C085 v1.20
C. 85, pp. 19-29.¶
Donderdag den {17300202} 2e Februarij 1730, voormi[d]dags.
Alle teegenwoordi[g.]1
Bij welke geleegentheijd van de verkooping deeser onbequame goederen insgelijx op de propositie van den Heer gesaghebber beslooten is dat men als nu meede een preuve sal neemen of van de hier in het negotie pakhuijs berustende onbruijkbaare taback, door een gedeelte daarvan bij publicque vendutie op te veijlen, niet nog eenige penningen ten voordeele der E. Compa. sullen kunnen werden gemaakt.
Ook syn de gecommitteerdens die in den gepasseerden jaare geduuri[g] bij het bergen van de geldkisten der uijtkoomende scheepen hebben geadsisteert, namentlijk den E. Christoffel Brand, onderkoopman en cassier, neevens den ondercoopman en winkelier, Mart[i]nus Berg, ten haare versoeke van die commissie ontslagen, en sijn weederom om daarbij geduren[de] dit loopende jaar present te weesen en deselve waar te neemen, benoemt en aangestelt geworden den equipagiemeester, Jacobus Möller, te samen met den ondercoopman en soldij boekhouder, Olof de Wet.
Na het welke door den Heer gesaghebber in Raade wierd overgeleevert een notitie van graanen dewelke onder ultmo. Januarij passo. alhier restant syn geweest, of nog volgens de daarvan verleende ordonnantien stonden ontfangen te werden, ten eijnde daaruijt te kunnen opmaaken een overslag hoe veel tarw en rogge men deesen jaare voor eerst met het aanweesend provisie schip ‘t Slot ter Hooge na Batavia sal kunnen senden, sijnde die notitie van den volgenden inhoudt:2
‘
Restanten van de tarw onder ulto. Januarij laastleeden. | |
2,777 3/8 | mudden tarw |
373 1/2 | mudden rogh |
3,150 7/8 | mudden te samen. |
Staat volgens verleende ordonnantien ontfangen te worden | |
3,881 | mudden tarw |
238 3/4 | mudden rogh. |
Is bereets ontfangen | |
430 1/2 | mudden blaeuwe tarw |
1,962 5/8 | mudden kleijne tarw |
207 3/4 | mudden rogh. |
Restanten van de tarw onder ulto. Januarij laastleeden. | |
2,777 3/8 | mudden tarw |
373 1/2 | mudden rogh |
3,150 7/8 | mudden te samen. |
Staat volgens verleende ordonnantien ontfangen te worden | |
3,881 | mudden tarw |
238 3/4 | mudden rogh. |
Is bereets ontfangen | |
430 1/2 | mudden blaeuwe tarw |
1,962 5/8 | mudden kleijne tarw |
207 3/4 | mudden rogh. |
‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 2e Februarij 1730. (Was geteekent) Ns. Heijning.’
Dewelke dan wijders met aandag[t] geresumeert sijnde, Soo is ten aansien daaruijt is komen te blijken dat men van deese quantiteijt buijten eijgen ongerief hondert vijftig lasten tarwe sal kunnen missen, goedgevonden en gearre[s]teert dat deselve, namentlijk hondert twintig lasten kleijne en dertig lasten blaauwe tarw in mindering van den eijsch van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren der Hooge Indische Regeering, neevens de thien lasten gevorderde rogge met het Slot ter Hooge na Batavia sullen werden gesonden, als wanneer men hier buijten en behalven het benodigde tot een jaarelijxe consumptie voor dit Gouvernement nog omtrent hondert lasten tarw daar en booven volgens de geeerde ordre onser Heeren en Meesteren sal blijven in voorraad houden om bij verleegentheijd van misgewasschen voor het toekomende jaar sig daarvan te kunnen bedienen, sullende wijders bij nader inkomst van granen besluijt genomen werden hoe veel men booven de voorsz hondert en vijftig lasten tarw ‘t sij met het Slot ter Hooge of andere scheepsgelegentheijd na Batavia sal kunnen afscheepen.
Vervolgens is aan den oud schipper en nu burger deeser Colonie, Jan de Heere, ten sijnen instantelijken versoeke gepermitteert om onder betaaling van het daartoe staende transport en costgelt met een der verwagt werdende retourscheepen van de tweede besending sonder desselfs vrouw en kinderen meede te neemen na het vaderland te mogen vertrecken, ende sulx ter consideratie van sijne gedane verrigtingen ten dienste der E. Compagnie omtrent het examineeren van de Baaij Fals , Saldanha en deese Tafelbaaij , ten eijnde hij bij syne komst in Europa aangaande die saken nog naader berigt bij monde aan onse Heeren en Meesteren sal kunnen geeven, bij aldien Haar Wel Edele Hoog Agtbe. het selve souden mogen komen te requireeren; sijnde aan hem ten sijnen versoeke ook toegestaan copia van het rapport door den equipagiemeester Möller te samen met hem weegens de voormelte visitatie der gedagte baijen alhier overgegeven, om dus te beeter in staat te sijn van geheugenis van het door haar uitgevoerde werk te kunnen houden.
Laastelijk door den burger Christiaen Lievenberg3 versogt geworden sijnde om ten behoeve deeser ingeseetenen tegens twee stuijvers het lb. soo schapen als beesten vleesch te mogen slagten, Soo is hem sulx onder dieselfde conditien als aan den burgers Jonas van der Poel4 en Ernst Fredrik de Swart5 onder den 7e en 24e December 1725 ter dier materie volgens de daarvan gemaakte contracten sijn voorgeschreeven, geaccordeert, tot welkers nakoming door hem Christiaan Wijnantsz6 en Jacobus Hendriksz7 tot borge[n] sijn gestelt geworden.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goed[e] Hoop, ten dage en jare voors[z.]8
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 30-38.¶
Dingsdag den {17300214} 14e Februarij 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.9
Vorders ook in overweeging genomen sijnde dat seedert het geresolveerde ter dier materie onder den 2e deeser loopende maand, nog eenige granen sijn geleevert en ingekomen, Soo is derhalven op de voorstelling van den Heer gesaghebber beslooten en dienstig gevonden dat boven en behalven de 150 lasten tarw bij gemelte raadsbesluijt vastgestelt om na Batavia te versenden, met het bovengenoteerde schip ‘t Slot ter Hooge nog twintigh lasten half kleijne en half blaauwe tarw na die hooft plaets sullen werden afgescheept, om al meede in mindering van den eijsch van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren der Hooge Indische Regering te dienen.
Waarna geleesen is geworden seeker versoekschrift door den burger Jan Tempel10 gepresenteert, bij het welke door hem versogt werd om onder betaaling van het daartoe staande transport en costgeld voor ‘t logement in de cajuijt permissie te mogen erlangen om met een der retourscheepen van de tweede besending na het vaderland te vertrecken; over het welke gedelibereert weesende, Soo is sulx aan hem, als alhier geen vrouw, kinderen nog familie hebbende, geaccordeert.
Sijnde al verder op het ingediende versoekschrift van den vrijswart, Cornelis van Bengalen,11 aan hem gepermitteert om als testamentaire erfgenaam van den meede vrijswart, Simon van Macasser,12 en executeur van desselfs uijtterste disposisie,13 uijt slavernij in vrijdom te moogen stellen twee leijfeijgenen, met name Kees en Johanna van Ceijlon,14 voor dewelke hij Cornelis, nevens Pieter van Bengalen sig volgens de ordre tot borgen sullen moeten stellen, dat de gemelte vrij te gevene leijfeijgenen binnen den gestipuleerden tijd van tien jaren niet tot laste van de diaconie deeser plaatse sullen komen te vervallen.
Voorts bij geleegentheijd van het schip dat sig teegenwoordigh vermits de eenige dagen gewaaijt hebbende sterke Z.Ote. wint onder het Robben Eijlandt is geankert bevindende, door den Heer gesaghebber voorgestelt geworden sijnde of men ingevalle het selve (soo als gepresumeert werd) het Mochaas 15 retourschip ‘t Huijs ten Donk weesen mogt, dien bodem niet volgens de ordere ten eersten en sonder de andere retourscheepen in te wagten, soude behooren klaar te maaken en na het vaderland te laaten voortgaan, Soo is eenpariglijk vastgestelt sulx op de voorgestelde wijse sonder eenig versuijm te laten geschieden en voortgank te doen neemen.16
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.17
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 39-49.¶
Donderdag den {17300302} 2e Maart 1730, voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.
Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventhienen volgens derselver geeerd aanschrijvens van den 28e October des gepasseerden jaars,19 dat op den 25e der jongst afgeweekene maand Februarij met het schip Cats is ontfangen, tot Gouverneur deeser plaatse in steede van den overleedenen Heer Gouverneur, Pieter Gijsbert Noodt, hebbende gelieven aan te stellen den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Jan de la Fontaine, soo wierd door Sijn Edele, na met die verheffing door de gesamentlijke raadsleeden nogmaals op de genegenste wijse gefeliciteert en een langdurige en geluckige regeering toegewenscht te sijn, onder betuijging dat een ijder in het sijne niet soude afweesen om den Edelen Heer Gouverneur met respect, liefde en genegentheijd naar pligt en vermogen den dienst der E. Compa. in allen deelen te helpen bevorderen, verders te kennen gegeven dat de vergadering ten principalen hadde doen beleggen ten eijnde in overweeging te kunnen brengen wanneer de voorstelling van Syn Edele op de gevoegelijkste wijse en tijd soude kunnen geschieden; waar over met aandagt geraadpleegt sijnde, is eenpariglijk goedgevonden en verstaan dat wel gemelten Edelen Heer Gouverneur op aanstaande Woensdag, sullende sijn den 8e deeser loopende maand Maart, door de Heer Adriaan van Kervel, als aangestelde tweede en hooft administrateur deeser plaatse, alle den volke soo ‘s Comps. dienaaren als vrijluijden in die hoedanigheijd solemnelijk sal werden voorgestelt, ende sulx in ‘t bijweesen van landdrost en heemraaden, benevens de burger chrijgsofficieren van Stellenbosch en Drakensteijn , dewelke ten dien eijnde door den landdrost, Pieter Lourensz, die sig teegenwoordig hier aan de Caab bevind, sullen moeten werden geordonneerd en gewaarschouwt om sig tegens dien tijd ten deesen Casteele te laaten vinden; sijnde door Sijn Edele bereijts meede ordre gestelt dat alle ‘s Comps. effecten deeses comptoirs door daartoe gestelde gecommitteerdens onder ulto. der even gepasseerde maandt Februarij exactelijk sullen werden opgenoomen,20 om dus accuraat te kunnen weeten in welken quant en qualiteijt deselve sullen bestaan, op dat den overgaaf deeses Gouvernements daarop met volkomen gerustheijd sal kunnen gedaan werden.21
Waarna den Edelen Heer Gouverneur laastelijk nog geliefden te kennen te geeven dat Sijn Edele vermits de slegte gesteltheijd van den hoeker Zeelandia tot visitatie van dat vaartuijg hadde gecommitteerd den equipagiemeester, Jacobus Möller, benevens de schippers Jan van Est en Gijsbert Boele, om geadsisteert met haare opperscheepstimmerlieden te ondersoeken of men nog eenige reparatie aan het selve soude kunnen doen, dog dat Sijn Edele door haarlieden na verrigting van dien was overgeleevert de volgende verklaaring haarer bevinding van dat kieltje:22
‘Huijden den 22e Februarij ao. 1730 compareerde voor mij Nicolaas Leij, eerste geswoore clercq ter politicque secretarije alhier aan Cabo de Goede Hoop, present de naargen. getuijgen, den schipper en equipagiemeester deeses Gouvernements, Jacobus Möller, beneevens de meede schippers Jan van Est en Gijsbert Boele, dewelke ingevolge van de op haar verleende schriftelijke commissie, in dato 18e deeser lopende maend Februarij, waar bij deselve werden g’ordonneert omme g’adsisteert met den baas van ‘s Comps. timmerwerf alhier en haare opperscheepstimmerlieden op ‘t nauwkeurigst te visiteeren den hier permanent ter rheede leggende hoeker Zeelandia , of namentlijk dat kieltje door behoorlijke reparatie nog eenigen tijd in staat van dienst te doen sal kunnen werden gehouden, dan wel of het selve de reparatie niet meer waardig is, ende oversulx ter oorsake van desselfs slegte gesteltheijd sal moeten en dienen afgelegt te werden, verclaarden na exacte visitatie en gedaan ondersoek gemelten hoeker Zeelandia ten eenemaal onbequaam bevonden te hebben om langer in ‘t vaarwater te kunnen werden gebruijkt, dewijl de minste verheffing van zee en harde wind de daarop bescheijdene menschen in gevaar soude stellen van daar meede te sinken en verongelucken, ten aansien dat vaartuijg van binnen en buijten mitsgrs. het ijserwerk en al het geene wijders daaraan dependeert, door ouderdom gantsch vergaan en onbequaam is, invoegen meergem. bodemken na haare gedagten noodsakelijk sal dienen afgelegt te werden, als kunnende op geenderleij wijse meer werden gerepareert, sijnde de comparanten bereijt deese hunne gegevene depositie met solemneelen eede nader te bekragtigen.’
‘Aldus gepasseert ter secretarije voornt. in ‘t bijweesen van de adsistenten Daniel Godfried Carnspek23 en Petrus Jesse Slotsboo24 als getuijgen van goeden geloove. (Was geteekent) Js. Möller, Jan van Est, G. Boelen, J. v. d. Schilde, Ari Meulevelt, Pieter Olij. (Lager) In kennisse van mij, (geteekent) Ns. Leij, e.g. clercq. (In margine) Als getuijgen, (geteekent) D. G. Carnspek, P. J. Slotsboo.’
Ende gemerkt daaruijt komt te blijken dat gemelten hoeker ten eenemaal onbequaam en onherstelbaar is bevonden, soo geliefden den Edelen Heer Gouverneur derhalven in consideratie te geeven of het daarom niet best soude sijn dat men denselven deede sloopen en afleggen, als synde tot niets anders bequaam, en om dus het gevaar van de daarop bescheijdene menschen voor te koomen; over het welke met aandagt gedelibereert weesende, Soo is goedgevonden en best gedagt dat met gedagten hoeker op de voorgestelde wijse sal werden gehandelt en het daar van komende hout ten dienste van ‘s Comps. steenovens gebruijkt, alvoorens daar uijt geligt synde de weijnige goederen die nog van eenigen dienst sullen kunnen weesen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.25
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 50-52.¶
Woensdag den {17300308} 8e Maart 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Bij geleegentheijd van de voorstelling dewelke op heeden van den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine als Gouverneur deeser plaatse met den ressorte van dien etc., volgens het geresolveerde van den 2e deeser loopende maand Maart staat te geschieden,26 de leeden des Raads ten selven eijnde bij malkanderen gekomen en onder anderen gesproken sijnde dat Sijn Edele het praesidium van de weeskamer, ‘t commissarisschap van ‘t hospitaal mitsgrs. het commissarisschap politicq in den Caabsen kerkenraad als nu niet langer sal kunnen waarneemen, maar dat die drie bedieningen in ‘t vervolg door een ander sullen dienen op sig genomen te werden, en dat d’ Heer Adriaan van Kervel als opperkoopman en secunde deeses Gouvernements ten opsigte van de twee eerste, en als leedemaat der gereformeerde kerke nevens oud ouderling der gemeijnte alhier, ten reguarde van het laatste ampt daartoe de naaste soude sijn; Soo is naar gehoudene deliberatie dan ook goedgevonden en beslooten dat gemelten Heer Van Kervel tot president van weesmeesteren, gelijk meede tot commissaris politicq in den Caabsen kerkenraad sal werden aangesteld, en dat men aan beijde die collegien daarvan volgens gewoonte bij missive de vereijschte kennisse sal geeven, mitsgrs. dat door Sijn E. in ‘t vervolg ook het commissarisschap van het hospitaal sal moeten werden waargenomen.
Ook is op het gedane schriftelijk versoek van den burgerraad deeser Colonie, Jan de Wit,27 aan hem gepermitteerd om desselfs soontje, genaamt Petrus Johannis de Wit,28 met een der verwagt werdende retourscheepen onder betaling van het daartoe staande transport en costgeld voor ‘t logement in de cajuijt naar ‘t vaderland te mogen senden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.29
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 53-59.¶
Dingsdag den {17300321} 21e Maart 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Is ten versoeke van den met het schip Oostrust repatrieerende Bataviaassen vrijburger, Jan Fredrik Koch,31 aan denselven gepermitteert om onder betaling van het daartoe staande transport en costgeld voor de heen en weder reijse seekere slave jonge, genaamt Daniel Aron van Batavia, met sig naar het vaderland te mogen meede neemen.32
Ende gemerkt de schuur dewelke bij ‘s Comps. steenbackerij gestaan heeft, in de maand Januarij jongstleden ongeluckiglijk is komen af te branden, en dat daar ter plaatse tot voortsetting van dat werk noodsakelijk weederom een ander gebouw sal dienen te werden geconstrueert, Soo is derhalven op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan dat bij gemelte steenbackerij ten minsten koste voor de E. Compa. weeder een nieuwe bequame schuur, soo dra men de handen daartoe wat ruijmer sal hebben, gebouwt sal worden.
Waarna door de ondercoopluijden en leeden deeser Vergadering, namentlijk den dispencier, Nicolaas Heijning, pakhuijsmeester Hendrick Swellengrebel, cassier Christoffel Brand en secretaris van politie, Rijk Tulbagh, aan den Edelen Heer Gouverneur nevens de verdere voorsittende leeden versogt geworden sijnde dat aan haar mogte werden toegestaan om bij een overgaende request onder ‘s Comps. papieren aan Haar Wel Edele Hoogh Agtb. de Heeren Seeventhienen met de presente retourscheepen te mogen voordragen dat sijlieden de eere gehad hebbende de E. Compa. lange jaaren in verscheijde qualiteijten te dienen, vervolgens door de gunst en goedheijd van welgemelte Haar Wel Edele Hoog Agtb. successivelijk tot ondercoopluijden sijn gevordert geworden, en dat sij bovens dien een geruijmen tijdt in deese Vergaderinge ten dienste der E. Compa. hebbende geadsisteerd, haar verbonden tijd in laastgemelde qualiteijt weederom over lange hebben uijtgedient, versoekende derhalven daar nevens dat het Haar Wel Edele Hoog Agtb. mogte behagen ider van haar met de qualiteijd van coopman en de daartoe staande gagie te begunstigen, en dat dit versoek met het favorabel voorschrijvens van den Edelen Heer Gouverneur en de verdre leden mogte werden ondersteund; Soo is sulx naar gehoudene deliberatie, uijt aanmerking van haarlieder getrouw gedrag en ijver in den dienst aan deselve geaccordeert, en daar beneevens goedgevonden dat hier over op de voordeeligste wijse aan onse Heeren en Meesteren sal werden geschreeven, en Haar Wel Edele Hoog Agtbe. met eerbiedt versogt dat het haar sal mogen behagen na de voorbeelden die men hier in voorige tijden meermalen heeft gehad, en het gebruijk omtrent de raadsleeden in het Ceijlons en andere Gouvernementen hierop goedgunstiglijk te reflecteeren en in dit versoek toe te willen stemmen.
Laastelijk ook door de boekhouders Philip Rudolph de Savoije,33 Cornelis Eelders34 en Nicolaas Leij,35 sijnde den eersten keldermeester, den anderen soldeij overdrager, en den laatsten eerste geswoore clercq ter politicque secretarije alhier gesuppliceert sijnde, dat aan haar mogte werden gepermitteerd om onder ‘s Comps. papieren een onderdanig versoekschrift aan welgemelte Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seeventhienen te mogen oversenden, ten eijnde door de goedheijd van deselve vermits ruijme tijds expiratie met de qualiteijt en gagie van ondercoopman te moogen werden begiftigt, en dat daar over ten haaren faveure na het vaderland mogte geschreeven werden; Soo is ter consideratie gemelte persoonen syn van een behoorlijk gedrag, en dat sij genoegen in het waarneemen haarer respective bedieningen komen te geeven, naar gehoudene raadpleeging het een en ander aan haarlieden geaccordeerdt.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.36
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 60-67.¶
Saturdag den {17300325} 25e Maart 1730, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Gouverneur deeser plaatse, d’ Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, d’ Heer Johan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Jan Verschouw, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Gerrit Fiers, den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Pieter Verleij, den E. Christoffel Brand, den E. schipper Pieter Groothuijs, den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Paulus Erasmus, den E. schipper Arij Brouwer, den E. schipper Nicolaas Anderson, den E. schipper Lodewijk Verburg, den E. schipper Cornelis Lans, den E. schipper Jurgen Popta.
Geliefden den Edelen Heer Gouverneur aan de leeden van den Gecombineerden Raad te kennen te geeven dat Sijn Edele deese vergadering hadde doen beleggen om aan de gesamentlijke presente scheepsopperhoofden te kunnen afvraagen en voorhouden of sijlieden ten behoeve van haare onderhebbende bodems niet van alle gerequireerde benoodigtheeden naar behooren waren voorsien, en of aan ijmand nog ietwes quam te mancqueeren waarmeede hij soude dienen geholpen te werden, op het welke door den wimpelvoerenden schipper, Jan Verschouw, en alle de verdere scheepsoverheeden betuijgt geworden sijnde dat sij nevens goede en deugdsame ververssingen, mitsgrs. de gewoonelijke versche potspijse voor de Patriaasse reijs en alles wat haar verders ontbrooken hadde naar billijkheijd en vereijsch van saaken voorsien sijnde geworden, aan haarlieden oversulx niets meer quam te ontbreeken; soo wierd door den Edelen Heer Gouverneur daarop wijders aan deselve scheepsopperhoofden voorgesteld dat ten aansien hare onderhebbende bodems bij gevolge van dien daardoor als nu in staat waren gestelt om de reijse onder Godes zeegen met gerustheijd na het vaderland te kunnen onderneemen, of sij derhalven teegens den laatsten deeser maand niet in gereedheijd souden kunnen geraaken om te monsteren en te vertrecken, mits dat men aan haar soo met ‘s lants vaartuijgen als andersints bij continuatie gelijk tot nog toe geschied is daartoe in alles de behulpsame hand quame te bieden, met bijvoegingh dat sij moesten verdagt syn dat onse Heeren en Meesteren aan een spoedige depesche deeser kostelijke kielen ten hoogsten geleegen was, en dat Syn Edele daarom al vroeger van haarlieden reijsvordering soude gesprooken hebben bij aldien de harde Z.Ote. winden deese rheede niet eenige dagen agter den anderen voor kleyn vaartuijg onbruijkbaar gemaakt, en dus het klaarmaaken van de scheepen merkelijk verhindert hadden; op welke voorstelling door den wimpelvoerende en de verdere schippers gerepliceerd sijnde dat sijlieden alle mogelijke naarstigheijd tot het in gereedheijd brengen van de door haar gecommandeerd werdende scheepen souden aanwenden, en dat sij dierhalven verhoopten om bij toelating van bequaam weer en wind teegens dien tijd klaar te sullen kunnen sijn, Soo is gevolgelijk naar verder gehoudene raadpleeging en expresse afvraging van den Edelen Heer Gouverneur of sulx nog niet wat vroeger soude kunnen geschieden, ten meesten dienste der E. Comp. goedgevonden en beslooten dat de presente retourscheepen op Vrijdag den 31e deeser loopende maand Maart sullen werden gemonstert en gedepescheert, om dan wijders met de eerste goede wind haare reijse onder Godes zegen naar het Patria te kunnen voortsetten.37
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.38
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] JAN VERSCHOUW.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] GERRIT FIERS.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JURRIAAN POPTA.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] PIETER VERLEIJ.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
[Signed:] PIETER GROOTHUIJS.
[Signed:] PS. ERASMUS.
[Signed:] ARIJ BROUWER.
[Signed:] NS. ANDERSON.
[Signed:] LK. VERBURGH.
[Signed:] CS. LANS.
C. 85, pp. 68-72.¶
Donderdag den {17300406} 6e April 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Den tijd van den generalen opneem der burger effecten weeder op handen beginnende te schieten, Soo is derhalven goedgevonden dat men deselve op den 1e, 2e en 3e Maij aanstaande (vermits den laatsten April op een Sondag valt) sal laten gedaan werden, hier aan Cabo op de Oude Cat, en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost, ende sulx volgens gewoonte ten overstaan van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements, waar en booven ook met eenen is beslooten dat bij de ter dier materie te affigerene billietten aan een ijgelijk sal werden gewaarschouwt dat gemelten opgaaf wel uijtdrukkelijk onder presentatie van eede sal moeten geschieden, soodaanig dat een ijder voor het sijne den eed daarop gevergt werdende, deselve aan handen van den Heer fiscaal, landdrost en gecommitteerdens van hier in ter goeder trouwe te hebben gegaan, met gerustheijd sal kunnen afleggen.
En dewijl men, gelijk daarover nog jongst in vergaderinge van den 24e November des voorleeden jaars gesproken is, nu eenigen tijd herwaarts ondervonden heeft dat veele deeser ingeseetenen, om d’ E. Compa. soo van haar wettig regt der thiendens als andersints te fraudeeren, haare ingeougste graanen en gewonnen wordende wijnen niet naar behooren en na waarheijd komen op te geeven, Soo is na gehoudene raadpleeging, om sulcx in het vervolg voor te koomen, goedgevonden en tot bewaaring van ‘s Compagnies regt van noodsakelijkheijd geoordeelt en vastgestelt dat alle soodaanige graanen, wijnen enz. dewelke men voortaan sal bevinden versweegen of te weijnig opgegeven te sijn, ten behoeve der E. Compagnie sullen weesen verbeurt verclaart, waar en op welke plaatsen men deselve ook sal kunnen agterhalen, van het welk een ijgelijk bij de aan te plackene billietten insgelijx sal werden geadverteert; gelijk meede dat men geen brieftjes van opgaaf (soo als het ingesloopen misbruijk nu eenigen tijd geweest is) meer sal accepteeren, maar dat een ijder ter contrarie gehouden sal weesen van persoonelijk voor den Heer fiscaal, landdrost en gecommitteerdens te verschijnen, op dat deselve soo sij het noodig vinden, den eed door de opgeevers dat sij daarin na waarheijd hebben gehandelt, aanstonts sullen kunnen doen presteeren.
Vorders is ook ten versoeke van Paulus Beek van Stettijn en Daniel Ephraim40 van Dantsik, dewelke nu eenigen tijd tot genoegen omtrent het visschen na ‘s Comps. verlorene contanten en andere goederen van de verongeluckte scheepen gebruijkt, en door wien in de gepasseerde maand Maart onder anderen bij het wrak van Rotterdam al een getal van 330 ps. ducatons sijn gevischt en van den grond der zee opgehaald geworden, om haar dies te meer tot dat werk aan te moedigen goedgevonden dat aan onse Heeren en Meesteren bij bequaame scheepsgelegentheijd eerbiediglijk sal worden voorgedragen of Haar Wel Edele Hoog Agtb. ook souden gelieven goed te vinden dat aan deese menschen na het voorbeeld van de hier geweest sijnde Engelsche duijkelaars, voor haar moeijte en het gevaar dat sij moeten uijtstaan, iets soude mogen werden toegelegt van de contanten of andere goederen dewelke sijlieden sullen komen op te visschen en aan d’ E. Compa. over te leveren.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.41
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. v. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] Ns. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 73-87.¶
Donderdag den {17300420} 20e April 1730, voormiddags.
Alle teegenwoordig.42
Waarna geleesen is seeker versoekschrift door den Caabsen kerkenraad in de onderstaande bewoordinge gepresenteerd:43
Aan den Wel Edelen Gestrenge Heere Jan de la Fontaine - - - en den E. Agtbre. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbaare Heeren,’
‘Geeven met alle eerbied te kennen Uw Wel Edele Gestrenge en E. Agtb. gehoorsame dienaaren, de kerkenraade alhier, hoe dat de supplianten nu een geruijmen tijd herwaarts ondervonden hebben dat door ‘t overlijden van soodanige persoonen die bij de diaconie alhier ‘t zij door ‘t opnemen van gelderen op intrest uijt de arme penningen ofte wel die voor andere borg staan debet blijven, bij haar veel confusie veroorsaakt, sonder dat beij de supplianten daarin behoorlijk kan werden voorsien, door dien aan haar geen kennisse van ‘t overlijden der ingesetene deeser plaatse en ten platten landen werd gegeven, Soo is ‘t dat de supplianten tot voorkoming van dien Uw Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. op ‘t oodmoedigst versoeken van derselver goede geliefte te zijn de doodgraavers soo aan de Caab als Drakensteijn en Stellenbosch te ordonneeren van aan de supplianten ‘s maandelijx op te geeven de naamen van alle de persoonen die onder voornoemde districten mogte koomen te overlijden, op dat de supplianten haar daar na behoorlijk konnen rigten.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc. De kerkenraad aan Cabo de Goede Hoop. (Lager) Uijt naam en last van deselve, (was geteekent) Am. Decker, schriba.’
Over welkers inhoude gedelibereert en aangemerkt geworden sijnde dat de doodgravers soo van deese plaats als Stellenbosch en Drakensteijn , volgens het geresolveerde ter dier materie van den 17e November 171144 verpligt sijn van het afsterven van een ijgelijk, voor soo veel ider van haar aangaat, aan den secretaris van de weeskamer alhier schriftelijke kennisse te geeven, en dat men bijgevolge aldaar kan weeten welke persoonen successivelijck komen te overlijden; Soo is derhalven goedgevonden en best gedagt kerkenraade noopens dit poinct aan weesmeesteren te renvojeeren, sullende haar telkens (des versoekende) door den secretaris van dat collegie moeten werden opgegeven de namen der menschen die van tijd tot tijd komen af te sterven.
Vervolgens geliefden den Edelen Heer Gouverneur in consideratie te geeven dat gelijk in den gepasseerden jaare in conformiteijd der beveelen onser Heeren en Meesteren bereijts met veel moeijte en arbeijt een begin is gemaakt met het beplanten der zandduijnen sig langs deese Tafelbaaij uijtstreckende, dat werk als nu met den aanvank van dit reegen saijsoen weederom bij de hand gevat en soo veel doenelijk voortgeset staat te werden, en dat men ook heeft komen te ondervinden dat het geplante in deselve voor een gedeelte wortel gevat hebbende, geen quaade apparentie tot een goed succes van verderen wasdom komt te geeven, maar daar beneevens meede dat het nieuwe plantsoen soo door nieuwsgierige menschen als wel principalijk door het vee seer is vertreeden en bedorven geworden, of het daarom, om sulx in het vervolg voor te koomen, niet van dienst en noodsakelijkheijd soude sijn dat aan een ijgelijk bij affixie van billietten wierde geinterdiceert en verbooden het nieuw geplante gewasch, soo van geboomte of wat andersints in gemelte duijnen tot nut soude moogen werden geplant, te vertreeden ofte beschadigen, op paene van daarop betrapt of agterhaald werdende, arbitralijk na exigentie van saken te sullen werden gecorrigeert; dat ook om te verhoeden de schade die door het vee daaraan gedaan soude moogen werden, bovensdien wierd geordonneert dat een ijgelijk voortaan bij sijn beestiaal, ‘t sij paarden, ossen, schapen, bocken, geijten enz., dewelke op het pleijn agter de huijsen van de Caab of de soogenaamde waterplaats ter weijde sullen gaan, een hoeder sal moeten stellen, op dat alsoo sorge sal kunnen werden gedragen dat het gedagte vee niet in de duijnen komt te loopen en het nieuwe plantsoen te vertreeden, bederven of af te eeten, op paene dat al het vee sonder onderscheijd dat men sal vinden sonder hoeder te zijn, aanstonts opgevangen en in het schuthok sal werden gebragt, en dat men het selve daaruijt niet sal ontslaan voordat het gewoone schutgeld daarvoor betaald sal weesen, boven en behalven de verdere vergoedinge van schade die door soodanige beestiaal soude moogen weesen gedaan, en dat wijders ten dien eijnde deese ordre te beeter sal moogen werden nagekoomen, alle deese ingeseetenen hier in de Tafelvalleij woonagtig daar de buijten luijden gewoon sijn uijt te spannen, wierde gelast dat sij deselve hier van sullen hebben te waarschouwen, insgelijx bij nalatigheijd van dien op arbitrale correctie, op dat sij sig dus voor alle straf en schade sullen kunnen hoeden; over het welke met aandagt gedelibereert sijnde, Soo is sulx als een gantsch nuttige en heijlsame saak aangemerkt en gevolglijk beslooten dat de noodige billietten aanstonts in diervoegen opgemaakt en alomme geaffigeert sullen werden.45
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.46
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 88-96.¶
Saturdag den {17300422} 22e April 1730, voormiddags.
Alle present.
Bij arrivement van het schip Meijenberg onder andere brieven ontfangen sijnde het geeerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland, in dato den 29e December des voorleeden jaars,47 beneevens extract uijt het geresolveerde in Haar Wel Edele Groot Agtbe. vergadering ten selven dage gehouden, sijnde van den volgenden inhoud:48
‘Extract uijt de notulen van d’ EE. Heeren Bewindhebberen van de Oost Indische Compan. ter Camer Zeeland tot Middelburg, alwaar onder anderen staat:’
‘Present d’ Heeren Boddaart, vice president, Boudaan, Tulleken, Aagtekerke en Van Citters.’
‘Extraordinaire vergadering op Donderdag namiddag 29e December 1729.’
‘Bedenkingen door verscheijde scheepsofficieren gemoveert sijnde op de ordre en instructie bij de Heeren van de Seeventhiene den 10e Maart laatstleeden gearresteert voor de scheepen die in de maanden Meij, Junij en Julij ter Caabse rheede mogten aankomen,49 om haar te voorsien en vertuijen teegens de N.N.Weste winden, is na naukeurige examinatie goedgevonden en verstaan dewijl aan Haar Ed. Agtb. notoir is komen te blijken dat in gem. ordre eenige abusive dispositie is gemaakt, de commandeerende officieren van de scheepen Meijenberg en Wickenburg , op haar vertrek gereed leggende, des noods van gemelte instructie en ordre te dispenseeren en aan haar gerecommandeert en bevoolen te laaten op de rheede van de Caab aankoomende, soodanige praecautien teegens de gesegde winden na overleg van de scheepsraad te neemen als goedvinden en vermeenen sullen te behooren, van welcke resolutie bij missive kennisse sal werden gegeven aan Gouverneur en Raaden van de Caab, tot haare narigtinge, en ook aan de respective Cameren, met toediening van de schriftelijke remarques der scheepsofficieren die daar over hebben geadviseert.’
‘(Onderstond) Accordeert met voorschreeve notulen. (Lager) Als president, (was geteekent) P. Boddaert.’
Waarbij te blijcken komt dat Haar Wel Edele Groot Agtbe. de commandeerende officieren van de scheepen Meijenberg en Wickenburg van de ordre en instructie noopens het vertuijen van ‘s Comps. scheepen hier ter rheede in de maanden van Meij, Junij en Julij door Haar Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren Seeventhienen beraamd, en ons nevens haar schrijvens van den 21e Maart 172950 toegesonden, met bevel dat die ordre alhier exactelijk sal moeten werden geobserveert tot tijd ende wijle dat door Haar Wel Edele Hoog Agtbe. dienaangaande anders of nader gedisponeert sal werden, het geen ons dan op sijn tijd stond te werden bedeelt, op nader bekomen elucidatie en dat aan Haar Wel Edele Groot Agtbe. notoir was komen te consteeren dat in gemelte ordre eenige abusive dispositie is gemaakt, hebben gelieven te dispenseeren en haar bevoolen te laaten op deese rheede aankoomende, soodanige praecautien teegens de N.N.Weste winden na overleg van den scheepsraad te neemen als sij sullen goedvinden en vermeijnen te behooren, soo wierdt door den Edelen Heer Gouverneur als nu aan de leeden des Raads te kennen gegeven dat Sijn Edele deese vergadering expresselijk hadde doen beleggen om daarop te kunnen letten en in overleg te neemen hoedanig omtrent de verdere hier ter rheede koomende scheepen ten subjecte van dit poinct dienden te werden gehandelt, en of men ten dien belange in dit reegen saaijsoen van de ordre der Hoog Edele Heeren Seeventhienen soude kunnen afstappen voordat ons de nadere beveelen van Haar Wel Edele Hoog Agtbe. daarop sullen weesen toegekoomen, over het welke met aandagt gedelibereert en in aanmerking genoomen sijnde dat men daartoe in geenen deele gequalificeert is, Soo is uijt dien hoofde goedgevonden en pligtig geoordeelt dat men alle de hier aanlandende ‘s Comps. scheepen in de maanden van Maij, Junij en Julij (uijtgenomen Meijenberg en Wickenburg ) bij continuatie sal doen vertuijen en versorgen agtervolgens de ordre en instructie door Haar Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren Seeventhienen diesweegens beraamd, ende sulx soo lange en ter tijd toe dat ons het teegendeel door deselve geordonneert sal werden; sullende ook tot speculatie van de overheeden der gemelte scheepen Meijenberg en Wickenburg werden afgevordert copia van het besluijt dat door haarlieden in scheepsvergaderinge ten opsigte van het versorgen van haare scheepen tegens de N.N.Wte. winden sal werden genomen.
Laastelijk is nog geleesen geworden seeker versoekschrift door den burger Nicolaas Laubster51 in de volgende bewoording overgelevert:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeft met behoorlijke eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer onderdanigen dienaar Nicolaas Laubster, thans onder voogdije van Heeren weesmeesteren deeser steede staande, hoe denselven niet teegenstaande maar den ouderdom van twintig jaaren heeft bereijkt, egter genoegsaam in staat vermeijnd te weesen omme sijne saaken selfs naar behooren te kunnen administreeren en waarneemen, derhalven neemt hij de vrijheijd sig in alle oodmoet tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te wenden met eerbiedigh versoek dat het deselve gelieven te behagen van aan den suppliant te verleenen brievende venia aetatisen suppletie van ouderdom, sullende Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. (des gelievende) uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voornt. des suppliants goedt leevens gedrag komen te blijken.52 ‘
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’
Waarover geraadpleegt en in consideratie genoomen sijnde het goed getuijgenis dat weesmeesteren niet alleen, maar ook desselfs moeder en verdere bloedmagen van hem en sijn leevens gedrag koomen te geeven, Soo is derhalven goedgevonden dat het versogteveniam aetatisaan gemelte Laubster sal werden verleend.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.53
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 97-101.¶
Saturdag den {17300422} 22e April 1730, des avonts ten ses uuren. Extraordinaire vergadering.
Alle teegenwoordig.
Soo eeven door een slave jonge van de weede. Ten Damme54 van haar plaats, de Bracke Fonteijn ,55 opgekomen, aan den Edelen Heer Gouverneur gerapporteert geworden sijnde dat aan geene sijde van de Blaauwe Bergh tusschen het Robben en Dassen Eijland op een klippig rif dat van de oostwal afsteekt, een ‘s Comps. schip of vaartuijg (ten aansien het selve sig niet seer groot vertoonde) tusschen de klippen teegens gemelte oostwal voor soo veel hij hadde kunnen sien, soude vast sitten, dat van dien ongeluckigen bodem huijden morgen eenige canonschooten waren gedaan en dat hij een roode vlag van de voorsteng laten wajen56 en een prince vlag van agteren in sjouw bijgemaakt verthoond hadde, mitsgrs. dat gemelte slaaf neevens sijne aldaar bescheijdene meede mackers sulx van strand gewaar geworden sijnde, hij sig aanstonds naar herwaarts op weg hadde begeeven, om daarvan berigt te kunnen doen; soo geliefden Sijn Edele als nu aan de raadsleeden te communiceeren dat op dit bekomen rapport momentelijk aan den equipagiemeester, Jacobus Möller, ordre hadde gegeven dat sig met de aanweesende brigantijn Victoria , een der landsboots en een van de landsschuijten na derwaarts soude hebben te spoeden, om alle mogelyke hulp aan dat schip toe te brengen en soo het noodig en doenelijk wierd gevonden, de contanten, papieren, waardigste goederen en het volk daarvan ten eersten te bergen en over te neemen, welke vaartuijgen Sijn Edele dan ook vertrouwende dat met behulp van het thans wajende57 Z.Ot. windje in een korten tijd onder zeijl en na die plaats op weg souden kunnen geraaken, geevende daar neevens in consideratie of men voor tegenswoordig bovens dien nog iets meer als Sijn Edele bereijts gedaan heeft ten dienste der E. Comp. tot redding of adsistentie van dat schip soude kunnen werkstellig maaken, om waar over gesamentlijk te kunnen raadpleegen Sijn Edele deese vergaadering expres hadde doen convoceeren, dog waarover verder gedelibereert en aangemerkt sijnde dat door de sorg van den Edelen Heer Gouverneur reets op de voorverhaalde wijse alles is gedaan wat men van deesen avond soude kunnen doen, soo heeft men het daarbij dan ook moeten laaten blijven berusten, synde nadat den meergemelte slave jonge die het berigt heeft komen geeven, nogmaals noopens die saak in vergaderinge was gehoort, bovensdien dienstig gevonden dat denselven aanstonts te paard weederom sal worden na buijten gesonden, om morgen nadere tijding te kunnen brengen, inmiddels dat men eenige manschap van de militie deeses Casteels sal doen vaardig houden om soo het als dan noodig gevonden word, ten eersten na derwaarts te kunnen vertrecken, in hoope egter dat de swarigheijd soo groot niet sal sijn en dat dat ongeluckige schip tusschen beijden door Godes goedheijd nog sal moogen gered werden.
Aldus geresolveert ende gearresteerdt in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.58
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 102-108.¶
Dingsdag den {17300425} 25e April 1730, voormiddags.
Alle present.
Is geleesen seeker versoekschrift door den burger Isaak van Es in de volgende bewoording gepresenteert:59
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met seer veel respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer needrigen dienaar Izaak van Es, burger en inwoonder deser Colonie, hoe denselven als alhier niet wel kunnende bestaan en desselfs huijsvrouw en 2 kinderen op een behoorelijke wijse alimenteeren, seer gaarne benevens deselve van hier naar Batavia buijten ‘s Comps. dienst soude willen overvaaren, derhalven neemt hij de vrijheijt sig in alle eerbied te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met ootmoedige beede dat deselve aan hem suppliant goedtgunstiglijk gelieven te vergunnen omme onder ‘s Comps. papieren een onderdanig versoekschrift tot obtineering van passagie na die hooftplaats aan Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren der Hooge Regering tot Batavia te mogen oversenden, mitsgaders dat het selve met Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. favorabel voorschrijvens magh werden verselt.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende etc.’
Waarover gedelibereert en in aanmerking genoomen sijnde dat gemelte Van Es met het burgerregt deeser Collonie60 is begunstigt onder expresse conditie dat denselven des niet te min altijd verpligt sal blijven om de E. Compa. ten dienst te staan soo dikwils en meenigmaal als ër eenige kaarten van nooden en gemaakt sullen moeten werden, Soo is derhalven goedgevonden en best gedagt dat men dit versoek van de hand sal wijsen.61
Laastelijk ook bij resumptie der resolutie van den 22e deeser maandt, spreekende weegens het vertuijen van de scheepen hier ter rheede in de maanden van Maij, Junij en Julij, in overweeging gekomen sijnde dat men de nascheepen van Batavia dagelijcx te wagten heeft, Soo is ook met eenen goedgevonden hier te noteeren dat men deselve volgens de ordre en instructie van Haar Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren Seeventhienen van den 10e Maart 1729,62 die sulx wel expresselijk soo omtrent de uijt als thuijsvaarende scheepen komt aan te beveelen, ter deeser plaatse teegens de N.N.Wte. winden sal doen vertuijen en verzorgen, sonder eenige uijtsondering hierin te maaken.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.63
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 109-115.¶
Dingsdag den {17300509} 9 Maij 1730, voormiddags.
Alle present.
Ten versoeke van den burger Jeremias Roux64 en uijt aanmerking dat denselven is een leedemaat deeser gereformeerde gemeijnte, is aan hem gepermitteert om school te houden en de jeugd alhier in de Fransche taal te onderwijsen.
Ook is ter gedane instantie van den burger Johannes Kruijwagen aan hem geaccordeert om ten behoeve deeser ingeseetenen teegens twee stuijvers het pond soo schaapen als beesten vleesch te mogen slagten, ende sulx onder dieselfde conditien en bepalingen als aan de burgers Jonas van der Poel en Ernst Fredrik de Swart bij de daarvan gemaakte contracten onder den 7 en 24 December 1725 sijn voorgeschreeven, tot naarkoming van dewelke de meede burgers Jan de Wit en Jan Christoffel Beck door hem tot borgen sijn gestelt geworden.
Vorders door den Edelen Heer Gouverneur in consideratie gegeven sijnde of men de geldkisten van het nu ter deeser rheede gearriveerde naar China aangelegde schip Duijfje , even als van de andere ‘s Comps. scheepen gedaan werd, niet ten eersten behoorden aan de wal te ligten, Soo is uijt aanmerking dat onse Heeren en Meesteren bij derselver geerd aanschrijvens van den 17 Augustus 172865 hier omtrent geene uijtsonderinge komen te maken, maar ter contrarie daarbij gelieven te gelasten dat sulx van alle de hier aanlandende scheepen der E. Comp. en wel principaal in de quaade mousson sal moeten geschieden, derhalven goedgevonden dat men de gemelte geldkisten ten eersten en nog van deesen dag soo de gesteldheijd des weers het sal willen toelaten, aan de wal sal laten brengen; sijnde op de verdere propositie van den Edelen Heer Gouverneur insgelijx beslooten dat men de consumptie reekening van geciteerde schip Duijfje alhier ook volgens de ordre sal doen opmaken en verantwoorden, mitsgaders dat het selve ten spoedigsten tot vertrek vervaardigt en gelijk andere ‘s Comps. bodems ten overstaan van den Heer fiscaal en gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie gemonstert sal werden.
Laastelijk geliefden den Edelen Heer Gouverneur het onderstaande rapport van den baas thuijnier, Andries Trietter, wegens sijne verrigtingen omtrent het beplanten der zandduijnen ter vergaderinge te produceeren:66
Rapport aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - weegens het beplanten der zandduijnen die sig langs deese Tafelbaaij uijtstrecken.
‘Wel Edele Gestr. Heer,’
‘Met het selve werk of de beplanting deeser duijnen op de gegevene ordre van Uwe Wel Edele Gestr. aan mij ondergeteekenden baas thuijnier in Politicque Vergadering van den 11 Augustus des voorleeden jaars, aanstonds des anderen daags op den 12 dier maand door mij een begin gemaakt sijnde, soo heb ik vervolgens, soo met den helm op de aan mij door Uwe Wel Edele Gestr. voorgestelde wijse met het hier vallende korte stroo ten besten doenelijk regelsgewijs in het verband te planten, als met eenige andere in het zand wassende kruijden, en principaal de Oostindische queek (die ook met zooden in de plaats van stroo regelsgewijs gelegt zijnde, voor het weg wajen67 beschut is geworden) geprobeert en ondersogt wat daarin wel soude groeijen en best voort willen, maar hebbe bevonden dat door de groote droogte en felle winden den helm en al het ander plantsoen is verdort, vergaan en weg gewaaijt, behalven de voorm. Oostindische queek en zoden, die nog eenigsints schijnen goed gebleeven en wortel gevat te hebben, waarom ik dan ook niet sal versuijmen in dit reegensaaijsoen68 weederom met het beplanten der duijnen op de boven gementioneerde Wijse, soo als in de gepasseerde maand April reets begonnen is met queek en zoden voort te vaaren, gelijk ook met te ondersoeken of daarin nog eenige andere in het zand wassende kruijden sullen willen groeijen, hoewel ik mij verpligt vind daarneevens aan Uwe Wel Edele Gestr. met eerbied te moeten betuijgen dat tot dit wijt uijtgestrekte werk seer veel tijds en volk sal werden vereijscht om het selve behoorelijk ter uijtvoeringe te brengen.’
’- - - (Was geteekent) J. As. Truter. (In margine) In ‘s Comps. thuijn aan Cabo de Goede Hoop, den 6 Maij 1730.’
Op welkers inhoude gelet sijnde, soo sijn vervolgens om het oog en toesigt op dat werk te houden, door den Edelen Heer Gouverneur gecommitteert geworden de leeden deeses Raads, Johan Thobias Rhenius en Rijk Tulbagh, ten eijnde sorge te kunnen dragen dat daarmeede in dit reegensaaijsoen[sic]soo veel voortgank als immers doenelijk sal sijn, sal mogen werden gemaakt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.69
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 116-118.¶
Woensdag den {17300517} 17 Maij 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.71
Sijnde wijders op de vertoonde quitantie dat door den landbouwer Pieter Andries Sax72 aan dit schip73 geduurende desselfs vertoef in die Saldanhabaaij 100 stux koolen teegens seven, en twee en dertig versche brooden teegens vier Rijxs. tot ververssing voor het scheepsvolk sijn verstrekt geworden, goedgevonden en verstaan dat men deese elf Rijxs. aan gemelten Sax uijt ‘s Comps. cassa sal laten voldoen.74
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.75
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 120-122.¶
Donderdag den {17300525} 25 Maij 1730, voormiddags.
Alle present.
Door den Edelen Heer Gouverneur voorgestelt geworden sijnde of het niet nut en dienstig soude sijn dat men, op dat dies te beeter toesigt en sorge over de nagelaten werdende goederen van ‘s Comps. dienaren dewelke ten deesen hospitaale komende te overleijden, moeten werden verkogt, sal kunnen werden gedragen, en met eenen te prevenieeren dat daarvan niets mag komen te bederven of verwaarloost te werden, ordre stelde dat van alle soodanige goederen, hoe veel en hoe weijnig deselve ook sullen mogen sijn, voortaan eens maandelijx vendutie door dencurator adlitesten hospitale voorm. sal moeten werden gehouden, en dat die goederen gevolglijk niet langer dan een maand onder hem sullen mogen blijven berusten en niet om deselve (soo als tot nog toe geschied is) nu en dan na de te samen vergaderde quantiteijt van dien en tijds geleegentheijd te verkoopen; Soo is sulx naar gehoudene deliberatie als een dienstige saak aangemerkt, en derhalven beslooten dat men deese verkooping in ‘t vervolg alle maanden eens volgens het voorstel van den Edelen Heer Gouverneur sal laten geschieden, gelijk meede dat dencurator adlitesneevens gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie dewelke daarbij moeten adsisteeren, bij deesen wel expresselijk sal werden geordonneert sorge te dragen dat voortaan de goederen der overleedenen op het naukeurigste nagesien, geexamineert en geinventariseert werden, boven het welke dencurator adlitesnog sal moeten besorgen dat de goederen der afgestorvenen soo van kisten als andere bagagie ten eersten na het overleijden der eijgenaars van dien op een bequame en secure plaats werden geborgen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.76
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 123-129.¶
Donderdag den {17300601} 1e Junij 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.77
Vervolgens is den gesaghebber van de hier permanente brigantijn Victoria , Jochem Otte van Straalsond,78 op desselfs ingediende versoekschrift vermits tijds expiratie in gagie verhoogd tot ƒ40 ter maand, met toevoeging van de qualiteijd van opperstuurman, na het voorbeeld sijner predecesseurs dewelke dat kieltjen als gesaghebbers gevoerdt hebben; sijnde ook op de gedaane supplicatie van den onderstuurman van het selve, Jan Meijn79 van Ter Veer, denselven als sijn verbonden tijd naar behooren uijtgedient hebbende, in maandgeld verbeetert tot ƒ26, beijde onder een nieuw verband van drie jaaren.80
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.81
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 130-139.¶
Sondag den {17300611} 11e Junij 1730, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle teegenwoordig.
De brieven en papieren van Rio de la Goa met den hoeker de Zeepost ontfangen82 op gisteren geleesen en van daag (wanneer de vergadering door den Edelen Heer Gouverneur wierd belegt, vermits den tijd sterk inschiet dat de aanweesende retourscheepen na het vaderland sullen moeten vertrecken, en dat men dit jaar na deese geen andere gelegentheijd meer sal hebben om onse Heeren en Meesteren het vereijschte advis dienaangaende te kunnen geeven) weederom met aandagt geresumeert, mitsgaders daaruijt gebleeken sijnde dat den handel ten dien comptoire teegenwoordig genoegsaam ten eenemaal tot niet is geloopen, dat het ondersoek der rivieren aldaar nader bij de handt gevat, weederom vrugteloos is koomen uijt te vallen, en dat ook door de bediendens ten opsigte van het bekoomen in quantiteijd van de bewuste stoffe of het soogenaemde stofgoud ten tijde van het opperhoofd De Konink ingekogt, waarvan men de uijt het vaderland te rug gekreegene monsters aan haarlieden heeft toegesonden, word gesegt dat sij om tot in de landstreeken daar het selve na haare gissingh gevonden werd, door te dringen, ten minsten drie a vier hondert mannen extra boven en behalven een continueel guarnisoen van 300 of 350 coppen souden van nooden hebben; soo heeft men na rijpe overweeging van het een en ander, daar beneevens serieuselijk in aanmerking genomen weesende dat de successivelijk van hier gedaane recommandatien om de bediendens tot een naarstige ondersoeking van de gesteltheijd des lands op Rio de la Goa aan te spooren, altijd te vergeefs sijn geweest, en dat sij geduuriglijk op het een of ander voorwendsel ten kosten der E. Compa. sonder iets van belang uijt te regten, in haar ledig blijven voortvaarende, nu men van ‘t opbreeken van die post heeft beginnen te spreeken, uijt vrees dat sij dus doende dat luij en ledig leeven souden moeten quiteeren, deesen geheelen in haaren brief vervatten ophef van Monamotappa enz. op geen de minste eijgen ondervinding, maar ter contrarie om slegts tijd van uijtstel te vinden, alleen op onderstellingen, de rapporten der inlanders, die men doorgaens (soo als sij selfs koomen aan te haalen) heeft bevonden leugenagtig te zijn, invoegen dat daarop geen den minsten staat is te maaken, mitsgrs. op een te saamen geraapt verhaal van de gemeene weereld beschrijving van La Croix en anderen,83 neevens het fabelagtig soogenaamd Africaans Berigt van Lamotius84 hebben soeken vast te maaken, en dat bovensdien de door onse Heeren en Meesteren gerequireerde stoffe, op welkers magtig werden in genoegsame quantiteijd het langer aanhouden van dat comptoir alleen soude moeten werden gegrondvest, bij en omtrent ‘s Comps. fortresse nergens werd gevonden, gelijk meede dat haar voorwendsel als of die van het in den jaare 1723 aldaar aangeweest sijnde Engelsch scheepje Nordhampton ordre souden hebben gehad om bij aldien sij geen besetting van anderen op Rio de la Goa hadden gevonden, aldaar eenige manschap te laaten blijven, en dat het dus soude schijnen als of de Engelssche wel genegen souden sijn geweest om ter dier plaatse post te vatten, eenelijk als frivool moet werden aengemerkt, ten aansien zij aan deese Regeering in al dien langen tusschen tijd nooijt te vooren eenige de minste kennis daar van hebben gegeven, niet teegenstaande men haar doenmaals bij de van hier afgegane brieven, en speciaal bij ons schrijvens van den 23e November desselven jaars mitsgrs. van den 10e Maij 172485 heeft geordonneert dat sij ons des doenelijk souden hebben te berigten welke voorneemens de met dat scheepje daar geweest sijnde Engelsschen souden mogen hebben gehad en hoedaenig den handel van vreemdelingen ter dier plaetse best soude kunnen geweert en voorgekoomen werden; voor den meesten dienst der E. Compa. agtervolgens de aan ons verleende qualificatie van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren Bewindhebberen en gevolmagtigdens tot den handel van Rio de la Goa , vervat bij derselver geeerd aanschrijvens van den 14e April des voorleeden jaare,86 tot vermijding van alle verdere nutteloose kosten en op dat men na verrigting van dien in conformiteijt der bevelen van welgemelte Haar Wel Edele Groot Agtbe. met het ondersoek deeser oostcust van Africa en Terra de Natal sal kunnen voortvaaren, met eenparigheijd van stemmen moeten resolveeren om het comptoir op Rio de la Goa hoe eer hoe beeter te doen opbreeken;87 sullende ingevolge van dit besluijt, dewijl wij ons in geenen deele gequalificeert vinden om een schip van 130 â 145 voeten (soo als de bediendens seer oneijgen versoeken dat aan haar neevens een getal van 50 coppen, ten eijnde de opbreeking van dat comptoir dies te gemackelijker te maaken, mogte werden versorgt) na derwaarts te senden, ten eersten na het vertrek der present hier aanweesende retourscheepen de hoekers de Snuffelaar en de Zeepost in gereetheijd werden gebragt om na die residentie te kunnen vertrecken, waarmeede aan de bediendens sal werden gelast dat sij bij aldien alle de daar aan handen sijnde goederen het overvoeren waardig weesende, neevens het volk van de besetting, dat nog uijt een getal van 144 mannen bestaat, in de gemelte hoekers en de ginder vertoevende brigantijn Fijenoordt kunnen werden afgescheept en behoorlijk lijfberging hebben, het selve ten eersten sullen moeten verrigten en, na het fort te hebben gedemolieert, herwaarts aenkomen, maar dat ingeval sulx op eene reijs niet kan geschieden, dat sij als dan het fort soo lang in weesen laatende, met het guarnisoensvolk aldaar sullen moeten blijven vertoeven, en met deselve vaartuijgen voor eerst sullen hebben over te senden soo veel goederen als daarin bequamelijk sullen kunnen werden afgelaaden, op dat men die hier te rug gekreegen hebbende, gedagte vaartuijgen andermaal tot afhaling der overige goederen nevens de manschap na derwaarts sal kunnen laten te rugge keeren, inmiddels dat men haarlieden naar inhoude van den gedanen eijsch van de benodigde provisien en leevensmiddelen mitsgrs. van het versogte lijwaat voor ‘t volk naar behoren sal doen versorgen.
Vorders is nog goedgevonden en best gedagt dat men de van Rio de la Goa ontfangene 3 mark 5 oncen 5 engels stofgoud, 14 oncen amber, 1,156 lb. thin en 69 ponden coper met het schip de Jacoba na het vaderland sal laten overgaan, gelijk meede het casje, gemerkt +88 , met een monster van eenige roode steenen vallende in de zuijt rivier ter dier plaatse, dewelke eenige gelijkenis met den orlean souden hebben, mitsgrs. met eenig zand en kleij dat in gemelde rivier en op de laage voorlanden aldaar werd gevonden, breeder in den brief der bediendens aangehaald, of het sake was dat het een of ander nog van eenige deugd of waardije mogte bevonden werden, ten aansien men geciteerde zand en kleij bij besigtiging alhier in sulken geringen quantiteijdt heeft gevonden te bestaan, dat men het selve ter deeser plaatse niet nader heeft kunnen laaten ondersoeken, sullende de van Rio de la Goa bekomene 3,780 lb. eliphantstanden insgelijx bij eerste geleegentheijd na Batavia voortgesonden en de twee afbreukboots alhier aangehouden werden, ten eijnde men sig daarvan in ‘t vervolg na de intentie onser Heeren en Meesteren sal kunnen bedienen.
Waarna laastelijk door den Edelen Heer Gouverneur ter lecture wierd overgegeven het schrijvens van de overheeden van het schip ‘t Casteel van Woerden , van den 8e deeser maand,89 over den landweg uijt de Saldanhabaaij ontfangen, waaruijt te blijken komt dat dien boodem na bevoorens op den 10e Maij desselfs galjoen door swaar weer quijt geraakt te zijn en wijders eenige hooft touwen die gesprongen waaren, verlooren te hebben, den 7e deeser vermits de gewaaijt hebbende Z. Otelijke tegenwinden genootsaakt was geweest om aldaar binnen te moeten loopen, dog dat sij egter hoopten met de eerste goede windt naar herwaarts te sullen opkoomen, sonder ergens om te versoeken, weshalven men dan ook vertrouwt dat dat schip in dit saijsoen des jaars niet lang in gemelte baaij sal werden opgehouden, sullende dies overheeden werden gerecommandeert omtrent het verlaaten van die legplaats geen tijd te versuijmen, ten eijnde deselve op het spoedigste in staat sullen moogen werden gestelt om te gelijk met de verdere reets hier gearriveerde retourscheepen na het vaderland te kunnen vertrecken.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorschreve.90
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 140-147.¶
Dingsdag den {17300613} 13e Junij 1730, voormiddags.
Alle present.
Al de retourbodems van de derde mitsgrs. die van de laatste besendingen of de theescheepen tegenwoordig hier ter rheede aangeland sijnde, uijtgenomen het schip ‘t Casteel van Woerden , ‘t welk nog in de Saldanhabaaij word opgehouden, soo wierd derhalven door den Edelen Heer Gouverneur, vermits den tijd al soo ver is koomen in te schieten, aan de leeden des Raads voorgestelt dat men aan het selve met de aan handen weesende hoekers de Snuffelaar en de Zeepost het benodigde water, nevens ‘t houtwerk, touwen en timmerlieden tot reparatie van sijn bekomen hebbende schaade wel soude kunnen verzorgen, ten eijnde dien bodem de reijse van daar direct na het vaderland te doen voortsetten, maar dat deselve als dan door hem in geselschap der verdere retourscheepen niet soude kunnen werden ondernomen, gemerkt de Z.Ote. wind die haar van deese rheede in zee moet helpen, het uijtkoomen voor die kiel uijt de Saldanhabaaij om daar meede te combineeren, volkomen onmogelijk maakt, al was het schoon dat men dies overheeden van het vertrek der andere retourbodems bij tijds konde doen verstendigen, gevende daarom hier neevens in consideratie of het om die reeden niet beeter soude zijn dat men agtervolgens het geresolveerde van den 11e deeser gemelte schip het Casteel van Woerden met de eerste goede wind naar herwaarts deede opkoomen, op hoop dat het selve nog tijdig genoeg ter deeser plaatse soude mogen komen te arriveeren om te gelijk met de aanweesende retourscheepen na het vaderland te kunnen vertrecken, dog ook met eenen om de onseekerheijd die ër was wanneer sulx soude kunnen geschieden, of het met den dienst onser Heeren en Meesteren soude over een koomen dat de gedagte retourbodems hierom ter deeser rheede wierden opgehouden, dan wel of het niet best soude zijn dat men deselve sonder na dit enkeldt schip te wagten, hoe eer hoe beeter na het Patria liet voortgaan, om dus niet langer geexponeert te blijven aen het gevaar het welk die kostelijke kielen in dit laate saijsoen des jaars in deese baaij souden kunnen komen te loopen; over het welke met aandagt gedelib[er]eert sijnde, heeft men het voor den meesten dienst der E. Compa. wel van noodsakelijkheijd geoordeelt dat dikwels genoemde schip het Casteel van Woerden naar herwaarts sal moeten opkomen, in hoope dat die kiel de Saldanhabaaij nog spoedig genoeg sal kunnen verlaaten om met de overige retourscheepen te gelijk van hier te kunnen reijsvorderen, maar dat men deselve daarom evenwel niet sal laten blijven vertoeven bij aldien sulx ter contrarie mogt koomen uijt te vallen, sullende die bodems in teegendeel op het spoedigste tot vertrek klaar gemaakt en bij toelating van bequaam weer en wind op den 20e deeser maand gemonstert en gedepescheert werden, ten eijnde als dan na Nederlandt te kunnen voortstevenen; dog ingeval het Casteel van Woerden inmiddels hier ter rheede komt op te dagen, sal het selve insgelijx sonder een oogenblik tijd versuijm in gereetheijd werden gebragt om in geselschap sijner meede mackers de reijs na derwaarts te kunnen voortsetten, sullende booven en behalven de ordinaire ververssing en potspijse die men alhier gewoon is aan de retourscheepen te verstrecken, ook 1,500 ponden rijst aan het schip ‘t Slot Aldegonde werden toegevoegt in de plaats van de 2 1/2 lasten cadjang die op de reijse van Batavia naar herwaarts nat geworden sijnde, is komen te bederven.
Ende ten aansien den predicant van Drakensteijn , Lambertus Slicher, in ‘t begin deeser maand is koomen te overlijden, waardoor die gemeijnte van haaren leerraar91 is onbloot geworden, en dat men sig gevolglijk in dit Gouvernement nog maar alleen van twee predicanten voorsien vindt, waarvan den eenen, namentlijk Henricus Beck, uijt hoofde van desselfs ouderdom en swakheijd in den gepasseerden jaare bereijts om sijn ontslag van dienst heeft versogt, Soo is derhalven goedgevonden en nodig geagt dat aan onse Heeren en Meesteren nogmaals op de eerbiedigste wijse versogt sal werden dat Haar Wel Edele Hoog Agtbe. van die goedheijd gelieven te sijn ons in ‘t geheel en daar onder begreepen de geene die wij bij onse voorige brieven reets versogt hebben, drie predicanten toe te senden, namentlijk een tweede predicant voor deese Caabse gemeijnte om den dienst beneevens den predicant, Franciscus le Sueur, alhier waar te neemen, een voor de kerk van Stellenbosch , en een voor Drakensteijn , ondertusschen dat den predikdienst in de gemelte buijten districten om die vier, vijf â ses weeken eens na beste commoditeijt bij provisie sal moeten werden waargenomen door gedagten predicant Le Seuer[sic], ten welken eijnde door den kerkenraad van die plaatsen sal moeten werden gesorgt dat aan hem behoorelijk voitures soo tot het doen van de heen als weeder reijse werden toegesonden.
Vorders is op het ingediende versoekschrift van den hier bescheijdenen krankbesoeker, Pieter Stricht,92 aan hem geaccordeert dat bij het eerst af te gane schrijvens onder betaaling van het daartoe staande transport en costgeld permissie van overvaardt uijt het vaderland naar herwaarts voor desselfs huijsvrouw, Isabella Tames, woonende tot Amsterdam , aan onse Heeren en Meesteren versogt sal werden.93
Laastelijk is meede ten versoeke van ‘s Comps. lijfeijgene, Jannetje van Anna Venteria van de Caab, dewelke de Nederduijtsche taal seer wel spreekt en het sacrament des H. doops heeft ontfangen, deselve uijt slaafse dienstbaarheijd ontslagen en in vrijdom gestelt, mits alvoorens weederom aan d’ E. Compagnie volgens haar gedaane presentatie in eijgendom overgeevende een kloeke en gesonde mansslaaf, genaamt Rubu Wanij van Rio de la Goa , en dat denselven na gedane visitatie van den opperchirurgijn deeses Gouvernements van de vereijschte lighaams gesteltenisse en hoedanigheijd sal weesen bevonden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorschreeve.94
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 85, pp. 148-150.¶
Sondag den {17300618} 18e Junij 1730, des agtermiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle tegenwoordig.
Door den schipper van het schip ‘t Casteel van Woerden , Adriaen van den Bergh, vermits desselfs swaare siekte, waardoor hij buijten staat wert gestelt om de reijse met dien bodem naar het Patria te kunnen onderneemen, bij request versogt sijnde om alhier eenigen tijd tot weederkrijging sijner gesondheijd te mogen blijven vertoeven,95 Soo is sulx aan hem, dog volgens de ordere der E. Compa. met stilstand van gagie, geaccordeert.96
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.97
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEUNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
## Footnotes
-
‘n Gedeelte waarin die Politieke Raad besluit het om beskadigde en tekortkomende klerasie as verliese af te skryf of te laat verkoop, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 18-21 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 177-179. ↩
-
Die oorspronklike kan gevind word in C.292,Memoriën, 1726-1739, p. 175. ↩
-
Christiaan Liebenberg van Münchenberg kom in 1715 as soldaat na die Kaap en word nog dieselfde jaar as boukneg uitgehuur. In 1725 ontvang hy sy vrybrief en op 11.5.1727 tree hy in die huwelik met Catharina Lubbe. Hy is in 1763 oorlede en sy vrou in 1777. ↩
-
Jonas van der Poel is in 1695 aan die Kaap gebore en is op 4.7.1756 oorlede. Uit sy huwelik met Sophia Myburgh is ses seuns en vier dogters gebore. ↩
-
Ernst Fredrik de Swart van Thiel in Gelderland kom in 1711 as botteliersmaat na die Kaap en word vier jaar later ‘n vryburger. Twee seuns en vier dogters is uit sy eerste huwelik met Catharina Abrahams gebore, en een dogter uit ‘n tweede huwelik met Helena du Toit. Met sy dood in 1728 besit hy ‘n plaas aan Coenradenberg in die Swartland . ↩
-
Christiaan Wynands van die kus Koromandel is in 1684 gebore. Sy eerste vrou, Rachel Jacobsz, is in 1694 in Makassar gebore en is in 1726 oorlede. In dieselfde jaar hertrou Wynands met Amosina Jonas, die dogter van Claas Jonas en Dina van Bima. Wynands is in 1757 oorlede. Toe Amosina Jonas in 1781 oorlede is, het sy die plase Liesbeekrivier en Coornhoop besit. ↩
-
Jacobus Hendriksz was getroud met Christina van Canarien. In 1723 ontvang hy ‘n erf in die Kaap. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 257. ↩
-
‘n Gedeelte waarin tekortkomende voorrade uit die skip Slot ter Hooge as verliese afgeskryf is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 29-31 en C.292,Memoriën. 1726-1739, p. 185. ↩
-
Johannes Tempel van Amsterdam kom in 1716 as adelbors na die Kaap. Nadat hy in 1720 aangestel is as assistent, word hy twee jaar later ‘n vryburger. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 145. ↩
-
Cornelis van Bengale se naam verskyn van 1728 tot 1752 in die monsterrolle van vryburgers. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 149-150. ↩
-
Simon van Macasser en sy vrou, Esperance van Malabaar, was die slawe van Christina Diemer, die weduwee van Joan Blesius, voordat hulle vrygestel is. Sy naam verskyn van 1725 in die monsterrolle vir vryliede. ↩
-
Simon van Macasser se testament is op 21.12.1729 by die weeskamer ingedien. Vgl. M.O.O.C. 7/1/4,Testamenten,, 1726-1735, nr. 73. ↩
-
Kees en Johanna van Ceylon se name verskyn van 1730 in die monsterrolle van vryliede. ↩
-
Mokka was ‘n stad in Jemen aan die Rooi See waar die Hollanders reeds in 1708 handelsbelange verwerf het. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 571. ↩
-
‘n Gedeelte waarin besluit is om die beskadigde voorrade uit die pakhuise te laat verkoop, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 34-37 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 183-184. ↩
-
Die Raad het ook besluit om Isak van Es weens wangedrag te ontslaan as bode van die weeskamer. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 258. ↩
-
Die Politieke Raad het die oggend van 16.2.1730 ook vergader. Slegs twee minder belangrike besluite is geneem. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 258. Die vergadering word nie in die dagregister vermeld nie. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 621-625. ↩
-
Sien C.347,Attestatiën, 1730, pp. 71-73, 75-81, 83-88, 91-92, 95-96, 99-102, 103-107, 111-112, 115, 119-122, 123-132, 137-138, 145, 149-156, 159-181 en 183. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Ketel en Cats bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 41-43. ↩
-
Die oorspronklike van hierdie verklaring kan gevind word in C.347,Attestatiën, 1730, pp. 187-189. ↩
-
Daniel Godfried Carnspek was die seun van Christoph Lucas Carnspek en Judith Flesch en was afkomstig van Rügenwalde in Pommere . Hy kom in 1721 as soldaat na die Kaap en word drie jaar later assistent. Hy vorder tot sekretaris van die Raad van Justisie, maar tree in 1743 a.g.v. swak gesondheid uit die diens. Hy trou op 9.5.1728 met Johanna Magdalena Bergh, ‘n dogter van Olof Bergh. Carnspek is in 1747 oorlede. ↩
-
Petrus Jesse Slotsboo is in 1711 aan die Kaap gebore. Hy was die seun van Kaje Jesse Slotsboo en sy eerste vrou, Anna Regina Harts. Volgens ‘n versoekskrif wat hy by die Politieke Raad ingedien het, was hy reeds in 1717 (dus op sesjarige ouderdom) as adelbors by die Kompanjie in diens. (Vgl. C.238,Requesten en Nominatiën, 1737-1738, pp. 301-302.) In die monsterrolle van Kompanjiesamptenare verskyn sy naam vir die eerste keer in 1722 as assistent. Op 8.5.1735 tree hy in die huwelik met Stevelina van Oudenaarden van Arnhem. Drie seuns, Cajus Petrus, Daniel Josephus en Henricus Jacobus, is uit die huwelik gebore. Slotsboo is in 1748 oorlede. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 259 ↩
-
‘n Uitvoerige beskrywing van De la Fontaine se inhuldiging kan gevind word in C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, pp. 755-757. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 165-166. ↩
-
Petrus Johannes de Wit (1716-1779) keer in 1737 as soldaat na die Kaap terug en word vier jaar later ‘n vryburger. Na die dood van sy eerste vrou, Anna Margaretha Sandenbergh, tree hy weer op 15.2.1756 met Aletta Jacoba Blankenberg in die huwelik. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 259. ↩
-
Die Politieke Raad het op 14.3.1730 ook vergader. Geen belangrike besluite is geneem nie. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 260. ↩
-
Koch het saam met sy vrou, Johanna van Beek, en aangenome dogtertjie, Martje Arons, op Oostrust na Nederland gereis. Vgl. C.131,Bijlagen, 1730, p. 258. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad ‘n nuwe boekhouer op die skip Oostrust aangestel het, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 52-53. ↩
-
De Savoye se versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 177-178. ↩
-
Cornelis Ehlers van Amsterdam kom in 1720 as landspassaat na die Kaap. Hy word aangestel as assistent en op 24.4.1725 bevorder tot boekhouer. Hy tree op 29.8.1728 met Johanna Catharina van der Poel in die huwelik. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 169-170. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 173-174. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 260. ↩
-
‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Daarin het die raad besluit om ‘n aantal vakante poste op die skepe Huijs ten Donk en Nieuwvliet te vul. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 64-66. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 261. ↩
-
Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 30.3.1730 ook vergader. Vgl. C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 765. ↩
-
Beek en Ephraim se name verskyn van 1730 tot 1732 as duikers in die monsterrol. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 261. ↩
-
‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Daarin het die raad besluit om ‘n aantal beskadigde artikels te laat afskryf, terwyl die goedere in ‘n aantal gestrande of gesloopte skepe herverbruik sou word. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 72-76 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 187-190. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif berus in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 189-190. ↩
-
SienS.A. Argiefstukke, Kaap nr. 4, p. 246. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe skipper en ‘n aantal ander bemanningslede op die skip Cornelia aangestel is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 83-86. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 262. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 677-678. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 681-683. ↩
-
Sien C.130,Bijlagen, 1729, pp. 427-428. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 307-315. ↩
-
Nicolaas Laubscher (1710-1782) was die seun van Eduard Laubscher en Hilletje Olivier. Op 14.3.1731 trou hy met Anna Catharina Feyt (1714-1758), en na haar dood trou hy weer in 1761 met Jacomina Hendrina van Zyl (1739-1815). In 1763 verkoop hy sy plaas by die Blouberg en gaan woon op sy veeplaas in die Bokkeveld . Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 181-182. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 185. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 262. ↩
-
Dit is Helena Guliks, die weduwee van die opperchirurg, Willem ten Damme. Hy is in 1714 oorlede. ↩
-
Sy het op 7.4.1727 toestemming ontvang om haar vee te laat wei op die plaas Bracke Fonteijn . Vgl. R.L.R.6,Oude Wildschutte Boek,Dec. 1724-Sept. 1727, nr. 121. ↩
-
In die H.K. staan ook “wajen”. ↩
-
In die H.K. staan ook “wajende”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 262. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif berus in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 193-194. ↩
-
In die H.K. is dit verbeter na “Colonie”. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Anna Catharina bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 104-106. ↩
-
Vgl. C.130,Bijlagen, 1729, pp. 427-428. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn die volgende inskrywing: “Van der Heijden toegestaan nog een jaar te mogen slagten”. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738. p. 263.) Waarskynlik word hier verwys na Pieter Jurgen van der Heyden. ↩
-
Jeremias Roux is in 1697 aan die Kaap gebore. Hy was die seun van Paul Roux en Claudine Seugnet. Sy vrou, Christina Snyman, is in 1724 oorlede. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 93-99. ↩
-
Vir die oorspronklike rapport, sien C.347,Attestatiën, 1730, pp. 299-300. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike rapport staan ook “wajen”. ↩
-
In sowel die H.K. as die oorspronklike rapport staan ook “reegensaaijsoen”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 263. ↩
-
Die Politieke Raad het op 11.5.1730 ook vergader. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 264; C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 788.) Slegs twee besluite m.b.t. die bemanning van die skip Duijfje is geneem. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Schoonauwen bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 115-116. ↩
-
Peter Andreas Sachs is in Güsten gebore en het saam met sy ouers, Joachim Sachs en Susanna Holswig, na die Kaap gekom. Sy naam verskyn reeds sedert 1700 as vryburger in die monsterrolle vir die distrik Stellenbosch . Hy trou op 2.4.1702 met Jannetje Slabbert van Seeland. Na haar dood in 1749, trou hy nog dieselfde jaar weer met Christina de Vyff. Sachs is in 1766 oorlede. ↩
-
Hier word verwys na die skip Schoonauwen . Vgl. voetnoot 72 van 1730 hierbo. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe kwartiermeester op die skip Westerbroek aangestel is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, p. 117. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 264. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 264. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe skipper en opperstuurman op die skip Wapen van Hoorn aangestel is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 122-123. ↩
-
Dit is ‘n verskrywing vir Otto. Jochem Otto kom in 1727 as matroos na die Kaap en word aangestel as gesaghebber op Fijenoordt , met die rang van onderstuurman. Op 25.3.1728 word hy te Delagoabaai as gesaghebber op Victoria oorgeplaas. (Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 197-198.) ↩
-
Jan Meyn het in 1723 as hooploper met die Zeepost na die Kaap gekom en is in 1726 as onderstuurman op Victoria aangestel. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 201-202. ↩
-
‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Daarin is besluit om die beskadigde en tekortkomende goedere as verliese af te skryf, terwyl ‘n gedeelte van die beskadigde goedere ten voordele van die Kompanjie verkoop sou word. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 124-127 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 195-197. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 265. ↩
-
Die brief wat van Rio de la Goa ontvang is, gedateer 2.5.1730, kan gevind word in C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 821-953. ↩
-
Waarskynlik word verwys na A. Phérotée de La Croix seAlgemeene Wereld-beschrijving, Geogmaphisch, Politisch, Historisch, Chronologisch en Genealogisch, (uit Frans) in de Hoogduitsche taal overgebracht … door Hier. Dicelius. Nu vertaeld na den tweede druk … vermeerderd door S. de Vries. Met landkaarten door N. Sanson en afbeeldingen der voornaamste steden verrijkt. Drie dele. Amsterdam, 1705. ↩
-
Isaacq Johannes Lamotius was van 1677 tot 1692 opperhoof van Mauritius , waar sy vrou en babadogter in 1679 in ‘n brand gesterf het. In 1692 is hy van despotisme aangekla en het hy ses jaar gevangenisstraf op een van die eilande in Oos-Indië uitgedien. In 1718 het hy die Kaap op sy terugreis na Nederland aangedoen. Sy “Africaans Berigt” kan gevind word in C.122,Bijlagen, 1720-1721, pp. 995-999. ↩
-
Die twee briewe aan die opperhoof van Delagoabaai , gedateer 23.11.1723 en 10.5.1724 onderskeidelik, kan gevind word in C.514,Uitgaande Brieven, 1723, pp. 996-1051 en C.515,Uitgaande Brieven, 1723, pp. 996-1051 en C.515,Uitgaande Brieven, 1724-1725, pp. 433-462. ↩
-
In die H.K. staan ook “jaare” i.p.v. “jaars”. Die brief waarna hier verwys word, kan gevind word in C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 371-375. ↩
-
Die garnisoen te Delagoabaai het op 27.12.1730 daarvandaan vertrek en het in Januarie 1731 in Tafelbaai aangekom. Vgl. C. G. Coetzee,Die Kompanjie se Besetting van Delagoabaai , in dieArgiefjaarboek vir Suid-Afrikaanse Geskiedenis, 1948, deel II, p. 269. ↩
-
plusteken binne sirkel ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 769-771. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 265. ↩
-
In die H.K. is dit verbeter tot “leraar”. ↩
-
Pieter Stricht van Amsterdam kom in 1730 met Westerdijxhorn na die Kaap en bly as krankebesoeker hier agter, totdat hy in 1734 na Nederland terugkeer. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 207. ↩
-
‘n Gedeelte waarin vier bemanningslede van die skip Schuijtwijk in rang bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 144-145. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 266. ↩
-
Van den Bergh se versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729- 1732, pp. 213-214. ↩
-
‘n Gedeelte waarin besluit is oor bevorderings van ‘n aantal bemanningslede van die Casteel van Woerden , veroorsaak deur Van den Bergh se siekte, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 147-148. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 266. ↩