5234:10:- |
Voor reeck. der erfgenamen van Willem Cornelisz van Coesfeld[^307] | ƒ155:1:- |
Somma | ƒ5389:11:- |
Voor reeck. der erfgenamen van Jan Mulder[^308] | ƒ5234:10:- |
Voor reeck. der erfgenamen van Willem Cornelisz van Coesfeld[^309] | ƒ155:1:- |
Somma | ƒ5389:11:- |
‘(Was getekent) Jb. Lever, secretaris.’
Die men verstaan heeft volgens de ordre in ‘s Comps. cassa te laten overbrengen.
Laastelijk geleesen zijnde het klagtschrift van den burger crijgsraad deeser plaatse310 weegens het onbehoorlijk gedrag van den burger sergeant, Pieter Rollof,311 soo omtrent het brutaliseeren van sijne officiers, debauches in den drank, als andersints, met verder versoek dat denselven van sijn bediening tot gemeen rotsgesel mogt werden gedegradeert, en weeder tot zergeant aangestelt den corporaal, Dirk Baltus,312 mitsgaders tot korporaal den burger Jacobus Bruijns,313 en daar beneevens overwoogen weesende dat ër al meermalen klagten over het onordentelijk gedrag van gemelte Rollof waaren gedaan, Soo is daarom ook gearresteert denselven tot gemeen rotsgesel te degradeeren, en omtrent de vervulling van die vacante plaats volgens het versoek van den chrijgsraad te handelen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 336-338.¶
Saturdag den {17250210} 10 Februarij 1725.
Wierd het onderstaande reqte. door den eerste clercq ter ordre van den Heer Gesaghebber aan de leeden des Raads vertoont:
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met alle eerbied te kennen UE. Agtb. dienst bereijden dienaar, William Westerbeen, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende het althans hier ter rheede leggende schip den Draak , dat hij supplt. geduurende de herwaarts reijse bekomen heeft een getal van 21 sieken.314 ‘
’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘
‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat UE. Agtb. aan hem gelieven te permitteeren eenig vleesch en groente in te koopen, op dat deselve daar door weederom tot haare voorige gesondheijd mogen werden gebragt.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was geteekent) Wm. Westerbane, James Torrij.’
En daar benevens aan Haar E.Es. in overweeginge gegeven of het versoek bij het selve vervat behoorde toegestaan te werden, op het welke eenpariglijk is geadviseert dat men sulx volgens de ordres onser Heeren en Meesteren sal toestaan, in selver voegen als aan de voorgaandelijk hier aangeweest sijnde Engelsche scheepen is geschiet, namentlijk voor ider hooft drie ponden ‘s weeks, en soo groente na rato, mits dat van het een en ander de gewoonelijke lijsten werden overgegeven, hebbende ‘s Comps. leveranciers alvoorens op de vraage van den Heer Gesaghebber betuijgt dat ‘t selve sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde geschieden, gelijk Zijn E. ook aan haar gelast hadde op de af te geevene lijsten het ossen en schapen vleesch volgens de jongst bekomene ordre apart te specificeeren.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 339-345.¶
Dingsdag den {17250213} 13 Februarij 1725, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Ter ordre van den Heer Gesaghebber de schippers der presente scheepen Loenderveen en de Geertruijd ter vergaderinge verscheenen, en op desselfs afvraage betuijgt hebbende dat sij voor hunne manschap alhier tot genoegen genoten hadden de vereijschte ververssingen, soo van vleesch, brood als groente, soo wierd haar door Zijn E. verders voorgehouden of haar nog eenige noodwendigheede[n] tot de aanstaande reijse quamen te mancqueer[en,] en soo neen, wanneer deselve zoude kunnen ondernomen werden, waarop door gemelte schippers wijders gerepliceert weesende dat haar niets meer deficieerde, maar dat den eerst[en] ter sake van zijn aangebragte impotenten en den andre ten opsigte van zijn ontlossing en weeder inneeming van tarw dat ter deeser plaatse had moeten geschieden, niet voor Woensdag den 21 deeser loopende maand in gereetheij[d] van vertrek souden kunnen geraaken, is gevolglijk naar deliberatie en overweginge van het voorenstaande, ‘t geen men wist met die waarheijd over een komende te sijn, goedgevonden die kielen ter voormelte tijt te doen reijsvorderen, wel te verstaan, soo zulx ten opsigte van de Geertruijd eenigsints bij te brengen sal zijn, waar omtrent egter alle vlijt sal werden aangewend.
Vervolgens wierd door den Heer Gesaghebber in consideratie gegeven dat ten aansien de nu jongst uijt het vaderland bekomene tabak voor eerst niet tot ruijlinge met de Hottentots soude kunnen gebruijkt werden, alsoo men ondervonden hadde hoe slegt de laast ondernomene landtogt was uijtgevallen, of het dierhalven niet van nuttigheijd en dienst soude weesen dat met deselve volgens het seer geeerd aanschrijvens onser Heeren en Meesteren een preuve wierde ondernomen of die met een reedelijke winst uijt ‘s Comps. negotie pakhuijs deeses Casteels aan de ingeseetenen konde werden gedebiteert, ‘t geen van succes zijnde, de lasten deeses Gouvernements in der tijt merkelijk te goede komen zoude, gelijk men ook in sulken geval geleegentheijd soude hebben om daar van een goede quantiteijt tot den handel met de verwagt werdende retourvloot uijt het vaderland te versoeken, kunnende egter een partij tot de voorm. ruijlinge werden bewaard en in voorraad gehouden, over het welke geraadpleegt sijnde, Soo is het selve eenpariglijk geoordeelt met de meeste intresse der E. Comp. over een te komen, sulx verders over den preijs van den uijtkoop gesprooken zijnde, wijders beslooten is dat men het selve teegens elf stuijvers het lb. sal laten geschieden, als wanneer de E. Comp. daar op egter nog een fraaij voordeel sal behalen, en den particulieren handel van tabak dies te beeter teegen gegaan kunnen werden, dewijl de ingesetenen dat kruijt teegens zoodanigen preijs veel liever bij de E. Comp. als imand anders zullen willen inkoopen, invoegen den particulieren aanbreng daar door genoegsaam van selfs sal werden vernietigt, dewelke men andersints, nietteegenstaande alle aangewende sorge en naauwe oplettentheijd, niet ten eenemaal heeft kunnen verhinderen, sullende aan een igelijk hier van bij billietten kennisse werden gegeven.
Na het welke den Heer Gesaghebber geliefde te kennen te geven dat brandmeesteren deeser plaatse aan Zijn E. klagten hadden komen te doen over twee schoorsteenen van den burger Nocolaas315 Gockelius, en ook soo veele van den baas der huijstimmerlieden, Aarnout Ruijgrok, dewelke niet schoon gemaakt kunnende werden, oorsaak tot ongeluk en brand souden kunnen komen te geeven, zulx brandmeesteren aan haar hadden geordonneert deselve af te breeken, dog dat zijlieden sig daar toe ongeneegen ende onwillig hadden getoont, weshalven Sijn E. daar neevens in overdenkinge gaf of het niet ten hoogsten billijk was dat brandmeesteren hier omtrent wierden gemaintineert, gemerkt deselve door deese Regering aangesteld werdende, het geordonneerde in hunne bedieninge ook direct als daar van afvloeijende moeste werden aangemerkt, welken aangaande gearresteerd is dat gemelte Gockelius en Ruijgrok de afgekeurde schoorsteenen sullen moeten doen afbreeken.
Waar na in consideratie genomen zijnde dat men tot nog toe geen dispositie omtrent de ple. vervulling van den vacante predikstoel aan Drakensteijn hadde kunnen neemen, waar door de ingesetenen aldaar van het bedienen van des Heeren Woord en de heijlige sacramenten versteeken blijvende, Soo is met eenen beslooten dat den predicant aan Stellenbosch , Henricus Bek, bij missive sal werden versogt den predikdienst ter dier plaatse een á twee maal op desselfs meeste commoditeijt te willen gaan waarneemen,316 in welken tusschen tijd ër mogelijk occasie weesen sal om diesweegens nader te voorsien.
Werdende door den Heer Gesaghebber daar na te kennen gegeven dat schoon men de straffe teegens de opdrossers die haare scheepen moetwilliglijk lieten ontvaaren, nog jongst hadde verandert, met deselve in plaatse van voor ses maanden op het Robben Eijland , even gelijke tijt aan de gemeene werken en de nieuwe batterij te bannen, zulx even wel niet veel afschrik hadde gemaakt, dewijl dat quaad nog al sterk in swang was gebleeven, waarom het wel dienstig soude zijn dat gemelte tijd wierde verlengt, om te sien of daar door eenige beterschap wierde bijgebragt, waar over gedelibereert weesende, is goedgevonden en verstaan dat de opdrossers voortaan voor den tijd van agtien maanden sonder loon ten arbeijd aan de gemeene werken sullen werden gebannen.
Laastelijk verscheen in Raade den vrijswart Claas Jonasz, vertoonende een briefje van de Heer Willem Adriaan van der Stel, waarbij hem seekere slavin, Dina genaamt, in vrijdom wierd gegeven, sijnde van de volgende bewoording:
‘Claas Jonasz,’
‘Om uwe begeerte en versoek toe te staan, soo hebbe ik aan de Heeren mijne volmagten geschreeven dat die de vrijbrief van Dina aan uw soude ter hand stellen, en daarmeede wensche ik uw veel geluk en voorspoed in de weereld. Vaart wel en vreest God, op dat het u voorspoedig mag gaan.’
‘(Was geteekent) Willem Adriaan van der Stel. (In margine) Amsterdam , den 15 October 1711.’
Versoekende daarneevens dat aan gemelte Dina uijt dien hoofde een vrijbrief door deesen Raad mogte werden verleent, ‘t geene door de volmagten van gedagte Heer Van der Stel was versuijmd geworden, op dat hij door dat middel gelegentheijd mogte bekomen om met haar in den huuwelijken317 staat te kunnen treeden, ‘t geene aan vrijgegevene die haare vrijbrieven niet konden vertoonen, ongeoorlooft was, welken aangaande vastgestelt is dat het versogte van voorn. Claas Jonasz voor zoo veel den vrijbrief betreft, sal werden van de hand geweesen, als waar toe men sig niet gequalificeerd vind, maar wat belangt het huwelijk, dat hem extract deeses sal werden ter handen gesteld, om sig daar van voor commissarissen te kunnen bedienen.318
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 346-356.¶
Dingsdag den {17250220} 20 Februarij 1725, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Ter vergaderinge verscheenen sijnde den schipper van het schip de Geertruijd , Thomas Flesscher, met versoek dat desselfs op morgen vastgestelden monsterdag eenigen tijt mogte uijtgesteld werden, ten aansien hij nog eenige reparatie aan sijn roer moetende laten doen, en daar en boven een quantiteijt tarw inneemen, oversulx onmogelijk in gereetheijd konde sijn, Soo is ter consideratie gemelte schipper diesweegens op den 13 deeser ook al swaarigheijd hadde gemaakt, en dat daarom den tijt van sijn vertrek eenelijk bij voor onderstelling van doenelijkheijd teegens morgen was beraamd, goedgevonden het depart van die kiel tot aanstaande Saturdag op te schorssen, als wanneer hij betuijgde volkomen klaar te sullen kunnen weesen.
Waar na door den Heer Gesaghebber wierde voorgedragen hoe het Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en behaagt hadde bij derselver geeert aanschrijvens van den 23 Junij des voorleeden jaars320 onder anderen te ordonneeren dat den opneem der burger effecten voortaan jaarlijx ten overstaan van gecommitteerde ‘s Comps. dienaren soude moeten gedaan werden, met bijvoeging dierhalven hoedanig daar omtrent als nu best diende gehandelt te werden, welken aangaande gedelibereert, en overwogen sijnde dat gem. opneern altijd was gedaan hier aan Cabo ter presentie van den fiscaal, en over de buijten districten in het bij weesen van den landdrost, benevens gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie en het collegie van heemraden, en dat oversulx daar omtrent geen beetere precautie konde werden genomen dan tot nog toe is geschiet, gemerkt de respective officiers uijt hoofde van haar ampt, en de gecommitteerdens, als persoonen onder eede staande, altoos gehouden sijn geweest haaren pligt hierin te behartigen, sonder dat zulx egter heeft kunnen verhinderen dat ër niet eenig bedrog door deese en geene ingesetenen die daar toe mogten geneegen sijn, soude sijn gepleegt, Soo is daarom gearresteert en beslooten dat men de seer geeerde ordres onser Heeren en Meesteren ten deesen subjecte soo veel doenelijk is, sal naarkomen, en ten dien eijnde voortaan jaarlijx imand van ‘s Comps. dienaren uijt den Raad van Justitie tot het adsisteeren bij den opneem over Stellenbosch en Drakensteijn af senden, latende deselve daar en boven geduurig onder presentatie van eede geschieden, buijten het welke bij de te affigeerene billietten ook sal werden uijtgedrukt dat bij aldien ër imand mogte agterhaalt werden die sig quam schuldig te maken aan het te weijnig opgeven van vee of te andere effecten, dat als dan alle het overbevondene ten behoeve der E. Comp. sal werden geconfisqueert.
Wijders is op de propositie van den Heer Gesaghebber ook goedgevonden dat den landdrost bij missive sal werden geordonneert321 een naukeurig berigt in geschrifte op te geeven wat ondersoek ër door hem is gedaan omtrent de ruijlders jongst door den burger Jacobus van der Heijde en andere uijtgesonden, die sig met de moord der Hottentotten soude hebben besoetelt, en welke informatien teegens de schuldige hebben kunnen genomen werden, gemerkt men door het overleijden van den Heer independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, geen verligting van die kant bekomen kan, ‘t geen ook oorsaak is dat het meerengedeelte der daar omtrent gepleegde behandelingen aan deesen Raad onbekend sijn gebleeven, op dat men dus doende in staat mag geraken om soo veel mogelijk is, onse Heeren en Meesters deesen aangaande te kunnen verstendigen.
Verders is meede beslooten dat aan alle scheeps opperhoofden expresselijk sal werden gelast voortaan sorge te dragen datter geduurende haar aanweesen alhier in de maanden Maij, Junij, Julij en Augustus boeijens op de geldkisten werden gestelt, om bij ongeluk van stranding (‘t geen God genadiglijk verhoede) tot beeter ontdecking derselver te kunnen strecken, het welke bij een apart articul in het scheepsplaccaat sal werden geinsereert.
Vervolgens geliefde den Heer Gesaghebber te kennen te geeven dat den hoeker de Zeepost bereijts van sijne aangebragte goederen ontladen zijnde, oversulx in staat was gebragt om weederom ter reijsvorderinge klaar gemaakt te kunnen werden, dog dewijle men hier van geen coralen, die noodwendig op Rio de la Goa tot voortsetting van den handel werden vereijscht, voorsien was, soo gaf Sijn E. daarnevens in overweeginge of het niet best soude sijn dat dat bodemken alhier tot de aankomst der verwagt werdende Amsterdamse uijt komende scheepen wierde opgehouden, om te sien of met deselve geen coralen souden werden aangebragt, gemerkt de bediendens ter dier plaatse van alle noodwendigheeden tot leevens onderhoud nog voor een genoegsamen tijt waren voorsien, welken aangaande naar gehoudene besoigne verstaan is dat met gemelten hoeker op de voorgestelde wijse sal werden gehandelt, sullende inmiddels soo ver het doenelijk weesen sal, in gereetheijd werden gebragt, gelijk ook de van daar ontfangene eijsschen voor soo veel den voorraad alhier komt toe te laten, sullen werden voldaan.
Ter oorsake van het quaad en onbehoorlijk gedrag van den vlaggeman, Andries de Leeuw,322 als sig niet ontsiende sijn aanbevoolen post onder voorwendsel van siekte te verlaten, en dus op een onbetamelijke wijse hier en ginder te swerven, heeft men gevoeglijk geoordeelt denselven van qualiteijt en gagie te degradeeren, tot soodanig als waar voor hij is uijtgekomen, namentlijk mattroos a ƒ10 per maand.323
Na het welke door d’ E.Es. Kaje Jesse Slotsboo en Hendrik Swellengrebel, als bij resolutie van den 17 October passo. tot visitatie van de plaats die door burgerraaden tot het opregten van een coorn watermoolen wierde versogt, gecommitteert geweest, wierd overgeleevert het volgende rapport:324
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Ingevolge de commissie door UE. Agtb. op de onderget. bij resolutie van den 17 October laastl. gedecerneert, hebben wij ten overstaan van burgerraaden deeser plaatse, en geadsisteert met den baas der timmerlieden en die der metselaars, mitsgrs. ‘s Comps. molenaar en den grutter, Josias Bliek, ons vervoegt ter plaatse die door burgerraaden wierd versogt en aangeweesen om aldaar een coorn watermoolen ten behoeve deeser ingesetenen op te regten, zijnde de zoogen. wasch plaats boven de watermolen der E. Comp., ten eijnde te ondersoeken of het selve eenig nadeel aan gedagte ‘s Comps. moolen soude kunnen toebrengen, maar ten aansien het als doen, om so te spreeken, nog in den reegen tijt was, als wanneer de rivier doorgaans overvloedig water komt te geeven, en dat men niet konde oordeelen hoedanig het in de drooge mousson daar omtrent soude gestelt sijn, soos hebben w’ best geoordeelt het geeven van schriftelijk rapport tot dien tijd toe uijt te stellen, gelijk ons mondeling berigt diesweegens bij resolutie van den laa[t]sten October is aangeteekent, en om de gemelte reedenen als wel gedaan en met den meesten dienst over een komende aangemerkt. Na het welke w’ weederom in presentie van de presente en afgaande burgerraaden, mitsgrs. de voorn. ambagtslieden nader ondersoek als nu hebben gedaan, en ondervonden dat het water nog even soo sterk was als wij het in de maand October hebben gesien, zulx de gem. baasen door ons sijn afgevraagt geworden of ër eenige swaarigheijd soude weesen bij aldien volgens het concept van burgerraaden de moolen op de aangeweesene plaats wierde gebouwt, en dat ër bij den thuijn van den oud capn., Olof Berg,325 een dam gemaakt wierd, om het water door een daar toe gemetselde goot, en soo vervolgens door een houte na de burger moolen te leijden, wanneer het selve voorts na ‘s Comps. molen soude loopen, waarop zijlieden eenpariglijk betuijgt hebbende dat sulx ‘s Comps. moolen niet soude benadeelen, dewijl het water daar door niet veel staat vermindert te werden, te meer dat volgens het seggen van de molenaar, het water door hem nog van een andere kant werd gekreegen, soo kunnen wij ons (onder correctie) daarmeede wel confirmeeren, kunnende het egter wel sijn datter in ‘t vervolg bij extraordinaire droogte water gebrek was, gelijk bij na alle jaaren in diergelijke gevallen over ‘t weijnige water dat ‘s Comps. molen kreijgt, werd geklaagt.’
‘Waarmeede gedenkende aan de intentie van UE. Agtb. voldaan te hebben, laten deese dienen voor schuldig rapport - - - (Was geteekent) K. J. Slotsboo, Hk. Swellengrebel. (In margine) Overgegeven in Rade den 20 Februarij 1725.’
Over welkers inhoude met aandagt geraadpleegt en aangemerkt sijnde dat het project al over eenige jaaren geweest is om ter gemelte plaatse een kruijt moolen ‘s Comps. weegen op te stellen, Soo is gevolglijk vastgesteld dat gedagte rapport, benevens het versoekschrift van burgerraaden in copia aan onse Heeren en Meesteren na het vaderland sal werden overgesonden, en Haar Edele Hoog Agtb. dispositie ten dien subjecte met eerbied versogt.
Laastelijk gaf den pl. fiscaal, den E. Adriaan van Kervel, te kennen, dat hij ingevolge de ordre van den Heer Gesaghebber in ‘t bij weesen van gecommitteerdens, en met adsistentie van den landmeeter, de plaats aan de voet van de Leeuwenbil , binnen dewelke geen kalk ovens souden mogen gesteld werden, hadde doen afbakenen op een distantie van 58 roeden, gereekent van de agterste huijsen, het geene in diervoegen is goedgekeurt, weshalven een igelijk bij billietten sal werden gewaarschouwt van voortaan geen kalkovens binnen de voorn. bepalinge te plaatsen, op paene dat contrarie doende, het houd en de schulpen van deselve sullen weesen geconfisqueert, ten welken eijnde sulx in ‘t vervolg in de daar van te verleenene permissie briefjes sal werden uijtgedrukt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 357-358.¶
Woensdag den {17250228} 28 Februarij 1725.
Door den capn. van het Engels schip den Draak bij het onderstaande reqte. versoek gedaan sijnde om een anker dat in den jaare 1723 van desselfs onderhebbenden bodem alhier verloren was, weederom te mogen erlangen:327
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Gouvemements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met schuldige eerbied UEd. Agtb. dienstwilligen dienaar, William Westerbeen, captn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende het teegenswoordig hier aanweesend schip den Draak , hoe ër in den jaare 1723 bij het depart van des supplts. onderhebbenden bodem vermits de sterke Z.Ot. wind, ter deeser rheede een swaar anker is verloren geworden, het welke seedert opgevischt zijnde, onder anderen door den supplt. bij ‘s Comps. ankers is gevonden, weshalven hij gedienstiglijk versoekt dat UEd. Agtb. de goedheijd gelieven te hebben van hem ‘t selve weederom te restitueeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was geteekent) Wm. Westerbane.’
Soo geliefden den Heer Gesaghebber met het selve den eersten clercq bij de leeden des Raads rond te senden, ten eijnde in omvraage te brengen of dat versoek soude kunnen toegestaan werden, op het welke door Haar E.Es. eenpariglijk van ja geadviseert sijnde, ten aansien men verseekert was het versogte anker een Engelsch maaksel te sijn, en dat gedagte capn. met sijn journaal aan den eerste clercq hadde aangetoont dat het ter voorn. tijt van sijnen onderhebbenden bodem was verloren, als meede dat sulx voorgaandelijk aan andere vreemde scheepen in selver voegen was geschiet, Soo is dierhalven goedgevonden dat het selve aan den Engelsen captn., William Westerbeen, weeder sal werden ter handen gestelt.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL,.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 359-368.¶
Dingsdag den {17250313} 13 Maart 1725, voormiddags.
Alle teegenwoordig, behalven den E. pl. fiscaal, Adriaan van Kervel.
Door den schipper van het aanweesend schip Oostrust op de gedane vrage van den Heer Gesaghebber ter vergaderinge betuijgt sijnde dat hij behalven genot van genoegsame en deugdelijke ververssinge van vleesch, brood en moeskruijden geduurende den tijt sijns verblijfs alhier, ook hadde ontfangen alle soodaanige benoodigtheeden als hem tot bevordering der verdere reijse noodsaakelijk waren geweest, en dat hij die derhalven aanstaande Woensdag den 21 deeser lopende maand soude kunnen aanneemen, Soo is gevolglijk goedgevonden en verstaan dat men die kiel ter voormelte tijt sal doen monsteren en van hier vertrecken.
Wijders is op het gedane versoek van de wel geboore vrouwe, Baldina Kien,329 wed. wijlen den Wel Edelen Gestr. Heere Maurits Pasques de Chavonnes, in Sijn Edeles leeven Raad Ordinair van India en Gouverneur deeser residentie, en op haare presentatie van een kloeke en gesonde mansslaaf, gent. Andries van Madagasc[ar,] weeder aan d’ E. Comp. in eijgendom te sullen geeven, insgelijx gearresteert dat seekere ‘s Comps. slavin, gent. Barbara Johanna van de Caab, als sijnde wel in de Neederduijtse tale ervaaren, en daar en boven den H. doop onfangen hebbende, uijt slavernij sal werden ontslagen en in vrijdom gesteld, mits dat de gepresenteerde leijfeijgen gevisiteert, en van de vereijschte hoedanigheijd werde bevonden.
Waar na gesproken weesende over het aanschrijvens van den Heer Ceijlons Gouverneur, Johannes Hertenberg,330 en Raad tot Colombo ,de dato18 November 1724,331 aangaande 3000 lb. buscruijt dewelke in den gepasseerden jaare aan het schip de Jacoba alhier in sulken slegten gesteldheijd souden sijn verstrekt, dat deselve ten eenemaal tot gebruijk waren onbequaam geweest, soo heeft men naar deliberatie ten deesen subjecte niets beeters kunnen besluijten als extract uijt gemelte missive, benevens copia der verklaaring over dat buspoeder door de officieren van gemelte schip de Jacoba tot Ceijlon verleend,332 te stellen in handen van den E. captn., Kaje Jesse Slotsboo, en baas van de wapencamer, Adolph Burgers,333 ten eijnde diesweegens te dienen van haar schriftelijk berigt en consideratien, hoedanig de deugtsaamheijd daar van in de afscheeping is geweest.
Ook heeft men naar lecture van het versoekschrift door den oud burgerraad, Valentijn Kleijnveld,334 gepresenteerd, aan hem toegestaan om met het presente retourschip de Jacoba bovengenoemd, onder betaaling van behoorlijke transport en costpenningen na het vaderland te mogen vertrecken.
Ingevolge het requisit deeses Raads van den 20 der gepasseerde maand Februarij, door den landdrost weegens desselfs enquesten teegens de ruijlders jongst door den burger Jacobus van der Heijden en andere uijtgesonden, overgeleevert sijnde het volgende rapport:
Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deeses Caabse Gouvernements, beneevens den E.E. Agtb. Politicquen Raad.
‘E. Agtb. Heer en Heeren,’
‘In respecte Haarer Eds. Agtb. geeerd aanschrijvens,de dato21 Februarij 1725,335 ordonneerende den ondergeteekende tot het doen van een naauwkeurig en omstandig berigt aangaande sijn gedoente en ingewonnene informatien in de saak teegens de door Jacob van der Heijde en andere uijtgesondene manschap op de vee ruijling, en die haar in plaatse van dien volgens berigt van den Drakensteijnse kerkenraad omtrent de Gonacquas Hottentots zouden hebben schuldig gemaakt aan roof en moorderije en ‘t geene wijders aldaar werd ter needer gesteld; den onderget. aan UEd. Agtb. g’eerd bevel volgens schuldigheijd willende voldoen, in onderdanigheijd segt:’
‘Dat seedert mij UWEd. Agtb. hoog geeerde ordres en serieuse recommandatien van den 9 Maart 1723336 tot het doen van naauwkeurige enquesten op ‘t berigt van dno. Van Aken, zalr., en in ‘t regten vervolgen der schuldigen zijn ter handen gekomen, alles is werkstellig gemaakt ‘t geene mijn pligt en d’ ontdecking van ‘t ware vereijschte, omme naar bekoming van overtuijgende inditien de schuldige volgens placcaaten tot erlanging hunner competente straffe in regten te prosequeeren.’
‘In welken ijver dan ook (schoon van weijnig succes) ben voortgevaaren, tot dat aan UEd. Agtb. van mijn verrigting in deese saak op den 30 December desselven jaars verslag doende, tot mijn leedweesen hebbe moeten berigten dat nietteegenstaande alle aangewende devoiren, buijten staat bleef omme teegen de geaccusseerde te kunnen procedeeren, om de streijdigheijd der ingewonne informatien; als eerstelijk de verklaaringen van Jacobus Bota337 en Jan Harmensz Potgieter,338 die niet volkomen over een stemmen met ‘t berigt van gem. kerkenraad, die nogtans de aanklagte op deese twee persoonen gegrond hebben.’
‘Vervolgens de aanteekeningen weegens het narré der Hottentots, die t’ eenemaal contradiceeren ‘t geene door Jacob Bota en Potgieter als uijt haar mond is verklaart; welk een en ander dan ook den onderget. deed sustineeren dat den Drakensteijnse kerkenraad met haar berigt aan UEd. Agtb. een weijnig te voorbaadig339 waaren geweest, en vermits de gebreklijkheijt van bewijsen ongegrond.’
‘Alle ‘t geene UEd. Agtb. klaarder te vooren sal komen wanneer haar oogen gelieven te slaan op ‘t gem. berigt door mij met de ingewonne informatien op den 30 December 1723 overgelegt, waar aan sig den ondergeteekende onder UEd. Agtb. welneemen is gedragende, als zijnde desselfs pogingen tot ontdecking en bekoming van klaarder indietien340 tot dato sonder vrugt geweest, en welk laastens gebrek hem buijten staat houd omme in deesen voor als nog verder te procedeeren.’
‘Streckende deese dan voor onderdanig berigt, is des onderget. verseek[e]ringh dat ‘t hem nooijt aan ijver sal ontbreeken omme in deesen als meede brengend desselfs eed en pligt tot ontdecking te vigileeren, en de schuldige ten exempel van andere, die des meer souden tragten te practiseeren, tot erlanginge van hun competente straffe volgens placcaaten in regten te vervolgen.’
‘Waarop met alle eerbied mij onderschrijve - - - (Was geteekent) Mns. Bergh. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 6 Maart 1725.’
Soo is naar gehoudene raadpleeginge vastgesteld dat het selve in copia authenticq aan onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren sal werden overgesonden, soo wel als het geene door hem sub 30 December 1723 over deese saake is verleend, met de stucken en verklaaringen die daar toe gehoorende sijn.
Naar resumptie van het reqte. door landdrost en heemraden in de onderstaande termen gepresenteert:341
Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deeses Gouvernements, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘E. Achtbaaren Heere en Heeren,’
‘Geeven met schuldig respect te kennen de ondergeteekende landdrost en heemraaden van Stellenbosch en Drakensteijn , hoe sij supplianten bij de jongste opgaaf van ao. passo. gesien hebbende dat sig verscheijde personen onder de districten van Stellenbos en Drakensteijn bevonden, haare wooningen en effecten hebbende, sonder egeene342 huijsen ofte erven onder de Caab te besitten, alwaar nogtans sijn dienst doende, haar op die wijse onttreckende de commandos die alhier dikwils op Bosjesmans Hottentots en drossers &ra. komen voor te vallen, en egter soo wel ten haaren als anderen besten werden werkstellig gemaakt, sonder dat de sulken daar in ‘t minst toe komen te contribueeren, boven en behalven dat de respective buijten compagnien so door deese haar agterblijven als de verhuijsing van andere uijt deese colonien naar die van Cabo, merkelijk komen te verswacken; omme het welke de supplianten haar genoodsaakt vinden te keeren tot UWEd. en E. Agtb., met needrig versoek dat ‘t selve mogten gelieven om voor verhaalde reedenen aan de supplten. te permitteeren dat de soodanige (gelijk bij burgerraaden omtrent de van hier aankomende werd gepractiseert) door ons onder verbeurte van een boete, bij UWEd. en E. Agtbs. te begrooten, mogten werden aangesegt omme haar binnen seek[e]re tijt onder een deeser colonien te laten overschrijven, ten eijnde, als daar onder haare plaatsen en effecten hebbende, neevens andere soodanige burger diensten te doen, als waar toe van ouds verpligt sijn geweest.’
‘Waarop de supplianten UWEd. Agtbs. gunstige apostille sijn versoekende. (Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was geteekent) Mns. Bergh, Willem Morkel,343 Jan Cloeten, Joh. Louw, Jan Botma, Jacob Coetser,344 Wr. de Vos, Teunes Boota.’
Is alvorens besluijt te neemen, best gedagt haarlieden te ordonneeren een schriftelijke memorie op te geeven van de namen der personen die sonder huijsen ofte erven hier aan de Caab te besitten, en in teegendeel onder Stellenbosch of Drakensteijn geerft sijn, hunne burger diensten alhier egter komen waar te neemen, gelijk bij het gemelte versoekschrift werd geposeerd.345
Laastelijk is bij resumprie van het raadsbesluijt op den 20 van voorn. maand Februarij in deesen Raade genomen, nog goed gevonden dat behalven het articul bij het scheepsplaccaat weegens het stellen van boeijens op de geldkisten te insereeren, aan den equipagiemeester bij schriftelijke ordonnantie sal werden gelast sulx consecutivelijk aan de scheepsopperhoofden dewelke in de maanden Meij, Junij, Julij en Augustus hier ter rheede verscheijnen, te waarschouwen, op dat het selve des te seekerder mag werden nagekomen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Eg. clercq.
C. 71, pp. 369-383.¶
Vrijdag den {17250323} 23 Maart 1725, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Geliefden den Heer Gesaghebber in vergaderinge ter lectuure over te leggen de schriftelijke berigten en verantwoordingen van den E. kaptn., Kaje Jesse Slotsboo, en baas van den wapencamer, Adolph Burgers, weegens de slegte gesteldheijd waarin sig het buscruijt ao. passo. aan het schip de Jacoba verstrekt soude hebben bevonden, volgens het jongste schrijvens van den Heer Ceijlons Gouverneur en Raad tot Colombo , aan haar op den 13 deeser in extract ter handen gestelt, beneevens de copia verklaaring over die brandstoffe aldaar verleend, sijnde van bewoordinge als volgt:348
Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernments.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met alle respect te kennen Kaje Jesse Siotsboo, captn. militair alhier en meede lid Uwer Wel E. en E. Agtb. Vergadering, hoe dat deselve niet alleen met grote verwondering uijt ‘t geeerd schrijvens van den E. Agtb. Heer Gouverneur en Raad tot Colombo aan de Regeering alhier, gesien heeft de slegte gesteldheijd van soodanige 3000 lb. bussekruijt als ër ao. passo. van hier uijt de kruijt kelders aan ‘t schip de Jacoba is verstrekt, maar met veel hertseer daarneevens vind gemelt dat die stoffe door den ondergeteekende soude sijn verstrekt geworden, even eens als of deselve onder sijn verantwoording en administratie staan, en dierhalven daar over aanspraakelijk soude zijn, en dewijl gem. Ceijlons Ed. Agtb. Heer Gouverneur en Raad volgens Haar Eds. preadvertentie in voorsz missive de verschuldigde notificatie der constitutie van ‘t geciteerde bussekruijt aan de Edele Hoog Agtb. Heeren Majores hebben gedaan, soo vind den onderget. sig genood dronge deese tot sijne decharge aan Uwel E. en E. Agtb. te rigten ten eijnde daar uijt te doen sien dat den ondergeteek. niet ‘t minste deel aan ‘t geene voorsz is, heeft; waaromme denselven dan voor eerst segt dat de wapenkamer, artillerij, kruijt en kruijtkelders, als meede alle am[m]onitie van oorlog niet onder den onderget. sijn verantwoording staat nog ooijt gestaan heeft (gelijk seekerlijk den Ed. Heer Gouverneur en Raad tot Colombo na costume van alle andere buijten comptoiren daar geen constabels majors sijn en capitains tot hooft der militie leggen, dies administraties sijn aanbevoolen en toe vertrouwt sullen gemeent hebben ook onder sijn toesigt geweest te sijn, en bij gevolge dor Haar Eds. volgens verwagting soodanig ter needer gestelt) maar al van ‘t jaar 1714 onder administratie van den nog teegenwoordige baas van de wapencamer, Adolf Burgers, is geweest, die alles, gelijk bij Uwel E. en E. Agtbs. genoegsaam is bekent, wat daar aan dependeert ontfangt, en weederom ‘t selve per ordonnantie verstrekt, soo als de copia do. van ‘t verstrekte bussekruijt aan het schip de Jacoba hier aannex,349 duijdelijk aantoont; soo dat den onderget. daar uijt met alle eerbied sustineert geen de minste verantwoording van ‘t geen een ander toe betrouwt is, vermeijnd te hebben; eenelijk is den ondergeteek. sijn pligt aanbevoolen wanneer eenig kruijt in de kelders werd ontfangen, of daaruijt verstrekt, gekeert ofte gedroogt, als dan behoorlijke wagten en schildwagten rondsom de kelders uijt te stellen, goede sorge voor wagens en brandende stoffe te dragen, en alderweegens daar ‘t noodig is, lonten en vuuren te laten blussen, daar present te sijn tot dat de kelders weeder behoorlijk weeder350 gesloten en de sleutels selver bij den Ed. Heer Gouverneur ofte Heer Gesaghebber te brengen, gelijk alle ‘t voorsz. van de kruijtkelders gemeld bij siekte van den onderget. door den hooft officier van de wagt werd verrigt en waargenomen, ja selve wat voor ‘t guarnisoen benodigt is op verleende ordonnantie van gem. baas, Adolf Burgers, ontfangen moet; dog dewijl den ondergeteekende geduurig bij het keeren en uijt geeven van ‘t kruijt, soo als gesegt is, present moet sijn, kan hij ook met waarheijd verklaaren gesien te hebben dat de 30 vaatjes met buspoeder die aan ‘t schip de Jacoba sijn verstrekt, na het uijtterlijk aansien droog en wel geconstitueert, sonder eenige de minste vogtigheijd sijn geweest, daar en boven is den ondergeteekende nu veele jaaren agter den anderen bij het sluijten der ‘s Comps. negotie boeken of in ‘t opneemen van alle ‘s Comps. effecten onder ulto. Augustus, en nog ‘t laast afgeweekene jaar een der gecommitteerdens geweest tot ‘t opneemen der kruijtkelders, de wapencamer en alle am[m]onitie goederen onder verantwoording van den voorsz Adolf Burgers staande, ‘t welke seekerlijk niet konde geschieden indien daar iets van ‘t voorsz ter verantwoording van d’ ondergeteekende stond, dan door deese geduurige bijwooning in ‘t opneemen der ammonitie goederen, moet den onderget. ook met eenen betuijgen seekerlijk bewust te sijn dat ër nooijt soo lange den teegenwoordigen baas van de wapencamer, Adolf Burgers, de administratie der ammonitie goederen heeft gehad, soodanig slegt of onbruijkbaar buskruijt hier bij het Gouvernement is geweest, of te bij de jaarlijxe opneemingen of restanten bevonden, gelijk nu ook bij de jongste storting en droogen van ‘t kruijt, in presentie van den ondergeteekend. gedaan, geen de minste quantiteijt is bevonden die modderig of nat, ende bij gevolge tot gebruijk onbequaam geweest is, werdende in teegendeel het alderstoffigste altoos ter deeser plaatse tot het doen van sijnen van den Leeuwencop en [Leeuwen]bil , mitsgaders het salueeren van dit Casteel, geemploijeert, maar geensints aan de scheepen verstrekt; ende vermeijnd den onderget. derhalven genoegsaam uijt het hier vooren geallegueerde beweesen te hebben niet responsabel te weesen weegens ‘t verstrekte bussekruijt aan ‘t schip d’ Jacoba , verhoopende oversulx ook dat bij Uw Wel E. en E. Agtb. ‘t selve dusdanig sal werden opgenomen, in welkers verwagting hij veerders351 needrig is versoekende dat deese door Uwel E. en E. Agtb. aan d’ Edele Hoog Agtb. Heeren Meesteren benevens de copia ordonnantie van ‘t verstrekte bussekruijt mag werden overgesonden, en deselve werden verselt door Uwel E. en E. Agtb. verdere consideratie deesen aangaande, soodanig en in diervoegen als Uwel E. en E. Agtb. sijnent halven ten zijnen verantwoordinge aan d’ Ed. Hoog Agtb. Heeren Meesteren sullen bevinden te behooren.’
‘Ten welken eijnde hij met alle agtinge blijft, (onderstont) E. Heer en E. Agtb. Heeren, Uw Wel E. en E. Agtbs. pligtschuldige dienaar. (Was geteekent) K. J. Slotsboo.’
Aan den E. Agtbare Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met alle onderdanigheijd te kennen Uwer Wel. E. en Agtb. seer gehoorsaame dienaar, Adoph Burgers, baas van de wapencamer alhier, hoe deselve uit de aan hem te hand gestelde copia verklaaring door den onderstuurman, schipper, opperstuurman en constabel van ‘t thans hier ter rheede leggende schip de Jacoba , den 20 October ao. passo op Colombo voor den eerste clercq, Thomas Termathe, gepasseert, met veel ontweeninge des gemoeds gesien heeft de slegte gesteltheijd in dewelke sig de 3000 lb. bussekruijt die door de ondergeteekende op verleende ordonnantie van wijle d’ Wel Ed. Heer Goeverneur ‘t gepasseerde jaar aan ‘t opgemte. schip de Jacoba sijn verstrekt, souden bevonden hebben, en dewijl ‘t selve ten sijner beschuldiging is streckende, als of hij aan soodanig een onverantwoordelijke quade behandeling deel hebben soude, en ‘t aan hem soo dierbaar toevertrouwde bussepoeder schandelijk soude verwaarloosen, soo keert den onderget. met alle demoedigheujd sig tot Uw Wel Edele en E. Agtbs. met ootmoedige beede dat deese tot sijner verantwoording en ontschulding in de voorsz saak op ‘t naauwkeurigste door Uw Wel Edele en E. Agtb. mag werden overwogen, ten eijnde desselfs onschuld daar uijt gebleeken sijnde, door Uw Wel Edele en E. Agtb. na mate van de reeden te werden gepatroniseert.’
‘Weshalven den ondergetekende de gegevene verclaring eerst moet aanhalen, wel ‘t geen den onderstuurman, Cornelis Kiere, daar bij segt, dat hij aan den constabel versogt soude hebben een van de kruijtvaten te mogen openen, ‘t welke hem soude geweijgert sijn, onder voorwendsel dat die brandstoffen goed en deugtsaam wierde overgeleevert, waarteegens den ondergeteekende overlegt een secretariale verklaaringe van den constabel en bombardier gepasseert, waar bij den constabel duijdelijk verklaart daar niets van te weeten, nog sulx aan hem gevraagt te sijn, gelijk ook den Heer captn., Kaje Jesse Slotsboo, die beneevens hem bij de verstrecking present geweest is, des noods meede soude kunnen getuijgen, soo als den ondergetekende bij deesen onder presentatien van eeden betuijgt, daar niets in ‘t minste van te hebben gehoord, sulx door den gem. stuurman gevraagt te sijn waar om deselve het voor een quaadaardige lastering van hem aansiet, seekerlijk om sijne onverantwoordelijke en onagtsame sake goed te maken, door dien den onderget. wel bekend is dat hij stuurman bij ‘t ontfangen van ‘t kruijt is present geweest, maar ook onderrigt dat deselve die stoffe hem toebetrouwt, niet aan boord van ‘t schip gebragt heeft, maar teegens het bootsvolk gesegt: vaart maar heen, ik gaa na de Caab toe; sijnde alsoo ‘t gemelde kruijt sonder eenig opsigt naar ‘t schip gevoert, wat agting hij bij ‘t ontfangen van die stoffe gehad heeft, en waar door sijne gegevene depositie nog meer verwerpelijk is, soo weet hij selve niet te seggen uijt wat kruijtkelder het is verstrekt, maar segt het boven van de wal ontfangen te hebben, daar geen het minste kruijt is leggende, als het weijnige het geen de constabel tot dagelijx gebruijk noodig heeft, gelijk bij Uw Wel Edele en E. Agtb. genoegsaam is bekend.’
‘Waar uijt den ondergeteekende moet besluijten dat door het versuijm van die stuurman ende onagtsaamheijd van ‘t bootsvolk, mogelijk door den dronk beheerscht, bij ‘t overvoeren van ‘t bussekruijt, door dien ër een sterke koelte woeij, veel nattigheijd aan de vaten is gekomen, waar door het tot die slegte gesteldheijd is geraakt, gelijk den schipper, opperstuurman en constabel in de gegevene verklaaringe eenelijk getuijgen ‘t selve bevonden, dog soo niet ontfangen te hebben, op welkers gegevene depositie den ondergeteekende tot Uw Wel Edele en E. Agtb. speculatie eenelijk is seggende dat het hem seer vreemd te vooren komt dat schipper en opperstuurman de precise dag van ‘t openen en bevinding dier vaten niet melden, maar seggen 4 á 5 dagen naar haar vertrek van hier, daar immers, soo den ondergeteekende vermeijnd, om de gewigtigheijd van de saak wel nodig ware geweest aanstonds daar van verklaaringe te laten beleggen, en alsoo de nette dag onthouden te hebben, ‘t welke al meede geen kleijne suspitie geeft dat ër eenig ongemak in de boot aan ‘t kruijt sal sijn gekomen, en door haar meenigvuldig werk in ‘t laaste hier ter rheede, sulx mogelijk voor den schipper stil gehouden, tot dat sij in zee zijnde, ‘t selve hebbe bekent gemaakt, altoos den ondergeteekende beroept sig wijders op de voormelte hier annexe verklaringe van den constabel en bombardier, waar bij de bombardier die ‘t kruijt na de bood heeft gebragt, verklaart dat de veelgem. 30 vaten bussenkruijt bij de verstrecking droog en na uijtterlijk aansien wel geconditioneert sijn geweest, gelijk den Heer captn. Slotsboo ook boven dien ‘t selve kan getuijgen, en den onderget. ook altoos berei[j]t is onder eeden gestand te doen dat ‘t verstrekte buspoeder aan ‘t gedagte schip de Jacoba is geweest goed en deugtsaam, als meede dat hij nooijt ofte ooijt geduurende sijn bij na elf jaarige administratie der kruijt kelders geen het minste nat of modderig kruijt onder hem heeft gehad of te verstrekt, ook geen klagten diesaangaande over hem is gedaan; waar bij deselve nog hier neevens voegen moet dat alle de kruijt kelders deese maand ter ordre van den E. Heer Gesaghebber sijn gevisiteert, en alle ‘t kruijt uijt de vaten ten overstaan van de Heer Captn. Slotsboo, de bombardier en constabel is gestort en gelugt, en alle ‘t selve wel ten quantiteijt van ruijm 53000 lb. die thans in voorraad sijn, niet alleen goed en deugtsaam, maar geen de minste nat of modderigheijd aan iets is bevonden, soo als den Heer capn. na bevinding kan getuijgen, en de verklaaring van de twee laasten komt aan te toonen, gelijk den ondergeteekende nog eijndelijk sig boven dien beroept op de gecommitteerdens die ‘s jaarlijx bij den opneem der kruijt kelders onder ulto. Augustus sijn geweest, hoedanig ‘t selve telkens is bevonden, het soude oversulx seer gevallig scheijnen dat even die gem. 30 vaten bussenkruijt in de kelders sijn geweest en aan ‘t schip de Jacoba verstrekt geworden, uijt alle het welke den ondergeteekende verhoopt sijn onschuld bij Uw Wel Edele en E. Agtb. ten volle sal blijken.’
‘Dierhalven de vrijmoedigheijd neemt met alle schuldige eerbiedigheijd sig te onderschrijven - - - (Was getekent) Adolf Borgers.’
Over welkers inhoude met aandagt gedelibereert, en overwoogen sijnde dat gemelte capn. Slotsboo, behalven de demonstratie dat de ammonitie goederen deeses Casteels niet tot sijner verantwoordinge stonden, als alleen voor soo verre de sorge betreft van het opsigt daar over te hebben, en dat ër bij het keeren van ‘t kruijt als andersints, geen ongelucken door brand &ra. werden veroorsaakt, ende dat oversulx aan hem diesweegens niets konde werden te laste gelegt, egter met eenen ook betuijgt dat de verstrekte dertig vaatjes buscruijt aan het schip de Jacoba na uijtterlijk aansien droog en wel geconstitueert sijn geweest, als meede dat ër nooijt soo lange gemelte baas van de wapencamer de administratie der ammonitie goederen heeft gehad, diergelijk onbruijkbaar buspoeder bij het Gouvernement en de jaarleijxe opneemingen is bevonden, al soo weijnig als bij de laatste storting en drooging van dien ter sijner presentie geschied, mitgaders dat voorn. Adolph Burgers beneevens desselfs verantwoording ook met behoorelijke attestatie door den bombardier en constapel deeser Fortresse ter sijner requisitie gegeven, komt aan te toonen dat de vaatjes waarin het verstrekte busskruijd geweest is, door haar meede sonder de minste vogtigheijd van buijten sijn gesien, en door eerstgen. selfs met ‘s Comps. slaven soodanig in de boot van het schip de Jacoba bestelt, ende dat hij dierhalven genoegsaam meijnd aangetoont te hebben dat de bedorventheijd van dat kruijt door de onagtsaamheijd van het bootsvolk, die sonder stuurman na boord vertrocken sijn, door ‘t overslaan van ‘t water sal weesen veroorsaakt; Soo is daarom goedgevonden en verstaan dat van het selve aan onse Heeren en Meesteren de vereijschte kennisse sal werden gegeven, met oversending der copijen van de geciteerde schriftelijke verantwoordingen.
Waar na geleesen is het versoekschrift door den burger Ernst Fredirik de Swart in de volgende bewoordinge overgegeven:352
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deeses Caabse Gouvernements, benevens den E Agtb. Politicquen Raad.
‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met schuldige eerbied UEd. Agtbs. seer needrigen dienaar, Ernst Fredrik de Swart, burger deeser plaatse, hoe hij supplt. met een swaare familie belaaden sijnde, en daar en boven veeltijts met siekte en qualen beset, oversulx niet vermogens is iets tot subsistentie sijner huijshouding bij de hand te vatten, ende gemerkt den supplt. sig nog wel best tot de slagtneering soude kunnen bequaamen, soo neemt hij de vrijheijd sig te wenden tot UEd. Agtb., met needrige beede dat deselve de goedheijd gelieven te hebben aan den supplt. toe te staan om ten behoeve deeser ingeseetenen te mogen slagten, ten soodanigen prijse als UEd. Agtb. sullen komen goed te vinden.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Het welke men best gedagt heeft, alvoorens besluijt daarop te neemen, te stellen in handen van ‘s Comps. gecontracteerde slagters, so wel de geene die staan af te gaan, als die weeder sullen aankomen, ten eijnde te kunnen dienen van haar schriftelijk berigt en consideratien weegens deese sake.
En is laastelijk aan den captn., Kaje Jesse Slotsboo, nog geaccordeert om het reqte. dat hij van meijninge is aan de Hoog Edele Heeren 17en te rigten, onder ‘s Comps. papieren na het vaderland te mogen oversenden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 384-390.¶
Woensdag den {17250328} 28 Maart 1725, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Wel Edelen Gestr. Heere Ewoud van Dishoek,354 Raad Extraordinair van Neederlands India en Admiraal der presente retourvloot, den Heer Jan de Ja Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deeses Gouvernements, den E. Cornelis Fret,355 vice commandeur, den E. Kaje Jesse Slotsboo, den E. Jacobus van der Swed,356 schout bij nagt, den E. Adriaan van Kervel, den E. schipper Pieter Scherf,357 den E. Jan Aldersz, den E. Hendrik Lont,358 den E. Nicolaas Heijning, den E. Wouter Thomasz van Dijk,359 den E. Hendrik Swellengrebel, den E. Jacobus Ipelaar,360 den E. schipper Arij van Dorp,361 den E. schipper Dirk Renvoort, den E. schipper Claas Jonker, den E. schipper Jacob Breet, den E. schipper Elias Wargaarn, den E. schipper Jan van der Heijden, den E. schipper Pieter Verleij, den E. schipper Jan de Hoge,362 den E. schipper Jan van de Vijver, den E. schipper Marten Harting, den E. schipper Joris Vermouw, den E. schipper Leendert Ole, en den E. schipper Nicolaas Anderson;demptisden schippers Arent Bend en Tijmon Mol, beneevens den ondercoopman en fiscaal der vloote, Pieter de Vicq.
Door den Ed. Heer Admiraal aan den Heer Gesaghebber deeses Gouvernements en verdere leeden van den Raad voorgehouden sijnde (gemerkt door Godes goedheijd de scheepen, soo van Batavia als Ceijlon , ten completen getale aan deesen uijthoek verscheenen waren) of men oversulx geen dag en tijt behoorde te beraamen tot verdere reijsvorderinge derselve na het lieve vaderland, te meer het noodige ‘t gunt gem. Heer Gesaghebber met overleg van den vice commandeur en schout bij nagt op het versoek van gem. Edelen Heer Admiraal menagieuselijk aan de scheepsoverheeden op haare petitie is verstrekt geworden, navolgens de verklaaringe van alle de schippers, ten vollen sal kunnen strecken om alle de bodems in het kort behoorlijk daartoe in staat te brengen. Waarop gedelibereert en ook vervolgens goedgevonden is den 7 der aanstaande maand April den fiscaal de monstering te laten doen, en drie dagen daaraan, of den 10 April, het vertrek vast te stellen, teegens welken tijt alles sal kunnen erlangen sijn beslag, terwijl men hopen mag het groot getal impotenten die ten deesen hospitaale hun verblijf houden, als dan voor het meerengedeelte in staat sullen sijn om haar na boord te begeeven, en is al met eenen verstaan om de swakheijd van veele dier menschen eenigsints t’ gemoet te komen, aan ider boodem te laten verstrecken een en een halve maand verse potspijse, soo meede ook de scheepen die de meeste dooden hebben gehad, weederom na mogelijkheid te adsisteeren met de manschap die ter deeser plaatse verlost en van andere scheepen overgebleeven sijn.363
Waar na Sijn Wel Edele geliefde ter kennisse te brengen dat het schip Prattenburg met veele passagiers beset sijnde, het selve oversulx behalven de belemmering, ook veel tijts hacquetten en misnoegtheeden op de reijse hadde veroorsaakt, gevende dierhalven in overleg of men tot wegneeminge van dien, en op versoek van den daarop varenden schipper niet eenige der gemelte passagiers, die wel daar van ten principale de oorsaak scheijnen te sijn, op andere scheepen behoorde te verplaatsen. Welken aangaande verstaan is dat den fiscaal der vloot, Pieter de Vicq, sal overgaan op het schip de Berbices , mitsgrs. den overvaarende captn. Zacharias de Benzin, op Commerrust .
En is laatstelijk nog gearresteerd dat aan het schip de Hopvogel in plaatse van de door leckage nat gewordene provisie weeder soo veel boonen alhier sal werden verstrekt, als na mate van de bedorvene quantiteijt sal komen vereijscht te werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd aan Cabo de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] EWT. VAN DISHOECK.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] CS. FRET.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JB. V. DR. SWET.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] PR. SCHARFF.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] HK. LONT.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] WOUTER VAN DIJK.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JS. IJPELAAR.
[Signed:] A. V. DORP.
[Signed:] DIRK RENVOORT.
[Signed:] CS. JONKER.
[Signed:] JACOB BREED.
[Signed:] ES. WARGAREN.
[Signed:] J. V. D. HEIJDE.
[Signed:] PIETER VERLIJ.
[Signed:] JAN LOURENSZ V. HOOG.
[Signed:] JAN VAN DE VEIJVER.
[Signed:] M. HARTINGH
[Signed:] JS. VERMOUWE.
[Signed:] LEENDERT OOLE.
[Signed:] NS. ANDERSON.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
C. 71, pp. 391-394.¶
Saturdag den {17250331} 31 Maart 1725.
Present den Heer Gesaghebber en alle de leeden. Extraordinaire vergadering.
Den schipper van ‘t aanweesend schip Meijnden ter vergaderinge binnen gekomen, en op de afvraage van den Heer Gesaghebber betuijgt hebbende hoe geduurende sijn aanweesen alhier ten genoegen genooten hebbende deugtsame ververssinge van moeskruijden, vers vleesch en brood, mitsgar. zoodanige andere benoodigtheeden als denselven had moeten vorderen tot het in staat en reijsvorderinge brengen van sijn onderhebbenden bodem, met het een en ander soo verre was gevordert dat bij toelatinge van weer en wind, vermeijnde in volle gereetheijd te sullen kunnen sijn omme op Donderdag en 4 der aanstaande maand April met volle gerustheijd de reijse Bataviawaarts te kunnen onderneemen; om welke reedenen dan ook beslooten is die kiel ten voorsz dage te doen monsteren en sijne depesches af te geven, bij welke geleegentheijd aan de Hooge Indische Regeering kennisse sal werden gegeven dat een vaatje raap olij in die kiel voor dit Gouvernement afgeladen, alhier niet heeft kunnen werden gevonden, en daaromme naar Batavia meede overgaat.
Naar lectuure van het reqte. door den burger Victor Sprinkmeijer371 overgeleevert, is meede verstaan denselven te accordeeren omme met eene der aanweesende retourscheepen naar het vaderland te mogen overvaaren, mits alvorens betalende het transport en costgeld daar toe staande.
So als insgelijx op het versoek van den adsistent, Casper Lodewijk Kerksteen,372 denselven is gepermitteerd te mogen repatrieeren, en dat vervolgens ter consideratie de bepaalde vertrekdag der retourvloot begon op handen te schieten, dienvolgens de kisten en verdere bagagie op aanstaande Dingsdag door gecomitteerdens sullen werden gebrand.
En dat wijders de goederen van Rio de la Goa met den hoeker de Zeepost laastemaal hier aangekomen, met het retourschip Stadwijk als nu na het vaderland sullen werden overgesonden, uijtgenomen het stofgoud, ‘t welk alhier sal werden aangehouden en met het afgaande schrijvens aan de Heeren Gecommitteerde Bewinthebberen tot dien handel eerbiediglijk versogt derselver geeerde beveelen hoedanig in ‘t toekomende omtrent dat mineraal sal moeten werden gehandelt, en of het selve naar Batavia dan wel naar het vaderland sal moeten werden overgesonden.
Laastelijk is op de propositie van den Heer Gesaghebber meede gearresteerd datter consideratie dit Gouvernement jegenwoordig nog van een goede quantiteijt boonen was voorsien, dierhalven aan de uijtkomende Patriase scheepen tot des te meer verquikkinge en versterckinge der manschappen op de reijse, eenige meerdere quantiteijt van die potspijse sal werden verstrekt, als aan een schip van 160 vt. 10 mudde bonen of erweeten, een schip van 145 vt. 9 mudde boonen of erweeten, een schip van 130 vt. 8 mudde boonen of erweeten, een schip van 100 vt. 5 mudde bonen of erweeten, in hoope en wenschinge dat die eenigsints vermeerderde lasten, als ten meesten nutte van ‘s Comps. kostelijke scheepen en daarop vaarende manschappen verrigt, bij onse Heeren Meesteren en de Hoge Indische Regeering niet sullen werden misduijt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. E.g. clercq.
## Footnotes
-
Met hierdie resolusie begin band C.19,Resolutiën, 1724-1725. Weens die ongesteldheid van die Goewerneur het die Politieke Raad nie op 29 Maart en 4 April vergader nie. Sien C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 915 en 924. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, pp. 875-878. ↩
-
Dipa Nagara was ‘n Javaanse prins wat in 1723 met sy gevolg na die Kaap verban is. Vgl. C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, p. 762. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 431-433. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, pp. 879-881. ↩
-
Loring Passer was die seun van Sousouhounang Pacabouana. Hy het in “sjins vaders ongenade gevallen”, en is in 1715 op versoek van sy vader lewenslang na die Kaap verban. Hy is na die Kaap vergesel deur sy moeder, skoonmoeder, twee van sy vroue en elf volgelinge. In 1719 het hy versoek om na Java te mag terugkeer, maar dit is geweier. (Sien C.435,Inkomende Stukken, 1715, pp. 1102-1103 en 1117-1118.) ↩
-
Jurgen Schuster was die seun van Georg Schuster en Margaretha Tuzchkens, en is in 1698 in Bautzen , Duitsland gebore. Hy het in 1720 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1723 ‘n assistent geword. In 1726 het hy ‘n vryburger geword, en is dieselfde jaar getroud met Josina van der Burg, die weduwee van Isaacq Esser. Op Kersdag, 1735 is hy weer getroud met Catharina Christina Doman, die dogter van Gabriel Doman en Anna de Groot, en op 25.8.1744 is hy vir ‘n derde keer getroud met Geertruijd Valk, die dogter van Cornelis Valk en Gesina Maijboom. Hy is in 1758 oorlede. (Sien C.J.2604,Testamenten, 1725-1726, no. 6; C.J.2608,Testamenten, 1737-1738, no. 1; C.J.2612,Testamenten, 1752-1754, nos. 32 en 48; C.J.2613,Testamenten, 1754-1757, no. 15; M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, no. 33; C.233,Requesten, 1726, no. 25.) ↩
-
Olof de Wet (1699-1763) was die seun van Jacobus de Wet en Christina Bergh. Hy het as soldaat by die Kompanjie in diens getree en het in 1719 ‘n assistent geword. In 1723 is hy bevorder tot boekhouer. Hy is op 8.5.1735 getroud met Maria Segers, die weduwee van Nicolaas van den Heuvel. (Sien M.O.O.C. 7/15,Testamenten, 1763-1764, no. 21; M.O.O.C. 8/10,Inventarissen, 1760-1763; no. 72; M.O.O.C. 10/8,Vendurollen, 1758-1764, no. 39; M.O.O.C. 13/6,Boedel Reekeningen, 1763-1767, no. 11. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 57. ↩
-
Hier het eers gestaan “weijnig tijts”. Dit is egter deur Van Kervel verander na”,weijnige uijren”. In die H.K. staan “weijnige uuren.” ↩
-
Dit is waarskynklik in verhaspeling van die Frans â 1’ improviste: onverwags, onverhoeds. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die Raad besluit het om beskadigde en tekortkomende goedere as verliese af te skryf of te verkoop, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutien, 1724-1725, pp. 51-56. Die Oorspronklike memories kan gevind word in C.291,Memoriën en Rapporten, 1710-1726, pp. 419-423. ↩
-
Die Raad het ook aan twee amptenare salarisverhogings toegestaan. Sien C. 113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 220. Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Lys met die name van die 25 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën1724-1725, p. 59. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie vergadering nie. ↩
-
Hy was die seun van Olof Bergh en Anna de Koning, en is op 14.2.1723 getroud met Elisabeth Bisseux, die dogter van Jacques Bisseux en Elisabeth Pochoix. In 1716 het hy as soldaat by die Kompanjie in diens getree, en in 1719 het hy ‘n assistent geword. Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 49. ↩
-
Abraham Lever van Amsterdam het in 1719 as korporaal na die Kaap gekom, en het die volgende jaar ‘n assistent geword. Hy is op 19.12.1723 getroud met Margaretha Paasen, die dogter van Jacob Paasen en Barbara de Jongh. Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 48. ↩
-
Hy was die seun van Willem Nusscher, en is in 1696 te Höngen , Duitsland gebore. In 1708 het hy as soldaat na die Kaap gekom, en is later uitgeleen as boukneg. Op 28.11.1723 is hy getroud met Hester van Zijl, die dogter van Willem van Zijl en Christina van Loveren. (Sien C.J.2654,Testamenten, 1731-1736, nos. 36 en 53.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 47. ↩
-
Willem van der Vijver van Haarlem het in 1714 na die Kaap gekom, en is later uitgeleen as plaaskneg. Hy was getroud met Elisabeth Bastiaanse, die dogter van Frans Bastiaanse en Anna Maria de Leeuw. Na haar dood is hy op 8.9.1726 weer getroud met Maria Vivier, die dogter van Abraham Vivier en Jacquemina des Prés. Sy was die weduwee van Hendrik Olivier. Met sy dood in 1762 het Van der Vijver die plaas Plaisant aan die Breërivier besit. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 94; M.O.O.C. 8/10,Inventarissen, 1760-1763, no. 30; M.O.O.C. 8/14,Inventarissen, 1771-1773, no. 14; M.O.O.C. 10/10,Vendu Rollen, 1768-1773, no. 34; M.O.O.C. 13/7,Boedel Reekeningen, 1767-1771, no. 50.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 46. ↩
-
Cornelis Ehlers van Amsterdam het in 1720 na die Kaap gekom en as assistent hier gebly. Hy is op 29.8.1728 getroud met Johanna Catharina van der Poel, die dogter van Pieter van der Poel en Johanna Vijandt. (Sien C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, no. 57; M.O.O.C. 7/22,Testamenten, 1775, nos. 26 en 27.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin twee bemanningslede op die hoeker Zeepost bevorder is, is hierbo weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, p. 62. ↩
-
Die Raad het ook Johannes Leij aangestel as assistent en Hartwig Hendrik Rikker as subsituutlanddros. Sien C.113,Klad Notulen., 1721-1725, p. 221. ↩
-
Weens die ongesteldheid van die Goewerneur en Van Beaumont het die Politieke Raad nie op 25 April vergader nie. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 931. ↩
-
Hy het in 1721 ‘n aantal ontdekkingsreise na die binneland van Rio de la Goa gelei. Vgl. C.122,Bijlagen, 1721, pp. 1003-1045. ↩
-
Jan van de Capelle was assistent aan die Kaap toe hy in 1722 aangestel is as sekunde van die handelspos te Rio de la Goa . Die opperhoof aldaar, Jean Michel, het hom egter beskuldig van insubordinasie en hom in 1723 na die Kaap teruggestuur. Die Politieke Raad het die beskuldigings verwerp en hom weer as assistent in diens geneem. Sien C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, pp. 714-716; C.124,Bijlagen, 1723, pp. 489-519; C.230,Requesten, 1723, pp. 331-355. ↩
-
Hy het in 1724 met Zeepost van Rio de la Goa na die Kaap teruggekeer. Sy testament berus in C.125,Bijlagen, 1724, pp. 571-572. ↩
-
Toe Jean Michel in 1722 aangestel is as opperhoof van Rio de la Goa , was hy nie Nederlands magtig nie. Vgl. die resolusie van 14 April 1722 in dieResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 180-181. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, pp. 928-929. ↩
-
Christiaan Carels van Berlyn was vanaf 1720 derdemeester in die Kompanjie se hospitaal, en het in 1721 as ondermeester na Rio de la Goa gegaan. ↩
-
Johannes Mulder is aan die Kaap gebore. Hy het as soldaat by die Kompanjie in diens getree en is in 1721 op eie versoek na Rio de la Goa gestuur. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, pp. 903-932. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 222. ↩
-
Weens die ongesteldheid van die Goewerneur het die Raad nie op 2 Mei vergader nie. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 937. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 223. ↩
-
Pieter Lourens was die seun van Jan Lourens en Woutrina Mostert, en is in 1703 aan die Kaap gebore. In 1712 het hy saam met sy ouers na Europa teruggekeer, maar in 1720 het hy weer as korporaal na die Kaap gekom. Hy is in 1721 aangestel as assistent, en in 1726 as sekretaris van Stellenbosch . Vanaf 1729 tot met sy dood in 1748 was hy landdros van Stellenbosch . Hy is op 31.8.1724 in die Paarl getroud met Catharina van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl en Hester te Winkel. (Sien C.242,Requesten en Nominatiën, 1743, no. 69; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 14; M.O.O.C. 7/10,Testamenten, 1757-1758, no. 8; M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, no. 60; M.O.O.C. 13/3,Boedel Reekeningen, 1738-1757, no. 86.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 56. ↩
-
Jan Lourens van Bremen het in 1696 as matroos na die Kaap gekom, en het in 1701 ‘n vryburger geword. Hy is op 1.5.1701 getroud met Woutrina Mostert, die dogter van Jan Mostert en Elisabeth Niemeyer. Op 21.9.1710 het hy hertrou met Sophia Vink, die weduwee van Jacob Krebs. In 1724 was hy doeanebeampte van die Deense regering te Oldenburg . (Sien C.232,Requesten, 1725, no. 23; C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, no. 29.) ↩
-
Jan de Heere is in 1684 in Middelburg gebore. Hy was die seun van Guilliam de Heere en Levina Kluijtboog. Terwyl hy as skipper van die retoerskip Herstelde Leeuw aan die Kaap vertoef het, is hy op 6.4.1721 getroud met Cornelia Pijthius, die dogter van Johannes Pijthius en Cornelia Botma. Hy het op 18.6.172 in Batavia ‘n vryburger geword en met Meijnden na die Kaap gekom. In 1730 het hy weer gerepatrieer. (Sien C.J.2600,Testamenten en Codicillen, 1719-1721, no. 86.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 224. ↩
-
Die taal van hierdie versoekskrif is onveranderd gelaat. ↩
-
‘n Lys met die name van twaalf siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 87-88. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe konstabelsmaat op Langeroode aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 91-92. ↩
-
Die Politieke Raad het ook ‘n aantal nuwe amptenare aangestel en Jacob Mourits in vrydom gestel. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 224. ↩
-
Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 23 Mei vergader nie. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 59. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 60. ↩
-
Standvastigheijt was een van die tien skepe wat in die geweldige storm gedurende die nag van 17 op 16 Junie 1722 in Tafelbaai gestrand het. Sien C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 619-624, en dieResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 190-192. ↩
-
Die Politieke Raad het ook aan drie amptenare salarisverhogings toegestaan. Die volgende inskrywing verskyn ook in die kladnotule: “De 16 1/2 hoed smeekolen uijt de Lakeman hier in te neemen en aen te houden”. Die volgende inskrywing is later weer deurgehaal: “Aan de pakhuijsmeester 2 1/2 p. cto. afschrijvingh op d’ eliphantstanden vergunt”. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 225. ↩
-
Die taal in albei onderstaande versoekskrifte is baie gebrekkig. Die skribent het baie foute gemaak in die oorskryf van die Engelse versoekskrif. Die Hollandse versoekskrif is waarskynlik opgestel deur iemand wat ‘n baie gebrekkige kennis van Hollands gehad het, en is onveranderd deur die skribent oorgeskryf. Dieselfde foute kom ook in die H.K. voor. ↩
-
‘n Lys met die name van 20 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, p. 103. ↩
-
‘n Naamlys van 20 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, p. 104. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 226. ↩
-
Hoewel Slotsboo afwesig was, het hy tog hierdie resolusie onderteken. ↩
-
Hierdie versoekskrif bevat talle skryffoute. ↩
-
‘n Lys met die name van 20 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën1724-1725, pp. 107-108. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule vir hierdie resolusie nie. ↩
-
Van Beaumont het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
In die H.K. staan “nadeelig”. ↩
-
Die Politieke Raad het ook drie nuwe ambagsmanne aangestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 226. ↩
-
Die gekursiveerde woord is deur Van Kervel tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Hy is op 14.6.1724 oorlede en op 18.6.1724 begrawe. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718- 1724, pp. 956 en 958-959. ↩
-
Abraham Cranendonk van Amsterdam het op 4.3.1715 uit Nederland in Tafelbaai aangekom om Willem Helot as sekunde van die Kaap op te volg. Hy was getroud met Elisabeth Angelica Burlamachi, die dogter van Benjamin Burlamachi en Wilhelmina van der Hoop. Cranendonk is is op 8.10.1721 oorlede en drie dae later in die Kaapse kerk begrawe. In 1722 het sy weduwee en hulle dogter, Johanna Wilhelmina, na Batavia vertrek. (Sien M.O.O.C.7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 27.) ↩
-
Nicolaas Heijning van Delft het in 1704 as adelbors na die Kaap gekom, en is die volgende jaar bevorder tot boekhouer. Hy het in 1717 kassier geword, en in 1720 volg hy Jacobus Cruse op as soldyboekhouer. In 1722 word hy dispensier. Hy is op 20.8.1713 getroud met Geertruijd Vermeij, die dogter van Steven Vermeij en Alleta van Es. (Sien C.224,Requesten en Nominatiën, 1717, no. 66; C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, no. 77; C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 13.) ↩
-
Hendrik Swellengrebel was die seun van Johannes Swellengrebel en Johanna Cruse, en is op 26.9.1700 aan die Kaap gebore. Hy het in 1713 as assistent by die Kompanjie in diens getree, en het gevorder totdat hy in 1739 Goewerneur van die Kaap geword het. In 1751 het hy uit die Kompanjiesdiens getree en hom in Utrecht , Nederland gaan vestig, waar hy op 26.12.1760 oorlede is. Swellengrebel is op 15.7.1727 getroud met Helena Wilhelmina ten Damme, die dogter van Willem ten Damme en Helena Gulix. Sy is op 30.12.1746 oorlede, en op 20.3.1755 is hy te Oosterbeek , Nederland getroud met Helena van Ruijven. (Sien C.223,Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 27-28.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 227. ↩
-
Sien C.678, Eed Boek, 1692-1747, p. 14. ↩
-
Hy het van die owerhede in Batavia toestemming ontvang om na die Kaap te kom ten einde sy huwelik met Christina Bouman te voltrek. Sien C.231,Requesten, 1724, no. 62. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering is deur Tulbagh geskryf. Die Raad het ook die soldaat Rudolph Frecken in vrydom gestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 227; C.231,Requesten, 1724, no. 61. ↩
-
Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Volgens die kladnotule en dagregister het die Politieke Raad op 22 Junie ook vergader. Die enigste besluit was om Johannes Coetsee in diens te neem. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 228; C.231,Requesten, 1724, no. 63. Die kladnotule is deur Tulbagh geskryf. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 64. ↩
-
Opmeer se verklaring berus in C.J.328,Criminele Proces Stukken, 1724, pp. 73-76. ↩
-
In flagranti delicto: op heterdaad. ↩
-
Sien,C.J.328,Criminele Proces Stukken, 1724, pp. 93-94. ↩
-
Willem Pas van Amsterdam het in 1719 as matroos na die Kaap gekom. Nadat hy vir ‘n tyd as assistent diens gedoen het, het hy in 1720 geregsbode geword. In 1725 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 4.8.1720 getroud met Geertuijd Wiederholt, die dogter van Wilhelm Lodewyk Wiederholt en Henrietta Wittebol. In 1725 het hy hertrou met Emma Martha van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl en Anna Sophia Bosch, en die weduwee van Willem van Taak. Toe Pas in 1735 oorlede is, het hy die plase Sandvliet , Soetevalleij , Bij de Weg en Uijterwijk by Stellenbosch besit. (Sien M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, nos. 13 en 13k; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, nos. 115 en 115~ M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nos. 134 en 13 1/2 C.231,Requesten, 1724, no. 20.) ↩
-
Jan Hendrik Staverinus (Stavorinus) van Alphen by Haarlem was sedert 1715 ‘n vryburger en bakker aan die Kaap. Hy is in Nederland getroud met Anna van Overveld. Sy seuns, Jan en Nicolaas, het egter nie saam met hom na die Kaap gekom nie, maar het in Nederland gebly. Hy het aan die Kaap hertrou. Staverinus is in 1727 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 30; M.O.O.C. 814,Inventarissen, 1720-1727, no. 103.) ↩
-
Sien C. J.328,Criminele Proces Stukken, 1724, pp. 101-102. ↩
-
Mente het op 6 Julie 1724 voor die Raad van Justisie verskyn, en is met 10 riksdaalders beboet. Sien onder genoemde datum in C.J.8,Criminele en Civiele Regtsrollen, 1722-1724. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 64. ↩
-
Maria Judith Stotsboo was die dogter van Kaije Jesse Slotsboo en Anna Regina Harts, en is in 1706 aan die Kaap gebore. Sy is op 25.6.1724 met Nolthenius getroud. ↩
-
Jan Cloete was die seun van Gerrit Cloete en Catharina Harmans, en is in 1687 aan die Kaap gebore. Hy was drie keer getroud, met Anna Olivier, Petronella van der Merwe en Geertruij Pretorius. Cloete is in 1732 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 110; M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, nos. 23 en 89; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 28; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 52.) ↩
-
Tulbagh het die kladnotule van hierdie vergadering geskryf. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 228. ↩
-
Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Barbesteijn en Jacoba bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 129-130. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering is deur Tulbagh geskryf. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 228. ↩
-
Die plakkaat is op 20 Julie uitgevaardig. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp.246-247. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 104-105. ↩
-
Die kladnotules is voortaan gereeld deur Tulbagh geskryf. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 229. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 11 Julie vergader nie. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 972. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Noordbeek bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1721-1725, pp. 136-137. ↩
-
Die plakkaat is op 28 Julie uitgevaardig. Sien. C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp.241-244. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel, II, pp. 103-104. ↩
-
‘n Gedeelte waarin tekortkomende voorrade uit die skepe Stad Leijden , Saxenburgh , Berkenroode en Bentveld as verliese afgeskryf is, is hierbo weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 139-141; C.291,Memoriën, 1710-1726, p. 427. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, pp. 229-230. ↩
-
Sien onder 6 Julie 1724 in C.J.8,Criminele en Civiele Regtsrollen, 1722-1724. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 230. ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Hildegonda bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 145-146. ↩
-
Andries Grove is in Viborg , Denemarke gebore, en het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom. Hy het as klerk in die weeskamer diens gedoen, en het in 1722 ‘n vryburger geword. In 1721 is hy getroud met Anna Nel (Niel), die dogter van Etienne Nel en Marie Madeleine Marais. (Sien Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1726, no. 61; Stellenbosch 18/8,Testamenten, 1731-1738, no. 42.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 68. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, pp. 132-133. ↩
-
Die Politieke Raad het ook Marten Cramer in vrydom gestel. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721- 1725, p. 230, en C.231,Requesten, 1724, no. 67. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe skipper op die skip Clarabeek aangestel is en ‘n aantal ander bemanningslede bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, p. 153. ↩
-
Dit is skipper Jan Moerman van Clarabeek . ↩
-
Johannes Zacharias Beck van Langensalza was die seun van Christoffel Sebastiaan Beck, en het in 1715 as soldaat na die Kaap gekom. Hy is in 1719 as tapperskneg uitgeleen, en het in 1722 ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Elsje van As, die dogter van Jacobus van As en Maria Clements, en het in 1728 hertrou met Geertuijda Christina Blankenberg, die dogter van Johannes Blankenberg en Catharina Bouman. (Sien C.J.2602,Testamenten, 1722-1725, no. 7; C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, no. 44.) ↩
-
Melt van der Spuij van Rotterdam was die seun van Jacob van der Spuij en Crijntje van Leeuwen. Hy was getroud met Maria van der Poel, die dogter van Pieter van der Poel en Johanna Viant. ↩
-
Hy was ook bekend as Claas Dompselaar en was afkomstig van Wageningen . In 1722 het hy as soldaat na die Kaap gekom. Die volgende jaar het hy ‘n vryburger geword, en voorman by sy niggie, Rijkje van Donselaar, die weduwee van Anthonij Hoesemans, geword. Hy is op 2.1.1724 getroud met Judith du Plessis, die dogter van Jean Prieur du Plessis en Madeleine Menanteau. (Sien C.230,Requesten, 1723, no. 39.) ↩
-
Hy was die seun van Paulus Artois, en is in 1697 in Amsterdam gebore. Op 30.10.1718 is hy getroud met Anna Olivier, die dogter van Ockert Olivier en Aletta Verweij. Na haar dood in 1741 is hy op 7.10.1742 weer getroud met Maria Mank, die dogter van Jacob Mank en Margaretha Cors. Sy is in 1755 oorlede, en hy in 1761. (Sien M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1745, no. 45; M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, no. 46; M.O.O.C. 8/10,Inventarissen, 1760-1763, no. 69; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 72; C.J.2657,Testamenten, 1742-1745, no.28; C.J.2662,Testamenten, 1755, no. 23.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten,1724, no. 71. ↩
-
Die kaart is by die versoeksknif gevoeg. ↩
-
Sien C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 791-795. ↩
-
Dit moet waarskynlik weeskomenij: ‘n winkel waar suiwelprodukte, kruideniersware en vleis verkoop word. Vgl.Van Dale’s Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, p. 920. ↩
-
Daniel Thibault van Amsterdam het in 1705 as “soldaet bij de pen” na die Kaap gekom. In 1711 het hy boekhouer en sekretaris van die Raad van Justisie gewond, en in 1716 is hy bevorder tot onderkoopman. Hy is op 4.11.1708 getroud met Aletta de Beer, die dogter van Jan Dirksz de Beer en Anna van Veldhuijsen. Hulle het een seun, Abraham, gehad. (Sien C.223,Requesten en Nominatien, 1715-1716, pp. 217-218; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 29.) ↩
-
Johan Thobias Rhenius van Berlyn was die seun Izaak Rhenius en Anna Schuster. Hy het in in 1705 as soldaat na die Kaap gekom en het vinnig gevorder, totdat hy in 1720 vaandrig gewond het. In 1728 is hy bevorder tot kaptein en hoof van die garnisoen. Hy is op 7.3.1717 getroud met Engela Bergh, die dogter van Olof Bergh en Anna de Koning. Na haar dood in 1721, is hy op 20.6.1723 weer getroud met Anna Christina Mulder, die dogter van Adam Heinrich Müller en Susanna Magdalena Rota. Hy het in 1741 na Nederland teruggekeer. (Sien C.J.2603,Testamenten, 1725-1726, no. 17; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 26.) ↩
-
Corpus delicti: voorwerp van die misdaad. ↩
-
Here XVII het die saak aan die fiskaal oorgelaat. Voordat Carelsz egter kon teregstaan, het hy uit bewaring ontsnap en gevlug. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 233-235, en C.516,Uitgaande Brieven, 1726, pp. 222-223. ↩
-
In die kladnotule verskyn ook die volgende inskrywing: “Bij de notulen aan te teykenen dat Fonteyn desselfs erf niet ten eersten sal behoeven te betimmeren”. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 231. ↩
-
Die Raad het ook die baas-smit, Jacob Scheffer, se salaris verhoog. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 232. ↩
-
Volgens die kladnotule en dagregister het die Politieke Raad op 22 Augustus ook vergader. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 232; C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 990.) In die kladnotule verskyn slegs die volgende inskrywing: “Frans van der Es tot ƒ25 drie jarig verband”. Daar bestaan ‘n versoekskrif van Frans van der Nest waarin hy versoek dat sy stiefseun, Johannes Coetsee, by die Kompanjie in diens geneem moet word. (Sien C.231,Requesten, 1724, no. 63.) Op 29 Augustus was daar geen vergadering nie. (Sien C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 992.) ↩
-
Sien C.760,Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1717-1743, pp. 14-15. ↩
-
Rudolph Fredrik Steenbok van Jena het in 1709 as soldaat na die Kaap gekom, en is in 1711 bevonder tot korporaal. In 1714 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 2.10.1712 getroud met Hermina de Vos, die weduwee van David Heufke. Sy is in 1720 oorlede, en op 16.11.1721 het hy hertrou met Anna de Groot, die dogter van Simon de Groot en Geertruij de Wit, en die weduwee van Gabriel Doman. Steenbok is in 1725 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 120; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 110.) ↩
-
Hy was in. 1703 ‘n vryburger te Batavia en is aldaar met Helena Gerrits Pas getroud. Vanaf 1717 was hy ‘n vryburger aan die Kaap. Hy is in 1730 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 84.) ↩
-
Hendrik van Dijk (1699-1734) was die seun van Joost Pietersz van Dijk en Catharina Verburgh. Hy is op 31.12.1719 getroud met Maria du Preez, die dogter van Philip du Preez en Elisabeth Prévot. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 151; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 84.) ↩
-
Johann Jacob Stockfleth is in 1687 in Hamburg gebore. Hy het in 1711 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1715 ‘n vryburger geword. In dieselfde jaar is hy getroud met Josina van Dam, die dogter van Abraham van Dam en Catharina Smit. Hy is in 1729 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 63.) ↩
-
Christiaan Maasdorp van Pasewalk het in 1697 as matroos na die Kaap gekom. Hy het van 1701 tot 1705 as wamaker diens gedoen, en het later ‘n vryburger geword. Op 28.5.1702 is hy getroud met Maria Basson, die dogter van Amoldus Willemsz Basson. Sy is in 1713 oorlede, en op 3.12.1713 het hy hertrou met Helena van der Merwe, die dogter van Willem Schalk van der Merwe en Elsje Cloete. Na haar dood is hy vir ‘n derde keer getroud met Cornelia Viljoen. (Sien C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 52; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 92.) ↩
-
Rudolph Fredrik Steenbok van Jena het in 1709 as soldaat na die Kaap gekom, en is in 1711 bevonder tot korporaal. In 1714 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 2.10.1712 getroud met Hermina de Vos, die weduwee van David Heufke. Sy is in 1720 oorlede, en op 16.11.1721 het hy hertrou met Anna de Groot, die dogter van Simon de Groot en Geertruij de Wit, en die weduwee van Gabriel Doman. Steenbok is in 1725 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 120; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 110.) ↩
-
Hy was in. 1703 ‘n vryburger te Batavia en is aldaar met Helena Gerrits Pas getroud. Vanaf 1717 was hy ‘n vryburger aan die Kaap. Hy is in 1730 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 84.) ↩
-
Hendrik van Dijk (1699-1734) was die seun van Joost Pietersz van Dijk en Catharina Verburgh. Hy is op 31.12.1719 getroud met Maria du Preez, die dogter van Philip du Preez en Elisabeth Prévot. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 151; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 84.) ↩
-
Johann Jacob Stockfleth is in 1687 in Hamburg gebore. Hy het in 1711 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1715 ‘n vryburger geword. In dieselfde jaar is hy getroud met Josina van Dam, die dogter van Abraham van Dam en Catharina Smit. Hy is in 1729 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 63.) ↩
-
Christiaan Maasdorp van Pasewalk het in 1697 as matroos na die Kaap gekom. Hy het van 1701 tot 1705 as wamaker diens gedoen, en het later ‘n vryburger geword. Op 28.5.1702 is hy getroud met Maria Basson, die dogter van Amoldus Willemsz Basson. Sy is in 1713 oorlede, en op 3.12.1713 het hy hertrou met Helena van der Merwe, die dogter van Willem Schalk van der Merwe en Elsje Cloete. Na haar dood is hy vir ‘n derde keer getroud met Cornelia Viljoen. (Sien C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 52; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 92.) ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 73. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie vergadering nie. ↩
-
Sy was die dogter van Francois Viljoen en Cornelia Campenaar, en is in 1686 aan die Kaap gebore. ↩
-
Hercules des Pré is in 1686 in Kortryk ( Courtrai ) gebore. Hy het saam met sy ouers, Hercule des Pré en Cecilia Datis, met die Schelde na die Kaap gekom. Hy was getroud met Marie le Febre, die dogter van David le Febre en Elisabeth Bleu. Na haar dood in 1701 het hy hertrou met Cornelia Viljoen. Hy is op 9.5.1721 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/1,Inventarissen, 1692-1705, no. 64; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721 -1725, no. 20.) ↩
-
Heinrich Eckhoff van Essen het in 1684 as soldaat na die Kaap gekom, en is op 29.8.1688 getroud met Marie le Febre. Hulle het een seun, Matthijs Hendrik, gehad. Hy is in 1692 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/1,Inventarissen, 1692-1705, no. 3.) ↩
-
Roelof van Wijk was die seun van Arij van Wijk en Cornelia Helm, en is in 1694 aan die Kaap gebore. Hy is op 28.9.1727 getroud met Aletta Bezuidenhout, die dogter van Wijnand Bezuidenhout en Gerbrecht Boshouwer. Van Wijk is in 1746 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 102.) ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, p. 144. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 72. ↩
-
SienResolusies van die Politieke Raad, deel VI, p. 349. ↩
-
In die H.K. staan “Rhenius”. ↩
-
Jan Rogier van Amsterdam het in 1699 as adelbors na die Kaap gekom. Nadat hy vir ‘n tyd as tapperskneg uitgeleen is, het hy in 1708 ‘n vryburger geword. Hy is op 31.10.1705 getroud met Maria Vermeulen, die dogter van Jan Willemsz Vermeulen en Catharina Opklim. (Sien C.J.2E 50,Testamenten, 1709-1715, no. 72.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 232. ↩
-
De Chavonnes het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Die Goewenneur is die oggend tussen ses- en sewe-uur oorlede nadat hy die vorige dag siek geword het. Hy is op 14 September in die Kaapse kerk begrawe. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 998-999 en 1001-1009. ↩
-
In die kladnotule verskyn ook die volgende inskrywing: “De wed. Chavonnes collegialiter den rouw te gaan beklagen, en dienst van den Raad te presenteeren, soo omtrent de begraving als andersints, en of men haar ergens in konde behulpig sijn”. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 233. ↩
-
As blyk van eerbetoon teenoor die ontslape Goewerneur, het die Politieke Raad nie op 12 September vergader nie. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 1001. ↩
-
‘n Gedeelte waarin bedorwe voorrade as verliese afgeskryf is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 183-188. ↩
-
Die Raad het ook ‘n aantal amptenare se salarisse verhoog. Die volgende aantekening verskyn ook in die kladnotule: “Bij de notulen wegens ‘t brandhout van Steenbok”. Die volgende inskrywing is weer deurgehaal: “Fontaine de emolumenten gegeven als de voorige Gesaghebbers”. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 233. ↩
-
Van Kervel het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Sien C.438,Inkomende Stukken, 1720-1721, pp. 73-89. ↩
-
Jan Valk van Sevenhuijsen was die seun van Abraham Valk. Hy is op 6.9.1716 getroud met Josina Mos, die dogter van Jan Mos en Eva Ligthard. Nadat sy is 1722 oorlede is, is hy weer getroud met Maria van Brakel, die dogter van Adriaan van Brakel en Sara van Rosendaal. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 57.) ↩
-
SienResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 210-211. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 80. ↩
-
Christoffel Brand was die seun van Burgert (Burchard) Brand en Catharina Harts, en is 1700 aan die Kaap gebore. Hy het in 1714 as soldaat by die Kompanjie in diens getree en het in 1716 ‘n assistent geword. In 1722 is hy bevorder tot kassier en boekhouer, en in 1723 tot onderkoopman. Hy is op 22.2.1722 getroud met Sara van Brakel, die dogter van Jacobus van Brakel en Margaretha Elbers. Hulle het geen kinders gehad nie. (Sien M.O.O.C.7/18,Testamenten, 1765-1766 no. 18; M.O.O.C. 7/22,Testamenten, 1775, no. 23.) ↩
-
In die kladnotule verskyn ook die volgende inskrywing: “Een man na ‘t Dassen Eyland te senden”. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 234. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die rëels bygeskryf. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, p. 999. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie resolusie nie. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Stukken, 1722-1724, pp. 1015-1016. ↩
-
Isaacq van Es van Utrecht het in 1718 as matroos op Sleewijk na die Kaap gekom, en is die volgende jaar as kaarttekenaar aangestel. Hy is op 10.8.1721 getroud met Barbara Mijburgh, die dogter van Jan Lambrechts Mijburgh en Anna Maria van Laar. (Sien C.232,Requesten, 1725, no. 36). ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 79. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p.235. ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Aangesien daar geen sake was om af te handel nie, het die Politieke Raad nie op 10 Oktober vergader nie. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 1021. ↩
-
Andreas Schutte van Sleeswyk het in 1721 as tuinier na die Kaap gekom. In 1726 het hy hom as vryburger op Stellenbosch gevestig. Hy is op 13.5.1725 getroud met Hester van der Heijden, die dogter van Jacobus van der Heijden en Elsje Gildenhuijs, en die weduwee van Isaacq Scheepers. Hulle het geen kinders gehad nie. (Sien M.O.O.C. 7/14,Testamenten, 1762-1763, no. 28; M.O.O.C. 7/16,Testamenten, 1765-1766, no. 24.) ↩
-
Die skribent het onderstaande stuk woordeliks uit die oorspronklike rapport van Schutte oor geskryf. Die taal is dus uiters gebrekkig. Die oorspronklike rapport berus in C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 843-844. ↩
-
Conquisitionis: ondersoek. ↩
-
Distributionis: verdeling. ↩
-
Dit moet waarskynlik wees “geexpidieert”. ↩
-
Van ‘t selfdeex approbatie ad magistratumzoude te kennen doen: diemagistraat (staatsgesag)daarvan in kennis stelkragtens (voortvloeiende uit)‘n goedkeuring. ↩
-
In die oorspronklike rapport staan ook “voorderst”. In die H.K. staan egter “voor d’ eerst”, wat ongetwyfeld korrek is. ↩
-
Propositio: voorstel. ↩
-
Afkorting van:manu propria pro tempore hortulanus; dus:met sy eie hand, op die oomblik tuinier. Hy teken dus sy naam voluit met sy eie hand, d.w.s. hy kan skryf, en voeg daarby dat hy op die oomblik die amp van tuinier beklee. ↩
-
Jan van Schoor van Yzendyke was oppermeester op die skip Meijnden toe die Politieke Raad hom in 1719 aangestel het as oppermeester aan die Kaap. Sy vrou, Elisabeth Maas, het in 1721 na die Kaap gekom. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 235. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bevorderings op die skepe Baanman , Lugtenburg en Kersenhof goedgekeur is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 214-215. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 83. ↩
-
Dit is waarskynlik die teenswoordige Sierra Leone aan die weskus van Afrika. In Pieter Goos seZee-Atlasword dit geskryf Serlione . ↩
-
Die verklaring is onderteken deur Christiaan Cards en B. Engeling. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 1027-1066 en 1071-1087. ↩
-
Johannes Pleunes was die seun van Jacob Pleunes en Wilhelmina Ariens de Wit. Hy het in 1714 as assistent by die Kompanjie in diens getree, en is in 1720 aangestel as sekretaris van die landdros. In 1722 is hy bevorder tot die rang van boekhouer. Pleunes is op 21.5.1715 getroud met Francina Joubert, die dogter van Pierre Joubert en Isabeau Richard. In 1723 het hy hertrou met Helena van Niekerk, die dogter van Cornelis Gerritsz van Niekerk en Maria van der Westhuijsen, en op 13.9.1726 is hy vir ‘n derde keer getroud met Johanna Cornelia Frappe, die dogter van Hendrik Frappe en Johanna Pretorius. (Sien C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 97; M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 7.) ↩
-
In die H.K. staan ook ” Caab Angielhas “. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 1119-1120. ↩
-
Hermanus van Brakel was die seun van Adriaan van Brakel en Sara van Rosendaal. Hy is in 1686 aan die Kaap gebore, en is op 1.4.1708 getroud met Geertruijd van der Bijl, die dogter van Pieter van der Bijl en Anna Sophia Bosch. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 49.) ↩
-
Hy was die seun van Pieter Jansz Louw en Elisabeth Wendels, en is in 1694 aan die Kaap gebore. Hy is op 20.10.1725 getroud met Margaretha Gildenhuijs, die dogter van Arend Gildenhuijs en Judith Smith. Louw is in 1770 op sy plaas Ongegunt by Stellenbosch oorlede. (Sien Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1726, no. 69; M.O.O.C. 8/13,Inventarissen, 1769-1771, no. 60; M.O.O.C. 13/7,Boedel Reekeningen, 1767-1771, no. 54.) ↩
-
Hy was die seun van Paul Roux en Claudine Seugnet, en is op 21.5.1719 getroud met Elisabeth Joubert, die dogter van Pierre Joubert en Isabeau Richard. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 82. ↩
-
Josias Blieck van Grypskerk in Zeeland het in 1721 as meulenaar na die Kaap gekom. Hy was vergesel van sy vrou, Petronella Kijzers, en hulle dogter, Tanna. Blieck is in 1745 oorlede. (Sien C.438,Inkomende Brieven, 1720-1721, pp. 623-624; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 162.) ↩
-
Willem Dempers van Middelburg het in 1712 as soldaat na die Kaap gekom. Sy vrou, Elisabeth Brunt, het hom later gevolg. In 1719 het hy gerepatrieer, maar die volgende jaar het hy weer teruggekeer. Hy is in 1725 oorlede. (Sien C.J.2603,Testamenten, 1725-1726, no. 43; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 106.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 87. ↩
-
Dit is waarskynlik die afkorting vir “geblokt”, wat beteken: met vierkantige blokke geweef. Vgl. Kruyskamp, C. en De Tollenaere, F.,Van Dale’s Nieuw Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, p. 532. ↩
-
In die H.K. staan “hals snoertjes”. ↩
-
Evert Walraven Cochius is in 1683 in Zutfen gebore. Hy het in 1700 by die Nederlandse leër aangesluit en het gevorder tot die rang van luitenant. In 1714 het hy egter as adelbors by die Kompanjie in diens getree en met Barneveld na die Kaap gekom. Hy is hier aangestel as ingenieur, en in 1721 is hy bevorder tot die rang van vaandrig. Hy was getroud met Anna Christina Vlotman van Amsterdam. Cochius is in 1739 oorlede. (Sien C.227,Requesten, 1720, nos. 19 en 52; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 44.) ↩
-
Dit moet wees “sterkers” of “sterrekers”, ↩
-
David D’Aillij van Amsterdam was nie in diens van die Kompanjie toe hy in 1713 met die Generale Vrede na die Kaap gekom het nie. In 1717 het Kommissaris Hendrik Becker hom aangestel as adelbors, en in 1721 is hy bevorder tot assistent. Hy het gevorder tot die rang van koopman. (Sien C.228,Requesten, 1721, no. 44.) ↩
-
Francois Cartault van Utrecht het as soldaat na die Kaap gekom. Hy is in 1716 bevorder tot korporaal, en in 1719 tot sersant. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 236. ↩
-
Aangesien daar geen sake was om af te handel nie, het die Politieke Raad nie op 24 Oktober vergader nie. Sien C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 1022. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n bemanningslid op die skip Land van Beloften bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 234-235. ↩
-
Alberta Maijboom was die dogter van Claas Maijboom en Geertruijd Specking. Sy is op 15.1.1730 getroud met Rudolph Sigfried Alleman. Haar versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 84. ↩
-
Hy is in 1666 te Meppel (Nederland) gebore, maar het lank in Amsterdam gewoon. In 1702 het hy met sy vrou na die Kaap gekom. Hy is in 1721 oorlede. (Sien C.J.2598,Testamenten en Codicillen, 1702-1714, no. 54.) ↩
-
Schoon se oorspronklike klagskrif kan gevind word in C.J.328,Criminele Proces Stukken, 1724, po. 329-330. ↩
-
In die H.K. staan “Compagnies”. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike klagskrif staan ook “regeur”. ↩
-
Decker is op 4.11.1724 deur die Raad van Justisie skuldig bevind en vir ses maande van amp en salaris onthef. Sien onder genoemde datum in C.J.8,Civiele en Criminele Regts Rollen, 1722-1724, asook C.J.328,Criminele Process Stukken, 1724, pp. 329-362. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n skipper op die skip Meerhuijsen aangestel is en ‘n aantal offisiere op dieselfde bodem bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 239-241. ↩
-
Sien C.125,Bijlagen, 1724, pp. 680-681, en C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 1027-1066. ↩
-
Sien C.341,Attestatiën, 1723-1724, pp. 873-884. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 237. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 85. ↩
-
Die Pernaken was die kinders van Chinese vaders en Javaanse moeders. Hulle het ‘n besonderse Kleurlingbevolking op Java gevorm. Sien De Bruin, Servaas,Geographisch Historisch Woordenboek, deel 2, p. 793. ↩
-
Hy is in 1715 met Gansenhoef na die Kaap gestuur. Sien C.435,Inkomende Stukken, 1715, pp. 1115-1116 en 1199-1200. ↩
-
Abraham Hartogh is in 1644 in Frankfort aan die Main gebore. Hy was eers as balju in die Kompanjie se diens, maar sedert 1685 was hy ‘n vryburger te Stellenbosch . Hy was van Joodse afkoms, maar op 23.12.1678 is hy aan die Kaap as lidmaat van die Gereformeerde Kerk aangeneem. Op 20.6.1683 is hy met Maria Bellardy, die weduwee van Abraham de Lange, getroud, en op 12.10.1704 het hy hertrou met Anna Elisabeth Henning, die dogter van Christoffel Henning en Antionetta Visser. Hy is in 1724 vir ‘n derde keer getroud met Lumke Thoole. Sy was ook bekend as Johanna Theunis Switters. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 48.) ↩
-
Gerrit van der Linde van Rotterdam het in 1714 na die Kaap gekom. Hy was getroud met Geertruij Putter, die dogter van Dietrich Putter en Zacharia Visser. ↩
-
Behalwe bostaande sake, het die Politieke Raad ook aan ‘n aantal amptenare salarisverhogings toegestaan en Isaacq Dalgue en Cornelis van Leeuwen in vrydom gestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 238; C.231,Requesten, 1724, nos. 87 en 89. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Hof niet altijt Winter bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 253-254. ↩
-
Dit is gepubliseer in Mossop, E. E.,The Journals of Brink and Rhenius, pp. 122-153 (V.R.S. 28). ↩
-
Johannes van Ellewee van Amsterdam is op 7.11.1718 getroud met Maria du Plessis, die dogter van Jean Prieur du Plessis en Marie Buisset. Hy is in 1718 aangestel as koster van Stellenbosch . (Sien M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 138.) ↩
-
Sy regte naam was Johannes Augustus Dreijer. Hy was die seun van ds. Johannes Dreijer en Anna Catharina Jensen, en is op 1.1.1668 te Grube , Holstein gebore. In 1713 het hy onder die naam Isaacq Dalgue as adelbors na die Kaap gekom, en in 1715 bode van die landdros geword. Hy is op 31.1.1716 getroud met Sara van Wijk, die dogter van Arij van Wijk en Cornelia Helm. (Sien C.234,Requesten, 1727-1728, no. 27; C.J.2611,Testamenten, 1747-1751, no. 47.) ↩
-
Ds. Petrus Kraan was die seun van Joan Kraan en Catharina Pieroom. Hy is in 1699 gebore in St. Maartensdyk op die Seeuse eiland Tholen . (Sien C.J.2602,Testamenten en Codicillen, 1721-1725, no. 41.) ↩
-
Francois Poulle van Den Haag het in 1708 as soldaat na die Kaap gekom. In 1711 het hy ‘n assistent geword, en in 1717 het Kommissaris Hendrik Becker hom aangestel as boekhouer en adjunk van die fiskaal. Hy het in 1720 onderkoopman en kassier geword, en is in 1722 oorlede. Op 27.8.1713 is hy getroud met Elisabeth Sigismund, die dogter van Sebastiaan Sigismund en Gertrud Mabelis. Sy is in 1700 in Amersfoort gebore, en is op 3.12.1724 met Kraan getroud. (Sien C.J.2600,Testamenten, 1709-1715, no. 57.) ↩
-
Die Raad het ook die kleremaker Jan Mourits Mairis in vrydom gestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 239; C.231,Requesten, 1724, no. 88. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 21 November vergader nie. Vgl. C.605,Origineel Dagregister. 1718-1724, p. 1042. ↩
-
Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 1149-1169. ↩
-
Sien C.342,Attestatiën, 1724-1725, p. 1. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 90. ↩
-
In die kladnotule verskyn ook die volgende aantekening: “Wegens de thuijnen word rapport gedaan dat nog 4 a 5 dagen groente soude kunnen werden verstrekt, liever te kopen om naderhand dies te beter voorsien te sijn, soo de kool maar kan bewaard worden en goed blijven”. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 240. ↩
-
Aangesien daar geen sake was om af te handel nie, het die Politieke Raad nie op 28 November vergader nie. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, p. 1049. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe boekhouer op die skip Astrea aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 266-268; C.231,Requesten, 1724, no. 98. ↩
-
‘n Gedeelte waarin beskadigde en tekortkomende goedere uit die skepe Baanman , Boukenroode , Hogersmilde , Wapen van Hoorn , Meerhuijsen en Uno en in die pakhuis as verliese afgeskryf is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 268-270; C.291,Memoriën, 1710-1726, pp. 429-430. ↩
-
Christoffel Hasewinkel van Brunswyk het in 1686 na die Kaap gekom, en was vanaf 1699 geregsbode. In 1704 het hy die plaas Hasendal van W.A. van der Stel ontvang, en in 1707 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 22.5.1695 getroud met Margaretha Michiels, die dogter van Matthias Michiels en Isabella van Delft. Hasewinkel het in 1728 gerepatrieer. (Sien C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, no. 19; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 16.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 97. ↩
-
Johann Friedrich Delitzsch is in 1682 te Jüterbog in Brandenburg gebore. Hy is op 14.6.1711 getroud met Margaretha Greeff, die dogter van Matthias Greeff en Susanna Claasen. Na haar dood, is hy weer op 28.10.1714 getroud met Elisabeth Pretorius, die dogter van Johannes Pretorius en Johanna Victor. (Sien C.J.2598,Testamenten en Codicillen, 1702-1714, no. 45; C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, no. 134.) ↩
-
Anthonij Visser van Utrecht is op 19.1.1727 getroud met Anna Maria Brons, die dogter van Jan Albert Brons en Maria Coopmans. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 93.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.231,Requesten, 1724, no. 96. ↩
-
Sy was ook bekend as Maria Jansz, en was afkomstig van Kapellen by Mörs . Sy is op 20.9.1724 oorlede. ↩
-
Jan Hendrik Vlok van Mörs het in 1669 as soldaat na die Kaap gekom en het die volgende jaar ‘n vryburger geword. Hy is ongeveer 1720 oorlede. (Sien C.J.2649,Testament Boek, 1686-1708, no. 1; C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, no. 40.) ↩
-
Sien C.J.8,Civiele Regts Rollen, 1724, pp. 79, 81, 82 en 84-85. ↩
-
Die Raad van Justisie het op 29.12.1724 uitspraak ten gunste van Visser gelewer. Sien C.J.8,Civiele Regts Rollen, 1724, pp. 90-91; C.J.1037,Civiele Proces Stukken, 1724, pp. 361-394. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, pp. 183-184. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, p. 192. ↩
-
Die Politieke Raad het ook Daniel van der Lith in vrydom gestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p, 241; C231,Requesten, 1724, no. 91. ↩
-
Slotsboo het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Hendrik Meijer van Dutshoorn was sedert 1718 baasmesselaar aan die Kaap. Hy was getroud met Maria Backers. (Sien C.229,Requesten, 1722, no. 56.) ↩
-
Arnout Ruijgrok van Vlaardingen was sedert 1713 baastimmerman aan die Kaap. Hy is op 18.5.1721 getroud met Anna (Johanna) van Hoeting, die dogter van Roelof van Hoeting en Jannetje van As. Hy is in 1729 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nos. 46 en 461; M.O.O.C. 10/3,Vendu Rollen, 1726-1731, no. 85; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 60.) ↩
-
In die H.K. staan ook “labboratorium”. ↩
-
Sien C.342,Attestatiën, 1724-1725, p. 81. ↩
-
In die H.K. staan ook “labboratorium”. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 112. ↩
-
Adam Albertijn is in 1690 te Delft gebore, en is op 12.12.1723 getroud met Geertruijd Loos, die dogter van Heinrich Loos en Lijsbeth Jansz. Hy is in 1729 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 54; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 97.) ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 101. ↩
-
Dirk Cornelis Uijsch van Leiden was die seun van Cornelis Jansz Uijsch en Dirkje Matthijsen. Hy is op 15.11.1722 getroud met Dina le Roux, die dogter van Jan le Roux en Maria de Haase. (Sien Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1726, no. 46.) ↩
-
Hermanus Bosman was die seun van Lambert Bosman en Maria Fransen. Hy is op 19.4.1682 in Amsterdam gebore. In 1705 het hy as krankebesoeker na die Ooste gegaan. Op sy terugreis in 1708 het hy as krankebesoeker en voorleser van die Drakensteinse gemeente aan die Kaap gebly. Hy is op 4.3.1708 getroud met Elisabeth de Villiers, die dogter van Abraham de Villiers en Susanna Gardiol. Bosman is op 26.7.1769 op sy plaas Oude Plantage oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/16,Testamenten, 1765-1766, no. 22.) ↩
-
Francois du Toit was afkomstig van Ryssel in Frans-Vlaandere . Hy het in 1686 met die Vrijheijt na die Kaap gekom en hom as landbouer in Drakenstein gevestig. Op 12.2.1690 is hy getroud met Susanne Seugnet van Saintonge. Hy is op 22. 10.1731 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 103.) ↩
-
Stephanus Marais was die seun van Claude Marais en Marie Avicé, en is op 15.8.1718 getroud met Maria Elisabeth de Villiers, die dogter van Jacob de Villiers en Marguerite Gardiol. Hy het in vennootskap met sy broer, Charles, op die plase Plessis Marle en Kromme Rivier geboer. Hy is in 1757 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 33; M.O.O.C. 7/9,Testamenten, 1755-1757, no. 861.) ↩
-
Hy was die seun van Jacob de Villiers en Marguerite Gardiol, en is op 17.11.1726 getroud met Madeleine de Villiers, die dogter van Pierre de Villiers en Maria Elisabeth Taillefer. Sy is in 1749 oorlede, en hy het die volgende jaar hertrou met Elisabeth Hugo, die dogter van Daniel Hugo en Anna Rousseau. Sestien kinders is uit die twee huwelike gebore. Hy is in 1770 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 60; M.O.O.C. 7119,Testamenten, 1769-1771, no. 25.) ↩
-
Philip Rudolph de Savoije was die seun van Jacques de Savoije en Marie Madeleine le Clercq en is in 1694 aan die Kaap gebore. Hy het in 1715 as assistent by die Kompanjie in diens getree, en het gevorder tot die rang van onderkoopman. De Savoije was nooit getroud nie, en is in 1741 oorlede. (Sien C.J.2655,Testamenten, 1737-1739, no. 16.) ↩
-
Hy was die seun van Fredrik Russouw en Johanna Rosendaal, en is in 1687 aan die Kaap gebore. Op 21.4.1715 is hy getroud met Christina Diemer, die dogter van Abraham Diemer en Anna Elisabeth Sneewind. Twaalf kinders is uit die huwelik gebore. ↩
-
Johannes Blankenberg van Berlyn was waarskynlik die seun van ds. Conrad Gottlieb Blankenberg. Hy het in 1701 as soldaat na die Kaap gekom, en is in 1703 bevorder tot korporaal. In 1705 het hy siekevader geword. en in 1708 is hy in vrydom gestel. Hy is op 3.1.1706 getroud met Catharina Bouman, die dogter van Hendrik Bouman en Geertruijda de Wit. Blankenberg is in 1737 op sy plaas Meerlust oorlede. (Sien C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 123; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 142; M.O.O.C. 13/3,Boedel Reekeningen, 1738-1757, no. 13.) ↩
-
Johannes Needer van Amsterdam het in 1721 met Stadwijk as vryburger na die Kaap gekom. Hy is op 28.12.1721 getroud met Beatrix Louw, die dogter van Pieter Louw en Elisabeth Wendels. Hulle het twee seuns en ‘n dogter gehad. Needer is in 1748 oorlede, en sy vrou in 1752. (Sien M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 50; M.O.O.C. 8/8,Inventarissen, 1752-1758, no. 1.) ↩
-
Daniel Pfeil was afkomstig van Karlskrona ( Swede ). Hy is op 11.11.1717 getroud met Anna Maria Six van Chandelier. ↩
-
Jacques Theron was afkomstig van Nimes in Languedoc . Hy het in 1688 as soldaat na die Kaap gekom en het nog dieselfde jaar ‘n vryburger geword. Hy is in 1697 getroud met Marie Jeanne des Pré, die dogter van Hercule des Pré en Cecilia Datis. Theron is op 2.12.1739 oorlede, en sy vrou in 1763. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 51; M.O.O.C. 7/15,Testamenten, 1763-1764, no. 12.) ↩
-
Johannes (Jan Jansz) Botma was die seun van Jan Stevensz Botma en Christina de Bruijn. Hy is in 1703 aan die Kaap gebore, en is op 24.9.1721 met Anna Maria Kruijsman getroud. Sy was die dogter van Arnoldus Kruijsman en Maria Vosloo. Botma is in 1769 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/19,Testamenten, 1769-1771, no. 1.) ↩
-
Hy was die seun van Fredrik Botha en Maria Kickers en is in 1686 aan die Kaap gebore. Op 15.12.1710 is hy getroud met Maria Magdalena Snijman, die dogter van Christoffel Snijman en Margaretha de Savoije. Na haar dood het hy weer in die huwelik getree met Maria Catharina van Eeden, die weduwee van Johannes Potgieter. (Sien M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 8.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skip Astrea bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 283-284; C.231,Requesten, 1724, nos. 105, 106 en 107. ↩
-
Jacob Lever van Amsterdam was sedert 1713 assistent aan die Kaap. In 1718 is hy bevorder tot boekhouer, en in 1721 is hy aangestel as sekretaris van die weeskamer. Hy is op 8.6.1721 getroud met Abigael Louisa van der Lith, die dogter van Anthonij van der Lith en Anthonetta Theodora Schagen. Op 11.8.1726 het hy hertrou met Jacomina Brommert, die dogter van Jan Brommert en Anna van Schalkwijk. ↩
-
Pieter Christiaan Barentsz van Hamburg het in 1720 as soldaat met Linschooten na die Kaap gekom, en het in 1723 ‘n vryburger en smid geword. (Sien C.230,Requesten, 1723, no. 51.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 242. ↩
-
‘n Lys met die name van twintig siek matrose is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, p. 288. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie vergadering nie. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 109. ↩
-
Sien C.231,Requesten, 1724, no. 108. ↩
-
Abraham Decker is in 1697 in Amsterdam gebore. Hy het in 1717 uit Batavia as assistent na die Kaap gekom, en is in 1722 bevorder tot boekhouer. Op 27.6.1723 is hy getroud met Regina Möller, die dogter van Hendrik Christoffel Möller en Margaretha Marquardt. Sy is in 1736 oorlede, en op 31.3.1736 is hy weer getroud met Theodora van Taak, die dogter van Willem van Taak en Martha van der Bijl. Uit elke huwelik is twee kinders gebore. Decker is in 1752 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 29; M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1758, no. 39.) ↩
-
Die Raad het ook Willem Hartkamp in vrydom gestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1723, p. 243; C.231,Requesten, 1724, no. 110. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 2 Januarie vergader nie. Sien C.608,Origineel Dagregister, 1725-1726, p. 2. ↩
-
In die kladnotule is die volgende aantekening weer deurgehaal: “De wed. Van Aken dat selfde te geeven als volgens de ordre gebruijkeljk is”. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 244. ↩
-
‘n Memorie waarin besonderhede verstrek word omtrent tekortkomende voorrade uit die skip Voorburg , is hier weggelaat. Die Raad het besluit dat die skipper en boekhouer van die skip die tekorte moes verantwoord. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 297-298; C.291,Memoriën, 1710-1726, p. 435. ↩
-
Jonas Mierman was die skipper van Borsselen , en Isaacq Hage van Susanna . ↩
-
Jacobus Möller was die seun van Hendrik Christoffel Möller en Margaretha Marquardt. Hy is in 1697 aan die Kaap gebore, en is op 22.9.1726 getroud met Debora de Koning van Amsterdam, die dogter van Jan de Koning en Hendrina Roveen. ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1725, nos. 3 en 4. ↩
-
Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, pp. 75-76. ↩
-
Hy is in 1686 in Berlyn gebore, en het as soldaat na die Kaap gekom. Sedert 1713 was hy vryburger en skoenmaker aan die Kaap. Hy is op 10.12.1713 getroud met Catharina Verweij, die dogter van Dirk Verweij en Gesina Visser. (Sien C.J.2599,Testament Boek, 1714-1719, no. 8; C.J.2609,Testamenten en Codicillen, 1739-1743, no. 53.) ↩
-
Hy was die seun van Bastiaan Colijn en Maria Everts, en is op 1.5.1718 met Elsabe van Hoff getroud. Op 23.9.1724 het hy hertrou met Johanna Appel. ↩
-
Arent Vlok is in 1670 te Erft by Keulen gebore. Hy was as smid by die Kompanjie in diens, en is in 1702 na Mauritius gestuur. In 1708 het hy as vryburger na die Kaap teruggekeer. Hy is op 14.12.1716 getroud met Catharina Cleef, die dogter van Nikolaus Cleef en Barbara le Febre. Vlok is in 1724 oorlede. (Sien C.J.2602,Testamenten en Codicillen, 1722-1725, no. 17; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1722-1727. no. 119.) ↩
-
‘n Brief, gedateer 9.1.1725, waarin die skipper, Jacobus Toren, die Goewerneur van sy aankoms verwittig, berus in C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 1-2. ↩
-
Johannes Mahieu van Amsterdam was sedert 1699 krankebesoeker aan die Kaap. Vanaf 1703 tot 1711 was hy ook sekretaris van die landdros en heemrade, en in 1718 is hy aangestel as opsigter oor die Kompanjiestuine. Hy is in Nederland getroud met Lucia van den Bogaard. Aan die Kaap het hy hertrou met Johanna Meijhuijzen, die dogter van Godfried Meijhuijzen en Femmetje Kouthof. Sy is in 1716 oorlede, en op 28.8.1716 is hy weer getroud met Christina van Heijnsbergen van Bergen op Zoom. (Sien C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 140; M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, no. 28.) ↩
-
Die Raad het ook Jan Passer en Hendrik van Harden in vrydom gestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 244. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 966-967. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 245. ↩
-
Aangesien daar geen sake was om af te handel nie, het die Politieke Raad nie op 16 Januarie vergader nie. Sien C.608,Origineel Dagregister, 1725-1726, pp. 12-13. ↩
-
In die H.K. staan “liberale”. ↩
-
In die H.K. staan “liberale”. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 987-988. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 17-18. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 988-990. ↩
-
‘n Gedeelte waarin drie offisiere op die skip Voorburg bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 315-316; C.232,Requesten, 1725, no. 12. ↩
-
Dit wil voorkom of hierdie saak op die vergadering van 2 Januarie ook bespreek is. Vgl. voetnoot 2 van 1725 hierbo. ↩
-
Die Raad het ook Claas Brommert as adelbors in diens geneem en Willem Leendert Camerling in vrydom gestel. Sien C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 245; C.232,Requesten, 1725, no. 2. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726. pp. 21-35. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die skipper en boekhouer van Voorburg verantwoording doen van die tekortkomende en beskadigde voorrade op hulle skip, is hier weggelaat. (Vgl. voetnoot 3 van 1725 hierbo.) Die Raad besluit om die tekorte as verliese af te skryf en die bedorwe rys te laat verkoop. Sien C.19,Resolutiën, 1725-1726, pp. 319-320. ↩
-
Noagh Backer van Amsterdam het in 1712 as matroos na die Kaap gekom en die volgende jaar koster van die Kaapse gemeente geword. Hy is op 5.11.1713 met Duijfje Huijtema getroud. Sy versoekskrif kan gevind word in C.232,Requesten, 1725, no. 5. ↩
-
Jan de Waal van Amsterdam het in 1715 as kwartiermeester op die skip Doornik uit Oos-Indië na die Kaap gekom en hom as vryburger hier gevestig. Hy is op 3.5.1716 getroud met Elisabeth van Eck, die dogter van Cornelis van Eck en Elisabeth Schmidt, en het op 24.3.1748 hertrou met Anna Elisabeth Dempers. Nadat sy in 1755 oorlede, is is hy weer op 18.4.1756 getroud met Hendrina Johanna Frappe, die dogter van Hendrik Frappe en Johanna Pretorius. De Waal was later ‘n welgestelde man, en met sy dood in 1768 het hy verskeie huise in die Kaap en die plaas Rheezicht besit. (Sien C.236,Requesten, 1733-1734, no. 58; M.O.O.C. 7/19,Testamenten, 1769-1771, nos. 33-36; M.O.O.C. 8/13,Inventarissen, 1769-1771, no. 43.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1725, no. 7. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1721-1725, p. 246. Met hierdie resolusie eindig die kladnotule en begin eers weer met die resolusie van 6.9.1729. ↩
-
Hierdie resolusie en die volgende een is omgeruil in band C.19. Dit is hier in die korrekte chronologiese volgorde geplaas. In die H.K. is dit in die korrekte volgorde. Die Politieke Raad het nie op 30 Januarie vergader nie. (Vgl. C.608,Origineel Dagregister, 1725-1726, p. 21.) Hierdie resolusie is deur ‘n ander skrywer geskryf. ↩
-
Hy was die seun van Pieter Jurgen van der Heijden en Maria van Aelwijk, en is in 1705 aan die Kaap gebore. Op 29.10.1730 is hy getroud met Helena Josina Esser, die dogter van Isaacq Esser en Josina van den Burgh. Sy is op 8.7.1755 oorlede, en hy in 1761. (Sien M.O.O.C. 7/9,Testamenten, 1755-1757, no. 82; M.O.O.C. 8/8,Inventarissen, 1752-1758, nos. 22 en 22 1/2; M.O.O.C. 13/5,Boedel Reekeningen, 1760-1763, no. 9.) ↩
-
Van Kervel het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin De la Fontaine besonderhede verstrek het omtrent oortollige voorrade in die pakhuis en van skape en bokke wat op die skeepsreis van Ceylon gevrek het, is hier weggelaat. Die Raad het besluit om die oortollige goedere op voorraad te neem en die skape en bokke af te skryf. Sien C.19,Resolutiën, 1725-1726, pp. 323-325; C.291,Memoriën, 1710-1726, pp. 437 en 439. ↩
-
Jacobus Kuijlets van Niederheimbach by Keulen was die seun van Conrad Kuijlets en Ursula Esser. Hy het in 1717 as soldaat na die Kaap gekom. In 1723 het hy ‘n vryburger geword en hom as kleremaker op Stellenbosch gevestig. Hy is op 6.9.1722 met Barbara Backer getroud, en het op 4.11.1742 met Maria de Bode hertrou. Hy is op 10.8.1755 oorlede. (Sien C.230,Requesten, 1723, no. 49; M.O.O.C. 7/10,Testamenten, 1757-1758, no. 49; Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1726, no. 59.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.232,Requesten, 1725, no. 14. ↩
-
Sien C,440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 49-51. ↩
-
Pieter van Breda (1696-1759) was die seun van Dirk van Breda en Marie Canarie. Hy is in Gent gebore, en het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom. In 1721 het hy ‘n vryburger geword en sy lewe as kleremaker gemaak. Hy is op 17.8.1721 getroud met Catharina Smuts (1704-30.6.1781), die dogter van Michiel Smuts en Cornelia Eenmaal. (Sien C.228,Requesten, 1721, no. 59.) ↩
-
Jan Mulder (Müller) was afkomstig van Hamburg . Hy was ook bekend as Jan de Moff, en het ‘n plaas in die Piketberge gehad. Hy is in 1722 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720- 1727, no. 88: M.O.O.C. 10/3,Vendu Rollen, 1726-1731, nos. 40 en 41; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 22.) ↩
-
Hy het in 1687 as matroos na die Kaap gekom. Op 1.3.1688 het hy ‘n vryburger geword en op Stellenbosch gaan woon. Toe hy in 1724 oorlede is, het hy by die burger Hans Jacob Conterman gewoon. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 53; C.728,Diverse Burger Vrijbrieven en Biljetten, no 7.) ↩
-
Jan Mulder (Müller) was afkomstig van Hamburg . Hy was ook bekend as Jan de Moff, en het ‘n plaas in die Piketberge gehad. Hy is in 1722 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720- 1727, no. 88: M.O.O.C. 10/3,Vendu Rollen, 1726-1731, nos. 40 en 41; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 22.) ↩
-
Hy het in 1687 as matroos na die Kaap gekom. Op 1.3.1688 het hy ‘n vryburger geword en op Stellenbosch gaan woon. Toe hy in 1724 oorlede is, het hy by die burger Hans Jacob Conterman gewoon. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 53; C.728,Diverse Burger Vrijbrieven en Biljetten, no 7.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1725, no. 13. ↩
-
Pieter Cornelis Roelofsz van Amsterdam is op 25.7.1706 getroud met Anna Catharina Putter, die dogter van Dietrich Putter en Zacharia Visser. Op 8.10.1713 het hy hertrou met Maria Margaretha Sachse, die dogter van Joachim Sachse en Susanna Holswig. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 18.) ↩
-
Dirk Baltus van Hasselt is op 26.1.1716 getroud met Johanna van Eck, die dogter van Cornelis van Eck en Elisabeth Schmidt. Hy is in 1736 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727- 1737, no. 141.) ↩
-
Jacobus Bruijns is in 1689 in Amsterdam gebore. Hy is op 27.11.1718 getroud met Catharina Jansz (1702-1738). Hulle het tien kinders gehad. Bruijns is in 1754 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 18; M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1755, no. 65.) ↩
-
‘n Lys met die name van die 21 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën1725-1726, p. 335. ↩
-
In die H.K. staan “Nicolaas”. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, p. 1028. ↩
-
In die H.K. staan “huwelijken”. ↩
-
Jonasz is nog gedurende 1725 met Dina van Bima getroud. Hy is in 1753 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1758, no. 37.) ↩
-
Van Kervel het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 21-35. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1034-1035, ↩
-
Hy was afkomstig van Amsterdam en was sedert 1722 vlagman. ↩
-
‘n Memorie waarin De la Fontaine besonderhede verstrek omtrent bedorwe en tekortkomende goedere uit die skepe Castricum en Geertruij en in die pakhuis, is hier weggelaat. Die Raad het besluit om die goedere as verliese af te skryf en te verkoop. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 349-351; C.291,Memoriën, 1710-1726, p. 447. ↩
-
Sien C.342,Attestatiën, 1724-1725, pp. 159-161. ↩
-
Olof Bergh van Gotenburg ( Swede ) het in 1665 by die Kompanjie in diens getree, en het in 1679 as sersant na die Kaap gekom. In 1682 en 1683 was hy die leier van twee landtogte na die Noordweste. Hy is in 1686 bevorder tot luitenant, maar die volgende jaar is hy aangekla van strandroof, en 1690 vertrek hy na Ceylon . In 1695 keer hy na die Kaap terug en word kaptein van die garnisoen. Hy het in 1716 met behoud van sy rang afgetree. Hy was getroud met Anna de Koning. Bergh was ‘n welgestelde man, en afgesien van die plaas Constania , wat hy van Simon van der Stel gekoop het, het hy ook nog drie plase in die Piketberge en vyf huise in die Kaap besit. Hy is in 1724 oorlede en sy vrou in 1737. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 107; M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, nos. 48 en49; M.O.O.C. 8/5.Inventarissen, 1727- 1737, no. 95; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1732-1737, no. 95.) ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 27 Februarie vergader nie. Sien C.608,Origineel Dagregister, 1725-1726, p. 41. ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1725, no. 16. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 6 Maart vergader nie. Sien C.608,Origineel Dagregister, 1725-1726 p. 45. ↩
-
Sy was die dogter van Mr. Rochus Kien en Maria van Beaumont, en is op 17.4.1689 met De Chavonnes getroud. In 1725 het sy na Nederland teruggekeer, waar sy in 1746 in Bergen op Zoom oorlede is. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 95.) ↩
-
Johannes Hertenberg is op 15.4.1668 in Oud Carspel gebore. Hy het in 1687 met die Grote Visserij na die Ooste vertrek, en het die Kompanjie in verskeie ampte in Ambon , Banda , Makassar en Batavia gedien voordat hy in 1714 Kommandeur van Gale geword het. In 1716 het hy Kommandeur van Malabar geword, en op 25.6.1725 Goewerneur van Ceylon . Hy is op 19.10.1725 in Colombo oorlede. Sien Wijnaendts van Resandt, W.De Gezaghebbers der Oost-Indische Compagnie op hare Buiten Comptoiren in Azië, p. 68. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 57-64. ↩
-
Sien C.126,Bijlagen, 1725, pp. 145-147. ↩
-
Hy het in 1714 as korporaal na die Kaap gekom en het in 1716 hoof van die wapenkamer geword, ↩
-
Hy was afkomstig van Koningsbergen in Pruise . Op 4.11.1703 is hy met Judith Christina Kling, die weduwee van Christiaan Kotze, getroud. Kleijnvelt se seun, Herman Fredrik, het hom na Europa vergesel. (Sien C.J.2649,Testament Boek, 1686-1708, no. 131; C.J.2650,Testamenten, 1709-1715, no. 75; C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 141; C.232,Requesten, 1725, no. 15.) ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1034-1035. ↩
-
Sien C.514,Uitgaande Brieven, 1723, pp. 188-189. ↩
-
Jacobus Botha was die seun van Fredrik Botha en Maria Kickers. Hy is in 1692 gehore, en is op 22.10.1713 getroud met Elsje Snijman, die dogter van Christoffel Snijman en Margaretha de Savoije. ↩
-
Hy was die seun van Harmen Jansz Potgieter en Isabella Fredriks, en is in 1674 gebore. Op 24.7.1712 is hy getroud met Clara Herbst, die dogter van Johann Herbst en Lijsbeth Sanders, maar sy is reeds die volgende jaar oorlede. In 1714 het hy hertrou met Maria Catharina van Eeden, die dogter van Jan van Eeden en Maria Russaar. Potgieter is in 1733 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 130; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 102.) ↩
-
In die H.K. staan ook “voorbaadig”. Dit moet waarskynlik lees “voorbarig”. ↩
-
In die H.K. staan “inditien”. ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1725, no. 19. ↩
-
In die H.K. staan ook “egeene”. ↩
-
Willem Morkel van Hamburg was chirurgyn op verskeie skepe voor dat hy in 1721 ‘n vryburger geword het en hom op Stellenbosch gaan vestig het. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 140.) ↩
-
Hy het in 1709 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1714 ‘n vryburger geword. Op 15.9.1717 is hy met Cornelia Helms getroud. Na haar dood het hy hertrou met Susanna Snijman, die dogter van Christoffel Snijman en Margaretha de Savoije. Hy is in 1742 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 123; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 91.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin die Raad ‘n aantal bevorderings op die skepe Oostrust , Doornik en Adelaar goedgekeur het, is hier weggelaat. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, p. 366. ↩
-
Hoewel Van Kervel afwesig was, het hy hierdie resolusie onderteken. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 20 Maart vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 658. ↩
-
Sien C.342,Attestatiën, 1725, pp. 183-186 en 191-198. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike verklaring staan “annex”. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike verklaring staan “weeder behoorlijk werden”. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike verklaring staan “verders”. ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1725, no. 27. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 27 Maart vergader nie. Sien C.608,Origineel Dagregister, 1725- 1726, p. 61. ↩
-
Hy was op Berkenrode onderweg na Nederland, en was vergesel van sy vrou, Adriana van Dishoek, en seun, Anthonij. ↩
-
Die skipper van Barbesteijn . ↩
-
Die skipper van Langeroode . ↩
-
Hy het sy naam geteken Pieter Scharff. Vgl. sy handtekening hieronder. Hy was die skipper van Berkenrode . ↩
-
Die skipper van Noordwaddingsveen . ↩
-
Die skipper van Berbices . ↩
-
Die skipper van Ter Horst . ↩
-
Die skipper van Crooswijk . ↩
-
Hy het sy naam geteken Jan Lourensz van Hoog. Vgl. sy handtekening hieronder. Hy was die skipper van Haarlem . ↩
-
‘n Gedeelte is hier weggelaat. Daarin is nuwe skippers op die skepe Heijnkensand , Doornik en Margaretha aangestel. Daarbenewens is ‘n aantal offisiere en bemanningslede op die skepe Berkenrode , Berbices , Windhond , Adelaar en Hildegonda bevorder. Sien C.19,Resolutiën, 1724-1725, pp. 386-388. ↩
-
Die skipper van Hopvogel . ↩
-
Die skipper van Johanna . ↩
-
Die skipper van Stad Leijden . ↩
-
Die skipper van Hogenes . ↩
-
Die skipper van Prattenburg . ↩
-
Die skipper van Commerrust . ↩
-
Die skipper van Windhond . ↩
-
Volgens sy testament was hy afkomstig van ” Erfte “. Dit is waarskynlik Erfde in Sleeswyk of Erft in die Rynprovinsie . Hy het in 1711 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1718 ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Judith Coetsee, die dogter van Dirk Coetsee en Sara van der Schulp. Sy is in 1721 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 35.) Sprinkmeijer se versoekskrif kan gevind word in C.232,Requesten, 1725, no. 18. ↩
-
Dit is waarskynlik casper Ludwig Kirchetijn van Stettin. Hy was sedert 1723 assistent aan die Kaap. ↩
-
Swellengrebel het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩