Skip to content

C074 v1.20

C. 74, pp. 2-5.

Maandag den {17260107} 7e Januarij 1726, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.

Onder den 4e deser maand door de opperhoofden der in de Saldanhabaij vertoevende scheepen Beekvlied , Clarabeek en Steenhoven aan dese Regeering geschreeven,1 en gem. missive over den landweg huijden morgen alhier aangebragt sijnde, soo wierden de leeden des Raads door den Heer Gesaghebber geconvoceert, ten eijnde met malkanderen te beramen hoedanig men best aan haarlieder versoek om water en provisie gedaan, soude kunnen voldoen, geconsidereert men vermits het agterblijven der twee bregantijns en den hoeker Zeelandia daar toe geen andere gelegentheijd aan handen hadde, als alleen het oude en bijna onbequame galjoot de Postlooper , of ten waare saake dat tot den overvoer van dien een der aanweesende scheepjes Spieringshoek of Westvriesland wierde geapproprieert, welk aan te leggene kieltje men in sulken geval met manschap van ‘t schip Aagtekerk , dat ook met veele dooden en sieken is aangeland, te ligten, tot die expeditie soude moeten in staat stellen, als sijnde beijde, soo wel als men hier voor het overige is, ten eenemaal van volk ontbloot; waar over met aandagt gedelibereert, en daar nevens in aanmerkinge genomen weesende dat bij aldien men een dier twee bodemkens met dusdanig geligte manschap na de Saldanhabaij afsond, gemelte schip Aagtekerk daar door ontbloot, en merkelijk in het vervorderen sijner reijse soude moeten verhindert werden, gemerkt het seer te dugten staat dat hetselve in dit saijsoen wanneer de Z.Ot. of Z.Wlijke. tegenwinden meest regeeren, insgelijx een langen tijd in sijne te rugkomst soude kunnen werden vertraagt, gelijk tegenwoordig aan de voorn. vaartuijgen tot leetweesen quam te blijken; Soo is derhalven goed, en met den meesten dienst der E. Comp. overeenkomende bevonden dat men om sulx voor te komen geen der gedagte kieltjes senden zal, maar dat met het galjoot de Postlooper , waar in egter het overig bij ‘t vertrek van den hoeker Zeelandia agtergeblevenen gestokt anker, ter oorsake van sijne swakke gesteltheijd niet derft werden vertrouwd, behalven 10 mudden boonen en 10 dos. erweeten sal werden afgescheept soo veel drinkwater als dat bodemtje innemen kan, zijnde in ‘t geheel veertien leggers, soo heele als halve, welk vaatwerk van ‘t scheepje Spieringshoek sal moeten werden geligt, dewijl het geene dat men bij dit Gouvernement leedig en in voorraad hadde, bereijts is afgegaan; met welk behulp men hoopt dat sijlieden, immers de scheepen Clarabeek en Beekvlied , die het volgens bovengem. missive, indien zij haar ophebbend volk konden behouden, eenelijk aan water soude mancqueeren, in ‘t vermogen sullen werden gestelt om herwaarts te kunnen opkomen, zullende evenwel ten dien propooste aan gedagte scheeps opperhoofden mede op ‘t ernstigst werden in consideratie gegeven of ër met het verdeelen van de manschap na proportie over haar en het ongeluckige schip Steenhoven niet soude kunnen werden te weege gebragt dat de reijse met hun driën van daar te gelijk ondernomen wierd, gemerkt ër van hier uijt hoofde van eijgene swakheijd geen hulp meer is te wagten, en dat bij arrivement van de twee eerstgem. bodems, derselver volk nogmaals sal moeten werden gebruijkt om den anderen ter deser rheede te helpen brengen; met bijvoeginge nogtans dat ingevalle sulx niet practicabel bevonden werd, Clarabeek en Beekvlied hoe eer hoe liever maar zullen hebben op te komen, daar omtrent sonder de minste versuijmenisse van goede wind de vereijschte zeemanschap gebruijkende, beeter sijnde dat men slegts een schip heeft te redderen, dan dat se alle drie aldaar blijven vertoeven, waar en boven haarlieden ook sal werden aangeschreeven dat vermits de twee evengem. bodems reets wederom dus verre in staat van zee te kunnen kiesen sijn geraakt, sij sig althoos so veel doenelijk tot defentie en tegenweer klaar sullen hebben te houden, om bij onverhoopte toevallen niet overrompeld te werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

2

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 6-14.

Dingsdagh den {17260108} 8e Januari] 1726, voormiddags.

Alle present, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo.

Door den secretaris deser Vergaderinge volgens ‘t aan hem geordonneerde in concept gebragt, en vervolgens geresumeerd sijnde het onderstaande placcaat:3

‘Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den Raad, doen te weeten:’

‘Dewijl ër bij veele ter oorsake van de langduurige en excessive droogte over het slegt gewasch van ‘t coorn werd geklaagt, en dat men uijt dien hoofde te gemoed siet of het niet wel soude kunnen gebeuren dat sommige onbarmhertige en baatsugtige menschen, schoon den graan ougst soo slegt niet komt uijt te vallen als men voorgeeft, egter op hoope dat hetselve, en om daar mede hun voordeel te doen, mitsgrs. de gevreesde of presumptive schaarsheijd van granen tot bereijking haarer schadelijke oogmerken te doen dienen, sig niet sullen komen te ontsien om, was het doenelijk, met het opkopen van coorn monopolie aan te regten, ten eijnde dat naderhand wederom aan de arme en noodlijdende gemeijnte op een onchristelijke wijse tot hooge en excessive prijsen te kunnen uijtkopen; soo hebben w’, ten aansien zulx in een welgestelde regeering niet te tolereeren, maar ter contrarie als een verderffelijk en het schadelijxste quaad te straffen is, om daar tegens te voorsien, goedgevonden en met den meesten dienst der E. Comp., soo wel als het nut deser goede ingesetenen overeenstemmende geoordeelt aan alle ende een igelijk wie het soude mogen sijn, sonder onderscheijd, te verbieden ende interdiceeren, gelijk op het scherpste g’interdiceert en verbooden werd bij deesen, dat niemand sig sal hebben te verstouten eenige de minste quantiteijt van graanen tot sodanige eijndens op te kopen, op paene dat de contraventeurs van dien, daar op agterhaald werdende, de verkopers niet alleen sullen verbeuren de waarde ofte cooppenningen van dien, mitsgrs. de copers de gekogte partij van ‘t coorn, te verdeelen een derde voor den officier, een derde voor den aanbrenger, en een derde voor de Raadkamer, maar dat ook daar en boven als pesten van het gemeene best arbitralijk sullen werden gestraft; ende op dat men sulx te beeter ontdecken mag, sal buijten de genietinge des voorsz derde parts van het geene ër sal werden verbeurt gemaakt, de naam des aanbrengers ook werden en blijven gesecreteert, alwaar ‘t schoon dat hij selfs hier in een deelgenoot mogt sijn.’

‘Verders werd ook aan een ider gerecommandeert en aanbevoolen alle de ingewonne tarw, rogge en garst, buijten het geene tot eijgen brood en zaaijkoorn nodig is, aan de E. Comp. te moeten leveren en opbrengen, om in de graan maguasijnen tegens de gewoonelijke prijsen ingeslage[n], en daar na bij benodigtheijd wederom na rato van iders gebruijk in diervoegen uijtgelevert te kunnen werden, sonder daar mede eenige koop, verkoop ofte handel onder malkanderen te mogen doen ofte drijven, veel minder hetselve aan ‘s Comps. passeerende scheepelingen, en wel bijsonderlijk die van vreemde natien, te debiteer[en,] verruijlen of te verhandelen, ten welken reguard[e] de voormaals gestatueerde ordres met de paenaliteijten daar bij vervat, op ‘t ernstigst werden gerenoveert, alsoo den uijtvoer van graanen in dese omstandigheijd van saken gantsch nadeelig, ja ruineus moet werden geagt.’

‘Ende op dat niemand hier van enige ignorantie soude kunnen pretendeeren, soo ordonneeren en begeren wij dat dese ter gewoone plaatse sal werden gepubliceert en alomme geaffigeert, alsoo wij zulx ten meesten nutte deses Gouvernements sodanig hebben bevonden te behooren.’

‘Soo is hetselve in diervoegen goedgekeurd, zullende derhalven na gewone publicatie alomme werden geaffigeert.4

Vervolgens is aan de huijsvrouwe, benevens de twee behuwd broeders van den burger Nicolaas Micker, aan wien ter oorsake van sijne kranksinnigheijd op haarlieder gedaan supplicq een klijn leedig staande vertrek in ‘s Comps. slave logie is geleend geworden, soo als bij resolutie van den 11e der jongst gepasseerde maand December komt te blijken, gepermitteert om denselven wederom uijt die bewaringe te doen ontslaan, vermits door haar vermeijnd werd dat hij sijn voorig verstand voor het grootste gedeelte weer gekregen, ende dat men oversulx geen swarigheijd meer van hem soude te wagten hebben.

Waar na ter ordre van den Heer Gesaghebber ter vergaderinge verschenen sijn de burgers die op bekomene licentie de bakneering ten behoeve deser ingesetenen in den voorledenen jaare hebben g’exerceert, dewelke op de afvrage van Sijn E. betuijgt hebbende dat sij het coorn tot nog toe niet boven de gewoone prijs hadden ingekogt, mitsgrs. dat niemand van haar eenige graanen meer in voorraad hadde, en dat door haarlieden d’ een door den anderen gerekent 5800 mudden tarw tot voortsetting hunner nering in een rondjaar soude benodigt werden, het backen voor desen jare wederom is geaccordeert, onder ernstige recommandatie van sorge te dragen om in ‘t vervolg het coorn mede niet hoger als tegens de ordinaire prijs in te kopen, op dat sij dus niet vervallen mogten in de penaliteijten bij het voorm. te publicerene placcaat vervat, en met ordre bovens dien dat door ider van haar alle Maandagen een getekent briefje ter secretarije sal moeten werden overgegeven, behelsende van wie en hoe veel coorn of meel sij in die week hebben gekogt ende ten haaren huijse ingeslagen, ten eijnde men dus in dese schraale tijden te beeter calculatie sal kunnen maaken of hetselve met de dagelijxe rapporten van de buijten wagt over eenkomende is, zullende ook een uijttreksel van gedagte rapporten alle weeken ter secretarije voormeld afgegeven werden.

Wijders is op de propositie van den Heer Gesaghebber goedgevonden en verstaan dat ër tegenswoordig met de overscheeping der goederen uijt het scheepje Spieringshoek in Westvriesland een begin sal werden gemaakt.

Gelijk verders ter consideratie het vlek van de Caab seedert eenigen tijd merkelijk in gebouwen is toegenomen, en dat oversulx de presente brandmeesters te wijnig in getal werden geoordeelt om in geval van brand, ‘t geen God genadig verhoede, alomme de behoorlijke ordres te kunnen stellen, nog gearresteert is dat boven het ordinaire getal tot mede brandmeester sal werden aangestelt den burger Paulus Artois.

Ende gemerkt ër uijt hoofde van den slegten coorn ougst desen jaare door den wijnigen aanvoer of leverantie van hetselve, tot leetweesen niet alleen overvloedige plaats in ‘s Comps. graanmaguasijnen leedig sal moeten blijven, maar dat men ook door behulp der boonen en erweten in cas van gevreesde noodsakelijkheijd met dat dienstige voedsel sig voor hongersnood soude bewaren, en ‘s Comps. verlegene scheepen die gebrek mogten hebben, daar mede in plaatse van brood of rijst voorsien kunnen, Soo is dierhalven vastgestelt en beslooten dat alle deselve weeder ten behoeve der E. Comp. zullen werden ingeslagen.

Den Heer Gesaghebber hebbende gelieven te communiceeren hoe hem berigt, einde van goederhand ter kennisse gebragt was dat ër tot Stellenbosch publicquelijk geslagt vleesch voor drie stuijvers het lb. soude werden verkogt, soo heeft men, aanmerkende dat sulx strijdig is tegens de gestatueerde en alomme geaffigeerde placcaten, die landdrost en heemraden niet onbekent kunnen, immers niet behoorden te sijn, best gedagt haarlieden onse bevreemdinge dieswegens bij missive te kennen te geven,5 te meer geconsidereert de groote bewegingen dewelke over die materie met het indienen van ‘t bewuste reqt. ten subjecte van de vrije slagtneeringe in haare vergaderinge sijn gemaakt, en het geene naderhand alhier in Raade door de heemraden Jacob Coetser en Willem Morkel op den 24e Julij laastl. is overgelevert, na dat men bevoorens, als gesegt, de saken ten platten lande hadde soeken in de war te brengen, omme dus de goede intentie deser Regeeringe, ende den goeden voet waar op de slagterije was gebragt, te dwarsbomen, kunnende dit geensints samengaan met de gegevene ordres aan gedagte heemraden, namentlijk dat sij de ingesetenen der buijten districten souden hebben te waarschouwen dat soo ijmand genegen was voor twee stuijvers ‘t lb., ingevolge de hoog geagte beveelen onser Heeren en Meesteren, vervat bij missive van den 17e Julij 1722,6 en het daar op gevolgt placcaat van den 6e April 1723,7 een rondjaar agter den anderen te slagten, deselve sig aan ons soude kunnen en moeten addresseeren, invoegen onse meijninge klaar en duijdelijk aan haarlieden te kennen gegeven is, maar dat dewijl deselve door dit slagten tegens drie stuijvers te buijten werd gegaan, men haarlieden op’t ernstigst gelast dese Regeering ten spoedigsten te moeten onderrigten hoedanig het hier mede is gelegen, op dat daar tegens sodanig kan werden voorsien als met den meesten dienst der E. Comp en het nut van de goede ingesetenen over eenkomende sal werden bevonden, sijnde het haaren pligt geweest om uijt beweginge van sulke onbehoorelijke handelingen des bewust weesende, desen Raade kennisse te doen hebben, en waaromtrent men haarlieden als nog gelasten sal redenen te geven waarom sulx is nagelaten, met bijvoeging van in bedenking te nemen of dit slagten nu geschiet om arme menschen te bevoordeelen, dan wel om rijke door die excessive prijs nog meer geld in de beurs te jagen, soo dat de quade intentien van de uijtdruckinge in het voorsz reqt. begreepen, te weeten dat men met drie a vier te verrijken, honderden sogt arm te maken, tegenwoordig niet duijster komen uijt te blinken.

Na het welke sijn geresumeert d’ extract notulen op den 7e deser maand in burgerchrijgsraade gehouden,8 werdende de daar bij gedane aanstellingen van de corporaals Jacob Marik9 en Jan Colijn tot sergeants in plaatse van Hendrik de Vries en Ernst Fredrik de Swart, soo wel als de optreeding der burgers Jan Mijndertsz Kruijwagen, de jonge, en Pieter Breda, in steede der twee eerstgem. tot corporaals, geapprobeert.

Laastelijk is op het gedane versoek van den burgerraad, Daniel Phijl, aan denselven toegestaan om ingevolge de verbintenisse die door hem met den gewesene burgerraad deser plaatse, Hendrik Donker,10 bij het transport sijner goederen,sub dato15 December 1721, is aangegaan, uijt slavernij in vrijdom te mogen stellen vier stux lijfeijgenen, met namen Anna van Bengalen en Julij van Ambon, mitsgrs. Moses en Alexander van de Caab, mits dat daar voor de gewoone borgtogt werde gestelt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

11

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 15-22.

Dingsdag den {17260115} 15e Januarij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Ter vergaderinge verschijnende de schippers der aanweesende scheepen Aagtekerk en Westvriesland , soo betuijgden deselve op de afvrage van den Heer Gesaghebber dat sijlieden geduurende haar aanweesen alhier niet alleen ten vollen genoegen hadden genooten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, maar ook sodanige andere benodigtheeden meer als tot het vervorderen haarer reijse dienstig waaren geweest, mitsgrs. die van Westvriesland daar en boven dat aan hem soo veel gereconvalisceerde manschap uijt het hospitaal die van de alhier verblevene van ‘t schip Ravesteijn sedert weeder tot hunne gesondheijd en in staat van dienst te kunnen doen sijn geraakt, waaren bijgeset, dat hij, als kunnende het met 44 a 45 man stellen, geen de minste swarigheijd maakte om deselve te ondernemen, gelijk den schipper van Aagtekerk ook verklaarde met sijne althans ophebbende 144 coppen met volkomen gerustheijd in zee te kunnen gaan; dog aangaande den dag haares vertreks verders gesprooken sijnde, betuijgden sij beijde daar toe niet voor Woensdag den 23e deser maand in gereetheijd te kunnen sijn, geconsidereert den eersten ter deser plaatse veel goederen hebbende moeten uijtscheepen, desselfs volk oversulx nog geen rust of tijd hadde gehad om de scheeps saken te verrigten, veel minder eenige ververssinge tot beeter conservatie van haare gesondheijd op de verdere reijse aan de wal te genieten, en dat den anderen geduurende den tijd dat hij om soo te spreeken geen, of immers seer wijnig volk hadde opgehad, ook geen de minste klarigheijd, dat nu eerst soude moeten begonnen werden, hadde kunnen maken, zulx men het voorenstaande overweegende, den monsterdag dier kielen tegens den voormelten tijd heeft moeten vaststellen, gelijk ook in het scheepje Spieringshoek hebben moeten gelaten werden 21 stucken canon tot onderlast, dewijl deselve volgens getuijgenis van gedagte schipper van Westvriesland daar in bij gebrek van ruijmte niet hebben kunnen werden overgenomen.12


Vervolgens is naar lectuure van het onderstaande versoekschrift, door den burger Paulus Artois gepresenteert:13

Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle onderdanigheijd te kennen UE.E. Agtb. seer ootmoedigen dienaar, Paulus Artois, burger deser Colonie, dat den selven met UE.E. Agtb. voorkennisse heeft laten meeten seker stuk huijs erf gelegen in dese Tafelvallij naast ‘s Comps. schuthok, groot negen en negentig quadraet roeden en 112 do. voeten, gelijk dit annexe caartje, door den landmeeter daar van gemaakt, breeder komt aan te wijsen, dierhalven neemt den supplt. de vrijheijd sig in alle onderdanigheijd tot UE.E. Agtb. te wenden, eerbiediglijk versoekende dat het deselve mogte behaagen hem genoemde stuk huijserf in eijgendom te geven.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Aan denselven het daar bij versogte stuk huijs erfs ter groote van 99 quadraat roeden en 112 do. voeten in eijgendom gegeven, onder de gewoone bepalinge dat ër ten eersten op sal moeten werden getimmert.

Waar na men heeft gelesen seeker reqte. door de burgers en gepermitteerde broodbackers, uijtgeno[men] de wede. Elias Kina, in de volgende bewoordinge overgegeven:14

Aan de E. Heer Besaghebber Jan de la Fontijn en de E. Politicque Raad deses Gouvernements.

15

‘Geeft met alle onderdanig respect UEd. Agtb. onderdanige en gehoorsame dienaren de zupplten. sijnde dese ondergetijkende gepermitteerde backers, in UEd. Agtb. Politicque Vergadering op den 8e deser maand Januarij 1726 laastleeden van d’ E. Heer Besaghebber en de Politicquen Raad agt dagen uijtstel gepresenteert, maar door ons misverstand niet aangenomen hebben, dewijl wij van den anderen niet wisten en in die zaak nie[t] vereenigt waaren, derhalven nemen wij nu de vrijmoedigheijd om UE. Agtb. dese geringe letteren op te offeren, dewijl UE. Agtb. ons heeft gepermitteer[t] indien wij een middel mogte uijtvinden voor ons als voor d’ E. Comp. en het gemeenen best, als dan zulx soude voorbrengen, en dat de backers niet meer als ordinarij prijs sijn koorn sal mogen kopen van de landbouwers, en dat wij alle weken souden moeten doen rapport van onse consumptie[n,] Zoo is ‘t dat wij gesamentlijk volgens schuldigen pligt met alle onderdaningheijd seer gaarne soude willen voldoen, maar onse zupplten. demoedig versoek is als dat d’ E. Comp. het coorn van de landbouwers gelieft aan te nemen, sonder dat ijmand van de backers sal mogen ijts kopen, soo versoeken wij de E. Besaghebber en den Politicquen Raad of zijlieden ons gelieven te begunstigen als dat wij het coorn per ordonnantie van d’ E. Comp. soude mogen ontfangen voor sodanige prijs als UE. Agtb. goed zult vinden, en de backers kunnen bestaan.’

‘(Was getekent) A. A. Jerf,16 Abraham Bleuset, Christiaan Rasp, Hs. Kriel,17 Pieter Jubbels,18 Maximiliaan d’ Huuvetter,19 Jochum Postumus, F. Bierman, Claas Langemaak.20

Over welkers inhoude geraadpleegt zijnde, is best gedagt dat men het versoek bij hetselve vervat, om goede redenen sal van de hand wijsen, en het besluijt aan dese tafel onder den 8e deser diesaangaande genomen, in volkomen stand en onveranderd houden.

Wijders produceerden den Heer Gesaghebber de jaarlijxe rek. der arme penningen, soo van Stellenbosch als Drakensteijn , sijnde van inhoude als volgt:

‘D’ Stellenbosse diaconij rekening so opgenomen en bevonden is op ulto. December 1725, en overgelevert aan den E. Agtb. Heer Gesaghebber en den E.E. Agtb. Raad &&a.’


Anno 1724, ulto. December was 't restant van cassa ƒ2970:12:-
1725 onder de godsdienst ontfangen ƒ750:05:-
Wegens verscheenen intres, giften, kerkelijke geregtigheeden &a. ƒ667:07:- ƒ4388:08:-
Uijtgaaf
Aan twee obligatien ƒ2200:-:-
Aan reparatie van de kerk, benodigtheeden, alimentatie der armen &a. ƒ464:-:- ƒ2664:-:-
Blijft in cassa voor 1726   ƒ1724:08:-
10 Obligatien, bedragende   ƒ5317:15:-
Verscheenen intressen   ƒ320:-:-
Kerkelicke ornamenten   ƒ201:10:-
    ƒ7564:01:-
Nota: Ter narigt word aangetekent dat Ariaantje Jansz[^21] in de cassa der armen berustende heeft en toekomt   ƒ2609:-:-
Somma der arme Penningen   ƒ4955:01:-

Anno 1724, ulto. December was 't restant van cassa ƒ2970:12:-
1725 onder de godsdienst ontfangen ƒ750:05:-
Wegens verscheenen intres, giften, kerkelijke geregtigheeden &a. ƒ667:07:- ƒ4388:08:-
Uijtgaaf
Aan twee obligatien ƒ2200:-:-
Aan reparatie van de kerk, benodigtheeden, alimentatie der armen &a. ƒ464:-:- ƒ2664:-:-
Blijft in cassa voor 1726   ƒ1724:08:-
10 Obligatien, bedragende   ƒ5317:15:-
Verscheenen intressen   ƒ320:-:-
Kerkelicke ornamenten   ƒ201:10:-
    ƒ7564:01:-
Nota: Ter narigt word aangetekent dat Ariaantje Jansz[^22] in de cassa der armen berustende heeft en toekomt   ƒ2609:-:-
Somma der arme Penningen   ƒ4955:01:-

‘Ter memorie word hier bijgevoegt dat de Eerw. kerkenraad aan Cabo goediglijk geleent hebben aan de diaconie, ter opbou[w] van de kerk, om ter gelegene tijd te rembourseeren, de zomma van ƒ4000.’

‘(Onderstont) Dese nagesien en accoord bevonden. (Was getekent) H. Beck, Jacobus de Lange, Jan Nel, Dirk Uijs en Wouter de Vos. (Lager) En uijt naam en last, UE.Eds. Agtb. gehoorsam[e] dienaar, (was getekent) Henricus Bek. (In margine) Stellenbosch , in onse kerkelick[e] vergadering, 1726/13 Januarij.’


Reekeninge van 't capitaal der Drakensteijnse diaconie, soo als bevonden is den 6e Januarij 1726.
Anno 1725, pmo. Januarij was het capitaal   ƒ6944:12:-
Daar bij is in dit jaar gekomen:
Aan aalmoessen ƒ509:04:-
Aan verscheene intressen ƒ372:-:-
Per testament en liberale gift ƒ48:-:-
Kerk en kerkhofs geregtigheeden, en 't verhuuren van doodkleet en baar ƒ64:08:-
Ook soo veel in kerke kassa van een tweede sakje, mitsgrs. kerk en kerkhofs geregtigheeden is bevonden ƒ1045:07:- ƒ2039:03:-
    ƒ8983:15:-
Hier van gaat af:
Aan de koster voor een jaar gagie, en een togt na de Caab   ƒ42:-:-
Resteert derhalven ulto. December 1725   ƒ8941:15:-
Bestaande in de volgende partijen, als:
In cassa aan contanten ƒ2369:15:-
Obligatien ƒ6200:-:-
Agterstallige intresten ƒ372:-:-
    ƒ8941:15:-

Reekeninge van 't capitaal der Drakensteijnse diaconie, soo als bevonden is den 6e Januarij 1726.
Anno 1725, pmo. Januarij was het capitaal   ƒ6944:12:-
Daar bij is in dit jaar gekomen:
Aan aalmoessen ƒ509:04:-
Aan verscheene intressen ƒ372:-:-
Per testament en liberale gift ƒ48:-:-
Kerk en kerkhofs geregtigheeden, en 't verhuuren van doodkleet en baar ƒ64:08:-
Ook soo veel in kerke kassa van een tweede sakje, mitsgrs. kerk en kerkhofs geregtigheeden is bevonden ƒ1045:07:- ƒ2039:03:-
    ƒ8983:15:-
Hier van gaat af:
Aan de koster voor een jaar gagie, en een togt na de Caab   ƒ42:-:-
Resteert derhalven ulto. December 1725   ƒ8941:15:-
Bestaande in de volgende partijen, als:
In cassa aan contanten ƒ2369:15:-
Obligatien ƒ6200:-:-
Agterstallige intresten ƒ372:-:-
    ƒ8941:15:-

‘Item, eenige ornamenten en materialen tot de kerk behoorende, welk dagelijx gebruijkt worden en verslijtinge onderworpen, tot geen somma konnen gebragt worden, dus alhier alleen opgebragt werde per memorij.’

‘Hier tegen is dese diaconie schuldig aan de diaconie van Kaap de Goede Hoop, wegens sonder intrest geleende penningen, de somma van agt duijsent guldens Kaapse valuatie, segge ƒ8000.’

‘(Onderstont) Aldus gerekent en nagesien in vollen kerkenrade aan Drakensteijn , den 6e Januarij ao. 1726. (Was getekent) Lambertus Slicher, Jean Durand, Hnus. Bosman, S. W. v. M., Mattijs Strijdom, Pieter Joubert, Steven Marais, David de Villiers, Jaen Bastiae[n]se, Charle Marais.’

Die men verstaan heeft dat na de jaarelijxe usantie copieelijk naar het vaderland zullen werde[n] gesonden.

Laastelijk is op de voorstelling van den Heer fiscaal indep[en]dent, Adriaan van Kervel, nog gearresteert en beslooten dat ten aansien bij het vigeerend generaal placcaat enige nodige articulen, vervat in de jongst g’emaneerde placcaten, ontbreekende sijn, hetselve door Sijn E. beneven[s] d’ E.Es. Nicolaas Heijning en Hendrik Swellengreb[el] sal werden geresumeert, van het overtollige gesuijvert, en met het dienstige geamplieert, omme daar na gepubliceert en sodanig alomme geaffigeert te werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 23-25.

Woensdag den {17260116} 16e Januarij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Geleesen zijnde het versoekschrift door den capn. van het Deens schip de Coningin Anna Sophia in de volgende bewoordinge overgegeven:

Aan den Edele Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements.

‘Geeft met veel eerbied te kennen den ondergetek. capn. van ‘t hier ter rheede leggende Deens schip de Koningin Anna Sophia , dat denselven ophebbende 28 sieken, voor welke sieken seer nedrig werd versogt dat den ondergetekent mag gepermittert werden vers vleesch en verdere ververssingen voor haar te mogen kopen.23

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘(Onderstont) Verblijvende, Edele Heer, UE.E. dienstschuldiger dienaar. (Was getekent) Niels Hofman. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 16e Januarij 1726.’

Soo heeft men het daar bij gedaane versoek om voor 28 sieken eenige ververssing van vleesch en groente bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters, dewelke daar op gehoord, verklaarden het eerste sonder nadeel va[n] d’ E. Comp. te kunnen leveren, en de andere ingesetene[n] onder de gewone bepalinge te mogen inkopen, geaccordeert.

Sijnde wijders op het instantelijk versoek van de schippers Abraham van Bodegom en Jan Simonsz Afslager, vermits den eersten meerder inclineert om na Batavia te vertrecken, ende den anderen omme de reijse na Rio de la Goa te ondernemen, aan deselv[e] toegestaan en gepermitteert om tegens malkanderen van bodemken te mogen verwisselen, mits dat alvoorens de verandwoording van haare onderhebbende kieltjes, Spieringshoek en Westvriesland , met de daar in sijnde goederen, soo van ladinge, equipagie, victu[alie] als andersints, mitsgrs. penningen tot inkoop van ververssing op de reijse mede gegeven, door den en aan den anderen behoorlijk werde overgegeven, tot welkers bijwooninge den schipper Harmanus Clumper, benevens den equipagiemeester, Jacobus Möller, door den Heer Gesaghebber zijn gecommitteert.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 26-34.

Woensdag den {17260116} 16e Januarij 1726, ‘s namiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo, benevens den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz;assumptisden coopman en gedesigneerd opperhoofd voor Rio de la Goa , Jan de Conink.

Geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat de vergaderinge door Sijn E. ten principale was belegt ter lectuure der missive deesen dag per den hoeken de Zeepost van Rio de la Goa aangebragt,24 mitsgrs. omme vermits het arrivement van den coopman, Jan de Conink, als gedesigneerd opperhoofd van Rio de la Goa , aan denselven ter handen te kunne[n] stellen sodanige papieren als hier, dat comptoir betreffende, copieelijk in gereetheijd sijn gebragt geworden, bestaande uijt alle de ingekomene en uijtgegane brieven in ‘t generaal, seedert dat gem. plaats in possessie genomen is, benevens de principaalste bijlagen van speculatie en eenige memorien en rapporten daartoe relatief, gelijk die op den ondervolgenden inventaris gespecificeert staan:25

‘Memorie der papieren dewelke alhier in copia authenticq sijn ter handen gestelt aan het gedesigneerd opperhoofd van Rio de la Goa , de Heer Jan de Conink, onder dato den 16e Januarij 1726.’

‘Extract uijt de missive gesz door den Commissaris Generaal, d’ Heer Hendrik Adriaan van Reede, Heer van Mijdregt &a.,26 aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en, dato pmo. December 1688, wegens het prepareeren van den indigo.’

‘Extract onderrigting en ordre voor den boekhouder, Hermanus van der Needen &a., over dat selfde subject.’

‘Relaas van de baij op Rio de la Goa .’

‘Relaas van Nicolaas Almeede, vrijswart, in dato 8e Februarij 1690, weegens desselfs togten van Mosambicque na gem. baij De la Goa en Maniez .’

‘Verhaal van Theunis Gerbrantsz van der Schilling, nopende het verongelucken van ‘t galjoot de Noord in de togt na Terra de Natal en Rio de la Goa ,27 gedateert 8e April 1690.’

‘Beschrijving van de Caab St. Maria , Terra de Natal en de river Soequilla , mitsgrs. Zuijd Natal , overgegeven door den Engelschen piloot, Thomas Greij.’

‘Extract uijt het dagregister gehouden bij den opperstuurman, Pieter Claxton, op ‘t schip Jan en Maria , varende van Madagascar na de cust van Monomotapia de le Goa .’

‘Rapport verleend door Ferdinandus Marchand, corporaal, benevens Fredrik Jansz en Gerri[t] van der Pijpen, mattroosen, aangaande het verongelucken van ‘t schip Bennebroek .28

‘Instuctie voor den coopman, Claas Nieuhof, gedesigneerd opperhoofd van Rio de la Goa .29

‘Africaans berigt opgesteld door Isaacq Johan Lamotius.30

‘Rapport van twee swarten, gent. Philip Dios en Emanuel, den eenen gebooren tot Mosambicque , en den anderen in ‘t land van Chivalle .’

‘Rapport van den gesaghebber, Jurriaan Cloppenburg, en den adsistent, Jan van de Capelle, zijnde geweest opwaards in de rivier St. Espriet , gelegen om de N.Ot. van ‘s Comps. logie.’

‘Rapport van die selfde persoonen wegens haar tweede togt in gem. rivier.’

‘Rapport van den gesaghebber, Jurriaan Cloppenburg, en den vaandrig, Jan Michel, zijnde geweest in Rio …,31 leggende ten zuijden van Rio de la Goa en in deselve baaij.’

‘Rapport van gedagte persoonen, hebbende geweest in ‘t land van Tembo , opwaarts in Rio de la Goa .’

‘Journaaltje van ‘t voorgevallene in ‘t opvaaren der Rivier St. Espriet tot aan de negerij van den capn. Mainisse.’

‘Rapport van den gesaghebber, Jurriaan Cloppenburg, van de Baij la Goa en de rivieren van dien &a.,de dato2e October 1721.32

‘Relaas of memoritje van het voorgevallene aan Rio de la Goa , seedert pmo. Maart tot het vertrek der zeerovers, sijnde den 24e Junij 1722, opgestelt door Jan van de Capelle.33

‘Relaas door denselven geformeert ten subjecte van de negotie, landstreeken &a. van ‘t comptoir op Rio de la Goa , gedateert 3e Augustus 1723.’

‘Rapport of journaaltje van den bergwerker, Johan Diederik Horn, weegens zijn verrigting omtrent het ondersoeken der vallende mineralen op Rio de la Goa .34

‘Dagregister van ‘t voorgevallene op de aldaar ondernomene landtogt na de goudvoortbrengende landen.35

‘Berigt aangaande het prepareeren der aloe.36

‘Eijsch door den bediendens op Rio de la Goa van hier gedaan met de bregantijn Fijenoordt onder den 26e September 1725.’

‘Eijsch van als vooren met den hoeke[r] d’ Zeepost den 18e December daar aanvolgende.’

‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, datum als boven. (Was getekent) J. d. Conink. (Lager) Door mij op bovengenoemden datum ter ordre van den Heer Gesaghebber en den Raad sodanig overgegeven, (en getekent) R. Tulbagh, secretaris.’

Welke lectuure en overgave geschied zijnde, soo wierd door den Heer Gesaghebber aan gem. coopman De Conink verders voorgehouden dat bij aldien Sijn E. eenige saken wist voort te brengen, streckende ten dienste onser Heeren en Mesteren, en tot nut van het comptoir op Rio de la Goa , men hetselve seer gaarne van hem soude verwagten, ende in alles na vermogen de behulpsame hand bieden, met verdere serieuse recommandatie van daar over[r] sijne gedagten nevens ons met ernst te laten gaan, en omtrent sijn persoon sig ten spoedigste doenelijk te vervaardigen, om benevens den ingenieur, Samuel Augier, van hier na derwaarts te kunnen vertrecken, op dat alsoo de belangens der E. Comp. aldaar met den vereijschten ijver en candeur sonder vertraginge konden werden voortgeset, en dat met de verwagt werden[de] nascheepen of wel het theeschip kennisse na het vaderland konde werden gegeven van haare bevindinge ter dier plaatse, waar op door gesegden coopman De Conink geantwoord wierd dat hij de voormelte aan hem ter hand gestelde papieren eerst eens soude doorleesen, eenige speculatien daar inne ontmoetende, deselve voordragen, ende vervolgens sig buijten tijd versuijm tot vertrek klaar maken.

Werdende daar na door Sijn E. versoek gedaan dat bij het eerste af te gaane schrijvens aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Gecommitteerdens tot den handel op Rio de la Goa en Terra de Natal , mogte werden voorgedragen en Haar Edele Groot Agtb. g’eerde ordres eerbiedig versogt hoedanig ër ten opsigte sijner gagie, sijnde ƒ80 ter maand, sal moeten gehandelt werden, of namentlijk deselve in qualiteijt als opperhooft van Rio de la Goa aan hem in diervoegen bij continuatie sal werden goedgedaan, dan wel of men die vermits hij als schipper afgetreden, ende het gesag over het schip Beekvlied volgens de ordre aan den opperstuurman, Jan de Haan, overgegeven heeft, ter dier oorsake in ‘t vervolg tot het ordinaire coopmans tractement a ƒ60 of 65 maandelijx sal moeten reduceeren, ‘t geen aan hem is geaccordeert, gelijk mede sodanige emolumenten als een capiteijn gewoonelijk geniet, in selver voegen als die aan den ingenieur, Samuel Augier, werden gegeven, zullende inmiddels het maandgeld a ƒ80 bij provisie en ter approbatie van welgem. Haar Edele Groot Agtb. onverandert werden gelaten.

Ende geconsidereert de reijse door hem over den landweg tot een spoediger voortsetting in het verhandelen der saken rakende de expeditie op Rio de la Goa ondernomen is, is laastelijk ten sijnen versoeke nog goedgevonden dat men de wagenhuur die daar voor heeft moeten betaalt werden ten bedrage van Rds. 35, uijt ‘s Comps. cassa sal laten voldoen.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. DE CONINK.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 35-37.

Donderdag den {17260117} 17e Januarij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo, door indispositie.

Wierd door den Heer Gesaghebber ter vergaderinge overgelegd ende g’exhibeerd de seer g’eerde missive van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering, onder den 22e October des voorleeden jaars aan Sijn E. en deesen Raade geschreeven,37 en ons op gisteren avond met het schip de Wendela toegebragt, waar bij Haar Wel Edele Groot Agtb. ons onder anderen gelieven ter kennisse te brengen dat het Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heren 17en bij haaren gevenereerden brief van den 16e October 1724 hadde behaagt den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal, Henrik Zwaardecroon,38 op Zijn Edelheijts aanhoudende ernstige instantien van dat importabel bestier op de honorabelste en reputatieuste wijse te ontslaan, en weeder tot dat hoogwigtig ampt van Gouverneur Generaal van Nederlands India te verkiesen ende te eligeeren den Hoog Edelen Heere Eerste Raad en Directeur Generaal, Mattheus de Haan,39 mitsgrs. dat ingevolge de voorm. gerespecteerde ordre op den 7e Augustus laastl. in Raade van India door eerstgem. Sijn Hoog EdeIheijd den Heere Gouverneur Generaal, Henrik Zwaardecroon, het voorsz generale Indiase Gouvernement met dies ap en dependentien onder de vereijschte solemniteijten was getransporteerd en geresigneerd aan Sijn Hoog Edelheijts successeur, den presenten Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal, Mattheus de Haan, na dat Sijn Hoog Edelheijd alvoorens afgelegd hadde den eed tot die aansienelijke chargie bij den generalen articulbrief gestatueerd,40 en dat Haar Wel Edele Groot Agtb. nevens alle ingesetenen dier landen ontslagen waren van den eed voormaals aan Sijn Hoog Edelheijt, den Heere Henrik Zwaardecroon, op desselfs introductie in het generalaat gedaan, en daar op ingevolge de permanente ordre den eed van getrouwigheijd en onderdanigheijd aan den tegenwoordigen Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal, Mattheus de Haan, weder hadden afgelegt. Met bijgevoegde ordre en bevel dat wij op de receptie deser missive en het daar nevens leggende extract uijt de generale resolutien van den 7e der gedagte maand Augustus dieswegens in Raade van India ter neder gestelt,41 alle ende een igelijk hier van publicq kennisse souden hebben te geven, met voorleesing van het voorm. extract resolutie, en dat wij voorts alle, mitsgrs. de verdere ministers en dienaren van d’ E. Comp., soo van de pen als den deegen, de zeevaard &a., nevens alle burgers en ingesetenen gehoorende onder den Nederlandschen staet, in Vergaderinge insgelijx souden afleggen en doen afleggen den eed van getrouwigheijd en onderdanigheijd aan den voormelten Hoog Edelen Heer Gouverneur Generaal, Mattheus de Haan, volgens het voorschrift ons door Haar Wel Ed. Groot Agtb. in copia authenticq gesuppediteert, voor af vermelding gedaan sijnde dat sijlieden alle door den afgetreedenen Hoog Ed. Heere Gouverneur Generaal, Henrik Zwaardecroon van den eed aan Sijn Edelheijd voor desen gepresteert, ontslagen sijn geworden, op dat een ider mag weeten wie hij voortaan als sijnen Gouverneur Generaal sal hebben te erkennen, eeren, respecteeren ende gehoorsamen.

Welke periode uijt de gesegde missive, mitsgrs. ‘t voorn. extract resolutie wijders door den Heer Gesaghebber in Raade van woord tot woord opentlijk opgeleesen, en den inhoud van dien de leeden deser Vergaderinge voorgehouden weesende. Soo is daar op unanime gearresteert ende beslooten dat men in naarkominge van dese Haar Wel Ed. Groot Agtb. hoogst geagte ordre van stonden aan alle, soo militaire als burger officieren, en die geene dewelke eenig verder gesag ofte administratie souden mogen hebben, door den geregtsboode sal laten waarschouwen en aanseggen dat sijlieden haar toekomende Maandag den 21e deser maand des morgens voor negen uuren ten deesen Casteele sullen hebben te vervoegen, ten eijnde den eed in voegen voorsz af te leggen; en wijders dat het meergem. extract resolutie in presentie van het heele guarnisoen ende burgerije duijdelijk sal werden afgeleesen en gepubliceert.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 38-40.

Vrijdag {17260118} 18e Januarij 1726.

De onderstaande reqten. ter ordre van den Heer Gesaghebber door den eerste clercq aan de leeden des Raads vertoond en daar benevens haar advijs gevraag[t] zijnde:42

To Mijn Heer La Fontijn, Govr. and Councell,

‘The inclosed contains the names of thirtij seve[n] men siek, belonging to the Greenwich , under mij command, I therefore humblij beg leave for a supplij of nesecsarij refreshments for them.’

‘Being, (onderstont) Gentlemen, ijour most humble servt. (Was getekent) Richd. Lasinbij.43

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

To Mijn Heer La Fontijn, Govr. and Councell,

‘The inclosed contains the names of fifteen men siek, belonging tho the Duke of Jorke , under mij command, I therefore humblij beg leave for a supplij of nesecsarij refreshments for them.’

‘Being, (onderstont) Gentlemen, ijour most humble servt. (Was getekent) Geo. Thornhill.44


Soo is, na dat dies inhoude door Haar E.Es. behoorlijk was geresumeert, eenpariglijk verstaan dat aan den capn. van het Engels schip Greenwich voor sijne aangebragte 37 sieken, mitsgrs. aan die van The Ducq of Jork voor desselfs ophebbende 15 ongesonde, sal werden gepermitteert om volgens gebruijk driemaal ‘s weeks een pond vleesch voor ider hoofd bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters te mogen inkopen, als hebbende deselve alvoorens op expresse afvrage van den Heer Gesaghebber betuijgt dat sulx sonder nadeel van den dienst der E. Comp. konde geschieden, als mede bij de andere ingesetenen een wijnig groente na proportie, onder dese restrictie nogtans dat ër van het een en ander behoorlijke lijsten zullen moeten werden overgegeven.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, J. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 74, pp. 41-43.

Maandag den {17260121} 21e Januarij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Navolgens het geresolveerde van laastleeden Donderdag den 17e deser maand, Zoo is huijden morgen ter vergaderinge nogmaals vastgestelt de solemniteijten en ‘t ceremonieel daar bij vervat aangaande de voorstellinge en het doen van den eed van getrouwigheijd en onderdanigheijt aan Sijn Hoog Edelheijd den tegenwoordigen Heere Gouverneur Generaal, Mattheus de Haan, op te volgen en ter uijtvoeringe te stellen. In conformité van het welke, soo heeft eerst den Heer Gesaghebber, Jan de la Fontaine, in presentje ende ten overstaan van de presente leeden des Politicquen Raads (den E. capn., Kaje Jesse Slotsboo, in den gepasseerden nagt sijnde komen te overlijden) den behoorelijken eed na het voorschrift ons van Batavia toegesonden, gepresteerd, en hebben daarna alle de raadspersoonen, soo van Politie eerstelijk, als vervolgens van Justitie, mitsgrs. de militaire en burger officieren (die van Stellenbosch en Drakensteijn uijtgesondert, als vermits de kortheijd des tusschen tijds niet present, maar tegens Dingsdag den 29e deser bij missive daar toe op ontbooden sijnde)45 als mede verdere gequalificeerde bediendens, hoofd voor hoofd en elk in ‘t bijsonder, na dat sij alle eerst door den Heer Gesaghebber waaren vermaand en aangesegt dat een igelijk van den eed voormaals aan den nu afgetredenen Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal, Henrik Zwaardecroon, gedaan, uijt desselfs name (gelijk aan alle ministers en ingesetenen van Nederlands India door hoogstgem. Sijn Oud Edelheijd gedaan is) was ontslagen, aan handen van Sijn E. den eed agtervolgens gem. voorschrift mede solemneelijk afgelegd. Na welkers verrigtinge de gantsche vergadering opstond, gaande na de puije deser Fortresse, alwaar de burgerij[e] vergaderd, en de heele militie onder haare twee vaandels in de wapenen gerangeerd stond, aan dewelke eerst na voorgaande clockroering het ceremonieel in ‘t extract der generale resolutie des Casteels Batavia van den 7e Augustus des voorleeden jaars begreepen, en ons ten desen eijnde door Haar Wel Ed. Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeeringe van daar mede toegesonden, publicq is voorgeleesen en bekent gemaakt werdende daar na Sijn Hoog Edelheijd den tegenwoordigen Heere Gouverneur Generaal, Mattheus de Haan, onder serieuse vermaning van een iders pligtbetragting door den Heer Gesaghebber De la Fontaine voorgesteld, ‘t geen door de heele gemeijnte volveerdig beamend wierd; waar op voorts drie salvos uijt de musquetterije gedaan, en al het canon deses Casteels op de wallen leggende, en vervolgens van alle de hier ter rheede geankerde ‘s Comps. scheepen en vaartuijg wierd losgebrand, treckende de militie wijders weder behoorlijk af en ider na sijn bescheijden plaats, mitsgrs. den Heer Gesaghebber, verselt van alle de raadsleeden en verdere bediendens soo van d’ E. Comp. als burgerije, na des Gouverneurs ledig staande wooninge, alwaar deselve ter maaltijd vrindelijk wierden getracteerd, onder eerbiedige en genegentlijke toewenschinge des herten dat Sijn Hoog Edelheijd den Heere Gouverneur Generaal, Mattheus de Haan, dit swaarwigtig, eminent en hooge bestier met een volmaakte gesontheijd, door den zeegen des Alderhoogsten onderschraagd, een lange reex van jaaren met een geluckige en heijlsame Regeering, ten meesten dienste van de generale maatschappij en het welsijn onses lieven vaderlands bekleeden mag, en alle desseijnen ten voorsz eijnde gewenscht en voorspoedig uijtvoeren, waar mede dan dese plegtigheeden g’eijndigt sijn geworden.

Aldus gedaan, gearresteert en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 44-56.

Dingsdag den {17260129} 29e Januarij 1726, voormiddags.

46

Alle tegenwoordig, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

De schippers der ses aanweesende met coffij en thee beladene vroege retourscheepen Boekenroode , Lugtenburg , Petronella Alida , Noordbeek , den Dam en Haaxburg , sorteerende onder de wimpel van den coopman, Wigbold Slicher Anthonijzoon,47 (die sig aan haarlieder sustenue, als geen zeeman sijnde, bevoorens heeft gedefereert) ter vergaderinge verscheenen, en door den Heer Gesaghebber voorgehouden sijnde wannee[r] sijlieden de reijse na ons lieve vaderland soude kunnen voortsetten, met bijvoeging en ernstige recommandatie van daar omtrent alle mogelijke diligentie, sonder het minste tijd versuijm aan te wenden, soo wierd door deselve eenpariglijk betuij[gd] dat sij daar inne niet souden mancqueeren, maar dat het haar egter onmogelijk was voor den 25e deser lopende maand Februarij daar toe in gereetheijd te kunnen zijn, geconsidereert ër aan alle haare onderhebbende bodems, uijtgenomen Haaxburg , dat geene defecten heeft, veel reparatie en verstrecking van ronthout, als aan Boekenroode een boven blinde en bagijn[e] rhaa, Lugtenburg een nieuwe blinde en bramszeijl rhaa, Petronella Alida een focke en onderblinde rhaa, Noordbeek een voorsteng, en den Dam een groote rhaa en voorbramsteng, sal moeten werden gedaan, en dat bovens dien het schip Noordbeek ter oorsake van desselfs rankheijd een goede parthij ballast sal moeten innemen, waar over gedelibereert, en in aanmerkinge genomen weesende dat ër met het klaarmaken van het voorm. rondhout veel tijd sal moeten heen lopen, te meer dewijl onse beste timmerlieden na de Saldanhabaij tot behulp der aldaar vertoevende bodems afgesonden sijn, en ter dier plaatse nog werden opgehouden, soo heeft men niettegenstaande de ijverige begeerte tot een vroeger depesche, den monsterdag dier kielen tegens den voorm. 25e Februarij moeten vaststellen, alsoo bij verklaaringe van expresse gecommitteerdens tot visitatie derselver benoemd geweest, de necessiteijt der gedagte reparatie komt te blijken, zullende op het instantelijk versoek van de voorwaarts genoemde scheepsopperhoofden aan haar ook voor anderhalve maand provisie van versche erweeten en boonen, ten aansien men daar van nog reedelijk voorsien is, even als in den voorledenen jaare is geschiet, werden verstrekt.

Vervolgens is mede ter vergaderinge binnen gekomen den schipper van het ter rheede leggende schip Opperdoes , dewelke op de vraage van den Heer Gesaghebber quam te betuijgen dat hij geduurende sijn aanweesen alhier voor desselfs scheepsvolk ten vollen genoege hadde genooten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, boven ende behalven sodanige andere benodigtheeden als hem tot het vervorderen der Batavisse reijse dienstig gewees[t] waaren, en dat hij die gevolglijk aanstaend[e] Maandag den 4e Februarij met volkomen gerusthe[ijd] zoude kunnen ondernemen, weshalven naa[r] gehoudene besoigne verstaan is dat men dien bodem ter gem. tijd van hier sal dimitteeren.48


Ingevolge het raadsbesluijt van den 17e deser maand, sijn daarna binnen gekomen landdros[t] en heemraden met haar secretaris, mitsgr[s.] de gesamentlijke burger officieren der drie compagnien van Stellenbosch en Drakensteijn , door wien den eed van getrouwigheijd en onderdanigheijt aan Sijn Hoog Edelheijd den jegenwoordigen Heere Gouverneur Generaal, Mattheus de Haa[n,] uijtwijsens het voorschrift ons van Batavia ten dien eijnde overgesonden, is gepresteert en afgelegt.

Werdende verders geleesen het andwoord van gedagte landdrost en heemraaden op het geordonneerd[e] deser Regeeringe, vervat bij resolutie van den 8e der presente maand Januarij, aangaande het publicquelijk verkopen van vleesch in den dorpe van Stellenbosch tegens 3 stuijvers het lb., zijnde van de volgende bewoordinge:49

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Naar dat door den eerst ondergetekenden in onse vergadering was geproduceert en vervolgens geleesen geworden UWEdele en E. Agtbres. hoog g’eerde letteren van den 8e Januarij deses jaars, quam ons tot groot leetweesen te vooren Haar Ed. Agtbres. misnoegen t’ onswaarts, ter sake contrarie de daar tegens g’emaneerde placcaaten in den dorpe van Stellenbosch publicq teegens 3 stuijvers het lb. schaapen vleesch wierd verkogt, sonder dat diesaangaande door ons ooijt aan Uw Edele Agtbres. was verslag gedaan.’

‘Op ‘t welke schultpligtig willende dienen voor antwoord de ondergetekendens in onderdanigheijt seggen dat haarlieden niet onbewust is dat den burger Joost Hendriksz van Rheenen50 eenige tijt herwaarts nu en dan een schaap geslagt, ende daar van aan sommige der dorpelingen een gedeelte heeft overgedaan na rato dat hem ‘t geheel quame te staan, edog dat ons nooijt, ‘t sij bij klagte der burgers als anders, is te vooren gekomen, tot welken prijse hij ‘t lb. vleesch quame te debiteeren, veel min dat hetselve publicquelijk door hem verkogt en bij de inwoonders tot gesegde prijs van drie stuijvers soude sijn betaalt geworden.’

‘Dan om UEd. Agtb. naar behooren te konnen informeeren hoe het met dese slagterije geschaapen is, hebben wij voorsz Joost Hendriksz ter vergaderinge doen roepen, en aldaar verscheenen sijnde, afgevraagt wie hem tot het publicq verslagten van schapen vlees teegen 3 suijvers ‘t lb. hadde gequalificeert ofte verlof gegeven, die in substantie heeft geantwoord dat hij nooijt publicq hadde geslagt, veel mi[n] tegen een gesetten prijs van drie stuijvers (als daar geen consent toe hebbende) het lb. vlees verkogt, maar dat hij op ‘t versoek van eenige der inwoonders omme nu en dan van vers vleesch gerieft te konnen werden, somtijts wel een, en ten uijttersten twee schaapen ter week heeft geslagt, waar van aan dese en geene der dorpelin[gen] een gedeelte heeft overgedaan, ende sulx na rat[o] het gewigt, ende het kostende van ‘t geslagte schaap, alleen met bewilliging van de andere den afval voor sijne moeijte van dese slagterije profiteerende; ontkennende nogtans geensints dat hem het vleesch somtijts tegen 5 groot en ook tegen 3 stuijvers ‘t lb. is betaalt geworden, aangesien de schaapen bij tijde seer slegt weesend[e] en nogtans door hem teegen ƒ9 ‘t stuk betaalt sijnde, ‘t vleesch, sonder daar op te verliesen, niet onder sodanige prijs konde gegeven worden.’

‘Uijt het welke of schoon blijkende dat in plaatse van publicquelijk te slagten, door Joost Hendriksz van Rheenen niet anders is gedaan als voormaals en van ouds her bij dese of geene der burgers in desen dorpe woonagtig, tot elkanders gerief ten tijde onser antecesseur onverhindert is verrigt geworden; Soo is hem niet te min al sulx verbooden tot tij[d] en wijle hij daar toe van Uw Edele Agtbres. sal hebben verlof bekomen.’

‘Dit is, E. Agtb. Heer en Heeren, ‘t geene ons van dese slagterije is bewust geweest, en ‘t welke wij schultpligtelijk bij deesen aan Uw Edele Agtb. sijn berigtende, met het welke nogtans tot nu toe toegelaaten te hebben, soo de ondergetekendens mogten misdaan hebben, sij ootmoediglijk desweegen excus versoeken en Uw Ed. Agtbres. bidden te gelooven dat nog zulx nogte haare stilswijgentheijd geduurende dit slagten is herkomende geweest uijt eenige insigten, ofte omme Uw Edele Agtbres. in haare agtinge (die w’ deselve als onse gebiedende Overigheijd verschuldigt zijn) te verkorten, maar wel, gelijk wij Uw Ed. Agtbres. verseekeren, dat diergelijken verkoop van vleesch onder de dorpelingen van Stellenbosch ten tijde onser voorgangers onverhindert gepasseert sijnde, wij met deselve toe te laten, geensints hebben gedagt te misdoen; sullende dan in ‘t vervolg sorge draagen dat diergelijx sonder Uw Edele Agtbres. toestemminge en voorgaande consent bij niemand sal werden ondernomen ofte werkstellig gemaakt.’

‘Hoopende dat wij UEd. en Agtbs. hier mede voldoening op derselver g’eerde missive sullen hebben gegeven, weshalven dese bekortende, w’ Uw Ed. Agtbres. in de hoede des Alderhoogsten beveelen - - - (Was getekent) Mus. Bergh, Johs. Louw, Jan Botma, Philip Morkel, Jan Nel, Wr. de Vos, Teunis Bota, Matthijs Krugel, S. W. v. M. (In margine) Stellenbosch , den 21e Januarij 1726.’

Over welkers inhoude geraadpleegt weesende, best gedagt is dat men de gegevene ordres ten dien subjecte, namentlijk dat niemand het vleesch voor meer dan 2 stuijvers ‘t lb. sal mogen verkopen, ten vollen stand sal doen houden, ende dat oversulx het debiteeren van dien tegens hoger prijs aan den burger Joost Hendriksz van Rheenen, mitsgrs. alle ende een igelijk verbooden blijven sal.

Wijders is op het schriftelijk versoek van burgerraden deser plaatse goedgevonden dat er ten haaren behoeve tot gebruijk van de coorn windmoolen vier moolensteenen en twee ijsere spillen bij den eerst af te gaanen eijsch van onse Heeren en Meesteren zullen werden gepetitioneert.

Ende geconsidereert door het overlijden van den Heer capiteijn, Kaje Jesse Slotsboo, die het presidium van weesmeesteren seedert het afsterven van de Hee[r] hooftadministrateur, Abraham Cranendonk, waargenomen heeft, dat ampt is komen open te vallen, en dat gevolglijk gem. collegie noodsakelijk van een ander president sal moeten werden voorsien, tot hetwelke den Heer Gesaghebber vermits sijne menigvuldige besigheeden niet kan vaceeren, Soo is derhalven naar deliberatie besloten en best gedagt dat den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, met die bedieninge sal werden bekleed, tot tijd ende wijle dit Gouvernement wederom met een Gouverneur en secunde gemunieert sal weesen.

Gelijk vervolgens om even deselfde redenen als ten dien reguarde bij resolutie van den 8e deser maand staat aangeteijkent, nog gearresteert en vastgestelt is dat den burger Johan Zacharias Bek tot mede brandmeester sal werden g’eligeerd.

In conformité der goedgunstige qualificatie door Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en, bij Haar Edele Hoog Agtb. g’eerde missive van den 28e September des voorleeden jaars51 aan dese Regeering verleend, heeft men in aanmerkinge dat den guarnisoen boekhouder, Olof de Wet, tot nog toe, en altoos volkomen genoegen in het waarnemen sijner bedieninge heeft gegeven, denselven op sijn gedaan supplicq tot ondercoopman met ƒ40 ter maand gevordert, onder een nieuw verband van drie jaren, na expiratie van sijn verbonden tijd aanvank staande te nemen.

Judith Christina Klink,52 huijsvrouw van den gerepatrieerden oud burgerraad, Valentijn Klijnveld, bij reqte. versogt hebbende53 omme benevens haare twee kinderen, den burger Johannes Theophilus Roglits54 en sijne huijsvrouw, Maria Klijnveld,55 insgelijx met het schip den Dam naar het vaderland te mogen overvaaren, Soo is haar hetselve, mits betalende de gewoone transport en costpenningen, geaccordeert.

Na het welke geleesen is seeker versoekschrift door den adsistent, Nicolaas Leij,56 gepresenteert, waar bij denselven versoek komt te doen omme vermits ruijme tijdsexpiratie met de qualiteijt van boekhouder te mogen werden begunstigt, over welkers inhoude geraadpleegt, en overwogen sijnde dat gemelte persoon sig geduurig met veel vigilantie en naarstigheijd van sijn opgelegden pligt ter secretarije van politie gequeeten heeft, is uijt dien hoofde daar inne geconsenteert, in selver voegen als den adsistent, Pieter Lourensz, als hebbende nu eenigen tijd den dienst van adjunct bij den Heer fiscaal independent behoo[r]lijk waargenomen, ook tot boekhouder is gevordert, beijde met ƒ30 maandelijx en een nieuw vijfjarig verband; sullende bovens dien door gedagt[e] Leij als ordinair clercq ter secretarije, den eed van secretesse moeten werden gedaan.

Al verders is op het instantelijk versoek van den bergwerker, Jan Diederik Horn,57 van het laatst vertrockene theeschip’s Graveland door indispositie alhier verbleven, aan hem gepermitteert geworden om met een der aanweesende vroege retourscheepen na het vaderland te retourneeren.

Ende aangesien door het afsterven van den voorn. Heer capn., Kaje Jesse Slotsboo, de capns. plaatse deser Fortresse ook is komen te vaceeren, en dat ter dier oorsake den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, op ‘t nedrigst quam te versoeken dat aan hem mogte werden toegestaan om onder ‘s Comps. papieren een onderdanig versoekschrift aan onse Heeren Majores tot optineering van die bediening te mogen oversenden, mitsgrs. dat hetselve met het voorschrijvens deser Regeering en goed getuijgenis van sijn gedrag en bequaamheijd mogte gesterkt werden, soo heeft men sulx aan hem niet mogen weijgeren, als zijnde waarlijk een man in de militaire saken ervaaren, van een vigiland comportement, en denwelken sig sodanig als de aan ons vertoonde attestatie door wijlen den Heer capiteijn De Chavonnes aan hem verleend, komt te dicteeren, omtrent de militie deses Casteels bij continuatie heeft g’evertueert, invoegen Haar Wel Edele Hoog Agtb. bij het eerst af te gaane schrijvens eerbiedig sal werden versogt dat ten sijnen opsigte een favorabele resolutie mag werden genomen. Ende gemerkt door den vaandrig, Evert Walraven Cochius, insgelijx ten dien eijnde versoek wierd gedaan, soo heeft men aan hem mede niet willen wijgeren om een reqt. bij ‘s Comps. papieren te mogen voegen; sijnde door den luijtenant, Jan David Fijrabent,58 ten dien belange geen versoek voorgedraagen, ‘t geen men onderstelt dat door hem ter saake van sijnen hoogen ouderdom, als bereijts 73 jaaren bereijkt hebbende, en lighaams swakheijd is nagelaten.

Laastelijk is op het versoek van den secretaris deser Vergaderinge, Rijk Tulbag, aan hem ook gepermitteert dat hij een eerbiedig reqte. bij ‘s Comps. papieren sal mogen laten overgaan, en dat ten sijnen faveure aan onse Heeren Superiores sal werden geschreeven omme na het voorbeeld sijner predecesseurs goedgunstelijk met de qualiteijt van ondercoopman te mogen werden gefavoriseert; het welke aan den equipagiemeester, Jacobus Möller, ten sijnen versoeke in diervoegen meede geaccordeert is, om namentlijk tot optineeri[ng] van de qualiteijt als schipper, even als de voorige equipagiemeesters deser plaatse, reqt. te mogen presentee[ren] en oversenden, sullende Haar Wel Edele Hoog Agtb. op ‘t nedrigst werden versogt dat deselve goedgunstige gedagten omtrent haar gelieven te maken, als sijnde beijde personen die sig in haare aanbetrouwde ampten en pligt tot genoegen en met ijver komen te quijten.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 57-58.

Donderdag den {17260201} 1e Februarij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Naar publicque uijtroepinge en clocke geklep, ingevolge de geaffigeerde billietten getreeden weesende tot het verpagten van den aanneem der leverantie van vers vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a., Soo is hetselve in vier bijsondere perceelen, ende zulx ider voor een vierde part aangenomen bij deselfde pagters die in den voorledenen jaare die leverantie hebben gehad, namentlijk de burgers Jan Mijndertsz Kruijwagen, de jonge, Gijsbert la Febre, Pieter Jurgen van der Heijden en Willem van der Heijden, ende dat tegens vijftien swaare duijten het lb. geslagt soo schaapen als beesten vleesch, mitsgrs. negentien swaare schellingen ider levendig schaap; sullende gemelte aanneemers insgelijx na het voorbeeld van ao. passo. tot voorkoming van alle infractie ende onderkruijping tegens de ordres onser Heeren en Meesteren ten belange van de aanbesteeding der slagterije gestatueert, wederom onder presentatie van eede moeten verklaaren dat sijlieden gesamentlijk of ider in ‘t bijsonder geen het minste deel of intrest met imand van ‘s Comps. dienaaren of te den burger Jacobus van der Heijden, de oude, tegenswoordig sijn hebbende, ofte in ‘t vervolg geduurende haaren pagt termijn sullen nemen, ‘t geen door haar bij een aparte attestatie onder de pagtconditien gecertificeerd sal moeten werden.

Aldus gedaan en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 59-61.

Maandag den {17260204} 4e Februarij 1726.

Geliefden den Heer Gesaghebber den eersten clercq met het onderstaande reqt. bij de leeden des Raads rond te senden:

To the Honble. Mijn Heer De la Fontain, Govr., and to ijour Councell of the Cape Goed Hoope.

‘Gentlemen,’

‘The ship Barrington , belonging to the Honble. East India Comp. of England , arriveing this daij in ijour port, and haveing about fortij of mij men sicke, I humblij request ijou will grant me the libertij of what provisions you shall think fitt towards there recoverij.’

‘(Onderstont) I am, Gentlemen, ijour most humble servant. (Was getekent) John Hunter. (In margine) Cape Goed Hoope, Januarie the 24ste 1725/6 old stile.59


Om daar benevens aan Haar E.Es. in omvraage te brengen of het daar bij gedaane versoek behoorde geaccordeer[t] te werden, welken aangaande eenpariglijk is geadviseert van ja, en dat gevolglijk aan den capn. van het Engels schip Barrington sal gepermitteert werden om bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters voor sijne aangebragte veertig impotenten driemaal ter week een pond vers vleesh voor ider hooft te mogen inkoopen, als hebbende gem. leveranciers bevoorens op expresse afvraage van den Heer Gesaghebber betuijgt dat sulx sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde werden gedaan, mitsgrs. bij de andere inwoonders een wijnig groente naar advenant, mits nogtans da[t] daar van behoorlijke lijsten sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 74, pp. 62-65.

Donderdag den {17260207} 7e Februarij 1726, voormiddags.

60

Alle present.

Ter vergadering binnen gekomen sijnde de schippers der drie aanweesende scheepen den Adelaar , Borsselen en ‘s Heeren Arentskerke , soo wierd haar door den Heer Gesaghebber voorgehouden of sijlieden geduurende haar vertoef ter deser rheede niet tot genoegen hadden genooten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, benevens sodanige andere benodigtheeden als haar tot het vervorderen der verdere reijse naar Batavia hadden gedeficieert, waar op door deselve gerepliceerd wierd dat sij van het een en ander ten vollen waaren voldaan, mitsgrs. dat sijlieden gevolglijk op Woensdag den 13e deser maand in staat van vertrek souden kunnen sijn, over het welke gedelibereert weesende, is derhalven den monsterdag dier bodems tegens den voormelten tijd vastgestelt.

Zijnde vervolgens aan den onderstuurman van het voormelte schip Borsselen , Jacob Penij, en op de verklaringe van den schipper van die kiel, Pieter van den Berg, van denselven wel te kunnen missen, aan hem gepermitteert om alhier eenigen tijt tot voltreckinge van sijn voorgenomen huwelijk te mogen blijven vertoeven.

Verders is aan den gesaghebber van de bregantijn Victoria , Jacob Pietersz Groot, op sijn bevoorens te meermalen en nu weder gedaan versoek geaccordeert omme ter oorsake van de swakheijd sijnes gesigts, sodanig dat hij betuijgde tot het waarnemen van ‘s Comps. dienst onbequaem te weesen, met een der presente retourscheepen na het vaderland te mogen vertrecken, egter met afschrijving en stilstand van gagie, van den dag af te rekenen dat hij sijn onderhebbend kieltje zal hebben overgegeven, blijvende aan onse Heeren en Meesteren onderdaniglijk gedefereert of het Haar Edele Hoog Agtb. behagen sal het overige aan hem insgelijx goed te doen en te laten valideeren.

Laastelijk in overweeginge genomen werdende dat vermits het overlijden van den predicant aan Drakensteijn , Petrus van Aken, den tweeden predicant deser Caabse gemeijnte, Lambertus Slicher, volgens raadsbesluijt van den 12e Junij des voorleeden jaars aldaar tot het waarnemen van den dienst bij provisie en tot nader ordre der Heeren Majores is geplaatst geworden, en dat door den aannemenden ouderdom en lighaams swakheijd van den eenelijk hier geblevenen predicant, Johannes Godefridus D’Aillij,61 den godsdienst nu en dan niet naar gewoonte kan werden waargenomen, schoon denselven sig andersints na uijtterste vermogen als een wacker, godsalig en ijverig leerraar in het verkondigen van des Heeren Woord, tot veel stigtinge en genoegen komt te quijten, Soo is daarom vastgestelt en beslooten dat tot behoorlijke voortsetting van den godsdienst, ende om te weeren dat deselve in geen verval ofte veragteringe komt te geraaken, mitsgrs. dat den H. doop ende solemnisatien van huwelijken niet behoeven uijtgestelt te blijven wanneer gem. predicant D’ Aillij iets menschelijx mogte overkomen, ofte als gesegt door siekte tot het prediken en den verderen dienst buijten staat gestelt werd, aan hoogstgedagte onse Heeren Superiores op de eerbiedigste wijse sal werden versogt en voorgedragen dat het Haar Wel Edele Hoog Agtb. gelieven mag dese Caabse gemeijnte met nog een tweede predicant goedgunstelijk te voorsien.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 66-69.

Dingsdag den {17260212} 12e Februarij 1726, voormiddags.

Alle present.

Verscheen ter vergaderinge den schipper van het ter rheede leggende Mochase retourschip ‘t Noorderquartier , dewelke op de voorhouding van den Heer Gesaghebber niet alleen betuijgde dat hij ten vollen genoegen voor sijnen onderhebbenden bodem hadde genooten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, benevens sodanige andere benodigtheeden als hem tot vervordering sijner reijse hadden gemancqueert, maar ook dat deselve door hem met volkomen gerustheijt met de andere aanweesende ses vroege retourscheepen na de Nederlandsche havenen soude kunnen werden voortgeset, zulx dan ook naar deliberatie beslooten is dat dien bodem in comp. der evengem. den 25e deser van hier sal werden afgevaardig[t,] en dat daar aan gelijke quantiteijt van versche erweeten en boonen na proportie van sijn charter verstrekt sal werden.

Vervolgens sijn meede binnen gekomen de schippers der uijtkomende scheepen Heesburg en Velserbeek , door wien deselfde betuijging nopens de aan haar verstrekte ververssing en andere gedificieert hebbende scheepsbehoeften wierd gedaan, en verders dat sij op Saturdag den 16e der presente maand Februarij in staat souden kunnen sijn om naar Batavia reijs te vorderen, zulx haarlieder depart teegens dien tijt is beraamd.

Laastelijk is geleesen geworden seeker reqte. door den bij indispositie hier gebleevenen schipper, Albert Bovet, in de volgende bewoordinge gepresenteert:62

Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle onderdanigheijd te kennen UE.E. Agtb. seer onderdanigen dienaar, Albert Bovet, dat denselven op den 28[e] Augustus des gepasseerden jaars 1725 vermits desselfs ziekte en swakheijt des lichaams van UE.E. Agtb. tot recouvreering van sijne gesontheijd permiss[ie] geobtineert hebbende om van ‘t schip Cockenge (dat den supplt. als schipper heeft gecommandeert) onder afgeschreeve[n] gagie alhier te mogen blijven vertoeven, nu onder Gods zeegen soo verre is herstelt dat hij sig in staat bevind om sig weeder op zee te kunnen begeven, derhalven wend hij sig met schuldig respect tot UE.[E.] Agtb., eerbiediglijk versoekende dat deselve van die goetheijt gelieven te sijn van aan hem te permitteeren met ‘t aanweesend schip d’ Elisabeth te repatrieeren, mitsg[rs.] dat sijne gagie als dan gelijk te vooren mag werden goedgedaan.’

‘(Ondersto[nt]) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, heeft men het daar bij gedane versoek aan hem geaccordeert, soo wel ten opsigte sijner overvaard naar Europa met het schip d’ Elisabeth , als ten belange der gagie, die van den beraamden vertrekdag der retourvloot weeder bij de soldijboeken sal werden ingeschreeven, egter ter nadere approbatie onser Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 70-88.

Dingsdag den {17260212} 12e Februarij 1726, voormiddags.

Alle tegenwordig;assumptisden coopman en gedesigneerd opperhooft van Rio de la Goa , Jan de Conink.

Weeder gesprooken sijnde over de saken en materien het comptoir op Rio de la Goa betreffende, waar over laastleeden Saturdag63 uijt hoofde dat de schifting en separatie der goederen in de eijsschen en memorien door den coopman en opperhoofd, Jan de Conink, overgelegt, vervat, van het geene dat men alhier in voorraad hadde, en dat uijt het vaderland soude moeten gevordert werden, nog niet behoorlijk hadde kunnen geschieden, en waarom sonder verdere resolutie te nemen ter dier tijd niet anders dan het vertrek des gem. opperhoofts en den ingenieur, Samuel Augier, tegens den 1e April aanstaande met het scheepje Spieringshoek was vastgestelt, ende zulx op sijne gedane en nu weeder herhaalde betuijging na bevoorens van den 15e dier maand gesegt te hebben, op de voorhouding van den Heer Gesaghebber, dat hetselve vrij lang was, en of het niet vroeger soude kunnen geschieden, van uijtterlijk niet eerder als tegens dien tijd, namentlijk pmo. April daar toe in gereetheijd te kunnen sijn, gemerkt hij behalven de verdere benodigtheeden, buijten de 105 coppen die bij de laatste monstering onder ulto. Junij d’ ao. passo. op Rio de la Goa in weesen sijn geweest, nog 185 man, soo van de pen, militie, zeevaard als ambagtslieden verklaarde van nooden te hebben, gelijk zulx bij de onderstaande eijsschen en memorien door Sijn E. geproduceert, komt te blijken:

‘Memorie van den gedesigneert opperhooft van Rio de la Goa , Jan de Koning, wat manschap en beset[te]lingen deselve op gem. plaatse hoog nodig oordeelt om na menschelijker wijse soo veel doenlijk sij de g’eerde en aanbevoolene ordres der Hoog Gebiedende Agtb. Heeren Principalen de Gecommitteerde Heeren Bewinthebberen uijt de Vergadering van 17en gevolmagtigt tot den handel op Rio de la Goa , te agtervolgen, om aldaar ter expeditiale uijtvoeringe soo wel ten eene als andere noodsakelijkheeden te werden geemploijeert, te weeten:’


Van de pen of politie
1 opperhooft,
1 tweede persoon, ondercoopman in qualiteijt, als administrateur, onder welke de goederen, contanten en coopmanschappen ter verantwoordinge sullen moeten loopen, dog in soo een forma dat daar van geen verstrecking sonder ordonnantie van den opperhooft sal werden gedaan, voorts
1 boekhouder van qualiteijt als secretaris,
1 adsistent als dispencier,
1 adsistent als pakhuijsmeester,
1 adsistent als scriba bij den opperhooft,
1 adsistent als scriba bij de tweede persoon,
1 adsistent als soldij en guarnisoen boekhoud[er.]
9 persoonen van de pen of politie.
Van de militie
1 absoluijt luijtenant of vaandrig,
4 sergeants,
4 corporaals,
4 landspassaats,
2 tamboers,
1 trompetter,
150 gemeene militaire.
166 militaire.
Zeevarende
1 opperstuurman, als equipagiemeester,
1 krankbesoeker,
1 bootsman,
1 bootmansmaat,
1 constapel,
2 constapelsmaats,
1 oppercuijper, als bottelier te gelijk,
1 ondercuijper, als botteliersmaat,
1 opperchirurgijn,
2 onderchirurgijns,
1 onderchirurgijn, als apothekar,
1 cok,
2 coksmaats,
4 quartiermeesters,
10 bosschieters,
50 mattroosen,
80 zeevaarende.
Ambagtslieden en andere
1 oppertuijnman,
1 ondertuijnman,
1 wildschut,
2 wagemakers,
2 smits,
1 smits fijnwerker,
6 gesorteerde timmerlieden,
4 metselaars,
2 riet deckers,
1 landmeeter,
1 caartemaker,
3 die met beesten konnen omgaan en te gelijk slagten,
2 bergwerkers,
1 assaijeur,[^64]
1 boekbinder.
29 ambagslieden als andere.
6 vrijwillige huijsgesetene landbouwers.
Sommaruim der manschap
9 persoonen van de pen en politie,
166 persoonen van de militie,
80 persoonen van de zeevaard,
29 ambagtslieden als andere,
6 vrijwillige huijsgesetene landbouwers
290 coppen te samen.
105 bij de laatste monstering daar geweest, rest
185 coppen nog daar benodigt.

Van de pen of politie
1 opperhooft,
1 tweede persoon, ondercoopman in qualiteijt, als administrateur, onder welke de goederen, contanten en coopmanschappen ter verantwoordinge sullen moeten loopen, dog in soo een forma dat daar van geen verstrecking sonder ordonnantie van den opperhooft sal werden gedaan, voorts
1 boekhouder van qualiteijt als secretaris,
1 adsistent als dispencier,
1 adsistent als pakhuijsmeester,
1 adsistent als scriba bij den opperhooft,
1 adsistent als scriba bij de tweede persoon,
1 adsistent als soldij en guarnisoen boekhoud[er.]
9 persoonen van de pen of politie.
Van de militie
1 absoluijt luijtenant of vaandrig,
4 sergeants,
4 corporaals,
4 landspassaats,
2 tamboers,
1 trompetter,
150 gemeene militaire.
166 militaire.
Zeevarende
1 opperstuurman, als equipagiemeester,
1 krankbesoeker,
1 bootsman,
1 bootmansmaat,
1 constapel,
2 constapelsmaats,
1 oppercuijper, als bottelier te gelijk,
1 ondercuijper, als botteliersmaat,
1 opperchirurgijn,
2 onderchirurgijns,
1 onderchirurgijn, als apothekar,
1 cok,
2 coksmaats,
4 quartiermeesters,
10 bosschieters,
50 mattroosen,
80 zeevaarende.
Ambagtslieden en andere
1 oppertuijnman,
1 ondertuijnman,
1 wildschut,
2 wagemakers,
2 smits,
1 smits fijnwerker,
6 gesorteerde timmerlieden,
4 metselaars,
2 riet deckers,
1 landmeeter,
1 caartemaker,
3 die met beesten konnen omgaan en te gelijk slagten,
2 bergwerkers,
1 assaijeur,[^65]
1 boekbinder.
29 ambagslieden als andere.
6 vrijwillige huijsgesetene landbouwers.
Sommaruim der manschap
9 persoonen van de pen en politie,
166 persoonen van de militie,
80 persoonen van de zeevaard,
29 ambagtslieden als andere,
6 vrijwillige huijsgesetene landbouwers
290 coppen te samen.
105 bij de laatste monstering daar geweest, rest
185 coppen nog daar benodigt.

‘NB. Dog wanneer dese gem. militaire manschap door gebrek van aanbrengst uijt het Patria, of dan wel om het guarnisoen deser Fortresse niet te veel daar door te verswacken, konde werden bijgebragt, soo sou den vertoonder deses sig (onder eerbied geuijt) niet vreemt houden om dat gebrek te suppleeren met een 40 a 50 stux van de alhier buijten op het land geboorene vrijwillige jongelingen, en deselve op geen andere voet, dan alleen op de ordinaire militaire besolding voor de Rio de la Goase land expeditie in dienst te nemen, als weesende in gedagte versekert dat men na den aard deser land inboorlingen van 40 a 50 sulke jonge knaapen in soo een landtogt meerder dienst soude erlangen (want bereijts het veld en land omswerven als ook het schaa doende wild gewend zijn) beeter dan van 70 a 80 eerste aankomelingen uijt het vaderland, tot alle welke erlanging dese jonge manschap verbeeld sig de vertoonder dat men deselve met seer wijnig moeijten door het roeren der trommel soude kunnen magtig werden.’

‘(Was geteekent) J. de Conink.’

‘’t Vervolg der memorie van het verdere benodigde soo voor de expeditie als bescherming van het fortres, namentlijk:’

‘In am[m]onitie &a.’

‘12 ps. canon van 12 lb. bals, 12 ps. canon a 8 lb. bals, tot decking en bevijling der rhee en rivier, 16 ps. canon van 6 lb. bals voor de landseijde, als met hun ropaarden, 10 ps. metale bassen om hier of daar binnen de logie of fortresse op palen te setten en te verdeelen, 30 ps. do. camers tot de bassen, 600 rondscherp van 12 lb., 800 rondscherp van 6 lb., 500 rondscherp gesorteert van 1 en 1 1/2 lb., of wel anders druijve tot de bassen, 120 lang scherp van 12 lb., 160 lang scherp van 6 lb., 6 handmortieren van koehoorn met hun granaten, 1000 handgranaten, 14 copere leepels en aansetters, 28 copere cardoes kookers, 52 houte cardoes kookers, 28 wissers en aansetters, 28 kruijthoorens en laatpriemen, 5 a 6 vaatjes snaphaans, pistool en draat cooge[ls] door een, 5000 lb. buscruijt, 28 lontstocken en verders wat den constapel tot sijn gebruijk nodig heeft, 1 ton schroot en een stuk oud zeijldoek tot do. sac[k,] 200 leere pattroon tassen gesorteert, te weeten 175 voor snaphaanen, 25 voor pistoolen, komt 200, 12 pattroon tassen voor de musquedons, 12 musquedons, 50 snaphanen, behalven die van de militaire, die de haare soo wel als dese alle met bajonetten diende voorsien te sijn, 50 pistoolen, 50 scheepshouwers en scheeden boven het getal die der soldaten, 4 riem cardoes papier, 3 riem pattroon papier, 10 kippen lond, 100 schoppen en houweelen, 60 halve pieken, 100 kruijwagens &a.; tot dus verre voor soo veel wat omtrent de benodigde ammonitie &a. is te binnen gevallen.’

‘Nog eenige andere benodigtheeden buijten de am[m]onitie, namentlijk 1/2 aam lijn olij, 250 lb. gesorteerde verf, ploegen, eggen, alderhande saden van moeskruijden als boomgewassen, 2 hand coornmoolens, 2 wannen, 2 craan en 2 trek zaagen, 3 teer, 2 pik en 1 harpuijs vaten, 1 oud swaar touw tot werk en cabelgaarn, 1 pak oud zeijldoek, 6 hand lantaarns, 4 bouten met hun slooten en voet boeijens, 2 hand boeij kettings met hun beugels en slooten, 4 staande compassen met schuijvende roosen, 6 half uurs glasen, 2 tinne water potten, 2 tinne olij en asijn kannetjes, verders linnen tot tafelgoed, ook leepels, messen, vorken, porcelijne schootels, borden en commen tot tafel gebruijk, 4 copere biercranen, 24 ps. riemen van 18 voet, 24 ps. setstocken van 18 voet voor de barcas, 500 lb. loot, 1 scheepsklok, 1 groene tafelkleet, 12 groene kussens, 4 gesorteerde dreggen, 12 teer quasten, 50 ballast manden, 100 loose houte stampers en soo voorts &a., 2 viszeegens &a.’

‘Dog souwde voor eerst wanneer het konde erlangen tot subliment bij het geene dat daar bereijts nu is, nog benodigt sijn, te weeten van ammonitie 18 ps. gesorteert canon met hun roopaarden, 10 ps. roopaarden tot 8 ponders, 6 handmortieren van coehoorn met hun granate[n,] 890 ps. handgranaten, 1000 lb. buscruijt, 100 ps. bajonets, 100 ps. schoppen en houweelen, 100 ps. kruijwagens, 50 ps. halve pieken, 2 riem cardoes papier, 2 riem pattroon papier; voorts ploegen, eggen, wagens, alderhande saden van moeskruijden en boom gewassen, 2 hand cooren moolens, 1 oud zeijl, 1 oud swaar touw, 4 bouts met hun slooten en voet boeijens, 2 hand boeijkettings met beugels en slooten, 1 scheepsklok, 25 lb. zeijlgaarn, 100 ps. zeijlnaalden, 6 ps. zeijplaaten voor de seijlmaker.’

‘(Was getekent) J. de Conink.’

‘Voorts het benodigde soo van memorien, instructien als anders, mede versogt bij den gedesigneerde opperhooft van Rio de la Goa , Jan de Konink, wat dat deselve nog meer ten nutte soo voor sig als gedagte comptoir oordeelt benodigt te sijn.’

‘Ten eersten, een scheepje, hoeker of bregantijn daar altoos bij het comptoir aan de hand te houden.’

‘Ten tweeden, een instructie hoe sig te gedraagen bij de komst van Engelsche , Fransse ofte andere vreemde natien.’

‘Ten derden, een instructie als boven omtrent de weering der gedagte natien.’

‘Ten vierden, ordres hoe men sig ten eersten aankomst sal hebben te gedraagen ingevalle men het nu aldaar leggend fortres op geen goede grond, oord en plaatse soo van de incommoditeijt der zee als het dras en moerassig sijnde gron[d] mogte bevinden te leggen.’

‘Ten vijfden, twee afbreuk boots, benevens een groote en klij[ne] schuijt, aldaar benoodigt.’

‘Ten sesden, instructie omtrent het administreeren der justitie en de verdere reguleeringe der geen[e] die aldaar cessie in raade sullen hebben.’

‘Ten sevenden, die instructie in ‘t houden der boeken als anders.’

‘Ten agtsten, als boven in ‘t uijtreijken der randsoenen.’

‘Ten negenden, een stuk of twee van de hier sijnde Rio de la Goase slaven weer na derwaarts te sende[n,] alleenlijk om aan hun landsluijden te rapportee[ren] de alhier van ons gesiene groote magt, soo in scheepen als anders, om door sulke rapport de gedugtheijd onser Heeren Principalen aan deselve ter kennisse te brengen.’

‘Ten tienden, twee a drie waagens provisioneel aldaar nodig, als ook 3 a 4 stotte karren,66 mitsgrs. een stuk 10 a 12 esels, daar onder 2 a 3 hengsten, 6 paarden, mede verdeelt in 2 hengsten en 4 merrien, voorts dan nog 10 a 12 schaapen, in rammen en ooijen verdeelt.’

‘Ten elfden, item alles wat bij den jongsten eijsch omtrent de goederen soo voor de negotie als anders van het pl. opperhooft Van de Capelle is gerequireert geworden, daar aan riffereert sig den opperhooft De Konink, soo als bij gedagte Capelle is versogt, uijt insigte dat bij deselve des inlanders inclinatie daar omtrent beeter dan bij hem De Conink sullen bewust sijn.’

‘Ten twaalfden, voorts so veel alderhande ambagtslieden onder de soldaaten en mattroosen die voor dat comptoir gedestineert werden, te verkiesen als men kan magtig worden, en sijn ook mee generaliter daar geen drinckelingen, maar nogtere menschen het hoogste ter dier plaatse en expeditie nodig.’

‘Ten dertienden, ingevalle het met goedvinden van den Heer Gesaghebber en den E. Agtb. Raad konde werden geaccordeert, het meede niet ondienstig voor de bestellinge aldaar soude sijn, na de usantie alhier aan Cabo de Goede Hoop, om deselve hunne goede maanden met half geld en goed te verstrecken.’

‘(Was getekent) J. de Konink.’

Over welkers inhoude aandagtelijk geraadp[leegt] en deselve behoorlijk geresumeerd sijnde, is goedgevonden en verstaan dat men alle de goederen soo van provisie, ammonitie &[a.] daar bij vermelt en alhier in voorraad wesen[de] of gemist kunnende werden, benevens soo [van] manschap als bij dese schaarsheijd van volk eenigsints bij te brengen sal sijn, pligtschul[diglijk] ten behoeve des comptoirs op Rio de la Goa sal laten afgaan, en dat de overige die men niet aan handen heeft, eerbiediglijk uijt het vaderland sullen werden gepetitioneert, ten welken propooste door den Heer Gesaghebber te kennen gegeven wierd dat Sij[n] E. vermits de schaarsheijd van ‘t canon waar [in] men sig alhier bevind, zulx daar van bij na niets sonder eijgen ontblooting kan gemis[t] werden, voornamentlijk wanneer die nieuwe batterij daar mede sal moeten werden gemonteert en voorsien, den constap[el] deses Casteels bereijts na het scheepje Spieringshoek hadde afgesonden, om het geschut sig in dat bodemken tot onderlast bevindende, te visiteeren, ten eijnde te verneemen of hetselve van de vereijschte bequaamheijd en calibere67 was omme ten dienste des comptoirs op Rio de la Goa te kunnen werden gebruijkt, en dat door hem drie stucken opgehaald weesende, de twe[e] eerste onbruijkbaar, dog het derde goet en van bequaame hoedanigheijd was bevonden, derhalven in consideratie gevende of het niet dienstig soude weesen dat den coopman en opperhoofd, Jan de Conink, die met dat kieltje staat over te waaren, wierd gequalificeert omme. op Rio de la Goa gekomen sijnde, al het gem. canon, bestaande in 21 stux, te doen ligten en ondersoeken wat daar van ginder soude kunnen werden g’emploijeert, met magt om liet geene goed bevonden werd, aldaar tot gebruijk aan te houden, ten welken eijnde de benodigde rampaarden en verdere saken bij het geschut dienende, van hier sullen werden meede gegeven, ‘t geen als goed en dienstig aangemerkt, en gevolglijk sodanig gearresteert en vastgestelt is.

En is wijders gereflecteert en beslooten op het vervolg van den gesegden eijsch of memorie, met de daar in begreepene consideratien, ende wel eerstelijk nopende het geduurig aanhouden van een scheepje, hoeker of bregantijn op Rio de la Goa , dat hetselve is conform de ordre onser Heeren en Meesteren, en dat sulx daarom sal kunnen en moeten werden opgevolgt.

Ten tweeden en derden, dat aangaande het gedrag wanneer ër Engelsche , Fransse of andere vreemde scheepen ten gemelten comptoire mogten komen, of te wel het weeren van daar der gesegde natien, het bevel van gesegde Heeren Majores sal moeten werden afgewagt, als sijnde over die materie al op den 25e Januarij 1724 geschreeven,68 en door Haar Wel Edele Groot Agtb. bij hunne g’eerde missive van den 13e December desselv[en] jaars69 daar op in antwoord aan ons bedeelt dat Haar Wel Edele Groot Agtb. haare gedagte[n] daar over souden laten gaan, en sig diesweegens in ‘t vervolg nader expliceeren.

Ten vierden, weegens ‘t fortres hoe sig daar in te gedragen bij aldien dat op geen goede gron[d] of situatie was geplaatst, dat daar omtrent de instructie van den ingenieur Augier aanwijsinge komt te doen, en te decideeren tot welkers elucidatie heeden in vergaderinge copia authenticq van den aan het opperhoof[t,] Jan de Conink, door den Heer Gesaghebber is ter handen gestelt.

Ten vijfden, dat de afbreuk boots en schuijten onder de andere goederen uijt het vaderland sullen werden gevordert.

Sijnde ten sesden, sevenden en agtste de instructien ten subjecte van het administreeren der justitie, ‘t houden van de negotie en soldijboeken, mitsgrs. ‘t uijtdeelen van randsoenen ginder bij het comptoir berustende.

Gelijk meede ten negenden eenige inlanders die bevoorens bereijts hier geweest sijn, om welke reedenen het te rug senden van een a twee slaven onnoodig geoordeelt werd.

Sullende ten tienden den opperhoofd, Jan de Conink, dese Regeering bij sijne aankomst op Rio de la Goa moeten berigten of ër ginder te lande geen ezels, paarden of genoegsame lastdragende runderbeesten sijn te bekomen, nademaal de bediendens bij haare jongste missive van den 18e December laastleeden70 mentie komen te maken dat er ezels en lastdragende runderbeesten in de landstreeken Paraotte , Machicosje en Inthowelle bij den inlander in gebruijk zijn, als wanneer daar op met beeter fondament sal kunnen werden gedisponeert, inmiddels dat de versogte waagens reets in gereetheijd gebragt sijnde, benevens een goede partij kruijwagens sullen werden gesonden.

Als ook ten elfden alles wat verders soo van negotie als andersints op den jongst gedaanen eijsch van het pl. opperhoofd, Jan van de Capelle, kan werden afgestooken, ‘t welk meest alles sal kunnen werden voldaan.

En ten twaalfden, gelijk voorwaarts is aangeroerd, soo veel manschap, en daar onder ambagtslieden (om dewelke te bekomen, uijtgenomen die voor Batavia sijn gedestineert, en het volk dat buijten ongerief en ophoudinge in haare verdere reijse van de scheepen gemist kan werden, het opperhooft, Jan de Conink, werd gequalificeert mede uijt te sien en daar van kennisse te geven) als men magtig werden kan, van de bequaamste en nugterste soort die er te vinden sijn.

Sullende eijndelijk en ten dertienden de voorgestelde verstrecking van goede maanden aan de besettelingen op Rio de la Goa half in geld en half in goed, soo als dat hier practicabel is, aan onse Heeren en Meesteren eerbiediglijk werden voorgedragen.

Waar en boven laastelijk nog besloten en goedgevonden is dat met het gem. opperhoofd De Conink na evengesegde comptoir sullen werden afgesonden alle de goederen die er tegenwoordig in ‘s Comps. negotie pakhuijs voor hetselve uijt ‘t Patria aangebragt, nog restant sijn, vervat bij de volgende memorie:

‘Memorie van sodanige goederen als er tegenswoordig in ‘s Comps. negotie pakhuijs voor ‘t comptoir van Rio de la Goa restant zijn, namentlijk:’

‘26,200 lb. copere ringen, 150 ps. gebloemt Guinees , 50 ps. gebloemt salampoeris , 50 dousijn schaaren, 21 ps. groote spiegels, 1030 ps. copere ringen, 21 ps. roode spiegels, 226 ps. roode zijlkleeden, 672 ps. crablaken, 250 ps. drinkglasen, 92 dousijn spiegels, no. 3, 36 dousijn spiegels, no. 1, 200,000 ps. copere coralen, 1a. B, 300,000 ps. copere coralen, 1a. C, 100,000 ps. copere coralen, 1a. D, 100,000 ps. copere coralen, 1a. E, 6 ps. zeijferlijen en griften, 13 dousijn scheeps psalmboekjes, 300 @ Nederlands linnen.’

‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 11e Februarij 1726. (Was getekent) Hk. Swellengrebel.’

Uijtgenomen de copere ringen, als sijnde bij den inlander geensints gewilt, en waaromme bij missive van den 10e April 1725 aan de Heeren onse Meesteren in het vaderland onderdaniglijk is voorgedragen en permissie versogt of men deselve, als hier mede van geen het minste gebruijk sijnde, niet na derwaarts soude mogen te rugge senden. Wel te wenschen weesende dat de scheepen Beekvliet en Clarabeek dese rheede hadden besteevent, op dat men sig dus van de goederen daar inne te behoeve van Rio de la Goa afgeladen, soude kunnen bedienen.

Aldlus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A.V. KERVEL.

[Signed:] J. DE KONINK.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 89-100.

Saturdag den {17260223} 23e Februarij 1726, voormiddags.

71

Alle present.

De schippers der aanweesende scheepen Westerdijxhorn en Linschooten ter vergaderinge binnen gekomen, en door haar betuijgt sijnde dat hunne genotene ververssing van vleesch, brood en moeskruijden was geweest van de vereischte deugtsaamheijt, als mede dat aan haar verders waaren toegevoegt alle sodanige benodigtheeden als haar tot voortsettinge der Batavisse reijse hadden gedeficieert, soo wierd haar door den Heer Gesaghebber verders voorgehouden wanneer deselve met gerustheijd soude kunnen werden ondernomen, op het welke gedagte schippers repliceerden dat sij daar toe niet voor aanstaande Vrijdag den eersten Maart in gereetheijd souden kunnen sijn, geconsidereert er ter oorsake van de ontlossinge haarer aangebragte goederen nog geen hand aan het scheepswerk tot klaarmaking hunner onderhebbende bodems hadde kunnen geslagen werden, over het welke geraadpleegt weesende, Soo is men genoodsaakt geworden den monsterdag dier kielen tegens pmo. Maart voormelt vast te stellen.

Vermits door het overlijden van den schipper Adriaan Buth het schipperschap op den hoeker de Zeepost is komen open te vallen, en dat dat bodemken gevolglijk wederom noodsakelijk met een ander bequaam zeeman, tot bevaaringe van het comptoir op Rio de la Goa als andersints sal moeten werden voorsien, Soo is op het instantelijk versoek van den gesaghebber op d[e] bregantijn Fijenoord , Jan van der Quaade, die si[g] geduurende sijn aanweesen alhier als een wacke[r] en ervaaren zeeman gedragen, ende bereijt[s] een togt na evengemelte residentie met de voor[n.] bregantijn gedaan heeft, denselven het gesag over dat kieltje gegeven, met de qualiteijt van schipper, dog egter sonder toevoeging van gagie, en ter nadere approbatie onser Hoog Gebieden[de] Heeren en Meesteren, van wien hij het een e[n] ander op de eerbiedigste wijse sal moeten versoeke[n,] ten welken eijnde aan hem ook gepermitteert i[s] een request onder ‘s Comps. papieren na het vaderland te mogen laten overgaan; sijnde in desselfs plaatse weeder tot gesaghebber op meergem. bregantijn Fijenoord aangestelt dies opperstuurman, Hendrik Henemans.

Ende gemerkt den equipagiemeester deses Gouvernements, Jacobus Möller, mitsgrs. den secretaris deser Vergaderinge, Rijk Tulbagh, welke beijde bedieningen van veel aangelegentheij[d,] ende oversulx bequame luijden vereijsschende sij[n,] ‘t geen sij ook in het waarnemen van dien volkomen hebben betoond te behartigen, en daar in genoegen gegeven, soo heeft men den eersten met de qualiteijt van schipper, ende den anderen met die van ondercoopman bij provisie en ter g’eerde goedkeuringe onser Heeren Majores begunstigt, ten aansien haarlieder beijder ampten een geruijme reex van jaaren door schippers en ondercooplieden sijn bekleet, sullende de approbatie van dien, benevens het daar toe gehorende maandgeld door haar onderdaniglijk van welgem. Haar Edele Hoog Agtb. moeten werden versogt en verkreegen.72


Werdende daar na door gesegde schipper van de Wendela op de voorhouding van den Heer Gesaghebber betuijgt dat hij geduurende sijn vertoef ter deser plaatse niet alleen hadde genooten goede ververssingen van groente, vleesch en brood, maar ook sodanige andere benodigtheeden als hem tot de te rug reijse naar Batavia diensti[g] waaren geweest, en dat hij gevolglijk aanstae[nde] Maandag den 4e Maart in volkomen gereeth[eijt] van vertrek soude kunnen weesen, weshalv[en] beslooten en vastgestelt is dat die kiel ter voorm. tijd van hier sal werden gedimitteert, met so veel goederen als men in voldoeninge der gedane petitie van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering sa[l] kunnen afsteeken, waar onder tot leetweese[n] uijt hoofde van het misgewasch geen tarw of rogge sal kunnen werden begreepen.

Wijders is in Raade binnen gekomen den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, vertoonend[e] en exhibeerende de volgende procuratie door de Heer Caspar Jenisch bij forme van substitutie op hem verleend:

‘Op huijden den 20e September ao. 1725 compareerde voor mij, Hermanus de Wolf, notaris publicq bij den Hove van Holland geadmitteert, tot Amsterdam resideerende, in presentie van de naargen getuijgen, de Heer Caspar Jenisch, woonagtig binne dese stad, als gesubstitueerde gemagtigde van den Heer Carl Samuel Poenicke, vorstelijk Saxisch ambtschrijver tot Merseburg , welke origineelijk gemagtigt is van Barthels Schaffernicht en Christoph Rohricht, en wel van deese laatste in vaderlijke magt sijner kinderen, welke hij met sijn vrouw, Maria, geboorene Schaffernicht, in staande huwelijk geteelt heeft, als naaste erfgenamen van Godfried Schaffernicht, in Oost Indien of aan de Caab de Bonne Esperance sonder lijfserven gestorven, volgens procuratie van de gedagte Barthel Schaffennicht en Christoph Rohricht, den 18e September 1723 in de hoog adelijke gerigten tot Beichlits en Schlottau in de Hoogduijtse taal gepasseert, en de substitutie van gedagten Heer Poenicke, onder desselfs hand en zeegel tot Merseburg gepasseert, mede in dato 18e September 1723, en in de Hoogduijtse taal, van beijde welke de translaten door mij notaris gemaakt, aan de grosse deses met mijn cachet zullen werden geannexeerd. Ende verklaarde hij comparant alsoo uijt kragte van de clausule van substitutie in de laastgem. acte geinsereert, bij desen te substitueeren en magtig te maken den Heer Johannes Tobias Rhenius, vaandraager aan de voorsz Caap de Bonne Esperance, omme in den naam van hem comparant in qualité voorsz of van sijne voorn. respective principaalen met behoorlijk respect ter weescamer aldaar, of waar het meer of anders nodig mag sijn, de legitimatien over te geven, en alle de gelden bij verkoop van de nalatenschap van wijlen den voorn. Godfried Schaffernicht gekomen, te vorderen en te ontfangen, diesweegens te quiteeren, en ter dier saake, soo in regten met magt van substitutie adlites als daar buijten alles meer te doen en besorgen wat eenigsints vereijscht mag werden, en hij comparant selfs present sijnde, uijt kragte van de voorsz op hem gepasseerd[e] substitutie en origineele procuratie soude vermogen of behooren te doen, en vervolgens alle de penningen uijt hoofde deses te ontfangen, ten spoedigste doenlijk per wissel op de Edele Heeren Bewinthebberen van de G’octroijeerde Oostindische Comp. deser landen ter Camer van deese stad aan hem comparant of sijn order over te maken, beloovende hij comparant in qualité voorsz voor goed, vast en van waarde te sullen houden alle ‘t geene door den voorn. Heer Rhenius uijt kragte deses sal werden gedaan, onder verband als na regten, en versoekende mij notaris hier van twee grossen van eenen inhoud om die met diversse scheepen te versenden.’

‘Aldus gedaan binnen Amsterdam in presentie van des comparants schoonbroeder, Henrich Klepper, en van Jacob van den Waijen, junior, als getuijgen. (Onderstont)Quod attestor, (was getekent) Hs. de Wolff, notaris publicq.’

Met versoek dat ingevolge van dien de geprovenieerde penningen van de nalatenschap van wijlen den burger Godfried Schaffernigt,73 in den jaare 1717 alhier overleeden, en welker[s] boedel door weesmeesteren deser plaatse aanvaard [en] te gelde gemaakt, ende vervolgens onder andere penningen voor reek. van onbekende weesen na de ordre in ‘s Comps. cassa waren getelt, aan hem uijt kragte van gem. volmagt ter handen gestelt mogten werden, ten eijnde deselve na het vaderland te kunnen remitteeren. Waar over ernstelijk gebesoigneert, mitsgrs. de bewijsen bij meergesegde volmagt gevoegt, geresumee[rt,] en daar uijt volkomen gebleeken weesende dat volgens authenticque getuijgschriften van de hoog vorstelijke Saxische geregten tot Bimdorp , Bischdorp en Dorstewitsz , ende van Bijchlits en Schlettouw , beijde in datis 18e September 1723, Bartel Schaffernigt en Christoph Rohricht de geregtelijke en naaste erfgenamen van den voorn. Godfried Schaffernicht waren bevonden, Soo is derhalven geresolveert en beslooten dat de geprovenieerde penningen van desselfs nalatenschap, ter zomma van ƒ3517:1:8 in ‘s Comps. cassa berustende, aan den gem. vaandrig Rhenius sullen werden overgegeven, ten eijnde daar mede door hem naar luijd van de voorseijde procuratie ten behoeve der erfgenamen sal kunnen werden gehandelt.

Al verder is op de gedaane schriftelijk versoek van den boekhouder en opsiender in ‘s Comps. hout maguasijn en slave logie, Hendrik Frappe,74 aan hem gepermitteert geworden omme met de presente retourvloot een reqt. onder ‘s Comps. papieren te mogen oversenden aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en, tendeerende om door de goedheijd van Haar Wel Edele Hoog Agtb., vermits ruijme tijts expiratie, met de qualiteijt van ondercoopman te mogen werd[en] begunstigt.

Ter oorsake van de armoede van den burger Nicolaas Micker, is aan hem insgelijx geaccordeert om met een der presente retourscheepen na het vaderland over te vaa[ren] sonder betalinge van transport of costpenningen, mits voor de cost scheepsdienst doende; soo als dat meede aan den burger Jan Stip75 ten sijnen versoeke is toegestaan, egter onder voldoening van het gewoone transport en costgeld, om in de constapels camer te werden getracteert.

Laastelijk is geleesen seeker versoekschrift door den burger Christoffel Hasewinkel in de onderstaande termen gepresenteert:76

Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle ootmoed te kennen UE.E. Agtb. gantsch nedrigen dienaar, Christoffel Hasewinkel, burger deser Colonie, dat denselven eenige affaires van de uijtterste aangelegentheijd in het vaderland gekreegen heeft, zulx dat tot het verrigten derselver sijn presentie aldaar ten hoogsten vereijscht word, ende ten aansien den supplt. onder UE.E. Agtb. welduijdinge sig uijt dien hoofde seer gaarne na derwaarts soude willen begeven, soo neemt hij de vrijheijt sig met schuldig respect tot UE.E. Agtb. te wenden, onderdaniglijk versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn van aan hem te permitteeren met een der aanweesende scheepen van de retourvloot thuijs te mogen vaaren, bereijd sijnde ‘t daar toe staande transport en costgeld om in de cajuijt te werden getracteert, in ‘s Comps cassa te voldoen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, is best gedagt den supplt. voor appostil te geven dat hier in niet kan getreeden werden voo[r] ende al eer de saak tusschen hem ende den meede burger, Johan Fredrik de Litsz, volgens het gewijsd[e] van den Agtb. Raad van Justitie tot Batavia, afgedaan sal sijn.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 101-102.

Donderdag {17260228} ultmo. Februarij 1726, voormiddags.

77

Het onderstaande reqt. ter ordre van den Heer Gesaghebber door den eersten clercq aan de leeden des Raads vertoond sijnde:78

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle onderdanigheijd te kennen UE. Agtb. gantsch nedrigen dienaar, Rijnhard Johannes Wiltens, voor ondercoopman op ‘t aanweesend schip Lindschooten bescheijden, dat denselven sig alhier in den huwelijken staat met Anna de Wit79 begeven hebbende, hij oversulx seer gaarne zijn gem. huijsvrouw met sig soude willen nemen, dierhalven gebruijkt hij de vrijheijd sig tot UE. Agtb. te wenden, onderdaniglijk versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn van aan sijn dikwilsgem. huijsvrouw te permitteeren met hem na Batavia te mogen overvaaren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

En daar bij aan Haar E.Es. in omvrage gebragt of ‘t daar bij gedaane versoek behoorde toegestaa[n] te werden, Soo is diensaangaande eenpariglijk geadviseert van ja, en dat gevolglijk aan den ondercoopman van ‘t schip Linschooten , Rijnhar[d] Johannes Wiltens, sal werden gepermitteert omme sijn huijsvrouw, Anna de Wit, met hem na Batavia sonder betaling van transport ofte costgeld te mogen meede neemen.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 103-110.

Maandag den {17260304} 4e Maart 1726, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, den Heer commandeur, Gerbrand Mamus,80 den Heer Adriaan van Kervel, den E. Jacob de Vries,81 vice commandeur, den E. Jan Aldersz, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Jan Crielaard,82 den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Jacob Cooijmans,83 den E. schipper Hendrik van der Grippe,84 den E. schipper Lourens Eijsenhard,85 den E. schipper Abraham Bustijn, den E. schipper Pieter van Pavijen,86 den E. schipper Theunis Brouisz, den E. schipper Gerrit van Wesel, den E. schipper Jan Schul, den E. schipper Willem de Keijser, den E. schipper Pieter Visser, den E. schipper Mijndert Schut, den E. schipper Daniel Overbeek, den E. schipper Andries Pijl, den E. schipper Christiaan Danielsz, den E. schipper Harmanus de Vrij, den E. schipper Elias Monninx, den E. fiscaal der retourvloot, Jan van Essen.87

Vermits den tijd van vertrek voor de aanweesen[de] retourvloot volgens de beraamde en hoog geagte ordres onser Gebiedende Heeren en Meeste[ren] op handen begon te schieten, soo wierd door den Heer Gesaghebber aan de gesamentlijke presente opperhoofden van dien afgevraag[t] en voorgehouden of deselve geduurende ha[ar] aanweesen alhier niet ten vollen genoegen waaren voorsien geworden van goede en deugtsame ververssingen, soo van vleesch, bro[od] als moeskruijden, benevens de verdere gevorderde benodigtheeden, en daar onder voor ander halve maand provisie van versch erweeten en boonen, ‘t welk door haar-lieden alle met ja beantwoord weesende, soo gelie[fden] Sijn E. daar wijders bij te voegen of er iman[d] nog iets benodigde, en of sijlieden haare onderhebbende bodems niet in behoorlijke gereetheijd hadden gestelt omme de reijse met gerustheijd na de havenen onses lieven vaderlands aan te nemen, waar op door [den] Heer Commandeur en alle de andere opperhoofden eenpariglijk verklaard geworden is niets meer benodigt te sijn, en dat derhalven in staat souden weesen om in wijnige dagen naar ‘t Patria te kunnen reijsvorderen, hebbende den schipper Jan Crielaard eenelijk om twee wangen tot beeter stijving van sijn groote mast, die seer swak was, versogt, dewelke ten sijnen behoeve van de scheepen Beekvliet en Steenhoven sullen geligt werden, als sijnde de eenigste bodems die ër een hebben en missen kunnen; invoegen dan op de verdere voorstelling van den Heer Gesaghebber gedelibereert geworden sijnde op welken dag dese kostelijke retourvloot de reijse na het vaderland soude kunnen en behooren aan te nemen, Soo is daar op met eenparigheijd van stemmen goedgevonden en geresolveerd dat deselve op Woensdag den 13e deser lopende maand sal werden gemonstert, om vervolgens twee dagen naar dato, of op den 15e dito, bij toelatinge van weer en wind van hier te vertrecken.

Ende gemerkt behalven het agterblijven van de daar toe gehoorende scheepen Agatha en Theodora ,88 ook nog komt te mancqueeren den schout bij nagt, Nicolaas Langeveld, op het schip Voorburg , voor welke bodems men uijt dien hoofde in bedugtinge is of sé desen uijthoe[k] niet souden mogen sijn voor bij geraakt, da[n] wel dat haar (‘t geen God nogtans verhoed[e]) eenig fataal geval in den storm van pm[o.] Januarij laastl. op de hoogte van het eijlan[d] Madagascar voorgevallen, mogte overgeko[men] sijn, en dat gevolglijk dese vloote noodwend[ig] weeder van een ander schout bij nagt sal moeten werden voorsien, bij aldien het voor[n.] schip Voorburg voor derselver vertrek al[hier] niet komt op te dagen, ‘t welke in overweegi[nge] genomen sijnde, Soo is weeder bij provisie daar toe aangestelt den schipper op het Delfs retourschip Delfsland , Pieter va[n] Pavia, met dien verstande evenwel dat wanneer gesegde Nicolaas van Langev[eld] hier inmiddels verschijnd, ofte door de retourvloot onder ‘t eijland St. Helena , dat sij volgens haare instructie89 bij afdwali[ng] van schip of scheepen, soo als in cas subjec[t,] in ‘t gesigt moeten loopen, mogte werden aangetroffen, dese aanstelling als dan sal komen te vervallen.

Verders is in aanmerkinge gekomen dat de see[r] g’eerde beveelen van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering, nopende de verdeeling der Batavisse papie[ren] met het tweede smaldeel aangebragt,90 over de geheele retourvloot voor soo ver de voorseijde nog afweesende scheepen Voorburg en Agatha (de Theodora niets moetende afgeven nog overnemen) betreft, tot leetweesen niet kunnen werden g’executeert, en dat men ook vaststelt dat de geligte papieren van de scheepen Elisabeth en Purmerlust om die voor de respective Cameren van Delft en Enkhuijsen aan Voorburg en de Agatha alhier over te geven, duplicaaten sijn van die geene dewelke de scheepen Delfsland en d’ Anna Maria reets voor die Cameren inhebben, Soo is tot meeste secuuriteijt best gedagt dat men meergedagte papieren aan de scheepen Blijdorp en Purmerlust ter verdere bestellinge overgeven sal, namentlijk aan Blijdorp een pacquet origineele papieren beschreeven aan de Edele Heeren Bewinthebberen ter Camer tot Delft, een pacquet met dubbelde papieren tot het retourschip Delfsland gehoorende; Purmerlust een pacquet dubbelde papieren voor d’ Edele Heeren Bewinthebberen ter Camer tot Enkhuijsen; ende sulx door deselfde gecommitteerdens die tot de verdeelinge der papieren sijn gestelt geweest, sullende de schippers dier bodems ook voor den ontfangst, soo als alle de andere gedaan hebben, teijkenen moeten.91

Werdende laastelijk door den Heer Gesaghebber nog te kennen gegeven dat ër door de gesegde gecommitteerdens uijtwijsens haare verklaaring die Sijn E. geliefde te produceeren, niet hadde kunnen gevonden werden een casje met papieren van de Generale Secretarij voor welgem. Heeren Bewinthebberen ter Camer tot Delft, ‘t geen volgens de overgekomene notitie op het schip d’ Elisabeth soude moeten geweest hebben, schoon deselve op de nader ordre van sij[n E.] en die van den Heer Commandeur tot twee differente maalen op alle de retourscheepen van het tweede smaldeel exact ondersoek gedaa[n] hadden, waar over geraadpleegt, en door den schipper van ‘t gem. schip de Elisabeth , Jan Schul, betuijgt werdende dat hij ‘t selve niet hadde ontfangen, soo heeft men diesweegens niet anders kunnen besluijten als dat hier van aan hoogstgedagte Heeren Bewinthebberen ter Camer Delft bij het nu af te gaane schrijvens kennisse sal werden gegeven, in hoope dat voorseijde casje in h[et] vaderland op het een of ander schip nog sal mogen werden gevonden.

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] G. MAMUS.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JB. DE VRIES.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] JAN CRIELAERT.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] JB. COIJMANS.

[Signed:] H. V. GRIP.

[Signed:] LS. EIJSENHART.

[Signed:] ABM. BUSTIJN.

92

[Signed:] PR. VN. PAVIA.

[Signed:] T. BROUIS.

93

[Signed:] GR. VAN WESEL.

94

[Signed:] W. D. KEIJZER.

95

[Signed:] JAN SCHULL.

96

[Signed:] PR. VISSER.

97

[Signed:] M. SCHUT.

98

[Signed:] D. OVERBEEK.

99

[Signed:] AS. PIJL.

[Signed:] CHRISTIAAN DANIELSZ.

[Signed:] ELIAS MOENINCX.

[Signed:] H. D. VRIJ.

[Signed:] ABRAHAM VAN ESSEN.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 74, pp. 111-116.

Dingsdag den {17260305} 5e Maart 1726, voormiddags.

Alle present.

Ter vergaderinge binnen gekomen sijnde de schippers der aanweesende scheepen Groenswaard en Goudriaan , soo wierd door deselve op voorhouding van den Heer Gesaghebber betuijgt dat sij geduurende haar vertoef alhier ten vollen genoege hadden genooten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, soo wel als alle andere goederen die haar tot voortsetting der Batavisse reijse hadden noodig geweest, sulx sij op Woensdag den 8e deser lopende maand met volkomen gerustheijd na derwaarts souden kunnen voortstevenen, weshalven goedgevonden is dat die kielen ter voorm. tijt gemonstert en van hier gedimitteert sullen werden.

Waar na insgelijx in Rade is verscheenen den schipper van ‘t schip d’ Susanna , Adam van Ingen, dewelke ten opsigte der ververssingen en benoodigtheeden voor sijnen onderhebbenden bodem die selfde betuijging wel quam te doen, maar aangaande sijn vertrek naar Batavia, dat hij daartoe niet voor den 15e of 16e deser in gereetheijd soude kunnen sijn, geconsidereert h[ij] behalven dat sijne aangebragte goederen nog niet alle ontlaaden waaren, en een considera[be]le quantiteijt van over de 150 lasten ballast buijten het drinkwater soude moeten inneme[n,] ende zulx alles eer dat ër iets aan het scheepswerk konde werden gedaan, ove[r] het welke met aandagt gedelibereert en overwogen sijnde dat het wel waar [was] dat ter oorsaake van de menigvuldige besigheeden en grooten omslag van alle de hier vertoeft hebbende soo uijt als thuijsvaren[de] scheepen, en wel principaal de ontlossinge van Westerdijxhorn en Linschooten , dien bodem nog niet volkomen van sijne inladinge voor dit Gouvernement hadde kunnen werden ontheft, maar ook met eenen dat dien tijd egter te ruijm genomen is, dewijl men tegenswoordig de handen ruijmer heeft, om zulx in korten tijd te kunnen verrigten, en de nog mancqueeren[de] ballast en water af te scheepen, Soo is daarom gearresteert en beslooten dat die kiel op den 13e deser sal werden gemonster[t] en gedepescheert, dewijl men staat maak[t] dat denselven soo veel mogelijk met ‘s lands vaartuijgen geadsisteert werdende, als dan in volkomen staat van reijsvorderinge sal kunnen en behooren te weesen.

Verders is aan Pieter Cruijsser, geweesene capiteijn der burgerije tot Malacca , ten sijnen versoeke gepermitteert om een slave jonge, met name Domingo van Bengalen, naar het vaderland mede te nemen, mits dat alvoorens de gewoone transport en costpenningen voor de heen en weeder reijse door hem in ‘s Comps. cassa werden voldaan.

Geleesen sijnde extract uijt de notulen op gisteren in burger chrijgsraade gehouden,100 soo heeft men de gedaane aanstelling van de corporaals, Jacobus Bruijns en Jacob van Bochem, tot sergeants in plaatse van den tot brandmeester aangestelden sergeant, Zacharias Bek, en door geduurige indispositie van den dienst ontslagenen Christiaan Maasdorp, geapprobeert, soo wel als de verkiesing van de burgers Jacob van Rheenen en Hendrik Heijns101 tot corporaals.

Werdende vervolgens door den Heer independen[t] fiscaal, Adriaan van Kervel, geproduceert de door hem ingewonnene beedigdeattestatien en beantwoorde102 vraagpointen van den burger Jacobus van der Heijden, de oude, en door verscheijde andere persoonen, soo ‘s Comps. dienare[n] als andere, verleend nopens de saak van d[e] geweesene schipper Albert van Soest,103 beneve[ns] een memorie of relaas door Sijn E. opgestelt, vervattende desselfs gedagten en remarcqu[es] ten desen subjecte,104 alle welke papieren men best gedagt heeft pligtschuldig aan onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren te laten toekomen en naar ‘t Pat[ria] over te senden.

Daar na geliefden den Heer Gesaghebber ter vergaderinge over te leggen de jaarlijxe reek. der arme penningen van dese Caabse diaco[nie,] sijnde van den volgenden inhoud:


't Generale montant des capitaals deser Caabse diaco[nij] armen, bestaat in 't volgend[e,] te weeten:
Ao. 1725 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ122167:10:-
Daar bij in dit jaar gekomen:
Aalmoessen ƒ3226:-:-
Grafsteeden ƒ777:-:-
Interesten ƒ5743:-:-
Armbossen ƒ402:18:12
Testamentaire en liberale giften ƒ428:18:12
Verhuurde gestoeltens ƒ612:-:-
Winst en verlies ƒ32:10:-
Vonnissen ƒ600:-:- ƒ11822:07:08
    ƒ133989:17:08
Hier van gaat af:
Onkosten der armen ƒ4039: 13:12
Onkosten der kerk ƒ913:15:- ƒ4953: 8:12
Resteert nog ulto. December 1725   ƒ129036:08:12
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa over restant ƒ8281:01:04
Obligatien en kustingbrieven &a ƒ101000:-:-
Veragterde intresten ƒ6381:-:- ƒ115662:01:04
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
De kerk van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
De kerk van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:- ƒ13374:07:08
Adij ulto. December 1725 somma   ƒ129036:08:12

't Generale montant des capitaals deser Caabse diaco[nij] armen, bestaat in 't volgend[e,] te weeten:
Ao. 1725 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ122167:10:-
Daar bij in dit jaar gekomen:
Aalmoessen ƒ3226:-:-
Grafsteeden ƒ777:-:-
Interesten ƒ5743:-:-
Armbossen ƒ402:18:12
Testamentaire en liberale giften ƒ428:18:12
Verhuurde gestoeltens ƒ612:-:-
Winst en verlies ƒ32:10:-
Vonnissen ƒ600:-:- ƒ11822:07:08
    ƒ133989:17:08
Hier van gaat af:
Onkosten der armen ƒ4039: 13:12
Onkosten der kerk ƒ913:15:- ƒ4953: 8:12
Resteert nog ulto. December 1725   ƒ129036:08:12
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa over restant ƒ8281:01:04
Obligatien en kustingbrieven &a ƒ101000:-:-
Veragterde intresten ƒ6381:-:- ƒ115662:01:04
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
De kerk van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
De kerk van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:- ƒ13374:07:08
Adij ulto. December 1725 somma   ƒ129036:08:12

‘(Onderstont) In mijn presentie overgegeven en aldus met de boeken accoort bevonden, den 27e Februarij 1726. (Was getekent) Jan de la Fontaine.’

Dewelke volgens jaarlijx gebruijk copieelijk na het vaderland sal werden gesonden.

Laastelijk is aan den burger Daniel Otto Jonasz105 toegestaan om onder voldoening van ‘t daar toe staande transport en costgeld voor ‘t logement in de cajuijt, met het schip Carssenhof naar Europa te mogen overvaaren.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.


## Footnotes


  1. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 425-429. 

  2. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  3. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 253-256. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 106-107. 

  4. Die plakkaat is op 9 Januarie geproklameer. 

  5. Sien C.516,Uitgaande Brieven, 1726, pp. 41-44. 

  6. Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 389-405. 

  7. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 222-231. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 98-100. 

  8. Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 84. 

  9. Jacob Marik was afkomstig van Prätz ( Switserland ). Hy was in 1708 en 1709 ‘n sersant in die Kaapse garnisoen. Daarna het hy die Kaap blykbaar tydelik verlaat, want in 1713 keer hy as adelbors terug, en word die volgende jaar ‘n assistent. Hy het in 1717 ‘n vryburger geword, en is op 16.6.1720 getroud met Margaretha Cors, die dogter van Cors Hendriks en Anna Jansz. Marik is op 22.12.1730 oorlede. (Sien C.224,Requesten, 1717, no. 2; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 90.) 

  10. Hendrik Donker van Amsterdam was die seun van Hendrik Donker en Elsje Lakeman. Hy het in 1684 as matroos na die Kaap gekom en het op 28.4.1692 ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Margaretha Hendrina van Otteren. Sy is in 1718 oorlede, en in 1722 het hy na Nederland teruggekeer. (Sien C.728,Diverse Burger Vrijbrieven en Biljetten, p. 3; M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 93.) 

  11. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  12. ‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skepe Aagtekerk en Westvriesland bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 268-269. 

  13. Sien C.233,Requesten, 1726, no. 62. 

  14. Sien C.233,Requesten, 1726, no. 61. 

  15. Die skrywer van hierdie versoekskrif het deurgaans “Besaghebber” i.p.v. “Gesaghebber” geskryf. 

  16. Albert Andries Jerff van Kopenhagen was sedert 1699 soldaat aan die Kaap. Hy het in 1704 ‘n vryburger geword, en is die volgende jaar getroud met Anna Maria Mulder. Sy is in 1710 oorlede, en op 6.10.1715 het hy hertrou met Catharina Marquardt, die dogter van Thobias Marquardt en Catharina van den Berg. Toe sy in 1734 oorlede is, was Jerff reeds oorlede. (Sien C.225,Requesten en Norninatiën, 1718, no. 75; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, no. 47; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 102; M.O.O.C. 10/4,Vendu Rollen, 1731-1738, no. 115; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 79.) 

  17. Hermanus Kriel is in 1694 in Hanau gebore. Hy het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1722 ‘n vryburger geword. Hy is op 22.3.1722 getroud met Maria Steijn, die dogter van Jacobus Steijn. Sy is twee jaar later oorlede, en op 29.4.1725 is hy weer getroud met Elisabeth Anna Malan, die dogter van Jacques Malan en Elisabeth le Long. In 1735 het hy op sy plaas Paarl Diamant in Drakenstein gaan woon. Hy is in 1739 oorlede. (Sien C.229,Requesten, 1722, no. 71; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 70; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 27; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 34.) 

  18. Pieter Jubbels (Gobbels) van Keulen is op 8.11.1699 getroud met Margaretha Dusobry, die dogter van Jacob Dusobry en Margaretha Jean. Hy was ‘n vryburger aan die Kaap, maar het in 1706 na Batavia gegaan. In 1723 het hy egter teruggekeer, maar in 1743 het hy weer toestemming verkry om na Batavia te gaan. (Sien C.230,Requesten, 1723, nos. 123 en 124; C.242,Requesten en Nominatiën, 1743, no. 10; C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, no. 36.) 

  19. Maximiliaan de Huvetter was die seun van Jacob de Huvetter. Hy is in 1695 in Brugge gebore, en het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom. Hy is op 30.5.1722 getroud met Magdalena Verdeau, die dogter van Hercules Verdeau en Maria Catharina Huibeaux. Hulle het een dogter gehad. Hy het in 1723 ‘n vryburger geword. De Huvetter is op 29.1.1742 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 84.) 

  20. Claas Langemaak van Hademarschen het in 1721 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1725 ‘n vryburger geword. (Sien C.232,Requesten, 1724-1725, no. 64.) 

  21. Dit is dieselfde persoon as Ariaantje Malmer. 

  22. Dit is dieselfde persoon as Ariaantje Malmer. 

  23. ‘n Lys met die name van die 28 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 275-276. 

  24. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 511-543. 

  25. Sien C.516,Uitgaande Brieven, 1726, pp. 55-64. 

  26. Hendrik Adriaan van Reede tot Drakesteijn, Heer van Mijdrecht, is in 1635 in Utrecht gebore. Hy het in 1657 as adelbors na Indië gegaan en het vinnig opgang gemaak. In 1676 het hy na Batavia gegaan om homself te verdedig teen aanklagte van geldverkwisting. Twee jaar later vertrek hy na Nederland met die rang van Raad Extraordinaris. In 1684 keer hy as Kommissaris-Generaal na Indië terug. Onderweg daarheen vertoef hy van April tot Julie 1685 as Kommissaris aan die Kaap. Hy is op 15.12.1691 aan boord die Drechterland tussen Cochin en Soerat oorlede. Sien verder Wijnaendts van Resandt, W.,De Gezaghebbers der Oost-Indische Compagnie op hare Buiten Comptoiren in Azië, pp. 181-183, enSuid-Afrikaanse Argiefstukke, Belangrike Kaapse Dokumente, deel 1, pp. xx-xxii. 

  27. Die galjoot Noord het op 16.1.1690 op die terugtog vanaf Rio de la Goa aan die ooskus gestrand. SienResolusies van die Politieke Raad, deel III, p. 217, en C.502,Uitgaande Brieven, 1688-1690, pp. 602-606. 

  28. Die skip Bennebroek het in 1714 aan die ooskus gestrand. SienResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 371 en 425. 

  29. Claas Nieuwhof van Amsterdam het op 13.6.1720 as opperhoof van Rio de la Goa aan die Kaap geland. Hy is egter kort na sy aankoms oorlede. Hy was getroud met Aletta van der Storm. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 135.) Die instruksies aan Nieuwhof kan gevind word in C.122,Bijlagen, 1721, pp. 259-263. 

  30. Isaacq Johannes Lamotius was vanaf 1677 opperhoof van Mauritius . Sy vrou en babadogter het in 1679 daar in ‘n brand gesterf. In 1692 is hy gearresteer weens despotisme, en het hy ses jaar gevangenisstraf op ‘n eiland in Oos-Indië uitgedien. In 1718 het hy van die Kaap na Nederland teruggekeer. Sien Barnwell, P. J.,Visits and Despatches( Mauritius , 1598-1948), pp. 35-36; C.J.643,Papieren Concernerende de Vuijle Huijshoudings van het Opperhoofd van het Eijland. Sy “Africaans berigt” kan gevind word in C.122,Bijlagen, 1721, pp. 995-999. 

  31. In die afskrif van die oorspronklike is dit ook blanko gelaat. 

  32. Bostaande sewe rapporte kan onderskeidelik gevind word in C.122,Bijlagen, 1721, pp. 979-981, 1003-1019, 1027-1029, 1031-1034, 1035-1037, 1039-1045 en 987-993. 

  33. Sien C.124,Bijlagen, 1723, pp. 461-477. 

  34. Sien C.126,Bijlagen, 1725, pp. 723-725. 

  35. Ibid. pp. 671-711. 

  36. Ibid. p. 735. 

  37. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 551-569. 

  38. Henricus Zwaardecroon was die seun van Theophilus Henricus Zwaardecroon en Margaretha Heulen. Hy is op 26.1.1667 in Rotterdam gebore. In 1684 tree hy as adelbors by die Kompanjie in diens en vergesel Hendrik Adriaan van Reede as sy sekretaris na Batavia. In die Ooste het hy verskeie poste beklee voordat hy in 1703 sekretaris van die Raad van Indië geword het. Die volgende jaar is hy bevorder tot die rang van Raad Extraordinaris, en in 1715 tot Raad Ordinaris. In 1718 het hy Goewerneur-Generaal van Indië geword. Na sy aftrede het hy op sy landgoed in Batavia gaan woon, waar hy in 1728 oorlede is. (SienNieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel VII, kol. 1352-1354.) 

  39. Mattheus de Haan van Dordrecht (1663-1729) was die seun van Adriaan de Haan en Johanna van Wijngaarden. Hy het in 1671 saam met sy ouers na Batavia verhuis. In 1676 het hy as assistent by die Kompanjie in diens getree. Nadat hy enkele jare in Soerat gedien het, keer hy in 1696 na Batavia terug, en word in 1698 opperkoopman. In 1700 word hy sekretaris van die Raad van Indië, en twee jaar later visie-president. Hy is in 1704 bevorder tot die rang van Raad Extraordinaris, en in 1710 tot Raad Ordinaris. (SienNieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel VI, kol. 657.) 

  40. ‘n Afskrif van die eed kan gevind word in C.127,Bijlagen, 1726, pp. 45-46. 

  41. Sien C.127,Bijlagen, 1726, pp. 33-41. 

  42. Spelfoute in die onderstaande twee versoekskrifte is nie verbeter nie. 

  43. ‘n Lys met die name van die 37 siek matrose is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, p. 290. 

  44. ‘n Lys met die name van die vyftien siek matrose is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, p. 291. 

  45. Sien C.516,Uitgaande Brieven, 1726, pp. 64-67. 

  46. Die Politieke Raad het nie op 22 Januarie vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 836. 

  47. Wigbold Slicher en sy seuntjie, Anthonij, was met Boukenrode van Batavia onderweg na Nederland. 

  48. ‘n Gedeelte waarin beskadigde en tekortkomende goedere uit die skepe Aagtekerk en Westvriesland en in die pakhuis as verliese afgeskryf is, is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 298-300; C.291,Memoriën, 1710-1726, pp. 469-470. 

  49. Die oorspronklike brief kan gevind word in C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 615-619. 

  50. Sy naam verskyn vanaf 1708 tot 1728 in die monsterrolle van Stellenbosch . Waarskynlik was hy nie getroud nie, aangesien hy sy vrygestelde slaaf, Karel van Bengale, as sy erfgenaam benoem het. (Sien Stellenbosch 18/5,Testamenten, 1720-1726, no. 73.) 

  51. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 571-579. 

  52. Sy was afkomstig van Kalmar ( Swede ), en is op 1.12.1697 getroud met Christiaan Kotze, die seun van Johann Kotze en Hillegonda Boone. Na sy dood het sy op 4.11.1703 hertrou met Valentijn Kleijnveld. Hy en hulle seun, Herman, het in 1725 gerepatrieer. 

  53. Sien C.233,Requesten, 1726, no. 58. 

  54. Johann Theophilus Hugo Rochlitz was die seun van Samuel Rochlitz. Hy is in 1700 in St. Andreasberg gebore, en het in 1721 as soldaat na die Kaap gekom. In 1723 het hy ‘n vryburger en chirurg geword, en die volgende jaar is hy met Maria Kleijnveld getroud. (Sien C.J.2603,Testamenten, 1725-1726, no. 4.) 

  55. Sy is in 1710 aan die Kaap gebore. 

  56. Hy was die seun van Michiel Leij en Engela Breda, en het in 1720 as assistent by die Kompanjie in diens getree. In 1732 is hy bevorder tot onderkoopman, maar twee jaar later het hy a.g.v. swak gesondheid uit die diens getree en ‘n vryburger geword. Hy is op 17.12.1724 getroud met Jacoba Christina de Wet, die dogter van Jacobus de Wet en Christina Bergh. Leij is in 1758 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/10,Testamenten, 1757-1758, no. 44.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.233,Requesten, 1726, no. 59.) 

  57. Sien C.233,Requesten, 1726, no. 57. 

  58. Jan David Feijrabend is in 1653 in Straatsburg gebore. Hy het in 1689 by die Kompanjie in diens getree, en was vanaf 1693 ‘n soldaat aan die Kaap. In 1696 is hy bevorder tot korporaal, en in 1700 tot sersant. Hy het in 1707 na Nederland vertrek, maar het in 1709 na die Kaap teruggekeer, en het in 1711 stalmeester geword. In 1713 is hy bevorder tot vaandrig, en in 1722 tot luitenant. Hy is in 1707 in Nederland met Geertruijd Goedhand getroud. Sy het hom na die Kaap vergesel, maar hulle is in 1711 geskei. Die volgende jaar het sy en haar twee dogters na Batavia vertrek. (Sien C.J.5,Criminele en Civile Regts Rollen, 1711, p. 74; C.J.1025,Civiele Proces Stukken, 1711, pp. 172-177.) 

  59. ‘n Lys met die name van 40 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 311-312. 

  60. Die Politieke Raad het nie op 5 Februarie vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 858. 

  61. Ds. Johannes Godefridus D’Aillij van Amsterdam het op 25.1.1708 met die Generale Vrede in Tafelbaai aangekom, en het op 5.2.1708 sy intreepreek as predikant van die Kaapse gemeente gelewer. Hy is op 3.8.1721 getroud met Alida de Lange, die dogter van Jan Hendrik de Lange en Danielle Rijcken, en die weduwee van Francois Guto. Hulle het geen kinders gehad nie. Hy is in Junie 1726 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 16.) 

  62. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 96-97. 

  63. Die Politieke Raad het op Saterdag 9 Februarie vir ‘n buitengewone vergadering byeen gekom. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 860-861. 

  64. In die H.K. staan ook “assaijeur”. Dit moet egter wees “essaijeur”. 

  65. In die H.K. staan ook “assaijeur”. Dit moet egter wees “essaijeur”. 

  66. Waarskynlik word bedoel , ,stootkarren” of “stortkarren”. 

  67. In die H.K. staan ook “caliebere”. 

  68. Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 35-131. 

  69. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 151-160. 

  70. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 515-542. 

  71. Die Politieke Raad het op 19 Februarie ook vergader. Vgl. C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 868. 

  72. Twee gedeeltes is hier weggelaat. In die eerste gedeelte is twee nuwe skippers op die skepe Victoria en Zeepost , en ‘n nuwe opperstuurman op lg. skip aangestel. (Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 343-344.) Die ander gedeelte handel oor tekorte op die skip Wendela . Die Raad het besluit om ‘n gedeelte daarvan as verliese af te skryf, terwyl die skipper en boekhouer van die skip se rekenings met die res belas sou word. (Sien C.20,Resolutiën, 1725-1726, pp. 344-345; C.291,Memoriën, 1710-1726, p. 473.) 

  73. Godfried Schaffernicht van Merseburg was vanaf 1709 ‘n soldaat aan die Kaap, en het in 1715 ‘n vryburger geword. (Sien M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, nos. 72 en 73; M.O.O.C. 10/1,Vendu Rollen, 1691-1717, nos. 97, 100, 102 en 104; M.O.O.C. 13/1,Boedel Reekeningen, 1709-1722, nos. 123 en 1231.) 

  74. Hendrik Frappe van Amsterdam was vanaf 1699 tot 1702 pennis in Batavia, en het in 1706 as adelbors na die Kaap gekom. In 1715 is hy op ‘n tog na Madagaskar gestuur om slawe te koop. Hy het in 1717 boekhouer en hoof van die houtskuur en slawelosie geword. Na die dood van sy eerste vrou, Johanna Pretorius, is hy op 5.12.1720 met Aletta Botma getroud. Sy is in 1723 oorlede, en op 22.7.1725 is hy weer met Christina van Zijl getroud. In 1733 het hy en sy gesin na Nederland verhuis, maar in 1743 het hy as vryburger na die Kaap teruggekeer. Die volgende jaar het hy aansoek gedoen om weer by die Kompanjie in diens te tree. Hy is in 1747 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 113; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 59; M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1745-1751, no. 29; C.235,Requesten, 1729-1732, no. 121; C.243,Requesten en Nominatiën, 1744, no. 49.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.233,Requesten, 1726, no. 56. 

  75. Jan Cornelisz Stip se naam verskyn sedert 1700 as vryburger in die monsterrolle. Hy was getroud met Jannetje Aarsens (ook geskryf Maersen, Aartse, Arentsz). 

  76. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 89-90. 

  77. Die Politieke Raad het nie op 26 Februarie vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 872. 

  78. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 87-88. 

  79. Anna Catharina de Wit was die dogter van Jan de Wit en Maria Adriaansz. Sy is in 1707 aan die Kaap gebore, en is op 24.2.1726 met Wiltens getroud. 

  80. Die skipper van Hogersmilde

  81. Die skipper van Soetelingskerke

  82. Die skipper van Blijdorp

  83. Die skipper van Purmerlust

  84. Die skipper van Anna Maria

  85. Die skipper van Oostrust

  86. Dit moet wees Pieter van Pavia. (Vgl. sy handtekening hieronder.) Hy was die skipper van Delfsland

  87. Sy naam was Abraham van Essen. (Vgl. sy handtekening.) Hy het die rang van onderkoopman gehad, en was boekhouer op Everswaard

  88. Die skippers van Agatha en Theodora was onderskeidelik Wouter Brand en Pieter Bellaart. 

  89. Die instruksies aan die retoervloot kan gevind word in C.127,Bijlagen, 1726, pp. 191-247, 251-254 en 255-266. 

  90. Sien C.127,Bijlagen, 1726, pp. 363-368. 

  91. Sien C.343,Attestatiën, 1726, pp. 77-86. 

  92. Die skipper van Valkenisse

  93. Die skipper van Huis ten Donk

  94. Die skipper van Patmos

  95. Die skipper van Everswaard

  96. Die skipper van Elisabeth

  97. Die skipper van Meijnden

  98. Die skipper van Amsterdam

  99. Die skipper van Uno

  100. Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, pp. 85-86. 

  101. Hendrik Heijns (1694-1741) was die seun van Paul Heijns en Maria van der Merwe. Hy het in 1720 as adelbors by die Kompanjie in diens getree, en het in 1726 ‘n vryburger geword. In 1723 is hy met Delia van der Storm getroud. (Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 113-114; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 73.) 

  102. Die gekursiveerde gedeelte is in ‘n ander handskrif tussen die reëls bygeskryf. 

  103. Albert van Soest was die skipper van Schoonenberg , wat op 20 November 1722 by Kaap Agulhas gestrand het. Hy is later van strandroof aangekla. Sien C.J.646,Proces Stukken, Van Soesten C.647,Stukken in zaak Fiscaal contra Van Soest

  104. Sien C.343,Attestatiën, 1726, pp. 113-124. 

  105. Daniel Otto Jonasz van Sleeswyk het in 1710 as soldaat op die Donau na die Kaap gekom, en het op 8.10.1715 ‘n vryburger geword.