C086 v1.20
C. 86, pp. 2-9.¶
Dingsdag den {17300718} 18e Julij 1730, voormiddags.
Alle present.
Vermits het thuijnhuijsje staande bij ‘s Comps. thuijn het Nieuwe Land ,2 door ouderdom soodanig vervallen en buijten staat om gerepareert te kunnen werden geraakt is, dat de baasen van gemelten thuijn daarin niet langer een drooge lijfberging kunnen hebben en de onder haar berustende zaaden en andere goederen voor bederf bewaaren; Soo is derhalven op het voordraagen van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en verstaan dat aldaar een andere bequame wooning sal werden opgebouwt, soodanig als met den minsten omslag en kosten sal kunnen gedaen werden volgens het plan of kaartje dat daarvan door Sijn Edele op heeden is verthoond en overgegeven.
Waarna door den Edelen Heer Gouverneur wierd voorgestelt hoe den luijtenand, Jan David Fijerabent,3 sig nu al een geruijmen tijd van meer dan twee jaaren en een half onder pretext van siekte den dienst der E. Compa. ont[t]rocken hebbende, nog al op dien selfden voet bleef voortvaaren, niet tegenstaande Sijn Edele hem verscheijde maalen door den adjudant deeses Casteels (als wel verseekert weesende dat gemelten luijtenandt niets scheelde en volkomen gesond is) hadde laten afvraagen wat hij van meeninge was te doen, of van voorneemen was sijn dienst weederom te presteeren, dan wel of hij uijt consideratie sijner hooge jaaren genegentheijd hadde versoek te doen om gegagieert ofte wel andersints uijt den dienst der E. Compa. ontslagen te mogen werden, dog dat denselven Sijn Edele altijd onder pretext van te willen repatrieeren hadde opgehouden, sonder dat daarvan tot nu toe iets gekomen of hier op gevolgt is, waarom den Edelen Heer Gouverneur als nu in consideratie geliefden te geeven of het niet best soude zijn dat men de gagie van gesegden luijtenant Fijerabent deede afschrijven, om de E. Compa. dus daarvan te ontheffen, als sijnde het niet verandwoordelijk en tegens de ordre dat men deselve daarmeede langer soude belast laten blijven, over het welke met aandagt gedelibereert en de onwilligheijd van denselven Fijerabent om sijn dienst naar pligt en behooren waar te neemen, ingesien sijnde, Soo is gevolglijk goedgevonden en gearresteert dat desselfs gagie sal werden afgeschreeven, ten waare dat hij op de kennisse die hem van dit besluijt door den adjudant sal werden gegeven als nog versoek quam te doen om gegagieert te moogen werden, als wanneer daarop uijt aanmerking van sijnen ouderdom nadere reflexie sal kunnen werden genomen.
Vorders is ten versoeke en op het voordragen van den burger officieren deeser plaatse beslooten en vastgesteld dat bij aldien het van noodsakelijkheijd geoordeelt mogte werden den dienst der burgerije te gebruijken, soo bij stranding van scheepen als van brand (welke beijde droevige ongevallen men nogtans hoopen wil dat den Almogenden ons hier niet meer sal moogen laten overkomen) en dat de ten dien eijnde beraamde zeijnen bij ons placcaet van den 29e September 17224 het sij bij dage ofte nagt van dit Casteel sullen werden gedaan; als dan al de manschap gehoorende onder de drie Caapse compagnien, soo wel als de compagnie vrijswarten sig ten eersten op een en deselve versamelplaats, namentlijk het pleijn voor de burgerwagt sullen hebben te vervoegen, om de ordres die haar door derselver officieren op het bekomen bevel van den Edelen Heer Gouverneur sullen werden gegeven, promptelijk te kunnen executeeren, sullende de ordinaire burgerwagt in sulke gevallen van noodsakelijkheijd ook moeten werden verdubbelt, en de burgertamboers alomme de trommels mogen roeren, ten eijnde een ijgelijk daardoor gewaarschouwt sijnde sig te spoediger op de voorschreve versamelplaats sal kunnen laten vinden, wordende het gemelte placcaat van den 29e September 1722 voor soo ver als het tegen dit besluijt soude mogen strijdig bevonden werden, gealtereert en hiermeede geamplieert, waarom extract deeser resolutie aan de voormelte burger officieren tot narigt en observantie sal werden afgegeven. En op dat deselve officieren, brandmeesters sijnde, ingeval van brand met de brandspuijten niet mogen werden geoccupeert, maar sig in tegendeel aanstonts aan het hooft haarer manschap sullen kunnen vervoegen, Soo is ook met eenen goedgevonden dat den ritmeester, Fredrik Russouw, captn. Hendrik Oostwalt Eksteen en luijtenant Gijsbert la Febre van het brandmeesterschap sullen werden ontslagen; in welkers plaatsen weederom tot brandmeesters sijn aangestelt de burgers Jurgen Schoester,5 Jacob de Hennion en Christiaen Ackerman.6
Ende ten aansien de E. Compa. tegenwoordig weederom redelijk van bequaem trekvee om den noodigen arbeijd daarmeede te kunnen doen rondstaan en voortsetten, is voorsien, en dat ook het jonge vee dat successivelijk ten behoeve der E. Compa. aan de Rivier Sonder Eijnd word ingeruijld, fraaij aan de hand begint te komen om in ‘t vervolg tot den arbeijd te kunnen werden geemplojeert, Soo is derhalven op het voorstel van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en vastgesteld dat het genomen besluijt van den 24e Augustij 17287 wegens het betalen van drie goede en bequame vierjarige ossen aan d’ E. Compa. voor den tijd van twee jaaren van alle landerijen die in leening worden uijtgegeven, bij deesen sal worden vernietigt, en dat voor deselve landerijen voortaan weederom volgens het oude gebruijk twaalf Rijxds. ‘s jaars in ‘s Comps. cassa voldaan sullen moeten werden, blijvende voor het overige de ordres die noopende het uijtgeven der landerijen in leeningh van tijd tot tijd beraamt sijn, in haar geheel.
Laastelijk is ook nog goedgevonden en noodig geoordeelt dat den gesaghebber van den hoeker de Zeepost , Cornelis ten Breems, die vermits desselfs indispositie buijten staat werd gestelt om met dat vaartuijg na Rio de la Goa te kunnen vertrecken, op de brigantijn Victoria sal werden verplaa[t]st, sullende den gesaghebber van dat kieltjen, Jochem Otto van Straalsand,8 weder op gedagten hoeker overgaan, om de reijse daarmeede na die residentie te volbrengen, als hebbende deselve reijs reets verscheijde maalen na derwaarts gedaan.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.9
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 10-11.¶
Dingsdag den {17300801} 1 Augustus 1730, voormiddags.
Die raad het op 27.7.1730 ook vergader.10
Alle teegenwoordig.
In overweeging genomen weesende dat den tijd tot het verpagten van ‘s Comps. gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weeder op handen begint te schieten, Soo is derhalven beslooten en vastgesteld dat gemelte verpagting, soo van dit Caabse als de districten van Stellenbosch en Drakensteijn , volgens gewoonte op Donderdag den 31 deeser loopende maand Augustus sal werden gedaan, waarvan aan een igelijk bij affixie van billietten de vereijschte notificatie sal gegeven werden; gelijk meede dat ër vermits den aanstaanden opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, geen verstrecking uijt gedagte pakhuijsen meer sal geschieden na den 15 der geciteerde maand Augustus voor ende aleer deselve na het gewoone gebruijk behoorelijk door gecommitteerdens sullen sijn opgenomen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.11
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 12-14.¶
Dingsdag den {17300815} 15e Augustus 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.12
Vorders sijn naar lectuure der notulen op den 8e deeser maand in burger chrijgsraade van deese plaats gehouden,13 de daarbij gedaane aanstellingen van de corporaals Pieter van Breda14 en Johannes Strijdom15 tot sergeants in plaatse van de door indispositie van dienst ontslagene Jacob Marik16 en Martinus van Leijpsig,17 mitsgrs. van de burgers Jacob Cloppenburg,18 Izaak Nuwout,19 Adam Hendrik Mulder20 en Izaak van Es tot corporaals goedgekeurt.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.21
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 15-18.¶
Donderdag den {17300824} 24e Augustus 1730, voormiddags.
Alle present.23
Bij welke geleegentheijd nog door den Edelen Heer Gouverneur wierd te kennen gegeven dat men teegenwoordig seeven en tagtig leedige leggers ter deeser plaatse aan handen hebbende, het grootste gedeelte daarvan wel soude kunnen werden gemist, alsoo men al dat vaatwerk alhier ten dienste der E. Compagnie niet van nooden heeft of kan emplojeeren, geevende derhalven in consideratie of het niet best soude zijn dat men seven en veertig van deselve leggers bij publicque vendutie deede verkoopen, neevens elf onbequame leggers die van Rio de la Goa naar herwaarts zijn te rugge gesonden, over het welke geraadpleegt sijnde, geresolveert en beslooten is dat ten opsigte van dat vaatwerk navolgens het voorstel van den Edelen Heer Gouverneur sal werden gehandelt, ten aansien men het met de overige veertig leggers tot den omslag in dit Gouvernement en bij noodsakelijkheijd tot gerief van ‘s Comps. scheepen genoegsaam sal kunnen stellen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.24
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 19-21.¶
Vrijdag den {17300825} 25e Augustus 1730, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
De boodt van het schip Blijdorp met het laatste quade weer dat men hier op Maandag den 21e deeser maand gehad heeft, onder anderen het ongeluk gehad hebbende om van sijn dreg op strand geslaagen en soodaanig beschadigt te worden dat deselve bij gedaane visitatie van expresselijk daartoe gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerlieden ten eenemaal irreparabel en onherstelbaar is gevonden, gelijk sulx bij de daarvan verleende door den Edelen Heer Gouverneur ter vergadering geproduceerde verklaaring quam te blijken, en soo meede dat sij na genomen inspectie al de hier sijnde landsboots te groot en swaar hadden gevonden om aan gemelte schip Blijdorp te kunnen werden afgegeven, soo geliefde Sijn Edele derhalven in consideratie te geeven of men dien bodem niet sonder boodt naar Batavia soude kunnen laaten vertrecken, dan wel of het beeter was dat denselven eenige daagen wierde opgehouden, tot dat een van de thans op stapel staande boots die men van Rio de la Goa te rug bekomen heeft, in gereedheijd soude weesen gebragt, ten eijnde die als dan aan dat schip te kunnen afgeven; over het welke geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en best gedagt dat men die zeijlvaardig leggende kiel daarom alhier niet ophouden sal, ten aansien met het klaarmaaken van die nieuwe boodt, hoe spoedig ook dat men daarmeede voortgaat, evenwel ten minsten nog wat tijds soude moeten werden verlet, en dat bovens dien door den schipper, Jan de Haan, op afvraaging van den Edelen Heer Gouverneur is betuijgt geworden dat hij geen de minste swaarigheijd maakte om sijn verdere reijs sonder boodt van hier na Batavia voort te setten.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.25
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 22-25.¶
Donderdag {17300831} ultmo. Augustus 1730, voormiddags.
Alle present.
Agtervolgens het geresolveerde ter vergaderinge van den 1e deeser maand en de daarop alomme geaffigeerde billietten, naar behoorelijk clocke geklep en uijtroeping van den boode op heeden getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s landts gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, soo zijn de volgende perceelen door de naargenoemde persoonen aangestaan ten soodanigen prijse als hier onder werd gespecificeerd, namentlijk:26
't Moutbier | ||
Godlieb Christiaan Opperman | ƒ1,300 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Johannes Heufke | ƒ1,125 | |
Tweede do. Josina van Dam,[^27] wed. Stokvlied | ƒ1,125 | |
Derde do. Melt van der Spuij | ƒ1,100 | |
Vierde do. Abraham Lever | ƒ700 | ƒ4,050 |
Vaderlandse bieren en wijnen | ||
Carel Diederik Boetendag[^28] | ƒ4,050 | |
Caabse coele wijnen | ||
Eerste quart, Josina van Dam, wed. Stokvlied | ƒ3,700 | |
Tweede do. Melt van der Spuij | ƒ3,250 | |
Derde do. Johannes Heufke | ƒ3,050 | |
Vierde do. Hendrik van Dijk | ƒ2,600 | ƒ12,600 |
Caabse wijnen etc. aan 't Rondebosje | ||
Hendrik Thomasz van Hoezum[^29] | ƒ750 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Hans Jacob Conterman | ƒ850 | |
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ23,600 |
't Moutbier | ||
Godlieb Christiaan Opperman | ƒ1,300 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Johannes Heufke | ƒ1,125 | |
Tweede do. Josina van Dam,[^30] wed. Stokvlied | ƒ1,125 | |
Derde do. Melt van der Spuij | ƒ1,100 | |
Vierde do. Abraham Lever | ƒ700 | ƒ4,050 |
Vaderlandse bieren en wijnen | ||
Carel Diederik Boetendag[^31] | ƒ4,050 | |
Caabse coele wijnen | ||
Eerste quart, Josina van Dam, wed. Stokvlied | ƒ3,700 | |
Tweede do. Melt van der Spuij | ƒ3,250 | |
Derde do. Johannes Heufke | ƒ3,050 | |
Vierde do. Hendrik van Dijk | ƒ2,600 | ƒ12,600 |
Caabse wijnen etc. aan 't Rondebosje | ||
Hendrik Thomasz van Hoezum[^32] | ƒ750 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Hans Jacob Conterman | ƒ850 | |
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ23,600 |
Hebbende dus minder als het voorleeden jaar gerendeert een considerabele somma van ƒ28,350, waarom op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en noodigh geoordeelt is dat de pagters der coele en brandewijnen over dit Caabse district ter naaster vergaderinge sullen werden gehoord, om te sien of men uijt haar sal kunnen verneemen waaraan dit groot verval der pagten moet werden toegeschreven, en of die der coele wijnen na den inhoude der pagt conditien met gerustheijd sullen kunnen beeedigen dat sij aangaande het aanneemen der pagten en den prijs van dien geen onderlingh accoord ofte overeenkomst hebben gehad, op dat alsoo soo veel in ons is, sorge sal kunnen werden gedraagen dat d’ E. Compagnie omtrent dit wettig regt door sulke en diergelijke slinxe streeken, ofte op eenige andere wijse niet mag benadeelt werden.
Aldus gedaan, uijtgevoerd ende geresolveert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.33
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 26-36.¶
Dingsdag den {17300905} 5e September 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
De pagters der Caabse coele en brandewijnen navolgens het geresolveerde van den laatsten der gepasseerde maand Augustus op heeden ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur in vergaderinge verscheenen sijnde, soo wierd aan die der coele wijnen voor eerst door Sijne Edele afgevraagd of sij in conformiteijt van den inhoude der pagt conditien met gerustheijd solemnelijk konden beeedigen dat ten opsigte van het aanstaan der pagten en den prijs die door haar daarvoor soude werden uijtgeloofd, geen onderling accoord of overeenkomst voor het aanneernen van deselve hadden gemaakt, en nadat sij hierop hadden betuijgd tot het afleggen van den voorsz eed volkomen bereijd te zijn, waarbij den burger Johannes Heufke nog voegde dat hij niet van meeninge geweest was om te pagten, en dat sulx alleen door hem was gedaan vermits deselve soo laag waaren koomen te loopen, ‘t geen hem dit jaar nogmaals tot het aanneemen van dien hadde doen resolveeren, vroeg Sijn Edele verders dat ten aansien hierin door haarlieden ter goeder trouwe was gehandelt, waaraan men dan de reedenen van dit groot verlies door de E. Compa. bij de jongste opveijling op de pagten geleeden soude kunnen en behooren toe te schrijven; op het welke door de pagters eenpariglijk wierd gerepliceert dat men daarvan geen andere oorsaak kon stellen dan alleen den korten tijd welke ‘s Comps. scheepen hier ter rheede blijven vertoeven, waardoor het grootste gedeelte der daarop bescheijdene scheepelingen doorgaans geen tijd hebben om aan land te koomen, invoegen haare tapperijen hierdoor geen neering hebbende, meestentijd leedig komen te staan, en dat niet teegenstaande dit geringe vertier de wijnen egter bij den landman door het slegte gewasch van ‘t voorledene jaar in prijs sijnde komen te rijsen, door haarlieden duurder als voor deesen hebben moeten werden ingekogt, door welk een en ander dan ook is veroorsaakt dat (soo als aan deese Regeering bekent is) in korten tijd verscheijde pagters ten eenemaal sijn geruineert geworden, dog dat sij hoope hadden dat bij een beeter gewasch van wijnen en vertier van deselve in haare taphuijsen geduurende dit loopende pagtjaar, hunne saaken weederom soo ver souden moogen werden hersteldt dat de pagten daardoor in ‘t vervolg weder souden kunnen komen te rijsen, versoekende dierhalven op ‘t nedrigst dat aan haar tot beeter benefitie haarer neeringe, ider een bijtapper, even als in de voorige jaaren geschied is, mogte werden geaccordeert; over alle het welke met aandagt gedelibereerd sijnde, Soo is gevolglijk goedgevonden en verstaan dat het selve versoek ten subjecte der bijtappers sal werden toegestaan, op dat alle verder verval in de pagten, ‘t geen uijt de weijgering van dien in het aanstaande soude kunnen komen te volgen, sal mogen worden voorgekomen, en wijders dat men sig volgens het voorige gebruijk ditmaal nog sal vergenoegen laaten met de pagters der coele wijnen onder presentatie van eede agter de pagt conditien te doen verklaaren dat sij noopende het aanneemen der pagten geen onderling accoord ofte overeenkomst hebben gehad, ende sulx ter consideratie de door haar gegevene reedenen weegens het daalen der pagten hunne neeringloosheijd, en dat sommige pagters geruineerd geworden zijn, effectivelijk in waarheijd worden bevonden te bestaan, willende hoopen dat de pagten bij een goed succes van beeter tijden in het vervolg weederom tot haare voorige waarde sullen moogen komen te stijgeren, alhoewel om de voorseijde oorsaaken daarvan weijnig apparentien van een favorabelen uijtslag kunnen werden te gemoet gesien.
Waarna geleesen is seeker versoekschrift door den burger Carel Diederik Boetendag, bij de laatste verpagting aanneemer der vaderlandse bieren en wijnen gebleeven sijnde, beneevens de burgeresse Jozina van Dam, weeduwe Stokvlied, in de onderstaande termen gepresenteert:34
Aan den Wel Edelen Gestrenge Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbare Heeren,’
‘Geeft met schuldige eerbiedt te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer nedrige dienaar, Carel Diederik Boetendag, hoe hij suppliant bij de laatste verpagting van ‘s lands gemeene middelen aanneemer is gebleeven van den pagt der vaderlandse bieren en wijnen, ende gemerkt den suppliant ter oorsaake bij de E. Compa. thans geen bier in voorraad en hij daarvan ook gantsch onvoorsien is, gemelde pagt gaarne aan de burgeresse Josina van Dam, weede. Stokvlied, soude willen overlaaten, soo neemt denselven derhalven de vrijheijd sig op de eerbiedigste wijse te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met oodmoedig versoek dat deselve sulx goedgunstiglijk gelieven te permitteeren; versoekende gemelde weede. Stokvlied insgelijx bij deesen seer oodmoediglijk dat Uwe Wel Edele Gestre. en E. Agtbe. gelieven toe te staan dat de voorsz bierpagt aan haar mag werden overgedaan.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc. (Was geteekent) C. D. Boetendag, Jozina van Dam, weede. Stokvliedt.35 ‘
Sijnde na overweeging der reedenen bij dat request ter needer gestelt, en boovensdien op de gedane presentatie van gemelte weeduwe Stokvlied, dat sij voor het optineeren van deese gunst bereijd was een somma van duijsend guldens, boven en behalven de pagtpenningen ten bedrage van ƒ4,050 door gedagte Boetendag voor die pagt uijtgelooft, en dus in ‘t geheel een somma van vijf duijsend en vijftig guldens aan de E. Compa. te voldoen, goedgevonden en beslooten dat op dien voet in dit versoek sal werden getreden en aan hem Boetendag gepermitteerd om sijn aangenomene pagt der vaderlandsche bieren en wijnen aan de weede. Stokvliet te moogen overlaten ende aan haar cessie van sijn regt te geeven, sullende gemelte weede. Stokvliet gevolglijk als pagteresse der gesegde dranken aangemerkt en daarvoor onder behoorelijke borgtogt voor een somma van vijfduijsend en vijftig guldens aan d’ E. Compa. verbonden blijven.
Al verders wierd door den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergadering geproduceert de geslootene boedel reekening van soodaanige goederen als ër in het gepasseerde boekjaar van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder sijne administratie gekoomen waaren, met eerbiedig versoek dat deselve door deesen Raad mogte werden geapprobeert; weshalven gemelte boedel reekening, naar alvoorens neevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weeskamer, dewelke tot exacte visitatie van dien sijn gecommitteert geweest, geexamineert te sijn, dan ook is geaggreeert geworden.36
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.37
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 37-40.¶
Dingsdag den {17300912} 12e September 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Geliefden den Edelen Heer Gouverneur te kennen te geeven dat den schipper van het schip Haaften , Jan de Graaf, vermits sijne indispositie en watersugtigheijd selfs niet in staat sijnde om te kunnen uijtgaan, aan Sijn Edele hadde laaten versoeken dat den geweesen gesaghebber van den hoeker de Zeepost , Cornelis ten Breems, die uijt hoofde sijner krankheijd van dat bodemken hier verbleeven en thans weeder tot volkomen gesondheijd hersteld is, als een bequaam zeeman zijnde, tot meerder securiteijd van gemelte schip Haaften geduurende de reijse na Batavia en om den dienst aldaar te kunnen helpen waarneemen, daarop als tweede opperstuurman mogte werden geplaa[t]st; gevende Sijn Edele derhalven in consideratie of het voor den meesten dienst der E. Compa. van noodsakelijkheijd konde geoordeelt werden dat het selve versoek wierde toegestaan, waarover geraadpleegt en ingesien weesende de slegte lighaams gesteltheijd van gemelten schipper De Graaf, waardoor het seer apparent is dat hij (schoon al weederom tot gesondheijd gerakende) egter in eenigen tijd nog niet in staat sal weesen om dienst te kunnen doen, en dat oversulx de noodsakelijkheijd vereijscht dat dien boodem genoegsaam van bequaame officieren om de reijse met gerustheijd naar Batavia te kunnen voortsetten, voorsien blijft; Soo is derhalven goedgevonden en voor den dienst der E. Compa. best gedagt dat men gemelte Ten Breems als tweede opperstuurman met het schip Haaften na evengenoemde hooftplaats sal laaten overvaaren, te meer dewijl den hoeker de Zeepost soo wel als de andere hier permanente vaartuijgen van goede officieren sijn voorsien, en dat het buijten dien nog beeter is dat men hier in eenige verleegentheijd komt te blijven, als dat soo kostelijken bodem daarin gelaten en dus aan gevaar blood gestelt soude moogen werden.39
Aldus geresolveert ende gearresteert in het Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreve.40
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 41-53.¶
Dingsdag den {17301010} 10e October 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.42
Waarna weegens het haalen van brandhoud uijt de duijnen agter den soogenaemden Graauwen Heuvel en sig verders landwaarts in uijtstreckende, ‘t geen bij resolutie van den 19e Julij des voorleeden jaars geordonneert is dat niet meer sonder voorgaande bekomene permissie sal moogen geschieden, als nu door den Edelen Heer Gouverneur te kennen gegeven sijnde dat Sijn Edele op de bevinding dat sommige der geene die haar werk maaken om het brandhoudt uijt de voorsz duijnen naar herwaarts aan te brengen en alhier te debiteeren, het selve veeltijdts met wortel met al43 quamen uijt te rojen, sulx al voor eenigen tijd bij de daarvan verleend wordende ordonnantie hadde doen verbieden en bovensdien sorge dragen dat al de waagens met duijnhoudt van buijten opkomende aan de wagten wierden gevisiteert en ondersogt of daarop ook eenig wortelhout wierd gevonden, invoegen dat dit wel voor soo veel deese Caabse ingeseetenen aangaat, is gestuijt geworden, maar dat deese gedragene voorsorg evenwel niet volkomen konde beletten dat de ingeseetenen van de Tijgerbergen , Stellenbosch enz. met dit rojen van brandhoudt met de wortels quamen voort te vaaren; Soo is derhalven op Sijn Edelens propositie goedgevonden en gearresteert dat de leeden deeser Vergadering, Rhenius en Swellengrebel, te samen met den secretaris Tulbagh sullen werden gecommitteerd om occulaire inspectie van meergemelte duijnen te gaan neemen, ten eijnde deesen Raad te kunnen dienen van berigt of het haalen van brandhoudt uijt deselve op de voorverhaalde wijse met wortel met al[sic]gerooijt wordende ofte ook wel andersints in vervolg van tijden niet eenig nadeel aan de daar omtrent leggende landerijen ofte elders door het verstuijven van ‘t zandt, wanneer dat van sijn hout en de daarop groeijende boschjes ontbloot was, soude kunnen komen toe te brengen, op dat indien sulx soodaanig bevonden word, de vereijschte sorge daarvoor bij tijts sal kunnen worden gedraagen.
Na het welke geleesen is seekere missive door den landdrost en burger chrijgsraade van Stellenbosch en Drakensteijn aan deese Regeering onder den 3e der presente maand October geschreeven;44 op welkers inhoude gelet sijnde, Soo is gevolglijk goedgevonden en verstaan dat de daarbij versogte drie vaatjes met buschkruijt en seshondert stux snaphaansteenen aan haarlieden volgens jaarlijxe usantie tot de aanstaande wapenschouwingh ‘s Comps. weegen sullen werden verstreckt, en soo meede navolgens het daarbij gedaane versoek drie gelijke vaatjes met buskruijt en vierhondert ps. vuursteenen, om bij het oeffenen der colloniers45 van de buijten districten in den wapenhandel gebruijkt te kunnen worden; boven het welke men ook heeft goedgekeurt de gedaane aanstellingh van den corporaal, Charles Marais,46 de jonge, tot sergeant onder de Drakensteijnse voetcompagnie, in steede van Guilliam Visagie,47 die vermits sijne hooge jaaren van burgerdienst heeft moeten werden ontslagen; sijnde insgelijx ingevolge van de propositie door haarlieden gedaan, beneevens de twee die deselve functie reets bekleeden, tot wagtmeesters onder de dragonders verkooren en aangesteld den standaar joncker, Johannes Louw48 Jacobsz, en den corporaal, Izaak Visagie,49 in verwagting dat gemelte persoonen in allen gevallen van noodsakelijkheid de haar aanvertrouwde diensten met iver en vigelantie50 sullen behartigen.
Laastelijk is ten versoeke van den oud heemraad van Stellenbosch , Jan Stevensz Botma,51 aan hem gepermitteert om uijt slavernij in vrijdom te moogen stellen seekere sijn lijfeijgen, genaamt Claas van Angola, mits dat hij sig selven als borge sal moeten verbinden dat gedagte vrij te gevene slaaf binnen den gestipuleerden tijd van thien jaaren niet tot laste der diaconien ter deeser plaatse of van de buijten districten sal koomen te vervallen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.52
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 54-57.¶
Dingsdag den {17301024} 24e October 1730, voormiddags.
Alle present, behalven den Heer secunde, Adriaen van Kervel, door indispositie.
Vermits den tijd van de burgerwapenschouwing over de buijten districten onder ulto. deeser maand staande de geschieden, weeder op handen begint te schieten, sijn tot bijwooning van deselve gecommitteert geworden de E.Es. Nicolaas Heijning en Christoffel Brand.
Werdende vervolgens door den Edelen Heer Gouverneur voorgedragen dat bij het placcaat van den 26e Junij 1714 betreffende het invoeren van ‘t kleijn zegel ter deeser plaatse,53 onder anderen wel is bepaalt dat alle ordonnantien die tot het kappen van riet mitsgrs. van timmer of ander houd worden verleend, op een zegel van vier schellingen sullen moeten worden geschreeven, dog dat men dit als te gering genoomen sijnde, ten voordeele der E. Compa. wel eenigsints soude kunnen verhoogen, sonder dat deese ingesetenen daarmeede wierden beswaard, geconsidereert het verleenen van soodaanige ordonnantien om riet of timmerhoud van ‘s Comps. grond te haalen als een suijvere gunst moet worden aangemerkt, en dat het daarom ook niet meer dan billijk is dat men de E. Compa. soo veel als het doenelijk is daarvoor tragt te bevoordeelen; weshalven dit serieuselijk in overweeging genoomen weesende, op de propositie van Sijn Edele goedgevonden en beslooten is dat voortaan de ordonnantien van riet en timmer of ander houd op de volgende zeegels sullen geschreven worden, namentlijk van 2,000 bosschen riet op een zegel van 1 Rdr., 4,000 bosschen riet op een zegel van 2 Rdr., 6,000 bosschen riet op een zegel van 3 Rdr., mitsgrs. van timmer of ander houd op een zegel van 3 Rijxds.
Waarna laastelijk door de E.Es. Johan Thobias Rhenius, Hendrik Swellengrebel en Rijk Tulbagh bij monde wierd gerapporteert dat sijlieden agtervolgens het geresolveerde van den 10e deeser maand de duijnen agter den Graauwen Heuvel gelegen en sig verders landwaarts in na de kant van Stellenbosch en Hottentots Holland uijtstreckende, naukeurig gevisiteert en door gereeden hebbende, hadden bevonden dat het haalen van brandhout uijt deselve geen nadeel aan eenige landerijen ofte andersints aan ijmand kan komen toe te brengen, ten aansien de stronken van het hout dat daaruijt word gerooijt, niet versterven, maar ter contrarie weederom uijtslaan wanneer maar een stukje van de wortels, hoe gering die ook sijn, in den grond overblijven, dewelke ten eersten weederom voortgroejen, soo als dit aan haar op verscheijde plaatsen daar houd gekapt was, is komen te blijken, waar en boven deese duijnen, twee â drie plaatsen uijtgesondert, die van alle tijden soodanig schijnen te sijn geweest en daar het zand bloodt legt, altemaal in diervoegen met gras, ruijgte en kleijne heijbosjes sijn begroeijd, dat deselve door het haalen van hout nooijd ontbloot sullen kunnen werden, sijnde bovensdien de bebouwd wordende landerijen, behalven eenige weijnige vee plaatsen die in de duijnen selfs leggen, ten minsten twee mijlen en nog grooter distantie daarvan afgesondert, soo dat het verstuijven van het zand (dat nogtans soo als gesegt is, niet kan geschieden) de gemelte landerijen evenwel geen de minste schade soude kunnen doen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreeve.54
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 58-61.¶
Donderdag den {17301026} 26e October 1730, voormiddags.
Alle present, behalven den Heer secunde, Adriaan van Kervel, door indispositie.55
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorschreeve.56
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 62-68.¶
Dingsdag den {17301114} 14e November 1730, voormiddags.
Alle present.
Is op het gedane instantelijk versoek van de burgeresse Helena Gulix, wede. wijlen den opperchirurgijn, Willem ten Damme,58 aan deselve in eijgendom gegeven seeker stukje lands ter groote van vijfthien morgen en 530 quadraat roeden, geleegen agter den Blaauwen Berg bij en aan de door haar in eijgendom beseeten wordende plaats, de Bracke Fonteijn genaamt, ende sulx ter consideratie bij het uijtgeeven van dat plaatsje en het weijnige daarbij gehoorende oude land eenelijk ter groote van seeventhien morgen en 512 quadraat roeden, de coralen, huijsing, hoeken enz. daarop getimmert en gemaakt sijnde, abusivelijk buijten dat land gemeeten en dus op ‘s Comps. grond sijn staande gebleeven, het geen als gantsch oneijgen weesende, met deese nieuwe uijtgift als nu heeft moeten worden geredresseert.
Waarna geleesen is het onderstaande versoekschrift door den landbouwer Burgert van Dijk59 in deese bewoordinge gepresenteert:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Geeft seer reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. nedrigen dienaar, Burgert van Dijk van Cabo de Goede Hoop, staande onder voogdije van Heeren weesmeesteren deeser plaatse, hoe hij suppliant reets den ouderdom van 22 jaaren heeft bereijkt, en ook vermeijnd in staat te weesen zijne goederen naar behooren te kunnen administreeren; dierhalven neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ‘t onderdanigst te versoeken dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan den suppliant te verleenen brievende venia aetatisen suppletie van ouderdom, sullende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. des behagende uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voorn. desselfs goed levensgedrag komen te blijken.60 ‘
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’
Op welkers inhoude gelet en de daarbij gevoegde attestatie van weesmeesteren in aanmerking genoomen sijnde, Soo is derhalven goedgevonden en verstaan dat aan denselven het versogteveniam aetatisverleend sal worden.
Sijnde wijders geresumeert seeker request door den burgervaandrig, Elias Kien,61 in de volgende termen vervat, overgegeven:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbare Heeren,’
‘Geeft seer reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdanigen dienaar, Elias Kien, burgervaandrig alhier, hoe hij suppliant beneevens desselfs huijsvrouw en twee kinderen sig seer gaarne naar het vaderland soude willen begeeven, derhalven neemt hij de vrijheid sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te wenden met eerbiedig versoek dat het deselve gelieve te behagen hem suppliant in syn teegenwoordige qualiteijd van burgervaandrig en met soodanige goederen als in India aan persoonen van die qualiteijd werden gepermitteert, onder betaaling van het daartoe staande transport en costgeld omme in de cajuijt getracteert en gelogeert werdende, beneevens sijne voorme. vrouw en kinderen met eene der eerst koomende retourscheepen passagie naar Europa te verleenen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’
Waarover gedelibereert weesende, Soo is het daarbij gedaane versoek onder betaaling van behoorlijk transport en costgeld aan gemelte Kien al meede geaccordeert; en is weederom in desselfs plaats tot burgervaandrig aangestelt geworden den sergeant der burgerije, Melt van der Spuij.
Laastelijk sijn nog ter vergaderinge geresumeert de negotie en soldij boeken deeses Gouvernements d’ ais. 1729/30, komende bij de eerstgenoemde te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben gemonteert tot een somma van ƒ320,231:3:8, en daar en tegens de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een somma van ƒ100,551:6:8, sulx de lasten dit jaar minder als in het voorleedene hebben gerendeert een bedraagen van ƒ28,857:10:8, maar daar en teegens ook de winsten weijniger een montant van ƒ21,497:1:8, sijnde dit minder rendement der winsten principaal veroorsaakt door dien in het gepasseerde jaar niet alleen de meeste thiendens van dat, maar ook van de twee jaaren te vooren sijn voldaan en ingevordert geworden, dewelke niet eerder hadden kunnen worden betaalt, vermits het misslagen der graanen tweemaal agter den anderen en dat het grootste deel der landbouwers oversulx geen graanen aan de E. Compa. hebben geleeveert, waarvan deselve volgens het gewoone gebruijk konden worden afgekort, welke thiendens dan bij beeter slaaging van het gewasch ano. passo. voor het meerengedeelte voldaan sijnde, het steijgeren der winsten doenmaals hebben veroorsaakt en nu weederom maar en dat nog niet in ‘t geheel, voor een jaar betaalt weesende, soo sijn deselve daardoor gevolglijk ook gedaald en op haar voorgaanden voet geraakt, behalven nog dat geduurende den tijd van het voorleeden boekjaar seer weijnig vaste goederen sijn verkogt, en dat derhalven het daar voor betaalt wordende ‘s heeren regt niet veel en vrij minder als in voorgaande jaaren heeft koomen op te werpen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreeve.62
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 69-74.¶
Donderdag den {17301207} 7e December 1730, voormiddags.
Alle present, behalven den ondercoopman en cassier, Christoffel Brand.
Het medicinale pakhuijs van ‘s Comps. hospitaal door het sacken der fondamenten vermits de rioelen die daar onder door loopen al eenige jaaren herwaarts seer slegt gestelt geweest, dog nu soodanig verslimmert sijnde, dat de medicamenten en andere goederen uijt vreese voor instorting, ten aansien dat gebouw aan alle kanten van een gescheurd is, niet langer met eenige gerustheijd daarin kunnen vertrouwt worden, en dat men ook ongemacken voor menschen als andersints daarvan soude te vreesen hebben, Soo is derhalven op de voorstelling van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en voor den meesten dienst der E. Compa. van volkomen noodsakelijkheijdt geoordeelt dat men nadat de goederen uyt het gemelte pakhuijs op een andere bequame plaats soo lang ten besten doenelijk sullen weesen geborgen, het selve ten eersten afbreken en ter plaatse daar het nu gestaan heeft, of waar sulx anders commoder en gevoeggelijker omtrent het hospitaal gevonden werd, weeder een nieuw medicinaal pakhuijs tot behoorelijke berging der medicamenten sal doen opbouwen.
Waarna geleesen ende geresumeerd sijn de respective nominatien door den Caabsen kerkenraad, neevens kerkenraade van Stellenbosch en Drakensteijn , als meede van burgerraaden, weesmeesteren, commissarissen van civiele en huwelijx saken, mitsgrs. landdrost en heemraden der voorn. buijten districten ingedient,64 ingevolge van dewelke men sig de gedane verkiesing van Rijk Tulbagh tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in plaatse van den afgaanden Hendrik Swellengrebel heeft laaten welgevallen, en sijn wijders uijt het dubbeld genomineert getal voor de af te treedene diaconen, Abraham Decker en Johannes Strijdom, daartoe verkooren Martinus Heems65 en Jurgen Schoester; gelijk ook de electie van Nicolaas van den Heuvel tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch in steede van Wouter de Vos goedgekeurt, en weeder tot diacon in de plaats van Daniel Mallang gemaakt is Johannes Groenewald; sijnde verders de verkiesing van Harmanus Bosman66 tot ouderling van Drakensteijn voor den afgaanden Theunis Bota67 al meede geapprobeert en voorts in steede van de uijtgedient hebbende diaconen, Pieter du Toit en Charles du Plessis,68 weeder daartoe verkooren Jacob de Villiers de jonge, en Charles de Marais, de jonge.
Welke kerkenraaden van Stellenbosch en Drakensteijn bovens dien nog sal worden aangeschreeven dat dewijl ër deesen jaare weederom geen commissarissen politicq na de buijten districten staat af te gaan, door haar gevolglijk sorge sal moeten worden gedragen dat de kerkelijke reekeningen haarer arme penningen soo spoedig doenelijk naar herwaarts worden opgesonden.
Wijders sijn uyt het dubbeld genomineert getal in steede der afgaande burgerraden, Johannes Blankenberg en Jan Meijndertsz Kruijwagen,69 weeder daartoe geeligeert geworden Paulus Artois en Guilliam Heems;70 als meede tot weesmeesteren in de plaats van Martinus Berg, Johannes Blankenberg en Fredrik Russouw, Jacob Lever, Gijsbert la Febre en Johannes Kruijwagen; tot commissarissen van civiele en huwelijx saken in steede van Nicolaas Leij, Cornelis Vermeij en Anthonij Visser,71 Cornelis Eelders, Nicolaas Brommert72 en Jacob van Bochem; en eijndelijk tot heemraaden van Stellenbosch Daniel van der Lith73 en Jan Groenewald, mitsgrs. voor Drakensteijn Theunis Bota en Jan Bastiaansz, in de plaats van de uijtgedient hebbende heemraaden dier colonien, Philip Morkel,74 Jan Louw, Matthijs Krugel75 en Johannes Christoffel Schabort.
Wordende insgelijx nog in steede van voornoemde tot burgerraad verkorenen brandmeester, Paulus Artois, daartoe bij deesen weederom aangestelt den burger Johannes Frederik Carolus Micholt.
En sijn laastelijk naar lecture der notulen op den 4e deeser maand in burger chrijgsraade alhier gehouden,76 de gedaane bevorderingen van den corporaal, Jonas van der Poel, tot sergeant in de plaats van den tot vaandrigh geavanceerden Melt van der Spuij, mitsgrs. van den burger Abraham Paling77 tot corporaal goedgekeurt en sijlieden in die qualiteijten bevestigt geworden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreeve.78
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 75-80.¶
Donderdag den {17301214} 14e December 1730, voormiddags.
Alle tegenwoordig.80
Waarna geleesen is seeker versoekschrift door den burger Ocker Schalkwijk81 in de volgende bewoording gepresenteert:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raadt deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft seer reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. nedrigen dienaar Ocker Schalkwijk van Cabo de Goede Hoop, staande onder voogdije van Heeren weesmeesteren deeser plaatse, hoe hij suppliant reets den ouderdom van 24 jaaren heeft bereijkt en ook vermeijnd in staat te weesen syne goederen naar behooren te kunnen administreeren, dierhalven neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ‘t onderdanigst te versoeken dat deselve van die goedheijt gelieven te zijn aan den suppliant te verleenen brievende venia aetatisen suppletie van ouderdom, sullende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. des behagende uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voorn. desselfs goed leevensgedrag komen te blijken.82 ‘
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’
Op welkers inhoude gelet en het daar nevens gevoegde getuijgschrift van weesmeesteren ingesien sijnde, Soo is gevolglijk geresolveert en beslooten dat het versogteveniam aetatisaan gemelte Schalkwijk sal worden verleend en de vereijschte bescheijden daarvan aan hem afgegeven, om sig van deselve naar benodigtheijdt van saaken te kunnen bedienen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.83
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 81-87.¶
Donderdag den {17301221} 21e December 1730, voormiddags.
Alle present.
Den Edelen Heer Gouverneur ter lecture overgeleevert hebbende het onderstaende rapport van gecommitteerdens gestelt geweest om het oog en toesigt over het beplanten der zandduijnen volgens het geresolveerde van den 9e Maij deeses jaars te houden en dies voortsetting soo veel doenelijk te helpen bevorderen, sijnde in deese bewoordinge vervat:84
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbare Heeren,’
‘Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. ons ondergeteekende bij derselver resolutie van den 9e Maij deeses jaars hebbende gelieven te committeeren om het oog en toesigt te houden over het beplanten der zandduijnen die sig langs deese Tafelbaaij uijt strecken, ten eijnde sorge te kunnen draagen dat daarmeede in den jongst gepasseerden reegentijd soo veel voortgank mogt worden gemaakt als eenigsints mogelijk soude zijn; soo hebben wij derhalven ingevolge van die commissie niet versuijmt om bij bequaam weeder, wanneer men met het beplanten der gem. duijnen heeft kunnen voortvaaren en dat het selve door al te swaare reegens of harde N.Wte. winden niet wierd verhindert, dagelijx inspectie van dat werk te gaan neemen, het welk ook in de voorleedene maanden Maij, Junij, Julij, Augustus en een gedeelte van September, soo lang als het vallen van den reegen sulx heeft willen toelaaten, onder het geduurig opsigt van een van ‘s Comps. onderbaasen uijt den thuijn alhier meest altijd door den arbeijd van vijf en seventig slaven neevens eenige banditen met den vereijschten ijver is voortgeset en een braaf stuk van gem. duijnen met zoode aan zoode belegt geworden, tusschen dewelke men verscheijde in het zand wasschende kruijden heeft doen planten, als namentlijk de Oost Indische queek, een onkruijd dat, soo als aan Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. bekent is, overal tot verwondering voortloopt en niet anders dan met de grootste moeijte kan uijtgeroeijt worden, het keur en olij zaat, mitsgrs. een parthij akers, stek van witte moerbesie boomen en meer andere; dog van dit alles is niets voor den dag gekoomen als alleen wat van de queek en een weijnig van het keur neevens eenige plantjes van het olij zaat, welke boomtjes van beijde soorten, waarvan de laastgenoemde seer laat na het vallen van den nareegen eerst te voorschijn gecoomen zijn, egter weederom ten eersten zijn verstikt en door het zand overdekt of naderhand door de schraale Z.Ote. winden vernietigt, soo wel als eenige akers die doenmaals meede waren uijtgelopen, hebbende de ondervinding ons nu ook klaarlijk doen sien dat het zandt met de felle N.Wte. winden, schoon deselve doorgaans met seer sterke regens zijn verselt, op een considerabele wijse van die kant word te rug gedreeven, soodanig dat het nieuwe plantsoen ‘t geen teegens het Z.Osten. gelegt was, in het hartje van den regentijd selfs daardoor op de meeste plaatsen ter dikte van een voet en meer met zand is overdekt geraakt, waaruijt Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. ligtelijk sullen kunnen besluijten dat alles heeft moeten versticken en sterven, gelijk ook de queek en alles wat men verders heeft geprobeert in de duijnen te planten, sonder het selve op de voorverhaalde wijs met zooden te beleggen, aanstonts weggewaaijt, door het zand overdekt of te niet gegaan is, zoo dat in de maand September passo. wanneer dat werk bij gebrek van reegen voor dit jaar heeft moeten werden gestaakt, niet anders dan de gelegde zooden gelijk gesegt is, op de meeste plaatsen meer dan een voet diep onder het zand bedolven zijn, overgebleeven geweest, waarna de Z.Ote. winden begonnen hebbende door te waaijen, het zand weederom daarvan af hebben gedreeven, ter welker tijd, soo als booven is genoteert, de olij boomtjes, nadat het toen nog wat gereegent had, zig ook eerst beginnende te vertoonen weeder verdord zijn, en schoon deselve zooden teegenwoordig nog blood leggen, sijn se evenwel behalven hier en daar een weijnigje overgebleevene groente van de queek soodaanig verdort en door het zand bedorven, dat wij vreesen dat al de groeijsame deelen daaruijt verteert weesende, gemelte zooden geen genoegsaame kragten sullen hebben overgehouden om in den aanstaanden regentijd weeder uijt te schieten of de in ‘t leeven gebleevene queek voor het weg waaijen te kunnen beschutten, en dat oversulx al het werk dat tot nog toe met het beplanten der duijnen is gedaan, te vergeefs en vrugteloos sal zijn geweest, hoewel wij nogthans het beste daarvan willende hoopen, van herten wenschen dat sulx teegens onse verwagtingh anders mag koomen uijt te vallen.’
‘En hier meede gedenkende aan de geeerde beveelen en intentie van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. tot dus ver voldaan te hebben - - - (Was geteekent) J. T. Rhenius, R. Tulbagh. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 21e December 1730.’
Soo is na dies resumptie goedgevonden en verstaan dat het selve bij eerste gelegentheijd met de verwagt wordende retourscheepen in copia meede na het vaderland sal werden voortgesonden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.85
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH, Rt. en secrets.
C. 86, pp. 88-90.¶
Donderdag den {17310111} 11e Januarij 1731, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Het graan gewasch alhier deesen jaare redelijk wel geslaagt en oversulx door deese ingeseetenen bereijts een quantiteijt van ruijm seeven duijsent mudden tarw en rogge aan d’ E. Compa. gelevert of ordonnantien daarvan gemaekt sijnde, waardoor men niet alleen in staat is gestelt om den eijsch van graanen door Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering ten bedrage van drie hondert en vijftig lasten kleijne tarw, met het provisieschip Hogersmilde van deese plaats gedaan, te voldoen, maar selfs ook om bij verder inschieting der leverantie nog wel iets boven dien te kunnen senden; Soo is derhalven op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en vast gestelt dat men voor eerst met gedagte schip Hogersmilde 250 lasten kleijne tarw na Batavia sal laaten afgaan en vervolgens met de andere hier verwagt wordende vaderlandsche scheepen de overige quantiteijd van hondert lasten ofte wel soo veel meer boven deselve als buijten eijgen ongerief en behoeftigheijd in dit Gouvernement, den vereijschten voorraad aan handen houdende, gemist sal kunnen werden.
Ook zijn naar lecture der notulen in burger chrijgsraade van de Caab op den 8e deeser maand gehouden,87 de daarbij gedaane aanstellingen van den corporaal, Albert Bergh,88 tot sergeant in de plaats van den tot commissaris van kleijne en huwelijx saken geeligeerden Jacob van Bochem, mitsgrs. van den burger Gotlieb Christiaan Opperman tot corporaal goedgekeurt.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.89
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 91-100.¶
Dingsdag den {17310116} 16e Januarij 1731, voormiddags.
Alle present.
Ten versoeke van den burger Pieter Matthijsz de Vries,90 sijnde testamentaire erfgenaam van den meede burger Martinus Cramer91 en bij desselfs uijtterste dispositie92 hem aanbevoolen om seekere slaave jonge, Ontom van Balij genaamt, in vrijdom te moeten stellen, is sulx aan hem geaccordeert mits dat hij De Vries selfs sig als borge sal hebben te verbinden dat gemelte leijfeijgen binnen den gestipuleerden tijd van tien jaaren niet tot last deeser diaconie sal komen te vervallen.
Vervolgens geliefden den Edelen Heer Gouverneur ter vergaderinge te produceeren seeker versoekschrift door den landdrost en heemraaden mitsgrs. den burger chrijgsraad van Stellenbosch en Drakensteijn in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:93
Aan den Wel Edele Gestrenge Heer Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘De ondergeteekendens, landdrost, heemraaden en krijgsofficieren, geeven Uwel Edele Gestr. en E. Agtbs. met eerbiedigheijd te kennen hoe dat de ondergeteekendens meermalen te vooren gekoomen is dat wanneer ër eenige commandos schielijk uijtgesonden wierden, veele van de gecommandeerde volkeren welke onder de compagnies te voet soo van Stellenbosch als Drakensteijn dienende waaren, op ‘t commando sonder paart zijn verscheenen, eenelijk onder ‘t voorgeeven dat sij niet te paard maar te voet dienst deeden, waardoor (onder beeter gevoelens van Uwel Edele Gestr. en E. Agtbs.) in tijden van noodsakelijkheijd en gevaar seer veel quaat soude kunnen ontstaan, aangesien de inwoonders alhier wijd en zijd verstrooijd leggende, soo schielijk niet op haare gedesegneerde94 posten soude kunnen koomen, uijt welkers hoofden en tot het gemeene welzijn hebben wij noodig geagt Uwel Edele Gestr. en E. Agtbs. op het ootmoedigst te versoeken dat uijt de twee compagnies der voetgangers een compagnie dragonders mogte werden opgeregt, om dat deselve, als vooren gesegt, Uwel Edele Gestr. en E. Agtbs. geeerde ordres te spoediger en met meerdere vigilantie soude kunnen volbrengen en uijtvoeren, boven en behalven dat men soodanige opgeregte compagnie dragonders in soodanige ordre soude kunnen houden dat soo wel hunne exercitie te paard als te voet kunnen presteren, ook betuijgen wij ondergeteekende Uwel Edele Gestr. en E. Agtbs. dat uijt de voorsz twee compagnies van Stellenbosch en Drakensteijn genoegsaam een compagnie van hondert man dragonders aangesteldt kan werden; blijvende bovendien de compagnie der voetgangers nog verre over de hondert man sterk.’
‘Wijders geeven de ondergeteekende Uwel Edele Gestrenge en E. Agtbs. ook met veel ootmoedigheijd te kennen hoe alhier seedert eenigen tijd geleeden de krijgscassa door exsescive95 oncosten veel ten agteren is geraakt, waarom wij Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. eerbiediglijk versoeken dat de chrijgscassa met die van de collonia onder een gestelt mogten werden, te meer wijlen wij verseekert zijn dat de colonie daardoor in vervolg van tijden geensints te cort soude kunnen koomen en dat deselve hierbij geen nadeelen, maar de chrijgscassa hulp soude kunnen geschieden.’
’- - - (Was geteekent) Pr. Lourensz, Jan Nel, Willem Pas, D. v. d. Lith, Js. Groenewalt, H. W. van der Merve, Pieter du Tooij, Theunis Bota, Jan Bastiaanse, Johs. Louw, As. Grove,96 Jacob Coetser, is. Cl. Schabort. (In margine) Stellenbosch , den 9e Januarij 1731.’
Welkers inhoude overwoogen en aangemerkt sijnde dat in dit wijt uijtgestrekte land paardevolk van meer dienst omtrent het uijtvoeren van ‘t geene dat aan haar geordonneert word op de vereijschte expeditien in het vaardig volbrengen van saaken, dan voetgangers kan zijn, Soo is derhalven goedgevonden en vastgesteldt dat sijlieden tot het oprigten van soodanigen compagnie dragonders uijt de twee voetcompagnien der buijten districten bij deesen sullen werden gequalificeert, met last en recommandatie dat die manschap tot het doen der exercitie soo te voet als te paard behoorelijk sal moeten gehouden en daarin bij continuatie onderweesen worden, sullende den capiteijn, Andries Grove, in die qualiteijd het gesag over deselve voeren. Ook heeft men in het verder versoek van landdrost, heemraaden en chrijgsofficieren bovengemeld, ten opsigte dat de chrijgs en colonies cassen van Stellenbosch en Drakensteijn voortaan onder een sullen moogen gebragt en gehouden worden, toegestemt, het welk daarom in ‘t vervolg op de voorgestelde wijs sal moeten geschieden.
Laastelijk sijn nog geresumeert de jaarlijxe reekeningen der arme penningen soo van de Caab, Stellenbosch als Drakensteijn , sijnde van den volgenden inhoud:
‘
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten: | ||
1730 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ145,720:05:- | |
En dit jaar bijgekomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ3,473:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ1,084:10:- | |
Aan interesten | ƒ5,845:06:04 | |
Aan armbossen | ƒ461:07:08 | |
Aan testamentaire en liberale giften | ƒ180:-:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ495:-:- | ƒ11,539:03:12 |
Gaat aff: | ||
Aan oncosten der armen | ƒ4,760:08:12 | |
Aan oncosten der kerk | ƒ1,751:18:12 | ƒ6,512:07:08 |
Ulto. December 1730 blijft | ƒ150,747:01:04 | |
Bestaande in de volgende parthijen, als: | ||
Cassa over restant | ƒ31,528:-:- | |
Aan obligatien, custingbrieven etc. | ƒ97,400:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ8,444:13:12 | ƒ137,372:13:12 |
Ornamenten tot de kerk | ƒ1,374:07:08 | |
De diaconij van Drakensteijn in leening | ƒ8,000:-:- | |
De diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4,000:-:- | ƒ13,374:07:08 |
Adij ulto. December 1730 somma | ƒ150,747:01:04 |
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, te weeten: | ||
1730 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ145,720:05:- | |
En dit jaar bijgekomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ3,473:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ1,084:10:- | |
Aan interesten | ƒ5,845:06:04 | |
Aan armbossen | ƒ461:07:08 | |
Aan testamentaire en liberale giften | ƒ180:-:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ495:-:- | ƒ11,539:03:12 |
Gaat aff: | ||
Aan oncosten der armen | ƒ4,760:08:12 | |
Aan oncosten der kerk | ƒ1,751:18:12 | ƒ6,512:07:08 |
Ulto. December 1730 blijft | ƒ150,747:01:04 | |
Bestaande in de volgende parthijen, als: | ||
Cassa over restant | ƒ31,528:-:- | |
Aan obligatien, custingbrieven etc. | ƒ97,400:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ8,444:13:12 | ƒ137,372:13:12 |
Ornamenten tot de kerk | ƒ1,374:07:08 | |
De diaconij van Drakensteijn in leening | ƒ8,000:-:- | |
De diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4,000:-:- | ƒ13,374:07:08 |
Adij ulto. December 1730 somma | ƒ150,747:01:04 |
‘(Onderstond) Aldus in presentie van mij ondergetekeende als commissaris politicq naaukeurig nagesien en accordeerent bevonden, aan Cabo de Goede Hoop, den 15e Januarij 1731. (Was geteekent) A. v. Kervel.’
‘
Cassa reekening der armen gelde soo bevonden is op ultmo. December 1730. | ||||
Debet | Credit | |||
Bij 't sluijten der vooren jaarige reecquening is ër in cassa per restant gebleven | ƒ1,316:11:- | Uijtgegeven aan alimentatien en diverse benoodigtheeden | ƒ943:-:- | |
Onder de godsdienst in 't jaar 1730 ontfangen | ƒ531:05:- | Somma | ƒ943:-:- | |
Nog weegens verloopen intressen, giften en kerkelijke geregtig heeden etc. | ƒ576:08:- | Ter narigt werd aangeteekent kerkenraade van Haar Eerws. de kerkenrade aan Cabo ter leen ontfangen hebben een somma van | ƒ4,000 | |
Somma | ƒ2,424:08:- | |||
ƒ943:-:- | Per memorie werd insgelijx aangeteekent dat Arijaantje Jansz in cassa der armen berustende heeft en toekomt | ƒ2,609 | ƒ6,609:-:- | |
Neevenstaande somma hiervan afgetrocken, soo resteert het capitaal der armen aan contanten | ƒ1,481:08:- | |||
Aan uijtstaande penningen volgens obligaties | ƒ6,100:-:- | |||
Nog weegens verscheenen intressen | ƒ1,014:04:- | |||
De kerkelijke ornamenten | ƒ201:10:- | |||
Somma | ƒ8,797:06:- | |||
Nevenstaande somma van | ƒ6,609:-:- | |||
van 't bovenstaande afgetrocken, soo resteert nog het heele capitaal der armen | ƒ2,188:06:- |
Cassa reekening der armen gelde soo bevonden is op ultmo. December 1730. | ||||
Debet | Credit | |||
Bij 't sluijten der vooren jaarige reecquening is ër in cassa per restant gebleven | ƒ1,316:11:- | Uijtgegeven aan alimentatien en diverse benoodigtheeden | ƒ943:-:- | |
Onder de godsdienst in 't jaar 1730 ontfangen | ƒ531:05:- | Somma | ƒ943:-:- | |
Nog weegens verloopen intressen, giften en kerkelijke geregtig heeden etc. | ƒ576:08:- | Ter narigt werd aangeteekent kerkenraade van Haar Eerws. de kerkenrade aan Cabo ter leen ontfangen hebben een somma van | ƒ4,000 | |
Somma | ƒ2,424:08:- | |||
ƒ943:-:- | Per memorie werd insgelijx aangeteekent dat Arijaantje Jansz in cassa der armen berustende heeft en toekomt | ƒ2,609 | ƒ6,609:-:- | |
Neevenstaande somma hiervan afgetrocken, soo resteert het capitaal der armen aan contanten | ƒ1,481:08:- | |||
Aan uijtstaande penningen volgens obligaties | ƒ6,100:-:- | |||
Nog weegens verscheenen intressen | ƒ1,014:04:- | |||
De kerkelijke ornamenten | ƒ201:10:- | |||
Somma | ƒ8,797:06:- | |||
Nevenstaande somma van | ƒ6,609:-:- | |||
van 't bovenstaande afgetrocken, soo resteert nog het heele capitaal der armen | ƒ2,188:06:- |
‘(Onderstond) Aldus gedaan en nagesien in kerkelijke vergaderinge aan Stellenbosch .Actumden 13e Januarij 1731. (Was geteekent) Wr. d. Vos, Jan Nel, Daniel Malaen, G. v. d. Bijl, Js. Groenewalt.’
‘
Reekening der arme gelde op Drakensteijn soo als 't bevonden is den 1e Januarij 1731. | ||
Den 1e Januarij 1730 in cassa aan contante een somma van | ƒ1,848:01:- | |
Waarbij in 't selve jaar gekoomen is aen: | ||
A[a]lmoesen onder den godsdienst | ƒ527:08:- | |
Uijt de arme bus | ƒ88:-:- | |
Milde gif | ƒ30:-:- | |
Verscheene intereste | ƒ655:-:- | |
Kerk en kerkhofs geregtigheijd in 't verhuuren enz. | ƒ162:-:- | |
Een afgelegde obligatie | ƒ1,200:-:- | ƒ2,662:08:- |
ƒ4,510:09:- | ||
Uijtgave des jaars 1730: | ||
Aan de koster een jaar gagie tot den 31e December 1730 | ƒ36:-:- | |
Voor 't repareeren van de kerk | ƒ151:08:- | |
Per scheepen kennisse | ƒ400:-:- | |
Per arme gift | ƒ36:-:- | ƒ623:08:- |
Blijft in cassa aan contant voor 't jaer 1731 somma van | ƒ3,887:01:- | |
Aan obligatien en scheepen kennisse | ƒ10,200:-:- | |
Aan verscheene intrest den 31e December 1730 | ƒ590:-:- | |
Totalle*[sic]*somma | ƒ14,677:01:- | |
Item: Worden alhier alleen per memorie opgebragt eenige ornamente en mat[e]rialen tot de kerk behoorende die dagelijx gebruijkt werden en verslijting onderworpen zijnde, tot geen somma kunne gebragt werden; de principaalste daarvan zijn een silver doop bekke, twee dito bordens, twee dito beekers en twee dito bortjes, t' samen waardig | ƒ475:-:- | |
Hier teegens is deese diaconij schuldig aan de diaconij van de Caab de Goede Hoop weegens sonder intreste geleende penninge een somma van agt duijsent guldens Caaps valuatie, segge | ƒ8,000:-:- |
Reekening der arme gelde op Drakensteijn soo als 't bevonden is den 1e Januarij 1731. | ||
Den 1e Januarij 1730 in cassa aan contante een somma van | ƒ1,848:01:- | |
Waarbij in 't selve jaar gekoomen is aen: | ||
A[a]lmoesen onder den godsdienst | ƒ527:08:- | |
Uijt de arme bus | ƒ88:-:- | |
Milde gif | ƒ30:-:- | |
Verscheene intereste | ƒ655:-:- | |
Kerk en kerkhofs geregtigheijd in 't verhuuren enz. | ƒ162:-:- | |
Een afgelegde obligatie | ƒ1,200:-:- | ƒ2,662:08:- |
ƒ4,510:09:- | ||
Uijtgave des jaars 1730: | ||
Aan de koster een jaar gagie tot den 31e December 1730 | ƒ36:-:- | |
Voor 't repareeren van de kerk | ƒ151:08:- | |
Per scheepen kennisse | ƒ400:-:- | |
Per arme gift | ƒ36:-:- | ƒ623:08:- |
Blijft in cassa aan contant voor 't jaer 1731 somma van | ƒ3,887:01:- | |
Aan obligatien en scheepen kennisse | ƒ10,200:-:- | |
Aan verscheene intrest den 31e December 1730 | ƒ590:-:- | |
Totalle*[sic]*somma | ƒ14,677:01:- | |
Item: Worden alhier alleen per memorie opgebragt eenige ornamente en mat[e]rialen tot de kerk behoorende die dagelijx gebruijkt werden en verslijting onderworpen zijnde, tot geen somma kunne gebragt werden; de principaalste daarvan zijn een silver doop bekke, twee dito bordens, twee dito beekers en twee dito bortjes, t' samen waardig | ƒ475:-:- | |
Hier teegens is deese diaconij schuldig aan de diaconij van de Caab de Goede Hoop weegens sonder intreste geleende penninge een somma van agt duijsent guldens Caaps valuatie, segge | ƒ8,000:-:- |
‘(Onderstond) Aldus gereekent en nagesien in volle kerkenraaden, Drakensteijn , den 1e Januarij 1731. (Was geteekent) Theunis Bota, S. W. V. M.,97 Hnus. Bosman, Pieter du Tooij, Charel du Plesis, Philippus Snijman, Jan Blignaut, Jacob de Villiers, Charle Marais.’
Waar omtrent verstaan is dat deselve volgens jaarlijx gebruijk in copia naar het vaderland sullen werden overgesonden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.98
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 101-103.¶
Saturdag den {17310120} 20 Januarij 1731, voormiddags. Extraordinaire vergadering.
Alle teegenwoordig.
Door den schipper van het op gisteren in een seer desolaten toestand met buijten gemeen veel dooden en sieken hier gearriveerde schip Haaxburg , Michiel de Reus, klagten gedaan sijnde dat hem behalven deese ongelucken van sterfte op sijnen onderhebbenden bodem, nog andere wederwaardigheeden waren ontmoet, dewelke sijn gesag, eer een reputatie ten uijttersten hadden benadeelt, tot soo ver dat den bij hem bescheijdenen constapel, Claas Vos, het volk met oogluijking sijner stuurlieden en door meede werking van anderen teegens hem schipper De Reus soodanig hadde opgehitst, dat hij na bereijts op den 4 deeser lopende maand Januarij onder het Dassen Eijland ten anker gekomen te sijn, genoodsaakt was geworden om op haarlieder ordre in sijn camer in arrest te gaan en het gesag van den door onse Heeren en Meesteren hem aanbetrouwden bodem aan de stuurlieden over te geeven; Soo is derhalven op het voordragen van den Edelen Heer Gouverneur, als sijnde deese saken van de uijtterste aangeleegentheijd en quaade gevolgen, na rijpe deliberatie goedgevonden en verstaan dat het ondersoek van dit heele geval sal worden overgegeven in handen van den Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, en als nogpro interimhet fiscaals ampt alhier waarneemende, ten eijnde men na dat sulx verrigt sal sijn, verder soodanig besluijt sal kunnen neemen als met ‘s Comps. meesten dienst en intrest sal worden bevonden over een te komen. Sullende inmiddels den gemelten constapel Vos hier aan de wal bij den geweldiger in bewaaringe gestelt en aan de officieren nevens de overige manschap op geciteerde schip Haaxburg besch[e]ijden uijt den naam deeser Regeering door den equipagiemeester, Jacobus Möller, gelast worden dat sij haaren schipper, Michiel de Reus, weederom als van te vooren in die qualiteijt sullen hebben te erkennen, eeren, respecteeren ende te gehoorsamen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.99
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 104-112.¶
Dingsdag den {17310130} 30 Januarij 1731, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Gouverneur deeser plaatse &a., de Heer Willem ter Smitten, commandeur der presente retourvloot, de Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, den E. Anthonij Klink, vice commandeur, d’ Heer Johan Thobias Rhenius, captn. deeses Casteels, den E. Arij van Dorp, schout bij nagt, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Adriaan de Raad, den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Jan Hockeling, den E. Christoffel Brand, den E. schipper Jan Peereboom, den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Cornelis Claasz, den E. schipper Francois van der Hoop, den E. schipper Adriaan Crijnsen, den E. schipper Meijndert Schut, den E. schipper Pieter Sluijs, den E. fiscaal der retourvloot, Jan Matthijs de Broun.
De principale oorsaak van het beleggen deeser vergadering verklaarden den Edelen Heer Gouverneur te weesen op dat Zijn Edele aan de presente vlag en andere officieren van de vloot, dus te samen gekomen zijnde, soude kunnen afvragen hoedanig het met hare onderhebbende bodems gestelt was en wanneer zijlieden tot vertreck in staat zouden kunnen geraken, verdagt weesende dat den tijd door onse Heeren en Meesteren daartoe bepaald, ter oorsaak van haarlieder laate aankomst reets was overstreecken, en dat het gevolglijk een iders pligt soude zijn zoo veel spoed als immers doenelijk is te maken. Op het welke door den Heer commandeur en de verdere opperhoofden van de vloot betuijgd wierd dat wat aangaat het klaarmaken van de scheepen in sig selven, sulx niet tegenstaande door de geduurig gewaaijt hebbende Z.Ote. winden was veroorsaakt dat zij nog niet veel werk hadden kunnen verrigten, egter tegens het laatst van de aanstaande week of binnen 14 â 15 dagen wel soude kunnen geschieden, wanneer door de harde Z.Ote. wind daarin geen verdere verhindering wierd gemaakt, maar door de schippers der scheepen Petronella Alida , de Elisabeth en Amsterdam , Cornelis Claassen, Meijndert Schut en Francois van der Hoop, wierd met eenen daar bij gevoegd, namentlijk door den eersten dat zijn schip wat swak is om zoo vroegtijds van deese plaats reijs te vorderen, door gemelte Schut insgelijx dat hij soo vroeg van hier niet vertrecken kan omdat zijnen bescheijden bodem, d’ Elisabeth , zig niet in staat zoude bevinden om een storm te kunnen verduuren, en eijndelijk door Van der Hoop dat het door hem gevoerd wordende schip Amsterdam al meede met vrij veel swackheeden is beset en sonder perijkel te loopen, niet veel quaad weer of stormen zoude kunnen uijtstaan. Boven het welke door de gesamentlijke scheepsopperhoofden in ‘t generaal nog groote swarigheijd gemaakt wierd om soo vroeg van hier te vertrecken en bijgevolg om de noord te komen. Waarop den Edelen Heer Gouverneur wijders geliefden te kennen te geven dat van de swacke gesteltheijd deeser drie kielen door dies overheeden bij hun arrivement ter deeser plaatse aan hem berigt gegeven zijnde, Zijn Edele deselve ten eersten door expresselijk gecommitteerde schippers en opperscheepstimmerlieden hadde doen visiteeren, door dewelke bij haarlieder daarvan overgeleverde verklaring100 is ter needer gesteld dat aan de Petronella Alida een leck voor in de boeg tegens den steeven onder de slooijknies, als meede onder de kant van de worst was gevonden, het geen behoorelijk was verholpen en digt gemaakt, gelijk ook is gerepareert eenige leckasie die gemelte gecommitteerdens omtrent de blaasbalken van d’ Elisabeth , na dat deselve waren afgebroken geweest, ontwaard hadden, dog dat of schoon men een wijnig doortijffering101 van water agter in de piek van Amsterdam hadde bespeurd en dat dien bodem daarom van agteren geligt en de rijst camer ledig gemaakt was, egter niets meer dan het voorn. leck selfs hadde kunnen vernomen worden, het welk onder water zijnde, nogtans van geen groot belang wierd geoordeelt, als zijnde in agt uuren tijd hier ter rheede maar 16 â 17 duijmen water bij de pomp bevonden aan te wasschen, en door de gecommitteerde timmerlieden gesustineerd dat die leckagie eenelijk door swakheijd van het schip wierd veroorsaakt, zonder dat dat gebrek alhier konde worden verholpen; al het welke in consideratie genomen wordende, gelijk ook dat het volk van deese drie scheepen uijt hoofde der voorseijde besigheeden nog weijnig rust gedurende haar aanweesen ter deeser plaatse heeft kunnen genieten, en dat op gisteren wederom een nieuw leck aan Amsterdam omtrent de zeijlkooij is ontdekt, waardoor onder anderen een fock van dat schip ten eenemaal is bedorven geraakt en tot welkers visitatie bereijts weder gecommitteerdens zijn gestelt, die ook met eenen sullen besien een swaar touw van de Petronella Alida , dat volgens de gedane klagten van den schipper, Cornelis Claassen, gantsch onbequaam tot gebruijk en waarin verscheijde gaarins102 gesprongen zijn, ten eijnde het eerste verholpen en die bodems van een nieuwe fock en swaar touw, des noodig zijnde, voorsien sullen kunnen worden; zoo geliefden den Edelen Heer Gouverneur derhalven in overweging te geven of de thans aanweesende retourvloot, ten eijnde men soo na als met immers doenelijk zij aan de beveelen onser Heeren en Meesteren mag komen te voldoen, op den 10 der aanstaande maand Februarij niet met gerustheijd van hier na Nederland soude kunnen worden voortgesonden; wordende hierop door den Heer commandeur weder geantwoord dat het pligtig en billijk was dat de ordres onser Heeren Principalen in allen deele gehoorsaamd wierden, dog dat Zijn E. evenwel bij aldien men eenigsints daarvan mogt afwijken, in deese omstandigheijd van saken voor de belangen van de vloot, soo ten beste van de daarop bescheijdene manschap als wel voornamentlijk tot meerder securiteijt voor de scheepen selfs, vermeijnden te moeten seggen dat het beeter zoude weesen dat deselve niet eerder als den 25 Februarij van hier wierd afgevaardigt, het welk dan al meede aan de eene kant in aanmerking genomen, maar aan de andere zijde de stipte beveelen uijt het vaderland noopende het spoedig depart van de retourscheepen der eerste besending daar en tegen met aandagt gewikt en overwogen zijnde, Zoo is eijndelijk op het nader aandringen van den Edelen Heer Gouverneur tot het nakomen derselver beslooten en vastgesteld dat de presente retourvloot op den 17 der meergemelde maand Februarij sal werden gemonstert en gedepescheert, om vervolgens met de eerste goede wind van hier te kunnen vertrecken. Zijnde daarop verder door Zijn Edele aan de gesamentlijke scheepsoverheeden afgevraagt of aan imand nog iets noodwendigs voor de aanstaande reijs quam te mancqueeren, en is op het te kennen gegevene van den E. vice commandeur, Anthonij Klink, dat een zijner sware touwen verstikt en onbequaam soude zijn, goedgevonden dat men aan hem in dies plaatse bij aldien het hier van die charter in voorraad gevonden word, een ander swaar touw sal bijsetten, mits dat van de onbequaamheijd van het Zijne bij een verklaaring Zijner officieren behoorelijk komt te blijken; met beede dat den Almogende deese kostelijke vloot die voor het overige van de vereijschte ververssingen en alle andere gerequireerde noodwendigheeden, nevens de gewoone versche potspijse voor de Patriaasse reijs alhier meede tot genoegen is voorsien geworden, in de havenen onses lieven vaderlands geleijdende, deselve aldaar met zeegen en voorspoed sal mogen doen aanlanden.
Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.103
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] WM. TER SMITTEN.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] AI. KLINK.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] A. V. DORP.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] A. D. RAADT.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JN. HOKELING.
[Signed:] JN. PEREBOOM.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CLIS. CLAASZ.
[Signed:] FRANSOIS VAN DR. HOOP.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
[Signed:] ADRIAAN CRIJNSEN.
[Signed:] MT. SCHUT.
[Signed:] PIETER SLUIJS.
[Signed:] JOAN MATHIJS DE BROUN.
C. 86, pp. 113-120.¶
Dingsdag den {17310130} 30 Januarij 1731, voormiddags.
Alle present.
Vermits den boekhouder van het schip de Ketel , Gijsbert Penning, hier ter rheede is komen te overlijden, Soo is wederom in desselfs plaats tot boekhouder op dien bodem aangesteld den hier ter politicque secretarije bescheijden geweest zijnde, uijt hoofde van tijds expiratie repatrieerenden adsistent, Nathanael Benjamin Sommers.104
Dog op het ingediende versoekschrift van den burger Cornelis Smuts,105 zijnde vervat in de volgende bewoordinge:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft seer reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdanige dienaar, Cornelis Smuts, burger alhier, hoe hij suppliant benevens twee van zijne kinderen sig seer gaarne naar het vaderland zoude willen begeeven, derhalven neemt hij de vrijheijd sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te wenden, met eerbiedig versoek dat het deselve gelieve te behagen hem suppliant onder betalinge van het daartoe staande transport en costgeld, omme in de constapels camer getracteert en gelogeert te werden, benevens Zijne voorn. twee kinderen met een der ter rheede leggende retourscheepen passagie naar derwaarts te verleenen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Is goedgevonden en verstaan dat het door hem daarbij gedane versoek sal worden van de hand geweesen, als zijnde dien man, schoon van desselfs huijsvrouwe gesepareerd,106 egter alhier getrouwd en vier kinderen in het leven hebbende, waarom sulx direct tegens de beveelen onser Heeren en Meesteren komt aan te loopen.
Vorders is ten versoeke van den met het schip de Cornelia van Batavia thuijsvarenden predicant, Wilhelmus Hogerwaard, aan hem geaccordeert om twee zijner leijfeijgenen, met name Hannibal van Bouton en Sabina van Cheribon, van hier naar het vaderland te mogen meede nemen, mits dat het daartoe staande transport en costgeld voor de heen en weder reijse alvoorens in ‘s Comps. cassa sal weesen betaald. Zijnde aan gemelten predicant bovensdien nog gepermitteerd om uijt slavernij te ontslaan en in vrijdom te mogen stellen drie van Zijne leijfeijgenen, genaamt December van Bengale, Japaka van Banda en haarlieder kind, Leonilda van Batavia.
Ook wierd door den Edelen Heer Gouverneur te kennen gegeven dat het provisieschip Hogersmilde de twee hondert en vijftig lasten tarv, bij resolutie van den 11 deeser maand vastgestelt dat dien bodem zoude innemen, ten naasten bij in heeft, weshalven beslooten is dat men denselven daarmeede naar Batavia sal laten vertrecken, en dat ook met het schip Haaxburg zoo veel van dat graan na die hooftplaats zal worden afgescheept, als door hetselve gevoegelijk zal kunnen geborgen en overgevoerd worden.107
Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.108
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 86, pp. 121-128.¶
Maandag den {17310205} 5 Februarij 1731, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Vermits het overlijden van den secretaris van Stellenbosch en Drakensteijn , Pieter Mazot,109 is ten zijnen versoeke wederom daartoe aangestelt den adsistent, Daniel Godfried Carnspek, behoudens zijn thans winnende gagie en qualiteijt. Maar dewijl denselven den dienst hier ter secretarije gedurende het aanweesen der presente retourvloot nog zal moeten blijven waarnemen,110 sal den landdrost, Pieter Lourensz, met eenen worden aangeschreven dat door hem inmiddels goede sorg voor de buijten zijnde secretariale papieren zal moeten gedragen werden.111
Zijnde vorders ten versoeke van den met het schip de Ketel repatrieerenden Raad van Justitie des Casteels Batavia, Mr. Willem Hendrik Fabritius, aan hem gepermitteert om onder betaling van het daartoe staande transport en costgeld voor de heen en weder reijse een slavin, genaamt Francina van Batavia, naar het vaderland te mogen meede nemen.
Waarna door den Heer Adriaan van Kervel ter vergadering wierden geproduceert de informatien door Zijn E. volgens het geresolveerde van den 20 der gepasseerde maand Januarij ingewonnen wegens de opschuddingen dewelke op het schip Haaxburg geduurende de herwaarts reijs, of wel seedert den 4 Januarij passo. tegens den schipper, Michiel de Reus, principaal door toedoen van den daarop bescheijden en volgens dat genomen besluijt bij den geweldiger in bewaring gestelden constapel, Claas Vos, zijn gemaakt geworden; daar benevens te kennen gevende dat gemelten constapel zeedert door versuijmenis van den geweldiger middel hadde weeten te vinden om uijt zijne detentie te ontkomen en sig fugatief te stellen, sonder tot nog toe niet tegenstaande alle daartoe aangewende devoiren te hebben kunnen werden agterhaald; waarover na resumptie der overgeleverde informatien met aandagt gedelibereert en aangemerkt zijnde dat den principalen belhamel sig dus de handen van de justitie heeft weeten te ont[t]recken, en dat hoewel den opper en onderstuurman, Adriaan Buijs en Maarten Kist, nevens den opperchirurgijn, Pieter Hases, den quartiermeester, Arij Pietersz Winkel, en eenige anderen niet volkomentlijk onschuldig kunnen worden gehouden, voornamentlijk ten aansien zijlieden deese door het volk gemaakte opschuddingen oogluijkend gepasseert, of ten minsten niet na vermogen hebben tragten te stuijten, Soo is egter haarlieder gedoente van dat gewigt niet gevonden dat men geciteerde schip Haaxburg daarom alhier zoude behooren op te houden, te meer dewijl men sig van andere bequame subjecten die ter deeser plaatse kunnen werden gemist, ten eenemaal onvoorsien vind om die kiel door middel van deselve tot het voortsetten van zijne verdere reijs in staat te kunnen stellen, waarom dan ook tot bereijking van dit oogmerk, dog ook met eenen om alle verdere verwijderingen op de aanstaande vojagie naar Batavia voor te komen, voor ‘s Comps. meesten dienst noodig geoordeelt en goedgevonden is dat men alle overige proceduren stakende, den opper en onderstuurman van Haaxburg tegens die van het schip Hogersmilde sal doen verwisselen, waar en boven men den oppermeester, Pieter Hases, insgelijx op Hogersmilde zal doen overgaan, plaatsende wederom op eerstgenoemden bodem den van Rio de la Goa te rug gekomenen opperchirurgijn, Cornelis van Geene, en buijten het welke den boots en schieman van hetselve schip Haaxburg nevens den quartiermeester, Arij Pietersz Winkel, tot nadere scheepsgelegentheijd hier aan land verblijven, mitsgrs. die kiel weeder van andere bequame dekofficieren die van de hier permanente vaartuijgen, de werf en uijt het hospitaal bij malkanderen sullen moeten werden gesprockelt, soo in haarlieder plaats als in die der overledenen, gelijk meede van genoegsame gemeene manschap sal werden voorsien om met gerustheijd van hier na Batavia te kunnen vertrecken.
Ten opsigte van welk vertrek den Edelen Heer Gouverneur laastelijk geliefden te kennen te geeven dat het schip Hogersmilde , als zijne tarw tegenwoordig inhebbende, daartoe op den 17 deeser maand benevens meergeciteerden bodem Haaxburg in gereetheijd zoude kunnen zijn, het geen ten reguarde van den laa[t]stgenoemden niet vroeger heeft kunnen geschieden, vermits men soo lang heeft moeten wagten na de herstelling zijner aangebragte sieken of seer verswakt volk, bij gebrek van ander dat men aan hem zoude hebben kunnen bijsetten, en waarom deesen tijd, om niet leedig te sitten, volgens het geresolveerde van den 30 Januarij laastleeden, besteed is met daarin tarw voor Batavia te doen afscheepen, weshalven dan ook besloten is dat die bodems ten voormelten dage sullen werden gemonstert en gedepescheert.112
Aldus geresolveerd ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.113
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
## Footnotes
-
Volgens die dagregister het die lede van die Politieke Raad op 19.6.1730 byeengekom om die briewe aan Here XVII te onderteken, terwyl die raad op 13.7.1730 ook vergader het. (Vgl. C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, pp. 802 en 818.) ↩
-
Die Kompanjiestuin, bekend as Nieuweland , is in 1700 deur Wilhem Adriaen van der Stel aangelê. Gedurende die 18de eeu het dit ontwikkel tot ‘n buiteverblyf vir die Kaapse goewerneurs, totdat dit in 1791 aan Hendrik Vos verkoop is. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 83. ↩
-
Jan David Feyrabend is in 1653 in Straatsburg gebore. Hy tree in 1689 by die Kompanjie in diens en kom in 1693 as soldaat na die Kaap, waar hy vorder tot die rang van sersant. In 1707 keer hy na Nederland terug, maar twee jaar later kom hy weer na die Kaap. Nadat hy van 1711 as stalmeester diens gedoen het, word hy op 16.5.1713 aangestel as vaandrig en in 1722 bevorder tot luitenant. Feyrabend tree in 1707 in Nederland met Geertruyd Goedhand in die huwelik en sy vergesel hom na die Kaap, maar op 29.10.1711 skei hulle en die volgende jaar vertrek sy en haar twee dogters na Batavia. ↩
-
Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 190-203. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 90-94. ↩
-
Jurgen Schuster was die seun van Georg Schuster en Margaretha Tuzchkens en is in 1698 te Bautzen in Duitsland gebore. Hy kom in 1720 as soldaat na die Kaap en word in 1723 bevorder tot assistent. In 1726 word hy ‘n vryburger en tree met Josina van der Burg in die huwelik. Op 25.12.1735 hertrou hy met Catharina Christina Doman, en in 1754 sluit hy ‘n derde huwelik met Geertruyd Valk. Schuster is in 1758 oorlede. ↩
-
Christiaan Ackerman (1699-1751) was die seun van ds. Christiaan Ackerman en Maria Christina Stenger. Hy is in Kötzschen ( Sakse ) gebore. In 1720 kom hy as soldaat na die Kaap en word twee jaar later ‘n vry silwersmid. Sy vrou, Margaretha de Villiers, was ‘n dogter van die Franse vlugteling, Abraham de Villiers. ↩
-
SienS.A. Argiefstukke, Kaap nr. 7, p. 439. ↩
-
In die H.K. verbeter na “Straalsond”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 267. ↩
-
(Vgl. C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 822.) Daar bestaan geen kladnotule van daardie vergadering nie. ↩
-
Die aanstelling van Jurgen Schuster, Jacob de Hennion en Christiaan Ackerman as brandmeesters, word in die kladnotule van hierdie vergadering vermeld, hoewel dit in die resolusie van 18.7.1730 opgeneem is (sien hierbo). In die kladnotule verskyn ook die volgende: “Den 2 Augs. sijn de persoonen vermelt in de verklaringen tegens De Ligt gehoord, affirmeeren alles, uijtgenomen C. Jansz en Heufke, die seggen wisservasje in de plaats van het andere woord, en Mahieu van schelm alleen en dat hy syn dingen niet verstaat ten opsigte van P.p. Lever heeft van De Lugt gehoord en swagerschap van Van der Swijn. “Donderdag den 4 do. Desselfs gagie afgeschrev. sal op het Robben Eijland geplaatst, en met de eerste scheepen als een onnut, gevaarlijk en quaadaardig instrument na het vaderland gesonden worden”. (Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 268.) Geen verdere verwysing na hierdie saak kon gevind word nie. Volgens die dagregister het die Politieke Raad ook nie op 2 en 4 Augustus vergader nie, maar wel op 3 Augustus. (Vgl. C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 825.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Blijdorp in rang bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 160-161. ↩
-
Sien B.K.R.l,Notulen, 1718-1767, p. 99. ↩
-
Pieter van Breda (1696-1758) is in Sas van Gent gebore en was die seun van Dirk van Breda en Marie Canane. Hy kom in 1719 as soldaat na die Kaap. Twee jaar later ontvang hy sy vrybrief en vestig hom as kleremaker in die Kaap. Dieselfde jaar tree hy met Catharina Smuts in die huwelik. ↩
-
Johannes Strydom (1692-1738) was die seun van die Kaapse burger Joost Strydom en sy vrou, Marina Ras. Hy is op 4.2.1720 met Judith Schreuder van Mauritius getroud. ↩
-
Jacob Marik van Prätz , Switserland dien die Kompanjie van 1708 tot 1709 as sersant aan die Kaap. Daarna vertrek hy, maar keer in 1713 weer as adelbors terug en word die volgende jaar ‘n assistent. Op 19.1.1717 word hy ‘n vryburger en boer in vennootskap met Hans Casper Gerringer. Hy trou op 16.6.1720 met Margaretha Cors, die dogter van Cors Hendriksz en Anna Jansz. Marik is op 22.12.1730 oorlede. ↩
-
Marthinus van Leypsig was eers ‘n vryburger te Batavia voordat hy hom in 1717 aan die Kaap gevestig het. Hy is in Batavia met Helena Gerrits Pas getroud. ↩
-
Jacob Cloppenburg is in 1688 in Amsterdam gebore en is in 1755 aan die Kaap oorlede. Hy was getroud met Magdalena Paling van Mauritius (1698-1782). ↩
-
Isak Nieuwhout van Amsterdam kom in 1716 as soldaat na die Kaap en word in 1723 ‘n vryburger. By sy aankoms aan die Kaap is hy ‘n wewenaar en hy hertrou hier met Anna van Wyk. Nieuwhout was ‘n chirurg van beroep. ↩
-
Adam Hendrik Mulder (Adam Heinrich Müller) van Mekelenburg was die seun van Adam Heinrich Müller en Susanna Margaretha Rota. Hy kom in 1711 as soldaat na die Kaap en word in 1726 ‘n vryburger. Waarskynlik was hy nooit getroud nie, want hy bemaak al sy besittings aan sy suster, Anna Christina, die vrou van Johann Tobias Rhenius. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 268. ↩
-
Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 17.8.1730 ook vergader. Vgl. C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 830. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad besluit het om tekortkomende en bedorwe drank, olyfolie en anys uit die skip Blijdorp as verliese af te skryf of te laat verkoop, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 163-164 en C.292,Memoriën, 1726-1739, p. 203. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 269. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 269. ↩
-
Die besonderhede i.v.m. die verpagting is ook te vinde in C.760,Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1714-1743, pp. 28-29 en C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, pp. 834-835. Die voorwaardes waaronder die pagte uitgegee is, kan gevind word in C.671,Pacht Conditiën, 1727-1729, pp. 147-151, 155-161, 163-168, 171-176, 179-182 en 183-186. ↩
-
Sy was die dogter van Abraham van Dam en Catharina Smit en is op 7.4.1715 met Jan Jacob Stokvliet getroud. Hulle het geen kinders gehad nie. Sy is in 1732 oorlede. ↩
-
Carel Diederik Buitendach van Berlyn was die seun van Nikolaus Buitendach. Hy kom in 1720 as soldaat na die Kaap en word twee jaar later ‘n vryburger. Op 15.11.1722 trou hy met Catharina Valk. Hy is in 1739 oorlede. ↩
-
Hendrik Thomasz van Hoesum in Sleeswyk het as soldaat aan die Kaap diens gedoen voordat hy ‘n vryburger geword het. Hy is op 15.1.1719 met Wilhelmina Pieters getroud, en het op 11.3.1733 op Stellenbosch hertrou met Anna le Roux. Thomasz is op 30.4.1735 vermoor. ↩
-
Sy was die dogter van Abraham van Dam en Catharina Smit en is op 7.4.1715 met Jan Jacob Stokvliet getroud. Hulle het geen kinders gehad nie. Sy is in 1732 oorlede. ↩
-
Carel Diederik Buitendach van Berlyn was die seun van Nikolaus Buitendach. Hy kom in 1720 as soldaat na die Kaap en word twee jaar later ‘n vryburger. Op 15.11.1722 trou hy met Catharina Valk. Hy is in 1739 oorlede. ↩
-
Hendrik Thomasz van Hoesum in Sleeswyk het as soldaat aan die Kaap diens gedoen voordat hy ‘n vryburger geword het. Hy is op 15.1.1719 met Wilhelmina Pieters getroud, en het op 11.3.1733 op Stellenbosch hertrou met Anna le Roux. Thomasz is op 30.4.1735 vermoor. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 269. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 223-224. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif het Buitendach en Van Dam hulle name onderskeidehk as C. D. Butendach en IJosijan van Dam, wed. Stockfleth geteken. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Valkenisse en Haaften in rang bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 181-184. ↩
-
Volgens die kladnotule het die raad ook aan elkeen van die drankpagters, Josina van Dam, Melt van der Spuy, Johannes Heufke, Hendrik van Dyk en Hendrik Thomasz, vergun om ‘n bytapper aan te stel. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 269-270 en C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 215-216 en 219-220. ↩
-
Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 7.9.1730 ook vergader. Vgl. C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 839. In die kladnotule word egter geen melding gemaak van so ‘n vergadering nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad twee bemanningslede van die skip Reijgersbroek bevorder het, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, p. 187. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 270. ↩
-
Van Kervel het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Sijbecaspel in rang bevorder is, is hieronder weggelaat. Verder het die raad ook die jaarlikse afskrywing van voorrade goedgekeur. Sien C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 189-196 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 207, 209-210 en 215-216. ↩
-
In die H.K. staan ook “met wortel met al” i.p.v. “met wortel en al”. ↩
-
Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 1021-1023. ↩
-
In die H.K. is dit verbeter na “coloniers”. ↩
-
Charles Marais (1695-1765) was die seun van Charles Marais en Anne de Ruelle. Hy was getroud met Maria Rosseau. ↩
-
Guilliaume Visagie was die seun van Pieter Visagie en Catharina Kiens en is in 1674 aan die Kaap gebore. Hy was getroud met Gerritje Prinsloo. Visagie is in 1740 oorlede. ↩
-
Hy was die seun van Jacobus Louw en Maria van Brakel, en is ongeveer in 1715 gebore. Op 11.5.1732 is hy met Elisabeth Morkel getroud. Louw is in 1764 oorlede. ↩
-
Hy was die seun van Guilliaume Visagie en Gerritje Prinsloo en is op 4.3.1736 met Helena Nieuwoudt getroud. ↩
-
In die H.K. staan “iver en vigilantie”. ↩
-
Jan Stevensz Botma was die seun van Steven Jansz Botma en Hendrika Hendriksz. Hy is in 1668 aan die Kaap gebore. Na die dood van sy eerste vrou, Christina Stants, is hy weer met Christina de Bruyn (ook bekend as Steyntje Christoffelse de Bruyn) getroud. Twee seuns en twee dogters is uit die tweede huwelik gebore. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 270-271. ↩
-
Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 5-15. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 27-31. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 271. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad die bevordering van ‘n aantal bemanningslede van die skepe Windhond en Clarabeek goedgekeur het, is hieronder weggelaat. Sien C.25,Resolutiën, 1730- 1731, pp. 205-206. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 272. ↩
-
Die Politieke Raad het op 2.11.1730 ook vergader. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 272 en C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 853. ↩
-
Willem ten Damme van Oldenzeel was as opperchirurg in diens van die Kompanjie voordat hy ‘n vryburger geword het. Hy is in 1714 oorlede. ↩
-
Hy was die seun van Burgert Pietersz van Dyk en Johanna Greeff en is in 1709 gebore. Waarskynlik was hy nooit getroud nie. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 321-322. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 325. ↩
-
Elias Kien van Amsterdam was skeepsgeneesheer op die Berbice toe hy in 1726, terwyl die skip in Tafelbaai gelê het, met Beatrix Potgieter, die weduwee van Dirk Vroonhof, getroud is. Kort daarna vestig hy hom as vryburger aan die Kaap. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 309-310. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 272. ↩
-
Die Politieke Raad het op 28.11.1730 ook vergader. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 273 en C.608,Origineel Dagregister, 1725-1730, p. 680.) Van die belangrikste besluite wat geneem is, is o.m. dat Pieter Lourensz en Cornelis de Ridder onderskeidelik tot onderkoopman en boekhouer bevorder is, en dat Jan Jurgen Schreuder, Jan Engelbrecht, Willem Meyer en Christiaan Rabe hulle vrybriewe ontvang het. ↩
-
Die benoemings van bogenoemde liggame kan onderskeidelik gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 289, 293-294, 301-302, 298-299, 305-306, 313-314 en 317-319. ↩
-
Marthinus Heems was die seun van Guilliaume Heems en Anna van Banchem. Hy is ongeveer in 1703 aan die Kaap gebore. In 1720 tree hy as assistent by die Kompanjie in diens en met sy dood in 1754 is hy reeds ‘n onderkoopman. Op 14.4.1726 trou hy met Maria Moller. Sy vader was ‘n Rooms-Katoliek. ↩
-
Hermanus Bosman was die seun van Lambertus Bosman en Maria Fransen en is in 1682 in Amsterdam gebore. In 1705 vertrek hy as krankebesoeker na die Ooste, maar in 1707 bly hy as krankebesoeker en voorleser van Drakenstein aan die Kaap agter. Hy tree op 4.3.1708 met Elisabeth de Villiers in die huwelik. Bosman is op 26.7.1769 oorlede. ↩
-
Theunis Botha is in 1686 aan die Kaap gebore. Hy was die seun van Fredrik Botha en Maria Kickers. Hy was eers met Maria Magdalena Snyman getroud en daarna met Maria Catharina van Eeden. ↩
-
Charles (Carel Prieur) du Plessis was die seun van Jean Prieur du Plessis en Madeleine Menanteau. Hy is in 1688 aan boord die Oosterland onderweg na die Kaap gebore. In 1693 keer hy saam met sy ouers na Europa terug, maar in 1700 kom hy weer na die Kaap en vestig hom as chirurg in Drakenstein . Hy tree op 12.6.1712 met Cecilia van Marseveen in die huwelik. Du Plessis is in 1736 oorlede. ↩
-
Dieselfde persoon as Johannes Cruywagen na wie hieronder ook verwys word. (Sien voetnoot 44 van 1729.) Dit kan nie sy vader, Jan Meyndertsz Cruywagen, wees nie, aangesien hy reeds in 1728 oorlede is. ↩
-
Hy was die seun van Guilliaume Heems en Anna van Banchem. ↩
-
Anthony Visser van Utrecht is op 19.1.1727 met Anna Maria Brons getroud. Hulle het net een dogter, Elisabeth, gehad. ↩
-
Hy was die seun van Jan Brommert en Anna van Schalkwyk. Op 25.1.1725 tree hy as adelbors by die Kompanjie in diens en op 26.11.1725 word hy as assistent in die soldykantoor geplaas. Hy tree op 2.11.1730 uit die diens en word ‘n vryburger, en op 28.10.1736 tree hy in die huweik met Sara Krugel. ↩
-
Daniel van der Lith van Harlingen was die seun van Anthony van der Lith en Anthonetta Theodora Schragen. Hy kom in 1706 as adelbors na die Kaap en word op 5.12.1724 ‘n vryburger. Op 26.8.1736 tree hy in die huwelik met Johanna de Jongh. Van der Lith is in 1753 oorlede. ↩
-
Philip Morkel van Hamburg is op 25.3.1708 met Maria Biebow (1692-1713) getroud terwyl sy skip, Oostersteijn , in Tafelbaai voor anker gelê het. Die volgende jaar keer hy na die Kaap terug en vestig hom as vryburger in Hottentots-Holland . Hy hertrou op 17.9.1713 met Catharina Pasman. Morkel is op 12.4.1735 oorlede. ↩
-
Matthys Krügel van Nürnberg kom in 1703 as soldaat na die Kaap en word in 1708 ‘n vryburger. Sy eerste vrou, Elisabeth van Staden, is in 1714 oorlede en op 18.11.1717 trou hy weer met Margaretha Coetzee. Hy is op 9.1.1731 oorlede. ↩
-
Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 101. ↩
-
Abraham Paling was die seun van Lourens Paling en Rachel Bastro en is in 1701 op Mauritius gebore. Op 21 .7.1726 is hy met Maria Elisabeth van Helsdingen getroud. Sy was die dogter van Johannes van Helsdingen en Anna Meynen en is ook in 1701 op Mauritius gebore. Na haar dood in 1768, is hy weer op 26.11.1769 met Elisabeth de Waal getroud. ↩
-
Die Politieke Raad het ook ‘n vrybrief aan Steven ten Holder verleen. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 273 en C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 285-286. ↩
-
Hoewel Brand afwesig was, het hy tog hierdie resolusie onderteken. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad besluit het om tekortkomende en bedorwe voorrade as verliese af te skryf, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 223-226 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 217-218. ↩
-
Ockert van Schalkwyk was die seun van Dirk van Schalkwyk en Martha Olivier. Hy is in 1706 gebore en is in 1735 met Sara Coetzee getroud. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 267-268. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 271. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 274. ↩
-
Die oorspronklike rapport kan gevind word in C.347,Attestatiën, 1730, pp. 689-694. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 274. ↩
-
Die Politieke Raad het op 4.1.1731 ook vergader. (Vgl. C.609,Origineel Dagregister, 1731- 1738, p. 1.) Daar bestaan geen kladnotule van daardie vergadering nie. ↩
-
Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 101. ↩
-
Albertus Bergh was die seun van Olof Bergh en Anna de Koning. Hy tree in 1716 as soldaat by die Kompanjie in diens en word in 1719 ‘n assistent. Op 14.2.1723 trou hy met Elisabeth Bisseux en die volgende jaar word hy ‘n vryburger. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 274. ↩
-
Pieter Matthys de Vries is op 21.5.1724 met Maria Venter getroud en is in 1743 oorlede. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 279-280. ↩
-
Martin Kramer van Aurich in Würtemberg kom in 1715 as soldaat na die Kaap. Nadat hy van 1716 tot 1724 as kneg aan Fredrik Rossouw uitgehuur is, word hy op 1.8.1724 ‘n vryburger. Hy is op 9.1.1730 oorlede. ↩
-
Sien M.O.O.C. 7/1/4,Testamenten,, 1726-1735, nr. 74. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 275-278. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staan ook “gedesegneerde”, maar in die H.K. is dit verbeter na “gedesigneerde”. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staan ook “exsescive” en in die H.K. “exsesive” i.p.v. “excessive”. ↩
-
Andries Grove van Viborg in Jutland , Denemarke , kom in 1719 as soldaat na die Kaap en word as klerk van die weeskamer aangestel. Hy word in 1722 ‘n vryburger en tree op 26.1.1721 met Anna Nel in die huwelik. ↩
-
Dit is die handtekening van Schalk Willemsz van der Merwe. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 275. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 275. ↩
-
Sien C.348,Attestatiën, 1731, pp. 17-21. ↩
-
In die H.K. staan ook “doortijffering”. Waarskynlik word bedoel “doorsijpeling”. ↩
-
In die H.K. staan ook “gaarins” i.p.v. “garens”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 276. ↩
-
Nathanael Benjamin Sommers van Breslau kom as soldaat na die Kaap en word in 1726 as onderwyser aan Fredrik Rossouw verhuur. Van 1728 is hy as assistent op die sekretarie van die Politieke Raad werksaam. ↩
-
Cornelis Smuts is in Middelburg gebore en kom as kind na die Kaap saam met sy ouers, Michiel Cornelis Smuts en Cornelia Eenmaal. Hy trou op 5.5.1720 met Anna van Eck. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 329-330. ↩
-
Smuts is op 13.7.1730 van sy vrou geskei. Vgl. C.J.824,Civile Regts-rolle des Casteels de Goede Hoop, 1730, pp. 56-58, 71-73, 79-80, 84-85 en 99-101, asook C.J.1043,Civile Proces Stukken, 1730, pp. 249-251, 258-262, 263-264, 265-269 en 270-271. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad besluit het om tekortkomende en beskadigde voorrade uit ‘n aantal skepe as verliese af te skryf, is hieronder weggelaat. Vgl. C.25,Resolutiën, 1730-1731, pp. 264-268 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 219-221. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn ook die volgende aantekening: “Kien op Amsterdam geplaatst.” (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 276-277.) Waarskynlik word hier verwys na Elias Kien, wat op 10.11.1730 toestemming ontvang het om met sy vrou en twee kinders met die eersvolgende retoervloot na Nederland terug te keer. (Sien die resolusie onder genoemde datum hierbo.) ↩
-
Mazot is op 3.2.1731 oorlede. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 41-42. ↩
-
Carnspek het op 20.2.1731 die eed as sekretaris afgelê. Sien C.678,Eed Boek, 1692-1747, p. 122. ↩
-
Sien C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, p. 4. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Haaxburg en Hogersmilde bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.25,Resolutiën, 1731-1732, pp. 274-276. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 277. ↩