Skip to content

C090 v1.20

C. 90, pp. 2-6.

Donderdag den {17320508} 8e Maij 1732, voormiddags.

Alle present.

Door den Heer Gouverneur in vergadering van den 22e April jongstl. wegens het laten vertrecken van ‘t aanweesend retourschip Groenswaard in gezelschap der uijt China geretourneerde scheepen Leijduijn en Coxhorn , en op den 30e dier maand over het depart van dien bodem te zamen met het in dien tussen tijd gearriveerde schip Noordwaddingsveen gesprooken, dog het een en ander doenmaals uijtgesteld geworden zijnde om dat derselver mackers Lagepolder en Midio , van dewelke zij wijnige daagen voor haare aancomst hier ter rheede omtrent het rif van Anguilhas [sic]1 zijn afgeraakt, daagelijx wierden te gemoed gesien, en dat egter het gem. schip Lagepolder tot nog toe maar alleen ter deeser plaatse is comen op te dagen; Zoo is derhalven die saak door Zijn Edele heeden weder geoppert wordende, op desselfs nader gedaane propositie voor den meesten dienst der E. Comp. vastgesteld en goedgevonden dat men ter saake van het lang agterblijven van Midloo , waaruijt te dugten is dat dien bodem, bij aldien daaraan (dat God verhoeden wil) geen andere ongemacken zijn overgecoomen, deesen uijthoek wel zoude kunnen weesen voorbij geraakt, de drie reets gen. retourscheepen Groenswaard , Noordwaddingsveen en Lagepolder , dewelke daartoe volcomen vervaardigt zijn, zonder langer na Midio te wagten, haare reijs onder des Heeren zeegen allenig na het vaderland sal doen voortsetten, om deselve dus vermits den inschietenden tijd des jaars hier ter rheede aan geen gevaar geexponeert te laaten blijven, ende zulx onder de wimpel van den schipper op het voor de Camer Zeeland thuijsvaarende schip Groenswaard , Jan van der Quade, met dien verstande nogtans dat ingeval het gedagte schip Midloo door haarlieden aan het eijland St. Helena , het welk zij volgens den inhout der aan haar tot Batavia meede gegevene instructie, ten dien eijnde in ‘t gezigt zullen moeten loopen, ofte elders in zee zoude mogen werden aangetroffen, zij zig wederom onder het gezag en d’ wimpel van den daarop commanderenden schipper, Pieter Tinnekens, zullen hebben te begeeven, om alzoo haare rheijs gezamentlijk na Nederland te vervorderen; tot welk besluijt men te eerder getreeden is uijt aanmerking dat wanneer zulx al niet weesen mogt en dat die kiel na haarlieder vertrek hier nog komt aan te landen, men de nascheepen van Batavia insgelijx alle dagen te wagten heeft, waarmeede denselven als dan sal kunnen voortstevenen, en dat schoon dit al meede komt te ontschieten, me[n] ter consideratie dat de rijk geladene uijt China te rug komende scheepen zonder ander geselschap enkeld van hier mogen vertrecken, geen sonderlinge swarigheeden vind waarom zulx ten opsigte van deesen bodem ook niet zoude kunnen geschieden, dewyl het alomme in Europa vreede blijft en dat overzulx voor hem geen het minste gevaar van vijanden is te dugten.

Sijnde laastelijk ten versoeke van den mardijker, Titus Jacobsz van Macasser,2 aan hem gepermitteert desselfs slavin, Flora van Macasser genaamd, uijt slaverneij in vrijdom te stellen, mits selfs borg blijvende dat gem. vrij te gevene lijfeijgene binnen den tijd van tien jaaren niet ten laste deeser diaconij sal coomen te vervallen.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.3

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 7-12.

Saturdag den {17320510} 10 Maij 1732, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinair van India, Gouverneur deeser plaatse &a., de Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deses Gouvernements, de Heer Mr. Daniel van den Henghel, fiscaal independent alhier, de Heer Johan Thobias Rhenius, capitain deeses Casteels, den E. schipper Pieter Tinnekens, den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Jan van der Quade, den E. Christoffel Brand, den E. schipper Hendrik Beene, den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Dirk Dol;demptoden coopman en dispensier, Nicolaas Heijning, in commissie zijnde.

Seedert het genomen besluijt van den 8 deeser dat men de drie aanweesende retourscheepen Groenswaard , Noordwaddingsveen en Lagepolder vermits het lang agterblijven van Midio de reijs onder Godes zeegen alleen na het vaderland soude laten voortsetten, die kiel eergisteren avond hier ter rheede g’arriveert, en dus het selve vervallen sijnde, geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geven dat Sijn Edele deese vergadering als nu ten eersten expresselijk hadde doen beleggen om aan den daarop commandeerende en over deese vier scheepen wimpelvoerenden schipper, Pieter Tinnekens, te kunnen afvragen en voorhouden wanneer hij met sijnen onderhebbenden bodem (de andere drie daartoe reets vervaardigt sijnde) in staat van vertrek soude kunnen weesen, sig verseekert houdende dat men hem soo met ‘s lands vaartuijgen, de noodige timmerlieden als andersints in alles de behulpsame hand sal bieden om dat goede oogmerk ten spoedigsten te bereijken, waarop door gemelten schipper Tinnekens gerepliceert wierd dat ten aansien het door hem gevoerd wordende schip Midio boven en tusschen deks gecallefaat, en die rusten gevoerd sullen moeten werden, hier meede wel omtrent veertien dagen sullen komen door te schieten eer dat alles sijn beslag naar behooren erlangt hebbende, hij tot vertrek sal kunnen klaar geraken, maar vermits dien tijd al te lang is g’oordeelt en het in dit saijsoen des jaars niet raadsaam soude sijn dat men deese vier scheepen soo lang ter deeser reede liet vertoeven, is op de nader gedane propositie van den Heer Gouverneur voor den meesten dienst der E. Comp. goedgevonden en vastgesteld dat men deselve op Vrijdag den 16 deeser maand sal laten monsteren en haare depesches afgeven, om vervolgens met de eerste goede wind te kunnen reijsvorderen, alsoo niet getwijffelt word of men sal door alle handen te werk te stellen, meergemte. schip Midloo bij toelating van bequaam weer en wind in dien tusschen tijd daartoe volkomen in staat kunnen brengen; wordende daarop wijders door den Heer Gouverneur aan de gesamentlijke scheepsoverheeden afgevraagt of aan ijmand nog iets voor de aanstaande reijs quam te manqueeren, en hierop door haarlieden betuijgt geworden sijnde van neen, alsoo sij sig van alles dat daartoe dienstig is tot genoegen voorsien bevinden, is laastelijk bij resumptie der Turkse passen deeser kielen insgelijx komen te blijken dat sij daarvan behoorelijk sijn versorgt, uijtgenomen Midloo en Lagepolder , sijnde die van den laatstgenoemde soo oud dat wanneer sij door teegenwinden eenigen tijd hier ter rheede opgehouden wordende, de rheijs verders wat langer als ordinair quam te vallen, deselve bij hunne verschijning op de Hollandsche of andere custen, alwaar die pas eerst van dienst soude moeten sijn, reets overjaard soude kunnen weesen, waarom dan ook aan deese twee scheepen alhier een diergelijke pas sal werden toegevoegt, dewijl men beeter agt dat er een pas te veel afgegeeven word, dan dat gedagte schip Lagepolder door het missen van deselve aan eenige ongemacken, dewelke uijt dien hoofde daaraan souden kunnen overkomen, moet blootgestelt blijven.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorschreeven.4

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] PR. TINNEKENS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

5

[Signed:] JN. VAN DR. QUADE.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] H. BEENE.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] DIRK DOLL.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 13-26.

Dingsdag den {17320513} 13 Maij 1732, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Is op de gedane propositie van den Heer Gouverneur ten meesten dienste der E. Comp. beslooten en vastgesteld dat het op gisteren hier gearriveerde retourschip Sorgwijk , het welk sig in eenseer6 goeden toestand bevind, ten spoedigsten doenelijk sal werden in gereetheijd gebragt om met de vier andere nog aanweesende retourscheepen van de tweede besending na het vaderland te kunnen reijsvorderen.

Waarna met aandagt geleesen ende geresumeert sijnde het seer geeerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse Regeering van den 14 Februarij deeses jaars,7 met gedagte schip Sorgwjjk ontfangen, is insgelijx voor den meesten dienst der E. Comp. goedgevonden ende gearresteert dat navolgens de ordres dewelke daarbij aan ons werden gegeven, het reets eenige dagen zeijlvaardig geleegen hebbende schip de Herstelling , dat ballast scheeps na Batavia soude hebben moeten vertrecken en waarop sig tot meerder geluk een onderstuurman bevind dewelke nog eens op Madagascar geweest is, alhier sal worden aangehouden om tot den door welgemelte Haar Wel Edele Groot Agtb. geordonneerden slavenhandel op dat eijland ten behoeve der Cilidaasse mijnwerken geemplojeert te kunnen werden, sullende dien bodem daartoe na behooren versorgt sijnde, voorsien van de noodige victualie, contanten en andere coopmanschappen, soo dra doenelijk derwaarts werden voortgesonden, met schriftelijke ordre en instructie aan dies opperhoofden af te geeven dat sij haare depesches alhier hebbende ontfangen, na inruijling der voormelte lijfeijgenen op gesegde eijland Madagascar , de reijs van daar als het sal weesen bij te brengen direct na Padang 8 sullen hebben voort te setten, om vervolgens de ingekogte slaven aldaar uijtgescheept hebbende, bij bequaame geleegentheijd na Batavia voort te steevenen, ofte wel bij aldien sulx niet wilde gelucken, van Madagascar na die hooftplaats te vertrecken, na dat het een of ander na zeemans oordeel het gevoegelijxte voor den dienst der E. Comp., tot conservatie van volk en slaven uijtvoerelijk sal worden gevonden; middelerwijl dat de agtien geldkisten en drie vaten met duijten van gedagte schip de Herstelling geligt en over de zeijlklaar leggende scheepen Westcapelle , Steenhoven , Loosdregt , Beekvlied , Adrichem , den Dam , de Keetel en het Casteel van Woerden verdeelt na Batavia9 sullen worden voortgesonden, gelijk ook den daarop besch[e]ijdenen predicant, Henricus Dreijer, nevens den vaandrig en ingenieur, Jan Francois Masson, en sijne huijsvrouw, Josina Kock, op het schip Gaasperdam verplaatst sullen werden, ten eijnde dien bodem met geen de minste belemmering werde beset gelaten.

Maar dewijl uijt het journaal door die van het freguat de Leijdsman in den jaare 1715 gehouden is komen te blijken dat seekeren Abdala, anders Bommezoutje genaamt, sijnde doenmaals tweede van ‘t Gouvernement van het eijland Anzuanij 10 en een Arabis coopman, twee obligatien heeft gehad ten laste van d’ E. Comp., de eene door de opper en de andere door de onderofficieren van het door de Fransen genomene schip Schoonauwen geteijkent, en te samen groot twee hondert sestig Spaance realen, spruijtende over geleeverde leevensmiddelen, kleeding en andere beweesene geriefelijkheeden aan het aldaar aangesette volk van dien bodem, om voldoening van dewelke hij de overheeden van het selve scheepje de Leijdsman heeft aangesprooken, sonder dat die egter, vermits sij daartoe geen ordre hebben gehad, is gevolgd; Soo is met eenen ten dienste der E. Comp. best geoordeelt dat in de instructie dewelke aan de opperhoofden van het gemelte schip de Herstelling sal worden meede gegeeven, sal werden geinsereert dat bij aldien sij op dat eijland aankomen en weederom tot betaling van gesegde schult aangesprooken mogten worden, sij, mits dat de deugdelijkheijd der daarvan gemaakte obligatien aan haar komt te blijken, deselve sullen hebben te voldoen, ten aansien het de gewoonte der E. Comp. niet is soodanige wettige schulden onbetaalt te laten, en dat sulx aan haare scheepen door onmagt of andere toevallen aldaar komende te vervallen, somtijds tien maal meer schaade als de waarde van dit geld importeert, soude kunnen komen toe te brengen, behalven dat het dus aan deese natie sal komen te blijken dat de E. Comp. gewoon is over al ter goeder trouwe te handelen, en dat deese schuld dus lang onvoldaan is gebleeven omdat men se niet geweeten, of geen geleegentheijd gehad heeft die eerder te kunnen afleggen, het geen anders seekerlijk al voor lange soude sijn geschied.

Sijnde vervolgens geleesen seeker versoekschrift door den geweesen fabricq tot Batavia, Anthonij Willem van Sorgen, in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:11

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdanigen dienaar, Anthonij Willem van Sorgen, geweesene fabrijcq tot Batavia en thans op het aanweesent retourschip Midloo besch[e]ijden, hoe desselfs siekte en lammigheijd waarmeede hij op Batavia al eenigen tijd is behebt geweest, op de herwaarts reijse soodanig is verslimmert en sijne qualen door het daarbijkomen van de watersugt toegenomen, dat hij niet in staat is om met voorsz bodem naar het vaderland te kunnen vertrekken, gelijk meede niet desselfs huijsvrouw, Johanna Maria Lafont, ter oorsaake sij soo siek en watersugtig is dat zij haar geduurig te bed moet houden en selfs niet buijten leevens gevaar bevind, weshalven den suppliant sig in alle ootmoet is keerende tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met instantig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn om te permitteeren dat den suppliant benevens sijn huijsvrouw en dogter tot naast volgende scheepsgeleegentheijd ter deeser plaatse mogen blijven vertoeven, sullende het Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. uijt de hiernevens gevoegde attestatie van den tweeden opperchirurgijn deses Gouvernements, Bartho de St. Jean,12 dewelke over den suppliant en desselfs huijsvrouw practiseerende is, ten sijnen versoeke diesweegens verleend, des gelievende kunnen blijken in welken slegten lichaams gesteltheijd sijlieden door hem sijn gevonden geworden.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. &ra.’

‘Ik ondergesz Bartho de St. Jean, tweede opperchirurgijn deeses Gouvernements, als practiseerende over de siekte van d’ Heer Anthonij Willem van Sorgen en desselfs huijsvrouw, Johanna Maria Lafont, verklaare bij deesen dat gem. Heer Van Sorgen teegenwoordig met lammigheijd en watersugt gequelt is, als meede dat desselfs gen. huijsvrouw door swaare siekte en watersugt haar te bed moet houden, ja selfs niet buijten leevens gevaar bevind, oordeelende derhalven dat sij beijde niet in staat sijn om sig op zee te begeeven.’

‘(Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 12 Maij 1732. (Was getekent) B. d’ St. Jean.13

Over welkers inhoude met aandagt gedelibereert weesende, heeft men uijt aanmerking dat hij nog sijne huijsvrouw volgens den inhoud der daarbij gevoegde verklaaring van den tweeden opperchirurgijn deeses Gouvernements, Bartho de St. Jean, niet in staat sijn om sig op zee te kunnen begeeven, derhalven moeten resolveeren aan haarlieden toe te staan om tot nadere scheepsgeleegentheijd alhier te moogen blijven vertoeven.

Na het welke insgelijx geresumeerd is een brief door den Stellenboschen kerkenraad,sub dato10 der presente maand Maij, aan deese Regeering geschreeven,14 waarop men goedgevonden heeft te rescribeeren dat de door haarlieden gedaane verkiesing van den oud heemraad, Jan Nel, tot ouderling in de plaats van den overleedene Nicolaas van den Heuvel15 door ons wel word goedgekeurt, maar dat sij beeter souden hebben gedaan de aanstelling van een koster der Stellenbosche kerk volgens het oude gebruijk aan deese Regeering gedefereert te laten, dan soo schielijk daarmeede voort te slaan en sonder onse minste voorkennis eenen Anthonij Faure16 in steede van den gestorven Hendrik Lodewijk Wiederholt17 daartoe te verkiesen, waarom men ook voor als nog niet kan goedvinden sijne approbatie daarop te verleenen; en wat betreft haarlieder verder gedaan versoek dat den predicant, Henricus Cock, tot Stellenbosch geplaatst mogt werden, dat men als het tijd is om gemelten predicant te verplaatsen, en dat sulx door ons noodig geoordeelt werd, sonder haar recommandatie daar wel om sal denken, mitsgaders eijndelijk dat men sig moet verwonderen dat den predicant, Johan Wilhelm Hertzogenrath, selfs niet geambieert heeft om de plaats tot Stellenbosch te verkrijgen, dewijl deselve den voorrang boven Drakensteijn heeft, en dat die gemeijnte bij sijne komst hier te lande bereijts het langste sonder permanent leeraar was geweest.18


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.19

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 27-31.

Donderdag den {17320529} 29 Maij 1732, voormiddags.

Alle present.

Het retourschip der derde besending, Haaften , op den 27 deeser maand alhier aangeland en kort na desselfs vertrek van Batavia van sijne makkers Blijdorp , Crooswijk en de Buijs afgeraakt sijnde, wierd derhalven, dewijl het onseeker blijft wanneer gedagte bodems ter deeser plaatse nog sullen komen op te dagen, en dat den tijd des jaars soo ver is ingeschooten dat men de aanweesende scheepen niet sonder gevaar ter deeser rheede kan laten blijven vertoeven, door den Heer Gouverneur in overweeging gegeven of het voor den meesten dienst der E. Comp. niet best soude sijn dat men, om alle perijckelen voor ‘s Comps. kostelijke kielen soo veel doenelijk voor te komen, soo dra nog een der verwagt wordende retourscheepen deese Tafelbaaij sal besteevent hebben, het selve uijt aanmerking der vreedige tijden die volgens de laatst ingekomene tijdingen tot nog toe alomme in Europa worden beleeft, en dat ook de uijt China retourneerende rijk geladene scheepen, het sij alleen of wel met haar beijden in compagnie van hier mogen werden voortgesonden, de reijs onder Godes zeegen, sonder de andere in te wagten, te samen met Haaften soude doen onderneemen, te meer vermits de ondervinding klaarelijk heeft doen sien dat hoe seer Generaal en Raden van India bij haare successivelijk aan dies overheeden meede gegeven wordene instructien20 de te samen blijving der retourscheepen komen te recommandeeren, daaraan egter selden door de scheepelingen dewelke soo laat in ‘t jaar ter deeser plaatse aankomen, of van hier moeten vertrecken, kan werden gehoorsaamt, ten aansien sij door de sterke winden en het ruwe weer dat door haar op deese kusten, soo bij haare komst als weggaan, ontmoet word, dog evenwel van den anderen verstrooijt geraken; over het welke met aandagt gedelibereert en al het voorenstaande in overweeging genomen sijnde, is eenpaarig in het gedaane voorstel van den Heer Gouverneur toegestemt, en gevolglijk beslooten dat het aanweesend retourschip Haaften soo ras nog een van sijne mackers komt op te schieten, in geselschap van het selve, sonder na de andere te blijven vertoeven, na het vaderland sal voortgesonden werden.21


Sijnde laastelijk nog goedgevonden dat seekeren Pieter Peijltjes, met het schip de Herstelling voor corporaal uijtgekomen, dewijl denselven ter deeser plaatse bevoorens is geschavotteert geweest, en dat door het volk van dien bodem, als niet onder sijn commando willende staan, hierover is geklaagt geworden, daarvan sal worden geligt en met voormelte schip Haaften na het vaderland te rug gesonden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.22

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 32-39.

Donderdag den {17320605} 5 Junij 1732, voormiddags.

Alle tegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, door indispositie.

Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat aan Sijn Edele gisteren teegens den avond door den equipagiemeester Möller gerapporteerd geworden was dat van het even te vooren gearriveerde schip de Buijs den voorsteeven en boegspried los soude weesen, behalven dat dien bodem bovensdien van een nieuwe voormarsz. rhaa en bezaans mars, dewelke beijde gebrooken en verrot bevonden sijn, moet werden voorsien, en veel callefatens sal van nooden hebben, soo denselven tot reparatie van sijn gebrek aan den voorsteeven maar niet in ‘t geheel na de Saldanhabaaij sal moeten werden gesonden, dog dat Sijn Edele daarop aan gemelten equipagiemeester ordre hadde gegeven om beneevens den schipper Claas Molenaar en haare beijde opperscheepstimmerlieden, namentlijk den baas van de werf en den timmerman van het schip selfs, dat defect naukeuriger te gaan visiteeren, en dat hij soude maken staande vergadering weederom hier te weesen, op dat na ingekomen berigt door Sijn Edele andere gecommitteerde, des noodig sijnde, souden kunnen werden gestelt, en dat men hier omtrent verder soodanig besluijt soude kunnen neemen als na vereijsch van zaaken met den meesten dienst der E. Comp. sal worden bevonden over een te komen.

Welken equipagiemeester daarop van boord te rug en ter vergaderinge binnen gekomen sijnde, wierd door hem rapport gedaan dat het gebrek aan den voorsteeven van meergem. schip de Buijs bij naukeurige besigtiging bevonden was met twee slooijknies daarop te brengen, te verhelpen te weesen, en dat de boegspried met nieuwe woelingen soude moeten werden voorsien, welk werk binnen een dag of vier bij toelating van bequaam weer en wind soude kunnen klaar sijn, dog dat tot de noodig gedaan moetende werdene callefating wat meer tijd soude vereijschen, als wanneer dien bodem na verrigting van het een en ander in volkomen staat soude weesen gestelt om met gerustheijd na het vaderland te kunnen reijsvorderen; waarover met aandagt geraadpleegt sijnde, is voor den meesten dienst der E. Comp. goedgevonden en vastgestelt dat met de noodige reparatien en het callefaten van dikwils gedagte schip de Buijs allen mogelijken spoed sal werden gemaakt, en dat men, soo met het toevoegen van timmerlieden als andersints, alle doenelijke behulpsaamheeden daartoe sal bijbrengen, maar dat egter de twee andere retourscheepen, Haaften en Crooswijk , daarom niet sullen opgehouden werden, dewelke in teegendeel volgens ons genomen besluijt van den 29 der gepasseerde maand Maij met de eerste goeden wind van hier sullen moeten reijsvorderen, dog dat bij aldien de wind contrarie blijft, en dat deselve gevolglijk hierom niet sullen behoeven te worden opgehouden, men die kiel als dan in haarlieder geselschap na het Patria sal doen vertrecken, te meer dewijl door den schipper van Crooswijk , Pieter Kaas, gerapporteert is dat hij het retourschip der laatste besending, Delfland , ter lengte van 56 gr. niet ver van deesen uijthoek gesien heeft, en dat het nog mancqueerende schip Blijdorp oversulx in ‘t kort komende op te schieten, in desselfs geselschap sal kunnen worden voortgesonden.

Sijnde laastelijk naar lectuure van seekere verklaaring door de officieren van het selve schip verleend in de volgende bewoording:23

‘Wij ondergesz Leendert Jongebroer, opperstuurman, Laurens Roos, onderstuurman, Pieter Pietersz Keijser, bootsman, Claas Grun, schieman, en Lodewijk de Marees, constapel, alle bescheijden op ‘t E. Comp. schip d’ Buijs , gedestineert sijnde na ‘t vaderland, verklaare ter requisitie van den E. schipper Claas Moolenaar, meede bescheijden op deesen bodem, als dat wij genootsaakt sijnde geweest om een halftouw van het dagelijx uijt te kappen, volgens verklaaring daarvan weesende en in desselfs plaatse weeder een nieuw te splisse[n], dog onder het splisse[n] bevond men als dat het selve ‘t sij verleege of door de teer verbrand was, waarop wij ten eersten ons boegtouw visenteerende, sijnde meede een nieuw (dewelke wij beijde op Batavia gekreegen hadde) maar bevonde se beijde onbequaam om ‘s E. Comp. dierbare bodem in de tijds des jaars daaraan te vertrouwen, dierhalven goedgevonden om het selve soo te laten leggen, verklaare dit bovenstaande d’ suijvere waarheijd te sijn, bereijd weesende, des noods en daartoe versogt werdende, sulx met eede nader gestand te doen.’

‘(Onderstont) Aldus gedaan in ‘t schip de Buijs , den 6 April 1732. (Was geteekent) L. Jongebroer, Laurens Roos, Pieter Pietersz Keijser, Claas Grun, L. de Marees. (In margine) Mij present, (en geteekent) Ns. v. Krimpen.’

In selver voegen goedgevonden dat aan dien bodem uijt hoofde der onvermijdelijk daaruijt blijkende noodsakelijkheijd alhier twee nieuwe swaare touwen in de plaats der geener die onbequaam en verstikt bevonden sijn, sullen verstrekt werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.24

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 40-48.

Donderdag den {17320612} 12 Junij 1732, voormiddags.

Alle teegenwoordig.25


Na het welke agtervolgens het gedragen consent onser Heeren en Meesteren bij haar geeerd aanschrijvens van den 15 September 173026 in de maand Maart van den voorleedenen jaare alhier ontfangen, tot het vernieuwen en vergrooten der slaven logie, waartoe uijt hoofde van andere presserende werken tot nog toe geen geleegentheijd is geweest, op de gedaane propositie van den Heer Gouverneur ten meesten dienste der E. Comp. vastgestelt en beslooten is dat daarmeede als nu een begin sal werden gemaakt, en dat men gemelte logie onder een plat sal doen brengen, ten aansien de oude muuren na gedaane visitatie der werkbaasen steevig genoeg hiertoe sijn bevonden, als wanneer vertrouwt word dat dit werk soodanig verrigt sijnde, ‘s Comps. leijfeijgenen bequamelijk daarin geborgen en volkomen ruijmte tot haare lijfberging en andere commoditeijten sullen kunnen hebben.

Ende ter consideratie met het weeder opbouwen van de afgebrande steenbakkerij ter dier selfder oorsaak van andere meer haast hebbende besigheeden tot nog toe niet heeft kunnen werden voortgevaaren, is als nu, dewijl men de handen wat ruijmer gekreegen heeft, op het voordragen van den Heer Gouverneur insgelijx goedgevonden dat men de optimmering van dat gebouw teegenwoordig meede soo dra doenelijk sal bij der hand vatten.

Sijnde laastelijk nog van noodsaakelijkheijd geoordeelt dat de steene brug voor dit Casteel leggende, vermits deselve seer slegt gestelt is, en overslux dreijgd in te storten, tot voorkoming van alle daaruijt te vreesen staande ongemacken met den eersten vernieuwt, en op dat de leeningen niet weederom gedurig door de daar over passeerende wagens mogen werden aan stuk gereeden en beschaadigt, waardoor men een continueele reparatie daaraan te doen is verpligt geweest, als nu eens soo breed als de oude gemaakt sal werden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.27

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 49-58.

Donderdag den {17320626} 26 Junij 1732, voormiddags.

Alle present.

Geleesen sijnde seeker versoekschrift door eenen Jochem Scholts,28 burger tot Drakensteijn , in de volgende bewoording gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer neederigen dienaar, den burger Jochem Scholts, hoe desselfs huijsvrouw, Anna Maria Swart,29 overleeden sijnde, nagelaten heeft een onegt kind, gent. Maria Roos,30 welk kind, als wijning of geen middelen hebbende, onder administratie der weescamer alhier niet heeft kunnen werden aangenomen, weshalven den suppliant daarvoor onderhout versogt en het selve heeft overgegeven aan de diaconij van Drakensteijn , die het selve omtrent twee maanden gehad hebbende, bij nagt door den koster van gem. plaats weeder aan den suppliant hebben thuijs gezonden, waarop hij zig naderhand bij den predicant alhier aan Cabo, den Eerw. Heer Franciscus le Sueur, heeft geaddresseert, met versoek dat aan het voorsz kind door de Caabse diaconij onderhoud mogte werden gegeven, welken predicant hem suppliant heeft geantwoord dat zulx, als een oneijgen zaak weesende, niet wel konde geschieden, maar dat na zijn gedagten de diaconij van Drakensteijn , onder welk district den suppliant een geruijmen tijd zijn domicilium gehad heeft, daartoe eerder als deese diaconij zoude verpligt sijn; ende gemerkt den suppliant zig met het veelmaals gent. kind seer verleegen vind, te meer dewijl hij ter oorsake zijner gebreckelijkheijd en groote armoede niet in staat is om voor hem selven en zijn eijgen kind de kost te kunnen winnen, en waarom den landbouwer Andries Bester31 uijt meedeleijden haar beijde heeft vergunt om voor niet bij hem te mogen woonen, soo neemt hij derhalven de vrijheijd zig in alle eerbied te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., instantig versoekende dat deselve den suppliant in deese zijne groote ongeleegentheijd gelieven te hulp te komen, met ordre te stellen om hem van het dikwils geciteerde kind te ontlasten en daaromtrent soodanige middelen te beramen als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. na derselver wijs oordeel sullen vermijnen te behooren.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’

Heeft men na overweeging van het selve, en het daarneevens te kennen gegevene van den Heer secunde, Adriaan van Kervel, als president der weescamer, dat over dit selfde geval bereijts door den predicant tot Drakensteijn , Johan Willem Hertzogenrath, aan weesmeesteren in geen al te vrindelijke termen geschreeven was, gelijk Sijn E. dien brief met het daarop afgegane antwoord van dat collegie ter lecture voortbragt,32 best en billijk geoordeelt dat men, overslaande de reedenen door gemelten predicant Hartzogenrath in dat sijn schrijvens aangehaald, als na de constitutie deeses lands, alwaar men geen gemeene godshuijsen voor arme ouderloose weesen is hebbende, gantsch niet te pas komende, kerkenraade van Drakensteijn , als hiertoe de naaste sijnde, dewijl den voormelten Scholts sijn domicilium nu eenige jaaren herwaarts onder dat district gehad heeft, sal gelasten behoorelijk onderhoud aan het voorkind sijner overleedene huijsvrouw, na het gewoone gebruijk der diaconie aldaar, toe te leggen; en dat gesegden kerkenraad bovensdien sal worden aangeschreeven dat soo dra den boedel van hem Scholts en wijlen sijne huijsvrouw door weesmeesteren deeser plaatse volkomen sal weesen gered,33 waarmeede sij thans nog besig worden gehouden, de penningen dewelke aan het selve kind uijt dien boedel voor moederlijke erfportie competeeren, aan gedagten kerkenraad en diaconie van Drakensteijn insgelijx sullen worden overgegeeven.34

Waarna verders sijnde geleesen seekere missive door landdrost en heemraaden, mitsgaders kerkenraade van Stellenbosch ,sub dato21 deeser maand,35 in voldoening van het geresolveerde op den 8 April passo. aan deese Regeering geschreeven; uijt dewelke onder anderen is komen te blijken dat de menschen welkeres bloedvrinden op het oude kerkhof tot Stellenbosch begraven sijn, het selve liever jaarelijx op haar eijgen kosten willen laten schoon maken, dan te sien dat gemelte kerkhof tot een ander gebruijk wierde geapproprieert, en dat bij gevolg de daarop sijnde doodsbeenderen als dan uijtgenomen en verplaatst souden moeten werden; Soo is derhalven goedgevonden en verstaan dat men haarlieden sal ordonneeren dat meergedagte kerkhof sal moeten werden gelaten in dien staat waarin sig het selve teegenwoordig bevind, sonder dat men dat ergens anders toe sal mogen emplojeren; en wat aangaat dies schoon houding, op dat de colonie soo wel als kerkenraade van de daaruijt vloeijende onkosten mogen bevreijd blijven, dat sij sullen werden gequalificeert soodanige menschen als hierbij geinteresseert zijn, na haar gedaan voorstel en goedvinden ten besten daartoe aan te maanen, dewiji men sulx seer gaarn aan haarlieder besorging wil overlaten.36

Ende ten aansien den persoon van Abraham Faure, provisioneel den kosters dienst in de kerk van Stellenbosch waarneemende, sig bij den Heer Gouverneur geaddresseert en versoek gedaan heeft om in die bediening bevestigt te mogen werden, is sulx op het voordragen van Sijn Edele geaccordeert, waarvan almeede bij een briefje aan kerkenraade dier plaats de vereijschte kennisse sal worden gegeven.37

Wordende laastelijk door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven dat den vaandrig en landmeeter, Evert Walraven Cochius, op het versoek van deese en geene deeser ingeseetenen om haar land te meeten, uijt geweest sijnde, als nu weederom was gereverteert, dog dat aan Sijn Edele niet duijster was te vooren gekomen dat verscheijde meetingen soodanig souden sijn gedaan, dat van sommige haar oude bij de kaarten en erf brieven uijtgedrukte land in ‘t geheel en van andere ten deele buijten deese nieuwe meeting was gevallen, waarom het dan ook niet vreemd kon sijn dat een ider op deese slinxe wijs, onder pretext dat de baakens van haar land niet weeten aan te toonen, voorsien wordende, sig nog niemand hadde opgedaan om eenig land van de E. Comp. in erfpagt te versoeken, en dat Sijn Edele hierom aan gemelten Cochius hadde geordonneert een ordentelijk rapport in geschrifte van de thans door hem gedaane meetingen op te stellen en over te geeven, dragende met eenen voor of het niet dienstig soude sijn dat men een igelijk op nieuws bij affixie van billietten deede waarschouwen sig voor schaade dewelke volgens de van ouds gestelde ordre uijt het bezaaijen van ‘s Comps. grond soude moeten volgen, te hoeden, waarover met aandagt geraadpleegt sijnde, is ten meesten dienste der E. Comp. best geoordeelt dat men hiermeede sal supersederen tot dat het voorseijde schriftelijk rapport van hem Cochius sal weesen ingekomen, als wanneer nader besluijt over deese zaak sal kunnen worden genoomen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.38

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 59-72.

Dingsdag den {17320701} 1 Julij 1732, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Het overgeleeverde rapport door den landmeeter, Evert Walraven Cochius, van de bij hem gemeetene landerijen en plaatsen, vervat in de volgende bewoordinge:39

‘Rapport aan den Wel Edelen Gestrengen Heer Jan de la Fontaine, Extraordinaris Raad van Neederlands Indiën en Gouverneur aan de Caab de Goede Hoop &ra. &ra. &ra.’

‘Geeft met seer schuldig eerbied te kennen den ondergeteekene, hoe dat den 15 April ben door Uwel Edele Gestr. geeerde ordres naar buijten gegaan om eenige vrijborgers op haare versoek haar eijgen gekogte of geerfde landen te hermeeten,40 soo hebbe bevonden sulks naar de figuur van haare erf brieven niet te kunnen verrigten, eensdeels omdat bij deselve landen geen bakens of limiet scheijdingen te vinden waren, anderendeels omdat veele plaatsen zoo digt aan en door malkanderen leggen dat zulks een groote verwerringe soude veroorsaakt hebben, dewijle geen een hebbe[n] bevonden ofte hebben eenige onder de ploeg gebruijkt dat haar niet competeerde, dewijle zijlieden onkundig van haar erfbrieven en veel meer van haare bakens of limieten waren, om dan alle questien te meijden soo hebbe dan genoodsaakt geweest van haare landen volgens den inhoud van voorsz erfbrieven te hermeeten ende daarvan een nieuwe figuur of plan gemaakt tot genoegen van de landbouwers, indien dit kostelijk werk niet waare geschied soude te vreesen gestaan van een aanstaanden duuren tijd, want veele niet derfde ploegen voor dat haare landen bebakent waaren.’

‘En selfs bij verscheijden nog bezaaijt en gebraakt land is blijven leggen, meede dient dat Uwel Edele Gestr. bekent is dat de landen in voorige tijden veel gesogt sijn om het drinkwater voor het vee, dat des somers overal seer schaars is, de valleijen maar gemeeten sijn, maar niet de ruggens, dewijle doenmaals niet meer geploegt wierde als de menschen voor haare huijshoudinge benoodigt waaren, daar nu, God zij gedankt, in teegendeel soo veel jaarlijks van gewonnen werd daar de Edele Comp. groote voordeelen van geniet.’

‘Ook vind men seer onreedelijke landbouwers die alschoon dat se haar land hebben sien meeten, evenwel met voordagt daar buijten ploegen, zaaijen en timmeren, indien dan sulks niet werd belet het gelijke veel is ofte ijmand 30 of 60 morgen lants heeft en of het in een valleij of op de ruggens legt.’

‘Daar sijn verscheijde landbouwers die volgens haar seggen niet bestaan kunnen, te weeten met dat land dat haar nu toegemeeten is, ten zij Uwel Edele Gestr. believe te begunstigen met nog wat land voor een tamelijke preijs in erfpagt te verleenen, het is seer dienstig dat sulks gedaan werd om verschot van land te mogen hebben, soo de Edele Comp. eenige voordeelen sal genieten.’

‘De slegtste plaatsen die ik hebbe hermeeten zijn van ouds geweest die van de wed. Mostert41 aan de Kuijlse Rivier ,42 die van Gerrit Olivier43 aan de Diepe Rivier 44 en van Louis le Riche45 aan de Clapmuts Rivier ,46 in welke drie landen volgens de erf brieven geen drie mudde[n] koorn kan gezaaijt werden.’

‘Hieruijt kan Uwel Edele Gestr. middag klaar sien hoe de landen in voorige tijden zijn gemeeten geweest, daar nu in teegendeel de landen die ik nu hermeeten hebbe[n], tot haare genoegen bebakent is.’

‘Verhoopende hiermeede Uwel Edele Gestr. seer hoog geeerde ordres volbragt te hebben - - - (Was geteekent) E. W. Cochius, geswoore landmeeter.’

Met aandagt geleesen en als nu weederom rijpelijk over deese zaak gedelibereert, mitsgaders het onderstaande concept billiet weegens dit subject ontworpen sijnde:47

‘WAARSCHOUWING’

‘Seedert den tijd van ons geaffigeerde billiet op den 18 Februarij deeses jaars, spreekende weegens het uijtgeeven der landerijen in erfpagt op soodanigen voet als onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren zulx bij haar g’eerd aanschrijvens van den 14 September d’ anno passato48 hebben gelieven te ordonneeren, en dat sig een igelijk bij gevolge buijten dit hiertoe verkreegen regt, wel soude hebben te wagten ‘s Comps. grond bij haar eijgen land ofte elders anders leggende, te bezaaijen ofte bearrebeijden,49 den landmeeter, Evert Walraven Cochius, op het versoek van deese en geene deeser ingeseetenen zig op den 15 April laastleeden na buijten begeeven hebbende om de door haar bezeeten wordende landereijen volgens de daarvan sijnde kaarten en erfbrieven te hermeeten, ten eijnde sig een ider door middel van deese nieuwe hermeeting voor schaade zoude kunnen hoeden, en sulx noodig vindende eenig nieuw land, dat haar best te staade quam, van de E. Comp. voor een billijken preijs, na het voorgestelde oogmerk, in erfpagt te kunnen versoeken, maar ons nu in teegendeel bij te rug komst van gem. landmeeter, soo uijt desselfs overgeleeverde schriftelijk rapport als andersints, zijnde komen te blijken dat hij direct aangaande teegens de aan hem gegeevene ordre en zijnen pligt, op pretext dat de landerijen niet bebakend sijnde, volgens de daarvan verleende kaarten en erfgrondbrieven niet hebben kunnen werden hermeeten, om aan de baatsugt van sommige (soo als hij die in sijn rapport selfs noemt) onreedelijke landbouwers te voldoen, en de intentie onser Heeren en Meesteren, soo veel in hem is, om verre te werpen, heeft kunnen goedvinden deese nieuwe meeting soodanig in te rigten dat van eenige haar oude in de kaarten en erf-brieven uijtgedrukte land in het geheel, en van anderen ten deele daar buijten is komen te vallen, en dat alsoo aan een igelijk teegenwoordig sulk land is toegedeelt als zij selfs goed gedagt hebben zig door dit onreedelijk middel toe te eijgenen, gelijk om een staaltjen hiervan aan te wijsen, den landbouwer Anthonij van Rooijen50 selfs onlangs geleeden assurant genoeg teegens den Edelen Heer Gouverneur heeft derven seggen dat hij sijn land in de Tijgerbergen 51 na desselfs eijgen goeddunken, soo als het hem best in zijn kraam te pas quam, sonder op kaart of erf brieven, waarvan de bakens niet konden worden aangetoont, te letten, hadde doen hermeeten; door welk gedoente alle goede ordre vernietigt, de hier ter secretarije berustende erfbriefboeken ten eenemaal onnut gesteld, en het bevel onser Heeren en Meesteren nopende de uijtgeeving der landerijen in erfpagt, gantschelijk illusoir gemaakt werdende; Soo is ‘t dat wij, om daarteegens te voorsien, tot voorkoming van alle daaruijt te wagten staande verwarringen en ten meesten dienste tot handhaving van ‘s Comps. regt, goedgevonden hebben deese nieuwe hermeeting der landerijen en plaatsen door den landmeeter Cochius gedaan, volkomen te disapprobeeren en te stellen als of die niet geschied was, zoodanig dat niemand zig uijt dien hoofde eenig land, schoon hem daarbij toegemeeten zijnde, sal mogen approprieeren en gebruijken als of het hem waarlijk in eijgendom toebehoorde, sullende in teegendeel een igelijk niet anders dan zijn eijgen van outs bezeeten en in de daarvan verleende erfgrondbrieven uijtgedrukte land mogen bezaaijen, beplanten ofte bearrebeijden[sic], ten zij dan dat soodanig nieuw land alvoorens van de E. Comp. in erfpagt sal weesen versogt en verkreegen.’

‘Ende op dat een ider weeten mag welk land hem waarlijk in eijgendom toebehoord, en dat het onse meijninge niet en is eenige deeser goede aan voorbedagt misdrijf in dit stuk onschuldige ingeseetenen te verstricken ofte benadeelen, hebben wij ten meesten dienste deeser coloniers insgelijx goedgevonden dat de voorseijde door den landmeeter Cochius gemeeten landerijen nogmaalsde novobuijten kosten der eijgenaars van dien, sullen worden hermeeten, die onder dit Caabse district ten overstaan van imand uijt ‘s Comps. dienaren en een burgerraad hiertoe door ons expresselijk gecommitteert, en die onder de buijten districten geleegen sijn, daar en boven in ‘t bijweesen van den landdrost neevens een gecommitteerde heemraad, op dat alles in de vereijschte ordre sonder eenige afwijking ter regter ofte ter slinker hand sal kunnen geschieden.’

‘Ook is het onse intentie geensints om de vrugten van soodanig land als door den landmeeter Cochius aan sommige deeser ingeseetenen is toegemeeten, en het geene reets bezaaijt ofte bearrebeijd mogt zijn, voor de E. Comp. te naderen, neen, maar wij verstaan dat sulke menschen de vrugten voor sig behoudende, alleen maar sullen moeten versoeken om soodanig land voor een billijken preijs van d’ E. Comp. in erfpagt te verkrijgen, als wanneer men haar in alles na regt en reedelijkheijd hier omtrent te gemoed sal komen; dog de geene welkers land niet hermeeten is, worden met eenen gewaarschouwt sig voor schaade te hoeden, dewijl ons hierboven aangehaalde geaffigeerde billiet van den 18 Februarij nopende het ongeoorloofd bezaaijen van ‘s Comps. grond in zijn volle kragt en vigeur sal worden gehouden.’

Soo is na dies resumptie het selve eenpariglijk goedgekeurt en uijt dien hoofde ten meesten dienste der E. Comp. en het nut deeser Colonie tot voorkoming van alle verwarringen, beslooten dat gemelte billiet in diervoegen alomme sal worden geaffigeert.

Ende ten aansien het onseeker blijft wanneer het retourschip der laatste besending, Delfland (soo het selve deesen uijthoek niet in het geheel is voorbij geraakt) alhier nog sal komen op te dagen, en dat ondertusschen het op eergisteren gearriveerde schip Blijdorp in dit saijsoen des jaars ter deeser rheede opgehouden werdende, aan gevaar soude kunnen werden bloot gestelt, is op het voordragen van den Heer Gouverneur den schipper Huijbert Haringvanger alvoorens gehoort, en door hem betuijgt sijnde dat hij hierin geen de minste swarigheijd quam te maken, insgelijx goedgevonden en ten meesten dienste der E. Comp. best geoordeelt dat men deesen bodem ten spoedigsten alleen van hier sal laten reijsvorderen en denselven door het toevoegen van dagelijxe ververssingen neevens alle andere vereijschte noodsaakelijkheeden daartoe in staat stellen om op den 4 deeser maand te kunnen werden gemonstert en gedepescheert, sullende aan hem ook een van de hier berustende Turksse passen, genommert 753, moeten werden toegevoegt; dog bij aldien de wind teegens onsen wensch contrarie blijven mogt, en dat meergemelde schip Delfland inmiddels hier ter rheede komt te verscheijnen, sal men als dan wanneer Blijdorp daarom niet te lang behoeft te werden opgehouden, het selve in sijn geselschap na het vaderland laten voortsteevenen.

Ook is op het gedaane voorstel van den Heer Gouverneur noodig geoordeelt dat men, om eenige opdrossers dewelke bij en omtrent de Caab swerven, is het doenelijk, te attrappeeren, een corporaal met ses man des avonds stilletjes in het melkhok boven ‘s Comps. thuijn staande sal plaatsen, om des morgens met het aanbreeken van den dag, wanneer gemelte vagabonden sig meestendeels na het gebergte in haare schuijlhoeken te rug begeeven, daar rontsom te kunnen omsnuffelen, en haar op die wijs in handen te krijgen, sullende die geene die sig door de vlugt soeken te salveeren, vrijelijk mogen worden gegrieft, om haar dus dood of leevendig magtig te werden en het land van dit gespuijs te suijveren.

Sijnde laastelijk ten versoeke van weesmeesteren aan haar geaccordeert om seeker weeskind, genaamt Abraham Verreijn,52 dat tot nu toe, als sijnde seer gebreckelijk en selfs geen middelen hebbende, door sijn eijgen vrinden is onderhouden geweest, dog dewelke daar nu van afsien en betuijgt hebben sulx niet langer te kunnen doen, aan de diaconij deeser plaatse ter alimentatie over te geeven, met ende beneevens de wijnige penningen ten bedrage van omtrent ƒ200 dewelke aan het selve nog sijn competeerende.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop ten daage en jaare voorsz.53

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 73-74.

Donderdag den {17320710} 10 Julij 1732, voormiddags.

Alle present.

Is ten versoeke van den koster, Jan de Waal,54 en burger Thobias van Nek,55 aan haarlieden ider een stukje thuijnland, het eerste ter groote van 1 morgen 435 quadraat roeden, en het andere ter groote van 490 quadraat roeden en 42 dito voeten, bij derselver neevens den anderen beseeten wordende thuijnen in deese Tafelvalleij geleegen, voor den tijd van vijftien agtereenvolgende jaaren onder de daartoe gestelde conditien in erfpagt gegeeven, mits dat voor het eerste vier, en voor het andere twee Rijxs. jaarelijx in ‘s Comps. cassa sullen moeten werden betaalt.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.56

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 75-81.

Dingsdag den {17320729} 29e Julij 1732, voormiddags.

Alle present.

Den prijs der uijt te gevene landerijen in erfpagt bij resolutie van den 28e Februarij laastleeden teegens twee Rds. voor de morgen in het jaar vastgestelt, dog nu door den Heer Gouverneur voorgedragen sijnde dat sig, behalven de weduwen van de oud equipagiemeester, Jan Brommert,57 en van den burger Steeven Vermeij,58 dewelke nu ider om een stuk bouwland bij haar plaatsen in de Tijgerbergen geleegen, hebben versoek gedaan, niet alleen nog niemand in dien langen tusschen tijd daartoe opgedaan heeft, maar dat gelijk ons ook van alle kanten, en nu insonderheijd meede van deese versoeksters is te vooren gekomen dat ofschoon gemelten prijs van twee Rds. voor ijder morgen thuijnland geleegen in deese Tafelvalleij of hier digt omtrent, waarvan de vrugten ten eersten kunnen werden gedebiteert, niet te veel is, gemerkt het selve van kleijn bestek weesende, bovensdien verscheijde reijsen in het jaar sijne voordeelen komt uijt te leveren, deselve egter onmogelijk van geen bouwland dat maar eens jaarelijx vrugten geeft, en behalven de perijkelen van misgewasschen, ongelijk meer kosten die aan den landbouw vast zijn, nevens den gerequireerden grooten omtrek van het land selfs, komt te vereijsschen, kan werden opgebragt, hierom door de meeste deeser ingeseetenen en kundige landbouwers dewelke met den Heer Gouverneur over deese saak gesprooken hebben, gesustineert wierd dat een gulden Caabse valuatie of na het gevoelen van sommige weijnige, iets meerder in het jaar, voor ijder morgen het alder uijtterste soude zijn dat ijmand voor soodanig bouwland soude kunnen betalen om sijne onkosten daaruijt goedt te maaken en staande te blijven; Soo is derhalven na rijpe overweeging van saaken op het gedane voorstel van Sijn Edele voor den meesten dienst der E. Compagnie goedgevonden en noodig geoordeelt dat men den prijs van het in erfpagt te geevene bouwland reduceerende, deselve op een halve Rdr. voor elke morgen in het jaar sal stellen, in verwagting dat door dit billijke middel de menschen sullen werden aangemoedigt om eenig land in erfpagt te koomen versoeken, en dat alsoo de gewenschte voordeelen voor de E. Compa. daarvan sullen moogen werden getrocken. Sullende ook de versogte stucken land door de weeduwen Brommert en Vermeij gemeeten en aan haar om een begin te maaken, teegens gesegden prijs van een halven rijxdr. voor de morgen jaarelijx in erfpagt gegeven werden.

Ende gemerkt den tijd tot het verpagten van ‘s Comps. gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weeder op handen begint te schieten, is uijt dien hoofde insgelijx vastgestelt dat gemelte verpagting soo van dit Caabse als de districten van Stellenbosch en Drakensteijn , op Saturdag den 30e der aanstaande maand Augustus (vermits den laatsten op een Sondag valt) sal werden gedaan, waarvan aan een ijgelijk bij affixie van billietten de vereijschte kennisse sal werden gegeven; gelijk meede dat ten aansien van den gewonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, geen verstrecking uijt deselve meer sal geschieden na den 15e der gedagte maand Augustus, voor en al eer deselve pakhuijsen behoorelijk door gecommitteerdens sullen opgenoomen weesen.

Werdende daarna door den Heer hooftadministrateur en secunde deeses Gouvernements, Adriaan van Kervel, ter vergadering geproduceert seekere memorie van eenige goederen bij het overgeeven van de wapencamer te veel bevonden sijnde, van den volgenden inhoud:59

‘Memorie van de nabesz goederen onder ultimo Februarij bij den overgaaf van de wapenkamer meer bevonden als de negotie en bijboekjes consteeren, gelijk te sien is bij de verklaaring van gecommitteerdens hier annex, namentlijk:’

‘4 ps. ijsere musquedons, 1 ps. epees d’ armeé, 64 ps. snaphaanen, 2 ps. bartisaans,60 2 paar tromstocken, 29 ps. heele pieken, 11 ps. halve pieken, 358 ps. deegens, houwers en plampers, dog alle sonder scheeden en verroest, 9,124 ps. snaphaansteenen, 176 ps. pattroontassen, 84 ps. porttepees, 1 1/2 bos spaan tot scheeden, 1 ps. ijsere kogelvorm, 32 ps. braadspeeten, 5 1/6 kippen londt, 36 paar pistoolholsters, 3,756 lb. snaphaan en pistool koogels, 3 ps. ijzere canon, 600 1/2 lb. bussekruijt.’

‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 29e Julij 1732. (Was geteekent) A. v. Kervel.’

Omtrent dewelke verstaan is dat deselve naar behooren bij de negotie boeken deeses comptoirs sullen werden ingenomen.

Dewijl ook uijt seekere twee verklaringen door den lieutenant der Drakensteijnsse compagnie dragonders, Johannes Groenewalt, en den corporaal van deselve, Lourens Pietersz Erasmus,61 ter requisitie van den capiteijn, Andries Grové, verleend, is koomen te blijken welke onordentelijkheeden en disobedientien door den burger Louis Jourdaan62 bij het laatste drillen sijn gepleegt, is laastelijk nog goedgevonden dat den landdrost, Pieter Lourens, neevens burger crijgsraade van Stellenbosch en Drakensteijn sal werden aangeschreeven dat sij gemelten Jourdaan hierover scherpelijk in haarlieder vergadering sullen hebben te reprimendeeren en met eenen aan te seggen dat bij aldien door hem of anderen in het vervolg weederom diergelijke buijtenspoorigheeden werden begaan en dat sig ijmand teegens de reedelijke beveelen sijner officieren komt aan te kanten, wij wel souden kunnen besluijten de soodanige sonder verdere verschooning als onnutte subjecten uijt dit Gouvernement te dimoveren en na het vaderland op te senden, ten eijnde sulx aan hem Jourdaen en alle andere tot een rigtsnoer en waarschouwing voor het toekomende sal kunnen dienen.63

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.64

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 82-84.

Donderdag den {17320807} 7e Augustus 1732, voormiddags.

Alle present.65


Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.66

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 85-87.

Saturdag den {17320830} 30e Augustus 1732, voormiddags.

Alle present.

Op heeden volgens het geresolveerde ter vergadering van den 29e der even afgeweekene maand Julij en de daarop alomme geaffigeerde billietten, na behoorelijk klocke geklep en uijtroepinge van den boode, getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, sijn de onderstaande perceelen door de naargenoemde personen ingemeijnd ten soodanigen prijse als hier onder gespecificeert werd, te weeten:67

't Moutbier
Godlieb Christiaan Opperman   ƒ1,300:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Jan van der Swijn ƒ1,600:-
Tweede do. Abraham Lever ƒ1,700:-
Derde do. Melt van der Spuij ƒ1,750:-
Vierde do. Jan van der Swijn ƒ1,950:- ƒ7,000:-
Vaderlandsche bieren en wijnen
Jan van der Swijn   ƒ5,400:-
Caabse coele wijnen
Eerste quart, Jan van der Swijn ƒ5,700:-
Tweede do. Abraham Leever ƒ5,660:-
Derde do. Melt van der Spuij ƒ5,300:-
Vierde do. Jan van der Swijn ƒ5,100:- ƒ21,760:-
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje
Jan van Helsdingen[^68]   ƒ520:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Hans Jacob Conterman   ƒ680:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ36,660:-
't Moutbier
Godlieb Christiaan Opperman   ƒ1,300:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Jan van der Swijn ƒ1,600:-
Tweede do. Abraham Lever ƒ1,700:-
Derde do. Melt van der Spuij ƒ1,750:-
Vierde do. Jan van der Swijn ƒ1,950:- ƒ7,000:-
Vaderlandsche bieren en wijnen
Jan van der Swijn   ƒ5,400:-
Caabse coele wijnen
Eerste quart, Jan van der Swijn ƒ5,700:-
Tweede do. Abraham Leever ƒ5,660:-
Derde do. Melt van der Spuij ƒ5,300:-
Vierde do. Jan van der Swijn ƒ5,100:- ƒ21,760:-
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje
Jan van Helsdingen[^69]   ƒ520:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Hans Jacob Conterman   ƒ680:-
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ36,660:-

Aldus gedaan en uijtgevoerdt in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.70

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 88-91.

Maandag den {17320901} eersten September 1732, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Geleesen sijnde seeker versoekschrift door de pagters der Caabse coele wijnen in de onderstaande bewoording gepresenteert:71

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestrengen Heere en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeven met alle respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer neederige dienaren, de burgers Jan van der Swijn, Abraham Lever en Melt van der Spuij, hoe sij bij de laatste verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen aanneemers gebleeven sijnde van de pagt der Caabse coele wijnen alhier, tot beeter voortsetting haarer neeringe gaaren bij ijder perceel der gem. wijnpagt een bijtapper souden willen aanstellen, soo neemen de supplianten derhalven de vrijmoedigheijd sig in alle eerbied te keeren tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., oodmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn sulx aan haar gunstelijk te accordeeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’

Is naar gehoudene raadpleeging goedgevonden dat het daarbij gedane versoek sal werden geaccordeert, en gevolglijk aan haar toegestaan ider een bijtapper over sijn ingemeijnde perceelen te moogen aanstellen.

Ook sijn de onder uijtgedrukte landerijen, alle in de Tijgerbergen geleegen sijnde, in conformiteijt van het geresolveerde van den 29e Julij jongstleeden teegens een halven Rijxdr. voor ijder morgen jaarelijx, voor den tijd van vijftien agtereenvolgende jaaren op het daarom gedane versoek in erfpagt uijtgegeven geworden, namentlijk aan Anna van Schalkwijk, weeduwe Brommert, 17 morgen 173 roeden bij haar plaats genaamt Blommesteijn ; deselve 7 morgen 212 roeden bij haar plaats de Doode Kraal ;72 Aletta van Es, weeduwe Vermeij, 7 morgen 144 roeden bij haar plaats Onrust ;73 Hilletje Olivier, wede. Jan Mostert,74 8 morgen 577 roeden bij haar plaets Welgemoedt ; Gijsbert Verweij75 12 morgen een roed bij sijn plaats Evertsdal ; Gerrit Mos76 10 morgen 45 roeden bij sijn plaats het Oude Westhof ;77 Anthonij van Roojen 13 morgen 140 roeden bij sijn plaats Blommendaal ;78 Claas van der Westhuijsen79 5 morgen 108 roeden bij sijn plaets de Hooge Bergs Valleij ;80 en eijndelijk aan Maria van der Westhuijsen,81 weeduwe Samuel Walters,82 11 morgen 344 roeden bij haar plaats den Tijgerberg genaamt.83

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreve.84

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 92-100.

Donderdag den {17320904} 4e September 1732, voormiddags.

Alle present.

Wierd door den overdrager, Cornelis Eelders, bij absentie van den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergaderinge geproduceert de geslootene boedelreekening van soodanige goederen als in het gepasseerde boekjaar van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaren onder de administratie van gemelten soldij boekhouder sijn gekomen, met eerbiedig versoek dat deselve door deesen Raad mogte werden geapprobeert; dewelke dan ook, na alvoorens nevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weescamer, tot exacte visitatie van dien gecommitteert geweest, geexamineert sijnde, is geaggreeert geworden.

Ook sijn na resumptie der notulen op den 4e der voorleedene maand Augustus in burger chrijgsraade alhier gehouden,85 de daarbij gedaane aanstellingen van den corporaal, Jacobus Culets, tot sergeant in steede van den gedegradeerden Jochem Posthumus, mitsgrs. van den burger Abraham Kina86 tot corporaal goedgekeurt.

Werdende daarna door den Heer Gouverneur ter vergaderinge gecommuniceert dat Sijn Edele, op dat men daarvan bij nader eijsch uijt het vaderland voorsien sal mogen weesen, aan den burger Johannes Colijn heeft versogt ten minsten soo veel Constantia wijnen als d’ E. Comp. ao. passo. van hem heeft ingekogt, voor deselve in voorraad te houden, het geen hij ook te doen aangenoomen heeft.

Ende gemerkt den tijd als nu wederom op handen geschooten is om de in den afgewekenen jaare mislukte vojagie ter ontdecking van deese Africaansse oostcust nogmaals te doen hervatten, is op het gedaane voorstel van den Heer Gouverneur ten meesten dienste der E. Compa. goedgevonden dat men den hoeker de Zeepost en de brigantijn Fijenoordt daartoe sal emplojeeren, dat aan dies overheeden beneevens copia van het dagregister door den onderkoopman Van de Cappelle op de voorseijde togt gehouden,87 weeder sal werden inhandigt een afschrift van de instructie met alle de daartoe gehoorende bijlagen aan die van de hoekers de Snuffelaar en de Zeepost ao. passo. meede gegeven, als waarin het oogmerk en de intentie onser Heeren en Meesteren in opsigt van deese te ondernemene rheijs omstandig is uijtgedrukt; maar dat egter aan haarlieden bij een nader memorie sal worden aanbevoolen dat sij, op dat deese expeditie thans van een beeter succes dan in het gepasseerde jaar geschied is, sal moogen werden agtervolgt, en dat haare ophebbende manschap niet weeder aan perijckelen van siekte en sterfte werde blood gestelt, waardoor de geheele reijs ter dier tijdt vrugteloos is komen uijt te vallen, als nu niet wederom aan Rio de St. Jao Vaz 88 of Rio de la Goa sullen moogen aanloopen, maar in tegendeel op dat de beveelen onser Heeren en Meesteren ditmaal met meerder naukeurigheijd volgens schuldigen pligt ter uijtvoeringe mogen werden gebragt, na haar vertrek van hier de baaij of Rio de St. Lucia 89 sullen moeten tragten te bestevenen, om het ondersoek deser oostcust vandaar te beginnen, ten welken eijnde, op dat sulx behoorelijk sal kunnen werden uijtgevoert, men haar (dewijl de reijs hierdoor korter als anno passo. sal komen te vallen) voor den tijd van ses maanden sal doen victualieren, van bequame schuijten tot het opvaaren der rivieren voorsien, en alle andere benoodigtheeden soo tot defentie als andersints, mitsgrs. de vereijschte coopmanschappen tot het doen van den voorkoomenden handel met de inlanders, en bovensdien bequame persoonen tot het teijkenen en caartemaken die sig onder de meedegaande stuurluijden selfs bevinden, sal toevoegen, om alles na de meijning en ordres onser Heeren Majores, met de noodige oplettentheijd werkstellig te kunnen maaken.

Sijnde daar beneevens, op dat alles geduurende deese vojagie geschikt en ordentelijk sal mogen toegaan, ten meesten dienste der E. Compa. vastgestelt dat even als in het voorleeden jaar, alle saaken van belang na rijp overleg van raade, en nadat daarvan ten eersten een schriftelijk besluijt genoomen en onderteijkent sal weesen, sullen moeten werden afgedaan, sullende in alle gevallen de zeevaart betreffende den gesaghebber van den hoeker de Zeepost , Jochem Otto, in den breeden raad presideren en het noodige daarin voordragen, welken raad bestaan sal uijt hem gesaghebber Otto, den adsistent, Albert Ludewijk Smit,90 dewelke bij deesen als commis van den handel met de inlanders en over alle andere voorkoomende saken te land word aangestelt, den gesaghebber van de brigantijn Fijenoord Henderik Goutsberg,91 neevens de opper en andere stuurluijden van de twee vaartuijgen, ider na haar rang; maar in saken de expeditien te land en de handel met de inlanders concerneerende, sal gemelten commis Smit den raad beleggen en daarin als dan voorsitten, mitsgrs. proponeeren wat hij sal dienstig oordeelen dat ten meesten voordeele der E. Compa. tot bereijking van het voorgestelde oogmerk sal kunnen werden gedaan, in sulk geval gevolgt sullende werden door de gesaghebbers, Jochem Otto en Henderik Goutsberg, en wijders door de twee opperstuurlieden van den hoeker en de brigantijn, welke vijf persoonen den raad als dan uijtmaaken sullen.

Ook sal denselven commis Smit benevens de negotie, soldij en consumptie boekjes, mitsgrs. het formeeren der te nemene resolutien, een nette aanteijkening en journaal moeten houden van alle voorvallende saken en gedaan werdende ontdeckingen, soodanig en met die omstandigheeden als dit in den afgeweekenen jaare aan den onderkoopman, Jan van de Cappelle, is aanbevoolen geweest en bij de voorwaarts gemelde instructie breeder word aangeweesen.

Terwijl wijders op het voorstel van den Heer Gouverneur beslooten en vastgesteld is dat de gagie van den kranksinnig gewordenen moolenaar, Jan Wolgast,92 van den tijd af aan dat men hem ter dier oorsaake heeft moeten vast setten, sal worden afgeschreven,93 dat van sijne goederen een behoorelijken inventaris sal werden geformeert en dat deselve door dencurator ad litesverkogt en te gelde gemaakt sullen werden om desselfs schulden daaruijt te kunnen voldoen, en verders met het overschietende na de ordre der E. Compa. te handelen.

Dewijl ook dit guarnisoen noodwendig nog een vaandrig komt te requireeren, dewijl den vereijschten dienst bij de minste occupatie of indispositie van imand der officieren niet behoorelijk kan werden waargenomen, is op het gedaane versoek en ter nader approbatie onser Heeren en Meesteren daartoe aangestelt den adjudant, Rudolph Jurgen Abel, met verhooging van gagie tot ƒ40 ter maand, in wiens plaats weeder tot adjudant met ƒ30 maandelijx gevordert is den sergeant, Jan Christiaan Lampregt,94 beijde onder een nieuw verband van drie jaaren.

Ende ten aansien nu eenigen tijd herwaerts veele onordentelijkheeden soo door Europeanen als lijfeijgenen op ‘s heeren weegen en straten sijn gepleegt geworden, is ter gedane propositie van den Heer Gouverneur nog goedgevonden dat men het 82e articul uijt het vigeerend generaal placcaat sal doen extraheeren en alomme affigeren,95 als waarbij expresselijk verbooden word dat geene ‘s Comps. dienaren, soo ambagts gesellen als soldaten en mattroosen, gelijk meede de banditen en lijfeijgenen, soo van ‘s Comps. dienaren als die der ingeseetenen, sig na klokslag van tien uuren niet op de straten of weegen mogen laten vinden, ten sij dan dat de slaven van een ligtend lantaarntje sijn voorsien, op dat door een strikte uijtvoering der daarbij gestelde paenaliteijten teegens de geene die hier omtrent koomen te misdoen, dit quaad sal moogen werden gestuijt en voorgekoomen.

Laastelijk in aanmerking genomen sijnde dat men nu al een geruijmen tijd heeft moeten ondervinden dat veele, soo Europeërs als ‘s Comps. of andere lijfeijgenen, ‘t zij deese laatste op ordre hunner meesters of uijt eijgen beweeging, tot haar particulier proffijt sig niet ontsien in ‘s Comps. hier omtrent geleegene houtbosschen te komen, om aldaar hout te kappen en te vervoeren, mitsgrs. het geboomte en ander hout gewasch tot geen geringe schade voor d’ E. Compa. te verderven ende te schenden, sonder dat men tot nog toe door alle gedragene voorsorg sulx volkomentlijk heeft kunnen prevenieeren, Soo is derhalven om hierteegens te voorsien en dit schadelijk misbruijk soo veel doenelijk af te keeren, op het voordragen van den Heer Gouverneur beslooten en noodig geoordeelt dat men ordre sal stellen dat wanneer imand voortaan weederom in gemelte bosschen sal gevonden werden hout te cappen of daaruijt te vervoeren, op deselve vrijelijk, het zij bij nagt ofte dag, door ‘s Comps. posthouderen en hiertoe gestelde opsigters, met scherp sal mogen werden vuur gegeven, ten eijnde soodanige boomschenders en overtreeders onser beveelen, niet goedwillig om sig over te geeven sijnde, door dit noodig gestelt moetene werdene middel dood of leevendig in handen gekreegen en ‘s Compagnies bosschen schoon gehouden sullen kunnen werden, waarvan aan een ijder ter waarschouwing bij affixie van billietten kennisse sal werden gegeven.96

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.97

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 101-103.

Woensdag den {17320910} 10e September 1732, voormiddags.

Alle present.

Is ten versoeke van den onderkoopman en negotie overdrager, Abraham Decker, aan hem gepermitteert om seekere slavin met haar kind, genaemt Mambe van Macassar en Jan van de Caab, toebehoorende aan den oud schipper in dienst der E. Compa., Pieter van Loosen, volgens daartoe bekomen last van denselven uijt slaafse dienstbaarheijd te mogen ontslaan en in vrijdom te stellen, mits dat den burger Pieter van Breda, die sulx te doen gepresenteert heeft, sig als borg sal moeten verbinden dat gemelte vrij te gevene of haar kind binnen den tijd van thien eerstvolgende jaaren niet tot last der diaconj sal koomen te vervallen.

Ook is op de gedane supplicatie van Hilletje Olivier, wede. Jan Mostert, goedgevonden dat aan haar een behoorelijken erfbrief sal werden gegeven van seeker stukje land, ter groote van thien morgen en 103 voeten, bij haar plaats in de Tijgerbergen , genaemt Welgemoet , gelegen, welk land op ordre van den doenmaligen Heer Gouverneur, Wilhem Adriaan van der Stel,98 volgens ordonnantie van den 7e Maij 1707 op den landmeeter verleend, voor den burger Claas Laubser,99 met welkers zoon gedagte wede. Mostert bevoorens is getrouwt geweest,100 is gemeeten geworden, dog sonder dat daarvan tot nog toe een erfbrief is gemaakt of afgegeven, schoon de besitters van gesegde plaats het selve land seedert altijd als eijgen gebruijkt en beseeten hebben.101

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreve.102

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 104-113.

Donderdag den {17320918} 18 September 1732, voormiddags.

Alle teegenwoordig.103


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.104

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 114-120.

Donderdag den {17321002} 2e October 1732, voormiddags.

Alle present, behalven den coopman en secretaris van politie, Rijk Tulbag[h].

Geleesen sijnde seeker request door Mensje Pietersz,105 weeduwe Daniel Sevenhoven,106 in die volgende bewoording gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Politicquen Raad deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbaare Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbaare seer onderdanige dienaresse, Mensje Pietersz, wede. wijlen den burger Daniel Seevenhooven, hoe dat wijlen den oud schipper, Tijmen Mol, geduurende sijn aanweesen alhier aan de suppliante heeft gegeeven seekere slave kind, genaemt Christina van de Caab, thans omtrent vijf jaaren oud, met mondelinge magt omme daar meede als met haar eijgen goed te moogen doen en handelen, hebbende gemelten schipper Mol ter dier tijd ook de moeder van dat kind, genaamt Susanna van Mallebaar, aan den burger Gerrit van Kerken107 verkogt, mitsgrs. het meergeme. slavinnetje ten huijse van den suppliante gelaten, het welk tot nog toe aldaar woonagtig is; ende gemerkt de suppliante seer gaarne dikwils gen. slave meijsje, Christina van de Caab, uijt slavernij soude willen ontslaan en in vrijdom stellen, soo neemt sij derhalven de vrijheijd sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbaare, oodmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn sulx aan haar te permitteeren, sijnde de suppliante bereijd sig selven als borge te stellen dat voorsz vrij te geevene meijsje niet tot laste der diaconij sal koomen te vervallen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’

Soo is, op dies inhoude behoorelijk gelet weesende, goedgevonden en verstaan dat aan deselve weeduwe Sevenhoven sal werden gepermitteert om het daarin vermelde slave kind, Christina van de Caab, uijt slaafse dienstbaarheijd te ontslaan en in vrijdom te mogen stellen, mits sig als borg verbindende dat voorsz vrijgegevene slavinnetje binnen den tijd van thien eerstkomende jaaren niet tot laste der diaconij sal komen te vervallen, sullende egter den burger Gerrit van Kerken voor ‘t passeeren der vrijbrief door den eersten clercq moeten werden gehoord of meergedagte slavemeijsje niet aan hem te gelijk met de moeder is verkogt geworden, of dat hij anders eenig regt van eijgendom daarop soude kunnen bewijsen te hebben, in welk geval deese verleende permissie tot vrijgeeving te niet en van geen gevolg sal zijn.

Wijders is naar resumptie der missive door den landdrost en burgerchrijgsraad van Stellenbosch en Drakensteijn onder den 29e der gepasseerde maand September aan deese Regeering geschreeven,108 insgelijx goedgevonden en beslooten dat de daarbij versogte drie vaatjes met buscruijt en seshondert stux snaphaansteenen aan haarlieden volgens jaarlijx gebruijk tot de aanstaande waapenschouwing ‘s Comps. weegen sullen werden verstreckt, gelijk meede in voldoening van het daarbij verders gedaane versoek nog drie andere vaatjes met buscruijt en seshondert ps. vuursteenen, om bij het oeffenen der coloniers van de buijten districten in den wapenhandel gebruijkt te kunnen werden; boven het welke men ook heeft goedgekeurt de gedaane aanstelling van den corporaal, Pieter Barendsz Blom,109 tot wagtmeester onder de Drakensteijnse compagnie dragonders in steede van Izaak Visagie, dewelke uijt hoofde van sijnen ouderdom en gebreckelijkheijd van dien dienst heeft moeten werden ontslagen.

Sijnde vervolgens meede de onder uijtgedrukte landerijen, alle in de Tijgerbergen geleegen, teegens vier schellingen voor ijder morgen jaarelijx voor den tijd van vijftien agtereenvolgende jaaren op het daarom gedaane versoek in erfpagt uijtgegeven geworden, namentlijk aan Matthias Bergsted 11 morgen 350 quadraet roeden bij sijn plaats gent. Graanendorp ;110 Hendrik Oostwald Eksteen 16 morgen 443 roeden bij desselfs plaats Lowensteijn ;111 denselven 14 morgen 581 roeden bij even gen. plaats; gem. Eksteen 8 morgen 407 roeden bij sijn plaets Elsjescraal 112 genaamt; Johannes Kruijwagen 29 morgen 562 roeden bij sijn plaats de Kleijne Stinkrivier ; denselven 13 morgen 375 roeden bij zijn plaats genaamt Roosenboom ; gem. Kruijwagen 3 morgen 336 roeden bij desselfs plaats genaamt Maastrigt ;113 Jurgen van den Heever114 39 morgen 220 roeden bij sijn plaats de Klipheuvel ;115 denselven 4 morgen en 480 roeden bij desselfs plaats Meerendaal ;116 Anthonij Visser 32 morgen 413 roeden bij sijn plaats Diemersdaal ;117 Gerrit van Nieuwkerken118 7 morgen 420 roeden bij sijn plaats de Mosselbanck ;119 Lucas Meijer120 18 morgen 500 roeden bij zijn plaats Lugtenburg ;121 Michiel Heijns122 12 morgen 143 roeden bij zijn plaats Clara Annaas Fonteijn ;123 Pieter van de Westhuijsen124 13 morgen 450 roeden bij zijn plaats Westendaal ;125 en Geertruij van der Bijl, weeduwe Harmanus van Brakel,126 18 morgen 243 roeden bij haar plaats het Rondebosje 127 genaamt. Sullende om een effen reekening bij den cassier en ‘s Comps. boeken te kunnen houden, den datum der erfpagtbrieven van voorsz. landerijen, gelijk de voorgaande die reets van bouwland sijn afgegeven, meede op den 1e September deeses jaars werden gesteld.

Soo als laastelijk ook de drie onderstaende stukjes thuijnland teegens twee Rijxds. de morgen in het jaar, van heeden af beginnende te reekenen, in erfpagt zijn verleend, namentlijk aan de weeduwe van wijlen den oud capitain, Olof Berg,128 juffrouw Anna de Koning,129 vierhondert vijf en twintig quadraat roeden, aan den burger Paulus Krijsmar130 een morgen en twee entsestig quadraat roeden, en aan den oud burgerraad, Johannes Heufke, vijf morgen en vijfhondert agt en twintig roeden, dat van de twee eerste bij haarlieder thuijnen in deese Tafelvalleij , en van den laatsten bij desselfs plaats, genaamt Welgeleegen , agter de Windberg 131 bij het Rondebosje geleegen zijnde.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.132

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, Ns. LEIJ. E.g. clercq.

C. 90, pp. 121-123.

Donderdag den {17321016} 16e October 1732, voormiddags.

Alle tegenwoordig.

Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat door den burger Jan Christoffel Beck aan Sijn Edele versoek was gedaan om seeker stukjen thuijnland ter groote van een morgen en eenige roeden, bij desselfs plaats aan het Rondebosjen 133 geleegen sijnde, in erfpagt te moogen hebben, dog dat door den oud onderkoopman en dispensier, Johannes Swellengrebel,134 vervolgens aan Sijn Edele te kennen gegeven en geklaagt geworden is dat het selve stukje land, als voor een gedeelte agter zijn daar naast aan gelande hofsteede Eeckelenburg heenen streckende, hem te na lag, en dat dewijl een gemeene water spruijt door dit versogte land heenen loopt, oversulx bij aldien imand regt van besit daaraan quam te krijgen het selve hem seer veel nadeel soude koomen toe te brengen; weshalven den Heer Gouverneur hierom in consideratie gaf of het niet best soude weesen dat dit land, om alle disputen voor te koomen, aan niemand uijtgegeven, maar ter contrarie soo als het is gelaaten wierd, over het welke geraadpleegt sijnde, is sulx in diervoegen volgens het gedaane voorstel van Sijn Edele goedgevonden en gearresteert, ten aansien het over dit subject geaffigeerde billiet van den 18e Februarij deeses jaars wel expresselijk komt te dicteeren dat den een den anderen met het versoeken van land in erfpagt niet sal moeten benadeelen.135

Sijnde laastelijk nog tot het bijwoonen der burger wapenschouwing aan Stellenbosch onder ultimo deeser maand te geschieden staande, gecommitteert den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, beneevens den coopman en cassier, den E. Christoffel Brand.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreeve.136

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 124-130.

Dingsdag den {17321104} 4e November 1732, voormiddags.

Alle tegenwoordig,demptisden Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, beneevens de coopluijden, de E.Es. Christoffel Brand en Rijk Tulbagh, de twee eerste als in commissie zijnde, en den anderen door indispositie.

Is goedgevonden en g’arresteert dat eenige oude en tot het doen van dienst onbequame runderbeesten die sig onder het vee van d’ E. Compa. bevinden, als teegenwoordig reedelijk wel in ‘t vleesch zijnde, ten meesten voordeele der E. Compa. sullen werden verkogt en te gelde gemaakt.

Waarna door den secretaris der weeskamer, Jacob Lever, het onderstaande request wierd ingelevert:137

Aan den Wel Edele Gestr. Heer Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbare Heeren,’

‘Geeven in schuldige eerbied te kennen weesmeesteren deeser steede voor de minderjarige Hendrik van Dam138 en Jozina van Wielinge,139 mitsgrs. de burgeresse Catharina Smits,140 weeduwe Abraham van Dam,141 voor haar selven te samen erfgenamenab intestatovan wijle Jozina van Dam, laatst huijsvrouw van den burger Jan van der Swijn, en deese ook voor sig selven, hoe dat in dien boedel sig bevinden een mans slaaf, gent. Absolon van Madagascar, en een slavin, Anthonetta van Macasser, welkers mans slaaf reets door de voorsaat van voorm. Van der Swijn, den overledene burger Jan Jacob Stokvlied, sijn vrijdom mondeling soude zijn geschonken, gelijk zij weduwe Van Dam betuijgt sulx van voorm. Stokvlied selve, en gem. Van der Swijn ook meede van sijn huijsvrouw heeft hooren seggen dat sijn voorsaat voorm. slaaf vrij gegeven had, en dat de gem. slavin door den overleedene ter consideratie van haar getrouwe dienste bij ‘t oppassen in haar siekte aan haar man is versogt geworden van haar vrijdom te besorgen; weshalven weesmeesteren voor de onmondige als meede den voorm. Jan van der Swijn en sijn schoonmoeder, de wed. Van Dam, voor haar selven haar zijn keerende tot Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. met gedienstig versoek dat de twee voorsz slaven door Uw Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. in vrijdom mogen werden gesteld.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc. Uijt naam en last van weesmeesteren voornt. (Was geteekent) Jb. Lever, secretaris. (In margine) Voor ons selven, (geteekent) Jan van der Swijn, Catarina Smits. (Lager) Ter weeskamer aan Cabo de Goede Hoop, den 4e November 1732.’

Het welk geleesen en dies inhoude wel overwoogen sijnde, is beslooten dat het daarbij gedaane versoek sal werden g’accordeert, mits dat ër goede borgen werden gesteld dat de daarin vermelde vrij te geevene lijfeijgenen in de thien eerst komende jaaren niet tot laste der diaconij sullen komen te vervallen.

Vervolgens verscheen insgelijx ter vergadering den opsiender der zijde cultuure alhier, Francois Guillaumet, dewelke het volgende versoekschrift presenteerde:142

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtbe. Raad van Politie deses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbare Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer nederigen dienaar, Matthijs Guillaumet,143 geadsisteert met zijn vader, Francois Guillaumet, hoe hij suppliant reets den ouderdom van 21 jaren bereijkt hebbende, egter in veele saaken dewelke hij voor gedagte sijnen vader noodsakelijk soude kunnen uijtvoeren, door desselfs minderjarigheijd werd verhindert, dierhalven neemt hij de vrijheijd sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe., oodmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan hem te verleenen brieven vanveniam aetatisen suppletie van ouderdom, ten eijnde hij des te beeter desselfs vader in sijn affaires en ook sijne eijgen saken (waartoe hij onder correctie gesegt vermeijnt genoegsaam in staat te zijn) soude kunnen helpen en naar vermogen ondersteunen.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc. (Was geteekent) M. Guilliaumé, Guilliaumé.144

En nadat op den inhoude van dat schriftuur behoorelijk gelet mitsgrs. daarover met aandagt gedelibereert geworden was, is al meede verstaan dat het versogteveniam aetatisaan Matthijs Guillaumet sal werden verleendt.

Vermits den burgerluijtenant, Cornelis Vermeij, is koomen te overlijden, heeft men goedgevonden daartoe weeder te laten optreeden den vaandrig van die selve voetcompagnie burgers, Melt van der Spuij, in wiens plaatse den burger Abraham Leever tot vaandrig is aengestelt.

Sijnde al verder goedgevonden dat men de Kirmansse wol door deese ingesetenen seedert eenige jaaren herwaarts gewonnen, bij den anderen sal versamelen en deselve met de aanstaande retourscheepen ruuw of ongecaart naar ‘t vaderland versenden, ten eijnde onse Heeren en Meesteren des te beeter sullen kunnen sien van wat deugd en waardij die is, sullende bij het als dan van hier af te gaane schrijvens ook met eenen aan Haar Wel Edele Hoog Agtbe. werden versogt te mogen weeten teegens wat prijs diergelijke soort van wol, bij aldien deselve in grooter quantiteijt alhier aangewonnen quam te worden, van deese ingeseetenen ten behoeve der E. Compa. sal mogen werden ingekogt.

Laastelijk wierd door den eerste geswoore clercq, Nicolaas Leij, te kennen gegeven dat hij ingevolge het genomen besluijt van deesen Raad,de dato2e der jongst gepasseerde maand October, den burger Gerrit van Kerken hebbende gehoord of hij seeker slave kind, Christina van de Caab, breeder bij gem. resolutie genoemd, te gelijk met de moeder heeft gecogt, dan wel daarop eenig regt van eijgendom soude kunnen bewijsen te hebben, van denselven tot antwoord heeft bekomen dat hij daarvan geen bewijsen konde aantoonen, maar evenwel actie op dat kind maakte, vermits hij het selve mondeling met de moeder, die alleen maar aan hem getransporteert is, heeft gekogt, beroepende sig bovensdien op den burgerraad, Daniel Pheijl, dewelke dien aangaende meede gehoord sijnde, heeft betuijgt daarvan niets te weeten; weshalven over deese zaak nu nader gesprooken weesende, geresolveert is dat de vrijbrief van meergem. slavemeijsje sal mogen werden opgemaekt en afgegeven.

Aldus geresolveert ende g’arresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.145

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] Mij present, Ns. LEIJ. E.g. clercq.

C. 90, pp. 131-138.

Maandag den {17321110} 10e November 1732, voormiddags.

Alle tegenwoordig.146


Ende ten aansien men met dit mitsgrs. het schip Barbesteijn de onaengename tijding bekomen heeft dat haarlieder macker het Slot ter Hooge op het eijland Majo 147 is komen te verongelucken, dat de daarop geweest zijnde opper officieren met een door haar tot St. Jago 148 ingehuurd Engels vaartuijg na het vaderland sijn te rug gekeerd, maar dat het gemeene volk beneevens de ses geldkisten die daarop geweest en geborgen zijn, over deese twee Zeeuwse scheepen en het aldaar bij haar gekomene Enkhuijzer schip Reijgersbroek , namentlijk op ijder bodem twee, sijn verdeelt geworden, Soo is derhalven nodig geoordeelt dat hiervan aan evengem. Heeren der Hooge Indiaasse Regeering bij eerste geleegentheijd de verschuldigde kennisse sal werden gegeven. Gelijk meede sal worden gedaan van het heuggelijker berigt dat met het op den 15e Junij uijt Texel in zee geloopene schip Bethlem 149 is ingekomen, als welker overheeden alhier bij monde hebben gerapporteert dat het retourschip der eerste besending, Prattenburg , dat omtrent de Vlaemsse eijlanden van sijn geselschap afgeraekt en vervolgens binnen door gekomen was, niet alleen ruijm veertien dagen voor haar vertrek behouden in het vaderland is komen te arriveeren, maa[r] dat sij ook denselfden nagt na haar uij[t]zeijlen een galjoot hebben gepraaijt, het welk van Hitland 150 komende, van de vloot was afgesonden om tijding aan onse Heeren en Meesteren te brengen dat de overige retourscheepen van die besending aldaar insgelijx in salvo verscheenen waaren, soo dat men met goede reedenen hoope hebben kan dat deselve haare gedestineerde havenen al meede kort daarna sullen bestevent hebben.

Vorders is op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden en ten meesten dienste der E. Compagnie vastgestelt dat al de erweeten en boonen van dit nog te veld staande gewasch, het welk men vertrouwt dat reedelijk opulent sal weesen, bij de E. Compa. sullen werden ontfangen en in de maguazijnen ingeslagen, gelijk ook al de gewonnen staande te werdene kleijne tarw, mitsgrs. 1,300 mudden garst om gort van te maaken, maar dat in tegendeel geen blaauwe tarw of rog sal worden aangenoomen, om dat d’ E. Compa. daarvan nog al te ruijm voorsien is, en dat oversulx bij meerder ontfangst van die granen, als dewelke niet na India kunnen werden versonden, en waarom deese ingeseetenen bij de jongste opneemingen der burger effecten hiervan ook gewaarschouwt sijn, deselve door bederf als andersints in de pakhuijsen noodwendig schaade daarbij soude komen te lijden.

Vervolgens weederom gesprooken weesende weegens het oude vee dat sig onder ‘s Comps. beestiaal ten getalle van 36 stux bevind, is als nu nader gearresteerd dat het selve op den 10e der aanstaande maand December bij publicque vendutie sal worden verkogt en te gelde gemaekt, waarvan aan een ijgelijk bij affixie van billietten de vereijschte kennisse sal werden gegeven.

Ook is naar lectuure van seeker versoekschrift door Johannes Jozua Faassen151 in de onder uijtgedrukte termen gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer needrigen dienaar, Johannes Jozua Faassen van Cabo de Goede Hoop, staande onder voogdije der weeskamer alhier,152 hoe hij suppliant reets maar den ouderdom van 23 jaaren heeft bereijkt en egter vermeijnd genoegsaam in staad te weesen om sijne goederen naar behooren te kunnen administreeren, dierhalven neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. op ‘t onderdanigst te versoeken dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan den suppliant te verleenen brieven d’veniam aetatisen suppletie van ouderdom, sullende Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. des behagende uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voornt. desselfs goed leevensgedrag komen te blijken.153

‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’

Om de daarbij gealligueerde reedenen en het daarbij gevoegt getuijgschrift van weesmeesteren in aanmerking genomen sijnde, verstaan dat men het versogteveniam aetatisaan hem sal verleenen.

Sijnde laastelijk met aandagt geleesen ende geresumeert het seer geeerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtbare de Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland van den 8e Maij deeses jaars,154 met het schip de Jonge Wilhem ontfangen, waarmeede Haar Wel Edele Groot Agtbe. in selver voegen drie persoonen, met namen Pieter Richards, William Maridijs en Jan Michel, herwaarts hebben gelieven te senden, om nogmaals haar best te doen of sij eenige van ‘s Comps. verloorene contanten of andere goederen bij het wrak van Rotterdam 155 en andere hier ter rhede verongelukte scheepen souden kunnen opvissen of magtig werden, weshalven schuldpligtiglijk beslooten en vastgestelt is dat men agtervolgens de ordre van welgemelte Haar Wel Edele Groot Agtbe. deese luijden omtrent het geene dat soo van volk, materialen, instrumenten, vaartuijgen als anders tot het verrigten en faciliteeren van haar werk noodig gevonden word, in allen deele de behulpsame hand sal bieden;156 en dat de E.Es. Hendrik Swellengrebel en Rijk Tulbagh bij deesen sullen werden gecommitteert om een bequame plaats bij imand deeser ingeseetenen voor haar uijt te soeken, alwaar sij behoorelijk van kost, dranck en huijsvesting voor een reedelijken prijs ten minsten koste van d’ E. Compagnie sullen kunnen werden voorsien en haar verblijf houden.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.157

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 90, pp. 139-141.

Donderdag den {17321113} 13e November 1732, voormiddags.

Alle present.

Den commandeur der soldaten van het verongelukte schip ‘t Slot ter Hooge , dewelke sig tegenwoordig op de Jonge Wilhem bevind, aan den Heer Gouverneur versogt hebbende om alhier weederom in dienst genomen, en dat sijn gagie bij de soldij boeken van laastgenoemden bodem ingeschreeven mogt werden; Soo is deese zaak door Sijn Edele ter vergaderinge voorgedragen sijnde, na gehoudene deliberatie best geoordeelt dat men dit versoek van de hand sal wijsen, dewijl het pligtig is dat de dispositie over hem commandeur en het verdere volk van het ongeluckig schip, dewelke na Batavia overvaaren, aan Haar Wel Edele Groot Agtbare de Heeren der Hooge Indiaasse Regeering word gedefereerd gelaten.

Wordende laastelijk door de E.Es. Hendrik Swellengrebel en Rijk Tulbagh rapport gedaan dat sij agtervolgens de aan haar gegevene commissie bij resolutie van den 10e deeser, de drie Engelsschen tot het opsoeken van ‘s Compagnies verloorene contanten en andere goederen hier ter rheede door Haar Wel Edele Groot Agtbare de Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland herwaarts gesonden, bij den burger Hendrick van Dijk voor twaalf rijxdaalders ter maand ider, ende sulx voor kost, drank, huijsvesting, bewassing van haar linnen goed en verdere gerieffelijkheeden hebben aanbesteed, het geen dan ook als wel gedaan is aangemerkt geworden.

Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreve.

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.


## Footnotes


  1. Die suidelikste punt van Afrika is deur die eerste Portugese seevaarders Ponta de S. Brandao genoem, maar van ongeveer 1502 af staan dit bekend as Agulhas . Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 24. 

  2. Titus Jacobsz en sy vrou, Johanna Titus, was albei afkomstig van Makasser . Hulle name verskyn sedert 1709 in die monsterrolle van vryburgers. Jacobsz is in 1736 oorlede en sy vrou in 1740. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 471-472. 

  3. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 309. 

  4. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 310. 

  5. Hoewel Heyning afwesig was, het hy tog hierdie resolusie onderteken. 

  6. Die gekursiveerde woord is in ‘n ander handskrif tussen die reëls bygeskryf. 

  7. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 685-695. 

  8. Die stad Padang aan die suidweskus van Sumatra is in die sewentiende eeu deur die Nederlanders gestig. Die stad was van 1781 tot 1784 en weer van 1794 tot 1814 in die hande van die Engelse. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 746. 

  9. Batavia, die hoofstad van Nederlands-Indië, is geleë op die eiland Java en is in 1619 aangelê op dieselfde plek as die ou stad Jacatra . Die laaste poort van die stad is in 1657 voltooi. Gedurende die 18de eeu was die stad baie welvarend. As gevolg van die ongesonde klimaat het almeer mense dit egter verlaat en het dit mettertyd verval, totdat selfs die kasteel gesloop is. Die Engelse het Batavia in 1814 bemeester, maar in 1816 is dit aan die Nederlanders teruggegee. Sien Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 441. 

  10. Dit is waarskynlik die eiland Andzjoewan , een van die Komoriese Eilande in die noordelike uitgang van die Mosambiek-kanaal . Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 758. 

  11. Van Sorgen, sy vrou en hulle dogter, Wilhelmina, was op Midloo onderweg na Europa . Sien C.133,Bijlagen, 1732, p. 229. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 483-485. 

  12. Renault Berthault de St. Jean is in 1692 in Sancerry in die Franse provinsie Berry gebore. Hy tree in 1712 as chirurg by die Kompanjie in diens en in 1717 is hy “coopman en parfumeurder” in Amsterdam . Twee jaar later kom hy na die Kaap en word op 3 1.10.1719 as ondermeester in die hospitaal aangestel. In 1726 word hy bevorder tot oppermeester. Sy vrou, Anna Fourdrinier, en hulle seun, Ryno Berthault, kom in 1720 na die Kaap. Sy vrou sterf in 1721 en dieselfde jaar trou hy weer met Martha Sollier. Vyf kinders is uit die tweede huwelik gebore. De St. Jean is op 11.3.1763 oorlede. 

  13. Die oorspronklike van hierdie verklaring berus in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 479. 

  14. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 705-707. 

  15. Van den Heuvel is op 26.4.1732 oorlede. 

  16. Volgens die brief van die landdros was dit Abraham Faure. Hy is in 1717 op Stellenbosch gebore en was die seun van Anthonie Faure en Rachel de Villiers. In 1736 word hy voorleser van die Stellenbosse gemeente, en in 1761 word hy aangestel as sekretaris van die landdros en heemrade van Stellenbosch . Op 23.11.1784 verleen die Politieke Raad aan hom ontslag met behoud van salaris. Op 27.8.1756 trou hy met Anna Maria Wium. Ses seuns en een dogter is uit die huwelik gebore. Faure is in 1792 oorlede en sy vrou op 14.8.1811. 

  17. Hendrik Lodewyk Wiederholt (1707-1732) was die seun van Wilhelm Lodewyk Wiederholt en Henrietta Wittebol. Hy is op 8.10.1730 met Geertruyd Loos getroud. 

  18. ‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede van die skip Noordwaddingsveen bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 166-168. 

  19. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 310. 

  20. Sien C.133,Bijlagen, 1732, pp. 233-279. 

  21. ‘n Gedeelte waarin die raad die bevordering van twee bemanningslede van die skip Haaften goedgekeur het, is hieronder weggelaat. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 171-172. 

  22. Die volgende aantekening in die kladnotule van hierdie vergadering is weer deurgehaal: “Anthonij Faure tot coster aangesteld, en op den brief van Hartzogenrath alleen maar te seggen dat men sig in geen woorden strijt met hem wil inlaten, dat men haar hunnen pligt sal doen behartigen, soo se die omtrent andere en ook in kerkelijke saken komen te buyten te gaan”. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 311. 

  23. Sien C.349,Attestatiën, 1732, p. 305. 

  24. Die Politieke Raad het ook aan Henning Joachim Prehn se versoek om ‘n vryburger te word, voldoen. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 312 en C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 475-476. 

  25. ‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Daarin het die raad besluit om sekere tekorte af te skryf en beskadigde voorrade per openbare veiling te laat verkoop. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 182-187 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 287-291. 

  26. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 79-87. 

  27. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 313. 

  28. Jochem Scholtz was afkomstig van Altmark in Brandenburg . In 1720 verskyn sy naam as stalkneg in die monsterrolle en die volgende jaar kom hy as soldaat voor. Van 1722 tot 1725 word hy as kneg aan Barend Buys verhuur. Daarna word hy ‘n vryburger en trou op 3.8.1727 met Anna Maria Swart. Na haar dood trou hy weer op 3 1.5.1733 met Agnita (Anthonetta) Campher. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 487-489. 

  29. Anna Maria Swart is ongeveer in 1683 in Stockholm gebore. Sy trou op 22.4.1712 met Martin Meckelenburg van Königsberg. Na sy dood in 1717 hertrou sy met Carl Strang en na sy dood in 1725 trou sy in 1727 met Scholtz. Drie dogters is uit die tweede huwelik gebore en twee seuns uit die derde huwelik. 

  30. Sy was die dogter van Staats Hendrik Roose en Anna Maria Swart. 

  31. Andries Bester van Maagdeburg in Brandenburg kom in 1712 as soldaat na die Kaap. Hier word hy as wadrywer in diens geplaas. Van 14.3.1714 tot 14.3.1716 word hy as kneg aan Matthys van den Berg verhuur. Daarna is hy weer wadrywer totdat hy op 1.2.1718 as kneg aan Hendrik Moller verhuur word. In 1721 word hy ‘n vryburger en in 1724 trou hy met Anna Bock. Bester is in 1752 oorlede. 

  32. Hertzogenraedt se brief aan die weeskamer, gedateer 27.4.1732, en die weeskamer se antwoord daarop, gedateer 12.5.1732, kan onderskeidelik gevind word in M.O.O.C. 3/5,Inkomende Brieven, 1722-1732, nr. 132 en M.O.O.C. 4/2,Uitgaande Brieven, 1723-1737, nr. 115. 

  33. Anna Maria Swart se boedelstukke kan gevind word in M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727- 1737, nrs. 95-96 en M.O.O.C. 13/1/2,Boedel Reekeningen, 1723-1737, nr. 83. 

  34. Sien C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1133-1135. 

  35. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 717-721. 

  36. Die raad se brief aan die landdros, heemrade en kerkraad, gedateer 26.6.1732, kan gevind word in C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1135-1137. 

  37. Sien C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, p. 1135. 

  38. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 313. 

  39. Sien C.349,Attestatiën, 1732, pp. 317-319. 

  40. ‘n Lys van die persone wie se grond deur Cochius opgemeet is, verskyn in C.349,Attestatiën, 1732, p. 320. 

  41. Dit is waarskynlik Hilletje Olivier, die weduwee van Johannes Mostert. Sy was die dogter van Ockert Cornelisz Olivier en Aletta Verwey en is op 19.9.1707 met Eduard Loubser getroud. Na sy dood is sy weer op 12.2.1719 met Mostert getroud. Hy is in 1729 oorlede. 

  42. Die Kompanjie het in 1683 ‘n pos by De Kuilen aan die Kuilsrivier gestig, maar in 1700 is dit aan Olof Bergh verkoop. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 86, en A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart 53. 

  43. Gerrit Olivier was die seun van Hendrik Cornelisz Olivier en Beatrix Gysberta Verwey. Hy is in 1683 gebore en is op 16.11.1710 met Maria Magdalena van der Westhuizen getroud. Sy vrou is in 1746 oorlede en hyself in 1747. 

  44. Die Dieprivier is die naam wat gegee is aan die Soutrivier . Sien C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 59, en A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart 53. 

  45. Louis le Riche was ‘n Franse vlugteling en het in 1698 met die Driebergen na die Kaap gekom. Hy was getroud met Susanna Fouche. Hulle het drie dogters en twee seuns gehad. Le Riche is op 8.10.1732 op sy plaas Groene Fontein in Drakenstein oorlede. 

  46. Dit is nie duidelik na watter rivier hier verwys word nie. Vgl. A. J. Böeseken,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart 53. 

  47. Die oorspronklike kennisgewing kan gevind word in C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714- 1734, pp. 530-535. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 152-154. 

  48. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 521-529. 

  49. In sowel die oorspronklike kennisgewing as die H.K. staan ook “bearrebeijden”. 

  50. Anthonie van Rooyen van Culemborg was van 1708 huistimmerman aan die Kaap. In 1710 word hy baastimmerman en van 1714 verskyn sy naam onder die vryburgers. Hy trou op 10.5.1711 met Aletta van Niekerk. Sy is kort daarna oorlede en op 17.12.1713 trou hy weer met Sophia Appel, die weduwee van Barend van der Westhuizen. Tien kinders is uit die tweede huwelik gebore. Van Rooyen is in 1738 oorlede. 

  51. Die Tygerberg is reeds sedert 1657 onder daardie naam bekend. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, pp. 78-79 en A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika. kaart 53. 

  52. Abraham Verreyn was die seun van Thomas Verreyn en sy eerste vrou, Catharina Greeff. Sy moeder is in 1719, twee jaar na sy geboorte, oorlede, en sy vader in 1721. Hy is op 19.4.1744 met Aletta van der Heyden getroud. 

  53. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 314. 

  54. Jan de Waal van Amsterdam kom in 1715 as kwartiermeester op die skip Doornik in Tafelbaai aan en word op 2.4.1715 ‘n vryburger. Op 29.1.1725 tree hy weer as koster van die Kaapse gemeente by die Kompanjie in diens, maar in 1734 word hy vir ‘n tweede keer ‘n vryburger. Hy trou drie keer: in 1716 met Elisabeth van Eck (1700-1748), in 1748 met Anna Elisabeth Dempers (oorlede 1755) en in 1756 met Hendrina Johanna Frappe (1717-1770). Sewentien kinders is uit die eerste twee huwelike gebore. Toe De Waal op 27.1.1768 oorlede is, was hy ‘n vermoënde man. Behalwe die plaas Rheezicht , het hy ook verskeie huise in die Kaap besit. 

  55. Thobias van Eck (1705-1774) was die seun van Cornelis van Eck en Elisabeth Schmidt. Hy is op 8.2.1728 met Elisabeth van Nieuwenbroek (1710-1784) getroud. Hulle het geen kinders gehad nie. 

  56. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 315. 

  57. Jan Brommert is ongeveer in 1670 in Amsterdam gebore. Hy kom in 1692 as onderstuurman na die Kaap en word daarna bevorder tot opperstuurman, skipper en ekwipasiemeester. In 1712 trou hy met Anna van Schalkwyk. Sy was die dogter van Theunis Dirksz van Schalkwyk en Jacomyntje Hermensz en is in 1679 aan die Kaap gebore. Hulle het twee kinders gehad: Jacomina en Nicolaas. Brommert tree op 26.5.1716 a.g.v. swak gesondheid uit die Kompanjie se diens en word ‘n vryburger. Hy is in 1730 oorlede. Brommert was ‘n Rooms-Katoliek. 

  58. Steven Vermey van Rotterdam is op 21.10.1690 met Aletta van Es getroud. Hulle het een seun en twee dogters gehad. Vermey is in 1714 oorlede. 

  59. Sien C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 293-294. 

  60. ‘n Foutiewe spelling vir bardezaan (bardizaan, partizaan): ‘n kort steekwapen met ‘n breë punt, dikwels met weerhake daaraan. 

  61. Lourens Erasmus (1704-1761) was die seun van Pieter Erasmus en Maria Elisabeth Jooste. Hy is op 9.12.1731 getroud met Martha Pienaar (1716-1796). 

  62. Louis Jordaan (1697-1762) was die seun van Pierre Jordaan en Elisabeth (Isabeau) le Long. Op 11.4.1728 trou hy met Petronella van Staden, die weduwee van Nicolaas Prinsloo. Enkele maande na haar dood in 1739, trou hy weer met Maria Guilliaumet. Vier kinders is uit die eerste huwelik gebore en ses uit die tweede. 

  63. Die brief aan die landdros en burgerkrygsraad van Stellenbosch , gedateer 29.7.1732, kan gevind word in C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1147-1149. 

  64. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 315. 

  65. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die Petronella Alida bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 224-225. 

  66. In sowel die kladnotule as die dagregister is geen verwysing na hierdie vergadering nie. 

  67. Die onderstaande besonderhede kan ook gevind word in C.760,Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1717-1743, pp. 32-33 en C.609,Dagregister, 1731-1738, p. 242. Die pagvoorwaardes kan gevind word in C.671,Pacht Conditiën, 1727-1739, pp. 247- 252, 255-262, 263-267, 271-276, 279-283 en 287-291. 

  68. Jan Hendrik van Helsdingen van Amsterdam het in 1696 saam met sy ouers, Johannes van Helsdingen en Anna Mynen, na die Kaap gekom. Uit sy huwelik met Elisabeth Snyman (1706-18.3.1778) is tien kinders gebore. Hy is in 1759 oorlede. 

  69. Jan Hendrik van Helsdingen van Amsterdam het in 1696 saam met sy ouers, Johannes van Helsdingen en Anna Mynen, na die Kaap gekom. Uit sy huwelik met Elisabeth Snyman (1706-18.3.1778) is tien kinders gebore. Hy is in 1759 oorlede. 

  70. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 316. 

  71. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 495-496. 

  72. Die plaas Doodenkraal , ook bekend as Droogenkraal , is reeds in 1698 uitgegee. Sien C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. 

  73. Die plaas Onrust is in 1704 uitgegee. Sien C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. 

  74. Jan Mostert (1693-1729) was die seun van Jan Mostert en Elisabeth Niemeyer. Hy is op 12.2.1719 met Hilletje Olivier getroud. 

  75. Gysbert Verwey was die seun van Dirk Verwey en Geertje Vissers en is op 2.4.1724 met Maria van Eck getroud. Hy is in 1762 oorlede en sy vrou in 1778. 

  76. Gerrit Mos van Amsterdam was die seun van Jan Mos en Eva Ligthart. Hy is op 26.4.1722 met Elisabeth Uys getroud. 

  77. Die plaas Oude Westhof is in 1702 uitgegee. Sien C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. 

  78. Die plaas Bloemendal is in 1702 uitgegee. Sien C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. 

  79. Nicolaas van der Westhuizen (1679-1736) was die seun van Pieter van der Westhuizen en Maria Hendriks Winkelhausen. Hy was getroud met Catharina Olivier. 

  80. Die plaas Hooge Bergs Valleij het eers aan Van der Westhuizen se skoonmoeder, Aletta Verwey, die weduwee van Ockert Cornelisz Olivier, behoort. Sien M.O.O.C. 8/4,Inventarissen, 1720-1727, nrs. 67-68. 

  81. Maria van der Westhuizen (1675-1734) was die suster van Nicolaas van der Westhuizen hierbo. Sy is op 1.4.1691 met Cornelis Gerritsz van Niekerk getroud. Nadat hy in 1710 oorlede is, is sy weer op 22.3.1711 met Samuel Walters getroud. Ses kinders is uit die eerste huwelik gebore en drie uit die tweede. 

  82. Samuel Walters van Pressburg het in 1696 as soldaat aan die Kaap diens gedoen. In 1707 word hy as kneg aan Samuel Elsevier uitgeleen en in 1710 weer aan Dirk Vion. Die volgende jaar word hy ‘n vryburger en tree met Maria van der Westhuizen in die huwelik. Walters is in 1726 oorlede. 

  83. Toe sy in 1734 oorlede is, het Maria van der Westhuizen benewens Tygerberg ook die plase Droge Valleij en Hoornbos by Paardeberg en Zeekoevalleij aan die Olifantsrivier besit. Vgl. haar boedelinventaris in M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nrs. 128-1284. 

  84. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 316. 

  85. Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 105. 

  86. Abraham Nicolaas Kina (1710-1.2.1746) was die seun van Elias Kina en Barbara de Savoye. Hy was nooit getroud nie. 

  87. Sien C.661,Scheeps en Andere Journalen, 1707-1753, pp. 82-1 57. 

  88. In Pieter Goos seZee-Atlas ofte Water-Weereldword ‘n rivier aangetoon met die naam Rio de S. Suao Vaz , wat net besuide die Steenbokskeerkring aan die ooskus van Afrika in die Indiese Oseaan uitmond. 

  89. Goos se atlas toon die monding van Rio de S. Lucia op dieselfde ligging as die huidige St. Luciabaai

  90. Albert Ludwig Smit van Schwedt in Pruise was van 1731 tot 1735 as assistent aan die Kaap in diens. 

  91. Hendrik Goutsberg is ongeveer in 1698 in Schagen ( Noord-Holland ) gebore. Hy kom in 1725 as onderstuurman op Victoria na die Kaap en word op 9.1.1728 bevelvoerder op Fyenoordt , met die rang van opperstuurman. Op 9.12.1731 trou hy met Anna van den Oever van Amsterdam. Hulle seun, Adrianus, is in 1734 gebore. In 1735 word hy as skipper op Meerlust aangestel en vertrek na Batavia. 

  92. Jan Wolgast van Marchien ( Marchiennes-au-Pont , België ?) se naam kom van 1728-1732 as meulenaar in die monsterrolle voor. 

  93. Op 27.11.1732 het die Raad van Justisie aan die hand van ‘n vertoog deur die fiskaal en ‘n verklaring deur die chirurg besluit dat Wolgast genoegsaam van sy kranksinnigheid genees is om uit aanhouding ontslaan te word en weer salaris te ontvang. Vgl. C.J.14,Criminele Regts-rolle des Casteels de Goede Hoop, 1732, pp. 86-87 en C.J.336,Criminele Proces Stukken, 1732, pp. 357-359rectoenversoen 360recto.In die monsterrol van Kompanjiesamptenare wat op 30.6.1733 opgestel is, verskyn sy naam egter weer onder die pasiënte in die hospitaal. 

  94. Johan Christiaan Lamprecht van Zerrenthin, Duitsland , kom in 1726 as soldaat na die Kaap. Hy word in 1728 bevorder tot korporaal en drie jaar later tot sersant. Op 11.9.1735 tree hy in die huwelik met Johanna Cornelia Frappe, die weduwee van Johannes Pleunes, en enkele weke later, op 4.10.1735, verkry hy sy ontslag uit die Kompanjiesdiens en word ‘n vryburger. Lamprecht is op 14.6.1762 oorlede. 

  95. Artikel 82 van die algemene plakkaat kan gevind word in C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 523-525. 

  96. Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 536-537. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 154-155. 

  97. Volgens die kladnotule het die raad aan die wyn- en brandewynpagter, Jan van Helsdingen, ook ‘n bytapper vergun. Sien C.l 13,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 316-317 en C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 491-492. 

  98. Wilhem Adriaen van der Stel was die seun van Simon van der Stel en Johanna Jacoba Six. Hy is in 1664 te Haarlem gebore. In 1679 vergesel hy sy vader na die Kaap en tree twee jaar later as assistent tot die Kompanjiesdiens toe. In 1684 keer hy na Nederland terug en vestig hom in Amsterdam , waar hy met Maria de Hase in die huwelik tree. In 1691 word hy lid van die Raad van Schepen van Amsterdam en op 11.2.1699 volg hy sy vader as Goewerneur van die Kaap op. Na ‘n lang stryd tussen hom en die Kaapse burgers, word hy op 3.6.1707 deur Here XVII teruggeroep en op 23.4.1708 vertrek hy met sy gesin na Nederland. Hy vestig hom te Lisse , waar hy en sy vrou albei oorlede is, sy op 1.7.1723 en hy op 6.11.1733. Sien verder A. J. Böeseken,Simon van der Stel en sy Kinders

  99. Nicolaas Laubscher (1 645-1721) was afkomstig uit Switserland en het ongeveer in 1676 na die Kaap gekom. Op 16.11.1685 trou hy met Engela Quint, een van die weesmeisies wat deur die Kamer Rotterdam na die Kaap gestuur is. Sy is in 1662 te Leersum , naby Utrecht , gebore. Ses kinders is uit die huwelik gebore. 

  100. Hilletje Olivier was eers met Eduard Laubscher getroud. 

  101. ‘n Gedeelte waarin die bevordering van ‘n bemanningslid van Hofwege bekragtig is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.27,Resolutiën, 1732-1733, p. 244. 

  102. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 317. 

  103. ‘n Gedeelte waarin die jaarlikse afskrywing van verliese goedgekeur is, is hieronder weggelaat. (Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 246-253; C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 295, 303, 305-306 en 311-312.) Daarbenewens het die raad ook ‘n aantal bemanningslede van die skip Hofwege bevorder. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 253-254. 

  104. Volgens die kladnotule het die raad ook ‘n vrybrief aan Jan Loots verleen. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 317. 

  105. Mensje Pietersz van der Kaag is ongeveer in 1652 in Woerden gebore en is in 1737 oorlede. Haar versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 503-504. 

  106. Daniel van Sevenhoven is ongeveer in 1661 te Amersfoort gebore. Hy was eers met Judith van Remmerde getroud en daarna met Mensje Pietersz van der Kaag. Een dogter is uit die eerste huwelik gebore. Van Sevenhoven is in 1722 oorlede. 

  107. Gerrit van Kerken is in 1690 te Arnhem gebore. Sy eerste vrou, Geertruyd van Sevenhoven, was ‘n dogter van Daniel van Sevenhoven en Judith van Remmerde. Sy is in 1724 oorlede en dieselfde jaar is hy weer met Cecilia Vivier getroud. Van Kerken is in 1752 oorlede. 

  108. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 755-758. 

  109. Pieter Barendsz Blom (1699-1738) was die seun van Barend Pieters Blom en Catharina de Beer. Hy was getroud met Maria Jacobs. 

  110. Die plaas Granendorp was ook bekend as Fisantekraal , en is reeds in 1698 uitgegee. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, pp. 86 en 114. 

  111. Lovenstein is in 1701 uitgegee. Sien Botha,op. cit., p. 115. 

  112. Elsjeskraal was eers ‘n veepos van die Kompanjie voordat dit in 1701 verkoop is. Sien Botha,op. cit., p. 79. 

  113. Maastricht is in 1702 uitgegee. Vgl. Botha,op. cit., p. 115. 

  114. Jurgen Pietersz van den Heever van Holstein kom in 1693 as matroos na die Kaap. Nadat hy van 1710 tot 1713 as kneg aan die burgers verhuur is, word hy ‘n vryburger en trou op 19.11.1713 met Maria van Hoeven van Middelburg. Hy is in 1733 oorlede en sy vrou in 1738. 

  115. Klipheuvel is in 1704 uitgegee. Sien Botha,op. cit., p. 114. 

  116. Die ligging van die plaas Meerendal word aangetoon in A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart 53. 

  117. Die plaas Diemersdal is in 1698 aan Hendrik Sneewind toegeken. Die plaas is na die Diemerfamilie genoem, aangesien een van Sneewind se dogters met ‘n Diemer getroud was. Sien Botha,op. cit., p. 114. 

  118. Gerrit van Niekerk (1695-1761) was die seun van Cornelis Gerritsz van Niekerk en Maria van der Westhuizen. Hy is op 6.10.1725 getroud met Anna Dorothea Brons (1709-1786). Drie seuns en ‘n dogter is uit die huwelik gebore. 

  119. Die plaas Mosselbank se ligging word aangetoon op kaart 53 van dieGeskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika

  120. Lucas Meyer (1684-1741) was die seun van Willem Meyer en Catharina Kiens. Hy is op 19.11.1713 met Agatha Blom (1695-1774) getroud. 

  121. Die plaas Lichtenburg is in 1704 toegeken. Sien Botha,op. cit., p. 115. 

  122. Michiel Africanus Heyns (1697-1735), die seun van Paul Heyns en Maria van der Merwe, is op 22.9.1720 met Aletta Olivier getroud. 

  123. In die H.K. staan ook ” Clara Annaas Fonteijn “. Volgens dr. Botha se boek is dit egter Clara Anna Fontein . Dié plaas is reeds in 1702 toegeken. Vgl. Botha,op. cit., p. 115. 

  124. Pieter van der Westhuizen (1690-1740) was die seun van Pieter van der Westhuizen en Maria Hendriks Winkelhausen. Op 25.11.1714 trou hy met Jacomina Mos, en na haar dood trou hy weer op 5.10.1721 met Beatrix Olivier. 

  125. Met sy dood het Van der Westhuizen die plase Westerdal by die Tygerberg en Welvergenoegt by die Paardeberg besit. Westerdal is reeds in 1702 in eiendom uitgegee. Sien M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, nr. 37. 

  126. Hermanus van Brakel (1686-1728) was die seun van Adriaan van Brakel en Sara van Rosendaal. Hy is op 1.4.1708 getroud met Geertruy van der Byl (1689-1765), ‘n dogter van Pieter van der Byl en Anna Sophia Bosch. Drie dogters en ‘n seun is uit die huwelik gebore. 

  127. Het Rondebosje is reeds in 1705 in eiendom uitgegee. Sien Botha,op. cit., p. 115. 

  128. Olof Bergh (1643-1724) van Gotenburg tree in 1665 by die Kompanjie in diens. Na ‘n dienstydperk in Ceylon , kom hy in 1676 as sersant na die Kaap. Hier maak hy vinnig vordering en verwerf bekendheid as leier van twee ekspedisies na die Noordweste in 1682 en 1683. In 1685 word hy bevorder tot luitenant, maar twee jaar later word hy van strandroof aangekla. As gevolg daarvan vertrek hy in 1690 na Ceylon , maar keer in 1695 as kaptein na die Kaap terug om hoof van die garnisoen en lid van die Politieke Raad en Raad van Justisie te word. In 1701 koop hy die plase De Kuilen en Saxenburg en toe hy in 1715 met behoud van sy rang uit die diens tree, koop hy ook Constantia uit die boedel van Simon van der Stel. Sien verder W. J. de Kock (red.),Suid-Afrikaanse Biografiese Woordeboek, deel 1, pp. 69-70. 

  129. Toe sy in 1737 oorlede is, het Anna de Koning, benewens vyf huise in die Tafelvallei , ook die plase Constantia (by die Steenberge ) en Goerap , Sonquaskloof en Kleigat (aldrie by die Piketberg ) besit. Sien M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nr. 118. 

  130. Paulus Krytsman (1712-1733) was die seun van Jan Basilius Krytsman en Hermina Herwig. Hy is ongetroud oorlede. 

  131. Die teenswoordige Duiwelspiek . Vgl. Botha,op. cit., p. 78. 

  132. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 318. 

  133. Die naam Rondebosje was reeds sedert 1656 in gebruik. Vgl. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 82. 

  134. Johannes Swellengrebel was die seun van Hendrik Swellengrebel en Elisabeth Fadenrecht, en is op 17.5.1671 in Moskou gebore. Hy kom in 1691 na die Kaap en word onderkoopman en dispensier. In 1708 word hy lid van die Raad van Justisie en in 1711 ook lid van die Politieke Raad. Op 5.5.1716 tree hy uit diens van die Kompanjie en vestig hom as vryburger in die Kaap. Hy trou op 28.6.1699 met Johanna Cruse (5.2.1682-19.5.1713), en na haar dood tree hy weer op 3.12.1713 met Christina Stants in die huwelik. Sy is in 1726 oorlede en op 19.7.1728 trou hy met Engela ten Damme (17.4.1693-26.12.1733). Sy sewe kinders is almal uit die eerste huwelik gebore. Hy was die vader van Hendrik Swellengrebel en die skoonvader van Ryk Tulbagh. Swellengrebel is in 1744 oorlede. 

  135. Die plakkaat van 18.2.1732 kan gevind word in C.682,Origineel Placcaat Boek, 1717-1734, pp. 473-475. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 151-152. 

  136. Die raad het ook ‘n vrybrief aan Jan Melchior Friksz verleen. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 318-319 en C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 499-500. Die kladnotule van hierdie vergadering is deur Nicolaas Ley geskryf. 

  137. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 519-521. 

  138. Hy was die seun van Abraham Pietersz van Dam en Catharina Smit. Volgens sy moeder se testament was hy soms met “eenen verwartheijt van sinnen behebt”. 

  139. Josina (Gesina) von Wielligh was die dogter van Nikolaus von Wielligh en Adriana van Dam. Sy is in 1723 aan die Kaap gebore en is op 21 .6.1741 met Jan Andries Horak getroud. Sy is in 1747 oorlede. 

  140. Catharina Smit (Schmidt) is in 1687 aan die Kaap gebore. Sy was die dogter van Heinrich Evert Schmidt en Adriaantje Sterreveld. Sy was die grootmoeder van Josina von Wielligh en is op 21.11.1747 oorlede. 

  141. Abraham Pietersz van Dam was ook bekend as Abraham van Dirksland. Uit sy huwelik met Catharina Smit is drie kinders gebore, t.w. Josina, Adriana en Hendrik. Hy is in 1715 oorlede. 

  142. Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 515-516. 

  143. Mattheus (Matthias) Guillaumet is in 1711 in Berlyn gebore en het in 1726 saam met sy ouers na die Kaap gekom. Hy trou op 1.6.1738 met Susanna Radyn en hertrou op 23.1.1785 met Engela Margaretha Bruyns. Guillaumet is op 2.7.1789 oorlede. 

  144. Francois Guillaumet het die oorspronklike versoekskrif sonder sy naam of voorletter onderteken. 

  145. Die raad het ook besluit om Johannes Theophilus Rhenius van die Kaap, Pieter Walraven van Genoa en Reynier Bloemendaal van Amsterdam as assistente aan te stel. Die kladnotule is geskryf deur Nicolaas Ley. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 319. 

  146. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skip Jonge Wilhem bevordering ontvang het, is hieronder weggelaat. Vgl. C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 273-274. 

  147. Die eiland Mayo is een van die Kaap Verdiese Eilande . Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch Historisch Woordenboek, deel II, p. 502, asook Pieter Goos seZee-Atlas ofte Water- Weereld

  148. Santiago ( San-Jago ) is die grootste van die Kaap Verdiese Eilande . Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 972 en Pieter Goos,De Zee-Atlas ofte Water-Weereld

  149. In die dagregister verbeter na ” Betlehem “. 

  150. Hitland was die naam waaronder die Shetland-eilande benoorde Skotland aan die Nederlandse en Skandinawiese seemanne bekend was. Sien Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, pp. 86 en 1020, asook Pieter Goos seZee-Atlas ofte Water-Weereld

  151. Johannes Jozua Faasen was die seun van Simon Faasen en Aletta Loubser. Hy is in 1710 aan die Kaap gebore en is op 25.8.1743 met Jacoba Henning getroud. Na haar dood in 1755 is hy weer op 27.3.1763 met Eva Bastiaans, die weduwee van Hermanus Vermaak, getroud. Faasen is in 1778 oorlede. Sy versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 507-508. 

  152. Faasen se moeder is in 1718 oorlede en sy vader ongeveer in 1722. 

  153. Die weeskamer se verklaring, gedateer 10.11.1732, kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, p. 511. 

  154. Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 759-762. 

  155. Rotterdam was een van die tien skepe wat die nag van 16 op 17 Junie 1722 in Tafelbaai gestrand het. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 619-624. 

  156. ‘n Lys van Richards en sy maats se benodigdhede verskyn in C.133,Bijlagen, 1732, pp. 329-333. 

  157. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen.1717-1738, p. 320.