C091 v1.20
C. 91, pp. 2-5.¶
Vrijdag den {17321114} 14e November 1732, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Met den vereijschten aandagt geleesen ende geresumeert sijnde de veel geagte letteren van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren Bewindhebberen en gecommitteerdens uijt de respective Cameren der E. Compa. tot de jaarelijkse Haagse besoignes, sijnde gedateert 21e Junij deeses jaars en gisteren avond met het schip de Susanna ontfangen,1 waarbij Haar Wel Edele Groot Agtbe. ons hebben gelieven te bedeelen dat ër in Spanjen met octroij van den coning seekere nieuwe compagnie soude zijn opgeregt om van Cadix direct na de Philippines 2 te vaaren, en dat dewijl dit moet worden aangemerkt als ten uijttersten nadeelig voor de E. Nederlandsche Oost Indische Compa. en strijdig met de tractaten tusschen hoogst gedagten coning en onsen staat aangegaan,3 Haar Wel Edele Groot Agtbe. derhalven hadden goedgevonden ons voor af te laten toekoomen de afschriften van alle soodanige brieven en verdere papieren als daarover soo uijt Spanjen als Engeland ingekreegen en beneevens Haar Wel Edele Groot Agtbe. schrijvens over deese selfde saek aan Generaal en Raden van India meede zijn toegesonden geworden,4 ten eijnde door ons alhier insgelijx pligtschuldige sorge soude kunnen werden gedragen dat ër geen infractie teegens de tractaten quam te geschieden; Soo is na rijpe deliberatie over dit subject, ten meesten dienste der E. Compa. goedgevonden en noodig geoordeelt dat bij aldien hier eenige Spaansse scheepen souden mogen komen havenen, voor ende al eer dat men de nader ordre onser Heeren en Meesteren haarentweegen sal ingekreegen hebben, deselve met geen de minste ververssingen, water of andere benodigtheeden sullen werden gerieft, en dat men haar inteegendeel van hier sal doen vertrecken en deese rheede verlaaten, sonder ook haarlieder gedaan wordende salut te beantwoorden, om haar dus als vrinden te erkennen; en dat wijders, aangesien de lange reijs welke all5 de paasscheepen hebben gehad, waardoor is veroorsaekt dat de Heeren der Hooge Indiaasse Regeering de aan haar over deese saak vooraf toegesondene papieren nog niet hebben ontfangen, en dat de laatste maar enckeld op de Susanna worden gevonden, men oversulx tot meerder securiteijt den aan ons door hoogst gedagte Heeren gecommitteert tot de Haagse besoignes geconsigneerden brief met alle desselfs bijlagen in copia authenticq dubbelt met de eerst in gereetheijd rakende scheepen na Batavia sal laaten afgaen, op dat Haar Wel Edele Groot Agtbaare, soo dra immers doenelijk is, de noodige kennis hiervan sullen moogen inkrijgen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreve.6
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 6-11.¶
Maandag den {17321117} 17e November 1732, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
De vergadering door den Heer Gouverneur wederom ten principale belegt sijnde tot het leesen der brieven en papieren met de aanweesende scheepen Elisabeth , Karssenhof enz. uijt het vaderland ontfangen, Soo is na verrigting van het selve pligtschuldig goedgevonden dat agtervolgens den inhoude van het veel geagt aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren gecommitteerde Bewindhebberen en gevolmagtigde van de Vergadering der Heeren Seventhienen tot deese saaken, in dato 22e Maart passo.,7 en dies bijlagen, met de daarin uijtgedrukte Oostendische scheepen den Hartog van Lotharingen en de Concordia , dewelke na den teneur van het Weener Tractaat van den 16e Maart 17318 nog voor de laastemaal uijt die haven naar India sullen mogen navigeeren en van daar weeder keeren, bij aldien deselve alhier souden mogen aankomen, sal werden gehandelt met haar ververssing, water en andere benodigtheeden in alle vrindelijkheijd te accordeeren; gelijk wederom in tegendeel conform de ordres vervat bij de aan ons bedeelde extract missive door Haar Wel Edele Hoog Agtbe. de Heeren Seventhienen onder den 4e Maart deeses jaars aan Generaal en Raden van India geschreeven,9 aan geen Sweedse hier aankomende scheepen eenige de minste gerieffelijkheijd van vivres, eet of drinkwaaren, equipagie goederen, water, brandhout of wat het ook soude mogen sijn, sal worden toegestaan, en soo meede niet aan de scheepen van Deenemarken , gaande of komende van of na China of eenige andere plaatsen daar de Deenen voor deesen niet gewoon sijn geweest te vaaren, soo dat de geene die gaan of komen van Trancquebaar 10 of eenige andere van oudts gestabileerde comptoiren van deselve natie, ingevolge het expres bevel onser Heeren en Meesteren alleenelijk hier ter plaatse sullen geadmitteert en de gewoone gerieffelijkheeden van water en ververssing aan haar geaccordeert werden.
Waarna den Heer Gouverneur geliefden te kennen te geeven dat de ordre der Heeren Majores noopende het versenden der scheepen binnen den tijd van veertien dagen van deese rheede, omtrent de thans aanweesende, vermits haare lange gehad hebbende reijs en daardoor veroorsaakte slegte gesteldheijd hunner ophebbende manschappen die sig nog aan boord bevinden, mitsgrs. het groot getal der door haar aangebragte dooden en sieken, niet wel sal kunnen werden uijtgevoerd, waarom dan ook beslooten is dat men sig hier omtrent na de noodsakelijkheijd schickende, egter allen vlijd sal aanwenden om deselve soo spoedig doenelijk en soo veel als de beeterschap van het daarop bescheijdene volk, nevens de herstelling der sieken ten deesen hospitale sulx sal willen toelaten, weeder tot vertrek klaar te krijgen en haar van hier te dimitteeren.
Ende ten aansien het schip de Jonge Wilhem een goed getal coppen meer heeft aan boord gehad als waarvoor hij in het vaderland is gevictualieerd geworden, behalven nog het volk van het verongelukte schip ‘t Slot ter Hooge op het eijland St. Jago daarop overgenoomen, waardoor dien bodem, soo als men bij dies opneeming bevonden heeft, in sijne provisien voor de verdere rheijs na Batavia soude te kort komen, Soo is derhalven goedgevonden dat men het noodige alhier sal suppleeren en aan denselven bijsetten, gelijk meede aan de andere scheepen ten insigt harer lange reijs wat meer versche potspijs en andere provisie tot ververssing van het scheepsvolk als ordinair sal werden gegeven, na mate men bevinden sal dat een ijder van haar sal komen te benoodigen.
Dewijl ook onsen jongsten eijsch van smeecoolen op geen vijftig hoeden na uijt het vaderland is voldaan, en dat men uijt dien hoofde in de uijtterste verleegentheijd omtrent die brandstoffe, als daarvan gantsch ontblood sijnde, ter deeser plaatse geraakt is, soo voor ‘s Comps. gewonen omslag als de noodige saaken tot bevordering van den landbouw deeser ingeseetenen nevens ‘t repareeren der waagens tot het oprijden herwaarts van de te ougsten staande te wordene graanen, en wel principaal meede vermits ër seer swaare ijsere instrumenten voor de jongst hier aangekomene Engelsche duijkers tot het aanvangen en voortsetten van haar werk sullen moeten worden gemaakt, heeft oversulx moeten werden beslooten dat van ‘s lands carguasoen voor India 30 hoeden smeecoolen sullen werden geligt, het zij uijt de Elisabeth of eenige der andere aanweesende scheepen, nadat sulx met den minsten omslag en meeste gevoeggelijkheijd sonder krenking der ladingen sal kunnen geschieden, sullende uijt onsen eijgen voorraat weederom werden gesuppleert en na Batavia gesonden soo dra het selve sal kunnen gedaan worden.
Laastelijk is meede goedgevonden dat ër vijf a seshondert ponden taback voor d’ E. Compa. sullen worden ingekogt, dewijl men sig daarvan ten eenemaal onvoorsien vind, en dat evenwel de gewoone randsoenen maandelijx moeten werden uijtgereijkt, met welke quantiteijt vertrouwt word dat het tot de komste der kermis of kersscheepen sal kunnen werden gesteld, als wanneer men hoope heeft dit kruijd ‘s Comps. weegen uijt het Patria weederom aan handen te sullen krijgen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreve.11
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 12-26.¶
Dingsdag den {17321125} 25 November 1732, voormiddags.
Alle present.
Is ter gedane propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat den met het schip Carssenhof alhier aangelanden en door de goedheijd onser Heeren en Meesteren voor dit Gouvernement uijtgesondenen predicant, Salomon van Echten,13 als permanent leeraar tot Stellenbosch sal werden geplaatst, dewijl die gemeijnte tot nu toe daarvan onvoorsien heeft moeten blijven, waarom den predicant van Drakensteijn , Johan Wilhelm Hertzogenrath, als nu gevolglijk ook ontslagen sal weesen om den predikdienst aldaar langer beurtsgewijse waar te neemen.
En vermits men hier teegenwoordig geen deelen van 1 1/4 of 1 1/2 duijm in voorraad is hebbende om aan de jongst overgekomene Engelssche duijkers tot haar gebruijk in het aan te vangene werk bij te kunnen setten, heeft men op het voorstel van Sijn Edele wijders moeten resolveeren om de nog aan handen sijnde 2 1/2 dms. planken midden door te doen schulpen, ten eijnde deselve daartoe sullen kunnen werden geemplojeert, op dat hier door geen vertraging in den arbeijd der gemelte persoonen sal mogen veroorsaakt werden.14
Waarna geleesen is seeker versoekschrift door den ondercoopman van het soo even genoemde schip ‘t Huijs den Eult , Jacob Cornelis van der Sluijs, in de onder uijtgedrukte bewoordinge overgegeeven:15
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdanigen dienaar, Jacob Cornelis van der Sluijs, voor ondercoopman op het aanweesend schip ‘t Huijs den Eult besch[e]ijden, hoe dat desselfs huijsvrouw, Anna Bartha Blom, sig teegenwoordig ten opsigte haarer gesondheijd niet al te wel gestelt bevind, en bovensdien op het uijtterste swanger sijnde, oversulx niet anders dan met het grootste ongemak des weerelds in staat soude sijn om met voorsz bodem naar Ceijlon te kunnen vertrecken, te meer om dat zij geen meijd bij sig hebbende, daarbeneevens ook geen een andere vrouwspersoon op dat schip gevonden word waarvan sij in tijd van nood eenige adsistentie soude kunnen verwagten, of die haar ofte haare vier bij sig hebbende kl[e]ijne kinderen de behulpsame hand soude kunnen bieden wanneer zij op de reijs (soo als seekerlijk bij aldien het al niet eerder voorvalt, soude moeten geschieden) in de kraam quam te bevallen; weshalven den suppliant om deese ongeleegentheijd voor te komen en het leeven sijner huijsvrouw (voor soo veel in hem is) aan geen gevaar bloot te stellen, de vrijheijd neemt sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. instantig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn en te permitteeren dat hij en sijn familie tot nadere geleegentheijd ter deeser plaatse mogen blijven vertoeven.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra. &ra.’
Op welkers inhoude gelet sijnde, is het daarbij gedaane versoek toegestaan; en daar beneevens goedgevonden dat men ter sijner instantie in de selfde qualiteijt daarop weederom plaatsen sal den met afgeschreevene gagie van Batavia hier gekomen en vertoeft hebbenden ondercoopman, Rijnhart Johannes Wiltens. Al verders sijn ter vergaderinge geresumeert de negotie en soldij boeken deeses Gouvernements d’ ao. 1731/32, komende bij de eerstgem. te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben gemonteert tot een zomma van ƒ374,375:5:8, en daar en teegens de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een zomma van ƒ124,853:15:8, sulx de lasten dit jaar meer als in het voorleedene hebben beloopen een bedragen van ƒ68,942:-:8, en soo ook de winsten meerder een montant van ƒ23,560:13:-, welk eerste alleen aan het stijgeren van de scheeps onkosten moet worden toegeschreeven, dewijl aan deselve in gedagte boekjaar niet alleen beneevens de andere benoodigtheeden 13 gesorteerde swaare ankers, 10 ankerstocken, 24 gesorteerde swaare en 11 cabel touwen, die met malkanderen kosten een zomma van ƒ31,921:2:8, hebben moeten werden verstrekt, maar dat ook de onkostreekeningen der alhier ten eenemaal gerevictualieert hebbende moeten werdene scheepen Rijxdorph , het Huijs te Vlotter en de Pallas ƒ11,563:15:8, en die van het schip de Herstelling voor de reijs na Madagascar ƒ9,163:17:8 hebben bedragen, het geen met den anderen gereekent alleen een zomma van ƒ52,648:15:8 komt te beloopen, behalven nog dat het inkoopen der versche potspijse voor de scheepen soo van erweten, boonen als garst tot het maken van gort, bovensdien ruijm ƒ22,000:- heeft gekost, door al het welke dan ook noodwendig de onkosten der scheepen soo merkelijk hebben moeten reijsen; sijnde ter contrarie het meerder opwerpen der winsten voortgevloeijt uijt het debiet van ‘s Comps. lijwaten, timmerhout, bieren, aracq, boter, alhier opgemaakte en verkogte leggers, mitsgrs. ook van den handel der verkogte en gekogte vaste goederen en daarvoor betaald ‘s heeren regt, gelijk meede het inkomen der thiendens en het meerder montant der pagtpenningen, waarom men hoopen wil dat de winsten van tijd tot tijd toeneemende, daar en teegens alhier sulke swaare lasten van ‘s Comps. scheepen, mits beeter gesteld ter deeser plaatse aankomende, of hier sulk swaar weer waardoor se ankers en touwen komen te verliesen, niet beloopende, in ‘t vervolg niet meer sullen behoeven gedragen te worden, en dat deselve dus doende soo van deese als van alle andere posten minder sullen kunnen vallen.
Ook sijn naar lectuure van drie daartoe tenderende requesten,16 de volgende persoonen gequalificeert om eenige lijfeijgenen in vrijdom te moogen stellen, namentlijk den burgerraad Daniel Pfeijl, als een der executeurs van den boedel van wijlen den oud landdrost, Johannes Mulder,17 vermogens procuratie sijner meede executeuren, volgens uijtterste dispositie van geciteerde Mulder de slaven Hannibal van Bougis, Daniel en Medea van Batavia, met haare kinderen Floris, Daniel, Polidoor, Adonis, Rebecca en Juliana van de Caab;18 de burgers Anthonij Visser en Abraham Paling, als gemagtigdens van den gerepatrieerden burger Jan Tempel, de slaven Aron van Ceijlon en Susanna van de Caab; en de vrijswartin Ragel Arontse van de Caab,19 den slaaf Joseph van Balij, mits dat voor alle deselve behoorelijk borg worde gestelt dat zij binnen den gestipuleerden tijd van tien jaaren niet tot laste der diaconien, ‘t sij hier of buijten, sullen komen te vervallen.
Werdende daarop door den boekhouder en opsiender van’s Comps. hout maguasijn, slaven logie enz., Hendrik Frappé,20 het onderstaande versoekschrift gepresenteert:21
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - -benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoond met schuldig respect Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer neederigen dienaar, Hendrik Frappé, boekhouder en opsiender van ‘s Comps. houtmaguasijn alhier, ao. 1706 met het schip Roosenburg voor adelborst a ƒ10 per maand alhier aangeland, seedert successive en laast op den 20 Maart 1717 tot boekhouder met ƒ30 ter maand gevordert onder een nieuw drie jaarig verband, hoe hij suppliant seer gaarne beneevens zijn huijsvrouw en kinderen met een der verwagt werdende retourscheepen naar het vaderland souden willen vertrecken, derhalven neemt den suppliant de vrijheijd sig in alle onderdanigdheijd te wenden tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtb., op het eerbiedigste versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn zulx aan hem te accordeeren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &ra.’
Waarover gedelibereert sijnde, is hem sijn versoek geaccordeert, mits alvoorens desselfs reekening bij de E. Comp. van het geene daarop gedebiteert is over te kort gekomene steenen, houtwerk &ra., effen stellende; en is met eenen goedgevonden dat gemelte administratie op desselfs gedaan versoek weederom aan den boekhouder, Martinus Heems, sal worden gegeven, aan wien men ten eersten transport van het selve hout maguasijn, de slavenlogie en wat daaraan dependeert, het een en ander door expresse gecommitteerdens te vooren opgenomen sijnde, sal laten doen.
Laastelijk sijn de volgende landerijen, alle soo aan de Coeberg , Blaauwe Berg als in de Tijgerbergen geleegen, voor den tijd van vijftien agtereenvolgende jaaren, ende sulx voor vier schellingen ider morgen jaarelijx in erfpagt verleend, als aan Adam van Dijk22 20 morgen 236 quadraat roeden bij sijn plaats, gent. de Kleijne Oliphandscop ;23 Adriaan Louw24 23 morgen 487 roeden bij desselfs plaats de Goede Ontmoeting ;25 Thobias Mostert26 20 morgen 82 roeden bij sijn plaats de Coeberg ; Johannes Möller27 24 morgen 128 roeden bij sijn plaats Cuijperscraal ;28 Johan Cuijperman29 13 morgen 461 roeden bij desselfs plaats Ongegunt ; Ernst Mostert30 17 morgen 137 roeden bij desselfs plaats de Brackekuijl ; Borgert van Dijk 21 morgen 126 roeden bij sijn plaats Contermanscloof ;31 Nicolaas Laubser 16 morgen bij sijn plaats de Rustplaats ; Flores Maijboom 17 morgen 472 roeden bij desselfs plaats de Plattecloof ;32 denselven 17 morgen 172 roeden bij sijn plaats de Grendel van de Plattecloof ; Johannes van Nieukerken33 18 morgen 575 roeden bij sijn plaats de Brackefonteijn ;34 Steven Gous35 30 morgen 30 roeden bij sijn plaats Berg en Daal ; Johannes Maijboom 27 morgen 288 roeden bij desselfs plaats Oortmanspost ;36 en eijndelijk aan Hendrik Greef37 16 morgen 72 roeden bij sijn plaats de Hoogecraal 38 genaamt. Sullende om soodanige reedenen als bij resolutie van den 2 October jongstleeden insgelijx sijn uijtgedrukt, namentlijk om een effen reekening bij den cassier en in ‘s Comps. boeken te kunnen houden, den datum der erfpagtbrieven van gemelte land op den 1 September deeses jaars gestelt werdende, van dien tijd af aan moeten ingank neemen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.39
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 27-31.¶
Donderdag den {17321127} 27 November 1732, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Vermits de noodsakelijkheijd vereijscht dat ër nog een brandmeester gemaakt word, heeft men op het voordragen van den Heer Gouverneur goedgevonden den burger Harmen Commering40 daartoe bij deesen aan te stellen.
Werdende daarop verder door Sijn Edele ter vergaderinge geproduceert seekere missive door den opperstuurman van het in de Saldanhabaaij geankert leggende schip Loenderveen , Simon d’ Orliën, onder den 23 deeser maand aan deese Regeering geschreeven,41 waarbij door denselven kennis gegeven word dat den daarop gecommandeert hebbenden schipper, Pieter Goedhart, dien selven morgen is komen te overleijden, dat dit was haar 57ste doode, dat zij bovensdien 54 sieken in een tent aan de wal gebragt en niet meer dan twee en een halve legger water in het schip hebben overgehouden, gelijk meede dat hij en de verdere stuurlieden versogten om ider na haar rang in qualiteijt tot schipper enz. te mogen optreeden; over welkers inhoude gedelibereert sijnde, is noodig gevonden daarop te rescribeeren42 dat ten aansien sij nu reets per den hoeker de Snuffelaar ontset van water, volk en ververssing sullen hebben gekreegen, men haar maar alleen recommandeert dat het schip wel sal moeten worden gereijnigt en schoon gemaakt, en dat ook goede sorg voor den overleedenen goederen sal moeten worden gedragen, om ter plaatse daar het behoord verantwoord te kunnen werden; en wijders bij herhalinge van het geene haar reets geschreeven is, dat zij geen tijd sullen moeten laten verlooren gaan om deese Tafelbaaij te bezeijlen, als wanneer in het vervolg ook op het gedaane versoek van gemelten opper neevens de andere stuurlieden ten opsigte hunner bevordering behoorelijk en na vereijsch van saaken reflexie sal worden genomen; dog dat bij aldien hiertoe soo spoedig als wij wel wenschen geen goeden wind of geleegentheijd voorkomen mogt, sijlieden sullen moeten uijtsien of aldaar geen water tot kooken of drinken is te bekomen, het geen men vertrouwt van ja, en waarvan haar de plaats of plaatsen daar men sulx haalen moet, door de posthouders sullen kunnen worden aangeweesen, en eijndelijk dat soo wanneer het gebeurd dat den hoeker de Snuffelaar eerder als zij herwaarts soude opkomen kunnen, sij met dat vaartuijg niet alleen de agtien leggers waarin het drinkwater van hier is afgegaan daarmeede sullen moeten te rugge senden, maar ook daar en boven 20 a 25 stux van haar eijgen, op dat men haar soo het noodig mogt weesen, weederom dies te ruijmer van water sal kunnen voorsien.
Maar dewijl den voorseijden brief niet meede door den boekhouder is onderteijkent, soo als wel omtrent den voorigen bij het leeven van den schipper herwaarts gesonden, is geschiet, en dat zulx eenig nadenken geeft of de huijshouding op dat schip wel na behooren gestelt is en of ook de vereijschte eendragtigheijd daarop word gevonden, Soo is derhalven met eenen goedgevonden dat gemelten boekhouder sal worden aangeschreeven dat hij ons hiervan eens in der stilte en sonder veel omslag ginder te maken, sal moeten informeeren, welke ordre insgelijx aan den aldaar posthoudende corporaal sal worden gegeeven,43 om ons daarvan soo spoedig doenelijk berigt te laten toekomen, op dat men wanneer het noodig mogt worden gevonden van een van de bijna zeijlvaardig geraakte scheepen, die alle op den 3 en 8 der aanstaande maand December sullen worden gemonstert, en na welkers vertrek geen andere subjecten meer aan handen souden sijn, een bequaam persoon hier sal kunnen houden om het commando van meergem. schip Loenderveen daaraan toe te vertrouwen, bij aldien bevonden word dat sulx met geen volkomen gerustheijd aan gedagten D’ Orlien, die anders daartoe de naaste is, soude kunnen gedaan werden, ofte wel soodanig ander besluijt neemen als met de billeijkheijd sal worden bevonden over een te komen.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.44
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 32-38.¶
Dingsdag den {17321202} 2e December 1732, voormiddags.
Alle present.
Bij de door den Heer Gouverneur ter vergadering geproduceerde brieven van de opperhoofden van het in de Saldanhabaaij vertoevende schip Loenderveen en den posthoudende corporaal aldaar, beijde gedateert den 29e November,45 onder anderen tot ons leedweesen sijnde komen te blijken dat de op den 24e dier maand van hier vertrockenen hoeker de Snuffelaar bij het afgaen van dat schrijvens in gemelte Baaij nog niet was opgedaagt, en dat het oversulx is te dugten dat dat vaartuijgh deselve mis of voorbij geraekt weesende, soo daaraan, dat God verhoeden wil, maar geen andere ongemacken sijn overgekoomen, nog wel lange in zee soude moeten suckelen, te meer dewijl de Z.Ote. winden nu eenige dagen agter den anderen met de uijtterste vehementie hebben doorgeblaasen; Soo is derhalven, hier over gedelibereert sijnde, op de gedaane propositie van Sijn Edele voor den meesten dienst der E. Compa. goedgevonden dat men soo dra het weer eenigsints aan het bedaaren raakt, met de brigantijn Victoria een gelijke quantiteijt provisien als in den hoeker de Snuffelaar sijn afgeladen geweest, namentlijk 4 mudden boonen, 4 dito erweeten, 150 versche brooden, 18 leggers met drinkwater, neevens een goede partij groente en moeskruijden aan het schip Loenderveen sal toesenden, gelijk meede 24 militairen met een corporaal uijt dit guarnisoen, vermits men hier tegenwoordig geen zeevaarende meer aan handen heeft, en dat ër ook geen meer volk uijt dit Casteel kan gemist worden, dog waarmeede wij vertrouwen dat het door haar sal kunnen worden gestelt, aangesien sij nu in ‘t geheel 59 dooden gehad hebbende, de overige sieken merkelijk aan de beeter hand beginnen te geraaken, sullende de voorseijde leggers, alsoo men daarvan niet meer voorsien is, van ider der aanweesende scheepen twee moeten worden geligt en dus gevonden; terwijl op het gedane versoek van den schipper van het Huijs den Eult , Theunis Goedhart, met eenen is vastgestelt dat den onderstuurman, Guilliam van den Berg, die door hem in zee van Loenderveen is overgenomen, over den landweg na de Saldanhabaaij sal werden afgevaardigt, met ordre aan dies overheeden dat sij den bij haar overgekomenen onderstuurman in de plaats van gemelten Van den Berg, met name Jan Stuurman, over denselven landweg na deese plaats sullen hebben te rugge te laaten keeren, op dat hij soo doende met sijnen bescheijdenen bodem van hier sal kunnen vertrecken.
Maar ter consideratie ons uijt het schrijvens van den boekhouder van gemelte schip Loenderveen , Jacob van Schoonderwoert, nevens dat van den in de baaij post houdende corporaal, Pieter Steenmets, geen al te favorabele berigten van den thans liet commando daarop voerenden opperstuurman, Simon d’ Orliën, soo ten opsigte sijner behandelingen omtrent het scheepsvolk in ‘t generaal, als van de sieken in het bijsonder sijn toegekomen, is als nu nader hierop gelet weesende, ten meesten dienst van ‘s Comps. schip en volk goedgevonden dat geciteerden boekhouder sal werden gelast en aangeschreven dat hij hiervan, en wat verders van het gedrag van gedagten opperstuurman, soo tot sijne beschuldiging als onschuld, te seggen valt, suffiçante verklaringen van de dek officieren en soo meede van de sieken selfs, sal hebben te neemen, om die ten eersten aan ons toe te senden, met bijgevoegde recommandatie dat alles sonder drift of passie tot onse gerustheijd nevens het welzijn van ‘s Comps. kostelijken bodem en de daarop bescheijdene zielen sal moeten worden opgegeven en behandelt, sonder dat den opperstuurman D’ Orliën of ijmand anders eenige verhinderingen hieromtrent sullen mogen toebrengen of gedoogen gedaan te worden, op dat men na het inkrijgen derselver wijders soodanig besluijt sal kunnen neemen als na bevinding van saaken met de meeste billijkheijd sal worden geoordeelt over een te koomen.
En dewijl men niet buijten bekommering is dat aan den hoeker de Snuffelaar ‘t zij bij het Dassen Eijland ofte elders, wel eenig ongeluk soude kunnen sijn overgekoomen, is verders noodig geagt dat den corporael, Pieter Steenmets, bij ons af te gaane schrijvens46 sal worden aanbevoolen dat bij aldien dat vaartuijg voor het vertrek van daar van de barcas de Fortuijn nog in de Saldanhabaaij niet is komen op te dagen, hij aan den daarop vaarende quartiermeester uijt onsen naam sal hebben te gelasten om bij sijne opkomst na deese plaats het selve eijland aan te gieren en te verneemen of ons volk, tot het traan branden daar sijnde, ook iets van gemelten hoeker hebben vernoomen, of dat ter dier plaatse eenig ander berigt van dat kieltjen soude kunnen werden ingekreegen, om ons daarvan bij sijn arrivement alhier rapport te kunnen doen.
Waarna geleesen is een brief van den Stellenboschen kerkenraad tot betuijging van haare dankbaarheijd weegens het plaatsen aldaar van den predicant, Salomon van Echten, aan deese Regeering geschreven;47 maar dewijl gesegden predicant dienvolgens in het korte staat buijten te koomen en dat het ons oversulx vrij wat precipitant te vooren komt dat men voor Sijn Eerws. aankomst aldaar met eenen tot electie en nominatie van nieuwe leeden in haare vergadering (soo als dit uijt gemelten brief meede blijkt gedaan te zijn) heeft willen treeden, is hierom goedgevonden dat op deselve nominatie als nu geen aanschouw sal genoomen, en haar in tegendeel gelast worden dat sij bij het aenweesen ende ter presentie, soo als dat gebruijkelijk is, van den predicant Van Echten op nieuws nominatie sullen moeten maaken, het zij van deselve of andere persoonen, nadat men gesamentlijk ten meesten dienst der gemeijnte sal bevinden te behooren, als wanneer daarop na vereijsch van saaken door ons gedisponeert sal werden.48
Ook is op het versoek van den geweldiger, Roelof Arentsz,49 dat in sijn faveur aan onse Heeren en Meesteren mogt werden geschreven om desselfs huijsvrouw, Maria Poortmans,50 wonende tot Amsterdam , mits betaling doende van het daartoe staende transport en kostgeld, hier te krijgen, uijt aanmerking van sijn goed gedrag en dat door hem genoegen in den dienst gegeven word, beslooten dit voorschrijven bij de eerste bequame gelegentheijd voor hem te laten doen.
En zijn laestelijk naar lecture der notulen op den 1e deeser maand in burger chrijgs raade gehouden,51 de daarbij gedaane aanstellingen van den corporaal, Adam Hendrik Mulder, tot sergeant in de plaats van den tot brandmeester verkoorenen Harmen Combrink, mitsgaders van de burgers Jan Nicolaas Beugel52 en Jan Schreuder53 tot corporaals goedgekeurt.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.54
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. K.ERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 39-48.¶
Dingsdag den {17321209} 9e December 1732, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Sijn wederom geleesen den brief en de daarbij gevoegde verklaringen door den boekhouder van het in de Saldanhabaaij geankert leggende schip Loenderveen , Jacobus van Schoonderwoert, agtervolgens het geresolveerde van den 2e deeser maand aan ons toegesonden, waarbij den daarop bescheijdenen opperstuurman, Simon d’ Orliën, van verscheijde gepleegde brutaliteijten en andere quade behandelingen omtrent het scheepsvolk beschuldigt word;56 maar dewijl gemelten opperstuurman hier teegens bij sijn nu ontfangen schrijvens van den 5e deeser tragt aan te toonen dat altijd van een goed gedrag soude zijn geweest,57 en dat hij vermeijnd bij sijne komst hier ter plaatse sig genoegsaem van het geene aan hem te last gelegt word, te sullen kunnen verontschuldigen; Soo is na aandagtige overweeging van het een en ander, en daar beneevens in aanmerking genomen sijnde dat of schoon hij D’ Orliën al meerder quaad in den sin mogt hebben, men egter geen swarigheijd voor hem behoeft te maken, vermits hij de officieren en al het gemeene scheepsvolk, na luijd der voorseijde verklaringen soodanig tegens sig heeft dat hem de handen daartoe volkomentlijk zijn gebonden, derhalven voor den meesten dienst der E. Compagnie goedgevonden dat men, sonder sig verder in deese zaak in te laaten, voor ende aleer gedagte schip Loenderveen ter deeser rheede sal weesen gearriveert, als wanneer alles na het vereijsch der billijkheijd ondersogt en afgedaan sal werden, dit tegenwoordig overslaende, alleen aan de opperhoofden van dien bodem rescribeeren58 sal dat dewijl men uijt haare brieven gesien heeft dat sij thans genoegsaem klaar sijn geraekt om herwaerts te kunnen opkomen, men haar uijt dien hoofde nogmaals recommandeert sulx met de eerste bequame wind of geleegentheijd werkstellig te maaken, gelijk meede dat sorge sal moeten werden gedragen dat ër geen meer oneenigheeden onder haar komen voor te vallen, beveelende tot beeter voorkooming van deselve dat een ijder sijn pligt sal hebben te behartigen, de meerdere met een behoorlijk commando te voeren, en de mindere met daaraan in alle ordentelijkheijd te gehoorsamen; terwijl men verders hoopen wil dat niet alleen de brigantijn Victoria , maar ook den hoeker de Snuffelaar voor den ontfangst van ons nu af te gaane schrijvens bereijts bij haarlieder sullen aangekoomen weesen.
Waarna insgelijx geleesen ende geresumeert zijn de nominatien door den Caabsen kerkenraad, nevens kerkenraade van Stellenbosch en Drakensteijn , alsmeede van burgerraden, weesmeesteren, commissarissen van civiele en huwelijx saken, mitsgrs. landdrost en heemraaden der voormelde buijten districten ingedient;59 naarvolgens welke men sig de verkiesing van Abraham Decker tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in steede van den afgaende Rijk Tulbagh heeft laaten welgevallen, en sijn uijt het dubbeld genomineert getal voor de af te treedene diakonen, Martinus Heems en Jurgen Schoester, weeder daartoe geeligeert Johannes Carolus de Weth60 en Willem van der Heijde.
Soo als ook het continueeren in den dienst voor den gewoonelijken tijd van nog twee jaaren van den ouderling der gemeijnte tot Stellenbosch Jan Nel goedgekeurt, en tot diacon in plaatse van Johannes Groenewalt verkooren is Willem van As.61
Sijnde wijders de electie van Charles Marais62 de oude tot ouderling van Drakensteijn voor den afgaende Harmanus Bosman al meede geapprobeert, en in steede van de uijtgedient hebbende diaconen, Jacob de Villiers en Charles Marrais de jonge, daartoe verkooren David de Villiers63 en Jan Blignault.
Boven het welke gemelte kerkenraade van Stellenbosch en Drakensteijn sal worden aangeschreeven dat dewijl men deesen jaare weederom geen commissaris politicq na de buijten districten sal laaten afgaan, hierom door haarlieden sorge sal moeten werden gedragen dat de kerkelijke rekeningen haarer arme penningen soo spoedig doenelijk herwaarts werden opgesonden.
Verders zijn uijt het dubbeld genomineert getal in de plaats der afgaende burgerraaden, Paulus Artois en Daniel Phijl, daartoe weeder geeligeert geworden Fredrik Russouw en Hendrik Oostwalt Eksteen; alsmeede tot weesmeesteren in steede van Jacob Lever, Gijsbert la Febre en Johannes Kruijwaagen, Jan van Schoor, Daniel Phijl en Paulus Artois; tot commissarissen van civiele en huwelijx zaaken in de plaats van Cornelis Eelders, Nicolaas Brommert en Jacob van Bochem, Rudolph Jurgen Abel, Jacob de Hennion en Albertus Berg; en eijndelijk tot heemraaden van Stellenbosch Jan Nel en Jacob Cloeten, mitsgaders voor Drakensteijn Hendrik van der Merwe en Jan Christoffel Schabort, in steede van de uijtgedient hebbende heemraaden dier colonien, Daniel van der Lith, Johannes Groenewald, Theunis Bota en Jan Bastiaanssen.
Ook is tot brandmeester in de plaats van den tot commissaris verkoorenen Jacobus de Hennion aangesteld geworden den burger Claas Langemaak.
Vervolgens geleesen sijnde seeker versoekschrift door den capiteijn van het Engels schip Darbij , Abrehem[sic]Anselme, in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:64
Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtbare Heeren,’
‘Den ondergesz capiteijn van het Engels Comps. schip Darbij , Abrehem Anselme, geeft met veel respect aan Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te kennen hoe hij op sijne herwaarts reijs[e] van Madras 65 na deese plaats al seedert eenigen tijd geleeden een swaar lek aan sijnen onderhebbenden bodem bespeurd of gekreegen heeft, waardoor den suppliant niet alleen vreest dat veel van desselfs in hebbende ‘s Comps. goederen sullen nat geworden en bedorven zijn geraakt, maar dewijl ook het selve lek dat zij nu bij hun aanweesen hier ter rheede gevonden hebben, niet sal kunnen werden digt gemaekt sonder dat een parteij van deselve goederen gelost en aan de wal gebragt werden; soo neemt hij derhalven de vrijheijd zig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe., eerbiediglijk versoekende dat tot voorkooming van verder bederf der aan hem in lading toevertrouwde ‘s Comps. goederen, en op dat het door hem gevoerd wordende schip hier door met eenen sal kunnen werden in staat gebragt om desselfs verdere vojagie sonder vrees voor andere ongemacken die uijt de voorseijde leckagie, hier niet digt gemaekt wordende, noodsakelijk souden moeten volgen, aan den suppliant mag werden gepermitteert eenige goederen van desselfs inhebbende lading hier aan de wal te brengen en in het een of ander huijs dat door den suppliant ten dien eijnde van ijmand deeser ingeseetenen na beste commoditeijt en aan hem voorkoomende gelegentheijd sal werden ingehuurt, soo lang te mogen bergen; voor het optineeren van welke gunst, waardoor de goederen zijner Heeren en Meesteren voor meerder bederf gepreserveert en hij als aan sijn verschuldigtheijd omtrent deselve voldaan hebbende, sig sal kunnen gerust stellen, den suppliant verpligt sal zijn onder betuijging sijner hertelijke dankbaarheijd altijd met veel onderdanigheijd te zijn en te blijven.’
’- - - (Was geteekent) Ab. Anselme. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 8e December 1732.’
Heeft men na aendagtige overweeginge van dies inhoude het daarbij gedane versoek goedgevonden te accordeeren, mits hij capitain sorg dragende dat ër van de goederen die hier aan land worden gebragt, niets word verkogt, en dat daarmeede door gemelte Engelssche geen morsserijen gepleegt werden.
Geevende den Heer Gouverneur daarna te kennen dat de vier nog aenweesende scheepen ‘t Huijs te Foreest , Karssenhof , Reijgersbroek en het Huijs den Eult , op gisteren wel gemonstert en ook genoegsaem van volk dat in het hospitaal tot herstellinge geraekt is, sijn voorsien geworden, maar dat egter dewijl het selve nog geen groote fatigues kan uijtstaan, en dat gedagte bodems, principaal de twee laastgegenoemde, uijt oorsaek der langduurig gewaaijt hebbende felle Z. Ooste winden en het gering getal manschap dat sij bevoorens aan boord hebben overgehouden, nog niet genoegsaem opgereddert sijn om ten eersten met gerustheijd van hier te kunnen worden in zee gesonden, en dat het oversulx nog wel een dag drie a vier sal aenloopen eer sij daartoe volkoomen in staat sullen weesen geraekt; het geen in aanmerking genomen weesende, heeft men hierop niet anders kunnen besluijten dan alleen dat de noodsakelijkheijd hier omtrent sal dienen te werden opgevolgt, waarna men sig omtrent het laten vertrecken derselver scheepen soo dra sij hiertoe klaar sullen zijn, sal moeten reguleeren.
En gelijk bij resolutie van den 25e der jongst gepasseerde maand November vastgestelt is dat de nog aan handen sijnde 2 1/2 dms. planken bij gebrek van anderen, ten behoeve der Engelsche duijkers midden door sullen geschulpt werden, is als nu op het voordragen van den Heer Gouverneur dat ër nog eenige balken in het hout maguazijn worden gevonden dewelke aldaar langer blijvende leggen, het bederf onderhavig souden weesen, dewijl se reets hier en daar hebben beginnen in te vuuren, nader goedgevonden dat men deselve voor eerst, soo ver die toereijken kunnen, ten selven eijnde tot planken sal doen saagen en dat vervolgens het geen dan nog mancqueeren blijft, met het laten door schulpen der voorseijde derde half duijms planken sal worden gevonden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreve.66
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 49-52.¶
Maandag den {17321215} 15e December 1732, voormiddags.
Alle present.
Door den Heer Gouverneur ter vergadering geproduceert zijnde het seer geeerde schrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren der Hooge Indiaasse Regeering, onder den 4e October deeses jaars aan Sijn Edele en deesen Raad geconsigneert en met het op gisteren gearriveerde provisieschip Langerode alhier aangebragt,68 waarbij Haar Wel Edele Groot Agtbe. ons onder anderen hebben gelieven ter kennisse te brengen dat Sijn Hoog Edelheijd den Heere Gouverneur Generaal, Mr. Dirk van Cloon, op den 24e Julij jongstleden, navolgens het geresolveerde in Raade van India op den 20e Junij bevoorens, met de vereijschte solemniteijten ter hooftsteede Batavia den volke voorgesteld en aan Sijn Hoog Edelheijd trouw in den dienst is geswooren geworden, conform het formulier van den eed en daarbij gevoegde acte van authorisatie door Haar Wel Edele Groot Agtbare aan ons toegesonden,69 met ordre dat wij beijde die papieren eerst aan elkanderen in Raade sullen hebben voor te houden en te besweeren, mitsgrs. daarna het een en ‘t ander alle den volke onder de gehoorsaamheijd van de generaale maatschappije sorteerende te doen voorleesen en in selver voegen beeedigen, in alles naukeurig observeerende het ceremonieel dat in voorige jaaren hier omtrent gebruijkelijk is geweest; Soo is deselve periode uijt gemelten brief nevens de acte van authorisatie en daartoe gehoorenden eed door den Heer Gouverneur van woord tot woord opentlijk opgeleesen en de leeden deeser Vergadering voorgehouden weesende, eenpariglijk daarop gearresteert ende beslooten dat men in naarkoming van deese Haar Wel Edele Groot Agtbare hoogst geagte ordre van stonden aan alle soo militaire als burger officieren, en die geene dewelke eenig verder gesag ofte administratie souden mogen hebben, door den geregtsboode sal laaten waarschouwen en aanseggen dat sijlieden sig toekoomende Maandag den 22e deeser maand des morgens voor neegen uuren hier ten Casteele sullen hebben te vervoegen, ten eijnde den eed van getrouwigheijd en onderdanigheijd aan Sijn Hoog Edelheijd den Heere Gouverneur Generaal, Mr. Dirk van Cloon, invoegen voorschreven af te leggen, sullende hierom ook de predicanten, den landdrost, neevens het collegie van heemraaden met haar secretaris, en de officieren der burgerrije van Stellenbosch en Drakensteijn bij missive worden opontbooden om sig tegens dien tijd ten selven fine hier ter plaatse te laaten vinden, gelijk meede op dat een ijder sal mogen weeten wie hij voortaan als sijnen Gouverneur Generaal sal hebben te erkennen, respecteeren ende gehoorsamen, alle den volke, soo ‘s Comps. verdere dienaren als ingeseetenen, de meergemelde acte van authorisatie van Sijn Hoog Edelheijd met den daarbij gevoegden eed publicq sal worden voorgeleesen, om door haarlieden insgelijx schultpligtelijk beswooren te kunnen werden.70
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 53-56.¶
Maandag den {17321222} 22e December 1732, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Agtervolgens het geresolveerde van laastleeden Maandag den 15e deeser maand, is huijden morgen ter vergadering nogmaals vastgestelt de solemniteijten en het ceremonieel daarbij vervat weegens de voorstellinge en het doen van den eed van getrouwigheijd en onderdanigheijd aan den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal, Mr. Dirk van Cloon, op te volgen en ter uijtvoeringe te stellen. In conformiteijt van het welke, soo heeft eerst den Heer Gouverneur, Jan de la Fontaine, in presentie ende ten overstaan van de leeden des Politicquen Raads, den behoorelijken eed gepresteert na het voorschrift ons ten dien eijnde van Batavia toegesonden, en hebben vervolgens alle de raadspersoonen, soo van politie eerstelijk, als van justitie, mitsgrs. de predicanten, militaire en burgerofficieren, die van Stellenbosch en Drakensteijn daar onder begreepen sijnde, neevens de verdere gequalificeerde bediendens hoofd voor hoofd en ijder in het bijsonder, den eed navolgens het selve voorschrift aan handen van Sijn Edele den Heer Gouverneur meede solemneelijk afgelegd; na verrigting van het welke de gantsche vergadering opstond, gaende na de puije deeser Fortresse, alwaar de burgerije vergadert en de geheele militie onder haare twee vaandels in de waapenen gerangeerd stond, aan dewelke eerst na voorgaende clock roering de acte van authorisatie en publicque voorstelling van den Hoog Edelen Heere Mr. Dirk van Cloon als Gouverneur Generaal van Nederlands India, ingevolge de daartoe gedaane verkiesing onser Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren van Sijn Hoog Edelheijd, gegeven in het Casteel Batavia op den 24e Julij deeses jaers, met den daar bij gevoegden eed van getrouwigheijd en onderdanigheijd aan wel gemelte Sijn Hoog Edelheijd te doen, publicquelijk wierd voorgeleesen en bekend gemaakt; werdende daerna denselven Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal, Mr. Dirk van Cloon, als soodanig door den Heer Gouverneur De la Fontaine alle den volke voorgesteld, met ordre en recommandatie dat een ijgelijk Sijn Hoog Edelheijd tot quijting ende betragting van sijnen schuldigen pligt daarvoor voortaan soude hebben te erkennen, eeren, respecteeren ende gehoorsamen, het geen door de gantsche gemeijnte volveerdig met ja beantwoord en beswooren wierd; waarop voorts drie salvos uijt de musquetterije, ijder met een canon schoot tusschen beijde, gedaan, en al het canon deeses Casteels op de wallen leggende, gelijk meede van het hier ter rheede geanckerde provisieschip Langeroode wierd losgebrand, treckende de militie vervolgens weeder behoorlijk af, en ijder na sijn bescheijden plaets, mitsgaders den Heer Gouverneur verselt van alle de raadsleeden en verdere bediendens na Sijn Edelens wooning te rug, alwaar deselve vrindelijk ter maaltijd onthaalt wierden, onder hertelijke en eerbiedige toewensing dat Sijn Hoog Edelheijd den Heere Gouverneur Generael, Mr. Dirk van Cloon, dit hoog, eminent, maer ook swaarwigtig ampt door den zeegen des Alderhoogsten ondersteund, veele jaaren in een volmaekte gesontheijd sal mogen bekleden en dat alle dessijnen ten dienste der E. Compa. tot welsijn onses lieven vaderlands onder Sijn Hoog Edelheijts geluckige regeering voorspoediglijk sullen mogen werden uijtgevoert en ten gewenschten eijnde gebragt, waarmeede deese plegtigheeden sijn beslooten geworden.
Aldus geresolveert, gearresteert en uijtgevoert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.71
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 57-60.¶
Saturdag den {17321227} 27e December 1732, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Is na lecture van den brief door den posthoudende corporael in de Saldanhabaaij , Pieter Steenmets, onder den 25e deeser maand aan den Heer Gouverneur geschreeven,72 waaruijt te blijken komt dat het schip Loenderveen dien selven morgen van daar is vertrocken, en dat aan het selve geduurende sijn aanweesen ter dier plaatse 64 stux levendige schaapen neevens 100 ps. sluijtkoolen sijn verstrekt geworden, goed en billijk gevonden dat gemelte schaapen teegens den gewoonen prijs en de koolen â agt Rijxds. ‘t voorseijde hondert uijt ‘s Comps. cassa sullen worden voldaen.
Ook is op de gedane propositie van den Heer Gouverneur vastgestelt dat dewijl wij hier tegenwoordig weederom drie Engelschen om tot het duijken ter deeser rheede te worden gebruijkt, aan handen gekreegen hebben, en dat oversulx onse eijgen duijkers wel sullen kunnen worden gemist,73 men deselve agtervolgens het aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren der Hooge Indiaasse Regeering van den 4e October deeses jaers,74 bij eerste gelegentheijd alle beijde na Batavia sal laaten vertrecken, ten aensien den een sonder den anderen het te doene werk niet wel kan verrigten, ter oorsaek van de teijkenen die door den onder water sijnde, als men hem ophaalen sal, of hij iets anders gedaan wil hebben, aan den geenen die boven blijft moeten gegeven worden, en wel dienen te worden verstaen, als buijten het welke den duijkelaar aan het grootste levensgevaar geexponeert is, sullende haarlieden bovensdien een duijkelvat van hier worden meede gegeven, met twee glaasen meer als daartoe behooren om bij noodsakelijkheijd te kunnen worden gebruijkt; dog sal aan welgemelte Haar Wel Edele Groot Agtbe. daer beneevens worden versoek gedaen dat gedagte duijkers als zij haare zaaken aldaar sullen verrigt hebben, weederom na deese plaets sullen moogen werden te rug gesonden.
Laastelijk is ten instantigen versoeke van den predicant, Franciscus le Sueur, uijt aenmerking dat den predikdienst door hem nu al meer dan drie jaaren lang in deese Caabse gemeijnte tot veel genoegen is waargenoomen, soo dat hij thans den oudsten predicant derselver sijnde, daaraan dagelijx door leer en leeven nog veel stigting komt toe te brengen, aan hem dienvolgende vermeerdering van gagie toegevoegt tot hondert thien gulden ter maand, om sijn tegenwoordig loopende verband daarvoor uijt te dienen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.75
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 61-65.¶
Saturdag den {17330103} 3e Januarij 1733, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Het verder ondersoek der saaken waarmeede den opperstuurman van het in de Saldanhabaaij vertoeft hebbende schip Loenderveen , Simon van Orliën, noopende sijn gepleegde brutaliteijten en andere quade behandelingen omtrent het scheepsvolk beschuldigt word, volgens het geresolveerde van den 9e der gepasseerde maend December tot de aankomst van dien bodem hier ter rheede uijtgestelt, en denselven nu in deese Tafelbaaij verscheenen sijnde, soo wierd derhalven door den Heer Gouverneur voorgedragen dewijl gemelten opperstuurman verscheijde lasterlijke stucken, dewelke van veel belang en soo die van waarheijd worden bevonden, van hoogsten strafbaar sijn, ten laste gelegt werden, wat hieromtrent als nu verders ten meesten dienste der E. Compa. en tot welweesen van dat schip selfs, het welk ten spoedigsten doenelijk na Ceijlon sal moeten worden voortgesonden, behoord te worden gedaen, om dat goede oogmerk te bereijken en die kiel soo dra sijne nog aangebragte sieken aan de beeter hand sullen weesen geraekt, met gerustheijd van hier te kunnen laaten vertrecken; waar over met aandagt geraadpleegt sijnde, best en noodig geoordeelt is dat den Heer fiscael independent, Mr. Daniel van den Henghel, al sulke officieren of andere daarop bescheijdene persoonen van dat schip als Zijn E. noodig sal oordeelen aenstaende Maandag voor sig en gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie sal doen verschijnen en verklaringen van haar weegens de saek van den opperstuurman Van Orliën afneemen, op dat men deselve gesien hebbende, voorts sodanig besluijt deesen aengaende sal kunnen neemen als men na bevinding van het gewigt van dien en de daer bij blijkende beschuldigingen tegens hem Van Orliën sal bevinden te behooren.
Ook is ter gedaane propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat van Comps. rijst met het provisieschip Langeroode aengebragt 50 lasten voor contant tegens 55 rijxdaelders het last aan deese ingeseetenen sullen worden gedebiteert, ter consideratie men deselve wel missen kan en dat daarmeede nog een fraaij voordeel voor d’ E. Compa. behaeld sal kunnen werden.76
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreve.77
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 66-68.¶
Woensdag den {17330107} 7e Januarij 1733, voormiddags.
Alle present.
Sijn deesen morgen ter vergadering geleesen agt stux verklaringen door de officieren van het schip Loenderveen weegens de saak van den opperstuurman, Simon van Orliën, ter requisitie van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, voor gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie, in conformiteijt van het genomen besluijt op den 3e deeser maand verleend geworden, en dewijl gemelten opperstuurman daer bij met seer enorme saken beschuldigt word, ja onder anderen dat twee menschen, namentlijk den oppercuijper en een quartiermeester, soodanig door hem souden mishandelt zijn, dat sij daarvan menschelijker wijs gestorven wesende, in haar uijtterste nog wraak voor God over hem geroepen hebben, is denselven daarop in Raade binnen geroepen en dit door den Heer Gouverneur aan hem voorgestelt sijnde, daar beneevens afgevraagt wat hij teegens sulke ongehoorde aan hem te last gelegt wordende zaaken tot sijn verschooning wist in te brengen; waarop hij Van Orliën versogt copia van de stucken sijner beschuldiging te mogen hebben en tot aenstaende Vrijdag tijd om sig daar tegen te verantwoorden, dog dewijl dit afgeeven der stucken, als teegens stijl en gebruijk van regten weesende, nog niet heeft kunnen werden geaccordeert, is hem ter contrarie gelast bij het recolleeren en beedigen der verklaringen dat deesen agtermiddag te geschieden staat, sig na gewoonte te laaten vinden, als wanneer hij sijne beschuldigingen omstandiger sal kunnen hooren, en op dat men hem Van Orliën de maat vol mag meeten, is hem in de plaets van tot Vrijdag tot Saturdag naastkoomende tijd tot sijne verandwoordiging78 gegeven, als wanneer nader sal worden overwoogen wat in deese saak wijders sal dienen gedaan of gelaaten te werden; sullende inmiddels de verklaringen uijt de Saldanhabaaij weegens dikwilsgenoemden Van Orliën herwaerts gesonden, dewelke hier ter secretarije nog zijn berustende, insgelijx aan den Heer fiscaal worden ter handen gestelt, om sig daervan des noodig sijnde te kunnen bedienen.79
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.80
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 69-71.¶
Saturdag den {17330110} 10e Januarij 1733, voormiddags.
Alle present.
Den Raad als nu wederom expres vergadert sijnde om te sien welke verantwoording den opperstuurman van Loenderveen , Simon van Orlien, weegens de aan hem te last gelegd wordende saaken sal weeten in te brengen, sijn door denselven eenige verklaaringen door sommige soldaten van dat schip ter sijner requisitie verleend, overgegeven,81 met versoek dat die souden moogen beedigt werden, welke verklaringen geleesen en daaruijt onder andere dingen tot verschooning van hem opperstuurman ter needer gestelt, gebleeken weesende dat den schieman van dien bodem van veele gepleegde onordentelijkheeden beschuldigt word, en dat den oppermeester tot het geeven van seekere verklaring ten tijde van haar aanweesen in de Saldanhabaaij soude zijn gedwongen geworden, is naar gehoudene raadpleeging goedgevonden dat het gedaane versoek van gemelten opperstuurman Van Orliën noopende het beedigen der verklaringen sal worden geaccordeert dat het selve sal moeten geschieden ten overstaan van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, en in presentie van gedagten schieman en opperchirurgijn, op dat sijlieden sullen kunnen weeten wat daarbij ten haaren belange gesegd word; en dat wijders aan hem Van Orliën vrij word gesteld om nog soodanige andere verklaringen meer als hij ten sijnen voordeele sal kunnen krijgen, in te winnen en in selvervoegen te doen beedigen, sullende vervolgens ter naaste ordinaire vergadering, namentlijk aanstaende Dingsdag, nader over deese saak worden gedisponeert.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.82
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 72-78.¶
Dingsdag den {17330113} 13e Januarij 1733, voormiddags.
Alle present.
Wierd door den Heer Gouverneur ter lecture geproduceert seeker rapport door den opsiender der zijde cultuure alhier, Francois Guillaumet, aan Sijn Edele weegens dat werk in de volgende bewoordinge vervat sijnde, overgegeven:83
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinaris van Neederlands India, mitsgaders Gouverneur deeser plaetse etc. etc.
‘Wel Edele Gestrenge Heer,’
‘Den ondergeteekende, Francois Guillaumet, opsiender der zijde culture alhier, heeft de eer Uwe Wel Edele Gestr. weegens dat werk bij deesen te berigten, dat hij in den gepasseerden jare 1732 weederom hondert en thien ponden cocquons gewonnen heeft, waarvan tien ponden zijde sijn gekomen, en door hem omtrent drie quart pont eijertjes overgehouden. Maar dewijl den ondergeteekende de behandeling der zijde wurmen nu al seedert den jaare 1726 heeft gehad, en in dien tusschen tijd genoegsame kennis van deeses lands gesteltheijd bekoomen, als zijnde bij hem aan alle kanten doorgereijst geworden, en hij oversulx in staat gestelt om sijne gedagten op goede gronden diesweegens te kunnen uijtten, vind sig den ondergeteekende uijt dien hoofde daar beneevens verpligt Uwe Edele Gestr. noopens deese zaak verders voor te dragen dat het werk der zijde culture weijnig kan beschieten soo lang deese ingeseetenen de handen daar niet meede koomen aan te slaen, en dewijl sulx voor deselve op veele plaetsen ondoenelijk word gemaakt door dien de boomen aldaar onmoogelijk aan het groe[i]jen souden weesen te krijgen, en dat ook de meeste menschen daar deese swaarigheijd al geen plaets mogt hebben, hier landtwaards in soo slegt en bekrompen van huijsinge, en dat meest al onbesoldert, voorsien zijn, dat sij almeede geen de minste commoditeijt tot het aanqueecken der zijde wurmen souden hebben, en dat hier nog bij komt dat de weinige luijden die goede huijsen en bequaam land tot het planten van moerbesie boomen besitten, ook weijnig voordeel met dit werk siende te behaalen, geen lust of genegentheijd daartoe konnen krijgen, aangesien de onkosten van slaven als andersints die daarop souden moeten worden gehouden, uijt de daarvan koomende winsten bij lang na niet souden kunnen worden goedgemaekt, want onderstelt sijnde dat ijmand, als de moerbesie boomen begonnen groot te worden, waarmeede egter voor eerst eenige jaaren souden moeten heenloopen, eens eenhondert ponden cocquons of wat meer in het jaar quam te winnen, en dat door de E. Compa. een halve gulden voor het pond gegeven wierd, soo soude dan sijn gantsche winst vijftig guldens opwerpen; soo dat al het selve wel overwoogen weesende, den ondergeteekende van gedagten zijn dat met de zijde culture in dit land weijnig of niets ten voordeele der E. Compa. of van deese ingeseetenen kan worden uijtgerigt.’
’- - - (Was geteekent) F. Guilliaume. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 10e Januarij 1733.’
Het welk met aandagt geleesen en dies inhoude wel overwoogen sijnde, heeft men ten meesten dienste der E. Compa. goedgevonden dat het selve bij eerste geleegentheijd in copia na het vaderland sal worden overgesonden, en dat dewijl de daar bij aangehaalde reedenen waarom de zijde culture ter deeser plaetse nog tot voordeel onser Heeren en Meesteren nog van deese ingeseetenen kan gedijen, volkomen met de waarheijd worden bevonden over een te koomen, Haar Wel Edele Hoog Agtbe. ordre met eenen eerbiediglijk sal werden versogt wat sij daar omtrent als nu verders in het vervolg sullen gelieven gedaan of gelaten te hebben.
Voorts is ten gedanen versoeke van den burger Andries Melet84 aan hem geaccordeert om seekere sijn slave jonge, genaemt Fortuijn van Rio de la Goa, dewelke over sijne gepleegde misdaden door den Raad van Justitie deeses Gouvernements op den 27e der gepasseerde maand December gecondemneert is om, door den scherpregter gegeeselt sijnde, voor den tijd van vijf jaaren in de ketting aan ‘s Comps. gemeene werken te arbeijden, en dan sijn meester weederom thuijs gesonden te werden,85 voor de daarop gevallene kosten aan d’ E. Compa. in eijgendom te mogen overgeeven.
En dewijl men vast stelt dat door de regeering van Ceijlon bij haaren naest met de van daar verwagt wordende scheepen te doenen eijsch weeder eenige tarw van hier versogt sal worden, is op de voorstelling van den Heer Gouverneur gearresteert ende beslooten dat om Haar Edele te beeter van nieuw deugdsaam graan bij tijts te gerieven, in het aanweesend schip Loenderveen agt lasten deesen jaare geougste tarw sullen werden afgescheept en bij voorraad derwaarts versonden, ter consideratie dien boodem, nog veele sieken en swak volk hebbende, daarom in het minste niet sal behoeven te worden opgehouden.
Ook is ter gedane propositie van den Heer Gouverneur van noodsakelijkheijd gevonden en vastgestelt dat de negentien man dewelke op de pont bij de Engelsche duijkers moeten worden geemplojeert, voortaan het gewoone maandelijx rantsoen in de plaets van costgeld sullen genieten, ten aansien sijlieden, somtijts eenige dagen over nagt en dag bij dat werk moetende uijtblijven, andersints, mits geen geleegentheijd hebbende om eeten te kunnen koopen, gebrek souden moeten lijden, het geen door dit middel kan werden voorgekoomen en met eenen besorgt dat sij dus, haar eijgen pot kookende, te beeter aan den arbeijd en bij den anderen sullen kunnen worden gehouden; sijnde wijders tot het houden der aanteijkeningen bij de visserij der gemelte Engelsschen gecommitteert geworden den adsistent, Jacob van Leijden,86 om sig geduurig ten selven eijnde daarbij present te laaten vinden.
Laastelijk sijn nu weeder geleesen de beeedigde verclaaringen betreffende de saak van den opperstuurman, Simon van Orliën, volgens het geene hiervan breeder bij resolutie van den 10e deeser maand vermelt word, door sommige van het scheepsvolk van Loenderveen ter sijner requisitie verleent; en dewijl door den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, daar beneevens te kennen gegeven wierd dat gedagte Van Orliën bij het recolleeren derselver versoek hadde gedaan dat de geene die teegens hem verclaart hebben nu ook nogmaals mogten worden gehoort, of sij dien aengaende tot sijn nadeel te samen niet hebben opgestemt, heeft men goedgedagt sulx te laaten geschieden; en wijders dat wel gemelten Heer fiscaal ondertusschen nog nadere informatien sal neemen weegens de saaken die aan hem Van Orliën, principaal weegens den gestorvenen oppercuijper en quartiermeester, Aagt Pietersz Breet, worden te last gelegt.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.87
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 79-85.¶
Maandag den {17330119} 19e Januarij 1733, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Navolgens het geene aan den opperstuurman van Loenderveen . Simon van Orliën, bij resolutie van den 13e deeser maand ten sijnen versoeke geaccordeert is alle de daarop bescheijdene persoonen die teegens hem hebben geattesteert nader, en dat wel op articulen door hem Van Orliën ten dien eijnde opgestelt en overgegeven, voor gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements ten overstaan van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, gehoort, en daaruijt gebleeken sijnde dat sij gesamentlijk bij haare bevoorens verleende verklaringen blijven persisteeren, en dat ër geene opstemmingen ten quade om gemelten opperstuurman te bederven, soo als hij voorgegeven heeft, onder haarlieden sijn geweest, is naar lecture der gedagte articulen en de daarop gegevene responsiven, dewelke alle, uijtgenomen die van den schieman, Abraham du Bois, met eede bevestigt sijn, mitsgrs. ook van een nader verklaring door den jong mattroos, Christiaen Lamberts, ter requisitie van den Heer fiscaal verleend weegens het mishandelen van den oppercuijper, Paulus Strijdbeek, door hem Van Orliën, waarbij niemand als deesen Christiaen Lamberts en den constapel, Jacob van der Hoef, die sulx ook verklaert heeft, sijn present geweest, den oppermeester van gedagte schip Loenderveen , Laurens Ekelboom, op ordere van den Heer Gouverneur binnen geroepen, welkers journaal betreffende de siekte en het overlijden van geciteerden oppercuijper en den quartiermeester, Aagt Pietersz Breet, nagelesen weesende, heeft men de saaken daarbij niet alleen met veele beswaarende omstandigheeden voor hem Van Orliën ter needer gestelt gevonden, maar ook nog verscheijde andere passagien van sieke en overleedene menschen dewelke door denselven opperstuurman niet weijniger mishandelt souden zijn, weshalven hij Van Orliën, na dat den oppermeester weederom buijten gegaen was, insgelijx ter vergaderinge binnen geroepen is, en aan hem door den Heer Gouverneur afgevraegt of hij nog eenige zaaken behalven de reets door hem overgelegde verklaaringen tot sijn verschooning wist in te brengen, waartoe hem nu immers tijts genoeg is gegeven geweest; op het welke hij niet anders heeft geantwoord als onschuldig te zijn, volhardende met alles wat aan hem te last gelegt word, hoe notoir ook, assurant te ontkennen; invoegen men na aandagtige overweeging van het geene wat hier omtrent soude hebben kunnen in aanmerking genoomen werden, insiende dat soodanigen persoon met geen gerustheijd en niet anders dan tot het grootste gevaar van ‘s Comps. kostelijken boodem en de daerop bescheijdene zielen, langer op denselven kan worden vertrouwt of aan hem het minste gebied gelaaten, voor den meesten dienst der E. Compa. en om anderen een exempel te geeven, goedgevonden en vastgestelt dat dikwilsgemelten opperstuurman Van Orliën hier aan land sal worden geligt, ten eijnde door den Heer fiscael independent actie teegens hem geinstitueert en na regten geprocedeert sal kunnen werden;88 gelijk meede den schieman Du Bois, die van groote gepleegde brutaliteijten en godslasterlijke woorden gesprooken te hebben, bij de verklaringen door hem Van Orliën ingewonnen, beschuldigt word, ten selven eijnde hier sal moeten verblijven,89 beijde met stilstand van gagie van heeden af te reekenen.90
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.91
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. v. D HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 86-104.¶
Dingsdag den {17330127} 27e Januarij 1733, voormiddags.
Alle present.
Door den ondercoopman, Jacob Cornelis van der Sluijs, als nu wederom bij requeste te kennen gegeven zijnde dat desselfs huijsvrouw, Anna Bartha Blom, voor omtrent drie weeken geleeden in de kraam zijnde komen te bevallen, overzulx binnen wijnige daagen in staad zal zijn zig op zee te kunnen begeeven, met bijgevoegd versoek dat aan hem mogt werden gepermitteert om benevens zijne familie met het aanweesend provisieschip Langeroode na Batavia te vertrecken,92 heeft men na gehoudene deliberatie goedgevonden zulx te accordeeren.93
Laastelijk zijn geresumeert de jaarlijxe reecqeningen der arme penningen van de Caab, Stellenbosch en Drakensteijn , zijnde van den hier onder uijtgedrukten inhoud:
‘
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaad in 't volgende, te weeten: | ||
1732 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ154,426:12:08 | |
In dit jaar bijgecoomen: | ||
Aan aalmoes[s]en | ƒ3,933:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ636:-:- | |
Aan interesten | ƒ6,403:16:04 | |
Aan armbossen | ƒ476:11:04 | |
Aan testamentaire en liberaale giften | ƒ340:-:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ530:-:- | |
Aan vonnissen | ƒ48:15:- | ƒ12,368:02:08 |
ƒ166,794:15:- | ||
Gaat af: | ||
Aan oncosten der armen | ƒ4,140:05:- | |
Aan oncosten der kerk | ƒ760:15:- | ƒ4,901:-:- |
Rest ulto. December 1732 | ||
Bestaande in de volgende partheijen: | ƒ161,893:15 | |
Cassa over restant | ƒ9,424:18:12 | |
Aan obligatien, custingbrieven etc. | ƒ119,200:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ8,462:16:04 | ƒ137,087:15 |
Ornamenten tot de kerk | ƒ1,374:07:08 | |
Huijsen over bouwstoffen | ƒ11,431:12:08 | |
De diaconij van Drakensteijn in leening | ƒ8,000:-:- | |
De diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4,000:-:- | ƒ24,806:-:- |
Adij ultmo. December 1732 somma | ƒ161,893:15:- |
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaad in 't volgende, te weeten: | ||
1732 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ154,426:12:08 | |
In dit jaar bijgecoomen: | ||
Aan aalmoes[s]en | ƒ3,933:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ636:-:- | |
Aan interesten | ƒ6,403:16:04 | |
Aan armbossen | ƒ476:11:04 | |
Aan testamentaire en liberaale giften | ƒ340:-:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ530:-:- | |
Aan vonnissen | ƒ48:15:- | ƒ12,368:02:08 |
ƒ166,794:15:- | ||
Gaat af: | ||
Aan oncosten der armen | ƒ4,140:05:- | |
Aan oncosten der kerk | ƒ760:15:- | ƒ4,901:-:- |
Rest ulto. December 1732 | ||
Bestaande in de volgende partheijen: | ƒ161,893:15 | |
Cassa over restant | ƒ9,424:18:12 | |
Aan obligatien, custingbrieven etc. | ƒ119,200:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ8,462:16:04 | ƒ137,087:15 |
Ornamenten tot de kerk | ƒ1,374:07:08 | |
Huijsen over bouwstoffen | ƒ11,431:12:08 | |
De diaconij van Drakensteijn in leening | ƒ8,000:-:- | |
De diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4,000:-:- | ƒ24,806:-:- |
Adij ultmo. December 1732 somma | ƒ161,893:15:- |
‘(Onderstont) Aldus nagesien en bevonden in kerkenraade aan Cabo de Goede Hoop in ‘t bijweesen van mij ondergetekende, deesen 13e Januarij 1733. (Was getekent) A. v. Kervel.’
‘
Cassa reekening der armen gelde zoo bevonden is op ultmo. December 1732. | |||
Debet | Credit | ||
Bij 't sluijten der voorige jaarige reecquening is in cassa per restant gebleeven | ƒ767:04 | Uijtgegeven aan alimentatie en diverse benodigtheden etc | ƒ1,189:04 |
Onder den godsdienst in 't jaar 1732 ontfangen | ƒ550:06 | Per memorie word aangetekent dat kerkenraade van Haar Eerw. de K. kerkenraade aan Cabo ter leen ontfangen hebben een zomma van | ƒ4,000:- |
Nog weegens verloopene intressen, giften en kerkelijke geregtigheeden | ƒ1,508:04 | Insgelijx van Haar Eerw. de K. kerkenraade aan Drakensteijn meede ter leen ontfangen tegen een intrest van 3 ten hondert in't jaar | ƒ1,000:- |
ƒ2,825:14 | ƒ5,000:- | ||
Uijtgaaf hiervan afgetrocken | ƒ1,189:04 | ||
Zoo resteert in cassa aan contanten | ƒ1,636:10 | ||
Aan uijtstaande penningen volgens obligatien | ƒ5,400:- | ||
Nog wegens verscheene intressen | ƒ339:12 | ||
De kerkelijke ornamenten | ƒ201:10 | ||
ƒ7,577:12 | |||
Het nevenstaande hiervan afgetrocken | ƒ5,496:07 | ||
Zoo resteert nog 't capitaal der armen | ƒ2,081:05 |
Cassa reekening der armen gelde zoo bevonden is op ultmo. December 1732. | |||
Debet | Credit | ||
Bij 't sluijten der voorige jaarige reecquening is in cassa per restant gebleeven | ƒ767:04 | Uijtgegeven aan alimentatie en diverse benodigtheden etc | ƒ1,189:04 |
Onder den godsdienst in 't jaar 1732 ontfangen | ƒ550:06 | Per memorie word aangetekent dat kerkenraade van Haar Eerw. de K. kerkenraade aan Cabo ter leen ontfangen hebben een zomma van | ƒ4,000:- |
Nog weegens verloopene intressen, giften en kerkelijke geregtigheeden | ƒ1,508:04 | Insgelijx van Haar Eerw. de K. kerkenraade aan Drakensteijn meede ter leen ontfangen tegen een intrest van 3 ten hondert in't jaar | ƒ1,000:- |
ƒ2,825:14 | ƒ5,000:- | ||
Uijtgaaf hiervan afgetrocken | ƒ1,189:04 | ||
Zoo resteert in cassa aan contanten | ƒ1,636:10 | ||
Aan uijtstaande penningen volgens obligatien | ƒ5,400:- | ||
Nog wegens verscheene intressen | ƒ339:12 | ||
De kerkelijke ornamenten | ƒ201:10 | ||
ƒ7,577:12 | |||
Het nevenstaande hiervan afgetrocken | ƒ5,496:07 | ||
Zoo resteert nog 't capitaal der armen | ƒ2,081:05 |
‘(Onderstont) Aldus gedaan en nagesien in kerkelijke vergadering aan Stellenbosch ,actumden 11e Januarij 1733. (Was getekent) Jan Nel, Jan Valk, Jacob Cloete.’
‘
Reekening der arme gelde op Drakensteijn zoo als bevonden is 1e Januarij 1733. | ||
Pr. Januarij 1732 contant in cassa | ƒ4,604:04 | |
Waarbij gecoomen is in 't selve jaar aan: | ||
Aalmoes[s]en onder den godsdienst | ƒ807:03 | |
Uijt de armebos | ƒ105:- | |
Testamentaire en milde giften | ƒ120:- | |
Verscheenen intresten | ƒ445:08 | |
Kerkhofs geregtigheijd in 't verhuuren van dootkleet en baar | ƒ153:- | |
Aan afgelegde obligatien | ƒ300:- | ƒ1,930:11 |
Uijtgaaf des jaars 1732 aan: | ƒ6,534:15 | |
De coster een jaar gagie tot ultmo. December 1732 | ƒ36:- | |
Voor 't repareeren en verdere benodigthedens tot d' kerk | ƒ157:08 | |
Per arme gifte | ƒ192:06 | |
Aan scheepenkennisse | ƒ3,000:- | ƒ3,385:14 |
Resteer[t] derhalven voor 't jaar 1733 contant in cassa | ƒ3,149:01 | |
Aan obligatien en scheepenkennisse | ƒ14,400:- | |
Aan intreste verscheenen uitmo. December 1732 | ƒ775:- | |
Totalle zomma | ƒ18,324:01 | |
Item: Worden alhier alleen per memorie opgebragt eenige ornamente en materialen tot de kerk behoorende die dagelijx gebruijkt worden en versleijting onderworpen zijnde, tot geen somma kunne gebragt werden. | ||
De principaalste daarvan zijn een silvere doop becke, twee do. bordens, twee dito bekers en twee bortjes, de waarde van | ƒ475:- | |
Hier tegens is deese diaconij debet aan de diaconij van de Caap de Goede Hoop wegens sonder intreste geleende penningen een somma van agt duijsent guldens, Caabse valuatie | ƒ8,000:- |
Reekening der arme gelde op Drakensteijn zoo als bevonden is 1e Januarij 1733. | ||
Pr. Januarij 1732 contant in cassa | ƒ4,604:04 | |
Waarbij gecoomen is in 't selve jaar aan: | ||
Aalmoes[s]en onder den godsdienst | ƒ807:03 | |
Uijt de armebos | ƒ105:- | |
Testamentaire en milde giften | ƒ120:- | |
Verscheenen intresten | ƒ445:08 | |
Kerkhofs geregtigheijd in 't verhuuren van dootkleet en baar | ƒ153:- | |
Aan afgelegde obligatien | ƒ300:- | ƒ1,930:11 |
Uijtgaaf des jaars 1732 aan: | ƒ6,534:15 | |
De coster een jaar gagie tot ultmo. December 1732 | ƒ36:- | |
Voor 't repareeren en verdere benodigthedens tot d' kerk | ƒ157:08 | |
Per arme gifte | ƒ192:06 | |
Aan scheepenkennisse | ƒ3,000:- | ƒ3,385:14 |
Resteer[t] derhalven voor 't jaar 1733 contant in cassa | ƒ3,149:01 | |
Aan obligatien en scheepenkennisse | ƒ14,400:- | |
Aan intreste verscheenen uitmo. December 1732 | ƒ775:- | |
Totalle zomma | ƒ18,324:01 | |
Item: Worden alhier alleen per memorie opgebragt eenige ornamente en materialen tot de kerk behoorende die dagelijx gebruijkt worden en versleijting onderworpen zijnde, tot geen somma kunne gebragt werden. | ||
De principaalste daarvan zijn een silvere doop becke, twee do. bordens, twee dito bekers en twee bortjes, de waarde van | ƒ475:- | |
Hier tegens is deese diaconij debet aan de diaconij van de Caap de Goede Hoop wegens sonder intreste geleende penningen een somma van agt duijsent guldens, Caabse valuatie | ƒ8,000:- |
‘(Onderstont) Aldus gerekent en nagesien in vollen kerkenraade, Drakensteijn den 4e Januarij 1733. (Was getekent) J. W. Hertsogenrath, Hs. Bosman, Pieter de Villiers, Chaerle Marais, de oude, Charle Marais, Jacob de Villiers, Stevanes du Toit, Jacobus Hugo, David d’ Villiers, Jan Blignaut.’
Omtrent welke verstaan is dat deselve volgens jaarelijx gebruijk in copia na het vaderland zullen worden overgezonden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.94
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 105-107.¶
Donderdag den {17330205} 5e Februarij 1733, voormiddags.
Alle present.95
En is bij geleegentheijd van ‘t resumeeren en teijkenen van den brief dewelke met het provisieschip Langerode aan Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren der Hooge Indische Regeering staat af te gaan,96 op de propositie van den Heer Gouverneur insgelijx goedgevonden dat vermits ër huijden morgen van den Leeuwencop en het Robben Eijland weederom zeijnschooten sijn gedaan, het gem. schip Langerode nog een dag, twee â drie alhier sal werden opgehouden, ten eijnde men aan welgem. Haar Hoog Edelens de aankomst ter deeser rheede van ‘t commandeursschip Loosdregt , dat gehoopt word voor de wal te zijn, of wel van andere ‘s Comps. boodems die het dan souden mogen weesen, daarmeede nog sal kunnen bedeelen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorschreeve.97
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 108-117.¶
Woensdag den {17330211} 11e Februarij 1733, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Op het gedaane versoek van den Heer out Raad Extraordinairis van India, Mr. Hendrik van Baarle,98 dat de hier zijnde vroedvrouw, Helena Finje, ten dienst zijner swangere huijsvrouw met hem na het vaderland mogt vertrecken, is zulx door den Heer Gouverneur ter vergadering voorgedraagen en daar benevens te kennen gegeven zijnde dat gemelte Helena Finje dit selfde versoek insgelijx gedaan heeft, aan Zijn Edele geaccordeert geworden.
Vorders door burgerraaden deeser plaatse bij request versogt weesende dat ten aansien een van de roeden der burger coornwindmoolen is coomen te breeken, deese Regeering derhalven van die goedheijd geliefden te zijn twee moolen roeden, lang 82 voet Rijnlandse maat, mitsgrs. 14 en 16 dm. dik, ten haaren behoeve inkoopsprijs uijt het vaderland te petitioneeren,99 is daarop goedgevonden dat deselve moolen roeden op den eerst af te gaanen eijsch zullen geplaatst, en dat daar en boven bij ons schrijvens eerbiediglijk aan onse Heeren en Meesteren versogt zal werden hierop in der tijd een gunstige reflexie te willen neemen.
Ook is op het ingediende versoekschrift van den geweesen fabricq tot Batavia, Anthonij Willem van Sorgen,100 van ‘t schip Midio door indispositie in den voorledenen jaare ter deeser plaatse verbleeven, aan hem gepermitteert om benevens zijn dogtertje (desselfs huijsvrouw alhier overleeden zijnde) met een der aanweesende retourscheepen na het vaderland te mogen overvaaren; gelijk zulx meede is toegestaan aan Johanna Keijser,101 wed. van den baas wagenmaker, Joris Loentjes,102 mits dat door deese laatste het daartoe staande transport en costgeld alvorens in ‘s Comps. cassa betaald sal weesen.
Sijnde wijders ten versoeke van den burger Gidion Corteljack,103 dat in zijn faveur aan onse Heeren en Meesteren mogt worden geschreeven om onder betaling van behoorlijk transport en costgeld permissie van overvaart na deese plaats voor desselfs huijsvrouw, Johanna Sophia Dorothea de Wagenaar,104 wonende tot Amsterdam , te optineeren, insgelijx beslooten en vastgesteld dat men het selve, ter consideratie van zijn goed gedrag, en dat vertrouwt word dat hij gem. zijne huijsvrouw alhier ordentelijk zal kunnen mainteneeren, bij eerste gelegentheijd favorabel aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. zal voordragen.
Waarna ter vergadering verscheen den ondercoopman en negotie overdraager, Abraham Decker, dewelke uijt naame van den hier gebannen Ternataansen 105 prins, Ketees Malocco, versoek quam te doen dat aan hem mogt werden geaccordeert om zijne drie kinderen, met naame Amel, Talie en Adel, door hem Ketees Malocco bij desselfs slavin, Rosette van Ceijlon, ter deeser plaatse geteelt, in vrijdom te mogen stellen, op dat zij na zyn overleijden, alzoo hij oud en siekelijk word, in geen slaverneij mogten blijven of vervallen, over het welke geraadpleegt zijnde, is goedgevonden dat men dit bij deesen ter memorie sal noteeren, en is gem. ondercoopman Decker, bij wien twee deeser kinderen van den Ternataanssen prins, Ketees Malocco, en het derde bij de wed. Thibault106 zijn woonende, verders aangesegt dat hij hem kan waarschouwen zorge te draagen dat deselve kinderen bij zijne uijtterste dispositie vrij worden verclaart en zoo het hem goeddunkt erfgenaamen gemaakt van het geene hij zal coomen na te laten, op dat het dies te klaarder blijkt dat hij haarlieden voor zijne kinderen komt te erkennen, en dat overzulx deselve niet als slaven kunnen gehouden of aangemerkt werden.
Vervolgens is nog toegestaan dat de naargen. leyfeijgenen na het Patria van hier zullen mogen werden meede genoomen, mits dat het gewoonelijk transport en cost geld voor deselve na de ordre der E. Comp. voor de heen en weder rheijse in ‘s Comps. cassa zal weesen voldaan, namentlijk aan den Edelen Agtb. Heer Cornelis Hasselaar een jonge gent. Patiencie van Balij, aan den Heer oppercoopman en afgegaane administrateur der medicinaale winkel des Casteels Batavia, Adriaan de Labarre, een jonge gent. Pedro van Couchin, aan den oud coopman Jacob Willink Meures een slavin gent. Sara van Batavia, aan schipper Michiel van Markel een jonge gent. Isacq van Bengalen, aan Adriana Henrietta van Marken, huijsvrouw van Pieter Heemskerk, twee slavinnen, gent. Roselijn van Bougis en Anthonia van Java, aan Helena Rembrants,107 wed. Dirck Smuijser, een slaaf genaamt Doepa van Turatja.
Soo als laastelijk ook de volgende landerijen in erfpagt tegens 4 schellingen ider morgen in het jaar zijn uijtgegeven, zullende den datum van de daarvan te verleenen erfpagtbrieven al meede op pmo. September des voorleeden jaars werden gesteld en van dien tijd af ingaan, op dat (zoo als dit bij voorige resolutien te meermalen is uytgedrukt) een effen reecquening bij de negotie boeken en den cassier zal kunnen worden gehouden, te weeten onder ‘t district van Stellenbosch : aan Jan Nel 11 morgen 530 roeden bij zijn plaats gent. Rustenburg ,108 aan de wed. Harmanus van Brakel109 8 morgen 28 roeden bij haar plaats gent. Brakelsdal ,110 aan Dirk Uijs111 11 morgen 30 roeden bij zijn plaats gent. de Groote Zalze ,112 aan Hendrik Pretorius113 19 morgen 521 roeden bij desselfs plaats gent. Rustenburg , aan Izaacq Nel114 13 morgen 340 roeden bij zyn plaats gent. Vreedenburg ,115 aan Adriaan Nel116 14 morgen 100 roeden bij zijn plaats gent. d’ Berg China , aan Gerrit Romont 10 morgen 82 roeden bij zijn plaats genaamt Helderenberg , aan Barend Vlotman117 29 morgen 464 roeden bij zijn plaats gent. Gedult ,118 aan Willem Pas 25 morgen 467 roeden bij zijn plaats gent. d’ Voogelsang ,119 aan Claas Jansz Hofland120 8 morgen 120 roeden bij zijn plaats genaamt Vergenoegt ,121 aan Willem Rubeek122 13 morgen 425 roeden bij zijn plaats gent. Spijer ,123 aan Jan le Roux124 7 morgen 552 roeden bij zijn plaats gent. ‘t Welgevallen , aan de wed. Van der Lith125 10 morgen 80 roeden bij haar plaats genaamt Coelenhof , aan Sijmon Plooij126 13 morgen 46 roeden bij zijn plaats gent. Cromme Rhee ,127 aan Jan Valk 18 morgen 387 roeden bij zijn plaats gent. Elsenburg ,128 aan Christoffel Groenewald129 11 morgen 262 roeden bij zijn plaats genaamt Groenenhof ;130 onder ‘t district van Drakensteijn : aan Andries Grové 5 morgen 240 roeden bij zijn plaats gent. Stellengift ,131 aan denselven 3 morgen 412 roeden bij gem. plaats Stellengift , aan de wed. Pieter van der Bijl132 3 morgen 411 roeden bij haar plaats gent. Babilonise Thoorn ,133 aan Jacob Coetzer 20 morgen 255 roeden bij zijn plaats gent. de Schinderkuijl , aan Dirk Coetzee134 17 morgen 325 roeden bij zyn plaats gent. d’ Lange Valleij ,135 aan Jacob Villiers,136 d’ oude, 40 morgen bij zijn plaats gent. Le[e]uwendans , aan Theunis Botha 10 morgen 557 roeden bij zijn plaats gent. Brandenburg .
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.137
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 118-124.¶
Woensdag den {17330218} 18e Februarij 1733, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinairis van India en Gouverneur deeser plaatse etc., d’ Heer Cornelis Oterlijk, commandeur der presente retourvloot, d’ Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, den E. Leonardus de Rijke, vice commandeur, den Heer Mr. Daniel van den Henghel, fiscaal independent alhier, den E. Samuel Hobbesteijn van Leuwen,138 schout bij nagt, d’ Heer Jan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Michiel van Markel, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Joachim Gallouw,139 den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Izacq Brandenburg, den E. Christoffel Brand, den E. schipper Willem van Ginckel, den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Willem Vroom, den E. schipper Huijg Goedhart, den E. schipper Bastiaan Mol, den E. schipper Hendrik Perfect, den E. fiscaal der retourvloot, Mr. Jacobus van Haaften.
Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geven dat Zijn Edele deese vergadering principaal hadde doen beleggen om aan de presente vlag en andere officieren van de vloot te kunnen voorstellen en afvraagen hoedanig het met haare onderhebbende bodems gesteld is, en of zijlieden, als zijnde van alle de vereijschte benodigtheeden nevens de gewoonelijke versche potspijs voor de Patriaasse140 rheijs na behooren voorsien geworden, zig niet in staad bevinden deselve met gerustheijd te kunnen onderneemen, of dat aan imand nog iets komt te ontbreeken waardoor zulx zoude kunnen verhindert of vertraagt werden, en wijders dewijl den tijd door onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren tot het vertrek deeser vloot beraamt, sterk op handen begint te schieten, om den dag daartoe te kunnen vaststellen, ten eijnde een igelijk zijne zaaken hierna zal kunnen reguleeren en maaken klaar te zijn op den tijd dewelke tot reijsvordering zal worden bepaald; waarop door den Heer commandeur en vervolgens door de verdere opperhoofden van de vlood betuijgt zijnde dat aan niemand iets meer komt te mancqueeren, dat zij van alles tot genoegen zijn voorsien en zig ook ten vollen in staad bevinden de rheijs zonder eenige swarigheijd na het vaderland te kunnen onderneemen, is verders ten opsigte van het vertrek der vloot in opmerking genoomen het gedaane berigt der overheeden van ‘t schip Beekvlied , dewelke mits becoomene schaade door ‘t aan boord raaken met Gaasperdam veroorsaakt, na Batavia hebbende moeten te rug keeren, vervolgens op den 15e December passo. uijt de Straad Zunda 141 zijn in zee geraakt, namentlijk dat zij de seven retourscheepen der tweede bezending onder den derden hoek van Bantam zijn gepasseert, waaruijt, dewijl dien bodem reets dertien daagen is hier geweest, te hoopen zijnde dat deselve in ‘t kort ter deeser rheede zullen coomen op te daagen, heeft men derhalven ten meesten dienste der E. Comp. best geoordeelt vast te moeten stellen dat de presente retourvloot op den 4e der aanstaande maand Maart zal worden gemonstert en gedepescheert, om vervolgens onder Godes zeegen des anderendaags van hier te kunnen voortstevenen, in hoop en verwagting dat de retourscheepen der tweede bezending inmiddels aan dit Gouvernement verscheijnende, nog met deselve vloot gecombineert na het vaderland zullen kunnen worden voortgezonden, en dat deese kostelijke bodems aldaar gezamentlijk behouden en met voorspoed zullen mogen aanlanden.
Waarna door den Heer Gouverneur gevraagt wordende of imand nog iets hadde voor te draagen, is daarop door den schipper van het freguat Westvriesland , Hendrik Perfeckt, versogt geworden dat hij op ‘t schip Steenhoven mogt worden geplaatst en gechangeert tegens Willem Vroom, die daarop alhier tot schipper in steede van den overleedene Hendrik van der Grippe is aangesteld, welk versoek door de vlaggeluijden van de vloot ondersteund, en daar benevens aangemerkt zijnde dat gedagte Perfect d’ E. Comp. nu al eenigen tijd als schipper heeft gedient, en dat daar en tegen gem. Vroom, schoon op zijne bequaamheijd en zeemanschap niets in het minste te zeggen valt, nooijt een schip uijt of thuijs gebragt, maar in tegendeel de qualiteijt van opperstuurman door naarstigheijd en desselfs goed gedrag in India heeft verkreegen, is uijt dien hoofde best gedagt het versoek van schipper Perfect en der vlaggeluijden te accordeeren, en dat hij gevolglijk in die qualitijt op Steenhoven , mitsgrs. schipper Vroom op Westvriesland geplaatst en zij tegens malkanderen zullen gechangeert werden, zullende de verandwoording van de inlading, provisie enz. deeser bodems na de ordre der E. Comp. aan haarlieden wederseijts door expresse gecommitteerdens worden overgegeven, waartoe door den Heer Gouverneur benoemt zyn de schippers Ezacq Brandenburg en Bastiaan Mol, om zulx ten overstaan van den equipagiemeester deeses Gouvernements, Jacobus Möller, ordentelijk te verrigten.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.142
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] CS. OTERLIJK.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] LEONARDUS DE RIJKE. 1733.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] SAMUEL HOPPESTEYN VAN LEUWEN.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] MICHL. VAN MARKEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] JO. GAHLAUW.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] I. BRANDENBURG.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] W. V. GINCKEL.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
[Signed:] WM. VROOM.
[Signed:] HUIJG GOETHART.
[Signed:] BASTIAAN MOL.
[Signed:] HK. PERFECT.
[Signed:] J. V. HAEFTEN.
C. 91, pp. 125-129.¶
Maandag den {17330223} 23e Februarij 1733, voormiddags.
Alle tegenwoordig.
Bij resumptie der veel geachte brieven van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventienen, sub 30e Augustus en 18e October des voorleeden jaars,143 met het op den 19e deeser maand hier gearriveerde schip Berkenroode ontfangen, is ter gedaane propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat bij aldien door den gerelegeerden tot Stellenbosch woonende pangerang, Loring Passir, daarom versogt word, aan hem sal worden gepermitteert zijn verblijf hier aan de Caab te mogen coomen houden.
En dewijl bij het aan ons bedeelde extract der missive onder den 30e Augustus voormeld door hoogstgedagte Heeren Seventhienen aan den Heere Gouverneur Generaal en Raaden van India geschreeven,144 waartoe door Haar Wel Edele Hoog Agtb. bij den aan ons onder dien selfden datum geconsigneerden brief gerefereert word, uijtdruckelijk word ter neder gesteld gevonden dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. hunne ordres verleenen, alle de scheepen van de nieuwelijx in Spanjen opgeregte compagnie, om van daar direct na de Philippines te vaaren, het zij dat se tot Cadix dan wel in eenige andere zeehaven zouden mogen geequipeert zijn, die voorbij deese Caab in India verscheijnen of die zig verder als de Philippijnse Eijlanden zouden willen extendeeren, te neemen ende te confisqueeren; is derhalven dit wel en aandagtelijk in overweeging genomen zijnde, op het voorstel van den Heer Gouverneur ten meesten dienste der E. Comp. noodig geoordeelt en vastgesteld dat men de geeerde beveelen en interpretatie onser Heeren en Meesteren sal versoeken, of zoodanige scheepen hier ter rheede of ergens in de omheen leggende baaijen, het zij met voorbedagten wil of door toevallen en zeenood, gedreeven wordende, mogten aanlanden ofte vervallen koomen, als men de scheepsmagt daartoe aan handen heeft en zulx in ons vermogen is, ook zullen moogen genomen en ten behoeven der E. Comp. geconfisqueert werden, dan wel of het selve hier geen plaats kan vinden en dat men haar maar alleen, zoo als dit bij resolutie van den 14e November passo. provisioneel is gearresteert, zonder eenig genot van water en ververssing zal moeten afweijsen, of hoedanig anders hier omtrent zal dienen te werden gehandelt, op dat wij daarvan voorsien weesende, ons bij voorkomende gelegentheeden gerustelijk als eerlievende dienaaren van onsen pligt zullen kunnen quijten.
Ook is belangende het visiteeren der retourscheepen pligtschuldig goedgevonden dat men niet mancqueeren sal de zeer geachte ordre onser Heeren en Meesteren dienaangaande op te volgen, zullende om een begin daarvan te maaken, zorg worden gedraagen dat de met deese aanweesende retourbodems uijt dit Gouvernement repatrieerende perzoonen, geen andere goederen of meer canassers thee van hier meede neemen dan aan een igelijk van haar bij het aan ons toegezonden gedrukt regulament gepermitteert word,145 op welken voet daarmeede in het vervolg insgelijx met een naukeurige oplettentheijd zal worden voortgevaaren.
Terwijl laastelijk op de propositie van den Heer Gouverneur nog beslooten is dat 200 stux ruijterdeegens, onlangs geleeden voor de compagnie dragonders nieuwelijx in de buijten districten opgeregt, uijt het vaderland ontfangen, aan deselve inkoops prijs zullen worden afgegeven.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.146
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 91, pp. 130-133.¶
Sondag den {17330301} 1e Maart 1733, ‘s namiddags ten vier uuren. Extraordinaire vergadering.
Alle present.
Huijden morgen en in deesen agtermiddag van de retourscheepen der tweede besending, Stadwijk , Meijenberg , Cornelia ende Geertruijd , hier ter rheede sijnde koomen op te dagen, dewelke den eersten December jongstleeden van Batavia vertrocken en den 25e dier maand uijt Zundaas Engte in zee geraakt sijnde, kort na dato omtrent de Cocos Eijlanden 147 van haare mackers het Hof niet altijd Winter , Westcappelle en Maria Adriana sijn afgeraekt; wierd derhalven door den Heer Gouverneur te kennen gegeven dat Sijn Edele deese vergadering expresselijk hadde doen beleggen om dit aan de leeden des Raads te kunnen communiceeren, en met eenen daar benevens hoe hem door den equipagiemeester, Jacobus Möller, is gerapporteert geworden dat gemelte kielen seer wel gestelt zijn, uijtgenoomen dat ër eenige defecten aan de boegsprieten van Meijenberg ende Geertruijd sijn bevonden, invoegen de woelingen los gemaakt en ondersogt sal moeten werden of deselve van nieuwe boegsprieten sullen moeten worden voorsien, dan wel of sulx op een andere wijs sal kunnen worden verholpen; en dewijl hiertoe veel tijds sal worden vereijscht, en dat men bovensdien in een volstrekte onseekerheijd blijft wanneer de drie overige nog mancqueerende retourscheepen van de tweede besending alhier sullen koomen op te dagen, geliefden den Heer Gouverneur hierom in overweeging te geeven of het met den dienst onser Heeren en Meesteren soude kunnen worden geoordeelt over een te koomen dat men de presente retourvloot na de voorseijde reets gearriveerde vier scheepen en haare drie nog afweesig sijnde mackers, alsoo het niet welvoeggelijk schijnt dat deselve seeven scheepen van de tweede besending souden worden gesepareert, liet wagten, dan wel of het niet beeter en meer met ‘s Comps. intrest overeenkoomende soude zijn dat men de vloot onder Godes zeegen op den daartoe in gecombineerde vergadering van den 18e der gepasseerde maand Februarij vastgestelden tijd, sonder langer vertoef deede reijsvorderen; over het welke met aandagt geraatpleegt en in aanmerking sijnde genoomen dat ër ten minsten een dag of agt sal moeten heen loopen eer de boegsprieten van Meijenberg ende Geertruijd , schoon deselve al van geen nieuwe moeten worden voorsien, met het opleggen van wangen als andersints sullen kunnen werden verholpen, mitsgrs. ook dat men dan nog geen de minste seekerheijd heeft of haare mackers inmiddels hier ter rheede wel sullen koomen aan te landen, en of sij daar en booven geen gebreeken sullen hebben waardoor derselver vertrek soude worden verhindert of vertraagt, is uijt dien hoofde met ‘s Comps. meesten dienst en intrest gevonden te convenieren dat de vloot niet sal worden opgehouden, maar dat men deselve in teegendeel sonder na de retourscheepen der tweede besending te wagten, op den 5e deeser maand volgens het genoomen besluijt in gecombineerde vergadering onder Godes zeegen haare reijs na de havenen onses lieven vaderlands sal laaten voortsetten, in hoop en verwagting dat sulx niet onbehaaggelijk148 aan onse Heeren en Meesteren sal moogen te vooren koomen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.149
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
## Footnotes
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 771-773. ↩
-
Die Filippyne is die noordoostelikste eilandgroep van die Oos-Indiese Argipel en bestaan uit meer as 1 000 eilande. Dit is in 1521 deur Magellaan se vloot ontdek en in 1568 is ‘n Spaanse nedersetting daar gestig. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 809 en A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart 33. ↩
-
Afskrifte van die vredesverdrae tussen Nederland en Spanje wat op 30.1.1648 te Munster en op 26.6.1714 te Utrecht gesluit is, kan gevind word in C.133,Bijlagen, 1732, pp. 345-412. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 775-776, 779-781, 783-785, 787-789, 791, 795-797, 799-800, 803-805, 807-849, 851-852, 855-857, 859-876 en 879-881. ↩
-
In die H.K. verbeter na “al”. ↩
-
Volgens die kladnotule het die raad ook aan Jan Uijltjes van Laar ‘n vrybrief verleen. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 320. ↩
-
Sien C.483,Inkomende Secreet Briefboek aangaande de Oostindische Saken, 1723-1732, pp. 101-102. ↩
-
Sien C.483,Inkomende Secreet Briefboek aangaande de Oostindische Saken, 1723-1732, pp. 105-110. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 891-902. ↩
-
Tranquebar , ‘n hawestad op die kus van Koromandel , is in 1616 deur die raja van Tandzjaoer aan Denemarke verkoop. In 1845 het die Dene dit weer aan die Engelse verkoop. Sien Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 1086. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.l 13,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 320-321. ↩
-
Die Politieke Raad het op 20.11.1732 ook vergader om ‘n nuwe aanstelling op die skip Bethlehem te doen. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 321. ↩
-
Ds. Salamon van Echten is in 1706 in Haarlem gebore. Na voltooiing van sy studies te Groningen en Leiden , stel hy hom in 1728 beroepbaar. Die Klassis Amsterdam stuur hom in 1732 as predikant na die Kaap en hy en sy vrou, Jacobina Geerards, kom op 17.11.1732 met Karsenhof in Tafelbaai aan. In 1754 keer hy na Nederland terug en stel hom vir die Indiese kerk beroepbaar. In 1754 vertrek hy na die Ooste en word in 1755 as predikant na Malakka gestuur. In 1764 ontvang hy sy emeritaat en vestig hom in Batavia, waar hy in Augustus 1771 oorlede is. Sy instruksies, wat hy op 10.4.1732 in Amsterdam onderteken het, kan gevind word in C.133,Bijlagen, 1732, pp. 421-428. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Elisabeth , Huijs den Eult en Karsenhof bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 295-297. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729- 1732, pp. 527-529. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 567-568, 571-572 en 575-577. ↩
-
Johannes Mulder van Rotterdam kom in 1682 as soldaat na die Kaap en word aangestel as winkelier. In 1684 word hy weens onbevoegdheid van daardie pos onthef, maar in 1685 word hy die eerste landdros van Stellenbosch . Op 12.6.1691 word hy ‘n vryburger en vestig hom op sy plaas, Sorgvliet . In 1712 is hy weer vir ‘n tyd lank landdros, maar word op 6.12.1712 daarvan onthef omdat die Politieke Raad van mening was dat ‘n vryburger nie daardie amp moes vervul nie. Hy trou op 13.12.1682 met Jacoba Kicheler van Den Haag. Hulle het geen kinders gehad nie. Sy vrou is tussen 1716 en 1719 oorlede en Mulder self in 1732. ↩
-
Mulder se testament, wat op 8.8.1732 by die weeskamer ingedien is, kan gevind word in M.O.O.C. 7/1/4,Testamenten,, 1726-1735, nrs. 117-123. ↩
-
Voordat sy vry geword het, was sy die slavin van Christina Blesius, die weduwee van Jacobus Cruse. ↩
-
Hendrik Frappe is ongeveer in 1678 in Amsterdam gebore. Nadat hy van 1699 tot 1702 as klerk in Batavia diens gedoen het, kom hy in 1706 na die Kaap. In 1717 word hy opsigter oor die houtskuur en slawelosie, en in dieselfde jaar gaan hy as hoof van ‘n ekspedisie na Madagaskar om slawe te koop. Na die dood van sy eerste vrou, Johanna Pretorius, trou hy weer in 1720 met Aletta Botma (1698-1723). Na haar dood trou hy met Christina van Zyl. Hy en sy gesin vertrek in 1733 na Nederland, maar in 1743 keer hy as vryburger terug. Die volgende jaar word hy aangestel as boekhouer in die slaghuis. Frappe is in 1747 oorlede. ↩
-
Sien C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 523-524. ↩
-
Adam van Dyk was die seun van Burgert Pietersz van Dyk en Johanna Greeff. Hy is in 1706 gebore en is op 17.8.1727 met Geesje Pieper getroud. Hulle het slegs een seun gehad. Van Dyk is in 1736 oorlede. ↩
-
Die plaas Klein Olifantskop is reeds in 1698 in eiendom toegeken. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. ↩
-
Adriaan Louw was die seun van Pieter Louw en Elisabeth Wendels. Hy is op 30.4.1724 met Maria Malan getroud. Louw is in 1772 oorlede en sy vrou op 25.2.1780. ↩
-
Die plaas Goede Ontmoeting is in 1701 in eiendom uitgegee. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. ↩
-
Tobias Mostert was die seun van Jan Mostert en Elisabeth Niemeyer, en is op 2.4.1724 met Geertruida Olivier getroud. Hy is in 1764 oorlede en sy vrou in 1777. ↩
-
Hy was die seun van Hendrik Christoffel Moller en Margaretha Marquart en is in 1685 gebore. Nadat sy eerste vrou, Martha du Toit, in 1728 oorlede is, trou hy weer die volgende jaar met Maria Uys. Hy is in 1762 oorlede. ↩
-
Die naam Kuiperskraal verskyn reeds sedert 1668 in die Kaapse dokumente. Dit is so genoem omdat die Hottentot-kaptein, Kuiper, se kraal daar geleë was. Sien C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 58. ↩
-
Sy regte naam is Jan Barentsz van Dipmolt, maar hy het later as Jan Kuyperman bekend gestaan. Hy kom in 1693 as soldaat na die Kaap en word as kneg aan Henning Hüsing verhuur. In 1706 vergesel hy Hüsing na Nederland en keer weer in 1708 saam met hom na die Kaap terug. In 1711 word hy as kneg aan Jacobus van der Heyden verhuur en op 25.2.1716 word hy ‘n vryburger. Uit sy huwelik met Maria Catharina van der Heyden is twee dogters gebore. Kuyperman is voor 1739 oorlede. ↩
-
Ernst Mostert was die seun van Jan Mostert en Elisabeth Niemeyer. Hy is in 1713 met Sophia Cloete getroud. ↩
-
Die plaas Contermanskloof is in 1706 uitgegee en is na die eienaar, Hans Jacob Conterman, genoem. Sien C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. ↩
-
Plattekloof is in 1699 in eiendom uitgegee. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115. ↩
-
Johannes van Niekerk (1697-1745) was die seun van Cornelis Gerritsz van Niekerk en Maria van der Westhuizen. Na die dood van sy eerste vrou, Engela du Plooy (1710-1738), is hy weer met Anna van Staden getroud. ↩
-
Brakkefontein aan die Doornrivier is in 1727 as leningsplaas uitgegee. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 107. ↩
-
Steven Gous (Jacob Etienne Gauche) was die seun van die Franse vlugteling, André Gous, en Jacqueline Decre. Hy is in 1684 in Genève , Switserland , gebore. Sy vader was ‘n wewenaar toe hy in 1690 na die Kaap gekom het. Gous is op 6.3.1718 met Catharina Bok (1705-1775) getroud. Hy is in 1755 oorlede. ↩
-
Oortmanspost is in 1704 in eiendom aan Nicolaas Oortmans toegeken. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 114. ↩
-
Hendrik Greeff, die seun van Matthias Greeff en Susanna Claassen, is op 8.10.1719 met Susanna van Hoeven getroud. Hy is in 1745 oorlede en sy vrou in 1772. ↩
-
Hoogekraal in 1707 in eiendom toegeken. Volgens Greeff se boedelinventaris was dit geleë in ” Thomas Kloof in de Tijgerbergen “. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 115 en M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, nr. 80. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 322-323. ↩
-
Dit is Herman Combrink. Hy was die seun van Hendrik Combrink en Christina Alleman en is in 1690 in Bielefeld gebore. Hy kom in 1717 as soldaat na die Kaap en word twee jaar later ‘n vryburger. Op 14.4.1720 trou hy met Magdalena Ley. Sy is in 1738 oorlede en Combrink op 12.6.1744. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 923-924. ↩
-
Sien C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1182-1184. ↩
-
Die briewe aan die boekhouer van Loenderveen en die poshouer in Saldanhabaai , albei gedateer 27.11.1732, kan gevind word in C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1184-1186 en 1186-1187. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 323. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 935-936, 939-941 en 943-946. ↩
-
Sien C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1195-1197. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 931-933. ↩
-
Die brief aan die kerkraad van Stellenbosch kan gevind word in C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1188-1189. ↩
-
Roelof Arendsz van Den Haag was sedert 1729 geweldiger aan die Kaap. Hy is in 1739 oorlede. ↩
-
Sy was afkomstig van Nimwegen en is in 1769 aan die Kaap oorlede. ↩
-
Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 106. ↩
-
Jan Nicolaas Beugel (Begel) van Osmarsleben kom in 1719 as soldaat na die Kaap en word op 14.6.1719 as kneg aan Johannes Franke verhuur. In 1726 word hy ‘n vryburger en op 11.10. 1733 trou hy met Margaretha Cors van Amersfoort. Beugel is in 1746 oorlede en sy wou op 4.1.1761. ↩
-
Jan Jurgen Schreuder van Maagdeburg kom in 1724 as soldaat na die Kaap. In 1727 word hy as kneg aan Hendrik Oostwalt Eksteen verhuur en in 1730 word hy ‘n vryburger. Na die dood van sy eerste vrou, Grisella Sweetmans, in 1747, trou hy weer op 5.5.1748 met Maria Anna Lombard. Een seun is uit die eerste huwelik gebore. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 324. ↩
-
Die Politieke Raad het op 4.12.1732 ook vergader. In die kladnotule verskyn onder daardie datum die volgende aantekening: “De neef van juffr. Rasp binnen te nemen, om weg te senden”. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 324. ↩
-
Van Schoonderwoert se brief, gedateer 6.12.1732, berus in C.443,Inkomende Brieven, 1731- 1732, pp. 955-957. Die verklarings van die bemanningslede kan gevind word in C.J.337,Criminele Proces Stukken, 1733, pp. 78-80, 81 en 82-83(recto en verso). ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 951-953. ↩
-
Sien C.520,Uitgaande Brieven, 1731-1732, pp. 1231-1232. ↩
-
Die nominasies van die verskillende liggame kan gevind word in C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 531-533, 535-537, 539-540, 543-544, 547-549, 551-552 en 555-557. ↩
-
Johannes Carolus de Wet (Maart 1709-1.5.1748) was die seun van Jacobus de Wet en Christina Bergh. Hy tree in 1725 as assistent by die Kompanjie in diens en word in 1731 bevorder tot boekhouer. Op 26.10.1732 trou hy met Maria Magdalena Blankenberg en vier jaar later word hy ‘n vryburger. ↩
-
Willem van As (1703-1769) was die seun van Jacobus van As en Maria Clements. Op 5.12.1728 trou hy met Anna Margaretha Schenk. Sy is in 1749 oorlede en kort daarna trou hy weer met Geertruy Christina Blankenberg, die weduwee van Johannes Zacharias Beck. ↩
-
Charles Marais is in 1668 in Plessis Marle naby Parys , Frankryk , gebore. Hy kom in 1688 saam met sy ouers, die Franse vlugtelinge Charles Marais en Catherine Taboureux, na die Kaap. Sy vrou, Anne de Ruelle, is in 1673 te Guisnes in Frankryk gebore. Marais is op 7.8.1735 deur ‘n Hottentot vermoor. ↩
-
Hy was die seun van Jacques de Villiers en Marguerite Gardiol. Na die dood van sy eerste vrou, Madeleine de Villiers (1701-1749), is hy weer op 17.5.1750 met Elisabeth Hugo (1722- 1782) getroud. De Villiers is in 1770 oorlede. ↩
-
Die onderstaande versoekskrif is ‘n vertaling van die oorspronklike Engelse versoekskrif. Die oorspronklike en die vertaling stem egter nie woordeliks ooreen nie. Vgl. C.235,Requesten en Nominatiën, 1729-1732, pp. 559 en 563-564. ↩
-
Die stad Madras is geleë op die ooskus van Indië (die kus van Koromandel ). Die Engelse het hulle omstreeks 1639 daar gevestig en Madras het later die hoofstad van die Britse besittings in Indië geword. Een van die belangrikste forte in Indië, Fort St. George , was ook in die stad geleë. Die Franse het Madras in 1746 verower, maar met die Vrede van Aken (1748) is dit aan die Engelse teruggegee. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 448 en A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaarte 31 en 32. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 325-326. ↩
-
Die Politieke Raad het op 11.12.1732 ook vergader. Slegs een besluit, nl. die verlenging van twee amptenare se dienskontrakte, is in die kladnotule opgeteken. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 326. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 987-1013. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 1015-1018 en 1019-1020. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 326. ↩
-
Die raad het ook Johannes Needer bevorder tot onderkoopman, ses bandiete uit gevangeskap vrygelaat en vier seuns as adelborste in diens geneem. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 326. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 1067-1068. ↩
-
Daniel Epraim van Danzig en Paulus Beek (Bek) van Stettin se name verskyn van 1730 tot 1732 as duikers in die monsterrolle. ↩
-
Sien C.443,Inkomende Brieven, 1731-1732, pp. 987-1013. ↩
-
Die Politieke Raad het ook vrybriewe verleen aan Gideon Corteljak en Christiaan Pas. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 326-327. ↩
-
‘n Gedeelte waarin besluit is om ‘n aantal beskadigde goedere as verliese af te skryf, is hieronder weggelaat. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 345-346 en C.292,Memoriën, 1726-1739, p. 313. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn ook die volgende aantekening: “De oude drie nieuwe backers wederom toegestaan dit jaar te mogen backen”. Sien C.113,Klad Notulen,1717-1738, p. 327. ↩
-
In die H.K. staan “verantwoording”. ↩
-
Die verklarings van Van Orliën kan gevind word in C.J.337,Criminele Proces Stukken, 1733, pp. 78-101. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 328. ↩
-
Sien C.J.337,Criminele Proces Stukken, 1733, pp. 127-144. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering staan ook die volgende aantekening: “Fiat burger notulen”. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 328.) Waarskynlik word hier verwys na die volgende besluit wat die burgerkrygsraad op 5.1.1733 geneem het: “Bij de aanstelling van den sergt. Albertus Berg tot commissaris is met approbatie van den Wel Edele Heer Gouverneur en E. Agtbe. Poli[tic]quen Raad in desselfs steede gevordert Hendk. Heijns en weeder tot corpl. den burger Pieter Schruder”. (Sien B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 107.) ↩
-
Sien C.350,Attestatiën, 1733, pp. 127-144. ↩
-
Andries Mellet was afkomstig van Nimes , Frankryk , waar sy vader, Claude Mellet, in 1740 nog gewoon het. Sy vrou, Maria Gautier, was die dogter van Jacques Gautier en Marie Rouleen en was afkomstig van Saintonge in Frankryk . ↩
-
Fortuin is skuldig bevind aan aanranding op die vryburger Pieter Andriesz. Sien C.J.14,Criminele Regts Rollen, 1732, pp. 95-97 en C.J.336,Criminele Proces Stukken, 1732, pp. 423-440. ↩
-
Jacob van Leyden was afkomstig van Blankenburg en was van 1730 tot 1734 assistent in die soldykantoor aan die Kaap. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 328-329. ↩
-
Van Orliën het op 2, 23 en 30 April 1733 voor die Raad van Justisie verskyn. Vgl. C.J.15,Criminele Regts Rollen, 1733, pp. 12-15, 21-23 en 25-29. Die stukke m.b.t. die saak kan gevind word in C.J.337,Criminele Proces Stukken, 1733, pp. 78-144. ↩
-
Du Bois is op 22.5.1733 deur die Raad van Justisie skuldig bevind en gevonnis. Sien C.J.15,Criminele Regts Rollen, 1733, pp. 40-43 en C.J.337,Criminele Proces Stukken, 1733, pp. 185-196. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe skipper op Loenderveen aangestel is en ‘n aantal bemanningslede van dieselfde skip bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 363-366. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 329. ↩
-
Van der Sluys se versoekskrif kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 1-2. ↩
-
‘n Gedeelte waarin tekorte in die lading van Langeroode as verliese afgeskryf is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 368-38 1, C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 315-316 en C.350,Attestatiën, 1733, pp. 1-3, 43-44, 47-48 en 51-53. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 330. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die bevordering van vier bemanningslede van die skip Steenhoven goedgekeur is, is hieronder weggelaat. Sien C.27,Resolutiën, 1732-1733, pp. 387-388. ↩
-
Sien C.521,Uitgaande Brieven, 1733-1734, pp. 16-47. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 330. ↩
-
Mr. Hendrik van Baerle en sy vrou, Elisabeth Wynanda Munnik, vergesel van hulle twee kinders, Anna Constantia en Hendrik, het op die Ketel na Nederland gereis. (Vgl. C.134,Bijlagen, 1733, p. 117.) Die ontvangs vir Van Baerle en twee ander hooggeplaasdes op die retoervloot, Mr. Diederik Durven, gewese Goewerneur-Generaal, en Cornelis Hasselaar, gewese Direkteur-Generaal, word uitvoerig beskryf in C.611,Origineel Dagregister, 1733- 1735, pp. 8-9. ↩
-
Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 3-4. ↩
-
Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 7-8. ↩
-
Johanna Keyser is in 1674 in Gildenhuysen gebore. Op 19.8.1728 het sy ‘n egskeiding van haar man verkry. ↩
-
Joris Loentjes is in 1686 in Gent gebore. Hy was vanaf 1714 as wamaker by die Kompanjie in diens en het in 1716 baas-wamaker geword. Sy naam verskyn tot 1729 in die monsterrolle. ↩
-
Gideon Courtilliat van Lübeck kom in 1725 as matroos na die Kaap. Van 20.9.1727 tot 1.10.1728 word hy as kneg aan Herman Combrink verhuur, en op 27.12.1732 word hy ‘n vryburger. In 1739 vertrek hy met die retoervloot na Nederland. ↩
-
Sy het met die retoervloot van 1745 weer na Nederland teruggekeer. Courtilliat was toe reeds oorlede. ↩
-
Ternate was een van die Molukke-eilande in Nederlands-Oos-Indië. Dit was die middelpunt van ‘n Maleisiese koninkryk wat die omliggende eilande en ‘n gedeelte van die ooskus van Celebes ingesluit het en onder die Nederlandse resident van Ternate gestaan het. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 1073 en A. J. Böeseken,Geskiedenis Atlas vir Suid-Afrika, kaart 33. ↩
-
Dit is waarskynlik Aletta de Beer, die weduwee van Daniel Thibault. ↩
-
Hasselaar, De la Barre, Meures, Van Marken en Rembrants was almal passasiers op die retoervloot. Vgl. die passasierslyste in C.134,Bijlagen, 1733, pp. 113-118. ↩
-
Die plaas Rustenburg by Stellenbosch is in 1699 aan Pieter Robbertsz toegeken. Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 58. ↩
-
Geertruy van der Byl. ↩
-
Jan Wismar het die plaas Brakelsdal sedert 1688 bewoon en in 1693 is dit in eiendom aan hom toegeken. In 1708 het Van Brakel die eienaar daarvan geword. Sien Fransen en Cook,op. cit., p. 99. ↩
-
Dirk Cornelisz Uys is in Leiden gebore en kom saam met sy ouers, Cornelis Jansz Uys en Dirkje Matthyssen, na die Kaap. Hy trou op 15.11.1722 met Dina le Roux: ↩
-
Die plaas Groote Zalze is in 1695 aan Nicolaas Cleeff toegeken. Sien Fransen en Cook,op cit., pp. 100-101. ↩
-
Hendrik Pretorius was die seun van Wessel Pretorius en Geertruy Elbers. Hy is in 1701 gebore en was nooit getroud nie. ↩
-
Esaias (Isaak) Nel is in 1691 gebore. Hy was die seun van Guillaume Nel en Jeanne de la Batte. Op 11.12.1725 tree hy in die huwelik met Margaretha Beyers (1690-1766), die weduwee van Leendert Oelofse. Drie seuns en een dogter is uit die huwelik gebore. Hy is in 1745 oorlede. ↩
-
Die plaas Vredenburg is oorspronklik aan Steven Jansz Botma toegeken. ↩
-
Adriaan Nel (1703-1769) was die seun van Guillaume Nel en Jeanne de la Batte. Hy was getroud met Catharina Appel (1704-1785). ↩
-
Barend Vlotman was die seun van Anthonie Vlotman en Sara Bruinvis. Hy is in Amsterdam gebore en kom in 1704 saam met sy moeder en twee susters na die Kaap om hulle by sy vader aan te sluit. Op 8.10.1724 tree hy in die huwelik met Elisabeth Putter, die weduwee van Johann Jurgen Möller. Vlotman is in 1734 oorlede. ↩
-
Die plaas Geduld , langs die Eersterivier , is in 1699 aan Ferdinandus Appel toegeken. Sien Fransen en Cook,op. cit., p. 90. ↩
-
Die plaas Vogelsang ( Vogelgezang ) se naam is later verander na Zeekoevlei . Die grond is in 1702 aan Adam Tas se suster, Sara Tas, toegeken. Later het dit aan Johannes Swellengrebel behoort. Sien Fransen en Cook,op. cit., p. 89. ↩
-
Claas Jansz Hofland van Reeuwyk is in 1717 met Levina Cloete getroud. Hulle het een seun, Johannes, gehad. ↩
-
Die plaas Vergenoegd is in 1696 aan Pieter de Vos toegeken. Vgl. Fransen en Cook,op. cit., p. 88. ↩
-
Wilhelm Rubeek van Wesel kom in 1718 as matroos na die Kaap. Hy word in 1731 ‘n vryburger en trou die volgende jaar met Susanna Visser, die weduwee van Hans Hendrik Hattingh. Rubeek is op 14.12.1736 oorlede. ↩
-
Dit is waarskynlik die plaas Spier , wat in 1692 aan Aarnout Jansz toegeken is, nadat hy reeds sedert 1683 daar gewoon het. In 1712 het Hans Hendrik Hattingh dit gekoop. Vgl. Fransen en Cook,op. cit., pp. 83-84. ↩
-
Jean le Roux was afkomstig van Normandië . Sy vrou, Maria de Haase, is in 1751 oorlede en Le Roux die volgende jaar. ↩
-
Anthonetta Theodora Schragen (Schagen) was die weduwee van Anthonie van der Lith. Hy is in 1730 oorlede en sy in 1744. ↩
-
Simon du Plooy was afkomstig van Krommenie in Noord-Holland . Uit sy eerste huwelik is een seun gebore, en uit sy huwelik met Catharina Koopman, met wie hy in 1715 getroud is, is twee seuns en twee dogters gebore. Hy is in 1733 oorlede. ↩
-
Die plaas Kromme Rhee is sedert 1695 deur Hans Melchior bewoon en is drie jaar later aan hom toegeken. Na Du Plooy se dood in 1733 het dit die eiendom van Arnoldus Maasdorp geword. Sien Fransen en Cook,op. cit., pp. 78-79. ↩
-
W. A. van der Stel het in 1698 die plaas Elsenburg aan sy sekunde, Samuel Elsevier, toegeken. Vgl. Fransen en Cook,op. cit., p. 74. ↩
-
Hy was die seun van Christoffel Groenewald en Catharina Niemand en is in 1701 gebore. Uit sy huwelik met Anna Hasselaar is vyf dogters en drie seuns gebore. Groenewald is in 1748 oorlede. ↩
-
Die plaas Groenhof is in 1698 aan Alexander Blank toegeken. In 1705 het Christoffel Groenewald, die oue, die helfte van die plaas gekoop en drie jaar later ook die ander helfte. Na sy dood in 1721 is die plaas op 18.3.1722 aan sy seun, Christoffel, oorgedra. Vgl. Fransen en Cook,op cit., p. 79. ↩
-
Die plaas Stellengift is in 1691 aan Joan Blesius en sy swaer, Abraham Diemer, toegeken. Dit het later die naam Simonsvlei ontvang. Sien Fransen en Cook,op. cit., pp. 81-82. ↩
-
Pieter van der Byl was die enigste kind van Gerhard van der Byl en Sophia van den Tempel. Hy is in 1660 in Overschie gebore en in 1668 of kort daarna kom hy saam met sy moeder na die Kaap om hulle by sy vader aan te sluit. Op 29.8.1688 trou hy met Anna Sophia Bosch (1672-1701), en na haar dood tree hy weer in 1702 met Hester Terwinkel in die huwelik. Sy was die dogter van Lambert Terwinkel en Anna Rietmoly en is in 1673 in Zutfen , Nederland, gebore. Vier kinders is uit die eerste huwelik gebore en ses uit die tweede. Van der Byl is op 9.10.1723 oorlede en sy weduwee op 1.12.1743. ↩
-
Babilonstoren is in 1692 aan Pieter van der Byl toegeken. Na die dood van sy weduwee is dit aan Johannes Louw verkoop. Sien Fransen en Cook,op. cit., pp. 81-82. ↩
-
Dit is Dirk Kotze (1692-1767), die seun van Johann Kotze en Hillegonda Boone. Hy is op 13.1.1726 met Maria Magdalena Carstens getroud. ↩
-
Die plaas Lange Valley is in 1709 in eiendom toegeken. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 104. ↩
-
Jacques de Villiers is in 1661 in Bourgondië gebore. Hy kom in 1689 saam met sy broers, Abraham en Pierre, na die Kaap en boer in vennootskap met hulle op die plaas La Rochelle . In 1694 ontvang hy ook die plaas La Bri . Hy was getroud met Marguerite Gardiol (1674-1744). De Villiers is op 17.5.1735 op sy plaas Bosch en Dal oorlede. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 330-331. ↩
-
Hy het sy naam geteken Samuel Hoppesteijn van Leeuwen. (Vgl. sy handtekening onder aan hierdie resolusie.) In die H.K. staan ook Samuel Hoppesteijn van Leeuwen. ↩
-
Hy het sy naam geteken Gahlauw. Vgl. sy handtekening hieronder. ↩
-
In die H.K. staan ook “Patriaasse”. ↩
-
Die Soendastraat is die naam vir die see-engte tussen Java en Sumatra . Sien Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 1045. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 331. ↩
-
Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 25-35 en 65-69. ↩
-
Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 37-63. ↩
-
Sien C.134,Bijlagen, 1733, pp. 157-159. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 332. ↩
-
Die Kokoseilande , ook bekend as die Keelingeilande , is ‘n afgesonderde eilandgroep in die Indiese Oseaan suid van Sumatra en is in 1609 deur Keeling ontdek. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 268, en Pieter Goos,Zee-Atlas ofte Water-Weereld. ↩
-
In die H.K. staan “onbehaaglijk”. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 332. ↩