Skip to content

C080 v1.20

C. 80, pp. 2-14.

Dingsdag den {17280504} 4 Maij 1728, voormiddags.

Alle present, behalven den ondercoopman en cassier, Christoffel Brand.1


Vervolgens zijn ter vergaderinge verscheenen de schippers der aanweesende retourscheepen ‘t Hof niet altijd Winter , de Jacoba , Loenderveen en het Land van Beloften , betuijgende op af vrage van den Edelen Heer Gouverneur dat zij vermeijnden op Woensdag den 12 deeser maand in gereetheijd te sullen kunnen sijn om haare reijse van hier naar Nederland voort te setten, en waartoe sij verklaarden niet wel eerder in staat te zullen kunnen geraken, vermits dien tusschen tijd soo tot ververssing van haarlieder volk als het verrigten der scheeps saken principaal ter oorsaak van de laate aankomst van het schip ‘t Hof niet altijd Winter , nog onvermijdelijk zoude werden gerequireert, zijnde andersints tot haar genoegen van alle benodigtheeden ten dien eijnde alhier voorsien geworden, maar dewijl zij zoodanigen korten tijd ter deeser plaatse stonden te vertoeven, soo versogten gemelte schippers daarnevens dat tot meerder verquicking van haare ophebbende manschap een dag of twee meer ververssing boven de ordinaire weekelijxe randsoen dagen aan deselve mogte werden toegevoegt; over welk een en ander geraadpleegt weesende, Zoo is gevolglijk goedgevonden en verstaan dat die bodems op Dingsdag den 11 deeser loopende maand Maij zullen werden gemonstert en gedepescheert, om vervolgens met de eerste goede wind van hier te kunnen vertrecken, en dat wijders de versogte ververssing aan haar zal werden geaccordeert.

Waarna insgelijx ter vergaderinge zijn binnen gekomen de schippers der uijtkomende scheepen Westerdijxhorn en Westerbeek , aan wien door den Edelen Heer Gouverneur meede afgevraagt geworden zijnde wanneer zijlieden staat maakten van naar Batavia te sullen kunnen reijsvorderen, zoo verklaarden deselve daarop dat zij in de aanstaande week daartoe vermeijnden in gereetheijd te zullen kunnen zijn, met bijgevoegd versoek egter van den laatsten dat aan hem ten aansien hij seer sober van goede mattroosen was voorsien, des doenelijk eenig bequaam volk mogte bijgeset werden, weshalven dan ook naar gehoudene besoigne beslooten en vastgestelt is dat die kielen tegelijk met de voormelte retourscheepen op Dingsdag den 11 deeser zullen werden gemonstert en van hier gedimitteert, en dat het schip Westerbeek met zoo veel manschap als men sal weeten bij te brengen, zal werden geholpen ende geadsisteert.

Verders is geleesen geworden seeker schriftuur door den schipper van het schip Loenderveen , Mattheus Swaan, aan den Edelen Heer Gouverneur ter handen gestelt,2 behelsende klagten over desselfs opperstuurman, boekhouder en verdere stuurlieden, dat deselve zig geduurende de herwaarts reijse seer onbehoorelijk teegens hem zouden gedragen, en ook den gemelten opperstuurman versuijmenissen in den dienst begaan hebben, welk klagtschrift met aandagt overwogen, en daar benevens aangemerkt zijnde dat met een getuijgenis van de onderofficieren van dien bodem, namentlijk bootsman, schieman en constapel is gesterkt, Zoo is derhalven best gedagt dat men hetselve sal stellen in handen van den Heer fiscaal independent deeses Gouvernements, Adriaan van Kervel, ten eijnde aangaande de daarbij ter needer gestelde klagten de vereijschte informatien te kunnen neemen, op dat men daarin verders naar vereijsch van saken sal kunnen voorsien.3

Sijnde wijders geleesen het onderstaande versoekschrift door eenen Jan Smit in de volgende bewoordinge overgegeven:4

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met behoorlijke eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdanigen dienaar, Jan Smit, hoe denselven benevens den overleedenen secretaris van den E. Agtb. Raad van Justitie, Sr. Daniel Thibault, en den burger Claas van Donselaar door wijlen Rijkje van Donselaar, wedwe. Antonij Hoesemans, bij uijtterste dispositie tot executeur van haaren boedel en nalatenschap is aangestelt geweest, dog gemerkt den supplt. door desselfs hoogen ouderdom en geduurige siektens zig jegenwoordig buijten staat bevind omme dien boedel naar behooren te kunnen helpen administreeren, zoo neemt hij de vrijheijt zig in alle ootmoed tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te wenden met nedrig versoek dat het deselve gelieve te behagen hem supplt. van gem. executeurschap te ontslaan en in desselfs plaatse ijmand anders daartoe te qualificeeren, ofte wel daaromtrent zoodanige dispositie te neemen als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. na derselver hoogwijs oordeel zullen vermijnen behoorlijk te zijn.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Welkers inhoude geresumeert weesende, Soo is best gedagt dat men alvoorens daarop te disponeeren, het selve sal doen stellen in handen der meede executeuren van den boedel van de weedwe. Hoesemans, Claas van Donselaar en de weedwe. van den secretaris van Justitie, Daniel Thibault, om daar op te dienen van haar berigt en consideratien.

Soo als meede naar lectuure van het volgende reqt. door den burger Barent van der Lip gepresenteert:5

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nedrigen dienaar, Barend van der Lip, burger alhier, geadsisteert met desselfs huijsvrouw, Judith Micker,6 voormaals getrouwt geweest zijnde met den opperchirurgijn deeses Gouvernements, Adriaan van den Oever,7 hoe den supplt. seer gaarne desselfs stiefdogter, Anna van den Oever,8 die tot Amsterdam bij haar grootmoeder woonagtig is, ter deeser plaatse en onder sijn eijgen opsigt zoude willen hebben, te meer dewijl haar gem. grootmoeder selfs heeft versogt dat vermits zij door hoogen ouderdom niet langer in staat is het behoorlijke opsigt over dat m[e]ijsje te houden, van haar ontheft te mogen werden, zoo neemt hij de vrijheijd zig te wenden tot Uwe Wel. Edele Gestr. en E. Agtb., onderdaniglijk versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn van met de presente retourscheepen een gunstig voorschrijvens te doen aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren 17en dat gem. Anna van den Oever bij bequaame scheeps occagie, mits daarvoor betalende het behoorlijk transport en costgeld, naar herwaarts mag opkomen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Goedgevonden is dat het daarbij versogte voorschrijvens aan onse Heeren en Meesteren tot optineering van permissie van overvaard naar herwaarts van desselfs voordogter, Anna van den Oever, aan hem om de daarbij gegevene reedenen zal werden toegestaan.

Sijnde laastelijk, vermits de voorgaande equipagiemeesters alhier successivelijk naar expiratie van haar verbonden tijd tot schippers zijn gevordert geworden, op het voordragen van den Edelen Heer Gouverneur nog beslooten dat dewijl onse Heeren en Meesteren bij derselver g’eert aanschrijvens van den 28 Augustus des voorleeden jaars9 ten opsigte van dan tegenwoordigen equipagiemeester, Jacobus Moller, komen te seggen dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. wel mogten leijden dat de voorige gebruijken omtrent hem wierden opgevolgt, aan denselven dierhalven ook vermits ruijme tijds expiratie nevens de qualiteijt van schipper de daartoe staande gagie van ƒ60 ter maand zal werden toegevoegt, ende sulx onder een nieuw verband van drie jaaren, te meer ten aansien een equipagiemeester in minder qualiteijt zijnde, niet wel in staat is om de aan hem gegeven werdende ordres deeser Regeering hier ter rheede, alwaar nogtans zijn principaalste werk moet werden gedaan, behoorlijk uijt te voeren.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

10

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 15-17.

Maandag den {17280510} 10 Maij 1728.

Wierd het onderstaande versoekschrift op ordre van den Edelen Heer Gouverneur door den eersten clercq bij de leeden des Raads vertoond, en Haar E.Es. consideratien diesweegens afgevraagt:

Aan den Wel Edele Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoonen met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dienstvaardige dienaren, Joseph Tolson en George Westcot, capiteijnen in dienst der Engelsche Oostindische Comp., voerende de thans ter rheede leggende scheepen Heatcot en Stretham , hoe zij supplten. sedert hun vertrek uijt Duijns , ‘t welk is geweest den 20 December 1727 O.S., tot hier toe ider 50, ofte te zamen een getal van 100 sieken hebben bekomen; voor dewelke de supplten. gedienstig versoeken dat het hun mag gepermitteert werden eenige wijnige ververssing van vlees en groente te mogen inkoopen, ten eijnde zijlieden daardoor in staat mogen geraken omme hunne reijse na Madras en Bengalen , werwaarts zijlieden gedestineert zijn, te kunnen prosequeeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. &a.’

Welk reqt. behoorlijk geresumeert sijnde, Soo is daarop eenpariglijk verstaan dat het daarbij versogte door de Engelsche capiteijns, Joseph Tolson en George Westcoth, aan haar zal werden geaccordeert, mits dat de quantiteijt van ‘t vleesch niet meer als in drie ponden ‘s weekelijx voor ider der voorsz sieken zal mogen bestaan, en dat hetselve bij ‘s Comps. gecontracteerde slagters sal moeten werden ingekogt, gelijk sijlieden ook maar soo veel groentens als ër tot consumptie van ‘t voorsz vleesch werden vereijscht, bij de andere ingesetenen alhier zullen mogen opdoen, van welk een en ander nogtans de gewoonelijke lijsten zullen moeten werden overgegeven.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] In kennisse van mij, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 18-19.

Maandag den {17280510} 10 Maij 1728, ‘s agtermiddags.

Alle tegenwoordig.

Ten versoeke van den geweesen coopman tot Batavia, Thomas Blom,11 is aan denselven geaccordeert om onder betaling van behoorlijk transport en costgeld voor de heen en weeder reijse, van hier naar het vaderland te mogen meede neemen seekere zijn slave jonge, genaamt Salammat van Balij.

Ook zijn op ordre van den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge verscheenen de schippers der scheepen Lantscroon en het Huijs ten Donk , betuijgende op afvraging van Sijn Edele dat zij vermeijnden op Vrijdag den 14 deeser maand in staat te sullen kunnen sijn om van hier naar Batavia te vertrecken, gemerkt haar geene benodigtheeden ten dien eijnde meer quamen te ontbreeken, weshalven naar gehoudene besoigne dan ook beslooten is dat die bodems ten voormelten dage sullen werden gemonstert en gedepescheert.

Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 20-23.

Dingsdag den {17280518} 18 Meij 1728, voormiddags.

Alle present.

Geleesen zijnde seeker testament door wijlen den soldaat, Jan Jurgen Hits12 van Hanover, op den 27 April deeses jaars alhier na wijse van regten gepasseert,13 waarbij consteerde dat hij tot sijn universeele erfgenaam hadde aangestelt den meede soldaat, Steven Godde14 van Wadisla, door wien het voorsz testament aan den Edelen Heer Gouverneur inhandigt geworden zijnde, daarop ook approbatie was versogt, Zoo is het selve, vermits daarinne geene ommissien wierden gevonden, goedgekeurt; sijnde vervolgens ook g’approbeert geworden seeker acte van volmagtschap door den nog vermist werdende en na alle gedagten verongelukten boekhouder van ‘t schip den Dam , Esaias Wigmans, op den schipper en krankbesoeker van die kiel, Jan Moerman en Abraham Uijtenbogaard, in dato 19 November 1727, insgelijx in goede forma verleeden.

Waarna ter vergaderinge verscheenen de schippers der aanweesende scheepen Haften , den Dam en Saxenburg , dewelke door den Edelen Heer Gouverneur wierden afgevraagt of hunne onderhebbende bodems nog iets quamen te benodigen, en wanneer deselve in staat souden kunnen sijn omme de reijse met volle gerustheijd Bataviawaarts aan te neemen, waarop zijlieden eenpariglijk betuijgden dat haar thans niets anders ontbrak als eenige mattroosen, behalven nog wat ballast en water, werdende bovens dien ook door den schipper van ‘t schip Saxenburg , Jan de Haan, om een bequaam timmerman versogt, die hij zeijde hoog noodig te hebben, voorts verklaarden zijlieden gesamentlijk dat haare onderhebbende kielen na genot van ‘t voorschreevene ook niet eerder als op Maandag den 24 deeser loopende maand Maij tot het vertrek van hier in gereetheijd zullen kunnen zijn, weshalven dan na gehoudene besoigne beslooten en vastgestelt is dat die bodems ten voorsz dage sullen werden gemonstert en gedepescheert, en dat deselve met soo veel manschap als men sal weeten bij te brengen, sullen g’adsisteert werden, gelijk ook aan het schip Saxenburg een goed scheepstimmerman, bij aldien die hier te misschen en aan handen is, sal werden bijgeset.15


Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 24-26.

Maandag den {17280524} 24 Maij 1728.

Het onderstaande versoekschrift door den eersten clercq op ordre van den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden des Raads vertoont:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoond met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dienstvaardigen dienaar, Nielis Hofman, captn. in dienst der Deensche Oostindische Compe., voerende ‘t hier ter rheede leggende schip de Goude Leeuw , hoe den supplt. geduurende de herwaarts reijse uijt Noorweegen , ‘t welk geweest is den 23 December 1727, bekomen heeft een getal van vijftig sieken, ende ten aansien den supplt. deselve zeer gaarne hersteld sag voor ende aleer hij de rheijse verders quam te vervorderen, zoo neemt denselven de vrijheijd zig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met gedienstig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn hem te permitteeren omme tot refrischement der voorsz sieken een wijnig versch vleesch en groentens bij ‘s Comps. slagters en Caabse ingeseetenen te mogen inkoopen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Mitsgrs. daarnevens aan Haar E.Es. in consideratie gegeven zijnde of het versoek bij het voorsz request vervat, behoorde geaccordeert te werden, Zoo is diesweegens eenpariglijk geadviseert van ja, en dat derhalven aan den captn. van ‘t Deens schip d’ Goude Leeuw , Nilis Hofman, sal weesen gepermitteert omme voor zijne alhier aangebragte 50 sieken ‘s weekelijx drie pond versch vlees voor ider hooft bij ‘s Comps. slagters te mogen incoopen, als meede bij de andere ingeseetenen eenige wijnige moeskruijden naar proportie, mits nogtans dat de gewoonelijke lijsten sullen moeten werden overgeleevert.

Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 27-37.

Donderdag den {17280527} 27 Meij 1728, voormiddags.

Alle present.

Door den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, als president der weescamer alhier g’exhibeert zijnde het onderstaande request:16

Aan den Wel Edele Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren.’

‘Geven met schuldige eerbied te kennen weesmeesteren deeser steede hoe dat in ‘t begin van den jare 1722 alhier is komen te overlijden den landbouwer Jan Mulder, dewelke geen vrinden of magen alhier nagelaten hebbende, de supplten. daar door ten respecte van sijn uijtlandige onbekende erfgenamen desselfs nalatenschap op den 19 April des gem. jaars hebben doen inventariseeren, en vervolgens dien boedel op den 11 Maij daar aan volgende bij publicque vendutie te gelden gemaakt,17 en naar aftrek van alle betaalde schulden en onkosten suijver overbehouden een somma van ƒ5234:10:-, welke gelderen door de supplten. voor reek. van onbekende weesen in de maand Februarij 1725 alhier in ‘s Comps. cassa zijn geteld, volgens ‘t hier bijgevoegde extract uijt ‘t journaal der Caabse weesen van opgem. jare 1725 en copia quitantie van den cassier, onder la. A en B,18 maar aangesien d’ Ede. Agtbre. Heeren weesmeesteren tot Amsterdam volgens derselver g’eerde missive,de dato17e Januarij deeses jaars, aan de supplten. hebben gelieven te berigten hoe dat sig aan Haar Edele Agtb. hadde g’addresseert de naaste vrinden, zijnde broederskinderen, van de voorn. Jan Mulder, met versoek van aan Haar Ede. Agtb. in antwoord te willen berigten hoedanig het met dien boedel is gelegen, gelijk Uw Wel Ede. Gestr. en E. Agtb. dit breeder uijt de hier annexe copia brief onder la. C gelieven te beoogen,19 ende de supplten. sulx gaarne met ‘t verwagt werdende theeschip zouden willen effectueeren ende werkstellig maken, soo keeren deselve in alle ootmoed haar tot Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met needrig versoek dat aan de supplten. de voorsz gelderen van ƒ5234:10:- uijt ‘s Comps. cassa weeder mag werden afgegeven, op dat die penningen door haar behoorlijk op wissel werden gestelt en deselve benevens generale boedel reekg.,20 inventaris, vendurollen en wat wijders tot den boedel van meergem. Jan Mulder meer is gehoorende, na ‘t vaderland aan opgeme. Ede. Agtb. Heeren weesmeesteren konnen werden geremitteert.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Lager) Uijt naam en last van weesmeesteren voornt. (Was geteekent) Jb. Lever, secretaris. (In margine) Ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop, den 27 Maij 1728.’

Zoo is, naar resumptie van het selve, en na dat diesweegens ernstelijk was gebesoigneert, geresolveert en beslooten dat de geprovenieerde penningen des nalatenschaps van wijlen Jan Mulder ter zomma van ƒ5234:10:-, die in den jaare 1725 door weesmeesteren deeser plaatse voor reek. der onbekende weesen volgens de ordre in ‘s Comps. cassa zijn getelt geworden, weeder aan gem. weesmeesteren zullen werden overgegeven, ten eijnde daarmeede door hun naar luijd van ‘t voorsz request te kunnen werden gehandelt.

Vervolgens quamen ter vergaderinge binnen de schippers der ter rheede leggende Seeuwse scheepen Wickenburg en ‘t Slot ter Hooge , betuijgende op afvraage van den Edelen Heer Gouverneur dat haare onderhebbende boodems, bij aldien die maar met genoegsame en bequame manschappen wierden g’adsisteert, als dan in staat zouden sijn omme op naastkomende Maandag, zullende sijn den 31 deeser lopende maand Maij, te kunnen monsteren en vervolgens met de eerste bequame wind van hier vertrecken, weshalven na gehoudene raadpleeging verstaan is dat die bodems, zoowel als ‘t scheepje Spieringshoek , dat reets van zijne gebreeken ten besten doenelijk alhier gerepareert, en dus jegenwoordig insgelijx ter reijsvorderinge vervaardigt geworden is, ten voorsz dage sullen werden gemonstert en naar Batavia gedimitteert, mitsgrs. dat aan deselve de gerequireerde en nodige manschappen die men van de aanweesende korsscheepen21 sal ligten, zullen werden bijgeset.22


Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 38-42.

Dingsdag den {17280601} 1 Junij 1728, voormiddags.

Alle present.23


Vervolgens verscheenen ter vergaderinge de schippers der scheepen Gaasperdam , de Cornelia en Lindschooten , dewelke op afvraage van den Edelen Heer Gouverneur betuijgden dat haare onderhebbende kielen reets weederom soo verre in gereetheijd waren gebragt dat deselve bij toelatinge van weer en wind op Maandag den 7e der presente maand Junij in staat souden sijn omme met volle gerustheijd van hier te kunnen vertrecken, weshalven na gehoudene raadpleeging beslooten en vastgestelt is dat die drie bodems beneevens het schip Knapenburg , ‘t welk insgelijx teegens dien tijd tot vertrek sal weesen vervaardigt, ten voorsz dage sullen werden gemonstert, en vervolgens van hier naar hunne gedestineerde plaatsen Batavia en Ceijlon , voortgesonden.

Laastelijk is nog geresolveerd dat ‘s Comps. groote koets en velt kalets, welke beijde bij visitatie door gecommitteerdens ten eenemaal tot gebruijk onbequaam bevonden sijn,24 bij de negotie boeken deeses Gouvernements sullen werden afgeschreeven, en dat derhalven ook om het gebrek dat men jegenwoordig alhier van diergelijke rijtuijgen heeft, ‘t koetsje van jufr. Deliana Blesius,25 wed. wijlen den Hr. independent fiscaal, Cornelis van Beaumont, voor de door haar g’eijschte zomma van 400 Rds. ten behoeve der E. Comp. sal werden ingekogt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 43-44.

Donderdag den {17280617} 17 Junij 1728, voormiddags.

Alle present.

Gemerkt ‘t scheepje Castor en Pollux van sijne voor dit Gouvernement aangebragte goederen bereijts is ontlost, en dat den schipper van dat bodemken, Hendrik Clooster, aan den Edelen Heer Gouverneur heeft komen te betuijgen dat sijne voorsz onderhebbend kieltje van alle gerequireerde noodwendigheeden ter deeser plaatse voorsien geworden sijnde, oversulx jegenwoordig in staat gestelt is omme op overmorgen, sullende sijn den 19 deeser lopende maand Junij, de rheijse met volle gerustheijd Bataviawaarts aan te neemen, is derhalven geresolveerd en beslooten dat gem. scheepje Castor en Pollux ten voorsz dage sal werden gemonstert en vervolgens van hier naar gemelte hooftplaatse afgesonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 45-54.

Donderdag den {17280624} 24 Junij 1728, voormiddags.

Alle present.26


Waarna ter vergaderinge verscheenen de schippers der aanweesende scheepen Meijenberg , Stabroek en Haarlem , betuijgende op afvraage van den Edelen Heer Gouverneur dat hunne onderhebbende bodems thans weederom soo verre in gereedheijd waren gebragt, dat deselve in staat souden kunnen sijn omme in ‘t begin der aanstaande week van hier te vertrecken; weshalven dan na gehoudene raadpleeging verstaan is dat gem. drie kielen op Sondag den 27 deeser loopende maand sullen werden gemonstert, omme vervolgens met de eerste goede wind na Batavia te kunnen reijsvorderen.

Vervolgens geleesen sijnde seekere verklaaring door de officieren van ‘t schip Stabroek verleend, Soo is ten aansien daaruijt komt te blijken dat ër op de uijt rheijse wel de quantiteijt van thien duijsend pond hartbrood van dat schip ter oorsake van de swaare gekreegene leckagie is bedorven geraakt, en derhalven in zee heeft moeten geworpen werden, ten versoeke van den schipper dier kiel, Barend van der Salm, geresolveerd dat aan hem in plaatse van het voorsz bedorven brood, weeder vijfduijsend pond rijst uijt ‘s Comps. dispens alhier sal werden verstrekt.

Ook is op ‘t gepresenteerd reqte. van den predicant aan Drakensteijn , Lambertus Slicher,27 denselven in maandgeld verbeetert tot hondert guldens, onder sijn lopend verband.

Verders wierd door den secretaris der weescamer alhier ter vergaderinge overgeleevert het onderstaande reqte:28

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtbare Politicque Raad.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geven in schuldige eerbied te kennen weesmeesteren deeser steede, als door Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. aangestelde voogden en executeurs over den persoon en boedel van den burger Cornelis Victor,29 hoe dat den gem. Victor alleen niet bij sijn verstand is, maar nu genoegsaam geheel sinneloos sijnde; sij supplten. uijt dien hoofde, om hem van ‘t gewoel der menschen af te sonderen, in de kost en ter woon hebben besteet bij den burger Jan van Helsdingen, woonagtig op sijn plaats gelegen aan Constantia , in verwagting dat hij aldaar in dit stil en afgesondert leeven sig wel en vergenoegt soude houden, dog ter contrarie moeten de supplten. tot hun leedweesen aan Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. berigten hoe dat den meergem. Cornelis Victor nu seedert eenige tijd herwaarts telkens van daar bij avond en ontijden is weg geloopen, en sig naar de Caab en elders heeft begeeven, alwaar hij bij verscheijde deeser ingesetenen al veele ongemacken en moeijelijkheeden heeft gepleegt, en waarvan al meermalen klagten sijn te vooren gekomen, het welke de supplten. soo veel in haar vermogen is geweest, hebben soeken te remedieeren met hem telkens weeder naar sijn bescheijde woonplaats te late brengen, dog van geen de minste vrugt bevonden; also den gem. Van Helsdingen niet meer in staat is hem met goede woorden ofte dreijgementen bij hem te houden, gelijk deselve nu onlangs ofte op den 7 deeser in haar supplt. vergadering heeft betuijgt, en geen beeter nog ander middel weet, dan gem. Victor te mogen op sluijten en voor eenige tijd vast setten, waartoe deselve aan de supplten. heeft geproponeert van een bequaam huijsje op sijn plaats apart voor hem te doen maken, het welke den supplten. onder correctie meede seer noodig ende dienstig oordeelen, te meer wijl men ondervonden heeft dat bij dikgem. Cornelis Victor sijn kranksinnigheijd al veel quaadaardigheeden onderloopt, en oversulx grootelijx te vreesen dat deselve wel eenige onheijlen ofte ongelucken soude mogen begaan, dog alvoorens sulx te accordeeren, hebben de supplten. hen selven verpligt gevonden eerst daartoe verloff van Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te versoeken, schoon wel te wenschen was dat men die sorg en moeite aan sijn eenige soon, Gerrit Victor,30 welke wel van natuure soude verpligt ende gehouden sijn om deese sijne ongeluckige en oude vader na hem ende onder sijn opsigt te neemen, dorsten toevertrouwen, maar de slegte behandelinge aan deese sijne vader bevoorens gedaan, en ‘t welke Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. mogelijk niet onbewust sal sijn, weeder houden het selve; dierhalven keeren de supplten. sig tot Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb., met eerbiedig versoek dat Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtb. de bedroefde gesteltheijd der voorn. Cornelis Victor gelieven in consideratien te neemen, of sulx niet het eenigste en bequaamste middel soude weesen dat den voorn. Van Helsdingen sijn voorstel wierde geaccordeert, in welkers geval de supplten. wijders versoeke van daar toe door Uw Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. te mogen werden g’authoriseert, ofte anders met derselver hoog wijs advijs gesterkt te werden, hoedanig de supplten. sig verder ten beste en meeste nut van hem Cornelis Victor sullen hebben te gedragen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Lager) Uijt naam en last van weesmeesteren voornt. (Was getekent) Jb. Leever, secretaris. (In margine) Ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop, den 24 Junij 1728.’

Op welkers inhoude aandagtelijk gelet, en diesweegens naar behooren geraadpleegt sijnde, Soo is om de daarbij gegevene reedenen goedgevonden dat weesmeesteren deeser plaatse sullen werden gequalificeert omme den sinneloosen Cornelis Victor soo lange te mogen laten opsluijten tot dat hij van sijne quaadaardigheijd sal weesen bedaart.

Laastelijk geliefden den Edelen Heer Gouverneur te kennen te geeven dat Sijn Edele voor weijnige dagen het zeehooft alhier hebbende weesen besigtigen, bij die geleegentheijd het selve in soodanigen slegten gesteltheijd hadde bevonden, dat het jegenwoordig bij na onbruijkbaar en irreparabel is, waar door ook de waterleijding op het voorsz zeehooft ten eenemaal in onbruijk is komen te geraken, gevende Sijn Edele daarneevens in consideratie of het niet best soude sijn dat men de voorsz waterleijding op een ander en beeter manier deede verleggen, en daartoe de jongst uijt ‘t vaderland bekomene hondert stux hijpalen, die om hunne krom en dunheijd tot het verlengen of vergrooten van meergem. zeehooft onbequaam sijn, gebruijkten, mitsgr. de overige bequaame tot reparatie van het dikwils gen. zeehooft, voor soo ver deselve souden kunnen strecken; welken aangaande gedelibereert en daarneevens oculaire inspectie van geciteerde zeehooft en waterleijding genomen sijnde, Soo is het geproponeerde van den Edelen Heer Gouverneur van nut en dienstigheijd bevonden, en derhalven eenpariglijk geresolveert dat met het voorsz werk op de voorgestelde wijse sal werden voortgevaaren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 55-58.

Donderdag den {17280701} 1 Julij 1728, voormiddags.

Alle present, behalven den oppercoopman en secunde, de Heer Jan de la Fontaine. Geleesen sijnde de onderstaande verklaring door de officieren van ‘t schip Nieuwvliet ter requisitie van den schipper dier bodem, Cornelis Lans, verleeden:31

‘Wij ondergetekenden, Albert van Rhoon, opperstuurman, Cornelis de Groot, onderstuurman, Andries van Son, hoogh bootsman, alle in dienst der E. Comp. bescheijden op het schip Nieuwvliet , voor de Camer Rotterdam, verklaare ten versoeke van den E. schipper, Cornelis Lans, meede in voorsz dienst op voorn. bodem, als dat wij bij het opneemen, nasien en waateren van onse cabels hebben bevonden dat het dagelijx touw, neevens nog een derde van het tweede, door het ten anker leggen ter rheede van Duijns , gants onbequaam en onbruijkbaar is geworden om daar weeder meede in dit saijsoen van ‘t jaar ter rheede van Cabo de Goede Hoop ten anker te kunnen komen, en alsoo genoodsaakt zijn geweest om het voorn. dagelijx touw en een derde van het tweede touw geheel en al uijt te kappen.’

‘Gevende sij deposanten voor reedenen van weetenschap alle het geene voorz staat, te hebben gesien, bij en present te zijn geweest, en voorts alles in den (text) bereijd sijnde deese des noods en daartoe versogt sijnde, te bevestigen.’

‘(Onderstont) Aldus gedaan en gepasseert in ‘t schip Nieuwvliet , den 6 April 1728. (Was geteekent) Albert van Rhoon, Cs. de Groot, Andries van Son. (Lager) Mij present, (geteekent) Jacob Morlion.’

Soo is naar resumptie en overweeginge van dien, geresolveert dat aan gem. schip Nieuwvliet in plaatse van desselfs onbequaam dagelijx anker touw, weeder een ander sal werden bijgeset en overgegeven.32


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

33

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 80, pp. 59-64.

Saturdag den {17280703} 3 Julij 1728, ‘s namiddags ten een uur. Extraordinaire vergadering.

Alle teegenwoordig.

Dewijl het den Almogenden behaagt heeft ‘s Comps. hier ter rheede leggende scheepen met zoodanige storm winden uijt den N.Wte. te besoeken, dat vermits de schrickelijke verbolgentheijd der daar door aangeperst wordende zee, soo even een derselver, namentlijk Stabroek , op deese stranden is gedreeven,34 en dat gemerkt den storm nog al even vinnig blijft continueeren, men diethalven tot sensibele droefheijd ook vreesen moet dat nog andere van die kostelijke bodems (‘t geen God nogtans verhoeden wil) dat selfde beklaaggelijk ongeluk meede sullen komen te treffen, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden des Raads te kennen te geeven dat deselve aanstonts hadde doen te samen komen, ten eijnde in deese rampspoedige omstandigheijd van saken met malkanderen soodanige maatreegels te kunnen neemen als ër ten meesten dienste der E. Comp. sullen werden vereijscht, en wel principalijk ten aansien ër dog geene menschelijke hulp aan ‘s Comps. dierbare scheepen is toe te brengen, om voor te komen al sulke disordres en roof van ‘s Comps. of andere gestrande goederen als men in den jaare 1722 bij het exteeren van diergelijken ongeval heeft bevonden gepleegt en geschiet te zijn, nietteegenstaande daarteegens doenmaals insgelijx bij placcaaten was voorsien geworden; over het welke met den uijttersten aandagt gedelibereert, en de voormelte placcaaten op den 18 Junij en 29 September des voorseijden jaare 1722 ten subjecte van het rooven van gestrande goederen en andere gestelde ordres soo omtrent ‘s Comps. dienaren, burgers als slaven bij aldien iets diergelijx weederom mogt komen voor te vallen, alhier g’emaneert,35 alvorens met oplettentheijd geresumeerd sijnde, Soo is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan dat men geciteerde placcaaten van den 18 Junij en 29 September 1722 aanstonts bij een nader placcaat sal doen renoveeren, met deese ampliatie en bijvoeging dat niemand, ‘t zij ‘s Comps. dienaar, burger, slaaf of te wie het soude mogen sijn, sig sal mogen verstouten omme buijten ordre en sonder daartoe gecommandeert te weesen op de stranden deeser plaatse te komen, veel minder eenige aangespoelde goederen te rooven of aan te roeren, op paene dat de geene die daarop sullen worden geattrappeert, sonder aansien van persoonen, en buijten forma van proces aanstonts op de stranden selfs aan daartoe opgerigte paalen sullen worden opgehangen en metterdood gestraft, en dat bij aldien zoodanige contraventeurs van deese onse beveelen sig met de vlugt souden willen salveeren, op deselve door de aan strand gecommandeerde militie met scherp sal worden geschooten, op dat sij dus dood of levendig in handen van de justitie sullen mogen geraaken, mitsgaders wijders nog dat sig de straf over het rooven van gestrande goederen soo ver sal komen uit te strecken, dat schoon men de daders eerst jaar en dag naar dato mogt komen te agterhaalen, deselve evenwel ingeval sij van het rooven van ‘s Comps. of andere gestrande goederen kunnen worden overtuijgt, met de koorde aan de galge sullen worden gestraft dat ër de dood naarvolgt, latende voor het overige de verdere ordres bij bovengemelte placcaaten gestatueert, en wel voornamentlijk ten opsigte van de dubbelde strafbaarheijd der officieren, mattroosen en soldaten, die tot weeringe van dien gestelt sijnde, sig teegens deese onse beveelen souden mogen komen te misgrijpen, in haar geheel. Tot het neemen van welke scherpe resolutie van de daders en roovers van aangespoelde goederen op staande voet sonder aanschouw van persoonen met de dood te straffen, men dies te eerder is genoodsaakt geweest te moeten treeden om, gelijk boven aangehaalt is, te kunnen prevenieeren soodanige misgangen en plunderingen van gestrande goederen als men in den jare 1722 heeft ondervonden te sijn gepleegt, en waaromme ook op dat een igelijk sig gewaarschouwt kan houden, behalven de publicatie en affixie van het gesegde placcaat, van dies inhoude aan alle ‘s Comps. dienaren en burgers bij publicque trommelslag sal werden kennisse gegeven, op dat sig een ider voor schaade sal kunnen hoeden, sullende voor het overige de noodige ordres op alle saken ten meesten dienste en interest der E. Comp. gestelt worden.36

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop. ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 65-74.

Dingsdag den {17280706} 6 Julij 1728, voormiddags.

Alle present.

Ten aansien het zeijlvaardig leggende schip Meijenberg door stilte of teegen winden hier ter rheede nog word opgehouden, en dat men inmiddels de geldkisten van de gestrande scheepen Stabroek en Haarlem 37 nog heeft kunnen magtig werden, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur derhalven in consideratie te geeven of het niet met ‘s Comps. meesten dienst en intrest soude over een komen dat men, op dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering dies te spoediger van dit geld sullen kunnen gedient weesen, de vijftien geldkisten die uijt Stabroek geborgen sijn, met bovengemelte schip Meijenberg na Batavia liet afgaan, mitsgaders de overige derthien die uijt Haarlem sijn gesalveert, met het aanweesend schip Nieuwvliet , bij aldien sig onderwijlen geen andere bequame scheepsgeleegentheijd tot de versending van deese laatste, om deselve over dit en andere scheepen te kunnen verdeelen, komt op te doen; over het welke met aandagt geraadpleegt, en in aanmerking genomen sijnde dat het overig hier vertoevende schip de Hildegonda desselfs roer in den laatsten storm niet alleen verloren, maar dat men ook bij visitatie van dien bodem bevonden heeft dat de drie bovenste vingerlingen van steeven sijn afgewrongen, sonder dat men nog verseekert is of de drie onderste meede niet sullen weesen afgebrooken, in welk geval die kiel noodwendig op de gevoegelijkste wijse naar de Saldanhabaij sal moeten worden afgesonden, om aldaar te worden gebankt en gerepareert, dewijl sulx als dan in deese bhaaij niet sal kunnen geschieden, en dat daar meede veel tijts sal heen lopen, boven en behalven dat men niet is verseekert of ër in het korte wel andere ‘s Comps. scheepen ter deeser rheede sullen komen op te dagen, geconsidereert het lang agterblijven van Berkenroode en Steenhoven groote bedugting baardt of die bodems deesen uijthoek niet wel souden mogen voorbij geraakt weesen, bij extensie van welk geval wel gemelte Heeren der Hooge Indiase Regeering nog een geruijmen tijd van het gebruijk van het voorschreeven geld souden moeten versteeken blijven; Soo is gevolglijk goedgevonden en met ‘s Comps. meesten dienst en intrest over een komstig bevonden te sijn dat men ingevolge de propositie van den Edelen Heer Gouverneur de vijfthien kisten met geld van Stabroek in meergemelte schip Meijenberg sal afscheepen en daarmeede naar Batavia versenden, en dat ook de overige dertien geldkisten van Haarlem met het schip Nieuwvliet naar derwaarts sullen worden voortgesonden, ingevalle sig daartoe, gelijk boven is aangehaalt, middelerwijlen geen andere bequaame scheeps occasie komt op te doen.

Verders is op de voorstelling van den Edelen Heer Gouverneur ook beslooten en vastgestelt dat bij aldien dikwilsgenoemde schip Meijenberg nog eenigen tijd ter deeser rheede moet blijven vertoeven, de drie cassen met barnsteen die van het verongelukte schip Middenrak 38 sijn geborgen, neevens de vier die men uijt Haarlem heeft gelost, en met de droging van welke barnsteen men teegenwoordig hier ten Casteele beesig is, daarmeede insgelijx naar Batavia sullen werden gesonden, gelijk meede alle soodanige verdere equipagie en andere goederen die geen bederf van het zeewater sijn onderhavig geweest, als men uijt de verongelukte scheepen sal kunnen bekomen en magtig worden, op dat alsoo niets het minste alhier nutteloos werde aangehouden, dog sonder dat dien bodem daarom even wel een oogenblik sal behoeven te vertoeven, sullende ter contrarie soo dra de wind hem dienen wil, sijne reijse naar India moeten voortsetten.

Vervolgens is naar resumptie van het diesweegens aan deese Regeering aangeschreevene door Generaal en Raden van den 19 Maart 1723,39 spreekende weegens de geborgene goederen die van de alhier in den jaare 1722 verongelukte scheepen naar Batavia versonden sijn, ten subjecte van de dranken en andere natte whaaren dewelke van de nu gestrande scheepen sullen gelost en geborgen worden, in selver voegen goedgevonden en noodig geagt dat men ingevolge het gemelte schrijvens alle deselve door expresse gecommitteerdens sal laten nasien, proeven en peijlen, en dat men als dan wijders de geene die goed sullen werden bevonden, zoodanig dat se door de schippers voor haar rekening en verantwoording sullen kunnen worden genomen, na Batavia sal laten afgaan, waarvoor men haar dan ook behoorelijk sal laten teijkenen, op dat sij voor het te kort komende op deselve aanspraakelijk sullen mogen blijven; en dat voor het overige de dranken en andere natte whaaren die te veel wan of andersints bedorven en tot versendinge onbequaam sullen gevonden werden, alhier ten meesten voordeele der E. Comp. bij publicque vendutie sullen worden verkogt en te gelde gemaakt, neevens al sulke verdere consumptibele of andere bedorvene goederen als het versenden niet waardig sullen werden geoordeelt, inmiddels dat men de nat gewordene pakgoederen, zeijldoek en wat dies meer soude mogen weesen, aanstonts na dies ontlossinge sal doen droogen, en ten besten doenelijk versorgen, om vervolgens almeede bij eerste gelegentheijd naar Batavia te kunnen worden afgescheept; sullende ook met de geborgen werdende goederen van particulieren volgens den inhoude van bovengeciteerde schrijvens der Hooge Indische Regeering, en het geresolveerde van Haar Wel Edele Groot Agtb. daaromtrent, in dato den 4 December 1722,40 van welke resolutie extract naar herwaarts is gesonden, werden gehandelt, namentlijk met de geene die aan levendige menschen toe behoren, aan de eijgenaars af te geeven, en de geene die aan overleedenen hebben toebehoort, door dencurator ad litesdeeser plaatse publicquelijk ten profijte der erfgenamen te doen verkoopen, en waaromme de soldij reeken. daarvoor ook ordentelijk sullen moeten werden gecrediteert, wel verstaande soodanige goederen als men onderstellen kan dat op de vaderlandsche lijst van permissie sullen hebben bekend gestaan.

Laastelijk geliefden den Edelen Heer Gouverneur nog te kennen te geeven dat aan Sijn Edele door den equipagiemeester, Jacobus Möller, en den schipper van dien bodem, Barent van der Salm, niet alleen was gerapporteert dat het gestrande schip Stabroek geborsten was, maar dat die kiel selfs ook gevaar liep om met de eerste harde wind of holle zee aan stuckent geslagen te sullen werden, en dat Sijn Edele daar en boven de situatie van gemelte schip selfs van strand hebbende weesen besigtigen, sulx naar alle oogenschijnelijkheijd ook in diervoegen hadde bevonden; dierhalven in overweeging gevende of het niet best soude sijn dat men om ‘s Comps. goederen te conserveeren, en op dat met de ontlading van gesegden bodem dies te beeteren voortgank sal kunnen werden gemaakt, op de bequaamste plaatsen gaaten in het dek, en waar het wijders over ‘t lighaam van het schip dienstig sal werden gevonden, deede kappen, om het goed door dat middel te spoediger te ontlossen en aan land te kunnen bergen, latende inmiddels de ontlossing van Haarlem soo lang uijtgestelt, ten aansien die kiel minder gevaar heeft om aanstoot van de zee te leijden, en dat dies ontlading bijgevolge sonder pereijkel wel soo lang sal kunnen werden uijtgestelt tot dat men eerst een eijnde met Stabroek sal gemaakt hebben; over het welke met aandagt geraadpleegt sijnde, Soo is goedgevonden en gantsch noodsakelijk geoordeelt dat met het een en ander, als over een komende met ‘s Comps. meesten dienst en intrest, ingevolge de propositie van den Edelen Heer Gouverneur sal werden gehandelt, en dat men ook soo draa Stabroek leedig sal gemaakt weesen, aanstonts sonder het minste tijd verlies met de ontlossing van Haarlem sal voortvaaren.

Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 75-80.

Woensdag den {17280707} 7 Julij 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geliefden den Edelen Heer Gouverneur aan de Raadsleeden te kennen te geeven hoe Sijn Edele over de moetwilligheijd van het volk van het gestrande schip Stabroek klagten waren gedaan geworden, met bijvoeging dat deselve moetwilligheijd soo ver ging dat het gesegde volk de vereijschte gehoorsaamheijd aan haare officieren weijgerende, ‘s Comps. noodige werk in het ontlossen van dien bodem daar door merkelijk soude moeten worden veragtert, en dat dierhalven door het stellen van goede ordres daar teegens noodsakelijk diende te worden voorsien, waar over dan ook met aandagt geraadpleegt weesende, Soo is, om het gemelte volk in haaren pligt te houden, goedgevonden en best gedagt dat men het selve, beneevens de manschap die op het gestrande schip Haarlem besch[e]ijden is, geduurende haar aanweesen alhier behorelijk van het gewoone ‘s Comps. randsoen tot haar onderhoud sal doen voorsien; en dat men wijders het volk van Stabroek , welkers ontlossing met thans onderhanden is hebbende (mitsgaders ook in ‘t vervolg als ‘t noodig gevonden word, dat van Haarlem ) tot voorkoming van alle ongehoorsaamheijd en onordentelijkheeden, onder het toesigt van een bequaam officier alle avonden op ‘s Comps. werf alhier sal doen brengen en vernagten, alwaar de rol van het selve dan ook ordentelijk sal moeten geleesen werden, op dat sij des morgens van daar weederom aan het werk sullen kunnen worden gevoert, op paene dat de geene dewelke absent sullen worden gevonden, aanstonts sonder forma van proces door de caffers strengelijk gelaarst en in de ketting sullen worden geklonken, ten eijnde dus door het gebruijken van deese voorsorge en strafoeffening den vereijschten spoed met het bergen van ‘s Comps. goederen uijt de gestrande scheepen sal kunnen gemaakt werden.

Ende op dat wijders de nodige toesigt over gedagte ‘s Comps. goederen en effecten, en dat daarvan niets werde t’ soek gebragt, sal mogen werden gehouden, Soo is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur insgelijx beslooten en vastgestelt dat aan de schippers der gestrande scheepen Stabroek en Haarlem , Barend van der Salm en Anthonij Biermans, bij een schriftelijke ordonnantie sal werden gelast en wel expresselijk aanbevoolen dat sij goede sorge voor alle deselve ‘s Comps. goederen dewelke haar met hunne onderhebbende bodems door onse Heeren en Meesteren in het vaderland sijn aanvertrouwt, sullen hebben te dragen, soo van ‘s lands inlading, equipagie goederen, provisien, zeijlen, touwerk, staande en loopend wand, ofte wat dies meer soude mogen sijn, op paene dat bij aldien daarvan iets vermist sal worden bevonden, sij daar voor als de daaders selfs door den Heer fiscaal independent deeses Gouvernements, Adriaan van Kervel, sullen worden aangesprooken en geactioneert, mitsgr. na bevinding van saken gecorrigeert en gestraft, op dat sij sig dus door een naaukeurige betragting van haren pligt voor alle schade en ongemacken sullen kunnen hoeden.

Gelijk al verders ten eijnde de ontlossing dier kielen op het spoedigste sal kunnen werden voortgeset, op de voorstelling van Zijn Edele goedgevonden en gearresteerd is dat aan den equipagiemeester, Jacobus Möller, meede schriftelijk sal werden geordonneert van sonder de minste versuijmenisse goede sorg voor de ontlading van de verongelukte scheepen Stabroek en Haarlem te dragen, so van de geene die daarin in het vaderland voor India sijn afgeladen, als van equipagie, provisie, zeijlen, touwerk, staande en lopend wand, einde wat dies meer sij, sonder sig met eenige particuliere goederen of te andere kleijnigheeden, soo als het hier bevoorens de gewoonte is geweest, eeniger wijse op te houden, maar dat hij in teegendeel de ordres hem dien aangaande door den Edelen Heer Gouverneur gegeven, of nog te geven, punctuelijk sal hebben op te volgen, op paene van anders doende als onbequaam uijt den dienst der E. Comp. sullen werden geset, en dat een ander in desselfs plaatse gestelt sal werden.

Sijnde laastelijk ook nog goed gedagt en noodig geoordeelt dat aan alle ende een igelijk deeser ingeseetenen en vrij swarten of Chineesen visschuijten hebbende, bij publicque trommelslag sal worden gewaarshouwt van sorge te dragen dat deselve sig niet omtrent ‘s Comps. gestrande scheepen laten vinden, of dat andersints alle de daarin gevonden werdende persoonen sonder onderscheijt naar luijd van het jongst op den 3 deeser maand Julij g’emaneert placcaat41 metter dood sullen werden gestraft, ten welken eijnde en om sulx dies te beeter voor te komen, sig ook geene visschuijten agter het zeehooft na de kant van de Soute Rivier om te vissen sullen mogen begeeven, sullende ter contrarie alle avonden even als bij het aanweesen van vreemde scheepen hier ter rheede, na sons ondergang onder het opsigt van de buijten wagt bij gemelte zeehooft op strand moeten worden gebragt en aldaar tot ‘s morgens gelaten.42

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 81-87.

Donderdag den {17280715} 15 Julij 1728, voormiddags.

Alle present.

Verscheen ter vergaderinge den schipper van het aanweesend schip Nieuwvliet , dewelke op afvraging van den Edelen Heer Gouverneur betuijgde dat hij op Sondagh den 18 deeser maand volkomen in staat van vertrek soude kunnen weesen, versoekende egter daar neevens dat dewijl seedert sijn vertrek uijt het vaderland reets bij de seeven maanden verloopen sijn, aan hem nog voor den tjid van een maand provisie van potspijse, mitsgaders arak en olijven olij mogte toegevoegt werden, ten eijnde dus weederom wierde te gemoet gekomen het geene door hem op desselfs langduurige herwaarts reijse was geconsumeert, van het welke voorsien weesende, hij voor het overige verklaarde niets meer van noden te hebben om met gerustheijd van hier naar Batavia te kunnen reijsvorderen; waarover geraadpleegt weesende, Soo is goedgevonden en verstaan dat dien bodem ten voormelten dage sal worden gemonstert en gedepescheert, en dat men ook de versogte provisien aan hem sal bijsetten; gelijk meede besloten is dat niet alleen volgens resolutie van den 6 deeser de 13 geborgene geldkisten van Haarlem daarmeede naar Batavia sullen worden afgescheept, maar ook zoodanige verdere goederen als seedert uijt de verongelukte scheepen gelost en behoorlijk gedroogt, mitsgaders tot versendinge bequaam gemaakt hebben kunnen werden, en wijders nog dat men met dat schip eenige onderofficieren van deselve bodems, die alhier om tot dies ontlossinge te helpen niet kunnen te stade komen, naar India sal laten afgaan.

Sijnde vervolgens op de voorstelling van den Edelen Heer Gouverneur insgelijx besloten en goed gedagt dat de weijnige provisien van brandewijn, olij, azijn enz. die van het verongelukte schip Middenrak door de zee sijn opgespoelt en geborgen hebben kunnen werden, aan de respective bediendens, namentlijk den dispencier, keldermeester en voorts ider in het sijne sullen worden overgegeven, om door haarlieden te worden ingenomen en verantwoord, mitsgaders weederom aan ‘s Comps. benoodigde scheepen of tot andere gebruijken ten dienste der E. Comp. in het vervolg per ordonnantie verstrekt.43


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 88-94.

Dingsdag den {17280727} 27 Julij 1728, voormiddags.

Alle present.

Vermits het eergisteren hier gearriveerde theeschip Meerlust een seer lange reis van bij de vier maanden van Batavia naar herwaarts gehad heeft, en dat de daarop besch[e]ijdene manschap daar door, mitsgaders de geduurige stormen die sij omtrent een maand lang voor deese kusten hebben moeten uijtstaan, bijsonder veel heeft geleeden, en oversulx alhier meest siek en swak is aangeland, Soo is om het selve schip en volk dies te spoediger weeder in staat te brengen van naar Neederland te kunnen vertrecken, goedgevonden en verstaan dat daaraan ses weekelijke randsoen dagen van versch vleesch en groente ter deeser plaatse sullen werden gegeven, het welk soo veel is als men vertrouwt dat door haar ten goede sal kunnen werden geconsumeerd.

Vervolgens geliefden den Edelen Heer Gouverneur te kennen te geeven dat den schipper van het verongelukte schip Middenrak , Hendrik van Beek, aan Sijn Edele instantelijk hadde versogt om met het gemelte theeschip Meerlust naar het vaderland te mogen overvaaren, dewijl door hem omtrent sijnen verongelukten bodem dog niets meer ten dienste der E. Comp. konde werden uijtgevoert ofte werkstellig gemaakt, en dat hij genoegsaam alles verlooren hebbende, alhier niet veel langer middelen van subsistentie soude kunnen vinden; weshalven den Edelen Heer Gouverneur daarneevens in consideratie gaf of het selve versoek om dien man een weijnig in sijn ongeluk te gemoet te komen, niet soude behoren geaccordeert te worden; over het welke gedelibereert en in aanmerking genomen sijnde dat gesegden schipper Van Beek alhier effectivelijk niets meer ten dienste der E. Comp. uijtvoeren kan, Soo is gevolglijk goedgevonden en beslooten dat men hem ingevolge sijn gedaan versoek, dog egter in conformité der ordres met stilstand van gagie, met het schip Meerlust naar het vaderland sal laten vertrecken, sullende nogtans alvoorens door hem en desselfs boekhouder, mitsgaders door de schippers en verdere officieren van de gestrande scheepen Stabroek en Haarlem , een ordentelijke verklaring voor gecommitteerdens uijt deesen Raad noopens den toedragt van het aan haar overgekomen ongeluk moeten werden gepasseert en gegeven,44 welke verklaringen men insgelijx met het aanweesend theeschip naar ‘t vaderland sal laten overgaan, gelijk ook bij naast volgende scheeps geleegentheijd de schippers en stuurlieden van gedagte scheepen Stabroek en Haarlem , in selver voegen volgens de ordre met stilstand van gagie naar derwaarts sullen worden overgesonden.

Wijders is op het voordragen van den Edelen Heer Gouverneur ook beslooten en noodsakelijk geoordeelt dat men de in de Saldanhabaij vertoevende Engelsche geldvisschers, Ritsart Boun en William Holdits, met den hoeker Zeelandia naar herwaarts sal laten te rugge komen, op dat door haar ten spoedigsten soo dra de gesteltheijd van weer en wind sulx sal willen toe laten, een aanvank met het visschen na de verloorene contanten van het schip Middenrak sal kunnen werden gemaakt, ten welken eijnde haar ook sal werden aangeschreeven dat sij de pont en verdere bij haar hebbende visch en duijkelaars gereedschappen neevens de manschap ook naar herwaarts sullen moeten op en meede brengen, om alhier tot dat gebruijk te kunnen dienen; maar dat wijders het door haar ginder op geslagen huijsje onafgebroken soo als het sig tegenwoordig bevind, aldaar sal moeten werden gelaten, gelijk meede de verdere goederen die tot hunne lijfberging neevens die van het overige bij haar sijnde volk hebben gedient, of het sake was dat men het in ‘t vervolg dienstig oordeelden dat sij na gedaan werk alhier weederom na de Saldanhabaij souden moeten werden afgesonden, om het visschen aldaar nogmaals te hervatten, sullende het selve huijsje en verdere ginder blijvende goederen inmiddels onder het opsigt en ter verantwoording van den in de gemelte baaij posthoudende corporaal moeten werden gelaten.

Ende ten aansien de wijnen, bieren en verdere dranken uijt het gestrande schip Stabroek teegenwoordig voor het meerengedeelte gelost, en hier ten Casteele gebragt sijn, Soo is insgelijx goedgevonden en dienstig geagt dat men deselve als nu ingevolge het raadsbesluijt van den 6 deeser maand, door de daartoe gestelde gecommitteerdens sal laten nasien, proeven en peijlen, en dat de geene die te veel wan ofte andersints bedorven en tot het vervoeren onbequaam sullen werden bevonden, ten eersten bij publicque vendutie tot het meeste voordeel der E. Comp. sullen werden verkogt en te gelde gemaakt.

Laastelijk door den Edelen Heer Gouverneur nog te kennen gegeven sijnde dat het schip de Hildegonda thans door het aanbrengen van de drie bovenste vingerlingen, en dat men onder het arbeijden bevonden heeft dat de onderste niet is afgebroken, maar sig nog aan den steven bevind, weeder soo ver was herstelt dat het selve de reijs naar de Saldanhabaij soude kunnen onderneemen, Soo is gevolglijk gearresteert en vastgestelt dat men dien bodem met de eerste goede wind naar derwaarts sal laten afgaan, ten eijnde aldaar wijders van sijne bekomene schaade volkomen herstelt te kunnen werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 95-97.

Saturdag den {17280807} 7 Augustus 1728, voormiddags.

Alle present.

Ter vergaderinge verscheenen sijnde den schipper van het aanweesend retourschip der laatste besending Meerlust , soo betuijgde denselven op afvraging van den Edelen Heer Gouverneur dat hij van alle benoodigtheeden voor de vaderlandsche reijs behoorelijk was voorsien, en dat deselve door hem op Woensdag den 11 deeser maand bij toelatinge van bequaam weer en wind met gerustheijd soude kunnen werden ondernomen, bij aldien aan hem in plaats sijner overleedene manschap en hier verblijvende sieken nog een timmerman, kuijper, bootsmansmaat en eenige goede mattroosen konde werden bijgeset, om dewelke hij eerbiediglijk quam te versoeken; weshalven dan ook naar gehoudene deliberatie goedgevonden en verstaan is dat dien bodem ten voormelten dage sal werden gemonstert en gedepescheert, en dat men aan hem neevens de versogte cuijper, timmerman en bootsmansmaat agttien goede mattroosen van de alhier verongelukte scheepen sal toevoegen, ende sulx ter consideratie men geen ander volk om daar toe te kunnen gebruijken aan handen is hebbende.

Vorders is uijt aanmerking dat den tijd tot de generale verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weeder op handen begint te schieten, insgelijx besloten en vastgestelt dat gedagte verpagting weederom volgens gewoonte op Dingsdag den laatsten deeser maand sal werden gedaan, en dat de pagt over de districten van Stellenbosch en Drakenstijn als dan meede alhier sal werden opgevijlt, mitsgaders daarvan de vereijschte notificatie aan een ijgelijk bij affixie van billietten gegeven. Gelijk meede dat ër vermits de aanstaande opneeming van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, geen verstrecking uijt gemelte pakhuijsen meer sal geschieden na den 15 der voorseijde maand Augustus voor einde aleer deselve sullen opgenomen zijn.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 98-104.

Dingsdag den {17280810} 10 Augustus 1728, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

De excessive droogte dewelke men deesen jare in den voorwinter alhier gehad heeft, vermits het daar uijt gevolgde gebrek van gras en voetsel voor het vee, een groote sterfte onder de runderen en schaapen veroorsaakt hebbende, soodanig dat ‘s Comps. weijnig resteerende trek beesten daar door ook in diervoegen sijn komen weg te sterven of te verarmen dat men sig niet langer in staat bevind om het noodige werk ten dienste der E. Comp. gaande te kunnen houden, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur, dewijl men selfs ten aansien van de slegte gesteltheijd en het geringe getal van ‘s Comps. vee, sonder het werk alhier ten eenemaal te doen stil staan, so veel niet kan bijbrengen om de noodige vier dubbelde spannen trekbeesten van thien in het span en dus te samen tagtig stux, dewelke noodwendig bij de wagens werden gerequireert wanneer men een ruijling bij de ver afgeleegene Hottentots natie, Amacquas genaamt, die nog de eenigste sijn waar bij men een goed succes van deselve ruijling soude kunnen verwagten, wilde doen onderneemen, te kunnen fourneeren, derhalven in consideratie te geeven of het om dit gebrek voor eerst eenigsints te gemoet te komen, ten meesten dienste der E. Comp. niet van noodsaakelijkheijd soude sijn dat men, om weeder in bequaam vee, en gevolglijk in staat te geraken van teegens het aanstaande jaar een ruijling bij bovengemelte Amacquas Hottentots te kunnen laten doen, als nu een partij van 80 a 90 goede jonge ossen van vier jaaren oud ten behoeve der E. Comp. bij deese ingeseetenen deede inkoopen, om deselve inmiddels tot het gebruijk bij de wagens te kunnen leeren en bequaam te maken, op dat het noodige ‘s Comps. werk alsoo aan de gang gehouden en met meerder iver voortgeset sal kunnen werden, omtrent het aanhalen van brandhout, riet en wat ër meer werd vereijscht tot het doen der noodige reparatien aan ‘s Comps. alom vervallene gebouwen; over het welke met aandagt gedelibereert en het voorenstaande rijpelijk overwogen sijnde, Soo is goedgevonden en noodig geoordeelt dat den stalmeester, Johannes van Baarsenburg,45 sal werden gequalificeert om bij occasie van de nu door hem te doene opneeming van ‘s Comps. vee op de buijten posten, met eenen bij deese ingeseetenen en landbouwers te verneemen of men zoodanige partij vee tot een gevoeggelijken preijs ten meesten menage sal kunnen bekomen, ten eijnde het selve als dan voor de E. Comp. sal kunnen werden ingekogt.46


Laastelijk geleesen weesende het onderstaande versoekschrift door den luijtenant der burger cavallerij, Johan Fredrik de Litsz, in de volgende bewording overgegeeven:47

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft in alle onderdanigheijd en met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gehoorsamen dienaar, Jan Fredrik de Litsz, hoe den supplt. door de gunst deeser Regeeringe tot luijtenant der burger cavallereij alhier aangestelt geworden sijnde, hij ook derhalven (onder correctie gesegt) die bedieninge altoos na sijn uijtterste vermogen behoorlijk heeft soeken waar te neemen, maar aangesien des supplts. bijblijvende qualen, en wel voornamentlijk de jigt sulx nu wijders komen te beletten, als sijnde den supplt. daar door reets soo verre aangetast geworden, dat hij sig selve niet meer in staat oordeelt om het voorsz luijtenantschap naar vereijsch te bedienen, soo keert denselven sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., onderdaniglijk versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn hem supplt. om voorsz reedenen daar van te ontheffen.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Soo is denselven ingevolge van sijn gedaan versoek van die bediening ontslagen, en weeder in desselfs plaats tot luijtenant onder de cavallerij aangestelt den luijtenant van een der voet compagnien, Gijsbert la Febre, mitsgaders in steede van gemelte La Febre tot luijtenant te voet den vaandrig, Christiaan Rasp, en weeder tot vaandrig den burger Elias Kien.48

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 105-106.

Donderdag den {17280819} 19 Augustus 1728, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Is ter vergaderinge verscheenen den schipper van het aanweesend schip Delfsland , betuijgende op afvraging van den Edelen Heer Gouverneur dat hij van alle gerequireerde benoodigtheeden behoorelijk voorsien sijnde, oversulx bij toelatinge van bequaam weer en wind op Maandag den 23 deeser lopende maand Augustus in staat van reijsvorderinge soude kunnen weesen, bij aldien hij inmiddels door het quaade weer niet wierde verhindert om deese en geene noodige scheepssaken nog te verrigten, als hebbende den meesten tijd van sijn aanweesen alhier moeten emplojeeren tot het opruijmen van sijn schip en het ontfangen en bergen van de bieren en ‘t zeijldoek dat van de gestrande scheepen in sijnen onderhebbenden bodem ter deeser plaatse is afgeladen; weshalven naar gehoudene deliberatie goedgevonden en vastgesteld is dat dien bodem, weer en wind sulx toelatende, ten voormelten dage sal werden gemonstert en gedepescheert.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 107-117.

Dingsdag den {17280824} 24 Augustus 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Door den in de Saldanhabaaij posthoudende corporaal, Carel Hendrik van Hartmansdorff,49 aan de nu weeder hier te rug gekomene Engelssche geldvisschers geduurende haar vertoef aldaar volgens handschrift agt stux levendige schaapen tot haar gebruijk en ververssing verstrekt geworden zijnde, Soo is derhalven goedgevonden en verstaan dat deselve tegens den gewonelijken prijs uijt ‘s Comps. cassa aan den gemelten corporael zullen werden voldaan.

Waarna geleesen is geworden het onderstaande rapport door de gecommitteerdens dewelke het tegenwoordig weeder ter rheede leggende schip Haarlem hebben gevisiteert, in de volgende bewoording overgegeeven:50

‘Den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneurin loco&a. &a., ons ondergeteekende expresselijk gecommitteert hebbende omme ons g’adsisteert met onse opperscheepstimmerlieden, aan boord van het weeder van strand gehaalde en tegenwoordig hier ter rheede leggende schip Haarlem 51 te vervoegen, en aldaar op ‘t naauwkeurigste te ondersoeken wat gebreeken sig aan dien bodem zouden mogen bevinden, zoo verklaaren wij bij deesen hetselve behoorlijk verrigt en naar exacte visitatie aan die kiel ontwaart te hebben de naarvolgende defecten, te weeten:’

‘Eerstelijk dat de balken in ‘t ruijm over het geheele lichaam van dat schip eenigsints zijn uijtgeweeken, gelijk sulx ook van de bouts van de balkknies binnewaarts is geschied, soo nogtans dat geen eene balk of knie aan stucken gebrooken is, voorts is ër een bout agter in de piek dewelke het zaathout aan de kiel komt vast te hegten, ter oorsake van het swaar stooten en arbeijden dier kiel, ruijm anderhalf duijm binnenwaarts uijtgeweeken, soo als meede vijf of ses bouts die in de kattespooren van de piek sitten, een duijm of anderhalf uijtgewerkt zijn, en laastelijk hebben nog bevonden dat de agtersteeven van dien bodem meede eenigsints is ontset, uijt welke gebreeken en defecten wij niet anders kunnen besluijten, als dat dat schip van onderen ontset is, zijnde dit te eerder af te leijden door dien, gelijk gesegt, de bouten binnenwaarts uijtgeweeken zijn, vervolgens verklaaren wij ondergeteekende voor tegenwoordig geen andere of swaarder gebreeken te hebben ontwaart, weshalven wij (onder correctie gesegt) voor den dienst der E. Comp. best en noodsakelijk oordeelen dat die kiel, eer ende bevoorens denselven naar de Saldanhabaaij , omme aldaar te repareeren werde gesonden, alhier ter deeser rheede tot op seventhien voeten werde geballast, en dusdanig eenigen tijd aangehouden, ten eijnde men kome te ondervinden of er door ‘t slingeren en fatigues die dat schip hier ter rheede heeft uijt te staan, zig niet eenige verdere leckagien of swarigheeden mogten komen te openbaaren, dewelke zig niet opdoende, vermijnen wij dat deesen boodem als dan in staat zal sijn omme naar de Saldanhabaaij te kunnen werden afgesonden, egter zal het nodig weesen dat er bij het depescheeren van die kiel naar derwaarts een ander schip of vaartuijg daarneevens werde afgesonden, of het sake was dat sig eenige swarigheeden tusschen deese en de Saldanhabaaij mogten komen op te doen, omme in zoo een geval de daarop zijnde manschap te kunnen bergen.’

‘Zullende men, wanneer dien bodem aldaar zal weesen g’arriveert, naar gedaane examinatie nader kunnen besluijten wat tot dies herstelling van nooden, en hoedanig best daarmeede te handelen zijn sal.’

‘Gedenkende hiermeede aan d’ g’eerde beveelen van Uwe Wel Edele Gestr. te hebben voldaan, zoo dient deese voor seer needrig rapport. (Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 21 Augustus 1728. (Was geteekent) Js. Möller, B. v. d. Salm, Nicolaas Vis, Cornelis Kluijs, Klaas van der Mij, Andries Hendrik. (Ter sijde stond) Waarmeede comvermeere,52 (en geteekent) Anth. Biermans.’

Over welkers inhoude met aandagt gedelibereert, en daarneevens aangemerkt zijnde dat de wijnige gebreeken die aan het selve schip volgens den inhoude van het gedagte rapport zijn bevonden, van zoodanigen belang of gewigt niet zijn dat men dien bodem ingevolge het daarbij gedane voorstel daarom hier ter rheede zal behoeven op te houden; Zoo is gevolglijk goedgevonden en met ‘s Comps. meesten dienst over een komende geoordeelt dat men gemelte schip ten eersten behorelijk zal doen callefaten, ballasten en in geselschap van den hoeker Zeelandia naar de Saldanhabaaij versenden, om aldaar wijders gevisiteert en naar vereijsch van saken gerepareert te kunnen werden, dog dat alvoorens om die kiel soo weijnig mogelijk belemmert te laten, de smeecolen die daar in voor Batavia zijn afgeladen, hier aan de wal geligt en bij de negotie boeken deeses Gouvernements om alhier ten dienste der E. Comp. gebruijkt te werden, zullen worden ingenomen, in welkers plaats men weeder des noodig geoordeelt werdende, een gelijke quantiteijt van de geene die voor deese plaats zullen werden aangebragt in een anderen bodem voor Batavia zal kunnen laten blijven berusten.

Vervolgens is ook beslooten en dienstig geagt dat om bij het visschen na de verloorene contanten van het schip Middenrak te adsisteeren, dewijl daarmeede door de bovengemelte Engelssche bij het eerste handsame weer een begin staat te werden gemaakt, zullen werden gecommitteert den adsistent, Jan van der Swijn,53 en pl. dito, Fredrik Willem Kelp, ten eijnde van alles een ordentelijke aanteijkening te kunnen houden.

Sijnde al verders op het gedaane versoek van den schipper van het aanweesend schip Delfsland , dat aan hem nog eenige provisie mogte werden toegevoegt voor de manschap die hij alhier van het verongelukte schip Middenrak aan boord heeft gekreegen, goedgevonden dat aan dat schip ter dier oorsake nog vier mudden boonen boven het ordinaire dat reets is afgegeeven, zullen werden verstrekt.

Ende ten aansien d’ E. Comp. tegenwoordig zoo schaars van trekbeesten voorsien is, dat alhoewel men al, ingevolge het jongste raadsbesluijt van den 10 deeser maand een getal van 80 a 90 bequaame vier jaarige ossen ten behoeve der E. Comp. sal kunnen magtig werden, waar aan egter vermits het algemeene gebrek en sterfte van het rundvee nog seer te twijffelen valt, sulx evenwel als dan nog maar alleen zal kunnen toereijken om het nodigste werk te kunnen aan de gang krijgen, en niet om het selve naar behooren zoodanig als het den dienst der E. Comp. wel vereijscht, te kunnen doen rondstaan; zoo geliefden den Edelen Heer Gouverneur derhalven laastelijk nog in consideratie te geven of het daarom niet best zoude zijn dat men, om d’ E. Comp. weederom ten minsten koste en op een gemackelijke wijs, sonder deese ingesetenen te beswaaren, behoorelijk in ‘t vee te helpen, in plaats van het geld dat tot nog toe aan d’ E. Comp. als een recognitie voor de in leening gegeven werdende landerijen ter zomma van twaalf Rds. jaarelijx is betaalt geworden, vee daarvoor aannam, en deselve recognitie zoodanig liet voldoen, om dus het gebrek van trekbeesten te gemoed te komen, dewijl het kopen van dien, soo veel als men noodsakelijk zoude requireeren, te diep in de beurs zoude moeten tasten; waar over insgelijx serieuselijk geraadpleegt weesende, Zoo is sulx als een dienstige saak aangemerkt, en gevolglijk goedgevonden en besloten dat voortaan alle zoodanige in leening zijnde plaatsen, na dat den vergunden tijd van ses of twaalf maanden sal weesen geexpireert, voor den tijd van twee jaaren te gelijk sullen moeten vernieuwt werden, voor welken tijd van twee jaaren en niet minder in ‘t toekomende ook maar alleen nieuwe plaatsen in leening zullen werden vergunt, en dat wijders in plaats van de twaalf Rds. die tot nu toe als een recognitie aan d’ E. Comp. alle jaaren daarvoor zijn betaalt, van nu af aan voor den gemelten tijd van twee jaaren daarvoor aan d’ E. Comp. sullen moeten betaalt en gelevert worden drie goede en bequame vier jaarige ossen, welke ossen alvoorens dat de verleende permissie brieven of ordonnantien ter secretarije sullen werden geregistreert, aan den baas van ‘s Comps. post de Schuur sullen moeten werden overgegeeven, die ook op deselve ordonnantien bij zijne handtekening sal moeten bekent stellen dat hij deselve ossen ontfangen heeft, even zoodanig en in diervoegen als sulx bevoorens door den cassier voor den ontfangst der recognitie penningen gebruijkelijk is geweest, sullende hier van aan een igelijk bij affixie van billietten de nodige kennisse gegeven, en voorts de gestelde paenaliteijten voor de geene die haare vergunde plaatsen niet ter gewoonelijke tijd doen vernieuwen in haar geheel gelaten werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBACH. Secrets.

C. 80, pp. 118-123.

Dingsdag den {17280831} 31 Augustus 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Den schipper, stuurlieden en verdere officieren van het gestrande schip Stabroek aan den Edelen Heer Gouverneur op ‘t eerbiedigst versogt hebbende dat aan haar geduurende haar aanweesen alhier het gewoone costgeld tot derselver noodige subsistentie volgens het voorbeeld van den jaare 1722 mogte toegevoegt werden; Zoo is op het voordragen van Zijn Edele ten aansien die luijden dagelijx wanneer het vereijscht werd nog in den dienst der E. Comp. moeten werden gebruijkt tot het helpen ontlossen van ‘s Comps. goederen uijt haaren verongelukten bodem, derhalven goedgevonden en verstaan dat het gemelte versoek sal werden geaccordeert, en dat gevolglijk aan haar soo lang zij ter deeser plaatse noodwendig zullen moeten blijven vertoeven, sullen werden verstrekt zoodanige kostgelden als alhier aan andere van die qualiteijt bij extensie van diergelijke ongevallen, en nog jongst aan de officieren van de in den jaare 1722 verongelukte scheepen tot haar onderhoud zijn afgegeven geworden.

Vervolgens is op het instantelijk versoek van de mattres van ‘s Comps. slave logie, Christijn van de Caab, insgelijx beslooten en goedgedagt dat haar dogtertje, met name Johanna Barbara van de Caab, oud omtrent dertien jaren, als hebbende het sacrament des H. doops ontfangen, en bovens dien wel in de Nederduijtse taal ervaaren zijnde, uijt slavernij sal werden ontslagen en in vrijdom gestelt, mits dat daar voor weederom door haar aan d’ E. Comp. in eijgendom sal moeten werden overgegeeven een kloeke mansslaaf, genaamt Darius van Mallabaar, en dat denselven alvoorens door de opperchirurgijns deeses Gouvernements gevisiteert en van de vereijschte gesteltenisse en gesondheijd sal bevonden weesen.

Waarna ter vergaderinge verscheenen is den schipper van het ter rheede leggende schip ‘t Hof niet altijd Zomer , betuijgende op afvraging van den Edelen Heer Gouverneur dat hij van alle benodigtheeden behoorelijk voorsien, en de vereijschte reparatien aan het gebreckige rondhout van zijnen onderhebbenden bodem gedaan, mitsgrs. het mancqueerende aan hem toegevoegt zijnde, hij oversulx in staat zoude kunnen zijn van tegens Woensdag den 8 der aanstaande maand September te kunnen monsteren en vertrecken, weshalven naar gehoudene besoigne goedgevonden en vastgestelt is dat het selve schip ten voormelten dage sal werden gemonstert en gedepescheert, en dat wijders aan die kiel in plaats van desselfs hard brood dat volgens verklaring van expresse gecommitteerdens op de herwaarts reijse is bedorven geraakt, weederom een half last rijst alhier zal toegevoegt werden.

Na verrigting van al het welke men wijders naar behoorlijk klocke geklep en uijtroepinge van de boode ingevolge het raadsbesluijt van den 7 deeser maand en daarop geaffigeerde billietten, getreeden is tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, zijnde de volgende perceelen door de naargenoemde personen aangestaan ten zoodanigen prijse als hier onder staat uijtgedrukt, te weeten:54

't Moutbier
Maria Coster. weedwe. Coenraat Feijt   ƒ1400:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Jan Jacob Stokvliet ƒ2400:-
Tweede do. Johannes Heufke ƒ2800:-
Derde do. Willem van As ƒ2625:-
Vierde do. Melt van der Spuij ƒ2500:- ƒ10325:-
Vaderlandsche bieren en wijnen
Jan Jacob Stokvliet   ƒ4500:-
Caabse coele wijnen
Eerste quart, Jan Jacob Stokvliet ƒ6500:-
Tweede do. Melt van der Spuij ƒ6400:-
Derde do. Jeremias Roux[^55] ƒ6100:-
Vierde do. Johannes Heufke ƒ5925:- ƒ24925:-
Caabse wijnen &a. aan 't Rondebosje
Jan Hendrik van Helsdingen   ƒ850:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Hans Conterman   ƒ650:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ42650:-
't Moutbier
Maria Coster. weedwe. Coenraat Feijt   ƒ1400:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Jan Jacob Stokvliet ƒ2400:-
Tweede do. Johannes Heufke ƒ2800:-
Derde do. Willem van As ƒ2625:-
Vierde do. Melt van der Spuij ƒ2500:- ƒ10325:-
Vaderlandsche bieren en wijnen
Jan Jacob Stokvliet   ƒ4500:-
Caabse coele wijnen
Eerste quart, Jan Jacob Stokvliet ƒ6500:-
Tweede do. Melt van der Spuij ƒ6400:-
Derde do. Jeremias Roux[^56] ƒ6100:-
Vierde do. Johannes Heufke ƒ5925:- ƒ24925:-
Caabse wijnen &a. aan 't Rondebosje
Jan Hendrik van Helsdingen   ƒ850:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Hans Conterman   ƒ650:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ42650:-

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 124-126.

Donderdag den {17280902} 2 September 1728, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geleesen zijnde het versoekschrift door de pagters der Caabse coele wijnen in de onderstaande bewoordinge overgegeeven:57

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeven met alle respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nedrige dienaaren, de burgers Jan Jacob Stokvlied, Melt van der Spuij, Jeremias Roux en Johannes Heufke, hoe sij bij de laatste verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen aannemers gebleeven zijnde van de pagt der Caabse coele wijnen alhier, tot beeter voortsetting haarer neeringe ijder gaarne een bijtapper zouden willen aanstellen, zoo neemen de supplianten de vrijmoedigheijd sig in alle eerbied te keeren tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., oodmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn sulx aan haar gunstelijk te accordeeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. &a.’

Soo is na dat dieswegens behoorlijk was geraadpleegt, goedgevonden dat het daarbij gedane versoek zal werden geaccordeert, en dat gevolglijk aan ider van haar sal werden toegestaan om een bijtapper te mogen aanstellen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.

C. 80, pp. 127-131.

Donderdag den {17280909} 9 September 1728, voormiddags.

Alle present.

Verscheen ter vergaderinge den schipper van het aanweesend en jongst uijt de Saldanhabaij alhier gereverteerde schip de Hildegonda , betuijgende op afvraging van den Edelen Heer Gouverneur dat de gebreeken van zijnen onderhebbenden bodem tegenwoordig volkomen herstelt zijnde, hij oversulx in staat zoude kunnen zijn om tegens Sondag den 12 deeser maand te kunnen monsteren en vertrecken, met versoek egter dewijl het reets bij de neegen maanden geleeden is dat hij uijt het vaderland is vertrocken geweest, en dat oversulx al zijn opgehad hebbende provisien bijna zijn geconsumeert geworden, dat aan hem de benodigde victualie voor de Bataviaasse58 reijs weederom mogte toegevoegt werden, over het welke met aandagt gedelibereert zijnde, Soo is goedgevonden en verstaan dat dien bodem ten voormelten dage zal werden gemonstert en gedepescheert, en dat men om d’ boven aangehaalde reedenen daar aan weeder sal toevoegen het volgende, te weeten 4 vaten vleesch, 3 do. spek, 12,000 lb. rijst, 1 aam en 26 cannen olijven olij, 1 do. clappus olij, 30 lb. Bataviasse waxkaarssen, 3 mudden boonen, en 7 do. erweeten.

Waarna door den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergaderinge wierd geproduceert de geslootene boedel reekeningh van zoodanige goederen als ër in het gepasseerde boekjaar van verscheijdene afgestorven ‘s Comps. dienaren onder sijne administratie waren gekomen, met ootmoedig versoek dat deselve door deesen Raad mogte werden geapprobeert, dewelke dan ook naar alvoorens benevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weeskamer als tot exacte visitatie van dien gecommitteert geweest zijnde, naaukeurig g’examineert te weesen, geaggreeert is.

Laastelijk is geleesen geworden het onderstaande versoekschrift door de pagters der Caapse coele wijnen gepresenteert:59

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Vertoonen met diep schuldig respect Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdanige dienaren, de burgers Jan Jacob Stokvliet, Melt van der Spuij, Jeremias Roux en Johannes Heufke, als pagters der Caabse coele wijnen alhier, hoe niet alleen tot groot nadeel der supplten., maar ook van de principaelste wijngaardeniers, dewelke goede en deugdsame wijnen hebben, door verscheijde landbouwers op zommige Caabse ingeseetenen procuratien zijn verleend geworden, ten eijnde hunne wijnen bij de groote fust, te weeten legger, halve legger, aam ofte halfaam, alhier aan Cabo uijt te venten ende te vercoopen, gemerkt door gem. procuratie hebbende inwoonders de wijnen tot een seer lage prijs van 16, 20 tot 24 schellingen bij ‘t half aam werden uijtgesleeten, en sij supplten. oversulx met de hare moeten blijven sitten, derhalven neemen de supplten. de vrijheijt Uwe Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. op ‘t ootmoedigste te versoeken dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn het verleenen van dusdanige procuratien te doen cesseeren, ten aansien sulx tot merkelijke schade van de supplten. is streckende, en ook oorsake geeft tot het dalen der wijn pagten, vermits zij supplten. daar door buijten staat werden gestelt omme hunne uijtgeloofde pagtpenningen te kunnen fourneeren en opbrengen, of ten zij dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. daaromtrent zoodanige andere schickingen gelieven te maken als deselve naar hun hoog wijs oordeel ten meesten profijte der E. Comp. en welzijn van de supplten. zullen bevinden dienstig te sijn.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers inhoude serieuselijk geraadpleegt weesende, is goedgevonden en best gedagt dat men haar daarop voor appostille zal geeven dat hier in voor als nog niet kan getreeden werden.

Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.

[Signed:] P. G. NOODT.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, R. TULBAGH. Secrets.


## Footnotes


  1. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Westerbeek , Saxenburg en Landscroon bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, pp. 140-141. 

  2. Sien C.J.332,Criminele Proces Stukken, 1728, pp. 101-102. 

  3. Die opperstuurman van die skip, Jan Hoekeling, is op 9.5.1728 deur die Raad van Justisie gevonnis tot ‘n boete van drie maande se salaris. Sien C.J.10,Criminele Regts Rollen, 1728, pp. 29-30; C.J.332,Criminele Proces Stukken, 1728, pp. 97-129. 

  4. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 259-260. 

  5. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 255-256. 

  6. Judith Micker was die dogter van Gerrit Micker en Anna van Ormond. Sy het in 1715 na die Kaap gekom om haar by haar man, Adriaan van den Oever, aan te sluit. Hulle het twee seuns en ‘n dogter gehad. Sy is op 4.10.1722 weer met Barend van der Lip getroud, en is in 1753 oorlede. (Sien M.O.O.C. 7/8,Testamenten, 1752-1755, no. 27.) 

  7. Adriaan van den Oever van Amsterdam het in 1714 as opperchirurg na die Kaap gekom. Hy is in 1716 oorlede. (Sien C.223,Requesten en Nominatiën, 1715-1716, pp. 189-190; M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 51; M.O.O.C. 13/l,Boedel Reekeningen, 1702-1722, no. 101; M.O.O.C. 14/2,Bylae by Boedelrekeninge, 1700-1723, no. 101.) 

  8. Sy is in 1710 in Amsterdam gebore, en is op 9.12.1731 met Hendrik Goutsberg van Schagen getroud. Hulle het een seun gehad. Sien C.J.2605,Testamenten, 1731-1732, no. 21. 

  9. Sien C.441,Inkomende Brieven, 1727-1728, pp. 593-603. 

  10. Hoewel Brand afwesig was, het hy tog hierdie resolusie onderteken. 

  11. Blom en sy twee seuns, Herman en Jan, was aan boord die Hof niet altijt Winter onderweg na Nederland. Sien C.129,Bijlagen, 1728, p. 525. 

  12. Hy was soldaat op Midloo en het a.g.v. siekte in die hospitaal gebly. 

  13. Sien C.J.2653,Testamenten, 1727-1731, pp. 115-117. 

  14. Hy was soldaat op Castricum en het a.g.v. siekte in die hospitaal gebly. 

  15. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe onderstuurman en kwartiermeester op die skip Dam aangestel is, is hieronder weggelaat. Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, pp. 160-161. 

  16. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 287-289. 

  17. Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, no. 83; en M.O.O.C. 10/3,Vendu Rollen, 1726-1731, nos. 40 en 41. 

  18. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 277 en 283. 

  19. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 269-270. 

  20. Mulder se boedelrekening kan gevind word in M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 22. 

  21. In die H.K. staan ook “korsscheepen”. 

  22. Drie gedeeltes is hieronder weggelaat. (Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, pp. 168-175.) In die eerste gedeelte is ‘n aantal bemanningslede op die skepe Wickenburg , Slot ter Hoge en Spieringshoek bevorder. In die tweede gedeelte is die gesaghebber van Spieringshoek , Hendrik Henemans, bevorder tot die rang van skipper. (Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 263-264.) In die derde gedeelte is besluit om die tekortkomende en gebroke goedere uit die skepe Westerdijxhorn , Westerbeek en Haften , en in die pakhuis en wynkelder as verliese af te skryf of te laat verkoop. (Sien C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 79-81.) 

  23. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Cornelia , Middenrak en Castor en Pollux bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, pp. 176-178. 

  24. Sien C.345,Attestatiën, 1727-1728, p. 381. 

  25. Sy was die dogter van Joan Blesius en Christina Diemer, en is in 1693 aan die Kaap gebore. Na Cornelis van Beaumont se dood is sy weer met Leonard Weijer van Amsterdam getroud. 

  26. ‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skip Stabroek bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, p. 183. 

  27. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 295-296. 

  28. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 299-302. 

  29. Cornelis Victor was die seun van Gerrit Victor en Christina van den Berg. Hy is in 1667 aan die Kaap gebore, en is op 8.8.1688 getroud met Cornelia Jacoba Junius van Amersfoort. Sy vrou is in 1727 oorlede, en hyself in 1729. (Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nos. 17 en 18; M.O.O.C. 10/3,Vendu Rollen, 1726-1731, no. 76.) 

  30. Hy is op 15.6.1721 getroud met Susanna Bockelenberg, die dogter van Johannes Bockelenberg en Magdalena Zaaijman. 

  31. Sien C.345,Attestatien, 1727-1728, p. 611. 

  32. ‘n Gedeelte waarin vier bemanningslede op die skip Nieuwvliet in rang bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, pp. 195-196. 

  33. Hoewel De la Fontaine afwesig was, het hy tog hierdie resolusie onderteken. 

  34. Stabroek is kort voor eenuur die middag van 3.7.1728 deur ‘n noordweste stormwind op die strand gedryf. Vgl. C.607,Dagregister, 1728-1732, pp. 146-152. 

  35. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 185-188 en 190-203. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 89-94. 

  36. Sien C.682,Origineel Placcaatboek, 1714-1734, pp. 419-422. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 142-143. 

  37. Haarlem het die middag van 3.7.1728 in Tafelbaai gestrand. Sien C.607,Dagregister, 1728-1732, pp. 146-152. 

  38. Middenrak het die nag van 3.7.1728 met sy hele bemanning van 75 siele vergaan. Sien C.607,Dagregister, 1728-1732, pp. 148-149 en 153-157. 

  39. Sien C.439,Inkomende Brieven, 1722-1724, pp. 583-597. 

  40. Sien C.124,Bijlagen, 1723, p. 345. 

  41. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 419-422. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 142-143. 

  42. Die verbod is nog dieselfde dag afgekondig. Vgl. C.607,Dagregister, 1728-1732, pp. 160-161. 

  43. ‘n Gedeelte waarin tekortkomende en beskadigde voorrade uit die skepe Stabroek , Gaasperdam , Cornelia , Castor en Pollux , Haarlem en Middenrak as verliese afgeskryf is, is hieronder weggelaat. Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, pp. 221-225; C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 85-87. 

  44. Sien C.345,Attestatiën, 1727-1728, pp. 401-409, 413-419 en 421-428. 

  45. Johannes van Baarsenburg is in 1690 in Maastricht gebore. Hy het in 1716 as adelbors na die Kaap gekom, en is in 1719 bevorder tot sersant. In 1723 het hy stalmeester geword, en in 1729 vaandrig. In 1735 het hy ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Susanna Meijer, die dogter van Pieter Meijer en Aletta de Savoije. Van Baarsenburg is in 1739 oorlede. (Sien C.237,Requesten, 1735-1736, no. 15; M.O.O.C. 7/6,Testamenten, 1736-1745, no. 48.) 

  46. ‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skip Delfsland bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.23,Resolutiën, 1728-1729, p. 239. 

  47. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 303-304. 

  48. Elias Kien van Amsterdam was opperchirurg op Berbices toe hy in 1726 met Beatrix Potgieter, die weduwee van Dirk Vroonhof, getroud is. Daarna het hy ‘n vryburger geword en hom aan die Kaap gevestig. Hy het in 1730 met sy vrou en twee kinders gerepatrieer. (Sien C.J. 2603,Testamenten, 1725-1726, pp. 305-311; C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 309-310.) 

  49. Carel Hendrik van Hartmansdorf het as soldaat na die Kaap gekom. Hy is in 1728 as poshouer met die rang van korporaal na Saldanhabaai gestuur. In 1730 is hy bevorder tot sersant, en dieselfde jaar het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 17.12.1730 getroud met Helena Gerrits Pas, die weduwee van Martinus van Leijpsig. (Sien M.O.O.C. 7/5,Testamenten, 1735-1737, no. 55.) 

  50. Sien C.345,Attestatiën, 1727-1728, pp. 537-540. 

  51. Haarlem is op 7.8.1728 weer vlot gemaak. Sien C.607,Dagregister, 1728-1732, pp. 178-180 en 180-181. 

  52. In sowel die H.K. as die oorspronklike rapport staan ook “comvermeere”. Waarskynlik moet dit wees “confirmeeren”, wat beteken: skriftelik bevestig. 

  53. Jan van der Swijn van Den Haag het in 1723 as adelbors na die Kaap gekom, en is op 19.8.1728 aangestel as assistent. Hy het in 1731 ‘n vryburger geword. Op 8.7.1731 is hy getroud met Josina van Dam, die dogter van Abraham van Dam en Catharina Smuts. Sy was die weduwee van Jan Jacob Stokvliet. Nadat sy in 1732 oorlede is, is hy weer op 28.12.1732 getroud met Catharina Chrijgsmar, die dogter van Jan Basilius Chrijgsmar en Hermina Herwig. Vier dogters en ‘n seun is uit die tweede huwelik gebore. Van der Swijn is in 1747 oorlede. (Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, no. 89; M.O.O.C. 7/7,Testamenten, 1746-1751, no. 28; M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, no. 110; M.O.O.C. 10/4,Vendu Rollen, 1731-1738, no. 116; M.O.O.C. 13/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, no. 87.) 

  54. Sien C.760,Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1717-1743, pp. 24-25. Die pagvoorwaardes kan gevind word in C.671,Pacht Conditiën, 1727-1739, pp. 51-55, 59-65, 67-70, 71-76, 79-82 en 83-87. 

  55. Jeremias Roux was die seun van Paul Roux en Claudine Seugnet, en is in 1697 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Christina Snijman (1695-1724), die dogter van Christoffel Snijman en Margaretha de Savoije. Hulle het twee kinders gehad. Roux is in 1720 aangestel as koster van Drakenstein . (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 97.) 

  56. Jeremias Roux was die seun van Paul Roux en Claudine Seugnet, en is in 1697 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Christina Snijman (1695-1724), die dogter van Christoffel Snijman en Margaretha de Savoije. Hulle het twee kinders gehad. Roux is in 1720 aangestel as koster van Drakenstein . (Sien M.O.O.C. 7/3,Testamenten, 1721-1725, no. 97.) 

  57. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 307-308. 

  58. In die H.K. staan ook “Bataviaase”. 

  59. Sien C.234,Requesten, 1727-1728, pp. 311-312.