Skip to content

C078 v1.20

C. 78, pp. 2-8.

Saturdag den {17271025} 25 October 1727, voormiddags.

1

Alle present, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Den equipagiemeester deeses Gouvernements, Jacobus Möller, ter vergaderinge op de afvrage van den Edelen Heer Gouverneur te kennen gegeven hebbende dat alle de saken betreffende de depesche van het scheepje Spieringshoek , zoo ten opsigte der na Rio de la Goa af te scheepene goederen, provisien, als andersints, behoorlijk waaren verrigt, en dat dat bodemken derhalven in volkomen staat was gestelt om naar derwaarts te kunnen reijsvorderen, Zoo is gevolglijk desselfs monster en vertrekdag teegens Dingsdag den 28 deeser maand beslooten en vastgesteld.2


Laastelijk is naar lecture van het onderstaande versoekschrift door den captn. van het Engels schip The Seahorse in de volgende bewoordinge overgegeeven:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren.’

‘Vertoont met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dienstvaardigen dienaar, Moor White, captn. in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende het hier ter rheede leggende schip The Seahorse , hoe hij supplt. geduurende de herwaarts reijse van Madagascar , ‘t welk is geweest seedert den 2 September O.S. laastleeden, een getal van 35 sieken heeft bekomen.3

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstiglijk versoekt dat het hem mag gepermitteert werden eenige ververssing van vleesch en groente alhier te mogen inkoopen, ten eijnde hij daar door in staat mag geraaken omme zijne reijse naar Buenos Aijros , werwaarts zijnen voorm. bodem gedestineert is, te kunnen vervorderen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) Moor White.’

In[s]gelijx verstaan dat aan denselven sal werden gepermitteert om voor desselfs ophebbende vijf en dertig sieken volgens gewoonte een lb. vleesch voor ider hooft driemaal ‘s weeks bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters te mogen incoopen geconsidereert deselve betuijgt hebben dat zulx zonder prejuditie van ‘s Comps. dienst geschieden kan, mitsgrs. bij de andere ingeseetenen een wijnig groente naar proportie, mits dat ingevolge het vastgestelde gebruijk van het een en ander de behoorelijke lijsten zullen moeten werden overgegeven.

Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 9-14.

Dingsdag den {17271028} 28 October 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordigh, behalven den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel.

Den Edelen Heer Gouverneur de leeden des Raads hebbende doen te samen komen, soo geliefden Zijn Edele aan deselve te communiceeren dat ingevolge het hoog geeert aanschrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventhienen, in dato den 20 Julij des voorleeden jaars,4 behelsende onder anderen dat men om het gebrek van hout alhier, veroorsaakt door de ontoegankkelijkheijd der weegen en verafgeleegene houtbosschen, soo veel doenelijk te remedieeren, wel eens ernstelijk diende te overweegen op wat wijse men de weegen door het doen springen der rotsen, of op eenige andere manier best toeganckelijk soude kunnen maken, met bijvoeging dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. vertrouwden dat den Edelen Heer Gouverneur door desselfs verkreegen ervarentheijd in sulk slag van saaken apparentelijk veel daartoe soude kunnen contribueeren, en dat Zijn Edele derhalven ook om soo veel in hem is aan de verwagting onser Heeren en Meesteren te voldoen, bij het van hier afgegane schrijvens van den 28 April laastleeden5 aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. met verschuldigde eerbied hadde ter kennisse gebragt dat niet soude afzijn sulx selfs in persoon bij de eerste bequame gelegentheijd te gaan examineeren, ende te ondersoeken of het selve van eenige mogelijkheijd sal kunnen sijn, in naarkominge van het welke Sijn Edele dan nu, als weesende het daartoe teegenwoordig het eerste bequaame saijsoen of tijd geduurende desselfs aanweesen ter deeser plaatse, van voorneemen was om aanstaande Saturdagh den eersten der naastkomende maand November, sig ten dien eijnde, en tot visitatie der gemelte weegen en houtbosschen naar buijten en op weg te begeeven,6 op het welke door de gesamentlijke Raadsleeden aan den Edelen Heer Gouverneur een goed succes in die onderneeminge, mitsgrs. gesondheijd en voorspoed op de aan te neemene reijs toegewenscht sijnde, soo wierd door Zijn Edele verders aan den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, aanbevoolen om de huijsselijke en dagelijx voorvallende saken alhier geduurende het afweesen van Zijn Edele behoorlijk waar te neemen en te doen uijtvoeren.

Vervolgens geleesen weesende het onderstaande versoekschrift door den burger Claas van Donselaar in de volgende bewoordinge overgegeven:7

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneurin loco&ra., benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldig respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer neederigen dienaar, Claas van Donselaar, burger en inwoonder alhier, hoe hij supplt. bij uijtterste dispositie door wijlen Rijkje van Donselaar,8 wed. Anthonij Hoesemans, tot executeur van derselver boedel en nalatenschap benevens wijlen Sr. Daniel Thibault en den burger Jan Smit9 aangesteld sijnde, eerstgem. meede executeur, Sr. Daniel Thibault, seedert is komen te overleijden, en den tweeden, namentlijk Jan Smit, door hoogen ouderdom en gestadige siektens onbequaam omme dien boedel te helpen redderen, de papieren, boeken en penningen ook bij den eerstgen. altijd zijn bewaard en bij desselfs wed. nog berustende, oversulx aan den supplt. den staat van gedagten boedel als meede de noodige ervarentheijd omtrent sulke affairen onbekend, derhalven soo neemt hij de vrijheijd sig met alle eerbied tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te wenden, ootmoedig versoekende dat deselve van die benevolentie gelieven te zijn omme hem tot beeter redding en waarneeming van dien boedel te willen adjungeeren den krankbesoeker, Jan Mahieu, en burger Martinus van Leijpzig, ofte anders daaromtrent soodanige schickinge te maken als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. sullen vermijnen te behooren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Soo is naar gehoudene deliberatie goedgevonden en verstaan dat denselven daarop tot appostille sal werden gegeven dat de boekhouders, Jacob Leever en Abraham Decker, sal werden gelast en geordonneert om de reekening van den boedel van wijlen Rijkje van Donselaar, wed. Anthonij Hoesemans, voor soo ver deselve den overleedene secretaris van justitie, Daniel Thibault, en desselfs wed. betreft, met den supplt. effen te stellen, en waar toe hem meede expresselijk geordonneert werd van zijn kant alles wat noodig is te moeten contribueeren, naar welkers behoorelijke verrigtinge hij sig als dan met nader versoek over dit subject betreffende het aanstellen van meede executeurs over gedagten boedel aan deesen Raade sal kunnen addresseeren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] NS. HEIJNING.

10

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 15-17.

Dingsdag den {17271111} 11 November 1727, voormiddags.

11

Alle present, behalven den Edelen Heer Gouverneur, den Heer fiscaal independent, en den ondercoopman en pakhuijsmeester, Hendrik Swellengrebel.

Ter vergaderinge verscheenen sijnde den schipper van het aanweesend schip Haaxburg , soo wierd hem door den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, afgevraagt en voorgehouden of hij geduurende sijn aanweesen alhier niet tot volkomen genoegen was voorsien geworden van goede en deugtsame ververssingen, soo van vleesch als moeskruijden, neevens alle zoodanige andere benoodigtheeden als hem tot vervorderinge der Bataviase reijs waren dienstig geweest, en gevolglijk wanneer hij deselve naar derwaarts soude kunnen onderneemen, op het welke door gemelten schipper wierd gerepliceert dat hij wat het eerste namentlijk de ververssing en andere saken aanging, daarvan ten vollen was voldaan, en dat ook op Maandag den 17 deeser maand in staat soude kunnen sijn om van hier te vertrecken, omtrent welk vertrek hij eensdeels door het slordige en onguure weer, ‘t geen het verrigten der scheeps saken veel heeft veragtert, ende ten anderen door de swakheijd sijnes volks, waarvan men hem nu egter weederom tot genoegen hadde voorsien, eenige dagen is te rugge geset geworden, weshalven naar gehoudene raadpleeging geresolveerd en besloten is dat gedagten bodem ten voormelten dage sal werden gemonstert en van hier gedimitteert, en dat aan denselven inmiddels nog soo veel manschap als doenelijk sal sijn, die ten hospitale tot herstellinge komen te geraken, sal toegevoegt werden.12


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

13

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 18-20.

Dingsdag den {17271125} 25 November 1727, voormiddags.

14

Alle present, uijtgenomen den Edelen Heer Gouverneur, Pieter Gijsbert Noodt, benevens den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel.

Door den schipper van het ter rheede leggende schip het Noorderquartier op afvraage van den oppercopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, ter vergaderinge betuijgt weesende dat hij geduurende sijn aanweesen alhier niet alleen tot genoegen hadde genooten de gewoone ververssingen van vleesch en moeskruijden, maar ook daar en boven de verdere gerequireerde benoodigtheeden die hem tot voortsettinge der Bataviasse rheijse waren dienstig geweest, en dat hij derhalven mits toelatinge van bequaam weer en wind, en dat hem inmiddels nog eenige manschap wierde toegevoegt, in staat soude kunnen zijn om op Maandag den eersten der aanstaande maand December te kunnen monsteren, en den 3 dito van hier vertrecken; Soo is gevolglijk naar gehoudene deliberatie goedgevonden en verstaan dat dien bodem op de voormelte tijden sal werden gemonstert en gedepescheert, en dat aan denselven ondertusschen nog soo veel volk sal werden bijgeset als eenigsints mogelijk sal weesen, ten eijnde de rheijse door hem met volkomen gerustheijd naar India sal kunnen ondernomen werden.15


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] NS. HEIJNING.

16

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 21-30.

Donderdag den {17271211} 11 December 1727, voormiddags.

17

Alle present, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz, door indispositie.

Geleesen ende geresumeerd weesende de respective nominatien door den Caabsen kerkenraad, mitsgaders kerkenraaden van Stellenbosch en Drakensteijn , als meede weesmeesteren en landdrost en heemraaden van Stellenbosch en Drakensteijn voornt. ingedient,18 soo heeft men de gedane electie in den persoon van Fredrik Russouw tot ouderling alhier in plaatse van den afgaanden Gijsbert la Febre goedgekeurt, en uijt het dubbeld genomineerd getal voor de af te treedene diaconen, Abraham Decker en Johannes Kruijwagen, weeder daar toe verkooren Nicolaas Leij en Hendrik Heijns; sijnde de verkiesing van Jacobus de Lange tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch in steede van Jan Nel ook geapprobeert, en tot diacon aldaar in plaatse van Wouter de Vos geeligeert geworden Pieter Lourensz; gelijk men sig verders nog de verkiesing van Jan Bastiaansz tot ouderling van Drakensteijn in steede van Schalk Willemsz van der Merwe, die afgaan moet, heeft laten welgevallen, en zijn wijders in plaatse van gemelte Jan Bastiaansz en Charl Marais, de jonge, tot diaconen dier gemeijnte verkooren Jacob Villiers, de jonge, en Hendrik van der Merwe.19

Sullende gesegde kerkenraden van Stellenbos en Drakensteijn daar en boven ook werden aangeschreeven dat ër deesen jaare weederom geen commissaris politicq van hier naar de buijten districten staat af te gaan, en dat sij derhalven sullen moeten besorgen dat de kerkelijke reek. harer arme penningen soo spoedig doenelijk herwaarts aan sullen moeten gesonden werden.

Voorts zijn uijt het dubbeld genomineert getal in steede der uijtgedient hebbende weesmeesteren, Philip Rudolph de Savoije en Fredrik Russouw, weeder daar toe verkooren Olof de Wet en Gijsbert la Febre; en wijders tot heemraaden van Stellenbos Wouter de Vos en Jacobus de Lange, mitsgaders voor Drakensteijn Theunis Bota en Jacob Coetser, in plaatse van de afgaande heemraaden, Philip Morkel, Jan Nel, Matthijs Krugel en Schalk Willemsz van der Merwe.

Vervolgens geresumeerd zijnde de reek. der costpenningen & van de vijf Engelsche geld visschers, neevens den gesaghebber, Pieter de Graaf van Alewij, hebbende van den 24 September tot den 9 November inclusive, of den tijd van seeven en veertig dagen ten huijse van Johannes Needer gehuijsvest en in de kost geweest, Soo is naar gehoudene deliberatie goedgevonden en verstaan dat het bedragen der gemelte reekening, namentlijk 289 1/8 Rijxs. aan geciteerde Needer uijt ‘s Comps. cassa sal werden voldaan; en dat wijders ten aansien deselve persoonen seedert dien tijd hier ten Casteele sijn geplaatst geworden, alwaar deselve met ongelijk minder kosten, en tot vrij grooter menage voor d’ E. Comp. van kost, drank en verdere benoodigtheeden kunnen werden voorsien, gelijk zulx bij de reek. van het geene door haar in gedagte tusschen tijd geconsumeert is, komt te blijken, dierhalven ook daarmeede met hun in diervoegen van al het noodwendige ‘s Comps. weegen ten deesen Casteele te doen versorgen, dewijl daarmeede veel uijtgespaard werd, en die luijden egter haar volkomen accomodement hebben, sal werden gecontinueert, en dat vervolgens van haarlieder verdere consumptie, en het geene sij komen te requireeren, soo uijt het dispens, pakhuijs, de kelder, als andersints, de vereijschte ordonnantien maandelijx op de respective bediendens sullen werden gemaakt, ten eijnde daarvan alsoo een behorelijke reek. sal kunnen werden gehouden.

Sijnde verders op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur nog besloten dat ër 300 mudden gort in gereetheijd sullen werden gebragt om bij voorvallende gelegentheeden soo ten dienste van ‘s Comps. scheepen als anders gebruijkt te kunnen werden, sullende behalven de 600 mudden garst die daartoe werden gerequireert, nog een redelijke quantiteijt van dat graan in ‘s Comps. maguasijnen werden ingeslagen om tot ‘s Comps. verdere benoodigtheeden te kunnen werden geemplojeert.

Waarna den Edelen Heer Gouverneur in Raade geliefde te vertoonen de zijde die dit jaar ter deeser plaatse door den hier sijnde behandelaar der zijde wurmen, Francois Guilleaumet, gewonnen en afgesponnen is, welke zijde in ruijm agt ponden bestaande, seer wel geconditioneert is bevonden, en waar omtrent is verstaan dat deselve met de eerste scheepen half en half voor de respective Cameren van Amsterdam en Zeeland verdeelt, naar het vaderland sal werden gesonden; ende ter consideratie uijt deese goede beginselen met veel reeden hoope kan werden geschept dat de zijde culture alhier wel slagende, daarmeede in der tijd veel voordeel aan de E. Comp. soude kunnen werden toegebragt, dog dat de plaats tot dien omslag vereijscht werdende, dewelke van tijd tot tijd onder de hand komt aan te groeijen, hier ten Casteele, alwaar gemelte Guillaumet tot nog toe om voor eerst zijn werk te kunnen verrigten, is geplaatst geweest, van nu af aan al te naauw komt te vallen, en dat gevolglijk het selve werk onmogelijk aldaar meer sal kunnen werden gaande gehouden, Soo is op de voorstelling van den Edelen Heer Gouverneur na rijpe overweeging van saken goedgevonden en vastgesteld dat op ‘s Comps. huijs erven in deese Tafelvalleij nabij ‘s Comps. thuijn geleegen, een bequame schuur sal werden gebouwt, omme de zijde wurmen en wat daar toe behoord daarin te kunnen overbrengen en dat werk aldaar verders met meerder iver voort te setten, te meer dewijl gemelte erven reets rontsom met een muur sijn besloten, en dat sig daarop een bequame wooning bevind waarin gedagte Guilleaumet en sijn familie geplaatst sal kunnen werden, in voegen sulx aldaar ten minsten kosten voor d’ E. Comp. sal kunnen werden werkstellig gemaakt, en dat ook bovens dien ruijmte genoeg overblijft om in het vervolg, des noodig sijnde, op gesegde erven nog een tweede schuur te kunnen timmeren.20


Laastelijk sijn ter vergaderinge geresumeerd de negotie en soldij boeken deeses Gouvernements d’ ao. 1726/27, komende bij de eerstgenoemde te blijken dat de lasten in dit boekjaar sijn komen te monteeren tot een zomma van ƒ338,346:17:-, en daar en teegen de suijvere winsten ƒ115,519:11:8, zulx de winsten dit jaar meer als het voorgaande hebben gerendeert een zomma van ƒ15,177:1:-, en daar en teegens de lasten minder een bedragen van ƒ14,817:13:8.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 31-33.

Saturdag den {17271213} 13 December 1727.

Het onderstaande reqte. op ordre van den Edelen Heer Gouverneur door den eerste clercq bij de leeden des Raads rond gebragt:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoond met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dienstvaardigen dienaar, Wentworth George Pitt, captn. in dienst der Engelsche Oost-Indische Comp., voerende het hier ter rheede leggende schip The Stanhope , hoe hij supplt. geduurende de herwaards rheijse van ‘t Fort St. Davids ,21 ‘t welk is geweest den 29 Augustus O.S. laastl., een getal van 50 sieken heeft bekomen.22

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. aan hem gelieven te permitteeren omme eenige ververssing van vleesch en groente alhier te mogen inkoopen, ten eijnde hij sijne voorgenomene reijse naar London met gerustheijd soude kunnen prosequeeren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

En daarneevens aan Haar EEs. in overweeginge gegeven sijnde of het daarbij gedane versoek behoorde geaccordeert te werden; Soo is daarop eenpariglijk geadviseert van ja, en dat oversulx aan den captn. van ‘t Engels schip The Stanhope , Wentworth George Pith, sal werden toegestaan omme voor desselfs aangebragte vijftig impotenten driemaal ‘s weeks een pond versch vleesch voor ider hooft bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters te mogen inkoopen, als hebbende gemelte leveranciers bevoorens betuijgt dat zulx sonder prejuditie van ‘s Comps. dienst konde geschieden, als mede bij de andere ingesetenen een weijnig groente naar proportie, mits nogtans dat van het een en ander de gewoone leijsten sullen moeten overgeleevert werden.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] In kennisse van mij. NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 78, pp. 34-37.

Dinsdag den {17271216} 16 December 1727, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz, door indispositie.

De ingediende nominatie van burgerraden deeser plaatse23 geleesen ende geresumeert zijnde, soo sijn uijt het dubbeld genomineert getal in steede van de afgaande burgerraden, Johannes Blankenberg en Gijsbert la Febre, weeder daartoe verkooren Hendrik Oostwalt Eksteen en Daniel Phijl.

Vervolgens wierd door den Edelen Heer Gouverneur in consideratie gebragt dat den tijd van de aankomst der van Batavia verwagt werdende retourscheepen op handen beginnende te schieten, daarmeede ook onder anderen aan onse Heeren en Meesteren de vereijschte kennisse zal dienen gegeven te werden hoedanig het met de ter deeser plaatse ondernomene indigo culture van den vaandrig, Evert Walraven Cochius, is gestelt, en welke apparentien dat werk soude mogen hebben, als waar van Sijn Edele tot nog toe geen regt bescheijt hadde kunnen krijgen, zijnde hem door gemelten vaandrig Cochius wel gesegt dat ër een gedeelte van den indigo opgekomen, en een gedeelte gestorven en te niet gegaan was, maar weederom door andere dat ër gantschelijk niets van dat gewasch was voortgekomen; weshalven den Edelen Heer Gouverneur in overweeginge geliefden te geven of het niet best zoude sijn dat ër op dat men uijt die onsekerheijd mogte geraken, en welgemelte onse Heeren en Meesteren als gesegt naar behoren van de waare gestelthijd dier sake zoude kunnen verstendigen, twee van de leeden deeses Raads wierden gecommitteert omme geadsisteert met den secretaris deeser Vergaderinge en van twee baasen van ‘s Comps. thuijnen occulaire inspectie van dat werk en de apparentien van dien te gaan neemen, om na dies verrigting een ordentelijk rapport in geschrifte van hunne bevinding te kunnen indienen; welk voorstel eenpariglijk geamplecteert en met den meesten dienst der E. Comp. overeenkomstig bevonden weesende, zo sijn gevolglijk door Zijn Edele daartoe in voegen voorsz gecommitteert geworden de ondercooplieden Nicolaas Heijning en Hendrik Swellengrebel.

Laastelijk in overweeging genomen sijnde dat den baas metselaar deeses Casteels, Hendrik Meijer,24 door geduurige debauches in den drank zijn verstand bij na verloren, en dus sig onbequaam tot het waarneemen van desselfs dienst gemaekt hebbende, alsoo aan d’ E. Comp. onnut en tot een last quam te strecken; Zoo is derhalven op de voorstelling van den Edelen Heer Gouverneur, geconsidereert alle voorgaandelijk gedaane waarschouwingen te vergeefs zijn geweest, om gemelten Meijer van het drinken af te trecken en wederom tot zijn pligt te brengen, goedgevonden en verstaan dat denselven met de eerst komende retourscheepen met afgeschreevene gagie als een onnut meubil alhier, naar het vaderland zal werden opgesonden.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 38-50.

Dingsdag den {17280106} 6 Januarij 1728, voormiddags.

25

Alle present.

Wierd door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge geproduceert het rapport der gecommitteerdens dewelke volgens resolutie van den 16 December jongstleeden het ondernomene werk der indigo culture van den vaandrig, Evert Walraven Cochius, ter deeser plaatse naar den inhoude van het gemelte raadsbesluijt behoorlijk hebben gevisiteert, zijnde hetselve van den volgenden inhoud:26

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Ingevolge de commissie door Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ons ondergeteekde. in vergaderinge van den 16 deeser loopende maand December gedecerneert, dat wij g’adsisteert met den secretaris deeser Vergaderinge en van twee baasen van ‘s Comps. thuijnen, door ons daartoe uijt te kiesen, oculaire inspectie zouden gaan neemen hoedanig het met de ondernomene indigo cultuure van den vaandrig, Evert Walraven Cochius, ter deeser plaatse geschapen stond, en welke apparentien dat werk quam te geven, zoo hebben wij ons op den 23 der gesegde maand December ten dien eijnde naar buijten begeeven, einde g’adsisteert met den baas van ‘s Comps. thuijn alhier, Jan Andries Drietter,27 en die van het Nieuwe Land , Francois Wijkaart,28 het selve behoorlijk verrigt, weshalven wij ons verpligt vinden Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. het volgende rapport van onse bevindinge met verschuldigde eerbied te doen; dat wij omtrent de zoogenaamde Baas Harmens Craal bij de Zand Valleij , zijnde nabij de Baaij Fals , en gevolglijk ruijm vier uuren gaans van deese plaats geleegen, een stuckje lands van omtrent een halve morgen groote, door gem. Cochius van de palmiet daar het meede is beset geweest gesuijvert, schoon gemaakt en tot het zaaijen en planten van den indigo hebben b’ arbeijd gevonden, dog waarop egter niets van dat gewasch was te sien, dan hier en daar eenelijk een enkelt plantje, dat niet boven een halve vinger lengte boven de grond uijtquam, en welke plantjes zig bovens dien alle nog seer schraal en mager vertoonden; waarop wij verders aan meergem. Cochius afgevraagt hebbende hoedanig het met sijne zaaken stond, en wat hoop hij van sijn ondernomene werk hadde, zoo betuijgde denselven dat hij den indigo al verscheijde reijsen en wel tot drie a vier maalen toe gesa[a]ijt, en nu nog laatst in de maand October passo. hersaaijt hebbende, deselve geduurig wel voortgekomen, maar daarna wederom na dat eenige plantjes al tot een halve voet lengte boven de grond waaren geweest, te niet gegaan en gestorven was, ‘t geen hij sustineerde door de harde winden, swaare reegens en koude lugt veroorsaakt te zijn, en dat daarom, om zulx in ‘t vervolg voor te komen, nu een begin hadde gemaakt met rontsom het gesegde land keur saat te zaaijen, om het selve wanneer dat saat, ‘t welk zig op sommige plaatsen nu even boven de grond begon te vertoonen, tot een heijning zoude opgegroeijd weesen, daarmeede te besluijten, en dus voor de grootste swarigheeden van den wind te bevrijden, als wanneer hij vertrouwde dat den indigo beeter als tegenwoordig soude voortwillen; op het welke wij vervolgens gedagte baasen het selve land naauwkeuriglijk hebbende doen visiteeren, zoo verklaarden deselve dat het te kout en salpeterig tot voortqueeking van den indigo was, en dat of schoon die struijk daarop nog zoo meenigmaal wierde gesaaijt en hersaaijt, sulx evenwel van geen het minste effect zoude kunnen zijn, dat dat gewasch wel soude kunnen opkomen, maar dat het egter ter oorsake voorsz. weederom ten eersten soude moeten te niet gaan, toonende ons zulx klaarlijk aan met op alle de bedden van het gesegde land, waarmeede hetselve thuijns gewijs is afgesondert, en waarop eenige plantjes stonden, sommige derselver uijt te trecken, welkers wortel, alhoewel se gelijk gesegt is, niet boven een halve vinger lengte boven de grond hadden, egter bereijts alle van ouderen was aangestoken en verrot, ‘t geen noodwendig moest veroorsaaken dat de plant, door den wortel geen voedsel meer kunnende trecken, sterven en te niet gaan moest; ‘t welk dan ook door ons aan meergeciteerde Cochius aangetoond zijnde, en dat gevolglijk desselfs voorneemen van heijningen aan te planten geen nut zoude kunnen toebrengen, geconsidereert het quaad soo wel van den grond selfs, als van de harde winden en het koude klimaat sijnen oorspronk nam, zoo betuijgde denselven dat hij daarop, namentlijk dat den wortel van de indigo plantjes van onderen verrotte, en dat zulx d’ oorsaak van dies te niet gaan was, nooijt geen reflexie genomen hadde, dewijl hij bekennen moest daarvan mitsgrs. van het zaaijen, planten en cultiveeren van den indigo geen de minste kennisse te hebben, en dat hij eenelijk dat gewasch in ‘s Comps. thuijn alhier zien groeijen hebbende, op voor onderstelling dat hetselve overal wel soude voortwillen, diesweegens aan sijnen broeder in het vaderland hadde gesz, die zulx aan onse Heeren en Meesteren hadde voorgedraagen, en hem een instructie noopens het saaijen, planten en b’arbeijden van den indigo van seekeren makelaar De Bruijn tot Amsterdam versorgt en toegesonden, waarop hij in zijn particulier was te werk gegaan tot tijd ende wijle dat hem op het aanschrijvens van welgemelte onse Heeren en Meesteren de nodige instructien weegens die saak, met al het geene hij verders quam te requireeren alhier waren ter hand gestelt, om ‘s Comps. weegen een proef van dat werk te neemen, omtrent het welke zijne oogmerken voor het overige waaren geweest door middel van het selve bij aldien het hadde willen gelucken, zijn fortuijn verder te pousseeren, waarom hij ook met dies te meer ijver hand aan ‘t werk hadde geslagen, dog dat na alle moeijte en vlijt te vergeefs aangewend te hebben, tot zijn leetweesen nu wel sag dat het een onmogelijkheid was om den indigo alhier te kunnen aanqueeken, hopende derhalven dat hij van dien arbeijd ontslagen en verlost zoude mogen werden.’

‘Waarmeede gedenkende aan de intentie van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. voldaan en onse commissie volvoert te hebben, zoo sullen w’ deese laten dienen voor rapport - - - (Was geteekent) Ns. Heijning, Hk. Swellengrebel, As. Truter, bij mij Fransies Wijkart. (Lager) Mij present, (en geteekent) R. Tulbagh, secretaris. (In margine) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 31 December 1727.’

Naar welkers lecture, en dat daarbij was komen te blijken dat door de voorsz gecommitteerdens seer weijnige en schier geen naamwaardige indigo plantjes op ‘t stuk lands door gemelten Cochius bearbeijd, en tot differente reijsen met indigo besaaijt, in weesen waaren bevonden, den Edelen Heer Gouverneur ook geliefden te vertoonen zeeker dagregister door denselven geduurende den tijd dat hij dat werk hadde onder handen gehad van zijne dagelijxe verrigting gehouden, en aan Zijn Edele na dat gesegde gecommitteerdens die visitatie hadden gedaan, overgegeven, waar bij hij Cochius quam ter needer te stellen dat ër nog een goed gedeelte van dat gewasch in weesen zoude zijn, ‘t geen oversulx teegens het rapport der gecommitteerdens quam aan te loopen, weshalven meergemelten Cochius daarop door den Edelen Heer Gouverneur in vergaderinge ontbooden en diesweegens gehoort sijnde, Zoo is naar gehoudene deliberatie, ten eijnde alle verdere uijtvlugten die door hem souden kunnen werden gemaakt, wierden afgesneeden, goedgevonden en verstaan mitsgrs. staande vergadering door Zijn Edele aan denselven geordonneert geworden dat hij selfs een ordentelijk berigt in geschrifte zoude hebben op te stellen en over te leveren van zijne geheele verrigting betreffende de door hem ondernomene indigo culture, van het begin af aan dat hij dat werk heeft aangevangen tot den eijnde toe, met bijvoeging wat gedagten door hem tegenwoordig van de goede of quaade apparentien van de groeijsaamhijd van dat gewasch ter deeser plaatse werden gemaakt, op dat men daarna verders sijne messures ten meesten dienste der E. Comp. zal kunnen neemen.

Waarna den Edelen Heer Gouverneur vermits door Godes goedheijd het graan gewasch alhier deesen jaare veel beeter als in het voorleedene is komen te slagen, sodanig dat men vertrouwt dat d’ E. Comp. niet alleen genoegsaam van graanen ten behoeve der besettelingen en verderen omslag deeses Gouvernements sal kunnen werden voorsien, gemerkt de leverantie van coorn in ‘s Comps. graan maguasijnen al fraaij begint in te schieten, maar dat ook boovens dien deese ingesetenen haar gerief daarvan volkomentlijk zullen kunnen hebben, in consideratie geliefden te geeven of het derhalven niet noodig zoude sijn de ordres bij placcaat van den 5e Januarij des voorleeden jaars, ‘t geen op den 12 Maart daar aanvolgende nogmaals is gerenoveert geworden,29 gestatueert, voor zoo veel deselve behelsen dat niemand deeser ingeseetenen haar werk makende van op bekomene licentie voor de gaande en komende man brood te backen ende te verkoopen, tot wederseggens toe soude vermogen witte brood, soete koek, koekjes, krakelingen, bisschuijt &a. te backen einde te debiteeren, gelijk zulx alles bij het voorsz placcaat breeder staat uijtgedrukt, te altereeren ende te vernietigen, en gevolglijk aan gemelte brood backers dewelke daartoe deesen jaare permissie van Zijn Edele verkreegen hebben, wederom vrij te laten van nu voort aan witte brood, soete koek, koekjes, krakelingen, bisschuijt en alle andere zoorten van gebacken die van meel werden gemaakt, naar haar goeddunken te mogen backen, als meede om het meel, ‘t zij gebuijlt of ongebuijlt, aan een igelijk uijt hunne huijsingen te verkoopen, mits dat het dubbeltjes witte brood naar ouder gewoonte door haar weeder zal moeten gelevert werden tot 1 1/8 lb. en het grooter naar advenant, mitsgrs. het dubbeltjes tarwenbrood van goed en deugtsaam meel soo als het van de moolen gemalen komt, tot drie ponden swaarte ider, onder zoodanige poenaliteijten tegens de contraventeurs als daarop van outs zijn gestelt geweest; welken aangaande geraadpleegt zijnde, Soo is hetselve eenpariglijk goed en noodig geoordeelt, en dierhalven verstaan dat daarvan aan een igelijk bij placcaat de vereijschte kennisse zal werden gegeeven,30 sullende voor ‘t overige de gestatueerde ordres bij het voorsz placcaat van den 5 Januarij d’ ao. passo. noopende het uijtvoeren der graanen en het verkoopen ofte verhandelen van dien aan eenige passeerende scheepelingen hoegenaamt, mitsgrs. het aanregten van monopolie in deselve, en dies verkoop voor meer dan de ordinaire prijs, namentlijk agt guldens de mudde tarw, op zoodanige boetens en breuken als bij het selve placcaat zijn uijtgedrukt, in haar geheel werden gelaaten.

Laastelijk is op de voorstelling van den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, nog gearresteerd en beslooten dat ten aansien bij het vigeerend generaal placcaat eenige noodige articulen vervat in de jongst g’emaneerde placcaaten ontbreekende zijn, het selve ten overstaan van Zijn E. door de ondercooplieden, Nicolaas Heijning en Hendrik Swellengrebel, dewelke daartoe door den Edelen Heer Gouverneur zijn gecommitteert geworden, zal werden geresumeert, van het overtollige gesuijvert, en met het noodige geamplieert, omme na dies verrigting in dier voegen gepubliceert en allome geaffigeert te werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

31

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 51-54.

Donderdag den {17280108} 8 Januarij 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz, door indispositie.

Vermits sig ten deesen Casteele nog eenige roopaarden van de verongeluckte scheepen in den jaare 1722 geborgen bevinden, dewelke ten eenemaal bedorven en tot gebruijk onbequaam zijn, Zoo is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan dat deselve bij de negotie boeken deeses Gouvernements behoorlijk zullen werden afgeschreeven en tot kalkovenhout ten dienste der E. Comp. gebruijkt.

Vervolgens geleesen zijnde een versoekschrift door den captn. van het Engels schip Carnarvon in de onderstaande bewoordinge overgegeeven:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneurin loco&a., benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoond met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dienstvaardigen dienaar, Joseph Englisch, captn. in dienst der Engelsche Oost Indische Comp., voerende het hier ter reede vertoevende schip Carnarvon , hoe hij supplt. geduurende de herwaarts reijse van Batavia, ‘t welk geweest is den 15 October N.S. van ‘t gepasseerde jaar 1727, een getal van 40 sieken heeft bekomen.32

’- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -‘

‘Voor dewelke den supplt. gedienstig versoekt dat hem mag werden gepermitteert om eenige ververssing van vleesch en groente te mogen inkoopen, ten eijnde hij daar door in staat mag geraaken omme sijne voorgenomene reijse naar London te kunnen vervorderen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) Jos. Englisch.’

Soo is daarop beslooten en vastgestelt dat aan denselven zal werden gepermitteert om voor zijne ophebbende 40 zieken bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters, die betuijgt hebben dat sulx zonder nadeel van ‘s Comps. dienst geschieden kan, een pond vleesch voor ider hooft driemaal ‘s weeks volgens gewoonte te mogen inkoopen, en zoo meede bij de andere ingeseetenen een wijnig groente naar proportie, van welk een en ander nogtans de gewoonelijke lijsten sullen moeten werden overgegeeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 55-70.

Dingsdag den {17280113} 13 Januarij 1728, voormiddags.

Alle teegenwoordig, behalven den ondercoopman en winkelier, Jan Aldersz.

Geleesen sijnde het rapport door den vaandrig, Evert Walraven Cochius, agtervolgens het aan hem geordonneerde bij resolutie van den 6 deeser maand, aangaande sijne verrigting omtrent het saaijen en planten van den indigo overgegeven, en het welke is bevonden te bestaan in de volgende bewoordinge:33

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren,’

‘Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. mij ondergetekende in vergaderinge van den 6 deeser loopende maand Januarij hebbende gelieven te ordonneeren omme een nauwkeurig berigt te geeven hoedanig het met mijne ondernomene indigo culture gesteld was, en wat ër door mij omtrent dat werk is uijtgevoert geworden, zoo neeme ik ingevolge van dien de vrijheijd zulx in alle eerbied te verrigten.’

‘Eerstelijk dan seggende dat ik geadsisteert met een thuijnier en agt mansslaven, mitsgaders van de noodige materialen en provisien voorsien sijnde, op den 29 April des voorleeden jaars van de Caab naar buijten ben gereeden, en gekomen op zeekere plaats omtrent de zoogenaamde Baas Harmens Craal nabij de Baij Fals , en ruijm vier uuren gaans van hier geleegen, alwaar des anderen daags aanstonds door mij een begin is gemaakt geworden met het land schoon te maken, en vervolgens ook met het opregten van een velthuijsje tot onse lijfberging, en na dat ër een stuk lands ter groote van vierhondert quadraat roeden van de palmiet, daar het meede beset is geweest, gesuijvert en schoon gemaakt was, is het selve perks gewijs afgedeelt en den indigo op omtrent een halve morgen van dat land tot verscheijde reijsen gesaaijt, te weeten dan 30 Augustus een perk, den 1 September een perk, den 3 September een perk, den 20 September een perk, den 22 September een perk, den 27 September een perk, den 28 September een perk, den 5 November een perk, en den 8 December thien beddens.’

‘Welk gesaaijde geduurig wel is voortgekomen, maar daar na weederom, na dat eenige plantjes van een vinger tot een halve voet lengte boven de grond waren geweest, te niet gegaan en gestorven, ‘t geen door de harde winden, swaare reegens en koude lugt is veroorsaakt, weshalven ik om zulx in het vervolg eenigsints voor te komen, een begin hebbe gemaakt met rondsom het gesegde land keursaat te saaijen, met die gedagten om het selve wanneer dat saat, ‘t welk sig al boven de grond heeft beginnen te vertoonen, tot een heijning zoude opgegroeijt weesen, daarmeede te besluijten, en dus voor de grootste swarigheijd van de wind te bevrijden, sonder nogtans verseekert te zijn of sulx van veel effect sal weesen, ten aansien ik ondervonden hebbe dat het land in sig selven seer kout en salpeeterig is, en dat deese quaade successen soo wel van den grond selfs, als van de harde winden en het koude climaat sijn voortkomende, om welke reedenen ik ondergetekende na alle moeijte en vlijd aangewend te hebben, nu tot mijn leedweesen wel sie dat het voor mij onmogelijk is om den indigo alhier te kunnen aanqueeken, versoekende derhalven seer ootmoediglijk dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. mij van dien arbeijd gelieven te ontslaan en te ontheffen, te meer dewijl ik ook moet betuijgen van het saaijen, planten en cultiveeren van den indigo de grootste kennisse niet te hebben, maar dat ik eenelijk dat gewasch in ‘s Comps. thuijn alhier sien groeijen hebbende, in hoope dat hetselve over al wel soude willen groeijen, dieswegens aan mijnen broeder in ‘t vaderland hebbe gesz. die daarvan aan onse Heeren en Meesteren heeft kennisse gegeven, en mij een instructie nopens het saaijen, planten en prepareeren van den indigo versorgt en toegesonden, waarop ik tot mijn eijgen speculatie ben te werk gegaan tot tijd ende wijle dat mij op het aanschrijvens van welgem. onse Heeren en Meesteren de nodige instructien alhier zijn ter hand gestelt geworden, om ‘s Comps. weegen een proef van dat werk te neemen, waaromtrent mijne oogmerken voor ‘t overige sijn geweest door middel van het selve, bij aldien het hadde willen opneemen, mijn fortuijn verder voort te setten, hoopende en biddende derhalven dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. zulx ten besten sullen gelieven te duijden, inmiddels dat ik de vrijheijd neeme dit rapport hiermeede te eijndigen.’

’- - - (Was getekent) E. W. Cochius. (in margine) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 10 Januarij 1728.’

Soo is naar resumptie van dien, ten aansien hij daarbij komt ter needer te stellen dat het voor hem een onmogelijkheijd is om den indigo alhier te kunnen aanqueeken, derhalven goedgevonden en van noodsakelijkheijd geoordeelt dat men, op dat aan d’ E. Comp. geen noodeloose en vergeefse kosten ten dien opsigte meer werden toegebragt, gemelten vaandrig Cochius desselfs dienst weederom als vooren ten deesen Casteele sal laten presteeren, en dat ook de leijfeijgenen, het beestiaal en wat meer van ‘s Comps. effecten door hem tot dat werk is gebruijkt geweest, weeder sullen werden ingetrocken om tot andere nodiger werken ten dienste der E. Comp. te kunnen werden geemploijeert, mitsgaders dat wijders hier van de vereijschte kennisse aan onse Heeren en Meesteren met de verwagt werdende retourscheepen sal werden gegeven.

Voorts is op het voordragen van den Edelen Heer Gouverneur dat door den landdrost, Martinus Bergh, aan Sijn Edele was versogt geworden dat aan hem nog twee veltwagters boven de geene die hij reets heeft, mogten werden toegevoegt, ten eijnde dus in staat te sijn om de ordres deeser Regeering noopens het uijtvoeren der voorvallende saken ten platten lande, waaromtrent het gebrek van genoegsame bediendens der justitie al dikwils verhinderinge aan hem quam toe te brengen, des te prompter te kunnen werkstellig maken, en het land van vagabonden te suijveren, ook geresolveerd en beslooten dat het gemelte versoek van den landdrost sal werden geaccordeert, en dat aan hem nog twee veltwagters sullen toegevoegt werden.

Waarna op ordre van den Edelen Heer Gouverneur door den cassier, Christoffel Brand, eenige van de door de Engelsche duijkers gevischte ducatons, die onder sijne bewaringe in ‘s Comps. cassa berustende, en alhier behoorlijk schoon gemaakt en gesuijvert sijn, ter vergaderinge binnen gebragt, en aldaar vervolgens gewoogen, mitsgaders bevonden sijnde dat deselve wel eenigsints ligter geworden, maar egter soo als men vertrouwt nog genoegsaam bequaam sijn sullen om uijt gegeven te kunnen werden, soo geliefden Zijn Edele daarop verders in consideratie te geeven hoedanig met gemelte ducatons best en ten meesten voordeele der E. Comp. diende te werden gehandelt, ‘t zij met die naar het vaderland of te India te versenden, waarover met aandagt gedelibereert, en in overweeging genomen weesende aan de eene sijde dat men met gedagte ducatons naar het Patria te rugge te senden, deselve de risico van de zee dubbelt soude moeten doen loopen, maar ook aan de andere kant dat wanneer daarop bij versmeltinge eenig verlies in India quam te vallen, zulx aan d’ E. Comp. nadeel ten opsigte der per ctos. die daarvan in het vaderland aan geciteerde Engelsche sullen moeten werden betaalt, soude komen toe te brengen, Soo is nogtans, geconsidereert men gelijk gesegt is, vertrouwt dat deselve ducatons nog genoegsaam tot den dagelijxen uijtgaaf in India sullen bequaam zijn, goedgevonden en met ‘s Comps. meesten dienst over eenkomende geagt dat men dat geld naar derwaarts sal laten afgaan, dog dat met eenen aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering kennisse van derselver ligtheijd sal werden gegeven, met eerbiedig versoek dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de goedheijd gelieven te hebben gemelte ducatons tot den dagelijxen handel op Batavia te doen emploijeeren, en dat deselve niet naar Bengalen ofte elders om versmolten te werden, mogen werden versonden, op dat alsoo de verliesen die daar door op dat geld souden komen te vallen, mogen werden geprevenieert; sullende de tweehondert gevischte silvere staven die sig insgelijx in ‘s Comps. cassa bevinden, ook werden gewoogen, om te sien of die meede ligter dan sij uijt het vaderland komende sijn geweest, souden mogen sijn geworden, ten eijnde sulx soo sijnde, door onse Heeren en Meesteren niet te veel aan gesegde Engelsche in voldoening van haar bedongen tantime mag werden betaalt.

Vervolgens geliefden den Edelen Heer Gouverneur aan de boden des Raads te communiceeren dat het hooft der Engelsche geld visschers, Mr. John Lethbritge, op gisteren aan Sijn Edele te kennen gegeven hadde dat hij alles wat in sijn vermogen en wat hem mogelijk geweest was, aangewend hebbende tot het bekomen der overige nog vermist werdende ‘s Comps. contanten en verdere goederen, en dat ten dien eijnde een naukeurig ondersoek bij de wracken van alle de verongelukte scheepen hebbende gedaan, geen kans meer sag om nog ietwes magtig te werden, weshalven hij het van sijnen pligt hadde geagt daarvan de vereijschte kennisse aan den Edelen Heer Gouverneur te geeven, en dat werk, om geen vergeefse moeijten meer te doen, nog noodeloose kosten aan de E. Comp. toe te brengen, te staaken, dat hij vervolgens sijne compagnons als nu soude te werk stellen om in gevolge het contract door hem met d’ E. Comp. in het vaderland gemaakt,34 een aanvank te maken met na de verlorene en blind staande ankers in deese Tafelbaaij te visschen, inmiddels dat hij Let[h]britge versogt om nevens desselfs soon, den gesaghebber, Pieter de Graaf, en nog een sijner meede hulpers een togtje naar de Saldanhabaij te mogen doen, omme te ondersoeken of ër eenige mogelijkheijd soude sijn dat ër nog eenige contanten door het verongelucken van het schip Meeresteijn in den jaare 1702 aldaar verlooren geraakt,35 door hem bemagtigt wierden, waar toe hij vermeijnde bij toelatinge van bequaam weer en wind ginder niet meer dan een dag twee a drie van nooden te sullen hebben, om te sien of sulx soude kunnen gelucken ofte niet, voegende meergemelte Let[h]britge daar nog bij dat sijne hier blijvende mackers ondertusschen ook wel eens een proef souden kunnen neemen of ër van het geld door het blijven van het jagtje den Dageraad in ‘t jaar 1694 aan den westelijken hoek van het Robben Eijland verongelukt,36 nog niet wat soude kunnen bekomen werden. Omtrent welk een en ander den Edelen Heer Gouverneur derhalven in consideratie geliefden te geeven wat daarin best diende te werden gedaan, welken aangaande serieuselijk geraadpleegt, en overwogen zijnde dat dewijl gemelde Lethbritge tot het visschen en duijkelen naar de contanten &ra. in deese baaij niet meer kan werden geemploijeert, en dat ook wanneer sijne mackers voortgaan met na de blind staande ankers te vissen, door desselfs afweesentheijd ten dien opsigte alhier niets sal werden versuijmt, Soo is daarom geresolveerd en beslooten dat men denselven navolgens sijn gedaan versoek met de bregantijn Fijenoordt naar de Saldanhabaij sal laten afgaan, en dat de door hem gebruijkt werdende pont volgens sijne petitie ook naar derwaarts sal werden meede gesonden, met zoodanige verdere gereedschappen als door hem dienstig sullen werden geoordeelt, mitsgaders dat aan hem Let[h]britge ook tot narigt sullen werden ter handen gestelt copiaas der papieren die noopens het verongelucken van het schip Meeresteijn , en wat daar van geborgen is, ter secretarije deeses Gouvernements gevonden werden,37 gelijk meede aan hem, om aan sijne mackers te kunnen inhandigen, copielijk sullen werden bedeelt de papieren die aangaande het blijven van den Dageraad op het Robben Eijland ter deeser secretarije sijn berustende, ten eijnde sij dus bij bequame gelegentheijd een proef sullen kunnen noemen of daaromtrent nog eenig geld soude te bekomen zijn, en dat men sig alsoo ook gerust kan stellen dat ër terwijl men deese menschen dog aan handen heeft, niets omtrent ‘s Comps. interest waarvan men maar eenige hoop soude kunnen hebben, is versuijmt geworden.

Laastelijk is nog, vermits men tegenwoordig weer wat meerder ruijmte van granen aan handen begint te krijgen, zoodanig dat men hoopt daarvan nog wel ietwes boven de eijgen benodigtheijd naar Batavia te sullen kunnen afsteeken, goedgevonden en verstaan dat ër van nu voortaan naar het voorige gebruijk weederom versch brood aan ‘s Comps. uijt en thuijsvarende scheepen geduurende haar aanweesen alhier sal werden gegeeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 71-77.

Donderdag den {17280122} 22 Januarij 1728, voormiddags.

38

Alle teegenwoordig.39

Produceerde den Edelen Heer Gouverneur daarna verders de jaarlijxe reek. der arme penningen soo van de Caab, Stellenbosch als Drakensteijn , sijnde van den volgenden inhoud:


't Generale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in het volgende, te weeten:
1727 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ134107:-:-
In dit jaar bij gekomen:
Aan aalmoesen ƒ2680:-:-
Aan grafsteeden ƒ1403:-:-
Aan interesten ƒ6425:06:04
Aan armbossen ƒ360:16:04
Aan testamentaire en liberale giften ƒ175:-:-
Aan verhuurde gestoeltens ƒ609:-:-
Aan winst en verlies ƒ70:05:-
Aan vonnissen ƒ30:-:- ƒ11753:07:08
    ƒ145860:07:08
Gaat af:
Aan onkosten der armen ƒ5626:11:04
Aan onkosten der kerk ƒ1036:08:12 ƒ6663:-:-
Resteert nog ulto. December 1727   ƒ139197:07:08
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa per restant ƒ11602:-:-
Obligatien, custingbri[e]ven &ra ƒ107250:-:-
Veragterde interessen ƒ6971:-:- ƒ125823:-:-
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
De diaconij van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
De diaconij van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:- ƒ13374:07:08
Somma   ƒ139197:07:08

't Generale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in het volgende, te weeten:
1727 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ134107:-:-
In dit jaar bij gekomen:
Aan aalmoesen ƒ2680:-:-
Aan grafsteeden ƒ1403:-:-
Aan interesten ƒ6425:06:04
Aan armbossen ƒ360:16:04
Aan testamentaire en liberale giften ƒ175:-:-
Aan verhuurde gestoeltens ƒ609:-:-
Aan winst en verlies ƒ70:05:-
Aan vonnissen ƒ30:-:- ƒ11753:07:08
    ƒ145860:07:08
Gaat af:
Aan onkosten der armen ƒ5626:11:04
Aan onkosten der kerk ƒ1036:08:12 ƒ6663:-:-
Resteert nog ulto. December 1727   ƒ139197:07:08
Bestaande in de volgende partijen, als:
Cassa per restant ƒ11602:-:-
Obligatien, custingbri[e]ven &ra ƒ107250:-:-
Veragterde interessen ƒ6971:-:- ƒ125823:-:-
Ornamenten tot de kerk ƒ1374:07:08
De diaconij van Drakensteijn in leening ƒ8000:-:-
De diaconij van Stellenbosch in leening ƒ4000:-:- ƒ13374:07:08
Somma   ƒ139197:07:08

‘(Onderstont) Aldus ten overstaan van mij onderget. nagesien en accordeerende bevonden, den 14 Januarij 1728. (Was getekent) Jan de la Fontaine.’

‘Cassa reek. der armen gelden soo bevonden is op ultimo December 1727 onder de diaconen Wouter de Vos en Gerrit Romondt.’


Debet   Credit
Bij 't sluijten der voorjaarige reek. is per restant in cassa gebleeven ƒ2039: 7:- Uijtgegeven aan alimentatie en andere diversse benodigtheeden ƒ2798: 4:-
Onder de godsdienst in 't jaar 1727 ontvangen ƒ493:14:-
Nog weegens verloopene intressen, giften en kerkelijke geregtigheeden &ra ƒ1012: 7:- Ter narigt werd aangeteekent dat Ariaantje Jansz in cassa der armen berustende heeft en toekomt ƒ2609:-:-
  ƒ3545:12:-
Soo dat ër na aftrek der uijtgaaf ten bedrage van ƒ2798:4 per restant in cassa blijft ƒ747: 8:- Per memorie werd ins gelijx genoteerd dat kerkenraade van Haar Eerws. de kerkenraade van Cabo ter leen ontfangen hebben een somma van ƒ4000:-:-
Thien obligatien ten bedrage van ƒ5600:-:-
      ƒ6609:-:-
Nog weegens verscheenen intressen ƒ630:-:- Soo dat de armen naar aftrek der schulden nog souden hebben ƒ570: 2:-
De kerkelijke ornamenten ƒ201:10:-
Somma ƒ7179: 2:- Somma ƒ7179: 2:-

Debet   Credit
Bij 't sluijten der voorjaarige reek. is per restant in cassa gebleeven ƒ2039: 7:- Uijtgegeven aan alimentatie en andere diversse benodigtheeden ƒ2798: 4:-
Onder de godsdienst in 't jaar 1727 ontvangen ƒ493:14:-
Nog weegens verloopene intressen, giften en kerkelijke geregtigheeden &ra ƒ1012: 7:- Ter narigt werd aangeteekent dat Ariaantje Jansz in cassa der armen berustende heeft en toekomt ƒ2609:-:-
  ƒ3545:12:-
Soo dat ër na aftrek der uijtgaaf ten bedrage van ƒ2798:4 per restant in cassa blijft ƒ747: 8:- Per memorie werd ins gelijx genoteerd dat kerkenraade van Haar Eerws. de kerkenraade van Cabo ter leen ontfangen hebben een somma van ƒ4000:-:-
Thien obligatien ten bedrage van ƒ5600:-:-
      ƒ6609:-:-
Nog weegens verscheenen intressen ƒ630:-:- Soo dat de armen naar aftrek der schulden nog souden hebben ƒ570: 2:-
De kerkelijke ornamenten ƒ201:10:-
Somma ƒ7179: 2:- Somma ƒ7179: 2:-

‘(Onderstont) Deese bovenstaande reek. door kerkenraade naargesien en bevonden behoorlijk opgestelt te zijn, waaromme wij deesen hebben onderteekent,actumin kerkenraade aan Stellenbosch , den 3 Januarij 1728. (Was getekent) Jan Nel, N. van den Heuvel, J. d. Langen, W. d. Vos, Gerrit Romondt, Pr. Lourensz.’


Reek. van 't capitaal der Drakenstijnsche diaconie soo als bevonden is den 4 Januarij 1728.
Anno 1727 primo Januarij was 't capitaal   ƒ9851:08:-
Waarbij in 't jaar 1727 gekomen is aan:
A[a]lmoes[s]en ƒ580:01:-
Uijt de armbussen ƒ127:02:-
Milde gaven per testament ƒ180:-:-
Kerkhofs geregtigheijd en 't verhuuren van baar en kleet ƒ126:-:-
Aan intresten verscheenen den 31 December 1727 ƒ556:-:- ƒ1569:03:-
    ƒ11420:11:-
Hier van gaat af:
Een jaar gagie aan de coster ƒ36:-:-
Voor het vermaken van de glasen en noodige reparatie tot de kerk ƒ156:-:- ƒ192:-:-
Resteert derhalven ultimo December 1727   ƒ11228:11:-
Bestaande in de volgende partijen als:
In cassa aan contanten ƒ636:11:-
Obligatien ƒ10000:-:-
Verscheenen intresten ƒ592:-:-
    ƒ11228:11:-
Item: Eenige ornemente materialen tot de kerk behoorende welke dagelijx gebruijkt worden en verslijting onderworpe tot geen zomma kunne gebragt worden, dus hier alleen per memorie opgebragt worden.
De principaalste daarvan zijn:
Een silver doop becke, twee do. bordens, twee dito beekers en twee bortjes de waarde van   ƒ475:-
Hierteegens is deese diaconie debet aan de diaconie van de Caab de Goede Hoop weegens sonder intrest geleende penningen een zomma van agt duijsend guldens Caaps valluatie, segge   ƒ8000.-

Reek. van 't capitaal der Drakenstijnsche diaconie soo als bevonden is den 4 Januarij 1728.
Anno 1727 primo Januarij was 't capitaal   ƒ9851:08:-
Waarbij in 't jaar 1727 gekomen is aan:
A[a]lmoes[s]en ƒ580:01:-
Uijt de armbussen ƒ127:02:-
Milde gaven per testament ƒ180:-:-
Kerkhofs geregtigheijd en 't verhuuren van baar en kleet ƒ126:-:-
Aan intresten verscheenen den 31 December 1727 ƒ556:-:- ƒ1569:03:-
    ƒ11420:11:-
Hier van gaat af:
Een jaar gagie aan de coster ƒ36:-:-
Voor het vermaken van de glasen en noodige reparatie tot de kerk ƒ156:-:- ƒ192:-:-
Resteert derhalven ultimo December 1727   ƒ11228:11:-
Bestaande in de volgende partijen als:
In cassa aan contanten ƒ636:11:-
Obligatien ƒ10000:-:-
Verscheenen intresten ƒ592:-:-
    ƒ11228:11:-
Item: Eenige ornemente materialen tot de kerk behoorende welke dagelijx gebruijkt worden en verslijting onderworpe tot geen zomma kunne gebragt worden, dus hier alleen per memorie opgebragt worden.
De principaalste daarvan zijn:
Een silver doop becke, twee do. bordens, twee dito beekers en twee bortjes de waarde van   ƒ475:-
Hierteegens is deese diaconie debet aan de diaconie van de Caab de Goede Hoop weegens sonder intrest geleende penningen een zomma van agt duijsend guldens Caaps valluatie, segge   ƒ8000.-

‘(Onderstont) Aldus gereekent en nagesien in vollen kerkenraaden, aan Drakensteijn den 4 Januarij 1728. (Was getekent) Lambertus Slicher, S. W. v. M., Jaques Therond, Jan Bastiaanse, Charlé Marais, Jan Blignaut, Pieter de Villiers, Jb. d’ Villiers, Hendrik W. van der Merv[e].’

Ten opsigte van dewelke verstaan is dat deselve naar jaarlijxe gewoonte copieëlijk na het vaderland sullen werden versonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

40

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 78-79.

Dingsdag den {17280127} 27 Januarij 1728, voormiddags.

Alle present.

Vermits het overleijden van den ondercoopman en winkelier deeses Casteels, Jan Aldersz, Soo is ten sijnen gedaanen versoeke weederom daartoe aangestelt geworden den ondercoopman en landdrost, Martinus Bergh, sijnde ook tot meede lit deeser Vergaderinge in plaatse van opgemelten Aldersz verkooren den ondercoopman en cassier, Christoffel Brand, en eijndelijk tot president van commissarissen van civiele en huwelijxe saken, welk presidium meergemelten Aldersz ook heeft bekleed gehad, den ondercoopman den dispencier, Nicolaas Heijning.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 80-81.

Saturdag den {17280131} laatsten Januarij 1728, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Naar dat het nieuw aangestelde lit deeser Vergaderinge, Christoffel Brand, den daartoe staanden eed behoorlijk gepresteert41 ende vervolgens sessie genomen hadde, naar klocke geklep en publicque uijtroepinge van den boode ingevolge de geaffigeerde billietten getreeden sijnde tot het verpagten van den aanneem der leverantie van versch vleesch en leevendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a. voor den tijd van een jaar, sullende met den eersten Maij aanstaande ingaan, Soo is gemelte leverantie in vier bijsondere perceelen, ende sulx ider voor een vierde part aangenomen bij de burgers Jacob van Bochem, Jan Meijndertsz Kruijwagen, Johannes Mostert42 en Cornelis Vermij,43 en dat teegens twaalf swaare duijten het lb. geslagt soo schaapen als beesten vleesch, mitsgrs. ƒ3:17:8 ligtgeld ider leevendig schaap, welke aanneemers weederom, even als in ‘t voorleeden jaar, tot voorkoming van alle infractie ende ondercruijping teegens de ordres onser Heeren en Meesteren ten belange van de aanbesteding der slagterije gestatueert, onder presentatie van eede sullen moeten verklaaren dat sij gesamentlijk ofte ider in ‘t bijsonder geen het minste deel of intrest met imand van ‘s Comps. dienaren teegenwoordig sijn hebbende, ofte in ‘t vervolg geduurende haren pagt termijn neemen sullen, ‘t geen door haar bij een aparte verklaring onder de pagtconditien sal moeten gecertificeert werden.44

Aldus gedaan en gepasseert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 82-92.

Dingsdag den {17280203} 3 Februarij 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, nevens den ondercoopman en cassier, Christoffel Brand.

Ter vergaderinge verscheenen sijnde den schipper van het aanweesend Mochaas retourschip de Susanna , zoo betuijgden denselven op afvraage van den Edelen Heer Gouverneur dat hij op Vrijdag den 6 deeser loopende maand Februarij in volkomen gereetheijd zoude kunnen zijn van reijsvorderinge, en dat hem daartoe ook niets meer quam te mancqueeren, als sijnde hij alhier behoorlijk van alles wat hem tot het doen der vaderlandsche vojagie was noodig geweest, mitsgrs. van ververssinge voor sijnen onderhebbenden bodem, zoo van vleesch, brood als moeskruijden, nevens de gerequireerde versche potspijse van erweeten, bonen en gort voor de reijs tot genoegen voorsien geworden, weshalven dan ook beslooten is dat dien bodem ten voormelten dage zal werden gemonstert en van hier gedimitteert.45


Wijders wierd door gemelten Heer hoofdadministrateur ter vergadering geexhibeert extract uijt het aanschrijvens van Generaal en Raaden, in dato den 27 October des voorleeden jaars,46 waar bij door Haar Wel Edele Groot Agtb. werd aangehaald dat van het van ‘t opperhoofd De Conink van Rio de la Goa ontfangen en met het schip Meerhuijsen van hier naar Batavia versondene stofgoud bij dies versmeltinge aldaar van de geheele partij van 29 23/32 mark swaarte niet meer dan een halve reaal slegt goud, 17 caraat toetsende, gekomen was, welke geringe quantiteijt Haar Wel Edele Groot Agtb. hadden goedgevonden bij de Bataviaasse boeken te laten inneemen, en voorts het kostende van meergedagte stofgoud, zijnde ƒ1194:6:- naar aftreck der waarde van voorsz. halve reaal, dit Gouvernement weeder aan te reekenen, om daar over het sij tot vergoedinge ofte afschrijvinge af te wagten het goedvinden onser Heeren en Meesteren, versoekende Zijn E. daarneevens te mogen weeten wat hier omtrent nu verders best diende te werden gedaan, waar over gedelibereert zijnde, Soo is daarop geresolveerd en beslooten dat het voorsz montant van ƒ1194:6:- voor eerst weeder ten laste van het comptoir Rio de la Goa zal werden gebragt, en dat daarneevens bij het eerst af te gaane schrijvens aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen en gevolmagtigdens tot den handel op Rio de la Goa en Terra de Natal eerbiediglijk ordre sal werden versogt hoedanig het haar behaagt dat daaromtrent verders zal dienen gehandelt te werden, te meer dewijl men vreest dat het met het schip de Cockenge naar Batavia gesondene stofgoud insgelijx niet veel beeter in waardij als het voorige zal werden bevonden.

Vervolgens door de hier sijnde vroedvrouw, Cornelia van Est,47 te kennen gegeven zijnde haar geduurige onpasselijkheijd waarmeede zij alhier, als ter deeser plaatse niet kunnende aarden, meesten tijd was beset geweest, en daar door ook buijten staet gestelt om haare functie naar behooren te kunnen waarneemen, met bijgevoegd versoek dat haar ter dier oorsake mogte werden gepermitteert om met een der aanweesende retourscheepen weederom naar het vaderland te mogen vertrecken, Zoo is haar sulx naar gehoudene deliberatie toegestaan, en met eenen beslooten dat onse Heeren en Meesteren eerbiedig zullen werden versogt om weeder een andere vroedvrouw in derselver plaatse naar herwaarts te willen oversenden.

Laastelijk geleesen weesende het onderstaande versoekschrift door den boekhouder en secretaris van den Raad van Justitie alhier, Josephus de Grandpreez, in de volgende bewoording overgegeven:48

Aan den Wel Edele Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer ootmoedigen dienaar, Josephus de Grandpreez, in den jaare 1720 voor soldaat a ƒ9 per maand alhier aangeland, en sedert ofte op den 25 September 1725 als eerste clercq tot boekhouder gevordert met ƒ30 maandelijx, hoe dat de plaats van secretaris van justitie door ‘t overleijden van den ondercoopman, Daniel Thibault, open gevallen sijnde, hij suppliant door de gunst van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op den 2 Augustus des gepasseerde jaars daartoe is gevordert. welke bedieninge den supplt. zoo als hij hoopt, tot genoegen van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. is waarneemende, ende ten aansien des supplts. predecesseurs altoos met de qualiteijt en gagie van ondercoopman zijn begunstig geworden, zoo neemt hij oversulx de vrijheijd zig in alle eerbied tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te wenden, met instantig versoek dat deselve den suppliant geliefden te favoriseeren met een gunstige voorschrift aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17e omme tot ondercoopman te werden gevordert, mitsgrs. verders dat aan hem ook mag werden gepermitteert een onderdanig request aan hoogst gem. Vergadering ten dien subjecten onder ‘s Comps. papieren te zenden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Zoo is naar resumptie van dies inhoude aan hem geaccordeert om een reqt. onder ‘s Comps. papieren aan de Illustre Vergaderinge van Seventhienen te mogen oversenden, zullende daar en boven ook ten zijnen faveure aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. onse Heeren Majores werden geschreeven, ten eijnde hij door derselver goedheijd naar het voorbeeld zijner predecesseurs met de qualiteijt en gagie van ondercoopman mag werden begunstigt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 93-102.

Vrijdag den {17280213} 13 Februarij 1728. Gecombineerde vergadering.

Present den Wel Edelen Gestr. Heer Pieter Gijsbert Nood, Gouverneur deeser plaatse &a., d’ Heer Mr. Everhard Kraaijvanger,49 Commandeur der presente retourvloot, d’ Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, d’ E. Hendrik Thieling,50 Vice Commandeur, d’ Heer Adriaan van Kervel, fiscaal independent alhier, d’ E. Samuel Cras,51 coopman en schout bij nagt, d’ E. Nicolaas Heijning, d’ schipper Joris Vermouw, d’ E. Hendrik Swellengrebel, d’ schipper Jan de Vos, d’ E. Christoffel Brand, d’ schipper Jacobus Toorn, d’ schipper Hendrik Schoon, d’ schipper IJpe Engelsman, d’ schipper Michiel van Markel, den schipper Baltus van Santen, den schipper Cornelis van der Kolster, den schipper Dirk de Veth, den schipper Jan Schul, den schipper Thomas Flesscher,52 den fiscaal der retourvloot, Johan Orrok;demptoden schipper Bartel Taarling, door indispositie.

Geconsidereert ër tot nog toe geen vaderlandsche scheepen met eenige secreete papieren voor de presente retourvloot, ende gevolglijk met nadere ordres noopende derselver vertreck naar het Patria, ter deeser rheede zijn komen op te dagen, en dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering in sulken geval dies spoedige depesche wanneer gemelte retourvloot als tot Batavia voor de gantsche thuijs reijse geprovideert weesende, alhier van de gewoone ververssingen en potspijse behoorlijk zoude weesen voorsien, serieuselijk recommandeerende daarneevens gelieven te ordonneeren dat bij ontstentenis van de verwagt wordende secreete vaderlandsche papieren voor deesen jaare aan de overheeden van deselve retourvloot, even als ao. passo. ten opsigte van de geene die onder de vlagge van den Commandeur Marten Harting van hier vertrocken is, is gehandelt, zoude moeten ter hand gestelt werden copia der secreete ordres en zeijnen van den voorleedenen jaare die aan de scheeps overheeden der scheepen dewelke onder de wimpel van den commandeerent schipper, Bastiaan Schul, de reijse van hier naar Nederland ondernomen hebben, tot haar narigt zijn meede gegeeven, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur, dewijl ër als gesegt nog geen Patriasse scheepen aan dit Gouvernement verscheenen sijn, en dat egter den tijd rijkelijk begon in te schieten, aan den Heer Commandeur, de verdere vlag officieren en andere presente opperhoofden der retourvloot afgevraagt en voorgehouden of deselve geduurende haar aanweesen alhier niet ten vollen genoegen waaren voorsien geworden van goede en deugdsame verversingen, zoo van vleesch, brood als moeskruijden, beneevens de verdere gerequireerde benodigtheeden, en daar onder een gelijkstandige quantiteijt van erweeten, boonen en gort als de retourscheepen des gepasseerden jaars ter deeser plaatse hebben genooten, ‘t welk door alle met ja beantwoord zijnde, zoo wierd door Sijn Edele daar wijders bijgevoegd of ër imand nog iets benoodigde, en of ider der scheepsoverheeden zijnen onderhebbenden bodem niet behoorlijk in gereetheijd hadde gestelt om de reijse met gerustheijd naar de havenen onses lieven vaderlands te onderneemen, en wanneer zulx wel soude kunnen geschieden, waarop door alle de presente opperhoofden der scheepen eenpariglijk verklaart geworden is niets meer benodigt te zijn, maar egter door den Heer Commandeur en vice dito daarneevens dat zij niet wel in staat zouden kunnen weesen om eerder als teegens den laatsten deeser maand naar het Patria te kunnen reijsvorderen, vermits de geduurige harde en nog continueerende Z.Ote. winden, die bij hun aanweesen schier altijd hadden doorgewaaijt, het verrigten der scheeps saken soo veel veragtert hadden, dat zij vertrouwden dat dien tijd nog wel soude werden benodigt eer dat alles zijn beslag aan boord zoude kunnen erlangt hebben, dog daarop door den Edelen Heer Gouverneur gerepliceert weesende dat gemelten tijd vrij lang was, en dat het beeter zoude weesen dat men derselve des doenelijk eenigsints vervroegde, Zoo is dan wijders naar gehoudene deliberatie, en na dat deese saak in omvrage was gebragt, goedgevonden en ten meesten dienste der E. Comp. verstaan dat deese kostelijke retourvloot op Woensdag den 25 deeser loopende maand Februarij zal werden gemonstert en gedepescheert, en dat men met deselve niet alleen het reets hier gearriveerde schip Oostrust naar het vaderland zal laten reijsvorderen, maar ook de tegenwoordig nog onder het Robben Eijland geankert leggende scheepen Soetelingskerken , Commerrust en Westvriesland , bij aldien die bodems deese rheede zoo spoedig komen te besteevenen, dat zij daartoe in gereetheijd zullen kunnen werden gebragt, op dat alsoo schultpligtig aan de g’eerde beveelen van Generaal en Raaden bij Haar Wel Edele Groot Agtb. schrijvens van den 30 November laastleeden ten opsigte van die kielen vervat,53 mag voldaan werden, zullende ook aan de overheeden der voorseijde retourbodems de secreete ordres en zeijnen van den voorleedenen jaare werden ter hand gestelt, ingevalle in dien tusschen tijd geen vaderlandsche scheepen met nadere beveelen voor deselve alhier komen op te dagen.

Waar na door den Heer independent fiscaal, Adriaan van Kervel, wierd te kennen gegeeven dat twee banditen met name Hebe Atas Javaan en Tianko Chinees, dewelke volgens de jongst van Batavia overgekomene lijsten op de scheepen Barbesteijn en Ter Horst zouden moeten zijn,54 daarop niet te vinden geweest, nog daarmeede alhier aangebragt waren, waarover de scheepsoverheeden dier bodems gehoord zijnde, zoo betuijgden deselve dat zij gemelte banditen nooijt gesien nog binnen boord gekreegen hadden, weshalven men heeft moeten besluijten dat deselve abusivelijk tot Batavia zullen vergeeten weesen, ofte wel dat men die mogelijk met de nog van daar te volgene scheepen sal te wagten hebben, zullende andersints hiervan aan de Heeren der Hooge Indische Regeering de vereijschte kennisse werden gegeeven.55


Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] EVERH. KRAEIJVANGER.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] HK. THIELING.

[Signed:] S. CRAS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] JS. VERMOUWE.

56

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] JAN DE VOS.

57

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] JACOBUS TOREN.

58

[Signed:] HK. SCHOON.

59

[Signed:] L. ENGELSMAN.

60

[Signed:] MICH. VAN MARKEL.

61

[Signed:] BALTUS V. SANTEN.

62

[Signed:] KORNELIS VAN DER KOLSTER

63

[Signed:] DIRCK DE VETH.

64

[Signed:] JAN SCHULL.

65

[Signed:] THOMAS FLETCHER.

[Signed:] JN. ORROK.

66

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 103-116.

Dingsdag den {17280217} 17 Februarij 1728, voormiddags.

Alle present.67


Verders is op het gedaane versoek van den Heer Commandeur der presente retourscheepen, Mr. Everhard Craaijvanger, aan denselven gaccordeert omme met het schip Barbesteijn met hem naar het vaderland te mogen meede neemen desselfs twee leijfeijgenen, genaamt Apollo en Aurelia van de Cust, mits dat daarvoor volgens de ordre der E. Comp. de gewoonelijke transport en costpenningen voor de heen en weeder reijse alvoorens in ‘s Comps. cassa werden voldaan.

Zijnde in selver voegen mits betalinge van de daar toe staande transport en costpenningen aan den E. Samuel Cras, coopman en schout bij nagt der voorseijde retourvloot, ook toegestaan omme met het schip Ter Horst naar het Patria te mogen meede voeren drie zijner leijfeijgenen, met name Alexander van Bougies, Bima van Bima en Clara van Mandhaar.

En eijndelijk aan Maria Magdalena van Beerensteijn, weedwe. van den boekhouder Willem de Vlugt, omme almeede op het schip Hogenes onder betaling van de vereijschte transport en costpenningen in voegen als boven gesegt is, naar het vaderland te mogen overvoeren derselver slavin, met name Diana van Bengalen.

Vervolgens is op het ingediende reqt. van Jan de Potter68 van Middelburg, onderstuurman op het schip Barbesteijn , aan denselven gepermitteert geworden omme met dien bodem naar het Patria te mogen meede noemen desselfs alhier getrouwde huijsvrouw, Johanna van Laar.69

Zijnde wijders ook naar lecture der notulen op den 4 Februarij laastleeden in den burger chrijgsraad ter deeser plaatse gehouden,70 de daarbij gedaane bevordering van den burger Johannes Strijdom tot corporaal geapprobeert, in steede van Christiaan Biesel, die ter oorsake van zijn onordentelijk gedrag weeder tot gemeen rotsgesel gedegradeert geworden is.

Al verder is door de boekhouders, Jacob Lever en Abraham Decker, ingevolge de commissie op haar in vergaderinge van den 28 October d’ ao. passo. verleend, ter vergaderinge vertoond d’ geslootene boedel reekening van den boedel van wijlen Rijkje van Donselaar, wedwe. Anthonij Hoesemans, dewelke men voor gesien heeft gehouden, betuijgende den burger Claas van Donselaar, die meede in Raade verscheen, dat hij daarmeede volkomentlijk wel te vreeden was, en dat nu geen andere meede executeurs neevens hem meer quam te benodigen.

Waarna geleesen zijnde het onderstaande versoekschrift door Maria Elisabeth Meenings, huijsvrouw van den onderstuurman, Frans de Vos, in de volgende bewoordinge overgegeeven:71

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneurin loco&a. &a., benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met d’ uijtterste submissie te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nedrige dienaresse, Maria Elisabeth Meenings, hoe sij supplte. in den jaare 1726 met ‘t schip de Berbices benevens haar man, den onderstuurman van dien bodem, Frans Vos, hier aangekomen sijnde, zeedert het vertrek van die kiel hier ter plaatse sig heeft opgehouden, in verwagtinge dat gem. haar man met den eersten ter deeser plaatse soude weesen te rugge gekomen, omme dus vervolgens met malkanderen te repatrieeren, dog als nu verstaan hebbende dat haar man voornt. den tijd van drie jaaren tot Batavia soude moeten verblijven, en het de supplte. oversulx hier te swaar en kostelijk soude vallen omme op een behoorlijke manier te kunnen subsisteeren, soo neemt sij de vrijheijt sig in alle ootmoed tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te wenden met eerbiedig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn en onder betaalinge van het daartoe staande transport en kostgeld aan de supplte. te permitteeren omme in de cajuijt gelogeert en getracteert werdende, met het eerst van hier vertreckende schip naar Batavia te mogen navigeeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Zoo is, na dat dies inhoude in overweeginge genomen was, geconsidereert gemelte vrouwspersoon met het schip de Berbices als versteekeling is uijtgekomen en op de herwaarts reijse met voorn. stuurman getrouwt, mitsgrs. ten haaren instantelijken versoeke eenelijk op het voorgeeven dat zij swanger was, alhier soo lang aangehouden, in verwagting dat haar man wederom repatrieerende, men haar daarmeede naar het vaderland soude kunnen laten te rugge gaan, en dat oversulx aan haar niet kan werden gepermitteert om naar India te vertrecken, maar dat zij ter contrarie navolgens ‘s Comps. ordre weederom naar het Patria moet te rugge keeren, te meer dewijl haaren meergemelten man, soo als sij bij het voorsz request komt ter neder te stellen, nog eenigen tijd in India te verblijven staat, derhalven goedgevonden en beslooten dat men haar met een der aanweesende retourscheepen na het vaderland opsenden sal.

Voorts is nog op het schriftelijk gedaane versoek van den burger Christoffel Hasewinkel72 aan denselven toegestaan om onder betaling van de gewoonelijke transport en costpenningen voor het logement in de cajuijt, met een der naastkomende retourbodems naar Europa te mogen vertrecken.

Vervolgens geleesen weesende seeker reqt. door den corporaal, Melchior Hobbels,73 in de onder uijtgedrukte termen gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt. Gouverneurin loco&a. &a., benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect en alle submissie te kennen Melchior Hobbels, corporaal in dienst der E. Comp. en daarvoor d’ ao. passo. met het schip Castricum alhier aangeland, hoe hij supplt. vermijnd (onder de hulpe Gods) genoegsaam in staat te sullen sijn omme met desselfs ambagt van kleedermaker ter deeser plaatse voor hem en zijne huijsvrouw op een eerlijke en betamelijke wijse de kost te kunnen winnen, derhalven keert hij sig in alle ootmoedigheijd tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., op het onderdanigst versoekende dat deselve de goedheijd gelieven te hebben van met de presente retourvloot een gunstig voorschrijvens te doen aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Amsterdam dat des supplts. huijsvrouw, Christina ten Velde, die aldaar woonagtig is, bij bequame scheeps occasie, mits daarvoor betalende het behoorlijk transport en costgeld, naar herwaarts mag opkomen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Zoo is naar dies resumptie geresolveerd en vastgesteld dat ten sijnen voordeele aan onse Heeren en Meesteren sal werden geschreeven, met versoek dat het Haar Wel Edele Hoog Agtb. behagen mag desselfs huijsvrouw, mits betalende het daartoe staande transport en kostgeld, met een der uijtkomende scheepen de overkomst naar herwaarts te verleenen.

En is wijders bij resumptie der concept resolutie van den 3 deeser maand, spreekende onder anderen van het geaccordeerde vertrek naar het vaderland aan de vroedvrouw, Cornelia van Est, in consideratie gekomen dat wanneer gemelte vrouw naar derwaarts zal vertrocken zijn, men in den tusschen tijd dat ër een andere vroedvrouw door de goedheijd onser Heeren Gebieders van daar werd verwagt, alhier van een geswoorene of stads vroedvrouw ontbloot sal moeten blijven, weshalven om de inconvenienten die daar uijt souden kunnen ontstaan, voor te komen, op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan is dat de bequaamste van de twee a drie vrouwen dewelke die functie alhier bij noodhulp zijn waarneemende, weeder tot geswooren of stadsvroedvrouw sal werden aangestelt.74


Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 78, pp. 117-125.

Maandag den {17280223} 23 Februarij 1728, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Wel Edelen Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneu[r] deeser plaatse &a., d’ Heer Mr. Everhard Kraaijvanger, Commandeur der presente retourvloot, d’ Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, d’ E. Hendrik Thieling, vice commandeur, d’ E. Samuel Cras, coopman en schout bij nagt, d’ E. Nicolaas Heijning, d’ schipper Joris Vermouw, d’ E. Hendrik Swellengrebel, d’ schipper Jan de Vos, d’ E. Christoffel Brand, d’ schipper Jacobus Toorn, d’ schipper Hendrik Schoon, d’ schipper IJpe Engelsman, d’ schipper Michiel van Markel, d’ schipper Baltus van Santen, den schipper Cornelis van der Kolster, den schipper Dirk de Veth, den schipper Jan Schul;demptisden Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, en den schipper Bartel Taarling door indispositie, nevens den fiscaal der retourvloot, Johan Orrok.

Dewijl bij de genomene resolutie in gecombineerde vergadering van den 13 deeser maand onder anderen is vastgestelt dat men beneevens het schip Oostrust in geselschap der retourscheepen sorteerende onder de vlagge van den Heer Commandeur, Mr. Everhard Kraaijvanger, ook naar het vaderland soude laten reijsvorderen de doenmaals nog onder het Robben Eijland geankert geleegen hebbende scheepen Soetelingskerken , Westvriesland en Commerrust , bij aldien die bodems deese rheede soo spoedig quamen te besteevenen dat sij sonder verlet der overige retourvloot daartoe in gereetheijd zouden kunnen werden gebragt, dog dat seedert bij het arrivement dier kielen ter deeser rheede aan den Edelen Heer Gouverneur uijt de instructie door Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hoog Indische Regeering aan de overheeden van deselve scheepen meede gegeeven en aan de regeering deeses Gouvernements volgens gewoonte in copia authenticq met het schip Soetelingskerken bedoelt,75 is komen te blijken dat gedagte bodems door welgemelte Heeren der Hooge Indische Regeering daarbij niet alleen werden genoemt de scheepen vertreckende voor de ordinaire besendinge deeses saijsoens van Batavia over Cabo de Goede Hoop na ‘t Patria &a., maar dat ook wel bijsonderlijk bij de voorsz instructie staat aangehaald dat meergemelte scheepen bij verstrooijing van den andere[n] naa haare afgedwaalde mackers gelijk ook na de retourscheepen van Ceijlon , tot den 15 Maart en niet langer aan de Caab sullen hebben te wachten, dog dat dien tijd verstreeken zijnde, de begeerte en meeninge van Haar Wel Edele Groot Agtb. als dan was dat sij haare reijse van hier zouden mogen en moeten voortsetten, en dat daarenboven bij het g’eerd aanschrijvens van Generaal en Raaden aan deese Regeering van den 30 November passo.76 ten opsigte van deselve is genoteert dat bij aldien zij de vloot onder den Heer Commandeur Kraaijvanger alhier quamen te beloopen, en binnen drie a vier dagen van het noodige konden werden voorsien, met den voorsz Commandeur Kraaijvanger en de Ceijlonse scheepen gecombineert tot meerder gerustheijd de reijse naar Neederland zouden moeten vervorderen, ten waare eenige nadere of contrarie ordres van onse Heeren en Meesteren, maar ingevalle dit soodanig niet exteerde, en dat de voorsz vloot neevens de Ceijlonse retourbodems bereijts voor hunne aankomst vertrocken waaren, sij als dan zoo spoedig doenelijk onder de wimpel van den schipper Cornelis Fret na het vaderland zouden moeten werden voortgedepescheert. Zoo geliefden Zijn Edele derhalven, gemerkt de Ceijlonse retourscheepen tot nog toe aan dit Gouvernement niet opgedaagt zijn, aan de leden van den gecombineerden Raad in consideratie te geeven wat als nu best en ten meesten dienste der E. Comp. diende te werden gedaan, namentlijk of men dikwils geciteerde scheepen Soetelingskerken , Oostrust , Westvriesland en Commerrust , die bereijts in staat van reijsvorderinge zijn gebragt geworden, onder de vlagge van den Heer Commandeur, Mr. Everhard Kraaijvanger, nevens de overige schepen der vloot die op overmorgen staan gemonstert te werden, behoorden te laten reijsvorderen, dan wel of het voor den dienst onser Heeren en Meesteren beeter soude weesen dat die kielen volgens den inhoud van haare instructie tot de komst der Ceijlonse retourscheepen, om daarmeede gecombineert te kunnen vertrecken, alhier wierden aangehouden: over het welke met aandagt gedelibereert, de vooraangetogene reedenen rijpelijk overwoogen, en in consideratie genomen sijnde dat daaruijt volkomen schijnt te consteeren dat de intentie van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Regeering van India is geweest dat deese bodems niet anders dan te gelijk met de retourscheepen van Ceijlon naar het vaderland zouden hebben te vertrecken, Zoo is uijt dien hoofde met eenparigheijd van stemmen goedgevonden en met ‘s Comps. meesten dienst over eenkomstig g’oordeelt te sijn dat de voorsz vier scheepen de comst van die van Ceijlon alhier zullen moeten blijven inwagten, en dat oversulx het genomene besluijt van den 13 deeser maand, waar bij deselver vertreck gecombineert met de overige retourvloot was vastgestelt, voor soo ver gealtereert en vernietigt zal werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] EVERH. KRAEIJVANGER.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] HK. THIELINGH.

[Signed:] S. CRAS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] JS. VERMOUWE.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] JAN DE VOS. 1727.

[Signed:] CL. BRAND

[Signed:] JACOBUS TOREN.

[Signed:] HK. SCHOON.

[Signed:] I. ENGELSMAN.

[Signed:] MICH. VAN MARKELL.

[Signed:] BALTUS V. SANTEN.

[Signed:] KORNELIS VAN DER KOLSTER.

[Signed:] DIRCK DE VETH.

[Signed:] JAN SCHULL.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.


## Footnotes


  1. Die Politieke Raad het nie op 21 Oktober vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1213. 

  2. ‘n Gedeelte waarin beskadigde en bedorwe voorrade in die pakhuis as verliese afgeskryf is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 264-266; C.292,Memoriën, 1726-1739, p. 59. 

  3. ‘n Naamlys van die 35 siek bemanningslede is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, p. 267. 

  4. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 151-163. 

  5. Sien C.517,Uitgaande Brieven, 1727, pp. 549-587. 

  6. Noodt en sy geselskap het op 1.11.1727 vertrek, en het die middag van 2.12.1727 teruggekeer. (Vgl. C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 1222 en 1237.) ‘n Dagregister wat op die tog gehou is, kan gevind word in C.345,Attestatiën, 1727-1728, pp. 59-67. 

  7. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 137-138. 

  8. Haar testament kan gevind word in M.O.O.C. 7/3,Testamenten. 1721-1725, no. 73. 

  9. Jan Smit van Delft was ‘n goudsmid. Hy is op 20.9.1711 getroud met Eva Zaaijman, die dogter van Daniel Zaaijman en Petronella Meerhoff. (Sien M.O.O.C. 8/3,Inventarissen, 1714-1719, no. 73.) 

  10. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  11. Die Politieke Raad het nie op 4 November vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1224. 

  12. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skip Haaksburg bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 277-278. 

  13. Hoewel Swellengrebel afwesig was, het hy tog hierdie resolusie onderteken. Alders het egter nie geteken nie, alhoewel hy teenwoordig was. 

  14. Die Politieke Raad het nie op 18 November vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, p. 1230. 

  15. ‘n Gedeelte waarin twee bemanningslede op die skip Noorderquartier bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 280-281. 

  16. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  17. Die Politieke Raad het nie op 2 en 9 Desember vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 1238 en 1241. 

  18. Die nominasies van bogenoemde liggame berus respektiewelik in C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 157, 153-154, 149-150, 145-146 en 141-143. 

  19. Hendrik van der Merwe was die seun van Willem Schalk van der Merwe en Elsje Cloete. Hy is op 25.6.1717 getroud met Catharina Cloete, die dogter van Gerrit Cloete en Catharina Harmans. Na haar dood in 1747 het hy hertrou met Aletta Keijser (1727-1750), die dogter van Paulus Keijser en Aletta Lubbe. Uit elke huwelik is twee kinders gebore. Van der Merwe is in 1757 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/7,Testamenten. 1746-1751, no. 25; M.O.O.C. 7/10,Testamenten, 1757-1758, no. 3; M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1749-1752, no. 11.) 

  20. ‘n Gedeelte waarin tekortkomende en beskadigde voorrade uit die skepe Spieringshoek , Casteel van Woerden , Elisabeth , Cockenge en Noorderquartier as verliese afgeskryf is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 288-290; C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 65-66. 

  21. Fort St. David was ‘n Engelse vesting op die kus van Koromandel aan die Golf van Bengale . Sien De Bruin, Servaas,Geographisch Historisch Woordenboek, deel 1, p. 1072. 

  22. ‘n Lys met die name van die 50 siek bemanningslede is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 292-293. 

  23. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, p. 159. 

  24. Hendrik Meijer van Dutshoorn was ‘n messelaar in Haarlem voordat hy by die Kompanjie in diens getree het. Hy was sedert 1718 baasmesselaar aan die Kaap. Sy vrou, Maria Backers, het aan die Lutherse Kerk behoort. Sy het hom reeds in Nederland verlaat. (Sien C.229,Requesten, 1722, no. 56; C.124,Bijlagen, 1723, pp. 331 en 335-338.) 

  25. Die Politieke Raad het nie op 23 en 30 Desember 1727 vergader nie. Sien C.606,Dagregister, 1723-1727, pp. 1246 en 1249. 

  26. Sien C.345,Attestatiën, 1727-1728, pp. 51-58. 

  27. Dit is Jan Andries Truter. Hy is in 1694 in Osterode ( Duitsland ) gebore, en het in 1722 as soldaat na die Kaap gekom. Die volgende jaar het hy tuinier geword, en in 1726 is hy bevorder tot baastuinier. Hy is op 7.3.1728 getroud met Margaretha Hasewinkel, die dogter van Christoffel Hasewinkel en Margaretha Michiels. Sy is in 1732 kinderloos oorlede, en hy het dieselfde jaar hertrou met Maria Kuijperman (1715-1755), die dogter van Jan Kuijperman en Catharina van der Heijden. Veertien kinders is uit hierdie huwelik gebore. Truter het in 1755 uit diens getree, en is op 19.11.1772 oorlede. (Sien C.254,Requesten, 1755, pp. 161-162; M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, nos. 108 en 1084; M.O.O.C. 7/9,Testamenten, 1755-1757, no. 15.) 

  28. Francois Wijkaart van Gent was sedert 1723 tuinier aan die Kaap en is in 1727 bevorder tot baastuinier. Sy eerste vrou, Anna Berge Bijl, is reeds in Nederland oorlede. Hulle twee dogters, Maria Jacoba en Catharina, het in Gent gebly. Aan die Kaap is hy weer getroud met Catharina Margaretha Driessen, die weduwee van Bernardus Magetski. Wijkaart het in 1758 uit diens getree. (Sien C.J.2655,Testamenten, 1737-1739, pp. 258-259; C.J.2657,Testamenten, 1742-1745, pp. 103-105; C.J.2664,Testamenten, 1758-1759, pp. 203-207; C.257,Requesten, 1758, pp. 135- 136.) 

  29. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 261-264 en 337-340;Kaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 128-129. 

  30. Die plakkaat is op 8.1.1728 geproklameer. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 349-351. Dit is ook gepubliseer in dieKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 132-133. 

  31. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  32. ‘n Lys met die name van die 40 siek bemanningslede is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, p. 313. 

  33. Die oorspronklike rapport berus in C.345,Attestatiën, 1727-1728, pp. 71-74. 

  34. Sien C.128,Bijlagen, 1727, pp. 713-714. 

  35. Meeresteijn het op 3.4.1702 teen Jutteneiland in Saldanhabaai gestrand. Vgl. C.598, OrigineelDagregister, 1702-1703, pp. 63-64. 

  36. Dageraad het op 20.1.1694 gestrand. Sien V.C.13,Dagregister, 1693-1695, pp. 387-391;Resolusies van die Politieke Raad, deel III, p. 290. 

  37. Sien C.702,Instructiën, 1686-1722, pp. 314-319; C.333,Attestatiën, 1699-1706, pp. 363-369. 

  38. Die Politieke Raad het nie op 20 Januarie vergader nie. Sien C.607,Dagregister, 1728-1732, p. 14. 

  39. ‘n Gedeelte waarin ‘n matroos op die skip Susanna bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, p. 332. 

  40. Alders het nie hierdie resolusie onderteken nie. 

  41. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 14. 

  42. Johannes Mostert was die seun van Jan Mostert en Elisabeth Niemeijer. Hy is in 1693 gebore, en is op 12.2.1719 getroud met Hilletje Olivier, die dogter van Ockert Olivier en Aletta Verweij, en die weduwee van Evert Loubser. Hulle het twee seuns en twee dogters gehad. Mostert is in 1729 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/4,Testamenten, 1726-1735, no. 55.) 

  43. Hy was die seun van Steven Vermeij en Aletta van Es, en was waarskynlik nooit getroud nie. 

  44. Die pagvoorwaardes kan gevind word in C.671,Pacht Conditiën, 1727-1739, pp. 39-48. 

  45. ‘n Gedeelte waarin goedkeuring verleen is vir die afskrywing van tekorte in die arak wat uit die skepe Barbcsteijn , Prattenburg , Meijnden , Castricum , Hogenes , Witsburg , Hopvogel en Strijkebolle ontskeep is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 344-347; C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 67-69. 

  46. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 457-486. 

  47. Sy het in 1723 as vroedvrou na die Kaap gekom. Haar man, Adriaan van der Meijde, het in Middelburg gebly. (Sien C.230,Requesten, 1723, pp. 401-402; C.J.2652,Testamenten, 1722-1727, pp. 385-388; C.J.2693,Procuratie Boek, 1725-1728, pp. 19-20.) 

  48. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 171-172. 

  49. Mr. Everhard Kraaijvanger was Advokaat-Fiskaal van Nederlands-Indië voordat hy in 1727 as Kommandeur van die retoervloot met Barbesteijn uit Batavia na Nederland vertrek het. Hy was vergesel van sy vrou en seun. Kraaijvanger is in 1726 in Batavia getroud met Gijsberta Johanna Blesius, die weduwee van Mr. Isaak Augustinus Rumpf. Sy was die dogter van Joan Blesius, wat fiskaal aan die Kaap was, en Christina Diemer. 

  50. Die skipper van Prattenburg

  51. Samuel Cras was ‘n koopman, en het met Ter Horst na Nederland gevaar. Hy was vergesel van sy drie seuns, Abraham, Anthonij en Johan Fredrik. 

  52. Hy teken sy naam Thomas Fletcher. Vgl. sy handtekening hieronder. Hy was die skipper van Oostrust

  53. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 489-494. 

  54. Sien C.129,Bijlagen, 1728, pp. 115 en 118. 

  55. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe boekhouer op Hogenes aangestel is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, p. 362. 

  56. Die skipper van Barbesteijn

  57. Die skipper van Ter Horst

  58. Die skipper van Keetel

  59. Die skipper van Strijkebolle

  60. Die skipper van Witsburg

  61. Die skipper van Cats

  62. Die skipper van Meijnden

  63. Die skipper van Patmos

  64. Die skipper van Hopvogel

  65. Die skipper van Castricum

  66. Hy was ‘n onderkoopman op Hogenes

  67. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Soetelingskerken , Westvriesland en Commerrust bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 364-365. 

  68. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, p. 163. 

  69. Sy was die dogter van Jacobus van Laar en Anna Heijlon. 

  70. Sien B.K.R.l,Notulen, 1718-1767, p. 91. 

  71. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 179-180. 

  72. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 167-168. 

  73. Melchior Hobbels van Amsterdam het in 1728 ‘n vryburger geword, en is in 1730 oorlede. (Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 25; M.O.O.C. 10/3,Vendu Rollen, 1726-1731, no. 84; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 57.) 

  74. ‘n Gedeelte waarin beskadigde en tekortkomende voorrade uit die skip Lagepolder as verliese afgeskryf is, is hieronder weggelaat. Sien C.22,Resolutiën, 1727-1728, pp. 375-377; C.292,Memoriën, 1726-1739, p. 69. 

  75. Sien C.129,Bijlagen, 1728, pp. 159-211. 

  76. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 489-494.