C082 v1.20
C. 82, pp. 26-29.¶
Dingsdag den {17290201} 1 Februarij 1729, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Ingevolge de geaffigeerde billietten naar klocke geklep en publicque uijtroepinge van de boode, mitsgaders na het voorleesen der pagtconditien waarbij navolgens het geresolveerde van den 20 der gepasseerde maand Januarij, om voortaan tot een weijde voor ‘s Comps. vee bij de posten der E. Comp. in de Groenecloof te behooren, sonder door het vee van de gecontracteerde slagters beweijd te mogen werden, wel expresselijk sijn uijtbedongen de Baviaans Berg , Clavervalleij en Hans Melcherts Craal , getreeden weesende tot het publicquelijk verpagten van den aanneem der leverantie van versch vleesch en leevendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &ra. voor den tijd van een jaar om met pmo. Maij aanstaande in te gaan, soo heeft men na dat de slagters van het voorleedene jaar neevens eenige andere deeser ingeseetenen daarop weeder gebooden hadden, en dat het laagste bot op elf en een halve duijt het pond geslagt soo schaapen als beesten vleesch, en veerthien schellingen ider levendig schaap was komen te vallen, vervolgens om een proef te neemen of men met den tijd dier aanbesteeding eenigsints te verlengen, het vleesch niet nog beeter koop voor d’ E. Comp. soude kunnen bedingen, goedgevonden en best gedagt om de gemelte leverantie eens voor den tijd van drie jaaren tegelijk op te veijlen, het welk geschiet sijnde; Soo is deselve dan ook in vier bijsondere perceelen, ende sulx ider voor een vierde part voor den gedagten tijd van drie jaren aangenomen geworden door de burgers Hendrik Oostwald Eksteen, Johannes Kruijwagen,1 Pieter Jurgen van der Heijde en Jacob van Bochem,2 ende sulx teegens elf swaare duijten het pond geslagt soo schapen als beesten vleesch, en veerthien schellingen ider levendig schaap, sullende de gemelte aanneemers volgens gewoonte tot voorkoming van alle infractie en ondercruijping teegens de ordres sonder Heeren en Meesteren ten belange van de aanbesteeding der slagterije gestatueert, onder presentatie van eede moeten verklaren dat sij gesamentlijk of ider in ‘t bijsonder geen het minste deel of intrest met imand van ‘s Comps. dienaren teegenwoordig sijn hebbende, ofte in ‘t vervolg gedurende haren pagt termijn nemen sullen, het geen door haar bij een aparte verklaaring onder de pagtconditien sal moeten werden gecertificeert.3
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 30-37.¶
Donderdag den {17290210} 10 Februarij 1729, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Door brandmeesteren deeser plaatse te kennen gegeven en geklaagt geworden sijnde hoe sij nu eenigen tijd herwaarts ondervonden hadden dat sommige deeser ingeseetenen de bakneeringe exerceerende, en ook wel anderen, sig niet quamen te ontsien om het oude van de huijsen afgenomen werdende riet dat op het strand bij de zee weggeworpen werd, en dat volgens de ordre aldaar moet verblijven, ten eijnde daar door geen ongelucken mogten werden veroorsaakt, van daar weeder te doen afhaalen om haare ovens daarmeede te stoken en heet te maken, en waarom sij het gemelte riet ook in groote quantiteijt in hunne huijsen of op hunne plaatsen of elders komen te bergen ende te bewaren, waar door, als sijnde een seer ligt vuur vattende stoffe, veel gevaar van brand werd veroorsaakt, gelijk ook door dat rukeloos gedoente deese colonie en de goede ingeseetenen van dien in groot perijckel werden gesteld van hare have en goed op zoodanigen ongeluckigen wijse door brand te verliesen, met bijvoeging dat alhoewel sijlieden sulx volgens haren pligt aan deesen en geene al hadden doen verbieden, deselve evenwel onwillig waren geweest om daaraan te gehoorsamen, versoekende derhalven dat dewijl bij de instructie van brandmeesteren op dit geval geen paenaliteijt gestelt is, door deese Regeering daarin mogte voorsien werden. Soo is na dat daar over geraadpleegt was, om alle onheijlen bij tijds voor te komen, goedgevonden en beslooten dat aan alle ende een ijgelijk der gepermitteerde brood backers ofte wie het soude mogen sijn die een oven in sijn huijs komt te gebruijken, bij affixie van billietten sal werden geinterdiceert en verbooden dat sig voortaan niet meer sullen mogen verstouten om het oude riet van de stranden te doen afhaalen, veel minder om het selve ten haren huijse of op haare plaatsen te bergen ofte te bewaren, onder verbeurte eener zomma van vijfentwintig Rijxs. soo dikwils en meenigmaal als sij daarover door brandmeesteren sullen werden bekeurt, als aan wien bij deesen ook wel expresselijk geordonneert werd van daarop een wakent ooge te houden, op dat alsoo alle ongelucken mogen werden geprevenieert, en waarom deese saak ook sal werden aangemerkt even of deselve woordelijk in de instructie van brandmeesteren geinsereert, en haarlieder sorge daarbij neevens andere haar aanbevoolen pligten meede toevertrouwt was.
Ende gemerkt men door het missen van de reijst dewelke met het verongelucken van het provisie schip Saxenburg is verlooren geraakt, soo ten behoeve van het hospitaal, dat ter dier oorsake als nu somwijlen tot het gebruijk der dagelijxe spijs van erweten en bonen in de plaats van rijst sal moeten werden voorsien, als tot andere benoodigtheeden uijt dien selfden hoofde voortvloeijende, noodwendig meer van die potspijse sal komen te requireeren als den inkoop van dien bij resolutie van den 11 November passato5 tot veerthien hondert mudden soo erweten als boonen was vastgestelt; Soo is derhalven ook goedgevonden en noodsakelijk geoordeelt dat boven de voorsz 1400 mudden welkers inkoop bij resolutie van den 11 November voormelt is gearresteert, nog vijf hondert mudden soo erweeten als boonen van het nieuwe gewasch ten behoeve der E. Comp. sullen werden ingekogt, waarmeede het als dan voor den omslag alhier gestelt sal kunnen werden.
Sijnde wijders dewijl de leverantie van tarw reets fraaij ingeschooten is, soodanig dat men na gemaakten overslag komt te bevinden dat den gedanen eijsch van Generaal en Raaden van 300 lasten van dat graan, van nu af buijten eijgen ongerief sal kunnen voldaan werden, ook met eenen beslooten dat men bij successivelijk voorkomende scheepsgeleegentheijd de voormelte quantiteijt van 300 lasten tarw, nevens het geeijschte een last rogge na Batavia sal laten afgaan, daaronder begreepen sijnde de 30 lasten die bereijts met het schip de Buijs na derwaarts sijn versonden, en dat voorts bij aldien in ‘t vervolg ondervonden word dat bij nader leverantie en inkomst van granen nog eenige tarw buijten eijgen benoodigtheijd sal kunnen werden gemist, men deselve als dan insgelijx boven en behalven de voorschreeve 300 lasten welkers versendinge teegenwoordig is vastgestelt, na Batavia sal afscheepen.
Laastelijk sijn nog ten haren instantigen versoeke tot vervulling der vacante officiers plaatsen deeses Casteels tot vaandragers met ƒ40 ter maand en beijde onder een nieuw verband van drie jaren, als personen van de vereijschte bequaamheijd sijnde, gevordert den sergeant, Rudolph Sigfried Alman,6 en den stalmeester, Johannes van Baarsenburg,7 het een en ander nogtans op approbatie onser Heeren en Meesteren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 38-42.¶
Dingsdag den {17290222} 22 Februarij 1729, voormiddags.
Alle tegenwoordig, behalven de Heeren Jan de la Fontaine en Adriaan van Kervel door indispositie.
Is ter vergaderinge verscheenen den schipper van het aanweesend schip Steenhoven , betuijgende op afvraging van den Edelen Heer Gouverneur dat zijnen onderhebbenden bodem van alles behoorelijk voorsien sijnde, hij oversulx alsoo hem niets meer quam te mancqueren, op Vrijdag den 25 deeser maand in staat soude kunnen zijn om van hier te vertrecken, weshalven dan ook naar gehoudene deliberatie beslooten is dat dien bodem ten voormelten dage sal worden gemonstert en van hier gedimitteert.
Vervolgens geleesen zijnde seeker versoekschrift dat door de huijsvrouw van den burger Aarnold Hendrik Scholts9 in de volgende bewoording ter vergaderinge wierd overgegeeven:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met schuldig respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nedrigen dienaar, Aarnold Hendrik Scholts, burger alhier, hoe denselven, vermits eenige noodwendige affaires in ‘t vaderland te verrigten heeft, seer gaarne met een der retourscheepen naar derwaarts soude willen repatrieeren, derhalven neemt hij de vrijheijt sig tot Uwe Wel Edele Gestr. den E. Agtb. te wenden, ootmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn hem suppliant onder betaling van het daartoe staande transport en kostgeld, omme in de cajuijt gelogeert ende getracteert te werden, passagie naar Europa te verleenen, sullende den suppliant desselfs huijsvrouw alhier in ‘t volle besit van huijs en goederen laten blijven, en besorgen dat zij en haare kinderen geduurende desselfs afweesentheijd geen gebrek zullen leijden.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Soo is over den inhoude van dien geraadpleegt en aangemerkt geworden zijnde dat gemelten Scholts meesten tijd buijten het gebruijk van zijn verstand en kranksinnig is, en dat oversulx ‘s Comps. scheepen met soodanigen persoon niet kunnen of behooren belemmert te werden, gevolglijk goedgevonden en verstaan op dat request tot appostille te geeven dat in het daarbij gedane versoek niet kan getreeden werden.
Sijnde laastelijk nog op de ingediende versoekschriften van de burgers Philippus Rigter10 van Amsterdam, Hans Hendrik Neemso11 van Holsteijn en Nicolaas Himmelrood12 aan deselve, als alhier geen vrouwen nog familien hebbende, geaccordeert geworden om met de aanweesende retourscheepen van hier na het vaderland te mogen overvaren, den eersten om in de cajuijt, den anderen om in de constapels camer, en den laatsten om op den overloop gelogeert en getracteert te worden, mits nogtans dat sijlieden alvoorens de daartoe staande transport en costpenningen in ‘s Comps. cassa sullen moeten betalen.
Aldus reresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 43-49.¶
Maandag den {17290228} 28 Februarij 1729, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Wel Edelen Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneur deeser plaatse, d’ Heer Jan de la Fontaine, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, d’ Heer Johan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Hendrik van der Grippe, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Daniel Overbeek, den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Hendrik Clooster, den E. Christoffel Brand, den E. schipper Willem Verbeek, den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Dirk Visser, den E. schipper Pieter Cnollendam, den E. schipper Pieter Cronenburg, den E. schipper Jacob Kooijmans, den E. schipper Pieter Tinnekens;demptoden Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, door indispositie.
Geliefden den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden van den gecombineerden raad te kennen te geeven dat Zijn Edele deese vergadering dus vroegtijdig na het arrivement der aanwesende Bataviaasse en Ceijlonsse retourscheepen hadde doen beleggen, vermits de geeerde beveelen onser Heeren en Meesteren wel expresselijk komen te dicteeren dat deselve op den 5 der aanstaande maand Maart weder van hier na het vaderland sullen moeten vertrecken, en op dat alsoo een igelijk konde verdagt zijn om zijnen onderhebbenden bodem soo spoedig als het eenigsints mogelijk was, in staat van reijsvorderinge te brengen, alsoo aan een prompte depesche deeser kostelijke bodems ten hoogsten gelegen was, en waarom ook aan een ider naar vereijsch van saken daartoe in alles de behulpsame hand soude gebooden werden; vragende Zijn Edele daar op wijders aan den wimpelvoerenden schipper en de verdere scheepsoverheeden af of zij teegens dien tijd in gereetheijd van vertreck zouden kunnen weesen, op hetwelke door de gesamentlijke scheepsoverheeden eenpariglijk wierd betuijgt dat ten aansien de Bataviasse retourscheepen soo laat, namentlijk op den 24 deeser maand eerst hier ter rheede zijn komen aan te landen, en dat het schip Lantscroon met een lek in de boeg omtrent den voorsteven is beset, met welkers reparatie eenigen tijd sal moeten heen lopen, mitsgrs. dat daar en boven ook aan het Ceijlons retourschip Beekvlied leckagie is ontwaart, die al meede opgesogt en des doenelijk diende te werden verholpen, en waartoe zoo wel als tot het verrigten der overige scheeps saken insgelijx tijd wierde vereijscht, het derhalven voor haar onmogelijk soude zijn om de scheepen eerder als tegens den 15 der aanstaande maand Maart tot vertrek te kunnen klaar krijgen; waar over gedelibereert, en ook met eenen in aanmerking genomen zijnde de eenparig gedaan werdende klagten van de overheeden der Ceijlonsse retourscheepen dat haar ophebbende volk, niet tegenstaande de goede ververssing die het selve alhier quam te genieten, als seer magteloos en verswakt wesende, dagelijx nog quam in te storten, met bijvoeging dat zij oversulx van de gemelte ververssingen nog wel eenige dagen langer dienden te proffiteeren, om het volk in staat te stellen van de noodige diensten op de aanstaande vojagie te kunnen doen, soo heeft men gevolglijk als met den meesten dienst der E. Comp. overeenkomende moeten besluijten dat de presente retourscheepen op Dingsdag den 15 Maart aanstaande sullen worden gemonstert en gedepescheert; werdende door den Edelen Heer Gouverneur daarop verders aan de scheepsoverheeden gelast dat sij haare eijsschen van benodigtheeden ten eersten, dog op het menageuste, ten eijnde de E. Comp. aan geen nodeloose kosten te helpen, opmaken, en aan Zijn Edele zouden hebben over te leveren, als wanneer haar het geene onvermijdelijk van noodsakelijkheijd gevonden wierd, naar behooren soude toegevoegt werden, maar dewijl men in dit Gouvernement tegenwoordig ten eenemaal van troswerk ontbloot is, ter oorsake van de nodige verstreckingen die daar van aan de in den voorledenen jaare hier gepasseerde ‘s Comps. scheepen hebben moeten werden gedaan, en dat men van dat touwerk thans nog uijt het vaderland niet weder is voorsien geworden, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur daarvan ook aan de gesamentlijke scheepsoverheeden kennisse te geeven, ten eijnde zijlieden sig in het opstellen van haare eijsschen daarna souden kunnen reguleeren.
Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] H. V. GRIP.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] D. OVERBEEK.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] HENDK. CLOOSTER.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] WM. VN. BEEK. 1729.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
[Signed:] [D]IRK VISSCHER.
[Signed:] [PIE]TER KNOLLENDAM.
[Signed:] [PI]ETER CRONENBURG.
[Signed:] JB. COYMANS.
[Signed:] PR. TINNEKENS.
C. 82, pp. 50-62.¶
Donderdag den {17290303} 3 Maart 1729, voormiddags.
Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Adriaan van Kervel, door indispostie.
Naar resumptie der resolutie met de daartoe specteerende verklaaringen door den breeden scheepsraad der Ceijlonse retourscheepen in de jongst gepasseerde maand Januarij genomen,15 waar bij te blijken komt dat de groote en voorstengen van het schip Clarabeek op de herwaarts reijse onbequaam en verrot bevonden sijnde, de stengen te waarlo soo van dien bodem als van het schip Cnapenburg , dewelke op verleende ordonnantie van de wimpelvoerenden schipper der gemelte Ceijlonsse retourscheepen, Dirk Visscher, aan Clarabeek overgegeven is, beijde aldaar opgeset en gebruijkt hebben moeten werden, Soo is derhalven goedgevonden en verstaan dat aan de gedagte scheepen Clarabeek en Cnapenburg ider weederom een steng te waarlo sal worden bijgeset, waartoe men bequamelijk twee diergelijke rondhouten van de jongst alhier verongelukte scheepen sal kunnen emplojeeren.
Vorders geleesen sijnde seekere twee verklaringen door de officieren van het scheepje de Windhont verleend,16 bij dewelke komt te blijken dat seeven water leggers van dat kieltje geheel van de worm doorvreeten en onbequaam bevonden sijn, en dat omtrent een aam clappus olij van het selve is uijtgelekt; Soo is gevolglijk al meede beslooten dat het mancqueerende aam clappus olij aan het gedagte scheepje de Winthond weeder toegevoegt, en dat daaraan ook seven goede waterleggers in ruijling sullen werden overgegeven, mitsgaders nog bovens dien ses andere leggers, ten aansien door dies schipper, Hendrik Clooster, op heeden in vergaderinge betuijgt wierd dat hem nog soo veel vaatwerk quam te mancqueeren, versoekende oversulx eerbiedig dat hij daarmeede mogt werden gerieft, ten eijnde op de aanstaande vojagie in geen verleegentheijd te geraaken.
En dewijl door het omslaan van de boot van het schip Clarabeek hier ter rheede op den 24 der even afgeweekene maand Februarij, wanneer deselve om water te halen naar land soude vaaren, volgens de daarvan verleende verklaring door den opperstuurman en derdewaak van dat schip vier halve leggers en drie leedige vlees vaten sijn verlooren geworden,17 Soo is insgelijx goedgevonden dat men aan dien bodem weederom drie heele leggers in de plaats van het gemelte weggeraakte vaatwerk sal verstrecken, gelijk meede een halfaam met clappus olij aan het schip Meijenberg in steede van het geen dat naar luijd van de verklaring der officieren van die kiel is leedig gelekt bevonden te weesen.18
Ook is op de gedane instantie van Anna Lambregtsz, wed. Siewert van den Bosch, die met het schip Landscroon is repatrieerende, aan deselve toegestaan om met sig naar het vaderland te mogen meede neemen een slavin, genaamt Juliana van Batavia, mits dat de cost en transportpenningen voor gemelte meijd voor de heen en weeder reijse alvoorens volgens de ordre in ‘s Comps. cassa sullen voldaan weesen.
Na het welke ter vergaderinge binnen quam den Engelschen duijker, William Holdits, soo uijt sijn eijgen als uijt name van desselfs macker, Ritzart Boun, die uijt hoofde sijner indispositie niet in Raade had kunnen verschijnen, te kennen gevende dat door haarlieden alhier niets meer ten dienste der E. Comp. omtrent het duijken en magtig werden van eenige goederen uijt het wrak van Stabroek of de andere wracken der hier gestrande scheepen konde werden verrigt of uijtgevoert, en dat sij ook na alle vleijt en moeijte daartoe te vergeefs aangewend te hebben, vrijmoedig konden betuijgen dat het na haare gedagten een volslagen onmogelijkheijd was dat men door eenige menschelijke kunst of uijtvinding ooijt iets van de contanten of andere goederen die met het schip Middenrak sijn verlooren geraakt, soude kunnen recouvreeren, versoekende derhalven dat aan haar mogt werden gepermitteert om met een der aanweesende retourscheepen na het vaderland te mogen vertrecken; over het welke met aandagt gedelibereert, en aangemerkt geworden sijnde dat sij gevolglijk alhier van geen nut in den dienst der E. Comp. meer konden sijn, soo heeft men dan ook geen swarigheijd gemaakt dat versoek te accordeeren, sullende de gemelte Engelsche met het schip Everswaard naar derwaarts versonden, en aan haar navolgens de ordre ter handen gestelt werden een verklaring van soodanige goederen als door haar naar het vertrek van Mr. Letbrithge19 alhier sijn opgevischt, bestaande deselve eenelijk in een swaar anker van 2,560 lb. van het schip Middenrak , sijnde tot gebruijk bequaam, een do. van dienselfden bodem met een arm, kunnende niet anders als tot ballast gebruijkt werden; van Stabroek : 39 seugen kleijn loot, weegende tesamen 5,344 lb., 65 staven ligt platijser wegende tesamen 2,571 lb., 1 vat spijkers wegende tesamen 586 lb. netto.20
Maar dewijl de gedagte Engelsche sig voor het overige seer gemackelijk lieten vinden om de twee duijkel machines met de daartoe gehoorende gereedschappen, die door geciteerde Letbrithge hier agtergelaten en door haar seedert sijn gebruijkt geworden, alhier te laten verblijven, Soo is daarom ook best gedagt dat men deselve ter deeser plaatse aanhouden en onder den equipagiemeester, Jacobus Möller,21 sal laten blijven berusten, om sig daarvan bij onverhoopte benoodigtheijd of voorvallende geleegentheeden te kunnen bedienen, wanneer eenige van ‘s Comps. eijgene dienaren door de te stellene ordre van den Edelen Heer Gouverneur sig bequaam gemaakt sullen hebben om daarmeede te kunnen duijken en onder het water te gaan.22
En is wijders geleesen geworden seeker versoekschrift door den baas der huijs timmerlieden, Arnout Ruijgrok,23 in de volgende bewoording overgegeven:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft in alle onderdanigheijd en met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer needrigen en gehoorsamen dienaar, Arnout Ruijgrok van Vlaardingen, baas der huijstimmerlieden alhier, hoe denselven door sijne bijblijvende quaal, namentijk de aamborstigheijd, sig niet in staat bevind omme de E. Comp. langer naar behooren te kunnen dienen, en uijt dien hoofde seer gaarne naar het vaderland soude willen vertrecken, derhalven keert hij sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., ootmoedig smeekende dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn hem te accordeeren omme met eene der aanweesende retourscheepen in sijn voorsz qualiteijt naar Europa te mogen navigeeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende etc.’
Waarover gedelibereert sijnde, soo heeft men ten aansien dien man alhier vrouw en kinderen is hebbende, dewelke bij sijn vertrek ter deeser plaatse souden moeten verblijven, derhalven goedgevonden en best gedagt het daarbij gedane versoek van de hand te wijsen.
Sijnde in teegendeel op de ingediende requesten van den burger Nicolaas van Donselaar24 en den geweesen constapel deeses Casteels, Willem Borman,25 aan deselve, als alhier geen vrouwen nog familien hebbende, gepermitteert om onder betaling van het daartoe staande transport en costgeld met de aanweesende retour-schepen na het vaderland te mogen vertrecken, sullende den eerstgemelden ook naar derwaarts mogen meede neemen sijn soontje, genaamt Bartholomeus van Donsselaar, oud omtrent vier jaren, waarvoor de gewoonelijke transport en costpenningen egter meede alvoorens in ‘s Comps. cassa sullen moeten werden betaalt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 63-68.¶
Donderdag den {17290310} 10 Maart 1729, voormiddags.
Alle teegenwoordig, behalven den capiteijn deeses Casteels, de Heer Johan Thobias Rhenius, bij occupatie.
Verscheen ter vergaderinge den schipper van het Ceijlons retourschip Clarabeek , Pieter Cronenburg, versoekende dat aan hem nog eenige water leggers mogten toegevoegt werden, alsoo hij betuijgden daarvan niet genoegsaam voorsien te sijn, ter oorsake dat op Ceijlon eenig volk op sijnen onderhebbenden bodem was geplaatst sonder dat aan hem aldaar eenig vaatwerk tot supplement van het noodige water voor deselve was verstrekt, dat hij oversulx als nu meerder coppen dan bij sijn depart van Batavia ophebbende, ook meer water soude requireeren, en dat hem daartoe het vereijschte vaatwerk om sulx te kunnen bergen quam te mancqueeren; over welk versoek geraadpleegt, en geconsidereert sijnde dat die kiel soo wel als de overige Ceijlonsse retourscheepen volgens het aanschrijvens van Generaal en Raden, in dato den 31 October des gepasseerden jaars,27 tot Batavia van alles voor de geheele thuijs reijse is voorsien, en dat ook bij de van Ceijlon naar herwaarts gesondene eijgenhandig onderteekende attestatie van gemelten schipper Cronenburg komt te blijken dat hij soo tot Colombo 28 als Punto Gale 29 van alle benoodigtheeden naar tijds geleegentheijd behoorelijk voorsien geworden is,30 mitsgaders dat aan hem bovens dien bij resolusie van den 3 deeser maand Maart weeder drie heele leggers sijn toegestaan in de plaats van de vaatwerk dat door het omslaan van desselfs boot weggeraakt was; Soo is gevolglijk goedgevonden en best gedagt dat men, alvoorens hierop te disponeeren, denselven schipper sal doen opgeeven hoe veel leggers hij binnen boord is hebbende, en hoe veel hij er volgens sijne gedagten nog soude benoodigt weesen, op dat men van dat berigt gedient sijnde, hem vorders het na billijkheijd benodigde vaatwerk sal kunnen toevoegen, en met eenen sorge dragen dat aan d’ E. Comp. door het doen van nodeloose verstreckingen geen schaade werde toegebragt.
Sijnde daarna laastelijk ook geleesen geworden het onderstaande versoekschrift door den predicant, Henricus Beck, in de volgende bewoording gepresenteert:31
Aan d’ Wel Ed. Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt - - - mi[t]sgaders aan d’ E. Agtb. Heeren van den Politicquen Raad.
‘Wel Ed. Gestr. en E. Agtbare Heeren,’
‘De suppliant, Henricus Bek, den 13 Appril 1702 als predicant alhier aangeland, seedert op !Drake[n]stein~, Stellenbosch en thans alhier den kerkendienstpro interimwaarneemende (wiens laa[t]ste verband op den 8 Februarij deeses jaars geexpireert was), neemt de vrijmoedigheijd te vertoonen aan Sijn Wel Ed. Gestr. en E. Agtb. dat de suppliant reeds de 64 jaren gepasseert, sig swak bevind aan ziels en lighaams kragten, daarbij t’ elkens met de jigt geplaagt, en met reeden bedugt dat sijnen kerkendienst hoe langer hoe minder tot genoegen en behoorlicke pligt vereijs mogte waarneemen en beswijken. Dierhalven seer ootmoedig en ernstig smeekt dat Uwel Ed. en E. Agtb. gelieven de goedheijd te hebben om des suppliants bede aan en bij d’ Ed. Agtb. Heeren Bewinthebberen gunstig voor te dragen en secondeeren, dat van sijnen kerkendienst ontslagen en hier te lande onder Uwel Ed. en E. Agtb. regeering verblijven mogte, al was het ook met afschrijving van gagie, of soo als ‘t Haar Ed. Agtb. de Heeren Majores sullen gelieven goed te vinden.’
‘’t Welk doende &ra. (Was geteekent) Henricus Beck, eccl. (In margine) Cabo de Goede Hoop, 1729/8 Maart.’
Op welkers inhoude gelet en daarbeneevens aangemerkt sijnde dat gemelten predicant Beck effectivelijk uijt hoofde sijner hooge jaaren, mitsgrs. swakheijd van lighaam en gemoedskragten niet veel langer in staat sal sijn om den predikdienst alhier naar behooren te kunnen blijven waarneemen, Soo is gevolglijk gearresteerd en beslooten dat sijn daarbij gedaane versoek om van den predikdienst te mogen werden ontslagen, met de aanweesende retourscheepen aan onse Heeren en Meesteren voorgedragen, en met eenen versogt sal werden dat bij aldien Haar Wel Edele Hoog Agtb. daarin komen toe te stemmen, deselve als dan ook van die goedheijd mogen sijn van een gunstige reflexie te neemen op onse voorige versoeken die om predicanten voor dese plaats sijn gedaan, mitsgrs. dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. ons daar en boven weeder van een ander bequaam predicant in steede van gemelte Bek sullen gelieven te voorsien.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 69-73.¶
Maandag den {17290314} 14 Maart 1729, voormiddags.
Alle present.33
Laastelijk is ook naar lecture van het ingediende versoekschrift der overheeden van het Ceijlons retourschip Everswaard , vervat in de volgende bewoording:34
Aan den Wel Edelen Gestr. Heer Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneurin loco, benevens de verder[e] Heeren leeden.
‘Wel Edele Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘De overheeden van ‘t repatrieerende schip Everswaart vertoonen reverentelik hoe haare scheeps mondkost dermaat is verergert geworden, dat het selve bij na t’ eenemaal onbruijkbaar sijn en sigh onmagtig bevindende omme daarmeede haar voorgenoemde reijse souden35 onvermijdelick en schadelicke gevaaren voor[t] te setten, soo versoeken zij gesamentlick dat Uwel Edele en E. Agtb. voor den bodem gelieve te laten verstrecken ses â agt mudden erweeten en twee dos. boontjens.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
‘Wij onderschreeven Leendert Vermeulen, bootsman, Arij Curieus, schieman, Pieter Coor, constabel, alle bescheijden op ‘t retourschip Everswaard , verklaaren bij deesen ter requisitie van den schipper deesen bodem, Dirck Visscher, dat wij gesamentlick tot 3 maal toe door verzouck van ‘t volk des smiddags sijn agter op geweest bij den schipper met gekoocte cadjang en boontjens, en deselve niet eetbaar hebben geoordeelt om dat ‘t oude en verleegen kost was en dierhalve om andere hebben versogt, maar tot antwoord gekreegen hebben van den schipper geen andere te hebben, maar dat men soude moeten wagten tot dat wij aan de Caap quamen, en als dan om andere soude versoeken aan den Wel Edele Agtb. Heer Gouverneur.’
‘(Onderstont) Aldus gedaan ende gepasseert in het schip Everswaard , leggende ter rheede de Cabo Goede Hoop, adij 12den Maart ao. 1729. (Was geteekent) Leendert Vermeulen, Adriaan Curius, Pieter Koore.’
Goedgevonden en noodsaakelijk geoordeelt dat aan dien bodem vijf mudden boonen en vijf mudden erweeten sullen werden toegevoegt, om haar dus eenigsints te gemoed te komen en te strecken tot supplement van de provisien die op dat schip onbruijkbaar geworden sijn.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 74-86.¶
Dingsdagh den {17290322} 22 Maart 1729, voormiddags.
Alle present.
Wierden door den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge geproduceert seekere drie verklaringen waarbij quam te consteeren dat het schip Clarabeek als met tagtig coppen van Batavia vertrocken, en teegenwoordig met hondert en vier eeters bemand sijnde, gevolglijk nog thien waterleggers noodig heeft gehad, mitsgr. dat het schip Beekvliet een swaar touw, en Knapenburg een diergelijk touw en anker heeft komen te benodigen in de plaats van de geene dewelke sij des nagts tusschen den 11 en 12, en den 16 en 17 deeser maand hier ter rheede hebben verlooren,36 voegende Sijn Edele daarbij dat vermits deselve scheepen zeijlvaardig en op haar vertrek waaren leggende, sulx dat den tijd geen uijtstel konde leijden, die verstreckingen dierhalven bereijts hadde laten doen, het welk als van een onvermijdelijke noodsaakelijkheijd sijnde, voor den dienst der E. Comp. als wel gedaan is aangemerkt.37
Vorders is op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur insgelijx goedgevonden en verstaan dat den opperchirurgijn en siekentrooster van het schip ‘t Huijs te Vlotter , die in het vaderland agter uijt gezeijlt en op het soo evengemelte schip de Susanna sijn geplaatst, hier aan de wal geligt en tot de komst van het gedagte schip ‘t Huijs te Vlotter ter deeser plaatse sullen werden aangehouden, gelijk meede dat den boekhouder van het selve schip ‘t Huijs te Vlotter , die ook agter uijt gezeijlt en door onse Heeren en Meesteren op het schip de Pallas geplaatst is, alhier in selvervoegen sal werden aangehouden, bij aldien dien bodem eerder als het dikwilsgemelte schip ‘t Huijs te Vlotter ter deeser rheede komt aan te landen, ten eijnde men haarlieden alsoo daarmede wijders van hier na Batavia sal kunnen laten reijsvorderen.
Ende ten aansien den tijd van den generalen opneem der burger effecten weeder op handen begint te schieten, Soo is ook met eenen beslooten dat men deselve op ultimo April, mitsgrs. den 2 en 3 Maij (alsoo den 1 dier maand op een Sondag komt te vallen) onder presentatie van eede sal laten geschieden, hier aan Cabo op de oude kat, en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost, ende sulx volgens gewoonte ten overstaan van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements, maar dewijl men nu eenigen tijd herwaarts ondervonden heeft dat veele deeser ingeseetenen haare ingeougste granen niet na waarheijd komen op te geeven, en dus d’ E. Comp. omtrent het betalen der thiendens tragten te fraudeeren, Soo is om het selve soo veel doenelijk voor te komen, daar beneevens ook beslooten en dienstig geoordeelt dat men voortaan de gezaaijde en gewonnen werdende granen van tarw, rogge en garst in de maand van Januarij, wanneer het coorn meest inkomt, sal laten opgeeven, soodanig dat dien opgaaf voor ultmo. der gesegde maand Januarij volkomentlijk sal moeten geschied sijn, ten welken eijnde als dan meede gecommitteerdens soo hier als aan Stellenbosch sullen moeten sitten, en waar van namentlijk den tijd die daartoe sal werden bepaalt, aan een igelijk bij nader te affigerene billietten kennisse sal werden gegeven, sullende vervolgens deese opgegevene graanen in de generale opneem rol onder ulto. April werden geinsereert.
Dewijl men ook dagelijx komt te ondervinden dat nietteegenstaande de placcaaten van tijd tot tijd alhier g’emaneert, en de gedane interdictien teegens het ophouden, herbergen en spijsigen of toevoegen van andere nooddruft aan ‘s Comps. weggeloopene en sig fugatief gestelt hebbende dienaren,38 soo hier aan land als op de scheepen bescheijden geweest sijnde, veele deeser ingesetenen in deese Tafelvalleij en wel principalijk ten platten lande woonagtig, alhoewel de nog soo onlangs gepleegde straf oeffening over het bedrijven van diergelijke misdaaden haar daarvan behoorden af te schricken, sig egter niet komen te ontsien in vilipendie van gemelte placcaaten en interdictien alsulke wegloopers, vagabonden, veedieven en struijkroovers met voorbedagten raad niet alleen van kost en andere benoodigtheeden te versorgen, huijsvesting te geeven en in haren particulieren dienst te gebruijken, maar ook bovens dien soo verborgen op te houden dat deselve niet agterhaalt nog uijtgevonden kunnen werden, ende oversulx daardoor alle goede ordres tegens zoodanige quaaddoenders beraamt, tot veragtinge en disrespect van haare overigheijd genoegsaam als met voeten treedende, te gelijk den weg baanen om meer andere van haare schuldige gehoorsaamheijd af te leijden, het welke saaken weesende van sulken schadelijken en pernicieusen gevolge, dat deselve niet langer kunnen werden getollereert, Soo is derhalven insgelijx goedgevonden en van de uijtterste noodsaakelijkheijd geoordeelt dat om daar teegens naar behooren te voorsien, bij placcaat aan een igelijk, soo ‘s Comps. dienaren als burgeren, huurelingen en anderen wie het ook soude mogen sijn, geene uijtgesondert, nogmaals op het scherpste sal werden geinterdiceert en verboden dat voortaan niemand, wie hij sijn mag, sig sal mogen vervorderen ofte onderwinden eenige wegloopers of fugatieven, het sij dat het ‘s Comps. dienaren of bij de burgers in leening sijnde knegten, ofte andere Europeërs souden mogen weesen, directelijk of indirectelijk in de alderminste geleegentheijd, hoedanig het ook soude mogen genaamt werden, eenig onderhoud, handreijking of huijsvesting te verleenen of iets toe te brengen dat tot haarer ophoudinge soude mogen strecken, veel minder deselve aan te houden en in haaren particulieren dienst te gebruijken, maar dat een ider in teegendeel verbonden sal weesen, wanneer sij diergelijke fugatieven of weglopers komen te sien ofte te verneemen, alle middelen aan te wenden om deselve vast te krijgen en in handen van de justitie over te leeveren, op paene dat soo wie sal werden bevonden deese beveelen in eenigen deele te hebben gecontravenieert en overtreeden, sonder eenige oogluijking naar den inhoude van het vigeerend generaal placcaat39 aan lijf en leeven te sullen werden gestraft, met verdere mulcte in haare goederen soo en als de saake sal werden bevonden te menteeren. Sullende bij het gemelte placcaat ook werden gerenoveert de voormaals gestelde ordres dat het een igelijk, soo burgers als haarlieden knegten, sal vrijstaan dat soo wanneer eenige landloopers of struijkroovers bij nagt en ontijden haare huijsen, schuuren of stallen met geweld souden mogen komen aan te tasten en in te breeken, sij deselve vrijelijk met hagel sullen mogen grieven, sonder daarvoor responsabel of eenigsints aansprakelijk te sullen sijn.
Ende gemerkt het wel soude kunnen weesen, ja selfs seeker is, dat sommige deeser ingeseetenen die teegens de wel gestelde ordres wegloopers aangehouden en eenigen tijd in haare particulieren dienst gebruijkt hebben, uijt vrees voor de regtmatige straf deselve niet durven aangeeven of opbrengen, Soo is, om het land van alle soodanige vagabonden dies te eerder te suijveren, ook met eenen beslooten dat aan een igelijk sonder onderscheijd, wie het soude mogen sijn, die sig aan het ophouden van opdrossers en fugatieven schuldig heeft gemaakt, bij het gemelte placcaat sal werden gelast deselve binnen den tijd van drie maanden, gereekent van de publicatie van dien, te komen aangeven en in handen van de justitie over te leeveren, met belofte en verseekering dat de geene dewelke aan deese beveelen binnen den voorsz gestipuleerden tijd komen te voldoen, over ende ter sake van deese misdaad geen het minste leed sal geschieden, maar dat sij ter contrarie van de daartoe staande straffe geexcuseert sullen sijn en blijven, dog dat den gemelten tijd van drie maanden verstreeken sijnde, de geene die als dan nog sullen werden bevonden en overtuijgt sig aan het ophouden van wegloopers en fugatieven schuldig gemaakt te hebben, sonder eenige de minste verschooning volgens het hier bevoorens genoteerde aan lijf en leeven sullen werden gestraft.40
Wijders is ook nog beslooten en van noodsaakelijkheijd geoordeelt dat men den hoeker de Zeepost , alvoorens dat vaartuijg weederom na Rio de la Goa te laten vertrecken, door expresse gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerlieden exact te doen visiteeren, en de daaraan gevonden werdende gebreken naar vereijsch van saken herstellen en verhelpen, ten aansien door den daarop bescheijden gesaghebber, Cornelis den Breems, over dies slegte gesteltheijd is geklaagt, en om dus voor te komen dat gemelten hoeker niet te veel uijtgevaaren, maar in teegendeel door het doen van de noodige reparatie nog langen tijd in staat gehouden werd om op het vaarwater van Rio de la Goa te kunnen werden gebruijkt, sullende inmiddels soo veel hart brood als doenelijk sal weesen voor dat kieltje en het gemelte comptoir alhier in gereetheijd werden gebragt, omme te strecken tot supplement van de mancqueerende reijst, waarvan men teegenwoordig ten deeser plaatse door het verongelucken van het provisieschip Saxenburg ten eenemaal onvoorsien is.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 87-91.¶
Donderdag den {17290331} 31 Maart 1729, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den hoeken de Zeepost ingevolge het geresolveerde van den 22 deeser maand door expresselijk gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerlieden gevisiteert geworden zijnde, soo wierd door den Edelen Heer Gouverneur tegenwoordig van dies bevinding de onderstaande verklaaring ter vergaderinge geexhibeert:41
‘Den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt, Gouverneurin loco&a. &a., ons ondergeteekende gecommitteert hebbende omme g’adsisteert met onse opperscheepstimmerlieden, naauwkeurig te visiteeren welke gebreeken sig aan den hier permanenten hoeker de Zeepost souden mogen bevinden, zoo verklaaren wij sulx exactelijk verrigt, dog aan dat kieltje geene de minste ontsetting, ‘t zij aan knies of balken, te hebben ontwaart, sulx het selve tegenswoordig, als zijnde reets behoorlijk gecallefaat en van alle verdere defecten voorsien, sig in een seer goeden toestand en bequaam tot d’ aanstaande rheijse na Rio de la Goa 42 is bevindende, weshalven dat bodemken buijten eenige toevallen der zee, die het selve met over en weedervaaren van en na derwaarts zouden kunnen overkomen, voor eerst geen verdere reparatien heeft benodigt, dog w’ vermijnen evenwel dat dat vaartuijg na verloop van een jaar of anderhalf van een nieuwe buijkdelling en voordek sal moeten werden voorsien; zullende voor tegenwoordig eenelijk de schoorsteen van binnen met cooper dienen besorgt te werden.’
‘Voorts heeft dikwilsgem. bodemken hoog noodig 13 rollen Hollandsch zeijldoek tot het maken van een fok, voormarszeijl, kruijszeijl en groote blinde in plaatse van de geene die onbequaam en door storm verlooren geworden sijn.’
‘Gedenkende hiermeede de g’eerde beveelen van Uwe Wel Edele Gestr. te hebben volbragt, soo dient deese voor needrig rapport. (Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 29 Maart 1729. (Was geteekent) Js. Möller, Js. Davidson, J. J. v. d. Schilde,43 Marcus Wis. (In margine stond) Waarmeede comvermeeren,44 (en geteekent) Connelis den Breems, Hendrik Mansveld.’
Ende gemerkt daarbij te blijken komt dat ër geen sonderlinge gebreeken aan dat kieltje zijn bevonden, maar dat hetselve in tegendeel als van zijne gehad hebbende gebreeken verholpen, en reets behoorelijk gecallefaat weesende, sig oversulx in een goeden toestand tot het doen van de aanstaande vojagie na Rio de la Goa is bevindende, Soo is derhalven goedgevonden en verstaan dat de benoodigtheeden bij de gemelte verklaaring aangehaalt, daaraan sullen toegevoegt werden, gelijk meede een ander ankertouw in de plaats van het geene dat volgens de verklaaring der officieren van dat bodemken onbruijkbaar is bevonden.
Sijnde laastelijk ook beslooten dat het schip de Susanna , als thans weeder soo ver in gereetheijd gebragt zijnde, op Maandag den 4 der aanstaande maand April sal werden gemonstert en gedepescheert.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] P. G. NOODT.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 92-101.¶
Donderdag den {17290407} 7 April 1729, voormiddags.
Alle present.
Ten aansien de weg aan het Rondebosje seer slegt, deurslagtig en oversulx na het vallen van eenigen reegen naauwelijx te gebruijken is, principalijk veroorsaakt werdende door dien de geenen welkers landen teegens gemelten weg aanleggen, haare slooten ophaalende, de aarde die daaruijt gegraven werd, op de kanten van deselve werpen, en alsoo een hoogte aan weersijden makende, in het midden een sonk of laagte overlaten, waardoor het water nergens kunnende afsacken, gevolglijk een moerassige en onbruijkbare weg moet maken, Soo is derhalven om daarteegens te voorsien, goedgevonden en verstaan dat de eijgenaars van de daaraanleggende landen sal werden geordonneert dat een igelijk voor soo ver sijn eijgen land strekt, de uijtgegraven aarde aan weerskanten van gemelte weg na het midden sal moeten doen verarrebeijden, ende deselve daarmeede op hoogen, op dat het water na de sijden afschot sal kunnen krijgen, tot welk werk haar een maand tijds, van heeden af te reekenen, sal werden gegeven, op paene dat bij aldien sulx als dan niet sal weesen verrigt, men het selve ten koste van de geene die daar in nalatig sullen sijn geweest, sal doen opmaken, waar van de besorging en het toesigt bij deesen aan burgerraaden deeser plaatse werd gedefereert; maar dewijl dit alleen nog niet genoeg is om meergemelte weg volkomen goed te krijgen, Soo is ook met eenen beslooten dat gesegde burgerraaden daar en boven sullen werden gequalificeert om na dies verrigtinge een overslag te maken hoe veel vragten klippen men tot een behoorelijke opvulling van die weg sal van nooden hebben, daarbeneevens aantoonende hoe veel een igelijk deeser ingeseetenen dewelke haare plaatsen buijten hebbende, deselve moeten gebruijken, na haar omslag en vermogen in het aanreijden van de gemelte benoodigde klippen sullen moeten contribueeren, ten eijnde men van dat berigt gedient weesende, wijders de vereijschte ordres daartoe sal kunnen stellen.
Ende gemerkt den hoeker de Zeepost teegenwoordig weerderom volkomen gerepareert, en oversulx in staat is gebragt om de reijse van hier na Rio de la Goa te kunnen onderneemen, Soo is vervolgens ook geresolveert en best gedagt dat dat kieltje op Maandag den 18 deeser maand sal werden gemonstert en naar derwaarts afgevaardigt, mitsgaders dat daarmeede na die residentie sullen werden overgesonden alle de hier aan handen sijnde coralen, en bovens dien in voldoeninge van den jongsten eijsch der bediendens aldaar alle zoodanige goederen en provisien als alhier in voorraad of aan handen sijnde gemist kunnen werden, en de scheepsruijmte sal willen toelaten, gelijk meede de door haarlieden gevorderde 50 militairen neevens een ondermeesten, rietdecker en zeijlmaker, wel te verstaan ingeval men al die manschap leijfberging op dat vaartuijg sal kunnen geeven.
Waarna geleesen is een brief van den provisioneel landdrost, Pieter Lourensz,45 bij dewelke komt de blijken dat ingevolge de gegevene ondre de van hier des Saturdags ‘s nagts van den 2 deesen maand weg geloopene dertien soldaten, door hem met vijftien dragonders en een sergeant aanstonds nageset, en des Maandaags morgens op den 4 deeser onder aan de cloof van het gebergte van Hottentots Holland waren aangetroffen, dat hij dewijl sij sig niet goedwillig hadden willen overgeeven, daarop hadde doen schieten, en dat na een scherpe resistentie van de kant deeser deserteurs mitsgaders een schermutseling van eenige uuren agter den anderen, haarlieder opgeworpen opperhooft, Jan Busch, gedood en twee anderen (waarvan den eenen seer swaar) sijn gequetst geworden, dat die twee gequetsten neevens nog ses andere van de gemelte deugenieten in sijn handen gekomen, maar dat de overige vier het voor als nog in de ruijgte en klippen ontsnapt waren, dog dat hij wijders eenig volk hadde uijtgesonder om deselve insgelijx op te speuren en in handen te krijgen; op welk een en ander goedgevonden is dat aan hem in antwoord sal werden bedeelt dat men sijn gedoente en vigilantie in dit geval volkomentlijk goedkeurt en laudeert, waar en boven hem ook gerecommandeert sal werden van geen moeijte te spaaren om de geene die nog niet gekreegen sijn in selver voegen te apprehendeeren, met ordre dat de twee gequetste ten eersten naar herwaarts sullen moeten werden opgesonden, soo wel als de agt weeder gekreegene snaphanen en de andere goederen die bij de gevangene sijn gevonden, ten welken eijnde en op dat sulx promptelijk sal kunnen werden uijtgevoert, men aanstonts een van ‘s Comps. wagens naar Stellenbosch sal laten afgaan.46
Vorders sijn geresumeert geworden drie verklaaringen waarbij komt te consteeren dat door de onderstaande scheepen onder anderen de volgende benoodigtheeden werden gerequireert,47 namentlijk het schip d’ Susanna een swaar touw in de plaats van het geen dat in Texel 48 onbruijkbaar is bevonden, en waarvoor sij aldaar ter oorsaak van haar schielijk vertrek geen ander hebben kunnen aan boord krijgen; het schip ‘t Huijs te Vlotter een swaar touw en anker, in steede van het geen dat sij in de Noordzee daarvoor ten anker leggende, hebben moeten kappen; het schip Coxhorn een nieuwe groote steng, een do. rhaa voor de geene die op de herwaarts reijse door den donder sijn aan stuckent geslagen. Weshalven dan ook goedgevonden is dat gelijk het voormelte swaar touw reets aan het schip de Susanna is toegevoegt, insgelijx een diergelijk touw en anker aan het Huijs te Vlotter sal afgegeven werden, gelijk meede aan het schip Coxhorn een masthout van 17 3/4 palm, en een steng van de gestrande scheepen, dewelke tot gebruijk voor dien bodem volkomen in staat is bevonden.
Vervolgens is ook geleesen een brief door de overheeden van het schip Karssenhof onder den derden deeser maand uijt de Saldanhabaij tot kennis geeving van haare aankomst aldaar geschreeven, dog ten aansien men vertrouwt dat die kiel, als ten opsigte sijner manschap wel gestelt sijnde, met behulp van de seedert gewaaijt hebbende noordelijke winden, weer geleegentheijd sal hebben gehad om van daar te kunnen vertrecken en naar deese plaats op te komen, te meer dewijl navolgens gedaane zeijnschooten van den Leeuwencop en ‘t Robbeneijland , sig thans scheepen hier voor de wal bevinden, Soo is gevolglijk in die verwagting maar alleen beslooten dat de ses stux leevendige schaapen die door den corporaal in de Saldanhabaij posthoudende, naar luijd van de overgesondene quitantie tot ververssing aan dien bodem sijn verstrekt, aan denselven uijt ‘s Comps. cassa teegens den gewonelijken preijs die daar voor aan de gecontracteerde slagters betaalt werd, sullen voldaan werden.49
Laastelijk door den Edelen Heer Gouverneur gesprooken sijnde wegens de receptie alhier van Gouverneurs dewelke soo van onse eijgen natie als vreemdelingen uijt India ofte van elders met de aankomende scheepen ter deeser plaatse souden mogen komen te verschijnen, en het gevoeggelijk ceremonieel daaromtrent, waarop tot nog toe geen behoorelijke ordre in dit Gouvernement is beraamd, Soo is gevolglijk op de propositie van Sijn Edele dien aangaande beslooten en met de meeste ordentelijkheijd overeenkomstig geoordeelt te sijn dat bij arrivement alhier van eenige Gouverneurs, soo van ons als vreemdelingen, die beijde agtervolgens de intentie onser Heeren en Meesteren, vervat bij missive van den 8 October 1717,50 op een egualen voet sullen werden getracteert, aan haar rijtuijgen op het strand sullen werden toegesonden om deselve in het Casteel te brengen, dat wijders het wagtsvolk aldaar in het geweer staande, drie rouffels sullen werden geslagen, en dat eijndelijk de aankomende Gouverneurs onder aan de stoep van het huijs van den Edelen Heer Gouverneur door de twee voorsittende leeden van den Politicquen Raad gerecipieert, bij Sijn Edele geintroduceert, en vervolgens ook soodanig weeder uijtgeleijd sullen werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] .............................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 102-103.¶
Dingsdag den {17290412} 12 April 1729, voormiddags.
Alle present.52
Vorders is naar resumptie van twee verklaaringen waarbij consteert dat het gemelte schip de Magdalena een swaar anker, en Carssenhof 53 twee diergelijke ankers en een touw in plaats van de geene welke dien bodem ten rheede van Duijns 54 heeft moeten laten sitten, quamen te benodigen, insgelijx goedgevonden en verstaan dat deselve aan die kielen sullen werden verstrekt en afgegeven.
Sijnde laastelijk nog op de gedane instantie van den burger luijtenant, Jan de Wit,55 aan hem in eijgendom vergunt een reepje huijs erfs bij desselfs thuijn in deese Tafelvalleij geleegen, ter groote van 542 quadraat roeden en 2 do. voeten.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] .............................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 104-106.¶
Donderdag den {17290414} 14 April 1729, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Is geleesen geworden seeker versoekschrift door Christina Eelers57 in de volgende bewoording gepresenteert:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Pieter Gijsbert Noodt - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met diep respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdanige dienaresse, Christina Eelers, hoe sij suppliante op de vendutie door Heeren weesmeesteren deeser steede van den boedel en nalatenschap van wijlen haar overleedene moeder, Barbara Theresia de Savoije,58 laast wed. Elias Kina,59 gehouden,60 voor een zomma van ƒ7,200:- heeft gekogt seeker huijs en erve staande ende geleegen in deese Tafelvalleij ; en alsoo die cooppenningen aan haar uijt gedagten boedel in afkortinge haarer erfportie worden aangereekent, soo neemt sij de vrijmoedigheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ‘t eerbiedigst te versoeken dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn van de suppliante van de betalinge van ‘t daartoe staande ‘s heeren regt goedgunstiglijk te ontheffen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. (Was getekent) Christina Eelers.’
Over welkens inhoude gedelibereert en aangemerkt sijnde dat het een gantsch oneijgen saak soude sijn dat kinderen, eenige vaste goederen uijt den boedel of nalatenschap van haare ouders inkoopende, waarvan de cooppenningen altijd een gedeelte, en somtijds haare geheele erfportie komen uijt te maken, ‘s heeren geregtigheijd van haar erfgoed souden moeten betalen, Soo is derhalven goedgevonden en verstaan dat niet alleen het versoek van gemelte Christina Eelers sal werden geaccordeert, maar dat ook voortaan de kinderen die eenige vaste goederen uijt de nalatenschap van haare ouders komen in te mijnen, geen 40sten penning of andere ‘s heeren geregtigheijd van soodanige goederen te betalen subject sullen sijn.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] .............................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 107-112.¶
Dingsdag den {17290419} 19 April 1729, voormiddags.
Alle present.
Dewijl den hoeker de Zeepost agtervolgens het geresolveerde van den 7 deeser maand teegenwoordig volkomen in gereedheijd is gebragt om met de eerste goede wind na Rio de la Goa te kunnen vertrecken, en dat dat kieltje eenelijk alhier soude moeten werden opgehouden bij gebrek van vleesch en spek tot sijne provisie, soo voor de daarop bescheijdene als de manschap dewelke ten behoeve van dat comptoir daarmede naar derwaarts staat over te vaaren, als waarvan men thans bij dit Gouvernement ten eenemaal onvoorsien is, en dat men tot nu toe te vergeefs na de verwagt werdende kersscheepen heeft uijtgesien, in hoope dat dat gebrek daarmeede soude vervult werden, soo heeft men daarom en om dien hoeker niet langer op te houden, moeten besluijten dat van het aanweesend schip de Hopvogel ses vaten vleesch van ‘s lands carguasoen sullen werden geligt, sullende van het eerst aangebragt werdende vleesch voor deese plaats weeder soo veel vaten na Batavia werden gesonden.
Waarna ter vergaderinge verscheenen sijn de schippers van de ter rheede leggende scheepen Meijnden , Carssenhof , Middelwout , de Herstelling en de Magdalena , betuijgende op afvraging van den Edelen Heer Gouverneur dat dewijl haare onderhebbende bodems van alle benoodigtheeden naar behooren sijn voorsien, sijlieden oversulx op Saturdag den 23 van deese loopende maand April in staat van reijsvorderinge souden kunnen weesen, weshalven dan ook beslooten is dat die kielen ten voormelten dage sullen werden gemonstert en van hier gedimitteert, en dat aan het schip Karssenhof de door den schipper van die kiel versogte ballast sal toegevoegt werden.62
En is verders geleesen geworden het schrijvens van den burger chrijgsraad van Stellenbosch en Drakensteijn , in dato den 12 deeser maand,63 waarbij deselve, ten eijnde omtrent het uijtvoeren van deese of geene expeditien, of op uijtgaande commandos niet verleegen te sijn, om drie vaten met buscruijt, driehondert ps. snaphaan steenen en een parthij snaphaan koegels komen te versoeken, en soo meede dat aan soodanige persoonen dewelke haar domicilium onder het district van Stellenbosch en Drakensteijn houden, haar burger diensten egter hier aan Cabo komen waar te nemen, mogt werden geordonneert dat sij sig aldaar souden moeten laten inschrijven, vermits sijlieden dikwils ondervonden hadden dat dusdanige persoonen wijgerig waren geweest op commando uijt te gaan, onder voorwendsel dat sij haar dienst ter deeser plaatse quamen te presteeren. Over welk een en ander gedelibereert sijnde, is goedgevonden en verstaan dat het versogte buscruijt, neevens de snaphaansteenen, en daar en boven 150 ponden snaphaancogels aan haarlieden sullen werden verstrekt, mits nogtans dat sij volgens het oude gebruijk en gewoonte verpligt sullen sijn behoorelijk reekening van de ammonitie goederen die ten voorsz eijnde aan haar bevoorens ‘s Comps. weegen sijn afgegeven, sullen moeten doen; maar wat aangaat haarlieder verder versoek, dewijl daaromtrent reets bij resolutie van den 29 Maij 1725 is voorsien,64 dat sij dienaangaande ook aan dat besluijt sullen werden gerenvojeert.
Sijnde laastelijk op het gedane schriftelijk versoek van den burger Johannes Frederik Carolus Michault65 aan denselven geaccordeert om een request onder ‘s Comps. papieren aan de Heeren van de Hooge Indische Regeering te mogen oversenden, ten eijnde van Haar Wel Edele Groot Agtb. permissie te erlangen om neevens desselfs huijsvrouw en kint van hier naar Batavia te mogen vertrecken.66
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] .............................
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 82, pp. 113-115.¶
Sondag den {17290424} 24 April 1729, smorgens ten agt uuren. Extraordinaire vergadering.
Present alle de leeden.
Ten aansien het den Almoogenden behaagt heeft den Edelen Heer Gouverneur, Pieter Gijsbert Noodt, loffelijker gedagtenis, op gisteren agtermiddag uijt deese weereld weg te neemen,68 de vergadering door den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, huijden morgen belegt sijnde, soo wierd door Sijn E. aan de gesamentlijke raadsleeden voorgestelt dewijl door dat sterfval dit Gouvernement van oppergebieder is ontbloot geworden, of het derhalven voor den meesten dienst der E. Comp. niet van noodsaakelijkheijd soude sijn dat daarin met die plaats te suppleeren ten eersten wierde voorsien, op dat de belangens onsen Heeren en Meesteren alhier met den vereijschten iver en ordre sullen kunnen werden waargenomen, immers tot tijd ende wijlen dat door Haar Wel Edele Hoog Agtb. deesen aangaande nader gedisponeent sal sijn. Waar over met aandagt gedelibereert en in overweeging genomen sijnde dat den grooten omslag deeses Gouvernements soo ten opsigte van de landssaken selfs, als passeerende scheepen, niet toe en laten dat het selve sonder hooft soude komen te blijven, en dat niemand met meer gevoeggelijkheijd of regt daartoe soude kunnen verkooren werden als gemelten Heer oppercoopman en secunde, Jan de la Fontaine, Soo is denselven dan ook met eenparigheijd van stemmen tot gesaghebber deeser plaatsepro interimverkooren en aangesteld; sullende agtervolgens Sijn Es. daarop gedane recommandatie de saken en belangens van onse Heeren en Meesteren met soodanigen naarstigheijd, trouw en eendragt werden waargenomen, als met den pligt van eerlievende dienaren in een welgestelde regeering overeenkomstig is, en waarom ook aan welgemelte onse Heeren en Meesteren op de eerbiedigste wijse sal werden versogt dat het Haar Wel Edele Hoog Agtb. behagen mag deese provisioneele gedane aanstelling voor goed te keuren, en een verdere gunstige reflexie op gesegden Heer De la Fontaine te willen neemen.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
## Footnotes
-
In sommige dokumente word hy ook aangedui as Jan Meyndentse Kruywagen de jonge. Hy was die seun van Jan Meyndertse Kruywagen en Catharina van Maarsen en is in 1695 aan die Kaap gebore. Op 27.4.1721 is hy met Susanna Margaretha Meyer getroud. ↩
-
Jacob van Bochem van Thiel het in 1716 as adelbors na die Kaap gekom en het die volgende jaar boekhouer in die slaghuis geword. In 1718 het hy ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Maria Schouten. ↩
-
Sien C.671,Pacht Conditiën, 1727-1739, pp. 91-103. ↩
-
Adriaan van Kervel was die seun van Johannes van Kervel en Anna Koene. Hy is in 1681 in Den Haag gebore. Sedert 1709 was hy assistent aan die Kaap. Hy vorder vinnig en word in 1717 sekretaris van die Politieke Raad. Drie jaar later word hy ‘n volle lid van die raad. In 1725 volg hy Cornelis van Beaumont as fiskaal op en in 1731 word hy sekunde. Nadat Jan de la Fontaine in 1737 uit diens getree het, is Van Kervel aangestel as Goewerneur van die Kaap. Hy aanvaar op 31.8.1737 sy pligte, maar op 19.9.1737 sterf hy na ‘n kort siekbed. Hy is op 14.6.1716 met Aletta Corsenaar getroud. Sy was die laaste jare van haar lewe ‘n invalide en is op 27.11.1739 oorlede. ↩
-
SienSuid-Afrikaanse Argiefstukke, Kaap nr. 7, p. 455. ↩
-
Rudolph Sigfried Alleman was die seun van Anton Engelhard Alleman en Margaretha Ilsabein Ortgieszen. Hy is in 1693 in Neuendorf , Duitsland , gebore. In 1720 kom hy as soldaat na die Kaap. Hy word vinnig bevorder en in 1740 word hy hoof van die garnisoen aan die Kaap. Hy tree op 15.1.1730 met Alberta Meyboom in die huwelik. Sy is in 1754 oorlede en Alleman op 22.7.1762. ↩
-
Johannes van Baarsenburg is in 1690 in Maastricht gebore. Hy kom in 1716 as adelbors na die Kaap en word in 1719 bevorder tot sersant. In 1735 tree hy uit die diens en word ‘n vryburger. Hy was getroud met Susanna Meyer, die dogter van Pierre Meyer en Aletta de Savoye. Van Baarsenburg is in 1739 oorlede. ↩
-
Johan Tobias Rhenius van Berlyn was die seun van Isaak Rhenius en Anna Schuster. Hy was sedert 1708 soldaat aan die Kaap en het vinnig gevorder. In 1728 het hy hoof van die garnisoen geword, met die rang van kaptein. Op 20.4.1728 neem hy ook sitting op die Politieke Raad. In 1741 keer hy na Europa terug. Rhenius was twee keer getroud. Op 7.3.1717 is hy getroud met Engela Bergh, ‘n dogter van kaptein Olof Bergh. Sy is in 1721 oorlede en op 20.6.1723 is hy weer met Anna Christina Mulder getroud. ↩
-
Arnold Hendrik Scholtz (Schultze) van Bielefeld het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom. Op 25.10.1721 trou hy met Jacomina Visser, en die volgende jaar word hy ‘n vryburger. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 37-38. ↩
-
Hy was ook bekend as Philip Philipsz Rigter. Hy het in 1701 as vryburger na die Kaap gekom. Sy vrou, Catharina Padding (Catharina Joris), en hulle seun, Johannes, het hom vergesel. Op 7.1.1715 het hy sy twee erwe verkoop en na Europa teruggekeer, maar die volgende jaar het hy as landspassaat in diens van die Kompanjie na die Kaap teruggekeer. Nadat hy van 30.4.1717 as kneg by Otto Ernst van Graan in diens was, het hy op 21.2.1719 sipier van die Kasteel geword. Sy vrou, wie in 1722 nog in Amsterdam gewoon het, is waarskynlik intussen oorlede, want op 10.6.1725 is hy weer met Margaretha Gildenhuys getroud. Dieselfde jaar het hy ook weer ‘n vryburger geword. Sy tweede vrou is in 1728 oorlede. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 29-30. ↩
-
Hans Heinrich Neemzu was afkomstig van Stapelholm in Holstein . Hy kom in 1720 as soldaat na die Kaap en word in 1720 as meulenaarskneg aan Andries Cornelis van Tonder verhuur. In 1726 word hy ‘n vryburger. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 25-27. ↩
-
Nikolaus Himmelroth het in 1703 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1713 ‘n vryburger geword. ↩
-
Nicolaas Heyning van Delft kom in 1704 as adelbors na die Kaap. Nadat hy in 1711 en 1718 onderskeidelik tot boekhouer en onderkoopman bevorder is, volg hy Jacobus Cruse in 1720 as soldyboekhouer op. In 1722 word hy dispensier en twee jaar later ook lid van die Politieke Raad. Hy tree op 20.8.1713 met Geertruyd Vermey in die huwelik. ↩
-
Hendrik Swellengrebel was die seun van Johannes Swellengrebel en Johanna Cruse. Hy is in 1700 aan die Kaap gebore. Op dertienjarige ouderdom tree hy as assistent by die Kompanjie in diens. Hy beklee verskeie poste, totdat hy in 1724 lid van sowel die Politieke Raad as die Raad van Justisie word. In 1737 word hy sekunde, en twee jaar later stel Here XVII hom aan as Goewerneur van die Kaap. Hy tree op 15.7.1727 met Helena Wilhelmina ten Damme in die huwelik. Sy sterf op 30.12.1746, en in 1751 lê Swellengrebel sy amp neer en gaan vestig hom in Nederland. Daar tree hy op 20.3.1755 weer met Helena van Ruyven in die huwelik. Swellengrebel is op 26.10.1760 te Utrecht oorlede. Hy was die eerste persoon wie aan die Kaap gebore is en Goewerneur van sy geboorteland geword het. ↩
-
Sien C.346,Attestatiën, 1729, pp. 37, 39, 43 en 47. ↩
-
Sien C.346,Attestatiën, 1729, pp. 25 en 29. ↩
-
Sien C.346,Attestatiën, 1729, p. 21. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Borselen bevorder is, is hieronder weggelaat. Die gedeelte wat weggelaat is kan gevind word in C.24,Resolutiën, 1729-1730, pp. 52-53. ↩
-
John Lethbridge en vier ander Engelse duikers is in 1727 deur Here XVII na die Kaap gestuur. ↩
-
‘n Dagboek van die duikers se bedrywighede van 1.9.1728 tot 12.1.1729 kan gevind word in C.346,Attestatiën, 1729, pp. 1-16. ↩
-
Jacobus Moller was die seun van Hendrik Christoffel Moller en Margaretha Marquardt en is in 1697 aan die Kaap gebore. In 1707 tree hy as matroos by die Kompanjie in diens. Toe hy die Kaap in Januarie 1725 as opperstuurman van die Susanna besoek, word hy as ekwipasiemeester aan die Kaap benoem. Op 26.3.1726 word hy ook lid van die Raad van Justisie. Op 22.9.1726 tree hy met Debora de Koning van Amsterdam in die huwelik. ↩
-
‘n Gedeelte waarin tekortkomende klapperolie uit die skepe Knapenburg , Elisabeth , Everswaard , Clarabeek en Beekvliet as verliese afgeskryf is, is hieronder weggelaat. Die gedeelte wat weggelaat is kan gevind word in C.24,Resolutiën, 1729-1730, pp. 56-58. Die oorspronklike memorie berus in C.292,Memoriën, 1726-1739, p. 137. ↩
-
Aarnout Ruygrok van Vlaardingen het in 1713 as baastimmerman na die Kaap gekom. Op 18.5.1721 tree hy met Anna van Hoeting in die huwelik. Ruygrok is kort na hiendie sitting van die Politieke Raad oorlede, want sy boedelinventaris is gedateer 23.5.1729. (Vgl. M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nrs. 46 en 46 1/2.) Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 53-54. ↩
-
Nicolaas van Donselaar van Wageningen kom in 1722 as soldaat na die Kaap. Hy ontvang die volgende jaar sy vrybrief en word voorman by sy niggie, Rykje van Donselaar. Op 2.1.1724 tree hy met Judith du Plessis in die huwelik. Twee kinders, Bartholomeus en Maria Magdalena, is uit die huwelik gebore. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 47. ↩
-
Willem Borman van Hamburg het in 1703 as matroos na die Kaap gekom en op 16.3.1717 word hy konstabel van die Kasteel. In 1723 word hy weens swak gesondheid en hoë ouderdom ontslaan. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 41-42. ↩
-
Christoffel Brand was die seun van Burchard Brand en Catharina Harts. Hy is in 1700 aan die Kaap gebore en is op 22.2.1722 met Sara van Brakel getroud. Hulle het geen kinders gehad nie. Hy tree in 1714 as soldaat by die Kompanjie in diens en word twee jaar later ‘n assistent. In 1722 word hy bevorder tot boekhouer en die volgende jaar tot onderkoopman. Hy word op 26.9.1724 lid van die Raad van Justisie en op 27.1.1726 ook lid van die Politieke Raad. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 9-33. ↩
-
Colombo is die hoofstad van Ceylon en is geleë aan die suidweskus. Dit is in 1517 deur die Portugese in besit geneem. In 1603 het die Nederlanders dit verower en in 1796 die Engelse. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 753. ↩
-
Dit is waarskynlik die stad Galle aan die suidkus van Ceylon . In Pieter Goos seZee-Atlasvan 1666, word dit aangedui as Puigale . ↩
-
Cronenburg se verklaring, gedateer 1.12.1728 te Gale , verskyn in C.130,Bijlagen, 1729, p. 15. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 57-58. ↩
-
Ryk Tulbagh was die seun van Dirk Tulbagh en Catharina Cattepoel. Hy is in 1699 in Utrecht gebore. In 1716 kom hy as adelbors na die Kaap. Hy vorder vinnig en word in 1725 sekretaris van die Politieke Raad. Op 16.9.1728 word hy lid van sowel die Raad van Justisie as die Politieke Raad. In 1739 word hy sekunde en in 1751 volg hy sy swaer, Hendrik Swellengrebel, as Goewerneur van die Kaap op. Tulbagh tree op 25.8.1725 met Elisabeth Swellengrebel in die huwelik. Albei hulle kinders, Johannes Dirk en Willem, is jonk oorlede. Sy vrou is op 13.10.1753 oorlede en hyself op 11.8.1771. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Windhond bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.24,Resolutiën, 1729-1730, pp. 68-69. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 61 en 65. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike versoekskrif staan ook “souden”. Dit moet ongetwyfeld “sonder” wees. ↩
-
Die drie verklarings kan gevind word in C.346,Attestatiën, 1729, pp. 71, 75 en 79. ↩
-
‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede van die skip Susanna bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.24,Resolutiën, 1729-1730, pp. 74-75. ↩
-
Die eerste plakkaat waarin die inwoners verbied word om aan drosters enige hulp te verleen, is reeds op 5.8.1660 uitgevaardig. Verdere plakkate met dieselfde strekking is daarna uitgevaardig in 1667 en op 18.11.1672, 9/15.1.1677, 25/26.12.1687, en 13/16.10.1722. Vgl. dieKaapse Plakkaatboek, deel 1, pp. 60, 102, 120-121, 136-138, 243-244 en deel II, pp. 95-96. ↩
-
SienKaapse Plakkaatboek, deel 1, pp. 226-230. ↩
-
Die plakkaat is op 28.3.1729 uitgevaardig. Vgl. C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 423-429. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 143-145. ↩
-
Sien C.346,Attestatiën, 1729, pp. 91-92. ↩
-
Rio de la Goa was die Nederlandse nedersetting in Delagoabaai aan die ooskus van Afrika. Vgl. Pieter Goos seZee-Atlas. ↩
-
Jelle Jellesz van der Schilde van Medenblik was sedert 1720 skeepstimmerman aan die Kaap en is in 1722 bevorder tot opperskeepstimmerman. Hy was getroud met Elisabeth Louw. ↩
-
Die woordcomvermeerenbestaan nie. Dit is waarskynlik ‘n slegte spelling van die woordconformeeren: ooreenstem. ↩
-
Hy was die seun van Jan Lourens en Woutrina Mostert en is in 1703 aan die Kaap gebore. In 1712 keer hy saam met sy ouers na Europa terug, waar hy in Bremen onderwys ontvang. In 1720 kom hy weer as korporaal na die Kaap en in 1721 word hy ‘n assistent. In 1725 word hy adjunk van die fiskaal en die volgende jaar sekretaris van die landdros van Stellenbosch . In 1729 word hy landdros. Hy tree op 13.8.1724 in die huwelik met Catharina van der Byl. Lourens se brief, gedateer 5.4.1729, kan gevind word in C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 189-192. ↩
-
Die twaalf oorlewende soldate het op 25.4.1729 voor die Raad van Justisie verskyn. Vier van hulle is ter dood veroordeel, vyf is gevonnis om gegesel te word en vir vyftien jaar in die kettings te bly, terwyl drie gevonnis is om gegesel te word en tien jaar in kettings te bly. Vgl. C.J.11,Criminele Regtsrollen, 1729, pp. 17-25 en C.J.333,Criminele Processtukken, 1729, pp. 180-225. ↩
-
Sien C.346,Attestatiën, 1729, pp. 103, 107 en 111. ↩
-
Teksel ( Tessel ) is ‘n eiland wat deel uitmaak van die Nederlandse provinsie Noord-Holland . Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 1074. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 193-194 en 199-200. ↩
-
Sien C.436,Inkomende Stukken, 1716-1719, pp. 619-624. ↩
-
Noodt het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe boekhouer op die skip Magdalena aangestel is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.24,Resolutiën, 1729-1730, p. 101. ↩
-
‘n Verklaring oor die benodigdhede vir Karsenhof kan gevind word in C.346,Attestatiën, 1729, p. 115. ↩
-
Dit is waarskynlik Downs ( Duinen ), ‘n rede aan die suidooskus van die Engelse graafskap Kent . Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 879. ↩
-
Jan de Wit is in 1677 in New York gebore. Hy vestig hom in 1700 as vryburger aan die Kaap en tree op 20.3.1707 met Maria Adriaansz in die huwelik. De Wit is in April 1755 oorlede. ↩
-
Noodt het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Sy was die dogter van Christiaan Ehlers en Barbara de Savoye en is in 1703 aan die Kaap gebore. Op 10.12.1730 tree sy in die huwelik met Joachim Nikolaus von Dessin. Hulle het net een dogter gehad. Sy is in 1752 oorlede. Haar oorspronklike versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 73-74. ↩
-
Barbara Theresia de Savoye is in 1673 in Gent gebore. In 1688 kom sy saam met haar ouers, die Franse vlugtelinge Jacques de Savoye en Marie Madeleine le Clercq, na die Kaap. Nadat haar eerste man, Christiaan Ehlers, in 1704 oorlede is, hertrou sy in 1706 met Elias Kina van Amsterdam. Uit sowel die eerste as tweede huwelik is vier kinders gebore. Sy is in 1729 oorlede. ↩
-
Elias Kina is in 1670 in Amsterdam gebore. Hy doen sedert 1701 as assistent diens aan die Kaap en word in 1709 ‘n vryburger. Kina is in 1719 oorlede. ↩
-
Sien M.O.O.C. 10/3,Vendurollen, 1726-1731, nr. 81. ↩
-
Noodt het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin twee bemanningslede van die skip Pallas bevorder is, is hieronder weggelaat. Die gedeelte wat weggelaat is, kan gevind word in C.24,Resolutiën, 1729-1730, p. 108. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 231-232. ↩
-
SienSuid-Afrikaanse Argiefstukke, Kaap nr. 7, pp. 158-159. ↩
-
Johannes Fredrik Carolus Migault en sy wou, Johanna Maria Vlotman, het in 1727 uit Batavia na die Kaap verhuis. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 69-70. ↩
-
Migault het nie die Kaap verlaat nie en is in 1734 hier oorlede. Sy testament is op 9.2.1734 by die weeskamer ingedien. Vgl. M.O.O.C. 7/1/4,Testamenten, 1726-1735, nr. 139. ↩
-
Noodt het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Noodt is op 23.4.1729 die middag tussen drie- en vieruur skielik in die Goewerneur se tuinhuis oorlede. Hy is op 30.4.1729 in die kerk begrawe. Vgl. C.608,Dagregister, 1725-1730, pp. 621 en 624-635. ↩