Skip to content

C075 v1.20

C. 75, pp. 26-27.

Donderdagh den {17260314} 14e Maart 1726, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

1

Alle present,assumptisden Heer commandeur, Gerbrand Mamus, benevens den vice commandeur en schout bij nagt der presente retourvloot.

Den opperstuurman van het schip Everswaart , Jan van Male, ter oorsake van desselfs quaad en onbehoorlijk comportement huijden morgen in Raade van Justitie met assumptie der voorsz vlagge luijden onder anderen gecondemneert geworden zijnde omme tot voorkominge van alle verdere disordres van sijnen bescheijden bodem op een ander schip verplaatst te werden;2 soo wierd door den Heer Gesaghebber in overweeginge gegeven op welk schip men denselven best soude kunnen doen overgaan, waar over gedelibereert wesende, is best gedagt dat men gesegde Van Male als tweede opperstuurman op het schip Mijenberg ten overvaart na het vaderland plaatsen sal; sijnde vervolgens weeder tot opperstuurman op het schip Everswaart aangestelt die van het aanweesend scheepje Spieringshoek , Adriaan Boele, ende sulx niet alleen vermits zijne bequaamheijt en g’experimenteerde zeemanschap, maar ook dat dewijl de retourvloot gedepescheert is en volkomen zeijlvaardig is leggende, het selve met den minsten omslag van verschanssinge, waar toe den tijd te kort soude vallen, kan geschieden.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] G. MAMUS.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JB. D. FRIES.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] PR. VN. PAVIA.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 28-30.

Donderdagh den {17260314} 14e Maart 1726, voormiddags. Extraordinaire vergadering.

3

Alle present.

Vermits den ondercoopman van ‘t schip Steenhoven , Johan de Lille, geduurende het vertoef van dien bodem benevens de scheepen Beekvlied en Clarabeek in de Saldanhabaij door den breeden scheepsraad dier kielen van seer vuijle en infame geijlheeden aangeklaagt is geworden, en dat ter oorsake van de menigvuldig[e] besigheeden dewelke de presente en heeden gedepescheerde of zeijlvaardig leggende retourvloot en andere aangeweest hebbende uijtkomende scheep[en] hebben verschaft, tot nog toe bij gebrek van tijd die sake niet behoorlijk hadde kunnen ondersogt, nog daar op gedisponeert werden; soo geliefden den Heer Gesaghebber in overweging[e] te geven of het ten aansien het schip Steenhoven bij na in gereetheijd van vertrek is gebragt, om in wijnige dagen na Batavia reijs te kunnen vorderen, derhalven niet noodsakelijk soude weesen dat gem. ondercoopman De Lielle hier aan de wal wierde geligt, ten eijnde sonder precipitance met de nodige omsigtigheijd en tijd over een materie van sulken aangelegentheijd en neteligen aard tegens hem door den Heer fiscaal independent te kunnen werden geprocedeert, ‘t geen naar gehoudene besoigne eenpariglijk goed en dienstig geoordeelt is4 Ende gemerkt door gedagte ligting het schip Steenhoven weeder met een ander boekhouder sal moeten werden voorsien, Soo is op de voorstelling van den Heer Gesaghebber daar toe aangestelt den adsistent, Hieronimus Swellengrebel,5 als sijnde een jongman van de vereijschte bequaamheijd, die bij de seven jaaren sijn dienst ter politicque secretarije alhier tot genoegen waargenomen heeft.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 31-34.

Dingsdag den {17260319} 19e Maart 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.6


Vervolgens sijn daar op binnen gekomen den schipper van het schip Steenhoven en die van Beekvlied voormelt, betuijgende op afvraging van den Heer Gesaghebber da[t] sij behalven goede en deugtsame ververssing[en] van vleesch, brood en moeskruijden geduur[ende] haar aanweesen ter deser plaatse ook hadde[n] genooten, en voorsien waaren geworden van sodanige provisien tot revictualieerin[g] hunner onderhebbende bodems, manschap en verdere benodigtheeden als haar tot vervordering der Bataviase reijse dienst[ig] en noodsakelijk waaren geweest, dog dat deselve evenwel niet voor den 23e dese[r] souden kunnen ondernemen, geconsidereert de geduurige Z.Ot. en nu N.Wt. wi[nden] bij na veertien dagen agter den anderen sterk gewaaijt hebbende, haar seer in de ontlossinge en ‘t verrigten der verdere scheepssaken hadde veragtert, over het welke geraadpleegt sijnde, soo heeft men den monsterdag dier kielen tegens den voormelten tijt moeten bepaalen.7


Laastelijk is op de propositie van den Heer Gesaghebber vermits de slegte gesteltheijd van de vloer in Sijn Es. woninge in het voorhuijs en de twee zijdkamers aan de regterhand, goedgevonden dat die van een andere bevloerin[g] zullen werden voorsien, als mede dat ër eenige nodige reparatie aan het hospitaal en het huijs van den opperchirurgijn dese[s] Gouvernements sal werden gedaan.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoo[p,] ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBE[L].

[Signed:] Mij present, R. TULBAG[H.] Secre[ts.]

C. 75, pp. 35-40.

Dingsdag den {17260319} 19e Maart 1726, voormiddags.

Alle present,assumptisden coopman en gedesigneerd opperhoofd voor Rio de la Goa , Jan de Conink.

Gemerkt den vastgestelden tijd van vertrek voor het opperhoofd Jan de Conink &a. na Rio de la Goa op handen begon te schieten, als sijnde vastgesteld tegens den 1e April aanstaande, en dat de verdeeling der manschap voor dat camptoir nog niet geschied was, soo wierd door den Heer Gesaghebber te kennen gegeven dat Sijn E. de vergaderinge ten dien eijnde hadde geconvoceerd, sullende na gem. residentie na besorging der van volk ontbloot geweest hebbende scheepen Steenhoven , Clarabeek en Beekvlied nog kunnen gesonden werden 65 militairen en 32 zeevarende, ‘t geen alles is wat men voor dese maal in voldoening der gevorderde manschap van gedagte opperhoofd kan bijbrengen, schoon daar door het guarnisoen deses Casteels in plaatse der na het vaderland met dese retourvloot verloste en haar tijd uijtgediend hebbende persoonen, voor tegenwoordig niet tot het ordinaire getal sal kunnen werden gesuppleert, waar en boven tot meerder versterking der na Rio de la Goa te sendene manschap ten versoeke van meergesegde opperhoofd nog in dienst der E. Comp. aangenomen sijn Jan Frappe8 van Cabo de Goede Hoop als soldaat met ƒ9, Jacobus Heijlon9 van do. als vooren, en Jan Ekelum10 als thuijnier insgelijx met ƒ9.

Waar op verders gedelibereert sijnde over het tweede vaartuijg dat benevens het scheepje Spieringshoek na Rio de la Goa ten meesten dienst en om aldaar conform de hoog geagte ordres onser Heeren en Meestere[n] te werden aangehouden, soude kunnen en behooren over te vaaren, Soo is op het gedane versoek en voorstellinge van dikwilsgemel[d] opperhoofd De Conink goedgevonden en verstaan dat daar toe sal werden g’emploijeert den hoeker de Zeepost , met dewelke men alle de goederen per de scheepen Beekvlied en Clarabeek ten behoeve van dat comptoir alhier aangebragt, uijtgenomen de coralen die half en half over die kieltjes zullen werden verdeelt, na derwaarts sal afsenden, en ten overvoer daar op plaatsen, sullende deselve vervolgens op Saturdag den 30e deser lopende maand werden gemonstert en gedepescheert.11


Werdende daar op wijders door den Heer Gesaghebber aan de gesamentlijke raadsleeden voorgehouden of ër nog ietwes ten nutte van het comptoir op Rio de la Goa soude kunnen werden gedaan, en na dat door Haar E.Es. hier op betuijgt was dat sij niets meer wisten bij te brengen, als weesende alles na uijtterste vermogen ten dienste van evengemelte residentie, tot voortsetting dier expeditie en het bereijken der goede oogmerken van d’ E. Comp. ter dier plaatse werkstellig gemaakt, soo wierd door Sijn E. aan het opperhoofd De Conink vervolgens afgevraagt of hij nog eenige saken ten voordeele van dat comptoir hadde voor te stellen, waar op door gedagte opperhoofd wierd gerepliceerd dat hij in alles was voldaan, en niet meer te versoeken hadde.

Weshalven laastelijk op ‘t voorschrijvens der bediendens op Rio de la Goa , navolgens de door haar gesondene memorien van de besettelingen aldaar,12 soo vermits tijts expiratie, als het waarnemen eeniger provisioneele diensten in qualiteijt en besolding verbetert sijn de volgende, te weesten Jan Spoor van Utrecht, Jan Godlieb Zeijger13 en Jan Joosten Berkhuijsen,14 alle drie dewijl sij haar tijt tot genoegen hebben uijtgediend, tot ƒ11 met een nieuw verband van drie jaaren; Jan Wageningen15 van Utrecht om die selfde reeden tot ƒ13 met gelijk verband als de vorige; Jan Priem16 van Brugge als huijstimmerman, Alexander de Coning17 van Haarlem als metselaar, Casper Jansz18 van Groeningen als siekevader, Pieter Marchand19 van Aardenburg als smit, en Aart Albertsz van Wensveen als rietdecker, ider met ƒ14 per maand onder haar lopend verband.

Werdende de aanstelling van een commandeerend officier der militie aan het opperhoofd De Conink en den raad gedefereert gelaten, om daar toe te bevorderen die geene die sij het bequaamst oordeelen sullen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. DE KONINK.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 41-48.

Dingsdag den {17260326} 26e Maart 1726, voormiddags.

Alle present.

Den schipper van het aanweesend schip Clarabeek ter vergaderinge verscheenen en op de vrage van den Heer Gesaghebber betuijgt hebbende dat hij alhier voor sijnen onderhebbenden bodem niet alleen tot volkomen genoegen hadde genoten de gewoone ververssingen van groente, vleesch en brood, maar dat ook bovens dien buijten de verdere benodigtheeden aan hem was toegevoegt soo veel volk en provisie als tot onderneming der Bataviase reijse dienstig was geweest, zulx hij deselve op Saturdag den 30e deser lopende maand soude kunnen aannemen, Soo is naar gehoudene besoigne den monsterdag van dat schip tegens dien tijd bij toelatinge van bequaam weer en wind vastgestelt.

Vervolgens geliefden den Heer Gesaghebber aan de leeden des Raads te communiceeren dat Sijn E. bij sig selven hadde nagedagt dat ten tijde van het schandelijk verseijlen van ‘t schip Schoonenberg , den dienst als boekhouder in ‘s Comps. slagthuijs is waargenomen geworden door den adsitent, Hendrik Sprinkhorn, dewelke geduurig een seer goed vrind van den burger Jacobus van der Heijden, de oude, en den geweesene schipper, Albert van Soest, is geweest, den laatsten ook in sijne processtukken alhier onder de hand gedient hebbende, zulx het niet buijten presumptie is dat gedagte Sprinkhorn veel kennisse van de saken van Van Soest sal moeten hebben gehad, ja selfs dat men soude kunnen twijffelen of hij niet wel eenige goederen voor denselven na het vaderland sal mede genomen hebben, sijnde in den jaare 1724 met het schip Patmos gerepatrieert; weshalven den Heer Gesaghebber in overweginge gaf of het niet dienstig soude sijn dat hier van de vereijschte kennisse aan onse Heeren en Meesteren gegeven wierd, of het sake was dat meergesegde Sprinkhorn sig nog ergens in Nederland mogte bevinden, als wanneer Haar Wel Edele Hoog Agtb. denselven tot ‘t verklaaren van de waarheijd van ‘t aan hem bewuste souden kunnen constringeeren, en veel ligt in de saak van Van Soest krijgen, te meer dewijl met dat selfde schip nog na ‘t Patria vertrocken is den burger Amos Lambregtsz Hugozoon, een Leijenaar van geboorte, en aldaar van een bekende familie, die mogelijk van dikwilsgenoemde Sprinkhorn aanwijsinge sal weeten te doen, of misschien ook wel iets dese saak betreffende op de reijse van hem gehoord hebben; over het welke met aandagt gedelibereert sijnde, soo heeft men goed en dienstig gevonden dat het voorsz advis bij eerste gelegentheijd onderdaniglijk aan onse Heeren Majores sal werden gedaan.

Voorts gereflecteert weesende op de seer g’eerde ordre van Haar Wel Edele Hoog Agtb., vervat bij missive van den 21e Julij des voorleeden jaars,20 noopende het oeffenen deser coloniers in den wapenhandel, ten eijnde deselve altoos in goede discipline te houden, om bij onverhoopte toevallen op de posten daar het vereijscht word, in staat van tegenweer te kunnen sijn, en ingevolge de gedagten van den Heer Directeur Des Rocques21 den vijand het doen van een landing te bedisputeeren, Soo is na rijpe deliberatie best gedagt dat men, alvoorens hier omtrent verder besluijt te nemen, de burger capiteijnen soo van de Caab, Stellenbosch als Drakensteijn over dit onderwerp hooren sal, en haare consideratien in geschrifte afeijsschen hoedanig gedagte wapen oeffening op de gevoegelijkste wijse werkstellig sal te maken sijn.

Op het gedaane versoek van den stuurman, Jan de Groot, van het schip Everswaard door indispositie hier verbleven, heeft men aan hem gepermitteert om met het schip Clarabeek weeder naar Batavia te mogen te rugge keeren.

Ende ten aansien den tijd van den generalen opneem der burger effecten weeder op handen begon te schieten. Soo is insgelijx goedgevonden en verstaan dat men die op ulto. April mitsgrs. 1e en 2e Maij aanstaande onder presentatie van eede hier aan Cabo op de nieuwe kat, en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost, Martinus Berg, sal laten geschieden, ende zulx na het voorbeeld van den voorledenen jaare ten overstaan van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie.

Den predicant, Johannes Godefridus D’ Aillij, door indispositie en groote lighaams swakheijd reets eenige weeken agter den anderen verhindert geworden sijnde om den predikdienst naar gewoonte waar te nemen, heeft men om te prevenieeren dat den godsdienst niet in verval mogt komen te geraken, beslooten en vastgestelt dat den predicant van Stellenbosch , Henricus Bek, bij missive sal werden geordonneert om aanstaande Sondag den laatsten deser maand alhier te komen prediken, mitsgrs. de Sondag daaraanvolgende insgelijx, bij aldien het H. nagtmaal op laastgem. Sondag volgens bereijts gedane afkondiging tot Stellenbosch niet moet uijtgedeelt werden, sullende bij continuatie der siekte van den predicant D’ Aillij als dan verders moeten werden gedisponeert in welker voegen het waarnemen der predikbeurten, soo ter deser plaatse als in de kerken van Stellenbosch en Drakensteijn , door de twee overige predicanten best sullen kunnen werden geschikt.

Wijders is uijt aanmerkinge van de swakheijd der leeden van den Raad van Justitie, goedgevonden tot mede lit in dat Collegie aan te stellen den equipagiemeester deses Gouvernements, Jacobus Möller.

Laastelijk is geleesen seker reqt. door weesmeesteren in de volgende onderstaande bewoording gepresenteert:22

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Politicque Raad deses Gouvernements.

‘Wel E. Heer en Agtb. Heeren,’

‘Verthonen met schuldig respect weesmeesteren deser steede hoe in den jaare 1721 van hier na Batavia op ‘t schip Coning Carel is overleeden eenen Frans van Leeuwen,23 van desen plaats geboortig, soldaat in dienst der E. Comp., dat denselven over sijn nalatenschap weesmeesteren tot executeurs heeft aangestelt, mitsgrs. tot erfgenamen sijn volle broeder, Pieter Cornelisz van Leeuwen, Johannes Smiesing en Willem Vrisnet, halve broeders, en sijn halve suster, Margareta Geertruij Frisnet,24 ieder in eguale portie, uijtwijsens copia testament desen annex.25

‘Welkers nalatenschap (die in ‘t geheel omtrent bedraagt een somma van ƒ1070 Caabs geld) weesmeesteren gaarne na inhoude van ‘t voorsz testament soude willen verdeelen ende een ieder sijn erfportie doen genieten; maar aangesien de twee eerstgen. erfgenamen, Pieter Cornelisz van Le[e]uwen en Johannes Smiesing, ‘s Comps. slaven sijn, en de supplten. bedugt sijnde of deselve niet soude mistasten wanneer sij die gelderen buijten consent van Uw Wel E. en E. Agtb. afgaven en aan haar ter hand stelden, soo nemen sij de vrijmoedigheijd haar eerbiedig te wenden tot Uw Wel E. en E. Agtb., met nedrig versoek van met derselver hoogwijs advijs gesterkt te mogen werden hoedanig de supplten. sig nopens de erfporties van voorsz slaven sullen hebben te gedragen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Lager) Uijt naam en last van weesmeesteren voornt. (Was getekent) Jb. Lever, secretaris.’

‘(In margine) Ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop, den 26e Maart 1726.’

Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, heeft men geen swarigheijd gemaakt wegens het afgeven der competeerende erfportie aan ‘s Comps. lijfeijgenen Pieter Cornelisz van Leeuwen en Johannes Smiesing, weshalven weesmeesteren daar toe sullen werden gequalificeert.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 49-52.

Woensdag den {17260403} 3e April 1726.

26

Het onderstaande reqt. ter ordre van den Heer Gesaghebber aan de leeden des Raads vertoont:

Aan den Ed(e]len Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements.

‘Edele Heer,’

‘Geeft met veel respect te kennen den ondergetek. capitain, Claas Thaa, commandeerende ‘t Deens O[o]stindische Comps. schip de Graaf Laurwig , eergisteren hier ter rheede verscheenen, omme ververssinge voor sijne ophebbende manschap.27

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Sijnde 53 persoonen, welke seer swaar aan den scheurbuijk vast sijn, en niet als door refrichementen sullen konnen herstelt raken, weshalven den voorm. capn., Claas Thaa, UEdt. seer dienstvriendlijk versocht dat denselven mag werden gepermitteert geduurende sijn verblijf alhier de ververssingen te mogen opkopen.’

‘Wenschende UE. een langen leven en voorspoet in desselfs gesag - - - (Was getekent) C. Thaa. (In margine) Cabo de Bona Esperance, den 3e April 1726.’

En met eenen aan Haar E.Es. in omvrage gebragt sijnde of het daar bij gedane versoek diende toegestaan te werden, Soo is diesaangaende eenparig geadviseert van ja, en dat oversulx aan den capn. van ‘t Deens schip d’ Graaf Laurwig sal werden gepermitteert voor sijne ophebbende drie en vijftig sieken driemaal ter week een lb. vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters te mogen inkopen, als hebbende deselve op expresse voorhouding van den Heer Gesaghebber betuijgt dat zulx sonder prejuditie van den dienst der E. Comp. konde geschieden, in welker voegen gem. capn. mede sal vrijstaan een wijnig groente na rato bij de andere burgers te mogen opdoen, mits nogtans dat soo wel van ‘t een als ander behoorlijke lijsten sullen moeten werden overgelevert.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, Js. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 53-64.

Woensdag den {17260417} 17e April 1726, voormiddags.

28

Alle tegenwoordig.

Ter ordre van den Heer Gesaghebber de schippers der aanweesende scheepen Stadwijk en de Visch ter vergaderinge verscheenen sijnde, soo wierd haar door Sijn E. afgevraagt of sijlieden geduurende haar vertoef alhier niet ten vollen genoegen hadden genooten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, benevens sodanige andere benodigtheeden meer als haar tot vervorderinge der Batavisse reijse waaren dienstig geweest, en wanneer sij deselve gevolglijk souden kunnen aannemen, op het welke door gem. schippers wierd gerepliceert dat sij ten opsigte van het eerste van alles voldaan waaren, en ten belange van het laatste, dat daar toe eerstgedagte den 20e, en den anderen den 22e deser lopende maand in gereetheijd souden kunnen sijn, weshalven naar gehoudene besoigne den monsterdag dier kielen tegens voorm. tijden vastgestelt is.

Vervolgens is geleesen seeker versoekschrift door den adsistent, Johannes Balthazar Swellengrebel,29 in de onderstaande bewoordinge overgelevert:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deses Gouvernements.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Met schuldig respect en eerbied geeft in alle onderdanigheijd te kennen UE. Agtb. seer nedrigen dienaar, Johannes Balthazer Swellengrebel, dat hij supplt. in den jare 1721 in dienst der E. Comp. aangenomen sijnde voor adelborst a ƒ10 ter maand, seedert door de goedheijd van UE. Agtb. is gevordert geworden tot adsistent a ƒ20 maandelijx, waar voor den supplt. sig verpligt vind UE. Agtb. ootmoedig dank te seggen, hebbende gevolglijk van den voormelten jaare 1721 af sijn dienst ten negotie comptoire deses Gouvernements (onder reverentie gesegt) tot genoegen sijner gebiederen waargenomen. Maar dewijl den supplt. wel genegen soude sijn omme tot beeter voortsetting van sijn fortuijn sig naar India te begeven, soo neemt hij de vrijheijd UE. Agtb. onderdaniglijk te versoeken dat hem gunstig mag werden gepermitteert om ten dien eijnde aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hoog[e] Indische Regeering onder ‘s Comps. papieren een ootmoedig versoekschrift te mogen oversenden, en dat hetselve met favorabel voorschrijvens van UE. Agtb. mag werden ondersteunt.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Op welkers inhoude gereflecteert weesende, is goedgevonden en verstaan het daar bij gedaane versoek te accordeeren, sullende bij het eerst af te gaane schrijvens favorabel aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering werden voorgedragen.

Waar na op de propositie van den Heer Gesaghebber insgelijx vastgestelt is dat ër billietten sullen werden geaffigeert, ten eijnde een igelijk deser ingesetenen op nieuws te adverteeren dat ër met de jongst uijt het vaderland gearriveerde scheepen een goede quantiteijt seer goede en deugtsame tabak is aangebragt, en dat een ider daarvan tot genoegen tegens de ordinaire prijs van elf stuijvers het lb. uijt ‘s Comps. negotie pakhuijs sal kunnen werden gerieft, gevende Sijn E. daarnevens in consideratie of het niet dienstig soude sijn dat tegens den particulieren inbreng van dien nogmaals bij placcaat wierde voorsien. Ten welken propooste door den Heer fiscaal independent te kennen gegeven wierd hoe hij tot sijn leetweesen moeste betuijgen dat den invoer van particuliere tabak nog niet ten eenemaal hadde kunnen gestremt werden, schoon Sijn E. daar tegens geduurig na uijtterste vermogen hadde doen vigileeren, als weetende de aanbrengers deselve somwijlen door dese en geene sinistre middelen en practijcquen waar tegens men in ‘t geheel niet kan voorsien, aan de wal te krijgen, met bijvoeging dierhalven dat tot voorkominge van ‘t aanbrengen, mitsgrs. inkoopen of inruijlen van particuliere tabak ‘t emaneeren van gesegde placcaat van veel noodsakelijkheijt soude weesen, voornamentlijk wanneer de paenaliteijten bij het vigeerend generaal en scheepsplaccaat gestatueert, daar bij eenigsints wierden verswaart, op dat alsoo een ider daar van dies te meer soude kunnen werden afgeschrikt; welken aangaande geraadpleegt, en overwogen sijnde dat den particulieren inbreng van dat kruijt tegenswoordig soo veel te strafbaarder en schadelijker voor d’ E. Comp. moet werden aangemerkt, nademaal een igelijk nu een geruijmen tijt herwaarts tot een seer billijke prijs sijn gerief uijt ‘s Comps. negotie pakhuijs van tabacq heeft kunnen krijgen; Soo is daarom goedgevonden en dienstig geoordeelt dat om het aanvoeren van tabacq door particulierede novomet sterker aandrang te weeren, hetselve wederom bij placcaat sal werden verbooden en geinterdiceert, ende zulx niet meer op de voorgaande boetens bij het vigeerend generaal placcaat g’expresseert, namentlijk boven confiscatie van de aangebragte tabak 10 Rds. voor den verkoper, en 50 Rds. voor den coper of inruijlder voor de eerste, mitsgrs. 100 Rds. buijten arbitrale correctie voor de tweedemaal, ‘t welk bij deesen werd vernietigt, maar ter contrarie met de volgende verhoging van penaliteijt, te weeten dat voortaan de aangebragte tabak voor den aanbrenger sal weesen verbeurd, en dat door den coper ofte inruijlder de waarde van dien sal moeten werden betaalt, boven het welke den aanbrenger soo wel als den coper of te inruijlder voor de eerste maal sal vervallen sijn in een boete van 50, en voor de tweede reijs in een boete van 100 Rds., buijten en behalven arbitrale correctie na exigentie van saken, sullende de gem. boetens werden verdeelt de helfte van de aangehaalde tabak voor d’ E. Comp. en d’ andere helft voor den officier, mitsgrs. het overige een derde voor den aanbrenger, en het verdere insgelijx voor den officier die de calange sal komen te doen.30

Wijders geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat de seer g’eerde ordres van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Gecommitteerdens tot den handel op Rio de la Goa en Terra de Natal , onder anderen vervat in Haar Wel Ed. Groot Agtb. hoogst geagt aanschrijvens van den 13e December d’ ao. passo.,31 beveelende dat ër eenige honderde ponden versch gebacken hard brood ten behoeve van het comptoir op Rio de la Goa souden moeten werden in gereetheijd gebragt, ter oorsake van het slegte coorngewasch deses jaars, waar door men niet buijten bedugtinge is van alhier in gebrek te geraken, onmogelijk sullen kunnen werden g’executeer[t,] dog dat egter al het hard brood dat op het scheepje Spieringshoek is geweest, daar op tot gebruijk aldaar is gelaten en na Rio de la Goa versonden, van het welke verstaan is dat aan welgem. Heeren tot gesegden handel gecommitteert, bij eerste gelegentheij[t] kennisse sal werden gegeven, met betuijging van onse droefheijd diesweegens, en dat men niet mancqueeren sal bij beeter slaging van de granen, Haar Wel Ed. Groot Agtb. billijke beveelen pligtschuldig te voldoen.

Van de Kirmansse bocken en geijten door de gunstige voorsorge en ter g’eerde ordre van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering in den laatst afgewekenen jaare 1725 uijt Persia over Ceijlon herwaarts aangesonden, het eenelijk levendig overgekomene geijtje nu voor eenigen tijt sijnde komen te verrecken, en daar door den aanteelt van dat gedierte in de regte soort wederom vernietigt weesende, soo heeft men het pligtig geagt, geconsidereert ër van de vijf overgeblevene rammen, die bij gebrek van geijten van haar eijgen aard afsonderlijk van andere schaapen en bocken gehouden werdende (na luijd der hoog geagte beveelen onser Heeren en Meesteren) van geen nut meer konden sijn, en dewelke men daarom met andere hier te lande vallende gemeene geijten heeft laten speelen, verscheijde jonge bockjes, en een bastaart geijtje sijn voortgekomen, en dat oversulx vertrouwt word dat dat gedierte in sijn eijgen soort voorspoediger soude kunnen werden voortgequeekt, bij aldien men het geluk hadde dat ër meerder geijten als de eerste reijs is geschiet, levendig konden overkomen, om van de Heeren der Hooge Regeering van India nogmaals te moeten versoeken dat deselve de goedheijd gelieven te hebben ons weeder van 12 Kirmansse geijten uijt Persia te doen voorsien, of te wel soo veel meer als bij bequame gelegentheij[t] sal kunnen geschieden, al was het van alle niet kunnende weesen in het eerste, als dan in twee of drie jaren, op dat alsoo aan de g’eerde intentie onser Heeren Majores hier omtrent te beter sal kunnen werden voldaan.

Ingevolge het raadsbesluijt van den 26e der gepasseerde maand Maart vermits de continueerende indispositie van den predicant deser Caabse gemeijnte, Johannes Godefridus D’ Aillij, thans wederom gesprooken wesende wegens het waarnemen der predikbeurten alhier door de twee overige predicanten, Henricus Bek en Lambertus Slicher, Soo is naar gehoudene raadpleeginge best gedagt dat men den kerkdienst in dese lopende maand sal doen waarnemen door den predicant Henricus Bek, mitsgrs. de maand Maij daaraanvolgende door den predicant Lambertus Slicher, en sodanig wijders bij rouleering van maand tot maand, tot soo lange dat den bovengem. predicant D’ Aillij weder in staat sal sijn om zulx selfs gelijk bevoorens te kunnen verrigten.

Maar dewijl men in bedugtinge is dat desselfs siekte wel van lange gevolgen soude kunnen weesen, ja selfs dat sijne groote lighaams swakheijd doet vreesen of hij den predikstoel wel ooijt weeder sal kunnen beklimmen, Soo is ook met eenen noodsakelijk geoordeelt dat onse Heeren en Meesteren met de nascheepen om nog een predicant voor dese Caabse kerke sal werden versogt, boven den geene die bij ons schrijvens van den 25e Februarij laastleeden is gerequireert,32 aangesien de gemeijnte alhier dermaten in getal komt toe te nemen, dat den dienst niet wel door een eenig predicant meer kan werden waargenomen, en dat men voornamentlijk in ongelegentheijt geraakt wanneer bij het aanweesen der retourvlooten, ofte andersints een groot getal uijtkomende scheepen den godsdienst door indispositie van den predicant niet kan werden verrigt, sullende dit egter onnodig sijn ingevalle Haar Wel Edele Hoog Agtb. op onse missive van den 10e Januarij des gepasseerden jaars33 tot vervullinge van den predikstoel aan Drakensteijn in plaatse van den overledene predicant, Petrus van Aken, gelieven te disponeeren, het welk aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. daar nevens ook op ‘t onderdanigst sal werden voorgedragen.

Laastelijk heeft men in overweginge genomen hoe er nu eenigen tijt herwaarts ondervonden geworden is dat veele quaadaardige menschen sig niet komen te ontsien de paarden hier in dese Tafelvallij en elders ter weijde loopende, soo met schiet als ander geweer op een seer onbetamelijke wijse te beschadigen, ‘t sij op pretext dat deselve in de thuijnen komen in te breeken, ofte schade te doen, of wel dat erger is uijt enkelde baldadigheijd en moetwille; om waar tegens te voorsien, Soo is naar deliberatie goedgevonden en vastgestelt dat zulx op ‘t nadruckelijxt bij placcaat sal werden g’interdiceert en verboden,34 op paene dat de geene die voortaan op het quetsen ofte mishandelen van eenig paard of paarden, ‘t sij met schiet ofte ander beschadigend geweer sullen werden agterhaalt, na bevinding van saken sonder de minste oogluijking of uijtsonderinge publicquelijk op het schavot door den scherpregter sullen werden gegeesselt, en andere ten exempel gestraft, blijvende de ordres bij het generaal placcaat gestatueert nopende de paarden of beesten die in thuijnen of landerijen gevonden werden, volgens welke deselve in het schuthok moeten werden gebragt, maar geensints beschadigt, in haar geheel.

Ende aangesien ër boven dit nog een ander quaad is ingesloopen, namentlijk dat veele haar werk maken van een andermans paarden soo wel bij dag als savonts en t’ ontijden van het veld op te vangen, en vervolgens af te reijden en te jackeren, somwijlen sodanig dat diergelijke misbruijkte paarden naderhand nooijt meer van dienst kunnen sijn, soo sal hetselve bij gem. placcaat mede op ‘t scherpste werden geinterdiceert, op paene dat de geene die daar op in ‘t vervolg sullen kunnen geattrappeert werden, buijten de vergoeding van schade arbitralijk sullen werden gecorrigeert en gestraft.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 65-73.

Dingsdag den {17260423} 23e April 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Nadat door de schippers der aanweesende scheepen Landscroon , Langeroode en Haarlem op de voorhouding van den Heer Gesaghebber was betuijgt dat sij alhier voor haare onderhebbende bodems ten genoege hadden genooten de gewoone ververssingen van vleesch, groente en brood, benevens sodanige andere benodigtheeden als haar tot vervorderinge hunner reijsen waaren dienstig geweest, soo verklaarden sij op de verdere afvrage van Sijn E. insgelijx dat sijlieden deselve op Vrijdag den 26e deser lopende maand bij bequaam weer en wind met volkomen gerustheijd, de twee eerste na Batavia, en den anderen na Ceijlon , souden kunnen aannemen, weshalven haar depart en monsterdag tegens dien tijd is vastgestelt; dog tot leetweesen sal ër vermits den slegten uijtslag van het graangewasch ter deser plaatse, niets kunnen werden voldaan van de twaalf lasten tarw die door de Regeering des gem. eijlands Ceijlon bij haaren jongste eijsch van hier gevordert sijn, sullende egter de daar bij gespecificeerde thuijnsaden en medicinalia voor soo veel het doenelijk is, met gesegde schip Haarlem na derwaarts werden versonden.

Waar na den Heer Gesaghebber geliefden te kennen te geven dat ër van de Kirmansse bocken, dewelke aan de sorge en ‘t toesigt van den oud burgerraad, Fredrik Russouw, op desselfs plaats, gelegen agter de Steenbergen , sijn toevertrouwt, weder een was komen te verrecken. Sijnde op de propositie van Sijn E. wijders goedgevonden dat twee van gedagte boeken onder bewaaringe van den burgerraad, Hendrik Oostwalt Eksteen, op een van sijne hof steeden sullen werden gegeven, op dat deselve alsoo door die verdeeling te beeter sullen kunnen werden geconserveert, te meer dewijl de laatst gestorvene meer door ‘t vegten onder malkanderen dan natuurelijker wijs is om ‘t leven geraakt, en dat sij bovens dien alle aan ‘t gevaar van sterfte op een enkelde plaats niet sullen behoeven g’exponeert te blijven.

En gemerkt door den equipagiemeester deses Gouvernements, soo op de aan hem gedane rapporten van het volk bescheijden op ‘t hier permanente galjoot de Postlooper , als bij sijn eijgen ondervinding bij gedane visitatie, over dies slegte gesteltheijd aan den Heer Gesaghebber was geklaagt, sodanig dat men hetselve geen togt meer na het Robben , veel minder na het Dasseneijland of de Saldanhabaij konde laten doen, ja selfs dat bij verheffing van wind of holle zee de daar op varende manschap in gevaar was van daar mede te sullen sincken en verongelucken, soo wierd door Sijn E. in overweginge gegeven of het niet best soude weesen dat men, om iets diergelijx voor te komen, het gesegde galjoot door expresse gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerlieden liet visiteeren en ondersoeken of hetselve door reparatie nog eenigen tijt in staat van dienst te doen soude kunnen werden gehouden, ofte niet, om als dan na bevinding van saken diesweegens te kunnen disponeeren, gemerkt dat kieltje in den toestand daar het sig tegenswoordig in bevind van geen nut is, moetende dus eenelijk als een lastpos voor de E. Comp. werden aangemerkt, welke visitatie na gehoudene raadpleeging van veel noodsakelijkheijd is geoordeelt, invoegen daar toe sijn gecommitteert geworden de schippers David Brouwer, Jacob van der Swet, Simon de Groot, benevens den equipagiemeester, Jacobus Möller, en haare opperscheepstimmerlieden, dewelke van hunne bevinding onder presentatie van eede een behoorelijke verklaring in geschrifte sullen moeten verleenen.

Vervolgens is ter vergaderinge binnen gekomen den burgerraad, Hendrik Oostwalt Eksteen, vertoonende seekere missive in dato den 8e Januarij deses jaars door den oud schipper, Jacob de Marre, uijt Amsterdam aan hem geschreeven, behelsende onder anderen dat geciteerde De Marre alle beijde de wisselbrieven die hij hem in den voorledenen jaare met de retourvloot ter groote van Rds. 300 om van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Amsterdam met het ordinaire opgeld a 4 pr. cto. weder ontfangen te werden, hadde toegesonden, verlooren hadde, uijt welken hoofde nog geen betaling van die zomma in het vaderland was gevolgt, als werdende daar toe een derde wisselbrief gerequireert, weshalven gesegde Eksteen versogt dat men hem een derde wisselbrief ten dien eijnde mogte verleenen, gemerkt het volkomen bleek dat dat bedraagen door hem voor reek. van voorengemelde De Marre alhier in ‘s Comps. cassa was getelt, welken aangaande gedelibereert sijnde, Soo is goedgevonden en best gedagt dat men aan gem. Eksteen in plaatse van de versogte derde wisselbrief door den cassier, Christoffel Brand, extract uijt het cassa boek sal doen afgeven, waar bij blijkt dat de voorseijde zomma van Rds. 300 alhier behoorlijk in ‘s Comps. cassa is voldaan, benevens extract deser resolutie, omme sig van beijde te kunnen bedienen daar het nodig sijn sal, sullende daar en boven de voldoening van dikwils gedagte zomma ten behoeve van den oud schipper, Jacob de Marre, eerbiediglijk aan onse Heeren en Meesteren werden versogt en voorgedragen.

Laastelijk is geleesen ‘t schriftelijk rapport der officieren van dese Caabse burgerije, aangaande ‘t oeffenen der coloniers in den wapenhandel, volgens ‘t aan haar geordonneerde bij raadsbesluijt van den 26e der gepasseerde maand Maart, vervat in de onderstaande bewoording:35

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en E. Heeren,’

‘Volgens UE. Agtb. overgeleverde extracten, d’ dato 7e October 1724 en 21e Julij 1725, genomen in vergadering van Haar Wel Ed. Hoog Agtb. de Heeren 17en, ter oorsake om de burgerij alhier de behoorlijke waapenhandel te leeren, en vervolgens haar naar de Switserse manieren te gedragen; Soo is dierhalven voorn. saak in burger crijgsraad rijpelijk overwoogen, om de begeerte van Haar Wel Edele Hoog Agtb. met alle respect na te komen, dog door dien sig in dese saak eenige swarigheeden opdoen, tot verhindering van dien, soo antwoorden met schuldige eerbied hier op dat men de burgerij alhier te lande sodanig niet kan exerceeren, de redenen hier van sijn desen, dat men uijt de 3 compagnien die hier aan de Caab sijn 234 man kan uijtmaken, met alle de officieren, soo hooge als laage, daar onder begreepen, van dit voorn. getal zijn ër 158 persoonen aan de Caab woonagtig, van welk getal ër nog 20 a 25 sijn die meede buijten plaatsen hebben, en ook deselve moeten waarnemen, de rest woonen alle buijten om den landbouw voort te setten, seer verre van den ander, ja 5, 6 tot 30 mijlen landwaard in, en waar onder veele zijn die somtijts wederhouden worden door ‘t moeten passeeren van swaare rivieren, gelijk UE. Agtb. mede wel bekent is, om alhier aan de Caab niet te konne koomen, ja selfs wanneer de gestippuleerde tijd is om de waapenen van alle de ingesetenen te visiteeren, die daar niet konnen komen om voorn. redenen, nu kan UE. Agtb. wel bevroeden dat men die menschen onmogelijk bij malkanderen kan krijgen om de waapen oeffening aan haar te konnen leeren, dat men al wat dikwils soude moeten doen, als ook soude haar plaatsen daar door verwaarloost worden, en ten eenemaal verlooren gaan, niet alleen door de absentie, maar ook dat men al verscheijden maalen gesien en ondervonden heeft dat ‘t vee haar door de Hottentots is weggenomen, en ook dat haar de huijsen door vagebonden sijn gespoeilleert, en meede door ‘t wegloopen van de eijgen slaven, nu soude die menschen niet alleen ongeluckig sijn, maar ook ‘t welvaaren van d’ E. Comp. sou daar aan hangen; de egale kleeding op sijn Switsers kan mede niet sijn, door de onmagt van sommige die ‘t niet kanne betaalen, uijt dese bovengemelde redenen kan UE. Agtb. wel bevroeden dat ‘t begeerde onmogelijk kan nagekomen worden, naar onse geringe gedagten, dog wij en twijffelen niet des noods sijnde of ider ingesetenen soude sijn best doen tot behoud van ‘s E. Comps. plaats, en ook haar eijgen welwaard.36

’- - - (Was getekent) Fk. Russouw, Hendk. Oostwalt Eksteen, Dl. Phijl, Jan Fredrik de Litsch, Gt. la Febre, Js. Needer, Gm. Heems, Jan de Wit, Christian Rasp. (In margine)Actumin vergadering van burgercrijgsraad, adij 18e April 1726.’

Over welkers inhoude aandagtelijk geraadpleegt en de swarigheeden daar bij ter neder gestelt met ernst overwogen weesende, Soo is best gedagt dat hier van de vereijschte kennisse bij eerste gelegentheijd sal werden gegeven aan onse Heeren en Meesteren, ten eijnde Haar Wel Edele Hoog Agtb. goedvinden dese saak betreffende, verders af te wagten.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 74-76.

Woensdag den {17260424} 24e April 1726.

Geliefden den Heer Gesaghebber den eerste clercq met het onderstaande reqt. bij de leeden des Raads rond te senden:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Vertoond met alle eerbied UE. Agtb. dienstbereijden dienaar, Caleb Grantham, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., commandeerende het alhier ter rheede leggende schip Craggs , dat denselven seedert sijn vertrek uijt Duijns , ‘t welk is geweest den 12e Januarij deses jaars, tot hier toe bekomen heeft een getal van 30 sieken.37

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat UE. Agtb. aan hem gelieven te permitteeren eenig vlees en groente tot refrissiment van deselve te mogen inkopen, op dat hij daar door in staat mag geraaken zijn reijse verder na Madras te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Wes getekent) Caleb Grantham.’

Ten eijnde aan Haar E.Es. in overweginge te geven of het daar bij gedaan versoek behoorde geaccordeert te werden, welken aangaande eenparig is geadviseert van ja, en dat dierhalven aan den capn. van ‘t Engels schip Craijgs permissie sal werden verleent om bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters voor sijne aangebragte dertig impotenten driemaal ter week een pond versch vleesch voor ider hooft te mogen inkopen, gemerkt gem. leveranciers op afvrage van den Heer Gesaghebber bevoorens betuijgt hebben dat zulx sonder nadeel van ‘s Comps. dienst konde werden geeffectueert, als mede bij de andere ingesetenen een wijnig groente na proportie, onder dese conditie nogtans dat daar van behoorlijke lijsten volgens de ordre sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 77-79.

Maandag {17260429} 29e April 1726.

Den eersten clercq het onderstaande reqt. ter ordre van den Heer Gesaghebber aan de leeden des Raads vertoont:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Vertoont met alle eerbied UE. Agtb. dienstbereijden dienaar, George Newton, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., commandeerende het hier ter rheede leggende schip The Sarum , dat denselven seedert sijn vertrek uijt Duijns , ‘t welk geweest is den 12e Januarij O.S. laastl., tot hier toe bekomen heeft een getal van 40 sieken.38

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat UE. Agtb. aan hem gelieven te permitteeren eenig vleesch en groente tot refrichement van deselve te mogen inkopen, op dat hij daar door in staat mag geraaken sijn reijse verder na Bengalen te kunnen voortstetten.39

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was getekent) G. Newton.’

En daar benevens in omvraage gebragt hebbende of het daar bij gedaan versoek diende geaccordeert te werden, Soo is diesaangaande door Haar E.Es. geadviseert van ja, en dat oversulx aan den capn. van ‘t Engels schip The Sarum vrij sal staan voor sijne ophebbende veertig impotenten drie maal ter week een pond vers vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters te mogen inkoopen, als hebbende deselve op expresse voorhouding van den Heer Gesaghebber bevoorens betuijgt dat sulx sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde werden gedaan, in welker voegen gem. capn. ook bij de andere ingesetenen een wijnig groente na rato sal mogen opdoen, mits dat van ‘t een en ander behoorlijke lijsten sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 80-90.

Dingsdag den {17260430} 30e April 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Sijn op ordre van den Heer Gesaghebber ter vergaderinge verscheenen de schippers der scheepen Berkenroode , Leijden en Doornik , betuijgende op de afvrage van Sijn E. dat sijlieden geduurende haar vertoef ter deser rheede de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden ten vollen genoege hadden genooten, benevens de verdere benodigtheeden die haar tot in staat stelling hunner onderhebbende bodems hadden gedeficieert, zulx sij de reijse, de twee eerste naar Batavia, en den anderen naar Ceijlon , op Maandag den 6 Maij aanstaande met volkomen gerustheijt souden kunnen aannemen, weshalven haarlieder vertrek tegens dien dag is vastgestelt geworden.

Na het welke geleesen is ‘t rapport en consideratien van den landdrost en burgerchrijgsraade van Stellenbosch en Drakensteijn , ten subjecte van ‘t oeffenen der coloniers in de wapenen, insgelijx aan haar bij resolutie van den 26e Maart laastl. geordonneert, sijnde begreepen in de volgende bewoording:40

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad aldaar.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Ontfangen hebbende Uw Eds. en E. Agtb. g’eerde missive van den 2e April deses jaars,41 met bijgevoegde twee extracten, als eene uijt het hoogst g’eerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en, dato 21e Julij ao. passo.,42 en het tweede uijt het rapport van den Heere Des Rocques,43 ‘t een en ander concerneerende de wapen oeffening deser coloniers, ten eijnde deselve altoos in goede discipline te houden en bij onverhoopte toevallen in staat te brengen van den vijand het doen eener landing te deser plaatse te bedisputeeren; beveelende wijders Uwer Edle. Agtbres. hoogstgem. letteren de ondergetekendens omme ten dien subjecte haare gedagten met alle ernst te laten gaan, ook haare consideratien en rapport schriftelijk over te leveren, hoe en op welke wijse gesegde wapen oeffening best werkstellig soude sijn te maken. Zoo is ‘t dat wij schultpligtig hebbende overwoogen alle ‘t geene ter obedientie soo van hoogstgem. Uwer Edele Agtb. beveelende letteren, als de heijlzame begeerte onser Heeren Majores konde dienen, ons te gelijk eenige swarigheeden sijn te vooren gekomen die w’ ons verpligt agten Uw Edle. Agtbre. meede te deelen, ten eijnde daar uijt werde beoogt hoe beswaarlijk en gevaarlijk gem. wapenoeffening in dese buijten colonien soude sijn werkstellig te maken.’

‘Voor eerst de wijd uijtgestrektheijd van ‘t land en de verre bewooninge van ‘t selve door ruijm twee derde gedeeltens der landbouwers, die om schaarsheijd der weijde en sterfte onder ‘t vee genoodsaakt sijn geworden haar soo verre landwaard in te begeven, dat sommige 4, 6 en veele ruijm 14 dagen en meer werks hebben om van haare veeposten naar herwaarts over te komen, ‘t geen ook selden en bijgeval maar eens in ‘t jaar geschied, wanneer deselve sig naar Cabo vervoegen om haare noodwendigheeden op te doen, ‘t welk ook niet anders voorvalt als in de zoomer of droogen tijt, wanneer de rivieren (waar van men hier te lande veele heeft) passabel sijn, die bij andere tijden van ‘t reegen saisoen en selfs met de minste reegen in de zomer, sodanig oplopen dat het den passanten onmogelijk is die te doorwaaden, en de bewoonders van de oversijde, voornamentlijk der Breede Rivier , genoegsaam geduurende de winter als gebannen gehouden werden; waar uijt volgt dat men onmogelijk gesette tijden kan houden omme deselve in den wapenhandeling te exerceeren, en ‘t geene nogtans seer dikwils in ‘t jaar soude moeten geschieden, soo deselve anders van eenige vrugt soude sijn.’

‘Wanneer nu diergelijke reijsen van genoemde luijden werd ondernomen, geschied zulx nogtans niet sonder de grootste vreese dat haare vrouwen, kinderen, haav en goed inmiddels door slaven of Hottentots aangetast mogten werden, gelijk men bereets heeft beleeft dat de suIke hun van de afweesentheijd der mans hebben bedient, en te vreesen staat dat deselve bij voortgang der bewuste wapen oeffening de minste gelegentheijd tot haarlieder voordeel zullen nemen; thans heeft men overlange de bedrijginge hier van, van de eene en andere kant gehoord, namentlijk dat wanneer de mans van huijs en naar de jaarlijxe wapenschouwing souden sijn, zijlieden als dan vrouwen en kinderen vermoorden, en met het vee voortgaan souden; waar door ook veroorsaakt werd dat jaarlijx veele absenten van de wapenschouwing werden bevonden, als willende veel liever sig ondergeven de daar op gestelde boetens, als hunne vrouwen, kinderen en besit aan de quaadwilligheijd der slaven en Hottentots ten pro[o]ije te laten.’

‘Thans leert de ervarentheijd dat hunne vreese niet ongegrond zij, en nu het getal der slaven hier te lande seer groot is, men dierhalven meer als te vooren op sijn hoede dient te weesen; boven en behalven dat het gebrek van vee onder de Hottentots groot sijnde, men sig van de kant der Bosjesmans ook niet veel goeds kan beloven, en welke soo wel als de eerstgenoemde booswigten de dikmaalse afweesentheijd der landbouwers naar de exercitie der wapenhandeling ongetwijffelt als de beste gelegentheijd tot uijtvoering haarer quade voornemens sal werden waargenomen.’

‘Hoe sorgelijk nu de veel gem. wapenoeffening om voorverhaalde redenen weesen soude, kan ‘t selve ook niet minder schadelijk sijn, aangesien de coloniers daar door genoodsaakt sullen werden haare landbouwerije te versuijmen, ‘t geen niet alleen tot nadeel van hun in ‘t gemeen (als werdende onder deselve veele behoeftige en onder swaare schuld staande luijden gevonden), maar selfs voor d’ E. Comp. in ‘t besonder soude strecken.’

‘Om welk een en ander wij (behoudens tot hoogwijser oordeel en goedvinden van Uw Edle. en E. Agtbre.) van gedagten sijn dat veelgem. oeffening in de wapenen niet alleen gevaarlijk en schadelijk, maar selfs ondoenlijk sijn sal; levende niet te min in die hoope en verwagtinge dat het gebrek van in de militaire excercitie niet geoeffent te sijn, bij onverhoopte voorvallen door trouwe en liefde voor ‘t vaderland, vrouw en kinderen, haav en goed, sal werden vergoed, terwijl wij te gelijk verseekert sijn dat het den minsten onder allen deser buijten coloniers aan geenen moed sal ontbreeken, omme daar voor sijn lijf en leeven op te offeren.’

‘Waar mede dan met allen eerbied dienen van onse consideratien en schuldig rapport - - - (Was getekent) Ms. Bergh, Teunes Boota, J. d. Langen, Matthijs Krugel, Jacob Coetser, Js. Louw, S. W. v. M., Dl. vn. dr. Lith, Wr. d. Vos. (In margine) In krijgsvergadering aan Stellenbosch , den 23e April 1726’

Welken aangaande gedelibereert weesende, is goedgevonden en verstaan dat hetselve, even als dat van de officieren der Caabse burgerije, na het vaderland sal werden overgesonden.

Navolgens de gedecerneerde commissie op de schippers David Brouwer, Jacob van der Swet, Simon de Groot, benevens den equipagiemeester, Jacobus Möller, en haare opperscheepstimmerlieden, tot visitatie van ‘t galjoot de Postlooper , is laastelijk geleesen haarlieder verklaaring diesweegens verleend, luijdende als volgt:44

‘Huijden den 24e April 1726 compareerde voor mij, Josephus de Grandpreez, eerste geswoore clercq ter politicque secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, present de naargen. getuijgen, de schippers David Brouwer, Jacob van der Swet en Simon de Groot, benevens den schipper en equipagiemeester, Jacobus Möller, dewelke ingevolge van de op haar verleende commissie, in dato 23e deser maand April, waar bij deselve werden geordonneert omme, geadsisteert met den baas van ‘s Comps. werf alhier en haare opperscheepstimmerlieden, op ‘t nauwkeurigst te visiteeren het hier permanent ter rheede leggende galjoot de Postlooper , of namentlijk ‘t selve door behoorlijk reparatie nog eenigen tijt in staat van dienst te doen sal kunnen werden gehouden, dan wel of hetselve de reparatie niet meer waardig is, ende oversulx ter oorsake van desselfs slegte gesteltheijd sal moeten en dienen afgelegt werden, verclaarden na gedaan ondersoek ‘t gedagte galjoot ten eenmaal onbequaam bevonden te hebben om langer in ‘t vaarwater te kunnen werden gebruijkt, dewijl de minste verheffing van zee en harde wind de daar op bescheijdene menschen in gevaar soude stellen van met hetselve te sinken en verongelucken, nademaal de vaste huijt in ‘t geheel verrot en de verdubbeling soo wel als ‘t ijserwerk door ouderdom gantsch vergaan is, invoegen meergesegde vaartuijg na haare gedagten sal dienen afgelegt te werden, als kunnende op geenderleij weijse meer werden gerepareert, het welke veel meer soude moeten kosten dan hetselve komt waardig te sijn, sijnde de comparanten bereijd dese haar gegevene depositie met solemneele eede nader te verificeeren.’

‘Aldus gepasseerd ter secretarije voornt. in ‘t bijweesen van de clercquen Henning Jochim Prehn45 en Daniel Godfried Carnspek46 als getuijgen. (Was getekent) D. Brouwer, Jb. vn. der Swet, Sn. d. Groot, Js. Möller, J. J. v. d. Schilde,47 Roelof Gerretse, Jacob van der Werve, Steven Abramse. (Onderstont) In kennisse van mij, (en getekent) Js. de Grandpreez, e.g. clercq. (In margine) Als getuijgen, (getekent) H. J. Prehn, D. G. Carnspek.’

En aangesien daar uijt te blijken komt dat gemelte galjoot ten eenemaal onbequaam en onherstelbaar is bevonden, soo geliefden den Heer Gesaghebber in consideratie te geven hoedanig met dat vaartuijg ten meesten dienste en voordeel der E. Comp. diende gehandelt te werden, ‘t sij dat met hettselve publicquelijk aan de meestbiedende wilde doen verkopen, ofte wel dat het wierde gesloopt en ten behoeve der E. Comp. tot brandhout gebruijkt; over het elke met aandagt geraadpleegt, en overwoogen sijnde dat gesegde galjoot, als sijnde gantsch verteert en verrot, tot niets anders dan branden bequaam is, en dat ‘t oversulx bij verkoop wijnig of niets sal komen te gelden, daar men ter contrarie wanneer hetselve tot brandhout werd gesloopt, nog veel nut voor ‘s Comps. steenovens daar van sal kunnen trecken, Soo is derhalven best gedagt dat men dat kieltje ten dien eijnde sal doen sloopen, alvoorens daar uijt geligt weesende de goederen die nog van eenigen dienst sullen kunnen sijn.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 91-97.

Sondag den {17260505} 5e Maij 1726.

De capts. der gisteren hier ter rheede ten anker gekomene Engelsche scheepen Eijles , Fordwijk en Marlbourg de onderstaande reqten. aan den Heer Gesaghebber gepresenteert hebbende:

Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle onderdanigheijd te kennen UE. Agtb. dienstbereijden dienaar, James Winter, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., commandeerende het alhier ter rheede leggende schip Eijles , dat denselven sedert sijn vertrek van Bengalen , ‘t welk geweest is den 5e Februarij deses jaars, tot hier toe bekomen heeft een getal van 42 sieken.48

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat UE. Agtb. aan hem gelieven te permitteeren eenig vleesch en groente tot refrissement van deselve te mogen inkopen, op dat hij daar door in staat mag geraken sijn reijse verder na Engeland te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Vertoond met alle eerbied UE. Agtb. dienstbereijden dienaar, Richard Gosfright, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende het hier ter rheede leggende schip Fordwich , dat denselven seedert sijn vertrek van Bengalen , ‘t welk is geweest den 5e Februarij deses jaars, tot hier toe bekomen heeft een getal van 40 sieken.49

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat UE. Agtb. aan hem gelieven te permitteeren eenig vleesch en groente tot refrissiment van deselve te mogen inkopen, op dat hij daar door in staat mag geraken zijn reijse verder na Engeland te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doen &a.’

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft met alle onderdanigheid te kennen UE. Agtb. bereijdwilligen dienaar, Richart Mickelfielt, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende ‘t schip Marlbourg , hoe denselven seedert sijn vertrek van Bengalen tot hier toe bekomen heeft een getal van 44 sieken.50

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. in alle onderdanigheijd versoekt dat het UE. Agtb. mag behaagen aan hem permissie te verleenen van eenig vlees en groente tot verquicking van deselve te mogen incoopen, om dus in staat te geraken van sijn reijse verder na Engeland te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Soo geliefde ‘t Sijn E. den eersten clercq met deselve bij de leeden des Raads rond te senden, ten eijnde aan Haar E.Es. in overweginge te geven of de daar bij gedane versoeken dienden toegestaan te werden; welken aangaande eenparig is geadviseert van ja, en dat gevolglijk aan de capts. van bovengem. bodems sal werden vergunt om voor hare ophebbende impotenten, namentlijk 42 van eerstgen., 40 van den tweeden, en 44 van den laa[t]sten, bij de gecontracteerde slagters der E. Comp. driemaal ter week een pond versch vleesch voor ider hooft te mogen inkoopen, sijnde door voorn. leveranciers bevoorens op expresse voorhouding van den Heer Gesaghebber te kennen gegeven dat zulx sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde werden verrigt, en soo meede bij de andere ingesetenen een wijnig groente na advenant, mits dat van het een en ander behoorlijke lijsten sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 98-103.

Dingsdag den {17260507} 7e Maij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

De schippers der scheepen Heijnkensand , de Margaretha en ‘t Hof niet altijd Zomer ter vergaderinge op de afvrage van den Heer Gesaghebber betuijgt hebbende dat sij geduurende haar vertoef alhier tot volkomen genoegen hadden genooten de gewoone ververssingen van groente, vleesch en brood, benevens sodanige andere benodigtheeden als haar tot ‘t in staat stellen hunner onderhebbende bodems waaren dienstig geweest, verklaarden op de voorhouding van Sijn E. wijders dat sij de twee eerste op den 10e, dog den anderen ter oorsake van de veragteringe die het uijt en insetten van desselfs boegspriet hadde bijgebragt, niet voor den 13e deser lopende maand in gereetheijd van vertrek souden kunnen sijn, weshalven naar gehoudene besoigne haarlieder monsterdagen tegens die tijden sijn bepaald.

Ende ten aansien het gem. schip ‘t Hof niet altijt Zomer sonder boekhouder alhier is komen aan te landen, veroorsaakt door het agterblijven van den geene die daar toe in het vaderland aangenomen was, Soo is op het instantelijk versoek van den adsistent, Johannes Balthasar Swellengrebel, goedgevonden dat denselven in die qualiteijt op dien bodem sal werden geplaatst.51


Vervolgens is aan seekeren Philippoe Choerian, geweesen maijoraal en inwoonder van Candawiel , die bij sententie van den Agtb. Raad van Justitie tot Jaffanapatnam , in dato den 2e October 171452 voor tien jaaren na dese plaats gebannen geweest is, vermits den tijd van desselfs bannissement ruijm is komen te expireeren, toegestaan om met het schip Doornik naar Ceijlon te rugge te mogen keeren, van ‘t welke egter, dewijl hij dit versoek soo laat heeft komen te doen, geen kennisse bij het schrijvens dat met dien bodem staat af te gaan, als sijnde reets gesloten en vervaardigt, aan de Regeering van dat eijland sal kunnen werden gegeven, sullende derhalven uijt de ordonnantie waar bij de scheepsopperhoofden tot sijne overneming werden gequalificeert en gelast, eenelijk moeten blijken.

Waar na den Heer Gesaghebber geliefden te kennen te geven dat Sijn E. van ‘t geweesene opperhoofd des comptoirs op Rio de la Goa , Jean Michel, was toegekomen een missive, gedateert 22e December d’ ao. passo., behelsende in substantie dat hij versogt dat door dese Regeering ten sijnen voordeele aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Gecommitteerdens tot den handel op Rio de la Goa en Terra de Natal mogte werden geschreeven, ten eijnde seekere vier stux leijfeijgenen, door hem geduurende sijn aanweesen aldaar herwaarts aangesonden, en die hij sustineert hem toe te behooren, door Haar Wel Edele Groot Agtb. aan hem mogten werden voldaan, voegende daar bij dat den Wel Edelen Groot Agtb. Heere L’Estevenon tegens hem soude gesegt hebben dat hij diesweegens aan den Heer Gesaghebber schrijven moest, en dat op de minste kennis die onse Heeren en Meesteren van deese saak gegeven wierd, de gem. leijfeijgenen aan hem souden betaalt werden, gevende Sijn E. derhalven in consideratie hoedanig hier omtrent diende te werden gehandelt; over het welke geraadpleegt en overwoogen sijnde dat bij aldien het gesegde van gedagte Michel ten opsigte van de Heer L’Estevenon in waarheijd bestond, Sijn Wel Edele Groot Agtb. sekerlijk soude besorgt hebben dat dese Regeering bij ‘s Comps. brieven de nodige ordres ten dien subjecte na het welbehagen onser Heeren en Meesteren waaren voorgeschreeven, en dat dewijl zulx niet is geschied, men moet voor onderstellen dat dit een opgeraapt bijvoegsel van meergem. Michel sal sijn, of wel ten besten genomen, dat den Heer L’Estevenon sijne moeijelijke versoeken op die wijs sal hebben van de hand geset, Soo is derhalven goedgevonden en best gedagt dat men onse Heeren en Meesteren met dese saak niet moeijelijk vallen sal, maar liever afwagten dat door Haar Wel Edele Groot Agtb. diesweegens selfs aan dese Regeering werde geschreeven en geordonneert wat Haar Wel Edele Groot Agtb. hier in gelieven gedaan te hebben, te meer vermits men nooijt eenig antwoord bekomen heeft op ons schrijvens van den 16e Julij 1723,53 spreekende onder anderen over drie der voorseijde leijfeijgenen, dewelke door dikwilsgen. Michel aan wijlen den Heer Gouverneur De Chavonnes, zalr., souden sijn vereert, en ten dien eijnde na dese plaats gesonden, dog die op de propositie van Sijn Edele selfs aan de gemeene werken sijn gebruijkt geworden.

Laastelijk is aan den onderstuurman, Jacob Pennij, van het schip Borsselen tot voltrecking van desselfs huwelijk met Tanna Bliek54 hier gebleven, geaccordeert omme benevens sijne gem. huijsvrouw met het schip ‘t Hof niet altijd Zomer naar Batavia te mogen overvaaren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 104-106.

Woensdag den {17260508} 8e Maij 1726.

Wierd den eersten clercq door den Heer Gesaghebber met het onderstaande versoekschrift bij de leeden des Raads gesonden:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Vertoond met veel respect UE. Agtbre. dienstbereijden dienaar, Uestace55 Peacock, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende het present hier ter rheede leggende schip Morrice , dat denselven seedert sijn vertrek van Couchin , ‘t welk op den 10e Februarij O.S. jongstl. is geweest, tot hier toe bekomen heeft een getal van 38 sieken56

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat UE.E. Agtb. aan hem permissie gelieven te vergunnen omme eenig vleesch en groente tot refrissement van deselve te mogen inkopen, op dat hij daar door in staat mag geraken sijne voijagie verders naar England te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Met bijgevoegde ordre van aan Haar E.Es. in bedenkinge te geven of het bij gem. reqt. gedaane versoek behoorde geaccordeert te werden, welken aangaande eenpariglijk geadviseert is dat zulx sal kunnen geschieden, en dat gevolglijk aan den capn. van ‘t Engels schip Morrice permissie sal werden verleent om voor sijne aangebragte agt en dertig sieken driemaal ter week een lb. vers vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde leveranciers te mogen inkopen, gemerkt deselve op expresse afvraage van den Heer Gesaghebber bevoorens betuijgt hebben dat ‘s Comps. dienst daar door niet sal werden benadeelt, sullende het bovengen. capn. in diervoegen mede vrijstaan om bij de andere burgers een wijnig groente na rato te mogen opdoen, mits nogtans dat soo wel van ‘t een als ander de lijsten naar gewoonte sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 107-109.

Woensdag den {17260515} 15e Maij 1726, voormiddags.

57

Alle tegenwoordig.

Heeft den schipper van het schip ‘s Graveland op de voorhouding van den Heer Gesaghebber ter vergaderinge betuijgt dat hij geduurende sijn vertoef ter deser rheede niet alleen hadde genoten de gewoone ververssingen van vleesch, groente en brood, maar ook sodanige andere benodigtheeden als hem tot vervorderinge sijner reijse naar Batavia waren dienstig geweest, zulx hij deselve op Saturdag den 18e deser lopende maand soude kunnen ondernemen, weshalven naar gehoudene deliberatie het vertrek van dien bodem tegens gemelten tijd is beraamd en vastgestelt.

Ende gemerkt ‘t presidents ampt in ‘t collegie van burger chrijgsraade alhier, door ‘t overlijden van den Heer capiteijn, Kaje Jesse Slotsboo, vacant geworden, tot nog toe onvervult gebleeven is, Soo is goedgevonden dat daar toe sal werden aangestelt den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, tot tijd ende wijle dat de openstaande capiteijns plaats deses Casteels door onse Heeren en Meesteren wederom sal vervult sijn.

Laastelijk is aan den burger Martinus van Leijpsig, als gemagtigde en executeur des boedels en nalatenschap van wijlen den meede burger Jan Spoor,58 ten sijnen versoeke toegestaan omme bij publicque vendutie te mogen verkopen seeker stukje thuijnlands, gelegen in dese Tafelvallij , door den Wel Edelen Groot Agtb. Heere Commissaris, Henrick Becker,59 in den jaare 1717 aan wijlen den Heer capn., Dominicus Marius Pasques de Chavonnes,60 tot wederseggens in eijgendom gegeven, en aan bovengem. Spoor in ‘t jaar 1720 insgelijx bij vendutie verkogt, onder dese restrictie nogtans dat daar op niet sal mogen getimmert, mitsgrs. volgens teneur van de giftbrief eenig coorn ofte wijn gewonnen werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 110-113.

Donderdag {17260516} 16e Maij 1726.

Het onderstaande reqt. op ‘t bevel van den Heer Gesaghebber door den eersten clercq aan de leeden des Raads vertoont:61

‘A messieurs.’

‘Messieurs le gouverneur, fiscal et conseillers du conseil du Cap de Bonne Esperance.’

‘Vous remontre Jean Baptiste jues garnier ecujer sieur de fougeraij chevallier profex, de l’ordre roijal et militaire de christ capitaine commandante le vaisseau le St. Louis de la compagnie des indes.’

‘Disant messieurs quil est relaché dans cette baije avec soixante hommes malades de son equipage sans avoir á bord nulraffraichissement manquant mesine deau quil vous plaise messieurs me permettre d’ envoijer á bord comme boeuf et verdures pour lese retablir, et me permettre de les achepter cefera un surcroij d’ obligation que je vous aures.’

‘(onderstont) Jai l’honneur d’etre messieurs, (lager) votre tres humble et tres obeissant serviteur. (Was getekent) Le Chr. Garnier de Fougeraij62


En daar benevens in omvraage gebragt sijnde of men in het daar bij gedaane versoek behoorde te condescendeeren, soo wierd door Haar E.Es. eenparig geadviseert dat sulx niet konde werden geweijgert, en dat dierhalven aan den capn. van het Frans schip Le St. Louis sal werden gepermitteert om voor sijne ophebbende sestig sieken bij de gecontracteerde slagters van d’ E. Comp. driemaal ter week een pond versch vleesch voor ider hooft te mogen inkopen, dewijl voorn. leveranciers op expresse voorhouding van den Heer Gesaghebber hebben betuijgt dat hetselve sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde geschieden; als mede bij de andere ingesetenen een wijnig groente naar advenant, onder dese conditie evenwel dat daar van de behoorlijke lijsten sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 114-123.

Saturdag den {17260525} 25e Maij 1726, voormiddags.

63

Alle present.

De schippers der vijf aanweesende retourscheepen d’ Cockenge , Haaften , ‘t Casteel van Woerden , Nieuwvlied en de Geertruijd ter vergaderinge sijnde verscheenen, soo wierd haar door den Heer Gesaghebber voorgehouden dat Sijn E. door haaren wimpelvoerder, den coopman Jan Westerwijk,64 wel was berigt gedaan dat sijlieden op gisteren bij den anderen geweest sijnde en gesprooken hebbende weegens den tijd van haar vertrek na de havenen onses lieven vaderlands, de gedagten waaren gevallen op den 12e Junij aanstaande, dog dat dewijle zulx vrij lang was genomen, Sijn E. het derhalven noodig hadde geoordeelt om haarlieden in desen Raade te moeten doen verschijnen, ten eijnde aan hun voor te stellen of men gemelten tijt niet eenigsints soude kunnen vervroegen door ‘t aanwenden van de vereijschte naarstigheijd en alle mogelijke middelen van adsistentie die men niet soude versuijmen tot haare hulpe bij te brengen; op het welke gedagte schippers repliceerden dat sij ter oorsake van veele scheepssaken die ër nog moesten verrigt werden, en wel principaal door die van het Casteel van Woerden , Jacob Bernards, niet wel eerder als den 12e Junij voormelt in gereetheijd van vertrek souden kunnen sijn, maar daar op door den Heer Gesaghebber aan haarlieden nogmaals op ‘t ernstigst voorgehouden werdende hoe veel onse Heeren en Meesteren aan een spoedige despeche, voornamentlijk in den tijt des jaars, gelegen was, met verdere afvrage of alle benodigtheeden ten dien eijnde aan haar niet waaren ter handen gestelt, als meede af de door haar genootene ververssinge van vleesch, brood en moeskruijden niet was geweest van de vereijschte deugtsaamheijd, soo betuijgden meergem. schippers eijndelijk dat sij bij toelatinge van bequaam weer en wind uijtterlijk den 8e der voorseijde maand Junij in staat van zeijlen souden kunnen weesen, en op het andere dat sij daar van tot volkomen genoegen waren voorsien geworden; waar over met aandagt geraadpleegt weesende, Soo is het depart dier kielen tegens laastgem. tijd vastgestelt, gelijk ook ten versoeke dier scheepsopperhoofden dat aan haar soo veel versche erweeten en bonen voor de vaderlandsche reijs sullen werden verstrekt, als naar proportie door de jongst van hier vertrockene retourvloot is genooten; en wijders dat ingevolge de hoog g’eerde ordre van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Gecommitteerdens tot den handel op Rio de la Goa en Terra de Natal , vervat bij missive van den 13e December des voorleeden jaars,65 de vaatjes met bij den inlander ter gemelte residentie ongewilde copere ringen, hier ten negotie pakhuijse berustende, per de scheepen de Cockenge en Haaften na ‘t Patria sullen werden te rugge gesonden.

Sijnde vervolgens op de propositie van den Heer Gesaghebber naar gehoudene besoigne goedgevonden en best gedagt dat men het senden van de monsters der Caabse wijnen in soort, geordonneert bij het hoog geagt aanschrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventienen, in dato den 21e Julij 1725,66 en ten welken eijnde ons door de goedheijd van Haar Wel Edele Hoog Agtb. ook 1000 stux boute[i]lles sijn toegekomen, tot het depart der jongst verwagt werdende vroegscheepen sal uijtgestelt laten, ten aansien de geene die bij den laatsten wijn ougst sijn gewonnen, nog te nieuw en bijgevolge onbequaam sijn om versonden te kunnen werden, en dat men derhalven vaststelt dat deselve ter dier tijd met ongelijk minder gevaar van bederf als tegenwoordig sullen kunnen werden vervoerd, sullende als dan daar nevens ook eenige roode en witte Constantia wijn werden gevoegt.67


Laastelijk is naar lectuure van het ingediend berigt van landdrost en heemraaden van eenige jongelingen die aldaar bij de burgerboeken sijn ingeschreeven,68 navolgens ‘t geordonneerde aan haarlieden bij resolutie van den 20e November d’ ao. passo., nog geresolveerd en vastgestelt dat aan de gecommitteerdens die jaarlijx tot het bijwoonen der burger wapenschouwing over Stellenbosch en Drakensteijn staan af te gaan, een formulier van den burger of schutters eed69 voortaan sal werden mede gegeven, omme daar op alle sodanige jongelingen die van tijt tot tijd onder de buijten burgerije werden aangenomen, den eed te kunnen doen afleggen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 124-126.

Woensdag den {17260529} 29e Maij 1726, voormiddags.

70

Alle present.

Den opperstuurman van het schip de Cockenge , Huijbert van Nieuwersluijs, sig door indispositie in een seer slegten toestand bevindende, so geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat Sijn E. de vergaderinge wel ten principale hadde doen beleggen, ten eijnde aan de leeden des Raads te kunnen voordragen het gedaane versoek van denselven, streckende daar heenen dat hem mogte werden gepermitteert eenigen tijt hier te mogen blijven vertoeven, omme dus, was het mogelijk, sijne gesontheijt wederom magtig te kunnen werden, met bijvoeging derhalven hoe men hier omtrent best en met den meesten dienst der E. Comp. overeenkomende soude behooren te handelen; over het welke geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en vastgestelt dat men gem. opperstuurman door den eerste en tweede opperchirurgijn deses Gouvernements, benevens die van het voorseijde schip de Cockenge sal doen visiteeren, en dat ingevalle hij door deselve onbequaam bevonden word omme in sijne tegenwoordige constitutie de zee te kunnen passeeren, het door hem versogte sal werden geaccordeert, egter met stilstand van gagie geduurende sijn vertoef alhier, sullende vervolglijk weeder in desselfs plaatse tot opperstuurman optreeden den onderstuurman, Anthonij Vallerius, met ƒ48, tot onderstuurman den derdewaak, Jacob Wiljermans, met ƒ32, en meede tot onderstuurman den bosschieter, Wouter Bosch van Amersvoort, met ƒ26 ter maand, soo nogtans dat hetselve sij ter g’eerde nadere approbatie onser Hoog Gebiedende Heeren en Meesters.

Laastelijk wierden door den Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, nog overgelegt eenige nadere verklaringen door Sijn E. seedert het depart der jongst vertrockene retourvloot ingewonnen aangaande de saak van den geweesene schipper, Albert van Soest, en wel voornamentlijk betreffende de voorgewende onweetentheijd van den burger Jacob van der Heijde, d’ oude, daar omtrent, benevens een schriftuur vervattende sijne gedagten en consideratien diesaangaende,71 welk een en ander verstaan is dat met de aanweesende retourscheepen na het vaderland sal werden gesonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 127-128.

Dingsdag den {17260604} 4e Junij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Door den schipper van het aanweesend schip Middelwout ter vergaderinge op afvrage van den Heer Gesaghebber betuijgt sijnde dat hij geduurende sijn vertoef hier ter rheede niet alleen hadde genoten de gewoone ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, maar ook sodanige andere saken meer als hem tot vervordering der Bataviase reijse waaren nodig geweest, invoegen deselve door hem op Saturdag den 8e deser lopende maand, weer en wind zulx toelatende, soude kunnen werden ondernomen, Soo is derhalven het vertrek van dien bodem tegens dien tijt vastgestelt.72

Laastelijk is naar lectuure der notulen in burger chrijgsraade op den 3e deser gehouden,73 insgelijx goedgekeurt de gedaane aanstelling van den corporaal, Martinus van Leijpsig tot sergeant, voor den door geduurige indispositie afgaan moetende Jacobus van Laar,74 mitsgrs. van den burger Christiaan Biesel75 tot corporaal.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 129-131.

Dingsdag den {17260618} 18e Junij 1726, voormiddags,

76

Alle tegenwoordig.

Is op de propositie van den Heer Gesaghebber goedgevonden en vastgestelt dat aan de wede. van den predicant, Johannes Godefridus D’ Aillij,77 sullen werden toegevoegt sodanige emolumenten als de weden. van predicanten bevorens alhier genooten hebben, in selver voegen als die aan de wede. van den predicant, Petrus van Aken, werden verstrekt.

Ende gemerkt door het overleijden van gem. predicant D’ Aillij78 dese Caabse gemeijnte van haaren leeraar ontbloot geworden is, soo wierd door den Heer Gesaghebber daar nevens in overweeginge gegeven hoedanig hier omtrent best soude dienen te werden voorsien, over het welke geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en gearresteert dat men den predikdienst alhier bij provisie en ter nader ordre onser Heeren en Meesteren sal doen waarnemen door den predicant van Stellenbosch , Henricus Beck, en ook met eenen dat ten aansien denselven veel genoegen in den dienst te geven komt, derhalven aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. eerbiediglijk sal werden versogt dat hij alhier positive mag werden geplaatst, mitsgrs. dat ingevolge de reets gedaane versoeken onse Heeren Majores de goedheijd gelieven te hebben omme benevens een tweede predicant voor dese Caabse gemeijnte, een ander predicant voor Stellenbosch of Drakensteijn uijt te senden, sullende den kerkelijken dienst tot Stellenbosch inmiddels soo veel het doenelijk sal sijn, door den predicant van Drakensteijn , Lambertus Slicher, moeten werden verrigt en waargenomen.

Laastelijk is aan den burger Christiaan Wijnants79 ten sijnen versoeke nog geaccordeert om onder de gewoone en behoorlijke borgstelling van tien jaaren uijt slavernij te mogen ontslaan desselfs twee slavinnen, met name Rosalijn van Macasser en Rachel van de Caab, en haare twee kinderen, genaamd Moses en Aron van de Caab, waar voor borgtogt sal moeten stellen, soo voor hem als sijne erfgenamen, dat sij voor haar vijf en twintig jarigen ouderdom of wel tot dat deselve in staat sullen sijn om haar kost te kunnen winnen, niet tot laste deser diaconie sullen komen te vervallen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 132-134.

Dingsdag den {17260702} 2e Julij 1726, voormiddags.

80

Alle tegenwoordig.

Ter vergaderinge verscheenen sijnde den schipper van het aanweesend theeschip Saxenburg , Jan Bloemendaal, so wierd hem door den Heer Gesaghebber afgevraagt wanneer hij, gemerkt hem alle de gevorderde benodigtheeden bereijts waaren toegevoegt, en als men hem volgens sijn gedaan versoek met eenige timmerlieden en manschap tot spoediger klaarmaking van sijnen onderhebbenden bodem geduurende sijn aanweesen alhier of wel soo lang deselve benodigt was, adsisteerde, in staat soude kunnen sijn om de reijse van hier na de havenen onses lieven vaderlands te ondernemen, met bijgevoegde recommandatie van daar omtrent alle mogelijke naarstigheijd aan te wenden. Op het welke door gem. schipper wierd gerepliceert dat hij bij toelatinge van bequaam weer en wind, en met het voorsz behulp van volk en timmerlieden, verhoopt op Woensdag den 10e deser lopende maand daar toe in gereetheijd te sullen kunnen geraaken; weshalven naar gehoudene besoigne den monsterdag van dat schip tegens dien tijd is vastgestelt, als meede dat aan de daar op vaarende manschap tot beeter conservatie van gesondheijd en kragten op de aanstaande reijse, behalven een gelijkstandige verstrecking van versche erweeten en boonen naar rato als de laatst vertrockene nascheepen alhier genoten hebben, in dien tusschen tijd dagelijx ververssing van vleesch, brood en moeskruijden sal toegevoegt werden.

Sijnde op de voorstelling van den Heer Gesaghebber ook nog goedgevonden en gearresteert dat onder andere noodige saken met die kiel een quantiteijt van 30,000 lb. taback, van de soort waar van de cassen gemerkt sijn D.W., van onse Heeren en Meesteren sal werden gepetitioneert, als sijnde de andere die Haar Wel Edele Hoog Agtb. herwaarts aan hebben gelieven te senden, bij den ingeseten gantsch ongewild, en tot nog toe van wijnig of geen aftrek geweest.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 135-143.

Dingsdag den {17260723} 23e Julij 1726, voormiddags.

81

Alle present.

Door de schippers der aanweesende scheepen d’ Cornelia en Wickenburg ter vergaderinge op afvrage van den Heer Gesaghebber niet alleen betuijgt sijnde dat sij geduurende haar aanweesen alhier de gewoone ververssinge van vleesch, brood en moeskruijden, mitsgrs. sodanige andere benodigtheeden als haar mancqueerende waaren geweest, tot volkomen genoegen hadden genoten, maar ook vervolgens dat de reijse naar Batavia door haar bij toelatinge van bequaam weer en wind tegens Donderdag den 1e Augustus aanstaande met gerustheijd soude kunnen ondernomen werden, Soo is derhalven haarlieder vertrek ten voormelten dage vastgestelt.

Waarna in overweginge genomen wierd dat den tijd tot de generale verpagtinge van ‘s Comps. gemeene middelen en inkomsten deses Gouvernements weeder op handen begon te schieten, invoegen diesweegens goedgevonden is dat de gem. verpagtinge op ulto. der naastkomende maand Augustus naar gewoonte sal werden gedaan, en dat de pagt over Stellenbosch en Drakensteijn even als in den voorledenen jaare als dan mede alhier sal werden opgeveijld, mitsgrs. de vereijschte notificatie bij affixie van billietten aan een igelijk daar van gegeven. Gelijk meede is gearresteerd dat vermits de aanstaande opneming van ‘s Comps. effecten in die pakhuijsen berustende, een ider bij billietten sal werden geadverteert dat ër geene verstrecking uijt gesegde pakhuijsen na den 15e der gedagte maand Augustus meer sal geschieden, voor ende al eer deselve sullen opgenomen sijn.

Voorts is nog goedgevonden dat het huijsje bij ‘s Comps. schuthok staande, sal werden afgebrooken, en de jonge die daar in huijshoud, na de logie gesonden, ten eijnde het gevaar van brand dat daar door, als sijnde seer klijn en laag bij de grond gebouwt, soude kunnen werden veroorsaakt, voor te komen, sullende het opsigt over gem. schuthok aan de geweldiger, wanneer daar in of uijt eenig vee moet werden gebragt, gelaten werden.

Na het welke geleesen is seeker reqte. door den vrijswart, Robbert Schot van Bengalen, in de volgende bewoordinge overgegeven:82

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Met de uijtterste eerbied geeft ootmoedelijk te kennen UE. Agtb. seer nedrigen en geringen dienaar, den vrijswart Robbert Schot van Bengalen, inwoonder deser Colonie, hoe hem supplt. ter ordre van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering door UE. Agtb. afgevordert, en ook ingevolge van dien door hem aan den Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, sijn overgegeven omme naar Batavia te rugge gesonden te kunnen werden, twee stux lijfeijgenen, met name Christina en Roselijn van Cormandel, welke eerste door den supplt. voor een somma van Rds. 130, volgens ‘t annexe vendubriefje bij publicque vendutie gekogt, en d’ andere voor een bedragen van Rds. 50 1/8, gelijk bij de insgelijx hier besijden gevoegde quitantie van dat montant komt te blijken,83 van wijlen Stijntje de Bruijn, wede. Jan Stevensz Botma,84 is overgenomen, makende dus tesamen een zomma van hondert en tagtig en een agtste Rds., ende gemerkt het den supplt. niet alleen seer swaar komt te vallen dat gem. slavinnen door hem moeten werden gemist, maar dat het ook wanneer voorsz penningen niet aan hem wierden geremboursseert, den supplt. ter oorsake van sijn onvermoogen en armoede ondraaggelijk soude sijn, so neemt hij de vrijheijd sig op ‘t onderdanigst te wenden tot UE. Agtb., gantsch nedrig versoekende dat deselve de goedheijd gelieven te hebben omme zulx favorabel aan hoogst gedagte Heeren der Hooge Regeering van India bij UE. Agtb. af te gaane schrijvens voor te draagen, ten eijnde den supplt. betalinge van meergem. zomma erlangen mag.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, is goedgevonden dat hetselve copieelijk naar Batavia sal werden versonden, en dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering sal werden versogt daar op een gunstige reflexie te willen nemen.

Vervolgens geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat door den vaandrig, Johan Thobias Rhenius, als president van den burgerchrijgsraad klagten aan Sijn E. waaren gedaan over drie burgers deser Colonie, met namen Thobias van Neck,85 Nicolaas Smuts86 en Hendrik Wiederholt,87 dewelke onder ‘t gesag van den burger vaandrig, Christiaan Rasp, jongst meede gecommandeert geweest hebbende tot agterhaaling der doenmaals roovende en latireerende vagabonden, thans in handen der justitie sijnde, ende zulx ten nutte deser ingesetenen in ‘t algemeen, gemelte commando niet alleen buijten kennisse en ordre van haare officieren hadden verlaaten, maar ook na dat sij hier over in burgerchrijgsrade in een seer geringe boete namate van haar misdrijf waaren gecondemneert, de stoutheijd hadden gehad omme sig ten huijse van gesegde Rasp te vervoegen, aan hem afvragende hoeveel sij betalen moesten, en door denselven werdende geandwoord dat sij sig diesweegens bij den burger boode konden addresseeren, daar assurant bijvoegende dat sij hem Rasp dan wel in ‘t particulier voor sijn goede recommandatie ten haaren opsigte souden betalen; ende gemerkt hetselve was een seer quaad voorbeeld, waar door alle tugt en gehoorsaamheijd die de burgers aan hunne crijgsofficieren verschuldigt sijn, wanneer zulx geduld wierd soude moeten vervallen tot een geheele te niet doening van alle diensten die men van haar op dese en geene expeditien tot het gemeene lands welsijn streckende, te verwagten heeft; soo gaf Sijn E. derhalven in overweeging hoedanig hier omtrent tot voorkoming van diergelijke disordres soude kunnen en moeten gehandelt werden. Over het welke geraadpleegt, en overwogen sijnde aan de eene kant de quaadaardigheijd van de saak in sig selven, die bij aldien men na scherpheijd wilde handelen, een swaare correctie soude meriteeren, maar met eenen ook aan de andere sijde de jonkheijd der voorsz drie gasten, en dat men de sagtste weg inslaande, haar gedoente eer door onbedagtsaamheijd geschiet dan wel met bewustheijd van het quaad dat daar in besloten legt, soude kunnen aanmerken, So is uijt dien hoofde goedgevonden en verstaan dat men haar voor dit maal van verdere justitieele calange verschoonende, voor dese Vergadering sal doen verscheijnen en scherpelijk reprocheeren, met waarschouwing dat wanneer ër wederom iets diergelijx mogt komen voor te vallen, tegens haar naar uijtterste strengheijd als onwaardige ingesetenen sal werden geprocedeert, doende hun met eenen aanstonts behoorlijk vergiffenisse van haar bedrijf aan meergem. burger vaandrig, Christiaan Rasp. versoeken, die ten dien eijnde tegens de naaste sitting insgelijx voor desen Raad sal werden ontbooden.

Laastelijk wierd door den Heer Gesaghebber ter lectuure geproduceert het seer g’eerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventienen, van den 6e Maart deses jaars,88 waar bij Haar Wel Edele Hoog Agtb. gelieven te beveelen dat den burger Jacobus van der Heijden, met ende benevens sijne meede administrateurs, voor desen Raade reekenschap sullen moeten doen van haare administratie over den boedel van Adam Tas, en dat die saak wel en in goede ordre bevonden sijnde, sij administrateurs als dan de effecten en penningen van gem. boedel gekomen, aan Heeren weesmeesteren der stad Amsterdam voor rekening van gedagte kinderen sullen moeten overmaken; daar nevens in consideratie gevende of men dit aan weesmeesteren deser plaatse, als in diergelijke saken de Overigheijd representeerende, om uijt name deser Regeering reekening te ontfangen, niet soude kunnen demandeeren, welken aangaande met aandagt geraadpleegt sijnde, heeft men daar in geen de minste swarigheijd gevonden, en is gevolglijk gearresteert en beslooten dat men door de voogden van opgem. kinderen, namentlijk de burgers Matthijs Krugel, Johannes Louw en Harmanus van Brakel, benevens Hester te Winkel, wede. Pieter van der Bijl, mitsgrs. voorn. Jacobus van der Heijde, als hunne gemagtigde en meede toesiende voogd, behoorlijk bewijs reek. en reliqua van derselver administratie aan weesmeesteren alhier sal laten doen, sullende deselve ten dien eijnde bij missive werden geordonneert omme sig aanstaande Dingsdag den 30e deser lopende maand Julij, gemunieert met alle de papieren en documenten relatie hebbende tot den boedel, nalatenschap ofte kinderen van meergem. Adam Tas, ‘t sij van inventaris, vendurolle, obligatien, rekeningen, quitantien, ingekomene en uijtgegane brieven, en met een woord alles wat daar toe de minste betreckelijkheijd heeft, in dese Vergaderinge te laten vinden, op dat als dan aan haar wijders de nodige ordres ten desen opsigte sullen kunnen werden gegeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 144-147.

Dingsdag den {17260730} 30e Julij 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Ingevolge het geresolveerde van den 23e deser ter vergaderinge verscheenen sijnde de burgers Matthijs Krugel en Jacobus van der Heijde, benevens Hester te Winkel, wede. Pieter van der Bijl, (Johannes Louw ter oorsake van de krankheijd sijner huijsvrouw, en Harmanus van Brakel uijt hoofde van eijgen indispositie volgens het schriftelijk rapport van de boode niet hebbende kunnen compareeren) soo wierd haar door den Heer Gesaghebber den teneur van het voorm, jongste raadsbesluijt gecommuniceert, namentlijk dat men hadde goedgevonden omme door haar reek. van hunne administratie raakende den boedel en nalatenschap van wijlen Adam Tas voor weesmeesteren deser plaatse te laten doen, tot het welke sijlieden ook betuijgden volkomen bereijdwillig te sijn, met bijgevoegd versoek dat hetselve hoe eer hoe liever mogte geschieden, alsoo gemelte Van der Heijde daar en boven verklaarde dat hij in staat was om de penningen en effecten van de voorsegde kinderen so draa het deese Regeering slegts geliefde, verselt van behoorlijke reek. van ontfangst en uijtgave, te kunnen overleveren; weshalven na dat sijlieden waaren buijten gegaan, verders beslooten is dat weesmeesteren hier van aanstonts bij missive kennisse sal werden gegeven, met qualificatie en ordre omme reek. bewijs en reliqua, met den aankleeve van dien, van opgemelte voogden en administrateurs uijt den naam deeser Regeering te ontfangen, en de penningen aan geciteerde kinderen competeerend bevonden werdende, in ‘s Comps. cassa te tellen, om volgens de intentie onser Heeren Majores aan Heeren weesmeesteren tot Amsterdam te kunnen werden geresigneert, werdende meergesegde voogden en administrateurs ten dien eijnde daar en boven gelast en aanbevolen omme gemunieert met alle de papieren en documenten relatie hebbende tot den boedel, nalatenschap ofte kinderen van bovengem. Tas, voor weesmeesteren te verscheijnen, soo menigmael op sodanige bequame tijden als door haar nodig sal werden gevonden.

Waar na insgelijx ter vergaderinge binnen geroepen, en naar luijd der jongste resolutie scherpelijk sijn gereprocheert de burgers Thobias van Nek, Nicolaas Smuts en Hendrik Wierderholt, hebbende bovens dien behoorlijk vergiffenis aan den burgervaandrig, Christiaan Rasp, van haar misdrijf versogt, ende ten eijnde sijlieden in ‘t vervolg te beeter in haaren pligt sullen kunnen werden gehouden, is ook best gedagt dat men haar den gewoonelijken burger of schutters eed sal doen afleggen, ‘t geen staande vergadering aan handen van den Heer Gesaghebber is geschied.89

Laastelijk is ter gedaane instantie van den huijstimmerman, Dirk Jansz van Egen,90 en op vertooning van seekere maandcedul van drie maanden sijner gagie die hij aan desselfs vader, Jan van Egen, voor sijn vertrek uijt het vaderland hadde vermaakt, dog dewelke, als voldaan sijnde, aan hem nu wederom was te rugge gesonden, nog goedgevonden en verstaan dat den soldij boekhouder, Olof de Wet, sal werden gequalificeert omme deselve bij de soldijboeken deses Gouvernements en lopende reek. van gem. Dirk Jansz van Egen te roijeeren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 148-150.

Vrijdag den {17260816} 16e Augustus 1726.

91

Geliefden den Heer Gesaghebber den eersten clercq met het onderstaande reqt. bij de leeden des Raads rond te senden:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft met behoorlijk respect te kennen UE.E. Agtb. seer dienstbereijden dienaar, Wens. Geo. Pitt, capn. van het ter rheede leggende Engelsch Oostindische Comp. schip Stanhope , hoe denselven geduurende sijne voijagie van London dat geweest is op den 12e April O.S., heeft bekomen een getal van 35 sieken.92

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. seer gedienstig versoekt dat UE.E. Agtb. aan hem gelieven te permitteeren eenige ververssinge voor deselve te mogen inkoopen, omme also sijne reijse verders na India te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Ten eijnde aan Haar E.Es. in overweeginge te geven of het daar bij gedaane versoek behoorde toegestaan te werden. WeIken aangaande eenparig is geadviseert van ja, en dat oversulx aan den capn. van het Engels schip Stanhope , Wens. Geo. Pitt, sal werden vergunt om voor sijne aangebragte vijf en dertig sieken driemaal ter week een pond vers vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde leveranciers te mogen inkopen, als hebbende deselve op expresse afvraage van den Heer Gesaghebber betuijgt dat zulx sonder nadeel van ‘s Comps. dienst konde werden verrigt, in welker voegen gem. capn. ook vrij sal staan een wijnig groente na advenant bij de andere ingesetenen te mogen opdoen, mits dat van het een en ander behoorlijke lijsten sullen moeten werden overgegeven.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEI.

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 151-158.

Dingsdag den {17260820} 20e Augustus 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Sijn ter vergaderinge verscheenen de schippers der aanweesende scheepen d’ Herstelling en d’ Hildegonda , betuijgende op afvrage van den Heer Gesaghebber dat sij behalven goede en deugdsame ververssinge van vleesch, brood en moeskruijden geduurende haar aanweesen alhier, ook hadden genooten sodanige andere benodigtheeden als haar tot vervordering der reijse naar Batavia waren dienstig geweest, invoegen sij deselve op Maandag den 26e deser lopende maand met gerustheijd soude kunnen aannemen, weshalven goedgevonden is dat die kielen ter voorm. tijt sullen werden gemonstert en gedepescheert.

Vervolgens geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven hoe Sijn E. bij gelegentheijd dat op gisteren ordre gegeven hadde tot het vervaardigen van de berkentijn Fijenoord , om een togtje na het Robben Eijland te ondernemen, door den equipagiemeester, Jacobus Möller, was berigt gedaan dat het hier doorgaans gebruijkelijk was geweest dat niet alleen van dat, maar ook van de andere hier permanente vaartuijgen, wanneer die ter rheede waaren vertoevende, tot uijtspaaring der zeijlen deselve wierden afgeslagen, waardoor dan ook was veroorsaakt dat ër een geruijmen tijd was heen geloopen eer gesegde berkentijn in staat van zeijlen hadden kunnen gebragt werden; ende gemerkt sulx bij pressante voorvallen, als sig eenig schip of scheepen hier voor de wal in nood of ongelegentheijd mogten bevinden, van seer quade gevolgen soude kunnen weesen, als sijnde voor alle dingen noodig dat gem. vaartuijgen als dan spoedig en sonder het minste vertoef tot adsistentie van sodanige kielen souden kunnen werden uijtgesonden, soo gaf Sijn E. derhalven in overweeginge of het niet dienstig soude sijn dat men om hetselve in alle gevallen te vaardiger te kunnen verrigten, meergesegde onder dit Gouvernement gehoorende vaartuijgen voortaan geduurig met de zeijlen aan de rhaas en volkomen klaar deed houden, dewijl het beeter was sig de onkosten van eenig meerder zeijldoek dat daar door soude mogen werden afgesleeten, te troosten, als bij onverhoopte toevallen een ‘s Comps. bodem in verlegentheijd te moeten laten, over het welke geraadpleegt sijnde, Soo is sulx als een gantsch nodige saak aangemerkt, ende gevolglijk gearresteert dat men het geproponeerde van den Heer Gesaghebber ten opsigte van geciteerde vaartuijgen in ‘t vervolg sal doen werkstellig maken, sullende de berkenteijns Feijenoord en Victoria ook ten eersten na de Saldanhabaij , om schoon gemaakt te worden, worden versonden, te weeten de eene wanneer de andere sal weeder gekomen sijn, omme dus niet ten eenemaal van klijn vaartuijg te gelijk ontbloot te blijven.

Waar na ter vergaderinge binnen gekomen is den oud burgerraad, Johannes Needer, te kennen gevende hoe door den burger Coenraad Feijt aan hem was verkogt, en ook op den 18e der jongst gepasseerde maand Junij behoorlijk getransporteert sekere plaats ofte hofsteede, genaamt d’ Oude Wijnberg , dewelke volgens de daar van verleende erfgrondbrief, in dato den 1e December 1683, waar op het transport ook aan hem is gedaan, groot soude sijn 176 morgen en 225 roeden, dog vermits de strecking van het land in die oude erf brief vermelt, niet alleen ver in het burger bosch komt te springen, maar sig ook over de landerijen van sijne gebuuren uijtbreijd, soo was gedagte land ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur De Chavonnes, z.g., op den 2e December 1719 door den landmeeter, Evert Walraven Cochius, hermeeten, en een nieuwe caart daar van geformeert, volgens welke hetselve groot is bevonden 176 morgen en 265 quadraat roeden, mitsgrs. sodanig belend en bepaald dat niemand der naast aangelande daar door eenig nadeel komt te leijden, maar ten aansien gem. nieuwe caart op den naam van voorseijde Feijt is gemaakt, en dat het transport aan hem Needer, als gesegt, op de oude erf brief gedaan is, en dat hij oversulx in ‘t vervolg geen eijgendom uijt dien hoofde soude kunnen aantoonen, veel minder gequalificeert sijn om bij verkoop van geciteerd land hetselve volgens die nieuwe hermeeting, als waar toe meergenoemde Feijt selfs niet bevoegt is geweest, aan een ander over te dragen, soo versogt hij eerbiedig dat hem deselve qualificatie door dese Regeering mogte werden verleend; welken aangaande geraadpleegt sijnde, heeft men geen swaarigheijd gemaakt sulx te accordeeren, sullende hem ten blijke van dien extract deser werden ter hand gestelt, omme sig bij voorvallende gelegentheeden daar van te kunnen bedienen.

Wijders is geleesen seeker versoekschrift door weesmeesteren deser plaatse in de volgende bewoordinge overgegeven:93

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Ed. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geven eerbiedig te kennen weesmeesteren deser steede hoe dat de jaarlijxe onkosten harer camer, als ‘t salaris van derselver secretaris, boode en schrijver, mitsgrs. papier, pennen, inkt &a., ten bedrage vancircaƒ725 altoos volgens haare instructie sijn voldaan en betaalt uijt de intrest penningen der capitalen van onbekende weesen, maar also de gem. capitalen op de g’eerde beveelen van Uw Wel Ed. en E. Agtb., volgens derselver resolutiede dato14e December 1723,94 ingevolge van ‘t aanschrijvens der Hoge Indische Regeeringe,sub dato21e September des voorsz jaars,95 alhier in ‘s Comps. cassa door de supplten. sijn getelt en overgegeven, en deselve als nu geen qualificatie meer sijn hebbende waar uijt bovengen. onkosten konnen werden betaalt; Soo is [‘t] dat de supplten. haar seer eerbiedig sijn wendende tot Uw E. en E. Agtb., met nedrig versoek dat ‘t derselver goede geliefte sij haar weeder te qualificeeren ten eijnde ‘t vervang der voorsz ongelden mogen werden gevonden (als sijnde ‘t naaste middel volgens ‘t gevoelen onder correctie der supplten.) uijt de intresten der capitaalen van de weeskinderen uijtgeset; ofte wel sodanig anders als Uwel E. en E. Agtb. tot ontlasting der voorn. onkosten sullen bevinden te behoren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Lager) Uijt naam en last van weesmeesteren voornt. (Was getekent) Jacob Leever, secretaris.’

‘(In margine) Ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop, den 20e Augustus 1726.’

Over welkers inhoude geraadpleegt weesende, is goedgevonden en verstaan dat weesmeesteren sullen werden gequalificeert, soo als deselve gequalificeert werden mits desen, omme de onkosten in het voorsz reqt. vervat, die bevoorens uijt de intrest penningen der onbekende weesen sijn voldaan, voortaan uijt de intrest gelden der bekende weesen naar rato van iders inkomen te mogen betalen.

Al verders is geresumeert het reqte. door Elbert Diemer96 in de onderstaande termen gepresenteert:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deses Gouvernements.

‘Wel E. Heer en Agtb. Heeren,’

‘Vertoond met veel respect UEd. Agtb. seer onderdanigen dienaar, Elbert Diemer van Cabo de Goede Hoop, thans onder voogdije van Heeren weesmeesteren deser plaatse staande, hoe denselven reets den ouderdom van 23 jaren bereijkt hebbende, oversulx ook vermeijnd genoegsame kennisse en bequaamheijd te besitten omme desselfs goederen naar behooren te kunnen administreeren, dierhalven neemt den supplt. de vrijheid sig in alle ootmoed tot UEd. Agtb. te wenden, met nedrig versoek dat het deselve mag behagen aan hem te verleenen brievende venia[m] aetatisen suppletie van ouderdom, sullende UEd. Agtb. des gelievende uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voornt. van het goed levensgedrag des supplts. komen te blijken.97

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Welkers inhoude overwogen en de daar bij gevoegd[e] attestatie van weesmeesteren ingesien sijnde, is gearresteert en beslooten dat aan denselven het versogteveniam aetatissal werden verleend.

Laastelijk heeft men nog ter occasie dat door den secretaris van Stellenbosch , Johannes Pleunes, versoek is gedaan om een reglement van het aan hem compeeterend salari[s] te mogen erlangen, ter consideratie ër tot nog toe geen vast reglement diesweegens is beraamd, immers dat hetselve onder de retroacta ter secretarije deses Gouvernements niet gevonden werd, nog goedgevonden en vastgestelt dat landdrost en heemraden sullen werden gelast om dese Regeering dienaangaande te dienen van berigt, en een opstel te formeeren van de salarissen die sij volgens het oude gebruijk ofte wel andersints gevoeggelijxt oordeelen, dat bij alle voorvallen en saken, vacatien, ‘t passeeren van instrumenten &a., soo wel aan gecommitteerde heemraden als den secretaris (voor den bode van Stellenbosch een regulament van salaris van den jaare 1713 gevonden werdende) voortaan sullen behoren te werden betaalt, om op een vasten voet gebragt, en geresumeert sijnde, geapprobeert te kunnen werden, in soo verre sulx dienstig en betamelijk sal werden bevonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 159-161.

Donderdag den {17260822} 22e Augustus 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

De vergadering door den Heer Gesaghebber ter lectuure van het aanschrijvens der bediendens op Rio de la Goa , in dato den 3e der even afgewekene maand Julij,98 met het gisteren gearriveerde scheepje Spieringshoek aangebragt, buijten gewoon geconvoceert, en bij het resumeeren van dien onder anderen ondervonden sijnde dat de bediendens tot wegneminge van den waan der inlanders, die malkanderen hebben wijsgemaakt en sig inbeelden dat onsen slaven handel met geen ander oogmerk geschiede, als om deselve alhier te mesten en op te eeten, waar door dien handel merkelijk wierde gestremt, genoodsaakt waaren geworden drie der voorseijde inlanders, sig daar toe vrijwillig aangebooden hebbende, om haare landslieden uijt dat misselijk begrip te helpen, met vijf van haar gevolg herwaarts over te senden, onder dewelke sijlieden nogtans de onvoorsigtigheijd hebben gehad van meede te laten overgaan de neef van den capn. Maphumbo, gent. Maatchahango, sijnde den geene die eenige jaaren in Engeland geweest, de naam van Jan aldaar ontfangen, en door de Engelsche in den jaare 1723 met het scheepje Nordhampton weeder na Rio de la Goa te rugge gebragt is; ende gemerkt denselven de Engelsche tale seer wel spreekt, soo geliefden den Heer Gesaghebber in overweeginge te geven of het derhalven niet dienstig soude sijn dat men hem en sijne meede gesellen soo lang sonder aan land te komen aan boord van het scheepje Spieringshoek deed vertoeven, en aldaar wel tracteeren, als het Engels schip Stanhope , ‘t geen men vertrouwt dat binnen een dag drie a vier staat te vertrecken, nog hier ter rheede vertoevende blijft, ten eijnde dus alle gemeenschap tusschen haar en de scheepelingen van dien bodem, waar door de constitutie des lands op Rio de la Goa tot nadeel onser Heeren en Meesteren aan de Engelschen soude kunnen werden ontdekt, voor te komen; over het welke geraadpleegt sijnde, Soo is sulx als een seer nodige saak aangemerkt: sullende gedagte sendelingen naar het depart van dat schip aan land gebragt, en met haar gevolg in ‘s Comps. hospitaal in een der daar toe geapproprieerde vertrecken geplaatst, en aldaar gevoed en onderhouden, mitsgrs. boven alle goed onthaal, van ordentelijke kleeding voorsien werden, op dat den inlander op Rio de la Goa , door middel van haar, bij hunne te rug komst ginder, meer en meer in onse vrindschap mag werden ingewickelt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 162-163.

Saturdag {17260831} ulto. Augustus 1726, voormiddags.

99

Alle tegenwoordig.

Naar gewoone clocke geklep en behoorelijke uijtroepinge van de boode, ingevolge de geaffigeerde billietten en raadsbesluijt van den 23e Julij jongstl. getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten, soo sijn de volgende perceelen door de naargenoemde personen aangestaan ten sodanigen prijse als hier onder gesegt werd, te weeten:100

't Moutbier
Coenraad Feijt   ƒ1600:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Johannes Zacharias Bek ƒ3200:-
Tweede do. Jan Jacob Stokvliet ƒ3600:-
Derde do. Johannes Heufke,[^101] de oude ƒ3700:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ3600:- ƒ14100:-
Vaderlandse bieren en wijnen
Jan Jacob Stokvliet   ƒ4500:-
Caabse wijnen
Eerste quart, Jan Jacob Stokvliet ƒ9000:-
Tweede do. Johannes Heufke, de oude ƒ9300:-
Derde do. Johannes Zacharias Bek ƒ9525:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ9800:- ƒ37625:-
Caabse wijnen &a. aan 't Rondebosje
Abraham Leever   ƒ725:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Claas Wolf[^102]   ƒ2000:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ60550:-
't Moutbier
Coenraad Feijt   ƒ1600:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Johannes Zacharias Bek ƒ3200:-
Tweede do. Jan Jacob Stokvliet ƒ3600:-
Derde do. Johannes Heufke,[^103] de oude ƒ3700:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ3600:- ƒ14100:-
Vaderlandse bieren en wijnen
Jan Jacob Stokvliet   ƒ4500:-
Caabse wijnen
Eerste quart, Jan Jacob Stokvliet ƒ9000:-
Tweede do. Johannes Heufke, de oude ƒ9300:-
Derde do. Johannes Zacharias Bek ƒ9525:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ9800:- ƒ37625:-
Caabse wijnen &a. aan 't Rondebosje
Abraham Leever   ƒ725:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Claas Wolf[^104]   ƒ2000:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ60550:-

Aldus gedaan en verpagt in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 164-173.

Dingsdag den {17260903} 3e September 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geleesen sijnde de notulen in burgerchrijgsrade op den 2e deser lopende maand gehouden,105 soo heeft men de gedane aanstelling van den burger Augustus Coebergen106 tot corporael, in plaatse van Pieter Paasschen, die vermits desselfs onbetamelijk gedrag gedegradeert is, goedgekeurt.

Wijders door den Heer Gesaghebber ter vergaderinge geproduceert, en vervolgens met aandagt geresumeert weesende den eijsch van benodigtheeden jongst door de bediendens van Rio de la Goa per het scheepje Spieringshoek gedaan, Soo is daar op goedgevonden en beslooten dat men alle de daar bij vermelde goederen die alhier in voorraad sijn, met dat bodemptje ten spoedigste na derwaarts afsenden sal, en dat de overige die men niet aan handen is hebbende, bij eerste scheepsgelegentheijd met verschuldigde eerbied uijt het vaderland sullen werden gepetitioneert; sullende in plaatse van het ginder gerequireerde scheijwater, dat men hier in langen tijt niet aan handen heeft gehad, despiritus nitrina Rio de la Goa werden gesonden, ten aansien men vertrouwt dat daar meede ten naasten bij het selfde effect als met het scheijwater voor eerst en tot dat men daar van voorsien sijn sal, sal kunnen gedaan werden; gelijk ook het senden van akers en thuijnsaden voor soo ver sulx van eenige van de laastgemelde niet geschieden kan, als tegenwoordig buijten tijds en het saisoen sijnde, tot nader occasie sal moeten uijtgestelt blijven, soo wel als het overvoeren der paarden die de bediendens bij haare missive seggen dat op Rio de la Goa seer nodig sijn souden, dewijl men niet alleen ter oorsake van het laatste misgewasch ten eenemaal van kort voer voor deselve is ontbloot, maar dat ook wel principalijk uijt hoofde der voorleeden jaarige excessive droogte geen handvol hooij of stroo bij d’ E. Comp. of elders gevonden werd; dog op dat de landtogten te beeter sullen mogen werden voortgeset, is egter met eenen vastgestelt dat uijt onsen schraalen voorraad een quantiteijt van 1500 lb. hartbrood in gereetheijd gebragt, en met het scheepje Spieringshoek na derwaarts sal werden afgescheept; inmiddels dat men verpligt sal weesen om in plaatse der g’eijschte duijmsdeelen, als waar van ër thans geen een bij dit Gouvernement meer over is, 300 planken van 1 1/4 duijm voor het comptoir Rio de la Goa uijtgesonden, en hier nog per restant bij de jongste depesche berustende gebleeven, na die residentie te versenden, als meede voor de gevorderde spijkers en lijwaaten die men niet aan handen is hebbende, de soorten die daar aldernaast bijkomen, om tot een behulp te kunnen dienen, waar en boven ook behalven 100 douzijn tinne leepels alle de hier nog resteerende coralen, bestaande in 18,441 lb. gesorteert, na Rio de la Goa sullen versonden werden, in hoope dat deselve sorteering bij den inlander sal mogen werden getrocken, terwijl de blauwe en geele soort van dewelke door de bediendens de monsters herwaarts gesonden sijn, uijt het vaderland g’eijscht worden sullen.

Ende gemerkt ër soo wijnig arak bij dit Gouvernement meer in voorraad en restant werd gevonden, dat wanneer den eijsch van Rio de la Goa daaruijt soude moeten werden voldaan, ‘s Comps. kelder daar van gantschelijk ontbloot soude weesen, Soo is ook uijt dien hoofde, ende ter consideratie gemelten drank tot bewaaring der gesontheijd van de manschap aldaar van de uijtterste noodsakelijkheijd is, goedgevonden en verstaan dat de nodige arak voor het comptoir op Rio de la Goa ten civielsten prijse bij dese ingesetenen sal werden ingekogt.

Sijnde verders nog geapprobeert de volgende verbeteringen door het opperhooft De Conink benevens den raad op Rio de la Goa ter nadere goedkeuring deser Regeering onder de besettelingen aldaar gedaan,107 namentlijk Johannes Monna van Dordregt, sergeant, tot commandeerend officier der militie met ƒ24 ter maand, de rang als vaandrig, en een nieuw driejarig verband; Edsard Ferdinand Coning van Norden, corporaal, tot sergeant met ƒ20, nieuw verband van drie jaaren; Christiaan Francois de Vos van Chime, Jan de Man van ‘s Hage, Adriaan van Dam van Den Bosch, en Gerrit Geus van Beringen tot corporaals met ƒ14 maandelijx,108 de twee eerste met een nieuw driejarig, en d’ andere onder haar tegenwoordig verband; Gerrit Pietersz de Boer van Wormer, onder sijn lopend verband tot quartiermeester met ƒ14; Claas Bel van Zirkzee, mattroos tot quartiermeester en loots van de bhaij en rivier op Rio de la Goa , met ƒ17 ter maand en een nieuw drie jarig verband; Barend Bloemendaal van Amsterdam, cuijper tot botteliersmaat, onder sijn nu winnende gagie; Abraham van Calker van Dordregt, mattroos tot cuijper met ƒ12 maandelijx en sijn lopend verband; Johannes Lilje van Gottenburg, mattroos tot bootsmansmaat onder sijn lopend verband en met ƒ14 ter maand. Aan dewelke voor dese maal de actens haarer verbeetering van hier nog sullen werden toegesonden; dog om de besettelingen aldaar te beeter tot weldoen en het behartigen van den dienst aan te moedigen, is ook met eenen vastgestelt dat het opperhoofd De Conink sal werden gequalificeert om de geene die voortaan door hem en den raad op Rio de la Goa verbeetert werden, selfs actens te verleenen, mits de approbatie van dien gelijk tot nog toe is geschied, van dese Regeering te moeten versoeken, en daar van geduurig een ordentelijke lijst oversendende, mitsgrs. jaarlijx eens een behoorlijk acte boek daar alle de gedane verbeteringen van een rondjaar in begreepen sijn; hebbende men sig ook laten welgevallen de aanstelling van de adsistenten Hendrik [van] Werner, Michiel Zomer109 en Jan Abbas,110 d’ eerste tot ‘t waarnemen van ‘t dispens, den andere van ‘t secretariaat, en den laatsten tot ‘t houden der soldijboeken op Rio de la Goa , en sal het getal der persoonen wiens tijd volgens de overgekomene lijst te expireeren staat,111 ook weeder met andere ten vollen gesuppleert werden, boven het welke men ook buijten een coperslager, de bequaamste constapel die men krijgen kan, na derwaarts senden sal, op dat alsoo immers sonder de geringste versuijmenisse in ‘t generaal alles mag werden werkstellig gemaakt wat tot voortsetting der expeditie ter dier plaatse eenigsints mogelijk sal weesen.

Vervolgens is aan den vaandrig. Johan Thobias Rhenius, als testamentaire erfgenaam van den op Rio de la Goa overledenen thuijnier, Jan van Ekelum,112 geaccordeert om ingevolge den teneur der voorseijde uijtterste dispositie uijt slavernij in vrijdom te mogen stellen sekeren leijfeijgen met name Titus van Macasser, mits nogtans dat de gewoonelijke borgtogt voor denselven werde gestelt, waar toe sig hebben aangebooden en ook geaccepteert sijn den burger Otto Ernst van Gra[a]n113 en vrijswart Titus Jacobsz114 van Macasser.

Na het welke door den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergaderinge wierde geproduceert de geslootene boedel reek. van sodanige goederen als ër in ‘t voorleedene boekjaar onder sijne administrasie waaren gekoomen en te gelde gemaakt, met eerbiedig versoek dat deselve door desen Raade mogte goedgekeurt werden, het welke dan ook naar naukeurige eximinatie is geschied, het daar bij gevoegde rapport van den negotie overdrager en secretaris der weescamer, tot exacte visitatie van dien gecommitteert geweest, insgelijx naargesien sijnde.

Waar na geleesen is het onderstaande versoekschrift door de pagters der Caabse coele wijnen in de volgende bewoordinge gepresenteert:115

Aan den E. Agtb. Heere Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeven met seer veel onderdanigheijd te kennen UE.E. Agtb. gantsch nedrige dienaren, de burgers Jan Jacob Stokvliet, Johannes Heufke, Zacharias Bek en Hendrik van Dijk, hoe sij supplten. bij de jongste verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen ijder voor een vierde part aanneemers gebleeven sijnde van den tap en sleet der Caabse coele wijnen onder dit district, deselve oversulx tot meerder voortsetting haarer neering onder UE. Agtb. welduijdinge ijder seer gaarne een bijtapper souden willen aanstellen, derhalven wenden sig de supplten. tot UE. Agtb., met oodmoedige beede dat het deselve mogte behagen aan haar goedgunstelijk ijder een bijtapper te accordeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, goedgevonden is dat aan haar ider een bijtapper sal werden geaccordeert, mitsgrs. wijders op haar daar nevens mondeling gesegde dat bij aldien ër swaarigheeden mogten vallen over de persoonen die door den een of anderen van haarlieden tot bijtapper wierde benoemd, sij sig als dan wederom aan desen Rade sullen kunnen addresseeren, en haare klagten diesweegens voortbrengen; sijnde wijders aan den pagter der vaderlandsche bieren en wijnen, Jan Jacob Stokvliet, naar luijd der pagtconditien, gelijk ook aan den pagter van het moutbier, Coenraad Feijt, op desselfs schriftelijk gedaane versoek elk een bijtapper toegestaan.

Laastelijk geleesen sijnde het antwoord van landdrost en heemraden weegens het aan haar geordonneerde bij resolutie van den 20e der gepasseerde maand Augustus om een lijst of opstel te formeeren van ‘t salaris hunnen secretaris, Johannes Pleunes, competeerende (‘t geen seedert bij seekere acte van admissie aan den geweesene secretaris van Stellenbosch , Jan Mahieu, op den 30e October 1704 verleend, geinsereert gevonden is) vervattende gemelte missive in plaatse van dien, eenige klagten over het quaad gedrag van gesegden secretaris Pleunes;116 Soo is naar naukeurige overweging van het gewigt derselver, en na dat den landdrost, Martinus Bergh, benevens meergem. secretaris Pleunes ter vergaderinge waaren binnen gekomen, en nader mondeling gehoord, aan den laastgesegden, alvoorens scherpelijk gereprocheert weesende, geordonneert om niet alleen aanstonts vergiffenis van de door hem begaane onbetamelijkheeden, strijdig tegens sijn pligt, met belofte van beeterschap voor het toekomende, te versoeken, maar sulx ook particulierlijk aan den landdrost te moeten doen, sonder het welke men niet nalaten sal scherper middelen tegens hem te gebruijken, sullende ter naaste sitting beijde nader in Rade verscheijnende, moeten verclaaren of sij met den anderen sijn geascopieert,117 omme wijders besluijt daar na te kunnen nemen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 174-185.

Dingsdag den {17260910} 10e September 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.118


Waar na ter vergaderinge binnen gekomen sijn de schippers der thans ter rheede leggende scheepen Noordwaddinxveen en de Johanna , betuijgende op afvraging van den Heer Gesaghebber dat sij behalven goede en deugdsame ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden geduurende haar aanweesen alhier, ook hadden genooten alle sodanige benodigtheeden als haar tot vervorderinge der Batavisse reijse waaren dienstig geweest, invoegen sij deselve op Woensdag den 18e deser lopende maand met gerustheijd souden kunnen aannemen, weshalven naar gehoudene raadpleeging den vertrekdag van die bodems tegens den voorn. tijd vastgesteld is.

Verschijnende daar na insgelijx ter vergaderinge den schipper van het aanweesend scheepje Spieringshoek , dewelke ten opsigte der door hem genotene ververssinge en benodigtheeden deselfde betuijginge quam te doen, mitsgrs. wijders dat hij staat maakte om op Maandag den 23e deser met sijne inlading voor het comptoir op Rio de la Goa , in volle gereetheijd te sullen kunnen sijn om den steeven wederom naar derwaarts te wenden, zulx naar deliberatie dan ook is goedgevonden dat men dat kieltje ten voorm. dage van hier sal doen vertrecken.119


En is verders nog beslooten en vastgestelt dat men met het voorseijde scheepje Spieringshoek behalven een thuijnier, coperslager en huijstimmerman, ook naar Rio de la Goa sal laten overgaan de bequaamste persoon in de artillerij kunde en het constapelschap die men alhier heeft kunnen magtig werden, genaamt Cornelis Keijser120 van Medenblik, dewelke bij examinatie van den constapel deses Casteels tot het waarnemen van dien dienst van de vereijschte kennis bevonden, en derhalven onder sijn lopend verband tot constapelsmaat met ƒ14 maandelijx aangestelt is, benevens een sergeant, een corporael, 9 soldaaten en 3 mattroosen, tot rijkelijk supplement der geener wiens tijd volgens het lijstje door de bediendens overgesonden, reets is g’expireert of in ‘t korte staat te eijndigen, en dewelke haare verlossing souden mogen versoeken, hebbende nogtans bij deselve geen kock kunnen werden gevoegt, gemerkt w’ ons van imand sig des verstaande onvoorsien vinden, invoegen de bequaamste persoon van die weetenschap op Rio de la Goa daar toe sal moeten werden gebruijkt; sullende de bediendens aldaar ten propooste der herwaarts overgekomene inlanders, die men alhier wel onthaalt, en volgens resolutie van den 22e der gepasseerde maand Augustus met haar gevolg van nieuwe kleeding voorsien sijnde, waar over de sorg en toesigt door den Heer Gesaghebber aan den ondercoopman en pakhuijsmeester, Hendrik Swellengrebel, is opgedragen, met het scheepje Spieringshoek wederom sal laten te rugge keeren, ook werden aangeschreeven dat ons sodanige sendingen niet voordeelig voor den dienst der E. Comp. toescheijnen, ten aansien die luijden daar door kennis van de waardij des gelds, het goud en andere saken souden kunnen krijgen, die het beeter was dat voor haar verborgen bleeven, en dat daarom diergelijke overkomsten na herwaarts in het toekomende soo veel doenelijk en buijten onvermijdelijke noodsakelijkheijd sullen dienen te werden g’excuseert.

Al verders gedelibereert sijnde of het van dienst soude kunnen weesen dat men den van Rio de la Goa tot een monster bekomenen olij naar het vaderland liet overgaan, Soo is zulx om de geringe waardij, en dat deselve genoegsaam in het vaderland bekent, mitsgrs. maar tot gemeen gebruijk van nagtligt en het bearbeijden van den indigo dienende is, onnoodig geoordeelt, en gevolglijk verstaan dat men gem. olij ter verorbering aan het hospitaal sal laten afgeven, sullende in het af te gaane schrijvens na derwaarts aan de bediendens ook werden gelast een quantiteijt van gem. lampolij tot gebruijk alhier herwaarts over te senden, bij aldien deselve door haar in sulken overvloed bekomen en gemist worden kan.

Voorts is op het gedaan versoek van de pagters der Caabse coele wijnen, als sijnde wederom alle vier pagters der brandewijnen enz., even als in den voorledenen jaare aan deselve geaccordeert om uijt haare brandewijns tapperijen meede wijnen bij de haalkan en gelaagsetting te mogen verkoopen, sonder dat sulx evenwel in ‘t vervolg in consequentie sal mogen werden getrocken.

Na het welke in Raade sijn verscheenen den landdrost, Martinus Berg, en secretaris van Stellenbosch , Johannes Pleunes, ende gemerkt door den eerstgem. wierd verclaard dat ër schoon door den laatsten aan hem vergiffenis was versogt, en dat hij zulx aan den Heer Gesaghebber en den Raad staande vergadering insgelijx quam te doen, evenwel ter oorsake van de groote verbittering geen assopiatie tusschen haar hadde kunnen vallen, Soo is, na dat sijlieden waaren buijten gegaan, gearresteerd en beslooten dat aan gemelten secretaris Pleunes extract uijt het schrijvens van landdrost en heemraden, voor soo ver hetselve de klagten over hem gedaan betreft, sal werden inhandigt, omme sig teegens heeden over veertien dagen daar teegens in geschrifte te kunnen verandwoorden.

Laastelijk is op het gedaane rapport van evengem. landdrost, dat niettegenstaande alle aangewende moeijte tot het voortteelen van muijlen door middel van de jongst van Ceijlon bekomene hengst ezels, die ten dien eijnde eenigen tijt onder desselfs opsigt tot Stellenbosch sijn geweest, zulx nogtans niet heeft willen succedeeren, gemerkt haare kleijnte en de groote afkeerigheijd der merrij paarden voor deselve, nog goedgevonden dat men gem. ezels wederom naar de Groene Cloof sal laten brengen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 186-195.

Dingsdag den {17260917} 17e September 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Wierd door den secretaris der weescamer, Jacob Lever, uijt last van weesmeesteren deser plaatse ter vergaderinge overgelevert het volgende schriftuur:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber, benevens den E. Agtb Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Ed. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Weesmeesteren deser steede, ingevolge van Uwe Wel Edele en E. Agtbs. g’eerde beveelen van den 30e Julij deses jaars, van de voogden en administrateurs des boedels van wijle den heemraad aan Stellenbosch , Adam Tas, afgevorderd hebbende reek. bewijs en reliqua weegens hare administratie over voorsz boedel, soo nemen deselve de vrijheijd Uw Wel Ed. en E. Agtb. van derselver bevinding dienaangaande te dienen van berigt.’

‘Dat weesmeesteren naar verscheijde conferentien, soo bij haare gecommitteerde leeden als collegialiter met voorsz voogden en administrateurs gehouden (waar van ‘t principaalste in copia onder la. A en B, sijnde een rapport der gecommitteerde leeden en ‘t daar op gevolgde besluijt van weesmeesteren tot Uw Wel Ed. en E. Agtb. speculatie en om geen dubbelt verhaal hier in te voegen, bij desen geannexeert werd) sij eijndelijk van deselve hebben ontfangen generale reekg. van den boedel en goederen van meergem. Adam Tas, mede onder 1a. C hier nevens gevoegt.’

‘Welke reekg. met de copias vendurollen, coopcondities der verkogte vaste goederen, schuldboek (bij welkers resumptie nog eenige debiteuren openstonden, die door de executeurs niet waaren geint. dog by bovengen. boedelreek. door haar werden opgebragt en verandwoord), obligaties, quitanties van uijtgaaf en ‘t geene wijders daar toe is gehoorende,121 exactelijk geconfronteert sijnde, soo verre bij weesmeesteren is d’ accoord en in ordre bevonden, als bij de administrateurs is opgegeven en in staat gebragt heeft konnen werden, dierhalven weesmeesteren deselve ook sodanig hebben aangenomen, sijnde nu het principaalste defect weegens haare gehoudene administratie nog manqueerende, namentlijk dat bij gem. voogden en adminastrateurs122 in den beginnen aan niet en is geformeert behoorlijke staat ende inventaris des boedels, mitsgrs. dat bij de bewindhebbende voogt, Jacob van der Heijden, de contanten van den boedel niet ten vollen op intrest is uijtgeset, maar telkens een considerabel capitaal van ƒ12,000 ende meer renteloos onder sig gehad ende gehouden heeft; als mede dat bij de gesamentlijke executeurs niet heeft konnen aangetoond werden waar uijt de doodschulden en begraaffenis onkosten sijn voldaan, als eenelijk bij den mede executeur, Matthijs Kruger,123 dewelke naader aan weesmeesteren nogmaals betuijgt heeft deselve uijt de in den boedel gevondene contanten betaalt te sijn, alsoo hij Kruger bij de koster van Stellenbosch en andere had vernomen van wien sij haar geld ontfangen hadden, en aan hem geandwoord was door den overledene executeur Van der Bijl te sijn voldaan.’

‘Alle ‘t welke bij weesmeesteren wel en aandagtelijk in overweginge genomen weesende, sij daar op volgens ‘t annexe besluijt bij haar in den beginne van derselver conferentien met de executeurs gehouden, genomen, hebben goedgevonden dat de gesamentlijke executeurs ende een ieder in ‘t bijsonder den boedel eed soude doen, dat sij deselve ter goeder trouwe en sonder eenige maliversatie hebben geadministreert ende behandelt, mitsgrs. dat Van der Heijden singulier, als de penningen van den boedel onder hem gehad hebbende, nog bij eede soude verclaren deselve nooijt ten sijnen voordeele te hebben gebruijkt of te g’emploijeert.’

‘Waar meede weesmeesteren, om eenmaal tot een eijnde met de voorsz voogden en administrateurs te komen, wel souden hebben voortgevaaren (als konnende onder correctie niet sien dat ër verder ordentelijker of nadere reek. door haar sullen konnen werden gedaan, als die omissien al in den beginnen geschiet, en dien boedel van den aanvang niet ordentelijk geadministreert sijnde, thans niet te veranderen is, hebbende de voogden en administrateurs alle andere gevondene defecten, uijtgesondert die van de dood schulden en begraaffenis onkosten in dese annexe boedel reekg. behoorlijk geredresseert) maar bij nadere overweginge goedgevonden daar mede te supercedeeren, ter tijd en wijle sij ‘t selve benevens de voorsz constitutie en bevinding eerst ter kennisse van Uw Wel Ed. en E. Agtb. hadden gebragt, ten eijnde of bij Uw Wel Ed. en E. Agtb. ook eenige nadere speculatien dienaangaande soude mogen werden gevonden.’

‘Weshalven weesmeesteren ‘t selve bij desen aan Uwel Ed. en E. Agtb. op ‘t eerbiedigste voordragen, met seer nedrig versoek van haar nu verders met Uwel Ed. en E. Agtb. hoogwijs advis te sterken hoedanig sig weesmeesteren hier in nu wijders sullen gedragen, en of deselve tot verificatie der gehoudene administratie des boedels van Adam Tas met ‘t doen des boedels eeds sullen voortvaaren, en sig daar meede vergenoegt houden, ook wegens de penningen welke renteloos gelegen hebben, of gem. Van der Heijden sal konnen volstaan met ‘t doen van den gepresenteerden eed, dat hij deselve niet verder ten voordeelen der kinderen heeft konnen emploijeeren, of te wel sodanige andere ordres als Uw Wel Ed. en E. Agtb. sullen gelieven aan weesmeesteren hier omtrent nader te beveelen.’

‘In welkers verwagtinge, naar dus verre aan Uw Wel Ed. en E. Agtb. intentie vermeijnen voldaan te hebben, sij met alle bedenkelijke veneratie verblijven - - - (Lager) Uijt naam en last van weesmeesteren voornt. (Was getekent) Jb. Lever, secretaris. (In margine) Ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop, den 17e September 1726.’

Waar bij door weesmeesteren werd aangetoond dat sij ingevolge de op haar gedecerneerde commissie bij raadsbesluijt van den 30e Julij laastl. aangaende het ontfangen van reek. bewijs en reliqua van de voegden en administrateurs des boedels van wijlen Adam Tas, uijt name deser Regeering gem. voogden en administrateurs soo voor haar collegie als daar uijt gecommitteerde leeden tot differente maalen doen verscheijnen, en wijders alles wat eenigsints mogelijk en noodig was gedaan hebbende, eijndelijk van deselve de nu meede overgelegde generale reek. bekomen hadden, dewelke sij vertrouwden sodanig te samen gestelt en geformeert te sijn, dat door gem. voogden en administrateurs, geconsidereert de onherstelbare omissie door haar al van den beginne hunner administratie begaan van geen staat en inventaris des boedels gemaakt te hebben, geen verder of ordentelijker rekening soude kunnen gedaan werden; versoekende derhalven verders het goedvinden deses Raads of weesmeesteren souden moogen treeden tot acceptatie van den door haar gevergden, en daar op gepresenteerden eed van purge124 der voorseijde administrateurs, dat sij gedagten boedel ter goeder trouwe en sonder eenige maliversatie hebben geadministreert en behandelt, mitsgrs. van de geene die daar en boven door den burger Jacobus van der Heijden singulierlijk, als de penningen van den boedel en wel bovens dien geduurig een capitaal van ƒ12,000 en meer renteloos onder hem gehad hebbende, nog gepresenteert is, dat hij deselve nooijt ten sijnen voordeele heeft gebruijkt ofte g’emploijeert, dan wel of diesweegens eenige nadere consideratien souden mogen vallen; over het welke met aandagt gedelibereert sijnde, is daar op gearresteert en gevoegelijk geoordeelt dat weesmeesteren den voorsz boedel eed door de gesamentlijke voogden en administrateurs en ider in ‘t bijsonder sullen laten doen, dog betreffende den particulieren eed dewelke Van der Heijden buijten dien gepresenteert heeft, van dat geene gelderen des voorseijden boedels door hem ten sijnen voordeele gebruijkt ofte g’emploijeert sijn, dat deselve tegenswoordig en voor als nog niet sal werden geaccepteert of te gedaan, ten eijnde dus niet werde afgesneeden het verdere regt dat Heeren weesmeesteren tot Amsterdam ofte wel de vrinden der voorseijde kinderen in het vaderland ten dien opsigte, en weegens de intresten van het capitaal dat door hem Van der Heijden renteloos gehouden is, souden vermeijnen te hebben.

Naar het welke laastelijk ook is geleesen het onderstaande versoekschrift door de pagters der Caabse coele wijnen, Johannes Heufke en Jan Jacob Stokvlied, in de onderstaande termen gepresenteert:125

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geven in alle onderdanigheijd te kennen UE.E. Agtb. seer nedrige dienaren, de burgers Johanne[s] Heufke en Jan Jacob Stokvliet, bij de jongste verpagting van ‘s Comps. gemeene landsmiddelen ider voor een geregte vierde part aannemers gebleven sijnde van den tap der Caabse coele wijnen, hoe dat de door haare mackers, Johannes Zacharias Bek en Hendrik van Dijk, aangesteld[e] bijtappers, namentlijk de burgers Melts van der Spuij en Carel Diderik Boetendag,126 illusoir makende alle de door UE.E. Agtb. tegens de smockelaars beraamde ordre, sig niet komen te ontsien niet alleen wijn bij de groote maat, soo van leggers, aam, halfaam &a., uijt hare huijsen aan de passeerende scheepelingen en inwoonderen te debiteeren en vercoopen, gelijk den tweeden supplt. sulx klaarlijk kan bewijsen te sijn gedaan door bovengem. Melts van der Spuij, maar ook daar en boven sig verstouten wijn van den landman bij groote fustagie in haare pakhuijsen in te slaan, daar sijlieden sig in tegendeel moesten vergenoegen deselve bij haare principaalen te haalen en vervolgens bij de haalkan uijt haare taphuijsen te debiteeren, ende gemerkt de supplten. door sulke gedoente niet alleen ten hoogsten werden benadeelt, maar dat hetselve ook in der tijt tot prejuditie der E. Comp. bij de verpagting soude kunnen strecken, nemen sij derhalven de vrijheijd sig in alle ootmoed tot UE.E. Agtb. te wenden, eerbiediglijk versoekende dat het deselve mag behagen sodanig daar tegens te disponeeren als tot maintien van ‘t goed regt der supplten. en voorcoming van verdere smockelarij sal werden bevonden behoorlijk te sijn.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Op welkers inhoude geleth, en haare mackers, Johannes Zacharias Bek en Hendrik van Dijk, dienaangaande bevoorens gehoord weesende, is naar gehoudene raadpleeging goedgevonden en verstaan dat gelijk het aan de bijtappers van outs af niet gepermitteert is geweest wijnen bij de groote fust in te koopen, het ook aan deselve voortaan, op paene van als smockelaars te sullen werden gestraft, verbooden blijven sal omme de wijnen bij grooter quantiteijt of maat dan een anker te gelijk uijt haare tapplaatsen of huijsingen te mogen verkoopen; sijnde op de gedane mondelinge klagten van de voorsegde pagters Johannes Zacharias Bek en Hendrik van Dijk over gem. Stokvliet, dat hij de helft van de pagt der vaderlandsche bieren en wijnen aan den burger Jan Rogier soude hebben overgelaten, aan denselven ook geordonneert om sulx wederom in te trecken, en gem. pagt met geen ander regt dan van bijtap volgens de pagtconditien aan een ander over te doen, ‘t geen hij aangenomen heeft werkstellig te sullen maken.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 196-200.

Dingsdag den {17260924} 24e September 1726, voormiddags.

Alle present.

Geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat bij gebrek van tarw, en den wijnigen voorraad van dat graan bij ‘s Comps. maguasijnen, in soo verre dat men ten spaarsaamsten handelende, met deselve naauwelijx en ten schraalsten tot den aanstaanden ougst tijd voor den omslag der E. Comp. en benodigtheijd ter deser plaatse sal kunnen rondschieten, voor eerst geen hardbrood ten behoeve der passeerende scheepen volgens het andersints gewoone gebruijk bij voorraad meer in gereetheijd sal kunnen werden gebragt, weshalven men heeft moeten besluijten daar mede te supercedeeren tot de inkomst der thans te veld staande groote of vroege tarw, welkers gewasch tot nog toe door Godes goedheijd een gewenschte insameling belooft, sullende zulx als dan wederom kunnen werden begonnen, ten eijnde dus de vroegscheepen en retourvloot daar van, soo als men hoopt, ten genoege naar jaarelijxe usantie sal kunnen werden voorsien.

Werdende daar na door den Heer Gesaghebber insgelijx in overweginge gegeven of het dewijl tot reparatie van het zeehooft, als zijnde de ingehijde palen en verder houtwerk van hetselve voor een groot gedeelte onbequaam en verrot, veel kosten en arbeijd, als werdende daartoe vereijscht veertig balken van 9 en 11 duijm, wanneer het evenwel nog maar een geringe verbetering sijn soude, soude nodig weesen, derhalven niet dienstiger moeste werden geoordeelt dat men zulx voor eerst uijtgestelt liet, eensdeels vermits men het quaatste weer deses saijsoens al gehad hebbende, gemelte reparatie oversulx niet soo seer presseert, ende ten anderen dat ook het agterste en bij na twee derde parten van gedagte zeehooft door de aanspoeling des zands en ondiepte van water van wijnig of geen gebruijk voor de aankomende vaartuijgen meer is, invoegen men hetselve noodwendig verder zeewaards in sal dienen te verlengen, ‘t geen als gesegt, met veele kosten soude moeten geschieden, behalven dat men daar toe als nu ook geen bequame heijpalen in voorraad heeft, bovens welke het insgelijx wel soude kunnen gebeuren dat de speculatien in ‘t vervolg quamen te vallen om in steede van zulx een nieuw zeehooft op een andere plaats aan te leggen, waar door dan tegenswoordig veel onnodige onkosten voor d’ E. Comp. souden werden gemaakt; over het welke geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en verstaan dat men het nodigste aan meergem. zeehooft eenelijk sal doen repareeren, en met het overige om de geallegueerde redenen voor als nog vertoeven.

Naar het welke geleesen is de schriftelijke verandwoording van den Stellenboschen secretaris, Johannes Pleunes, op de aan hem ter hand gestelde extract missive van landdrost en heemraden,127 en de klagten daar bij tegens hem ter neder gestelt, en is naar resumptie van dien geresolveerd en vastgestelt dat het voorsegde schriftuur in copia authenticq aan gem. landdrost en heemraden sal werden afgegeven, ten eijnde hare gedane beschuldigingen nader met behoorelijke bewijsen te verifieeren, en heeden over veertien dagen hier in Raade over te leggen, sullende daar en boven ingevalle sij eenige nieuwe feijten ten lasten van gesegden secretaris souden mogen willen inbrengen, aan denselven daar van tijdig kennisse moeten doen hebben, om sig daar tegens te gelijk ten voorsz dage te kunnen verandwoorden, op dat men dus te spoediger een eijnd van dese verdrietige saak sal kunnen maken.

Door evengemelte landdrost bevoorens aan den Heer Gesaghebber in geschrifte,128 en nu staande vergadering bij monde nader gerapporteert sijnde dat niet alleen de van Ceijlon bekomene ezellinnen van den hengst ezel waren bezet geraakt, maar dat ook het speelen van denselven met de merrijpaarden eijndelijk was gelukt, Soo is daarom het geresolveerde van den 10e deser maand, namentlijk dat men hem weeder na de Groene Cloof soude laten brengen, gealtereerd, en ter contrarie beslooten dat alle de merrijs die nog niet gespeelt hebben, van ‘s Comps. post in de Groene Cloof na Stellenbosch sullen werden gebragt, om dus den aanteelt van muijlen soo veel mogelijk voort te setten, ten welken eijnde ook is goedgekeurt het gedaane voorstel van den land[d]rost dat hij de merrijpaarden van particulieren dewelke van gedagten hengst ezel mogten beset geraakt sijn, voor andere van d’ E. Comp., nog onbeset weesende, sal mogen inruijlen, wel te verstaan dat deselve sijn van sodanige deugd en hoedanigheijd als de geene die van d’ E. Comp. daar voor gegeven werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 201-202.

Dingsdag den {17261001} 1e October 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Door den secretaris van Stellenbosch , Johannes Pleunes, staande vergadering versoek gedaan sijnde omme tot voorkoming van alle verdere verwijderingen en oneenigheeden met landdrost en heemraden, van desselfs voormelte bedieninge ontslagen, en wederom hier ten Casteele op een der comptoiren g’emploijeert te mogen werden, Soo is uijt insigt van die redenen het voorsz versoek aan hem om op het soldijcomptoir dienst te doen, geaccordeert, waardoor gevolglijk met eenen werd weggenomen het geresolveerde van den 24e der gepasseerde maand September, noopens het geordonneerde aan landdrost en heemraaden dat sij hare gedaane klagten tegens voorm. secretaris nader met behoorelijke bewijsen souden moeten verifieeren, nademaal sulx door desselfs voorseijde verplaatsing onnodig werd gemaakt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 203-204.

Dingsdag den {17261008} 8e October 1726, voormiddags.

Alle present.

Vermits den secretaris van Stellenbosch en Drakensteijn , Johannes Pleunes, ten sijnen versoeke volgens resolutie van laastleeden Dingsdag van die bedieninge ontslagen, en hier ten Casteele op het soldij comptoir geplaatst is, Soo is op de gedaane supplicatie van den boekhouder, Pieter Lourensz,129 adjunct van den Heer independent fiscaal, denselven als een persoon van de vereijschte bequaamheijd, wederom in dies plaatse tot secretaris over de voorn. districten aangestelt, sullende hem die secretarije werden getransporteert door de E.Es. Jan Aldersz en Hendrik Swellengrebel, als gecommitteerdens tot het bijwoonen der jaarlijxe wapenschouwing van de buijten burgerij, dewelke onder ulto. deser staat te geschieden, staande af te gaan; en is ook met eenen goedgevonden dat het schaapen en beesten geld voortaan niet meer door den secretaris van Stellenbosch , maar ter contrarie door heemraden wiens beurt sulx sal sijn, gelijk van outs gebruijkelijk is geweest, sal moeten ontfangen en verandwoord werden, waar van aan landdrost en heemraden bij het aan haar af te gaane schrijvens insgelijx kennisse sal werden gegeven, met ordre van het selve in ‘t vervolg sodanig in observantie te doen houden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 205-206.

Vrijdag den {17261025} 25e October 1726, voormiddags.

130

Alle present.

Francois Guillaumet131 benevens sijne familie door onse Heeren en Meesteren tot het cultiveeren der sijde uijtgesonden, en met het schip de Berbices alhier aangeland sijnde, soo wierden huijden morgen aan denselven door den Heer Gesaghebber in vergaderinge ten dien eijnde expresselijk belegt, overgegeven alle de zijde wurmen en eijertjes in een goede quantiteijt van beijds bestaande, dewelke men hier aan handen is hebbende, sijnde tot nu toe onder bewaaring en opsigt van den ondercoopman en dispencier, Nicolaas Heijning, geweest, betuijgende opgemelte Guillaumet dat gedagte zijde wurmen sig in een seer goede gestalte en hoedanigheijd bevinden, ende ten aansien denselven daar en boven verklaarde dat een vertrek in het huijs daar den Heer capiteijn De Chavonnes voor deesen heeft gewoond, hem seer bequaam en commood tot het behandelen der sijde wurmen soude sijn, Soo is ook met eenen goedgevonden dat hem daar bij provisie een woonplaats sal worden gegeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 207-209.

Dingsdag den {17261029} 29e October 1726, voormiddags.

Alle present, behalven d’ E.Es. Jan Aldersz en Hendrik Swellengrebel.

Den schipper van het aanweesend schip Commerrust ter vergaderinge op afvrage van den Heer Gesaghebber betuijgt hebbende dat hij behalven goede en deugdsame ververssingen van vleesch, brood en groente voor sijnen onderhebbenden bodem ook hadde genooten alle sodanige andere benodigtheeden als tot vervordering der Batavisse reijs waaren dienstig geweest, en dat deselve oversulx door hem op Maandag den 4e November aanstaande met gerustheijd soude kunnen ondernomen werden, Soo is derhalven het vertrek van die kiel teegens voormelten tijd vastgestelt.

Vervolgens is geleesen seker versoekschrift door den burger Theunis Schalkwijk132 in de onderstaande bewoordinge overgegeven:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft met veel submissie te kennen UE. Agtb. seer nedrigen dienaar, Theunis Schalkwijk, geboortig aan desen uijthoek, thans onder voogdije van Heeren weesmeesteren alhier sorteerende, hoe denselven bij na den ouderdom van 24 jaaren bereijkt hebbende, vermeijnd oversulx genoegsaam in staat te weesen omme desselfs middelen naar behooren te kunnen administreeren, derhalven neemt hij de vrijmoedigheijd sig in alle ootmoed tot UE.E. Agtb. te wenden, eerbiediglijk versoekende dat deselve van die benevolentie gelieven te sijn van aan hem supplt. te verleenen brieven vanveniam aetatisen suppletie van ouderdom, sullende UEd. Agtb. des behagende uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voornt. desselfs goed levensgedrag komen te blijken.133

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude gedelibereert, en het goed getuijgenis door weesmeesteren ten sijnen opsigte gegeven, in overweging genomen sijnde, is goedgevonden en verstaan dat het versogteveniam aetatisaan denselven sal werden verleend.

Waar na den Heer Gesaghebber geliefden te kennen te geven dat ër wederom een van de Kirmansse bocken dewelke den burgerraad, Hendrik Oostwald Eksteen, bij desselfs vee onder sijne bewaaring heeft gehad, is komen te verrecken.

Sijnde laastelijk op Sijn Es. propositie nog gearresteert dat alle de ingewonnene erweeten en boonen die dese ingesetenen souden mogen genegen sijn aan d’ E. Comp. te leveren, even als in den voorledenen jaare sullen werden ontfangen, en bij ‘s Comps. graan maguasijnen ingeslagen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 210-212.

Dingsdag den {17261029} 29e October 1726.

Het onderstaande reqt. ter ordre van den Heer Gesaghebber door den eersten clercq bij de leeden des Raads in omvrage gebragt sijnde:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft met behoorlijke eerbied te kennen UE.E. Agtb. dienstbereijden diennaar, Moor White, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende het althans hier ter rheede leggende schip The Sea Horse , hoe denselven geduurende sijne reijse uijt Duijns , ‘t welk geweest is op den 27e Junij O.S. deses jaars, heeft bekomen een getal van 22 sieken.134

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Tot welkers herstellinge den supplt. UE.E. Agtb. op ‘t ootmoedigst versoekt dat het hem mag werden gepermitteert een wijnig vers vleesch en groente te mogen incoopen, ten eijnde denselven daar door in staat mag geraken sijne voorgenomen reijse na Madagascar te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Soo is, na dat dies inhoude door Haar E.Es. behoorlijk was geresumeert, eenparig goedgevonden en verstaan dat aan den capn. van ‘t desen morgen ter rheede gekomene Engels schip The Seahorse sal werden gepermitteert om voor sijne ophebbende 22 sieken de gewoonlijke ververssingen te mogen inkoopen, namentlijk bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters driemaal ‘s weeks een pond vers vleesch voor ider hoofd, als hebbende gem. leveranciers op expresse afvrage van den Heer Gesaghebber betuijgt dat daar door geen prejuditie aan ‘s Comps. dienst sal toegebragt werden, en vervolgens meede bij de andere ingesetenen een wijnig groente na proportie, mits dat van ‘t een en ander behoorlijke lijsten sullen moeten werden overgegeven.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] En kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 213-221.

Dingsdag den {17261105} 5e November 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Sijn ter vergaderinge verscheenen de schippers der scheepen Berbices en d’ Jacoba , betuijgende op afvraging van den Heer Gesaghebber dat sij geduurende den tijd haares aanweesens alhier tot genoegen voor hunne onderhebbende bodems hadden genooten ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, benevens alle andere benodigtheede[n] dewelke haar tot het vervorderen der verdere reijse naar Batavia waaren dienstig geweest, dog dat sij deselve egter niet voor Woensdag den 13e deser souden kunnen ondernemen, geconsidereert al den tijd die sij hier ter rheede hadden vertoeft, meest tot het lossen der voor dit Gouvernement aangebragte goederen heeft moeten besteet werden, soo dat nu al het ordinaire scheepswerk nog moest werden gedaan, behalven dat door desen menigvuldigen geduurigen arbeijd haare manschap sodanig was afgemat dat deselve alvoorens zee te kunnen kiesen, noodwendig een wijnig rust tot verquicking en om te verversschen van nooden had: over het welke gedelibereert sijnde, soo heeft men het vertrek dier bodems om de aangetogene redenen niet eerder als tegens voorm. tijd kunnen vaststellen.

Waar na den Heer Gesaghebber geliefden te produceeren seekere missive door den corporaal, Jacob Titius,135 posthoudende in de Saldanhabaij , onder den 27e der gepasseerde maand October aan Sijn E. geschreeven,136 waar bij door denselven onder anderen ordre word versogt hoedanig sig te gedragen wanneer het wederom gebeuren mogt dat eenige ‘s Comps. scheepen, of wel die Hollandsche vlaggen vertoonden, de Saldanhabaij sogten in te loopen, sonder egter aldaar ten anker te kunnen komen, gelijk jongst op den 20e der voorm. maand October van twee scheepen, die men naderhand bij arrivement alhier van de scheepsopperhoofden verstaan heeft Meerlust en de Jacoba geweest te sijn, was geschied, welken aangaande geraadpleegt weesende, goedgevonden en geresolveerd is dat hem sal werden gelast en geordonneert dat hij sig in diergelijke gevallen niet na boord van eenig schip of scheepen, ‘t sij dat se Hollandsche vlaggen vertoonen ofte niet, sal hebben te begeven, of sijn schuijt of volk naar derwaarts af te senden, voor dat deselve ten anker gekomen, en effective voor ‘s Comps. scheepen bekent sijn, invoegen als zulx sijne schriftelijke instructie komt mede te brengen, ten eijnde alsoo voorgekomen werde het perijkel waar in hij, sijn vaartuijg, en volk soude kunnen werden gestelt van meede genomen te worden ingevalle sig vroeger als gesegt na boord begaf, dewijl op vlaggen somtijts wijnig staat is te maken, en dat die soo wel van vreemde en qualijk geintentioneerde, als onse eijgene scheepen kunnen werden gebruijkt, mitsgrs. dat hij deselve voor dat se geankert sijn, dog geen den minste dienst of hulp kan toebrengen.

Sijnde wijders op de propositie van den Heer Gesaghebber nog gearresteerd dat aan gemelten corporaal Titius voor de twaalf schaapen door hem aan het ginder vertoeft hebbende scheepje de Windhond tot ververssing verstrekt, betaalt sal werden negentien schellingen ‘t stuk naar ‘s Comps. prijs, mitsgrs. voor de 250 coppen cool en andere groentens in ‘t geheel agt Rds.

Naar het welke door den Heer independent fiscaal te kennen gegeven wierd dat met het schip de Berbices als versteekelingen waaren uijtgekomen seeker vrouwspersoon, genaamt Maria Elisabeth Meening, nevens een jonge met name Lourens Jansz van Amsterdam, derhalven voorstellende of deselve alhier ingevolge de hoog g’eerde ordres onser Heeren en Meesteren speciaal ten subjecte der vrouwspersoonen, vervat bij missive van pmo. Augustus 1712,137 niet behoorden aangehouden te worden, om met bequame scheepsgelegentheijd weederom naar het vaderland te rug te kunnen werden gesonden, waar over geraadpleegt sijnde, verstaan is gedagte aanhouding in diervoegen te laten geschieden.

Vervolgens is geleesen seeker versoekschrift door Francois Guillaumet in de onderstaande bewoording overgegeven:138

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle ootmoed te kennen UE.E. Agtb. seer gehoorsamen dienaar, Francois Guillaumet, door onse Heeren en Meesteren tot behandeling der zijde herwaarts gesonden, en met ‘t aanweesend schip Berbices aangeland, dat denselven met een groote familie belaaden sijnde, ‘t voor hem vermits sijn geringe vermoogen en de duurte der levensmiddelen alhier, seer swaar soude vallen te kunnen bestaan, indien UE.E. Agtb. de goedheijd niet geliefden te hebben daar inne te voorsien; derhalven gebruijkt hij de vrijheijd sig met schuldige eerbied tot UE.E. Agtb. te wenden, eerbiediglijk versoekende dat ‘t deselve mag behagen hem sodanig costgeld en emolumenten toe te voegen als UE.E. Agtb. sullen komen goed te vinden, ende gelijk den supplt. tot ‘t oppassen en gadeslaan der zijde wurmen maandelijx een pond a ses caarssen, mitsgrs. eenige boeken papier wel soude van nooden hebben, soo versoekt hij insgelijx op ‘t onderdanigst dat sulx door de gunst van UE.E. Agtb. aan hem mag werden verstrekt.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude gedelibereert weesende, is goedgevonden en gearresteerd dat aan hem de emolumenten en het ordinaire ondercoopmans costgeld van ses realen ter maand sal werden toegevoegt, mitsgrs. twee lb. kaarssen en het benodigde papier, sullende daar en boven soo met slaven als andersints alle mogelijke en noodige hulp aan hem werden toegebragt.

Al verders geliefden den Heer Gesaghebber te communiceeren hoe Sijn E. door den vaandrig, Johannes Thobias Rhenius, jongst tot het inruijlen van eenig vee ten behoeve der E. Comp. bij de Hottentots over het gebergte van Hottentots Holland uijt geweest sijnde, was ter kennisse gebragt en voorgestelt dat het leggen van een posteering ‘s Comps. weegen over het gem. gebergte seer voordeelig voor den dienst der E. Comp. soude weesen, gemerkt men door dat middel naar alle ogenschijnelijkheijd niet alleen geduurig een quantiteijt vee wanneer men hetselve benodigt was, bij de daar om heen leggende Hottentots soude kunnen inruijlen, als dewelke daar door merkelijk tegens den inval en roverijen der Bosjesmans, en de slegte manier van ruijlingen die sommige deser ingesetenen daar omstreex leggende, met die menschen sijn doende, waar aan sij andersints seer sijn g’exponeert, souden gedekt werden, ende oversulx metter tijd rijkelijker in het vee kunnen geraaken, en waarom sij ook ernstelijk hadden versogt dat zulx mogte geschieden, maar dat ook bovens dien met het ingeruijlde beestiaal aldaar een goeden aanteelt soude kunnen werden gemaakt en ondernomen, gevende derhalven in overweeging of hetselve niet behoorde werkstellig te worden gemaakt, over het welke gebesoigneerd, en gemelte Rhenius nader diesweegens in Raade gehoord, mitsgrs. ingesien weesende de wijnige onkosten die daar toe volgens desselfs opgeeven souden behoeven gedaan te werden, als bestaande de gerequireerde manschap en goederen eenelijk in 1 corporaal tot posthouder, 6 soldaten, voorsien met haar geweer, kruijt en loot, en het ordinaire randsoen, 1 wagen met een span beesten, 1 tent met sijn toebehooren, 1 opgemaakte trommel, 1 stel roer, 2 vaam cabelgaarn, en eenige opgeslage lijnen, 2 zadels, 2 graven, 2 bijlen, 1 handsaag, 1 treksaag, 3 omslagen met ses boor ijsers daar toe, 2 avegaars, en 1 hengst en 3 merries tot den aanteelt. Soo is gevolglijk het leggen van een ‘s Comps. post over het gebergte van Hottentots Holland , aan de Rivier Sonder Eijnd op de plaats genaamt het Siekenhuijs , op de voorgestelde wijse goedgekeurt en vastgestelt, sullende tot posthouder aldaar werden gebruijkt den soldaat Haijko Heeresplate van Scheemske, dewelke goede kennis van de landerijen daar om heen is hebbende, en volgens ‘t getuijgenis van opgem. Rhenius een persoon sijnde die daar toe de vereijschte bequaamheijd heeft, voor wien wijders een behoorelijke instructie sal worden opgestelt, waar na hij sig sal hebben te reguleeren.

Laastelijk sijn ter vergaderinge geresumeert de negotie en soldij boeken deses Gouvernements d’ ais. 1725/26, komende bij eerstgenoemde te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben komen te monteeren een zomma van ƒ353,164:10:8, en daar en teegens de suijvere winsten ƒ100,342:10:8, invoegen de winsten dit jaar minder als het voorledene hebben gerendeert een zomma van ƒ12,709:9:-, en daar en teegens de lasten meerder een bedraagen van ƒ5395:19:-, sijnde het eerste namentlijk het minder bedragen der winsten meerendeel voortgevloeijt uijt hoofde van het slegt graan gewasch des voorleeden jaars, waar door gevolglijk is veroorsaakt dat ër seer wijnige, en om soo te spreeken schier geen naamwaardige thiendens aan de E. Comp. sijn betaalt, mitsgrs. den seer geringen koop en verkoop van vaste goederen, ‘t geen de inkomsten van ‘s heeren geregtigheijd ook merkelijk heeft vermindert, gelijk in tegendeel het steijgeren der lasten principaalijk uijt de onkosten van scheepen is voortgekomen, en wel in ‘t bijsonder ter oorsake van het groot getal ankers en touwen dat aan de jongst van hier vertrockene nascheepen voor de geene die door haar in den storm onder het Robben Eijland verlooren waaren, heeft moeten werden verstrekt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 222-224.

Vrijdag den {17261108} 8e November 1726.

Den capn. van het Engels schip Cadogan het onderstaande reqt. aan den Heer Gesaghebber overgegeven hebbende:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft met behoorlijk respect te kennen UE.E. Agtb. dienstbereijden dienaar, James Sanders, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende ‘t present hier ter rheede leggende schip Cadogan , hoe denselven geduurende sijne reijse uijt India tot hier toe heeft bekomen een getal van sesthien sieken.139

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Tot welkers herstellinge den supplt. UE.E. Agtb. op ‘t oodmoedigst versoekt dat hem mag werden gepermitteert een wijnig vers vleesch en groente te mogen inkoopen, ten eijnde denselven daar door in staat mag geraaken sijne voorgenomen reijse naar Engeland voort te setten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Soo geliefden Sijn E. den eersten clerq daar meede bij de leeden des Raads rond te senden, met ordre van daar nevens aan Haar E.Es. in overweeginge te geven of ‘t daar bij gedaane versoek behoorde geaccordeert te werden. Waar op eenpaarig is geadviseerd van ja, en dat derhalven aan gem. capn. permissie sal werden verleend om voor sijne ophebbende 16 sieken te mogen inkopen driemaal ‘s weeks een pond vers vleesch voor ider hooft, mits dat zulx geschiede bij ‘s Comps gecontracteerde leveranciers, die op expresse afvraage van den Heer Gesaghebber hebben betuijgt dat daar door geen nadeel aan ‘s Comps. dienst sal werden veroorsaakt, in welker voegen denselven mede vrij sal staan bij de andere ingesetenen een wijnig groente na rato te mogen opdoen, onder dese restrictie nogtans dat daar van behoorlijke lijsten sullen moeten werden overgegeven.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, J. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 225-227.

Sondag {17261110} 10e November 1726.

Wierd den eersten clercq door den Heer Gesaghebber met het onderstaande versoekschrift bij de leeden des Raads rondgesonden:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deses Gouvernements.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen UE.E. Agtb. dienstbereijden dienaar, Tomas Meacham, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Compe., commandeerende ‘t ter rheede vertoevende schip Drake , hoe denselven sedert sijn vertrek van Bombaij tot hier toe bekomen heeft een getal van 20 sieken.140

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Ende ten aansien ‘t voor den supplt. seer swaar soude vallen sijne reijse na London te kunnen voortsetten voor dat deselve hersteld wierden, gebruijkt hij derhalven de vrijheijd UE.E. Agtb. op ‘t oodmoedigst te versoeken dat tot derselver refraischissement hem permissie mag werden vergunt tot het inkoopen van een wijnig vers vleesch en groente.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Om daar benevens aan Haar E.Es. in omvrage te brengen of men behoorde in ‘t daar bij gedane versoek te condescendeeren; welken aangaande eenparig is geadvoueert van ja, en dat gevolglijk aan den capn. van ‘t Engels schip den Draak permissie sal werden gegeven om voor sijne aangebragte 20 sieken driemaal ter week een pond vers vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde leveranciers te mogen inkoopen, als hebbende deselve op voorhouding van den Heer Gesaghebber betuijgt dat zulx sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde werden gedaan, mitsgrs. bij de andere ingesetenen een wijnig groente na advenant, mits nogtans dat van ‘t een en ander behoorlijke lijsten sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 228-232.

Dingsdag den {17261112} 12e November 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Sijn ter vergaderinge verscheenen de schippers der scheepen Meerlust en de Windhond , betuijgende op de voorhouding van den Heer Gesaghebber dat sij geduurende haar vertoeven ter deser rheede benevens alle benodigtheeden haar tot de verdere reijse dienstig, alhier ook tot volkomen genoegen voor haare onderhebbende bodems hadden genooten goede en deugdsame ververssingen van vleesch, brood en moeskruijden, mitsgrs. wijders dat sij gevolglijk op aanstaande Saturdag den 16e der presente maand in gereetheijd souden kunnen sijn om van hier naar Batavia te vertrecken, weshalven den monsterdag en het depart dier kielen tegens voorm. tijt vastgestelt is.

Vervolgens is op de propositie van den Heer Gesaghebber nog gearresteert dat de garst dewelke dese ingesetenen aan d’ E. Comp. souden mogen presenteeren te leveren, sal worden geaccepteert en ingeslagen, in selver voegen als onder den 29e der gepasseerde maand October ten subjecte der erweeten en boonen is vastgestelt, te meer nog of het sake was dat de roest in de tarw verder voortlopende, men minder van dat graan soude mogen voorsien worden, als de gewenschte apparentien van het goede weer dat men desen jare gehad heeft, schijnen belooft te hebben.

Jongstleeden Dingsdag gesprooken sijnde weegens de receptie van Sijn Hoog Edelheijd den oud Heere Gouverneur Generaal, Henrick Zwaardecroon, wanneer Sijn Hoog Edelheijd met de verwagt werdende retourscheepen hier ter rheede soude mogen komen te verschijnen, mitsgrs. die van den Edelen Heer Gouverneur Pieter Gijsbert Noot,141 dewelke men insgelijx uijt India te gemoed siet, Soo is als nu bij nadere deliberatie ten dien reguarde verstaan dat daar omtrent de volgende saken sullen worden geobserveert, en ingevolge het geresolveerde van den 5e deser de onderstaande ordres aan de respective bediendes over dat onderwerp afgegeven, namentlijk:

Den equipagiemeester

Eerstelijk moet hij besorgen dat bij aankomst van een van beijde, de vlag van de rheede aanstonts gestreeken word.

Ook moet hij voor beijde als quartiermeester agter op de schuijt sitten.

En is wijders van desselfs besorging dat de schuijten in behoorelijke gereetheijd worden gebragt en gehouden.

De officiers des Casteels.

Een derselver sal het battaljon moeten opvoeren, het welke door den adjudant of wel een van de sergeants sal moeten geslooten werden.

Een ander sal de hooftwagt waarnemen.

En den derden de manschap moeten commandeeren, dewelke ten getale van 24 tot oppassers van Sijn Edelheijd sijn geschikt, en ten dien eijnde sullen moeten besorgt werden.

Bij welke manschap buijten den vaandrig ook een sergeant en corporaal sal moeten werden gecommandeerd, op dat aan Sijn Edelheijd de keur gelaten word of hij deselve door den vaandrig, dan wel door den sergeant gelieft te laten opvoeren.

Ook moet een sergeant en 8 man tot oppassers voor den Edelen Heer Gouverneur werden besorgt.

Moetende voor Sijn Edelheijd de marsch, en voor den Edelen Heer Gouverneur drie roffels aan de hooftwagt worden geslagen.

Laastelijk moet de gantsche militie in de wapenen gebragt, en na dat Sijn Edelheijd, of den Edelen Heer Gouverneur in ‘t Casteel geconduiseert is, drie salvoos uijt de musquetterij gedaan werden.

De president van den burger chrijgsraad.

Moet besorgen dat de burgerij tijdig werd gewaarschouwt om bij eerste ordre sig gereed te vinden en in de wapenen te kunnen verschijnen soo dra Sijn Hoog Edelheijd ofte wel den Edelen Heer Gouverneur hier ter rheede souden mogen komen te arriveeren.

Den constapel.

Zal bij arrivement van het schip waar op sig Sijn Hoog Edelheijd bevind, ‘t geen ordinair een wimpel boven de vlag van de groote steng voerd, 25 schooten moeten doen, en voor het schip van den Edelen Heer Gouverneur, waar van men als nog geen seeker teeken seggen kan, 19 schooten, ende sulx aanstonts by hunne aankomst.

Voorts na dat Sijn Edelheijd of den Edelen Heer Gouverneur in ‘t Casteel gekomen, en eerst drie salvoos met de snaphaanen gedaan sijn, als dan moet het canon rontson van alle punten worden losgebrand.142

Den stalmeester.

Moet voor eerst een koets met ses paarden en een Hollands voorrijder besorgen.

Mitsgrs. nog een met vier, en een met twee paarden bespannen.

Namentlijk de koets coupé met ses, de groote koets met vier, en de veltcales met twee paarden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 233-240.

Dingsdag den {17261119} 19e November 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geliefden den Heer Gesaghebber de leeden des Raads te communiceeren hoe aan Sijn E. niet alleen door den vendumeester, Rijk Tulbagh. klagten waaren gedaan, maar dat hem ook van verscheijden andere menschen was ter ooren gekomen de slegte behandeling van den schipper op ‘t aanweesend schip Meerlust , Pieter Scharf, in het verkoopen van vier en vijftig stux snaphanen op de vendutie den 12e deser lopende maand ten huijse van den burger Paulus Artois gehouden, sijnde hetselve geweer van sodanige slegte gesteltheijd dat het geen halve schoot met los kruijd sonder te springen kan verdragen, als weesende een sorteering, soo als gemelten schipper Scharf niet onbekent kan geweest sijn, die niet van Europëers onder malkanderen word verhandelt, maar dewelke ter contrarie expresselijk gemaakt word om aan de West Indianen of andere luijden daar men sig wijnig aan laat geleegen leggen, te kunnen worden gedebiteert; gevende Sijn E. derhalven in overweeging of het niet behoorlijk soude sijn dat om alle verdere, ja selfs doodelijke ongemacken, die door dat geweer wanneer hetselve hier onder dese ingesetenen berustende bleef, waar van reets een exempel aan een ongeluckige die sijn hand bij na door het springen van een der gedagte snaphanen door hem gekogt, verlooren heeft, gebleeken is, souden kunnen worden veroorsaakt, voor te komen, den voorm. vendumeester ingevolge sijn gedaan versoek wierde gequalificeert om het gesegde verkogte geweer weeder te doen ophaalen, en aan den schipper Scharf te overhandigen, soo wel dat nog geheel is gebleeven, als de stucken en brocken der reeds gesprongene, die al in een goed gedeelte van hetselve bestaan, sonder dat voor het een nog ander iets sal behoeven betaalt te worden door de menschen die het ter goeder trouwe sonder van sulk bedrog te weeten, hebben gekogt gehad; over het welke geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en verstaan dat gesegde qualificatie aan den vendumeester sal worden verleend, gelijk hem deselve verleend word bij desen, sullende gevolglijk het bedragen van de gemelte vier en vijftig snaphanen door hem van de vendurolle mogen worden geroijeert en vernietigt, even of hetselve daar bi[j] niet was gecoucheert geweest; dog op dat iets diergelijx in het toekomende soo veel mogelijk mag werden geprevenieerd, is ook met eenen beslooten dat den vendumeester voortaan niet sal mogen permitteeren dat door imand der passeerende scheepelingen eenig geweer bij publicque vendutie worde verkogt, ten sij hetselve alvoorens hier geprobeert sij, ofte wel dat de proef van de plaats daar het gemaakt is, daar op is geslagen, ten eijnde dus soo veel doenelijk alle bedrog ten desen subjecte, het welke veele verleemde en ongeluckige menschen soude kunnen maken, verhindert en tegegaan143 werde.

Wijders is ten versoeke van burgerraden deser plaatse nog gearresteert dat aan haar tot het maken van een nieuwe brug en sluijs in het vlek van de Caab, omtrent ‘s Comps. hospitaal, de volgende materialen ‘s Comps weegen sullen worden verstrekt, namentlijk 2 kiate balken van 8 a 10 duijm, 6 bladen wagenschot a 1 1/4 duijm tot het bekleeden der schut deuren, 100 halfamen kalk, 5000 grauwe mopsteenen, 2000 gebakke steenen, 4 vaten cement, 30 vragten metselklippen, en 6 gehouwen steenen tot drempels voor de sluijs.

Waar na geleesen is seeker versoekschrift door den Caabsen kerkenraad in de onderstaande bewoording gepresenteert:144

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontain[e,] oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, nevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoond met schuldige eerbied kerkenraade van Cabo de Goede Hoop, hoe sij supplten. op haar gedaan versoek in den voorledenen jaare permissie van UE. Agtb. bekomen hebbende om haar kerk klok, dewelke door het breeken van de hengsels of ooren uijt den toom gevallen, en daar door hier inreparabel[sic]geworden was, met het doenmaals aanweesen[d] retourschip Oudenaarden volgens factuurde datopmo. Junij naar het vaderland te senden, ten eijnde deselve door de gunste en ordre van onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesters versmolten sijnde, met het kostende van dien weder herwaarts aangesonde[n] te werden, de supplten. ook ingevolge van dien door de goedheijd van Haar Wel Ed. Hoog Agtb. en UEl. Agtb. gunstig voorschrijvens, waar voor sij sig verpligt vinden haar dankbaarheijd bij desen op ‘t eerbiedigst te betuijgen. met het schip Commerrust een nieuwe klok, weegende 1052 ponden, bekomen hebben, maar dewijl deselve haar supplten. tegens ƒ854:15:- aangerekent werd, sonder dat van de voorsz oude van hier versondene klock, die egter swaarder en 1125 ponden gewogen heeft, iets komt te blijken, of dat het kostende van dien aan de supplten. word goed gedaan, gelijk zulx nogtans de eerbiedige intentie der supplten. bij het versenden der gedagte klok is geweest, soo nemen sij derhalven de vrijheijd sig te wenden tot UE. Agtb., wel wenschende dat haar eenige elucidatie mogte werden gegeven hoedanig het hier meede geleegen is, en of de voorsz ƒ854:15:- dewelke haar voor de nieuwe klok worden aangerekent als het kostende van dien effectivelijk, dan wel als onkosten van versmelting &a. moeten werden aangemerkt, ende ten aansien de supplten. het laatste in aanmerking van de hooge prijs onwaarschijnelijk te vooren komt, versoeken sij op ‘t needrigst dat, mits betalende de nieuwe klok, ten haaren faveure naar het vaderland mag werden geschreeven, dat haar de oude insgelijx valideeren mag.’

‘Waar mede de supplten. met onderdanigheijd sullen verblijven, (onderstont) E. Agtb. Heer en E. Heeren, Uwer UE. Agtb. onderdanige en gehoorsame dienaren. (Lager) Uijt naam en last van kerkenraade voornt. (Was getekent) Am. Decker, schriba.’

Over welkers inhoude geraadpleegt weesende, Soo is ten dien reguarde geresolveerd en vastgestelt dat men kerkenraade de door haar per het schip Commerrust uijt het vaderland bekomene klok ter aangerekende zomma van ƒ854:15:- sal laten betalen en in ‘s Comps. cassa voldoen, dog dat met eenen bij eerste gelegentheijd naar het Patria sal worden geschreeven, en onse Heeren en Meesteren eerbiedelijk versogt dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. de goedheijd gelieven te hebben om aan kerkenraade het bedragen der oude met het schip Oudenaarden volgens factura van hier versondene klok, bij aldien die mogte versmolten sijn, te laten valideeren, ofte wel dat in gevalle sulx niet geschied is, en dat ter contrarie gedagte klok mogte gerepareert weesen, Haar Wel Edele Hoog Agtb. deselve als dan goedgunstig insgelijx naar herwaarts gelieven over te senden.

Laastelijk sijn ter vergaderinge verscheenen de burgers Willem Pas en Paulus Artois, versoekende uijt name der eijgenaars van dien, sijnde Thobias Mostert145 en d’ wede. Van der Bijl,146 dat seekere twee lijfeijgenen, die weegens begaane misdaaden onder anderen laastleeden Saturdag door de justitie met geesselen en brandmerken sijn gestraft,147 voor het bedragen der costen daar op gevallen, voor d’ E. Comp. mogten worden aangenomen, welken aangaande naar gehoudene deliberatie verstaan is dat het gesegde versoek sal worden van de hand geweesen, en de eijgenaars geordonneert dat sij haare slaven selfs, mits betalende de onkosten der justitie, sulle moeten afhaalen en behouden, geconsidereert d’ E. Comp. dus doende wanneer men daar toe maar eens voet gaf, met alle deugnieten en vagabonden soude kunnen belast worden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

148

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 241-246.

Dingsdag {17261126} 26e November 1726, voormiddags.

Alle tegenwoordig.149


Ende geconsidereert ‘t restant van ‘t coorn en rijst bij ‘s Comps. maguasijnen tegenwoordig seer gering is, en dat hetselve oversulx seer wijnig meer sal kunnen strecken en toereijken tot gebruijk voor het guarnisoen en andere nodige randsoenen, veel min voor ‘s Comps. scheepen, Soo is op de propositie van den Heer Gesaghebber ook gearresteerd en vastgestelt dat van het coorn of meel ‘t geen soo voor de burger backers als andere ingesetenen sal opgebragt worden, de helft ten behoeve der E.Comp., mits daar voor de ordinaire prijs betalende, of dat hetselve in eguale quantiteijt bij inkoming der graanen sal werden weder gegeven, sal worden aangehouden en ten Casteele ingeslagen, ende sulx tot tijd ende wijle dat men door den aanvoer der te veld staande graanen ontset sal gekreegen hebben.

Voorts is ten versoeke van eenen Francisco Gettoea, wiens tijd van bannissement alhier g’expireert is, nog beslooten dat denselven bij eerste scheepsgelegentheijd naar het eijland Ceijlon sal worden te rugge gesonden.

Gelijk ook uijt aanmerkinge dat de aanbesteeding der leverantie van vers vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a., weder op handen begon te schieten, verstaan is dat ër billietten sullen worden geaffigeert om een igelijk bekent te maken dat men gemelte leverantie op den 1e Februarij aanstaande, om met pmo. Maij daar aanvolgende in te gaan, publicquelijk aan de minstbiedende sal opveijlen, op dien voet als in den voorledenen jaare is geschied, op dat een ider die genegentheijd tot den aanneem soude mogen hebben, dus vroeg tijdig gewaarschouwt sijnde, sig daar toe soo met het inkoopen van vee als andersints te beeter in staat sal kunnen stellen, en daar op gestabileert werden.

Laastelijk is op het gedaan versoek van den houtschrijver, Pieter Drewes,150 die nog als corporaal bij ‘s Comps. boeken is loopende, goedgevonden dat denselven als houtschrijver behoudens sijn thans winnende gagie en costgeld sal worden te boek gestelt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 247-253.

Dingsdag den {17261210} 10e December 1726, voormiddags.

151

Alle present, behalven den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel.

Is op de propositie van den Heer Gesaghebber goedgevonden en verstaan dat men van de aan handen hebbende garst 100 mudden gort sal doen malen en in gereetheijd brengen om bij desen schralen voorraad van tarw bij voorvallende gelegentheeden tot gebruijk te kunnen dienen, te meer nog dewijl door de bediendens op Rio de la Goa somtijts, gelijk nog bij haaren jongsten eijsch geschied is, een quantiteijt van die potspijse ten behoeve van gedagte residentie gevordert word.

Vervolgens geliefden den Heer Gesaghebber in consideratie te geven of men, gemerkt de slegte apparentien van het graan gewasch, en dat gevolglijk den aanvoer van tarw tot nog toe seer gering is geweest, derhalven niet soude dienen te besluijten omme het brood voor dit guarnisoen en den verderen ‘s Comps. omslag, na het voorbeeld van vorige jaren bij diergelijken ongelegentheijd, tot dat men van den uijtslag van den ougst volkomen versekert sal sijn, half van garste en half van tarwenmeel te laten backen en prepareeren, ten eijnde alsoo door dat middel eenige tarw uijtgespaard werdende, men te eerder in staat mogt geraaken om soo veel hardbrood als mogelijk is voor de verwagt werdende vroege retourscheepen en de retourvloot in voorraad te kunnen krijgen; dog diesweegens met aandagt geraadpleegt, en overwoogen sijnde dat men tegenswoordig bereijts omtrent 100 mudden groote tarw ingekreegen heeft, Soo is in hoope dat de leverantie van graanen wat rijkelijker als de gedagten bevoorens wel geweest sijn, sal mogen inschieten, gearresteerd en vastgesteld dat men het backen van brood voor eerst nog in ‘t geheel uijt tarwenmeel naar gewoonte sal laten continueeren, ende zulx te eerder dewijl den Heer Gesaghebber betuijgde dat hem door sommige vrijbackers en andere menschen kennis daar van hebbende, was berigt dat van de voorseijde groote tarw ter oorsake van haare soetigheijd geen hardbrood dat voor het bederf geconserveert blijven kan, kan worden gemaakt, en dat men dus geen nut van deselve ten voorschreeven eijnde soude kunnen trecken.

Al verders is op het voordragen van den Heer Gesaghebber geresolveerd en beslooten dat tot twee mortieren dewelke al een geruijmen tijd hier ten Casteele berustende sijn geweest, de noodige stoelen sullen gemaakt en vervaardigt werden, geconsidereert dat geschut sonder deselve, gelijk het tot nog geweest is, in geval van noodsakelijkheijd van geen den minsten dienst of gebruijk soude kunnen weesen.

Gevende Sijn E. daar na nog te kennen dat hij tot leetweesen van de leeden des Raads communiceeren moest dat ër wederom een van de Kirmansse bocken sijnde onder bewaringe en opsigt van den oud burgerraad, Fredrik Russouw, was komen te verrecken.

Waar na ter vergaderinge is verscheenen den burger Jonas van der Poel, versoekende dat de aan hem verleende permissie bij raadsbesluijt van den 29e November des voorleeden jaars, omme voor dese ingesetenen tegens twee stuijvers het lb. soo schaapen als beesten vleesch te mogen slagten, onder deselfde conditien als de voorseijde resolutie, en het met hem aangegane contract van den 7e December daaraanvolgende komen te dicteeren, nog voor den tijd van een jaar mogte werden gecontinueert; over het welke gebesoigneer[t] weesende, Soo is daar op geresolveerd dat het voorsz versoek op dien voet aan hem sal geaccordeert werden.

Laastelijk geleesen en geresumeerd sijnde de respective nominatien door den Caabsen kerkenraa[d,] mitsgrs. die van Stellenbosch en Drakensteijn , als meede van burgerraden, weesmeesteren en commissarissen van civiele en huwelijx saken deser plaatse, benevens landdrost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn voornt. ingediend;152 soo heeft men de gedane electie in den persoon van Rijk Tulbagh tot ouderling alhier in plaatse van den afgaanden Jan Aldersz geapprobeert, en uijt het dubbelt genomineerd getal voor de af te treedene diaconen, Philip Rudolph de Savoije en Christiaan Rasp, verkooren Jacob Scheffer153 en Johannes Strijdom.

Sijnde de verkiesing van Nicolaas van den Heuvel tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch , in plaatse van Jacques Mallang, ook goedgekeurt, en tot diacon aldaar in steede van Dirk Cornelisz Uijsch g’eligeert Gerrit Romond.154

Verders heeft men sig de verkiesing van Jacob Theron tot ouderling van Drakensteijn , voor den af te gaane Harmanus Bosman, ook laten welgevallen, gelijk mede in plaatse van Steeven de Marais en David de Villiers tot diaconen verkooren sijn Jan Blingault155 [sic]en Pieter de Villiers.

Sullende gem. kerkenraade van Stellenbosch en Drakensteijn insgelijx worden aangeschreeven dat ër desen jaare geen commissaris politicq na de buijten districten staat af te gaan, en dat sij gevolglijk sullen moeten besorgen dat de kerkelijke reek. haarer arme penningen soo spoedig doenelijk herwaarts aan werden gesonden.

Voorts sijn uijt het dubbeld genomineerd getal in steede der uijtgediend hebbende burgerraaden, Daniel Phijl en Hendrik Oostwalt Eksteen, weeder daar toe verkooren Fredrik Russouw en Gijsbert la Febre; tot weesmeesteren voor de af te treedene Johannes Thobias Rhenius, Johannes Blankenberg en Johannes Needer, Christoffel Brand, Hendrik Oostwalt Eksteen en Daniel Pheijl; tot commissarissen van civiele en huwelijx saken in plaatse van Rijk Tulbagh, Abraham Decker, Christiaan Rasp en Jan de Wit, Olof de Wet, Jacob Lever, Johannes Cruijwagen, de jonge, en Cornelis Heufke, sullende den oud burgerraed, Daniel Phijl, daar en boven naar gewoonte als vice president in dat collegie moeten adsisteeren; wijders tot heemraden van Stellenbosch Daniel van der Lith en Andries Schutte, mitsgrs. voor Drakensteijn Jan Bastiaansz en Andries Grove, in plaatse van de afgaande heemraaden Johannes Louw, Jan Botma, Wouter de Vos en Theunis Bota.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE JA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 254-256.

Dingsdag den {17261224} 24e December 1726, voormiddags.

156

Alle tegenwoordig.

Door den Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, te kennen gegeven en bij de door Sijn E. geproduceerde sententie van den E. Agtb. Raad van Justitie tot Batavia, in dato den 24e November 1716, mitsgrs. extract uijt het seer g’eerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering van den 30e dier maand157 gebleeken sijnde dat den tijd des tien jarigen bannissement van sekeren mardijcker, Marcus Jacobsz158 genaamd, is komen te expireeren, Soo is naar deliberatie goedgevonden en verstaan dat denselven van het Robbeneijland bij eerste gelegentheijd sal worden opontboden.

Gelijk ook ter consideratie de Javaanse vrouw, Ombo van Samarang, in den jare 1712 van Batavia herwaarts aangesonden,159 haar tijd van bannissement aan ‘s Comps. gemeene werken heeft uijtgediend, nog geresolveerd is dat deselve daar van sal worden ontslagen, en gepermitteerd om haar kost alhier op een behoorlijke wijse te mogen soeken, met die restrictie nogtans dat bij aldien sij sig onbetamelijk mogt komen te gedragen, men haar wederom als vooren aan ‘s Comps. gemeene werken gebruijken sal.

Laastelijk geleesen sijnde seker versoekschrift door den burger en pagter der vaderlandse bieren en wijnen, Jan Jacob Stokvlied, gepresenteert,160 behelsende dat hem mogte gepermitteert werden omme eenigsints tot sijne verligting, ende ten eijnde hem dus te beeter in staat te stellen tot het opbrengen sijner uijtgeloofde pagtpenningen, buijten dewelke hij ook nog een considerabele zomma voor de Caabse wijnpagt, als daar van meede voor een vierde part aanneemer gebleeven weesende, betalen moet, in desselfs thuijn in dese Tafelvallij gelegen, voor dese en geene fatsoenelijke luijden een bottel wijn of bier te mogen tappen, Soo is naar gehoudene raadpleeginge, en nadat de meede pagters der Caabse coele wijnen, Jan Zacharias Bek, Johannes Heufke en Hendrik van Dijk, bevoorens diesweegens waaren gehoort, en betuijgt hadden dat ‘t selve haar indiffirent was en geen nadeel soude toebrengen, gearresteert en vastgestelt dat het voorseijde versoek aan gem. Stokvlied bij desen tot weederseggens sal werden geaccordeert.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present. R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 257-259.

Saturdag den {17270104} 4e Januarij 1727.

161

Geliefden den Heer Gesaghebber den eersten clercq met het onderstaande reqt. bij de leeden des Raads rond te senden:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle ootmoed te kennen UE.E. Agtb. seer nedrigen dienaar, John Misenon, capn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende het hier ter rheede leggende schip Princes Emelia , hoe denselven op de herwaarts reijse bekomen heeft een getal van 24 sieken.162

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. UE.E. Agtb. op ‘t oodmoedigst versoekt dat hem mag werden gepermitteert een wijnig vers vleesch en groente te mogen incoopen, ten eijnde hij daar door in staat mag geraaken om sijne voorgenomene reijse naar ‘t vaderland te kunnen voortsetten.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Met ordre van daar benevens aan Haar E.Es. in consideratie te geven of men behoorde in het daar bij gedane versoek te condescendeeren, welken aangaande eenparig is geadviseert van ja, en dat oversulx aan den capn. van het Engels schip Princes Emelia permissie sal werden vergund tot het inkoopen van de gewoone ververssingen voor sijne ophebbende vier en twintig sieken, namentlijk driemaal ‘s weeks een pond vers vleesch voor ider hooft, ‘t welk bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters sal moeten gehaalt werden, gemerkt deselve op expresse afvrage van den Heer Gesaghebber bevoorens hebben betuijgt dat zulx sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde werden verrigt, mits dat daar van, soo wel als van de groente die gem. capn. na rato bij de andere ingesetenen insgelijx sal mogen opdoen, de gewoone lijsten sullen moeten werden overgegeven.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.

C. 75, pp. 260-264.

Sondag den {17270105} 5e Januarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Den Heer Gesaghebber de leeden des Raads hebbende doen convoceeren ter lecture der Bataviase papieren per de scheepen Stadwijk en Wolpharsdijk aangebragt,163 soo geliefden Sijn E. na dat zulx verrigt was, bij die gelegentheijd verders in overweginge te geven of het, geconsidereert het den Almogenden behaagt heeft, niettegenstaende men alhier in den beginne uijt aanmerkinge van het bij uijtnementheijd groeijsame weer, mitsgrs. genoegsaam gevallenen regen, een geseegenden en opulenten ougst van graanen hadde verwagt, deselve nogtans door de beklaaggelijke tusschen gekomene besoeking van den verdervenden roest of honi[n]gdauw dermaten te doen misslagen, dat ër tot het grootste ongerief der E. Comp. tot nog toe seer wijnig, ja schier geen naamwaardige quantiteijt van tarw, rogge of garst in ‘s Comps. maguasijnen is aangebragt, en dat men gemerkt de algemeene klagten der landbouwers daar en boven ook moet vreesen dat ër uijt hoofde van het voorsz misgewasch aan de eene, benevens baatsugt van sommige g’intresseerde menschen aan de andere kant, seer geringe beterschap of vermeerdering van dien aanvoer sal te wagten staan, immers ten besten genomen niet soo veel als ten behoeve van dit guarnisoen en den verderen omslag der E. Comp. ter deser plaatse, laat staan haare scheepen (het brood en zaaijcoorn voor dese ingesetenen alvoorens daar van afgerekent sijnde) sal werden vereijscht, derhalven niet nodig soude sijn dat om in dese dringende noodsakelijkheijd soo veel het mogelijk is te voorsien, en om de graanen die nog sullen mogen ingewonnen en gelevert werden, te beeter te doen strecken, bij provisie ende tot weederseggens de nodige ordres wierden beraamd en vastgestelt, over het welke met aandagt gedelibereert weesende, Soo is diesweegens goedgevonden ënde geresolveerd dat bij placcaat aan een igelijk deser ingesetenen haar werk makende van op bekomene licentie deser Regeering voor de gaande en komende man brood te backen ende te verkoopen, sal werden verboden ende g’interdiceert omme voortaan geduurende desen schaarssen tijd witte brood, soete koek, koekjes, krakelingen ofte andere diergelijke soorten van gebacken, selfs niet voor begraaffenissen, mitsgrs. bisschuijt of tweebak soo ten behoeve der passeerende scheepelingen in ‘t generaal, als andersints te mogen backen ende debiteeren, in hoe geringen quantiteijt zulx ook soude mogen weesen, sullende ter contrarie verpligt sijn van geen ander brood te doen prepareeren als alleen van het meel sodanig als hetselve van de moolen gemaalen komt, op paene van contrarie doende, telkenmaale daar op agterhaalt werdende, te sullen vervallen in een boete van 50 Rds. ten behoeve van den officier die haar diesweegens sal komen te calangeeren, gelijk mede dat sij op gelijke paenaliteijt aan niemand wie hij soude sijn mogen, ‘t sij ‘s Comps. dienaar, burger, of te passeerend scheepsvrind, eenige de geringste quantiteijt meel gebuijld ofte ongebuijld tot een lb. inclusive sullen vermogen te verkoopen.164

Voorts is ook nog vastgestelt en beslooten dat de voorgaande gestatueerde beveelen van den 17e December 1720 in ‘t voorseijde placcaat expresselijk en op ‘t ernstigst sullen werden gerenoveert, namentlijk dat niemand sig sal mogen verstouten eenige tarw, rogge, garst, boonen ofte erweeten aan imand der passeerende scheepelingen hoe genaamd te verkopen, verruijlen ofte verhandelen, onder wat pretext sulx ook weesen mogt, onder penaliteijt dat alle deselve graanen in sulken gevallen ten proffijte der E. Comp. sullen werden geconfisqueert, boven ende behalven dat de contraventeurs van dese heijlsame ordres na exigentie van saken arbitralijk sullen werden gestraft, soo als daar bij insgelijx specialijk sal werden geinhereert de ordre bij placcaat van den 8e Januarij des voorleeden jaars vervat, nopende ‘t opkoopen of aanregten van monopolie in de graanen,165 mitsgrs. aangaande den prijs van de tarw dat deselve niet hooger dan teegens de ordinaire prijs van agt guldens de mud sal werden gekogt ofte verkogt, onder sodanige penaliteijten als het gedagte placcaat komt mede te brengen.

Ende gemerkt men sig ter oorsake van het groot gebrek van graanen niet alleen buijten staat bevind om aan de tans aanweesende retourscheepen het anders gewoone wekelijx randsoen van versch brood te kunnen toevoegen, maar dat men selfs niet langer vermoogens weesen sal om sulx aan dit guarnisoen en de verdere hier bescheijdene besettelingen te kunnen doen, soo heeft men om sig des te beeter uijt dese engte te kunnen redden, ook moeten besluijten om een preuve te nemen van aan het guarnisoensvolk dubbeld kostgeld, namentlijk agt en twintig dubbeltjes ter maand, het welke met de helft van dese lopende maand Januarij sal werden begonnen, in plaatse van het randsoen van brood te verstrecken, alsoo hetselve de E. Comp. geen meerder kosten toebrengen sal, en dat wanneer sij haar daar mede sullen kunnen behelpen, ende oversulx dit project sal kunnen succedeeren, men sig uijt een groote ongelegentheijd sal vinden gered, sullende weegens de buijten posten ten desen subjecte ter eerste sitting mede nader werden gesprooken.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 265-266.

Maandag den {17270106} 6e Januarij 1727, voormiddags.

Alle present.

Nader gesprooken sijnde weegens het toevoegen van costgeld in de plaats van brood aan het volk in de houtbosschen mitsgrs. aan ‘s Comps. post De Schuur 166 bescheijden, soo heeft men geconsidereert die luijden alle daag niet aan de Caab kunnen komen om haar nooddruft van brood te koopen, hetselve ondoenelijk gevonden, en derhalven moeten besluijten om aan deselve voortaan geduurende dit gebrek van tarw half randsoen van brood en half van erweeten en boonen te verstrecken, mitsgrs. aan de verdere buijten posten insgelijx half meel en half randsoen van erweeten en boonen.

Wijders geresumeert weesende den eijsch van Batav[ia] per de aanweesende retourscheepen aangebragt, soo heeft men sig tot leetweesen buijten staat gevonden om iets het minste van de daar bij gepetitioneerde tarw te kunnen voldoen, het welk mogelijk ten opsigte van het g’eijschte last rogge ook niet sal kunnen geschieden, dog de overige daar bij vermelde goederen sullen pligtschuldig naar vermogen voldaan werden.

Laastelijk is ten versoeke van den burger Ernst Fredrik de Swart aan hem gepermitteert omme vermits den tijd van ‘t contract ‘t geen hij op den 24e December 1725 met dese Regeering aangaande het vrijslagten gemaakt heeft, is komen te expireeren, daar mede te mogen uijtscheijden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 267-276.

Woensdag den {17270108} 8e Januarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven hoe aan Sijn E. door diverse deser ingesetenen en landbouwers versoek was gedaan dat om haar in dese ongeluckige tijden van het misgewasch der graanen eenigsints te gemoed te komen, ‘s Comps. prijs op de tarw van agt tot negen a tien guldens de mud mogte verhoogt werden, ten eijnde men alsoo door dat middel en de wijnige graanen die nog door sommige aan de E Comp. souden kunnen werden gelevert, haar in ‘t vermogen stelde om hunne huijshoudingen en familien te kunnen doen staande blijven, derhalven in overweeging gevende of men uijt aanmerkinge van de voorseijde redenen tot de versogte verhooging van de prijs der tarw soude kunnen treeden, met bijvoeging egter dat de laa[t]ste vermindering der prijs van dat graan door onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren selfs geordonneert en alsoo van 8 1/2 op agt guldens was geset, als mede dat men gedagte verhooging van den prijs der tarw niet soo seer konde aanmerken dat deselve tot nut der arme ingesetenen, die alsoo haar coorn hooger als bevoorens souden moeten inkoopen, maar wel tot voordeel van de rijke en gegoedste sal komen te strecken, behalven dat onse Heeren en Meesteren dus doende ongeluckige gebieders souden sijn, vermits sig moetende getroosten van bij opulente gewasschen alles aan te nemen, en bij schaarsheijd aanstonts hooger prijs te betalen; waar op gelet en diesweegens met aandagt geraadpleegt sijnde, soo heeft men sig daar toe gevolglijk buijten voorgaande permissie van Haar Wel Edele Hoog Agtb. onbevoegt en niet gequalificeert bevonden, en is derhalven goedgevonden en verstaan dat het voorsz versoek bij het eerst af te gaane schrijvens op ‘t eerbiedigst aan de Heeren Superiores sal werden voorgedragen, of het Haar Wel Edele Hoog Agtb. soude behagen dat bij continuatie van misgewassen in ‘t vervolg, ‘t welk God nogtans genadelijk verhoede, de prijs van de tarw eenigermaten wierde verhoogt, en tot hoeveel Haar Wel Edele Hoog Agtb. zulx sullen gelieven te ordonneeren.

Voorts is ook op de voorstelling van den Heer Gesaghebber nog gearresteert en vastgestelt dat met het aanweesend Engels schip Princes Amelia aan onse Heeren en Meesteren met een briefje kennisse sal worden gegeven van het arrivement alhier der presente retourscheepen, en de geene die geduurende sijn vertoef ter deser plaatse hier nog souden mogen komen aan te landen, dog dat men sig egter nopende het vertrek dier bodems van desen uijthoek naar de havenen onses lieven vaderlands bij gem. schrijvens niet verder sal uijtbreijden, als alleen dat deselve ten spoedigste doenelijk van hier sullen werden gedimitteert, omme dus door onvoorsigtigheijd geen onheijlen aan die kostelijke kielen te veroorsaken, of het sake was dat gem. brief niet besteld wierd, ofte wel in verkeerde handen quam te geraken.

Waar na den Heer Gesaghebber geliefde te communiceeren dat op de bekomene tijding dat ër eergisteren een schip in de Baij Fals ten anker was gekomen, Sijn E. aanstonts een sergeant uijt dit guarnisoen naar derwaarts hadde afgevaardigt, door wien, gereverteert sijnde, was gerapporteert dat het aldaar vertoevende schip was den schout bij nagt der presente retourvloot, Goudriaan , en dat hetselve sig in een seer goeden toestand bevond, mitsgrs. dat aan hem niets soo van drinkwater als andersints quam te mancqueeren, voegende den Heer Gesaghebber wijders hier bij dat er door den burger, Johannes Christoffel Bek,167 reets 7 schaapen en eenige groente aan dien bodem waaren bijgeset, en dat Sijn E. verders aan den burgerraad, Fredrik Russouw, (dien hem nader had onderrigt dat gesegde bodem naar gedane devoire van uijt de baij te laveren, aldaar weeder had moeten ten anker komen) ordre hadde gegeven om bij vertoef van dat schip ginder weekelijx ses schaapen en eenige groente aan hetselve te verstrecken, als mede aan ‘s Comps. aldaar posthoudende manschap omme wanneer die kiel iets meer mogte benodigen, aanstonts daar van kennisse te komen geven, ‘t geen men evenwel hoopt dat door desselfs spoedige opkomst na dese Tafelbaij onnoodig sal mogen worden gemaakt.

Al verders is aan den burger Johannes Heufke ten sijnen versoeke toegestaan om in plaatse van den mede burger Hendrik Scholts tot desselfs bijtapper te mogen aanstellen den burger Hendrik Eversdijk,168 woonende in den thuijn genaamt Vreedenburg .

Vervolgens gesprooken weesende weegens het inhouden der maandgelden van den Javaansen prins, Loring Passer, tot tijd ende wijle dat de drie hondert Mexicaanse realen die aan hem alhier abusivelijk als een extra geschenk sijn toegevoegt, volgens het hoog geagt aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering, in dato den 27e September d’ ao. passo.,169 sullen sijn verevent, soo heeft men derhalven moeten besluijten dat aan denselven in ‘t vervolg tot dien tijd toe geen maandelijxe verstrecking meer sal worden gedaan, te meer dewijl men naderhand nog eens in dat selfde abuijs gevallen is van aan dien prins boven de voorsz 300 in den voorledenen jaare nogmaals een gelijke zomma van 300 Mexicaanse realen toe te voegen, en dat ër oversulx ses hondert moeten verevent werden.

Laastelijk wierd door de burgers en gepermitteerde broodbackers ingevolge het door haar gedaane versoek, en ‘t aan hun geaccordeerde ter jongste vergadering, om weegens het geresolveerde van den 5e deser, namentlijk dat sij geen witte brood, soete koek, &a. tot weederseggens souden mogen backen en verkoopen, hunne consideratien en beswaarnissen op heeden in geschrifte op te geven, overgelevert het volgende schriftuur:170

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, en den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘De ondergetekende door UE. Agtb. goedheijd op eergisteren toegestaan sijnde omme voor dit lopende jaar 1727 voor de gaande en komende man met het bakken van brood voor dese ingesetenen te mogen continueeren, egter onder dese restrictie dat geen ander als sodanig brood soude moogen werden gebakken, gelijk het meel van de moolen komt, en wel voornamentlijk geen het minste witte brood off eenige soort van koekjes, veel wijniger beschuijt te verkoopen of te leveren, waar op deselve d’ onmogelijkheijd van zulx te konnen doen, sonder de grootste schaade van hun selfs, met behoorlijke eerbied voorgesteld hebbende, aan hun is gepermitteert omme op heeden daar op te dienen onderdanig berigt; soo geven ingevolge van dien de ondergetekende met behoorlijk respect te kennen dat deselve seer gaarne UEd. Agtb. beveelen in desen met de uijtterste gehoorsaamheijd souden voldoen, indien het eenigsints soude mogelijk weesen ‘t selve buijten hun uijtterste ruine te kunnen voldoen, derhalven nemen deselve de vrijmoedigheijd UEd. Agtb. op ‘t oodmoedigste te versoeken aan hun te willen permitteeren omme op de door UEdele Agtb. voorgestelde wijse te mogen leveren een dubbeltjes brood van sodanig meel gebacken, gelijk het van de moolen komt, ten gewigte van twee lb., alsoo ‘t andersints onmogelijk sal weesen UEd. Agtb. beveelen, hoe gaarne ook zouden willen, te kunnen voldoen, buijtendien hebben de meeste deser ingesetenen selfs in hare huijsen bakovens waar in deselve voor haar eijgen huijsgesin en ook wel bekendens zelfs brood komen te bakken, soo dat van ‘t bovengem. brood wijnig aftrek zullen hebben; verders denken de ondergetek. dat het wijnig tot nadeel of ongerief voor de ingesetenen soude weesen wanneer aan hun wierd gepermitteert omme voor de begraaffenissen geraspt brood ende koekjes en krakelingen te mogen bakken, egter met die restrictie dat ‘t selve tot geen misbruijk omtrent andere voorvallen geschiede, moeten ten dien opsigte de ondergetek. UEd. Agtb. bekend maken dat het eenigen tijd herwaarts door eenige ingesetenen, soo wel van burgeren als Chineesen, is in gebruijk gekomen van langs de straat door hunne jongens te doen verkoopen verscheijde soorten van koekjes, ‘t geen deselve eerbiedig versoeken dat aan een igelijk mag werden g’interdiceert, vermits hetselve mede tot groot nadeel van hun is streckende, derhalven soo versoeken deselve seer onderdaniglijk dat UEd. Agtb. goedgunstelijk gelieven te reflecteeren op dit hun voorgestelde, en sodanig daar op te disponeeren als deselve naar hun wijs oordeel zullen goedvinden te behoren.’

‘(Was getekent) A. A. Jerf, Christian Rasp, Hermanus Knel, F. Bierman, Pieter Jubbels, Maximiliaan d’ Huvetter, Jochemus Posthumus, Claas Langemaak, Hans Hendrik Niehmzo.171

Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, Soo is daar op geresolveerd en besloten dat men volgens haar daarbij ter needer gestelde versoek voor soo verre van voorm. raadsbesluijt van den 5e deser maand sal afstappen en hetselve bij desen altereeren, dat het aan haar gepermitteert sal sijn geraspt brood, koekjes, krakelingen &a. ten behoeve van begraaffenissen te mogen backen, mits nogtans sorg dragende dat ër onder dat pretext niets meer van die gebacken werde gemaakt en verkogt, en dat wijders aan alle ende een ijgelijk deser ingesetenen, soo Chineesen als andere, sonder onderscheijd, op een gelijke paenaliteijt van 50 Rds. als de geene die teegens het backen van witte brood enz. is gestatueert, specialijk sal werden verbooden van eenige koekjes ofte alle andere gebacken die van meel gemaakt worden te mogen doen klaar maken, en deselve langs straat te laten verkoopen, sullende eijndelijk de gem. backers het dubbeltjes tarwenbrood moeten maken en leveren ter swaarte van 2 1/4 lb., mitsgrs. het grooter naar advenant.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 277-281.

Dingsdag den {17270114} 14e Januarij 1727, voormiddags.

Alle present.

Geleesen sijnde het onderstaande versoekschrift door den burger Willem van As172 in de volgende bewoording gepresenteert:

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Vertoond met veel eerbied UE. en E. Agtbs. gants nedrigen dienaar, Willem van As, thans onder voogdije van Heeren weesmeesteren deser steede staande, hoe denselven niettegenstaande maar het ouderdom van 23 jaren bereijkt heeft, egter vermeijnd genoegsame bequaamheijd te besitten om sijne saken selfs naar behoren waar te nemen, derhalven neemt hij de vrijheid sig te wenden tot UE.E. Agtb., gedienstig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn van aan hem te verleenen brieven vanvaenia[m] aetatisen suppletie van ouderdom, zullende Uwe Wel Edele en E. Agtb. uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voormt. van het goed levens gedrag des suppliants komen te blijken.173

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Soo is naar resumptie van dien benevens de daar bij gevoegde attestatie van weesmeesteren, verstaan dat aan denselven het versogteveniam aetatisverleend sal werden.

Wijders door den Heer Gesaghebber te kennen gegeven sijnde dat niet alleen een gedeelte van het plat boven de cuijpers winkel ten desen Casteele was komen in te storten, maar dat ook de daar naast aan staande wagenmakerswinkel ter oorsake van de slegte gesteltheijd der balken dat selfde gevaar quam te loopen, bij aldien daar teegens niet tijdelijk wierde voorsien, Soo is gevolglijk goedgevonden en vastgestelt dat de nodige reparatie aan gem. gebouwen sal werden gedaan, in selver voegen als zulx voorgaandelijk aan het zeehooft, waar van een stuk was komen in te storten, geschied is.

Waar na den Heer Gesaghebber insgelijx geliefden te communiceeren dat door de presente burgerraden, Johannes Blankenburg,174 Fredrik Russouw en Gijsbert la Febre aan Sijn E. uijt den naam deser ingesetenen ook versoek gedaan was dat de prijs van de tarw bij continuatie van misgewasschen gelijk desen jongsten ougst is geschied, eenigermaten mogte verhoogt werden, dog dat haar ten antwoord hadde gegeven dat ten dien opsigte reets bij raadsbesluijt van den 8e der jegenwoordige maand Januarij sodanige schickingen waren genomen als men vermeijnd hadde noodig te sijn, aan welke resolutie ook best gedagt is dat men sig noopens dese saak verders sal gedragen.

Werdende door Sijn E. vervolgens nogmaals in serieuse overweeging gegeven of het niet mogelijk soude weesen dat aan de presente retourscheepen eenig brood wierde toegevoegt, dog ten dien respecte met aandagt gedelibereert, en nagesien sijnde de restanten van graanen sodanig als sig deselve onder huijdigen datum in ‘s Comps. maguasijnen bevinden, bestaande in 159 mudden tarw, 58 mudden rogh, 1132 3/4 mudden bonen, en 434 mudden erweeten; Soo is zulx ondoenelijk gevonden, geconsidereert men, schoon ër al costgeld aan de militie, ambagt[s]gesellen en verdere ‘s Comps. dienaren hier ter plaatse in steede van randsoen van brood, volgens resolutie van den 5e deser gegeven word, egter nog geen maand met de gem. tarw en rogge sal kunnen rondschieten, weshalven den Heer Gesaghebber wijders ook geliefden te communiceeren dat Sijn E. om was het doenelijk, een middel in dese ongelegentheijd uijt te vinden, bereijts ordre hadde gestelt om eenige boonen tot meel te laten maalen, ten eijnde een preuve te nemen of van hetselve bequaam brood tot voedsel soude kunnen werden gebacken.

Ter vergadering verscheenen weesende den door indispositie hier verblevenen opperstuurman van ‘t schip de Cockenge , Huijbert van Nieuwersluijs, versoekende dat vermits sijne lighaams gesteltheijd hetselve tegenswoordig wederom konde toelaten, aan hem mogte werden gepermitteert omme met het aanweesend schip Landscroon in sijne qualiteijt als tweede opperstuurman te mogen thuijsvaren, en dat desselfs gagie gevolglijk weeder mogte werden goedgedaan, Soo is naar deliberatie beslooten dat het door hem gedane versoek sal werden geaccordeert, en dat sijne gagie van den vast te stellene vertrekdag der aanweesende retourscheepen sal worden ingeschreeven.

Laastelijk is geleesen geworden de ordonnantie aan de scheepsopperhoofden van ‘t schip Steenhoven onder den 30e November passo. tot Batavia verleend, waar bij komt te blijken dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hoge Indische Regeering aan Fredrik Carolus Michault175 benevens sijne huijsvrouw, Johanna Maria Vlotman,176 passagie naar herwaarts hebben gelieven toe te staan, ingevolge van het welke verstaan is dat sij sig nevens andere ingesetenen alhier sullen mogen ter needer stellen en erneeren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 282-288.

Saturdag den {17270118} 18e Januarij 1727, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, den Heer Commandeur, Marten Harting,177 den Heer Adriaan van Kervel, den E. Mattheus Burger,178 Vice Commandeur, den E. Jan Aldersz, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Cornelis Rees,179 den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Anthonij Biermans,180 den E. schipper Willem de Leus, den E. schipper Gelijn de Haze, den E. schipper Hendrik Schaddé, den E. schipper Cornelis Haringcarspel, den E. schipper Pieter van de Roete, den E. schipper Jan van Est, den E. schipper Simon de Groot;demptisden E. Willem Staalman,181 schout bij nagt, benevens de schippers Fredrik Cooper182 en Johannes Schaap183 door indispositie.

Vermits Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hoge Indische Regeering bij hun g’eerd aanschrijvens van den 21e October jongstl.184 ten respecte der thans aanweesende retourscheepen hebben gelieven te ordonneeren dat deselve, als tot Batavia voor de gantsche thuijsreijse geproviandeert sijnde, naar genot van de ordinaire ververssing en potspijse, mitsgrs. het halen van versch water, op de spoedigste wijse tot het doen van hunne verdere reijse naar het vaderland sullen moeten werden in staat gesteld, sonder uijtterlijk langer als tot den laatsten deser lopende maand Januarij in dese Tafelbaij te mogen werden opgehouden, ten waare desenthalve eenige andere ofte nadere beveelen uijt het Patria mogten weesen ontfangen, die als dan de voorrang souden moeten hebben, met bijvoeging dat indien de secreete ordres en zeijnen betreffende de rendevous en het ontmoeten van ‘s lands oorlogscheepen om de noord, dan wel eenige andere beveelen uijt Nederland voor het vertrek deser vroege besending alhier nog niet mogten overgebragt en bestelt weesen, in sulken geval ider schip in ‘t bijsonder soude moeten werden voorsien met sodanige secreete ordres als in ‘t vergange jaar aan de vertrockene retourscheepen onder het gesag van den Commandeur, Gerbrand Mamus, tot haar narigt in de voijagie sijn mede gegeven; soo wierd door den Heer Gesaghebber ten aansien er tot nog toe geen vaderlandsche scheepen met nadere beveelen onser Heeren en Meesteren ter deser plaatse sijn komen op te dagen, en dat oversulx vermits den geprefigeerden tijd van vertrek sterk op handen begon te schieten, de voorseijde secreete ordres en zeijnen bereijts in gereetheijd hadde doen brengen, aan de gesamentlijke presente opperhoofden van dien afgevraagt en voorgehouden of deselve geduurende haar aanweesen alhier niet ten vollen genoegen waaren voorsien geworden van goede en deugtsame ververssingen, soo van vleesch als moeskruijden, benevens de verdere gerequireerde benodigtheeden, en daar onder voor een maand meer aan provisie van erweeten en boonen als de voorleedenjarige retourscheepen genooten hebben, ten eijnde dus eenigsints te gemoed te komen het gebrek van versch brood dat men aan haar bij haar aanweesen alhier, mitsgrs. hard brood voor de vaderlandse reijs naar het andersints gewoone gebruijk niet heeft kunnen toevoegen, ter oorsake van het misgewasch der graanen en den wijnigen voorraad, als sijnde volgens vertoonde memorie door den Heer Gesaghebber onder huijdigen datum niet meer dan 189 mudden tarw in ‘t geheel bij ‘s Comps. maguasijnen restant, ‘t geen nauwelijx voor den tijd van drie weeken voor ‘t gebruijk van de hier sijnde besetting kan toereijken, ‘t welk door haarlieden alle met ja beantwoord, en op de verdere voorstelling van den Heer Gesaghebber betuijgt weesende dat de voorm. toevoeging van meerder erweeten en boonen ‘t mancquement van brood rijkelijk soude komen op te weegen, soo geliefden Sijn E. daar wijders bij te voegen of ër iemand nog iets benodigde, en of sijlieden hare onderhebbende bodems niet in behoorlijke gereetheijd hadden gestelt omme de reijse met gerustheijd na de havenen onses lieven vaderlands aan te kunnen nemen, mitsgrs. of deselve niet wat vroeger als den laa[t]sten Januarij voormelt soude kunnen ondernomen werden; waar op door den Heer Commandeur en alle de andere presente opperhoofden eenpariglijk verklaart geworden is niets meer benodigt te sijn, dog dat sijlieden egter niet wel in staat souden kunnen weesen om eerder als teegens den laatsten deser maand naar ‘t Patria te kunnen reijsvorderen, dewijl alles tegens dien tijd sijn beslag aan boord eerst soude kunnen hebben erlangt, en wel voornamentlijk ten opsigte van de noodige reparatie die aan de groote mast van ‘t schip ‘t Stadhuijs van Delft , dat op eergisteren eerst hier ter rheede is komen te verscheijnen, vereijscht word, waar toe behalven 4 balken van 6 en 8 duijm ook sal moeten gebruijkt worden een wang die den Heer Commandeur van sijn onderhebbend schip Stadwijk overgegeven heeft, geconsidereert de geene die dien bodem selfs te waarlo op hadde, daar toe te ligt is bevonden, hebbende aan hem bovens dien ook nog moeten werden toegevoegt een masthout van 16 palm tot het maken van een nieuwe marseijl rhaa, voor de sijne die vergaan en volgens verklaring van expres gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerlieden t’ onbruijk geraakt was; over het welke dan gevolglijk met aandagt gedelibereert geworden sijnde, Soo is, dewijl den Heer Commandeur en alle de verdere scheepsopperhoofden als gesegt quamen te betuijgen dat niet eerder in gereetheijd konde sijn, met eenparigheijd van stemmen goedgevonden en geresolveerd dat dese kostelijke retourvloot op Maandag den 27e deser lopende maand Januarij sal werden gemonstert, omme wijders bij toelatinge van bequaam weer en wind den laatsten dito van hier te kunnen vertrecken, van welk besluijt den Heer Commandeur ook aangenomen heeft de afweesende opperhoofden der scheepen Goudriaan , de Magdalena en de Visch kennisse te sullen geven, ten eijnde sig daar na in ‘t vervaardigen hunner onderhebbende bodems te kunnen reguleeren, haar met eenen sullende doen afvragen of sij ten dien eijnde nog ietwes quamen te benodigen.185


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] M. HARTINGH.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] MTS. BURGER.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CS. REES.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] ANTH. BIERMANS.

[Signed:] WILLEM DE LEUS.

186

[Signed:] GELEIJN DE HAAS.

187

[Signed:] HK. SCHADE.

188

[Signed:] CORNELIS HARINGKARSPEL.

189

[Signed:] PIETER VAN DER ROETE.

190

[Signed:] JN. VN. EST.

191

[Signed:] SN. DE GROOT.

192

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 289-297.

Saturdag den {17270118} 18e Januarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat seedert de genomene resolutie van den 26e November passo. behelsende dat geduurende dese schaarsheijd van al het coorn of meel dat soo voor de burger backers als andere ingesetenen soude werden opgebragt, de helft voor d’ E. Comp. onder verband van wedergeving of betalinge soude werden aangehouden, de meeste der voorseijde backers en andere omme zulx te ontgaan haar werk hadden gemaakt omme hun coorn of meel door alderhande bedekte weegen en middelen voor bij het Casteel te krijgen, gelijk Sijn E. nog gisteren avond vier mudden hadde laten aanhaalen, dewelke onder caf of stroo verborgen waaren geweest, dog dat deselve hadde laten passeeren, ten eijnde dus niet weg te nemen de middelen van subsistentie voor dit guarnisoen en de verdere besettelingen aan wien tegenswoordig costgeld in plaats van randsoen van brood gegeven werd, mitsgrs. omme ook niet te beletten het gerief van brood voor de tans aanweesende scheepelingen, ‘t geen sij nog voor haar geld bij den burger souden mogen krijgen, als sijnde Sijn E. bereijts buijten dien klagten gedaan door den equipagiemeester, Jacobus Möller, dat de mattroosen met het voorseijde costgeld niet konden bestaan, derhalven in overweeging gevende of het niet best soude sijn dat men geciteerde ordre van het aanhouden van coorn of meel voor de helft invoegen als bij ‘t vooraangehaalde raadsbesluijt van den 26e November vermeld staat, vernietigde, dewijl daar door uijt hoofde van de voorseijde clandestine vervoeringen dog wijnig wierd gevordert, als meede dat ten aansien men het provisieschip Meerhuijsen tegenswoordig aan handen gekreegen heeft, en dat het guarnisoens volk met dubbeld kostgeld haar bestaan niet kan hebben, derhalven de resolutie van den 5e deser lopende maand insgelijx veranderde, met aan deselve voortaen randsoen van rijst en boonen toe te voegen, egter met vermindering van randsoenen soo wel ten haaren opsigte, als van ‘s Comps. lijfeijgenen, na het voorbeeld bij diergelijke ongelegentheeden in voorige tijden te meermalen geschied, over het welke met aandagt geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en verstaan dat ër geen coorn nog meel ten behoeve der E. Comp. meer sal worden aangehouden, en dat ook aan het guarnisoen en de verdere ‘s Comps. besettelingen geen dubbelt kostgeld meer sal werden gegeven, maar in tegendeel aan ider hooft voor hooft 18 lb. rijst en negen lb. bonen maandelijx, mitsgrs. aan ‘s Comps. lijfeijgenen in plaats van 40, 36 lb. rijst ter maand, sullende bovens dien een naukeurige aantekening werden gehouden waar het coorn of meel dat de buijten wagt passeert, vandaan gebragt en na toe gevoerd word, ten eijnde men sig in der tijd daar na wijders sal kunnen reguleeren.

Vervolgens is op de propositie van den Heer Gesaghebber nog gearresteert en vastgestelt dat de placcaaten die Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hoge Indische Regeering ten subjecte van de morsserijen met de Javaasse coffij boonen en het vervoeren derselver naar andere plaatsen, mitsgrs. het veralieneeren en verkopen van handgeweeren en equipagie goederen, met het voormelte provisieschip Meerhuijsen naar herwaarts hebben gelieven over te senden,193 ingevolge Haar Wel Edele Groot Agtb. g’eerde ordres alhier behoorlijk sullen gepubliceerd en alomme g’affigeert werden.194

Waar na door hen Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, in consideratie wierd gegeven of het niet noodig soude sijn dat aan alle ende een igelijk deser ingesetenen mitsgrs. scheepsopperhoofden en gemeene bij publicque affixie van billietten wierde verbooden ende g’interdiceert geen de minste lijfberging, cost, drank of te andere hulpe waar door hem gelegentheijd soude mogen werden gegeven om buijten de handen van ‘t geregt te blijven, toe te voegen aan eenen Hendrik Harmensz195 van Dort, in de wandeling de Roode Cuijper genaamt, die al voor eenigen tijd geleeden weegens het schelmagtig quetsen van imand deser ingesetenen met geesselen en brandmerken gestraft sijnde geworden, nu weeder op den 15e deser tot nog grooter godloosheijd vervallen is, van aan den mattroos, Hendrik Eijk van Vianen,196 die naakt en ongewapent was, een seer afschuwelijke moord te perpetreeren, en sig daar op fugatief te stellen, sonder dat tot nog toe heeft kunnen werden agterhaald, met ordre in tegendeel aan een igelijk, wie hij soude mogen sijn, van den gem. Hendrik Harmensz van Dort bij ontmoetinge aan te houden, of te wel aan te geven, waar sig denselven onthouden mogt, op dat in handen van de justitie kome te geraken, en dat daar voor een premie van 50 Rds. sullen genieten, met verswijging des begeerende daar en boven van de naam des aanbrengers of aangevers; over het welke met aandagt geraadpleegt en in overweeging genomen sijnde dat de thans aanweesende retourscheepen in ‘t kort van hier staan te vertrecken, met dewelke men vreest dat voorseijden moordenaar de geregte straf soude mogen ontsnappen, en dat oversulx den tijd tot de gewone formalien van regten en edictale indaginge te kort soude schieten, Soo is gevolglijk goedgevonden dat gedagte billietten in maniere als gesegt allomme sullen werden g’affigeert.

Laastelijk produceerde den Heer Gesaghebber de jaarlijxe reek. der arme penningen soo van de Caab, Stellenbosch als Drakensteijn , sijnde van den volgenden inhoud:


't Generale montant des capitaals deser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten:
Ao. 1726 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ129036:08:12
Daar bij in dit jaar gekomen:
Aan aalmoesen ƒ2965:-:-
Aan grafsteeden ƒ932:-:-
Aan interessen ƒ6359:05:-
Aan armbossen ƒ477:10:-
Aan testamentaire en liberale giften ƒ567:-:-
Aan verhuurde gestoeltens ƒ633:-:-
Aan winst en verlies ƒ186:-:-
Aan vonnissen ƒ182:05:- ƒ12302:-:-
    ƒ141338:08:12
Hier van gaat af:
Onkosten der armen ƒ4439:02:08
Onkosten der kerk ƒ2792:06:04 ƒ7231:08:12
Resteert nog onder ulto. December 1726   ƒ134107:-:-
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa per restant ƒ5755:16:04
Obligatien en kusting brieven &a ƒ107600:-:-
Veragterde interesten ƒ7376:16:04 ƒ120732:12:08
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
D' kerk van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
D' kerk van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:- ƒ13374:07:08
Somma   ƒ134107:-:-

't Generale montant des capitaals deser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten:
Ao. 1726 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ129036:08:12
Daar bij in dit jaar gekomen:
Aan aalmoesen ƒ2965:-:-
Aan grafsteeden ƒ932:-:-
Aan interessen ƒ6359:05:-
Aan armbossen ƒ477:10:-
Aan testamentaire en liberale giften ƒ567:-:-
Aan verhuurde gestoeltens ƒ633:-:-
Aan winst en verlies ƒ186:-:-
Aan vonnissen ƒ182:05:- ƒ12302:-:-
    ƒ141338:08:12
Hier van gaat af:
Onkosten der armen ƒ4439:02:08
Onkosten der kerk ƒ2792:06:04 ƒ7231:08:12
Resteert nog onder ulto. December 1726   ƒ134107:-:-
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa per restant ƒ5755:16:04
Obligatien en kusting brieven &a ƒ107600:-:-
Veragterde interesten ƒ7376:16:04 ƒ120732:12:08
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
D' kerk van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
D' kerk van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:- ƒ13374:07:08
Somma   ƒ134107:-:-

‘(Onderstont) Cabo de Goede Hoop, adij ulto. December 1726. (Lager) Aldus ten overstaan van mij ondergetek. nagesien en accordeerende bevonden. (Was geteekent) Jan de la Fontaine.’

‘Reekening der arme gelden van Stellenbosch .’


  Cassa reekening der arme gelden soo bevonden op ulto. December 1726 onder de diaconen Dirk Cornelisz Uijsch en Wouter de Vos.
1725 Ulto. December was het restant in cassa ƒ1706:08:-
1726 Onder de godsdienst ontfangen ƒ647:09:-
  Nog weegens verlopene intresten, giften en kerkelijke geregtigheeden ƒ566:14:-
  Somma ƒ2920:15:-
1726 Hier van uijtgegeven aan alementatie en diverse benodigtheeden, als blijkt bij de boeken ƒ881:08:-
  Blijft in cassa voor den jare 1727 ƒ2039:07:-
  Negen obligatien bedraagt ƒ5017:15:-
  Nog weegens verlopene intresten ƒ570:-:-
  D' kerkelijke ornamenten ƒ201:10:-
  Zomma ƒ7829:-:-
  Na. Ter opmerkinge en narigt werd aangevoegt dat Ariaantje Jansz in cassa der armen berustende heeft en toekomt ƒ2609:-:-
  Per memorie word insgelijx aangemerkt als dat kerkenrade van Haare Eerwaardens de kerkenrade aan Cabo ter leen ontfangen hebben, belopende ƒ4000:-:-
  Zomma ƒ6609:-:-
  Deese van 't bovenstaande afgetrocken, soo resteert nog het capitaal der armen ƒ1220:-:-

  Cassa reekening der arme gelden soo bevonden op ulto. December 1726 onder de diaconen Dirk Cornelisz Uijsch en Wouter de Vos.
1725 Ulto. December was het restant in cassa ƒ1706:08:-
1726 Onder de godsdienst ontfangen ƒ647:09:-
  Nog weegens verlopene intresten, giften en kerkelijke geregtigheeden ƒ566:14:-
  Somma ƒ2920:15:-
1726 Hier van uijtgegeven aan alementatie en diverse benodigtheeden, als blijkt bij de boeken ƒ881:08:-
  Blijft in cassa voor den jare 1727 ƒ2039:07:-
  Negen obligatien bedraagt ƒ5017:15:-
  Nog weegens verlopene intresten ƒ570:-:-
  D' kerkelijke ornamenten ƒ201:10:-
  Zomma ƒ7829:-:-
  Na. Ter opmerkinge en narigt werd aangevoegt dat Ariaantje Jansz in cassa der armen berustende heeft en toekomt ƒ2609:-:-
  Per memorie word insgelijx aangemerkt als dat kerkenrade van Haare Eerwaardens de kerkenrade aan Cabo ter leen ontfangen hebben, belopende ƒ4000:-:-
  Zomma ƒ6609:-:-
  Deese van 't bovenstaande afgetrocken, soo resteert nog het capitaal der armen ƒ1220:-:-

‘(Onderstont) Dese bovenstaande reek. door kerkenraade nagesien en bevonden soo als ‘t behoord, waarom wij dese hebben onderteekent,actumden 4e Januarij ao. 1727. (Was getekent) J. Malan, Jan Nel, N. van den Heuvel, D. C. Uijs, Wr. d. Vos, Gerrit Romondt.’


Rekening van 't capitaal der Drakensteijnse diaconij, soo als bevonden is den 5e Januarij 1727.
Anno 1726 primo Januarij was 't capitaal   ƒ8941:15:-
Waar bij in 't jaar 1726 gekomen is:
Aan aelmoessen ƒ 706:13:-
Aan interessen, verscheenen den 31e December 1726 ƒ462:-:-
Aan liberale giften ƒ168:-:-
Aan kerk en kerkshofgeregtigheijd en verhuuren van doodbaar en doodkleet ƒ162:-:- ƒ1498:13:-
    ƒ10440:12:-
Hier van gaat af:
Een jaar gasie aan de koster ter zomma van ƒ36:-:-
Aan aalmoessen ƒ43:04:-
Aan nodige reparatie van de kerk en 't maken van twee gestoeltens etc. ƒ510:-:- ƒ589:04:-
Resteert derhalven ulto. December 1726 ƒ9851:08:-
Bestaande in de volgende partijen, als:
In cassa aan contanten ƒ1189:08:-
Obligatien ƒ8200:-:-
Aan verscheene intressen ƒ462:-:- ƒ9851:08:-
Item: Eenige ornamenten en materialen tot de kerk behoorende, welke dagelijx gebruijkt worden en verslijtinge onderworpen, tot geen somme konnen gebragt werden, dus alhier alleen opgebragt worden per memorie.
Hier tegens is dese di[a]conije schuldig aan de diaconije van de Caap de Goede Hoop weegens sonder intrest geleende penningen de somma van agt duijsen guldens Caapse valuatie, zegge ƒ8000.

Rekening van 't capitaal der Drakensteijnse diaconij, soo als bevonden is den 5e Januarij 1727.
Anno 1726 primo Januarij was 't capitaal   ƒ8941:15:-
Waar bij in 't jaar 1726 gekomen is:
Aan aelmoessen ƒ 706:13:-
Aan interessen, verscheenen den 31e December 1726 ƒ462:-:-
Aan liberale giften ƒ168:-:-
Aan kerk en kerkshofgeregtigheijd en verhuuren van doodbaar en doodkleet ƒ162:-:- ƒ1498:13:-
    ƒ10440:12:-
Hier van gaat af:
Een jaar gasie aan de koster ter zomma van ƒ36:-:-
Aan aalmoessen ƒ43:04:-
Aan nodige reparatie van de kerk en 't maken van twee gestoeltens etc. ƒ510:-:- ƒ589:04:-
Resteert derhalven ulto. December 1726 ƒ9851:08:-
Bestaande in de volgende partijen, als:
In cassa aan contanten ƒ1189:08:-
Obligatien ƒ8200:-:-
Aan verscheene intressen ƒ462:-:- ƒ9851:08:-
Item: Eenige ornamenten en materialen tot de kerk behoorende, welke dagelijx gebruijkt worden en verslijtinge onderworpen, tot geen somme konnen gebragt werden, dus alhier alleen opgebragt worden per memorie.
Hier tegens is dese di[a]conije schuldig aan de diaconije van de Caap de Goede Hoop weegens sonder intrest geleende penningen de somma van agt duijsen guldens Caapse valuatie, zegge ƒ8000.

‘(Onderstont) Aldus gerekent en nagesien in volle krekenraade aan Drakensteijn , den 5e Januarij 1727 (Was getekent) Lambertus Slicher V.D.M., Hnus. Bosman, S.W.V.M., Jacques Therond, Steven Marais, David de Villiers, Jan Bastiaanse, Charle Marais, Jan Blignaut, Pieter de Villiers.’

Ten opsigte van dewelke goedgevonden is dat deselve volgens jaarlijxe usantie copieelijk naar het vaderland sullen werden gesonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 75, pp. 298-301.

Woensdag {17270122} 22e Januarij 1727.

197

Het onderstaande reqt. ter ordre van den Heer Gesaghebber door den eersten clercq bij de leeden des Raads in omvrage gebragt sijnde:

Aan den E. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements.

‘E. Heer,’

‘Geeft met veel respect te kennen den ondergetekenden capn., Claas Thaa, commandeerende ‘t Deens Oostindisch schip Graaf Larwik , gisteren hier ter rheede verscheenen, ten eijnde omme ververssinge voor sijne ophebbende manschap, en principalijk voor de hier onder te noemene sieken te mogen erlangen.198

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Sijnde 22 persoon199 welke door koorse en watersugtig en niet als door refrichementen sullen konnen herstelt raken, weshalven den voorm. capn., Claas Thaa, UE. seer dienstvrundelijk versoekt dat denselven mag werden gepermitteert geduurende sijn verblijf alhier de ververssingen te mogen opkoopen.’

‘Wenschende UE. een lang leven en voorspoed in desselfs gesag - - - (Was getekent) C. Thaa. (In margine) Cabo de Bona Esperance, adij 22e Januarij 1727.’

Soo is, naar dat dies inhoude door Haar E.Es. behoorlijk was geresumeert, eenparig verstaan dat aan den capn. van het Deens schip d’ Graaf Larwig sal gepermitteert werden omme voor sijne aangebragte 22 sieken driemaal ter week een pond vers vleesch voor ider hoofd bij ‘s Comps. gecontracteerde leveranciers te mogen inkoopen, als hebbende deselve op expresse afvraage van den Heer Gesaghebber betuijgt dat daar door geen nadeel aan ‘s Comps. dienst sal toegebragt werden, als mede bij de andere ingesetenen een wijnig groente na advenant, mits dat van ‘t een en ander behoorlijke lijsten sullen moeten overgegeven werden.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij, JS. DE GRANDPREEZ. E.g. clercq.


## Footnotes


  1. Met hierdie resolusie begin band C.21,Resolutiën, 1726-1727. ‘n Ander skrywer het hierdie resolusie geskryf. Die Politieke Raad het nie op 12 Maart vergader nie. (Sien C.606,Dagregister1723-1727, p. 881.) 

  2. Van Male is daarvan aangekla dat hy die onderstuurman op Everswaart , Jacobus Edij, aangerand het. Behalwe dat hy op ‘n ander skip geplaas is, moes hy ook ‘n boete van 25 gulden betaal. Sien C.J.9,Criminele Regts Rollen, 1726, pp. 6-7; C.J.330,Criminele Proces Stukken, 1726, pp. 85-87, 93-97, 103-105, 109-112 en 115-118. 

  3. Die vorige skrywer het weer hier oorgeneem. 

  4. Die saak het op 28.3.1726 en 18.4.1726 voor die Raad van Justisie gedien. Sien C.J.9,Criminele Regts Rollen, 1726, pp. 8 en 13; C.J.330,Criminele Proces Stukken, 1726, pp. 121-131, 133-137; 139-141, 143-145 en 147-148. 

  5. Hy was die seun van Johannes Swellengrebel en Johanna Cruse, en is in 1707 aan die Kaap gebore. 

  6. ‘n Gedeelte is hier weggelaat. Daarin is die opperstuurman, Jan de Haan, in Jan de Koning se plek as skipper van Beekvlied aangestel, terwyl ‘n aantal ander bemanningslede ook bevorder is. Sien C.21,Resolutien, 1726-1727, pp. 30-31. 

  7. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe oppermeester en derdemeester op die skip Steenhoven aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 32; C.233,Requesten, 1726, pp. 85-86. 

  8. Dit is moontlik Johannes Marinus Frappe, die seun van Hendrik Frappe en Johanna Victor. 

  9. Jacob Heijlon was die seun van Jacob Michielsz Heijlon, en is in 1698 aan die Kaap gebore. Hy was vanaf 1715 ‘n vryburger te Stellenbosch

  10. Hy was vanaf 1718 ‘n vryburger aan die Kaap. 

  11. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe opperstuurman op Spieringshoek aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 36. 

  12. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 515-542; C.127,Bijlagen, 1726, pp. 21-22. 

  13. Jan Godlieb Zeijger was afkomstig van Saxenwaldheim . Hy en Spoor het albei in 1720 as soldate met Bleijenberg na die Kaap gekom. 

  14. Hy was afkomstig van Hannover , en het in 1720 as soldaat met Ouwerkerk na die Kaap gekom, 

  15. Hy het in 1723 met Meijnden na die Kaap gekom. 

  16. Hy het in 1724 as soldaat met die Hof niet altijt Winter na die Kaap gekom. 

  17. Hy het in 1724 met die Wapen van Hoorn na die Kaap gekom. 

  18. Hy het in 1723 as soldaat met Schoteroog na die Kaap gekom. 

  19. Hy het in 1723 as adelbors met Soetelingskerke na die Kaap gekom. 

  20. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 631-644. 

  21. Hy was Direkteur-Generaal van fortifikasies. Sy rapport kan gevind word in C.127,Bijlagen, 1726, pp. 403-415. 

  22. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 80-81. 

  23. Hy is in 1702 aan die Kaap gebore, en het in 1721 as soldaat by die Kompanjie in diens getree. (Sien C.228,Requesten, 1720-1721, no. 53.) 

  24. Geertuij en Willem Frisnet was die kinders van Guilliam Frisnet. Hulle is onderskeidelik in 1714 en 1717 aan die Kaap gebore. (Sien M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, no. 93.) 

  25. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 82-84. 

  26. Die Politieke Raad het nie op 2 April vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 894. 

  27. ‘n Lys met die name van die 53 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 48-49. 

  28. Die Politieke Raad het nie op 9 en 16 April vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 899 en 903. 

  29. Hy was die seun van Johannes Swellengrebel en Johanna Cruse, en is in 1706 aan die Kaap gebore. Sy versoekskrif kan gevind word in C.233,Requesten, 1726, p. 78. 

  30. Die plakkaat is op 23 April geproklameer. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 257-259. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 107-108. 

  31. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 709-715. 

  32. Sien C.516,Uitgaande Brieven, 1726, pp. 169-267. 

  33. Sien C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 857-894. 

  34. Die plakkaat is op 23 April geproklameer. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 261-263. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 108-109. 

  35. Sien C.343,Attestatiën, 1726, pp. 208-210. 

  36. In sowel die oorspronklike stuk as die H.K. staan “welvaard”. 

  37. ‘n Lys met die name van die 30 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 73-74. 

  38. ‘n Naamlys van die 40 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 76-77. 

  39. In die H.K. staan “voortsetten”. 

  40. Sien C.343,Attestatiën, 1726, pp. 201-206. 

  41. Sien C.516,Uitgaande Brieven, 1726, pp. 564-566. 

  42. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 631-644. 

  43. Sien C.127,Bijlagen, 1726, pp. 403-415. 

  44. Sien C.343,Attestatiën, 1726, pp. 193-194. 

  45. Henning Joachim Prehn is in 1699 in Hamburg gebore. Hy was adelbors op die Lakeman , een van die skepe wat in 1722 in Tafelbaai gestrand het. Die volgende jaar het hy ‘n assistent op die sekretarie van die Politieke Raad geword, en in 1731 het hy sy vrybriewe ontvang. Hy is op 3.12.1730 getroud met Engela Aletta Loubser, die weduwee van Jan Daniel Butner. Sy is in 1732 oorlede, en op 28.9.1732 is hy weer met Hendrina Schenk getroud. Na haar dood in 1738 is hy op 1.2.1739 vir ‘n derde keer getroud met Anna Salomea Eksteen. Op 10.7.1757 is hy weer getroud met Sara Vessuup, die weduwee van Wijnand Willem Muijs. In 1761 het hy met sy gesin gerepatrieer. Hy is op 7.10.1771 in Zwolle (Nederland) oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 115; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 21; M.O.O.C. 719,Testamenten, 1755-1757, no. 57; C.230,Requesten, 1723, no. 51; C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, no. 110; C.260,Requesten, 1761, no. 129.) 

  46. Daniel Godfried Carnspek (Karnspeck) van Rügenwalde was die seun van Christoph Lucas Carnspek en Judith Flesch. Hy het in 1721 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1724 ‘n assistent geword. In 1731 is hy bevorder tot boekhouer en sekretaris van die landdros van Stellenbosch , en in 1739 is hy aangestel as sekretaris van die Raad van Justisie. Hy het in 1743 a.g.v. swak gesondheid uit diens getree en ‘n vryburger geword. Op 7.5.1728 is hy getroud met Johanna Magdalena Bergh, die dogter van Olof Bergh en Anna de Koning. Hulle het drie seuns gehad. Hy is in 1747 oorlede. (Sien C.239,Requesten, 1739-1740, no. 78; C.242,Requesten en Nominatiën, 1743, nos. 73 en 106; M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 31.) 

  47. Jelle Jellesz van der Schilde van Medenblik was vanaf 1720 ‘n skeepstimmerman aan die Kaap, en het in 1722 Hendrik Scheepsdorp opgevolg as hoof-skeepstimmerman. Hy was getroud met Elisabeth Louw, die dogter van Pieter Louw en Elisabeth Wendels. Van der Schilde is in 1737 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 3.) 

  48. ‘n Lys met die name van die 42 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 91. 

  49. ‘n Lys met die name van die 40 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 92-93. 

  50. ‘n Lys met die name van die 44 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 94. 

  51. ‘n Gedeelte waarin die bevordering van twee bemanningslede op die Hof niet altijt Zomer goedgekeur is, is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 98. 

  52. Sien C.435,Inkomende Stukken, 1715, pp. 421-423. 

  53. Sien C.514,Uitgaande Brieven, 1723, pp. 421-423. 

  54. Sy was die dogter van Josias Bliek en Petronella Kijzers, en het in 1721 saam met haar ouers na die Kaap gekom. 

  55. In die H.K. staan “Eustace”. 

  56. ‘n Lys met die name van die 38 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 103-104. 

  57. Die Politieke Raad het nie op 14 Mei vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 924. 

  58. Jan Spoor was die seun van Lodewijk Spoor en Rijkje Jansz. Hy is in 1686 in Amsterdam gebore en het in 1708 as matroos na die Kaap gekom. In 1714 het hy na Nederland teruggekeer, maar die volgende jaar het hy weer na die Kaap gekom en op 23.7.1715 ‘n vryburger geword. Sy eerste vrou, Wilhelmina Willemsz van Batavia, is in 1719 oorlede. Op 7.5.1719 is hy weer getroud met Catharina Margaretha Heufke, die dogter van Johannes Heufke en Aletta Botma. Na haar dood in 1722, is hy met Maria Duijssers getroud. Hulle is albei in 1725 oorlede. Hy het die hofstede Vredenburg en ‘n paar erwe in die Kaap besit. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 100; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, nos. 58, 98 en 120; M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, no. 105; M.O.O.C. 814,Inventarissen, 1721-1727, no. 71.) 

  59. Hendrik Becker is in 1661 in Amsterdam gebore. Hy was die seun van Hendrik Becker en Johanna Reinbouts. In 1689 vertrek hy as kaptein na Indië, en nadat hy in Japara , Malabar en Ceylon gedien het, word hy in 1701 fiskaal van Negapatnam . In 1705 word hy bevorder tot die rang van Raad Extraordinaris in Indië, en twee jaar later word hy Goewerneur van Ceylon . Hy ontvang in 1710 die rang Raad Ordinaris. In 1716 word hy op eie versoek onthef van sy pos en keer as admiraal van die retoervloot na Nederland terug. Onderweg vertoef hy gedurende Maart en April 1717 as Kommissaris aan die Kaap. By sy terugkoms in Nederland vestig hy hom weer in Amsterdam , waar hy op 12.8.1722 oorlede is. Hy was getroud met Anna Catharina Collaert van ‘s- Hertogenbosch . Hulle het geen kinders gehad nie. (Sien Wijnaendts van Resandt, W.,De Gezaghebbers der Oost-Indische Compagnie op hare Buiten-Comptoiren in Azië, pp. 66-67.) 

  60. Dominicus Marius Pasques de Chavonnes was die seun van Dominique de Chavonnes, wat vanaf 1686 tot 1689 kaptein van die garnisoen aan die Kaap was, en Maria Lamij. Hy was getroud met Maria Magdalena van Grimbergen. Na haar dood is hy op 6.3.1710 in Leerdam getroud met Isabella Bolwerk, die dogter van ds. Thomas Bolwerk en Magdalena van Amersfoort. Hulle het twee kinders gehad, nl. Armand en Maria Magdalena. In 1713 het Here XVII hom aangestel as kaptein van die Kaapse garnisoen, en in Desember 1713 het hy in geselskap van sy oom, Goewerneur Maurits Pasques de Chavonnes, vertrek. Hulle het die Kaap op 24.3.1714 bereik, en vyf dae later het hy sy plek op die Politieke Raad ingeneem. Hy het slegs drie jaar aan die Kaap vertoef, want in 1717 het Here XVII hom vir krygsdiens na Malabar gestuur. Voordat hy egter daar aangekom het, is hy gedurende die nag van 16.1.1718 op sy skip in die Straat van Madoera vermoor. Die biografiese besonderhede aangaande De Chavonnes in voetnoot 19 van 1716 (vgl.Resolusies van die Politieke Raad, deel V, p. 5) is foutief. 

  61. Die oorspronklike versoekskrif kon nie teruggevind word nie. Dit is hier woordeliks getranskribeer soos dit in die resolusies voorkom. ‘n Verbeterde weergawe en ‘n Afrikaanse vertaling daarvan word as bylae 3 in hierdie publikasie opgeneem. 

  62. ‘n Lys met die name van die 60 siek bemanningslede is hieronder weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 110-111. 

  63. Die Politieke Raad het nie op 21 Mei vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 930. 

  64. Hy het as bevelvoerder oor die vloot op Cockenge gevaar. 

  65. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 709-715. 

  66. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 631-644. 

  67. ‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Daarin word verantwoording gedoen oor beskadigde en tekortkomende goedere uit die skepe Heesburg , Westerdijxhorn , Susanna , Clarabeek , Stadwijk , Landskroon , Berkenroode , Stad Leijden , Heijnkensant en ‘s Graveland , en in die pakhuis. Die Raad het besluit om dit as verliese af te skryf en te laat verkoop. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 116-121; C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 1-6. 

  68. Sien C.343,Attestatiën, 1726, p. 229. 

  69. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 213. 

  70. Die Politieke Raad het nie op 28 Mei vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 934. 

  71. Sien C.343,Attestatiën, 1726, pp. 245-249. 

  72. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe kok en kwartiermeester op die skip Middelwout aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 126. 

  73. Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, pp. 85-86. 

  74. Jacobus van Laar van Amsterdam het in 1708 van Mauritius na die Kaap gekom. Hy was getroud met Anna Heijlon, en is in 1728 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 46.) 

  75. Christiaan Andries Biesel is in 1690 in Kopenhagen gebore. Hy het in 1713 as soldaat na die Kaap gekom, en het op 23.5.1719 ‘n vryburger geword. Hy is op 26.7.1716 getroud met Aletta de Nijs, die dogter van Jan de Nijs en Lijsbeth Roda. Biesel is op 20.12.1730 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 91.) 

  76. Die Politieke Raad het nie op 11 Junie vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 940. 

  77. Hy was met Alida de Lange getroud. 

  78. Ds. D’Aillij is in Junie 1726 oorlede. 

  79. Christiaan Wijnands van die kus Koromandel was ‘n vrygestelde slaaf. Hy was getroud met Rachel Jacobsz van Makasser. Sy is in 1726 oorlede, en hy is dieselfde jaar weer getroud met Armosijn Jonasz van die Kaap, die dogter van Claas Jonasz en Dina van Bima. Wijnands is in 1757 oorlede. Toe Armosijn Jonasz in 1781 oorlede is, het sy die plase Liesbeeks Rivier en Koorenhoop besit. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 11; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 6; M.O.O.C. 7/10,Testamenten, 1757-1758, no 1; M.O.O.C. 7/28,Testamenten, 1780-1781, no. 37.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.233,Requesten, 1726, pp. 70-71. 

  80. Die Politieke Raad het nie op 25 Junie vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 950. 

  81. Die Politieke Raad het nie op 9 en 16 Julie vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 957 en 960. 

  82. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 63-65. 

  83. Sien C.233,Requesten, 1726, p. 66. 

  84. Jan Stevensz Botma was die seun van Steven Jansz Botma en Hendrika Hendriksz. Hy is in 1668 aan die Kaap gebore, en was met Christina Stants getroud. In 1693 het hy hertrou met Steijntje Christoffelse (Christina) de Bruijn van Amsterdam (1665-1724). (Sien C.J.2597,Testamenten, 1691-1700, pp. 43-47; M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 101; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 122; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, nos. 121 en 121 1/2; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 39.) 

  85. Thobias van Eck (1705-1774) was die seun van Cornelis van Eck en Elisabeth Schmidt. Hy is op 8.2.1728 getroud met Elisabeth van Nieuwenbroek, die dogter van Adam Leendertsz van Nieuwenbroek en Maria Mostert. (Sien M.O.O.C. 7/22,Testamenten, 1775, no. 3.) 

  86. Hy was die seun van Michiel Cornelis Smuts en Cornelia Eenmaal, en is op 1.6.1721 getroud met Wilhelmina Kuijp, die dogter van Claas Kuijp en Maria Duijssert. Smuts is op 14.5.1758 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1758, no. 48.) 

  87. Hendrik Lodewyk Wiederhold (1707-1732) was die seun van Wilhelm Lodewyk Wiederhold en Henrietta Wittebol. Hy is op 8.1.1730 getroud met Geertruijd Loos, die dogter van Hinrch Loos en Lijsbeth Jansz, en die weduwee van Adam Albertijn. (Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 98.) 

  88. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 775-778. 

  89. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 215. 

  90. Hy was afkomstig van Huysen , en was van 1720 tot 1728 timmerman aan die Kaap. 

  91. Die Politieke Raad het nie op 6 en 13 Augustus vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 967 en 971. 

  92. ‘n Naamlys van die 35 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 148. 

  93. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 53-54. 

  94. SienResolusies van die Politieke Raad, deel VI, p. 379. 

  95. Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 749-766. 

  96. Elbert Diemer was die seun van Abraham Diemer en Anna Elisabeth Sneewind. Hy is op 3.10.1728 met Johanna Roveen getroud. Hulle het twee seuns en ‘n dogter gehad. Diemer is in 1735 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 8.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.233,Requesten, 1726, pp. 55-56. 

  97. Sien C.233,Requesten, 1726, p. 57. 

  98. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 799-854. 

  99. Die Politieke Raad het nie op 27 Augustus vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 979. 

  100. Die verpagting is ook opgeteken in C.760,Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1717-1742, pp. 20-21. 

  101. Johannes Heufke was die seun van David Heufke. Hy is in 1669 in Hamburg gebore, en is op 11.1.1699 getroud met Aletta Botma, die dogter van Cornelis Botma en Jannetje Gerritsz. Op 12.3.1724 het hy hertrou met Barbara de Jongh van Utrecht (1679-1735), die weduwee van Jacob Paasen. Hy is in 1739 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 9; M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 71; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 70; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 137; M.O.O.C. 13/3,Boedel Reekeningen, 1737-1757, nos. 9 en 34.) 

  102. Claas Wolf het in 1711 as matroos na die Kaap gekom, en nadat hy ‘n paar jaar as wadrywer diens gedoen het, het hy in 1725 ‘n vryburger geword. In 1733 het hy hom as plaaskneg aan Simon Hasewinkel verhuur. Hy was getroud met Neeltje Andriesz, en is in 1735 oorlede. (Sien C.232,Requesten, 1725, p. 56; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 89.) 

  103. Johannes Heufke was die seun van David Heufke. Hy is in 1669 in Hamburg gebore, en is op 11.1.1699 getroud met Aletta Botma, die dogter van Cornelis Botma en Jannetje Gerritsz. Op 12.3.1724 het hy hertrou met Barbara de Jongh van Utrecht (1679-1735), die weduwee van Jacob Paasen. Hy is in 1739 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 9; M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 71; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 70; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 137; M.O.O.C. 13/3,Boedel Reekeningen, 1737-1757, nos. 9 en 34.) 

  104. Claas Wolf het in 1711 as matroos na die Kaap gekom, en nadat hy ‘n paar jaar as wadrywer diens gedoen het, het hy in 1725 ‘n vryburger geword. In 1733 het hy hom as plaaskneg aan Simon Hasewinkel verhuur. Hy was getroud met Neeltje Andriesz, en is in 1735 oorlede. (Sien C.232,Requesten, 1725, p. 56; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 89.) 

  105. Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 87. 

  106. Hy was afkomstig van Graaf, en was ongetroud. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 170; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, nos. 85 en 85k.) 

  107. Sien C.127,Bijlagen, 1726, pp. 683, 692-693, 696-697 en 747-748. 

  108. De Man, Van Dam en Geus het in 1726 as soldate met Spieringshoek na Rio de la Goa gegaan. 

  109. Hy het in 1725 as assistent na Rio de la Goa gegaan. 

  110. Hy was eers boekhouer op die Victoria voordat hy in 1722 met Fijenoordt na Rio de la Goa gegaan het. 

  111. Sien C.127,Bijlagen, 1726,p. 711. 

  112. Hy was afkomstig van Nordkopping , en was sedert 1718 ‘n vryburger aan die Kaap. Op 19.3.1726 het hy as tuinier by die Kompanjie in diens getree en na Rio de la Goa vertrek. Hy is op 7.6.1726 aldaar oorlede. (Sien C.127,Bijlagen, 1726, p. 715.) 

  113. Hy was in 1752 reeds 101 jaar oud. 

  114. Hy was getroud met Johanna Titus van Makasser. Hulle het een dogter gehad. Hy is in 1736 oorlede, en sy vrou in 1740. (Sien M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1736-1737, no. 25; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 60.) 

  115. Sien C.233,Requesten, 1726, p. 51. 

  116. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 871-885. 

  117. In die H.K. het ook eers gestaan “geascopieert”. Diecis egter weer deurgehaal. 

  118. ‘n Gedeelte waarin die Raad die jaarlikse afskrywing van tekortkomende en beskadigde goedere goedgekeur het, is hieronder weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 173-179; C.292Memoriën, 1726-1739, pp. 7-8, 13, 15, 21-22 en 25-26. 

  119. ‘n Gedeelte waarin twee matrose op Spieringshoek bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.21Resolutiën, 1726-1727, p. 180. 

  120. Hy was sedert 1725 aan die Kaap. 

  121. Tas se boedelpapiere berus in M.O.O.C. 10/3,Vendu Rollen, 1726-1731, no. 54; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 34; M.O.O.C. 14/3,Bylae by Boedelrekeninge, 1723-1737e no. 34. 

  122. In die H.K. staan “administrateurs”. 

  123. Dit moet wees Matthijs Krugel. 

  124. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, pp. 5-6. 

  125. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 46-48. 

  126. Carel Diederik Buitendag van Berlyn was die seun van Nikolaus Buitendag. Hy het in 1720 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1722 ‘n vryburger geword. Hy is op 15.11.1722 getroud met Catharina Valk, die dogter van Cornelis Valk en Catharina Fredriks. Hulle het vier seuns gehad. Buitendag is in 1739 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 32.) 

  127. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 894-908. 

  128. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 887-889. 

  129. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 40-41. 

  130. Die Politieke Raad het nie op 15 en 22 Oktober vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 998 en 1004. 

  131. Francois Guillaumet van Aimarque ( Frankryk ) het op 22.10.1726 met sy vrou, Claudine Cloi, en hulle vier kinders, Mattheus, Johanna, Maria en Anna, in Tafelbaai aangekom. Sy naam verskyn tot 1734 op die monsterrolle. (Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 911-912; C.127,Bijlagen, 1726, pp. 761-762.) 

  132. Theunis van Schalkwijk (1705-1767) was die seun van Dirk van Schalkwijk en Martha Olivier. Hy is op 3.12.1730 getroud met Maria Slabbert, die dogter van Jasper Slabbert en Johanna Mijburgh. (Sien M.O.O.C. 7/17,Testamenten, 1766-1767, no. 52.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.233,Requesten, 1726, pp. 28-29. 

  133. Sien C.233,Requesten, 1726, p. 30. 

  134. ‘n Lys met die name van 22 siek bemanningslede is hieronder weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 210. 

  135. Jacob Titius van Gelukstad was vanaf 1725 tot 1727 poshouer in Saldanhabaai

  136. Sien C.440,Inkomende Brieven, 1725-1726, pp. 927-928. 

  137. Sien C.433,Inkomende Brieven, 1713, pp. 93-101. 

  138. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 25-26. 

  139. ‘n Naamlys van die sestien siek matrose is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 

  140. ‘n Lys met die name van die twintig siek bemanningslede is hieronder weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 224. 

  141. Pieter Gijsbert Noodt van Nijmegen het in 1727 Goewerneur van die Kaap geword, maar hy is na ‘n bewindstydperk van slegs twee jaar oorlede. Hy was getroud met Johanna Drabbe. Twee seuns, Johan en Gijsbertus Philippus, is uit die huwelik gebore. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 65.) Meer besonderhede omtrent Noodt se loopbaan verskyn in die Inleiding van hierdie publikasie. 

  142. In die H.K. staan: als dan met het canon rontsom van alle punten losgebrant”. 

  143. In die H.K. is dit verander na “tegengaan”. 

  144. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 22-24. 

  145. Thobias Mostert was die seun van Jan Mostert en Elisabeth Niemeijer. Hy is op 2.4.1724 getroud met Geertruijda Olivier (1698-1777), die dogter van Ockert Cornelisz Olivier en Aletta Verweij. Hulle het tien kinders gehad. Mostert is 1764 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/15,Testamenten, 1763-1764, no. 32; M.O.O.C. 7/24,Testamenten, 1777, no. 26.) 

  146. Dit is waarskynlik Hester Terwinkel, die weduwee van Pieter van der Bijl. 

  147. Sien C.J.9,Criminele Regts Rollen, 1726, pp. 45-47. 

  148. Van Kervel het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  149. ‘n Gedeelte waarin verantwoording gedoen is van tekortkomende en beskadigde goedere uit skepe Spieringshoek , Commerrust , Berbices , Meerlust en Windhond , en uit die pakhuis, is hier weggelaat. Die Raad het besluit om sommige items as verliese af te skryf en die res te verkoop. Sien C.21,Resolutien, 1726-1727, pp. 240-243; C.292,Memorien, 1726-1739, pp. 27-29. 

  150. Pieter Drewes van Hamburg het as soldaat na die Kaap gekom en is in 1721 bevorder tot korporaal. In dieselfde jaar is hy aangestel as klerk van die houtskuur. Sy vrou, Hendrina van Heeckeren, het nie na die Kaap gekom nie, maar in Amsterdam gebly. Hy het in 1729 na Europa teruggekeer. 

  151. Die Politieke Raad het nie op 3 Desember vergader nie, Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1025. 

  152. Die nominasies van die verskillende liggame kan gevind word in C.233,Requesten, 1726, pp. 3, 6-8, 9-10, 11-12, 13-14, 15-16 en 17-18. 

  153. Jacob Scheffer was afkomstig van Frankfort aan die Main . Hy het in 1713 as soldaat na die Kaap gekom. Hier het hy as smid diens gedoen, en in 1718 het hy meestersmid geword. Hy is op 7.5.1719 getroud met Elisabeth Viret, die dogter van Steven Viret en Margaretha Roux. Scheffer het in 1743 ‘n vryburger geword. (Sien C.242,Requesten en Nominatiën, 1743, no. 88; C.J.2602,Testamenten en Codicillen, 1722-1725, no. 46.) 

  154. Gerrit Romond was die seun van Michiel Romond en Cornelia van den Bogaert. Hy is in 1683 aan die Kaap gebore, maar die volgende jaar het sy ouers na Mauritius verhuis. Daar is hy met Jannetje Heijlon (1681-1714) getroud. In 1709 het hulle na die Kaap teruggekeer, waar hulle vier kinders gebore is. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 36; M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, nos. 111 en 111 1/2.) 

  155. Jean Blignault was die seun van Pieter Blignault en Elisabeth des Bordes. Hy het in 1723 as adelbors na die Kaap gekom, maar het waarskynlik kort daarna sy vrybriewe ontvang. Nadat hy ‘n tyd lank onderwyser van Daniel Hugot se kinders was, is hy op 4.11.1725 met Hugot se weduwee, Anna Rousseau, getroud. Met sy dood in 1752 het Blignault sewe plase besit. (Sien M.O.O.C. 8/8,Inventarissen, 1752-1758, no. 5; M.O.O.C. 13/3,Boedel Reekeningen, 1737-1757, no. 117.) 

  156. Die Politieke Raad het nie op 17 Desember vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1031. 

  157. Sien C.436,Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 311-320. 

  158. Hy was ook bekend as Marcus Biermaat, en is weens sluikhandel met die Engelse na die Kaap verban. 

  159. Sy is op 7.12.1711 en 5.1.1712 deur die Raad van Justisie in Batavia vir tien jaar na die Kaap verban om “in de ketting aan de gemeene werken sonder loon te arbeijden”, en om na verstryking van die tien jaar “buijten de ketting voor al haar leven gebannen te blijven”. (Sien C.432,Inkomende Stukken, 1712, pp. 325 en 367.) 

  160. Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 1-2. 

  161. Aangesien daar geen sake was om af te handel nie, het die Politieke Raad nie op 31.12.1726 vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1036. 

  162. Die naamlys van 24 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 256-257. 

  163. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 1-9; C.128,Bijlagen, 1727, pp. 1-192. 

  164. Die plakkaat is op 9.1.1727 afgekondig. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 261-264. 

  165. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714,-1734, pp. 253-256;Kaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 106-107. 

  166. Groote Schuur was oorspronklik bekend as De Schuur . Vgl. Botha, C. G.,Place Names in the Cape Province, p. 79. 

  167. Johannes Christoffel Beck van Langensalza was die seun van Christoffel Sebastiaan Beck. Hy het in 1724 as soldaat na die Kaap gekom. Nadat hy vir ‘n tyd as plaaskneg aan sy broer, Johannes Zacharias Beck, uitgeleen was, het hy in 1725 ‘n vryburger geword. Hy is op 28.4.1726 getroud met Anna de Groot, die dogter van Simon de Groot en Geetruijd de Wit, en die weduwee van Gabriel Doman en Rudolf Fredrik Steenbok. In 1737 het hy met sy vrou en hulle drie kinders gerepatrieer. (Sien C.232,Requesten, 1725, no. 78; C.237,Requesten en Nominatiën, 1735-1736, no. 99; C.J.2607,Testamenten, Codicillen, &a., 1735-1736, no. 18.) 

  168. Hendrik Eversdijk van Amsterdam het in 1716 as adelbors na die Kaap gekom, en het in 1719 ‘n vryburger geword. Hy is op 16.10.1718 getroud met Engela Valk, die dogter van die vryburger Cornelis Valk en Catharina Fredriks. In 1722 het hy die Kaap tydelik verlaat en na Nederland teruggekeer. Sy vrou en kinders het hom nie vergesel nie. (Sien C.226,Requesten en Nominatiën, 1719, no. 131; C.229,Requesten, 1722, nos. 10 en 12; C.J.2651,Testamenten, 1716-1721, no. 61.) 

  169. Sien C.44l,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 13-50. 

  170. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 15-17. 

  171. Hans Heinrich Neemzu was afkomstig van Stapelholm in Holstein . Hy het in 1720 as soldaat na die Kaap gekom, en is as kneg aan die meulenaar, Andries Cornelisz van Tonder, uitgeleen.Hy het in 1726 sy vrybriewe ontvang, maar het in 1729 na Europa teruggekeer. (Sien C.233,Requesten, 1726, no. 37; C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, no. 7.) 

  172. Hy was die seun van Jacobus van As en Maria Clements, en is in 1703 aan die Kaap gebore. Hy is op 5.12.1728 getroud met Anna Margaretha Schenk, die dogter van Joost Rijnhard Schenk en Sara Botma. Sy is in 1749 oorlede, en hy is dieselfde jaar weer getroud met Geertruij Christina Blankenberg, die dogter van Johannes Blankenberg en Catharina Bouman, en die weduwee van Johannes Zacharias Beck. Van As is in 1769 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 59; M.O.O.C. 7/18,Testamenten, 1767-1769, no. 72.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 21-22. 

  173. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, p. 23. 

  174. In die H.K. is dit verbeter na Blankenberg. 

  175. Hy het in 1729 van die Politieke Raad toestemming gevra om weer met sy vrou en kind na Batavia terug te keer. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 69-70. 

  176. Sy was die dogter van Anthonij Vlotman en Sara Bruijnvis, en het op 20.10.1737 hertrou met Rudolph Jurgen Abel. Twee dogters, Martha Engela en Christina Dorothea, is uit die tweede huwelik gebore. (Sien M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, nos. 105 en 1054; M.O.O.C. 13/3,Boedel Reekeningen, 1737-1757, no. 63.) 

  177. Die skipper van Stadwijk

  178. Die skipper van Wolpharsdijk

  179. Die skipper van Groenswaard

  180. Die skipper van Baanman

  181. Die skipper van Goudriaan

  182. Die skipper van Magdalena

  183. Die skipper van Visch

  184. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 1-9. 

  185. ‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede van die retoervloot bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, pp. 286-287. 

  186. Die skipper van Westerdijxhoorn

  187. Die skipper van Steenhoven

  188. Die skipper van Delft

  189. Die skipper van Westerbeek

  190. Die skipper van Hof niet altijt Somer

  191. Die skipper van Rijxdorf

  192. Die skipper van Amsterdam

  193. Sien C.128.Bijlagen, 1727, pp. 93-113. 

  194. Die plakkate is op 18.1.1727 geproklameer. Vgl. C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1050. 

  195. Hy was ook bekend as Hendrik Harmensz van Heesel. Sy naam verskyn sedert 1710 op die monsterrolle vir vryburgers aan die Kaap, en sedert 1712 onder Stellenbosch . Op 16.11.1713 het die Raad van Justisie hom laat gesel en vir ses jaar na Robbeneiland verban omdat hy die burger Claas Prinsloo verwond het. Nadat hy sy straf uitgedien het, het hy as kuiper ‘n bestaan gemaak. (Sien C.J.5,Criminele en Civiele Regts Rollen, 1713, p. 85.) 

  196. Hy was ‘n matroos op Zeeland , en sou binnekort na Nederland terugkeer nadat hy juis op 15 Januarie sy dienstyd voltooi het. 

  197. Die Politieke Raad het nie op 21 Januarie vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1051. 

  198. ‘n Lys met die name van die 22 siek bemanningslede is hier weggelaat. Sien C.21,Resolutiën, 1726-1727, p. 298. 

  199. In die H.K. is dit verbeter tot “persoonen”.