C093 v1.20
C. 93, pp. 2-7.¶
Dingsdag den {17330505} 5 Maij 1733, voormiddags.
Alle present, behalven den E. Rijk Tulbagh.1
Vervolgens heeft men naar lectuure van seekere missive door den landdrost, Pieter Lourents, beneevens den burgerchrijgsraad van Stellenbosch en Drakensteijn onder den 2 der presente maand Maij aan deese Regeering geschreeven,2 het daarbij gedaane versoek van den capitain der Drakenstijnse compagnie dragonders, Andries Grové, om van die bediening ontslagen te mogen worden, g’accordeert, sijnde derhalven weeder in desselfs plaatse tot capitain over gem. compagnie aangestelt den luijtenant van de Stellenbossche compagnie dragonders, Jacob Coetser, mitsgaders tot luijtenant den cornet, Daniel van der Lith, tot cornet den vaandrig der Stellenbossche infanterij, Gerrit van der Bijl, en tot vaandrig in plaatse van evengenoemden Van der Bijl, den burger Johannes Louw, Jacobsoon.
Laastelijk is ten versoeke van ‘s Comps. lijfeijgen, Mosis van Maria Blom van de Caab, die de Neederduijtsche taal seer wel spreekt en het sacrament des H. doops heeft ontfangen, denselven uijt slaafse dienstbaarheijd ontslagen en in vrijdom gestelt, mits alvoorens weederom aan de E. Comp. volgens sijn gedaane presentatie in eijgendom overgeevende een kloeke en gesonde mansslaaf, gent. Anthonij van Bengalen, en dat denselven na gedaane visitatie van den opperchirurgijn deeses Gouvernements van de vereijschte lichaams gesteltenisse en hoedanigheijd sal weesen bevonden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.3
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] Mij present, Ns. LEIJ. E.g. clercq.
C. 93, pp. 8-18.¶
Vrijdag den {17330522} 22e Maij 1733, voormiddags.
Alle present, behalven den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, Adriaan van Kervel.
Is door den capitain van het aanweesend Deens retourschip d’ Coningin Anna Sophia , Eggert Lourensz Holm, het onderstaande request ter vergaderinge overgegeven.4
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met veel respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dienstvaardigen dienaar, Eggert Lourensz Holm, voor capitain op ‘t aanweesend Deens Oostindische Comps. schip d’ Coningin Anna Sophia bescheijden, hoe desselfs onderhebbenden bodem op de laatste herwaarts rheijse van Trancquebaar veel stormen en quaad weer hebbende moeten uijtstaan, daardoor niet alleen seer ontramponeert en verswakt is geraakt, maar ook groote leckagie heeft becoomen, en dewijl het voorsz lek hier ter rheede niet kan werden gevonden, en dat hij niet in staad is om de nodige reparatien aan het schip te kunnen laten doen ten zij dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. den suppliant in deese Zijne uijtterste verlegentheijd tot behoudenis van het schip en daarop vaarende zielen gelieven te adsisteeren en de behulpsame hand te bieden, derhalven wend den suppliant zig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met ootmoedig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn te permitteeren dat hij met zijn voorsz schip naar de Saldanhabaaij mag vertrecken om het selve aldaar van zijne leckagie en verdere gebreeken naar behooren te kunnen laten verhelpen, als meede dat door Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onder behoorlijke betaalinge aan dien bodem mogen werden verstrekt een swaar ankertouw, twee scheepsknies en eenige wijnige planken; versoekende den suppliant nog wijders eerbiediglijk dat bij aldien zijn voorsz versoek om naar d’ Saldanhabaaij te mogen vertrecken werd geaccordeert, hij geduurende zyn aanweesen aldaar voor Zijne ophebbende manschap van de daar omtrent woonende landbouwers een weijnig groente en ververssing mag inkoopen.’
‘Op welk een en ander den suppliant een gunstig appostil van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. is afwagtende - - - (Was getekent) E. L. Holm.’
Over welkers inhoude gedelibereert en den slegten toestand waarin zig dat schip bevind in aanmerking genoomen zijnde, is om alle ongemacken die daaraan bij langer vertoef ter deeser rheede zouden kunnen overcoomen, te prevenieeren, best geoordeelt dat men gedagten capitain zijn versoek om na de Saldanhabaaij te vertrecken en desselfs schip aldaar ten besten doenelijk te repareeren, zal toestaan, gelijk meede om de nodige ververssingen ten zijnen behoeve ginder in te coopen, mits nogtans dat hem die zullen moeten worden toegebragt en dat zijn volk hun niet landwaards in zullen mogen begeeven, waarvoor door ‘s Comps. posthouders zal moeten worden gezorgt, zoo als dit aan den corporaal, Pieter Steenmets, bij missive zal worden aangeschreeven;5 maar aangaande het verder versoek van denselven capitain Holm, heeft men, agt slaande op het groot getal van ‘s Comps. scheepen die zoo uijt het vaderland als uijt India geduurende dit quaade saijsoen hier ter rheede nog worden verwagt, en hunne touwen ter deeser plaatse of zouden kunnen verliesen of voor haare aancomst reets verlooren hebben, en het gering getal dat men daarvan, zoo wel als van scheepsknies in voorraad is hebbende, en dat de versogte planken in ‘t geheel niet aan de hand zijn, hem uijt dien hoofde met geen swaar touw, knies of planken kunnen gerieven, maar heeft het selve in tegendeel vermits eijgen onvermeijdelijke noodsakelijkheijd moeten worden geexecuteert6 en van de hand geweesen.
Wordende daarna door den Heer Gouverneur te kennen gegeven dat den pagter van ‘t Caabse moutbier, Godlieb Christiaan Opperman, klagten aan Zijn Edele hadde gedaan dat sommige deeser ingesetenen haar werk wederom zouden beginnen te maken van suijkerbier te brouwen, en dat aan de gaande en komende man te vercoopen, waardoor hij, met zijn gebrouwen moutbier moetende blyven sitten, schaade quam te leijden, om waar tegens te voorsien, op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden is dat het daar tegens geemaneerde billiet van den 15e Maart 1723 zal worden gerenoveert en g’affigeert,7 op dat zig een igelijk daarna reguleerende, voor schaade zal kunnen hoeden.8
Ende ten aansien met het ter rheede leggende schip d’ Spiering een quantit[e]ijt van 6,477 3/4 ponden tabacq voor dit Gouvernement alhier is aangebragt, kostende volgens factuura aan de E. Comp., buijten alle andere oncosten, agt swaare of tien ligte stuijvers het pont incoops, en dat men nog meer andere uijt het vaderland heeft te wagten, is hierom op het voorstel van den Heer Gouverneur om deese tabacq met een behoorlijke winst van de hand te setten en te debiteeren, voor den meesten dienst der E. Comp. vastgesteld dat deselve voor vijftien stuijvers het pond uyt ‘s Comps. pakhuijs zal werden vercogt, waarvan aan een igelijk by affixie van billietten kennisse zal worden gegeven.
Sijnde laastelijk geleesen seker versoekschrift door Aletta van Es,9 wed. wijlen den burger Steeven Vermeij, in de volgende bewoording ingedient
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met behoorlijk respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nederige dienaresse, Aletta van Es, wed. wijlen den burger Steven Vermeij, hoe haaren overledenen zoon, Cornelis Vermeij, op den 1 Februarij 1732 bij de publicque verpagting der leverantie van versch vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal etc., dewelke doenmaals voor den tijd van vijf agtereenvolgende jaaren aan de minstbiedende geschied is, aanneemer is gebleeven van het laatste vierde part der gem. leverantie, ende zulx met ende benevens den meede burger Jacob van Bochem, ider voor de geregte helft van het selve vierde part, gelijk zij dan ook vervolgens de verdeeling der veeplaatsen in de Groene Cloof gemaakt, en te zamen ider op haar beurt geslagt hebben tot ultmo. Januarij van dit lopende jaar 1733, zoo dat de suppliante, dewijl haaren zoon op den 28e October d’ ao. passato overleeden is, tot ultmo. Januarij voormeld, door hem Van Bochem in qualitijt van moeder en erfgenaameab intestatovan haaren zoon, die oversulx aan al de door hem gemaakte contracten, schulden of verbintenissen verpligt is te voldoen, als meede slagteresse is erkent geworden; maar dewijl hij Van Bochem zeedert bij de nieuwe verdeeling van de slagtmaanden, dewelke onder ultmo. Januarij deeses jaars onder de gezamenlijke slagters is gemaakt, waarbij zig de suppliante ook heeft laten vinden om haar beurt daarin meede te verkrijgen, en aan de leverantie, waartoe zig haaren overledenen zoon verpligt had, na billijkheijd te voldoen, d’ suppliante gantsch onvriendelijk10 bejegent en daar benevens gesustineert heeft dat zij nu met de slagtereije in het minste niet meer te doen had, en dat ‘t contract met de dood van haaren zoon was ge[e]ijndigt, gelijk Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dit nog nader zal kunnen blijken uijt het antwoord dat gezegde Van Bochem op de uijt haare naam aan hem geregtelijk op den 19e deeser maand gedaane insinuatie heeft gegeven,11 en dat hij ook volcoomen zonder haar meer te willen kennen, over de aan hem te beurt gevallene maanden heeft gedisponeert en die selfs aan de andere slagters heeft verruijld, vercogt en overgedaan; soo neemt de suppliante derhalven de vrijheijd zig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met nederige beede dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn de suppliante in haar goed regt te maintineeren, met hem Van Bochem te gelasten haar als treedende in de plaats van haaren zoon, aan welkers zoo wel schaadelijke als voordeelig gemaakte contracten en verbintenissen zij als moeder en erfgenameab intestatovan denselven verpligt is te voldoen, voor meede slagteresse te erkennen, en daar en boven tot vermeijding van alle verdere disputen te ordonneeren dat zij, dewijl Van Bochem dit jaar voor zig genoomen heeft, het volgende mag slagten, mitsgrs. versch vleesch en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen etc. voor een vierde part leveren, en zoo vervolgens Van Bochem wederom in het jaar 1735 en sij suppliante het jaar daar aan, waarmeede den pagt termijn van vijf jaaren zal coomen te eijndigen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende etc. etc.’
Waar over geraadpleegt zijnde, is best geoordeelt dat het selve copieelijk zal worden gesteld in handen van den burger Jacob van Bochem om zijn belangen daarop in te kunnen brengen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.12
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 19-21.¶
Donderdag den {17330528} 28e Maij 1733, voormiddags.
Alle present, behalven den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, d’ Heer Adriaan van Kervel.13
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz14
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 22-24.¶
Donderdag den {17330604} 4e Junij 1733, voormiddags.
Alle tegenwoordig, uytgezondert den Heer oppercoopman en secunde, Adriaan van Kervel.
Den burger Jacob van Bochem op heeden ter vergadering verscheenen en met hem gesprooken zijnde wegens de zaak van de wed. Vermeij en het door haar op den 22e der gepasseerde maand Maij ingediende versoekschrift, wierd hem door den Heer Gouverneur voorgehouden of het niet best zoude zijn dat hij zig met gem. wed. in der minne quam te verdraagen ten opsigte van het slagten en leveren van versch vlees en levendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal etc., van welke leverantie door hem Van Bochem op den eersten Februarij des voorleeden jaars een vierde part met ende benevens haaren overledenen zoon, Cornelis Vermeij, ider voor de helft is aangenoomen geworden, waarop door gesegde Van Bochem gerepliceert en betuijgd wierd dat hij tot verdrag bereijdwillig en te vreeden was dat meer geciteerde wed. Vermeij, treedende in de plaats van haaren zoon, met d’ slagterije zal kunnen voortvaaren op zoodanigen wijs als dit bij den voet van haar request is ter neder gesteld, en dat overzulx hij Van Bochem en deselve wed. in het vervolg jaar om jaar geduurende den nog overigen pagt termeijn slagten en ider op haar beurd de leverantie aan de E. Comp. hebben zullen, met het welke deese zaak is afgedaan en alle verdere moeijelijkheeden die daaruijt zouden hebben kunnen voortvloeijen zijn weggenoomen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.15
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] RK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 25-26.¶
Saturdag den {17330613} 13e Junij 1733, voormiddags.
Alle present.16
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.17
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 27-29.¶
Donderdag den {17330618} 18e Junij 1733, voormiddags.
Alle tegenwoordig.18
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.19
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 30-40.¶
Dingsdag den {17330721} 21 Julij 1733, voormiddags.
Alle present.
Aangesien den tijd tot het verpagten van ‘s Comps. gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weeder op handen begint te schieten, is uijt dien hoofde vastgesteld dat gemelte verpagting soo van dit Caabse als de districten van Stellenbosch en Drakensteijn op Maandag den 31 der aanstaande maand Augustus sal werden gedaan, waarvan aan een igelijk bij affixie van billietten de vereijschte kennisse sal werden gegeven; gelijk meede dat vermits den gewoonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, daaruijt niets meer sal verstrekt werden na den 15 der gedagte maand Augustus voor en al eer deselve pakhuijsen behoorlijk door gecommitteerdens sullen opgenomen weesen.21
Laastelijk sijn de volgende landereijen voor den tijd van vijftien jaaren, ende sulx voor vier schellingen ider morgen jaarlijx, in erfpagt verleend, te weeten onder ‘t district van Stellenbosch : Aan Jacob Cloete 11 morgen 369 roeden bij sijn plaats gent. Hercules Pilaar ;22 aan Philip Snijman 15 morgen 131 roeden bij sijn plaats gent. Hopenburg ; aan Andries Krugel23 41 morgen 589 roeden bij sijn plaats gent. Weltevreeden .24 Onder het district van Drakensteijn : Aan Steven du Toit 4 morgen 562 roeden bij sijn plaats gent. Soetendaal ;25 aan Matthijs Strijdom26 15 morgen 339 roeden bij sijn plaats gent. Champagne ,27 aan Pieter Malherbe28 5 morgen 286 roeden bij sijn plaats gent. de Hexenberg ;29 aan Jacob Hugo 7 morgen 498 roeden bij sijn plaats gent. Honswijk ;30 aan Jan de Labuschagne31 8 morgen 448 roeden bij sijn plaats gent. de Klipfontain ; aan Jan Nortje32 6 morgen 183 roeden bij sijn plaats gent. de Cromme Olijvenhoute Rivier ;33 aan Ockert Schalkwijk34 10 morgen 18 roeden bij sijn plaats gent. de Dassen Heuvel ; aan Elias Nel35 2 morgen 570 roeden bij sijn plaats gent. de Vondeling ;36 aan Jan Olivier37 20 morgen 90 roeden bij sijn plaats gent. Burgers Fonteijn ; aan Jan Siljé38 36 morgen 571 roeden bij sijn plaats gent. de Druijvenvallij ;39 aan Jan Blignaut 18 morgen 561 roeden bij sijn plaats gent. de Driefonteijnen ; aan Paul Jourdaan40 12 morgen 293 roeden bij sijn plaats gent. de Bosjesmans Fonteijn ;41 aan David Mallang42 15 morgen 525 roeden bij sijn plaats gent. de Doornecraal ; aan Jacobus van der Heijde43 20 morgen 405 roeden bij sijn plaats gent. Ongegunt ;44 aan Michiel Basson45 8 morgen 425 roeden bij sijn plaats gent. Keesenbosch ;46 aan Albert Meijburg47 18 morgen 480 roeden bij sijn plaats gent. de Vogelsang ; aan Adriaan Greef48 10 morgen 170 roeden bij sijn plaats gent. de Grendel van de Paardeberg ; aan Johannes Niël 16 morgen 175 roeden bij sijn plaats gent. Orange ; aan Louis Jourdaan 14 morgen 300 roeden bij sijn plaats gent. Schoonoort ; aan Christiaan Sprigt 13 morgen 360 roeden bij sijn plaats gent. de Oliphands Fonteijn ; aan Matthijs Basson49 12 morgen 361 roeden bij sijn plaats gent. Roosenburg ; aan Gerrit Olivier 16 morgen 20 roeden bij sijn plaats gent. de Rustplaats ;50 aan de wed. Pieter van der Bijl 15 morgen 154 roeden bij haar plaats gent. de Vijf Font[e]ijnen ;51 aan Michiel Bok52 23 morgen 60 roeden bij sijn plaats gent. Leeuwenhoek ; aan Cornelis Heufke53 13 morgen 364 roeden bij sijn plaats genaamt Mollenberg ; aan denselven 14 morgen 230 roeden bij sijn plaats genaamt de Staart van de Paardenberg ; aan Willem Stolts54 14 morgen 345 roeden bij sijn plaats gent. den Wolfendans ;55 aan Jurgen Hanekum56 6 morgen 137 roeden bij sijn plaats genaamt de Nattevalleij ;57 aan de wed. Louis le Riche58 17 morgen 335 roeden bij haar plaats genaamt de Groene Fontijn .59 Sullende om soodanige reedenen als bij voorige resolutien te meermalen is uijtgedrukt, namentlijk om een effen reekening bij den cassier en ‘s Comps. boeken te kunnen houden, den datum der erfpagtbrieven van gemelte landerijen, waarvan die menschen het gebruijk ook al eenigen tijd gehad hebben, op den eersten September des voorleeden jaars gestelt werdende, van dien tijd af aan moeten ingank neemen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.60
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 41-42.¶
Donderdag den {17330730} 30e Julij 1733, voormiddags.
Alle present.
Is op het ingediend schriftelijk versoek van den vaandrig deeses Casteels, Johannes van Baarsenburg,61 aan denselven een stukje huijs erfs ter groote van negentien quadraat roeden en 114 voeten annex zijn eijgen erf geleegen in deese Tafelvalleij , in eijgendom gegeven.62
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.63
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 43-46.¶
Donderdag den {17330820} 20e Augustus 1733, voormiddags.
Alle present.65
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.66
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 47-52.¶
Maandag den {17330831} laatsten Augustus 1733, voormiddags.
Alle present.68
Waarna ingevolge van het geresolveerde in vergadering van den 21e der even afgeweekene maand Julij, en de daarop wijders alomme g’affigeerde billietten na behoorlijk klocke geklep en uijtroeping van den boode, getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lants gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, sijn de onderstaende perceelen door de naargen. persoonen ingemeijnd ten soodanigen prijse als hier onder staat uijtgedrukt, te weeten:69
't Moutbier | ||
Godlieb Christiaen Opperman | ƒ1,200:- | |
Brandewijnen enz. | ||
1e quart, Carel Diderik Boetendag | ƒ2,600 - | |
2e do. Hendrik van Dijk | ƒ1,150:- | |
3e do. Willem Raams[^70] | ƒ1,375:- | |
4e do. Abraham Lever | ƒ2,600:- | ƒ7,725:- |
Vaderderlandsche[^71] bieren en wijnen | ||
Carel Diderik Boetendag | ƒ6,700:- | |
Caabse coele wijnen | ||
1e quart, Carel Diderik Boetendag | ƒ6,750:- | |
2e do. Jan van der Swijn | ƒ6,100 - | |
3e do. Abraham Lever | ƒ5,700:- | |
4e do. Hendrik van Dijk | ƒ2,800 - | ƒ21,350:- |
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje | ||
Burgert van Dijk | ƒ360:- | |
De coele en brandewijnen aan Stelenbosch en Drakensteijn | ||
Hans Jacob Conterman | ƒ500:- | |
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ37,835:- |
't Moutbier | ||
Godlieb Christiaen Opperman | ƒ1,200:- | |
Brandewijnen enz. | ||
1e quart, Carel Diderik Boetendag | ƒ2,600 - | |
2e do. Hendrik van Dijk | ƒ1,150:- | |
3e do. Willem Raams[^72] | ƒ1,375:- | |
4e do. Abraham Lever | ƒ2,600:- | ƒ7,725:- |
Vaderderlandsche[^73] bieren en wijnen | ||
Carel Diderik Boetendag | ƒ6,700:- | |
Caabse coele wijnen | ||
1e quart, Carel Diderik Boetendag | ƒ6,750:- | |
2e do. Jan van der Swijn | ƒ6,100 - | |
3e do. Abraham Lever | ƒ5,700:- | |
4e do. Hendrik van Dijk | ƒ2,800 - | ƒ21,350:- |
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje | ||
Burgert van Dijk | ƒ360:- | |
De coele en brandewijnen aan Stelenbosch en Drakensteijn | ||
Hans Jacob Conterman | ƒ500:- | |
Sulx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ37,835:- |
Sijnde na dat de pagten van het moutbier en die der brandewijnen reets volgens gewoonte waaren opgeveijlt en ingemijnd, bij het opleesen van de pagtconditien der Caabse coele wijnen een ijgelijk voorgehouden dat sij wel hadden te letten op de tweede periode van deselve pagtconditien, die daarom ook nogmaals herleesen is, dicteerende:74
‘Dat gemelte pagt sal verpagt werden bij vier perceelen, en dat aan vier bijsondre meest biedende persoonen, dewelke alvoorens te moogen tappen sullen moeten verclaaren met geen van de drie andere pagters in gemeenschap of contract te staan, maar ijder voor sig selfs gepagt te hebben.’
Ten eijnde de pagters die de perceelen der voorseijde pagt koomen aan te neemen, verdagt konden weesen om de verklaaring die sij noopens dit stuk jaarelijx gewoon zijn onder de pagtconditien te teijkenen, als het gerequireert word, met een gerust gemoet te kunnen beeedigen, waarna sig een ijder dan ook soude kunnen reguleeren, dewijl men dus doende van meijninge is sorge te dragen dat de E. Compagnie door soodanige collusien in haar wettig regt hier omtrent niet mag benadeelt werden.
Aldus gedaan, geresolveerd en g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.75
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 53-58.¶
Donderdag den {17330903} 3e September 1733, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Wierd door den onderkoopman en soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergaderinge geproduceert de geslootene boedelreekening van soodanige goederen als in het voorleedene boekjaar van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder sijne administratie gekoomen zijn, met eerbiedig versoek dat deselve door deesen Raad mogte geapprobeert werden; dewelke dan ook, na alvoorens nevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weeskamer, tot exacte visitatie van dien gecommitteert sijnde geweest, geexamineert weesende, geaggreeert geworden is.
Na het welke den pangerang, Loring Passir, in vergadering verschijnende, versoek quam te doen om syn verblijf hier aan de Caab te moogen komen houden, waar over gedelibereert sijnde, is hem sulx, agtervolgens de hiertoe verleende permissie onser Heeren en Meesteren, geaccordeert; en is met eenen ten meesten dienste der E. Compa. goedgevonden dat soo dra hij hier metter woon sal gekoomen sijn, desselfs aan d’ E. Compa. toebehoorende huijs en erf in den dorpe van Stellenbosch geleegen, publicquelijk aan de meestbiedende verkogt en te gelde gemaakt sal werden.
Sijnde vervolgens geleesen seeker versoekschrift door den burger Willem Raams, bij de laatste verpagting aanneemer sijnde gebleeven van het derde vierde part der brandewijnen, gedisteleerde waateren enz. onder dit Caabse district, vervat weesende in de onderstaende bewoording76
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - benevens den E. Agtbe. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbare Heeren,’
‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer needrigen dienaar, Willem Raams, burger alhier, hoe hij suppliant bij de jongste verpagting van ‘s lants gemeene middelen onder ultmo. Augustus aanneemer is gebleeven van het derde perceel der brandewijnen enz., ende gemerkt den suppliant ter oorsaake hij nog geene sterke dranken heeft ingeslagen en dat deselve teegenwoordig ook niet wel te bekoomen zijn, gem. pagt seer gaarne aan den burger Jan van der Swijn soude willen overlaaten, soo neemt den suppliant derhalven de vrijheijd sig op de eerbiedigste wijse te wenden tot Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. met needrig versoek dat deselve sulx goedgunstelijk gelieven te permitteeren, versoekende gem. Jan van der Swijn insgelijx bij deesen seer oodmoedig dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. gelieven toe te staan dat de voorsz pagt aan hem mag werden overgelaten.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’
Over welkers inhoude geraadpleegt en de daarbij aangehaalde reedenen in opmerking genoomen sijnde, is aan hem toegestaan het gemelte perceel der brandewijnen enz. aan den meede burger, Jan van der Swijn, te moogen overlaten.
Gelijk laastelijk ook geresumeert is seeker request door de pagters der Caabse coele wijnen in de volgende termen gepresenteert:77
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbare Heeren,’
‘Geven met veel respect te kennen Uwe Wel Edele Gestrenge en E. Agtbe. seer needrige dienaren, de burgers Carel Diedrik Boetendag, Jan van der Swijn, Abraham Lever en Hendrik van Dijk, hoe sij bij de laatste verpagting van ‘s Comps. gemeene middelen aanneemers gebleeven sijnde van de pagt der Caabse coele wijnen alhier, tot beeter voortsetting haarer neeringe ijder gaarne een bijtapper souden willen aanstellen, soo nemen de supplianten de vrijmoedigheijd sig in alle eerbied te keeren tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe., oodmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn sulx aan haar gunstelijk te accordeeren.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende etc.’
Waarop naar gehoudene deliberatie goedgevonden is dat het daar bij gedaane versoek geaccordeert werdende, aan haar sal weesen gepermitteert ijder een bijtapper over sijn ingemijnde perceelen te moogen aanstellen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.78
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 59-61.¶
Donderdag den {17330910} 10e September 1733, voormiddags.
Alle present, behalven den opperkoopman en secunde, de Heer Adriaen van Kervel, door indispostie.
Na resumptie van het ingediend versoekschrift van den opperstuurman van ‘t aenweesend schip Noordwaddingsveen , Albert van Roon, neevens de daar bij gevoegde attestatie door de opperchirurgijns deeses Gouvernements, Jan van Schoor en Bartho de St. Jean, verleend,79 daaruijt sijnde koomen te blijken dat denselven Van Roon soodanig met lammigheijd en andere lichaams qualen is beset, dat niet in staat is om langer dienst te kunnen doen of met dien bodem van hier te vertrecken, is derhalven goedgevonden en verstaan dat aan hem sal worden gepermitteerd onder afgeschreeve gagie ter deeser plaetse te blijven vertoeven om sijne herstellinge, is het doenelijk, af te wagten.80
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in het Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.81
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 62-64.¶
Dingsdag den {17331006} 6e October 1733, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Vermits de groote verlegentheijd waarin men sig bevind om het met een considerabel getal van dooden en sieken hier aangelande schip Valkenisse wederom van volk te voorsien,83 ten eijnde het selve in staat te brengen om sijne verdere reijs na Batavia te kunnen voortsetten, dat van de andere hier aanweesende scheepen Noordwaddingsveen en Crooswijk maar een gering getal van twaalf coppen, en van de Buijs in ‘t geheel geen manschap is te missen geweest, dat men hier aan land daarvan ook ten eenemaal ontbloot is, en dat van de aangebragte sieken van Valkenisse , waarvan ër nog verscheijden sijn koomen weg te sterven, voor eerst niet veel beeterschap sal te wagten weesen; is derhalven op het voordragen van den Heer Gouverneur goedgevonden en van noodsakelijkheijd geoordeelt dat men, om hierin soo veel doenelijk te slagen, en op dat het noodigste werk van dat schip verrigt sal kunnen werden, van de hier sijnde banditen, die over geringe misdaden van opdrossen als anders tot het arbeijden in de ketting aan de gemeene werken sijn gecondemneert geworden, en welkers tijd van bannissement ten naasten bij of voor het grootste gedeelte geexpireert is, deese volgende daarvan ontslaan en op dien bodem plaetsen sal, namentlijk Roelof Hansen van Hoedewal, Roelof Hendriksz van ‘t eijland Fune , Jacobus van Omme van Nieuwkerk, Arij de Groot van Haastrigt,84 Michiel Put van Broek in Waterland, Jan Daniel Helsinger van Straatsburg, Andries Daalberg van Gottenburg, Cornelis Franke van Sevenhuijsen, Jacob Claasz van Groeningen, Frans Harmensz van Amsterdam, Jan Grabo van ‘s Gravenhage, Arij Jansz van Groeningen, Jan Pietersz van Rotterdam, Douwe Foppes van Harlingen, Adriaan Jansz Heijlweg van Amsterdam, Doede Fijkes Mos van Harlingen, Hans Jurgen Rauwes van Brandenberg en Frans Anthonij Ulk van Donawaart,85 ende sulx alle voor mattroosen met neegen guldens ter maand, van heeden af beginnende te reekenen, uijtgenoomen dat Frans Harmensz van Amsterdam en Doede Fijkes Mos van Harlingen haar oude gagie van agt guldens maandelijx, als nu ook weederom gelijk te vooren sullen blijven behouden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.86
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 65-73.¶
Donderdag den {17331008} 8e October 1733, voormiddags.
Alle present.
Is na resumptie der missive door landdrost en burger chrijgsraad van Stellenbosch en Drakensteijn onder den 6e der presente maand October aan deese Regeering geschreeven,87 goedgevonden en vastgestelt dat de daar bij versogte drie vaatjes met buscruijt en ses hondert stux snaphaansteenen aan haarlieden volgens jaarelijx gebruijk tot de aanstaande waapenschouwing ‘s Comps. weegen sullen werden verstrekt gelijk meede in voldoening van het verders daar bij gedaane versoek nog drie andere vaatjes met buscruijt en seshondert ps. vuursteenen om bij het oeffenen der coloniers van de buijten districten in den wapenhandel gebruijkt te kunnen werden; waar en boven men ook heeft goedgekeurt de gedaane aanstelling van den standaar jonker, Lammert van der Bijl,88 tot wagtmeester onder de Stellenbosche compagnie dragonders, in steede van Jan Louw, Jacobsz, die tot vaandrig onder het voetvolk aldaar is geavanceert geworden. Ook sijn tot het bijwoonen der voorseijde wapenschouwing aan Stellenbosch , onder ultmo. deeser maand te geschieden staande, gecommitteert d’ E.Es. Nicolaes Heijning en Christoffel Brand.
Waarna door den Heer Gouverneur te kennen gegeven wierd dat Sijn Edele met den burger Johannes Colijn, die nu onlangs van desselfs ver in het landt leggende plaets opgekoomen is, gesprooken hebbende, denselven heeft betuijgt dat hij niet meer als agt leggers roode en agt leggers witte Constantia wijn in ‘t geheel aan handen heeft, dewelke gevolglijk ten behoeve der E. Compagnie ingekogt sullen werden.89
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.90
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 74-78.¶
Dingsdag den {17331013} 13e October 1733, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
De verwarringen dewelke op het schip Delfland gedurende de herwaarts reijse sijn ontstaan, tot soo ver gegaen hebbende dat den boekhouder, Jacob Roket, neevens den opper en verdere stuurlieden, Maarten Schaaf, die overleeden is, Maarten Blank en Michiel Quast, hebben kunnen goedvinden den schipper, Claas Molenaar, des nagts tusschen den 8e en 9e Augustus passo. in sijn kamer in arrest te setten, en seedert daarin te houden, de principale oorsaak van het beleggen deeser vergadering sijnde, geliefden den Heer Gouverneur daar benevens te kennen te geeven dat Sijn Edele bij het arrivement van dien bodem uijt den mond van gemelten boekhouder Roket hebbende gehoord de beuselagtige reedenen waarom sij haaren schipper hebben vastgeset, den equipagiemeester ten eersten heeft na boord gesonden om denselven uijt arrest te doen ontslaan, met bijgevoegde ordre om dat schip, het welk op een seer onbequaame plaats bij de duijntjes ten anker lag, van daar ter regter rheede, en met eenen in ‘t bijweesen van gedagten schipper ‘s Comps. geldkisten volgens het gewonelijk gebruijk soo dra doenelijk aan land te brengen; produceerende den Heer Gouverneur als nu wijders eenige verklaaringen dewelke door den boekhouder Roket tot beschuldiging van den schipper, mitsgrs. van den schipper tot sijne decharge en ter aantooning van de mishandelingen die hem sijn aangedaan, aan Sijn Edele weedersijts sijn ter handen gestelt, dewelke met aandagt geleesen en aangemerkt sijnde de verwartheijd der saaken, soodanig als deselve bij die verklaaringen worden ter needer gestelt gevonden, en dat oversulx om alles alhier judicieel in behoorelijke forma te ondersoeken en af te doen, den tijd veel te kort vallen en ‘s Comps. kostelijken bodem al te lang soude moeten werden opgehouden, is derhalven na rijpe overweeging van saaken, voor den meesten dienst der E. Compa. best geoordeelt en vastgestelt dat men de voorseijde verklaaringen origineel met het selve schip Delfland na Batavia sal laaten afgaen, en ter geeerde dispositie van Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren der Hooge Indische Regeering overlaaten te doen wat deselve in dit geval sullen gelieven goed te vinden; en dat wijders, om alle verdere ongemacken voor te koomen, den boekhouder, Jacob Roket, neevens sijne familie, en eene juffr. Elisabeth Wilshuijsen, die als passagiere overvaart en een groote oorsaak van het heele spel schijnt geweest te sijn, mitsgrs. de geweesene slavin van baas Van Sorgen, Diana van Bengalen genaamt, die de huijsvrouw en het kind van hem Roket heeft opgepast, op een ander schip sullen worden geplaatst, of wel dat sij bij aldien ër als Delfland tot vertrek is klaar geraakt, nog geen verscheenen sal weesen waarop die verwisseling gevoegelijk sal kunnen geschieden, soo lang hier sullen moeten blijven tot dat sig bequame gelegentheijd tot haarlieder vertrek komt op te doen; gelijk meede den onderstuurman, Maarten Blank, op een ander schip overgaan en inmiddels, dewijl op de zeijlvaardig leggende scheepen Noordwaddingsveen , de Buijs en Crooswijk nu geene veranderingen kunnen worden gemaakt, het schip Delfland 800 dra doenelijk van een bequaam opperstuurman voorsien sal werden, door welke middelen men vertrouwt dat de rust op die kiel herstelt en alles weederom in een behoorelijke ordre gebragt sal weesen.
Wordende daarna door den Heer Gouverneur voorgedraagen dat den tijd tot vertrek voor het schip Valkenisse teegenwoordig na de ordre onser Heeren en Meesteren wel op handen soude beginnen te schieten, maar dat sulx egter voor als nog niet sal kunnen werden agtervolgt, ten aansien van de slegte gesteltheijd waarin sig de manschap van dien bodem, hier siek aangebragt sijnde, komt te bevinden, en dat ër geen middelen aan de hand sijn om daarin door het toevoegen van ander volk eeniger wijse te voorsien, op het welke geen ander besluijt heeft kunnen worden genoomen als dat men, alles aanwendende wat men kan, de noodsakelijkheijd hier omtrent voor het overige sal dienen op te volgen, dewijl het onverandwoordelijk soude zijn dat men een schip op die wijs van hier liet vertrecken.
Laastelijk is ten gedanen versoeke van den commandeur der soldaten van het gemelde schip Valkenisse , Johan George Keijserling, aan hem gepermitteert om desselfs hier getrouwde huijsvrouw, Jacoba van As,91 met sig na Batavia te moogen meedeneemen.
Aldus geresolveert ende gearresteer[t] in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.92
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 79-84.¶
Dingsdag den {17331027} 27e October 1733, voormiddags.
Alle teegenwoordig, behalven den E. Nicolaas Heijning.
Sijn ter vergaderinge geresumeert de negotie en soldij boeken deeses Gouvernements d’ ans. 1732/33, bij welke eerstgenoemde is koomen te blijken dat de lasten in dit boekjaer hebben gemonteert tot een somma van ƒ345,466:13:8, en daar en teegens de suijvere winsten en ‘s lants inkomsten tot een somma van ƒ150,738:3:8, invoegen de lasten dit jaar minder als in het voorleedene hebben beloopen een bedragen van ƒ28,908:12:-, en in teegendeel de winsten meerder een montant van ƒ25,884:8:-, sijnde het eerste principaal veroorsaakt door dien de onkosten der scheepen deesen jaare soo groot niet sijn koomen te vallen; gelijk meede het hooger rendement der winsten voornamentlijk voortspruijt uijt het debiteeren van ‘s Comps. negotie goederen, het inkoomen der thiendens en andere geregtigheeden, sulx men hoopen wil dat de winsten in ‘t vervolg nog meerder toeneemende, de lasten ter contrarie hoe langer hoe minder sullen moogen op stok loopen, tot besorging van het welke volgens pligt alle behoorelijke naarstigheijd sal werden aangewend en in ‘t werk gestelt de noodige middelen die tot bereijking van deese goede oogmerken sullen kunnen dienen.
Wordende daarna door den Heer Gouverneur wederom gesprooken weegens de gesteltheijd der manschap van de scheepen Valkenisse en Delfland , dat namentlijk den eerstgenoemden nu omtrent 150 coppen aan boord heeft, en dat ook het volk van Delfland fraaij begint bij te koomen, weshalven op de propositie van Sijn Edele voor den meesten dienst der E. Compagnie goedgevonden is dat men die bodems, is het doenelijk, op Woensdag den 4e der aenstaande maand November van hier sal dimitteeren, vertrouwende dat haar volk als dan genoegsaem tot het doen van de verdere reijs in staat sal weesen; ook sal men omtrent het met veele dooden en sieken hier aangelande schip Popkensburg alles wat doenelijk is aanwenden, ten eijnde het selve insgelijx soo dra het eenigsints sal weesen bij te brengen na Batavia te kunnen laaten volgen.93
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.94
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 85-88.¶
Donderdag den {17331105} 5e November 1733, voormiddags.
Alle present.
Op de gedaane propositie van den Heer Gouverneur is voor den meesten dienst der E. Compa. goedgevonden en vastgestelt dat al de erweeten en boonen van het veld staande gewasch ten haaren behoeve sullen worden ontfangen en bij de maguasijnen ingeslagen; en dat men sig noopens het aanneemen der garst sal reguleeren na mate der leverantie die daarvan aangebooden word, om insgelijx de benodigde quantiteijt van dat graan tot het maken van gort enz. voor d’ E. Compa. in te koopen.
En gelijk bij resolutie van den 8e der jongst gepasseerde maand October beslooten is dat de sestien leggers, de helft roode en de helft witte, Constantia wijnen dewelke den burger Johannes Coleijn magtig is geweest aan de E. Compa. te leeveren, souden worden ingekogt, ten eijnde den eijsch van Haar Wel Edele Groot Agtbare de Heeren Bewindhebberen ter Cameren Zeeland en Rotterdam daarmeede sal kunnen voldaen werden,96 wierd als nu door den Heer Gouverneur nader in overweeging gegeven of het niet van dienst en noodsakelijkheijd soude zijn dat men al ofte wel een gedeelte van deselve Constantia wijnen, die in den naasten wijn ougst staan te werden geperst, bij gemelte Colijn voor d’ E. Compa. quam te bespreeken, om dus in staat te weesen dat wanneer in ‘t aanstaande jaar weederom van die wijn uijt het vaderland mogt worden geeijscht, deselve te kunnen versorgen, over het welke gedelibereert sijnde, is voor den meesten dienst der E. Compa. best geoordeelt en vastgestelt dat al de roode Constantia wijn van het aanstaande gewasch voor d’ E. Compa. besprooken sal worden, beneevens een gelijk getal van leggers van witte wijn, soo veel als dat der roode die hij Colijn perssen sal komt te bedragen; gelijk ook bij deese geleegentheijd en het resumeeren der missive van wel gemelte Haar Wel Edele Groot Agtbare de Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland, in dato den 18e Maij deeses jaers,97 waarbij Haar Wel Edele Groot Agtbare berigt gelieven te requireeren hoe men die wijnen om klaar af te kunnen tappen, alhier gewoon is te behandelen, en of daar bij iets anders in agt dient te werden genomen, goedgevonden is te noteeren dat Haar Wel Edele Groot Agtbe. hierop schultpligtig sal worden gerescribeert dat daar omtrent niet sonderlings valt te observeeren, en dat die wijn alleen sonder andere bereijding na eenige weijnige dagen geleegen te hebben, schoon moet werden afgetapt.
Sijnde laastelijk bij overweeging dat het voor deesen ingesloopen misbruijk dat sommige deeser ingeseetenen sig niet ontsien hebben de nieuwe monteering van eenige der militie deeses Casteels, die tot het verkoopen van deselve of daarmeede veijl te sijn, sig ondeugend genoeg bevinden af te koopen, te ruijlen, ofte te beleenen, dan wel daarop iets te crediteeren, weederom begint in swang te gaen en door te tasten, geresolveert en noodig gevonden dat het daar teegens geemaneerde billiet van den 30e Maij 171698 gerenoveert en alomme geaffigeert sal werden, ten eijnde sig een ijgelijk voor het koopen en verkoopen van gedagte monteering en de daartoe staande paenaliteijten sal kunnen hoeden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.99
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 89-98.¶
Dingsdag {17331201} pmo. December 1733, voormiddags.
Alle present.101
Dewijl ook de tijds omstandigheijd vereijscht dat wel gemelte Heeren der Hooge Regeering van India van de apparentien van het te veld staande graangewasch berigt gedaen werde, is op het voordragen van den Heer Gouverneur goedgevonden dat bij het af te gaane schrijvens met Popkensburg , welken bodem op den 4e deeser maand staat te werden gedepescheert, dienaangaende geadviseert sal werden dat de schijnbaarheeden van het selve graangewasch, schoon niet soo favorabel als in het voorleeden jaar, sig egter nog niet buijten hoop van een tamelijken ougst koomen op te doen, hoewel de groote droogte die men nu eenigen tijd herwaarts gehad heeft, ons al van eenige ongemacken die door den roest als andersints veroorsaekt sijn, heeft doen hooren, dog dat bij aldien men het geluk heeft van in ‘t kort een regentje door Godes zeegen te erlangen, men sig vlijen durft dat wij Haar Wel Edele Groot Agtbe. in het aanstaande voorjaer nog van een fra[ai]je quantiteijt tarw uijt dit Gouvernement sullen kunnen dienen.
Bij geleegentheijd dat het vaartuijg van den burgerraad, Hendrik Oostwald Eksteen, op het Dassen Eijland is koomen te verongelucken, met hem volgens het geresolveerde van den 18e October 1729 gecontracteert sijnde dat hij sijn volk met visschen in de Saldanhabaaij soude laaten voortvaaren, en dat de E. Compa. de gevangen visch met haare vaartuijgen van daar soude laaten afhaalen, mits dat het half aam, waarvoor anders soo lang hij se selfs heeft opgebragt, drie rijxds. sijn betaalt, door hem voor twee rijxds. soude worden gelevert, behalven een geregt vijfde part voor niet, even gelijk sulx bevoorens gebruijkelijk was geweest; geliefden den Heer Gouverneur als nu te kennen te geeven dat gedagte Eksteen bij Sijn Edele geweest was om te waarschouwen dat hij over ses maanden met die visserij en leverantie aan d’ E. Compa. soude moeten uijtscheijden, dewijl het door hem op dien voet niet langer konde worden rondgeschooten, dog dat bij aldien men geneegen mogt sijn ‘s Comps. barcas de Fortuijn , die doorgaens tot het afhaalen van de visch is gebruijkt geworden, voor een billijken prijs aan hem over te laaten, de leverantie door hem dan nog wel eenigen tijd soude kunnen werden aangehouden; weshalven door den Heer Gouverneur in consideratie gegeven wierd wat hier omtrent best dienden te werden gedaan en in agt genomen, op dat men in geen verleegentheijd van de noodige soute visch voor ‘s Comps. lijfeijgenen quam te geraaken; over het welke met aandagt gedelibereert en aangemerkt sijnde dat men naar allen schijn niemand anders sal kunnen vinden die deselve visserij sal willen aanvaarden, en dat den omslag van het visschen als men sulx ‘s Comps. weegen wilde doen, nevens de gagien van het volk dat daartoe soude moeten gebruijkt werden, na de exempelen die men in voorgaande tijden daarvan reets gehad heeft, d’ E. Compa. ongelijk meer soude koomen te kosten als dat de visch op soo danigen wijs door particulieren geleevert word; is derhalven voor ‘s Comps. meesten dienst gevoegelijxt geoordeelt en vastgestelt dat de Heeren Adriaen van Kervel en Daniel van den Henghel bij deesen sullen werden gecommitteert om met meergemelte Eksteen aangaende de visscherij op welken voet hij geneegen is daarmeede te continueeren en weegens den prijs van de barcas Fortuijn te spreeken, op dat men verders soodanig besluijt hierop sal kunnen neemen als ten meesten voordeele der E. Compa. en dat men in opsigt van het noodige voedsel voor haare slaaven niet werde ontrieft, convenabelst sal worden gevonden.
Waarna den Heer Gouverneur geliefden te produceeren twee weekelijxe aanteijkeningen door den adsistent, Jacob van Leijden, van het werk van den Engelschen duijker, Pieter Richards, seedert den 14e tot den 28e der even gepasseerde maand November gehouden,102 waaruijt niet alleen te blijken komt dat door hem in al dien tijd niets ter weereld is uijtgeregt, maar ook oogenschijnelijk genoeg dat ër in ‘t vervolg al soo weijnig sal kunnen gedaan werden, aangesien daarbij word gesegt dat het wrak van Rotterdam 103 door het aanhoogen van de stranden nu vlak in het storten van de branding legt, en dat men oversulx niets meer daaromtrent kan uijtvoeren, en dewijl deese saak door den equipagiemeester Möller, die dat werk ter ordere van Sijn Edele meermaalen is weesen besigtigen, insgelijx op deselfde wijs is berigt en aangemerkt geworden, gaf hij derhalven in overweeging of men deesen arbeijd, die dog allesints vrugteloos is en blijven sal, langer soude kunnen laten voortgaen, dan wel of het niet best sal weesen dat men daarmeede liet uijtscheijden, om het volk dat hiertoe moet worden geemplojeert en dat teegenwoordig ten hoogsten tot het verrigten van andere presseerende saaken noodig is, haaren tijd niet nutteloos te laaten doorbrengen en de E. Compa. van alle verdere vergeefse kosten te ontheffen; waarover gedelibereert weesende, is, schoon men sig van al het boovenstaende volkoomen verseekert houd, egter om aan gemelte Richards alle uijtvlugten die hij als men van sijn werk spreekt, gewoon is te maaken, af te snijden, best geoordeelt en beslooten dat de Heeren Johan Thobias Rhenius en Nicolaes Heijning bij deesen sullen werden gecommitteert omme geadsisteert met den secretaris deeser Vergadering en gedagten equipagiemeester Möller dien arbeijd bij de eerste bequaame geleegentheijd te gaen besigtigen, ten eijnde men van haarlieder rapport en bevinding gedient sijnde, vervolgens soodanige resolutie hier omtrent sal nemen kunnen als met ‘s Comps. meesten dienst en intrest word bevonden over een te koomen.104
Ook sijn naar lecture der ingediende requesten van den krankbesoeker, Pieter Strigt, en burger Willem Raam,105 de daarbij gedaane versoeken geaccordeert, en gevolglijk aan haarlieden toegestaan om met de verwagt wordende retourscheepen na het vaderland te vertrecken, mits dat den laastgenoemden het hiertoe staande transport en costgeld voor ‘t logement in de cajuijt alvoorens in ‘s Comps. cassa sal moeten betaalen, en dat door hem goede sorg voor het onderhoudt der twee hier blijvende kleijne kinderen van hem en sijne overleedene huijsvrouw, met aantooning van blijk bij wie van haare vrinden die sullen besteet sijn, sal moeten werden gedragen.
En dewijl seedert het hier omtrent genoomen besluijt van den 22e Maij jongstleeden dat ‘s Comps. doenmaals aengebragte tabacq voor vijftien stuijvers het lb. uijt het negotie pakhuijs soude verkogt werden, nog niets naamwaardigs van deselve heeft kunnen werden gedebiteert, en dat men nu weederom een quantiteijt van dit kruijt aan handen heeft gekreegen, sonder dat sig eenige apparentien koomen op te doen dat deese taback en de geene die men verders nog te wagten heeft soo weijnig als de voorgaende voor dien hoogen prijs sal kunnen werden van de hand geset, is hierom, op dat men daarmeede niet langer mag blijven sitten, op de gedaane propositie van den Heer Gouverneur noodsakelijk geoordeelt en vastgestelt dat den prijs van gemelte tabacq op dertien stuijvers het lb. sal werden gereduceert, als wanneer de E. Compa. daarop nog een goed voordeel blijft genieten, in hoop dat men deselve hiervoor spoedig aan den man sal kunnen helpen; en vermits ër ook weijnig aftrek in de zanen en trijne photassen werd gevonden, is om die selfde reeden meede goedgevonden dat de eerste in ‘t vervolg voor 2 1/2 en de andere voor drie quart rijxds. ‘t ps. sullen werden verkogt, van welk een en ander aan een ijgelijk bij affixie van billietten de vereijschte kennisse sal worden gegeven.
Aldus geresolveerd ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.106
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
C. 93, pp. 99-103.¶
Donderdag den {17331203} 3e December 1733, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Den pangerang Loring Passir teegenwoordig metter woon aan de Caab gekoomen, en bij resolutie van den 3e September jongstleeden vastgestelt sijnde dat men desselfs aan d’ E. Compa. toebehoorende huijs en erf gelegen in den dorpe van Stellenbosch , als dan publicqu[e]lijk aan de meestbiedende soude doen verkoopen, geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat Sijn Edele dit land soodanig als het door hem pangerang is beseeten en gebruijkt geweest, ten dien eijnde bereijts door den landmeeter Cochius heeft doen meeten, en dat het selve groot bevonden is 4 morgen 591 quadraet roeden, sijnde het overige land dat bij transport van den 26e Februarij 1716 aan de E. Compa. is overgedragen, nooijt gebruijkt, en het grootste gedeelte van het pleijn of de soogenaemde braak voor het dorp van Stellenbosch geleegen, dewelke tot een drilplaets voor de burgerij dient, en die oversulx, dewijl hiertoe geen andere bequaame plaatsen open sijn, niet wel gemist kan werden, waarom den landdrost, Pieter Lourensz, ook versogt heeft dat het selve land niet verkogt, maar in teegendeel ten gemeenen gebruijke voor de E. Compa. mag worden aangehouden, vermits sulx andersints bij aldien het in handen van particulieren, die dat souden willen omslooten, quam te geraaken, niet alleen groote ongeleegentheijd in opsigt van het oeffenen der coloniers in den wapenhandel, maar ook voor de ingeseetenen van Stellenbosch in ‘t gemeen weegens het af en aanrijden met wagens, en de uijtdriften voor haar vee soude veroorsaaken, weshalven hier over geraadpleegt sijnde, goedgevonden is dat men gedagte huijs en land ter groote van 4 morgen 591 quadraat roeden, op den 18e deeser loopende maand December bij publicque vendutie sal opveijlen en voor contante penningen te geld maaken, waarvan tot kennisgeeving aan een ijgelijk die tot koopen soude moogen geneegen sijn, alomme billietten ter gewoonelijke plaatsen sullen werden aangeslagen.
Na het welke door de Heeren Adriaan van Kervel en Daniel van den Henghel ter vergadering gerapporteert wierd dat sij agtervolgens het geresolveerde van den 1e deeser met den burgerraad, Hendrik Oostwald Eksteen, gesprooken hebbende, denselven sig noopens het overneemen van de barcas de Fortuijn heeft verklaart ten uijttersten niet meer dan vierhondert rijxds. daarvoor te willen geeven, en aangaende het leeveren van visch aan de E. Compagnie, als hem deese barcas toegestaan wierd, dat hij dan het half aam geeven soude voor drie rijxds. en een vijfde part van de visch die door hem gevangen word voor niet, even gelijk sulx voordat sijn vaartuijg in den jaare 1729 is koomen te verongelucken, gebruijkelijk is geweest, of wel het half aam voor twintig schellingen soo veel als de E. Compagnie ten haaren behoeve noodig heeft, sonder dan in dit vijfde part gehouden te weesen, en dat hij op een van deese twee wijsen soodanig als den Heer Gouverneur en Raad die sullen gelieven te verkiesen, sig voor den tijd van vijf agtereenvolgende jaaren tot de leverantie wilde verbinden; over het welke met aandagt geraadpleegt sijnde, is voor den meesten dienst der E. Compagnie goedgevonden en vastgestelt dat men de barcas Fortuijn , die dog niet meer waardig en ook van geen ander gebruijk is als om met heen en weeder te vaaren de gevangen visch uijt de Saldanhabaaij af te haalen, met het daartoe behoorende schuijtje voor een somma van vierhondert rijxds. aan gedagte Eksteen sal overlaaten, waardoor de E. Compagnie met eenen van de kosten van het daarop bescheijdene volk neevens die der aan het swacke vaartuijg gedurig vereijscht wordende reparatien ontheft sal worden; en dat verders met hem Eksteen sal worden gecontracteert om het half aam gesouten visch voor twintig schellingen gedurende den tijd van vijf agtereenvolgende jaaren, sullende ingaen met pmo. Januarij 1734, aan de E. Compa., soo veel men benoodigt is, te leeveren, dewijl na voorgaande ondervindingen geoordeelt word dat dit voordeeliger sal uijtkoomen als dat men een vijfde part van de gevangen wordende visch voor niet neemt, en dan de overige teegens drie rijxds. het half aam soude moeten betaalen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorschreeve.107
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.
## Footnotes
-
‘n Gedeelte waarin die raad toestemming verleen het dat die tekortkomende voorrade as verliese afgeskryf en beskadigde goedere verkoop mag word, is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 101-104 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 331-333. ↩
-
Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 157-159. ↩
-
Nicolaas Ley het weer die kladnotule van hierdie vergadering geskryf. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 337.) Uit die kladnotule blyk dat die raad die assistent, Jacob van Leyden, berispe het nadat ‘n klagte oor sy optrede ontvang is van die onderkoopman, Olof de Wet. (Vgl. ook C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 27-29 en 31.) ↩
-
Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 43-45. ↩
-
Sien C.521,Uitgaande Brieven, 1733-1734, pp. 365-366. ↩
-
In die H.K. staan “geexcuteert”. Waarskynlik word bedoel “geexcuseert”. ↩
-
Sien C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 538-540. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 155-156. ↩
-
‘n Gedeelte waarin vier bemanningslede van die skip Nieuw Walcheren bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 111-112. ↩
-
Aletta van Es is aan die Kaap gebore en is op 21.10.1690 met Steven Vermey van Rotterdam getroud. Benewens Cornelis, is nog twee dogters, Geertruyd en Agnitie, uit die huwelik gebore. Haar versoekskrif kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 49-51. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staan “onvrindelijk”. ↩
-
Die “insinuatie” en Van Bochem se antwoord daarop kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 47-48. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 337-338. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe skipper, opper- en onderstuurman op die skip Ijpenroode aangestel is, is hieronder weggelaat. Sien C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 118-119 en C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 39-40 en 41-42. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn ook die volgende aantekening: “Het versoek van den Deensschen boekhouder om met onse scheepen te vertrecken toegestaan, mits desselfs capn. daar in toestemmende”. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 338. ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 338. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Schoonauwen , Landscroon en Petronella Alida bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 124-125. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie vergadering nie. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad besluit het om tekortkomende voorrade as verliese af te skryf, is hieronder weggelaat. Sien C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 126-127 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 335-336. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 338. ↩
-
Die Politieke Raad het ook op 25.6.1733 vergader. Volgens die kladnotule van daardie vergadering het die raad besluit om ‘n slaaf van Gerrit Mos oor te neem. Sien C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 339. ↩
-
‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Daarin het die raad besluit om beskadigde goedere uit die skepe Leijden en Hogersmilde as verliese af te skryf en die goedere uit die gesloopte skip Zeepost te verkoop. Sien C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 129-134 en C.292,Memoriën, 1726- 1739, pp. 337-341. ↩
-
Die plaas Herculespilaar naby Klapmuts is in 1701 aan ds. Hercules van Loon toegeken. Na sy dood in 1704 het sy weduwee dit saam met die aangrensende plaas, Warburg , verkoop. Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 75. ↩
-
Andries Krugel (1675-12.4.1734) van Tennenlohe , Duitsland , het in 1703 as soldaat na die Kaap gekom en het tien jaar later ‘n vryburger geword. Hy is op 5.7.1706 getroud met Zacharia Visser (1665-1721), die weduwee van Dietrich Putter, en na haar dood is hy weer met Maria Ras (1703-2.5.1734) getroud. Uit elk van die huwelike is een seun gebore. ↩
-
Die plaas Weltevrede op Joostenbergvlakte is in 1694 aan Matthys Michielsz van Stockholm toegeken. Die naam is later verander na Joostenberg . Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 75. ↩
-
Die plaas Soetendal in die Wagenmakersvallei is op 11.5.1712 aan Du Toit se vader, Francois du Toit, toegeken. Vgl. C. G. Botha,Die Kaapse Hugenote, p. 148. ↩
-
Matthys Strydom (1690-1737) was die seun van Joost Strydom en Marina Ras. Uit sy huwelik met Elisabeth Nortje is vier seuns en twee dogters gebore. ↩
-
Die plaas Champagne was geleë aan die Spruitrivier in die Wagenmakersvallei . Die huidige dorp Wellington is daarop aangelê. Die plaas is in 1699 aan die Franse vlugteling, Hercules Verdeaux, toegeken. Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 139. ↩
-
Pierre Malherbe (1696-1757) was die seun van Gideon Malherbe en Marie Grillion. Hy was getroud met Elisabeth Cilliers (1705-1779). ↩
-
Die plaas Hexenberg in die Wagenmakersvallei is op 28.2.1699 aan Jean de Tuillet toegeken. Vgl. C. G. Botha,Die Kaapse Hugenote, p. 142. ↩
-
Die vroeëre plaas Hondswyk teen die noordoostelike hang van Paarlberg , maak tans deel uit van Estherdal . Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 132. ↩
-
Jan Labuschagne is in Nederland gebore. Hy het in 1717 saam met sy moeder, Anna Maria Bacot, sy broer en suster na die Kaap gekom om hulle by sy vader, Pieter Labuschagne, te voeg. Op 11.11.1731 is hy met Maria Besselame van Amsterdam getroud, en na haar dood is hy weer in 1739 met Gesina Steenkamp getroud. Labuschagne is op 17.11.1753 oorlede. ↩
-
Jean Nortje was die seun van die Franse vlugtelinge Daniel Nortje en Maria Vitout. Sy eerste vrou, Maria le Roux, is in 1728 oorlede, en die volgende jaar is hy weer met Margaretha Malherbe getroud. ↩
-
In ‘n boedelinventaris wat in 1728 opgestel is, word Nortje se plaas Olyvenhout genoem. (Vgl. M.O.O.C. 8/5,Inventarissen, 1727-1737, nr. 12.) Die plaas was naby die huidige spoorwegstasie van Wellington geleë en is in 1699 aan Etienne Cronje toegeken. Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 139. ↩
-
Ockert van Schalkwyk was die seun van Dirk van Schalkwyk en Martha Olivier. Hy is op 1.10.1735 getroud met Sara Coetzee, die weduwee van Jan Nel. ↩
-
Elias Nel (1701-1773) was die seun van Guillaume Nel en Jeanne de la Batte. Hy is in 1731 met Anna Coetzee getroud en twee jaar later het hy weer met Anna Vivier in die huwelik getree. Volgens sy boedelinventaris is daar drie seuns, Jan Abraham, Albert en Willem Adriaan, uit die tweede huwelik gebore. ↩
-
Die plaas Vondeling is in 1706 aan Jacques Nortje in eiendom gegee. Vgl. C. G. Botha,Die Franse Hugenote, p. 148. ↩
-
Jan Olivier was die seun van Hendrik Cornelisz Olivier en Beatrix Gysberta Verwey. Hy is op 18.4.1717 met Helena Burger getroud. ↩
-
Jan Cilliers was die seun van Josué Cilliers en Elisabeth Couvret. Hy is op 5.12.1728 getroud met Anna Marais, die weduwee van Gabriel Rossouw. Met sy dood in 1756 het hy die plase Kijkuijt by Dal Josafat , Dreijversvalleij in Drakenstein en Brackefonteijn aan die Sonderendrivier besit. ↩
-
Dit is waarskynlik die plaas Dreijversvalleij waarna in die vorige voetnoot verwys is. ↩
-
Paul Jordaan (1695-1743) was die seun van Jean Jordaan en Elisabeth (Isabeau) le Long. Uit sy huwelik met Rachel Nel is nege kinders gebore. ↩
-
Die plaas Bosjesmansfontein naby die Paarl is in 1714 aan Jordaan se skoonvader, Etienne Nel, toegeken. Vgl. C. G. Botha,Die Kaapse Hugenote, p. 149. ↩
-
David Malan (1708-1792) was die seun van Jacques Malan en Elisabeth le Long. Na die dood van sy eerste vrou, Eleonora Melius (1715-1750), is hy met Elisabeth Marais (1725-1802) hertroud. ↩
-
Hy was die seun van die bekende Kaapse vryburger, Jacobus van der Heyden en Elsje Gildenhuys. Op 28.9.1717 is hy met Aletta Nobel van Amsterdam getroud. ↩
-
Die plase Uitwyk en Ongegund is deur Van der Heyden se vader aan hom bemaak. Sien M.O.O.C. 7/1/4,Testamenten,, 1726-1735, nr. 20. ↩
-
Michiel Basson (1701-1772) was die seun van Michiel Basson en Maria Daasdons. Sy huwelik met Maria Magdalena Meyn (1705-1763) was kinderloos. ↩
-
Die plaas Keesenbosch in die Swartland was eers die eiendom van Basson se vader. ↩
-
Albert Lambertsz Myburgh (1672-1750) was die seun van Lambert Lambertsz Myburgh en Aaltje Alberts. Hy was getroud met Elsje van der Merwe en was die stamvader van die Myburghs in Suid-Afrika. Vgl. P. A. Myburgh, “Die Eerste Myburghs” inFamilia, jaargang VI, na. 1, pp. 1-5. ↩
-
Adriaan Greeff was die seun van Matthias Greeff en Susanna Claasz. Hy was waarskynlik die jongste kind en met sy vader se dood in 1714 was hy nog onmondig. (Vgl. M.O.O.C. 8/2,Inventarissen, 1705-1714, nrs. 40, 63, 63 1/2 en 65.) Hy was van 1733 tot 1738 burger te Drakenstein . Hy was waarskynlik nooit getroud nie. ↩
-
Matthys Michiel Basson (1700-1775) was die seun van Willem Basson en Helena Clements. Hy is op 2.1.1729 met Martha Myburgh getroud. ↩
-
Met sy dood in 1747 het Olivier die plase Helderfontein en Rustplaas by Riebeeck-Kasteel besit. Vgl. M.O.O.C. 8/6,Inventarissen, 1738-1748, nr. 124. ↩
-
De Vijffonteinen (later bekend as Klavervlei ) by Riebeeck-Kasteel is in 1704 aan Pieter van der Byl toegeken. Na die dood van sy weduwee het die plaas die eiendom geword van hulle seun, Pieter. Vgl. J. van der Bijl,Van der Bijl Geslagsregister, p. 3. ↩
-
Michiel Bok was die seun van Christiaan Bok en Anna Groothenning. Hy is in 1700 aan die Kaap gebore en is op 2.9.1717 met Elisabeth van der Poel (1699-1737) getroud. ↩
-
Cornelis Heufke was die seun van Johannes Heufke en Alida Botma. Hy was getroud met Catharina Cruywagen. Heufke is in Augustus 1757 oorlede. ↩
-
Willem Stolts is op 15.5.1735 met Johanna van Beulen getroud. Hy is in 1750 oorlede. ↩
-
Volgens Stolts se boedelinventaris was die plaas Wolvendans geleë in die distrik Drakenstein tussen die Paardeberg en die Mosselbankrivier . Die plaas is op 28.6.1726 op sy naam oorgedra. (Vgl. M.O.O.C. 8/7,Inventarissen, 1742-1752, na. 57.) ↩
-
Jurgen (Jurriaan) Hanekom was afkomstig van Rathlosen by Sulingen in Hannover . Hy het van 1708 tot 1712 as houtkapper aan die Kaap diens gedoen, en nadat hy vir ‘n tyd as korporaal op die buitepos Klapmuts diens gedoen het, het hy in 1713 ‘n vryburger geword. Hy is op 11.11.1717 getroud met Johanna van den Bosch, die weduwee van Johannes Bockelberg en Maurits van Staden. Twee seuns en twee dogters is uit die huwelik gebore. Hanekom is in 1752 oorlede. ↩
-
Nattevalleij is in 1715 in eiendom aan Hanekom toegeken. Reeds op 30.8.1713 het hy toestemming ontvang om sy vee te laat wei en graan te saai in “de Witte Valleij ” in Drakenstein . Dit moet waarskynlik wees Nattevalleij . (Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 77 en R.L.R.2,Oude Wildschutte Boek, 1712-1714, p. 110.) ↩
-
Le Riche se weduwee was Susanna Fouche. Sy is aan die Kaap gebore en is op 15.6.1768 oorlede. ↩
-
Die plaas Groenefontein in die Wagenmakersvallei is op 28.2.1699 aan Philippe Drouin toegeken. Vgl. C. G. Botha,Die Kaapse Hugenote, p. 142. ↩
-
Die raad het o.a. ook vrybriewe toegestaan aan Jurriaan Nicolaas Wiese en Bartholomeus Schonken. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 339. ↩
-
Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 57-59. ↩
-
‘n Gedeelte waarin drie bemanningslede op die skip Rithem bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, p. 140. ↩
-
Die raad het ook aan die burger Claas Wolf toestemming verleen om ‘n bakkery te begin, en het daarbenewens ook vrybriewe toegestaan aan die soldate Andries Hesselbaard, Evert Jansz en Mattheus de Wulf. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 339 en C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 61-68. ↩
-
Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 13.8.1733 ook vergader. (Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 83.) In die kladnotules is egter geen verwysing na so ‘n vergadering nie. ↩
-
Twee gedeeltes is hieronder weggelaat. In die eerste gedeelte het die raad toestemming verleen dat tekortkomende en beskadigde goedere uit die skip Rithem as verliese afgeskryf of verkoop word. (Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 142-143 en C.292,Memoriën, 1726- 1739, pp. 347-348.) In die tweede gedeelte is ‘n aantal bemanningslede van die skip Opperdoes bevorder. (Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 143-144.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 340. ↩
-
Die raad het ook op 27.8.1733 vergader. Op daardie vergadering is ‘n vrybrief aan Jan Kromhout verleen. Vgl. C.l 13,Klad Notulen, 1717-1738, p. 340 en C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 69-70. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Magdalena en Groet bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 146-147. ↩
-
Die besonderhede i.v.m. die drankpagte is ook volledig aangeteken in C.760,Memorie Boekje van ‘t Aanstaan en Afschrijvingh der Pagten, 1717-1743, pp. 34-35 en C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, pp. 90-91. ↩
-
Willem Raams is in 1696 in Leeuwarden gebore. Hy is op 18.1.1733 met Alida Heufke (1709-1733) getroud. In 1734 het hy sy kind en stiefkind aan die Kaap agtergelaat en na Nederland teruggekeer. Hy is op 31.5.1736 te Zutfen , Nederland, oorlede. ↩
-
In die H.K. verbeter na “vaderlandsche”. ↩
-
Willem Raams is in 1696 in Leeuwarden gebore. Hy is op 18.1.1733 met Alida Heufke (1709-1733) getroud. In 1734 het hy sy kind en stiefkind aan die Kaap agtergelaat en na Nederland teruggekeer. Hy is op 31.5.1736 te Zutfen , Nederland, oorlede. ↩
-
In die H.K. verbeter na “vaderlandsche”. ↩
-
Die pagvoorwaardes kan gevind word in C.671,Pacht Conditiën, 1727-1739, pp. 295-299, 303-309, 311-315, 319-324, 327-330 en 331-335. Die gedeelte wat hieronder aangehaal word verskyn op pp. 319-320. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 340. ↩
-
Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 87-88. ↩
-
Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 85-86. ↩
-
Die raad het ook nog ‘n aantal ander besluite geneem. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 341.) Aan die brandewynpagter, Burgert van Dyk, is toestemming verleen om ‘n bytapper aan te stel, en aan Johan Jacob Grandam en Hendrik Christoffel Smit is vrybriewe verleen. (Vgl. C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 71-76.) ↩
-
Van Roon se versoekskrif en die verklaring van Van Schoor en De St. Jean kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 79 en 83-84. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede a.g.v. bostaande besluit op die Noordwaddingsveen bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 158-159. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 341. ↩
-
Die Politieke Raad het ook op 17.9.1733 vergader. (Vgl. C.l 13,Klad Notulen, 1717-1738, p. 341 en C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 101.) In die kladnotule verskyn slegs twee sake: “Wegens de molenaar Jan Wolgast. Verbeteringen op de Buijs “. ↩
-
Valkenisse het op 30.9.1733 uit Seeland in Tafelbaai aangekom. Op die reis is 124 van die 292 bemanningslede oorlede, terwyl 92 van die oorlewendes by die skip se aankoms siek was. Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 105. ↩
-
In die H.K. staan ook Haastricht . Dit moet waarskynlik wees Haastrecht , en moet nie met Maastricht verwar word nie. Haastrecht was die ou naam vir die dorp St. Maartensdijk op die eiland Tholen in Seeland , terwyl in die provinsie Suid-Holland ook ‘n dorp met daardie naam is. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel II, p. 3. ↩
-
Bogenoemde persone was almal skuldig bevind dat hulle gedros het, en sestien van hulle is gevonnis om agttien maande in kettings te arbei. Die oorblywende twee, Frans Harmensz en Jacob Claasz, is tot een jaar gevonnis. Vgl. C.J.14,Criminele Regts Rollen, 1732, pp. 33-36, 43-44, 55-57, 64-65, 80-81 en 85-86, en C.J.15,Criminele Regts Rollen, 1733, pp. 8-10, 34-36, 53-54 en 78. ↩
-
Daar bestaan geen kladnotule van hierdie vergadering nie. In die dagregister word ook geen melding gemaak van die vergadering nie. ↩
-
Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 267-269. ↩
-
Lambertus van der Byl (1706-1776) was die seun van Pieter van der Byl en Hester Terwinkel. Hy was ongetroud en het by sy broerskind, Catharina van der Byl, en haar man, Johannes Basson, op hulle plaas Swartefontein in die Swartland gewoon. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die raad die jaarlikse afskrywing van verliese aan die pakhuismeester, dispensier, ekwipasiemeester en keldermeester toegestaan het, is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 165-172. ↩
-
Die raad het ook ‘n vrybrief aan Jan Charl Stuckart verleen en vier soldate tot die rang van korporaal bevorder. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 342 en C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 89-90. ↩
-
Jacoba Helena van As (1710-1741) was die dogter van Jacobus van As en Maria Clements. Sy en Keyserling is op 18.10.1733 getroud. Een seun, Jan George, is uit die huwelik gebore. Op 7.12.1738 is sy hertroud met Friedrich Wilhelm Emsighoff. ‘n Dogter, Elsabe Helena, is uit hierdie huwelik gebore. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 342. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede op die skepe Valkenisse en Delfland bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 180-183. ↩
-
Die raad het ook aan Arnold Hendrik Scholtz toestemming verleen om ‘n bakkery te begin, terwyl vrybriewe aan Jurgen Christoffel Smit en Christiaan Ernst verleen is. Vgl. C.l 13,Klad Notulen, 1717-1738, p. 343 en C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 91-96. ↩
-
Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 29.10.1733 ook vergader. (Vgl. C.611,Dagregister, 1733-1735, p. 116.) In die kladnotule is egter ook geen melding van daardie vergadering nie. ↩
-
Die Kamers Seeland en Rotterdam se briewe, onderskeidelik gedateer 13.4.1733 en 20.4.1733, waarin om die wyn gevra word, kan gevind word in C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 263-264 en 241-245. ↩
-
Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 279-281. ↩
-
Die verbod op die verkoop van uniforms berus in C.603,Dagregister, 1715-1716, pp. 371-375. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, p. 64. ↩
-
Die Politieke Raad het in hierdie vergadering nog enkele ander besluite geneem. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 344.) Benewens ‘n persoon wat in diens geneem is, ‘n ander wie se dienskontrak hernieu is en ‘n derde aan wie bevordering toegestaan is, is ook ‘n vrybrief verleen aan Christiaan Ernst Schutte. (Vgl. C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 97-98.) Die volgende aantekening verskyn ook in die kladnotule: “Ten Holder sal nog twee en Colijn een legger witte Constantia wijn geeven, sullende dit in de voorige hier over sprekende resolutie verandert worden”. Hier word waarskynlik verwys na die besluit van 8.10.1733 (sien pp. 305-306 hierbo). In sowel die oorspronklike as die H.K. van daardie resolusie is “vijf leggers witte Constantia wijn” later verander na “agt leggers witte Constantia wijn”. (Vgl. C.28,Resolutiën1733-1734, p. 165 en V.C.345,Haagse Kopie, Resolutiën Politieke Raad, 1733, p. 145.) ↩
-
Die Politieke Raad het ook op 19.11.1733 vergader. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1733-1735, p. 345 en C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 125.) Die besluite wat geneem is, word soos volg in die kladnotule beskryf: “Wegens ‘t huys van den pangerang te schrijven. Abraham Minnaar kladschilder ƒ14. Thomas de Wit en Hendrik Ginsen in vrydom gestelt, als meede nog een knegt van Jan Hop. Fiat verbeteringen op Groenswaard. De saak van commissarissen”. Die korrespondensie tussen die raad en die landdros oor die huis van die pangerang Loring Passir kan gevind word in C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, p. 283 en C.521,Uitgaande Brieven, 1733-1734, pp. 587-589. Thomas de Wit en Hendrik Ginsen se versoekskrifte berus is C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 99-100 en 101-102. Die kneg van Jan Hop na wie verwys word is waarskynlik Christiaan Heerentsz van Frederikstad. Sy kontrak met Hop het op 27.10.1733 verval. (Vgl. C.J.2882,Contracten, 1728-1730, pp. 230-231.) ↩
-
‘n Gedeelte waarin twee bemanningslede van die skip Castricum bevorder is, is hieronder weggelaat. Sien C.28,Resolutiën, 1733-1734, p. 188. ↩
-
Sien C.350,Attestatiën, 1733, pp. 557-558 en 561-562. ↩
-
Rotterdam het tydens ‘n storm die nag van 16 op 17 Junie 1722 in Tafelbaai gestrand. Vgl. C.605,Origineel Dagregister, 1718-1724, pp. 619-624. ↩
-
‘n Gedeelte waarin ‘n besluit geneem is omtrent beskadigde en tekortkomende goedere uit die skepe Valkenisse , Noordwaddingsveen , Delfland en Popkensburg , is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 193-196 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 367-368. ↩
-
Stricht en Raams se versoekskrifte kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733- 1734, pp. 111-112 en 109-110. ↩
-
Die raad het ook enkele ander besluite geneem. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 345-346.) ‘n Aantal amptenare van die Kaapse garnisoen is bevorder, Pieter Jacobsz het sy vrybrief ontvang, die burger Pieter Obbels is as matroos in diens geneem, en die slaaf Moses van Paliacate is vrygestel. (Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 103-108, C.J.2884,Contracten, 1733-1734, pp. 110-112 en 182-184, en C.J.3083,Obligatiën, Transporten van Slaven, Vrijbrieven &a., 1733, p. 163.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 346. ↩