Skip to content

C076 v1.20

C. 76, pp. 28-31.

Sondag den {17270126} 26e Januarij 1727, ‘s namiddags. Gecombineerde vergadering.

1

Present den Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, den Heer Commandeur Marten Harting, den Heer Adriaan van Kervel, den E. Mattheus Burger, Vice Commandeur, den E. Jan Aldersz, den E. Willem Staalman, schout bij nagt, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Cornelis Rees, den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Anthonij Biermans, den E. schipper Willem de Leus, den E. schipper Gelijn de Haze, den E. schipper Hendrik Schaddé, den E. schipper Cornelis Haringcarspel, den E. schipper Pieter van der Roete, den E. schipper Jan van Est, den E. schipper Simon de Groot;demptoden schipper van ‘t schip de Visch , Johannes Schaap, door indispositie.

Gemerkt den schipper van ‘t schip de Magdalena , Fredrik Cooper, huijden morgen is komen te overlijden, soo geliefden den Heer Gesaghebber te kennen te geven dat Sijn E. dese vergaderinge ten principale hadde doen beleggen ten eijnde aan den Heer Commandeur, de verdere Raadsleeden en presente scheepsopperhoofden in consideratie te geven wie wederom in des overleedens plaatse als schipper op gem. bodem soude behooren aangestelt te werden, ten aansien sig daartoe al verscheijde sollicitanten hadden opgedaan; over het welke met aandagt geraadpleegt, en in aanmerking genomen sijnde de goede bequaamheijd van den opperstuurman op het schip Westerdijxhorn , Willem Verbeek, dewelke de E. Comp. al een geruijmen tijd in die qualiteijt heeft gediend, en ook de oudste is van alle de opperstuurlieden die sig op de thans aanweesende retourbodems bevinden, Soo is gevolglijk goedgevonden en met eenparigheijd van stemmen verstaan dat denselven tot schipper op gesegde schip de Magdalena sal werden gevordert, met een maandelijxe gagie van sestig guldens, egter ter nadere approbatie van onse Hooggebiedende Heeren en Meesteren.

Vervolgens is na dat gem. Willem Verbeek ter vergaderinge sessie genomen hadde, insgelijx geresolveerd en vastgestelt dat den door indispositie hier verblevenen, en nu weeder tot volkomen gesontheijd herstelde opperstuurman van ‘t schip de Cockenge , Huijbert van Nieuwersluijs, dewelke bij resolutie van den 18e deser ter sijnen versoeke toegestaan was omme als tweede opperstuurman met het schip Landscroon te mogen repatrieeren, op voorseijde schip Westerdijxhorn in sijne qualiteijt als eerste opperstuurman sal werden geplaatst, op dat de E. Comp. alsoo soo veel doenelijk buijten last van dubbelde officieren werde gehouden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] M. HARTINGH.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] MTS. BURGER.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] W. STAALMAN.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CS. REES.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] ANTH. BIERMANS.

[Signed:] WILLEM DE LEUS.

[Signed:] GELEIJN DE HAAS.

[Signed:] HK. SCHADE.

[Signed:] CORNELIS HARINGKARSPEL.

[Signed:] PIETER VAN DER ROETE.

[Signed:] JN. VN. EST.

[Signed:] SN. DE GROOT.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 32-35.

Dingsdag den {17270128} 28e Januarij 1727, voormiddags.

Alle present.

Dewijl niettegenstaande de gestatueerd[e] ordre bij het jongst g’emaneerde placcaat van den 5e deser lopende maand Januarij vervat,2 verbiedende onder anderen dat niemand deser ingesetenen haar werk makende van op onse bekome[ne] permissie voor de gaande en komende m[an] brood te backen ende verkopen, souden vermo[gen] eenige de minste quantiteijt hard brood ten behoeve der passeerende scheepelinge[n] ofte wel dese ingesetenen te backen, en dat aan deselve te debiteeren, veel minde[r] eenig meel, ten eijnde dus door dat middel het gebrek van brood ter plaatse al meede soo veel doenelijk voor te komen, egter de meeste der voorseijde brood backers om haare baatsugt te voldoen, sig niet hebben ontsien in vilipendie der voorm. beveelen het een en ander te doe[n] en op een clandestine wijse aan de tans aanweesende scheepelingen te verkopen, gelijk zulx seer klaar is ko[men] te blijken uijt een goede quantiteijt van dat gebak en meel ‘t geen door de bediendens der justitie ter ordre van den Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, in conformité van gesegde placcaat aan strant is aangehouden geworden, sonder dat Sijn E. nogtans heeft kunnen te weeten krijgen door welke backers hetselve aan die menschen is verkogt of verruijlt en gelevert; weshalven den Heer Gesaghebber in overweeginge geliefde te geven of het niet dienstiger soude sijn dat men geciteerde ordre van geen hardbrood aan de passeerende scheepelingen te verkopen, altereerde, dewijl die menschen hetselve reets gekogt en betaalt hebbende, de schaade wanneer hetselve werd aangehouden alleen komen te leijden, daar in tegendeel de backers en verkoopers, als de oorsaak en overtreeders der gestatueerde ordres sijnde, effectivelijk na den inhoude van het placcaat behoorden te werden gecorrigeert en gestraft, ‘t welk als gesegt bij gebrek van bewijsen niet heeft kunnen geschieden, ten aansien de scheepen reets gemonstert en alsoo op haar vertrek leggende sijn; over het welke met aandagt geraadplee[gt] weesende, is goedgevonden en verstaa[n] dat om de geallegueerde redenen het meergem. verbod van dat geen bisschuijt aan de passeerende scheepelingen op ‘s Comps. bodems bescheijden sal mogen werden verkogt ende gelevert, voor soo ver sal worden gealtereert dat aan d[e] backers gepermitteert sal weesen hetselve met een spaarsame hand, en van sodanig meel als het van de moo[len] gemalen komt, sonder meer te mogen verrigten, waar van aan een igelijk bij billietten kennisse sal werden gegeven, op dat alsoo met eenen kome te blijken de genegentheijd die men heeft om aan ‘s Comps. zeevaarende manschap alle mogelijke hulp en ververssing tot conserva[tie] van hunne kragten en gesondheijd toe te voegen, te meer wijl men ‘s Comps. weege[n] niet in staat is hardbrood aan deselve te kunnen verstrekken, sullende het reets aangehaalde hardbrood insgelijx aan de eijgenaars van dien weeder gegeven werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 36-40.

Saturdag den {17270201} 1e Februarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Ingevolge de geaffigeerde billietten naar publi[c]que uijtroepinge van de boode en clocke geklep getreeden sijnde tot het verpagten van den aanneem der leverantie van vers vleesch en levendige schaapen aa[n] ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &[a.] voor den tijd van een jaar, Soo is hetselve in vier bijsondere perceelen, ende zulx ider voor een vierde part wederom aangenomen bij deselfde pagters die in den voorledenen jaare die leverantie hebben gehad, namentlijk de burgers Gijsbert la Feb[re,] Pieter Jurgen van der Heijde, Jan Meijndertsz Kruijwagen, de jonge, en Willem van der Heijde, ende zulx teegens twee swaare stuijvers het lb. geslagt, soo schaa[pen] als beeste vleesch, mitsgrs. negentien schellingen ider levendig schaap, welke aannemers insgelijx even als ao. passo. tot voorkoming van alle infractie ende onderkruijping teegens de ordres onser Heeren en Meesteren ten belange van de aanbesteeding der slagterije gestatueert, weeder onder presentatie van eede sullen moeten verklaaren dat sijlieden gesamentlijk of te ider in ‘t bijsonder geen het minste deel of intrest met imand van ‘s Comps. dienaren (den burger Jacobus van der Heijde, d’ oude, overleeden weesende) tegenwoordig sijn hebbende, ofte in ‘t vervolg geduurende haaren pagttermijn sullen nemen, ‘t geen door haar bij een aparte attestatie onder de pagtconditien sal moeten werden gecertificeert.

Maar dewijl bij de voorseijde verpagtinge niettegenstaande de vroegtijdige affixie van billietten buijten de gem. aannemers niemand anders deser ingesetenen verscheenen is om een tegenbod teegens deselve te doen, en dat men oversulx in bedugtinge blijft dat wanneer die verpagting bij continuatie maar voor den tijd van een jaar werd gedaan, hetselve in ‘t vervolg wel meer soude kunnen geschieden, en dat gevolglijk het vleesch, in plaats van te verminderen, wederom in prijs soude komen toe te neme[n,] daar men ter contrarie vaststelt dat ingeval die verpagting voor den tijd van vij[f] of drie agtereenvolgende jaaren gedaa[n] wierd, sig daar toe wel meer liefhebbers en tot minder prijs souden opdoen, geconsidereert sijlieden sig als dan beter op den inkoop van vee souden kunnen stabileer[en] en de schaade van de eerste jaaren door den aanteelt van haar eijgen vee in de Groene Cloof , als mede de nodige reparatie aan gebouwen en ‘t onderhoud van slaven en Hottentots, ‘t geen tot dien omslag niet gemist werden kan, in de laatste weeder goedmaken, Soo is ook met eenen goedgevond[en] dat onse Heeren en Meesteren nogmaals op ‘t eerbiedigst in consideratie sal werden gegeven of Haar Wel Edele Hoog Agtb. souden kunnen goedvinden dat gesegde leverantie in ‘t vervolg voor den tijd van vijf jaaren, als sijnde dien tijd volgen[s] onse gedagten nog beeter als die van drie, wierde aanbesteed.

Vervolgens wierd na dat hetselve verrigt was, door den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, als benevens d’ E.Es. Nicolaas Heijning en Hendrik Swellengrebel tot resumptie en ampliatie van het vigeerend generaal placcaat gecommitteert geweest, ingevolge de voorseijde commissie het gem. placcaat door Haar E.Es. behoorlijk gecorrigeert ende geamplieert ter vergaderinge overgelegt, gevende den Heer Gesaghebber na resumptie van dien in overweeging of hetselve in diervoegen niet soude behooren gepubliceert en alomme geaffigeert te werden, over het welke geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en verstaan dat zulx als een nodige saak bij eerste gelegentheijd sal moeten geschieden,3 sijnde naar resumptie van het vigeerend scheepsplaccaat, dat insgelijx met eenige nodige articulen g’amplieert en ten opsigte van het verschillende met het geciteerde generaal placcaat over een gebragt, en dus voor soo verre als ‘t noodig is geweest gecorrigeert is, hetselve meede in dier wijse goedgekeurd.4

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 41-52.

Dingsdag den {17270204} 4e Februarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geleesen sijnde de notulen in burgerchrijgsrade alhier op den 3e der gepasseerde maand Januarij gehouden.5 Soo is de gedaane aanstelling van de burgers Pieter Christiaan Barendsz en Christiaan Ackerman6 tot corporaals in plaatse van de meede burgers Jan Mijndertsz Kruijwagen, de jonge, en Aarnold Hendrik Scholtsz,7 om de daar bij gegevene reedenen goedgekeurt.

Waar na ter vergaderinge verscheenen sijn de burgers Steeven Niel,8 Andries Grove en Claude Marais,9 versoekende vermits het onbetamelijk gedrag en geduurige debauches in den drank van eenen Francois Louis Migault,10 dewelke met de overledene dogter van gem. Niel, Maria Magdalena Niel gent., en waar meede hij op een seer slegte manier heeft geleeft, is getrouwt geweest, dat denselven wederom in dienst der E. Comp. aangenomen, ende vervolgens van hier naar India ofte elders versonden mogte werden,11 ten eijnde sijlieden en de verdere familie alsoo mogten ontgaan de continueele hartseeren die hij haar door sijn onordentelijke levenswijs is aandoende, presenteerende de twee eerstgem. ten dien eijnde omme de kinderen door hem Migault bij sijne voorseijde huijsvrouw verwekt, en dewelke tot voorkoming dat deselve niet aan de diaconie mogte vervallen, sij bereijts na sig hebben moeten nemen, dewijl de vader daar niet na om siet, behoorlijk op te voeden ende te alimenteeren, tot tijd ende wijle dat sij selfs in staat sullen zijn omme sig te kunnen erneeren en haar kost winnen; over het welke geraadpleegt, en in aanmerking genomen sijnde dat gesegden Migault effectivelijk van een seer quaat leven en gedrag is, als sijnde daar over bevoorens al te meermalen bij het leven van sijne huijsvrouw geklaagt. Soo is gevolglijk goedgevonden en verstaan dat denselven niet in dienst der E. Comp. genomen, maar in tegendeel als een onnut instrument ter deser plaatse, bij eerste gelegentheijd naar het vaderland opgesonden worden sal, om geduurende de reijse voor de kost scheepsdienst te doen, sullende opgem. Steven Niel en Andries Grove sig bij een secretariale acte tot opvoeding en alimentatie sijner voorseijde kinderen, op dat deselve als gesegt niet tot last der diaconie komen te vervallen, moeten verbinden.

Vervolgens is geleesen geworden seeker versoekschrift door den Pangerang, Loring Passer, in de onderstaande bewoordinge overgegeven:12

Vertoog aan den Ed. Agtb. Heer Joan de la Fontaine, oppercoopman en Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E.E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Met alle eerbied en schuldig respect geeft UEd. en E. Agtb. onderdanige en gehoorsame dienaar, den ondergetek. Pangerang, Looring Passir, te kennen hoe hij zupplt. ‘t zeedert dat door de Hooge Indische Regeering naar herwaarts is versonden, altoos tot sijn onderhoud van de E. Comp. des maands heeft genooten een sommetje van ses en twintig en een halve Rds., ‘t geene onder pmo. deses den ondergetek. is afgesegt en gewijgert door den E. Agtb. Heer Gesaghebber in den hoofde deses genoemd, met verdere bijvoeging van Sijn E. Agtb. dat door den ondergetek. volgens aanschrijvens van de Hoog[e] Indische Regeering zekere zomma van twee duijsent guldens Indische waare, hem van sijn overledene broeder, Soesoenang Mankoerat Carta Soera, toegelegt en genooten, weeder door hem soude werden gerembourseert, en als dan sijn kostgeld weeder gelijk vooren zoude ontfangen.’

‘En aangesien zulx voor den ondergetek. een volslaagen onmogelijkheijd is (ter saake sijner armoede en onvermoogen, en dat die penningen reeds lang bij hem sijn verteerd) de evengen. ƒ2000 weeder te kunnen uijtkeeren, soo neemt den ondergetek. bij desen de vrijmoedigheijd sig tot UEdle. en E. Agtb. te wenden, met beede dat UEd. en E. Agtb. gelieven mogten ten diens subjecte in sijn faveur aan den Hoog[e] Indischen Regeering te willen schrijven, dat de voorsz ƒ2000 door sijn voorgen. broeder, door wien die schult is gemaakt, ofte sijne erven aldaar, aan de E. Comp. mogen werden te goede gedaan, met verdere supplicatie dat sijn ordinaire costgeld &a. hem van d’ E. Comp. toegelegt (buijten ‘t welke den ondergetek. gelijk het UEd. en E. Agtb. onder het welneemen gesegt, genoegsaam bekent is, niets heeft waar van hij en de zijne kan ofte kunnen bestaan) dat hetselve als vooren tot nader ordre gunstelijk mag cours nemen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doen &a. (Was getekent) Loring Passir.’

Op welkers inhoude geleth, en door den Heer Gesaghebber aan gem. Pangerang berigt gedaan sijnde dat de daar bij geciteerde ƒ2000 Indische waarde, of 600 Mexicaanse realen niet door desselfs broeder, den Soesoehoenang Amancoerat, als een gift aan hem, maar ter contrarie ‘s Comps. weegen tot betaling sijner gewoone maandelijxe costpenningen verstrekt, en dus abusivelijk bovens deselve alhier afgegeven sijn; Soo is verders om hem eenigsints te gemoed te komen, geresolveerd en vastgesteld dat aan denselven de helft sijner voorm. gewoonellike costpenningen of Rrs. 13 1/4 per maand sullen werden toegevoegt, tot tijd ende wijle dat men de voorsz 600 abusivelijk afgegevene Mexicaanse realen alsoo sal verevent hebben.

Na het welke den Heer Gesaghebber ter vergaderinge geliefden te produceeren de eijsschen van het benodigde op Rio de la Goa , jongst met den hoeke[r] de Zeepost van dat comptoir alhier aangebragt, dewelke geresumeert sijnde, Soo is daar op geresolveerd en beslooten dat benevens alle de andere goederen die men hier in voorraad is hebbende, sodanig als in margine van gedagten eijsch is aangeteijkent, niettegenstaen[de] den slegten voorraad van graanen, en de verlegentheijd waar in men door hetselve, soo ten opsigte van dit guarnisoen als de passeerende scheepen ter deser plaatse is gestelt geworden, ook sullen werden voldaan de daar bij gerequireerde 32 mudden tarwen meel en 3000 lb. hardbrood, mitsgrs. 91,940 lb. rijst, 63 mudden boonen en 55 dito erweeten, gemerkt men sig liever eijgen behoef wil getroosten als oorsaak geven dat de expeditien aldaar ter ontdeckinge van de goudvoortbrengende landen, en tot het openen der gouddeuren volgens het genoteerde der bediendens bij haaren brief van den 26e December passo.,13 eenigermaten souden veragtert werden; dog op dat ook mag werden voorgekomen dat de rijst en andere provisien ter gem. plaatse die alhier geduurig ten overstaan van expresse gecommitteerdens, dewelke zulx onder presentatie van eede komen te betuijgen in volle maat en gewigt sijn afgescheept, ginder in ‘t vervolg niet meer met sulken extraordinairen onderwigt van 6 1/2 pr. cto. als de bediendens ten subjecte van de jongst gesondene rijst bij haar vooraangeroerden brief komen aan te haalen, mogen werden uijtgelevert, en ‘t geen men niet sonder reeden onderstelt dat door haar eijgen slordige behandelingen in de ontscheeping ingevolge de klagten die men nu en dan van de scheepsopperhoofden diesweegens al gehad heeft, sal veroorsaakt sijn, Soo is met eenen goedgevonden dat ër twee hondert zeijldoekse muddens sacken in gereetheijd gebragt en na derwaarts sullen werden gesonden, omme aldaar in ‘t toekomende tot het ontlossen der graanen (na het voorbeeld alhier bij de afscheeping) succesivelijk te kunnen werden gebruijkt, waar door men vast steld dat de spillagie ginder, om het geen slimmer naam te geven, en consequentelijk de onderwigten op de van hier afgaande goederen, sullen kunnen voorgekomen werden, en dat men bij gevolge niet meer lastig sal behoeven te werden gevallen met die averegtse klagten van te kort koming op de van hier in ‘t vervolg versonden staande te werdene provisien, sullende bij de eerste depesche van den hoeker de Zeepost ook een hengst en twee merripaarden na Rio de la Goa werden afgescheept, bij aldien deselve in dat bodemken geplaatst en overgevoerd kunnen werden.

Voorts is ten propooste van de klagten der bediendens weegens de slegte gesteltheijd waar in sig vijf leggers der jongst afgegane aracq souden bevonden hebben, en van welke aracq men volgens resolutie van den 3e September laastl. geconsidereert ‘s Comps. kelder daar van ten eenemaal onvoorsien was, genoodsaakt is geweest agt leggers tegens 45 Rds. ‘t stuk bij den burger Jan de Wit in te koopen, dog dewelke door den schipper en boekhouder van ‘t scheepje Spieringshoek niet alleen, maar ook door den keldermeester deses Casteels, benevens de gecommitteerdens bij de afscheeping der goederen met dat kieltje na Rio de la Goa afgegaan, geadsisteert hebbende, alvoorens geproeft en van de vereijschte deugdsaamheijd bevonden, mitsgrs. daar op immediaat14 naar boord versonden is, nog in overweeging genomen, het ter needer gestelde bij de proceduuren aldaar tegens den gedeporteerden sergeant, Jan Barend Finke, gehouden, als waar bij te blijken komt dat den bottelier ter dier plaatse, Christoffel Blom van Breemen, hem sergeant en nog vijf a ses andere persoonen tot een wandeling genodigt hebbende, deselve sodanig vol op met wijn en aracq, die hij buijten de door hem mede genomene tot verscheijde reijsen naderhand uijt ‘s Comps. fortresse haalen liet, heeft getracteert, dat uijt haarlieder gesamentlijke overstallige dronkenschap die questie waar over gem. Finke is gedeporteerd geworden, gevolgt is, waar uijt niet duijster kan werden gesien dat wanneer een diergelijk subaltern persoon die de dranken slegts onder ‘t opsigt van een ander sijn toevertrouwt, op sulken wijs daar meede weet om te springen, en deselve ter sijner dispositie in soo veel overmaat kan misbruijken, dat het dan niet is te verwonderen dat de dranken onder bewaaring of toesigt van sodanige menschen sijnde, sig in een slegte hoedanigheijd moeten bevinden, gemerkt desulke niet sullen of kunnen afsijn omme tot supplement van het geene door haar aan d’ E. Comp. ontvreemd werd, deselve met water als andersints weeder op te vullen, doende dus het een met het ander verderven, tegens welk gedoente het opperhoofd en raad op Rio de la Goa sal werden geordonneerd in ‘t toekomende volgens haaren pligt een nauwer toesigt te doen houden, zijnde het ook te verwonderen dat van de 8 leggers uijt een kelder gekomen, en alhier van een soort bevonden, vijf soo slegt souden geworden sijn, en eenelijk de overige drie goed gebleven.

Laastelijk is ter vergaderinge verscheenen den schipper en equipagiemeester deses Gouvernements, Jacobus Möller, dewelke op ordre van den Heer Gesaghebber den hoeker de Zeepost gevisiteert hebbende, betuijginge quam te doen dat de gebreeken die sig aan dat bodemken bevinden, bequamelijk en met wijnig moeijten of kosten sullen kunnen werden geremedieert, sonder dat het dek voor ditmaal sal behoeven opgenomen en vernieuwt te werden, en dat hetselve naar verrigting der voorseijde wijnige reparatie sijnes oordeels wederom gerustelijk de reijse na Rio de la Goa sal kunnen ondernemen, als meede na dat de memorie der goederen die men van hier in mindering van den eijsch der bediendens na dat comptoir sal kunnen laten afgaan, door hem nagesien was, dat deselve in gem. hoeker de Zeepost , mitsgrs. een der aanweesende bregantijns wel sullen kunnen afgescheept werden, weshalven naar gehoudene besoigne verstaan is dat de bregantijn Victoria nevens geciteerd bodemken daar toe sal werden gebruijkt, geconsidereert dies gesaghebber, Johannes Pool, op de custen van Rio de la Goa en Terra de Natal , als te meermalen aldaar geweest, bevaaren sijnde, gevolglijk door de bediendens op de expeditien langs gem. custen volgens het genoteerde bij haar meergem. missive van den 26e December des voorleeden jaars sal kunnen werden g’emploijeert.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 53-64.

Dingsdag den {17270211} 11e Februarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Door den schipper van het aanweesend Mochaas retourschip ‘t Slot Aldegonde op de afvrage van den Heer Gesaghebber ter vergaderinge betuijgt sijnde dat hij geduurende sijn aanweesen alhier niet alleen hadde genooten goede en deugdsame ververssingen van vleesch en moeskruijden, maar ook sodanige andere benodigtheeden meer als hem tot vervorderinge der vaderlandsche reijse waaren noodig geweest, en dat hij gevolglijk in staat soude kunnen sijn omme deselve op Woensdag den 19e deser lopende maand Februarij van hier te ondernemen, Soo is naar gehoudene deliberatie den monsterdag van dien bodem tegens gem. tijd vastgesteld, sullende aan denselven een gelijkstandige verstrecking van versche erweeten en boonen werden gedaan als de scheepen van dat charter der jongst vertrookene retourvloot alhier genooten hebben, het geen dies schipper verklaarde dat het gebrek van brood, ‘t welk men aan hem alsoo min als aan de voorseijde retourbodems heeft kunnen toevoegen, wel soude kunnen ophaalen, sijnde bereijts ook een vat spek aan die kiel verstrekt, in plaatse van een ander dat bedorven was.15


Voorts is op de gedane klagten en ten versoeke van opgem. schipper, Leonardus de Rijcke, nog goedgevonden dat om alle onheijlen en t’ samenrottingen op de vaderlandsche reijs, dewelke aan dit schip, als alleenig over zee moetende, ter oorsake van het onrustig gedrag van sommige van het daar op bescheijdene volk souden kunnen overkomen, teegen te gaan ende te verhinderen, buijten een kuijper en twee timmerlieden agt mattroosen alhier van dien bodem sullen werden geligt, om over de verwagt werdende retourscheepen verdeelt naar het vaderland te kunnen werden gesonden, in welkers steede daar op eenelijk weeder agt andere zeevaarende sullen werden geplaatst, geconsidereert gem. schipper quam te betuijgen dat hij het sonder gesegde timmerlieden en cuijper wel soude kunnen stellen.

Waar na den Heer Gesaghebber geliefden te kennen te geven dat den Pangerang Loring Passir, aan wien volgens resolutie van den 4e deser de helft sijner andersints gewoone costpenningen om de daar bij geallegueerde redenen sijn toegelegt geworden, tot tijd ende wijle dat het aan hem te veel en abusivelijk afgegevene geld sal verevent sijn, daar meede niet te vreeden sijnde, gesegt hadde dat hij de voorseijde helft sijner costpenningen niet wilde ontfangen maar ter contrarie afwagten wat hem diesweegens op sijn af te gaane brieven van Batavia in antwoord sal werden geschreeven, over het welke geraadpleegt weesende, Soo is best gedagt dat men sig daar aan niet kreunende, egter het voorm. raadsbesluijt onverandert sal doen standgrijpen.

Vervolgens is bij gelegentheijd dat door den landbouwer Jan Coetsé16 aan den Heer Gesaghebber klagten waren gedaan dat hij volgens de nog standgrijpende ordre weegens het verhuijsen van Stellenbosch naar herwaarts 50 Rds. in de colonies cassa aldaar hadde moeten betaalen, met versoek dat die aan hem mogten werden gerestitueert, meede in overweeginge genomen dat de gesteltheijd deser Colonie, als tegenwoordig genoeg van luijden sig met den landbouw erneerende voorsien sijnde, seedert den jaare 1697 ten eenemaal van gedaante is komen te veranderen, en dat ook seedert den jaare 1722 een genoegsaam getal goede ambagtsluijden tot gerief deser ingesetenen soo van de Caab, Stellenbosch als Drakensteijn uijt ‘s Comps. dienst gelargeert en in vrijdom sijn gestelt geworden, waar uijt dan ook consequentelijk is komen te volgen dat de ordres bij resolutie van den 2e December 169717 en die van den 13e October 172218 vervat, nopende het betaalen van 50 Rds. door de geene deser coloniers die uijt het eene in het andere district metter woon overgaan, ten behoeve van de colonies cassa uijt dewelke sij komen te verhuijsen, als de twee voorsz saken tot haaren grondslag gehad hebbende, thans ook van geen nut voor dese ingesetenen meer kunnen sijn, maar ter contrarie tot een last voor deselve komen te strecken, en is derhalven ter dier oorsake naar gehoudene deliberatie goedgevonden en verstaan dat de gem. ordres bij desen sullen werden gealtereert en vernietigt, en dat de voorseijde 50 Rds. voortaan door niemand der van de een in de andere colon[ie] vertreckende ingesetenen meer sullen behoeven te werden betaalt, waar van aan burgerraaden, mitsgrs. landdrost en heemraaden kennisse sal worden gegeven, omme sig daar na in ‘t vervolg ter nakoming te kunnen reguleeren, sullende opgem. landdrost en heemraaden ook worden aangeschreeven dat de 50 Rds. die uit dien hoofde door den landbouwer Jan Coetsee bereijts in de colonies cassa van Stellenbos[ch] sijn voldaan, als sijnde hij geen ambagtsman, waar op dese ordre wel principalijk gespecteert heeft, en buijten dien de eenigste weesende die in langen tijd daar voor betaalt heeft, aan denselven ook sullen moeten gerestitueert werden.

Al verders is aan de wed. van den predicant, Johannes Godefridus D’ Aillij,19 ten haaren versoeke geaccordeert omme seekere lijfeijgen, Cornelis van Bengalen genaamt, waar voor sij sig selfs als borg heeft aangebooden, uijt slavernij te mogen ontslaan en in vrijdom te stellen.

Wijders bij resumptie der resolutien door de bediendens op Rio de la Goa genomen, en haare afschrijvingen bij de ginder gehoudene negotie boeken ondervonden sijnde dat sij den aracq, wijn en andere dranken van hier naar derwaarts versonden en aldaar aangebragt werdende, volgens het alhier en in gantsch India gewoone gebruijk niet aanstonts op den ontfangst van dien ten overstaan van den schipper en boekhouder die deselve hebben aangebragt, komen te peijlen, maar ter contrarie ongepeijlt in de pakhuijsen ingeslagen sijnde, van tijd tot tijd naar mate dat een vat of legger door haar ontgonnen word, waar door dan ook is veroorsaakt dat sijlieden d’ E. Comp. veel meer minderheeden en wannigheijd op de dranken hebben moeten ten laste brengen, en de afschrijvinge grooter maaken als andersints, bij aldien die ordre behoorlijk geobserveerd was, soude hebben behoeven te geschieden, Soo is omme daar in te voorsien, goedgevonden en noodig geoordeelt dat haar bij het eerst af te gaane schrijvens sal werden geordonneerd dat sij den aracq, wijn, azijn en andere natte whaaren, aanstonts bij den ontfangst ten overstaan van den schipper en boekhouder die deselve hebben aangebragt, in ‘t vervolg sullen hebben te laten peijlen, en na dies verrigtinge over te geven ter verantwoordin[g] van de administrateurs die daar over sijn gestelt, sonder d’ E. Comp. naderhand en buijten die eerste bevinding van minderheijd iets meer ten laste te mogen brengen; met ernstige recommandatie dat sij niet alleen ten opsigte van de dranken, maar ook van alle andere goeder[en] en provisien die haar van hier staan toegesonden te werden, ten meesten dienste der E. Comp. een behoorelijke menage sullen moeten gebruijken; ende gemerkt men bij haare voorseijde resolutien en generalen opneem van ‘s Comps. effecten insgelijx ontmoed heeft dat sij onder ulto. Augustus passo. onder anderen nog omtrent 8000 lb. inlandschen rijst restant hebben gehad, en dat daar uijt gevolglijk komt te blijken dat die corl wanneer de vereijschte naarstigheijd daar toe wierde aangewend, bij den inlander aldaar wel soude te bekomen weesen, Soo is ook met eenen nodig geoordeelt dat de bediendens al mede op ‘t serieuste sal werden aanbevoolen dat sij daar toe haare uijtterste kragten sullen moeten inspannen, gelijk zulx al te meermalen aan haarlieden is gerecommandeert, ten eijnde dit Gouvernement door dat middel en de inruijling van inlandsche provisie ginder in dese schaarsse tijden soo veel mogelijk buijten ongelegentheijd, en d’ E. Comp. buijten soo veel kosten mag werden gehouden.

Naar het welke geleesen is het onderstaande versoekschrift door den schipper van den hoeker de Zeepost , Jan van der Quade, in de volgende bewoordinge gepresenteert:20

Aan den E. Agtb. Heer Jan de la Fontaine, Gesaghebber deses Gouvernements, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft in alle onderdanigheijd te kennen UE. Agtb. seer nedrigen dienaar, Jan van der Quade, schipper in dienst der E. Comp., en in die qualiteijt op den present ter rheede leggend[e] hoeker de Zeepost bescheijden, hoe hij zuppl[t.] bij sijn jongste aanweesen op Rio de la Goa aldaar van een seer swaare siekte is aangeta[st] geworden, dewelke den supplt. nu al ruij[m] drie maanden bijgebleven sijnde, denselven sodanig door de nog continueerend[e] koortsen en andere toevallen heeft verswakt, dat hij, schoon al weeder tot gesontheijd gerakende, egter een geruijmen tijd tot herhalinge sijner voorige kragten sal van nooden hebben, ende gemerkt het derhalv[en] voor den supplt. een volslagen onmogelijkheijd soude sijn omme sig in sijne presente lichaams gesteltheijd op zee te begeven, soo neemt hij gevolglijk de vrijheijd UE. Agtbs. op ‘t onderdanigst te versoeken dat terwijl sijnen bescheijdenen bodem tegenswoordig wederom na Rio de la Goa sal moeten vertrecken, den suppl[t.] voor ditmaal van het doen dier vojagie mag g’excuseert, en dat kieltjie aan ee[n] ander bequaam zeeman in desselfs plaatse toevertrouwd werden.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude geraadpleegt sijnde, Soo is alvoorens daar op besluijt te nemen, best gedagt dat de twee opperchirurgijns deses Gouvernements benevens die van het provisieschip Meerhuijsen tot visitatie der lighaams gesteltheijd van den voormelten Jan van der Quade sullen werden gecommitteert, als wanneer diesweegens nader sal kunnen gedisponeerd werden.

Laastelijk is ter vergaderinge verscheenen den gesaghebber van de bregantijn Victoria , Johannes Pool, versoekende dat aan hem vermits tijts expiratie mogte werden toegestaan omme met de verwagt werdende retourscheepen naar het vaderland te vertrecken, maar dewijl dat bodemken bereijts tot het doen der expeditie na Rio de la Goa is aangelegt, en dat men sig van bequame subjecten omme op dat vaarwater gebruijkt te kunnen werden ontblood vind, soo heeft denselven op de voorstelling van den Heer Gesaghebber aangenomen de gesegde voijagie eerst nog te stillen doen, inmiddels dat men om sig voor het toekomende uijt die ongelegentheijd te redden, het reets gedaane versoek aan onse Heeren en Meesteren omme met eenige bequame stuurlieden ten dien eijnde te mogen werden voorsien, nogmaals met verschuldigde eerbied sal vernieuwen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 65-68.

Maandag den {17270217} 17e Februarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Door den Edelen Heer Pieter Gijsbert Noodt, als door onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren g’eligeerd en aangestelden Gouverneur deser residentie, dewelke alhier tot merkelijke blijdschap op den 13e deser lopende maand Februarij met het schip Gaasperdam benevens desselfs familie in goeden staat van gesontheijd van Batavia is komen aan te landen,21 de leeden des Raads geconvoceert, en Sijn Edele vervolgens door deselve nogmaals met desselfs geluckige aankomst ter deser plaatse op ‘t eerbiedigst gefeliciteert, en onder toewensing van een langduurige en voorspoedige regeering ter vergaderinge verwelkomt geworden sijnde, met ernstige betuijging dat een ider in ‘t sijne niet soude afweesen omme den Edelen Heer Gouverneur met respect, liefde en genegentheijd den dienst der E. Comp. naar pligt te helpen bevorderen, soo geliefden Sijn Edele daar op wijders te kennen te geven dat den Raad door hem ten principale was te samen geroepen ter lectuure der thans van Batavia en Ceijlon met de ter rheede leggende retourscheepen aangebragte brieven en papieren,22 mitsgrs. verders omme in overweginge te kunnen brengen wanneer de voorstelling van Sijn Edele en den overgaaf van dit Gouvernement op de gevoegelijkste wyse en tijd soude kunnen geschieden, over het welke, naar dat de voorseijde Bataviase en Ceijlonse papieren geleesen waaren met aandagt gedelibereert weesende, Soo is gevolglijk met eenparigheijd van stemmen goedgevonden en verstaan dat welgemelten Edelen Heer Gouverneur op aanstaande Dingsdag, sullende sijn den 25 deser maand Februarij, door den Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman, secunde en hooftadministrateur, als afgaande Gesaghebber deses Gouvernements, alle den volke, soo ‘s Comps. dienaren als vrijluijden, in die hoedanigheijd solemneelijk sal werden voorgesteld, ende zulx in ‘t bijweesen van landdrost en heemraaden, benevens de verdere burger officieren van Stellenbosch en Drakensteijn , dewelke ten dien eijnde door den landdrost, Martinus Bergh, die sig tegenswoordig aan de Caab bevind, sullen moeten werden gewaarschouwt ende geordonneerd omme sig tegens dien tijd hier ten Casteele te laten vinden,23 mitsgrs. wijders dat alle ‘s Comps. effecten ter deser plaatse door daar toe te stellene gecommitteerdens exactelijk sullen werden opgenomen, omme alsoo de waare restanten van dien sodanig als sig deselve onder ulto. deser maand in quant en qualiteijt in weesen bevinden, naar waarheijd te kunnen opgeeven, ten eijnde het transport deses Gouvernements naar dies verrigting ten spoedigste onder een behoorelijken schriftelijken inventaris, gelijk Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering bij derselver gevenereerden brief van den 5e December des voorleeden jaars gelieven aan te schrijven, sal kunnen werden gedaan.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 69-71.

Saturdag den {17270222} 22e Februarij 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.24


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A v. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 72-89.

Saturdag den {17270301} 1e Maart 1727, voormiddags.

25

Alle tegenwoordig.26


Vervolgens geliefden den Edelen Heer Gouverneur in Raade over te leggen de onderstaande verklaaring door de officieren van het schip Linschooten ter requisitie van den schipper van dien bodem, Adriaan van Leeuwen, verleend:27

‘Wij ondergesz Hendrik Smit, opperstuurman, Jan Bentveld, derdewaak. Hartwijk Fredrik Carel, bootsman, Casper Peets, schieman, alle in opgem. qualiteijten en op ‘t schip Linschooten bescheijden, verclaren ter requisitie van den E. Adriaan van Leeuwen, schipper op gem. bodem, waar en waaragtig weesen hoe dat ter rheede van Punto Gale hebben ontwaard dat van onse mede gegevene provisie van cadjang door leckagie eene quantiteijt van seven en veertig sakken ten eenemaal bedorven, en aldaar aan de wal gebrogt28 en niets daar voor ontfangen.’

‘Alle het welke voorsz staat verklaaren wij de suijvere en opregte waarheijd te behelsen, bereijd sijnde hetselve des versogt zijnde, onder solemneele eede te bevestigen. (Onderstont) In ‘t schip Linschooten ter rheede Cabo, adij 20e Februarij 1727. (Was getekent) H. Smidt, Jan Ben[t]velt, H. Friedrich Caal, Casper Peets. (in margine) Ter presentie van mij, (en getekent) Js. Bom, boekhouder op Linschooten .’

Ende gemerkt daar bij te blijken komt dat van de provisie van cadjang van die kiel 47 sacken tot Punto Gale 29 bedorven bevonden, en aldaar aan de wal sijn gebragt geworden, sonder dat sij iets tot supplement van deselve ter dier plaatse bekomen hebben, en van welk geval men ook tot verwonderinge niets bij het jongst ontfangene Gaalsse schrijvens,30 gelijk het wel behoord hadde, vermelt vind, Soo is zulx in aanmerking genomen sijnde, geresolveerd en nodig geoordeelt dat aan dien bodem boven en behalven de overige verstrecking van versche erweeten en boonen, die aan hem en de andere retourbodems voor de vaderlandse reijs sal werden gedaan, nog tien mudden boonen sullen toegevoegt werden tot vervulling van de voorseijde 47 sacken cadjang, waar mede dies schipper betuijgt heeft ook wederom ten vollen van potspijse geprovideert te sullen sijn, gelijk mede nog verstaan is dat aan dat schip een vat vleesch sal werden verstrekt, in plaatse van een ander dat tot Punto Gale ontfangen weesende, volgens verklaring der gedagte officieren op de herwaarts reijse bedorven en stinkent is bevonden, en gevolglijk over boord heeft moeten werden geworpen, welke verstrecking van een vat vleesch ook aan het schip Heijnkensand sal moeten werden gedaan, insgelijx in steede van een ander dat ten eenemaal onbequaam en onbruijkbaar geworden was.31


Waar na geresumeert weesende de volgende verklaaring ten laste van den oppermeester van het schip d’ Cornelia , Christofhorus Wilhelmus Sarthorius, door den opperstuurman van dien bodem en de verdere officieren tegens hem verleend, mitsgrs. de condemnatie van gem. oppermeester bij scheepsresolutie van den 19e der jongst gepasseerde maand Februarij, sijnde van den onderstaanden inhoud:32

‘Wij ondergesz Pieter Franx, opperstuurman, Cornelis Damme en Hans Webogh, onderstuurlieden, benevens Jan Gerritsz, bootsman, Hendrik Schoute, schieman, en Anthonij Voorwijk, constabel, alle bescheijden op ‘t E. Comps. schip d’ Cornelia , verklaaren ter requisitie van den E. Marinus Commerse, schipper in dienst der E. Comp., gem. bodem voerende, hoe dat waar en waaragtig is dat Christofforus Wilhelmus Sarthorius, oppermeester in opgem. dienst, en al mede op voorsz bodem bescheijden, dagelijx wanneer maar eenige sterken drank heeft konnen bekomen, is dronken geweest, en dronken sijnde, verscheijde brutaliteijten en onordentelijkheeden heeft gepleegt, de sieken of patienten genegligeert, en de medicamenten verwaarloost, soo verre dat gelijk ons bekent is den schipper genoodsaakt is geworden de sleutel van de medicament kist in sijn bewaringe te nemen, en hem oppermeester deselve nooijt te laten openen als in ‘t bijzijn van een stuurman of ander vertrouwt persoon, ook tot voorkominge van niet sonder redenen gevreesde onheijlen een schildwagt sijnent halve bij de constabelscamer moeten plaatsen, verders dat wanneer den schipper hem eenige vermaninge of mondelijke bestraffingen over sijn fouten heeft gedaan, hij in plaats van daar aan ontsag te geven, sodanige correctien altijt heeft bespot of belagt, als nog jongst gebleeken is in ‘t geval waarover den scheepsraad vergadert is geweest en resolutie met condemnatie ten zijnen laste genomen, waar aan wij ons voor ‘t overige dat nog ten deser gelegentheijd soude kunnen gesegt werden, gedragen.’

‘Alle ‘t welke hier voorsz staat, gesamentlijk met de bijgevoegde copijen, verklaren wij aldus waar te weesen, weshalven ook ten allen tijden berijd zijn hetselve, des gerequireerd werdende, met eede te bevestigen, ten dien eijnde dese eijgenhandig ondertekent hebben. (Onderstont) Gedaan en verklaart in ‘t schip de Cornelia , leggende ter rheede van Cabo de Goede Hoop, adij 24e Februarij ao. 1727. (Was getekent) Pr. Franz, Corns. Damme, Hans Webog, Jan Gerssen, Hendrijk Schouten, Anth. Voorwijk. (In margine) Mij present, (en getekent) Wm. Hk. Vn. Sevenhove.’

‘Scheeps vergaderinge gehouden in ‘t Ed. Comps. schip d’ Cornelia , present sijnde alle de voorsz persoonen, uijtgesondert’

‘Anthonij Voorwijk, constapel, en aanklager in desen.’

‘Woensdag den 19e Februarij ao. 1727.’

‘Is gehoord Anthonij Voorwijk van Delft, constapel, dewelke kort bevoorens op het halfdek was gekomen, klagende aan den schipper niet langer in de constabelscamer te kunnen huijshouden van weegens de brutaliteijten, geraas en geweld door Christofforus Wilhelmus Sarthorius, oppermeester, mede op desen bodem bescheijden, en aldaar dronken sijnde, gepleegt, is mede gehoord Jan Tetsink van Enkhuijsen, ondermeester, dewelke verklaarde gehoord te hebben dat den voorsz constapel aan den gem. oppermeester verscheijde maalen had versogt te willen stil weesen, maar dat hij oppermeester daar en teegens te quaadaardiger met schelden is uijtgevallen, seggende onder anderen: ik wil voor u niet swijgen, gij sijt maar een jonge, en geen regtschaapen constapel; en diergelijke expressien meer, welke woorden in substantie Pieter Matthijsz van Veere, constabelsmaat, mede getuijgt gehoord te hebben, na sig dit alles beneede aldus hadde toegedragen, en den constabel op het halfdek was gekomen om sijn beklag te doen, is hij oppermeester aldaar mede verscheenen, klagende als of hij door den constabel geregeert wierde, waar op den schipper in presentje van den opper en onderstuurlieden, als ook bootsman, schieman en meer andere die zulx uijt de kuijl hebben gesien, ziende dat hij weegens den drank ter nauwer nood staande konde, hem gelaste te swijgen en sig stil te houden, welke ordre of gelasting hij met laggen heeft bespot, nemende de vrijpostigheijd daar en boven van den schipper in sijn armen te vatten en hem seer gemeensaam om een snuijfje te vergen, soo dat welgem. schipper, siende dat woorden en dreijgementen niet konden helpen, hem van het halfdek heeft afgejagen.’

‘Voorts is in gem. vergaderinge geroepen voorsz onpermeester, en hem gevraagt wat hij tegen dese saken hadde in te brengen, en of hij iets te klagen hadde over den constabel, waar op hij antwoorde met versoek dat in ‘t vervolg den constapel geen meester over hem mogte weesen, dat hij andersints, aan de Caab komende, soude besorgen dat of hij of den constabel een ander schip soude bekomen, waar op is buijten gestaan. Dese saken bij ons geconsidereert sijnde, en in onse gedagten herroepen het gedrag van dese twee persoonen, te weeten den oppermeester en constapel, vinden dat hetselve wat den eersten aangaat, geduurende de reijse meerendeels vol hatelijke manieren, als dronken drinken, twisten en diergelijken meer is geweest, sodanig dat den schipper al over eenigen tijt genoodsaakt is geworden sijnent halve tot precautie een schildwagt bij den constabelscamer te plaatsen, en de sleutel van de medicament kist in sijn bewaringe te nemen, als kunnende aan een dronkaard niets toevertrouwt werden; den laastgem. daar en teegen, is volgens algemeenen getuijgen en ons eijgen toeschijnen nooijt op desen bodem dronken sijnde bevonden, neen maar staat bekent voor een bequaam, stil en nugter persoon, in sijn functie oplettende.’

‘Derhalven op dit alles gelet hebbende, Soo is het dat wij agtervolgens het 79e artl. bij de Ed. Agtb. Heeren Seventienen tegen de dronkaards g’emaneerd, eenpariglijk geresolveerd hebben hem oppermeester te condemneeren, soo als hij werd gecondemneert mits desen, in de boete van 1/m gagie ten voordelen der armen van Enkhuijsen, en voor den tijd van een etmaal of 24 uuren door den provoost in de boeijen geset te werden, dat hem vervolgens, dese tijt g’expireerd sijnde, tot voorkoming van verdere onheijlen en quaade desseijnen, sijn slaap plaats sal aangeweesen werden bij de bottelerije, met verbod van niet meer in de constabels camer te komen, ten sij om benodigde medicamenten uijt de kist te haalen, en zulx wel ter presente van een officier, die daar toe van welgem. schipper telkens sal aangeweesen werden.’

‘Aldus gedaan ende geresolveerd in ‘t schip voornt., dag, maand en jaare voorsz, leggende van storm te drijven even buijten ‘t gesigt van Cabo de Goede Hoop. (Was getekent) M. Kommerse, Pr. Franz, Hans Webog, Corns. Damme, Jan Gerssen, Hendrik Schouten. (In margine) Mij present, (en getekent) Wm. Hk. vn. Sevenhove.’

‘Voorts is ten selven dage dese resolutie naar het luijden van de klok publicq van de boogen afgeleesen, ten overstaan van voorengen. schipper en officieren, staande den gecondemneerden op het schavotje om sijn sententie te hooren pronuncieeren, dog heeft niettegenstaande hem telkens silentie wierd geimposeert, niet willen swijgen, toonende daar mede nog als voor geen ontsag voor den schipper ofte den scheepsraad te hebben, en wanneer na gedane leesinge aan de gemeente wierd gevraagt of sij ook alles wel verstaan hadden, riepen sij als met eene stemme jaa, daarbij voegende: als wij siek of sugtig sijnde, hem, te weeten den gecondemneerden, om medicijnen gevraagt hebben, heeft hij ons uijtgelaggen en bespot; waarvan ook particulier getuijgt den onderstuurman, Hans Webog, die over eenige dagen met pijn in ‘t dikke van sijn been beset sijnde, diesaangaande met veelgem. oppermeester sprak, seggende dat hij wel uijtterlijk aan sijn dije niets konde bespeuren, maar dat hij nogtans van weegens de pijn beswaarlijk konde gaan, waar op den gecondemneerde, in plaatse van sijn gevoele hier over te seggen, hem stuurman wat heeft uijtgelaggen, ende als men nu voorts ingevolge van soo evengen. en bovenstaande resolutie den provoost deede boven komen om den gecondemneerde in den boeijen te sluijten, hem te gelijk sijn mes of ander scherpgeweer afeijsschende, heeft hij gecondemneerde bij ‘t overgeven van dien gesegt buijten het scherp wel andere middelen te hebben om sig te wreeken, hier mede niet duister syn quaadaardige voornemens te kennen gevende.’

‘Dit alles aldus in onse tegenwoordigheijd gepasseerd sijnde, hebben wij door den boekhouder doen aantekenen, en in teken der waarheijd gesamentlijk eijgenhandig onderteekent. (Was getekent) M. Kommerse, Pr. Franz, Hans Webog, Corns. Damme, Jan Gerssen, Hendrik Schouten. (En margine) Mij present, (en getekent) Wm. Hk. vn. Sevenhove.’

Soo heeft men de daar bij vermelde straf van gedagte Sarthorius niet alleen als behoorlijk aangemerkt, maar ook uijt consideratie sijner nadenkelijke expressien, dat hij buijten ‘t scherp wel andere middelen had om sig te wreken, tot voorkominge van alle verdere onheijlen best en behoorlijk gedagt denselven voor den verdere vaderlandse reijse van ampt, qualiteijt en gagie te suspendeeren, en op een ander schip om voor de cost scheepsdienst te doen te laten overgaan, om daar mede naar Europa te vertrecken; sijnde ten versoeke van den schipper van opgem. bodem de Cornelia weeder als een bequaam subject tot opperchirurgijn met ƒ36 maandelijx ter nadere goedkeuring onser Heeren Majores op dat schip aangestelt den ondermeester van het schip Haarlem , Jacobus van Mierenheuvel, mits nogtans dat denselven alvoorens door den opperchirurgijn deses Gouvernements en twee andere van de ter rheede leggende scheepen naar gewoonte sal moet werden g’examineert.

Laastelijk geliefden den Edelen Heer Gouverneur te kennen te geven dat aan Sijn Edele door den schipper van het aanweesend retourschip Gaasperdam klagten waaren gedaan dat hij hier ter rheede bij het losmaken van het groot wandt ondervonden hadde dat ër omtrent 240 vademen van hetselve bedorven waren, met bijgevoegd versoek dat aan hem alhier soo veel nieuw wandt in de plaats mogte werden bijgeset, weshalven Sijn Edele in overweeginge gaf of men tot de gem. verstrecking soude kunnen treden, over het welke geraadpleegt sijnde, is best gedagt dat men alvoorens hierop te disponeeren, ten meesten gerustheijd het voorseijde wandt door den equipagiemeester, Jacobus Möller, benevens twee gecommitteerde schippers sal doen visiteeren, ten eijnde te kunnen weeten hoe veel ër in plaatse van het bedorvene aan dien bodem sal behoeven te werden toegevoegt.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

33

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 90-103.

Dingsdag den {17270304} 4e Maart 1727, voormiddags.

Alle present.

Dewijl men tot leetweesen ondervonden heeft dat niettegenstaande de nog soo kortelings gestatueerde ordres bij placcaat van den 5e der jongst gepasseerde maand Januarij, noopens het backen van witte brood, soetekoek, koekjes, krakelingen, bisschuijt ofte andere diergelijke soorten van gebacken, breeder bij het voorm. placcaat en resolutie van dienselfden datum g’expresseert, deselve egter door het meerengedeelte der gepermitteerde broodbackers om eijgen gewinshalven teegens eer en pligt van goede ingesetenen worden overtreeden, alsoo sij sig niet komen te ontsien directelijk tegens het een en ander aan te gaan, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur derhalven in consideratie te geven of het niet nodig soude sijn dat gem. placcaat nogmaals in substantie wierde gerenoveerd, met die uijtsonderinge nogtans dat het aan een igelijk der gepermitteerde broodbackers vrij sal staan van voor de passerende scheepsvrienden tot hunne provisie bisschuijt ofte hardbrood te mogen backen en verkoopen, en ook met dese nadere bepaling dat sij om alle misbruijken die onder pretext van dien souden kunnen insluijpen, niet sullen vermogen eenige koekjes, krakelingen, geraspt brood &a. ten behoeve van begraaffenissen te backen, ten sij alvoorens daar toe permissie versogt en verkreegen sullen hebben van den Heer independent fiscaal deses Gouvernements, over het welke geraadpleegt sijnde, Soo is zulx als een gantsch dienstige saak aangemerkt, en gevolglijk beslooten dat gem. placcaat met die veranderinge sal werden vernieuwt, en dat men voor het overige de daar in begrepene beveelen in ‘t vervolg strictelijk en sonder eenige oogluijking sal doen observeeren en gehoorsamen.

Na het welke door den Heer hoofd administrateur, Jan de la Fontaine, te kennen gegeven wierd dat ingevolge de g’eerde ordre van den Edelen Heer Gouverneur en het raadsbesluijt van den 17e der even afgewekene maand Februarij, alle ‘s Comps. goederen en effecten alhier in weesen zijnde onder ulto. deser, exactelijk waaren opgenomen geworden, produceerende Sijn El. daar nevens een schriftelijken inventaris of zamentrecking van deselve,34 behoorlijk teegens de negotie boeken geconfronteert, welken inventaris naar gewoonte voor den ontfangst en overgave geteijkent weesende, Soo is het transport deses Gouvernements daar op aan den Edelen Heer Gouverneur gedaan, en door Sijn Edele overgenomen.35


Waar op verders door den Edelen Heer Gouverneur aan den schipper van gedagte schip Meerhuijsen wierd afgevraagt en voorgehouden of hij geduurende sijn aanweesen alhier niet tot genoegen hadde genooten de gewoone ververssingen van vleesch en moeskruijden, benevens sodanige andere benodigtheeden meer, als hem tot de te rug reijse naar Batavia waaren dienstig geweest, en wanneer deselve door hem gevolglijk soude kunnen werden ondernomen, op het welke door gem. schipper wierd gerepliceert dat hij van alles volkomen was voldaan, en op Dingsdag aanstaande, den 11e deser lopende maand, in staat soude kunnen sijn van reijs te vorderen, weshalven den vertrekdag van dien bodem teegens gem. tijd is vastgestelt.

Voorts bij lectuure der attestatie door expresselijk gecommitteert geweest zijnde opperchirurgijns, den schipper van den hoeker de Zeepost , Jan van der Quaade, gevisiteert hebbende, verleend,36 sijnde komen te blijken dat gedagte Van der Quade ter oorsake sijner slegte lighaams gesteltheijd niet in staat sal zijn omme de reijse voor ditmaal met dat bodemken na Rio de la Goa te kunnen ondernemen, Soo is ten versoeke van dies opperstuurman, Hendrik Henemans, goedgevonden en verstaan dat denselven, als een bequaam en op het vaarwater van Rio de la Goa bedreeven zeeman, weeder bij provisie tot gesaghebber op dat kieltje sal werden aangestelt, sullende de goederen, soo van ammonitie, provisien als andersints, sodanig als sig deselve daar op bevinden, en ter verandwoording van gem. Van der Quaade gestaan hebben, door den equipagiemeester deses Gouvernements benevens de gesaghebbers van de bregantijns Fijenoord en Victoria behoorlijk opgenomen en aan hem overgegeven werden; en is ter dier materie verders nog goedgedagt dat men den onderstuurman van evengesegden bregantijn Fijenoord , Hendrik Goutsbergen, op de Zeepost sal laten overgaan, en dat den onderstuurman van dat bodemken, Jan Meijn, weder op de bregantijn Victoria sal werden geplaatst.

Laastelijk op het te kennen geven van den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, dat de straffe teegens het wegloopen van ‘s Comps. lijfeijgenen bij resolutie van pmo. Junij 1711 gestatueert,37 bestaande was in voor de eerste maal gegeesselt, en op de ene wang, mitsgrs. voor de tweede reijs op beijde de wangen gebrandmerkt, en voor de derde maal boven de geesseling neus en ooren afgesneeden te werden, in soo verre deselve geduurende haar aufugie geencrimenhadden begaan de dood schuldig, in overweeging genomen sijnde de afschuwelijkheijd die ër in gem. straffe voor andere menschen, voornamentlijk swangere vrouwen sodanige mismaakte slaven ontmoetende, resideert, en de ongelucken die daaruijt souden kunnen volgen, Soo is derhalven geresolveerd en vastgestelt dat gem. resolutie van den 1e Junij 1711 bij desen voor soo ver sal werden gealtereert en vernietigt dat ‘s Comps. lijfeijgenen voortaan over het aufugeeren niet meer de neus en ooren afgesneeden, nog in het aangesigt, maar ter contrarie op den rugge, ‘t sij met een of meer brandmerken, nadat sij voor de eerste of meer reijsen sijn weggelopen geweest, sullen gebrandmerkt werden, latende voorts het raadsbesluijt van den 16e Julij 171538 nopens het paar aan paar in de ketting klinken van deselve, bovens gem. straffe in sijn geheel.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 104-108.

Dingsdag den {17270311} 11e Maart 1727, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel.

Door de burgers Casper Batenhorst39 en Jan de la Roche40 versogt sijnde omme ten behoeve deser ingesetenen teegens twee stuijvers het lb. soo schaapen als beesten vleesch te mogen slagten, Soo is haar zulx onder die selfde conditien als aan de burgers Jonas van der Poel en Ernst Fredrik de Swart onder den 7e en 24e December 1725 ter dier materie sijn voorgeschreven, geaccordeert, tot welkers naarkominge door den eersten tot borgen sullen werden gestelt Geertruijd Specking,41 wede. Claas Maijboom, en Jan David Phannesteel,42 mitsgrs. door den anderen de mede burgers Abraham Lever en Claas Langemak.

Voorts geleesen sijnde het onderstaande versoekschrift door den schipper Jan van der Quade in de volgende bewoordinge gepresenteert:43

Aan den Wel Ed. Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en derselver ressorte, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren.’

‘Vertoond met veel eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdanigsten dienaar, Jan van der Quade, schipper in dienst der E. Comp., en aan wien door Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. goedgunstelijk is gepermitteert geworden om tot geneesinge van een swaare en uijtteerende siekte, die den supplt. ten tijde van sijn aanweesen op Rio de la Goa aangetast heeft, en hem nu al bij de vyf maanden is bijgebleven, van sijn onder gehad hebbend bodemken de Zeepost alhier te mogen blijven vertoeven; dat alhoewel alle genees en hulpmiddelen door hem werden gebruijkt, hij zupplt. egter hoe langer hoe swacker word, zulx dat hij geen gedagten meer kan maken van ooijt ter deser plaatse tot gesondheijd herstelt te sullen kunnen werden, en dat den supplt. ter contrarie vertrouwd dat hetselve in Europa beeter met hem soude succedeeren, soo neemt hij derhalven de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdaniglijk te versoeken dat deselve soo goed gelieven te sijn van hem te permitteeren met een der aanweesende retourscheepen in sijn qualiteijt naar derwaarts te mogen vertrecken.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’

Soo is, op dies inhoude geleth en specialijk in aanmerking genomen weesende dat denselven nog soo onlangs geleden, of op den 23e Februarij des voorleeden jaars op nadere approbatie onser Heren en Meesteren, aan wien het toevoegen der daar toe staande gagie onder ‘t voorschrijven deser Regeering ook gedefereert is, is aangestelt geworden, best gedagt dat alvoorens besluijt hier op te nemen, den eersten en tweeden opperchirurgijn deses Gouvernements, Jan van Schoor en Bartho de St. Jean, expresselijk sullen werden gecommitteert omme nauwkeurig te examineeren de lighaams gesteltheijd van gem. Van der Quade, mitsgrs. de natuur sijner siekte, of deselve van langduurige en sleepende gevolge soude kunnen weesen ofte niet, en of ër voor hem meer apparentie hier ter plaatse dan wel in Europa soude sijn om weder tot sijne gesontheijd te geraken, ten eijnde dus naar inkoming van haarlieden schriftelijk rapport met meerder gerustheijd en secuuriteijt op dat versoek sal kunnen gedisponeerd werden, te meer dewijl men sig tegenswoordig van bequame subjecten omme op het vaarwater van Rio de la Goa te kunnen werden gebruijkt, ontblood vind, en dat men daarom bereijts enige bequame stuurlieden ten dien eijnde uijt het vaderland heeft moeten versoeken.44


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

45

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 109-114.

Dingsdag den {17270318} 18e Maart 1727, voormiddags.

Alle present.

Johannes Sixti, geweesen burger tot Batavia, benevens desselfs huijsvrouw, Catharina Groenewegen, als passagier met het schip de Stad Leijden van die hooftplaats vertrocken en alhier aangeland, ernstelijk versogt hebbende dat hem mogte werden gepermitteert omme ter deser plaatse van dien bodem op het schip Heesburg te mogen overgaan,46 ten eijnde dus te kunnen ontwijken de quade behandelingen van dies schipper, Hendrik Philipsz Beene, dewelke hij soo in persoon als wel voornamentlijk ten opsigte sijner voorm. huijsvrouw geduurende de herwaarts reijse van Batavia heeft moeten ondergaan en verdragen, Soo is naar overweeginge dier sake, en om alle verdere ongemacken die daar uijt op de vaderlandsche voijagie souden kunnen ontstaan, mitsgrs. omme de rust en vrede op ‘s Comps. bodems soo veel mogelijk te bewaaren, goedgevonden en best gedagt dat het versoek van gedagte Sixti sal werden geaccordeert, en dat men hem en sijne huijsvrouw gevolglijk op ‘t schip Heesburg sal verplaatsen, te meer vermits dien bodem insgelijx voor de praesidiale Camer Amsterdam thuijsvaard, en dat zulx derhalven met de minste confusie en verandering sal kunnen geschieden.

Vervolgens is geleesen geworden de verclaaring der opperchirurgijns deses Gouvernements, Jan van Schoor en Bartho de St. Jean, tot examinatie der lighaams gesteltheijd van den schipper Jan van der Quaade gecommitteert geweest, sijnde vervat in de onderstaande bewoording:47

‘Wij ondergesz eersten en tweede opperchirurgijns deses Gouvernements wel expres gecommitteert sijnde door den Wel Edele Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop en derselver resorte &. &. &a., omme te ondersoeken de lighaams gestalte van den schipper Jan van der Quade, mitsgrs. de natuer48 sijner siekten, of deselve van langduurende en slepende gevolgen soude kunnen weesen ofte niet, en of ër voor hem meer apparentie hier te plaatse dan wel in Europa soude sijn om weeder tot gesontheijd te geraken, soo verklaart den eerste gecommitteerde dat over denselven heeft gepractiseerd van die tijd dat laa[t]st met de hoeker de Zeepost van Rio de la Goa alhier is aangeland tot dato, en dagelijx verandering van toevallen bevonden, als koors, hardklopping, braking, onmatigen afgank, pijne in de lenden en de sijden van de buijk als tijkenen van graveel, valse eetlust, en nagtwaaken, welke mij eerste gecommitteerde eenige tijd heeft doen resolveeren ‘t gebruijk der medicijnen na te laten, om uijtkomst te sien tot wat quaal de siekte sig uijtsetten wilde, om dan met meerder versekering te konnen werken.’

‘Vorders verklaaren wij beijden dat de toevallen nu twee a drij49 dagen sig wat hebben gemenaseert, niet jegenstaande de siekte nog wel eenige tijd soude konnen duuren, maar dewijl dese uijthoek een gesonde climaat is, twijffelen niet of soude hier soo wel tot sijne gesontheijd dan in Uropa 50 konnen geraken, ten waare hem door de melancolie, of wel de vrees voor het genoemde land van Rio de la Goa , welk den voorn. schipper genoegsaam de oorsaak van sijn quaal toeschrijft, hem belette.’

‘Vermeijnende hier meede Sijn Wel Ed. Gestr. Heers order51 te hebbe volbragt, gevende dese met eerbiedigheijd tot schuldig rapport. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop in ‘s Comps. hospitaal, adij 14e Maart 1727. (Was getekent) J. v. Schoor, Berthault de St. Jean.’

Over welkers inhoude gedelibereerd sijnde, Soo is goedgevonden en verstaan dat men gemelte Van der Quaade voor eerst nog tot de aankomst der verwagt werdende nascheepen alhier sal aanhouden, ten eijnde in dien tusschen tijd te kunnen sien en ondervinden hoedanig het met de gestalte sijnes lighaams en siekte sal komen af te loopen, en of hij inmiddels niet weder tot gesontheijd soude mogen geraken, en dus in staat sijn omme sijn dienst als vooren waar te kunnen nemen.

Waar na door den oppercoopman en secunde deses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, versoek gedaan wierd dat hem mogte werden geaccordeert omme benevens ‘s Comps. papieren met de thans aanweesende retourvloot een reqt. naar het vaderland te mogen versenden, behelsende versoek dat onse Heeren en Meesteren Sijn E. goedgunstelijk van sijne thans bekleedende bediening van secunde en hooftadministrateur souden gelieven te ontslaan, ende te permitteeren omme met stilstand van gagie alhier te mogen blijven vertoeven, tot tijd en wijle dat genegen mogte sijn omme te repatrieeren, ofte wel dat bij aldien het Haar Wel Edele Hoog Agtb. niet mogten behagen dat versoek toe te staan, dat Sijn E. als dan naar verrigting sijner saken vermits ruijme tijds expiratie soude mogen thuijsvaren; over het welke geraadpleegt weesende, Soo is zulx met veel vrindelijkheijd geaccordeert, sullende onse Heeren en Meesteren met eenen daarnevens op ‘t eerbiedigst werden versogt dat daar op en gunstige reflexie mag werden genomen.

Voorts is op de propositie van gem. Heer De la Fontaine nog geresolveerd en vastgestelt dat de coralen dewelke met het thans aanweesend schip ‘t Huijs te Assenburg , uijt het vaderland ten behoeve van het comptoir op Rio de la Goa sijn aangebragt, over de tegenwoordig in gereetheijd gebragt werdende bodemkens de Zeepost en Victoria verdeelt, naar derwaarts sullen werden versonden.

Laastelijk door den schipper van het schip Oudenaarden , Isaacq Hage, op de afvrage van den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge betuijgd sijnde dat hij geduurende sijn aanweesen alhier tot genoegen hadde genooten de gewoone ververssingen van vleesch en moeskruijden, benevens alle de verdere benodigtheeden die hem tot vervordering der Bataviase reijse waaren dienstig geweest, en dat hij deselve op Maandag den 24e deser lopende maand soude kunnen ondernemen, Soo is gevolglijk den monsterdag van die kiel tegens gemelte tijd bepaald en vastgestelt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 115-119.

Dingsdag den {17270318} 18e Maart 1727, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Wel Ed. Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneur deser Residentie, den Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en secunde deses Gouvernements, den E. schipper Bastiaan Schul,52 den Heer Adriaan van Kervel, den E. schipper Adriaan Heijpe,53 den E. Jan Aldersz, den E. schipper Jacob van der Poel,54 den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Jan Moerman,55 den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Albert Visser,56 den E. schipper Hendrik Philipsz Beene,57 den E. schipper Jacob Jongerheld, den E. schipper Jan de Haan, den E. schipper Marinus Commersz, den E. schipper Jan Verschouw, den E. schipper Tijmon Mol, den E. schipper Adriaan van Leeuwen, den E. schipper David Cleman, den E. schipper Jochem Trijs, den fiscaal der retourvloot, Joan Andreas Saur;58 demptoden schipper Pieter van den Berg59 door indispositie.

Aangesien den tijd van vertrek voor de aanweesende retourvloot volgens de beraamde en hooggeagte ordres onser Heeren en Meesteren reets verscheenen was, soo wierd door den Edelen Heer Gouverneur aan de gesamentlijke presente opperhoofden van dien afgevraagt en voorgehouden of deselve geduurende haar aanweesen alhier niet ten vollen genoegen waren voorsien geworden van goede en deugdsame ververssingen, soo van vleesch als moeskruijden, benevens de verdere gerequireerde benodigtheeden, en daar onder een gelijke quantiteijt provisie van versche erweeten en boonen als de jongst vertrockene retourscheepen onder de vlagge van den commandeur Marten Harting ter deser plaatse genooten hebben, ‘t welk door haarlieden alle met ja beantwoord wesende, soo geliefden Sijn Edele daar wijders bij te voegen of ër imand nog iets benodigde, en of sijlieden haare onderhebbende bodems niet in behoorelijke gereetheijd hadden gestelt omme de reijse met gerustheijd naar de havenen onses lieven vaderlands aan te nemen, en ten welken dage sulx soude kunnen geschieden, waar op door den wimpelvoerder, Bastiaan Schul, en alle de verdere opperhoofden eenpariglijk verklaard geworden is dat niemand ietwes meer deficieerde, en dat sij derhalven in staat souden weesen omme op Saturdag den 22e deser lopende maand te kunnen monsteren, en den 24e dito bij toelatinge van bequaam weer en wind te vertrecken, wiensvolgens na dat haar door den Edelen Heer Gouverneur nogmaals was voorgehouden of het vertrek niet wat vroeger soude kunnen vallen, en na dat daar op door de scheepsoverheeden unanime betuijgt was van neen, vermits dien tusschen tijd tot het redden en verrigten der scheepssaken nog volkomentlijk wierde gerequireert, Soo is den monster en vertrekdag dier kostelijke bodems tegens gem. tijden gearresteerd en bepaalt geworden.

Wijders is ten versoeke van den wimpelvoerder en verdere scheepsoverheeden deser retourvloot, alsoo deselve sonder secretaris van Batavia vertrocken sijn, daar toe aangestelt den boekhouder op het schip Gaasperdam , Meijndert van Houten, behoudens sijn thans winnende gagie en qualiteijt, ten eijnde de voorvallende saken op de vaderlandse voijagie behoorlijk als secretaris van de vloot te kunnen waarnemen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] B. SCHULL.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] AN. HEIJPE.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] JACOB VAN DER POEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] JAN MOERMAN.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] ALBERT VISSER.

[Signed:] H. BEENE.

[Signed:] JACOB JONGERHELT.

60

[Signed:] JAN D. HAAN.

61

[Signed:] M. KOMMERSE.

62

[Signed:] JAN VERSCHOUW.

63

[Signed:] TN. MOL.

64

[Signed:] A. V. LEEUWEN.

65

[Signed:] DD. KLEMAN.

66

[Signed:] JOCHEM TRIJSZ.

67

[Signed:] AND. JOH. SAUER.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 120-123.

Dingsdag den {17270325} 25e Maart 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Den schipper van het aanweesend schip ‘t Huijs te Assenburg ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge verschenen sijnde, soo wierd hem door Sijn Edele afgevraagt en voorgehouden of hij geduurende sijn aanweesen alhier niet tot genoegen hadde genooten de gewoone ververssingen van vleesch en moeskruijden, benevens de verdere benodigtheeden die hem tot vervordering der Bataviasse reijse waaren dienstig geweest, en wanneer deselve door hem soude kunnen werden ondernomen; op welk eerste door gem. schipper wierd gerepliceert dat hij van het een en ander behoorlijk en tot contantement was voorsien geworden, en op het laatste voorstel dat op Maandag den 31e deser lopende maand in gereetheijd van vertrek soude kunnen sijn, weshalven naar gehoudene deliberatie den monsterdag van die kiel tegens gemelten tijd vastgestelt is.

Wijders geleesen zijnde het onderstaande versoekschrift, door den burger Adam van Dijk68 in de volgende bewoording gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoond met veel eerbied Uwe Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. gantsch nedrigen dienaar, Adam van Dijk, thans onder voogdije van Heeren weesmeesteren deser plaatse sorteerende, hoe denselven, schoon maar den ouderdom van 23 jaren heeft bereijkt, egter vermeijnd genoegsame kennisse en bequaamheijd te besitten omme sijne goederen naar behooren te kunnen administreeren en desselfs saken waar te nemen, derhalven neemt hij de vrijheijd sig in alle oodmoedigheijd te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., gedienstig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn aan den supplt. te verleenen brievende vaenia aetatisen suppletie van ouderdom, zullende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. des gelievende, uijt de annexe attestatie van Heeren weesmesteren voornt. van het goed levensgedrag des suppliants komen te blijken.69

‘(Onderstont) ‘t Welk doen &a.’

Soo is naar resumptie van dien, en gereflecteert weesende op de daar bij gevoegt weesende attestatie van weesmeesteren ten sijne faveure verleend, goedgevonden en verstaan dat het versogteveniam aetatisaan denselven gegeven en geaccordeert sal werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 76, pp. 124-127.

Dingsdag den {17270401} 1e April 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geconsidereert men met de behouden aankomst alhier van het schip ‘t Huijs te Assenburg van sestien vaten met coralen is voorsien geworden, en dat men ook door het arrivement van dien bodem en de andere Patriase schepen eenigsints in staat is gestelt om een gedeelte der gerequireerde manschappen in minderinge van den gedaanen eijsch der bediendens, waar bij in ‘t geheel 50 militairen en een gelijk getal zeevaarende met hunne onder officieren werden versogt, na Rio de la Goa te kunnen afscheepen tot supplement der geener die bij het vertrek van daar van den hoeker de Zeepost ten getale van 35 coppen, behalven nog 47 impotenten, bereijts overleeden waaren, en bij gebrek van welk een en ander, namentlijk volk en coralen, gem. hoeker de Zeepost en de bregantijn Victoria , tot den overvaard na dat comptoir geprojecteert, alhier dus lange hebben moeten werden opgehouden; soo geliefden den Eldelen Heer Gouverneur derhalven in overweeginge te geven welke en hoe veele manschappen met die vaartuijgen naar derwaarts souden kunnen werden versonden, over het welke geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en verstaan dat men met de Zeepost 30 militairen, en met de Victoria 20 mattroosen na die residentie sal laten afgaan, boven en behalven de twee indigo makers, Arend Sonnemans en David van Mitski, dewelke geduurende de reijse ‘t commando over gedagte militie voeren sullen, sijnde dit niet alleen alles wat men voor tegenwoordig van manschap kan missen en bij den anderen krijgen, maar ook ten uijttersten gerekent immers soo veel als op geciteerde vaartuijgen geborgen, en daar meede overgevoerd kunnen werden, als sijnde bovens dien met de bovengem. coralen mitsgrs. de gevorderde provisien en verdere benodigtheeden sodanig volladen dat buijten twee afbreuk boots en vier swaare ankers, nog een gedeelte der houtwerken tot nadere gelegentheijd alhier sullen moeten werden aangehouden, waar en boven het volgens ‘t getuijgenis van den equipagiemeester, Jacobus Möller, en de gesaghebbers derselver ook een volslagen onmogelijkheijd is om de andersints gesonden staande te werdene paarden daar in te kunnen brengen en overvoeren, sulx daar meede insgelijx tot nader occasie sal moeten werden vertoeft; sijnde op het te kennen geven van gem. equipagiemeester dat alles betreffende de depesche dier kieltjes voor het overige in volkomen gereetheijd was gebragt, nog gearresteert en beslooten dat deselve op Woensdag den 9e deser maand sullen werden gemonstert en van hier gedimitteert.70


Voorts in overweeging genomen sijnde dat den tijd van den generalen opneem der burger effecten weeder op handen begon te schieten, Soo is gevolglijk gearresteert en vastgestelt dat men deselve op ulto. April mitsgrs. 1e en 2e Maij aanstaande onder presentatie van eede hier aan Cabo op de oude Cat, en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost, Martinus Berg, sal laten geschieden, ende zulx even als ao. passo. ten overstaan van gecommitterde leeden uijt den Justitieelen Raad.

Laastelijk is bij resumptie der missive van den in de Saldanhabaij posthoudende corporaal, Jacob Titius,71 nog goedgevonden dat aan hem voor de groentens aan het aldaar vertoevende schip Blijdorp verstrekt,72 ses Rds. uijt ‘s Comps cassa sullen werden voldaan, maar dat aangaande de door hem verstrekte schaapen aan de opperhoofden van dien bodem sal werden geschreeven dat sij deselve uijt de geene die haar van de Groene Cloof door ‘s Comps. gecontracteerde slagters sijn toegebragt, aan gem. Titius sullen hebben te restitueeren, bij aldien het overgebleven getal van dien sulx sal kunnen toelaten, zullende andersints mede tegens ‘s Comps. prijs van negentien schellingen ‘t stuk aan hem werden betaalt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. ALDERSZ.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.


## Footnotes


  1. Met hierdie resolusie begin band C.22,Resolutiën, 1727-1728. ‘n Nuwe skrywer het ook hier oorgeneem. 

  2. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 261-264. 

  3. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 265-311;Kaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 109-128. 

  4. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 312-335. 

  5. Die vergadering is op 3 Februarie gehou. Vgl. B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, pp. 88-89. 

  6. Christiaan Ackerman was die seun van ds. Christian Ackerman en Maria Christina Stenger. Hy is in 1699 in Kötzschen ( Sakse ) gebore, en het in 1720 as soldaat na die Kaap gekom. Op 8.12.1722 het hy ‘n vryburger en silwersmid geword. Hy was getroud met Margaretha de Villiers, die dogter van Abraham de Villiers en Susanna Gardiol, en die weduwee van Jean le Sage. Toe hy in 1751 oorlede is, was hy ‘n welgestelde man, en het hy ses huise in die Kaap besit. (Sien C.229,Requesten, 1722, no. 74; M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 85; M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, no. 18; M.O.O.C. 7/15,Testamenten, 1763-1764, nos. 41 en 41 1/2). 

  7. In die oorspronklike notule staan Henning Jochem Scholtz. Dit is egter foutief. 

  8. Etienne Niel (Nel) is in 1668 in Dauphine ( Frankryk ) gebore. Hy het as soldaat na die Kaap gekom, maar het hon later as vryburger in Drakenstein gevestig. Daar het hy die plase La Dauphine en Bosjesmansfonteijn besit. Hy was getroud met Maria Magdalena Marais (1682-1716). Niel het in 1721 in die Kaap kom woon, en is in 1738 daar oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 76; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 13.) 

  9. Claude Marais is in 1662 in Plessis Marie ( Frankryk ) gebore. Hy was die seun van Charles Marais en Catherine Taboureux, en het in 1688 saam met sy familie met die Voorschoten na die Kaap gekom. Na die dood van sy eerste vrou, Marie Avicé, is hy op 13.10.1721 weer met Susanne Gardiol, die weduwee van Abraham de Villiers, getroud. Drie kinders, Charles, Etienne en Maria, is uit die eerste huwelik gebore. Hy het die plase Meerrust , Lekkerwijn , Plessis Marie en Wel van Pas in Drakenstein , asook ‘n huis in die Kaap besit. (Sien C.J.2601,Testamenten en Codicillen, 1721-1722, no. 14; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 51; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 65.) 

  10. Francois Louis Migault van Embden het in 1713 as soldaat na die Kaap gekom, en het in 1719 ‘n vryburger geword. In dieselfde jaar het hy toestemming gekry om ‘n skool op te rig “om de jeugt in de Neederduijtsche en Fransche taalen mitsgrs. de christelijke religie te instrueeren”. Van 1721 tot 1723 was hy as kneg by sy skoonvader in diens. Hy is op 5.3.1719 met Maria Magdalena Niel (1703-1727) getroud. Hulle het twee kinders gehad. (Sien C.226,Requesten en Norninatiën, 1719, pp. 305 en 563-564; M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 102.) 

  11. ‘n Versoekskrif met ‘n soortgelyke versoek, gedateer 15.10.1725, en onderteken deur Etienne Niel en sy vier kinders, Maria Magdalena, Anna, Rachel en Johannes, en sy skoonseuns, Andries Grove en Paul Jourdaan, berus in C.234,Requesten, 1727, pp. 35-37. 

  12. Sien C.234,Requesten, 1727, pp. 43-44. 

  13. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 53-108. 

  14. In die H.K. staan “immediaat”. 

  15. ‘n Gedeelte waarin twee bemanningslede op die skip Slot Aldegonde bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, p. 53. 

  16. Hy was die seun van Dirk Coetzee en Sara van der Schulp, en is in 1688 aan die Kaap gebore, Hy is op 15.10.1713 met Anna Elisabeth Paal getroud. Hulle het sewe kinders gehad. 

  17. SienResolusies van die Politieke Raad, deel III, p. 320. 

  18. SienResolusies van die Politieke Raad, deel VI, pp. 210-211. 

  19. Sy was Alida de Lange (1683-1733), die dogter van Jan Hendrik de Lange en Daniella Rijcken. Sy is op 16.5.1700 met Francois Guto getroud. Na sy dood in 1719, is sy weer op 3.8.1721 met ds. D’Aillij getroud. Twee dogters en ‘n seun is uit die eerste huwelik gehore. (Sien M.O.O.C. 7/2,Testamenten, 1712-1720, no. 102; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, nos. 16 en 142; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 94; M.O.O.C. 1312,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 84.) 

  20. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 49-50. 

  21. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 49-50. 

  22. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 111-122 en 127-132. 

  23. ‘n Volledige beskrywing van Noodt se voorstelling kan gevind word in C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 1069-1071. 

  24. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Herstelling , Borselen en Stabroek bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.22,Resolutien, 1727-1728, pp. 68-70. 

  25. As gevolg van Goewerneur Noodt se voorstelling het die Politieke Raad nie op 25 Februarie vergader nie. 

  26. ‘n Gedeelte is hier weggelaat. Daarin word besonderhede verstrek omtrent bedorwe en tekortkomende goedere uit die skepe Meerhuijsen , Stadwijk , Westerdijxhorn , Rijxdorf , Steenhoven , Landscroon , Heesburg , Linschooten , Borselen , Haarlem en Stabroek , en in die pakhuis en wynkelder. Die Raad het besluit om sommige goedere as verliese af te skryf, en die res te verkoop. Die skipper en boekhouer van Meerhuijsen moes egter verantwoording doen oor die tekorte in hulle skip. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 71-75; C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 33-36. 

  27. Sien C.344,Attestatiën, 1727, p. 213. 

  28. In die oorspronklike verklaring staan ook “gebrogt”, maar in die H.K. is dit verbeter tot “gebragt”. 

  29. Panto Gale (ook bekend as Galle ) was ‘n hawestad aan die suidkus van Ceylon

  30. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 135-140. 

  31. ‘n Gedeelte waarin die bevordering van twee bemanningslede op die skip Linschooten goedgekeur is, is hier weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 77-78. 

  32. Sien C.344,Attestatiën, 1727, pp. 217-219 en 221-227. 

  33. Van Kervel het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  34. Sien C.344,Attestatiën, 1727, pp. 95-102, 103-106, 107-111, 115-137, 141-142, 147-149, 151, 155-156, 159-172, 175-176, 179, 183, 187-189, 191-193, 195-198 en 201-207. 

  35. ‘n Gedeelte waarin die skipper en boekhouer van die skip Meerhuijsen verantwoording doen van die tekortkomende en beskadigde goedere in hulle skip, is hier weggelaat. (Vgl. voetnoot 65 van 1727 hierbo.) Die Raad het besluit om hulle rekenings met ‘n gedeelte van die tekorte te belas. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 91-99; C.344,Attestatiën, 1727, pp. 261-266 en 269-270. 

  36. Sien C.344,Attestatiën, 1727, p. 273. 

  37. SienResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 226-228. 

  38. SienResolusies van die Politieke Raad, deel IV, pp. 449-452. 

  39. Casper Hendrik Badenhorst van Wiedenbrügge het in 1696 as soldaat na die Kaap gekom, en is die volgende jaar as kneg aan Johannes Mulder uitgeleen. In 1702 is hy as boukneg aan ds. Henricus Beck uitgeleen. Later het hy ‘n vryburger geword, en op 1.9.1713 is hy getroud met Aletta Putter, die dogter van Diederik Putter en Zacharia Visser. Na haar dood in 1715 het hy hertrou met Christina Matthijsz. Toe Badenhorst in 1741 oorlede is, het hy die plase Klipheuvel en Patrijsvalleij besit. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1738-1745, no. 76: M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, no. 12; M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, no. 55.) 

  40. Jan de la Roche van Utrecht was die seun van Johannes de la Roche en Maria Keijser. Hy het in 1723 as adelbors na die Kaap gekom, en het in 1725 ‘n korporaal geword. Op 30.4.1726 ontvang hy sy vrybriewe. Hy is op 10.2.1726 getroud met Alida Heufke, die dogter van Johannes Heufke en Aletta Botma. ‘n Seun en ‘n dogter is uit die huwelik gebore. De la Roche is op 31.7.1732 oorlede. (Sien C.233,Requesten, 1726, pp. 76-77; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 124.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.234,Requesten, 1727, pp. 53-54. 

  41. Sy en haar kinders het in 1702 na die Kaap gekom om hulle by haar man aan te sluit. Sy is in 1731 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 92.) 

  42. Jan David Pfannenstiel van Schmalkalden was die seun van Johann Wolf Pfannenstiel en Catharina Till. Hy was van 1713 tot 1715 derdemeester in die hospitaal, en het toe ‘n vryburger geword. Hy is op 24.3.1726 getroud met Margaretha Oelofse, die dogter van Andries Oelofse en Sara van Gijselen. Pfannenstiel is in 1740 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 59.) 

  43. Sien C.234,Requesten, 1727, pp. 61-62. 

  44. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe kok en koksmaat op die skip Berkenroode aangestel is, is hier weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 106-107. 

  45. Hoewel Van Kervel afwesig was, het hy nogtans hierdie resolusie onderteken. 

  46. Sixti se versoekskrif kan gevind word in C.234,Requesten, 1727, pp. 57-58. 

  47. Sien C.344,Attestatiën, 1727, p. 273. 

  48. In die oorspronklike verklaring staan ook “natuer”, dog in die H.K. is dit verbeter tot “natuur”. 

  49. In sowel die oorspronklike verklaring as die H.K. staan ook “drij”. 

  50. In die oorspronklike verklaring staan ook ” Uropa “, dog in die H.K. is dit verbeter na ” Europa “. 

  51. In sowel die oorspronklike verklaring as die H.K. staan ook “order”. 

  52. Die skipper van Gaasperdam

  53. Die skipper van Wickenburg

  54. Die skipper van Spiering

  55. Die skipper van Herstelling

  56. Die skipper van Hildegonda

  57. Die skipper van Stad Leijden

  58. Volgens sy handtekening was die Andreas Johan Sauer (vgl. sy handtekening hieronder). Hy het die rang van onderkoopman gehad, en het op Berkenroode gevaar. 

  59. Die skipper van Borselen

  60. Die skipper van Heijnkensant

  61. Die skipper van Berkenroode

  62. Die skipper van Cornelia

  63. Die skipper van Castor en Pollux

  64. Die skipper van Heesburg

  65. Die skipper van Linschooten

  66. Die skipper van Stabroek

  67. Die skipper van Haarlem

  68. Adam van Dijk was die seun van Burgert Pietersz van Dijk en Johanna Greeff. Hy is op 17.8.1727 getroud met Geesje Pieper, die dogter van Curt Gert Pieper en Hilletje Verschuur. Hulle seun, Johannes Burgert, is in 1730 gebore. (Sien M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 33.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.234,Requesten, 1727, pp. 69-70. 

  69. Sien C.234,Requesten, 1727, p. 65. 

  70. ‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skepe Zeepost en Victoria bevorder is, is hier weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 124-125. 

  71. Sien C.441,Inkomende Stukken, 1727-1728, pp. 199-200. 

  72. ‘n Verklaring wat deur die skipper van Blijdorp verleen is aangaande die verversings wat deur Titius aan sy bodem verstrek is, verleen is, kan gevind word in C.441,Inkomende Stukken, 1727-1728, p. 201.