Skip to content

C097 v1.20

C. 97, pp. 37-41.

Dingsdag den {17350118} 18e Januarij 1735, voormiddags.

1

Alle teegenwoordig, behalven den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel.

Navolgens de ordre van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse2 Regeering, vervat bij missive van den 22 October jongstleeden, dewelke met de scheepen het Casteel van Woerden en Knappenhoff ontvangen is,3 dat den krankbesoeker van het schip Hilgom , Pieter Backer gent., ten dienste van de justitie tot Batavia in goeder verseekeringe genoomen en soodanig bij eerste geleegentheijd na die hooftplaats soude moeten overgesonden werden, is naar gehoudene deliberatie goedgevonden dat gemelten Pieter Backer, die op ordre van den Heer Gouverneur gisteren reets in verseekering gestelt en op een kaamer bij den geweldiger is geplaatst geworden, aldaar soo lang sal worden bewaard, tot dat het eenelijk nog aan handen sijnde uijtkoomend schip Meerlust in gereetheijd van vertrek gebragt sal weesen, op dat men hem daar meede vervolgens in goede verseekering naar India sal kunnen laaten vertrecken.

En dewijl d’ E. Comp. sig teegenwoordig rijkelijk van versche erweeten en boonen voorsien bevind, is derhalven op het voorstel van den Heer Gouverneur dat sulx seer wel voor de uijtkoomende scheepen tot beeter verquicking haarer ophebbende manschap geduurende de verdere reijs naar Batavia4 sal te pas koomen, ten meesten dienste der E. Comp. vastgestelt en beslooten dat voortaan aan deselve vaaderlandsche scheepen ider vier mudden erweeten en boonen meer sullen worden verstrekt als men tot nog toe gewoon is geweest daaraan af te geven.

Sijnde vervolgens, dewijl men ondervonden heeft dat het misbruijk van schietten des nagts, en wel principaal op nieuwe jaars nagten, in of uijt de huijsen en op de straaten deeser plaatse, waar door met de rietdakken ligtelijk brand soude kunnen ontstaan, weederom heeft beginnen in te kruijpen, niet teegenstaande hetselve volgens resolutie van den 26e December 17145 wel expresselij[k] bij het vigeerend generaal placcaat,6 op paene van voor ider schoot 25 rijxdaalders te verbeuren, is verbooden geworden, uijt dien hoofde tot welsijn en securiteijt deeser plaats, al meede goedgevonden dat gemelte ordre sal worden gerenoveert, en dat hiervan tot een igelijks narigt alomme billietten geaffigeert sullen werden.7

Soo als ook op het ingediende versoekschrift van den burger Jan A[n]dries Dissel,8 aan hem geaccordeert is om onder betaaling van de daartoe staande transport en costpenningen voor ‘t logement in de cajuijt met een der aanweesende retourscheepen na het vaderland te moogen overvaaren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.9

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

10

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 97, pp. 42-47.

Vrijdag den {17350121} 21e Januarij 1735, voormiddags.

Alle teegenwoordig, behalven den opperkoopman en secunde deeses Gouvernement[s], de Heer Adriaan van Kervel.

Dewijl den schipper van het uijtkoomend hier gearriveerde schip Meerlust , Michiel de Reus, niet alleen, maar ook den opperstuurman, Cornelis Scharwouw, neevens den onderstuurman, Jan Pluijm, en derdewaak, Jan Wijnberg, geduurende de herwaarts reijse sijn koomen te overleijden, en dat hierom de uijtterste noodsaakelijkheijd vereijscht dat dien boodem weederom van bequaame zeeofficieren, soo bij plaatsvulling als optreeding der minderen, voorsien word, is derhalven ten aansien den opperstuurman en gesaghebber van de hier permanente brigantijn Fijenoordt , Hendrik Goutsberg11 , die in den jaare 1724 met gedagte bodemken uijtgekoomen zijnde, seedert op alle gedaane togten is gebruijkt geworden, en oversulx veel ervaarentheijd in zeesaaken, neevens de vereijschte bequaamheijd tot het waarneemen van die post verkreegen heeft, goedgevonden denselven tot schipper op voorm. boodem Meerlust aan te stellen, sullende de verantwoording van dies inlaading, contanten enz. ten eersten volgens de ordre der E. Comp. door expresse gecommitteerdens aan hem werden overgegeeven; ende zulx op naadere goedkeuring van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Regeering van India tot Batavia.12


Ende ten aansien omtrent het huijs van de wed. Brommert,13 daar onlangs drie huijserven uijtgegeeven sijn, nog meer plaats tot het geeven van anderen is overgeschooten, is derhalven op het versoek van den burgerraad Paulus Artois,14 neevens den boekhouder Jan Raak15 aan haar ider een huijserf ter gemelte plaatse in eijgendom gegeeven, sijnde het eerste groot 102 quadraat roeden en 12 gelijke voeten en het andere insgelijx ter selver groote van 102 roeden en 12 quadraat voeten.

Ook is op het gedaane versoek van den boovengedagten tot schipper op Meerlust aangestelden Hendrik Goutsberg, aan hem g’accordeert om desselfs huijsvrouw en twee kinderen met sig na Batavia te mogen meede neemen.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.16

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 97, pp. 48-60.

Woensdag den {17350126} 26 Januarij 1735, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de La Fontaine, Raad Extraordinairis van India, Gouverneur deeser plaatse &a., den Wel Edelen Agtb. Heere Mr. Johan Francois de Witte van Schooten,17 Raad Ordinair van India en admiraal der presente retourvloot, de Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, den E. Cornelis Fret, vice commandeur, de Heer Mr. Daniel van den Henghel, fiscaal independent alhier, den E. Hendrik Jurriaansz van Beek, schout bij nagt, de Heer Johan Thobias Rhenius, capitain deeses Casteels, den E. schipper Jan Almees, den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Wouter Bos, den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Jan Licent, den E. Christoffel Brand, den E. schipper Jan van Malen, den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Joris Davidson, den E. schipper Pieter Bruijs, den E. schipper Frans Gartelman, den E. schipper Jan de Roeper, den E. schipper Bastiaan Mol, den E. schipper Jurriaan Lijnsen, den E. schipper Dirk de Veth, den E. schipper Cornelis Robol, den E. schipper Adriaan de Wit, den E. schipper Gerrit Kuijt, den E. schipper Abraham van Reijnoij, den E. fiscaal der retourvloot, Johan Bangeman.18

Den Heer Gouverneur deese vergaadering expres hebbende doen beleggen op dat Sijn Edele aan den Edelen Heer admiraal, neevens de verdere vlaggen andere officieren19 van de vloot, soude kunnen voorstel doen en afvraagen hoedanig het met haare onderhebbende boodems is gestelt, of sijlieden, als sijnde na gemaakt overleg met den Edelen Heer admiraal, van alle vereijschte benoodigtheeden en potspijs voor de vaderlandsche vojagie naar behooren voorsien geworden, sig niet in staat bevinden om deselve met gerustheijd te kunnen onderneemen, of dat andersints aan imand20 nog iets komt te ontbreeken, waar door sulx soude kunnen werden verhindert of agter uijt geset; en dan wijders vermits den tijd door onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren tot het vertrek deeser vloot beraamd, begint aan te naderen, om daar toe een vasten dag te kunnen stellen, ten eijnde een igelijk sijne saaken hier na reguleerende als dan sal kunnen maaken klaar te sijn; is hier op door den Edelen Heer admiraal en verdere opperhoofden van de vloot betuijgt dat aan niemand iets meer komt te mancqueeren, uijtgenoomen dat den schipper van het Huijs te Marquette , Abraham van Reijnoij, om een stenge windreep en eenige blox, en die van de Buijs , Gerrit Kuijt, om een swaar touw in de plaats van het sijne dat mits het gaande en hem voor de boeg raaken van het soo eeven gemelde schip Marquette op den 5e deeser maand door de doenmaals sterk gewaaijt hebbende Z.Ot. seer is beschadigt geworden, versoek quaamen te doen, welk een en ander hier niet in voorraad sijnde, sal het benodigde voor het Huijs te Marquette door de andere scheepsoverheeden die deese goederen best kunnen missen, daaraan toegevoegt, en het swaar touw voor de Buijs , als men dat nog aan handen krijgt, daaraan bijgeset worden, het geen dus wordende versorgt, verklaarden de gesaamentlijke scheepsopperhoofden verders dat sij van alles tot genoegen sijn voorsien en bijgevolg in gereetheijd om de reijs na Neederland sonder eenige swaarigheijd te kunnen ondernemen, weshalven door den Heer Gouverneur hier op is te kennen gegeeven dat de vloot, ten sij ër inmiddels eenige nadere ordre uijt het vaderland inkoomen mogt, op den 17 Februarij sal worden gemonstert, op dat deselve den 20e dier maand bij toelaating van bequaam weer en wind, agtervolgens de tot nog toe daar van aan handen sijnde Patriaasse21 beveelen, sal kunnen reijsvorderen, in hoop en verwagting dat gemelte vloot op dien tijd geluckig in zee geraakende, de havenen onses lieven vaaderlands met een gewenschten voorspoed sal moogen besteevenen; sijnde wijders door den Heer Gouverneur in deese vergaadering tot narigt en opwecking der scheepsoverheeden distinctelijk voorgeleesen extract uijt den brief der Hoog Edele Heeren Seventhienen van den 31e October 1733,22 spreekende weegens de oorlogs declaratie van den koning van Vrankrijk teegens den Rooms Keijser,23 waar door de saaken van Europa sig in een seer onrustigen toestand koomen te bevinden, met ernstige recommandatie van Haar Wel Edele Hoog Agtb. dat de retourscheepen van alles tot defentie, des benoodigt zijnde, sullen moeten werden versorgt, en soo veel doenelijk is gecombineert blijven, mitsgrs. dat sij sig bovensdien altoos tot haare bescherming gereet en teegens allen vijandelijken overval op haar hoede sullen moeten houden; sullende op het versoek van den schout bij nagt, Hendrik Jurriaansz van Beek, (niemand iets anders aan sijne ammonitie goederen mancqueerende) eenige van desselfs handgranaten alhier worden gerepareerd; maar hoewel bij resumptie der Turksse passen deeser retourboodems is koomen te blijken dat de scheepen Pallas en het Huijs te Marquette sig van geen nieuwe passen voorsien bevinden, is egter voor ‘s Comps. meesten dienst best geagt dat men aan haar ter deeser plaatse geen andere sal bijsetten, om dat hier nog maar twee derselver in voorraad sijn, en dat men sig daar van niet kan ontblooten, dewijl die noodwendig voor de verwagt wordende na of theescheepen sullen moeten bewaard blijven.24


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.25

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] J. F. D. WITTE VAN SCHOOTEN.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] CS. FRET.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] H. J. V. BEEK.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] JAN ALMEES.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] WOUTER BOSCH.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. LICENT.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] JAN VAN MALE.

[Signed:] R. TULBAGH. RT. en secrets.

[Signed:] JN. DAVIDZON.

[Signed:] PIETER BRUIJS.

[Signed:] FRANS GARTELMAN.

[Signed:] JAN DE ROEPER.

[Signed:] BASTIAAN MOL.

[Signed:] JURIJAN LIJSEN.

[Signed:] DIRCK DE VETH.

[Signed:] CS. ROOBOL.

[Signed:] ADRIAAN DE WITH.

[Signed:] GRT. KUIJT.

[Signed:] ABRAHAM VAN REIJNOIJ.

[Signed:] PR. JN. BANGEMAN.

C. 97, pp. 61-66.

Donderdag den {17350203} 3 Februarij 1735, voormiddags.

Alle present, behalven den E. coopman en pakhuijsmeester, Hendrik Swellengrebel.26


Waar na door den Heer Gouverneur gesprooken weesende weegens de receptie van den Edelen Heer Raad Extraordinair van India, Jacob Christiaan Pielat,27 dewelke als oppergebieder van de retourscheepen der tweede besending alhier dagelijx moet worden te gemoed gesien, is ten dien opsigte gevoegelijxt geoordeelt en beslooten dat men Sijn Edele niet eerst salueeren sal, maar dat desselfs gedaan wordende salut met gelijk getal van schooten sal worden beantwoord, en dat voor het overige dat geene het welk bij den aankomst van den Edelen Heer Joan Francois de Witte van Schooten gedaan is, bij de receptie van gemelten Edelen Heer Jacob Christiaan Pielat meede sal worden in agt genoomen.

Sullende ook ten versoeke van den adsistent Jan van Gronsveld,28 dewelke jongst van het schip ‘t Hof niet altijd Zoomer ter deeser plaatse is verbleeven, bij het eerst afgaande schrijvens na het vaaderland worden versogt dat aan desselfs huijsvrouw, Hendrina van Berkelo, woonende tot Enkhuijsen , met zijne twee dogtertjes, mits betaalende het daartoe staande transport en costgeld, permissie mag worden verleend om herwaarts over te koomen.

En is meede op het versoek van den fiscaal der presente retourvloot, Pieter Bangeman, aan hem geaccordeert om twee sijner leijfeijgenen, met naamen November en Galant van Bengaalen, met sig naar Europa te moogen meede neemen, mits dat het daar toe staande transport en costgeld voor de heen en weeder rheijse alvoorens naar gewoonte in ‘s Comps. cassa voldaan sal weesen.29


Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.30

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 97, pp. 67-78.

Dingsdag den {17350222} 22 Februarij 1735, voormiddags.

31

Alle teegenwoordig.

Den seer geeerden brief van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seeventhienen van den 11 September des voorleeden jaars,32 dewelke met het schip ‘t Huijs te Spijk den 20 deeser maand ontfangen is, op heeden ter vergaadering geleesen, en dies inhouden aandagtelijk geresumeert sijnde, is pligtig geoordeelt en beslooten dat daar op het volgende in alle onderdaanigheijd sal werden gerescribeert: dat gelijk met het beplanten der zand-duijnen volgens het genoteerde bij ons schrijvens van den 20 April passo.33 bereijts is uijtgescheijden, in conformiteijt der ordre van Haar Wel Edele Hoog Agtb. insgelijx sal worden afgesien van het bevaaren deeser oostcust van Africa ter ontdecking der landstreeken van Terra de Natal 34 enz., gelijk meede van het voortsetten der zijde culture in dit Gouvernement, sullende den opsiender van dat werk, Francois Guillaumet,35 volgens het door hem aangegane accoord met d’ E. Comp. op den 29e April 172636 worden behandelt, het sij dat hij versoekt om hier burger te worden, dan wel vrij van kost en transportgeld, met sijne familie weeder na het vaaderland te vertrecken.

Sullende verders met deese ingeseetenen dewelke eenige Kirmanse bocken37 en geijten besitten, worden gesprooken weegens den prijs die sij voor den daar van gewo[n]nen wordende wol billijk en om daar van een behoorelijke winst te genieten, sullen koom[en] te pretenteeren;38 en soo meede o[f] deese dieren tot het bekoomen der wol van deselve volgens het voorstel van welgemelte Haar Wel Edele Hoog Agtb. op een gevoeggelijke wijs sullen kunnen worden geschooren, of wat daar omtrent andersints best sal te observeeren en in ag[t] te neemen weesen.

Dat men sig insgelijx naa de intentie van Haar Wel Edele Hoog Agtb. sal reguleeren omtrent de Spaansse scheepen vaarende beoosten deese plaats na Oostindien, ingeval deselve alhier souden moogen aankoomen, hoewel gehoopt word dat deese vaart soo als de omstandigheeden sig daar toe teegenwoordig schijnen op te doen, verders van sig selven te niet sal moogen loopen; sijnde ons ook door Generaal en Raaden geen ordre gegeeven om tot het haalen van slaven voor de mijnwerken op Sumatra 39 een schip van hier na Madagascar 40 af te senden.

Sullende boovensdien de beveelen hunner Wel Edele Hoog Agtb. pligtschuldig werden opgevolgd ten belange der hier aankoomende uijt China 41 geretourneerde scheepen, en bijsonderlijk van Noordwolfbergen , dat men voor eerst uijt dat rijk sal te wagten hebben, met deselve te doen visiteeren en de daarin gevonden wordende ongepermitteerde goederen aan te haalen, en die vervolgens met andere scheepen behoorelijk gespecificeert na het vaderland voort te schicken, soo als ook het volk dat sig op gedagte schip Noordwolfsbergen of eenige andere uijt China t’ huijsvaarende scheepen onbetaamelijk of oproerig teegens haare officieren mogt hebben of sullen koomen te gedraagen, daar van geligt en met andere scheepen onder aantooning der rheedenen van haar misdrijf na Europa sal worden voortgesonden; terwijl wijders agtervolgens de gunstig verleende qualificatie van hoogstgedagte Heeren Seeventhienen soo veel manschap van de uijtkoomende scheepen sal worden geligt, als gevoeggelijk sal van nooden sijn om voor andere boodems die volk mogten van doen hebben, te kunnen dienen.

En op dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. voor soo veel dit Gouvernement aangaat, in ‘t vervolg niet meer sullen moogen werden moeijelijk gevallen om de restitutie eeniger kost of transport penningen van na Europa meede genoomen wordende slaven of slavinnen, waar voor het selve na de ordre voor de heen en weeder reijse is betaald, en die tusschen beijden koomen te sterven of wel in Neederland te verblijven, sullen voortaan van alle leijfeijgenen aan wie op soodanigen voet gepermitteert word van hier na Europa te moogen overvaaren, geene quitantien door den cassier deeses Gouvernements van het ontfangen in Comps. cassa den daartoe staande transport en costpenningen voor de heen en weeder reijs aan dies eijgenaars moogen worden afgegeeven, als met expresse bijvoeging dat van dit geld nooijt iets door d’ E. Comp. sal behoeven te worden gerestitueert, schoon dat de voorseijde slaven of slavinnen op de reijs of in het vaaderland mogten koomen te sterven, dan wel aldaar te verblijven, of om welke andere reedenen sulx ook soude moogen sijn, maar dat dit betaalde geld in teegendeel altijd ten profijte der E. Comp. sal worden ingehouden.42


Vermits men hier ook seer om bequaame affuijt planken verleegen, en dat het cajaten hout daartoe ‘t bequaamste en durabelste is, is derhalven op het voorstel van den Heer Gouverneur goedgevonden dat bij den eerst af te gaanen eijsch na Batavia veertig stux van deselve planken sullen versorgt43 worden.

En dewijl den vaandrig Rudolph Sigfried Alman,44 dewelke in ‘t generaal veel genoegen in den militairen dienst komt te geeven, niet alleen op de togt die den Heer Gouverneur jongst na de Mosselbaaij 45 gedaan heeft, veel vigilantie in het waarneemen aller voorgevallene saaken, en het commandeeren der militie heeft betoond, maar dat hij boovensdien de burgerije, soo van dit Caabse als de buijten districten, eenige jaaren agter den anderen in den waapenhandel soo ver heeft gebragt en onderweesen dat sij syne hulp nu al eenigen tijd niet meer van nooden hebbende, bequaa[m] zijn gemaakt om dat werk in ‘t vervolg selfs onder haare eijgene officieren te kunnen verrigten, is uijt dien hoofde op het voordraagen van den Heer Gouverneur meede gearresteerd en beslooten dat gemelten vaandrig Alman tot lieutenant sal worden aangesteld met verhooging van gagie tot ƒ60 ter maand, egter op expresse nadere goedkeuring onser Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.46

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 97, pp. 79-84.

Vrijdag den {17350225} 25 Februarij 1735, voormiddags.

Alle teegenwoordig.47


Dewijl ook bij een verclaaring door de officieren van deesen boodem48 verleend, is koomen te blijcken dat door leckagie in het kruijdgat en onderstalligheijd van hetselve, 2650 ponden buscruijd nat en bedorven zijn geraakt, soodanig dat hetselve kruijd over boord heeft moeten worden geworpen, is derhalven goedgevonden dat men weederom een gelijke quantiteijt buscruijt volgens het hierom gedaane versoek aan het voorseijde schip Adrichem ter deeser plaatse sal doen verstrecken.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.49

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 97, pp. 85-110.

Dingsdag den {17350308} 8 Maart 1735, voormiddags.

Alle present.50


Sijnde wijders bij een notitie van den E. coopman en dispencier, Nicolaas Heijning, door den Heer Gouverneur in raade geproduceert,51 koomen te blijcken dat men den door onse Heeren en Meesteren geordonneerden voorraad, mistgrs. de geeijschte tarw door de regeering des eijlands Ceijlon ,52 aan handen wordende gehouden, deesen jaare in ‘t geheel niet meer dan 344 lasten van dat graan na Batavia sal kunnen afscheepen.

En dewijl het huijs aan de batterij53 ten hoogsten eenige reparatien noodig heeft, is derhalven beslooten dat deselve ten eersten sullen gedaan worden, en dat bovensdien een kaamertjen aan dat huijs sal worden gebouwt voor den constapel die men al daar in ‘t vervolg sijn verblijf sal doen houden.54


Dewijl men ook eenigen tijd herwaarts heeft moeten ondervinden dat verscheijde over haar begaan misdrijf in de ketting geslagene en aan de gemeene werken gecondemneerde banditen, sig daar van hebben weeten te ontdoen en fugatief te stellen, het geen voornaamentlijk aan het slordige toesigt van de daarbij de wagt houdende corporaals en soldaten moetende worden toegeschreeven, is derhalven om hier teegens te voorsien goedgevonden en vastgestelt dat bij een publicque ordre dewelke in de poort deeses Casteels opgehangen, en aan de hooft en batterij wagte[n] sal worden afgegeeven, tot wegneeming van alle negligentien en andere ingekroopene misbruijken, het volgende geordonneert sal werden: dat geen corporaals, de wagt daarbij hebbende, voortaan eenige banditen uijt ‘s Comps. thuijn of van andere plaatsen alwaar sij in den arbeijd sullen worden gebruijkt, of daar sij haar verblijf houden, langs de huijsen van de Caab, of andere ‘s heeren weegen of straaten sullen moogen senden, of permissie verleenen om te gaan bedelen, op paene dat sij anders doende van qualiteijt en gagie gedeporteert en tot mattroosen a ƒ9 ter maand sullen aangestelt werden, welke straf meede sal plaats hebben wanneer gemte. corporaals eenige banditen ergens tot verrigting van noodige diensten soo van waaterhaalen als andersints laaten heenen gaan, sonder een man van haar wagt daar bij te setten; of dat sij die toestaan om in tapperijen of op andere plaatsen te gaan suijpen of swelgen, en belangende de soldaaten van de wagt, dat die deselve banditen meede niet sullen moogen permitteeren in schacherijen ofte elders te gaan suijpen of troggelen, op paene dat sij zulx doende, en dat gemelte banditen haar opsigt toevertrouwt, hierdoor, ofte op eenige andere wijs, door haarlieder agteloosheijd koomen weg te geraaken, door de spitsroede gejaagt, en boovensdien insgelijx mattroosen sullen gemaakt worden; en op dat alle hier omtrent te maakene uijtvlugten afgesneeden, en dat deese banditen genoegsaame middelen van subsistentie sullen moogen hebben, sonder dat sij soodanige bedelarijen in ‘t vervolg meer sullen behoeven te pleegen, is met eenen dienstig geagt en beslooten dat aan haar in ‘t toekoomende gelijk randsoen van vleesch sal worden gegeeven, als door de banditen die op het Robben Eijland bescheijden zijn, word genooten.55

Sijnde agtervolgens het geresolveerde van den 22 der eeven gepasseerde maand Februarij als nu insgelijx gesprooken met sommige deeser ingeseetenen die Kirmansse bocken en geijten besitten, weegens den prijs die sij voor de daar van koomende wol billijk en om daarvan een behoorelijke winst te genieten, souden koomen te pretendeeren, en soo meede of deese dieren tot het krijgen der wol van deselve, volgens het voorstel onser Heeren en Meesteren op een gevoeggelijke wijs sullen kunnen worden geschooren, of wat hier omtrent andersints best sal te observeeren en in agt te neemen weesen; welke ingeseetenen hier op hebben betuijgt dat sij de wol niet wel minder als voor 40 stuijvers het pond aan d’ E. Comp. sullen kunnen leeveren om een tamelijke winst te hebben, vermits ider bok in een geheel jaar op sijn best genoomen niet meer dan een half pond, en de geijten pas een quart pondt wol koomen te geeven; daar nogtans veel oppassens en volk tot het gaade slaan deeser diere[n,] en dus veel onkosten om de wol in te saamelen worden vereijsch[t,] en aangaande het scheeren derselver dat sulx wel kan geschieden, maar dat sij, en voornaamentlijk den oud burgerraad Hendrik Oostwald Eksteen,56 wiens proffessie dit in het vaderland is geweest, en die overzulx de meeste kennis van dit werk heeft, van gedagten zijn dat het hair waar meede deese dieren sterk beset zijn, dan niet wel moogelijk, selfs niet door middel van kaaren, uijt de wol soude te krijgen weesen, dog dat hij bij aldien het d’ E. Comp. soo behaagde, wel eens een proef hier van wilde toonen en een vlies of twee op de voorgestelde wijs geschooren, aan deese Regeering ter handen stellen, op dat die vervolgens na het vaaderland sullen kunnen worden overgesonden; maar dat hij en sijne meede ingeseetenen die haar werk van de Kirmansse bocken en geijten hebben gemaakt, niets beeter hebben gevonden als de wol in de maanden November en December, wanneer deselve rijp is en door de op nieuws aangegroeijde wol na buijten word gedreeven, tusschen het hair vandaan te plucken en dus te doen versaamelen, welke wol dan niet als doode, maar wel als goede deugdsaame levende wol moet worden aangemerkt, sijnde ook al geprobeert om de wol door middel van houte kammen die sij hier toe expres hebben laaten maaken volgens het geene men segt dat in Persien selfs gebruijkelijk soude zijn, tusschen het hair van daan te krijgen, dog al meede vrugteloos, soo dat het plucken van de wol, en dat alleen op den voorseijden tijd als die rijp en los word, dient te worden waargenoomen; maar betreffende het afgesondert houden deeser dieren van andere gemeene schaapen, dat sulx altijt is geschiet, dat sij daarmeede niet speelen willen, en dat ofschoon hetselve al geschieden mogt, dat van soodanige vermengingen nooijt eenige aanteelt is voortgekoomen, dog dat de bocken met geijten moeten aanteelen, en dat de derde of vierde voortsetsels van Kirmansse bocken met gemeene geijten eerst goede wol koomen af te leeveren, van het welke onse Heeren en Meesteren de verschuldigde kennisse sal worden gegeeven, terwijl met eenen een of twee soodaanig als Haar Wel Edele Hoog Agtb. hebben gelieven te ordonneeren, geschoorene vliesen na het vaderland sullen worden overgesonden.

Laastelijk geleesen sijnde het onderstaande versoekschrift door den burger Jacobus Gildenhuijsen57 in de volgende bewoordinge gepreesenteert:58

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinairis van Neederlands India en Gouverneur van Cabo de Goede Hoop &a., beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met veel respect en onderdaanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer needrigen dienaar, Jacobus Gildenhuijsen van Cabo de Goede Hoop, staande onder voogdije van Heeren weesmeesteren deeser steede, hoe hij supplt. reets den ouderdom van twee en twintig jaaren heeft bereijkt en ook vermeijnd in staat te weesen sijne goederen na behooren te kunnen administreeren, derhalven neemt hij de vrijheijt Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. op het eerbiedigst te versoeken dat deselve van die goedheijt gelieven te zijn, aan den supplt. te verleenen brievend’ venia aetatisen suppletie van ouderdom, sullende UE. Wel Edele Gestr. en E. Agtb. des behaagende uijt de annexe attestatie van Heeren weesmeesteren voornt. desselfs goed leevensgedrag koomen te blijken.59

‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. &a.’

Is naar overweeging van dies inhouden en genoomen reflexie op het goed getuijgenis dat door weesmeesteren deeser plaatse, onder wiens voogdij gemelte Gildenhuijsen sorteert, goedgevonden dat het versogteveniam aetatisaan hem verleend sal werden.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.60

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.


## Footnotes


  1. Die Politieke Raad het op 6.1.1735 ook vergader. In die kladnotule verskyn onder daardie datum die volgende inskrywing: “Backers weder toegestaan te continueeren”. (Vgl. C. 113 Notulen, Raad van Politie, Klad, 6.1.1735, p. 374). Daarbenewens het die raad op 13.1.1735 ook vergader. (Vgl. C. 613 Dag Register, 13.1.1735, p. 6). 

  2. ‘n Eienaardige skryfwyse wat die skrywer deurgaans gebruik en wat in die Haagse kopie herhaal word. 

  3. Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: Goew.-gen. en Raad, Batavia - Goew. en Raad, Kaap, 22.10.1734, pp. 9-13. Batavia, die hoofstad van Nederlands-Indië, was aan die monding van die Tjiliwoengrivier op die eiland Java geleë. Die stad is in 1619 deur Jan Pieterszoon Coen op dieselfde plek as die ou stad Djakarta (of Djakatra ), wat dieselfde jaar deur die Nederlanders verower en afgebrand is, aangelê. Die laaste stadspoort is eers in 1657 voltooi. Die stad, wat tydens sy bloeitydperk as die “Koningin van het Oosten” bekend gestaan het, het egter as gevolg van ‘n ongesonde klimaat mettertyd ontvolk en vervalle geraak. In 1811 het die Engelse Batavia verower, maar na die sluiting van die Vrede van Londen in 1814, is dit in 1816 aan die Nederlanders teruggegee. Kyk verder Servaas de Bruin:Geographisch-Historisch Woordenboek I, p. 441; Mr. dr. J. Paulus (red.):Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië I, pp. 187-192. 

  4. Kyk C. 9 Resolutiën, Raad van Politie, 26.12.1714, pp. 359-360. Dit is ook gepubliseer in A. J. Böeseken (red.):Resolusies van die Politieke Raad IV(20.12.1714), pp. 428-429. 

  5. Die plakkaat, gedateer 10.4.1732, kan gevind word in C. 682Origineel Placcaat Boek, 10.4.1732, pp. 478-529. 

  6. Kyk M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II, (3.2.1724), pp. 133-142. 

  7. Kyk C. 683Origineel Placcaat Boek, 18.1.1735, pp. 1-2. 

  8. Jan Andries Dissel was die seun van Anthonij Dissel en Anna Harders en hy is ongeveer in 1696 in Oos-Friesland gebore. Sy vrou, Maria Vosloo, was eers met Arnoldus Kruysman en daarna met Arnoldus Basson getroud. Sy is in 1731 oorlede. 

  9. Die Politieke Raad het ook vier persone in vrydom gestel. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 18.1.1735, p. 374. 

  10. ‘n Volledige lewensbeskrywing van De la Fontaine verskyn in die inleiding van hierdie publikasie. Vgl. ook W. J. de Kock (ed.):Dictionary of South African Biography I, pp. 213-214. 

  11. Hendrik Goutsberg is ongeveer in 1698 in Schagen , Noord-Holland , gebore. In 1731 het die raad van die Kompanjiespos te Delagoabaai hom as skipper van Fijenoordt onthef, maar die Kaapse regering het hom weer in diens gestel. Hy is op 9.12.1731 met Anna van den Oever, die dogter van Adriaan van den Oever en Judith Micker, getroud. ‘n Versoekskrif waarin Goutsberg versoek om as skipper op Meerlust aangestel te word, kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 11-12. 

  12. ‘n Gedeelte waarin elf bemanningslede van Meerlust bevorder is, is hieronder weggelaat. Vgl. C. 29Resolutiën, Raad van Politie I, 21.1.1735, pp. 42-45. 

  13. Anna van Schalkwyk, die jongste kind van Theunis Dirksz van Schalkwyk en Jacomina Hermansz, is op 15.10.1679 in die Kaapse kerk gedoop. Sy is 1712 met Jan Brommert van Amsterdam (ca. 1670-1730) getroud. 

  14. Paulus Artois van Amsterdam is op 30.10.1718 met Anna Olivier (1691-1741) getroud. Op 7.10.1742 het hy hertrou met Maria Mank. Artois is in 1761 oorlede. 

  15. Johan Raeck van Danzig het in 1721 as soldaat na die Kaap gekom en het die volgende jaar as assistent diens gedoen, voordat hy in 1730 tot boekhouer bevorder is. Na die dood van sy eerste vrou, Johanna Möller (1694-1743), met wie hy in 1730 getroud is, is hy weer op 29.1.1746 met Maria Eksteen (1719-1752) getroud. Hy is op 7.7.1764 oorlede. 

  16. Vir die kladnotutle van hierdie vergadering, kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 21.1.1735, p. 374. 

  17. Mr. Johan Francois de Witte van Schooten was met sy vrou, Johanna Aldegonda Diodati, op Hillegom onderweg na Nederland. Sy instruksies as admiraal van die retoervloot kan gevind word in C. 136Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie, ?.10.1734, pp. 1-117. 

  18. Die skippers het op die volgende skepe bevel gevoer: Cornelis Fret van Vlissingen op Meijenberg , Hendrik Jurriaansz van Beek van Amsterdam op die Casteel van Woerden , Jan Almees van Alkmaar op Hillegom ; Wouter Bos van Amersfoort op Knappenhof , Jan Licent van Rotterdam op Nieuwstad , Jan van Malen op Lagepolder , Joris Davidson van Amsterdam op Gaasperdam , Pieter Bruijs van Veere op Westcappelle . Frans Gartelman van Bremen op Beekvliet , Bastiaan Mol op Loosdregt , Jurriaan Lijnsen van Amsterdam op Pallas , Gerrit Kuijt op die Buijs en Abraham de Reinoij op die Huis te Marquette . Die fiskaal van die retoervloot, Pieter Johan Bangeman, was boekhouer op Westcappelle , Vgl. C. 136Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie, 1735: lys van skepe, ongedateer, pp. 133-142 en 205-207. 

  19. Dit het eens geleesvlag en andere officieren, maar deur die invoeging van nog ‘ngis dit later verander navlaggen andere officieren. In die Haagse kopie is die korrekte vorm, t.w.vlag en andere officieren, egter behou. 

  20. Die skrywer gebruik dikwels die Middelnederduitse vormimand

  21. In die Haagse kopie staan ookPatriaasse

  22. Kyk C. 444Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 31.10.1733, pp. 481-485. 

  23. Hier word verwys na die oorlog wat Frankryk en sy bondgenote oor die kwessie van die Poolse troonopvolging teen Oostenryk gevoer het. Oostenryk het Augustus III van Sakse as troonopvolger erken, terwyl Lodewyk XV van Frankryk , gesteun deur Spanje en Sardinië , die aansprake van sy skoonseun, Stanislaus Leczinski, erken het. Vgl. byvoorbeeldThe Encyclopaedia Brittanica III, p. 126. 

  24. ‘n Gedeelte waarin ‘n hele aantal bemanningslede op die retoerskepe bevorder is, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 26.1.1735, pp. 54-59. 

  25. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 26.1.1735, p. 375. 

  26. ‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Daarin is besluit om beskadigde voorrade wat uit die skepe Meerlust en Schoonauwen ontvang is, per openbare veiling te verkoop. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1,3.2.1735, pp. 60-62. Die oorspronklike memorie kan gevind word in C. 292Memoriën en Rapporten, 3.2.1735, p. 433. 

  27. Pielat en sy vrou. Amarante van den Egt, was aan boord van Duijnbeek onderweg na Nederland. 

  28. Jan van Gronsveld van Haarlem was boekhouer op die Hof niet altijd Zoomer toe hy op 15.11.1734 as “geheijmschrijver” van die Goewerneur aangestel is. In Oktober 1736 het hy met die Buijs na Batavia vertrek. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, p. 21. 

  29. ‘n Gedeelte waarin ‘n nuwe onderstuurman op die Snuffelaar aangestel is, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 3.2.1735, pp. 64-65. 

  30. In die kladnotule van hierdie vergadering word ook die volgende sake vermeld: “Bestel casjes heeden toegestaan. Gerrit van den Oever van Cabo de Goede Hoop voor aldelborts a ƒ10 in dienst genomen. Schipper Verbeek toegestaan een meijd vrij te geeven. Jan Thomasz tot houtcapper a ƒ13 in gagie verhoogd. Item Van Elden tot ƒ36 nieuw verband. Den baas van de Witte Bomen desselfs gagie te rug geschreven tot ƒ14 sullende in de Groene Cloof posthouden ; en den corporaal van deselve cloof, aan de Witte Bomen “. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 3.2.1735, p. 376). ‘n Versoekskrif waarin skipper Hendrik Jurriaansz van Beek versoek om sy slavin, Clarinde van Batavia, te mag vrystel, kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, p. 13. Die slavin is die volgende dag vrygestel. (Vgl. C. J.3085Gemengde Notaniële Stukke, 4.2.1735, pp. 29-30). Die baas-houtkapper by die Wittebome en die korporaal in Groenekloof wat van poste verwissel het, was onderskeidelik Christiaan Steenbrink van Valkenburg en Michiel Gierz van Mansdorf. (Vgl. V.C. 42General Muster Rolls, 30.6.1734 en 30.6.1735, pp. 11, 12 en 13). 

  31. Die Politieke Raad het op 16.2.1735 ook vergader om die briewe na Nederland te onderteken. Vgl. C. 613Dag Register, 16.2.1735, p. 16. 

  32. Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 11.9.1734, pp. 73-81. 

  33. Kyk C. 521Uitgaande Brieven, Raad van PolitieIII: Goew. en Raad - Here XVII, 20.4.1734, pp. 853-880. 

  34. Die Portugese skrywer, Manuel de Faria e Sousa, gee die volgende beskrywing van hoe Vasco da Gama op Kersdag 1597 Natal sy naam gegee het: “On Christmas day they saw the land, which for that reason they called Terra de Natal , or Christmas Land Vgl. G. M. Theal (ed):Records of South-Eastern Africa I(Manuel de Faria e Sousa: Asia Portuguesa ), p. 4. 

  35. Francois Guillaumet van Aimarque, Frankryk , het op 22.10.1726 aan boord die Berbices uit Nederland in Tafelbaai aangekom. Hy was vergesel van sy vrou, Claudine Cloi, en hulle vier kinders. Die oudste kind, Mattheus, is in 1711 in Berlyn gebore. Waarskynlik het Guillaumet en sy vrou uit Frankryk daarheen gevlug. 

  36. Vir die ooreenkoms tussen Guillaumet en die V.O.C. , kyk C. 127Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie: uittreksel uit die resolusies van die Kamer Amsterdam, 29.4.1726, pp. 761-762. 

  37. Dit is waarskynlik bokke wat afkomstig was uit die landstreek Kerman (ook bekend as Kirman of Caramanië ) in Persië . Vgl. Servaas de Bruin:Geographisch-Historisch Woordenboek II, p. 274. 

  38. In die Haagse kopie staan ookpretenteereni.p.v.pretendeeren

  39. Sumatra is een van die eilande van die Soenda -argipel en word deur die Soendastraat van Java geskei. Die Nederlanders het hulle sedert 1664 op Sumatra gevestig en van 1670 af die goud- en silwerneerslae in die omgewing van Salida ontgin. Kyk Servaas de Bruin:Geographisch-Historisch Woordenboek II. p. 1064; D. G. Stibbe (red.):Enclyclopaedie van Nederlandsch-Indië IV. pp. 185-222. 

  40. Madagaskar , tans bekend as die Republiek Malgassie , is ‘n groot eiland in die Indiese Oseaan wat deur die Mosambiek -kanaal van die ooskus van Afrika geskei word. Marco Polo het reeds in die 13de eeu van die eiland melding gemaak en in 1506 is dit deur die Portugese besoek. Op 12.6.1641 het die Portugese en die Nederlanders ooreengekom dat eersgenoemde die weskus van Madagaskar sou bevaar en laasgenoemde die ooskus. Vgl. Servaas de Bruin:Geographisch-Hisiorich Woordenboek II. pp. 446-447; G. M. Theal (cd.):Records of South-Eastern Africa I(traktaat, 12.6.1641), p. 407. 

  41. ‘n Beskrywing van die V.O.C. se verbintenisse met China kan gevind word in Pieter van Dam:Beschryvinge van de Oostindische Compagnie, tweede boek, deel 1, pp. 671-786. 

  42. ‘n Gedeelte waarin ‘n aantal bemanningslede van die skepe Sijbecaspel , Meermonden en die Vis bevorder is, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politiek, 22.2.1735, pp. 72-74. 

  43. In die Haagse kopie staan ookversorgt. Waarskynlik moet dit weesversogt

  44. Rudolph Sigfried Alleman (1693-22.7.1762) van Neuendorf , Duitsland , was die seun van Anton Engelhard Alleman en Margaretha Ilsabein Ortgieszer. Hy kom in 1720 as soldaat na die Kaap en ontvang gereelde bevordering, totdat hy in 1740 met die rang van luitenant die hoof van die Kaapse garnisoen word. In 1747 word hy bevorder tot die rang van kaptein. Op 15.1.1730 tree hy in die huwelik met Alberta Meyboom, ‘n dogter van Nicolaas Meyboom en Geertruyd Specking. Agt kinders is uit die huwelik gebore. 

  45. Vasco da Gama het Mosselbaai op 25.11.1497 met sy vloot aangedoen en drie dae daar vertoef. Aan die Portugese was die baai bekend as Agoada de Sao Bras . Vgl. G. M. Theal (cd.):Records of South-Eastern Africa I(Manuel de Faria e Sousa: Asia Portuguesa ), p. 4, III (Damiao de Goes: Chronicle of the Most Fortunate King Dom Emanuel of Glorious Memory), p. 73, VI (Joao de Barros: Da Asia ), p. 168. In 1601 het die Nederlanders Mosselbaai sy huidige naam gegee. 

  46. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 22.2.1735, pp. 376-377. 

  47. ‘n Gedeelte is hieronder weggelaat. Die Politieke Raad het ‘n aantal bemanningslede van die skepe Huijs te Spijk , Purmerlust , Spiering en Hartenlust bevorder en het ook opperstuurman Jan Boelhouwer bevorder tot skipper van Adrichem , in die plek van Hendrik Clooster, wat oorlede is. Vgl. C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 25.2.1735, pp. 78-82. 

  48. Met ander woorde Adrichem

  49. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 25.2.1735, p. 377. 

  50. ‘n Besluit van die Politieke Raad om tekorte in die ladings van die skepe Purmerlust , Huijs te Spijk , Vis , Meermond , Sijbecaspel , Noord Waddingsveen en Adrichem as verliese af te skryf, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 8.3.1735, pp. 84-96; C. 292Memoriën en Rapporten, 1.3.1735 en 8.3.1735, pp. 435-436, 441-442 en 443-444. 

  51. Kyk C. 352Attestatiën, 8.3.1735, p. 139. 

  52. Die eiland Ceylon is in 1507 deur die Portugees Lorenzo d’Almeida ontdek, maar die Portugese is spoedig weer deur die inboorlinge verdryf. In 1656 het die Nederlanders hulle daar gevestig, totdat Ceylon in 1795 deur die Engelse beset is en dit in 1802 met die Vrede van Amiens aan hulle toegesê is. Vgl. Servaas de Bruin:Geographisch-Historisch Woordenboek I, p. 686. Die Nederlanders se verbintenis met die eiland word uitvoerig beskryf in Pieter van Dam:Beschryvinge van de Oostindische Compagnie, tweede boek, deel II, pp. 247-435. 

  53. Hier word waarskynlik verwys na die Chavonnes-battery, wat in 1715 begin is en elf jaar later voltooi is. Dit was op die strand ten weste van die Kasteel geleë. Kyk P. E. Roux: Die Verdedigingstelsel aan die Kaap onder die Hollands-Oosindiese Kompanjie (1652-1759), p. 9; Map Register 3/11 ” Tafel Baaij ” - Plan of the Fortifications of the Cape of Good Hope, showing the Positions of the different Batteries, ca. 1745. 

  54. Die gedeelte wat hieronder weggelaat is, bevat die Politieke Raad se goedkeuring vir die bevordering van ‘n aantal bemanningslede van die skepe Veenenburg en Hofvliet . Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 8.3.1735, pp. 97-99. 

  55. Hierdie plakkaat is op 25.3.1735 gepromulgeer. Vgl. C. 683Origineel Placcaat Boek, 8.3.1735, pp. 3-5. Dit is ook gepubliseer in M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse PlakkaatboekII (8.3.1735), pp. 159-160. 

  56. Heinrich Oswald Eksteen (1678-1747) van Lobenstein, Duitsland , kom in 1702 as adelbors na die Kaap en word twee jaar later ‘n vryburger. Hy was drie keer getroud: op 13.7.1704 met Sara Heyns, op 21.1.1714 met Everdina Cruywagen en op 19.2.1719 met Alida van der Heiden (1700-1784). Hy was ‘n welgestelde boer en het die plase Lobenstein en Elsjeskraal besit. 

  57. Jacobus Gildenhuysen (1712-1762) was die seun van Arend Gildenhuysen en Judith Smit. Hy is op 14.8.1737 met Anna Catharina Koekemoer getroud. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 41-42. 

  58. In die Haagse kopie staan ookgepreesenteert

  59. Kyk C. 237Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 2.3.1735, p. 39. 

  60. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 8.3.1735, p. 378.