C073 v1.20
C. 73, pp. 2-6.¶
Dinsdag den {17250807} 7 Augustus 1725, voormiddags.
Alle present.
Wierd door den schipper van het schip Patmos op de vraage van den Heer Gesaghebber in vergaderinge betuijgt dat hij geduurende sijn aanweesen alhier voor desselfs onderhebbenden bodem niet alleen hadde genoten goede en deugtsame ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, maar ook zoodanige andere benoodigtheeden meer als hem mancqueerende waren geweest, invoegen hij de reijse op overmorgen den 9 deeser met gerustheijd naar Batavia soude kunnen vervorderen, invoegen men beslooten heeft dat die kiel ter gemelte tijd van hier sal werden gedimitteerd.1
Waar na insgelijx in vergaderinge verscheen den schipper van het aanweesend schip Nieuwvliet , dewelke door den Heer Gesaghebber meede wierd afgevraagt of zijne genotene ververssinge ten genoege geweest was, als meede of hem de andere benoodigtheeden ter vervorderlinge van de reijse Bataviawaards behoorlijk waren toegevoegt, en wanneer hij gevolglijk den steeven na derwaarts soude kunnen wenden. Op het welke gemelte schipper repliceerde dat hij de gewoonelijke ververssingen tot genoegen hadde genooten, dat hem ook niets meer tot de verdere reijse deficieerde, maar dat hij deselve niet voor den 15 deeser loopende maand soude kunnen onderneemen, ter consideratie de menigvuldige goederen die hij voor dit Gouvernement hadde aangebragt, nog niet alle waren ontlost, en dat die zoodanig door het gantsche schip waren verstrooijt geweest, dat het selve daarom ten eenemaal hadde moeten werden overhoop gehaalt, waaromtrent door het ongestuijme weer ook veel verhinderinge was bij gebragt, behalven dat hij nog een considerabele quantiteijt ballast zoude moeten inneemen, en dat de swakheijd sijnes volks niet hadde willen toelaten om zijnen onderhebbenden bodem zoo spoedig als hij wel begeerde weeder in staat te brengen, zoo dat alle de scheeps preparatien nog moesten werden gemaakt; weshalven men naar deliberatie heeft moeten besluijten het vertrok van dat schip tot voorn. tijd uijt te stellen, sullende aan het selve so veel volk als men kan bijbrengen, toegevoegt, en hier van bij het nu af te gaane schrijvens per Patmos aan de Hooge Regering van India kennisse gegeven werden, gelijk meede dat ër met de ontlossinge van Rijxdorph reets een begin is gemaakt.2
Vervolgens wierd door den Heer Gesaghebber in overweeginge gegeven of het niet dienstig zijn zoude dat den hoeker de Zeepost ten spoedigste weeder in gereetheijd wierde gebragt, om de coralen die seedert het depart van Fijenoordt per het schip Nieuwvliet ter quantiteijt van 4500 lb. hier zijn gekomen, na Rio de la Goa te kunnen overbrengen, welk voorstel, als van noodsakelijkheijd zijnde, eenparig is geamplecteert, sullende de eijsschen met dat bodemken van voorn. comptoir aan dit Gouvernement gedaan, meede voldaan werden, voor so veel de goederen die daar bij vermelt staan, alhier in voorraad sijn.
Wijders is op het voordragen van den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, den adsistent, Pieter Lourens, tot desselfs adjunct gevordert, gelijk meede ten versoeke van den vendumeester, Rijk Tulbagh, vermits den venduclercq, Josephus de Grandpreez, tot eerste geswoore clercq ter secretarije van politie is gevordert geworden, weeder tot venduclercq is aangesteld den adsistent Johan Raeck.3
Aldus4 geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 7-8.¶
Dingsdag {17250814} 14e Augustus 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Ter vergaderinge verscheenen sijnde den schipper van het aanweesend schip Rijxdorph , soo wierd door denselven op de afvraging van den Heer Gesaghebber wel betuijgt dat aan hem alles ‘t geene aan sijnen onderhebbenden bodem benodigt is geweest, benevens goede en deugtsame ververssing van vleesch, brood en moeskruijden ten genoegen was toegevoegt, maar wijders ten opsigte van de te ondernemene reijse naar Batavia, dat daartoe niet voor den 22e deser lopende maand in staat soude kunnen geraaken, gemerkt het veel moeijte hadde ingehad om de goederen voor dit Gouvernement uijt sijn schip te bekomen, soo dat deselve nog niet in ‘t geheel hadden kunnen werden ontlost, dat door de hard doorstaande N.W., Wlijke. en Z.Ote. winden ook bij na gantsche agt dagen agter den anderen was vertraagt, waar en boven behalven de verdere ontlossing, ‘t innemen van ballast en andere nodige scheepssaken, al sijn staagen en wand nog moesten werden aangeset, ‘t welk niet anders dan bij goed en handsaam weer konde geschieden; weshalven naar diesweegens gedelibereert te sijn, het vertrek van dien bodem tegens voorn. tijd heeft moeten vastgestelt werden.6
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 9-10.¶
Saturdag den {17250818} 18e Augustus 1725, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle present.
Bij arrivement van het scheepje Spieringshoek , en lectuure der g’ eerde missive van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Delft,in dato15 April deses jaars,7 komende te blijken dat daar in niets voor dit Gouvernement was afgeladen, nog dat bij gem. missive geen de minste mentie werd gemaakt of dat bodemken volgens het voorgaande aanschrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventhienen, mitsgrs. van de Edele Groot Agtb. Heeren gecommitteert tot den handel op Rio de la Goa en Terra de Natal , en het extract aan Generaal en Raaden,in datis23e Junij, 16e October en 13e December d’ ao. passo.,8 ten dienste deser plaatse was geprojecteert, en dat den schipper, Abraham van Bodegom, daar en boven wist te seggen dat hij voor Batavia was gedestineert, en ook de geheele lading voor die hooftplaats in hadde, mitsgrs. dat het scheepje Westvriesland voor dit Gouvernement stond uijt te komen, soo geliefden den Heer Gesaghebber de leeden des Raads in overweeginge te geven of men gedagte kieltje diende te doen ontladen en aan te houden ofte niet, gemerkt de vooraangeroerde ordres onser Heeren en Meesteren aan de eene sijde positief komen mede te brengen dat zulx soude moeten geschieden, en dat ‘t egter aan de andere kant seer waarschijnelijk is dat ingevalle dat besluijt niet was verandert, men eenige ladinge in het selve soude vinden, ofte ten minsten eenig aanschrijvens diesweegens hebben; welken aangaande geraadpleegt en overwoogen sijnde dat men na alle gedagten met de eerst komende scheepen omtrent dese saak sal werden verligt, Soo is daarom goedgevonden geen positief besluijt hier op te neemen, maar zulx liever tot de naaste vergadering uijtgestelt te laten, in hoope dat ër inmiddels eenige scheepen alhier sullen komen op te daagen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 11-13.¶
Sondag den {17250819} 19e Augustus 1725, ‘s namiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Ten aansien den oud burgerraad, Fredrik Russouw, dewelke een plaats omtrent de Steenbergen 9 bij de Baaij Fals geleegen besit, aan den Heer Gesaghebber tegens den middag heeft te kennen gegeven dat er huijden morgen een schip in gem. baaij ten anker gekomen is10 waar op Sijn E. den equipagiemeester ilico overland hadde afgesonden, met bevel om te verneemen welk schip het mogte sijn, sonder sig egter bij suspitie van het minste gevaar aan boord te hazardeeren, en daaromtrent wijders de vereijschte voorsigtigheijd te gebruijken; en dat aan Sijn E. naderhand door een der posthouders aldaar bescheijden, nog nader ter kennisse is gebragt dat het selve sig voor een Engelsman hadde uijtgegeven, mitsgrs. dat daar van ses mannen, benevens drie officiers met de schuijt aan de wal sijn geweest, die het aldaar leggende volk niet alleen soeken te persuadeeren om met haar mede te gaan, onder afvraging of sy het hier nog niet moede en al lang genoeg geweest waaren, maar ook betuijgt dat bij aldien men haar schaapen en ververssing wilde bijsetten, sij het selve seer gaarne dubbeld en meer wilden voldoen, waar en boven gedagte schip genoegsaam bij nagt en tusschen de klippen door ter dier plaatse is gekomen, en egter de beste ankergrond van de geheele rheede heeft weeten te vinden, sijnde gem. potshouder op dat bekomen berigt aanstonts door den Heer Gesaghebber weder te rugge gesonden, om den equipagiemeester te kunnen onderhaalen en hem van ‘t voorgevallene ter narigt kennisse te geven, en dewijle uijt het voorenstaande af te leijden is dat sij goede kennisse van de bhaaij hebben moeten, te meer alsoo bovens dien door een der officieren nog gesegt was dat hij deselve seer goed vond, en dat hij daar wel weer soude komen, en liever als in de Tafelbaaij wilde leggen, soo geliefden Sijn E. gemerkt uijt dese omstandigheeden seer nadenkelijke reedenen voortvloeijden, of dat schip niet wel een zeerover of ander qualijk geintentioneerde mogte sijn, de leeden des Raads in overweeging te geven of het niet noodig en met den dienst der E. Comp. overeenkomende soude weesen, dat men eenige manschap na derwaarts afsond, ten eijnde te beletten dat er geene onordentelijkheeden door het daar op sijnde volk aan de wal wierde gepleegt, nog eenige saken strijdig tegens de ordres onser Hoog Gebiedende Heeren en Meesters uijtgevoerd, over het welke met aandagt geraadpleegt sijnde, is sulx als een seer dienstige saak aangemerkt, en gevolglijk goedgevonden en verstaan dat den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, met 50 soldaaten, twee sergeants en soo veel corporaals benevens een tamboer nog desen avond na gem. Baaij Fals sal werden gesonden, met schriftelijke ordre dat wanneer imand van het volk van ‘t aldaar leggende schip aan de wal mogte komen en betuijginge deeden Engelschen te sijn, sij haare passen, getekent door den Koning van Engeland en gesz op perkament met het Groot Zeegel van dat koninkrijk daar aan hangende, sullen moeten vertoonen, sonder dat aan hun, ‘t sij dat sijlieden effectief Engelschen sijn ofte niet, evenwel eenige ververssing sal mogen werden gegeven, dewijle in ‘t eerste geval met haaren bodem na dese baaij sullen moeten opkomen, tensij genoegsaam konden doen blijken dat daar in door onmagt wierden belet, om egter als dan met haar volgens de ordre der E. Comp. te kunnen handelen, maar ingevalle sij, haare passen niet willen vertoonen, en dat men daar uijt besluijten kan dat het een zeerover of ander gesuspecteert schip moet geoordeelt werden, dat dan niemand van het daar op bescheijdene volk aan de wal sal mogen komen, met aansegging dat sij aanstonts sullen hebben te vertrecken, werdende gedagte Rhenius ook gequalificeert om indien sij teegens sijnen wil en als met geweld na herhaalde waarschouwing egter aan de wal wilden komen, als dan geweld met geweld te keeren, gelijk hem wijders mede serieuselijk is gerecommandeert om voor het overige in dese expeditie het nodige soldaatschap en voorsigtigheijd te gebruijken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 14-17.¶
Maandag den {17250820} 20e Augustus 1725, ‘s namiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Wierd door den Heer Gesaghebber geproduceert het onderstaande briefje door den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, ten subjecte van sijne verrigting omtrent het in de Baij Fals vertoevende schip aan dese Regeering gecarteert:11
‘E.E. Agtb. Heer en Heeren,’
‘Berigte mits desen dat het hier leggende schip een rover is, gelijk den burgerraad, Sr. Fredrik Russouw, van een van het volk die genegen was van haar te deserteeren, stiltjes heeft vernomen, ik heb se hier verwagt aan de Visbaaij , want se hier gisteren sijn geweest, maar se sijn in de Simons Baaij aan land gegaan, en dewijl het den geheelen dag stark geregnet,12 soo hebbe niet verder kunnen avanceeren, maar soo haast het weer droog word, sal mij derwaarts begeven, want den equipagiemeester Muller en den burger Visser aldaar sijn, sij pleegen geen hostiliteijten en geven haar voor Engelschen uijt, maar volgens seggen van een van het volk souden se in Amsterdam aangenomen sijn, en sijn onder haar een groot gedeelte gewesene ‘s Comps. dienaren, deses tot narigt en verwagte Haar E.E. Agtb. verdere ordre.’
‘Verblijve, (onderstont) Mijn Heer, UEd. gehoorsamen dienaar. (Was geteekent) J. T. Rhenius. (In margine) Vishoek , den 20e Augustus 1725. (Lager) P.S. Behoudens beeter oordeel, soo dunkt mij en den burgerraad, Sr. Russouw, niet quaad te sijn dat van de burgerij 25 paarden mogten gecommandeert werden, dewijl se op twee plaatsen aan land gaan kunnen, en leggen deselve wel twee uur van malkanderen.’
Uijt het welke komende te blijken dat gem. schip volgens ‘t berigt van een van ‘t volk, die genegen scheen van haar te willen deserteeren, aan den oud burgerraad, Fredrik Russouw, een zeerover soude sijn, en volgens de kennisgeeving van een ander, dat de manschap tot Amsterdam was aangenomen, met bijgevoegd versoek om met 25 ruijters uijt de burgerij geadsisteert te mogen werden, ter consideratie dat men op twee plaatsen, de Visbaaij namentlijk en Simons Baaij , die wel twee uuren van malkanderen leggen, landen kan; weshalven den Heer Gesaghebber in overweeginge gaf wat men nu best soude kunnen bij de hand vatten, te meer dewijl dese saak met omsigtigheijd diende behandelt te werden, uijt aanmerkinge dat men uijt de voor als nog bekomene rapporten niet genoegsaam verseekert weesen kon of dat schip wel in der daat een zeerover was, in welk geval men sig van de ter rheede leggende scheepen tot neeminge van dien soude kunnen dienen, dan wel of het niet een Oost Endenaar sijn mogt. die alleen hier quam om een querel te soeken, en de eerste feijtelijkheeden van ons af te wagten, om dus reedenen van klagten in Europa te kunnen formeeren, ten aansien de saaken met de Oostenrijkse Nederlanders nog soo op ‘t onseeker staan; waar over met ernst gebesoigneert weesende, is goedgevonden en verstaan dat den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, bij missive sal werden gelast13 bij weeder aan land koming van de schuijt de daar op sijnde officieren vast te houden, en hun te ordonneeren haare overige manschap na boord te rug te senden, om de passen te kunnen haalen en vertoonen, onder belofte dat men haar vrinden der E. Comp. sijnde, ook als sodanige sal handelen, inmiddels ons van de gem. vasthouding ten spoedigste kennis gevende, om als dan gecommitteerdens na derwaarts te kunnen afsenden, ten eijnde behoorlijke informatien daar door te bekomen, en verders in dese saak van sulken verren uijtsigt besluijt te kunnen nemen, gelijk men ook 33 mannen te paard, gereekent met hunne officiers, voorsien met kruijt en loot, na de voorn. Baaij Fals aan den vaandrig Rhenius en oud burgerraad, Fredrik Russouw, als ritmeester der gem. burgerij, met bevel om te samen niet alleen communicatief te gaan, maar ook in saken van speculatie uijt de officieren der E. Comp. en burgerij een chrijgsraad te formeeren, afsenden sal, soo als mede bij missive aan den landdrost, Martinus Berg, sal werden geordonneert om aanstonts te besorgen dat ër soo veel manschappen uijt de buijten burgerij, soo te voet als te paard, na de sijde van Hottentots Holland onder behoorlijke officieren werden gecommandeert, als ër noodig sijn sullen om het strand aan die sijde te decken, en sorge te draagen dat aldaar geen schuijten of vaartuijgen aan de wal komen, nog dat er eenige toevoer van provisie of ververssing van die kant werde gedaan;14 sullende den equipagiemeester, die men oordeelt ginder van geen nut meer te kunnen sijn, ook herwaarts werden te rugge ontbooden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 18-20.¶
Dingsdag den {17250821} 21e Augustus 1725, voormiddags.
Alle present.
Door den Heer Gesaghebber te kennen gegeven sijnde dat burgerraden aan Sijn E. versoek hadden gedaan om tot ophaling van de muur der burgwal na dese sijde van ‘t Casteel, mitsgrs. reparatie van de vervallene brug en sluijs omtrent het nieuwe ambagtsquartier van d’ E. Comp., 2000 klinkersteenen benevens een swaare jatij balk en een vat cement inkoops prijs te mogen erlangen, soo heeft men na resumptie der resolutie aan dese tafel onder den 19e Augustus 1711,15 spreekende ten dien subjecte, genomen, het selve aan burgerraaden geaccordeert.
Waar na ter vergaderinge verscheenen sijn de schippers der aanweesende scheepen Cockenge en Gaasperdam , dewelke na alvoorens op de vraage van den Heer Gesaghebber betuijgt te hebben dat sij alhier tot genoegen de gewoonelijke ververssingen van vleesch, brood en groente, en sodanige andere benodigtheeden als hun mancqueerende waaren geweest, hadden genooten, verders verklaarden dat sij de reijse van hier naar Batavia niet voor den 30e van dese maand souden kunnen onderneemen, gemerkt behalven de gesteltheijd haarer manschap ter oorsake van de langduurigheijd der reijse uijt het Patria, haare scheepen ook nog niet ten eenemaal los, en daar door gantsch reddeloos waaren, waar en boven Gaasperdam nog van ballast moeste werden voorsien, soo dat den voorn. tijt ten minsten tot hunne klaarmaking wierde vereijscht, te meer dewijl het ruuwe en onvaarbaar weer dat men hier in dit saaijsoen16 veel onderworpen is, en gehad heeft, ook veel retardance komt te veroorsaken, inmiddels versoekende dat men aan haar tot beeter verstercking haarer verswakte manschap en supplement der geconsumeerde provisie op de langwijlige herwaarts reijse, eenige meerder erweeten of boontjes geliefden toe te voegen, sulx men besluijt heeft moeten nemen om den monsterdag der gem. bodems tegens den 30e deser maand vast te stellen, sijnde bovens dien goedgevonden dat aan Gaasperdam sal werden verstrekt 5 mudde boonen en 2 do. erweeten, mitsgrs. aan de Cockenge 4 mudden van de eerste, en 2 mudden van laastgem. potspijse, sijnde soo veel als sij quamen te requireeren; Soo als mede aan de opperhoofden derselver is geordonneert om gecombineert van hier naar Batavia te vertrecken, ten eijnde dies te beeter gesecureert te sijn tegens de quaade ontmoetingen die sijlieden met het in de Baaij Fals vertoevende schip souden kunnen hebben, gelijk sulx om die redenen aan de opperhoofden der scheepen Nieuwvliet en Rijxdorf , die door den Heer Gesaghebber diesweegens in vergaderinge sijn ontbooden, insgelijx is gelast en aanbevoolen.
Nader gesprooken weesende weegens het aanhouden of depescheeren van het scheepje Spieringshoek , soo heeft men dewijl seedert ‘t laaste besluijt nog geene scheepen met nadere tijding aan desen uijthoek sijn verscheenen, best gedagt de dispositie ten dien belange nog agt dagen te surcheeren.
Werdende laastelijk door den Heer Gesaghebber gecommuniceert dat het Perseaanse geijtje jongst van Ceijlon herwaarts aangebragt, was komen te verrecken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 21-23.¶
Dingsdag den {17250821} 21e Augustus 1725, ‘s avonts. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Deesen avond den equipagiemeester, Jacobus Moller, van de Baaij Fals te rug gekomen weesende, benevens de pretense supercarga en nog een ander Engelsman van ‘t aldaar vertoevende schip, Soo is door eerstgem. vertoond seekere paspoort van de Engelsche Admiraliteijt, gedagteekent 9 Februarij 1724, behelsende dat gedagte schip was genaamd den Grooten Alexander , gecommandeert door den capn. Pieter Dunn, en gemonteert met 26 stucken en 60 man, drie vierde parten onderdanen van Sijn Koninklijke Majesteijt van Engeland , gedestineert voor Africa en de West Indien , met bijvoeging op de vraage van den Heer Gesaghebber hoe sij hier quamen, dat haar voorneemen was na Madagascar , en dat sij door leckagie genoodsaakt waaren geweest in de Baaij Fals te loopen, mitsgrs. dat hun uijtreijse was van Helvoet ,17 en dat het schip in de maand November des voorn. jaare 1724 was gekogt. ‘t Geen voor eerst veel later is als de voorn. pas komt te dicteeren, gelijk ook haare ophebbende manschap het daar bij vermelde getal ver ex[c]edeert, sijnde daar en boven door den equipagiemeester mede berigt dat sig een goede partij geweesene ‘s Comps. dienaren, namentlijk onder anderen den oppertimmerman, constapel, bootsman en een van de trompetters op gem. schip bevonden, en dat door evengesegde oppertimmerman aan hem was te kennen gegeven dat sij voor de West Indien waaren aangenomen, dog dat men haar genoegsaam met geweld na herwaarts hadde gevoerd, mitsgrs. dat den opperstuurman, die seijde een Amsterdammer te sijn, voor de komst van onse uijtgesondene militie hem ook seer hadde soeken te persuadeeren om mede na boord te vaaren, soo dat hij al bevreest geweest was dat het daar bij niet soude gebleeven hebben, en dat wijders uijt veel omstandigheeden scheen beslooten te moeten werden dat dat schip soo niet een zeerover, ten minsten quaade intentien hebben moest; weshalven den Heer Gesaghebber wederom aan de leeden des Raads in overweeginge gaf wat ër voor tegenwoordig best diende te werden gedaan, ten welken propooste na gehoudene raadpleeginge vastgestelt is dat de voorn. hier gebragte twee persoonen tot nadere gelegentheijd sullen werden aangehouden, en dat den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, en oud burgerraad, Fredrik Russouw, sal werden aangeschreeven18 om den gem. opperstuurman, die sig voor capn. luijtenant uijtgeeft, benevens de twee oppertimmerlieden met de twee trompetters en constapel des doenelijk, insgelijx herwaarts op te senden, op dat men dus doende omstandiger informatien bekomen kan, en wijders dat sorge sullen hebben te draagen dat ër geen de minste ververssing, soo wijnig als water of brandhout, na boord gesonden, veel minder eenige provisie ofte gemak aan de aan land komende manschap, ‘t sij sieken ofte gesonde, werde gegeven ofte gedaan, sonder dat sijlieden ook met geweer of gewaapent aan de wal sullen mogen verschijnen; sullende aan het gecommandeerde volk 100 brooden, benevens een aam aracq en 150 lb. spek werden toegevoegt, dewijl die menschen aldaar in de opene lugt moeten huijshouden, en door de jegenwoordig swaarvallende reegen veel ongemak onderworpen zijn.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 24-26.¶
Woensdag den {17250822} 22e Augustus 1725, des avonds. Extraordinaire vergadering.
Alle present.
Den Heer Gesaghebber te kennen gegeven hebbende dat ër elf man van ‘t in de Baaij Fals vertoevende schip weggelopen en herwaarts aangekomen waaren, die ter ordre van Sijn E. aan de patroulje wagt wierden opgehouden, soo sijn deselve vervolgens aanstonts ter vergaderinge gehoord, en bevonden te sijn Pieter Pietersz van Wormer, ondertimmerman, Pieter de Chimenij van Dixmuijden, ondermeester, Pieter Claasz van Leeuwen van Neemstee, Arij van Le[e]uwen van Dort, Pieter Eliasz van Dronthem, Hans Steen van Gelukstad, mattroosen, Joris Spaarenberg van Munster, derdemeester, Elias Sijmensz van Bolswaard, Hendrik HoItslag van Brandenburg, Stoffel Roelofsz van Dronthem, Diedlof Ben van Sleeswijk, mattroosen, dewelke wijders g’examineerd en voorgehouden sijnde of imand van hun d’ E. Comp. bevoorens hadde gediend, en waarom sy haar schip hadden verlaten, op ‘t eerste eenparig hebben betuijgt van neen, dog dat sig verscheijde ‘s Comps. dienaren, en onder anderen de bootsman, constapel, oppertimmerman en een van de trompetters aan boord bevonden, en aangaande ‘t andere, dat sulx was geschied om de quaade tractementen die sij geduurig moesten ondergaan, dewijl den capn., die een Fransman en Haje genaamd is, haar om de minste reeden dreijgde voor de cop te sullen schieten, en wel principaal wanneer quamen vragen waar sij na toe voeren, als dit die weg niet sijnde waar toe sij aangenomen waaren, gelijk Pieter Claasz van Leeuwen onder anderen ook verklaarde dat gem. capn. hadde gesegt dat soo sij een schip quamen te nemen, het selve voor ‘t volk soude sijn, dog dat hem was geantwoord dat sij teegens haar eijgen natie niet wilden slaan, maar wel teegens den Turk of zeerovers, betuijgende wijders gesamentlijk dat men haar voor Guinee en Brazil tot Amsterdam op de Gelderse kaaij in de Vergulde Star bij een soo genaamde stuurman Jan hadde aangenomen, uijtgenomen Pieter de Chimenij en Joris Sparenberg, die te Rotterdam sijn gehuurt, en dat de ladinge van ‘t schip genaamd den Grooten Alexander , en gemonteert met 26 stucken en 102 a 103 man, waarmede uijt Helvoet in zee sijn gelopen, voor soo veel haar bekent was, bestond uijt geweer en ammonitie, en dat daar aan geen leckagie of defecten waaren, gelijk ook op de verdere afvrage van den Heer Gesaghebber of het schip op de reijs niet verschildert was, dat sulx niet is geschied, maar dat het selve sodanig als bij haar uijtseijlen ligt geel van agteren is gebleven, mitsgrs. dat sij geen andere scheepen geduurende de reijse hadden ontmoet, als eenelijk een omtrent de Canarisse Eijlanden , dat van haar afleijde sonder dat daarom uijt haar cours waaren geweeken, weetende voor het meerengedeelte mede niet te seggen werwaarts hunne reijse lag, als alleen dat sommige hadden hooren mompelen dat de meijning na Madagascar tot den slavenhandel sijn soude, als mede dat sij niet positief wisten of haare officieren door gebrek van water en provisie, of uijt andere insigten binnen de Baaij Fals geloopen waaren, maar dat deselve dese Tafelbaaij , des begeert hebbende, wel souden hebben kunnen beseijlen, alsoo de hoogte daar van al hadden gehad, en dat het volk hun selfs daartoe hadde soeken te persuadeeren. Welken aangaande dan geraadpleegt sijnde, verstaan is dat gedagte manschap voor eerst in ‘s Comps. hospitaal sal werden bewaard, en dat men de geene die onderdanen sijn van onsen staat, volgens de ordre sal aanhouden, mitsgrs. de overige die sig nog aan boord mogten bevinden, ‘t sij dat se d’ E. Comp. hebben gediend of te niet, insgelijx sal vorderen en reclameeren, of wel des noods andere middelen daartoe gebruijken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 27-29.¶
Donderdag {17250823} 23e Augustus 1725, voormiddags ten agt uuren. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Den sergeant, Burgert Burgertsz,19 door den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, opgesonden sijnde, Soo is denselven ter ordre van den Heer Gesaghebber in vergaderinge verscheenen, werdende door hem gerapporteert dat den capn. van het in de Baaij Fals gelegen hebbende schip gisteren aan gem. Rhenius hadde geschreeven dat er 16 man van sijnen bodem waren absent gebleeven, met versoek dat die aan hem mogten werden te rugge gegeven, dewijl hij verseekert was dat de ordres der E. Comp. niet quaamen mede te brengen om een andermans volk aan te houden, als mede dat sijn supercarga insgelijx weeder mogt aan boord komen benevens de passagier die mede aan land was gegaan; dog dat den vaandrig Rhenius aan gedagten capn. hadde geantwoord dat hij van sijn volk niet wist, maar wat aanging de supercarga, dat niet twijffelde of denselven soude van de Caab, weswaarts tot vertooning van de pas was gesonden, te rug komen soo dra hem de Regeering aldaar niet meer van nooden had, ‘t geen tot nog ter oorsaak van de verheijd des wegs heen en weeder onmogelijk was, en dat sijn schuijt ‘s agtermiddags eens aan de wal konde senden om te sien of sijlieden al waren gereverteerd, in plaatse van het welke gem. schip, sonder de schuijt gesonden te hebben, naderhand een sjouw had laten wa[a]ijen, en omtrent drie uuren was onderseijl gegaan, en de baaij uijtseijlende, den steeven na herwaarts hadde gewend; voegende den Heer Gesaghebber hier vervolgens bij dat soo dra hem dese tijding gisteren avond laat was ter ooren gekomen, Sijn E. aanstonts ordre aan de schippers van de hier ter rheede leggende scheepen hadde gegeven om sig op haar hoede te houden, ten eijnde ingevalle het gedagte schip in dese baaij komen mogt, in staat van defentie te weesen, dan gemerkt sulx tot nog toe van geen gevolg is geweest, en dat ër reets een man na de cloof was gesonden om uijt te sien, gelijk ook door de vlaggeman was berigt gedaan dat hij meijnde gisteren een vaartuijg met een mast in de Houtbaij gesien te hebben, mitsgrs. dat het wel konde gebeuren dat dikwilsgenoemd schip na de Saldanhabaij lopen mogt, ofte mogelijk weeder na de Baaij Fals te rugge keeren, soo wierd door den Heer Gesaghebber in overweeginge gegeven welke precautien men voor tegenwoordig diende te gebruijken, over het welke gedelibereert weesende, is goedgevonden en geresolveerd dat de in de Saldanhabaij leggende manschap bij missive sal werden geordonneert20 om indien aldaar een schip, ‘t sij onder een Engelsche of andere vlag, mogt komen ankeren, sij niet aan boord sullen hebben te vaaren, veel minder aan het selve eenige hulp toebrengen, zullende in tegendeel de daar om heen leggende ingesetenen moeten werden gewaarschouwt voor dien tijd met haar vee soo verre landwaarts in te trecken, dat sij buijten gevaar blijven, inmiddels wel sorg dragende om niet overvallen of mede gevoerd te werden, en ons ten spoedigste kennis gevende van het geene er mogt komen voor te vallen; gelijk mede dat den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, met de gecommandeerde militie nog agt daagen aan de Baaij Fals post sal moeten blijven houden,21 terwijl de burgerij binnen twee a drie daagen weder sal kunnen opkomen, soo haare presentje als dan niet langer aldaar noodig geoordeelt werd, en al verders dat den hier sijnde Engelschen supercarga met de passagier sullen werden g’examineert en kennis gegeven van het vertrek van haaren bodem; gelijk zulx aan de schippers der zeijl rhee leggende scheepen Nieuwvliet en Rijxdorf meede is gedaan, dewelke daar op betuijgt hebben geen swarigheijd diesweegens te maken, en sig bij vertrek op haar hoede te sullen houden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 30-32.¶
Donderdag den {17250823} 23e Augustus 1725, voormiddags ten elf uuren.
Alle tegenwoordig.
Ingevolge het besluijt huijden morgen genomen, den hier sijnde soo genaamde supercarga met de passagier van het uijt de Baaij Fals vertrockene schip daar van kennis gegeven sijnde, als mede dat ër eenige manschap van dien bodem ter deser plaatse agtergebleven was, soo wierd aan gem. supercarga door den Heer Gesaghebber wijders afgevraagt wat hem van dat vertrek met agterlating niet alleen van sijn persoon, maar ook van de pas, dagt, waar op denselven antwoorde dat hij van gem. depart niet anders wiste te seggen als dat niet soude kunnen instaan of den aan boord geblevene capn., die hij mede Haje dog een lersman van geboorte noemde, nu niet wel op den roof soude gaan, komende sijn verder getuigenis voor soo veel betreft de naam, montuure, uijtloopen en benaming van dat schip voor ‘t meerengedeelte overeen met het gesegde van de op gisteren gehoorde elf man, met bijvoeging dat het schip eerst Harfort , en nu den Grooten Alexander was genaamd, en heeft men verders van hem verstaan dat de reijse soude strecken na Brasil en Port Dauphin op Madagascar , om aldaar hunne lading bestaande behalven ammonitie en geweer, uijt brandewijn, gemaakte kleederen, koussen, hoeden en schoenen, voor slaven te debiteeren, gelijk mede op verdere voorhouding van den Heer Gesaghebber na dat hem ‘t placcaat van Sijn Koninklijke Majesteijt van Groot Brittanien dat den Prins Regent in den jaare 1716 heeft doen publiceeren,22 verbiedende den vaard en handel van Sijn Majesteijts particuliere onderdanen op de Oost Indien of voorbij de Caab de Goede Hoop, ter lectuure was gegeven, wat sij dan hier quaamen doen, schoon hij seer over den inhoud van dat placcaat verwondert en verstelt stond, dat men dese plaats meede voor Africa, waar op haare pas luijde, rekenen moest, en dat soo hij al teegens gem. placcaat overtreeden had, men sijn schip slegts in Engeland konde confisqueeren, soo als hij meede sustineerde dat men hem na derwaarts senden moest om te regt gestelt te kunnen werden, seggende wijders dat sijn naam was Pieter Dun, een lersman van afkomst, en dat hij soo wel capn. als supercarga sijnde, de paspoort op sijn naam was verleend, en wat aanging dat deselve ouder was gedateert als het schip gekogt is, dat zulx is veroorsaakt door dien de passen voor een geheel jaar, sonder op de maanden te letten, werden afgegeven, en wat betrof de manschap, dat die voor ‘t grootste part in Holland was aangenoomen, dewijl hij sijn opperstuurman met 30 van het uijt Engeland gekoomene volk hadde afgedankt, alsoo deselve hem niet aanstonden; verklaarende sijlieden beijde verders dat de rheeders van haar schip waaren eenen capn. Eller, bevoorens gecommandeert hebbende het Engels schip The Ducq van Cambridge , benevens Robbert Macinsi,23 coopman tot London , en vrind van den voorn. passagier, die ook Macinsi is genaamd, met nog een ander coopman, woonende tot Rotterdam , met name Harper, gelijk gem. passagier al wijders betuijgde dat hij eenelijk voor plaisier de reijse met dit schip sonder gagie te winnen ondernomen had, uijt insigt dat gedagten sijnen vrind daar in participeerde, en dat wat de lading raakte, hij wel wist dat deselve uijt geweer en ammonitie, maar voor de rest uijt een weijnig gemaakte kleederen en hoeden bestond. Over welk een en ander geraadpleegt sijnde, goedgevonden is dat men haar tot nadere gelegentheijd in haar aangeweesen logement bij den burger Jan de Wit laten sal.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 33-36.¶
Dingsdag den {17250828} 28e Augustus 1725, voormiddags.
Alle tegenwordig.
Gehoort sijnde het versoek van den schipper Albert Bovet, voerende ‘s Comps. schip d’ Cockenge , om namentlijk ter oorsake van de swakheijd en slegte gesteltenisse sijnes lighaams, hier te mogen blijven vertoeven tot dat hij bij herhalinge van kragten weder in staat mogte geraken om naar Batavia te kunnen vertrecken, soo heeft men, na dat de ondervolgende attestatie door den opperchirurgijn deses Gouvernements en die van voorn. schip de Cockenge en Gaasperdam verleend, gelesen en in dese uijtdruckinge bevonden was te bestaan:24
‘Wij ondergesz, den eerste opperchirurgijn van ‘s Comps. hospitaal en die van de scheepen Gaasperndam en d’ Cockinge , wel expres gecommitteert sijnde door den Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, omme te visiteeren den E. schipper, Albert Bovet, of denselven in staat soude sijn de reijs naar Batavia met den voorn. bodem de Cockenge te kunnen volbrengen, na gedane ondersoek soo verklaaren wij denselven bevonden te hebben seer verswakt van kragten door de langduurige indispositie, de buijk en beenen met water beset, en de musculen verhard, dat nog na uijtterlijken schijn wel wat tijt benodigt sal hebben eer weeder tot versagting sal kunnen werden gebragt; derhalven oordeele niet in staat de reijs te kunnen ondernemen.’
‘Hier mede vermijnende Sijn E. Heer Gesaghebber orders te hebben volbragt, geven dese met eerbiedigheijd tot schuldig rapport. (Onderstont) Aan Cabo de Goede Hoop, den 29e Augustus 1725.25 (Was getekent) J. v. Schoor, Gt. v. Krak, Cornelis Udink.’
Goedgevonden dat sulx aan gem. schipper Bovet onder afgeschrevene gagie sal werden geaccordeert, sullende den opperstuurman, Matthijs Pinxternakel, die volgens ‘t gegeven getuijgenisse van voorn. Bovet op expresse afvraging van den Heer Gesaghebber genoegsaam in staat is om een schip over zee te brengen, het gesag van die kiel weder provisioneel werden aanvertrouwt, ten welken eijnde hij den volke aldaar sal werden voorgestelt, gelijk ook gedagte schipper Bovet aan hem behoorlijk transport van de inladinge van dien bodem, soo van de ammonitie, equipagie, provisie, geldkisten, pennigen tot ververssing op de reijse meede gegeven, als alle andere goederen daar toe eenigsints betreckelijk die ter sijner verandwoording gestaan hebben, sal moeten doen, waar toe den schipper Bastiaan Schul, benevens den equipagiemeester, Jacob Möller, door den Heer Gesaghebber sijn gecommitteert; sijnde vervolgens ook goedgevonden dat den onderstuurman, Rocus Roelofsz, mede bij provisie als opperstuurman de plaats sal waarneemen, mitsgrs. den opperseijlmaker, Abrabam Swart, als onderstuurman, alsoo laastgem. een seer goed zeeman is, en volgens ‘t seggen van voorn. schipper geduurende de herwaarts reijse een wagt als stuurman waargenomen heeft.
Wijders is door gedagte schippers Albert Bovet en Bastiaan Schul ook te kennen gegeven dat sijlieden ter oorsake van ‘t ruuwe weer, ‘t geene de baaij vier geheele daagen agter den anderen onvaarbaar heeft gemaakt en nog blijft continueeren, waarom ër aan boord niets heeft kunnen werden verrigt, onmogelijk in staat konden sijn om overmorgen te monsteren, met versoek dat de gem. monstering uijt dien hoofde tot aanstaande Maandag den 3e September mogte werden uijtgestelt, weshalven men naar deliberatie en overweeginge van het voorenstaande, den vertrekdag der scheepen Cockenge en Gaasperdam tot voorn. tijd heeft moeten surcheeren.
Waar na ter vergaderinge verscheen den schipper van ‘t aanweesend schip de Spiering , dewelke door den Heer Gesaghebber wierd afgevraagt of hij geduurende sijn aanweesen alhier de gewoonelijke ververssinge tot genoegen hadde genooten, als mede of er nog iets aan sijnen onderhebbenden bodem mancqueerde, en soo neen, wanneer hij de reijse naar Batavia soude kunnen vervorderen, waar op denselven geandwoord hebbende dat hij van alles was voldaan, gelijk hem ook niets meer gebreekende was, en dat op Donderdag den 6e September naastvolgende van hier soude kunnen voortstevenen, Soo is ‘t depart van die kiel tegens gedagte tijd vastgestelt.
Werdende gedagte schipper, Jacob van der Poel, wijders door den Heer Gesaghebber afgevraagt of hij eenige kennis hadde dat de resolutie nopende het aanhouden van ‘t scheepje Spieringshoek ten dienste deses Gouvernements, door onse Heeren en Meesteren soude mogen verandert sijn of te niet, op het welke denselven betuijgde dat hij diesweegens niets positiefs konde seggen, als alleen dat van sommige Heeren hadden gehoord dat het scheepje Westvriesland , waar mede den geweesene schipper, Jan de Koning,26 als opperhooft voor Rio de la Goa stond uijt te komen, voor dese plaats soude sijn geprojecteert, welken aangaande geraadpleegt, en wijders gesien sijnde de missive aan Haar Hoog Edelens de Heeren der Hooge Indische Regeeringe die door den schipper Abraham van Bodegom benevens sijn factuurboek in vergadering wierd vertoond, met dat bodemken geconsigneerd, soo heeft men best gedagt hetselve bij provisie nog veertien dagen te doen vertoeven, sonder dat er inmiddels ietwes omtrent de inhebbende ladinge sal werden gedaan, te meer dewijl het schip de Spiering volgens ‘t getuijgenis van gedagten schipper volladen is, en dat daar in gevolglijk niets soude kunnen werden overgescheept.
Laastelijk is ter consideratie dat het in de Baaij Fals gelegen hebbende schip wel na Rio de la Goa soude kunnen oversteeken, nog beslooten dat den hoeker de Zeepost , die in volkomen gereetheijd is gebragt om de reijse na derwaarts te kunnen aannemen, insgelijx nog veertien dagen a drie weeken sal werden opgehouden, ten eijnde te vermijden dat dat kieltje dien misvertrouwden bodem niet ongeluckig mogt komen in de mond te lopen, te meer dewijl voorn. comptoir genoegsaam van alle noodsakelijkheeden is voorsien, en dat de negotie met de gesondene coralen per Fijenoordt voor eerst wel sal kunnen werden gaande gehouden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 37-38.¶
Vrijdag {17250831} ulto. Augustus 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Is men naar klocke geklep en behoorlijke uijtroepinge van de boode, ingevolge van het raadsbesluijt van den 24e Julij laastleeden getreeden tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten, en sijn de volgende perseelen bij de naargenoemde persoonen aangestaan ten sodanigen prijse als hier onder werd gesegt, namentlijk:27
't Moutbier | ||
Coenraad Feijt[^28] | ƒ1550 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Jan Zacharias Bek | ƒ2200 | |
2e do. Jacob van Rheenen[^29] | ƒ1950 | |
3e do. Melts van der Spuij | ƒ2025 | |
4e do. Hendrik van Dijk | ƒ2075 | ƒ8250 |
Vaderlandse Bieren en Wijnen | ||
Jan Rogier van Amsterdam | ƒ6000 | |
Caabse coele wijnen | ||
Eerste quart, Jan Zacharias Bek | ƒ6500 | |
2e do. Jan Jacob Stokvliet | ƒ6700 | |
3e do. Hendrik van Dijk | ƒ6700 | |
4e do. Melts van der Spuij | ƒ6400 | ƒ26300 |
Caabse wijnen & aan 't Rondebosje | ||
Christiaan Maasdorp | ƒ1600 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Fredrik Buurman[^30] | ƒ2250 | |
Sulx de geheele pagtpenningen bedrage | ƒ45950 |
't Moutbier | ||
Coenraad Feijt[^31] | ƒ1550 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Jan Zacharias Bek | ƒ2200 | |
2e do. Jacob van Rheenen[^32] | ƒ1950 | |
3e do. Melts van der Spuij | ƒ2025 | |
4e do. Hendrik van Dijk | ƒ2075 | ƒ8250 |
Vaderlandse Bieren en Wijnen | ||
Jan Rogier van Amsterdam | ƒ6000 | |
Caabse coele wijnen | ||
Eerste quart, Jan Zacharias Bek | ƒ6500 | |
2e do. Jan Jacob Stokvliet | ƒ6700 | |
3e do. Hendrik van Dijk | ƒ6700 | |
4e do. Melts van der Spuij | ƒ6400 | ƒ26300 |
Caabse wijnen & aan 't Rondebosje | ||
Christiaan Maasdorp | ƒ1600 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Fredrik Buurman[^33] | ƒ2250 | |
Sulx de geheele pagtpenningen bedrage | ƒ45950 |
Aldus gedaan in ‘t Casteel de Goede Hoop ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] K. J. SLOTSBOO.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 39-46.¶
Dingsdag den {17250904} 4e September 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den capn. Kaje Jesse Slotsboo.
Gesprooken weesende of men het schip de Spiering , dat overmorgen staat gemonstert te werden, alleen, dan wel gecombineert met de andere zeijlrhee leggende scheepen van hier sal laten reijsvorderen, Soo is, na dat den schipper van dien bodem was gehoord, en betuijgt hadde dat hij omtrent het eerste geen de minste swaarigheijd maakte, goedgevonden dat men hem sonder geselschap sal doen vertrecken, te meer dewijl van het in de Baaij Fals gelegen hebbende schip niets meer vernomen werd, en dat het onmogelijk is dat het selve met de harde stormen die er eenigen tjid uijt den N.W. sijn geweest, sig langer op dese custen soude hebben kunnen ophouden, en dat men daar van, schoon zulx al hadde kunnen doen, egter wijnig swaarigheijd soude te wagten hebben, ten aansien volgens ‘t berigt der hier geblevene manschap sig nog veele sieken aan boord bevonden hebben, soo dat sijne onmagt den wil tot quaad doen genoegsaam komt te beletten.
Voorts aan den burger Jacob van Rheenen, die bij de laatste verpagting van ‘s lands gemeene middelen van het tweede vierde part der brandewijnen en gedisteleerde wateren voor een zomma van ƒ1950 aannemer gebleven is, toegestaan om gem. perceel onder sodanige voorwaarden als hij bij de pagtconditien aangenomen heeft, aan den mede burger Jan Jacob Stokvliet over te laten, die gevolglijk voor de voldoening der gedagte zomma aan de E. Comp. verbonden blijvende, de gewoone borgtogt sal moeten stellen.
Waar na geleesen is het versoekschrift door de pagters der Caabse coele wijnen in de volgende bewoordinge overgelevert:34
Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘E. Agtb. Heer en Heeren,’
‘Geeven met alle respect te kennen UE. Agtb. onderdanige dienaaren, de burgers Jan Zacharias Bek, Jan Jacob Stokvliet, Hendrik van Dijk en Melt van der Spuij, hoe sij bij de laatste verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen, aanneemers gebleeven sijnde van de pagt der Caabse coele wijnen alhier, tot beeter voorsettinge haarer neeringe ider gaarne een bijtapper soude willen aanstellen, soo noemen de supplten. de libertijt sig te wenden tot UEd. Agtb. met oodmoedig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn zulx aan haar gunstelijk te accordeeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, verstaan is dat aan haar ider een bijtapper sal werden gepermitteert, mits sorg dragende dat haare tapplaatsen niet buijten kennisse deser Regeering werden verandert, het welke haar door den Heer Gesaghebber serieuselijk is aanbevolen, ten eijnde den Heer fiscaal independent te beeter tegens de smockelaars sal kunnen vigileeren; gelijk mede op het verder versoek der gem. wijnpagters, als weesende alle vier insgelijx pagters der brandewijnen &a., om uijt haare brandewijns tapperijen mede wijnen bij de haalkan en gelaag setting te mogen verkopen, dewijl sij sustineeren dat hetselve seer tot bevordering hunner neering, en ‘t beletten van alle smockelarijen sal komen te strecken, sonder consequentie egter voor ‘t toekomende, en onder dese expresse conditie dat er als nu geen de minste quantiteijt van wijnen minder als bij ‘t halfaam uijt de pakhuijsen als andersints buijten de gepermitteerde tapplaatsen door haarlieden sal mogen werden gedebiteert, op paene dat de geene die daar op agterhaald werden, als smockelaars sullen werden gestraft.
Ende gemerkt door gedagte pagters wijders wierde te kennen gegeven dat wanneer sij de brandewijn en aracq tegens sodanigen prijs verkogten als een igelijk van haar goed dagt, malkanderen daar door selfs veel nadeel quamen toe te brengen, met bijgevoegd versoek dat op deselve een vaste prijs mogte werden beraamd tegens vier schell. de fles van 16 mutsjes, soo wel voor den aracq als Caabse brandewijn, so heeft men insgelijx goedgevonden den prijs der gem. dranken in dier voegen vast te stellen, onder even deselfde penaliteijten voor de overtreeders als ten dien subjecte nopende de Caabse wijnen bij resolutie van den 8e Augustus des voorleeden jaars staat aangeteijkent.
Vermits het onbehoorlijk gedrag van den baas aan ‘s Comps. schuur, Henne Paijne,35 en dat denselven sig door geduurige debauches in den drank soo verre verloopen heeft, dat den dienst der E. Comp. door hem werd verwaarloost, en alle saaken aan gem. schuur veragtert, Soo is derhalven verstaan dat voorn. Henne Paijne sal werden gedegradeert tot soldaat a ƒ9 per mt., en dat het opsigt van die post weeder bij provisie sal werden toevertrouwt aan den corporaal, Rudolph Sigfried Alman,36 als sijnde een man van nugtere bequaamheijd.
Vervolgens is aan den pagter der vaderlandse bieren en wijnen, Jan Rogier van Amsterdam, conform de pagtconditien van dien, ook toegestaan om een bijtapper te mogen aanstellen, soo als dat aan den pagter der coele en brandewijnen &a. aan ‘t Rondebosje , Christiaan Maasdorp, mitsgrs. den burger Coenraad Feijt, als pagter van de moutbieren, ten haaren versoeke mede is geaccordeert, met dese ristrictie nogtans omtrent laastgenoemde, dat dese vergunning weeder sal werden ingetrocken bij aldien er diesweegens klagten door de wijnpagters, steunende op goede reedenen, werden gedaan.
Na het welke door den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergaderinge wierde geproduceert de geslootene boedel reek. van sodanige goedere als ër in ‘t gepasseerde boekjaar van verscheijdene overledene ‘s Comps. dienaaren onder sijne administratie gekomen en te gelde gemaakt waaren, met gedienstig versoek dat deselve door desen Raade mogte werden geapprobeert, dewelke dan ook na alvoorens benevens het rapport van den negotie overdraager en secretaris der weescamer, tot exacte visitatie van dien gecommitteert geweest, nauwkeurig g’examineert te sijn, is geaggreeert.37
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 47-55.¶
Dingsdag den {17250918} 18e September 1725, voormiddags.
Alle present, behalven den cape., Kaje Jesse Slotsboo.
Verscheen ter vergaderinge den schipper van het aanweesend schip Midloo , dewelke op de vraage van den Heer Gesaghebber betuijgt hebbende dat hij tot genoegen de gewoonelijke ververssingen van vleesch, brood en moescruijden alhier hadde genooten, als mede dat alle de vereijschte benodigtheeden aan sijnen onderhebbenden bodem waaren toegevoegt, en dat de reijse door hem op Woensdag den 26e deser lopende maand na het eijland Ceijlon soude kunnen ondernomen werden, soo heeft men desselfs vertrek tegens voorn. tijt vastgestelt.
Waar na insgelijx ter vergaderinge binnen quam den schipper van den hoeker de Zeepost , Adriaan But, welk bodemken volgens resolutie van den 7e der gepasseerde maand Augustus tot den overvoer van 4500 lb. coralen en de verdere benodigtheeden voor het comptoir op Rio de la Goa , voor soo veel die hier in voorraad sijn geweest, in gereetheijd gebragt sijnde, bij nader besluijt van den 28e der gedagte maand ter deser plaatse nog was opgehouden, ten eijnde voor te komen dat hetselve ‘t in de Baaij Fals gelegen hebbende schip niet ongeluckiglijk komen te ontmoeten, die op het voorhouden van den Heer Gesaghebber mede verklaarde in volkomen staat van reijsvorderinge te weesen, en dat hij geen de minste swarigheijd voor evengem. schip maakte, maar verders op het voorstel of hij de 8 en 12 lbrs. stucken geschut, die door de bediendens op Rio de la Goa bij haare jongste missive van 9e Julij laastl. waaren gepetioneert,39 na derwaarts soude kunnen overvoeren, dat hij die wel konde inneemen, dog dat geen kans sag om deselve ter dier plaatse wederom uijt te scheepen en aan land te brengen, gemerkt men daar toe geen bequame gelegentheijd bij gebrek van vaartuijg en ander gereedschap aan handen hadde. Over welk een en ander geraadpleegt, en overwoogen sijnde dat uijt de berigten van het hier geblevene volk niet konde afgenomen werden dat het voorwaartsgem. in de Baaij Fals gelegen hebbende schip een zeerover, maar eer een lorrendraijer soude sijn, ende oversulx niet soo veel te vreesen was, gelijk ook met eenen dat den bregantijn Fijenoordt alle daagen alhier weeder werd te gemoed gesien, Soo is best gedagt het depart van voorn. kieltje tegens den 8e der aanstaande maand October vast te stellen, in hoope dat men inmiddels nader tijdinge van Rio de la Goa krijgen sal, sullende met het versenden van ‘t canon ook moeten werden gesupercedeert tot dat men daar toe beeter occasie bekomen heeft; en is op het voorschrijvens der bediendens aldaar ook goedgevonden dat in qualiteijt en gagie sullen werden verbeetert, als Jan Mulder van Cabo de Goede Hoop tot sergeant met ƒ20 ter maand, van heeden af te rekenen, onder een nieuw verband van drie jaaren, na sijn lopend aanvank nemende; Christiaan Willem Voerman40 van Halberstad tot corporaal met ƒ14 en drie jaarig verband, in maniere als vooren; Pieter Pietersz41 van Coldenbuttel tot ƒ9, ook met een nieuw verband van drie jaaren; gemerkt de twee eerste die diensten een geruijmen tijd tot genoegen hebben waargenomen, en dat den laatsten desselfs verbonden tijd behoorlijk heeft uijtgediend.42
Wijders sijn naar lectuure der notulen in burger chrijgsraade op den 3e deser gehouden,43 ook geapprobeert haarlieder gedane aanstellingen van den corporaal, Jan Hop,44 tot sergeant, en den burger Albert Berg tot corporaal onder de cavallerij, mitsgrs. van den corporaal, Zacharias Bek, tot sergeant, en den burger Jochem Pietersz Posthumus45 tot corporaal van de infanterij, in plaatse der gesturvene sergeanten Rudolf Fredrik Steenbok en Anthonij Maartens.
Werdende door den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, daar na overgelevert de bekomene informatien van het agtergeblevene volk van ‘t in de Baaij Fals gelegen hebbende schip, voegende Sijn E. daar bij dat hij vermijnde geen actie met goed fondament tegens haar te kunnen institueeren, gemerkt die luijden in Europa selfs misleijd en onder een prince vlag sijn aangenomen, sonder d’ E. Comp. ooijt bevoorens gedient, ende gevolglijk tegens de placcaaten van den lande misdaan te hebben, hebbende deselve daar en boven gesamentlijk versoek gedaan om met ‘s Comps. dienst begunstigt te mogen werden.
Sijnde laastelijk aan den vrijswart, Robbert Schot46 van Bengalen, ten sijnen versoeke toegestaan om seeker onbebouwd dog bemuurd erf, gelegen in dese Tafelvallij in ‘t blok MM, en aldaar no. 4, groot 29 quadraat roeden, 142 do. voeten en 128 duijmen, te mogen verkoopen, mits dat den cooper hetselve volgens de ordre ten eersten sal moeten betimmeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 56-60.¶
Dingsdag den {17250925} 25 September 1725, voormiddags.
Alle present, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Vermits ‘s Comps. scheepen de Magdalena , ‘t Huijs te Vlotter en Witsburg met een groot getal dooden en sieken alhier sijn komen aan landen, soo geliefden den Heer Gesaghebber in overweeginge te geven of men tot beeter en prompter adsistentie dier bodems, voor soo veel hetselve konde toereijken, niet soude kunnen besluijten om aan ‘t versoek van ‘t hier gebleevene volk van ‘t in de Baaij Fals geleegen hebbende schip, den Grooten Alexander , te voldoen, met deselve in dienst der E. Comp. aan te neemen, gemerkt men dus doende behalven de hulp die ‘s Comps. scheepen daar meede sal werden toegebragt, ook staat ontheft te werden van de last om die menschen langer in ‘t hospitaal voor niet te moeten voeden; over het welke, na dat sijlieden nogmaals staande vergadering ernstig om den voorsz dienst, ter oorsake hunner armoede en behoeftigheijd als andersints gantsch geen middelen van subsistentie hebbende, hadden versogt, gedelibereert sijnde, is goedgevonden en verstaan sulx te accordeeren aan Pieter Pietersz van Wormer, Jurgen Spadenberg van Tinkhuijsen, Elias Simonsz van Bolswaard, Pieter Eliassen van Dronthem, Stoffel Roelofsz van Dronthem, Arij van Leeuwen van Dort, Hendrik Holslag van Weerbrugge, Hans Steen van Gelukstad, Adriaan Carelsz van Westerhuijsen, Andries Pietersz van Westerhuijsen, Govert Roelofsz van Westerhuijsen, Diedlof Bene van Holsteijn, Roelof Pietersz van Christiaansand, Pieter Claasz van Leeuwen van Heemstee, te weeten den eersten als timmerman met ƒ18 en een drie jarig verband, alsoo op gedagte schip insgelijx als timmerman met ƒ25 per maand is bescheijden geweest, den tweeden als soldaat met ƒ9, en de andere als mattroosen, mede met ƒ9 maandelijx, en alle met een verband van vijf jaaren; sijnde aan Pieter de Chimenij van Dixmuijden, die als ondermeester op voorn. schip heeft gediend, ook nog toegestaan om in ‘s Comps. hospitaal voor de kost dienst te moogen doen tot dat denselven met de eerstkomende retourscheepen na het vaderland sal kunnen werden te rugge gesonden.
Vervolgens is naar lectuure der ingekomene missive van landdrost en heemraaden,de dato15 deser maand,47 ook beslooten dat aan haar tot de aanstaande burgerwaapenschouwing onder ulto. October naastkomende, volgens jaarlijxe gewoonte sal werden verstrekt drie vaatjes buscruijt en 600 ps. snaphaan steenen; gelijk mede op haar voordraagen, gevoegd bij het versoek van den luijtenant der dragonders, Warnar van den Brink,48 denselven uijt insigt sijner geduurige onpasselijkheijd van die bedieninge is ontslaagen, en weeder tot luijtenant aangestelt den cornet, Jacob Coetser, werdende de verkiesing van een cornet in diens plaatse gedefereert gelaaten aan de gecommitteerdens die tot bijwooning der gem. wapenschouwing van hier staan af te gaan.
En is verders op het schriftelijk versoek van den adsistent, Josephus de Grandpreez,49 die eenigen tijd herwaarts den dienst als eerste geswoore clercq ter politicque secretarije tot genoegen heeft waargenomen, en welkers verbonden tijd behoorlijk is komen te expireeren, aan hem ook toegevoegt de qualiteijt van boekhouder, met een tractement van ƒ30 ter maand, onder een nieuw drie jaarig verband.
Laastelijk verscheenen ter vergaderinge den baas metselaar en die der timmerlieden deses Casteels,50 dewelke door den Heer Gesaghebber wierden afgevraagt of sij haare gedagten al eens hadden laaten gaan en eenig expedient uijtgevonden tot voorkoming dat de pannen van het nieuwe ambagtsquartier niet soo seer aan het afwaaijen souden weesen g’exponeert, gelijk tot leetweesen nu twee maalen agter den anderen met de felle Z.O. winden was geschiet, schoon men deselve na de eerste reijs op de meest gevaarelijke plaatsen al met loot hadde doen versorgen, ‘t geen egter wijnig scheen te helpen, behalven dat men sig daar van als nu ten eenemaal ontbloot vond, waar op door gemelte baasen wierd gerepliceert dat sij niets beeter konden uijtdenken als dat men het dak op de plaatsen daar hetselve meest voor de wind bloot stond, met ruijters van latten deede beleggen, ‘t welk sij oordeelden dat veel nut soude komen bij te brengen; weshalven naar gehoudene besoigne verstaan is dat met gedagte ruijters een proef sal werden genomen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 61-66.¶
Dingsdag den {17251009} 9e October 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capit., Kaje Jesse Slotsboo.
De schippers der aanweesende scheepen de Magdalena , ‘t Huijs te Vlotter , Witsburg en Strijkebolle , ter ordre van den Heer Gesaghebber in vergaderinge verscheenen en door Sijn E. afgevraagt sijnde off haare genotene ververssing van vleesch, brood en moeskruijden ter deeser plaatse ook was geweest van de vereijschte deugdsaamheijt, als meede off aan hun verders niet waaren toegevoegt soodanige benodigtheeden als zij tot voortsetting der Batavisse reijse hadden komen te requireeren, en wanneer deselve gevolglijk door haar soude kunnen ondernomen werden, soo betuijgden gemelte schippers dat wat de ververssingh aanging, sij die tot volkomen genoegen hadden genooten, gelijk ër ook aan haare onderhebbende bodems niets meer ontbrak, maar dat egter niet voor heeden over agt dagen, den 16e deeser loopende maand, in staad van vertrek souden kunnen sijn, ter oorsaake van de swakheijd haares volks, het welke behalven de menigvuldige dooden en aangebragte sieken, geduurende haar aanweesen alhier dagelijx nog was komen in te storten, tot soo verre dat Strijkebolle alleen bij de 40 impotenten had gehad, na ër maar 14 aangebragt te hebben. Waar over dan met aandagt geraadpleegt en het vorenstaande overwoogen zijnde, heeft men het depart dier kielen tegens voormelten tijd moeten vast stellen, te meer dewijl den Heer Gesaghebber bij een memorie, opgesteld door den guarnisoen boekhouder, geliefden aan te toonen dat de manschap van de Magdalena voor als nog in ‘t geheel slegts bestond uijt 88, die van ‘t Huijs te Vlotter uijt 84, van Witsburg 77, en van Strijkebolle uijt omtrent de 100 koppen, in hoope dat het overige volk binnen voorn. tussen tijd door weederkrijging hunner voorige kragten insgelijx in staad sal mogen geraken om dienst te kunnen doen en tot versterking dier bodems te dienen.
Bij occasie dat den burger optrek tegens den 20e deeser maand staad te geschieden, gesproken weesende off het niet dienstig soude sijn datsoo weldeoude als52 nieuw aangestelde burger officieren den eed tot haare bedieningen gehoorende quamen af te leggen, gelijk bevoorens altoos gebruijkelijk is geweest, dog het geene nu eenigen tijd herwaarts was versuijmd en buijten usantie geraakt; welken aangaande naar gehoudene besoigne vastgesteld is dat men sulx na dat laastgemte. bij voorn. wapenschouwing den volke sullen sijn voorgesteld, weeder als van ouds sal laten geschieden.
Ende gemerkt ër dagelijx ondervonden wierd dat niettegenstaande de goede en heijlsaame ordres bij het vigerend generaal placcaat vervat, verbiedende dat niemand sig soude mogen verstouten om met brandende pijpen langs ‘s heeren weegen en straaten te passeeren, ten eijnde dus doende soo veel mogelijk voor te komen de onheijlen van brand als andersints, die men door gedagte rukeloosheijt te verwagten heeft, egter veele ongebondene menschen sig niet quamen te ontsien de voormelte beveelen te overtreeden, voornamentlijk desulke die te vooren in de schaggerijen en tapplaatsen door den drank het behoorlijk gebruijk haarer sinnen hadden verlooren, om waar tegens te voorsien gearresteerd en beslooten is dat voor ider tapperij een extract uijt het generaal placcaat, over die materie spreekende, sal werden vervaardigt, en dat deselve door den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, aan de pagters sullen werden ter hand gesteld om aldaar aangeplackt te kunnen werden, met bijgevoegde waarschouwing dat sijlieden responsabel sullen blijven voor alle schaade en ongemak die ër mogte werden veroorsaakt door luijden die men aanthoonen kan dat van harent met vuur off brandende pijpen sijn weggegaan, weshalven sij en hunne knegts sorge sullen moeten dragen dat ‘t selve niet komt te geschieden, mits sulx aan een igelijk verbiedende.
Ten welken propooste door gemelte Heer fiscaal independent ook wierde te kennen gegeven dat de beveelen beraamd tegens het tappen aan slaven en leijfeijgenen, schoon daar tegens alle mogelijke precautien wierden gebruijkt, door sommige baatsugtige en quaadaardige menschen tot geen geringe schaade der goede ingesetenen ook al veelmaalen wierden overtreeden, over het welke insgelijx gedelibereert sijnde, verstaan is dat Sijn E. bij het afgeven der voorn. extracten alle de pagters en hunne gepermitteerde bijtappers mede sal waarschouwen dat sij sig naukeurig sullen hebben te wagten om in ‘t vervolg eenige drank aan slaven te verkoopen, op peene dat de placcaaten daar tegens gestatueert, na uijtterste rigeur van regten, sonder eenige oogluijking sullen werden ter uijtvoeringe gesteld.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 67-69.¶
Dingsdag den {17251023} 23e October 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uijtgesondert den E. kapitn., Kaje Jesse Slotsboo.
Hebben de burger officieren ingevolge het raadsbesluijt van den 9e deeser maand den gewoonelijken eed aan handen van den Heer Gesaghebber afgelegt,54 uijtgenomen den capn., Mattheus Bergsted, die buijten sijnde, sulx bij sijne opkomst nog sal moeten doen,55 gelijk daar meede in ‘t vervolg bij aanstelling van nieuwe officieren insgelijx sal werden gecontinueert, soo als ook goedgevonden is dat de geene die voorthaan met het burgerregt deeser Colonie werden begunstigt, aanstonds bij haar ontslag uijt ‘s Comps. dienst den burger off schutters eed, in India gebruijkelijk, sullen moeten presteeren, ten eijnde een ijgelijk alsoo verpligt blijve het wel weesen van d’ E. Comp. en dit Gouvernement dies te meer met goed en bloed schultpligtig in cas van noodsakelijkheijt voor te staan.56
Waar na de gesamentlijke pagters der Caabse coele en brandewijnen, Johannes Zacharias Beck, Hendrik van Dijk en Melts van der Spuij, weegens het versoek van den meede pagter, Jan Jacob Stokvliet, om namentlijk uijt sijn pakhuijs agter desselfs wooninge staande, wijn bij de haalkan te mogen verkoopen, ter vergaderinge sijn gehoort, dewelke betuijgt hebbende dat haar sulx niet alleen nadeelig soude sijn, maar ook voet geven tot verdere morshandeling, soo heeft men best gedagt het selve, als sijnde strijdig tegens het besluijt onder den 4e der gepasseerde maand September op de voorstelling van de gemte. pagters selfs diesweegens genomen, van de hand te wijsen.
Sijnde laastelijk tot bijwooning der generale wapenschouwing over Stellenbosch en Drakenstijn nog gecommitteerd geworden d’ E.Es. Johan Aldersz en Hendrik Swellengrebel.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 70-75.¶
Dingsdag den {17251106} 6e November 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Ter vergaderinge verscheenen sijnde den schipper van het aanweesend schip Stabroek , soo wierd hem door den Heer Gesaghebber afgevraagt of hij geduurende sijn aanweesen alhier de gewoonelijke ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden niet ten genoegen hadde genoten, als meede sodanige andere noodsakelijkheeden als hem tot bevorderinge der verdere reijse naar het eijland Ceijlon hadden gedeficieert, en wanneer hij deselve gevolglijk na derwaarts soude kunnen aannemen, waar op door gem. schipper wierde gerepliceert dat het een en ander aan sijnen onderhebbenden bodem en volk behoorlijk was toegevoegt, maar dat egter niet voor heeden over agt dagen, den 13e deser lopende maand, in staat van vertrek soude kunnen geraken, gemerkt ër eergisteren eerst een eijnde met de ontlossinge der masthouten voor dit Gouvernement hadde kunnen gemaakt werden, als sijnde dus lange vertraagt door de felle Z.Ote. winden die de rheede somtijts drie a vier dagen agter den anderen buijten gebruijk hadden gestelt, ende dat oversulx tegenswoordig maar soude kunnen werden begonnen met klarigheijd tot de reijs te maken, moetende al het goed dat van hem soo lang in het scheepje Spieringshoek was geborgen, nu ook eerst weder werden overgescheept, behalven dat hij bovens dien nog een goede quantiteijt ballast soude moeten innemen om sijn schip weeder naar behooren zeevast te maken, dewelke ter oorsake van de inhebbende masten niet konde werden gestort, gelijk andersints gebruijkelijk is, en omtrent andere scheepen met veel minder tijt verlies geschieden kan, over het welke met aandagt gedelibereert en het voorenstaande overwoogen weesende, soo heeft men het depart dier kiel tegens gem. tijd moeten vaststellen.
Maar door voorn. schipper wijders versoek gedaan werdende om in plaats van sijn op de herwaarts reijse overledene opperchirurgijn alhier met een ander geholpen te mogen werden, aangesien desselfs ondermeester tot die bedieninge niet in staat soude sijn, soo heeft men, na dat den opperchirurgijn deses Gouvernements, Jan van Schoor, op afvrage van den Heer Gesaghebber in vergaderinge hadde komen te betuijgen dat ër niemand van de in het hospitaal bescheijdene ondermeesters genoegsame kennisse besat om met gerustheijd als opperchirurgijn te kunnen werden gebruikt, hetselve moeten van de hand wijsen, sullende egter aan dien bodem de bequaamste ondermeester die men hier aan handen heeft, werden toegevoegt, namentlijk eenen Pieter de Jumene58 van Dixmuijden, die in gedagte qualiteijt op het in de Baaij Fals gelegen hebbende schip, den Grooten Alexander , is bescheijden geweest, en onder andere daar van agtergebleven sijnde, seedert volgens resolutie van 25 September jongstl. in ‘t hospitaal voor de kost heeft dienst gedaan, dewelke door voorn. Van Schoor na gedane examinatie volkomen als ondermeester bequaam is geoordeelt, en sal denselven daarom ook in dienst der E. Comp. werden aangenomen met een maandelijxe gagie van ƒ18 en vijfjarig verband.
Waar na door den Heer Gesaghebber wierd te kennen gegeven dat door de E.Es. Johan Aldersz en Hendrik Swellengrebel, de generale burgerwapenschouwing over Stellenbosch en Drakensteijn als gecommitteerdens bijgewoond hebbende, aan Sijn E. was gerapporteert dat alles aldaar ordentelijk was toegegaan, en dat sijlieden ingevolge de op haar gedecerneerde commissie tot cornet der burgerije hadden aangestelt den burger Daniel van der Lith,59 welk een en ander men sig heeft laten welgevallen.
Vervolgens is geleesen geworden seeker reqte. door den ingenieur, Samuel Augier, in de volgende bewoordinge overgelevert:60
Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvemnement[s], benevens den E. Agtb. Raad van Politiein loco.
‘Geeft met eerbied te kennen, Samuel Augier, ordinaris ingenieur ten dienste van de Heeren Staaten Generaal en van de Ed. Oostindische Comp., dat de supplt. 2 a drie dagen voor sijn vertrek van Amsterdam sig genoodsaakt heeft bevonden omme de verdere onkosten te vinden om sig ten vollen uijt te rusten voor de reijs, en maandzeel te passeeren ten behoeve van Susanna Ferij, dewijle men geen maandseel mag passeeren als voor vader en moeder, en mijn stijfmoeder, Susanna Ferij, al over 2 jaren is overleeden, Soo is dat de supplt. hetselve maandzeel heeft overgedragen aan Van Duren, burger tot Amsterdam , en een obligatie gepasseert door handen van notaris, ‘t welk bij hem is berustende tot Amsterdam , in dewelke ik erkende aan denselven schuldig te weesen drie hondert guldens, en dat hij mogte de drie laa[t]ste maanden van mijn eerste lopende jaar trecken, en dat eens voor al, na welke betalinge van de drie hondert guldens de obligatie en maandzeel doot ende te niet soude weesen, Soo is dat de supplt. van verdere betalinge aan Van Duren protesteert, en keert sig met eerbied aan den Ed. Heer Gesaghebber De la Fontaine en den Ed. Agtb. Raad, en versoekt dat UEd. Agtb. gelieft daar over aan de Ed. Heeren Bewinthebberen tot Amsterdam te schrijven, en dat na betalinge van de drie hondert guldens mij geene verdere betalinge van die maandzeel in mijn reek. mag gebragt en deselve geroijeert werden.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) S. Augier.’
Over welkers inhoude geraadpleegt weesende, verstaan is dat men diesweegens bij de eerste afgaande brieven aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Amsterdam schrijven sal, met oversending in copia van ‘t gemelte versoekschrift.
Wijders geliefden den Heer Gesaghebber aan de leeden des Raads in overweeginge te geven of men niet soude kunnen en moeten besluijten tot het ligten der 14 hoeden smeecolen die in het scheepje Spieringshoek berustende en voor Batavia afgeladen sijn, ten aansien dit Gouvernement door het lang agterblijving der Patriase scheepen, ten eenemaal van die brandstoffe is ontbloot, kunnende bij aankomst van andere bodems dewelke smeecoolen voor dese plaats inhebben, weeder dieselfde quantiteijt daar in gelaten werden; welken aangaande naar gehoudene raadpleginge goedgevonden is dat men de gedagte ligtinge sal laten geschieden, ingevalle ër in ‘t kort geen ontset van dien uijt het vaderland komt.
Laastelijk sijn ter vergaderinge geresumeert de negotie en soldij boeken deses Gouvernements, d’ ais. 1724/25, komende bij eerstgenoemde te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben komen te monteeren een zomma van ƒ347,768:11:8, en daar en teegens de suijvere winsten ƒ113,051:19:8, invoegen de winsten dit jaar meerder als het voorleedene hebben gerendeert een zomma van ƒ11,387:3, maar daar en tegens ook de lasten een bedragen van ƒ39,825:8, principaal veroorsaakt door de onkosten van scheepen en betaalde soldijen, als monteerende eerst gedagte post ƒ22,082:12:8, en de andere ƒ18,781:10:8 meerder als voorgange jaar, soo dat die beijde daar mede gelijk gereekent sijnde, de lasten nu effective minder souden uijtmaken een zomma van ƒ1038:15.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 76-79.¶
Dingsdag den {17251120} 20e November 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Na dat den burger capn., Mattheus Bergsted, even als de andere burger officieren, gelijk bij resolutie van den 23e der gepasseerde maand October staat aangeteijkent, den vereijschten eed aan handen van den Heer Gesaghebber hadde afgelegt,62 verders ter dier materie over het besluijt ten dien selven dage genomen, om de geene die voortaan uijt ‘s Comps. dienst in vrijdom werden gelargeert, den gewoonelijken burger of schutters eed te doen presteeren, gesprooken, en daar nevens overwogen sijnde of het dierhalven niet billijk soude sijn dat de hier geboorene jongelingen dewelke den ouderdom van sestien jaaren bereijkt hebbende, mede sijn genoodsaakt tot het waarnemen haarer burgerdiensten, insgelijx gehouden wierden den gem. burger eed te doen, ten eijnde sijlieden alsoo niet minder als de andere Europaeische ingesetenen tot het behartigen van het welweesen deses Gouvernements en ‘t algemeene best wierden verpligt, Soo is naar gehoudene besoigne goedgevonden en verstaan dat burgerraden mitsgrs. landdrost en heemraden sullen werden geordonneert om in ‘t vervolg alle drie maanden te moeten opgeven de namen en ‘t getal van sodanige jongelingen, die soo hier aan Cabo als onder Stellenbosch en Drakensteijn binnen dien tijd bij de burgerboeken sijn ingeschreeven, op dat deselve den gem. burger of schutters eed op seekeren bij dese Regeering daar toe te stellenen dag kunnen komen afleggen, sullende aan burgerraden soo wel als landdrost en heemraden extract deses ter opvolging en hunne narigting werden inhandigt.
Wijders in consideratie gekomen weesende de slegte apparentien van den ougst die men van ‘t coorngewasch desen jaare ter oorsaake van de langduurige en excessive droogte, dermaten dat het coorn op veele plaatsen schier ten eenemaal op het veld was verdort, te verwagten hadde, en dat ër bij des E. Comps. pakhuijsen ook niet veel van het voorleeden jaarige graan meer in voorraad was, gemerkt men in hoope van een goed gewasch van dien, soo veel tarw als ër gedagt wierd dat eenigsints gemist konde werden, na Batavia hadde afgescheept, sonder dat egter nogtans het project van 400 lasten hadde kunnen werden voldaan; Soo is op de voorstelling van den Heer Gesaghebber voor eerst vastgestelt dat men, om in geen verlegentheijd te geraken, met een spaarsame hand hard brood voor de verwagt werdende retourscheepen in gereetheijd sal doen brengen, maar evenwel soo veel dat deselve daar van matiglijk en niet minder als in voorige tijden bij diergelijke gevallen is geschiet, kunnen werden voorsien; gelijk men mede heeft moeten besluijten om ingevalle ër in ‘t kort geen reegen komt, ende dat oversulx de schijnbaarheeden ten quaade van het graangewasch niet alleen even slegt blijven, maar in tegendeel merkelijk komen toe te nemen, met het geven van versch brood aan de uijtkomende scheepen geduurende haar aanweesen alhier op te houden tot tijd en wijle men weeder met een beeteren ougst geseegent werdende, hetselve gelijk bevoorens kan verrigten, ten eijnde dus soo veel doenelijk is werde voorgekomen ‘t gebrek van dat nodige voedsel, ‘t welk soo wel ‘s Comps. besetting als de ingesetenen ter deser plaatse bij een volkomen misgewasch schijnd te drijgen, te meer dewijl men niet verseekert weesen kan of Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering wel vermogens sullen sijn dit jaar een provisieschip herwaarts aan te senden, geconsidereert de desastres aan sommige Patriase scheepen overgekomen, en het lang agterblijven der andere, soo dat Haar Hoog Edelens buijten twijffel seer schaars van scheepen in India tot den aanleg van ‘t retour sullen sijn voorsien, waar door men dan wijnig ontset van rijst van die kant soude te wagten hebben.
Sijnde laastelijk aan den pagter der vaderlandse bieren, wijnen &a., Jan Rogier, ten sijnen versoeke nog toegestaan om in plaatse van den burger Abraham Lever, tot sijn bijtapper te mogen aanstellen den mede burger Jan Jacob Stokvliet, mits dat denselven als dan op paene van als smockelaar gestraft te sullen werden, geen Caabse dranken uijt sijn huijs meer sal mogen verkopen, werdende aan voorn. Stokvliet op sijn gedaan versoek wijders geaccordeert om gem. tap van Caabse wijnen &a. te mogen doen waarnemen door den burger Isaacq Dalgue.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 80-82.¶
Saturdag den {17251124} 24e November 1725.
Geliefden den Heer Gesaghebber den eersten clercq met het onderstaande reqt. bij de leeden des Raads rond te senden:63
‘To the worshipfull IJl. Gouvernour &a. Conncill of the Cape Good Hope.’
‘Sirs,’
‘Capt. Will. Manson, comdr. of the schip Compton , belonging to the Honble. United East India Companij, burthen five hundred tons, thirtij guns and nintij five man, having had a verij long passage from Fort St. George ,64 and sixtij of his men bring siek, and the rest of his ships companij in a verij low state of health, renderd him imcapable of proceeding anij further on his voijage, and obliged him to put in here for the recoverij of his siek people, and the said comdr. doth reqt. the favour of the Gouvernour &a. the Concill that theij wil be pleased to grant him libertij to take aboard wat fresh provissions greens and suck thing as is necessarij for his siek men.’
‘Which will be verij thankvullij acknowledged bij, (onderstont) Sirs, ijour most obliged humble servt. (Was getekent) Will. Manson.65 ‘
Met ordre om daarnevens in omvraage te brengen of ‘t daar bij gedaane versoek behoorde geaccordeert te werden; welken aangaande eenpariglijk is geadviseert dat men volgens de gestatueerde ordres onser Heeren en Meesteren aan den capn. van ‘t Engels schip Compton sal toestaan om voor sijne aangebragte 60 sieken driemaal ‘s weeks een pond vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters te mogen inkoopen, aangesien door haar op bevoorens gedaane afvrage van den Heer Gesaghebber is betuijgt dat sulx sonder nadeel van ‘s Comps. dienst konde geschieden, en soo mede bij de andere ingesetenen een wijnig groente na proportie, mits dat van ‘t een en ander de gewoonelijke lijsten sullen moeten werden overgegeven.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] in kennisse van mij, J. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.
C. 73, pp. 83-85.¶
Donderdag den {17251129} 29e November 1725, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat de leeden des Raads door hem buijten gewoon waren geconvoceert, om aan deselve te communiceeren dat den burger Jonas van der Poel67 huijden morgen aan Sijn E. versoek hadde gedaan om ten behoeve deser ingesetenen tegens 2 stuijvers ‘t lb. soo schapen als beesten vleesch te mogen slagten, aannemende hetselve een rondjaar gaande te houden; en dat gem. Van der Poel uijt dien hoofde ter sijner ordre voor dese raadsaal verscheenen was, ten eijnde over dat onderwerp nader te kunnen werden gehoord, dewelke daar op binnen geroepen, en het gedagte versoek nogmaals vernieuwt hebbende, Soo is na dat diesweegens aandagtelijk was geraadpleegt en in overweeginge genomen dat sulx niet alleen was overeenkomende met de g’eerde ordres onser Heeren en Meesteren, ende oversulx niet strijdig tegens het intrest van Haar Wel Edele Hoog Agtb., nog prejuditiabel aan ‘s Comps. gecontracteerde slagters, die een gelijke prijs van d’ E. Comp. genieten, maar dat in tegendeel hetselve quam te strecken tot voordeel van ‘t gemeene best, en dat men dus doende redenen had te mogen hopen dat de leverantie van versch vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a. bij de naaste aanbesteeding nog voor minder prijs soude kunnen werden aangenomen, derhalven goedgevonden en verstaan dat aan meergesegde Van der Poel sal werden geaccordeert om voor den burger tegens twee stuijvers het lb. goed en deugdsaam vleesch, sodanig dat daar teegens geen gefondeerde klagten kunnen werden ingebragt, te mogen slagten en leveren, onder dese expresse conditien nogtans dat gem. vleesch door hem direct nog indirect niet hoger sal mogen werden verkogt, op verbeurte van 20 Rds. soo menigmaal daar op sal werden agterhaald, gelijk hij ook geen de minste quantiteijt geslagt vleesch veel minder levendige schaapen aan vreemde natien sal mogen debiteeren, op een boete van 100 Rds., in maniere als vooren, sullende bovens dien verpligt blijven om dese slagterije een gantsch jaar te moeten continueeren, op paene dat bij aldien denselven binnen dien tijd, ingaande met den 7e der aanstaande maand December, daarmede komt stil te staan of uijt te scheijden, ofte den ingeseten in verlegentheijd te laten, sal vervallen sijn in een breuke van duijsent guldens Indische value, sonder eenige forme van proces op sijne gereetste goederen te verhaalen, de voorsz boetens te appliceeren, de eene helfte voor de E. Comp., en de andere helfte voor den officier die de calange sal komen te doen, en op dat men diesweegens te meer verseekert sijn kan, sal hier van een solemneel contract ofte verbintenisse voor gecommitteerdens uijt desen Raade moeten werden gepasseert, waar bij door hem ook twee sufficante borgen sullen moeten aangestelt werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 86-88.¶
Dingsdag den {17251204} 4e December 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Naar lectuure der notulen in burger chrijgsrade op den 3e deser gehouden,68 is de gedane aanstelling van den corporaal, Melt van der Spuij, in plaatse van den door ouderdom van dienst ontslagenen Jan Rogier, tot sergeant, mitsgrs. van den burger Harmen Combrink69 tot corporaal geapprobeert.
Waar na men is getreeden ter resumptie van het reqte. door den capn. der burgerije, Mattheus Bergsted, in de volgende bewoordinge overgegeven:70
Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, nevens den E. Agtb. Politicquen Raad deses Gouvernements.
‘E. Heer en E. Achtb. Heeren,’
‘Geeft met schuldig respect te kennen UE.E. en E. Agtb. nedrigen dienaar, den oud burgerraad, Matthias Bergsted, hoe dat hij nu eenigen tijd herwaarts tot sijn hertelijke leetsijn is aangedaan geweest en als nog daar in continueerende met hooft catharren en somtijts met een qualijk gehoor, bij welk gebrek toegeschooten is het flerecijn daar hij mede dikwils van word geattacqueert; diensvolgens in geen staat sijnde om eenige burger affairen meer te konnen waarnemen, weshalven de supplt. sig tot UE.E. en E. Agtb. komende te addresseeren, met seer nedrig versoek UE.E. en E. Agtb. hem van alle burgelijke diensten gelieven te dispenseeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, Soo is denselven om de daar bij geallegueerde redenen van die bedieninge en alle verdere burgerdiensten ontslagen, ende gevolglijk weder tot capn. aangestelt den luijtenant, Daniel Phijl, mitsgrs. tot luijtenant den vaandrig, Johannes Neder, en tot vaandrig den burger Christiaan Rasp.
Wijders geleesen weesende de ingediende nominatie van kerkenraade aan Drakensteijn ,71 soo heeft men haarlieder electie van Schalk Willemsz van der Merwe tot ouderling in steede van den afgaanden Jean Durand goedgekeurd, en uijt het dubbelt genomineerd getal voor de afgaande diaconen, Matthijs Strijdom en Pieter Joubert, de jonge, daar toe verkooren Jan Bastiaansz72 en Charl Marais, de jonge.
Gelijk laastelijk ter consideratie de aanbesteeding der leverantie van vers vleesch en levendige schapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a., weeder op handen begon te schieten ook verstaan is dat ër billietten sullen werden geaffigeert om een igelijk bekent te maken dat men gem. leverantie op den eerste Februarij aanstaande, om in te gaan met pmo. Maij daar aanvolgende, publicquelijk aan de minstbiedende opveijlen sal, op dien voet als in den voorledenen jaare is geschiet, ten eijnde sig een ider bij genegentheijd tot den aanneem met den inkoop van vee als andersints daar op te beeter soude kunnen stabileeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 89-90.¶
Vrijdag den {17251207} 7e December 1725, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Den burger Jonas van der Poel in vergaderinge ten desen eijnde expresselijk belegt, tot borgen voor de door hem aan te vaardene slagterije ten behoeve deser ingesetenen, volgens besluijt onder den 29e der gepasseerde maand November genomen, voorgestelt hebbende de meede burgers Melt van der Spuij en Jacob van Bochem, soo heeft men deselve, als werdende volkomen sufficant geoordeelt, geaccepteert, inmiddels dat gem. Van der Poel door den Heer Gesaghebber nogmaals op ‘t serieuste gerecommandeert is dat hij goede en deugtsame schaapen en beesten, en geen het minste vee bequaam tot den aanteel, ingevolge de gestatueerde ordres soude hehben te slagten, welk een en ander denselven belooft heeft stiptelijk te zullen naarkomen.
Werdende door den Heer Gesaghebber verders aan de leeden des Raads gecommuniceert dat den sogenaamden capitijn en supercarga, Pieter Dun, van het in de Baij Fals gelegen hebbende schip, den Grooten Alexander , hier gebleven, sig huijden morgen bij Sijn E. hadde geaddresseert met afvraging of hij met het althans ter rheede leggende Engels schip Compton , niet soude weggesonden worden, en vervolgens of men hem hier ophield, dog dat aan denselven hadde geantwoord dat men daar over niet konde disponeeren, maar dat ingevalle den capn. van dien bodem, William Mowsson, als volkomen meester van sijn eijgen schip, toebehoorende aan de Engelsche Comp., sijnde, daarom selfs versoek quam te doen, men als dan sodanigen besluijt soude nemen als vermeijnd wierd noodsakelijk te sijn, ‘t gunt als seer wel gedaan is aangemerkt, gelijk gevolglijk ook best gedagt is dat hier op geen verdere reflexien sullen werden gemaakt, ten sij den voorm. capn. sig aan ons komt te addresseeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 91-93.¶
Sondag den {17251209} 9e December 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. kapn., Kaje Jesse Slotsboo.
Vermits ter oorsake van de geduurige stiltens of Z.Ote. winden sommige scheepen nu eenige dagen agter den anderen sonder dese rheede te kunnen beseijlen, hier onder de wal hebben moeten suckelen, en dat een derselver met een hapje uijt den N.Wte. gisteren bij het Robbeneijland ten anker gekomen was, de landsschuijt door den Heer Gesaghebber aanstonts na derwaarts afgesonden sijnde om de constitutie van dien bodem te verneemen, huijden morgen weder is komen te reverteeren, met tijding van de opperhoofden van dien, sijnde Ravensteijn , dat sijlieden met de scheepen Beekvlied , Clarabeek , Steenhoven , Westvriesland en Schuijtwijk aan het Dasseneijland gelegen hebbende, te gelijk met deselve van daar waren t’ zeijl gegaan, en dat sij die gevolglijk in een seer slegten toestand met veele dooden en sieken beset, hier onder t’ land gelaten hadden, Soo is derhalven om daar in so veel mogelijk te voorsien, en aan gedagte kielen, dewelke naar alle apparentie genoodsaakt sullen sijn geweest wederom na het gem. eijland te rugge te moeten keeren, ten spoedigste de vereijschte hulpe toe te brengen, op de propositie van den Heer Gesaghebber goedgevonden en verstaan dat de bregantijn Fijenoord ten eersten sal werden vervaardigt, en dat men tot haarer adsistentie daar op sal doen plaatsen een getal van 108 coppen, soo van de werf, het scheepje Spieringshoek , ‘t hospitaal, de bosschieters deses Casteels, als de landsboots, sijnde alles wat men bij malkanderen krijgen kan, behalven nog 10 a 12 man die den gesaghebber van voorn. bodemken betuijgt heeft van sijn eijgen volk bij noodsakelijkheijd te kunnen overgeven, mitsgrs. 39 leggers drinkwater, 60 levendige schapen, 10 mudden boonen, 10 mudden erweeten, en 100 versche brooden, benevens een genoegsame quantiteijt groente en moeskruijden, welk laatste door den baas thuijnier, Andries Schutte, bij deese ingesetenen sal moeten werden ingekogt, geconsidereert ër geen groente genoeg alhier in ‘s Comps. thuijn die soo lang duuren kan, ofte tot versenden bequaam, in voorraad is, en dat er te veel tijd soude heen lopen eer men deselve uijt de thuijnen aan het Rondebosje of Nieuweland liet opkomen, om door den coopman en gedesigneerd opperhoofd van Rio de la Goa , Jan de Conink, sig op het schip Beekvlied bevindende, soo wel als de manschap behoorlijk en na mate van iders benodigtheijd over de bij hem vertoevende scheepen te werden verdeelt, zullende hem bovens dien ook werden aangeschreeven75 dat ons ingevalle ër iets verders aan die bodems mog komen te mancqueeren, daar van soo ras doenelijk kennisse sal moeten geven, op dat w’ dus doende sulx naar behooren kunnen versorgen, inmiddels hopende dat deselve dese baaij met een gunstige wind geluckiglijk sullen mogen komen te bestevenen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 94-99.¶
Dingsdag den {17251211} 11e December 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Alhoewel de slegte apparentien van den graan ougst seedert den 20e November laastl., wanneer men uijt hoofde van ‘t gevreesd gebrek van coorn dat ër desen jaare wierd te gemoed gesien, heeft moeten besluijten om bij aldien ër diesweegens geen veranderinge ten goede quam, met het geven van versch brood aan de uijtkomende scheepen te supercedeeren tot er tijd een gesegender gewasch ons daar toe wederom in staat stelde, nog merkelijk sijn komen toe te nemen, soo heeft men egter, aanmerkende den bedroefden toestand waar in sig ‘s Comps. hier voor de wal geweest sijnde scheepen Beekvlied , Clarabeek , Steenhoven , Westvriesland en Schuijtwijk ter oorsake van haare menigvuldige dooden en sieken bevinden, noodsakelijk geoordeelt dat het voorsz besluijt omtrent die bodems geen stand grijpen sal, maar dat men ter contrarie deselve, soo wel als Ravensteijn , die in slegte gesteltheijd van volk ook komt uijt te steeken, bij haare aankomst en geduurende haar aanweesen alhier niet alleen met versch brood naar gewoonte, maar ook van alle andere mogelijke en te bekomene ververssingen sal doen voorsien, sig liever eijgen benodigtheijd willende getroosten, als sulke kostelijke en dierbare panden daar van onversorgt te laten.
Ende ter consideratie het voorn. schip Ravensteijn noodwendig met een nieuwe boegspried in plaatse van desselfs onbequaam bevondene sal moeten werden geholpen, en dat gevolglijk om zulx naar behooren te kunnen doen, de ligtinge van smeecoolen uijt het scheepje Spieringshoek niet langer kan uijtgestelt blijven, Soo is ook goedgevonden dat er bij provisie eenige van gem. coolen ten voorsz eijnde sullen werden aan de wal gebragt, om bij aankomst van andere voor dit Gouvernement in de eijgenste quantiteijt weder gesuppleert te werden.
Wijders geleesen sijnde de nominatien door kerkenraade van Stellenbosch , burgerraden en weesmeesteren deser plaatse, mitsgrs. landdrost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn ingediend,76 soo heeft men de gedaane electie in den persoon van Jan Nel, die als diacon afgaan moet, tot ouderling dier kerke geapprobeert, en weeder tot diacon verkooren Wouter de Vos.
Sullende gem. kerkenraade (gelijk aan die van Drakensteijn bereijts gedaan is) ook werden aangeschreven77 dat ër deesen jaare geen commissaris politicq na de buijten districten staat af te gaan, en dat sij daarom sullen moeten besorgen dat de kerkelijke reek. haarer arme penningen soo spoedig doenelijk herwaarts werde aangesonden.
Sijnde verders uijt het dubbeld genomineerd getal voor de afgaande burgerraden, Gijsbert la Febre en Johannes Needer, daar toe g’eligeert Johannes Blankenberg en Hendrik Oostwalt Eksteen; tot weesmeesteren in steede van de af te treedene Hendrik Swellengrebel en Gijsbert la Febre, Philip Rudolph de Savoije en Fredrik Russouw; en tot heemraden van Stellenbosch Jan Nel en Philip Morkel, mitsgrs. voor Drakensteijn Matthijs Krugel en Schalk Willemsz van der Merwe, in plaatse van de uijtgediend hebbende heemraden Willem Morkel, Jan Kloeten, Jacob Coetser en Paul Roux.
Waar na in overweeginge genomen is dat behalven ‘t herdenken aan de beklaaggelijke schipbreuk in den jaare 1722 de hier ter rheede leggende scheepen overgekomen, ‘t welk door ‘t gesigt van ‘t nog alleenig maar overgeblevene wrak van ‘t Engels schip Nigtingale geduurig als vernieuwt word, wel principalijk ook de hier komende Engelsche scheepen met haare sloepen daar af en aan varen om brandhout van hetselve te sloopen, ‘t geen men haar, als aan de Engelsschen toebehoord hebbende, soo lang het dusdanig word gelaten, niet wel, immers met geen gevoeggelijkheijd verhinderen kan, Soo is derhalven tot wegneming van het een, en voorkominge van het ander best gedagt dat men gem. wrak bij eerste gelegentheijd sal doen verbranden.
Laastelijk geresumeert weesende het versoekschrift door Maria Nauta, huijsvrouw van den burger Nicolaas Micker,78 gevoegd met haare behuwd broeders, Christiaan Rasp en Barend van der Lip,79 in de volgende termen gepresenteert:80
Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E. Agtb. Heer en Heeren,’
‘Met de uijtterste smerte en droefheijd geeft in alle onderdanigheijd te kennen UE. E. Agtbs. seer needrige dienaresse, Maria Nauta, hoe haar supplte. het ongeluk heeft getroffen dat haaren man, Nicolaas Micker, burger deser Colonie, door de besoekende hand des hemels nu eenigen tijd herwaarts niet wijnig in sijn verstant is gekrenkt geworden, ‘t welk tot bitter leetweesen der supplte. tegenswoordig sodanig in raserneij en uijtsinnigheijd is komen toe te nemen, dat hij, aangedreeven door die ongeluckige harssen siekte, sig niet ontsiet een igelijk wie hem maar voor komt, met alles wat sijne handen kunnen magtig werden, te beschadigen, quetsen, ja selfs wanneer ‘t hem door geweld en voorsigtigheijd niet belet wierd, te dooden, gaande sulx bovens dien soo verre dat denselven al verscheijde maalen sijne bewaarders soekende te ontslippen, heeft gedreijgt brand te stigten, en meer andere gevaarlijke onheijlen aan te regten; weshalven de supplte., gevoegd met haare behuwd broeders, de burgers Christiaan Rasp en Barend van der Lip, de vrijheijd neemt sig met de uijtterste eerbied te wenden tot UE. E. Agtbs. onder gantsch nedrige beede dat deselve de goedheijd gelieven te hebben haaren voorn. man ergens in een verseekerde bewaaringe te doen stellen, in sulker voegen als UE. Agtbs. dat tot vermijdinge van ongelucken convenabelst sullen oordeelen, bereijd sijnde om hem dagelijx soo van kost als andere noodwendigheeden behoorlijk na haar vermogen te versorgen, en de kosten van dien verders te sullen dragen, alsoo het de supplten, onmogelijk is om soo veel menschen als ër doorgaans tot sijne bewaaringe in desselfs eijgen huijs werden vereijscht, te kunnen krijgen, ofte het gevaar dat daar en boven nog daar mede is gemengt, langer uijt te staan.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) Maria Nouta, Christiaan Rasp, Barend van der Lip.’
Soo is naar genomene reflexie op het daar bij gedaane versoek, vastgestelt en dienstigst geoordeelt dat voorn. Micker een kleijn leedig staande vertrek in ‘s Comps. slave logie ter versekerde bewaaring sal werden gegeven, mits dat sijne huijsvrouw ofte vrinden de onkosten tot het ophalen van een muragie in gem. kamertje als andersints vereijscht werdende, sullen moeten draagen, en daar en boven denselven dagelijx van kost en alle verdere noodwendigheeden versorgen.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 100-104.¶
Vrijdag den {17251214} 14e December 1725, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn. Kaje Jesse Slotsboo.
Over den landweg huijden morgen schrijvens van de opperhoofden der scheepen Beekvlied , Clarabeek en Steenhoven , gedateert 11e December,81 waar bij deselve kennisse komen te geven dat sij het ter oorsake van de slegte gesteltheijd haarer manschap, en tot secuurder legplaatse hunner onderhebbende bodems vermits de geduurige tegenwinden, van noodsakelijkheijd hadden geoordeelt den steeven na de Saldanhabaij te wenden, en dat aldaar op den 10e deser maand waaren gearriveerd, ontfangen, en daar op de vergaderinge door den Heer Gesaghebber belegt sijnde, soo heeft men, schoon zulx voor den dienst der E. Comp. wel anders te wenschen was, en dat in plaatse van dien dese Tafelbaij door haar hadde kunnen beseijlt werden, gelijk bij hunne mackers Schuijtwijk en Westvriesland geluckiglijk is verrigt, sig hetselve egter als een gedaane saak moeten getroosten, en is verders in voldoeninge van haar versoek goedgevonden en verstaan dat in de bregantijn Victoria , dewelke ten desen eijnde al eenige dagen zeijlvaardig gehouden is, aanstonts zullen werden afgescheept de versogte medicamenten, het swaar touw voor Steenhoven , 10 leggers drinkwater, sijnde al het leedig vaatwerk dat men nog overig hadde, benevens een goede partij groente, soo wortelen, rapen als ajuijn, door dit saijsoen des jaars alleen uijtgelevert werdende, en die men wederom, om ‘s Comps. jong geplante thuijnvrugten te meer voor de verwagt werdende retourscheepen te bewaaren, bij den ingeseten sal doen inkoopen, in selver voegen als men met dat kieltje ook sal laten overgaan twee timmerlieden, mitsgrs. den tweeden opperchirurgijn deses Gouvernements, Bartho de St. Jean, en nog een ander van de bequaamste ondermeesters die men alhier in ‘t hospitaal heeft, ten eijnde aan de sieken na vermogen de behulpsame hand te bieden, waar en boven ook ordre sal werden gestelt dat er door ‘s Comps. gecontracteerde slagters 60 stux levendige schaapen over den landweg uijt de Groene Cloof na derwaarts werden aangevoerd, met dewelke men oordeeld dat het voor een geruijmen tijd sal kunnen werden gaande gehouden, en waar omtrent, als meede de verdere provisien van ververssingen haarlieden een behoorlijk gebruijk en menage sal werden gerecommandeert, ende wijders dat de voorn. timmerlieden na verrigt werk, soo wel als de leedige sacken en het vaatwerk met de bregantijns Fijenoordt en Victoria , sonder die in ‘t minste buijten noodsakelijkheijd op te houden, ten spoedigste wederom sullen moeten werden te rugge gesonden, en gelijk men vertrouwt dat sijlieden met het bekomene secours per voorn. bodemken Fijenoordt , daar bij gevoegd het geene met Victoria tegenswoordig gesonden werd, genoegsaarn uijt verlegentheijd zullen sijn geraakt, ende dat daarom word vastgestelt dat den hoeker Zeelandia soo noodwendig niet meer tot haar dienst sal werden gerequireert, sal dat kieltje sijne reijse tot afhaaling der traanvaten na het Dassen Eijland moeten vervorderen, ten waare het ginder onvermijdelijk nodig was, als wanneer hetselve sal mogen werden aangehouden, sullende de voorn. opperhoofden voor het overige ernstelijk werden aanbevoolen om soo dra den toestand van hunne onderhebbende bodems het sal willen toelaten, geen tijd of goede wind te versuijmen tot de opkomst na dese rheede, alwaar men in staat is ‘s Comps. scheepen met veel minder kosten te verversschen, en de verswakte manschap met beeter commoditeijt tot hunne voorige kragten te brengen.82
Dan geconsidereert hetselve tegens onsen wensch en alle aangewende devoiren in desen tijd des jaars nog wel wat soude kunnen komen aan te lopen, en dat het onse Heeren en Meesteren behaagt heeft de Heer Jan de Conink, behalven de toevertrouwing van ‘t commando over het schip Beekvlied , insgelijx aan te stellen tot opperhooft des comptoirs op Rio de la Goa , uijt welken hoofde desselfs spoedige presentie alhier tot meerder voortsetting in het behandelen der saken rakende die expeditie van nut en dienstig moet werden geagt, soo heeft men ook geen swarigheijd gemaakt gem. De Conink de herwaartskomst benevens sijne familie op het door hem gedane versoek met een der bregantijns te permitteeren, te meer dewijl de cognoscementen der inladinge van voorn. bodem door den opperstuurman, Jan de Haan, mede sijn onderteekent, en dat hem het gesag van dien gevolglijk voor een gedeelte in het vaderland bij vooronderstelling al is bedeeld, mits dat gedagte lading, en wel principaal de geldkisten, ten overstaan der schippers Daniel van Staaden en Gelijn de Haze alvoorens behoorlijk, tot weedersijts genoegen, en na tijds gelegentheijd ter verandwoording van gem. opperstuurman werde overgegeven.
Vervolgens is op het gedaane supplicq van den burger Ernst Fredrik de Swart83 aan denselven geaccordeert om goed en deugtsaam schaapen en beesten vleesch tegens twee stuijvers het lb. voor de burgers te mogen slagten, op die wijse en onder sodanige bepalinge en penaliteijten als zulx aan den mede burger Jonas van der Poel is toegestaan, sijnde bij resolutie van den 29e der jongst gepasseerde maand November in ‘t breede aangeteijkent.
Laastelijk geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat den capn. van het ter rheede leggende Engels schip Compton , William Mowsson, aan Sijn E. versoek hadde gedaan om den hier geblevenen passagier van het in de Baij Fals gelegen hebbende schip, den Grooten Alexander , Jan Mackensi genaamd, na Engeland te mogen mede nemen, ten aansien den sogenaamden capn. en supercarga van dien bodem, Pieter Dun, aan gedagte capn. Mowsson hadde ter handen gestelt sekere attestatie,84 waar bij denselven verklaard dat voorn. passagier met dat schip niet is geinteresseerd, nog eenige weetenschap van de reijse gehad heeft, mijnende dat deselve soude strecken na Guinea , als maar alleen meede gegaan te sijn om de weereld te besien; gevende Sijn E. derhalven in overleg of ër diesweegens eenige difficulteijten souden kunnen werden gemaakt, welken aangaande naar lectuure der voorn. attestatie, en overweeginge van de onnoselheijd des voorm. passagiers, die selfs misleijd en bedrogen moet sijn, beslooten is dat men hem met het Engels schip Compton sal laten vertrecken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 105-107.¶
Maandag den {17251217} 17e December 1725, nademiddag.
Den eersten clercq ter ordre van den Heer Gesaghebber met ‘t onderstaande reqt. bij de leeden des Raads rond geweest sijnde:85
To the Worschipfull Jan de la Fontaine, esqr., Governour &a., Council of the Cape Goed Hope.
‘Gentlemen,’
‘Captn. John Balchen, comdr. of the ship James and Marij , belonging to the Honble. United Englisch East India Companij, burthen three hundred tons, twentij four guns and sixtij men, haveing been fiffteen weeks and three daijs in mij passage from Fort St. George , and twentij four of mij men being sick, and the rest in a verij low condition, and the winds contrarij to proceed for St. Hellena , obliged me to pud in here for water and to recover mij siek people, and the said comdr. doth request of the Governour &a. the Concill that theij will be pleased to grant hem libertij to take aboard wath fresh provisions and greens that is necessarij for the recoverij of his men.’
‘Which will be thankfullij acknowledged bij, (onderstont) Gentlemen ijour most obliged humble servt. (Was getekt.) Jn. Balchen. (In margine) Cape Good Hoope, December Ye.86 6the. 1725.87 ‘
Ten eijnde aan Haar E.Es. in consideratie te geven of het daar bij gedaane versoek behoorde geaccordeert te werden; Soo is hetselve eenpariglijk geadvoueert, te weeten dat volgens de gestatueerde ordres onser Heeren en Meesteren aan den capn. van ‘t Engels schip James en Marij sal werden gepermitteert omme voor sijne ophebbende 24 sieken driemaal ter week een pond vers vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters te mogen inkopen, dewijl deselve alvoorens op expresse afvraage van den Heer Gesaghebber hebben komen te betuijgen dat zulx sonder nadeel van den dienst der E. Comp. konde geschieden, mitsgrs. verders bij de andere ingesetenen een wijnig groente naar advenant, onder dese conditie nogtans dat van ‘t een en ander de behoorlijke lijsten sullen moeten overgegeven werden.
Aldus gedaan en in omvraage gebragt ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] JN. ALDERSZ.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.
C. 73, pp. 108-109.¶
Dingsdag den {17251218} 18e December 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.
Is naar lectuure der nominatie van kerkenraade deser plaatse,88 haarlieder gedane electie van Gijsbert la Febre tot ouderling in plaatse van den afgaanden Durand Soullier89 geapprobeert, soo als wijders uijt het dubbeld genomineerd getal voor de uijtgediend hebbende diaconen, Rijk Tulbagh en Johannes Strijdom,90 wederom daar toe sijn verkooren Abraham Decker en Jan Mijndertsz Kruijwagen, de jonge, om, na kerkelijk gebruijk bevestigt zijnde, voor den ordinairen tijd in dat collegie te adsisteeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 110-112.¶
Vrijdag den {17251221} 21e December 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalve[n] den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Den capiteijn van het Engels Comps. schip James en Marij , John Balchen, aan den Heer Gesaghebber versoek gedaan hebbende om den hier geblevenen sogenaamden capn. en supercarga van het schip den Grooten Alexander , Pieter Dun, naar Engeland mede te mogen nemen, soo geliefden Sijn E., gemerk[t] gesegde Pieter Dun zulx insgelijx bij geschrifte quam te versoeken,91 derhalven aan de leeden de[s] Raads, ten desen eijnde geconvoceert, in overweegi[nge] te geven hoedanig hier omtrent best diende te werd[en] gehandelt, of men namentlijk in de voorsz overvaa[rt] met een Engelschen bodem, om van dien man maar ontslagen te werden, behoorde te condescendeeren, dan wel of het meer met den dienst der E. Comp. overeenkomende konde werden geoordeelt dat men hem alhier tot de aankomst van onse eijgene retourscheepen ophield, om daar mede in versekerde bewaaring na het vaderland te kunn[en] overgaan, welken aangaande dan aandagtelijk geraadpleegt, en in overweeginge genomen sijnd[e] dat de officieren van het scheepje den Schotsen Lorrendraijer , tot Batavia geconfisqueert, soo wel als het volk dat niet genegen was bij de E. Comp. dienst te nemen, door Haar Hoog Edele[ns] de Heeren der Hooge Indische Regeering niet met onse scheepen naar Europa zijn versonden, Soo is daarom best gedagt dat men dat exempel, op dat onse Heeren en Meesteren te meer van alle moeijelijkheeden dewelke uijt dien hoofde souden kunnen werden veroorsaakt, bevrijd mogen blijven, opvolgen sal, en dat gevolglijk aan gemelten Pieter Dun zal werden gepermitteert met het Engels schip James en Marij van hier te vertrecken, zullende aan hem de originele pas die hij hier vertoond heeft, en waar van egter ter secretarije copia authenticq berustende blijft, door den Heer Gesaghebber ten overstaan van twee leeden des Raads, te weeten d’ E.Es. Nicolaas Heijning en Hendrik Swellengrebel, benevens den burger Jan de Wit, ook weder werden ter hand gestelt, met het welke sig den capn., Kaje Jesse Slotsboo, na dat hem sijn advis door den secretaris deser Vergaderinge was afgevraagt, insgelijx heeft geconfirmeerd.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
C. 73, pp. 113-117.¶
Saturdag den {17251229} 29e December 1725, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.
Betuijgde den Heer Gesaghebber dat hij aan de leeden des Raads tot leetweesen ter kennisse brengen moest hoe den vaandrig, Evert Walraven Cochius, huijden morgen bij het doen van ‘t rapport de impertinentie hadde gehad om aan Zijn E. op een gantsch onbetamelijke en oneerbiedige wijse, sonder eenige voorgaande redenen die hem daar toe souden hebben kunnen beweegen, in presentie van den equipagiemeester, Jacobus Möller, en adjudant, Johan Christoffel Greeve,93 toe te voegen: gij kunt doen wat je wilt; ende zulx niet eens, maar na dat Sijn E. hier op hadde gesegt dese saak in vergaderinge te sullen brengen, bij herhaling tot twee differente maalen, weshalven den Heer Gesaghebber in overweeginge geliefden te geven welke correctie sulk gedoente, strijdig tegens het respect dat een minder aan sijn opperhoofd schuldig is, wel soude meriteeren, daar bij aangemerkt werdende dat men swarigheijd soude moeten maken om aan een officier die sig dus onbehoorlijk quam te uijtten, bij voorvallende gelegentheeden met gerustheijd een militaire expeditie te vertrouwen, en dat ook op dusdanigen wijse het gesag onder een welgestelde regeering niet staande kon blijven, voegende Sijn E. hier egter vervolgens bij dat hij liever voor onderstellende dat dit eerder was geschied uijt onbedagtsaamheijd, dan wel met quaadwillig overleg, ende met nadenkinge van de gevolgen die suIke woorden tegens sijne gebieders na sig sleepen, in welk geval men daar voor geene verschooning soude kunnen vinden, mits dat dien vaandrig behoorlijk berouw en leetweesen toonde, voor dese reijs de sagtste weg wel wilde inslaan, zulx men dan naar rijpe deliberatie, en wel principalijk de voorsz betuijginge van den Heer Gesaghebber in aanmerking nemende, buijten het welke over sulk onbetamelijk gedoente waar in het respect des geheelen Raads in de belediging van haar hooft ten uijttersten gekrenkt werd, soo ligt niet heen te stappen soude wesen, best gedagt heeft den voorm. Cochius voor dese Vergadering te doen verschijnen, ende hem in tegenwoordigheijd van gedagte equipagiemeester en adjudant in wiens presentie de laesie als gesegt, is geschied, en dewelke zulx, binnen komende, volkomen advoueerden, scherpelijk te reprocheeren, onder ernstige recommandatie van sig in het toekomende voorsigtiger te gedragen, ende dat respect voor den Heer Gesaghebber bij het doen van rapporten als andersints te bewaaren, ‘t geen hij in voldoening van het minste van sijnen pligt is verschuldigt, of dat men andersints genoodsaakt weesen zal hem sodanig te corrigeeren als sijne imprudente woorden nu wel hadden verdiend, ‘t welk staande vergadering door den Heer fiscaal independent geschiet sijnde, soo heeft denselven sijn leetweesen weegens het gepasseerde betuijgt, en diesweegens eerbiedig vergiffenis versoekende, belooft dat hij zijn gedrag in diervoegen soude schicken, dat hij hoopte het voorgaande uijt de geheuggenisse te sullen wissen, met het welke men sig dan voor dit maal heeft vergenoegd.
Vervolgens verscheenen ter vergaderinge de schippers der aanweesende scheepen Schuijtwijk en Ravensteijn , dewelke na alvoorens op de afvrage van den Heer Gesaghebber betuijgt te hebben dat sij geduurende haar aanweesen alhier tot genoegen de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden hadden genoten, mitsgrs. sodanige andere benodigtheeden meer, daar onder begreepen een nieuwe boegspried in plaatse van de door expresse gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerlieden ten eenemaal onbequaem bevondene voor Ravensteijn , als haar tot het vervorderen haarer reijsen naar Batavia en Ceijlon waaren dienstig geweest, verders ten opsigte van den dag des vertreks na derwaarts verklaarden daar toe niet voor heeden over agt dagen, of op den 5 Januarij des aanstaanden jare, in gereetheijd te kunnen sijn, geconsidereert den eersten alhier een groot getal dooden en sieken aangebragt hebbende, tegenswoordig nog niet meer dan 21 mattroosen in ‘t geheel, daar onder gerekent die hij hier van land hadde opgekreegen, op hadde, moetende ër ten minsten volgens sijne sustenue wel 35 a 36 hebben, en dat den anderen met het insetten van de nieuwe boegspried veel was te rugge geset, invoegen men den monsterdag dier bodems tegens den voormelten tijd heeft moeten vaststellen, zullende inmiddels aan het schip Schuijtwijk soo veel mattroosen, waar [van] men ten eenemaal is ontbloot, werden toegevoegt als eenigsints sal bij te brengen sijn.94
Waar na den Heer Gesaghebber te kennen geliefde te geven dat men een groot vak van het plat boven ‘t dispens deses Casteels ter oorsake sijner slegte gesteltheijd had moeten doen opbreeken, en wederom op nieuws met moppen, hout en kalk versorgen, ‘t geen als dienstig en welgedaan is aangemerkt.
Soo als laastelijk door Sijn E. is gecommuniceert dat het scheepje Westvriesland van desselfs aangebragte goederen wel was ontladen, dog dat vermits het gebrek van volk door de menigvuldige doden, dien schipper nog niet in vergadering had laten komen, om welke redenen het overscheepen der goederen van Spieringshoek in dat bodemptje ook heeft moeten uijtgestelt blijven, daar en boven in hoop sijnde dat het opperhoofd van Rio de la Goa , Jan de Koning, inmiddels uijt de baaij soude komen opdagen, om daar door te kunnen vernemen of denselven ook eenige nader order omtrent het gebruijk dier bodems voor dat comptoir aanbrengen mogt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.
## Footnotes
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe kok en korporaal op die skip Patmos aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, p. 138. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die bevordering van ‘n bemanningslid op die skip Nieuwvliet goedgekeur is, is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, p. 140. ↩
-
Johan Raeck van Danzig het in 1721 as soldaat na die Kaap gekom en het die volgende jaar ‘n assistent geword. Hy is in 1730 bevorder tot boekhouer en in 1743 tot onderkoopman. Op 21.5.1730 is hy getroud met Johanna Möller (1694-1743), die dogter van Heinrich Christoffel Möller en Margaretha Marquardt. Hy het op 29.1.1746 hertrou met Maria Eksteen (1719-1752), die dogter van Hendrik Oostwalt Eksteen en Aletta van der Heijden. Hy is op 7.7.1764 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 109; M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1755, no. 61; M.O.O.C. 7/16,Testamenten, 1765-1766, no. 17; M.O.O.C. 8/11,Inventarissen, 1764-1765, no. 29; M.O.O.C. 13/6,Boedel Reekeningen, 1763-1767, no. 12.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin twee bemanningslede van skepe verwissel is, is hierbo weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 141-142; C.232,Requesten, 1724-1725, no. 52. ↩
-
‘n Nuwe skrywer het hier oorgeneem. ↩
-
‘n Gedeelte waarin twee bemanningslede op die skip Rijxdorf aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 143-144. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 285-289. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 21-35, 143-145 en 157-160. ↩
-
Die berge by die teenswoordige Muizenberg was reeds in 1657 bekend as die Steenberge . Vgl. Botha, C. G.,Place Names in the Cape Province, p. 83. ↩
-
Vgl. ook C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 733-734. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 293-295. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike brief staan ook “stark geregnet”. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1375-1378. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1378-1379. ↩
-
SienResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 233-236. ↩
-
In die H.K. staan ook “saaijsoen”. ↩
-
Helvoet is ‘n verkorting vir Helvoetsluis ( Hellevoetsluis ), ‘n vesting- en hawestad in Suid-Holland . Sien De Bruin, Servaas,Geographisch Historisch Woordenboek, deel 11, p. 46. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1380-1382. ↩
-
Borgert Borgertsz van Nimwegen was sedert 1720 as sersant aan die Kaap. In 1728 is hy bevorder tot adjudant van die garnisoen, maar die volgende jaar het hy ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Isabella Hasewinkel, die dogter van Christoffel Hasewinkel en Margaretha Michiels. Hy is in 1740 oorlede en sy vrou in 1745. (Sien C.235,Requesten, 1729-1732, no. 20; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 52; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 119.) ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1293-1294. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1294-1295. ↩
-
Sien C.126,Bijlagen, 1725, p. 627. ↩
-
Dit is waarskynlik MacKenzie. ↩
-
Sien C.342,Attestatiën, 1724-1725, p. 351. ↩
-
Die oorspronklike rapport is ook gedateer 29 Augustus. Dit is klaarblyklik foutief, want die rapport is reeds op 28 Augustus in die Politieke Raad behandel. ↩
-
Jan de Koning was getroud met Hendrina Roveen (1674-1743), die dogter van Jacob Roveen en Jannetje Paré. Hy was eers as skipper in diens van die Kompanjie, en in 1725 het Here XVII hom benoem as opperhoof van Rio de la Goa . Hy het in 1726 daarheen gegaan, en is op 8.1.1727 aldaar oorlede. ↩
-
Sien C.760,Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1717-1743, pp. 16-17. ↩
-
Coenraad Hendrik Feijt is in 1683 in Alverdissen gebore. Hy het in 1708 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1712 ‘n vryburger geword. Op 4.9.1712 is hy getroud met Petronella Bockelenberg, die dogter van Coenraad Bockelenberg en Magdalena Zaaijman. Nadat sy in 1720 oorlede is, het hy op 21.12.1721 hertrou met Maria Koster, die dogter van Heinrich Koster en Dirkje Evers. Feijt is in 1727 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 31; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 2; C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, no. 46.) ↩
-
Jacob van Reenen van Memel was die seun van Daniel van Reenen en Catharina Elisabeth Crofki. Hy het in 1721 as adelbors na die Kaap gekom, en het in 1725 ‘n vryburger geword. Op 1.7.1725 is hy getroud met Johanna Siekermans (1703-1755), ‘n weesmeisie uit Amsterdam . In 1757 is hy weer getroud met Maria Elisabeth Louw, die dogter van Adriaan Louw en Maria Malan. Van Reenen is op 7.6.1764 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, no 48; M.O.O.C. 8/11,Inventarissen, 1764-1765, no. 45; M.O.O.C. 13/6,Boedel Reekeningen, 1763-1767, no. 27; C.J.2654,Testamenten, 1731-1736, no. 23; C.232,Requesten, 1724-1725, no. 28.) ↩
-
Johannes Fredrik Bierman is in 1695 in Hamburg gebore. Hy was die seun van Jacob Friedrich Bierman en Elisabeth Oudenaarts. In 1715 het hy as soldaat na die Kaap gekom, en in 1723 het hy sy vrybrief gekry. Hy is op 22.7.1725 getroud met Maria du Toit, die dogter van Francois du Toit en Susanne Seugnet. Op 16.8.1733 het hy hertrou met Anna du Plessis, die dogter van Jean Prieur du Plessis en Marie Buisset. Bierman is in 1744 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 124; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 116; C.J.2603,Testamenten, 1725-1726, no. 37; C.229,Requesten, 1723, no. 91.) ↩
-
Coenraad Hendrik Feijt is in 1683 in Alverdissen gebore. Hy het in 1708 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1712 ‘n vryburger geword. Op 4.9.1712 is hy getroud met Petronella Bockelenberg, die dogter van Coenraad Bockelenberg en Magdalena Zaaijman. Nadat sy in 1720 oorlede is, het hy op 21.12.1721 hertrou met Maria Koster, die dogter van Heinrich Koster en Dirkje Evers. Feijt is in 1727 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 31; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 2; C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, no. 46.) ↩
-
Jacob van Reenen van Memel was die seun van Daniel van Reenen en Catharina Elisabeth Crofki. Hy het in 1721 as adelbors na die Kaap gekom, en het in 1725 ‘n vryburger geword. Op 1.7.1725 is hy getroud met Johanna Siekermans (1703-1755), ‘n weesmeisie uit Amsterdam . In 1757 is hy weer getroud met Maria Elisabeth Louw, die dogter van Adriaan Louw en Maria Malan. Van Reenen is op 7.6.1764 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, no 48; M.O.O.C. 8/11,Inventarissen, 1764-1765, no. 45; M.O.O.C. 13/6,Boedel Reekeningen, 1763-1767, no. 27; C.J.2654,Testamenten, 1731-1736, no. 23; C.232,Requesten, 1724-1725, no. 28.) ↩
-
Johannes Fredrik Bierman is in 1695 in Hamburg gebore. Hy was die seun van Jacob Friedrich Bierman en Elisabeth Oudenaarts. In 1715 het hy as soldaat na die Kaap gekom, en in 1723 het hy sy vrybrief gekry. Hy is op 22.7.1725 getroud met Maria du Toit, die dogter van Francois du Toit en Susanne Seugnet. Op 16.8.1733 het hy hertrou met Anna du Plessis, die dogter van Jean Prieur du Plessis en Marie Buisset. Bierman is in 1744 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 124; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 116; C.J.2603,Testamenten, 1725-1726, no. 37; C.229,Requesten, 1723, no. 91.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 59. ↩
-
Hy het sy naam geteken Hennij Peijn. (Vgl. C.342,Attestatiën, 1724-1725, p. 257.) Hy het in 1714 as soldaat na die Kaap gekom en is in 1718 bevorder tot korporaal. In 1720 het hy onderbaas van die veewagters op die Kompanjiespos De Schuur geword, en in 1722 baas. ↩
-
Rudolph Sigfried Alleman is in 1693 in Neuendorf ( Duitsland ) gebore. Hy was die seun van Anton Engelhard Alleman en Margaretha Ilsabein Ortgieszer. In 1720 het hy as soldaat na die Kaap gekom en het vinnig gevorder. Vanaf 1747 tot met sy dood in 1762 was hy kaptein en hoof van die garnisoen. Hy is op 15.1.1730 getroud met Alberta Maijboom, die dogter van Claas Maijboom en Geertruij Specking. Sy is in 1754 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1755, no. 17; M.O.O.C. 7/13,Testamenten, 1762, nos. 9 en 9 1/2 M.O.O.C. 13/5,Boedel Reekeningen, 1760-1763, no. 14.) ↩
-
‘n Gedeelte is hier weggelaat. Daarin word besonderhede verstrek omtrent tekortkomende en beskadigde goedere uit die skepe Nieuwvliet , Rijxdorf , Gaasperdam en Cockenge , en in die pakhuis. Die Raad het besluit om die tekorte as verliese af te skryf en die beskadigde goedere te verkoop. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 179-182; C.291,Memoriën, 1710-1726, pp. 463-465. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 11 September vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 749. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 241-263. ↩
-
Hy het in 1721 met die Uno as soldaat na Rio de la Goa gegaan. ↩
-
Pieter Pietersz het in 1720 as matroos op Bleijenberg na die Kaap gekom. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die jaarlikse afskrywing van goedere uit die pakhuis goedgekeur is, is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 185-190; C.342,Attestatiën, 1724-1725, pp. 501-502, 505-506, 509 en 513. ↩
-
Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, pp. 81-83. ↩
-
Jan Hendrik Hop was die seun van Jan Hop en Anna Margaretha Helmers. Hy is in 1685 in Vilsen ( Hanover ) gebore, en was vanaf 1711 ‘n smid aan die Kaap. In 1714 het hy ‘n vryburger geword, en op 13.1.1715 is hy getroud met Hilletje Verschuur, die dogter van Hendrik Gijsbert Verschuur en Geesje Jansz Visser. (Sien M.O.O.C. 7/20,Testamenten, 1772-1775, no. 54; M.O.O.C. 8/14,Inventarissen, 1771-1773, no. 61.) ↩
-
Jochem Pietersz Posthumus was afkomstig van Bolsward in Friesland . Hy was getroud met Elsje Catharina Beust, en is in 1742 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 93.) ↩
-
Hy was getroud met Lea van die Kaap. Sy is in 1738 oorlede. Toe hy in 1741 oorlede is, het hy twee plase aan die Liesbeekrivier en ‘n erf in die Kaap besit. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 20; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, nos. 96 en 96k.) ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 317-318. ↩
-
Hy was getroud met Catharina Ras en het die plaas Oude Molen by Stellenbosch besit. (Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 32.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 60. ↩
-
Die baasmesselaar en -timmerman was onderskeidelik Hendrik Meijer en Aarnout Ruijgrok. ↩
-
Aangesien daar geen sake was om af the handel nie, het die Politieke Raad nie op 2 Oktober vergader nie. (Vgl. C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 761.) ‘n Ander skrywer het die volgende twee resolusies geskryf. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls bygevoeg. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 16 Oktober vergader nie. ↩
-
Die volgende offisiere het die eed afgelê: Hendrik Oostwald Eksteen, Gijsbert la Febre, Daniel Pfeijl, Johannes Needer, Jan de Wit, Johan Fredrik de Litszch en Guillaume Heems. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 125. ↩
-
Bergsted het op 20 November die eed afgelê. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 125. ↩
-
Die eerste burger, Christiaan Liebenberg, het reeds op 23 Oktober die eed afgelê. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 213. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 30 Oktober vergader nie. (Vgl. C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 771.) Die vorige skrywer het weer hier oorgeneem. ↩
-
Hierbo is deurgaans verwys na Pieter de Chimenij. ↩
-
Daniel van der Lith was afkomstig van Harlingen . Hy het in 1706 as adelbors na die Kaap gekom, en het op 5.12.1724 ‘n vryburger geword. Op 26.8.1736 is hy getroud met Johanna de Jongh, die dogter van Hans de Jongh en Anna Wichmann. Van der Lith is in 1753 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1755, no. 35; M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, no. 64; C.231,Requesten, 1724, no. 91.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 42. ↩
-
Aangesien daar geen sake was om af te handel nie, het die Politieke Raad nie op 13 November vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 781. ↩
-
Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 125. ↩
-
Die versoekskrif is nie deur die skrywer van die resolusie oorgeskryf nie, maar deur ‘n ander skrywer, moontlik Josephus de Grandpreez. Die taal is baie gebrekkig, en is woordeliks oorgeneem. ↩
-
Dit is waarskynlik St. George (ook bekend as Georgetown of Fort Royal ), die hoofstad van die eiland Granada . Sien De Bruin,Geographisch Historisch Woordenboek, deel II, p. 1056. ↩
-
‘n Naamlys van die 60 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, p. 217. ↩
-
Die Politieke Raad het nie op 27 November vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 781. ↩
-
Jonas van der Poel was die seun van Pieter van der Poel en Johanna Vijandt. Hy is in 1695 gebore, en is op 11.8.1720 getroud met Sophia Mijburgh, die dogter van Jan Lammertse Mijburgh en Anna Maria van Laar. Hy is op 4.7.1756 oorlede. ↩
-
Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, pp. 83-84. ↩
-
Harman Combrink was die seun van Hendrik Combrink en Christina Alleman. Hy is in 1690 in Bielefeld gebore, en het in 1717 as soldaat na die Kaap gekom. Twee jaar later het hy ‘n vryburger geword. Op 14.4.1720 is hy met Magdalena Leij getroud. Sy is in 1738 oorlede, en hy op 15.6.1744. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, nos. 16en 143; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 76.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 70. ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 68. ↩
-
Jan Bastiaansz was die seun van Francois Bastiaansz en Anna Maria Pieters de Leeuw. Hy is op 8.2.1714 getroud met Anna Maria van Dijk. Hulle het twee seuns gehad. Nadat sy in 1723 oorlede is, het hy hertrou met Geertruijd du Toit, die dogter van Francois du Toit en Susanna Seugnet. Hulle is albei in 1750 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 64; M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 17; M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, nos. 16 en 16k.) ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1455-1457 ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, nos. 71-74. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1457-1458. ↩
-
Nicolaas Micker van Amsterdam was die seun van Gerrit Micker en Anna van Ormond. Hy was sedert 1717 klerk van die garnisoen aan die Kaap, en is op 15.9.1720 getroud met Maria Nauta. Sy was die dogter van Reijnier Nauta en Alida Verschuur, en is in 1702 aan die Kaap gebore. Nadat Micker in 1730 oorlede is, is sy op 13.2.1735 weer met Jan Hassing getroud. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 75.) ↩
-
Barend Christoffel van der Lip het in 1713 as matroos na die Kaap gekom, en het in 1722 ‘n vryburger geword. Hy is op 4.10.1722 getroud met Judith Micker, die dogter van Gerrit Micker en Anna van Ormond. Hulle het twee seuns gehad. Sy vrou is in 1753 oorlede en hyself in 1766. (Sien M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1757, no. 27; M.O.O.C. 7/17,Testamenten, 1766-1767, no. 19.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 76. ↩
-
Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 377-383. ↩
-
Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 1477-1481. ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 27. ↩
-
Sien C.342,Attestatiën, 1724-1725, pp. 607 en 609. ↩
-
Hierdie versoekskrif is deur ‘n ander skribent, waarskynlik Josephus de Grandpreez, oorgeskryf. Die taalfoute is nie hier verbeter nie. ↩
-
Waarskynlik die afkorting vir “the”. ↩
-
‘n Lys met die name van die 24 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, p. 242. ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 75. ↩
-
Durand Sollier en sy broer, Gillis, was Franse vlugtelinge. Hy was eers ‘n skoenmaker te Drakenstein , maar in 1697 het hy hom in die Kaap gevestig. Hy was getroud met Martha Petel. Hulle het een dogter gehad. Sy vrou is in 1715 oorlede en hyself in 1739. (Sien M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, no. 8.) ↩
-
Johannes Strijdom was die seun van Joost Strjdom en Marina Ras. Hy is in 1692 gebore en is op 4.2.1720 met Judith Schreuder getroud. Sy was die dogter van Hendrik Schreuder, en is in 1704 op Mauritius gebore. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 9.) ↩
-
Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 77. ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Johan Christoffel Greeve van Northeim was die seun van Johann Joost Greeve en Catharina Reimann. Hy het in 1711 as soldaat na die Kaap gekom, en is in 1716 bevorder tot sersant. In 1720 het hy adjudant en drilmeester geword. Hy is op 2.5.1723 getroud met Johanna Schenk, die dogter van Joost Rijnhard Schenk en Sara Botma. Hulle het een seun gehad. Greeve is in 1726 oorlede. (Sien C.227,Requesten, 1720, no. 60; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 28.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe derdemeester op die skip Ravensteijn aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, p. 252. ↩
-
Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩