Skip to content

C088 v1.20

C. 88, pp. 2-7.

Donderdag den {17310517} 17 Maij 1731, voormiddags.

Alle present.1


Laastelijk is ten versoeke van ‘s Comps. lijfeijgenen, Pieter van Helena Titus en Arnoldus Coevoet, staande bij de boeken bekend voor Arnoldus van Chrijstijn Pietersz, dewelke beijde niet alleen den H. doop hebben ontfangen en de Neederduijtsche taal volkomentlijk wel spreeken, maar waarvan den eersten bovendien lidmaat deeser gemeijnte is, en sij beijde van een goed gedrag en bequaamheijd sijn om haar kost alhier neevens andere ingeseetenen te kunnen winnen, goedgevonden dat deselve uijt slaafse dienstbaarheijd sullen werden ontslaagen, soo als sij daaruijt ontslagen en in vrijdom gestelt werden bij deesen, mits dat door ider van haar een andere bequaame slaaf, met namen Makontje en Masinga van Rio de la Goa , aan de E. Comp. in eijgendom sal worden overgegeven, en dat die te gevene jongens alvoorens gevisiteert sijnde, gesond en van de vereijschte hoedanigheijd gevonden worden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.2

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 8-10.

Donderdag den {17810531} 31 Maij 1731, voormiddags.

Alle present, behalven den ondercoopman Rijk Tulbagh.

Wierd door den Heer Gouverneur te kennen gegeven dat op gisteren aan Sijn Edele door den oud burgerraad, Hendrik Oostwalt Eksteen, was berigt geworden dat deselfde Hottentots die in den voorleedenen jaare eenig vee van de Hottentots op de plaats van gem. Eksteen in de Saldanhabaij geleegen, woonende, hadden gerooft en welk vee ter dier tijd door ‘s Comps. manschap in gedagte bhaij posthoudende, van haar is hernomen en aan de eijgenaars van dien weeder gegeven geworden, nu onlangs weeder de stoutheijd hebben gehad van voor de tweede reijs nog wel vijftig beesten van de voorsz bij hem Eksteen woonende Hottentots met geweld weg te neemen; als meede dat sommige van die roovers sig naderhand ook in de Groenecloof hadden vertoont en getragt van de Hottentots bij den een en ander aldaar woonende landbouwer in dienst sijnde, insgelijx vee te rooven; over welk geval met aandagt geraadpleegt sijnde, is goedgevonden en geresolveerd dat den landdrost hiervan bij missive sal werden kennisse gegeven en met eenen gelast goede ordre te stellen dat op die roovers een wakend oog word gehouden, ten eijnde deselve geene verdere roverijen meer komen te pleegen.3

Laastelijk is ten versoeke van den burger Jan Zacharias Beck denselven van sijn brandmeesterschap ontslagen en in desselfs plaatse weeder tot brandmeester aangestelt den burger Barend Artois.4

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.5

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 88, pp. 11-30.

Dingsdag den {17310710} 10 Julij 1731, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Weederom door den Heer Gouverneur gesprooken weesende weegens de vojagie dewelke agtervolgens het geresolveerde van den 27 Februarij deeses jaars op het expres bevel onser Heeren en Meesteren ter nader ontdeckinge van deese Africaansse oostkust staat ondernomen te worden, dat den tijd daartoe als nu op handen begon te schieten, geliefden Sijn Edele verders de twee volgende schriftuuren door den equipagiemeester, Jacobus Möller, en het geweesen opperhooft van Rio de la Goa , Jan van de Cappelle,6 ter sijner ordre over dat onderwerp opgestelt en aan hem overgegeven, ter vergaderinge te produceeren.7

Den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Gouverneurin loco&ra. &ra., ons ondergeteekende, namentlijk den schipper en equipagiemeester alhier, Jacobus Möller, en het geweesene opperhooft op Rio de la Goa , Jan van de Capelle, hebbende gelieven te ordonneeren om te overleggen en op te geeven of tot het doen van de aanstaande togt ter visiteering van deese Africaanse oostkust en Terra de Natal , behalven de hoekers of brigantijns die daartoe staan te werden gebruijkt, nog een of meer minder vaartuijgen, om de rivieren die men ontdecken mogt in te lopen, en die hier kunnen werden opgemaakt, sullen vereijscht werden, als meede om onse consideratie te geeven hoedanig de gedagte togt best soude kunnen werden ondernomen; zoo verklaaren wij bij deesen onse gedagten daarover met ernst te hebben laten gaan en niets beeters kunnen uijtdenken dan dat de hoekers of brigantijns tot gedagte togt staande geemploijeert te werden, en waartoe de hoekers de Snuffelaar en de Zeepost (onder wijser oordeel) na onse gedagten de bequaamste sijn, omdat deselve beeter op dat krappe vaarwater kunnen zee bouwen dan de bregantijns,8 met dewelke zij ook in het diep gaan weijnig komen te differeeren, ijder met een goede en bequaame schuijt wierden voorsien; zijnde geen van de landsboots vermits haare smalte in staat om verlengd of tot het doen van gem. togt bequaam gemaakt te kunnen worden, gelijk het thans op stapel staande vaartuijg, waaraan men alreeds eenigen tijd heeft gearbeijd, daartoe voor ditmaal ook niet kan werden gebruijkt, ter oorsaake het selve nog wel een jaar tijd tot sijne voltimmering van nooden heeft, hoewel het selve anders meede seer bequaam tot die voijagie soude sijn.

Wijders oordeelen wij (onder correctie van wijser)9 het best en seer nood sakelijk te weesen om voorsz voijagie secuur te onderneemen, dat de gemelte vaartuijgen in het laatst van Augustus van hier vertreckende, eerst de bhaaij van10 Rio de la Goa of die van Inhambano ,11 als sijnde ons niet bekent dat ër boven winds van Terra de Natal een ander bequaame haven is, moeten binnen loopen, om bij aldien zij van den anderen mogten geraaken, aldaar weeder bij malkanderen te kunnen komen en sig van het noodige drinkwater in plaatse van het geconsumeerde te voorsien, of wel dat den eenen naar Rio de la Goa en den anderen naar Inhambano word gesonden, om op beijde die plaatsen, niet ver van malkanderen geleegen, met het inruijlen van slaven als andersints negotie voor de E. Comp. gedreeven hebbende, sig weeder op Rio de la Goa te versamelen, nadat den eenen van Inhambano te rug komende, de tusschen beijden leggende havens en geleegentheeden behoorlijk sal hebben gevisiteert en ondersogt, ten eijnde dus doende geen tijd leedig door te brengen, maar wel deselve ten voordeele onser Heeren en Meesteren te besteeden, te meer dewijl zij van hier gaande, om de zuijd moeten loopen en de wind meest teegen hebben, om van deese zeijde langs de kust te kunnen zeijlen, daar sij ter contrarie sig eerst op Rio de la Goa versamelt hebbende en na verrigting van ‘t voorsz van daar weeder ten eersten vertreckende, in dat saijsoen van ‘t jaar altoos voordeelige winden ontmoeten om van daar, en dus van boven af langs de wal herwaards te keeren en de oostkust van Africa en Terra de Natal best te ondersoeken, mits dat zij het af en aan de wal moeten houden en tijd neemen om bij geleegentheijd van wind en weer de bhaaijen en haven in te loopen en te visiteeren, waartoe onses oordeels de schuijten van meerder nut en dienst zijn dan zeijlvaartuijgen, vermits de schuijten altijd daarin en uijt kunnen roeijen, en dat in teegendeel de zeijlvaartuijgen daartoe voordeelige winden dienen te hebben, behalven dat deselve ook van een mo[o]ije groote moeten weesen om zoodanigen dangereusen vaarwater te kunnen bevaaren.

Gedenkende hiermeede aan de geeerde ordres en intentie van wel gem. Edelen Heer Gouverneur voldaan te hebben, zoo dient deese voor onderdanig berigt en consideratie. (Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 21 Maij 1731. (Was geteekent) Js. Möller, J. v. d’ Capelle.

Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine, Gouverneur &ra. van Cabo de Goede Hoop en het resort van dien.

‘Wel Edele Gestrenge en Gebiedenden Heere,’

‘Ingevolge Uwe Wel Edele Gestrenge hoog g’eerde beveelen mijne gedagten hebbende laten gaan over het ondersoek der kusten b’oosten deesen uijthoek geleegen en de benoodigtheeden die soo tot den handel als andersints op die expeditie soude vereijscht werden en konnen dienen; soo hebbe ik het ondervolgende ten dien subjecte g’oordeelt noodig en dienstig te weesen.’

‘Weegens de benoodigde equipagie goederen, als principaal den equipagiemeester Muller betreffende, sal ik niets specificq stellen, maar alleen kortelijk seggen dat de vaartuijgen welke tot die togt sullen werden g’emplojeert, dienden voorsien van12 suffisante ankers, touwen, staande en loopend wand, mitsgaders rondhouten, soo wel tot dagelijx gebruijk als ter waarloo of in voorraad.’

‘Oordeelende ook op eijder13 hoeker buijten de opper en onderofficieren ten minsten nodig 25 matroosen, om bij siekte of sterfvallen in geen verleegentheijd te geraken; gelijk meede niet ondienstig vind dat op eijder vaartuijg een onderofficier met 6 a 8 zoldaten wierden geplaatst, om zig daarvan ter plaatse daar men aan land ging te konnen bedienen, en deselve tot adsistentie meede neemen. Gelijk ten selven fine niet ondienstig soude weesen het gantsche scheepsvolk van handgeweer te voorsien. Onder de bovengem. opper en onderofficieren tel meede bequame chirurgijns behoorlijk voorsien van medicamenten, een bequaam adsistent, benevens een persoon het kaarte maken en afteekenen van landen, baaijen en revieren verstaande op eijder vaartuijg zoude meede van goede dienst weesen; principaal de laa[t]stgenoemde, om de plaatsen die aangedaan wierden, in een kaartte konnen brengen.’

‘Gedagte kielen dienen na mijn gedagten geproviandeert ten alderminsten voor 6, ja al was het voor 8 a 9 maanden, indien het in deselve voor soo lang geborgen konde werden, dewijl geen staat is te maken op de ontmoetinge die in soo een vo[i]jagie konnen komen voor te vallen en de reijse boven gedagten verlengen.’

‘Aanbelangende de coopmanschappen tot den handel, dewijle wegens Terrae de Natal niets met seekerheijd kan stellen, sal ik hier laten volgen soodanige als bekent zijn op Rio de la Goa en Niambani gewilt te weesen, en onder deselve laten invloeijen soodanige als na gedagten en volgens eenige berigten voor Terrae de Natal soude konnen dienen, te weeten glaase coralen in soort, soo van groote als couleuren; copere dos., meede in soort van groote; geel plaat of latoe[n] coper en dito draat van verscheijde dikte; de copere hals en armringen benevens de andere copere snuijsteringe ao. 1721 van Rio de la Goa na herwaard[s] te rugge gesonden, souden na gedagten meede nog al van eenig nut weesen indien deselve of do. soort alhier aan handen waren; lijwaten, meede in soorten, als heele en halve blaauwe baftas, drongam do., photassen do. en geschilderde, dog de blauwste sorteering best, boelings of niquaniassen, meede de blauwste soorten best, Bengaalse zeijlkeeden, ruw, blauw en wit, gem. guinees , blauw en wit, gerrassen en do. soort van blauwe en witte lijwaten van gemeene prijsen, ook konde wel ettelijke ps. fijnder soorten, het zij bethielijes14 of andere meede werden gegeven ter preuve voor de Mooren op Niambani woonende, dewijle die natie van do. soort veeltijds haar kleederen dragen, gem. Souratse chitsen konden ten dien fine meede dienen.’

‘Wijders souden 1 a 2 leggers aracq, benevens 50 a 60 lb. toebacq en 1 a 2 gros grove lange pijpen konnen dienen om de inlandsche capitainen en andere eijts[sic]ter negotie aanbrengende, te regaleeren; houdende zij op Rio de la Goa veel van met een zoopje en een pijp toebak onthaalt te werden, het zij de Europeers bij haar of zijlieden bij de Europeers komen, en die op Niambani zij meest van het selfde naturel.’

‘Wel Edele Gestr. Heer, gedenkende hiermede aan Uwe Wel Edele intentie te hebben voldaan - - - (Was geteekent) J. v. d. Capelle. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 4 Junij 1731.’

Dewelke met aandagt geresumeert en de daarbij vervatte consideratien in aanmerking genomen sijnde, is op het voordragen van den Heer Gouverneur wijders tot bereijking der goede oogmerken van welgemelte onse Heeren en Meesteren in het doen van deese togt, goedgevonden en beslooten dat men de hoekers de Snuffelaar en de Zeepost daartoe emplojeerende, in het laatst van Augustus of begin van September van hier sal laten vertrecken,15 en dat deselve ider van een kloeke schuijt van seven riemen nevens bequaam zeijltuijg om tot het opvaaren der rivieren te gebruijken, sullen worden voorsien, mitsgaders dat op elk van gemelte hoekers, dewelke voor den tijd van neegen maanden sullen werden geprovideert en met de noodige equipagiegoederen, soo tot gebruijk als ter waarloo, versorgt, behalven 25 gemeene mattroosen buijten de officiers, agt soldaten op den eene onder een sergeant, en op den anderen onder een corporaal plaatsen sal, benevens een tijkenaar en kaartemaker om de landen, baijen en rivieren af te schetsen en in een caart te kunnen brengen, alle welke manschap soo wel zeevaarende als militairen, van het noodige handgeweer voorsien sullen worden; sullende wijders aan haar worden meede gegeeven alle de hier aan handen sijnde coralen en verdere van Rio de la Goa te rug gekomene coopmanschappen, beneevens soodanige andere goederen als men ter deeser plaatse magtig is, die door den voormelten Van de Cappelle, als handelkundig sijnde, sijn gerequireert geworden, waarmeede men hoopen wil dat goede voordeelen voor d’ E. Comp. sullen mogen werden behaalt.

Sijnde ook uijt aanmerking der reedenen bij de voorseijde schriftuuren ter needer gestelt, betreffende de swaarigheeden dewelke in het ondersoek deeser kust van deese zijde na Terra de Natal opwaards souden worden gevonden, best geoordeelt dat men het selve van Rio de St. Jao Vaz 16 of Niambani , op de hoogte van omtrent 23 gr. 48 min, en dus boven Rio de la Goa geleegen, sal doen beginnen, alwaar de hoekers in geval van afdwaling of separatie door storm of andere toevallen der zee veroorsaakt, den tijd van een maand na malkanderen sullen moeten wagten, ten ware wettige reedenen sulx quamen te verhinderen, waardoor dat vertoef ondoenelijk wierde gemaakt, om dus een vast bestek gekreegen hebbende, den steeven herwaarts te wenden en het voorgenomen ondersoek van die kant de kust langs bij der hand te vatten en alles na de ordre onser Heeren en Meesteren met de naukeurigste oplettentheijd uijt te voeren, ten welken eijnde, behalven de vereijschte schriftelijke instructie, om sig daarna te kunnen reguleeren, neevens de andere daartoe gehoorende papieren, journalen enz. aan haar ook tot meerder opmerking sal worden meede gegeeven extract uijt het schrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventhienen van den 18 Augustus 1729,17 voor soo ver als het selve dit subject concerneerende is.

En is wijders meede noodig geoordeelt dat, op dat alles geduurende deese vojagie met geschiktheijd en ordre sal mogen toegaan, alle saken van belang na rijp overleg van rade sullen moeten werden afgedaan na dat daarvan een schriftelijk besluijt genomen en onderteijkend sal weesen, en dat in alle gevallen de zeevaart betreffende den schipper van den hoeker de Snuffelaar , Marinus Dringe, in den breeden raad, dewelke bestaan sal uijt hem schipper Dringe, den ondercoopman Jan van de Capelle, den gesaghebber van den hoeker de Zeepost , Jochem Otto, de twee adsistenten en gesamentlijke stuurlieden, sal praesideeren en het noodige daarin voordragen; maar dat in saken de expeditie te land en den handel met de inlanders aangaande, gemelten ondercoopman Van de Cappelle den raad sal beleggen en daarin als dan voorsitten, mitsgaders proponeeren wat hij sal dienstig oordeelen dat ten voordeele der E. Comp. tot bereijking van het voorgestelde oogmerk sal kunnen werden gedaan, sullende in sulk geval gevolgt werden door den schipper Marinus Dringe, den gesaghebber Jochem Otto en wijders door de twee adsistenten, welke vijf persoonen den raad als dan sullen komen uijt te maken; wordende bovens dien benevens het houden der negotie en toesigt over de soldij en consumptie boekjes mitsgaders het formeeren der resolutien, aan dikwils gemelde Van de Cappelle gedefereert gelaten om een nette aanteijkening en journaal van alle voorvallende zaaken, vervattende de gesteltheijd des lands, der bergen, bosschen, baijen, rivieren enz. te moeten houden.18

Waarna den Heer Gouverneur geliefden te kennen te geeven dat de wed. van den oud heemraad van Stellenbosch , Wouter de Vos,19 aan Sijn Edele hadde versogt dat vermits haar man, sijnde geweest de laatste der gesurrogeerde voogden over de kinderen van wijlen den E. Willem van Taak,20 was komen te overleijden, sonder bij sijn leeven andere voogden neevens hem geassumeert te hebben, soo als dit volgens den teneur der uijtterste dispositie van gesegde Willem van Taak en sijne overleedene huijsvrouw, Emma Marta van der Bijl,21 waarbij de weescamer uijtgeslooten is, hadde kunnen en moeten geschieden,22 deese Regeering de goedheijd geliefden te hebben uijt aanmerking van dit thans onherstelbaar versuijm, ordre ten opsigte van de voogdij over deese kinderen en haare goederen te stellen. Over het welke gedelibereert sijnde, is best gedagt dat, ten aansien de weescamer, soo als genoteert is, is gesecludeert en overzulx buijten expresse ordre deese Regering geen verpligting heeft om sig deeser kinderen aan te neemen, ten waare sulx uijt sonderlinge consideratie quam te geschieden, en dat men, dewijl sulke saken en versuijmenissen van bij testament gestelde voogden wel meer souden kunnen komen voor te vallen, weesmeesteren daarmeede altijd niet wel soude kunnen belasten sonder prejuditie aan dat collegie toe te brengen, gemelte wed. De Vos dierhalven sal werden aangesegt dat sij wel sal doen sig met een behoorlijk versoekschrift aan weesmeesteren te addresseeren, ten eijnde sij de voogdij over deese kinderen op sig mogen neemen, waarop men in sulk geval niet twijfelt dat geen weijgerend antwoord sal worden gegeven.23

Ook is uijt aanmerking men nu eenigen tijd herwaarts heeft moeten ondervinden dat sommige deeser ingeseetenen sig niet hebben ontsien hunne lijfeijgenen soodanig te mishandelen dat deselve het leeven daarbij hebbende komen in te schieten, deese quaadaardige meesters dit bloed dan tragten te verbergen om dus buijten handen der justitie te blijven en haare regtvaardig verdient hebbende straffe te ontgaan, goedgevonden dat om teegens dit quaad soo veel doenelijk te voorsien en het land van bloedschulden te suijveren, tot beeter ontdecking van de geene die sig daaraan in ‘t vervolg schuldig souden mogen komen te maken, voortaan niemand, wie hij soude mogen sijn, het zij Comps. dienaren ofte vrije ingeseetenen, sal vermogen sijne gestorvene leijfeijgenen te doen begraaven ten zij sijlieden alvoorens, die van het Caabse district bij den Heer fiscaal independent deeses Gouvernements en die van Stellenbosch en Drakensteijn bij den landdrost, een behoorlijk permissie briefje tot het selven begraven sullen versogt en verkreegen hebben, ten ware sulx door de ver afgeleegentheijd van de bewoonders der buijten districten niet konde geschieden, als wanneer het tot nog toe gewoone gebruijk ten opsigte derselver sal mogen werden gevolgt. Boven het welke meede beslooten is dat om te prevenieeren het misbruijk ‘t geen door sommige lijfheeren word gemaakt, met haare misdaan hebbende slaven door alte swaare kettingen te doen belasten, in het vervolg een igelijk tot het in of uijt de ketting slaan sijner leijfeijgenen insgelijx bij den Heer fiscaal of landdrost een permissie briefje sal moeten versoeken, en dat sulx als dan door niemand sal mogen werden verrigt, dan hier aan de Caab bij den baassmit deeses Casteels en buijten door den geenen wiens naam het hiertoe verleende briefje van den landdrost sal komen uijt te drucken, waarom aan alle vrijsmits en anderen verbooden bleijft voortaan eenige slaven in of uijt de ketting te slaan of soogenaamde hoorens op te setten, niet teegenstaande de leijfheeren van soodanige slaven de daartoe geobtineerde verlofbrief van den Heer fiscaal of landdrost aan haar quamen te vertoonen, gemerkt sulx in ‘t toekomende door niemand dan alleen den baas smit en den geene die in de permissie briefjes van den landdrost vermeld word, meer sal mogen gedaan werden, op dat door dit middel mag werden voorgekomen dat diergelijke strafoeffening omtrent de slaven, vermits de indiscreetie24 der meesters en de swaarte van het ijser dat zij daartoe laten gebruijken, alle andere in wreetheijd niet kome te boven te gaan, van welk een en ander aan een igelijk bij affixie van billietten de noodige kennisse sal worden gegeven.

Verders is naar lectuure van het ingediende versoekschrift van den burger Pieter Wannenburg,25 behelsende dat hem gunstig voorschrijvens deeser Regeering mogte werden verleend, ten eijnde het onse Heeren en Meesteren gelieven mogt sijne huijsvrouw, Alida de Waal, en soon, Abraham Wannenburg,26 woonende tot Amsterdam, onder betaling van het daartoe staande transport en kostgeld met een van ‘s Comps. scheepen passagie herwaarts te verleenen, uijt consideratie van sijn goed gedrag en leevenswijse goedgevonden dat het selve versoek sal worden geaccordeert.

Laastelijk in overweeging genomen weesende dat den tijd tot het verpagten van Comps. gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weeder begint aan te naderen, Soo is uijt dien hoofde gearresteerd en beslooten dat gemelde verpagting, soo van dit Caabse als de districten van Stellenbosch en Drakensteijn , op Vrijdag den 31 der aanstaande maand Augustus sal gedaan werden, waarvan aan een ider bij aanplacking van billietten de vereijschte notificatie sal werden gedaan; gelijk meede dat vermits den aanstaanden opneem van ‘s Comps. effecten berustende in de pakhuijsen, geen verstrecking uijt deselve meer sal geschieden na den 15 der gesegde maand Augustus, voor en al eer de pakhuijsen na het gewoone gebruijk behoorelijk door gecommitteerdens sullen opgenomen geworden sijn.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.27

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 31-32.

Dingsdag den {17310731} 31 Julij 1731.

28


Aldus gedaan en in omvraage gebragt, ten dage en jaare voorsz.29

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

[Signed:] In kennisse van mij, Ns. LEIJ. E.g. clercq.

C. 88, pp. 33-37.

Dingsdag den {17310821} 21 Augustus 1731, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Op de gedane vrage van den ondercoopman, Jan van de Cappelle, staande volgens het geresolveerde van den 10 Julij passo. in het laatst deeser of het begin der aanstaande maand van hier te vertrecken op de togt dewelke als dan tot ontdecking deeser Africaansse oostcust sal kunnen voortgeset worden, hoedanig sig te gedragen bij aldien tot Niambani een Portugeese besetting of wel scheepen van die natie, mitsgaders verders ingeval tot Rio de la Goa of Terra de Natal eenige vreemde scheepen souden mogen werden gevonden, is op het voorstel van den Heer Gouverneur voor den meesten dienst der E. Comp. goedgevonden dat men dienaangaande bij de instructie voor deselve togt bereijts geconcipieert, nog voegen sal: dat wanneer tot Niambani voornt., van welke plaats de Portugeesen de possessie pretendeeren te hebben, soo als dit aan de onse, dewelke met de brigantijn Victoria in den jaare 1728 aldaar sijnde aangeweest is komen te consteeren, als doenmaals een Portugees scheepje nevens eenige blijken van posteering der Portugeesen te land ter dier plaatse gevonden hebbende, weederom een Portugees schip of scheepen gevonden wierden, en dat den handel door deselve uijt hoofde van haare besetting aldaar aan de onse bedisputeert wierd, men sig, om te prevenieeren dat een andermans regt niet benadeelt werde, daarteegens met geen geweld sal mogen stellen, maar in teegendeel in sulken geval de vereijschte voorsigtigheijd en discreetie30 moeten gebruijken; dog dat verder ruggewaarts na de kant van deesen uijthoek, het zij op Rio de la Goa , Terra de Natal of waar het anders soude mogen sijn, van welke plaatsen niemand besit heeft, ja daar selfs een gedeelte van het land van Natal uijt hoofde van inkoop wettig aan de E. Comp. in eijgendom toebehoort, eenige vreemde scheepen of vaartuijgen aangetroffen en gevonden wordende, men sig door deselve niet van den handel sal mogen laten te rugge houden, dewijl het ons met alle andere daartoe even schoon staat, soo dat hierin geene vreemdelingen sullen behoeven te werden ontsien en dat door de onse slegts sal dienen te worden geleth om door haar niet onverhoeds overvallen of verschalkt te werden, ten welken eijnde haar gerecommandeert blijft dat een goede toesigt neevens krijg en zeemanschap in alles behoorlijk worde waargenomen.31

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.32

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 38-41.

Vrijdag {17310831} ultimo Augustus 1731, voormiddags.

Alle teegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, door indispositie.

Navolgens het geresolveerde van den 10 der gepasseerde maand Julij ende de daarop alomme geaffigeerde billietten op heeden na behoorelijk klocke geklep en uijtroepinge van den boode getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, sijn de volgende perceelen door de naargenoemde persoonen ingemeijnd ten soodanigen prijse als hier onder werd gespecificeert, namentlijk:33

't Moutbier
Maria Koster,[^34] huijsvrouw van Godlieb Christiaan Opperman   ƒ1,200:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Abraham Leever ƒ1,400:-
Tweede do. Melt van der Spuij ƒ1,300:-
Derde do. Jan van der Swijn[^35] ƒ1,350:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ1,275:- ƒ5,325:-
Vaderlandse bieren en wijnen
Jan van der Swijn   ƒ5,100:-
Caabse coele wijnen
Eerste quart, Abraham Leever ƒ5,000:-
Tweede do. Carel Diederik Boetendag ƒ5,200:-
Derde do. Melt van der Spuij ƒ5,300:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ5,750:- ƒ21,250:-
Caabse wijnen etc. aan 't Rondebosje
Jan Sprangel[^36]   ƒ825:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Hans Jacob Conterman   ƒ1,060:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ34,760:-
't Moutbier
Maria Koster,[^37] huijsvrouw van Godlieb Christiaan Opperman   ƒ1,200:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Abraham Leever ƒ1,400:-
Tweede do. Melt van der Spuij ƒ1,300:-
Derde do. Jan van der Swijn[^38] ƒ1,350:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ1,275:- ƒ5,325:-
Vaderlandse bieren en wijnen
Jan van der Swijn   ƒ5,100:-
Caabse coele wijnen
Eerste quart, Abraham Leever ƒ5,000:-
Tweede do. Carel Diederik Boetendag ƒ5,200:-
Derde do. Melt van der Spuij ƒ5,300:-
Vierde do. Hendrik van Dijk ƒ5,750:- ƒ21,250:-
Caabse wijnen etc. aan 't Rondebosje
Jan Sprangel[^39]   ƒ825:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Hans Jacob Conterman   ƒ1,060:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ34,760:-

Sijnde bij het opveijlen van de pagt der coele wijnen de burgers en pagters Melt van der Spuij, Jan van der Swijn, Hendrik van Dijk en Abraham Leever door ordre van den Heer Gouverneur binnen geroepen en aan haarlieden voorgestelt of, wanneer men aan de pagters dewelke de perceelen van de gesegde coele wijnen dit jaar souden komen aan te staan, eens quam vrij te laten soo veel bijtappers aan te mogen stellen als een igelijk van haar tot beeter benefitie sijner tapneering soude komen goed te vinden, deselve pagt als dan niet voor meerder prijs dan wel andersints in geval men de saken op den ouden voet, slegts met een bijtapper aan ider pagter te accordeeren, blijven liet, soude kunnen werden aangenomen; maar dewijl Van der Spuij daarop positief antwoorde dat hij dan als dit gedaan wierd niet van meijninge was om te pagten, uijt hoofde dat daaruijt nog meerder smockelarijen souden moeten volgen, die niet wel geweert souden kunnen werden, en dat ook de andere in sijne gedagten quamen toe te stemmen, behalven alleen Van der Swijn, die wel tot het accepteeren der propositie scheen te inclineeren, heeft men voor den meesten dienst der E. Comp. best geoordeelt ditmaal nog geen verandering hierin te maken en met de verpagting even als in voorgaande jaaren geschied is, na den inhoud der voorgeleesene pagtconditien voort te vaaren.40

Aldus gedaan, geresolveerd ende uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.41

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 42-47.

Dingsdag den {17310904} 4e September 1731, voormiddags.

Alle present, behalven den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel, bij indispositie.

Door den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergadering geproduceert geworden sijnde de geslootene boedelrekening van sodanige goederen als in het gepasseerde boekjaar van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaren onder sijne administratie gekomen waaren, met eerbiedig versoek dat die door deesen Raade mogt werden geapprobeert; is deselve boedelreekening na alvoorens neevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weescamer, dewelke tot exacte visitatie van dien sijn gecommitteert geweest, geexamineert te zijn, dan ook geaggreeert geworden.

Vervolgens is geleesen het versoekschrift door de pagters der Caabse coele wijnen in de onderstaande bewoording overgegeven42

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Politicquen Rade deeses Gouverneme[n]ts.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met alle respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer neederige dienaren, de burgers Abraham Lever, Carel Diederich Boetendag, Melt van der Spuij en Hendrik van Dijk, hoe sij bij de jongste verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen aanneemers gebleeven sijnde van de pagt der Caabse coele wijnen alhier, tot beeter voortsettinge haarer neeringe ijder gaarne een bijtapper souden willen aanstellen, soo neemen de supplianten de vrijmoedigheijd sig in alle eerbied te keeren tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., ootmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn sulx aan haar goedgunstelijk te accordeeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’

Waarover geraadpleegt sijnde, goedgevonden is dat het daarbij gedaane versoek sal werden geaccordeert en gevolglijk aan haar toegestaan ider een bijtapper te moogen aanstellen.

Sijnde daarop laastelijk meede geresumeert het volgende request, gepresenteert door de burgers Carel Diederick Boetendag en Jan van der Swijn, in de hier onder uijtgedrukte termen:43

Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbaren Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtbare Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nederigen dienaar Carel Diederik Boetendag, hoe hij suppliant bij de laa[t]ste verpagting van ‘s lants gemeene middelen aanneemer is gebleeven van het tweede perceel der Caabse coele wijnen alhier, ende gemerkt den suppliant ter oorsake hij nog geen wijnen heeft ingeslagen en dat deselve teegenwoordig ook niet wel te bekomen sijn, gem. pagt seer gaarne aan den burger Jan van der Swijn soude willen overlaten, soo neemt denselven derhalven de vrijheijd sig op de eerbiedigste wijse te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. met neederig versoek dat deselve sulx goedgunstelijk gelieven te permitteeren; versoekende gem. Jan van der Swijn insgelijx bij deesen seer ootmoediglijk dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbaare gelieven toe te staan dat de voorsz pagt aan hem mag werden overgedaan.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc. etc. (Was geteekent) C. D. Butendach, Jan van der Swijn.’

Over welkers inhoude gedelibereert en de daarbij gegevene reedenen, waarop dit versoek komt te steunen, in aanmerking genoomen sijnde, heeft men goedgedagt het selve te accordeeren en dierhalven aan hem Boetendag toegestaan sijn aangenomene pagt van het tweede perceel der Caabse coele wijnen aan Van der Swijn over te laten ende aan hem cessie van sijn regt te geven, sullende gem. Van der Swijn uijt dien hoofde als pagter van het gesegde perceel aangemerkt en voor de daarvoor uijtgeloofde pagtpenningen ter somma van vijfduijsent twee hondert guldens onder behoorelijke borgtogt aan de E. Compagnie verbonden blijven.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.44

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 48-58.

Donderdag den {17311011} 11e October 1731, voormiddags.

Alle present, behalven den opperkoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel.

Onser Heeren en Meesteren bij derselver geeerd aanschrijvens van den 9e April deeses jaars45 hebbende gelieven toe te staan dat aan de hier sijnde duijkers van de contanten en goederen die sij van den grond der zee komen op te haalen, tot meerder animering van deselve soude mogen werden toegelegt soo veel als men soude oordeelen te behooren, mits nogtans dat sulx niet excedeerde 10 pr. cnto. van de waarde der opgevischte goederen, wel minder maar niet meerder, Soo is derhalven ingevolge van die verleende qualificatie op het voordragen van den Heer Gouverneur goedgevonden dat men aan gemelte persoonen ijder een vereering van twintig Rds. sal toeleggen voor het geene dat sij bereijts hebben opgevischt, bestaande behalven 404 1/2 ducatons voornamentlijk in agtien ongemaakte dreggen, twaalf stucken ijser canon en veertien slijpsteenen, om dus voor eerst niet al te ruijm te gaan en haar evenwel door middel van dit presentje tot verder weldoen en ijver in haarlieder werk aan te moedigen.

Sijnde verders op het gedane versoek van den vaandrig deeses Casteels, Johannes van Baarsenburg, aan hem een stukje huijserfs ter groote van 20 quadraat roeden en 120 gelijke voeten agter ‘s Comps. stal leggende, in eijgendom gegeven geworden.

Na het welke geleesen is seekere missive door den landdrost en burger chrijgsraade van Stellenbosch en Drakensteijn , onder den 25e der gepasseerde maand September aan deese Regeering geschreeven,46 op welkers inhoude gelet sijnde, is gevolglijk goedgevonden en verstaan dat de daarbij versogte drie vaatjes met buscruijt en seshondert stux snaphaansteenen aan haarlieden volgens jaarelijx gebruijk tot de aanstaande wapenschouwing ‘s Comps. weegen sullen werden verstrekt, gelijk meede in voldoening van het daarbij verders gedane versoek nog drie andere vaatjes met buscruijt en seshondert ps. vuursteenen, om bij het oefenen der coloniers van de buijten districten in den wapenhandel gebruijkt te kunnen werden; boven het welke men ook heeft goedgekeurt de gedaane aanstelling van den corporael, Hannibal Opits,47 tot wagtmeester onder de Drakensteijnsse compagnie dragonders in steede van Jan Blignault, dewelke uijt hoofde sijner gebreckelijkheid van dien dienst heeft moeten werden ontslagen, alsmeede van den corporaal, Carel Hendrick van Hartmansdorf,48 tot sergeant onder de Stellenbosche voetcompagnie in de plaets van den ter oorsaak van sijne gebreeken en ouderdom van dienst ontslagenen Paul Keijser; maar de verkiesing van een cornet onder evengemelde compagnie dragonders van Drakensteijn , in steede van Jan Christoffel Schabort, dewelke vermits desselfs veelvuldige siektens en gebreckelijkheeden dien dienst niet langer kan waarneemen, heeft men best gedagt aan de gecommitteerdens dewelke tot het bijwonen van de jaarelijxe wapenschouwing onder ulto. deeser maand staande te geschiede[n], sullen afgaan, gedefereerd te laaten, sijnde daartoe bij deesen gecommitteerd geworden de E.Es. Hendrik Swellengrebel en Rijk Tulbagh.49


Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.50

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 59-61.

Donderdag den {17311018} 18e October 1731, voormiddags.

Alle present.51


Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreve.52

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 62-64.

Dingsdag den {17311023} 23e October 1731, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.

Is op het ingediende versoekschrift van den schipper op het naar Ceijlon gedestineerde schip Maria Adriana , Jan de Heere,53 aan hem gepermitteert geworden desselfs huijsvrouw, Cornelia Pijthius,54 en twee kinderen van hier met sig te moogen meede neemen.55


En sijn laastelijk ter vergaderinge geresumeert de negotie en soldij boeken deeses Gouvernements d’ as. 1730/31, komende bij de eerstgenoemde te blijken dat de lasten in dit boekjaer hebben gemonteert tot een somma van ƒ305,433:5:- en daar en teegens de suijvere winsten en ‘s lants inkomsten tot een somma van ƒ101,293:2:8, sulx de lasten dit jaar minder als in het voorleedene hebben gerendeert een bedragen van ƒ14,797:18:8 en daar en teegens niet tegenstaande het gering montant der pagtpenningen bij de jongste verpagting, meerder een somma van ƒ741:16:-, het welk men hoopen wil dat beneevens het minderen der lasten ‘t geen deesen jaare meestendeels uijt hoofde der scheepsonkosten is veroorsaakt, van jaar tot jaar nog meer sal mogen toeneemen.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.56

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 65-66.

Dingsdag den {17311030} 30e October 1731, voormiddags.

Alle present, behalven d’ E.Es. Hendrik Swellengrebel en Rijk Tulbagh, in commissie zijnde.

Op de propositie van den Heer Gouverneur is goedgevonden en voor den dienst der E. Compa. van noodsakelijkheijd geoordeelt dat in ‘t laa[t]st van deese week eenige manschap tot het doen van een landtogt onder de directie van den adjudant, Rudolf Jurgen Abel, sal werden uijtgesonden omme weederom, gelijk in ‘t jaare 1729 is geschied, bij de ver afgelegene Namacquas Hottentots eenige geijten ten behoeve der E. Compa. in te ruijlen, ten eijnde daarmeede den aanteelt van Kirmanse bocken en geijten ter deeser plaatse dies te beeter sal kunnen voortgeset werden.57

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreeve58

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 88, pp. 67-68.

Vrijdag den {17311102} 2e November 1731.

Vermits den oppermeester van het aanweesend en naar Ceijlon gedestineerde schip ‘s Heeren Arendskerk , Gilles Poppe van Ijsendijke, uijt hoofde van swaare lammigheijd niet in staat is om met dien bodem te kunnen meede vaaren, en daarom versogt heeft om tot het weeder krijgen sijner gesondheijd alhier te mogen blijven vertoeven, geliefden den Heer Gouverneur derhalven den eersten geswoore clercq huijden morgen bij de leeden des Raads rond te senden, met ordre om Haar E.Es. af te vragen of sij ër iets teegen hadden dat men gem. Gilles Poppe ter deeser plaatse latende verblijven, den derdemeester uijt ‘s Comps. hospitaal alhier, Jan Andries Ditter,59 als een bequaam en ervaren persoon weesende, weeder tot oppermeester op gedagte schip ‘s Heeren Arendskerke aanstelde; waarop Haar E.Es., uijtgenomen de ondercooplieden Hendrik Swellengrebel en Rijk Tulbagh (dewelke in commissie buijten zijn), eenpariglijk hebben geadviseert daar niets tegen te hebben, en dat bij gevolge om voorsz bodem daaromtrent in geen verlegentheijd te laaten, geciteerde Jan Andries Ditter daarop als oppermeester sal worden geplaa[t]st en aangesteld, met verhooging van gagie tot dertig guldens ter maand.

Aldus gedaan en in omvrage gebragt, ten dage en jaare voorschreeve.60

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] In kennisse van mij, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 88, pp. 69-71.

Donderdag den {17311108} 8e November 1731, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, en den E. Nicolaas Heijning.

Ter gedane meenigvuldige instantien van ‘s Comps. lijfeijgen, Jan van Manda van de Caab, dewelke veele jaaren herwaarts den dienst als schoolmeester in ‘s Comps. slaven logie tot genoegen waargenomen, gevolglijk den H. doop ontfangen en sig seer wel in de Nederduijtsche tale geoeffent heeft, is denselven op het voordragen van den Heer Gouverneur om die reedenen ende ten aansien men andere bequame stoffe aan handen heeft om den schoolmeestersdienst in gemelte logie weederom te kunnen doen waarneemen, uijt slavernij ontslagen en in vrijdom gesteld, ten eijnde sijn kost hier of elders met alle gepermitteerde hanteeringe neevens andere vrije ingesetenen te moogen soeken, mits dat door hem aan de E. Compagnie in eijgendom sal moeten werden overgegeven een kloeke en gesonde mansslaaf, genaamt Gerrit van Rio de la Goa, dewelke alvoorens door den opperchirurgijn deeses Gouvernements gevisiteert en van de vereijschte lichaams gesteltheijd sal moeten gevonden werden.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.61

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 72-80.

Dingsdag den {17311120} 20e November 1731, voormiddags.

Alle tegenwoordig.62


Verders is op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat ten behoeve van de verwagt wordende retourscheepen der successive besendingen in den aanstaanden jaare van hier te vertrecken staande, twee hondert mudden gort door ‘s Comps. gortmaker in gereetheijd sullen werden gebragt.63


Ende gemerkt den tijd tot de verpagting der leverantie van versch vleesch en levendige schapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal etc., jongst op den 1e Februarij 1729 voor den tijd van drie jaaren geschiet sijnde, als nu weeder op handen begint te schieten, is derhalven noodig geoordeelt dat men billietten sal doen affigeeren om een ijgelijk bekent te maken dat gemelte leverantie op den 1e Februarij aanstaande, om met pmo. Maij daar aanvolgende in te gaan, publicquelijk in een, twee, drie of vier perceelen aan de minst biedende sal werden opgeveijld en dat wel voor den tijd van een, drie of vijf jaaren, nadat men deselve voor den minsten prijs in de drie voorgestelde tijden van een, drie of vijf jaaren aan den man sal kunnen helpen, het welk voor den meesten dienst der E. Compagnie goedgevonden is dat wel expresselijk tot narigt van een ijgelijk in de voormelte billietten sal werden uijtgedrukt gelijk meede de namen der plaatsen dewelke het district van de Groenecloof uijtmakende, tot weijde voor het vee van de gecontracteerde slagters geduurende den tijd haarer leverantie gebruijkt sullen kunnen werden, op dat een ijder weeten kan waarna hij sig hieromtrent sal hebben te reguleeren en waarom ook den tijd van een, drie of vijf jaaren waarvoor men van meijning is de verpagting te laaten geschieden, soo als reets is gesegt, bij de billietten tot narigting sal werden aangehaald, ten eijnde een ijgelijk tijd hebbende om sijne gedagten daarover te laaten gaan, sig met het inkoopen van vee als andersints te beeter tot den aanneem in staat sal kunnen stellen en sijn meeste voordeel niet alleen behartigen, maar ook uijtdenken welke van de drie voorgestelde tijden soo wel voor de E. Compagnie, die den minsten prijs dient, als voor de leveranciers selve, het voordeeligste soude kunnen uijtkoomen; sullende met eenen bij het formeeren der pagtconditien sorge werden gedragen dat ër genoegsaame weijde voor ‘s Compagnies vee in de Groene Cloof overblijft; ten welken eijnde nog vier plaatsen boven de geene die bij de voorige pagtconditien sijn uijtgedrukt, namentlijk de Oude Cruijwagens Post , Rietvalleij , Louwscloof en Bokke Rivier , dewelke daarbij abusive aan de gecontracteerde slagters sijn afgestaan geweest en die, soo als doenmaals de meijning ook geweest is, aan de E. Compa. hadden behooren te blijven, sullen werden ingetrocken, dewijl men nu nog nader ondervonden heeft dat deselve te na leggen en de uijtdrift van ‘s Comps. vee koomen te belemmeren.

Sijnde laastelijk ten versoeke van den boekhouder, Johan Raack,64 aan hem gepermitteerd geworden om uijt slavernij te moogen ontslaan en in vrijdom te stellen seekere hem toebehoorende slavin, met name Sara van de Caab, mits dat ër behoorelijke borge gesteld word dat gemelte vrij te geevene slavin binnen den tijd van tien jaaren niet tot last van de diaconie sal komen te vervallen.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.65

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 81-89.

Dingsdag den {17311127} 27e November 1731, voormiddags.

Alle present.66


Bij welke geleegentheijd door den Heer Gouverneur verders te kennen gegeven wierd dat hoewel den tijd tot het vertrek der aanweesende drie scheepen, in naarkoming van de beveelen onser Heeren en Meesteren ten dien subjecte aan deese Regeering gegeven, al eenigsints op handen begon te schieten, sulx evenwel niet soude kunnen geschieden of deselve ordres ditmaal agtervolgt werden, ten aansien de manschap deeser drie bodems sig in een seer sobere gesteldheijd quam te bevinden en wel soodaanig dat van het schip het Wapen van Hoorn teegenwoordig niet meer dan een man van de mattroosen die daarmeede sijn uijtgekoomen, sig in gesondheijd en aan boord bevond, sonder dat men ook van de gepasseerde scheepen eenige gereconvalesceerde manschap ofte wel op de werf als anders aan handen had om daaraan te kunnen bijsetten, of dat ër van haare aangebragte sieken tot nu toe niet meer dan eenige weijnige weeder tot herstellinge hadden kunnen werden gebragt, soo dat het op sijn best genoomen soude weesen bij aldien het schip Stadwijk , welkers volk nog wel het best gestelt is, in de aanstaande week tot vertrek klaar soude kunnen geraken, het geen Sijn Edele gelaste in deesen te insereeren, op dat hier uijt blijken mogt dat omtrent het depescheeren van ‘s Comps. scheepen geen den minsten tijd of naarstigheijd versuijmt, maar in teegendeel alles aangewend wierdt wat daartoe maar eenigerwijse soude kunnen dienen.

Ook is op het voordragen van den Heer Gouverneur dat hier nog een goede parthij leggers schoven uijt het vaderland overgekoomen, een geruijmen tijd onverkogt waren blijven leggen, goedgevonden en verstaan dat men tot een preuve eenige leggers daarvan sal doen opmaaken en dat deselve ten meesten prijse tot voordeel der E. Compa. aan deese ingeseetenen sullen werden verkogt, het geen men vertrouwt dat nog met een reedelijk advans sal kunnen geschieden.

Soo als meede op de propositie van Sijn Edele en de noodsakelijkheijd die sulx vereijscht, besloten is dat ‘s Compagnies vervallen gebouw op het Dassen Eijland ten eersten na behooren gerepareert sal werden.

Laastelijk is naar lectuure van seeker versoekschrift door den burger Arnoldus Maasdorp67 in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Politicquen Raad deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heere en E. Agtbaare Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer neederigen dienaar, Arnoldus Maasdorp van Cabo de Goede Hoop, geadsisteert met desselfs vader, Christiaan Maasdorp,68 hoe hij suppliant reets maar den ouderdom van 22 jaaren heeft bereijkt en egter vermeijnt genoegsaam in staat te weesen om sijne goederen naar behooren te kunnen administreeren, dierhalven neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. op ‘t onderdanigste te versoeken dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan den suppliant te verleenen brievende venia aetatisen suppletie van ouderdom, sullende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., des behagende, uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren deeser plaatse (onder wiens voogdij den suppliant ook is staande) desselfs goed leevensgedrag komen te blijken.69

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc. etc. (Was geteekent) As. Maasdorp, C. Maasdorp.’

En na resumptie der daarbij gevoegde attestatie van weesmeesteren deeser plaetse, onder wiens voogdij gemelten Maasdorp is staande, waaruijt desselfs goed leevensgedrag komt te blijken, gearresteert en vastgestelt dat aan hem het versogteveniam aetatissal werden verleend en hij alsoo in staat gesteld om sijn eijgene goederen ten meesten oirbaar te kunnen administreeren.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.70

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 90-92.

Dingsdag den {17311204} 4e December 1731, voormiddags.

Alle present.

Het seer geeerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse Regeering tot Batavia, in dato den 14e September deeses jaars,71 met het voor gisteren gearriveerde provisieschip Hofvlied ontfangen, door den Heer Gouverneur ter vergadering geproduceert, met aandagt geleesen ende geresumeert sijnde, is op de propositie van Sijn Edele ten meesten dienste der E. Compa. goedgevonden dat om soo veel doenelijk aan den door Haar Hoog Edelens gedanen eijsch van oliphants tanden te kunnen voldoen, bij publicque afficxie van billietten aan alle ende een ijgelijk deeser ingesetenen sal werden geordonneert dat al wie eenige oliphants tanden magtig is of in het vervolg aan handen mogt krijgen, deselve aan d’ E. Compa. sal hebben te leveren, met bijvoeging dat die teegens een billijken prijs en voor soo veel als se een ander waardig zijn, sullen worden ingekogt en aangenoomen, mitsgaders met expres verbod dat gemelde tanden aan geen particulieren sullen mogen werden verkogt, op paene van confiscatie ten behoeve der E. Compa., en dat de overtreeders van deese onse ordre bovensdien arbitralijk na exigentie van saaken gecorrigeert sullen werden, waarom ook den Heer fiscaal en landdrost aanbevolen blijft daar teegens alomme een wakend oog te doen houden.

Meede is aan den burger Jan van der Swijn op desselfs gedane schriftelijk versoek72 gepermitteerd geworden om uijt slaafse dienstbaarheijd te ontslaan en in vrijdom te mogen stellen seekere sijne lijfeijgene met name Anna van de Caab, beneevens haar kind, Jacob van de Caab, mits borg stellende dat gemelte vrij gegevene lijfeijgenen binnen den tijd van tien eerstkoomende jaren niet tot last der diakonie komen of vervallen sullen.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.73

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 93-101.

Donderdag den {17311213} 13e December 1731, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.

Seekere missive van landdrost en heemraden van Stellenbosch en Drakensteijn , in dato den 8e deeser loopende maand December, door den Heer Gouverneur ter vergaderinge geproduceert, geleesen en in de volgende bewoording vervat sijnde:74

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie aldaar.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbaare Heeren,’

‘Wij vinden ons verpligt Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. op het eerbiedigste ter kennisse te brengen hoe den vrijswart, Abraham de Haan,75 sig aan ons geaddresseert en versoek gedaan hebbende dat aan hem mogte werden gepermitteert om over de Berg Revier op sijn eijgen onkosten een ponton te laten maken, waardoor hij in staat soude zijn een gelaade waagen, beesten en wat dies meer zij, onbeschadigt over gesegde Berg Revier over te brengen, mitsgrs. dat hij de slaven tot dies behandeling gerequireert werdende, selfs soude besorgen, als meede nog een schuijtje voor de passeerende menschen houden, om deselve des te gemackeijker te gerieven en bovensdien de Roodezands Kloof 76 met het geene wat daartoe behoort, mitsgrs. het pad naar de Kleijne Bergrevier en de drift van deselve geleegen bij Aart Olivier,77 het geheele jaar door in goeden staat van gebruijk onderhouden, mits daarvoor van ijder persoon over meergesegde Bergrevier woonagtig sijnde, jaarlijx een mudde koorn mogte genieten; ende gemerkt het Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. genoegsaam bekent is wat schaden en ongelucken evengem. Bergrevier nu reets eenige jaaren herwaarts veroorsaakt heeft, en dat men gevolglijk in ‘t toekoomende van deselve ook niets anders sal te verwagten hebben, soo was het wel te wenschen dat tot gerief der ingeseetenen en tot voorkoominge van alle ongelucken een middel mogte werden uijtgevonden om van diergelijke gevaaren eens bevrijd te zijn; te meer omdat men nu reets veele jaaren lang daarover is beesig geweest om, was het doenelijk, een brugge over meergem. revier te leggen, het welk men egter weegens de swaare onkosten altijd ontsien en daarbij gevreest heeft het perijkel van op een losse zand te bouwen; weshalven wij dan ook in onse vergadering van den 5e November jongstleeden na rijpe overweeging van saaken (nogtans onder het wijser oordeel van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs.)78 niet anders hebben kunnen sustineeren als dat gem. ponton op de voorverhaalde wijse seer dienstig en bequaam soude zijn, immers wij kunnen naar ons gering begrip geen gemackelijker nog beeter middel daartoe uijtdenken; en aangaande de mudde koorn die gem. De Haan daarvoor jaarlijx komt te requireeren, soude men daaromtrent ook seer gemackelijk met hem kunnen overeenkoomen, wel te verstaan dat de gegoedste burgers in plaats van een, twee mudden en de andere die wat swacker van middelen waren, soo veel te minder quamen te geven, soo dat meergesegde De Haan evenwel zijne volkomen betaling ontfing; gebruijkende dierhalven de vrijheijd het een en ander aan Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. doorsigtig oordeel pligt schuldig te defereeren, met bijgevoegd eerbiedig versoek indien het van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. approbatie mogte zijn, datter soodanig een ponton soude gemaekt werden, als dan door Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. aan meergem. De Haan insgelijx mogte werden gepermitteert om op de bequaamste plaats waar denselven dikwilsgen. ponton zoude willen leggen, meede een huijsje tot lijfberginge sijner slaven te laten optimmeren, sullende als dan door ons met evengem. De Haan soodanig een contract werden gemaakt als wij ten meesten nutte van de colonie sullen bevinden dienstig te zijn.’

‘Terwijl wij deese dus kortelijx eijndigende, beveelen wij Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. dierbare persoonen beneevens derselver hoog g’agte familien in Godes heijlige hoede - - - (Was geteekent) Pr. Lourensz, Jan Nel, Dl. vn. dr. Lith, Js. Groenewalt, H. W. vaen de Merve, Jan Bastiaense. (In margine) Stellenbosch , den 8e December 1731.’

Heeft men om de daarbij aangehaalde reedenen ten meesten nutte deeser colonie en de over de Berg Revier wonende ingesetenen goedgevonden en vastgestelt dat landdrost en heemraaden sullen werden gequalificeert met den burger Abraham de Haan weegens het houden van een ponton in gemelte rivier soodanig contract te mogen aangaen als zij sullen dienstig vinden te behooren, wordende ook aan haarlieden gedefereert gelaten ten opsigte van het koorn dat daarvoor jaarlijx aan gedagte De Haan sal moeten werden betaalt, al sulke schickingen te maaken als door haar behoorelijk sullen worden gevonden; gelijk meede aan hem De Haan gepermitteert word om tot lijf berging sijner lijfeijgenen een huijsje te mogen optimmeren ter plaatse alwaar de ponton sal moeten werden gehouden.

Waarna geleesen ende geresumeert sijn geworden de nominatien door den Caabsen kerkenraad, neevens kerkenraade van Stellenbosch en Drakensteijn , als meede van burgerraaden, weesmeesteren, commissarissen van civiele en huwelijx saken, mitsgrs. landdrost en heemraaden der voorm. buijten districten ingedient;79 agtervolgens welke men sig de gedane verkiesing van Johannes Kruijwagen tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in steede van den afgaanden Gijsbert la Febre heeft laaten welgevallen, en sijn uijt het dubbelt genomineert getal voor de af te treedene diaconen, Jacob Scheffer en Jacobus de Hennion, weeder daertoe verkooren David d’ Aillij80 en Jonas van der Poel.

Soo als ook de electie van Jan Valk81 tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch in de plaats van Jan Nel goedgekeurt en tot diacon in steede van Gerrit van der Bijl gemaakt is Jacob Cloeten;82 sijnde wijders de verkiesing van Pieter de Villiers83 tot ouderling van Drakensteijn voor den afgaanden Schalk Willemsz van der Merwe al meede geapprobeert, en in plaatse van de uijtgedient hebbende diakonen, Jan Blignault en Philip Snijman, daartoe verkooren Jacob Hugot84 en Stephen du Toit.85

Waar en boven gemelte kerkenraden van Stellenbosch en Drakensteijn sal werden aangeschreeven dat dewijl men deesen jaare weederom geen commissariss politicq na de buijten districten sal laaten afgaan, door haarlieden gevolglijk sorge sal moeten werden gedragen dat de kerkelijke reekeningen haarer arme penningen soo spoedig doenelijk herwaarts opgesonden werden.

Verders sijn uijt het dubbelt genomineert getal in steede der afgaande burgerraden, Jan de Wit en Guilliam Heems, daartoe weeder geeligeert geworden Gijsbert la Febre en Daniel Phijl;86 als meede tot weesmeesteren in de plaats van Rudolph Sigfried Alleman en Paulus Artois, Abraham Decker en Johannes Blankenberg; tot commissariss87 van civiele en huwelijx saken in steede van Abraham Decker, Johannes van Baarsenburg; en eijndelijk tot heemraaden van Stellenbosch Johannes Louw en Gerrit van der Bijl, mitsgrs. voor Drakensteijn Andries Grove en Jacob Coetzer, in de plaats van de uijtgedient hebbende heemraaden dier colonien, Jan Nel, Willem Pas, Hendrick van der Merwe en Pieter du Toit.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.88

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 102-103.

Donderdag den {17311227} 27e December 1731, voormiddags.

89

Alle teegenwoordig.

Aan de scheepen dewelke na haare monstering door contrarie winden hier ter rheede nog werden opgehouden, wel vleesch en groente, maar geene brooden verstrekt werdende, is op het voorstel van den Heer Gouverneur tot meerder verquicking van de hier aankomende scheepelingen voor den meesten dienst der E. Compa. goedgevonden dat aan soodanige bodems neevens het vleesch en moeskruijden voortaan ook versch brood sal werden toegevoegt, het geen voor deesen meede in gebruijk geweest sijnde, door toeval van misgewasschen in de granen buijten usantie is geraakt, dog teegenwoordig vermits den goeden ougst die door Godes goedheijd voor handen staat en onse bovensdien in voorraadt sijnde graanen sonder de minste incommoditeijd weederom sal kunnen geschieden.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreeve.90

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 104-112.

Sondag den {17311230} 30 December 1731, ‘s morgens ten seeven uuren. Extraordinaire vergadering.

Alle teegenwoordig.

Een deeser ingesetenen, met name Jan Ditlof,91 woonende aan de Picquet Bergen 92 op de plaats van den burger Jan Maijboom, gisteren avond laat opgekomen en door denselven aan den Heer Gouverneur gerapporteert sijnde hoe hem door een Hottentot van gemelten Maijboom mitsgaders een jongen van den heemraad tot Drakensteijn , Andries Grové, was te kennen gegeeven dat sig een schip in de St. Helena Baaij 93 soude bevinden, waarop en omdat hij daar en boven vermeijnd naderhand selfs eenige canon schooten te hebben hooren doen, sig aanstonds met sijn wagen herwaarts hadde op weg begeeven om het noodige berigt van deese zaak aan Sijn Edele te kunnen brengen, soo wierd derhalven door den Heer Gouverneur voorgedragen dat deese vergadering daarom expresselijk hadde doen beleggen, ten eijnde hierop soude kunnen werden gelet en in overweeging genomen wat middelen men tot adsistentie van deesen bodem soude dienen bij der hand te vatten, ten aansien bij aldien deese tijding met de waarheijd overeenkoomende en dat het een ‘s Comps. schip bevonden word, het seer waarscheijnelijk, ja niet buijten twijffel is of het selve sal sig in een seer sobere gesteltheijd komen te bevinden, ter consideratie van de lange reijs dewelke de nog verwagt wordende paasscheepen, die men gedagt heeft dat in de bogt van Guinea 94 sullen vervallen sijn, seedert haar vertrek uijt het vaderland gemaakt hebben; over het welke met aandagt gedelibereert sijnde, is op de verdere propositie van Sijn Edele voor den meesten dienst der E. Comp. goedgevonden dat men de ter rheede leggende brigantijn Fijenoord , gelijk daarmeede op ‘t bevel van den Heer Gouverneur gisteren avond al begonnen is, verders in gereedheijd sal doen brengen om op de eerste ordre na de St. Helena Baaij te kunnen vertrecken en dat daarin soo veel leggers met drinkwater als dat vaartuijg bergen kan sullen worden afgescheept, mitsgrs. ses mudden erweeten, ses dito boonen, 100 versche brooden en een goede partij groente om ter verquicking van de manschap van den aldaar geankert leggenden bodem te kunnen dienen, gelijk ook dat men op gesegde brigantijn behalven sijn eijgen twintig coppen, een getal van tagtig mannen soo zeevaarende als militairen, plaatsen sal, dewelke van de werf, uijt het hospitaal en dit guarnisoen sullen moeten werden bij een gesamelt, om in geval van noodsaakelijkheijd dat schip te helpen redden en hier ter rheede of wel in de Saldanhabaaij , bij het Dassen of Robben Eijland , nadat het best sal willen slagboegen, te kunnen brengen, ten eijnde deese Tafelbaaij vervolgens door het selve van een der soo even gemelde plaatsen verders met de eerste bequame geleegentheijd sal kunnen besteevent werden; communiceerende den Heer Gouverneur bovens dien aan de leeden van den Raad dat Sijn Edele den voorwaarts genoemden Jan Ditlof bereijts weederom hadde na buijten gesonden, met ordre om den corporaal uijt de Groenecloof in passant meede te neemen en soo te samen na de St. Helena Baaij voort te gaan om te verneemen hoe het aldaar gesteld en of ër waarelijk een schip van de E. Comp. dat hulp van nooden mogt hebben, geankert is, waarvan sij soo draa doenelijk kennisse sullen moeten te rug brengen en inmiddels aan de daarop sijnde menschen t’ haarer aanmoediging berigt doen van de adsistentie die zij van hier met een onser vaartuijgen ten eersten sullen hebben te wagten, om het welke, dies te spoediger te kunnen doen, door haar van een igelijk deeser ingeseetenen uijt naame van den Heer Gouverneur tot voortsetting hunner reijs soo op den heen als weeder togt ten dienste der E. Comp. in soo een pressant geval paarden sullen mogen werden afgevordert, en soo meede dat Sijn Edele ordre hadde doen stellen dat het volk van de post van den burgerraad, Johannes Kruijwagen, als het naaste bij geleegen sijnde, aan den aldaar geankerden bodem, de E. Comp. toebehoorende, dog anders niet, alle ververssing en behulpsaamheeden die het voor haar mogelijk is sullen hebben toe te brengen, waarop men het dan voor eerst tot nader inkomst van tijding heeft moeten laten blijven berusten.95

Na het welke geleesen sijnde het seer geeerde schrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Regeering van India tot Batavia, in dato den 12 October deeses jaars,96 met de presente retourscheepen der eerste besending ontfangen, geliefden den Heer Gouverneur laastelijk nog ter vergaderinge te produceeren seekere missive door gecommitteerde leeden uijt den Agtb. Raad van Justitie des Casteels Batavia per het commandeursschip Castricum aan ons geaddresseert, met ende beneevens een afschrift van het rapport door Haar E. Agtb. aan welgemelte Heeren der Hooge Indiaasse Regeering overgegeven, betreffende de door haar gedane visitatie van die kiel, beijde gedateert onder het hooge land van Bantam 97 den 15 October passto., welkers gelijke brieven en rapporten dat selfde subject concerneerende, voor ons op ider retourschip insgelijx werden gevonden; weshalven door Zijn Edele in consideratie gegeven wierd wat men hier uijt dienden te besluijten en of het de meeninge niet soude kunnen sijn dat alle retourscheepen alhier gevolglijk weederom op nieuws souden moeten gevisiteert werden; dog waarover gedelibereert en in aanmerking genomen weesende dat de scheepen na haar vertrek van Bantam geen geleegentheijd altoos meer hebben om particuliere goederen te kunnen inneemen en dat sulx ter deeser plaatse ook niet geschieden kan, mitsgrs. dat hier geen lading gebrooken en dit Gouvernement slegts als een verversch plaats door de retourscheepen aangedaan word, Soo is daaruijt gesustineerd en opgemaakt geworden dat deese visitatie oversulx alhier geen plaats kan hebben, gelijk ook Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indissche Regeering geen mentie van deese zaak in haaren voormelten aan ons met de vloot toegesondenen brief komen te maken, maar op dat men evenwel in deese onseekerheijd niet mis soude mogen tasten, is best geoordeelt dat men bij de monstering der retourscheepen door den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, en gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie sal doen opneemen en aanteijkenen hoe diep deselve als dan voor en agter treeden, welkers rapport hier sal worden bewaart, of het sake was dat deese onse bevinding in het vervolg uijt het vaderland of India quam gevordert te werden; waarmeede men vertrouwt te sullen kunnen volstaan, te meer dewijl diergelijke rapporten als hier voorwaarts genoteert sijn door de leeden van den Agtb. Raad van Justitie des Casteels Batavia, niet alleen aan ons, maar ook direct met deese selfde scheepen aan onse Heeren en Meesteren in het vaderland worden toegesonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.98

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 113-119.

Woensdag den {17320109} 9e Januarij 1732, voormiddags.

99

Alle tegenwoordig.

Door kerkenraade deeser plaatse aan den Heer Gouverneur versogt geworden zijnde seker erf geleegen in deese Tafelvalleij agter den Schotsen Tempel , dat aan haar bij testament vermaakt en alzoo in eijgendom is aangekoomen, met eenige klijne huijsjes te mogen betimmeren, ten eijnde daarin sommige behoeftige menschen, voor wien anders maandelijx huijshuur moet werden betaald, geplaatst zouden kunnen werden; Soo is derhalven op het voordraagen van Zijn Edele geen swarigheijd gemaakt dit versoek van kerkenraade toe te stemmen, te meer dewijl deselve tegenwoordig genoegsaame penningen tot het opmaaken van dat gebouw bij cassa hebbende, renteloos moeten laten leggen, en dat overzulx hiermeede eenige andersints gedaan moetende werdene costen van huijshuur voor haar sullen kunnen werden uijtgewonnen.

Waarna op het versoek van eenige persoonen met de naargen. scheepen repatrieerende,100 aan haarlieden is toegestaan de volgende lijfeijgenen naar het vaderland te mogen meedeneemen, als met het schip Opperdoes : juffw. Magdalena de Wit, wed. van den baas van het eijland Onrust ,101 Pieter van Nieukerk, een slavin, gent. Diana van Ternaaten; den provisioneel adsistent, Coenraad Adriaan Crudop, een slaaf, gent. Meij van Maccasser; met het schip Soetelingskerk : den boekhouder, Cornelis Mol, een mansslaaf, gent. Gallant van Mallabaar; met het schip Berkenroode : den geweesen baas op het eijland Onrust , Cornelis van Sorgen,102 een slaave jongen, gent. Palm van Bengaalen; met het schip Heesburg : den vaandrig, Jan Georg Fidler,103 een slavin, gent. Christina van Bougis; met het schip Haaxburg : den vaandrig, Hendrik Holscher,104 een slaave jonge, gent. Fortuijn van Bouton; den Bataviaassen vrijburger, Jan ten Beuken,105 een slavin gent. Cornelia van Couchin; mits dat het gewoonelijke transport en costgeld voor deselve, zoo voor de heen als wederreijse, alvoorens naar behooren in Comps. cassa betaald zal weesen.

Werdende laastelijk door den Heer Gouverneur te kennen gegeven dat den onlangs met ‘t schip het Huijs te Marquette hier aangeweest zijnde na Batavia vertrockenen commandant bergwerker, Andries Broekman, geduurende zijn vertoef ter deeser plaatse, bij geval gecoomen weesende bij de put dewelke burgerraden voor omtrent twee jaaren geleeden op het pleijn voor de burgerwagt hebben doen graaven, met oogmerk dat de boven aan de Caab woonende ingesetenen haar gerief van water voor een gedeelte daaruijt souden kunnen hebben, hadde vermeijnd seer goede teekenen van goud en silver aderen aldaar te hebben gevonden, waarom hij van gedagten was dat het wel de moeijte waard zoude zijn dat men sulx wat nader deeden ondersoeken, en om welke redenen Zijn Edele niet alleen bij het aanweesen en op de gedaane aanweijsing van gem. Broekman, die daarbij doenmaals present zijnde, zulx selfs heeft doen verrigten, maar ook naderhand agtervolgens zyn onderwijs hoedanig dit behoorden te werden gecontinueert, eenige klippen in gedagte put hadde doen springen en de daaruijt gekoomene stoffe laaten suijveren en ondersoeken, dog sonder dat men voor als nog met sekerheijd zoude kunnen seggen van wat hoop of verwagting deese zaak stond te werden agtervolgd, als waartoe meer tijd, ondervinding en arbeijd vereijscht sal werden, gemerkt het geene dat tot nu toe gevonden is, schoon wel eenigsints den scheijn van goud hebbende, egter de proef in de smeltkroes en tegens het sterk water niet heeft kunnen uijthouden, maar in tegendeel hierdoor in rook is coomen te verdwijnen; uijt welken hoofde den Heer Gouverneur dan ook geliefden voor te draagen of het niet best zoude weesen dat men, om geen al te voorbaarigen ophef van deese vermeijnde ontdecking te maaken, de kennisgeving hiervan aan onse Heeren en Meesteren met deese tot de volgende scheepsgelegentheijd, bij aldien het als dan nog dienstig mogt werden gevonden, quam uijt te stellen, ten eijnde zulx tijd van nader ondersoek hebbende, met meerder nadruk en vastigheijd van het geene dat van deese gewaande mijn te hoopen weesen mogt, sal kunnen geschieden; over het welke gedelibereert zijnde, is het selve in diervoegen best geoordeelt en als met den meesten dienst der E. Compagnie overeencomende, vastgesteld geworden dat men met de presente retourscheepen hiervan geen mentie zal maken, maar het selve ter contrarie tot het vertrek van de scheepen der tweede bezending uijtgesteld laten blijven, om dan als het der pijne waard mogt geoordeelt werden, het nodige berigt van deese zaak na het vaderland, dog anders niet, te kunnen laten afgaan.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.106

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 88, pp. 120-129.

Woensdag den {17320109} 9e Januarij 1732, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Gouverneur deeser plaatse etc., de Heer Izaak Hage, commandeur der presente retourvloot, de Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, den E. Jan de Marre, vice commandeur, d’ Heer Mr. Daniel van den Henghel, fiscaal independent alhier, den E. Gerrit Kuijt, schout bij nagt, d’ Heer Johan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Michiel de Reus, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Jan de Haan, den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Jan Almees, den E. Christoffel Brand, den E. schipper Jurriaan Popta, den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Gerrit van Weesel, den E. schipper Hendrik Smit, den E. schipper Daniel Overbeek, den E. fiscaal der retourvloot, Jan Christoffel Loreke.

Wierd door den Heer Gouverneur te kennen gegeven dat Zijn Edele deese vergadering dus vroegtijdig hadde doen beleggen ten eijnde aan de presente vlag en andere officieren van de vloot te kunnen voorstellen en afvraagen hoedanig het met haare onderhebbende bodems gesteld was en wanneer sijlieden in staad van vertrek zouden kunnen geraaken, verdagt zijnde dat onse Heeren en Meesteren aan een spoedige reijsvordering derselver zeer veel was geleegen, en dat Haar Wel Edele Hoog Agtbe. zulx derhalven met nadruk hadden gelieven aan te beveelen, waarom het een iders pligt zoude zijn zoo veel spoed te maken als eenigsints sal kunnen geschieden; op het welke door den Heer commandeur en vervolgens door de verdere opperhoofden van de vloot is betuijgd geworden dat zij hier omtrent niet in gebreeke zouden blijven, maar dat, dewijl de bovenste en onderste decken van al de scheepen gecallefaat, de poorten tussen deks gebraauwt, en het meeste wand van deselve scheepen geligt zal moeten werden, en dat bovensdien de blaasbalk van het commandeursschip Castricum zal moeten werden opgebrooken en voorsien, mitsgrs. gesogt na een leckasie die aan het vice commandeursschip Heesburg gevonden word, waardoor om het half uur wel omtrent 18 duijmen water bij de pomp coomen aan te wasschen, gelijk ook de laading van dien bodem onder de vuijle bras en combuijs zal moeten werden opgenomen, de focke rust gevoert, de blaasbalk opgebrooken en het roer van dit schip zoo wel als dat van Opperdoes afgehangen en aan de wal gebragt, ten eijnde men de veeren van de haax en vingerlingen zal kunnen doen versorgen, mitsgaders dat het groote ezelshoofd van Haaxburg geligt, de groote steng van Berkenroode voorsien, en daar en boven de boegspried van die kiel met een wang belegt zal moeten werden, zoo als eijndelijk ook de combuijs van Prattenburg , die zig zoo slegt gesteld heeft bevonden, dat aan de eene kant al is ingebrand geweest, op nieuws sal moeten werden opgemetseld en versorgt, buijten en behalven dat men nog drie stengen en ook zoo veel rhaas voor de scheepen in voorraad sal moeten doen klaarmaken, door toedoen van alle deese onvermeijdelijk vereijscht wordende saaken den tijd zoo ver sal coomen in te schieten, dat deese maand daarmeede ruijm ten eynde sal moeten loopen, principaal ten aansien zijlieden uijt oorsaak van de continueel gewaaijt hebbende harde Z.Oste. winden geduurende haar aanweesen alhier nog seer weijnig hadden kunnen uijtregten, en dat deselve wind die in dit saysoen des jaars bij na alle daagen sterk doorblaasende, de rheede voor klijn vaartuijg onbruijkbaar maakt, haarlieden in het vervolg naar allen schijn geen minder verhindering in het te doene scheepswerk zal coomen toe te brengen, en dus den voorgestelden tijd rykelyk doen verloopen eer dat alles zijn beslag naar behooren sal kunnen erlangen; waarover dan ook met aandagt geraadpleegt en de voorgedraagene redenen der officieren van de vlood in aanmerking genoomen zijnde, heeft men gevolglijk voor den meesten dienst der E. Comp. best geoordeelt en moeten besluijten dat gem. vloot op Donderdag den laatsten deeser loopende maand Januarij sal werden gemonsterd en gedepescheert, om de rheijse als dan onder Godes genadigen zeegen van hier naar het vaderland te kunnen voortsetten, inmiddels dat aan deselve met ‘s lands vaartuijgen als andersints de behulpsame hand tot het helpen verrigten van het geene dat nodig is, soo veel de gesteldheijd van weer en wind sal willen toelaaten, bij continuatie gelijk tot nog toe is geschied, wijders in allen deele zal werden gebooden; werdende daarop door den Heer Gouverneur aan de gezamentlijke scheepsoverheeden voorgehouden of imand nog iets noodwendigs voor gedagte rheijs quam te requireeren, en is op het te kennen geven van den schipper van de Vis , Jan Almees, dat door hem een nieuwe pomp, en die van Berkenroode , Jurrien Popta, dat hij een wang tot het versorgen zijner boegspried quam te benodigen, goedgevonden dat het een en ander aan haarlieden sal werden verstrekt, zoo wel als eenige andere kleijnigheeden die voor sommige der overige scheepen nog vereijscht wierden. En gelijk de gewoone versche potspeijse voor de Patriaasse reijs aan deese tien kielen daar en boven is verstrekt geworden, wil men hoopen dat zij ten voorm. daage in zee geraakende, de havenen onses lieven vaderlands met een gewenschten voorspoed sullen mogen bestevenen; zijnde ook bij resumptie der Turksse passen staande vergadering gedaan, koomen te blijken dat de presente retourbodems zig daarvan naar behooren voorsien vinden, uijtgenoomen de scheepen Heesburg , d’ Visch en Opperdoes , aan wien men daarom een diergelijke pas alhier zal doen bijsetten.

Na het welke nog discours gewijs door den Heer Gouverneur wierd voorgedraagen hoe men hier van de overgebleevene menschen van het in de St. Helenabaaij geankert leggende schip het Huijs te Vlotter tijding becoomen heeft dat het schip Rijxdorph voor meer dan een maand geleeden te gelijk met haar omtrent deese wal, en doenmaals al met seer veel dooden en sieken beset is geweest, zonder dat dien bodem seedert hier ter rheede is coomen op te daagen, of dat men eenig nader berigt van hem heeft ingekreegen, waarom Zijn Edele bereijts eenige manschap te paard hadde uijtgesonden om deese cust van de St. Helenabaaij af tot aan de Oliphants Rivier toe, of wel so veel verder als het sal kunnen geschieden, te gaan ontdecken en te sien of denselven aldaar ook ergens door onmagt zoude mogen vervallen zijn; dog dat bij aldien zulx niet bevonden werd, of dat dit schip bij het aanweesen van de vloot nergens comt op te dagen, het misschien wel zoude kunnen gebeuren dat het selve genoodsaakt was geworden om het voor den wind na het eijland St. Helena te laaten doorstaan, en alzoo uijtcomst in zijne verlegentheijd te soeken; uijt welken hoofde, dewijl de vloot gedagte eijland dog van nabij passeeren moet, het mogelijk van nuttigheijd zoude kunnen weesen dat den Heer commandeur wanneer sulx zonder vertraaging der vojagie of ander ongemak kan werden gedaan, ‘t selve eijland zoo na aan boord liep dat daardoor verkend zoude kunnen werden of meergedagten ongeluckigen bodem aldaar ook zoude mogen werden gevonden, ten eijnde onse Heeren en Meesteren deese aangenaame tijding als dan bij zijne comst in het vaderland te kunnen toebrengen, welke zaak door Zijn E. niet ondienstig aangemerkt, en daarin op dien voet toegestemt geworden is.107


Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.108

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] IQ. HAEGE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] JN. DE MARRE.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] GRT. KUIJT.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] ML. DE REUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] JAN D. HAAN.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] JAN ALMEES.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] JURRIAAN POPTA.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

[Signed:] GR. VAN WESEL.

[Signed:] HENDRIK SMITH.

[Signed:] D. OVERBEEK.

[Signed:] J. C. LOREKEN.

C. 88, pp. 130-145.

Dingsdag den {17320122} 22e Januarij 1732, voormiddags.

Alle tegenwoordig.109


Ende ten aansien het graangewasch alhier deesen jaare zeer wel is coomen te slagen, waardoor men in staad is gestelt om met de reets gedane leverantie den Bataviaassen eijsch110 van drie hondert en vijftig lasten klijne tarw niet alleen te kunnen voldoen, maar dat ook nog wel iets meer boven gem. eijsch bij verder inschieting der leverantie van dat graan na die hooftplaats zal kunnen werden versonden, is derhalven op de propositie van den Edelen Heer Gouverneur goedgevonden en vastgesteld dat men voor eerst met het provisieschip Hofvlied 200 lasten klijne tarw na Batavia sal laaten afgaan, en vervolgens met de andere hier ter rheede leggende of nog verwagt wordende scheepen de overige quantiteijt van 150 lasten, of wel zoo veel meer boven deselve als buijten eijgen ongerief en behoeftigheijd in dit Gouvernement den vereijschten voorraad aan handen gehouden werdende, sal kunnen geschieden.

Na het welke geleesen is seker versoekschrift door Johannes en Sijbrand Vermeulen111 in de volgende termen gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’

‘Vertoonen met veel eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. gants nederige dienaaren, Johannes en Sijbrand Vermeulen, thans onder voogdije van Heeren weesmeesteren deeser steede staande, hoe niettegenstaande den eerstgen. maar den ouderdom van 23 en den anderen 20 jaaren heeft bereijkt, egter genoegsaame bequaamheijd vermeijnen te bezitten om haare goederen en saaken selfs naar behooren te administreeren en waar te neemen, derhalven nemen zij de vrijheijd sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met nedrig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan de supplianten te verleenen brievend’ veniam aetatisen suppletie van ouderdom, zullende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voornt. het goed levensgedrag der supplianten koomen te blijken.112

‘(Onderstont) ‘t Welk doende etc. etc.’

Over welkers inhoude gedelibereert en het daarbij gevoegde getuijgenis van weesmeesteren in aanmerking genomen zijnde, heeft men geen swaarigheijd kunnen maaken de versogte brieven vanveniam aetatisaan haarlieden bij deesen te verleenen.

Ook is op het gedaane versoek van den burger Fredrik Buurman113 aan hem gepermitteert om geduurende dit loopende jaar de bakneeringe te mogen bij der hand vatten. Maar dewijl bij die gelegentheijd voor quam dat sommige deeser ingesetenen aan wien dit selve privilegie met den aanvank deeses jaars wederom vergund is, niet alleen tegens den inhoud van de aan haar hier toe verleende ordonnantie van den Edelen Heer Gouverneur seer slegt brood quaamen te backen, maar zig bovensdien zoo onbeschoft aanstelden, dat eenige van haar zig niet ontsagen aan de menschen door dewelke om grof of tarwen brood ten haaren huijse gezonden wierd, te laten seggen dat zij haar grof brood konden laaten haalen daar se haar witten broot haalen lieten, met meer andere inpertinentien die aan niemand, veel minder voor een burger wiens previlegie[sic]tot het doen deeser neeringe als een suijvere gunst van de Regeering moet werden aangemerkt, betamelijk zijn; Soo is uijt dien hoofde beslooten en vastgesteld dat de backers in ‘t generaal tot het backen van goed en deugdsaam brood zullen werden gehouden, en dat de geene die contrarie koomen te doen, of van wien wederom zoodaanige klagten te vooren koomen, voor een geheel jaar met haare bakneering zullen moeten stil staan, zullende ten selven eijnde op dat dit behoorlijk werde in agt genoomen, extract deeser resolutie aan alle de gepermitteerde broodbackers afgegeven werden.

Waarna geresumeert zijn de jaarlijxe rekeningen der arme penningen van de Caab, Stellenbosch en Drakensteijn , zijnde van den onderstaanden inhoud:


't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaad in het volgende, te weeten:
1731 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ150,747:01:04
In dit jaar bijgecoomen:
Aan aalmoesen ƒ3,968:-:-
Aan grafsteeden ƒ870:10:-
Aan interesten ƒ5,873:16:04
Aan armbossen ƒ544:-:-
Aan testamentaire en liberale giften ƒ80:-:-
Aan verhuurde gestoeltens ƒ509:10:-
Aan winst en verlies ƒ1,278:05:- ƒ13,124:01:04
    ƒ163,871:02:08
Gaat af:
Aan oncosten der armen ƒ5,747:02:08
Aan oncosten der kerk ƒ3,697:07:08 ƒ9,444:10:-
Blijft ultmo. December 1731   ƒ154,426:12:08
Bestaande in de volgende parteijen, als:
Cassa over restand ƒ34,813:15:-
Aan obligatien en custingbrieven ƒ98,900:-:-
Agterstallige interesten ƒ7,338:10:- ƒ141,052:05:-
Ornamenten tot de kerk ƒ1,374:07:08
De diaconij van Drakensteijn in leening ƒ8,000:-:-
De diaconij van Stellenbosch in leening ƒ4,000:-:- ƒ13,374:07:08
Adij ultimo December 1731 zomma   ƒ154,426:12:08

't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaad in het volgende, te weeten:
1731 pmo. Januarij was 't capitaal   ƒ150,747:01:04
In dit jaar bijgecoomen:
Aan aalmoesen ƒ3,968:-:-
Aan grafsteeden ƒ870:10:-
Aan interesten ƒ5,873:16:04
Aan armbossen ƒ544:-:-
Aan testamentaire en liberale giften ƒ80:-:-
Aan verhuurde gestoeltens ƒ509:10:-
Aan winst en verlies ƒ1,278:05:- ƒ13,124:01:04
    ƒ163,871:02:08
Gaat af:
Aan oncosten der armen ƒ5,747:02:08
Aan oncosten der kerk ƒ3,697:07:08 ƒ9,444:10:-
Blijft ultmo. December 1731   ƒ154,426:12:08
Bestaande in de volgende parteijen, als:
Cassa over restand ƒ34,813:15:-
Aan obligatien en custingbrieven ƒ98,900:-:-
Agterstallige interesten ƒ7,338:10:- ƒ141,052:05:-
Ornamenten tot de kerk ƒ1,374:07:08
De diaconij van Drakensteijn in leening ƒ8,000:-:-
De diaconij van Stellenbosch in leening ƒ4,000:-:- ƒ13,374:07:08
Adij ultimo December 1731 zomma   ƒ154,426:12:08

‘(Onderstont) Aldus nagesien en bevonden in kerkenraade aan Cabo de Goede Hoop in ‘t bijweesen van my ondergetekende, deesen 14e Jannuarij 1732. (Was getekent) A. v. Kervel.’


Cassa reekening der arme gelden soo bevonden is op ultmo. December 1731.
Debet   Credit
Bij het sluijten der voorenjarige reecqening is er in cassa per restant gebleven ƒ1,481:08 Uijtgegeven aan alimentatieen diverse benodigtheeden ƒ4,457:14
Onder den godsdienst in 't jaar 1731 ontfangen. ƒ516: 10 Per memorie werd aangetekent dat kerkenraade van Haar Eerwaards. de kerkenraade aan Cabo ter leen ontfangen hebben een somma van ƒ4,000
Nog wegens verloopene intressen, giften en kerke geregtigheeden etc. ƒ3,227:- Insgelijx van Haar Eerwaardens de kerkenraade aan Drakensteijn meede ter leen ontfangen tegens een intrest van drie ten hondert in 't jaar ƒ1,000 ƒ5,000:-
Somma ƒ5,225:02
Uytgaaf hiervan afgetrocken ƒ4,457:14
Soo resteert in cassa aan contanten ƒ767:04
Aan uijtstaande penningen volgens obligaties ƒ5,600:-
Nog weegens verscheenen interessen ƒ644:12
D' kerkelijke ornamenten ƒ201:10
Somma ƒ7,213:10
Het nevenstaande hiervan afgetrocken ƒ5,000:-
Soo resteert het capitaal der armen ƒ2,213:10

Cassa reekening der arme gelden soo bevonden is op ultmo. December 1731.
Debet   Credit
Bij het sluijten der voorenjarige reecqening is er in cassa per restant gebleven ƒ1,481:08 Uijtgegeven aan alimentatieen diverse benodigtheeden ƒ4,457:14
Onder den godsdienst in 't jaar 1731 ontfangen. ƒ516: 10 Per memorie werd aangetekent dat kerkenraade van Haar Eerwaards. de kerkenraade aan Cabo ter leen ontfangen hebben een somma van ƒ4,000
Nog wegens verloopene intressen, giften en kerke geregtigheeden etc. ƒ3,227:- Insgelijx van Haar Eerwaardens de kerkenraade aan Drakensteijn meede ter leen ontfangen tegens een intrest van drie ten hondert in 't jaar ƒ1,000 ƒ5,000:-
Somma ƒ5,225:02
Uytgaaf hiervan afgetrocken ƒ4,457:14
Soo resteert in cassa aan contanten ƒ767:04
Aan uijtstaande penningen volgens obligaties ƒ5,600:-
Nog weegens verscheenen interessen ƒ644:12
D' kerkelijke ornamenten ƒ201:10
Somma ƒ7,213:10
Het nevenstaande hiervan afgetrocken ƒ5,000:-
Soo resteert het capitaal der armen ƒ2,213:10

‘(Onderstont) Aldus gedaan en nagesien in kerkelijke vergaderinge aan Stellenbosch ,actumden 6e Januarij 1732. (Was getekent) J. W. Hert[z]ogenraeth V.D.M., Jan Nel, Ns. van den Heuvel, Jan Valk, G. v. d. Bijl, Js. Groenewald, Jacob Kloete.’


Reekeninge der arme gelden op Drakensteijn zoo als bevonden is den eerste Januarij 1732.
Pmo. Januarij 1731 contant in cassa   ƒ3,887:01
Waarbij gecoomen is in 't selve jaar aan:
A[a]lmoes[s]en onder den godsdienst ƒ641:02
Uijt d' armbos ƒ59:09
Testamentaire gifte ƒ962:04
Intressen verscheenen den 31 December 1730 ƒ627:08
Kerkhofs geregtigheyd en 't verhuuren van doodkleet etc ƒ205:08
Een afgeleijde obligatien ƒ1,500:- ƒ3,995:15
    ƒ7,883:-
Uijtgaaf des jaars 1731:
Aan de coster een jaar gagie tot ultmo. December ƒ36:-
Voor het repareeren en benodigtheedens tot de kerk ƒ242:12
Per obligatien en schepenkennisse ƒ3,000:- ƒ3,278:12
Resteert pmo. Januarij 1732 in cassa   ƒ4,604:04
Obligatien en scheepenkennisse   ƒ11,700:-
Agterstallige intresten   ƒ529:08
Totale somma   ƒ16,833:12
Item: Worde hier alleen per memorie opgebragt eenige ornamenten en materialen tot de kerk behoorende, die dagelijx gebruijkt worden en versleijting onderworpen zijnde, tot geen somma kunne gebragt worden, de principaalste daarvan zijn een silver doopbecke[n], twee bordens, twee dito bekers en twee bortjes, de waarde van   ƒ475:-
Hiertegens is deese diaconij debet aan de diaconij van de Caab de Goede Hoop wegens zonder intrest geleende penningen een somma van agt duysent guldens Caabse valuatie, segge   ƒ8,000:-

Reekeninge der arme gelden op Drakensteijn zoo als bevonden is den eerste Januarij 1732.
Pmo. Januarij 1731 contant in cassa   ƒ3,887:01
Waarbij gecoomen is in 't selve jaar aan:
A[a]lmoes[s]en onder den godsdienst ƒ641:02
Uijt d' armbos ƒ59:09
Testamentaire gifte ƒ962:04
Intressen verscheenen den 31 December 1730 ƒ627:08
Kerkhofs geregtigheyd en 't verhuuren van doodkleet etc ƒ205:08
Een afgeleijde obligatien ƒ1,500:- ƒ3,995:15
    ƒ7,883:-
Uijtgaaf des jaars 1731:
Aan de coster een jaar gagie tot ultmo. December ƒ36:-
Voor het repareeren en benodigtheedens tot de kerk ƒ242:12
Per obligatien en schepenkennisse ƒ3,000:- ƒ3,278:12
Resteert pmo. Januarij 1732 in cassa   ƒ4,604:04
Obligatien en scheepenkennisse   ƒ11,700:-
Agterstallige intresten   ƒ529:08
Totale somma   ƒ16,833:12
Item: Worde hier alleen per memorie opgebragt eenige ornamenten en materialen tot de kerk behoorende, die dagelijx gebruijkt worden en versleijting onderworpen zijnde, tot geen somma kunne gebragt worden, de principaalste daarvan zijn een silver doopbecke[n], twee bordens, twee dito bekers en twee bortjes, de waarde van   ƒ475:-
Hiertegens is deese diaconij debet aan de diaconij van de Caab de Goede Hoop wegens zonder intrest geleende penningen een somma van agt duysent guldens Caabse valuatie, segge   ƒ8,000:-

‘(Onderstont) Aldus gerekent en nagesien in volle kerkenraade.’

Drakensteijn , den 8e Januarij 1732. (Was getekent) J. W. Hertzogenraedt V.D.M., S. W. V. M.,114 Hs. Bosman, Pieter de Villiers, Philippus Snijman, Jan Blignaut, Jb. de Villiers, Charl Marrais, Jacobs. Hugo, Stephanus du Toit.’

Omtrent welke verstaan is dat deselve volgens jaarelijx gebruijk in copia naar het vaderland zullen werden overgesonden.

En is laastelijk bij resumptie der resolutie van den 9e deeser maand, betreffende de goudmijn die men hier meijnde gevonden te hebben, door den Heer Gouverneur te kennen gegeven hoe bij een nader ondersoek is coomen te blijken dat de stof uijt deselve put opgehaald door verscheijde persoonen, en onder anderen den burger silversmit, Christiaan Ackerman, dat in deese saaken een seer kundig man is, geprobeert zijnde, daarin niets goeds is gevonden, maar dat in tegendeel al de hier omtrent opgevatte hoop, zoo wel als gemelte stof in den smeltcroes gevolglijk wederom tot rook is coomen te verdwijnen.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.115

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.


## Footnotes


  1. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Geertruyd en Hildegonda in rang bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 147-150. 

  2. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 286. 

  3. Die brief aan die landdros, gedateer 31.5.1731, kan gevind word in C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 428-429. 

  4. Barend Artois van Haarlem is op 23.5.1734 met Agatha Admiraals van Amsterdam getroud. Drie kinders is uit die huwelik gebore. Artois is in 1750 oorlede en sy vrou op 10.6.1765. 

  5. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 287. 

  6. Jan van de Capelle het die rang van assistent beklee toe die Politieke Raad hom in 1722 as sekunde na Delagoabaai gestuur het. Die opperhoof aldaar, Jean Michel, het Van de Capelle egter van insubordinasie aangekla en hom in 1723 na die Kaap teruggestuur, maar die Politieke Raad het hom van alle blaam onthef en weer as assistent in diens geneem. Op 28.4.1724 is hy weer na Delagoabaai gestuur - hierdie keer as opperhoof, met die rang van boekhouer en ‘n maandelikse salaris van 24 guldens. 

  7. Sien C.348,Attestatiën, 1731, pp. 295-299 en 303-308. 

  8. In sowel die H.K. as die oorspronklike memorie staan ook “bregantijns” i.p.v. “brigantijns”. 

  9. Dit moet waarskynlik wees “onder correctie van wijser oordeel”. 

  10. Die woordopis hier deurgehaal en in Van Kervel se handskrif verander navan

  11. Inhambane was ‘n Portugese nedersetting aan die mond van die Inhambanerivier benoorde Kaap Corrientes in die Mosambiek-kanaal . Sien Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 145, asook A. J. Böeseken e.a. (reds.),Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaarte 45 en 71. 

  12. In sowel die H.K. as die oorspronklike memorie staan ook “dienden voorsien van”. Waarskynlik is hier iets uitgelaat. 

  13. In die H.K. verbeter na “ijder”. 

  14. Waarskynlik “bethille”. Dit was materiaal gemaak van fyn moeselien. 

  15. Zeepost en Snuffelaar het op 14.9.1731 uit Tafelbaai vertrek. Vgl. C.609,Dagregister, 1731- 1738, p. 96. 

  16. In Pieter Goos seZee-Atlas ofte Water- Weereldvan 1666 verskyn die Rio de St. Suao Vaz , wat benoorde Delagoabaai , ongeveer op die hoogte van Inhambane , in die Mosambiek-kanaal uitmond. 

  17. Sien C.442,Inkomende Brieven, 1729-1730, pp. 541-561. 

  18. Sien C.661,Scheeps en andere Joernalen, 1707-1753, pp. 82-157. 

  19. Toe Wouter de Vos in 1731 op sy plaas Libertas by Stellenbosch oorlede is, is hy oorleef deur sy tweede vrou, Elisabeth Morkel (1710-1752). Sy was die dogter van Philip Morkel en Maria Biebow, en is op 5.9.1728 met De Vos getroud. 

  20. Willem van Taak was die seun van Johan van Taak en Theodora Mandt, en is in Deutekom , Nederland, gebore. Hy kom in 1714 na die Kaap en word ‘n assistent en sekretaris van die landdros van Stellenbosch . In 1716 word hy sekretaris van die hof van siviele sake en in 1720 word hy aangestel as kassier. Op 3.12.1720 benoem die Politieke Raad hom as opperhoof van die nedersetting te Delagoabaai , waar hy op 30.4.1721 oorlede is. 

  21. Emma Martha van der Byl was die dogter van Pieter van der Byl en Anna Sophia Bosch. Sy is in 1693 gebore en is op 14.7.1715 met Willem van Taak getroud. Na sy dood is sy weer op 10.6.1725 met Willem Pas van Amsterdam getroud. Drie kinders is uit die eerste en twee uit die tweede huwelik gebore. Sy is op 22.9.1728 oorlede. 

  22. Van Taak se testament is op 22.8.1721 by die weeskamer ingedien. Sien M.O.O.C. 7/1/3,Testamenten,, 1721-1725, nr. 15. Sien ook M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nrs. 39-39 1/2. 

  23. Die weeskamer het die toesig oor die kinders aanvaar. Vgl. M.O.O.C. 1/8,Notulen Boek, 1731, d.d. 8.8.1731. 

  24. In die H.K. verbeter na “indiscretie”. 

  25. Pieter Wannenburg van Amsterdam kom in 1727 na die Kaap en word op 24.10.1730 ‘n vryburger. Hy is in 1736 oorlede. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 377-378. 

  26. Abraham Wannenburg is op 30.5.1755 met Engela Eversdyk getroud. Sy is kinderloos oorlede en in 1769 het hy met Rachel Rousselet Brousson hertrou. Ses kinders is uit die tweede huwelik gebore. Wannenburg is in 1781 oorlede en sy weduwee in 1800. 

  27. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 287-288. 

  28. ‘n Besluit van die raad m.b.t. die bevordering van ‘n aantal bemanningslede van Reijgersbroek is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 176-177. 

  29. Die raad het nie formeel vergader nie, maar die klerk het slegs die lede se menings ingewin. Daar is dus geen kladnotule nie. 

  30. In die H.K. verbeter na “discretie”. 

  31. ‘n Gedeelte waarin besluit is om tekortkomende en bedorwe goedere as verliese af te skryf of te laat verkoop, is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 180-182 en C.292,Memoriën, 1726-1739, p. 247. 

  32. Die raad het ook vrybriewe aan drie persone verleen. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 288. 

  33. Die onderstaande besonderhede i.v.m. die verpagting van drank kan ook gevind word in C.760,Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1717-1743, pp. 30-31 en C.609,Dagregister, 1731-1738, pp. 88-89. 

  34. Sy was die dogter van Heinrich Koster en Dirkje Everts en is in 1703 te Stellenbosch gebore. Op 21.12.1721 is sy met Coenraad Feyt getroud, en na sy dood in 1727 het sy weer op 6.2.1729 met Godlieb Christiaan Opperman in die huwelik getree. In 1737 het sy versoek om van Opperman te mag skei, maar twee maande later het sy berig dat hulle versoen was. Opperman is kort daarna oorlede. 

  35. Jan van der Swyn van Den Haag kom in 1723 as adelbors na die Kaap en word in 1728 aangestel as assistent. Op 21 .8.1731 word hy ‘n vryburger en hy trou dieselfde jaar met Josina van Dam. Na haar dood in 1732 trou hy weer met Catharina Chrygsmar. Vyf kinders is uit die tweede huwelik gebore. Hy is in 1747 oorlede. 

  36. Jan Sprangel (Sprengel) van Telz was van 1722 as soldaat aan die Kaap in diens. In 1727 word hy as kneg verhuur en op 21 .8.1731 word hy ‘n vryburger. Hy was getroud met Catharina van As, die weduwee van Johannes Herman Carstens. Sprangel is in 1734 deur die vryburger Jan Meyn vermoor. 

  37. Sy was die dogter van Heinrich Koster en Dirkje Everts en is in 1703 te Stellenbosch gebore. Op 21.12.1721 is sy met Coenraad Feyt getroud, en na sy dood in 1727 het sy weer op 6.2.1729 met Godlieb Christiaan Opperman in die huwelik getree. In 1737 het sy versoek om van Opperman te mag skei, maar twee maande later het sy berig dat hulle versoen was. Opperman is kort daarna oorlede. 

  38. Jan van der Swyn van Den Haag kom in 1723 as adelbors na die Kaap en word in 1728 aangestel as assistent. Op 21 .8.1731 word hy ‘n vryburger en hy trou dieselfde jaar met Josina van Dam. Na haar dood in 1732 trou hy weer met Catharina Chrygsmar. Vyf kinders is uit die tweede huwelik gebore. Hy is in 1747 oorlede. 

  39. Jan Sprangel (Sprengel) van Telz was van 1722 as soldaat aan die Kaap in diens. In 1727 word hy as kneg verhuur en op 21 .8.1731 word hy ‘n vryburger. Hy was getroud met Catharina van As, die weduwee van Johannes Herman Carstens. Sprangel is in 1734 deur die vryburger Jan Meyn vermoor. 

  40. Die pagvoorwaardes kan gevind word in C.671,Pacht Conditiën, 1727-1739, pp. 187-191, 195-201, 203-207, 211-216, 219-223 en 227-231. 

  41. Vir die kladnotule van hierdie vergadering sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 289. 

  42. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 405-406. 

  43. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 401-402. 

  44. Die Politieke Raad het ook Jan Sprangel se versoek om ‘n bytapper toegestaan. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 289 en C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 389-390. 

  45. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 281-289. 

  46. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 317-322. 

  47. Sy naam verskyn in 1731 en 1732 in die naamlyste van die Stellenbosse burgerkrygsraad. In 1733 ontvang hy toestemming om na Nederland terug te keer. 

  48. Carel Hendrik van Hartmansdorf van Greifswald was sedert 1727 as soldaat aan die Kaap in diens. In 1728 word hy as poshouer na Saldanhabaai gestuur, met die rang van korporaal. In 1730 word hy bevorder tot sersant en dieselfde jaar word hy ‘n vryburger. Hy is op 17.12.1730 met Helena Gerrits Pas, die weduwee van Marthinus van Leypsig, getroud en is in 1737 oorlede. 

  49. ‘n Gedeelte waarin die jaarlikse afskrywing van voorrade goedgekeur is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 196-202. 

  50. Die Politieke Raad het ook aan Baltus Roelofsz en Ernst Heeger hulle vrybriewe gegee. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 290. 

  51. ‘n Gedeelte waarin die bevorderings van ‘n aantal bemanningslede van die skepe Slot Aldegonde en Oostrust goedgekeur is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 204-205. 

  52. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 290. 

  53. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 409-410. 

  54. Cornelia Pythius was die dogter van Johannes Pythius en Cornelia Botma. Sy is in 1698 aan die Kaap gebore. Nadat haar eerste man, Gerard van Baarsenburg, in 1720 oorlede is, is sy weer op 6.4.1721 met Jan de Heere getroud. Een dogter is uit die eerste huwelik gebore en twee dogters en ‘n seun uit die tweede. 

  55. ‘n Gedeelte waarin die bevordering van drie bemanningslede van die Jacoba goedgekeur is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 207-208. 

  56. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 291. 

  57. Die geselskap het op 5.11.1731 vertrek. Vgl. C.609,Dagregister, 1731-1738, p. 118. 

  58. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 291. 

  59. Jan Andries Ditter van Berenburg kom in 1727 as soldaat na die Kaap en word as ondermeester in die hospitaal geplaas. Die volgende jaar word hy as meester aangestel met ‘n maandelikse salaris van ƒ14. 

  60. Aangesien die raad nie vergader het nie, bestaan daar geen kladnotule nie. 

  61. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 291. 

  62. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Stadwijk bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 217-218. 

  63. ‘n Gedeelte waarin die raad besluit het om tekortkomende voorrade as verliese af te skryf en ‘n klompie beskadigde goedere te verkoop, is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 218-222 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 265-267. 

  64. Johan Raeck van Danzig kom in 1721 as soldaat na die Kaap en doen hier diens as assistent. In 1730 word hy bevorder tot boekhouer en in 1743 tot onderkoopman. Na die dood van sy eerste wou, Johanna Moller (1694-1743), tree hy op 29.1.1746 weer met Maria Eksteen (1719-1752) in die huwelik. Drie dogters is uit die eerste huwelik gebore en twee dogters uit die tweede. Raeck is op 7.7.1764 oorlede. 

  65. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 292. 

  66. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Huijs te Marquette en Wapen van Hoorn bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 226-229. 

  67. Arnoldus Maasdorp was die seun van Christiaan Maasdorp en Maria Basson. Hy is in 1710 gebore en tree op 16.5.1734 met Anna Sophia van Brakel (1710-1743) in die huwelik. Na haar dood trou hy met haar niggie, Anna Sophia de Vos (1720-1750). Op 6.2.1752 tree hy ‘n derde keer in die huwelik met Elsabe la Febre. Agt kinders is uit die drie huwelike gebore. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 417-418. 

  68. Christiaan Maasdorp van Pasewalk kom in 1697 as matroos na die Kaap. Nadat hy van 1701 tot 1705 baas-wamaker was, word hy ‘n vryburger. Sy eerste vrou, Maria Basson, met wie hy in 1702 getroud is, is in 1713 oorlede en nog in dieselfde jaar trou hy weer met Helena van der Merwe. Na haar dood trou hy met Cornelia Viljoen. 

  69. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 420. 

  70. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 293. 

  71. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 389-402. 

  72. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 413-415. 

  73. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 294. 

  74. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 413-418. 

  75. Abraham de Haan (Ibrahim Adehaan) was die seun van Abulbas, die raja van Tambora . Hy is in 1693 gebore en kom in 1698 saam met sy ouers na die Kaap, waarheen sy vader verban is. Op 2.11.1721 word hy as lidmaat van die Kaapse kerk gedoop en die volgende jaar trou hy met Helena Valentyn, die dogter van Hercules Valentyn van die weskus en Cecilia van Bengale. De Haan is in 1735 oorlede. 

  76. Die huidige Tulbaghkloof

  77. Arend Olivier was die seun van Hendrik Olivier en Beatrix Verwey. Hy is in 1688 gebore en is op 16.4.1730 met Helena du Toit, die weduwee van Ernst Fredrik de Swart, getroud. Hulle het slegs een dogter gehad. Toe Olivier in 1737 oorlede is, het hy die plaas Lourensklip aan die Klein Bergrivier besit. 

  78. In sowel die oorspronklike teks as die brief is die afsluitingshakie foutiewelik na die woord “oordeel” geplaas. In ooreenstemming met die H.K. is dit egter verbeter en is die hakie hier geplaas. 

  79. Die nominasies van die Kaapse, Stellenbosse en Drakensteinse kerkrade, burgerraad, weeskamer, hof van kleine sake en heemrade kan onderskeidelik gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 443-444, 447-449, 423-424, 435-436, 431-432, 439-440 en 427-429. 

  80. David D’Aillij is ongeveer in 1705 in Amsterdam gebore. Sy ouers, Johannes D’Aillij en Johanna de Potter, kom in 1708 na die Kaap en in 1713 volg hy hulle. Op 17.3.1717 tree hy as adelbors by die Kompanjie in diens en word daarna agtereenvolgens bevorder tot assistent, boekhouer, onderkoopman en koopman. Hy tree op 12.11.1730 met Magdalena Elisabeth Kina in die huwelik. Hulle was kinderloos. D’Aillij is in 1769 oorlede. 

  81. Jan Valk van Sevenhuysen is op 6.9.1716 met Josina Mos van Amsterdam getroud. Na haar dood in 1722 hertrou hy met Maria van Brakel. In 1724 verhuis hy uit die Kaap en vestig hom op Stellenbosch

  82. Hy was die seun van Coenraad Cloete en Martha Verschuur en is in 1699 aan die Kaap gebore. Op 19.7.1722 trou hy met Sibilla Pasman. Cloete is in 1757 oorlede. 

  83. Pieter de Villiers (1695-1765) was die seun van Pierre de Villiers en Maria Elisabeth Taillefer. Hy was getroud met Hester Roux, die weduwee van Jan Hendrik Melius. 

  84. Jacobus Hugo was die seun van Daniel Hugo en Anna Rousseau. Hy is ongeveer in 1708 gebore en is op 9.10.1729 met Rachel de Villiers getroud. Hugo is in 1745 oorlede. 

  85. Stephanus du Toit was die seun van Francois du Toit en Susanna Seugnet. Hy is in 1693 gebore. Twaalf kinders is uit sy huwelik met Debora Marais gebore. Na haar dood in 1750 is hy weer op 13.2.1757 met Maria Jacobs, die weduwee van Pieter Barend Blom, getroud. Du Toit is ongeveer 1770 oorlede. 

  86. Daniel Pfeil was afkomstig van Karlskrona in Swede . Hy is op 11.11.1717 met Anna Maria Six getroud. 

  87. Hier het eers gestaan “commissarissen”, maar is weer verander na “commissariss”. 

  88. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 294-295. 

  89. In die dagregister word onder datum 19.12.1731 melding gemaak van ‘n buitengewone vergadering van die Politieke Raad. Dit is egter weer deurgehaal. (Vgl. C.609,Dagregister, 1731-1738, p. 134.) In die kladnotule verskyn onder daardie datum die volgende aantekening: “Jan de Wit een stuk wandt van 7 a 8 duijm en twee trossen voor contant te verstrecken”. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 295. 

  90. Volgens die kladnotule van hierdie vergadering het die vrybakkers toestemming ontvang om nog ‘n jaar lank brood te bak, en is ‘n vrybrief aan Johan Hendrik Seuwis verleen. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 295.) 

  91. Jan Christoffel Dietloff van Stettin was die seun van Pieter Dietloff en Maria Scherping. Hy is op 4.3.1742 met Catharina van Eeden, die weduwee van Johannes van Zyl, getroud. Een dogter, Maria Elisabeth, is uit die huwelik gebore. 

  92. Die Piketberge is reeds sedert 1685 onder daardie naam bekend. Vgl. C. G. Botha,Place Names in die Cape Province, p. 59. 

  93. Vasco da Gama het St. Helenabaai so genoem omdat hy die baai op dié heilige se gedenkdag aangedoen het. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 21. 

  94. Nederland het verskeie besittings aan die Golf van Guinee aan die weskus van Afrika gehad. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, pp. 1239-1240. 

  95. Hierdie gedeelte van die resolusie is byna woordeliks in die dagregister opgeneem. Vgl. C.609,Dagregister, 1731-1738, pp. 138-141. 

  96. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 421-425. 

  97. Die stad Bantam , ongeveer elf myl ten weste van Batavia op die eiland Java, was die hoofstad van die koninkryk Bantam . Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 415. 

  98. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 296. 

  99. Die Politieke Raad het op 1.1.1732, na ontvangs van ‘n brief van die offisiere van die Huijs te Vlotter , ‘n besluit geneem aangaande hulp vir dié skip, wat in St. Helenabaai in nood verkeer het. Vgl. C.609,Dagregister, 1731-1738, pp. 143-145. 

  100. Die name van die passasiers op die retoerskepe kan gevind word in C.132,Bijlagen, 1731, pp. 625-630. 

  101. Die eiland Onrust , ook bekend as Poeloe Kappal , is geleë aan die noordkus van Java, ongeveer ses myl benoorde Batavia. Sien Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 706. 

  102. Hy was vergesel van sy vrou, Eva, en hulle kinders, Adrianus en Magdalena. 

  103. Fidler was vergesel van sy vrou, Adriana Coedijk, en hulle twee kinders, Maria Jacomina en George Fredrik. 

  104. Hy was vergesel van sy wou, Geertruyda Schouten. 

  105. Ten Beuken het sy drie kinders, Jacobus, Catharina Maria en Anna Helena, by hom gehad. 

  106. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 297. 

  107. ‘n Gedeelte waarin Arnoldus van der Heyden as kokshulp op die skip Haaxburg aangestel is, is hieronder weggelaat. Sien C.26,Resolutiën, 1731-1732, p. 273 en C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 451. 

  108. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 297. 

  109. ‘n Gedeelte waarin die raad besluit het om tekorte in voorrade af te skryf, is hieronder weggelaat. Sien C.26,Resolutiën, 1731-1732, pp. 275-279 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 271-273. 

  110. Sien C.132,Bijlagen, 1731, pp. 637-639. 

  111. Johannes en Sybrand Vermeulen was die seuns van Sybrand Vermeulen en Susanna van Koningshoven. Johannes is in 1739 met Magdalena Toll getroud, en Sybrand in 1744 met Francina Groenewald. Hulle versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 455-456. 

  112. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 459. 

  113. Johannes Fredrik Bierman is in 1695 in Hamburg gebore. Hy was die seun van Jacob Friedrich Bierman en Elisabeth Oudenaarts. Hy kom in 1715 as soldaat na die Kaap en word in 1723 ‘n vryburger. Op 22.7.1725 tree hy in die huwelik met Maria du Toit. Na haar dood hertrou hy op 16.8.1733 met Anna du Plessis. Bierman is in 1744 oorlede. 

  114. Dit is die handtekening van Schalk Willemsz van der Merwe. 

  115. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 298.