Skip to content

C096 v1.20

C. 95, pp. 123-147 en C. 96, pp. 2-10

Donderdag den {17340701} 1e Julij 1734, voormiddags.

1

Alle teegenwoordig.

Bij resolutie van den 2e der jongst gepasseerde maand Februarij, vermits de ruijmte die daarvan aan handen was en het gebrek van plaats in de pakhuijsen, goedgevonden sijnde dat men voor eerst geen erweeten of boonen bij de E. Comp. meer soude ontfangen, is als nu op de propositie van den Heer Gouverneur weederom vastgesteld dat ten aansien der seedert gemaakte consumptie in de boonen, en de daaruijt in de pakhuijsen gevolgde ruijmte, deselve in ‘t vervolg weeder sullen worden aangenoomen, dog dat de geene die gemelte boonen aan de E. Comp. koomen te leveren, een sesde part van derselver waarde met tabacq sal worden betaalt, en de overige vijf sesde parten in contanten, op dat door dit middel eenig vertier in ‘s Comps. tabak sal moogen gemaakt worden.

Ook is op het voordragen van den Heer Gouverneur uijt hoofde der noodsakelijkheijd waardoor sulx vermits het aandroogen der stranden vereijscht word, dienstig g’agt en beslooten dat het zeehooft weeder een stuk weegs, soo veel men gevoeggelijk sal kunnen bijbrengen, na zee sal worden uijtgelegt en verlengt, gelijk meede dat de jongst uijt het vaderland ontfangene loode buijsen, die wijder als de oude, dewelke ook meest versleeten sijn, als dan met eenen langs het geheele hooft, van de waterbacken af beginnende, sullen worden gelegt, wel te verstaan als deselve soo ver kunnen toereijken, ten eijnde men dus in staat sal moogen worden gestelt om de aankoomende scheepen haar waater dies te spoediger te kunnen toevoegen.

Waarna den Heer Gouverneur geliefden te kennen te geeven dat Zijn Edele sijne gedagten nader hebbende laaten gaan over de saaken van het in de Mosselbaaij geankert leggende retourschip ‘t Huijs te Marquette , breeder bij resolutie van den 17e der even afgeweekene maand Junij vermeld, uijt insigt van de onseekerheijd waarin dies overheeden ons gelaaten hebben, hoedanig het effective met dien boodem is gesteld, en welke reparatien daaraan sullen noodig zijn, om denselven (hij daartoe in staat zijnde) hier te kunnen brengen, terwijl men nog geen nader bescheijd daarvan ingekreegen heeft, hoewel het nu in den slegsten tijd des jaars is om die reijs te kunnen doen, egter voor den dienst en het intrest der E. Comp. noodig heeft geoordeet sig selfs in persoon, neevens den secretaris Tulbagh en equipagiemeester Möller, na de voorseijde Mosselbaaij en het aldaar vertoevende schip ‘t Huijs te Marquette op weg te begeeven, en die vojagie op den 7e deeser lopende maand Julij, op hoop dat men inmiddels nog eenig berigt inkrijgen mag, aan te neemen, om dus van na bij de noodige ordres die kiel betreffende ten meesten voordeele der E. Comp. te kunnen stellen, en met eenen bij die geleegentheijd dit proffijt daaruijt te trecken dat de regte gesteldheijd van gedagte Mosselbaaij , en of aldaar bequaame ankerplaats voor ‘s Comps. scheepen, die in deese baaij in ‘t vervolg wel meer souden kunnen genoodsaakt sijn een schuijlplaats te soeken, gevonden word, soo als particuliere raisonnementen daarvan al dikwils sijn geweest, aan onse Heeren en Meesteren sal kunnen ter kennisse gebragt worden; op het welke door de gesaamentlijke raatsleeden een voorspoedige behouden rheijs op deese togt aan den Heer Gouverneur toegewenscht zijnde,2 is door Sijn Edele verders aan den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel, aanbevoolen de huijselijke en dagelijx voorvallende zaaken alhier geduurende sijn afweesen behoorelijk waar te neemen ende te doen uijtvoeren; bijsonderlijk dat den reets uijt de Saldanhabaaij te rug gekoomenen hoeker de Snuffelaar en brigantijn Victoria met de in voorraad klaar gemaakt zijnde rondhouten en zeijlen voor het Huijs te Marquette , en andere door Sijn Edele besorgde noodsaakelijkheeden en manschap soo dra doenelijk en dat daartoe door den Heer Gouverneur bij desselfs schrijvens ordre sal worden gegeeven, na de Mosselbaaij worden afgesonden, onder anderen met een steen waarin het wapen van Haar Hoog Moogende en dat der E. Comp. gesneeden is, op dat men deselve, na het voorbeeld van de St. Helena Baaij en aan de Oliphantsrivier , in gedagte Mosselbaaij tot een teeken van ‘s Comps. eijgendom ter dier plaatse meede sal kunnen opregten en den weg aan alle vreemdelingen afsnijden, die sig aldaar souden willen ter needer setten, of het regt dat de E. Comp. tot dit land heeft in twijffel trecken, het geen te meer van nut en dienst sal zijn bij aldien die baaij een bequaame plaats tot het bergen van scheepen sal worden gevonden.

En dewijl het soude kunnen gebeuren dat het theeschip of eenige uijtkoomende scheepen geduurende des Heer Gouverneurs absentie alhier quamen aan te landen, heeft Zijn Edele aan gemelten Heer Van Kervel boovensdien gerecommandeert dat aan deselve soo dra sulx geschieden kan, sonder die eenigsints op te houden, haare depesches maar zullen moeten worden gegeeven, en aan onse Heeren en Meesteren of de Hooge Indische Regeering, bij de daarmeede afgaande brieven berigt gedaan van de hier bevoorens aangehaalde reedenen waarom den Heer Gouverneur deese vojagie ten dienste der E. Comp. heeft ondernoomen; soo als ook de jongst volgens resolutie van den 23e der voorleedene maand Maart geaffigeerde billietten, weegens de verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, dat ter dier tijd, om de bij dat raadsbesluijt g’allegueerde reedenen dus vroeg geschied is, nogmaals op den ordinairen jaarlijx gebruijkelijken tijd bij renovatie tot ververssing der memorie en een igelijks narigt allomme sullen moeten worden aangeplakt.

Sijnde verders op de voorstelling van den Heer Gouverneur, of zulx niet dienstig soude zijn om die menschen te beeter tot weldoen aan te moedigen, aan Sijn Edele gedefereert om den opperstuurman van het Huijs te Marquette tot schipper in de plaats van den overleedene aan te stellen, en de overige noodige verbeeteringen daar en booven op dien boodem te doen, soodanig als Sijn Edele de daartoe vereijscht wordende persoonen, na mate dat sij zig in hunnen pligt en dienst sullen worden bevonden gequeeten te hebben, deese gunst sal waardig oordeelen; gelijk ook om aan den burger Esaias Meijer, die de tijding van gedagte schip ‘t Huijs te Marquette hier gebragt heeft, en menschelijker wijs oorsaak is dat men soo doende de noodige middelen heeft kunnen te werk stellen om die kiel voor d’ E. Comp. tot dus ver te behouden, navolgens sijn hier om gedaane versoek een stukje lands, op approbatie nogtans onser Heeren en Meesteren, bij gemelte Mosselbaaij , daar hij zijn leening plaats heeft, tot een erkentenis voor de door hem aangewende vlijt ten dienste der E. Comp. in eijgendom te geeven, op dat andere te meerder moogen worden aangespoord om in diergelijke gevallen haaren ijver meede te werk te stellen, als sij zien dat het weldoen door d’ E. Comp. aan niemand word onbeloond gelaaten.

Dit dus afgehandelt zijnde, is door den Heer Gouverneur wijders gecommuniceerd dat Zijn Edele op twee plaatsen aan strand na de kand van ‘t Zoute Rivier daar voor deesen de oude redouten hebben geleegen,3 die door verloop van tijd ten eenemaal gedemolieert sijn, soo dat daarvan naauwlijx eenige overgebleevene teekenen meer worden gevonden, om de onseekere tijden van oorlog waarin men sig teegenwoordig bevind, heeft beginnen te laten opruijmen en klaarmaaken, met voorneemen om aldaar eenig geschut te plaatsen, ten eijnde de rheede te beeter te kunnen bestrijken en een aankoomend[e] vijand het landen met meerder nadruk te bedisputeeren, en dat ook voorneemens is het schansj[e] dat in voorige tijden aan de waaterplaats bij een baaijte daar schuijten souden kunnen aankoomen, geleegen heeft, weeder te doen herstellen, op dat men van die seijde meede geen bekommering sal behoeven over te laaten blijven, gevende met eenen in consideratie of het een en ander niet moeste g’oordeelt worden met ‘s Comps. meesten dienst over een te koomen, of dat anders voor het welsijn deeser plaats iets beeters soude kunnen worden uijtgevonden; dog dewijl men in de teegenwoordige omstandigheijd van zaaken niets heeft kunnen uijtdenken dat beeter is, en dat deese werkjes worden g’agt van veel nut te zullen zijn, is derhalven best gedagt dat deselve volgens het voorgedraagene project van den Heer Gouverneur op die wijse sullen opgemaakt en dat bij ider een wagthuijs sal geplaatst werden.

Na het welke geleesen is het berigt der burger officieren van Stellenbosch en Drakensteijn weegens de zeijnen die zij oordeelen dat nu souden moeten worden gedaan, om door middel van deselve de ingeseetenen haare onderhoorige districten bij vijandelijke overkomst aan de Caap te krijgen, neevens haarlieder getal en dat van de door haar meede te brengene slaven, gedresseerde handpaarden enz., sijnde van den volgenden inhoud:4

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad

‘Extraordinairis van India, Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop en de resorten van dien &a. &a. Wel Edele Gestr. Heer,’

‘Ingevolge Uwe Wel Edele Gestr. mondelijke ordre, mitsgrs. het door Uwe Wel Edele Gestr. aan mij ter handen gestelde extract placcaat, in dato 29 Julij 1690,5 behelsende principalijk hoedanig men sig in tijden van oorlog ter eerster waapenkreet op de zeijnschooten van alarm soude hebben te gedraagen, mitsgrs. door Uwe Wel Edele Gestr. verdere gedane afvraginge waar en op wat plaatsen de zeijnschooten in tijd van nood best souden kunnen gedaan worden, van gelijken hoeveel manschappen, Comps. dienaars, leenings knegts, mansslaven en gedresseerde handpaarden in zoo een geval wel souden kunnen aan de Caab koomen, so hebbe ten dien eijnde op heeden expres krijgsvergadering laten beleggen6 omme met malkanderen te beraadslaan wat hier omtrent best diende gedaan te worden, en vinden ons als nu verpligt Uwe Wel Edele Gestr. pligtschuldig ter kennisse te brengen hoe wij ten dien subjecte op het nauwkeurigst hebben nagegaan, eerstelijk op wat plaatsen het gemackelijkst de voorn. zeijnen souden kunnen gesien en gedaan worden, en hebben naar onse beste weetenschap deselve soodanig verdeelt als bij een apparte lijste, deesen g’annexeert,7 Uwe Wel Edele Gestr. des gelievende daaruijt sal koomen te blijken; alhoewel wij ons meede verpligt vinden Uwe Wel Edele Gestr. ter kennisse te brengen dat die z[e]ijnschooten juijst niet van een igelijk soo accuraat sullen kunnen gesien, dog wel duijdelijk gehoort worden, en wanneer d’ een of ander maar eenige hoogte sal willen beklimmen, sal hij door de opgaande rook van voorn. z[e]ijnschooten sulx als dan wel nader kunnen zien, dog indien nog verder landwaarts in, alwaar geene zeijnschooten souden kunnen gezien of gedaan worden, egter de aldaar woonagtig zijnde menschen insgelijx gewaarschouwt wierden, souden wij onder correctie van Uwe Wel Edele Gestr. oordeelen best te zijn dat sulx door de gebuuren, ‘t zij door Hottentots ofte slaven, wierde verrigt, als wanneer op sulke wijse selfs de verafgeleegensten binnen korten daarvan behoorlijk kosten verwittigt worden; aangaande nu de manschappen dewelke in tijd van nood wel soude kunnen aan de Caab koomen, soo oordeelen wij naar onse gedagten dat die wel een getal van driehondert stuks souden uijtmaken, dog vinden ons niet wel in staat om soo wel van des E. Comps. dienaars en leeningsknegten een vast getal te kunnen opgeeven, als staande van de laatstere bij de opneem rolle maar een seer kleijn getal bekent, soo dat wij oordeelen dat er seekerlijk eenige niet moeten opgegeeven zijn; en betreffende de mansslaven souden wij meede oordeelen dat deselve sig wel tot een getal van drie a vierhondert stuks souden beloopen, alsoo daarmeede geen regte staat op te maaken is, omdat sommige menschen seer ver landwaarts in woonen, en egter eenige slaven hebben, die in soo een geval soo schielijk niet souden kunnen opkoomen, dog wat aangaat de handpaarden, derselver getal soude naar onse gedagten sig wel op tweehondert stuks beloopen.’

’- - - (Was geteekent) Pr. Lourensz, Johs. Louw, Jacob Coetser, D. v. d. Lith, Jan Bastiaanse, Js. Groenewalt, G. v. d. Bijl, Johs. Louw Jacobsz, W. Pas. (In margine) Stellenbosch in krijgsvergadering, den 26 Junij 1734.’

‘Opgevinge van zoodanige plaatsen waar de zeijnschooten onder het district van Stellenbosch en Drakensteijn in tijden van nood tot verwittiging van d’ inwoonders best souden kunnen werden gedaan:’

‘De eerste z[e]ijn soude dienen gedaan te zijn van de Platte Kloof in de Tiegerbergen , welke de tweede op de Stellenbosche Kloof zoude kunnen zien en hooren, van waar weederom tot op de Hottentots Hollands Kloof en van daar tot op de Houwhoek , vervolgens van de Houwhoek tot op de Swarte Berg booven het warme-water, en dan voorts tot op de Hessequasse Kloof zoude kunnen geseijnd werden, door welke laatste zeijn de inwoonders kunnen werden gewaarschouwt tot over de Buffeljagts Rivier , als meede de buijtenste ‘s Comps. post aldaar geleegen.’

‘Voorts zoude een dienen te weesen op het Simons gebergte 8 booven ‘s Comps. post aan de Klapmuts ,9 en een ander weederom op de Paarl tusschen Lucas Meijer en Jan Bastiaansz, welke beijde zeijnen soude kunnen ontfangen van de Platte Kloof in de Tiegerbergen , van de Paal weederom naar Ri[e]beeks Casteel op de noordzijde, en van daar tot op de voorste hoek van de Picquet Bergen , weederom van daar op de Piecqueniers Kloof , en dan nog een op de noordzeijde van de Picquet Bergen op de plaats van den burger Floris Maijboom.’

‘Nog zoude er een moeten zijn booven de Comps. post over het Roode Sand , dewelke weederom kan zeijnen over de Breede Rivier op de plaats van Christoffel Bota,10 gent. d’ Eendragt , en die weederom aan de Oliphantsberg op de plaats van Hannes Bota,11 en van waar vervolgens een groote meenigte borgers kunnen gewaarschouwt werden, laastelijk soude men nog naar de kant van de Groene Cloof een zeijn dienen te hebben op de Groote Dassen Berg ,12 en dan nog een tweede agter de evengem. cloof op de Klip Berg , van welke laaste berg de zeijnen zouden kunnen ontfangen d’ inwoonders daar omtrent tot na de Saldanhabaaij .’

‘Door welke voorsz zeijnen de borgers kunnen opontbooden werden, die sig woonagtig vinden in de Verloore en Lange Valleij ,13 op deese en geene zeijde de Oliphantsrivier , over het Roode Sand , Brederivier , ‘t Hexe Rivier , Bokkeveld , tot aan de Buffeljagtsrivier en ‘s Comps. post aldaar geleegen, als meede alle die geene welke over d’ Hottentots Hollands Kloof over de berg woonagtig zijn.’

‘(Onderstond) Stellenbosch , den 26e Junij 1734. (Was geteekent) Pr. Lourensz, Johs. Louw, Jacob Coetser, D. v. d. Lith, Jan Bastiaanse, Johs. Groenewalt, G. v. d. Bijl, Johs. Louw Jacobsz, Wm. Pas.’

Het geen met aandagt geleesen sijnde, is ten meesten dienste der E. Comp., tot welzijn deeser Colonie goedgevonden dat als nu door de Heeren Adriaan van Kervel en Johan Thobias Rhenius met de burger officieren deeser plaats sal worden gesprooken om haarlieder consideratien noopens het verzamelen der ingeseetenen van dit Caabse district en de zeijnen die daartoe noodig sullen worden gevonden, in te neemen, op dat men daarvan gedient zijnde, weegens het een en ander nader sal kunnen besluijten.14


Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.15

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 11-13.

Dingsdag {17340831} ulto. Augustus 1734, voormiddags.

Alle present, behalven den Edele Heer Gouverneur, Jan de la Fontaine, beneevens de coopluijden, d’ E.Es. Hendrik Swellengrebel en Rijk Tulbagh.16

Op heeden volgens het geresolveerde ter vergadering van den 23e Maart deeses jaars, en de daarop ter dier tijd, mitsgrs. nu weeder in de maand van Augustus bij renovatie allomme g’affigeerde billietten, na behoorlijk klocke geklep en uijtroeping van den boode, getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deses Gouvernements, sijn de onderstaande perceelen door de naargen. persoonen ingem[e]ijnd ten soodanigen prijse als hier onder gespecificeerd werd, te weeten:17

't Moutbier
  Carel Diederik Boetendag   ƒ1,350:-
Brandewijnen enz.
1 quart, Carel Diederik Boetendag ƒ1,300:-
2 do. Noag Backer ƒ1,375:-
3 do. Jan van der Swijn ƒ1,550:-
4 do. Jacobus Marshoorn[^18] ƒ2,600:- ƒ6,825:-
Vaderlandse bieren en wijnen
  Carel Diederik Boetendag   ƒ7,000:-
Caabse coele wijnen
1 quart, Abraham Lever ƒ4,800:-
2 do. Jan van der Swijn ƒ5,100:-
3 do. Cael Diederik Boetendag ƒ5,000:-
4 do. gem. Boetendag ƒ3,900:-
    ƒ18,800:-
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditie in een generale massa weeder opgeveijld en afgeslagen zijnde, sijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Abraham Leever, invoegen hij generalen pagter der Caabse coele wijnen is gebleeven voor een zomma van ƒ32,000:-
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje
  Jan Sprangel   ƒ650:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
  Isaak Martensz[^19]   ƒ800:-
  Zulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ48,625:-
't Moutbier
  Carel Diederik Boetendag   ƒ1,350:-
Brandewijnen enz.
1 quart, Carel Diederik Boetendag ƒ1,300:-
2 do. Noag Backer ƒ1,375:-
3 do. Jan van der Swijn ƒ1,550:-
4 do. Jacobus Marshoorn[^20] ƒ2,600:- ƒ6,825:-
Vaderlandse bieren en wijnen
  Carel Diederik Boetendag   ƒ7,000:-
Caabse coele wijnen
1 quart, Abraham Lever ƒ4,800:-
2 do. Jan van der Swijn ƒ5,100:-
3 do. Cael Diederik Boetendag ƒ5,000:-
4 do. gem. Boetendag ƒ3,900:-
    ƒ18,800:-
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditie in een generale massa weeder opgeveijld en afgeslagen zijnde, sijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Abraham Leever, invoegen hij generalen pagter der Caabse coele wijnen is gebleeven voor een zomma van ƒ32,000:-
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje
  Jan Sprangel   ƒ650:-
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
  Isaak Martensz[^21]   ƒ800:-
  Zulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ48,625:-

Aldus gedaan en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.22

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, NS. LEIJ. E.g. clercq.

C. 96, pp. 14-33.

Dingsdag den {17340907} 7e September 1734, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Wierd door den Heer Gouverneur (na dat van de leeden des Raads ter vergaadering verwelkomt, en dat door Sijn Edele beneevens sijne dankbaarheijd hierop betuijgd was de aangenaamheijd die hij vond van haar gesaamentlijk weederom in gesondheijt te moogen sien) verders gecommuniceert dat den opperstuurman van het schip ‘t Huijs te Marquette , Abraham van Reijnoij, vermits op desselfs gedrag niets te seggen viel, door hem tot schipper op dien boodem was aangestelt, en dat ook volgens het geresolveerde van den 1e der jongst gepasseerde maand Julij, de verdere noodige verbeeteringen op dien boodem gedaan sijn, gelijk meede dat de in leening beseeten geweest sijnde veeplaats bij de Mosselbaaij van den burger Esaias Meijer, genaamt Hartebosch , in conformiteijt van dat selfde raadsbesluijt alles nogtans op nadere goedkeuring onser Heeren en Meesteren, aan hem Meijer in eijgendom is gegeeven.

Waarna door den soldij boekhouder, Olof de Wet, ter vergaadering geproduceert wierd de geslootene boedel reekening van soodanige goederen als in het voorleedene boekjaar van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder sijne administratie sijn gekoomen, met eerbiedig versoek dat deselve door deesen Raad mogt werden g’approbeert; dewelke dan ook na alvoorens neevens het rapport van den negotie overdraager en secretaris der weescaamer, ter exacte visitatie van dien gecommitteert geweest, g’examineert sijnde, is geaggreeert geworden.

Vervolgens geleesen sijnde seeker versoekschrift door den ondercoopman en eerste geswoore clercq ter politicque secretarije alhier, Nicolaas Leij, in de onderstaande bewoording gepresenteert:23

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdanigen en gehoorsaamen dienaar, Nicolaas Leij van Cabo de Goede Hoop, ao. 1720 in dienst der E. Comp. aangenoomen voor adelborst â ƒ10 per maand, seedert successive en laatst in den jaare 1732 door Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seeventhienen op het gunstig voorschrijvens van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op des suppliants thans bekleedende bediening van eerste geswoore clercq ter politicque secretarije alhier tot ondercoopman met ƒ40 maandelijx aangestelt, hebbende dus omtrent vijfthien jaaren lang de E. Comp. (niet beeter weetende dan tot genoegen) gedient, hoe hij suppliant niet alleen seedert een geruijmen tijd met een benauwde borst is gequelt geweest, ‘t welk door het continueel sitten om te schrijven dat den suppliant in sijn dienst moet doen, van tijd tot tijd komt te verergeren, maar ook vermeijnd onder Godes zeegen genoegsaam in staat te zijn om op een eerlijke en betaamelijke wijse buijten den dienst van de E. Comp. te kunnen bestaan; weshalven hij sig in alle eerbied is wendende tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met needrig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn hem uijt ‘s Comps. dienst te ontslaan en te permitteeren sig gelijk andere vrije ingeseetenen ter deeser plaatse te moogen erneeren; waar en booven den suppliant Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op de eerbiedigste wijse is smeekende om de rang en het fatsoen als ondercoopman te moogen blijven behouden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Is desselfs versoek om in vrijdom te moogen worden gestelt en de rang naast den jongsten in dit Gouvernement dienst doende ondercoopman te blijven behouden, geaccordeert; en is weeder tot eerste geswoore clercq ter politicque secretarije voornt., mitsgrs. tot secretaris van commissarissen van kleijne en huwelijx saaken in steede van gedagte Leij aangestelt den boekhouder, Willem van Kerkhoff,24 als weesende een persoon die tot het waarneemen deeser bedieningen de vereijschte bequaamheijd komt te besitten.

Sijnde voorts op de propositie van den Heer Gouverneur, dat al de erweeten en boonen van het oude gewasch nu meestendeel sijn ontfangen en bij ‘s Comps. maguasijnen ingeslaagen, soo dat men daarvan rijkelijk voorsien sijnde, voor eerst van die potspijs niet meer sal van nooden hebben, goedgevonden en verstaan dat geen erweeten of boonen meer zullen worden aangenoomen tot na het vertrek der aanstaande retourvloot, en den nieuwen ougst van dien, op dat men dus sal kunnen sien hoe ver met de geene die reets bij d’ E. Comp. in voorraad zijn, ten behoeve van ‘s Comps. scheepen en andere noodsaakelijkheeden sal kunnen toegereijkt werden.

Ook wierd door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven dat Zijn Edele de bossen aan de Rivier Sonder Eijnd en wijders landwaart in op den weg na de Mosselbaaij geleegen, nu selfs gesien en gevisiteert hebbende, bevonden had dat om de verafgeleegentheijd derselver soo van deese plaats als van de zee, of vaarbaare rivieren, die nergens in het land worden gevonden, en de moeijelijkheijd der weegen derwaarts, die men wel kan seggen bijna ontoegankelijk te zijn, daaruijt geen het minste nut of voordeel voor d’ E. Comp. kan worden getrocken, met bijvoeging of het hierom niet best soude zijn dat men de luijden die daar omtrent woonen, en zulx koomen te versoeken, bij ordonnantie permitteerde een stuk houts tot haar eijgen gebruijk daaruijt te moogen kappen, om alsoo het voordeel van de daartoe gerequireert wordende zeegels nog voor d’ E. Comp. te kunnen genieten, over welke saak geraadpleegt zijnde, goedgevonden en best gedagt is het selve om d’ g’allegueerde reedenen volgens ‘t voorstel van den Heer Gouverneur in ‘t vervolg te laaten geschieden.

En dewijl de burgers Johannes Cruijwaagen, Jan Hop, Andries Grove, Jan Christoffel Bek en Jacobus Bota25 den Heer Gouverneur op desselfs vojagie na de Mosselbaaij soo met haare persoonen als behulp van waagens, paarden en beesten niet alleen hebbende vergeselschapt, maar dat zij ook boovensdien groote behulpsaamheeden soo voor Zijn Edelens komst door haar volk als bij desselfs aanweesen aldaar aan het in gem. baaij vertoevende schip ‘t Huijs te Marquette door het aanrijden van bequaam drinkwaater, brood, vleesch en andere behoeftigheeden hebben beweesen, sulx het wel reedelijk soude zijn dat hiervoor eenige erkentenis ‘s Comps. weegen aan haar wierde toegevoegd, om andere meede aan te moedigen sig in diergelijke dringende gevallen van noodsaakelijkheijd voor ‘s Comps. welzijn te bevlijtigen, is derhalven op het voordraagen van den Heer Gouverneur, dat zij aan Zijn Edele hadden verzogt dat aan haar ider een veepost, die zij in leening quaamen te besitten, in eijgendom mogt worden gegeeven, g’arresteert en beslooten dat dit haar versoek sal worden toegestaan, en dat daarbij nog uijt insigt van desselfs armoede en de swaare familie waarmeede deesen man belaaden is, soo als dit nu door den Heer Gouverneur op zijn reijs is ondervonden, sal worden gevoegd den landbouwer Abraham de Clercq,26 sullende de volgende veeplaatsen op de g’eerde goedkeuring nogtans onser Heeren en Meesteren, aan haarlieden in eijgendom gegeeven worden, naamentlijk aan Johannes Kruijwaagen de Hartebeestekraal geleegen bij de Mosselbaaij , aan Jan Hop de Goede Hoop 27 geleegen aan de Paal ,28 aan Andries Grove Fontaine Gift geleegen aan Ri[e]beeks Casteel bij Sonquas Drift 29 aan de Berg Rivier , aan Jan Christoffel Bek Welbedagt geleegen aan de Mosselbaaij , aan Jacobus Bota Jan Harmensz Gat 30 geleegen agter Coggemanskloofs Revier 31 in het land der Hessequas,32 aan Abraham de Clercq de Vogelvalleij geleegen bij de Roodesandscloof .

Sijnde laastelijk door de Heeren Adriaan van Kervel en Johan Thobias Rhenius, volgens resolutie van den 1 Julij passato met burgerofficieren van de Caab weegens het doen der zeijnen enz. gesprooken hebbende, derselver schriftelijke consideratien ter vergaaderinge overgeleevert, vervat zijnde in de volgende bewoordinge:33

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘De leeden der burger krijgsvergaadering ten haaren versoeke op heeden extra-ordinair bij den anderen geconvoceert, althans getreeden zijnde tot serieuse overweeginge van de mondelijke propositie door d’ Heeren Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, en Johan Thobias Rhenius, capitain militair deeses Casteels, uijt naame ende van weegens den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinairis van Neederlands India en Gouverneurin loco, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad aan haarlieden gedaan, met overleeveringe van copia van het schriftelijk g’adviseerde van den burgerkrijgsraad van Stellenbosch en Draakensteijn hoedanig men namentlijk best de z[e]ijnschooten van allarm, om in tijden van oorlog ieder ingeseeten te waarschouwen, gevoeggelijxt soude verdeelen, als meede hoe veel burgers, leeningknegts, mansslaven en bequaame handpaarden in ‘t Caabse district wel souden kunnen werden bijeengebragt, of wat wijders booven het gemelde g’adviseerde van Stellenbosch en Draakensteijn ten opsigte van het een en ander tot meerder nut bijgevoegd of nagelaaten, soo vinden ons als nu verpligt Uwe Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren pligtschuldig ter kennisse te brengen hoe wij soo nauwkeurig als ons doenelijk is hebben nagegaan en bevonden de gestelde zeijnschooten in krijgsvergaadering tot Stellenbosch genoomen naar onser gedagte goed te zijn, alleen met dit onderscheijd dat van de Honingberge[n] 34 ook diende een z[e]ijn gedaan te werden, om soo veel te gemackelijker aan de Picquetbergen gesien en gehoort te kunnen werden, als leggende d’ Honingberge[n] tussen het Ri[e]beeks Casteel en de Picquetberge[n] in, en de landstreek tussen het Ri[e]beeks Casteele 35 en de Picquetberge[n] te groot is om zulx gemakkelijk aan de Picquetberge[n] te kunnen hooren, de tweede z[e]ijnschoot op de Koeberg ,36 vermits deselve niet alleen het geheel Swate Land ,37 maar ook selfs de geheele Groene Clooff door kan gehoort worden, en uijt dien hoofde in korten tijt aan ‘s Comps. post in de Saldanhabaaij soude kunnen bekent gemaakt werden, kunnende dus de meeste z[e]ijnschooten in elkers omkring gemakkelijk gehoort en gesien werden, ende alsoo de verafgeleegenste inwoonderen onder Uwe Wel Edelen Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren goedvinden den eene nabuer38 den anderen souden kunnen waarschouwen; betreffende de burgers, soo vermeijne wij dat die wel een getal van driehondert soude uijtmaaken, dewelke in staat zijn om in het geweer te kunnen koomen, waar onder meede gereekent zijn oude burgerraaden (die geen burgerofficiers zijn), commissarissen, ouderlingen, brandmeesters, de knegts in leening zijnde ten getalle van ses en tagtig, en aangaande de mansslaven, die tot dienst soude kunnen strecken, vierhondert in getal, en laastelijk de handpaarden een quantiteijt van tweehondert vijf en twintig stux.’

‘Waarmeede wij hoopen aan de ordre van Uwe Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren pligtschuldig genoegen te geeven - - - (Was geteekent) Fk. Russouw, Hendk. Oostwald Eksteen, D. Pfeijl, Gt. la Febre, Jan de Wit, Melt van der Spuij, A. Leever. (In margine) In crijgsvergadering aan Cabo de Goede Hoop, den 22e Julij 1734.’

Welkers inhoude aandagtelijk overwoogen sijnde, heeft men de beraamde zijnen door krijgsraade van Stellenbosch en Drakensteijn , in de voorseijde resolutie g’insereert, goedgekeurd, met bijvoeging nogtans der twee plaatsen door den chrijgsraad van de Caap genoteerd, naamentlijk de Honingberg en Koeberg ; sullende nu verders in opmerking worden genoomen welke luijden als het naast bij de aangeweesene plaatsen waarvan de zeijnen sullen moeten worden gedaan, woonende, tot het doen der gemelte zeijnen van het noodige geschut sullen moeten voorsien werden, als wanneer men de ordre hier toe dienende bij een publicq bevel tot narigt en opvolging voor een igelijk sal kunnen doen afkondigen.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.39

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 34-41.

Saturdag den {17340911} 11e September 1734, voormiddags.

40

Alle present.

Door den burger Daniel Walters het onderstaande versoekschrift sijnde gepresenteert geworden:41

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft seer reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. needrigen dienaar, Daniel Walters van Cabo de Goede Hoop, staande onder voogdije van Heeren weesmees[teren] deesen42 plaatse, hoe hij suppliant reets den ouderdom van 22 jaaren heeft bereijkt, en ook vermeijnd in staad te weesen sijne goederen naar behooren te kunnen administreeren, dierhalven neemt hij de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op ‘t onderdanigst te versoeken dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan den suppliant te verleenen brievende venia aetatatis43 en suppletie van ouderdom, sullende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., des behaagende, uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voorn. desselfs goed leevens gedrag koomen te blijken.44

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. &a.’

Is naar lecture van dies inhoude in opmerking genoomen sijnde het goed getuijgnis dat door weesmeesteren deeser plaatse, onder wiens voogdije den suppliant sorteert, aan hem gegeeven word, goedgevonden en verstaan dat de versogte brieven vanvaeniam aetatisaan gemelte Walters verleend sullen werden.

Na het welke door den Heer fiscaal independent deeses Gouvernements, Mr. Daniel van den Henghel, te kennen gegeeven wierd dat den pagter der Caabse coele wijnen, Abraham Leever, bij Sijn E. geweest zijnde, klagten hadde gedaan dat sommige deeser ingeseetenen en wijngaardeniers sig niet quaamen te ontsien haare wijnen tot nadeel van hem pagter, direct teegens den inhoude van het 15e articul van het vigeerend generaal placcaat45 en andere teegens het smockelen door deese Regeering gestatueerde ordres, in minder quantiteijt als een halfaam te debiteeren, ende zulx wel voornamentlijk in ankers en ander minder vaatwerk, onder pretext dat twee ankers of vier halve ankers enz. een halffaam46 koomen uijt te maaken, met versoek dat hij hier omtrent als pagter in sijn goed regt mogt werden gemainteneert; ende dewijl den Heer fiscaal sig hierop g’informeert hebbende van de andere kant berigt was dat het nooijt door de pagters was betwist dat imand geen twee of meer ankers soude moogen verkoopen, soo slegts de quantiteijt niet minder als van een halffaam gevonden wierd, had hij het van sijnen pligt geagt te zijn sig aan deesen Raad te addresseeren, met versoek om te moogen weeten hoedanig sig in ‘t vervolg hierin soude te gedraagen hebben; over welke saak met aandagt gedeelibereert47 sijnde, best gedagt en beslooten is dat aan de eene zijde tot handhaving van het regt van den pagter der Caabse coele wijnen, bij renovatie der voorgaandelijk teegens het smockelen gestatueerde beveelen aan een igelijk deeser ingeseetenen en wijngaardeniers sal worden en blijven verbooden haare wijnen in minder quantiteijt of in minder vaatwerk als een halfaam te debiteeren, sonder dat in ‘t vervolg op deese exceptie dat twee ankers of vier halve ankers en soo wijders van andere kleijnder vaatjes een ha[l]ffaam koomen uijt te maaken, in ‘t minste sal worden reguard genoomen, maar dat in teegendeel de geene die sig hier aan schuldig gemaakt hebbende, agterhaald worden, sonder eenige oogluijking in de daartoe gestelde boete van ƒ1,000:- sullen vervallen zijn; dog dat egter aan de andere kant om deese ingeseetenen en wijngaardeniers in haaren vrijen door onse Heeren en Meesteren aan deselve gepermitteerden handel van wijnen niet te benadeelen, en soo meede uijt insigt dat de meeste scheepsvrinden, principaal die uijt Indien t’ huijs koomen, sig van geen vaatwerk om haare voor de reijs gekogt wordende wijnen daarin te kunnen doen en meede te neemen, voorsien vinden, aan de voorseijde in wijn handelende ingeseetenen en wijngaardeniers sal weesen gepermitteert haare wijnen volgens het voorgaande gebruijk in bottels en karbassen te moogen verkoopen, wel te verstaan in geen minder quantiteijt als een halffaam, tagtig a vijf en tagtig bottels, of wel drie carbassen daarvoor gereekent sijnde, maar bij aldien het getal van bottels of carbassen minder sal worden gevonden, sullen zij meede in de voorseijde boete van ƒ1,000:- vervallen zijn en als smockelaars aangereekent werden, van het welke aan een igelijk tot narigt en opvolginge bij publicque affixie van billietten de vereijschte kennisse sal worden gegeeven.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.48

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 42-48.

Dingsdag den {17341005} 5 October 1734, voormiddags.

49

Alle present, behalven den coopman en secretaris, d’ E. Rijk Tulbagh.

Wierd door den opperkoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaen van Kervel, in vergaadering te kennen gegeven dat dewijl ‘s Comps. effecten onder sijne administratie gehoorende, door expresse gecommitteerdens volgens jaarelijxe gewoonte onder den laatsten der even afgeweekene maand Augustus behoorelijk sijn opgenoomen,50 en dat door de respective bediendens en administrateurs gevolglijk versoek staat te worden gedaan om de ordinaire jaarelijxe afschrijving op soodanige goederen te mogen genieten als door haarlieden in het voorleeden boekjaar sijn verstrekt geworden, Sijn E. sig derhalven genoodsaakt vond de jongst van Batavia ontfangene bevinding van den Visitateur Generaal op de negotieboeken deeser plaatse, en de daarop in margine gestelde ordres van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indische Regeering weeder in Raade te produceeren,51 ten eijnde aan hem mogt werden voorgeschreeven hoedanig sig in ‘t vervolg omtrent het stuk der afschrijvingen sal te gedraagen hebben, principaal van sommige goederen, namentlijk de tabak en grove verf waarvan de nette per centos die daarop sullen moogen werden gevalideert, bij de voorseijde bevinding der negotie boeken en ordres der Hooge Indische Regeering soo als wel van anderen geschied is, niet worden gespecificeert gevonden, op dat alles soodanig sal kunnen worden geredresseert, als met de beveelen van welgemelte Haar Hoog Edelheedens sal worden geoordeelt over een te coomen; welke bevinding van den Visitateur Generaal en de marginaale aanteijkeningen op deselve, daarop aandagtelijk van post tot post geresumeert sijnde, heeft men pligtschuldig beslooten en vastgesteld dat de daarbij gestelde ordres in ‘t generaal naukeurig sullen worden in agt genoomen, dat gevolglijk voortaan ook in ‘t geheel niet of wel geen grooter afschrijvingen op de goederen door de respective administrateurs verstrekt wordende, sullen worden gedaan, als met den inhoud der beveelen van de Heeren der Hooge Indische Regeering word bevonden over een te koomen; en dat wijders op de verwen en tabacq in ‘t aanstaande niet meer dan 3 pr. ctos. jaarelijxe afschrijving sullen gevalideert werden, in hoop en verwagting dat dit met de intentie en het goedvinden van hoogst gedagte Heeren der Hooge Regeering van India sal koomen over een te stemmen.

Na het welke gemelten Heer Van Kervel nog quam over te leeveren een memorie van eenige agter staande schulden bij het vrijboek, van dewelke ten grootsten deele niets te haalen is, dewijl de menschen die daarbij als schuldenaars genoteert staan, reets voor lang gestorven, van hier gefugeert of insolvent zijn geraakt, dog dat van eenige weijnige posten mogelijk nog wel iets soude in te krijgen weesen, waartoe men gevolglijk sijn best doen, en bij bevinding dat hiervan niets meer te haalen is, in der tijd qualificatie van Haar Hoog Edelens tot Batavia sal versoeken, om deese quaade posten als een doode schuld tot suijvering der negotieboeken bij deselve af te schrijven.

Ook is na resumptie der missive door land-drost en burgerchrijgsraade van Stellenbosch en Drakensteijn onder den 5e der presente maand October aan deese Regeering geschreeven,52 beslooten en vastgesteld dat de daarbij versogte drie vaatjes met buskruijd en 600 stux snaphaan steenen aan haarlieden volgens jaarelijx gebruijk tot voorseijde waapenschouwing ‘s Comps. weegen sullen werden verstrekt, gelijk meede in voldoening van het verders daarbij gedaane versoek nog drie andere vaatjes met buskruijd en seshondert ps. vuursteenen, om bij het oeffenen der coloniers van voorseijde buijten districten in den wapenhandel gebruijkt te kunnen werden; waar en booven men insgelijx heeft goedgekeurt de gedaane aanstellingen tot wagtmeester onder de Stellenbosche compagnie dragonders des capitains Theunis Bota van den standaarjonker, Christoff[el] Bota, in steede van Gerrit Romond, die jongst tot heemraad deeser colonie g’eligeert is, en soo mede van den standaarjonker, Jacob Hugo, tot wagtmeester in de plaats van Hannibal Opits, dewelke na het vaaderland is vertrocken.

Sijnde tot het bijwoonen der gesegde waapenschouwing, die, vermits ulto. October op een Sondag valt, op den eersten der toekoomende maand November staat te geschieden, de E.Es. Nicolaas Heijning en Christoffel Brand gecommitteert geworden.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.53

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, W. V. KERKHOFF. E.g. clercq.

C. 96, pp. 49-65.

Donderdag den {17341014} 14e October 1734, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Geleesen sijnde seeker versoekschrift door den soldij boekhouder, Olof de Wet, in de volgende bewoordinge overgegeeven:54

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdanigen dienaar, Olof de Wet55 van Cabo de Goede Hoop, in den jaare 1718 voor soldaat a ƒ9 per maand in dienst der E. Comp. aangenoomen, ‘t seedert successive en laatst in den jaare 1726 door de gunst en goedheijt van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. na het voorbeeld sijner predecesseurs op des suppliants thans bekleedende bediening van guarnisoen boekhouder alhier tot onderkoopman met ƒ40 ter maand gevordert, welke bediening den suppliant tot nog toe (niet beeter weetende dan tot genoegen sijner gebieders) is waarneemende, dog dewijl den suppliant onder Goodes zeegen vermijnd genoegsaam in staat te zijn op om een eerlijke en betaamelijke wijse buijten den dienst van d’ E. Comp. te kunnen bestaan, wend den suppliant sig derhalven op het eerbiedigst tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met oodmoedig versoek dat deselve van die goedheijt gelieven te zijn hem uijt ‘s Comps. dienst te ontslaan en te vergunnen sig soodanig te mogen erneeren als aan andere vrije ingeseetenen ter deeser plaatse is gepermitteerd, booven het welke den suppliant Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op de onderdanigste wijse is smeekende om de rang en het fatsoen als onderkoopman te moogen blijven behouden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. &a.’

Is het daarbij door hem gedaane versoek om uijt ‘s Comps. dienst te moogen werden ontslaagen en sig als burger te erneeren, geaccordeert, mitsgrs. ook dat hij de rang en het fatsoen naast den jongsten dienst doende ondercoopman in dit Gouvernement sal blijven behouden, sijnde in desselfs plaats weeder tot soldij boekhouder aangestelt den overdrager van dat comptoir, Cornelis Eelders, en tot soldij overdraager den boekhouder, David D’Aillij, welke beijde persoonen sig van de vereijschte bequaamheeden tot het waarneemen deeser bedieningen voorsien vinden.

Verders is op het ingediende request van den burger Noach Backer,56 sijnde bij de jongste verpagting aanneemer van het tweede perceel der brandewijnen enz. gebleeven, aan hem toegestaan gemelte pagt aan den meede burger Christiaan Rabe57 te moogen overlaaten.58


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.59

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 66-74.

Donderdag den {17341021} 21e October 1734, voormiddags.

Alle present.

Den hoeker de Snuffelaar , dewelke op den 19e Julij jongstleeden van deese rheede na de Mosselbaaij vertrocken is, veel teegenspoed en quaad weer op die reijs ontmoet hebbende, soodanig dat dit boodemken door ‘t breeken van ‘t roer en den slegten toestand der focke en bezaans masten, dewelke beijde uijtge[no]men en mogelijk vernieuwt, of ten minsten met sufficante wangen versorgt sullen moeten werden, mitsgrs. het ten eijnde loopen der victualien, volgens resolutie binnen boord van het selve op den 6 deeser maand genoomen,60 eijndelijk genootsaakt is geworden herwaarts te rugge te keeren sonder de Mosselbaaij te hebben kunnen aandoen,61 het daarin sijnde rondhout voor het Huijs te Marquette , neevens de manschap en verdere goederen aan die kiel te kunnen overgeeven; wierd derhalven door den Heer Gouverneur in consideratie gebragt dat dewijl deesen hoeker voor eerst niet in staat is om weeder na zee te kunnen worden gesonden, of het ook voor den dienst der E. Comp. raadsaam soude kunnen werden geoordeelt dat men hem, gerepaeert zijnde bij aldien het schip ‘t Huijs te Marquette hier dan nog niet verscheenen is, of wel teegenwoordig de brigantijn Fijenoordt nogmaals na de Mosselbaaij ter adsistentie van dien boodem liet vertrecken; maar dewijl gemelte brigantijn Fijenoordt het noodige rondhout, daar het wel principaal op aan soude koomen, als te groot weesende, niet kan innemen, en dat de overheeden van het Huijs te Marquette bij haare jongst ingekreegene berigten62 seggen dat sijlieden, het zij den hoeker de Snuffelaar bij haar aanquam of niet, egter staat maakten in ‘t begin deeser maand October de Mosselbaaij te verlaaten en na deese plaats op te koomen, waaruijt blijkt dat sij het rondhout dat in de Snuffelaar is afgescheept geweest, tot het doen deeser reijs niet volstrekt van nooden hebben, is derhalven voor ‘s Comps. meesten dienst best geagt en beslooten dat men geen vaartuijgen na de Mosselbaaij ten dienste van het Huijs te Marquette meer sal afsenden, in verwagting dat dien boodem hier sonder dat, in ‘t kort sal moogen verscheijnen; en dat wijders de steen met het waapen van Haar Hoog Moogende en dat der E. Comp. dewelke door dit toeval dat den hoeker gemelten baaij niet heeft kunnen aandoen, weeder is te rugge gebragt, is het doenelijk over den landweg derwaarts sal gesonden werden, om aldaar tot teijken van ‘s Comps. eijgendom ter gestipuleerde plaatse te kunnen werden opgemetzeld, dog bij aldien men hiertoe geen bequaame geleegentheijd aan handen kan krijgen, dat deselve als dan met een der vaartuijgen na dikwilsgemelte baaij ten selven eijnde sal worden afgevaardigt; sullende den hoeker de Snuffelaar inmiddels van sijne gebreeken herstelt en vervolgens in conformiteijt der g’eerde beveelen onser Heeren en Meesteren na Batavia worden voortgesonden.

En dewijl men bij schrijvens der overheeden van ‘t schip ‘t Hof niet altijd Zoomer van den 16e deeser maand63 tijding ingekreegen heeft dat sij ter oorsaak van de sterk gewaaijt hebbende Z.Ote. winden genoodsaakt sijn geworden de Saldanhabaaij in te loopen, schoon haaren onderhebbenden boodem en volk sig andersints in een goeden toestand koomen te bevinden, is uijt dien hoofde op het versoek der gedagte scheepsopperhoofden dat aan haar eenige ververssingen mogten worden toegebragt, goedgevonden dat men met de brigantijn Fijenoordt aan haar sal laten toekoomen 20 leggers met drinkwaater, 5 mudden erweeten, 5 do. boonen, 150 versche brooden, neevens een goede partij groente en moeskruijden, en dat boovensdien ordre sal werden gestelt dat de vereijschte leevendige schapen ten getaale64 van agt a thien stux wekelijx door ‘s Comps. posthouders in de baaij aan haar volgens gewoonte sullen versorgt en toegevoegt werden, dog dat haar met eenen sal worden gerecommandeert dat zij zig ginder niet ophoudende, met de eerste bequaame wind na deese plaats sullen moeten opkoomen.

Waarna op het voordraagen van den Heer Gouverneur dat omtrent de St. Heleena en Saldanhabaaij agt deeser ingeseetenen haare plaatsen hebbende, sommige derselver aan Zijn Edele hebben gepresenteerd de randsoenen voor ‘s Comps. posthoudende manschap in de St. Helena Baaij ider op zijn beurt uijt de Saldanhabaaij derwaarts over te brengen, beslooten en vastgesteld dat men sulx in vervolg door deese menschen sal laten verrigten, en dat om hetselve dies te gemackelijker te maaken, de randsoenen voor deese post voor ses maanden te gelijk sullen worden verstrekt, als wanneer ider van deese ingeseetenen om de twee jaaren slegts eene beurt sal krijgen; sullende ondertusschen dubbeld randsoen goed voor gemelte post klaar gemaakt moeten werden.

Maar ten aansien men sig thans rijkelijk van erweeten en boonen voorsien bevind, is derhalven op het voorstel van den Heer Gouverneur goedgevonden dat men deesen jaare ten behoeve van ‘s Comps. scheepen of verderen omslag geen gort sal laaten maaken.

Sijnde laastelijk op het te kennen geeven van den burger en heemraad tot Stellenbosch , Willem Pas, dat in de Zeekoevalleij , die bij desselfs plaatsen, Zandvlied en Zeekoevalleij genaamt,65 genoegsaam gehelijk in desselfs eijgen land geleegen is, uijt de natuur gantsch geen visch meer word gevonden, dog dat hij uijt eijgen liefhebberij dikwils eenige visch die door hem in de na bij zijnde Baaij Vals gevangen word, daarin hebbende laaten brengen, sommige vuijlaardige menschen dan aanstonts hun werk maakten om die daar weederom uijt te vangen en deese queeckerij te ruineeren, sonder de visschen tijd van grootte worden of aan te teelen te geeven, op sijn hierom gedaane versoek g’arresteerd en beslooten dat aan een igelijk sal worden verbooden in gemelte Zeekoevalleij te moogen visschen, en dat sulx aan hem Pas alleen sal weesen gepermitteert, waarvan hem een openen brief en ordre sal worden gegeeven, op dat deselve aan den landdrost vertoond werdende, hij sorge sal kunnen draagen dat dies inhoude behoorelijk worde in agt genoomen.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.66

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 96, pp. 75-86.

Dingsdag den {17341102} 2 November 1734, voormiddags.

67

Alle teegenwoordig, behalven de E.E. coopluijden Nicolaas Heijning en Christoffel Brand.

Het in de Mosselbaaij vertoeft hebbende schip ‘t Huijs te Marquette , dat op den 13e der eeven gepasseerde maand October van daar vertrocken is, den 21e dito ter deeser rheede sijnde koomen aan te landen, is als nu op het voordraagen van den Heer Gouverneur ten dienste der E. Comp. gearresteerd en beslooten dat het selve soo dra doenelijk van een nieuwe focke mast, neevens het verder benodigde rondhout en wat aan dien boodem meer ontbreekt, sal versorgt werden, gelijk ook een nieuwe kop aan het roer sal worden gemaakt, alsoo het onderste gedeelte van dien nog goed en bequaam is bevonden, waar en booven alle vlijd sal worden aangewend om het daaraan sijnde lek te ontdecken, ten eijnde het selve naar behooren sal kunnen werden gerepareert, sonder dat dit egter tot nog toe heeft willen lucken, en omtrent welk lek als iets sonderlings kan worden aangemerkt dat het selve kort voor ‘t vertrek van dit schip uijt de Mosselbaaij van selfs digt geworden zijnde, soodanig tot sijne komst hier ter rheede is gebleeven, schoon sij tusschen bijden nog al een stijf verloop van wind in zee hebben gehad, dog hier stil leggende, heeft sig de leckagie weeder als vooren beginnen te openbaaren, sonder dat den daarop bescheijdenen schipper en stuur of andere zeeluijden eenige sonderlinge reedenen van deese saak hebben kunnen geeven, presumeerende alleen dat het in een van de haax van het schip scheelen moet, en dat eenige vuijligheijd of ander zeegewasch bij toeval voor of in het gat moet geschooten of gegroeijt en naderhand weederom daar uijt geraakt weesen, dog het zij hiermeede soo als het wil, wij sullen hierom geen moeijte nog ijver spaaren om het selve te doen opsoeken en, is ‘t doenelijk, digt te krijgen.

Vorders is op het gedaan versoek van juffw. Maria Willing, wedwe. wijlen den Heer oud ballieuw tot Batavia, Jan de Hartog, dewelke met het voorseijde schip ‘t Huijs te Marquette van die hooftplaats vertrocken is, aan haar toegestaan omme sig beneevens haare familie hier ter plaatse metter woon needersettende, te moogen verblijven.

Waarna geleesen zijnde het g’eerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Zeeland van den 4e Junij jongstleeden, sijnde beneevens seekere daartoe specteerende extract resolutie van den 29e October 1733 met het op eergisteren hier g’arriveerde schip ‘t Huijs te Rijnsburg ontfangen,68 is derhalven pligtschuldig goedgevonden en vastgesteld dat men volgens den inhoudt der voorseijde resolutie in voldoening der beveelen van welgemelte Haar Wel Edele Groot Agtb. de bevinding der machine van Leendert Vermaas, dewelke aan het voorseijde schip ‘t Huijs te Reijnsburg gemaakt is, en door welkers middel onderstelt word dat men een vaster gissing op den voortgank van een zeijlend schip in zee soude kunnen maaken, met de bestekken van den schipper en opperstuurman van dien boodem alhier in Raade sal doen confronteeren, en dat tot dit werk meede sullen werden gecommitteert de schippers en opperstuurlieden der verdere hier aanweesende scheepen ‘t Hof niet altijd Winter , ‘t Huijs te Marquette en het Hof niet altijd Zoomer , omme sulx ten overstaan van den equipagiemeester, Jacobus Möller, te helpen verrigten, aan dewelke om haare gedagten daar over te beeter te kunnen laaten gaan, en haar vooraf tijd van ondersoek te geeven, gedagte extract resolutie deese saak concerneerende in copia sal worden ter handen gestelt.

Wordende laastelijk als nu weederom in vergaadering geproduceert extract uij[t] de notulen van burger chrijgsraad deeser plaatse, op den 11e October passo. aldaar gehouden,69 dienende ter aanwijsing welke persoonen de noodige zeijnen die bij aankomst van een vijandelijke magt sijn beraamd, om deese ingeseetenen op te roepen, sullen moeten doen, sijnde van den volgenden inhoud:70

‘Extract uijt de notulen gehouden in de vergaadering van burgerchrijgsraad op Maandag den 11e October 1734, omme over de zeijnschooten te dilibereeren,71 namentlijk:’


De Platte Kloof Floris Maijboom
De Stellenbosch Kloof Lammert Mijburgh[^72]
De Hottentots Hollands Kloof Casper Piek[^73]
De Houwhoek Michiel Otto
De Swarte Berg boven het warme water[^74] Michiel Otto
De Hessequase Kloof Michiel Otto
De Rietvalleij aan de Buffeljagts Revier 's Comps. post De corporaal
Het Simons gebergte booven 's Comps. post D' corporaal aan de Klapmuts
Op de Paal tusschen Lucas M[e]ijer en Jan Bastiaansen Jan Bastiaansen
Riebeeks Casteel op de noordzijde Jacobus van der Heijden
De Hooningbergen Jan Louw Pieterszoon
Op de voorste hoek van de Picquet Bergen Hendk. Krugel[^75]
De Picqueniers Kloof [^76] Guilliam Vicacie.
De Picquet Bergen op de plaats van Floris Maijboom Floris Maijboom
's Comps. post over het Roode Sand D' corporaal
Over het Breede Rivier op de plaats van Christoffel Bota Christoffel Bota
De Oliphants Berg op de plaats van Hannes Bota Hannes Bota
Naar de kant van de Groene Cloof op de Groote Dassenberg 's Comps. post D' corporaal
Agter de Groene Cloof op de Klipberg Johannes Kruijwage
Op de Coeberg Adam van Dijk

De Platte Kloof Floris Maijboom
De Stellenbosch Kloof Lammert Mijburgh[^77]
De Hottentots Hollands Kloof Casper Piek[^78]
De Houwhoek Michiel Otto
De Swarte Berg boven het warme water[^79] Michiel Otto
De Hessequase Kloof Michiel Otto
De Rietvalleij aan de Buffeljagts Revier 's Comps. post De corporaal
Het Simons gebergte booven 's Comps. post D' corporaal aan de Klapmuts
Op de Paal tusschen Lucas M[e]ijer en Jan Bastiaansen Jan Bastiaansen
Riebeeks Casteel op de noordzijde Jacobus van der Heijden
De Hooningbergen Jan Louw Pieterszoon
Op de voorste hoek van de Picquet Bergen Hendk. Krugel[^80]
De Picqueniers Kloof [^81] Guilliam Vicacie.
De Picquet Bergen op de plaats van Floris Maijboom Floris Maijboom
's Comps. post over het Roode Sand D' corporaal
Over het Breede Rivier op de plaats van Christoffel Bota Christoffel Bota
De Oliphants Berg op de plaats van Hannes Bota Hannes Bota
Naar de kant van de Groene Cloof op de Groote Dassenberg 's Comps. post D' corporaal
Agter de Groene Cloof op de Klipberg Johannes Kruijwage
Op de Coeberg Adam van Dijk

‘(Onderstond) Accordeert met de notulen. (Was geteekent) A. Paling, scriba. (In margine) Cabo de Goede Hoop, datumut supra.’

Waar over nu weeder aandagtelijk geraadpleegt sijnde, goedgevonden is dat onder de daarbij vermelde persoonen twee hondert ponden buscruijt tot het doen der noodige zeijnen zullen worden verdeelt, en dat aan ider van haar ten selven eijnde een caamer van een bas sal worden afgegeeven, waar en booven op de Platte Cloof nog sal worden opgeregt een vlaggestok, waarvan men bij vijandelijke aankomst een roodevlag sal laten waaijen; en dat wijders bij placcaat expresselijk sal worden geordonneert dat alle deese vrije ingeseetenen, ‘t sij onder dit Caabse district, dan wel aan Stellenbosch en Drakensteijn of verder land-waard in woonagtig sijnde, niemand uijtgesondert, ten eerster waapenkreet en op de z[e]ijnschooten van allarm die van de voorseijde plaatsen met schieten en opsteeking van vuuren sullen gedaan worden, sig aanstonts in volle geweer en monteering soo te voet als te paard, sonder een oogenblik tijd te versuijmen, bij hunne standaarden of vaandels en t’ haarer bescheijplaats en hoefslag sullen hebben te vervoegen, op dat die van de buijten districten vervolgens in goede ordre herwaarts opkoomende, neevens ‘s Comps. militie en verdere dienaaren, mitsgrs. haare meede burgeren van de Caap, dit Gouvernement voor d’ E. Comp. en ons waarde vaderland als luijden van eer met goed en bloed volgens haaren eed en pligt sullen kunnen helpen beschermen, sullende de geene die hierin sullen worden bevonden moetwilliglijk nalatig geweest te sijn of deese heijlsaame ordre in eeniger maniere te hebben overtreeden, als mijneedige verraaders van het vaderland arbitralijk na exigentie van saaken aan lijf en leeven worden gestraft.82

En op dat niemand voorwende de gedagte z[e]ijnschooten niet gehoord en de daarbij opgestookene vuuren niet gesien te hebben, en dat alle uijtvlugten van wanpligt sullen moogen worden benomen en afgesneeden, sal van ider der voorseijde plaatsen, soo dra men de eerste zeijnen van de Platte Cloof met schieten en het opheijssen van een roodevlag sal hebben laaten doen, soo lang moeten worden geschooten en gevuurt tot dat sij het vuur van de naaste plaats meede sien opgaan en het schieten van deselve hooren sullen, door welk middel deese schooten en vuuren het gantsche land door gedaan en vertoond wordende, van een igelijk sullen kunnen gehoord en gesien werden.

Sullende verders aan burgerofficieren van de Caap, mitsgrs. land-drost en burger-officieren van Stellenbosch en Drakensteijn worden aanbevolen dat sijlieden sorge sullen hebben te dragen dat de gestipuleerde door haar opgegeevene wel gedresseerde handpaarden en lijfeijgenen of wel soo veel meer als doenelijk is, in soo een geval insgelijx ten eersten bij malkanderen worden gebragt, op dat men die ter plaatse daar het vereijscht word sal kunnen emplojeeren; gelijk ook ‘s Comps. dienaaren op de buijten posten bescheijden, nevens alle in leening sijnde knegts, sig op het doen deeser zeijnschooten al meede beneevens hunne meesters, ten selven eijnde hier aan de Caap sullen moeten laten vinden. Ook sal een afschrift van dit placcaat aan burgerraaden, mitsgrs. burgerofficieren van de Caap, neevens land-drost en heemraaden, soo wel als burgerofficieren van Stellenbosch en Draakensteijn ter handen worden gestelt,83 om sig daarvan tot narigt en observantie te kunnen bedienen.

Aldus geresolveert ende g’aresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.84

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 87-90.

Saturdagh den {17341106} 6e November 1734, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Op heeden beneevens den equipagiemeester, Jacobus Möller, mitsgrs. den schipper en opperstuurman van het schip ‘t Huijs te Reijnsburg ter vergaadering verscheenen sijnde de schippers en opperstuurlieden der verdere hier aanweesende scheepen ‘t Hof niet altijd Winter , ‘t Huijs te Marquette en het Hof niet alt ijd Zoomer , is het bestek van den opperstuurman, Leendert Vermaas, geformeert op de bevinding der machine dewelke aan gemelte schip ‘t Huijs te Reijnsburg gemaakt is, door haarlieden teegens dat van den schipper en opperstuurman van dien boodem weederom exactelijk geconfronteert, waar omtrent sij bevonden hebben dat de voorseijde bestekken seer na over een koomen, dewijl dat van Vermaas nergens verbeetert zijnde, bij sijne aankomst alhier 1 gr. 2 min. oostelijker uijtkomt als hij gegist heeft, en dat van de scheepsoverheeden 6 gr. 25 min., dog haare bestekken beijde gereekent wordende van Groot Canarien 85 door deese laatste op alle plaatsen die sij in ‘t gesigt sijn geseijlt, en lest van ‘t eijland Asensam 86 na zeemans gebruijk verbeetert sijnde geworden, blijft het verschil maar alleen 33 min., dat niet naamwaardig kan worden geagt te zijn; maar aangaande het bewerken van de kunst tot deese instrumenten gehoorende, dat daarvan nog niet wel kan worden g’oordeelt, door de dagelijxe observatien en veranderingen die daarbij koomen sulx dat hij Vermaas nu selfs in Raade betuijgen moest dat hij daar omtrent dagelijx nog veele saaken komt te ontdecken die aan hem te vooren onbekent zijn geweest, en dat men derhalven eens van ‘t eene land op het ander z[e]ijlende van de bekoomene plaats tot de afgevaarene soude moeten weederkeeren eer dat een secure reekening op deese werktuijgen sal kunnen worden gemaakt, te meer dewijl deese zeeluijden boovensdien betuijgen de uijtcijffering van gedagte Vermaas op de werking deeser machines niet te kunnen nagaan hoe dat die moet worden begreepen uijt hoofde der daagelijxe veranderingen die daarbij moeten worden in agt genoomen, om een goed bestek te kunnen vinden, sulx sij vermijnen dat men het oordeel over de hoedanigheijd deeser kunst voor als nog sal dienen op te schorten tot dat daarvan een nadere ondervinding sal gekreegen weesen van alle ‘t welke sijlieden teegenwoordig een behoorlijk rapport in geschrifte aan deese Regeering sullen moeten overgeeven.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.87

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 91-95.

Maandag den {17341115} 15e November 1734, voormiddags.

Alle teegenwoordig, behalven den koopman en secretaris, Rijk Tulbagh.

Wierd door den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel, ter vergaaderinge overgeleevert specificatien der generaale lasten en winsten gevallen in het Gouvernement aan Cabo de Goede Hoop geduurende het boekjaar 1733/34, met gedienstig versoek dat aan denselven mogte werden verleend qualificatie omme de voorsz last en winst posten bij de negotieboeken te moogen vereevenen, en op het comptoir generaal af en in te schrijven; ‘t welk met aandagt overwoogen en de voorsz specificatien geresumeert sijnde, is goedgevonden en verstaan aan denselven de versogte qualificatie bij deesen te verleenen.

En dewijl den burger luijtenant, Melt van der Spuij, is koomen te overleijden, heeft men goedgevonden daartoe weeder te laaten optreeden den vaandrig van de andere voet compagnie burgers, Jan Hop, in wiens plaatse den corporaal van de cavalle[r]ij, Henning Jochem Prhen88 [sic], tot vaandrig is aangesteld.

Waarna door den Heer Gouverneur te kennen wierd gegeeven dat den E. capitain, Johan Thobias Rhenius, den equipagiemeester, Jacobus Möller, den opperchirurgijn deeses Gouvernements, Jan van Schoor, en den oud onderkoopman, Nicolaas Leij, aan Sijn Edele versoek hadden gedaan om ijder, namentlijk de drie eerste een huijs erfs in deese Tafelvalleij , op deselfde zeijde van het huijs van de weeduwe van den equipagiemeester, Jan Brommert,89 geleegen, en den laa[t]stgen. een reepje lands neevens desselfs thuijn, tot het setten van een huijs (dewijl het selve tot thuijnland onbequaam is) in eijgendom te moogen genieten; op het welke goedgevonden en geresolveert is dat aan ijder van deselve een stukje huijserfs ter plaatse hier booven genoemt, in eijgendom sal werden verleend, soo als verleend werd bij deesen, te weeten aan den E. capitain, Johan Thobias Rhenius, 91 quadraat roeden en 126 gelijke voeten, aan den equipagiemeester, Jacobus Möller, 91 quadraat roeden en 126 gelijke voeten, aan den opperchirurgijn, Jan van Schoor, 100 quadraat roeden en 90 gelijke voeten, en aan den oud ondercoopman, Nicolaas Leij, 345 quadraat roeden en 4 gelijke voeten; van welk een en ander de vereijschte grondbrieven ter secretarije opgemaakt weesende, sullen werden afgegeeven.

Laastelijk is ter gedaane instantie van den adsistent van het aanweesend schip ‘t Hof niet altijd Zoomer , Jan van Gronsveld, om alhier te moogen verblijven en teegens een ander adsistent van eene deeser comptoiren van plaats te verwisselen, nog goedgevonden en beslooten sulx te accordeeren,90 sijnde weederom tot plaatsvulling op dien boodem in steede van gem. Gronsveld op desselfs versoek aangesteld den adsistent van het soldij comptoir, Noël Anthon Lebek,91 als zijnde een persoon van de vereijschte bequaamheijd.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.92

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, W. V. KERKHOFF. E.g. clercq.

C. 96, pp. 96-100.

Donderdag den {17341125} 25e November 1734, voormiddags.

93

Alle teegenwoordig, behalven den coopman en secretaris, Rijk Tulbagh.

Sijn ter vergaaderinge geresumeert de negotie en soldij boeken deeses Gouvernements d’ ao. 1733/34, koomende bij de eerstgen. te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben gemonteert tot een somma van ƒ313,895 -, en daar en teegens de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een somma van ƒ143,681:0:8, sulx de lasten dit jaar minder als in het voorleedene hebben beloopen een bedraagen van ƒ31,571:13:8, en soo ook de winsten minder een montant van ƒ7,057:3:8, welk eerste aan de minder onkosten van scheepen en betaalde soldijen moet werden toegeschreeven, gelijk meede het laager rendement der winsten door den minderen debit van ‘s Comps. negotie goederen, geringe inkomst der thiendens en andere geregtigheeden is veroorsaakt geworden.94


Aldus geresolveert ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.95

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] Mij present, W. V. KERKHOFF. E.g. clercq.

C. 96, pp. 101-111.

Dingsdag den {17341214} 14e December 1734, voormiddags.

96

Alle teegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.

Geleesen sijnde seeker versoekschrift door den vaandrig, Rudolph Jurgen Abel, in de volgende bewoordinge gepresenteert:97

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met schuldig respect en onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. needrigen dienaar, Rudolph Jurgen Abel, vaandrig alhier, hoe den suppliant van het vonnis door den Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements over het proces tusschen hem en Maria van Hoeven, wed. wijlen Jurgen van den Hever,98 geslaagen,99 heeft g’appelleert tot den E. Agtb. Justitieelen Raad des Casteels Batavia, en dewijl sulx niet alleen aan den suppliant is toegestaan,100 maar ook dat door hem bereijts borgen voor de gevallene en nog te vallene oncosten is gesteld geworden, soo wend den suppliant zig op het needrigst tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met eerbiedig versoek dat deselve van die goedheijt gelieven te zijn hem te permitteeren om tot uijtvoering van het gem. appel met de eerste bequaame geleegentheijd in desselfs qualiteijt naar Batavia te vertrecken, ‘t zij behoudens zijne gagie dan wel met afschrijving van dien, soo als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. sulx sullen gelieven goed te vinden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) R. J. Abell.’

Is naar gehoudene deliberatie goedgevonden dat hem daarop voor appostille sal worden gegeeven dat desselfs versoek om na Batavia te moogen vertrecken word gedeclineert, en dat hij zijn voorgenoomen appel ter gemelte hooftplaats bij procureur sal kunnen doen vervolgen.

Wordende hierop verders door de E.Es. Nicolaas Heijning en Christoffel Brand, dewelke de jongste waapenschouwing tot Stellenbosch als gecommitteerdens bijgewoond hebbende, met eenen in optie hebben gehad om sig naukeurig te informeeren of van de agterstaande schulden bij het vrijboek nog iets souden te haalen weesen, ter deeser materie gerapporteert dat sij allen moogelijken vlijd bij dit haar gedaane ondersoek hiertoe hebben aangewend, dog dat sij bevonden hebben dat men van deese schuld voor als nog niets in het minste sal kunnen inkrijgen.

Ook is op het voordraagen van den Heer Gouverneur gearresteert en beslooten dat al de kleijne tarw en rogge, die van den aanstaande ougst ingesaamelt wordende, ter leeverantie gepreesenteert101 word, ontfangen en bij ‘s Comps. maguasijnen sal worden ingeslaagen.

Bij resolutie van den 2e der even gepasseerde maand November vastgestelt zijnde dat alle deese ingeseetenen, niemand uijtgesondert, sig op het doen der beraamde zeijnen aanstonts ter deeser plaatse sullen moeten laaten vinden, om deselve teegens een vijand[e]lijke magt volgens eer en pligt met alle vermoogen te helpen beschermen, is als nu op het voorstel van den Heer Gouverneur ten meesten dienste der E. Comp. en tot veijligheijd deeses Gouvernements nader goedgevonden dat om haar daartoe te beter in staat en van de vereijschte ammonitie voorsien te houden, aan burger-officieren van de Caap, mitsgrs. die van Stellenbosch en Draakensteijn ider 600 ponden buskruijt, 1,000 lb. loot en 1,000 ps. vuursteenen sullen worden afgegeeven, op dat sij die onder haare onderhoorige manschap verdeelende, deselve sig in geval van noodsaakelijkheijd daarvan sullen kunnen bedienen; sullende gemelte burgerofficieren met eenen sorge moeten draagen en van tijd tot tijd doen ondersoeken of een igelijk zijn geweer fix houd, en of deese ammonitie behoorelijk in agt en compleet word gehouden.

In vergaadering van den 23e September jongstleeden door den Heer Gouverneur sijnde gesprooken geworden dat wel geneegen soude zijn een stukje erfs agter ‘s Comps. stal geleegen in eijgendom te hebben,102 voegde Zijn Edele daarbij dat het selve door den landmeeter seedert hebbende doen meeten, groot bevonden was 241 quadraat roeden en 1 do. voet, weshalven als nu goedgevonden is dat gedagte stuk erfs aan den Heer Gouverneur in eijgendom sal worden gegeeven.

Waarna laastelijk geleesen ende geresumeert sijn de respective nominatien door den Caabsen kerkenraad, mitsgrs. kerkenraden van Stellenbosch en Drakensteijn , gelijk meede door burgerraaden, weesmeesteren, commissarissen van civiele en huwelijks saken deeser plaatse, neevens landdrost en heemraaden der voornoemde buijten districten ingediend;103 op dewelke men sig de gedaane electie in den persoon van Hendrik Swellengrebel tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in de plaats van den afgaande Abraham Decker heeft laaten welgevallen, en sijn wijders uijt het dubbeld genomineert getal voor de af te treedene diaconen, Johannes Carolus de Wet en Willem van der Heijden, weederom daartoe verkooren David D’Aillij en Jurgen Schoester.

Soo als ook de verkiesing van Daniel Malang tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch in steede van Jan Nel goedgekeurt, en uijt het dubbelt genomineert getal in de plaats van den af te treedene Willem van As tot diacon is verkooren geworden Dirk Uijsch.

Sijnde al verders de gedaane electie van Theunis Bota tot ouderling van Drakensteijn in steede van den afgaande Charl Marais d’ oude, insgelijx geapprobeert, en in de plaats van de uijtgedient hebbende diaconen, David d’ Villiers en Jan Blignault, daartoe verkoren Andries du Toit104 en Pieter le Roux.105

Welke kerkenraaden van Stellenbosch en Drakensteijn boovensdien sal worden aangeschreeven dat deesen jaare weederom geen commissaris politicq na de buijten districten staat af te gaan, en dat sij hierom sullen moeten sorge draagen dat de kerkelijke reekeningen hunner arme penningen soo spoedig doenelijk herwaarts worden opgesonden.

Voorts zijn uijt het dubbeld genomineert getal voor de afgaande burgerraaden, Fredrik Russouw en Jan de Wit, daartoe g’eligeert Johannes Kruijwaagen en Paulus Artois. Als meede tot weesmeesteren in de plaats van de uijtgediend hebbende Jan van Schoor, Daniel Pheijl en Paulus Artois, mitsgrs. Olof de Wet, die uijt ‘s Comps. dienst ontslaagen is, Jacob Leever, Cornelis Eelders, Jan de Wit en Abraham Cloppenburg,106 waarvan den eersten voor een en de andre drie ider voor twee jaaren volgens gewoonte sullen moeten dienen. Sijnde tot commissarissen van civiele en huwelijx saaken in steede van Rudolph Jurgen Abel en Albertus Bergh geeligeert Marthinus Heems en Jacob van Rheenen, boven het welke in de plaats van den afgaanden president van dat collegie, den E. coopman en cassier, Christoffel Brand, daartoe weeder aangesteld is den coopman, lit en secretaris deeser Vergaadering, Rijk Tulbagh.

En eijndelijk tot heemraaden van Stellenbosch Jan Louw Pietersz en Johannes Groenewalt, mitsgrs. voor Drakensteijn Jan Blignault en Charl Marrais d’jonge, in steede van de afgaande heemraaden Jan Nel, Jacob Cloeten, Hendrik van der Merwe en Jan Christoffel Schabort.

Ook heeft men in de plaats van den voornoemde tot commissaris geeligeerden brandmeester, Jacob van Rheenen, daartoe weeder aangesteld den burger Adam Hendrik Mulder.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.107

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 112-114.

Vrijdag den {17341217} 17e December 1734, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.

Is naar lectuure van den geeerden brief door Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaassche108 Regeering onder den 11e September deeses jaars109 per de retourscheepen ‘t Huijs te Foreest , Rijgersbroek , Crooswijk en de Buijs herwaarts gesonden, waaruijt onder anderen te blijken komt dat gemelte boodems de retourscheepen der eerste besending alhier sullen moeten blijven afwagten, om daarmeede te gelijk na Neederland te kunnen vertrecken; derhalven door den Heer Gouverneur in overweeging gegeven of men dit soo sijnde, en de ordres onser Heeren en Meesteren vervat bij missive van den 31e October d’ ao. passo.110 wel expresselijk koomende te dicteeren dat de retourscheepen soo veel doenelijk gecombineert van deese plaats sullen moeten worden voortgesonden, met eenige gerustheijd of schijn van reeden voor den dienst der E. Comp. soude kunnen besluijten om het schip ‘t Huijs te Marquette , dat nu bij na zeijlvaardig is geraakt, van hier alleen te laaten reijsvorderen; dog deese saak in consideratie genoomen, den onseekeren toestand der saaken van Europa , mitsgadrs. de beveelen van welgemelte onse Heeren en Meesteren schultpligtig aangemerkt sijnde geworden, is ten meesten dienst der E. Compagnie goedgevonden en vastgestelt dat men die kiel, soo wel als de voorseijde vier andere scheepen de vloot alhier sal doen inwagten, ten eijnde denselven de reijs daarmeede onder Godes zeegen te gelijk na Europa sal kunnen onderneemen.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.111

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 115-120.

Maandag den {17341220} 20e December 1734, voormiddags.

Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.

Het retourschip de Buijs een, mitsgrs. het Huijs te Foreest twee touwen bij het Robben Eijland verlooren hebbende, sonder dat men, vermits onsen eijsch uijt het vaderland nog niet voldaan is, meer dan drie gevischte touwen, neevens een nieuw touw van 17 duijm ter deeser plaatse in voorraad heeft, is derhalven uijt hoofde deeser noodsaakelijkheijd op het voorstel van den Heer Gouverneur goedgevonden dat de benoodigde swaare touwen uijt de aanweesende scheepen Landscroon en de Keetel geligt sullen werden, bij aldien deselve soodanige touwen voor Batavia hebben ingelaaden.

Waarna den Heer Gouverneur te kennen geliefde te geeven dat het soo eevengemelde op den 7e deeser maand hier g’arriveerde schip Landscroon in opsigt van dien boodem selfs wel in gereetheijd was gebragt om na India te kunnen worden voortgesonden, dog dat sig de daarop bescheijdene manschap aan boord, en voornaamentlijk de sieken ten hospitale, volgens het aan Sijn Edele gedaane berigt der opperschirurgijns,112 de eerste vrij swak en schorbuttig, en de andere in een slegten toestand quaamen te bevinden, met bijvoeging of het hierom niet best soude zijn dat men die kiel nog een dag of thien alhier liet verblijven, om inmiddels tijd van verquicking en beeterschap aan gemelte volk te kunnen geeven, en deselve aan geen gevaar van weeder instorting soo dra sij andersints in zee souden gekoomen zijn, bloot gestelt te laaten; over het welke geraadpleegt weesende, is dit uijtstel van vertrek als een noodwendige saak aangemerkt, en gevolglijk vastgesteld geworden.

Dewijl ook Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Caamer Rotterdam bij haaren gevenereerden brief van den 17e Maij deeses jaars113 koomen te gelasten dat aan Haar Edele voortaan jaarelijx sullen moeten worden toegesonden twaalf aamen Constantia wijnen van de beste soort, de helft in witte en de andere helft in roode, met bijvoeging dat deese quantiteijt bij een goed gewasch wel eenigsints soude moogen vermeerdert worden, is bij die geleegentheijt door den Heer Gouverneur gecommuniceert dat Zijn Edele met den burger Johannes Colijn weegens deese wijnen gesprooken hebbende, denselven verklaard had dat hij nog vier leggers roode en twee witte wijn restant heeft, die hij aan de E. Comp. soude kunnen leeveren, weshalven dan ook goedgevonden is dat deselve sullen worden ingekogt, en dat daarvan twee leggers roode en twee met witte wijn, dat is de quantiteijt van sesthien aamen, aan welgemelte Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Caamer Rotterdam met de eerst vertreckende retourscheepen sullen worden toegesonden, dog dat men deese wijn niet op aamen aftappen, maar in teegendeel op den raad van gedagte Colijn selfs op de leggers, die wijnig zijn, en waarvoor hem andere in de plaats sullen worden gegeeven, laten sal, als wanneer hij oordeelt dat de wijn, die oud beleegen en goed is, vrij beeter als op kleijnder vaatwerk in het vaaderland sal overkoomen, van het welke aan dikwilsgemelte Heeren Bewinthebberen ter Caamer Rotterdam de verschuldigde kennisse sal worden gegeeven,114 en met eenen dat bij aldien deese wijn aan het werken raaken mogt, daar omtrent niets anders is te observeeren als alleen dat deselve in sulk geval op schoon en weijnig vaatwerk moet worden afgetapt en overgestooken, door welk middel, sonder meer, geprevenieert word dat die wijn door het werken geen de minste schade in geur of hoedanigheijd komt te leijden.

Ende ten aansien den ritmeester der compagnie Caabse ruijters, Fredrik Russouw, is koomen te overleijden, is daartoe weeder aangestelt den lieutenant van deselve, Gijsbert la Febre, mitsgrs. tot lieutenant den cornet, Guilliam Heems, in wiens plaatse tot cornet gevordert is den burger Jan Christoffel Bek; en dewijl men ter deeser oorsaak weederom een ander brandmeester van nooden heeft, is den burger Carel Diederik Boetendag daartoe verkooren geworden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.115

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 121-134.

Dingsdag den {17341228} 28e December 1734, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.116


Waarna door den Heer Gouverneur weegens de bevinding van het schip ‘t Huijs te Marquette deese onderstaande verklaaring ter vergaadering wierd overgeleevert:117

‘Wij ondergeteekende door den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinairis van Neederlands India en Gouverneur deeser plaatse &a. &a., expresselijk sijnde gecommitteert geworden omme ten overstaan van den equipagiemeester, Jacobus Möller, ende geadsisteerd met onse opperscheepstimmerlieden ons te vervoegen aan boord van het ter rheede leggende retourschip ‘t Huijs te Marquette , ten eijnde het selve naauwkeurig te visiteeren of daaraan nog iets soude kunnen gedaan worden om het selve verder en beeter in staat te brengen als het teegenwoordig is tot het voortsetten sijner verdere vojagie na Neederland, en of ër nog eenige middelen souden kunnen worden uijtgedagt om het daaraan sijnde lek te vinden, en gevolglijk te remedieeren; soo verklaaren wij sulx verrigt hebbende, te hebben bevonden dat de rondhouten van dien boodem compleet tot het doen der vaaderlandsche reijs sijn hersteld, en dat daaraan verders niets meer ontbreekt om deselve te kunnen onderneemen, als sijnde tot beeter stijving van dit schip agter in de constapelscaamer teegen de hekbalk om die te sluijten een swaare winkel knie gebragt, gelijk meede in ‘t hart van ‘t schip vijf knies zijn geset op ‘t dek om dat te meerder te versterken, soo als hierdoor ook merkelijk is geschiet, in voegen dat daaraan in deesen opsigte niets meer dat dienstig is soude hebben kunnen gedaan werden.’

‘En aangaande de leckagie hebben wij gesien dat de steevennaaden voor onder de blaasbalken en aan de agtersteeven ontbloot sijn geweest, soo ver men daar hier ter rheede heeft kunnen bijkomen, sonder eenige de minste leckagie op die plaatsen te vinden, gelijk ook de verdubbeling aan stuurboord van de boovenkant van de worst tot onder deselve op de lengte van de agter kant van de groote tot half weegen de focke rust is afgebrooken, dog men heeft bevonden het schip op de vaste huijd seer gaaf en wel geconditioneert te zijn, sijnde ons verders berigt dat het schip voor en agter geligt geweest is, en over beijde sijden gekrengt soo ver men sulx op deese rheede heeft kunnen doen, sonder iets tot soulaas van het lek daardoor te kunnen vinden. Uijt alle welke omstandigheeden blijkt dat het lek ergens onder in het schip weesen moet, en dat hier ter plaatse niets meer kan gedaan worden om het selve te vinden ofte te verhelpen, maar dewijl wij de pomp een half uur hebben laaten stil staan, sonder dat daarbij meer dan 5 duijm waater gekoomen is, en dat ons ook door de scheepsofficieren is berigt dat het lek bij swaar arbeijden van dien boodem weijnig meer waater als bij stil leggen geeft, schijnt daaruijt te moeten worden beslooten dat het maar een enkeld lek is, en wij vertrouwen dierhalven dat er geen groote swaarigheijd in steekt om denselven daarmeede na het vaaderland te laaten vertrecken, mits dat gelijk er reets een pomp in het waatergat is geplaatst, daarbij nog een tweede pomp gesteld werde, en dat op dit schip 25 coppen booven het ordinair getal van volk worden geplaatst om het selve te meer verligting in het pompen te kunnen geeven.’

‘Waarmeede gedenkende aan d’ geeerde intentie van Uwe Wel Edele Gestr. te hebben voldaan, soo sullen wij deesen laaten dienen voor eerbiedig rapport. (Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 27e December 1734. (Was geteekent) Dirk de Veth, Grt. Kuijt, Jan van Eijk, Daniel Vaij. (Lager) Ten mijnen overstaan, (was geteekent) Js. Möller, J. J. v. d. Schilde. (In margine) Waarmeede wij ons confirmeeren, (en geteekent) Abraham van Reijnoij, Lieven en Gelsensi.’

Dewelke met aandagt geleesen en den equipagiemeester, Jacobus Möller, neevens den schipper van dien boodem, Abraham van Reijnoij, daarop nader bij monde gehoord, mitsgrs. door haar betuijgt zijnde dat aan denselven hier ter plaatse niets meer konde gedaan worden, en boovensdien door den laatsten dat hij geen de minste swaarigheijd maakte om met dat schip na het vaderland te vertrecken, is tot meerder gerustheijd boovensdien best geoordeelt dat men door hem en de verdere op die kiel bescheijdene officieren een ordentelijke verklaaring sal doen geeven weegens het lek dat daaraan gevonden word, wanneer het selve sig eerst heeft geopenbaard, en wat sij verders van dies constitutie sullen weeten ter needer te stellen.118

En dewijl den hoeker de Snuffelaar teegenwoordig ten naasten bij klaar is geraakt om die reijs te kunnen onderneemen, is derhalven goedgevonden dat men hem bij eerste geleegentheijd, soo dra een der thans afweesende brigantijnen van het Dassen Eijland 119 of uijt de Saldanhabaaij gereeverteert120 sullen zijn, na Batavia sal laaten vertecken.

Sijnde verders op het versoek van den burger Jacob van Bochem121 aan hem en sijne huijsvrouw neevens seeker bij haar woonende meijsje, genaamt Catharina van Es,122 geaccordeert om met een der eerst vertreckende retourscheepen na het vaderland in de cajuijt te moogen overvaaren, mits dat het daartoe staande transport en costgeld alvoorens in ‘s Comps. cassa sal weesen betaald, gelijk ook uijt consideratie dat hij adsistent in dienst der E. Comp. sijnde, vrij geworden is, en seedert in het collegie van commissarissen van civiele en huwelijx saaken heeft geseeten, aan hem is toegestaan om twee kisten ter gewoone groote van vijf voeten lang, hoog en wijt twee voeten, volgens sijn hierom gedaane versoek derwaarts te mogen meede neemen. Soo als insgelijx aan den burger Pieter Schreuder op desselfs ingedient request123 gepermitteert is om beneevens sijne huijsvrouw en seeker slave meijsje, genaamt Juliana van de Caap, oud omtrent drie jaaren, met een der verwagt wordende retourboodems na Europa te moogen vertrecken, mits dat het gewoonelijk transport en costgeld voor ‘t logement in de cajuijt door haar te vooren al meede in ‘s Comps. cassa sal moeten voldaan weesen.

Ook is op het gepreesenteerde124 versoekschrift van den baas van de wapenkamer, Jan Daniel Geerkens,125 aan hem geaccordeert om met de eerste scheepsgeleegentheijd te moogen repatrieeren; sullende geen ander baas van de waapenkame[r] in desselfs plaats aangesteld, maar in teegendeel de verandwoording van dien voortaan volgens het oude gebruijk aan den capitain deeses Casteels worden gelaaten.

Laastelijk is op het schriftelijk gedaane versoek van den burger Hendrik Booij126 goedgevonden dat hem voorschrijvens bij onse Heeren en Meesteren sal worden verleend om zijne huijsvrouw, Barbara Poortman,127 woonende tot Amsterdam , mits betaalende transport en costpenningen, hier te krijgen.

Aldus gereesolveerd128 ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.129

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.

C. 96, pp. 135-139.

Vrijdag {17341231} ulto. December 1734, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Uijt het geeerde op heeden ter vergaadering geleesen sijnde aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse [sic] Regeering tot Batavia van den 6 October laastleeden,130 dat alhier met het schip M[e]ijenberg is aangebragt, onder anderen sijnde koomen te blijken dat de twaalf retourscheepen der eerste besending deeses jaars, onder de vlagge en het oppergebied van den Edelen Heer Raad Ordinairis van India, Mr. Jan Francois de Witte van Schooten,131 van die hooftplaats stonden te vertrecken; is derhalven op het voordraagen van den Heer Gouverneur hoedanig hier omtrent best te handelen, goedgevonden dat bij de receptie van Sijn Edele ter deeser plaatse het volgende sal worden in agt genoomen, namentlijk dat welgemelten Heer De Witte van Schooten door de twee voorsittende leeden van deesen Raad neevens den secretaris aan boord verwelkomt en van daar afgehaald wordende, door den Heer Gouverneur en de verdere raadsleeden met haare vrouwen aan het zeehooft sal worden ontfangen, dat wijders het battaljon in het Casteel sal worden onder de waapenen gebragt, en dat bij Zijn Edelens aankomst ter deeser rheede eerst 21 schooten van het selve tot verwelkooming sullen worden gedaan, mitsgrs. dat men desselfs verrigt wordende contra salut boovensdien met gelijke schooten sal doen beantwoorden, en dat vervolgens na het doen der gewoone charges uijt het handgeweer, nog 21 schooten van het Casteel, Sijn Edele daar binnen gekoomen sijnde, sullen gedaan worden.

En dewijl Generaal en Raaden de door Haar Wel Edele Groot Agtb. reets per Rithem bij missive van den 7e Maart d’ ao. voorleeden gegeevene ordre, dat wij, was het doenelijk, twee jonge leevendige leeuwen soude moeten tragten magtig te worden, om tot een present voor den Japanssen keijser te kunnen dienen132 als nu weederom koomen te vernieuwen; is hierom tot bereijking deeses oogmerks best geoordeelt en beslooten dat men de over dit subject onder den laatsten Maij deeses jaars geaffigeerde billietten niet alleen sal doen renoveeren, maar dat ook de daarbij gestelde premie tot hondert Rijxds. voor ider jongen leeuw of leeuwin die aan d’ E. Comp. ten deesen Casteele geleevert word, sal werden verhoogt, om de liefhebbers te meer tot het vangen deeser dieren, dat met het grootste leevens gevaar verselt, en daarom nog van niemand uytgevoerd is, aan te moedigen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.133

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en secrets.


## Footnotes


  1. Die Politieke Raad het op 24.6.1734 ook vergader. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 363 en C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 215.) Die kladnotule van daardie vergadering lui soos volg: “Donderdag den 24e Junij 1734, voormiddags. Alle present, behalven de Heer Van Kervel. Van Bochem sal de slagterij aan Kruijwagen overlaten. Matthys Laarberg en Hendrik Boij in vrijdom gestelt. Borman gechangeert tot landpassaat. De steenhouwer ƒ14 gegeven. Laarberg en Boij se versoekskrifte kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 177-180. 

  2. Die Goewerneur en sy geselskap het die oggend van 7.7.1734 na Mosselbaai vertrek. Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, pp. 220-222. 

  3. Hier word verwys na die reduite Duynhoop en Santhoop , wat albei in 1654 gebou is. Meer besonderhede hieroor kan gevind word in A. C. Ras,Die Kasteel en ander Vroeë Kaapse Vestingwerke, 1652-1713, pp. 35-37. 

  4. Die oorspronklike dokument berus in C.351,Attestatiën, 1734, pp. 547-553. 

  5. Sien C.681,Origineel Placcaat Boek, 1686-1709, pp. 77-80. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel 1, pp. 258-259. 

  6. Die notule van daardie vergadering kan gevind word in Stb.13/4,Notule van Krygsraad, 1729-1739, notule 26.6.1734. 

  7. Sien C.351,Attestatiën, 1734, pp. 555-557. 

  8. Simonsberg by Stellenbosch is na Simon van der Stel genoem. Die naam kom reeds sedert 1687 voor. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 87. 

  9. Abraham Gabbema het in Oktober 1657 Klapmuts sy naam gegee. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 56. 

  10. Christoffel Botha (1713-1764) was die seun van Theunis Botha en Maria Magdalena Snyman. Na die dood van sy eerste vrou, Hester Potgieter (1716-1737), is hy hertroud met Catharina Blom (1723-1762). 

  11. Johannes Botha was die vyfde kind van die stamouers, Frederik Botha en Maria Kickers. Uit sy huwelik met Anna van der Merwe (1704-1738), met wie hy in 1721 getroud is, is tien kinders gebore. Op 15.3.1739 is hy hertroud met Helena du Toit. Botha is op 19.5.1779 oorlede. 

  12. Vir die ligging van Dassenberg , kyk kaart nr. 53 by A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika

  13. Die plase Verlorevallei by Piketberg en Langevallei in die huidige distrik Clanwilliam is onderskeidelik in 1728 en 1723 in eiendom toegeken. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, pp. 60 en 106. 

  14. ‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Dit bevat lyste van goedere wat as verliese afgeskryf is of beskadigde goedere wat verkoop is. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 451-460 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 397-403. 

  15. Die Politieke Raad het ook vrybriewe verleen aan Johannes Blankenberg en Jan Bam. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 364 en C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 183-186. 

  16. De la Fontaine en Tulbagh was nog onderweg terug van Mosselbaai af en het die Kaap eers op 2.9.1734 bereik. Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, pp. 248-249. 

  17. Die onderstaande besonderhede is ook opgeneem in C.760,Memorie Boekje van ‘t Aan en Afschrijvingh der Pagten, 1717-1743, pp. 36-37 en C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, pp. 242-244. Die pagvoorwaardes kan gevind word in C.671,Pacht Conditiën, 1727-1739, pp. 351-355, 359-365, 367-371, 375-382, 383-387 en 391-395. 

  18. Jacobus Marshoorn (Masthorn, Marsthoorn) van Haarlem het in 1718 as matroos na die Kaap gekom en het op 2.11.1723 ‘n vryskoenmaker geword. In 1737 het hy en sy vrou, Maria van der Burg, met hulle kinders na Nederland teruggekeer. 

  19. Isak Martensz is ongeveer in 1702 in Amsterdam gebore en is op 2.12.1731 met Hendrina Cors getroud. Sy was die dogter van Cors Hendriksz en Anna Jansz en is ongeveer in 1702 te Amersfoort gebore. Drie seuns is uit die huwelik gebore voordat dit op 17.8.1752 ontbind is. Martensz het daarna weer by die Kompanjie in diens getree en as sersant na Batavia vertrek, terwyl Hendrina Cors op 6.10.1760 aan die Kaap oorlede is. 

  20. Jacobus Marshoorn (Masthorn, Marsthoorn) van Haarlem het in 1718 as matroos na die Kaap gekom en het op 2.11.1723 ‘n vryskoenmaker geword. In 1737 het hy en sy vrou, Maria van der Burg, met hulle kinders na Nederland teruggekeer. 

  21. Isak Martensz is ongeveer in 1702 in Amsterdam gebore en is op 2.12.1731 met Hendrina Cors getroud. Sy was die dogter van Cors Hendriksz en Anna Jansz en is ongeveer in 1702 te Amersfoort gebore. Drie seuns is uit die huwelik gebore voordat dit op 17.8.1752 ontbind is. Martensz het daarna weer by die Kompanjie in diens getree en as sersant na Batavia vertrek, terwyl Hendrina Cors op 6.10.1760 aan die Kaap oorlede is. 

  22. In Tulbagh se afwesigheid het Nicolaas Ley die kladnotule van hierdie vergadering geskryf. Dit kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 365. 

  23. Die oorspronklike versoekskrif berus in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 203-204. 

  24. Willem van Kerkhoff van Ysendyke het in 1728 as korporaal na die Kaap gekom en is in 1730 bevorder tot boekhouer. Uit sy huwelik met Magdalena Krytsman is een seun gebore. In 1738 is hy bevorder tot die rang van onderkoopman. Hy is in 1753 oorlede. Van Kerkhoff het op 10.9.1734 die ede as eerste klerk van die Politieke Raad en as sekretaris van die hof van kleine sake afgelê. Vgl. C.678,Eed Boek, 1692-1747, pp. 106 en 115. 

  25. Jacobus Botha is in 1692 aan die Kaap gebore. Hy was die seun van Frederik Botha en Maria Kickers. Uit sy huwelik met Elsje Snyman (1697-1748), met wie hy in 1713 getroud is, is tien kinders gebore. Voor Oktober 1757 is hy getroud met Magdalena Munnik van Mauritius. Sy was eers met Thomas Verreyn en daarna met Pieter Paasen getroud. Magdalena Munnik is in Augustus 1781 oorlede en Botha waarskynlik enkele maande later. 

  26. Abraham de Clercq van Serooskerke in Walcheren het in 1688 saam met sy ouers, Pieter de Clercq en Sara Cochet, na die Kaap gekom. Hy is op 12.5.1709 met Magdalena Mouton getroud. De Clercq is ongeveer teen die einde van 1745 oorlede en sy weduwee in 1779. 

  27. Dit is waarskynlik die plaas Goede Hoop (later bekend as De Hoop ) wat in 1692 aan die Franse vlugteling, Jean Cloudon, toegeken is nadat hy reeds sedert 1688 daar gewoon het. Cloudon het geen nakomelinge gehad nie. Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 108. 

  28. Hier word verwys na die Paarlberg , en nie na die huidige dorp nie, wat in hierdie stadium nog as Drakenstein bekend was. 

  29. Sonquasdrift was die naam van ‘n drif deur die Bergrivier ten ooste van Riebeeck-Kasteel . Daar was vroeër ‘n Kompanjiespos. 

  30. Die plaas Jan Harmensgat (ook genoem Jan Hermans Schat ) is in 1723 in lening uitgegee en was geleë tussen die huidige dorpe Bonnievale en Swellendam . Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 215 en kaart teenoor p. 217. 

  31. Kogmanskloof in die huidige distrik Robertson is genoem na die Hottentotkaptein Koekman. Verskeie spellings kom voor, o.a. Cochemans Kloof , Cogmans Kloof en Koekmans Kloof . Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, pp. 53 en 92-93, en A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart nr. 55. 

  32. Die blankes het teen die einde van 1662 met die Hessekwas kennis gemaak toe lg. vee na die Fort gebring het om te verruil. Die Kompanjie het daarna dikwels ruiltogte na hierdie Hottentotstam onderneem. Die Hessekwas word volledig beskryf in I. Schapera (red.),The Early Cape Hottentots(Van Riebeeck-Vereniging nr. 15), pp. 38-42 en 109. Vir die gebied wat hulle bewoon het, vgl. A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart nr. 54. 

  33. Die oorspronklike rapport berus in C.351,Attestatiën, 1734, pp. 603-605. 

  34. Die Honingberge het hulle naam te danke aan die baie heuning wat daar aangetref is. Die naam kom reeds sedert 1676 voor. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 59. 

  35. In die H.K. verbeter na ” Riebeeks Casteel “. 

  36. Koeberg verskyn reeds op ‘n kaart van ongeveer 1700. Vgl. kaart M1/1181 in die Kaapse Argiefbewaarplek. 

  37. Die Swartland (die huidige distrik Malmesbury ) is reeds sedert 1701 so genoem. 

  38. In die oorspronklike rapport word ook die ouer vorm “nabuer” gebruik, maar in die H.K. is dit verander na “nabuur”. 

  39. Die Politieke Raad het ook nog ‘n hele aantal ander besluite geneem. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 365-366.) Afgesien van Nicolaas Ley, het die raad ook nog vrybriewe toegestaan aan Jan Rennebeck, Jurriaan Paulusz, Orpans Ouwerman en Jan George Hauptfleisch. (Vgl. Rennebeek, Ouwerman en Paulusz se versoekskrifte in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 189-194.) Die drankpagter van Rondebosch , Jan Sprangel, het toestemming ontvang om ‘n tapplek op die plaas van Hendrik Thomasz te open en om Mattheus de Wulf as bytapper in diens te neem. (Vgl. C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 187-188.) Aan Johannes Swellengrebel is toestemming verleen om ‘n slavin en haar twee kinders vry te stel. (Vgl. C.J.3084,Obligatiën, Transporten van Slaven &c., 1734, pp. 125-126.) Die raad het ook die bevordering van ‘n aantal burgeroffisiere deur die burgerkrygsraad, waarskynlik gedoen op hulle vergadering van 22.7.1734, goedgekeur. (Vgl. B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 109.) ‘n Hele aantal lede van die Kaapse garnisoen en bemanningslede van skepe is ook bevorder. Die volgende besluit verskyn ook in die kladnotule: “‘t Klag reqt. van den opperstuurman van de boodt, gestelt in handen van den Hr. fiscaal om sig dienaangaande nader te informeeren. Wegens den gepardonneerden drosser”. 

  40. Die dagregister maak geen melding van ‘n vergadering op 11.9.1734 nie, maar wel van een op 9.9.1734. Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, pp. 252 en 253. 

  41. Daniel Walters was die seun van Samuel Walters en Maria van der Westhuizen en is op 22.5.1712 gedoop. Blykbaar was hy nooit getroud nie. Sy versoekskrif kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 201-202. 

  42. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die H.K. staan “deeser”, wat korrek is. 

  43. Die skribent het hier ook verkeerd gekopieer. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die H.K. staan korrek aetatis. 

  44. Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, p. 199. 

  45. Die algemene plakkaat waarna hier verwys word is op 10.4.1732 uitgevaardig en kan gevind word in C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 478-529. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 109-128. 

  46. Met twee uitsonderings skryf die skribent hier deurgaans “halffaam”. In die H.K. is dit egter oral verbeter na “halfaam”. 

  47. In die H.K. verbeter na “gedelibereert”. 

  48. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 366. 

  49. Volgens die dagregister het die Politieke Raad op 9.9.1734 en 16.9.1734 ook vergader. (Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, pp. 252 en 257.) Daar bestaan geen kladnotule van die eerste vergadering nie, maar wel van die tweede, asook van ‘n vergadering wat op 23.9.1734 gehou is. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 366.) Die kladnotule van die eerste vergadering lui soos volg: “Donderdag den 16e September 1734, voormiddags. Alle present, behalven den Edelen Heer Gouverneur en de Heer Van Kervel door indispositie. Aan de wede. Cloete toegestaan een slaaf in vrijdom te mogen stellen. Twee wagenmakers, en een onderbaas van de thuijn verbetert”. Die slaaf van wie hier sprake is, is Pieter van die Kaap, wat deur Geertruy Pretorius, weduwee van Jan Cloete, vrygestel is. (Vgl. C.J.3084,Obligatiën, Transporten van Slaven &c., 1734, pp. 127-128.) Die kladnotule van die vergadering van 23.9.1734 lui soos volg: “Donderdag den 23e September 1734, voormiddags. Alle present. Het erf van den Edelen Heer Gouverneur. Twee persoonen in vrydom gestelt. Twee smits, een thuijnier en een soldaat verbetert. Een meijd van de weescamer toegestaan in vrijdom te mogen stellen”. Een van die twee persone aan wie ‘n vrybrief toegestaan is, is waarskynlik Jurriaan Hendrik Stigman, wie se versoekskrif gevind kan word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 197-198. Die slavin, Rosetta van Bengale, is op 12.10.1734 vrygestel. (Vgl. C.J.3084,Obligatiën, Transporten van Slaven &c., 1734, pp. 133-134.) 

  50. Sien C.315,Attestatiën, 1734, pp. 369, 373, 377-378, 381-383, 385, 389-391, 393, 397-398, 403-414, 417-421, 425, 429 en 433-437. 

  51. Sien C.135,Bijlagen, 1734, pp. 681-720. 

  52. Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 705-708. 

  53. Die kladnotule van hierdie vergadering is deur Willem van Kerkhoff geskryf. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 367.) Die raad het ook vrybriewe aan vyf persone verleen. Vier van hulle was waarskynlik Johannes Hubertus, Joan Peter Kryts, Carel Christiaan Becker en Magnus Pietersz. (Vgl. hulle versoekskrifte in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 205-214.) ‘n Aantal amptenare is ook bevorder of het salarisverhogings ontvang. Reynier la Febre van die Kaap is as assistent in diens geneem, terwyl die sipier, Johannes van der Mist van Den Haag, weens ongesteldheid uit die diens ontslaan is en ‘n vryburger geword het. 

  54. Die oorspronklike versoekskrif berus in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 219-221. 

  55. Olof de Wet was die tweede oudste kind van die stamvader, Jacobus de Wet, en sy wou, Christina Bergh. Hy is in November 1699 gebore en is op 8.5.1735 getroud met Maria Segers, die weduwee van Nicolaas van den Heuvel. Hulle twee kinders, Christina Helena en Jacobus Matthias, is albei jonk oorlede. De Wet het in 1718 as soldaat by die Kompanjie in diens getree en het teen 1726 gevorder tot die rang van onderkoopman. Maria Segers is in 1746 oorlede en De Wet op 23.1.1763. 

  56. Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 217-218. 

  57. Christiaan Rabe van Kopenhagen het in 1723 as landspassaat na die Kaap gekom en het in 1730 ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Johanna Lens. Blykbaar was die huwelik kinderloos. Rabe is in 1743 oorlede en hy moet nie verwar word met Christiaan Rabe van Leipzig nie. Laasgenoemde is reeds in 1733 oorlede. 

  58. ‘n Gedeelte waarin die Politieke Raad die sekunde toestemming verleen het om tekorte af te skryf en beskadigde goedere te verkoop, is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 503-516 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 405, 407-409 en 413-418. 

  59. Die raad het ook aan Christiaan Peetskold sy vrybrief toegestaan. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 367. 

  60. Sien C.351,Attestatiën, 1734, pp. 489-491. 

  61. Snuffelaar het op 17.10.1734 in Tafelbaai anker gewerp. Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 270. 

  62. Hier word verwys na ‘n brief, gedateer 11.9.1734, wat van die skipper van die Huijs te Marquette ontvang is. Vgl. C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 709-712. 

  63. Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 713-715. 

  64. In die H.K. staan “getale”. 

  65. Die plase Zandvliet en Zeekoevallei , naby die huidige Faure , was buurplase. Eersgenoemde het uit drie dele bestaan, waarvan die eerste twee in 1699 en 1701 aan ds. Petrus Kalden toegeken is, en die derde in 1707 aan Abraham Benthem. In 1708 het aldrie dele die eiendom van Michiel Romond geword. Zeekoevallei was oorspronklik bekend as Vogelgezang en is in 1702 aan Sara Tas, ‘n suster van Adam Tas, toegeken. In 1717 het die twee plase saam die eiendom van Johannes Swellengrebel geword. Vgl. Fransen en Cook,The Old Houses of the Cape, p. 89, en A. J. Böeseken e.a.,Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart nr. 53. 

  66. Die Politieke Raad het ook Jan Benjamin D’Aillij aangestel as klerk in die soldykantoor en aan Johannes Louw, die eksekuteur van Adam Tas se boedel, toestemming verleen om Tas se slaaf, Valenteijn, vry te stel. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 368, C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 217-218 en C.J.3084,Obligatiën, Transporten van Slaven &c., 1734. pp. 135-136. 

  67. Volgens die dagregister het die Politieke Raad nie op 2.11.1734 vergader nie, maar wel op 4.11.1734. (Vgl. C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, pp. 280 en 281.) Die kladnotule van hierdie vergadering dra egter ook die datum 2.11.1734. 

  68. Die Kamer Seeland se brief en die uittreksel uit die resolusie van Here XVII kan gevind word in C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 721-723 en 725-728. 

  69. Die volledige notule kan gevind word in B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, pp. 110-111. 

  70. Sien C.351,Attestatiën, 1734, pp. 559-560. 

  71. In die H.K. verbeter na “delibereeren”. 

  72. Lambert Myburgh was die seun van Albert Myburgh en Elsje van der Merwe. Hy is op 20.9.1733 met Anna Clara Koutsing getroud. Na haar dood in 1744 is hy weer die volgende jaar hertroud met Johanna Appel (1701-1777), die weduwee van Johannes Colyn. Vyf kinders is uit die eerste huwelik gebore. Myburgh is op 15.4.1771 in die Kaap oorlede. 

  73. Johann Casper Piek was die seun van Christoph Piek en Anna Ursula Schulte. Hy is op 7.2.1683 te Anröchte , Duitsland , gebore. In 1712 kom hy as soldaat met Arentsduijn in Tafelbaai aan en word as houtkapper in diens geplaas. Op 10.9.1715 verhuur hy homself as kneg aan die burger Hans Roos en op 29.6.1717 tree hy uit die Kompanjiesdiens en vestig hom as wamaker. Uit sy huwelik met Margaretha Hartogh is tien kinders gebore. 

  74. Dit is waar die huidige dorp Caledon geleë is. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 120. 

  75. Hendrik Krugel (1706-1769) was die seun van Andries Krugel en Zacharia Visser. Uit sy huwelik met Maria van der Swaan (1709-1791) is twee dogters gebore. 

  76. Jan Danckaert en sy geselskap was in 1660 die eerste blankes wat deur Piekenierskloof , noord van Piketberg , getrek het. Daarna het dit die deurgang na die Olifantsrivier geword. 

  77. Lambert Myburgh was die seun van Albert Myburgh en Elsje van der Merwe. Hy is op 20.9.1733 met Anna Clara Koutsing getroud. Na haar dood in 1744 is hy weer die volgende jaar hertroud met Johanna Appel (1701-1777), die weduwee van Johannes Colyn. Vyf kinders is uit die eerste huwelik gebore. Myburgh is op 15.4.1771 in die Kaap oorlede. 

  78. Johann Casper Piek was die seun van Christoph Piek en Anna Ursula Schulte. Hy is op 7.2.1683 te Anröchte , Duitsland , gebore. In 1712 kom hy as soldaat met Arentsduijn in Tafelbaai aan en word as houtkapper in diens geplaas. Op 10.9.1715 verhuur hy homself as kneg aan die burger Hans Roos en op 29.6.1717 tree hy uit die Kompanjiesdiens en vestig hom as wamaker. Uit sy huwelik met Margaretha Hartogh is tien kinders gebore. 

  79. Dit is waar die huidige dorp Caledon geleë is. Vgl. C. G. Botha,Place Names in the Cape Province, p. 120. 

  80. Hendrik Krugel (1706-1769) was die seun van Andries Krugel en Zacharia Visser. Uit sy huwelik met Maria van der Swaan (1709-1791) is twee dogters gebore. 

  81. Jan Danckaert en sy geselskap was in 1660 die eerste blankes wat deur Piekenierskloof , noord van Piketberg , getrek het. Daarna het dit die deurgang na die Olifantsrivier geword. 

  82. Die plakkaat is op 6.11.1734 afgekondig. Vgl. C.682,Origineel Placcaat Boek, 1714-1734, pp. 553-558. Dit is ook gepubliseer inKaapse Plakkaatboek, deel II, pp. 156-158. 

  83. Sien C.521,Uitgaande Brieven, 1733-1734, pp. 1148-1153. 

  84. In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn ook die volgende aantekening: “Wegens de stenen in de Mosselbaaij door De Wet op te regten; en aan de Oliphants Rivier Kruijwagen”. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 369. 

  85. Dit is Gran-Canaria , een van die sewe bewoonde eilande van die Kanariese Eilande in die Atlantiese Oseaan aan die weskus van Afrika. Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 631. 

  86. Hier word waarskynlik verwys na die eiland wat in Blaeuw se kaart van 1660 aangedui word as Isle de Açemcam , geleë in die suidelike Atlantiese Oseaan op ongeveer 200 S.B. 50 W.L. Op ‘n ander kaart word dieselfde eiland aangedui as Isle de la Ascension . Dit moet nie verwar word met die eiland wat vandag nog as Ascencion bekend staan nie, maar is waarskynlik ‘n eilandjie met dieselfde naam teenoor die Brasiliaanse kus op die hoogte van Rio de Janeiro . Vgl. Servaas de Bruin,Geographisch-Historisch Woordenboek, deel 1, p. 326. 

  87. Die Politieke Raad het ook ‘n vrybrief aan Andries Golthuysen verleen. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 369. 

  88. Henning Joachim Prehn is in 1699 in Hamburg gebore. Hy was adelbors op die skip Lakeman wat in 1722 in Tafelbaai gestrand het en het as assistent aan die Kaap gebly. Op 5.6.1732 het hy ‘n vryburger geword. Prehn was vier keer getroud: in 1730 met Engela Aletta Laubscher, die weduwee van Jan Daniel Buttner; in 1732 met Hendrina Schenk; in 1739 met Anna Salomea Eksteen; en in 1757 met Sara Vessuup, die weduwee van Wynand Willem Muys. In 1761 het hy met sy vrou en twee van sy kinders na Nederland teruggekeer, waar hy op 7.10.1771 in Zwolle oorlede is. 

  89. Dit is Anna van Schalkwyk. Vgl. voetnoot 154 van 1732 hierbo. 

  90. Volgens die kladnotule is hy aangestel as geheimskrywer van die Goewemeur. Sy naam verskyn in 1735 en 1736 onder die boekhouers in die monsterrolle. 

  91. Noël Anthon Lebek van Altena was van 1727 as klerk in die soldykantoor werksaam. 

  92. Die Politieke Raad het ook die soldaat, Barend Meyer van Oldenburg, bevorder tot korporaal. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 370. Die kladnotule is deur Willem van Kerkhoff geskryf. 

  93. Die Politieke Raad het ook op 18.11.1734 vergader. (Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 370 en C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 286.) Die kladnotule van daardie vergadering is deur Willem van Kerkhoff geskryf en lui soos volg: “Donderdag den 18e November 1734, voormiddags. Alle pres[en]t, behalven den Heer Tulbagh. Aen den oud onderkoopman Nicolaes Leij een stukje thuijn erfs bij desselfs thuijn leggende in eijgendom verleend. Den mandoor Jan Goslijk in gagie verbeetert. Hendrik Schoenmaker in vrydom gesteld”. 

  94. ‘n Gedeelte waarin die Raad beskadigde voorrade as verliese afgeskryf het, is hieronder weggelaat. Kyk C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 548-555. 

  95. Die kladnotule van hierdie vergadering is deur Van Kerkhoff geskryf. Behalwe bogenoemde sake, het die raad ook salarisverhogings aan drie amptenare toegestaan. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 370. 

  96. Die Politieke Raad het ook op 2.12.1734 vergader. Vgl. C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 371 en C.611,Origineel Dagregister, 1733-1735, p. 291. Die kladnotule, wat deur Van Kerkhoff geskryf is, lui soos volg: “Donderdag den 2e December 1734, voormiddags. Alle present, behalven de Heer Tulbagh. Juffw. Ten Damme toegestaen een meijd, gent. Margariet, vrij te geeven. Twee persoonen in vrijdom gesteld. Twee houtcappers en een soldaat verbeetert”. Margariet van die Kaap, die slavin van Helena Gulix, weduwee van Willem ten Damme, is op 10.12.1734 vrygestel. (Vgl. C.J.3084,Obligatiën, Transporten van Slaven &c., 1734, pp. 140-141.) Die twee persone aan wie vrybriewe toegestaan is, was waarskynlik Christiaan Gunter en August Lourens van Staden. (Vgl. C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 225-228.) 

  97. Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 247-248. 

  98. Maria van Hoeven van Middelburg was die dogter van Jacob van Hoeven en Susanna de Klerk. Van den Heever is in 1733 oorlede. 

  99. Die Raad van Justisie het Abel op 16.9.1734 beveel om ƒ9955 aan Maria van Hoeven te betaal weens die verbreking van ‘n troubelofte. Vgl. C.J.828,Civiele Regts Rollen, 1734, pp. 1, 12, 13, 22, 26 en 69-72, en C.J.1048,Civiele Proces Stukken, 1734, pp. 5-137. 

  100. Sien C.J.828,Civiele Regts Rollen, 1734, pp. 79-81 en 82-83. 

  101. In die H.K. verbeter na “gepresenteert”. 

  102. Vgl. voetnoot 177 van 1734 hierbo. 

  103. Die nominasies van die verskillende liggame kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 229-243. 

  104. Andries du Toit (1691-1749) was die seun van Francois du Toit en Susanna Seugnet. Hy is op 7.3.1717 met Martha Rossouw getroud. Sy is op 28.10.1760 oorlede. 

  105. Daar was op hierdie stadium twee Pieter le Roux’s in Drakenstein woonagtig, t.w. die neefs Pieter (of Pierre, 1706-1771), die seun van Jean le Roux en Jeanne Mouy, en Pieter (1704-1767), die seun van Gabriel le Roux en Maria Catharina la Febre. Hulle is onderskeidelik in 1736 en 1727 met twee susters, Magdalena en Francina Cilliers, getroud. Albei het plase in Drakenstein besit: Pieter (Jean/seun) was die eienaar van La Motte en Pieter (Gabriel/seun) van La Terre de Luc

  106. Abraham Cloppenburg van Utrecht was die seun van ds. Gerardus Cloppenburg en Maria Domburg. Hy het in 1732 as vryman na die Kaap gekom en is nog in dieselfde jaar getroud met Geertruyd Meyboom. Na haar dood in 1737 is hy weer in 1743 met Gerhardina Sibella Borwater getroud. Cloppenburg is in 1750 oorlede. 

  107. Die Politieke Raad het ook ‘n vrybrief aan Johannes Litseler toegeken, Gerard Sluyterman as klerk in die soldykantoor aangestel en Jan Heyns bevorder tot korporaal in die burgermilisie. (Vgl. C.l 13,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 371-372, C.236,Requesten en Nominatiën, 1733- 1734, pp. 245-246, en B.K.R.1,Notulen, 1718-1767, p. 111.) 

  108. In die H.K. verbeter na “Indiase”. 

  109. Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 795-801. 

  110. Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 481-485. 

  111. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 372. 

  112. In die H.K. verbeter na “opperchirurgijns”. 

  113. Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 803-808. 

  114. Die brief aan die Kamer Rotterdam, gedateer 20.2.1735, kan gevind word in C.522,Uitgaande Brieven, 1735-1736, pp. 158-167. 

  115. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, pp. 372-373. 

  116. ‘n Gedeelte waarin die raad besluit het om tekortkomende goedere, gestorwe slawe en vee wat gevrek het as verliese af te skryf, is hieronder weggelaat. Vgl. C.28,Resolutiën, 1733-1734, pp. 572-576 en C.292,Memoriën, 1726-1739, pp. 427-429. 

  117. Sien C.351,Attestatiën, 1734, pp. 607-610. 

  118. Sien C.351,Attestatiën, 1734, pp. 611-613. 

  119. Dasseneiland , geleë langs die Kaapse weskus tussen Tafelbaai en Saldanhabaai , is op 28.11.1601 Elizabeth-Eiland ( Isla de Elizabeth ) genoem deur Joris van Spilbergen, ter ere van sy vrou. Dié naam het egter spoedig weer in onbruik geraak en is deur die naam Dasseneiland verdring. Vgl. E. C. Godée Molsbergen,Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse Tyd, deel 1, pp. 8 en 12, en D. B. Bosman en H. B. Thom (reds.),Daghregister gehouden by den Oppercoopman Jan Anthonisz van Riebeeck, deel 1, pp. 83-84 en 385, asook kaarte M2/2 en M2/13 in die Kaapse Argiefbewaarplek. 

  120. In die H.K. staan ook “gereeverteert”. 

  121. Van Bochem se versoekskrif kan gevind word in C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 251-252. 

  122. Volgens Van Bochem se versoekskrif was sy die dogter van wyle Frans van Es. 

  123. Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 249-250. 

  124. In die H.K. staan ook “gepreesenteerde”. 

  125. Sien C.236,Requesten en Nominatiën, 1733-1734, pp. 253-254. 

  126. Hendrik Booy is in Uetersen , Duitsland , gebore en het in 1732 as soldaat na die Kaap gekom. Op 24.6.1734 het hy ‘n vryburger geword en hom as skoenmaker in die Kaap gevestig. Hy en sy vrou het met die retoervloot van 1745 na Nederland teruggekeer. 

  127. Sy is in Nimwegen gebore en was ‘n suster van Maria Poortmans, die vrou van die geweldiger aan die Kaap, Roelof Arendsz. 

  128. In die H.K. verbeter na “geresolveerd”. 

  129. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen, 1717-1738, p. 373. 

  130. Sien C.444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 827-843. 

  131. Mr. Jan Francois de Witte van Schooten en sy vrou, Johanna Aldegonda Diodati, het op 7.1.1735 aan boord Hillegom in Tafelbaai aangekom. Vgl. C.136,Bijlagen, 1735, p. 145. 

  132. Sien C444,Inkomende Brieven, 1733-1734, pp. 573-580 en 557. 

  133. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C.113,Klad Notulen1717-1738, p. 373.