Skip to content

C098 v1.20

C. 98, pp. 2-8.

Maandag den {17350321} 21 Maart 1735, voormiddags. Gecombineerde vergaadering.

Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinairis van India, Gouverneur deeser plaatse &a., den Wel Edelen Gestr. Heere Jacob Christiaan Pielat, Raad Extraordinair van India,chef d’ esquadre1 der aanweesende retourscheepen, de Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Mr. Daniel van den Henghel, fiscaal independent alhier, de Heer Johan Thobias Rhenius, capitain deeses Casteels, den E. Jan Landsheer, coopman, repatrieerende met het schip Schuijtwijk , den E. Nicolaas Heijning, den E. Cornelis van der Hoeven Dirksz, meede coopman bescheijden op het schip Kerkwijk , den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Jacob Gose Hoogstad,2 den E. Christoffel Brand, den E. schipper Arij Brouwer,3 den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Marinus Dringe,4 den E. schipper Hendrik Ursel,5 den E. schipper Pieter Visscher,6 den E. schipper Gerrit Bijlevelt,7 den E. schipper Jacob van Duijn,8 den E. fiscaal deeser retourscheepen, Jacob Christiaan Munts.9

Wierd door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven dat Sijn Edele deese vergaadering expres heeft doen beleggen om aan den Edelen Heerchef d’ esquadre, Jacob Christiaan Pielat, neevens de verdere officieren der presente retourscheepen van de tweede besending te kunnen voorstel doen en afvraagen hoedanig het met haare onderhebbende boodems is gesteld, of sijlieden als sijnde na gemaakt overleg met den Edelen Heerchef d’ esquaadrevan alle gerequireerde benoodigtheeden en potspijs voor de reijse naar het vaaderland behoorelijk voorsien geworden, sig niet in staat bevinden om deselve met gerustheijd te kunnen onderneemen, of dat anders aan imand nog iets komt te ontbreeken, waar door sulx soude kunnen verhindert of vertraagt worden; en dan wijders vermits den tijd door onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren tot het vertrek deeser retourscheepen bepaald, begint aan te naaderen, om daar toe een vasten dag te kunnen stellen, op dat een igelijk sijne saaken hier na schickende, als dan sal kunnen maaken klaar te zijn; waar op door den Edelen Heerchef d’ esquaadre, soo wel als de verdere scheeps opperhoofden betuijgd sijnde dat aan niemand soo aan sijne goederen en ammonitie van oorlog, als anders iets meer komt te mancqueeren, dat sij van alles tot genoegen sijn voorsien, en bijgevolge in gereetheijd om de reijs na Neederland sonder eenige swaarigheijd te kunnen onderneemen; is door den Heer Gouverneur wijders te kennen gegeeven dat de aanweesende retourscheepen op den 29e deeser maand sullen worden gemonstert, op dat deselve den 1 April aanstaande, weer en wind sulx toelaatende, agtervolgens de daar van aan handen sijnde Patriaasse beveelen, sullen kunnen reijsvorderen, in hoop en verwagting dat sij op dien tijd geluckig in zee geraakende, haare gedestineerde havenen voorspoediglijk sullen moogen bezeijlen; zijnde verder door den Heer Gouverneur in deese vergadering aan de gesaamentlijke scheepsopperhoofden met ernst en naadruk gerecommandeert dat gelijk de ordre der Heeren Majores, vervat bij missive van den 31e October 1733,10 spreekende weegens den onrustigen toestand der publicque saaken van Europa , bij haare van Batavia meede gekreegene instructie11 ook word geinsereert gevonden, sijlieden gevoeglijk niet alleen altijd gecombineert, maar ook teegens alle vijandelijke agressien op haar hoede sullen moeten blijven; waar en booven bij resumptie der Turksse passen deeser retourboodems sijnde koomen te blijcken dat het schip Westerbeek alleen sig van geen Turksse pas voorsien bevind, sal derhalven aan die kiel een nieuwe pas alhier bijgeset werden.12


Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.13

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] J. PIELAT.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENG[HEL.]

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] JAN LANTSHEER.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] C. VAN DER HOEVEN.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. O. HOOGSTAD.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] ARIJ BROUWER.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] M. DRINGE.

[Signed:] H. ORSEL.

[Signed:] PR. VISSER.

[Signed:] GERRET BIJLEVELD.

[Signed:] JACOB VAN DUIJNEN.

[Signed:] J. C. MUNTZ.

C. 98, pp. 9-12.

Maandag den {17350321} 21 Maart 1735, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Op het versoek van juffw. Maria Willing,14 wedwe. wijlen den oud ballieuw tot Batavia, Jan de Hartogh, dewelke alhier van het schip ‘t Huijs te Marquette is verbleeven, is aan deselve toegestaan dat haar zoontje, Hendrik Lokman, de reijs met het schip Castricum na het vaaderland sal moogen voltrecken, en derwaarts tot sijne oppassing meede neemen een slave jongen, genaamt Maart van Balij, in de plaats van een slavin, Sara van Batavia gent., voor wien het daartoe staande transport en costgeld voor de heen en weeder reijs ter gemelte hooftplaats is betaald geworden.

Door den hofmeester van den Heer Gouverneur, Jan Lodewijk Magitski,15 versogt sijnde dat desselfs moeder, Catharina Driesi,16 wed. van Bernhardus Magitski, woonende tot Rotterdam ,17 en sijne suster, Catharina Maria Magitski,18 woonagtig tot Delft ,19 mitsgrs. door den constapel deeses Casteels, Willem Willemsz20 van Amsterdam, dat desselfs huijvrouw, Alida Moesbergen,21 met haar dogte[r]tje woonende tot Amsterdam , door de goedheijd onser Heeren en Meesteren permissie mogt werden verleend om, mits betaalende het vereijste transport en costgeld, herwaarts te moogen overkoomen, is derhalven goegevonden dat de voorseijde versoeken bij het eerst afgaande schrijvens aan welgemelte Heeren Majores favorabel sullen worden voorgedraagen.

Ter gedaane instantie van de volgende persoonen is aan haar meede gepermitteerd deese ondergenoemde lijfeijgenen naar het vaaderland te moogen meede neemen, naamentlijk juffw. Catharina Rijswijk,22 wed. van den coopman Jacques de la Val, een slave jonge, gent. Coridon van Bengaalen, en een slavin, Olinde van Bougis; den coopman Cornelis van der Hoeven Dirksz23 een slaaf, gent. Januarij van de cust; en den ondercoopman Jacobus Thierens24 een slave jongen met name Huijsen van de Westcust; mits dat voor alle vier de gewoonelijke transport en costpenningen voor de heen en weederreijs alvoorens in ‘s Comps. cassa zullen moeten werden voldaan, en dat volgens de ordre onser Heeren en Meesteren en het geresolveerde over dit subject bij ons genoomen besluijt van den 22 der eeven gepasseerde maand Februarij bij de verleend wordende quitantien van den cassier sal worden bekent gesteld dat van dit geld om welke reedenen zulx ook soude moogen zijn, nooijt iets sal behoeven uijtgekeert of weeder gerestitueert te werden.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.25

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 13-25.

Vrijdag den {17350325} 25 Maart 1735, voormiddags.

Alle teegenwoordig.26


Ook is op het versoek van den geweesen burger en oud weesmeester tot evengem. hooftplaats,27 Claude de Sui,28 aan hem gepermitteert om een slave jonge, genaamt Titus van Bengaalen, mits betaalende het gewoone transport en costgeld voor de heen en weederreijse, met sig naar het vaaderland te moogen meede neemen.

En dewijl men ondervonden heeft dat seedert het dies aangaande gemaakte regulament bij resolutie van den 8 deeser maand, weederom twee banditen uijt de ketting sijn ontkoomen en weggeraakt, veroorsaakt door dien vier deeser vagabonden met een man van de wagt uijtgesonden sijnde, denselven, wanneer haare kettingen los geraakt waaren, sulx alleenig niet heeft kunnen beletten, schoon hij vuur daar op gegeeven en de twee overige nog bewaard heeft, waarom uijt deesen hoofde is goedgevonden en vastgestelt dat de voorseijde ordre van den 8 Maart op de volgende wijse sal werden geamplieerd: dat voortaan bij ider twee banditen die ergens na toe moeten gaan, een man van de wagt sal worden geplaatst, om het opsigt daar over te houden, en dat deselve sijn geweer altijd met haagel sal moeten hebben gelaaden, om deese deugenieten wanneer sij souden willen wegloopen, te beeter te kunnen grieven, sonder dat voortaan vier banditen aan de bewaaring van een enkeld persoon meer sullen moogen vertrouwt worden.29

Vermits ook gebleeken is dat door het haalen van kleij agter dit Casteel omtrent de plaats van ‘t geregt, door de indiscretie die daar omtrent gebruijkt wordt, schaade begint te worden veroorsaakt, en dat den grond bij de voorseijde geregtsplaats soodanig word uijtgegraaven dat de galg en andere daar sijnde saaken in ‘t vervolg wel souden koomen om ver te vallen, of ten minsten dat dies omtrek onbruijkbaar soude worden gemaakt om de justitie aldaar langer te kunnen doen uijtvoeren, is derhalven goedgevonden, dat om sulx te prevenieeren, aan een igelijk bij affixie van billietten sal worden verbooden daar omtrent of agter het Casteel voortaan eenige kleij meer te moogen laaten haalen.30

Ende ten aansien den tijd van de opneeming der burger effecten weeder op handen begint te schieten, is uijt dien hoofde al meede vastgestelt dat men deselve op den laatsten der aanstaande maand April, mitsgrs. 2 en 3 Maij daar aan volgende (vermits den 1 dier maand op een Sondag valt) ten overstaan van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements na gewoonte sal laaten geschieden, hier aan Cabo op de oude Cat, en aan Stellenbosch ten huijse van den land-drost, ende zulx al weederom op dienselven voet als dit volgens resolutie van den 6 April 173031 seedert dien tijd jaarelijx is gedaan geworden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.32

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 26-34.

Saturdag den {17350409} 9e April 1735, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, Adriaan van Kervel, door indispositie.

Het Chinaas retourschip Noordwolfsbergen op den 5 deeser maand hier ter rheede verscheenen, en bereijts handen aan het werk geslaagen sijnde om dien boodem in staat te brengen, ten eijnde hij sijne reijse na Neederland ten spoedigsten soude kunnen vervorderen, is egter op het voordraagen van den Heer Gouverneur in consideratie genoomen of het met ‘s Comps. meesten dienst en intrest soude kunnen worden geoordeelt over een te koomen dat men dit schip alleen van hier liet vertrecken, dan wel of het niet beeter soude sijn dat hetselve tot de aankomst der twee deesen jaare van Batavia nog verwagt wordende scheepen, die men volgens mondelinge tijdinge weet dat van daar nog staan te volgen, alhier wierde aangehouden, om daar meede te gelijk na het vaaderland te kunnen voortsteevenen; dan ten aansien men niet verseekert is of de voormelde Bataviaasse retourscheepen ter deeser plaatse wel staan aan te koomen, en dat den tijd bereijts soo verre is ingeschooten, dat dien boodem daarna, en om aan de ordre onser Heeren en Meesteren, dat de retourscheepen soo veel doenelijk gecombineerd van hier sullen moeten worden voortgesonden, te voldoen, wordende opgehouden, wel ruijm soo veel gevaar ter deeser rheede soude kunnen loopen als waaraan hij andersints uijt vreese van een vijandelijke ontmoeting kan worden bloot gestelt; is derhalven voor ‘s Comps. meesten dienst best geagt dat men dit schip de rheijse sonder eenig versuijm na Neederland sal laaten vervorderen, en dat hetselve op den 15 deeser maand sal worden gemonstert en gedepescheert; sullende die kiel ten deesen eijnde van alle vereijschte benoodigtheeden, potspijs voor de Patriasse vojagie en dagelijxe ververssingen geduurende sijn aanweesen voorsien worden, en is verders aan den daar op bescheijdenen schipper, Hendrik Perfect, afgevraagt of hem nog iets tot het doen van deese reijs, soo van sijne ammonitie goederen als andersints, quam te ontbreeken, waar op door hem betuijgt sijnde van neen, met versoek egter dat aan hem vier sesponders stucken canon en twee drieponders met haar scherp en verder toebehooren, in ruijling mogten worden toegevoegd in de plaats van ses agtponders die hij, als te swaar zijnde, op sijn dek niet konde gebruijken, en dewelke hem gevolglijk van geen nut of dienst konden zijn, is sulx g’accordeert, en soo meede dat een waarlo steng en wang die hem maar quaamen te belemmeren, alhier op sijn versoek sullen worden geligt en aangehouden; sijnde wijders in opsigt van het daar op bescheijdene volk geen de minste klagten voorgekoomen, maar in teegendeel door de scheepsoverheeden van deesen boodem betuijgt dat sig het selve in alles wel en ordentelijk heeft gedraagen en dat ook geen andere goederen sijn aan boord gebragt als aan een igelijk deeser scheepelingen, van de meeste tot de minste toe, door onse Heeren en Meesteren sijn gepermitteert geworden, uijtgenoomen dat bij visitatie dewelke op dit schip volgens de ordre Hunner Wel Edele Hoog Agtb. door den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, en gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements soo veel moogelijk is geweest, gedaan is, een vijf voets kist van den eersten supercarga, Harmanus Holthuijsen, met thee en postelijne33 waterpotten gevult, neevens een casje met thee van den constapelsmaat, Jan Boomast van Theerenveen, meer als het regulament dicteert sijn gevonden en aangehaald, welke kist en casje met thee goedgevonden is dat de eerste reets verzeegelt sijnde, in deesen boodem ter verdere dispositie onser Heeren Majores sullen worden gelaaten, uijt insigt van de geringe volume deeser goederen, en dat men soo als bevoorens is aangehaald, geen de minste verseekeringe heeft of hier deesen jaare nog wel eenige andere retourscheepen aankoomen sullen, als wanneer deselve hier al te lang souden moeten worden aangehouden; maar vermits dat om dit schip na de ord[r]e onser Heeren en Meesteren ten naauwkeurigsten te visiteeren, al de daarin tusschen deks sijnde goederen, waar onder ook een goede partij cassen met ‘s Comps. thee, in een hok afgeschooten, worden gevonden, souden moeten sijn opgehaald en ontlaaden tot het welke, wilde men deese kiel hierom niet al te lang ophouden, den tijd veel te kort soude koomen te vallen, is om hier in egter soo veel doenelijk te voorsien, best geoordeelt dat een certificatie door den schipper Hendrik Perfect en de verdere scheepsoverheeden die bij het afscheepen der goederen in Canton ,34 en het ontfangen van deselve aan boord geadsisteert en het toesigt daarover gehad hebben, sal moeten worden gegeeven, ten blijk dat daarin geen andere sijn afgelaaden als door de Heeren Majores aan een igelijk van haar, neevens de overige daar op bescheijdene scheepelingen sijn toegestaan na het vaaderland te moogen meede voeren, van welke verklaaring een afschrift na het vaaderland sal worden overgesonden, om aldaar tot narigt te kunnen dienen; maar hoewel den Gouverneur voor het overige quam te betuijgen al wat moogelijk is geweest te hebben aangewend om de disputen dewelke tusschen de scheeps en andere opperhoofden van deesen boodem, meest over particuliere knibbelarijen en oneenigheeden gereesen zijn, uijt den weg te ruijmen, voegde Sijn Edele nogthans daar bij dat dit alles is te vergeefs geweest, invoegen men hier van heeft moeten afsien, op dat den tijd daar meede niet nutteloos versleeten wordende, sij haare saaken, thuijs koomende, voor onse Heeren en Meesteren selfs sullen kunnen verantwoorden, haarlieden inmiddels en in ‘t bijsonder nu weederom den schipper Perfect, staande vergaadering op sijne betuijging dat hij niets meer te seggen of te versoeken had, ernstig sijnde gerecommandeerd de rust en vreede tot welsijn van den dienst der E. Comp. en haaren onderhebbenden boodem, door een weederseijtse vrindelijke inschickelijkheijd in allen deele te behartigen, terwijl men hoopen wil dat deese kiel sijne vojagie na Neederland met een gewenschten voorspoed sal moogen volbrengen.

Ook is aan den capn. van seeker Portugees scheepje St. Jan Babtist , Joseph de Costa genaamt, dat den 17e Februarij passato met 4 stucken, 19 coppen van Brazil 35 vertrocken en naar Angoola 36 gedestineerd is, en dat volgens sijne opgaaf door swaar weer tot op deese kusten gedreeven, en dus genoodsaakt is geworden alhier binnen te loopen, ten sijnen versoeke geaccordeert om ter deeser plaatse eenige weijnige provisien en leevensmiddelen te moogen inkoopen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.37

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 35-40.

Dingsdag den {17350412} 12 April 1735, voormiddags.

Alle present, uijtgenoomen den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel.

Geleesen sijnde seeker versoekschrift door den vaandrig Johannes van Baarsenburg38 in de volgende bewoordinge gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’

‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. needrigen dienaar, Johannes van Baarsenburg van Mastrigt,39 in den jaare 1716 met het schip Barneveld voor adelborst a ƒ10 per maand hier gecoomen, seedert successive en laatst op den 10 Februarij 1729 door de gunst en goedheijd Uwer Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onder een nieuw verband van drie jaaren tot vaandrig met ƒ40 ter maand gevordert, hoe den suppliant onder de hulpe Godes vermeijnd in staad te zijn omme sig buijten ‘s Comps. dienst op een eerlijke en ordentelijke wijse te erneeren, derhalven wend hij sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met eerbiedig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn hem suppliant behoudens desselfs fatsoen als vaandrig uijt gemelden dienst der E. Comp. te ontslaan.’

‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a.’

Is het daar bij gedaane versoek dat hij in vrijdom mogt worden gestelt g’accordeert, en met eenen dat hij de rang en het fatsoen naast den jongsten dienst doende vaandrig deeses Casteels sal blijven behouden.

En dewijl den adsistent Jan van Gronsveld, dewelke van het schip ‘t Hof niet altijd Zoomer alhier bij changement verbleeven sijnde, den dienst als clercq van den Heer Gouverneur nu een geruijmen tijd tot veel genoegen heeft waargenoomen, is denselven derhalven gevordert tot boekhouder met ƒ30 ter maand, om sijn loopend verband daar voor uijt te dienen.

Sijnde wijders aan den boekhouder van het aanweesend schip Veenenburg , Jan Terwe, ten sijnen versoeke gepermitteert om desselfs alhier getrouwde huijsvrouw, Catharina Margeretha[sic]Möller,40 met sig na Batavia te moogen meede neemen; ook sullen met deesen boodem nog 71 lasten tarwe na die hooftplaats worden afgescheept, maakende dus met de geene die bevoorens reets is gesonden in ‘t geheel te saamen uijt een quantiteijt van 354 lasten, het geen alles is wat men buijten eijgen ongerief deesen jaare van dat graan sal kunnen missen en naar India41 afsteeken.

Insgelijx is op het versoek van den Chinees Hoquanko,42 die met eevengenoemden boodem na Batavia staat te vertrecken, toegestaan dat desselfs vrouw en twee kinderen met hem derwaarts sullen moogen overvaaren.43


Aldus geresolveert ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.44

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULABGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 41-57.

Woensdag den {17350504} 4e Maij 1735, voormiddags.

Alle present, behalven den E. coopman en cassier, Christoffel Brand.

Bij resolutie van den 7e September des voorleeden jaars45 goedgevonden sijnde dat het ontfangen der erweeten en boonen van het ter dier tijd te veld staande gewasch tot na het vertreck der doenmaals verwagt wordende retourvloot soude worden uijtgestelt, is als nu wederom nader beslooten dat de erweeten en boonen van het selve gewasch in de maguasijnen der E. Comp., waar in teegenwoordig eenige ruijmte gekoomen is, sullen worden ontfangen en ingeslaagen.

En gelijk al de gewonnen wordende Constantia 46 wijnen bij den burger Johannes Colijn47 voor d’ E. Comp. sijn besprooken geworden, en dat door hem in ‘t geheel twaalf leggers met roode en twaalf met witte wijnen sullen kunnen worden geleevert,48 is derhalven op het voorstel van den Heer Gouverneur goedgevonden en billijk geoordeelt dat bij aldien hij Colijn om het gelt deeser wijn mogt versoeken, het selve aan hem bij voorraad sal worden betaald, schoon hij de wijn nog onder sijne bewaringe blijft houden; en dat hem verders 24 nieuwe leggers sullen worden ter hand gesteld, om deselve daar op over te steeken en te laaten leggen, dewijl hij Colijn met reeden sustineert dat dit nieuwe vaatwerk behoorelijk daar toe geprepareert sijnde, best is om deese wijnen goed, in volle deugdsaamheijd te behouden en daar in vervoert te kunnen worden.49


Vermits sulx ook noodwendig tot versterking van den Raad van Justitie deeses Casteels gerequireert word, sijn tot meede leeden van denselven raad verkooren en aangestelt de onder coopluijden Martinus Berg, winkelier, en Cornelis Eelders, soldij boekhouder deeses Gouvernements.50

Ook is in de plaats van den op sijn versoek uijt ‘s Comps. dienst ontslagenen vaandrig Johannes van Baarsenburg daar toe weeder aangestelt den stalmeester Fredrik Rhenius,51 met verhooging van gagie tot ƒ40 ter maand, egter op nadere goedkeuring onser Heeren en Meesteren; en soo meede tot stalmeester den sergeant Leonard Meijer.52

Sijnde op de gedaane instantie van den predicant Hendrik Cok,53 uijt aanmerking dat den predikdienst nu al drie jaaren door hem als tweede predicant deeser Caabse gemeijnte tot veel genoegen is waargenoomen, en dat hij dagelijx door leer en leeven veel stigting aan deselve komt toe te brengen, aan hem hierom insgelijx vermeerdering van gagie toegevoegt tot ƒ110 ter maand, om sijn loopent verband daar voor uijt te dienen.

Vervolgens is op de gedaane versoeken van de ondercoopluijden Jacob Leever54 en Cornelis Eelders aan haar ider een stuk huijs erfs ter groote van 115 quadraat roeden en 51 gelijke voeten, geleegen in deese Tafelvalleij teegen over het blok OO, in eijgendom gegeeven.

En is hier op verders geleesen seeker request door eenen Fredrik de Wit,55 geadsisteert met desselfs vader, Christoffel de Wit,56 in de onderstaande bewoordinge overgegeven:

Aan den Wel Edele Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Geeft met schuldige eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer nedrigen dienaar, Frederik de Wit, geadsisteert met zijn vader, Christoffel de Wit, hoe hij suppliant reets den ouderdom van 19 jaaren bereijkt hebbende, egter in veele saaken dewelke hij voor gedagten zijnen vader en sig selven souden kunnen uijtvoeren, door desselfs minderjarigheijd werd verhindert, derhalven wend hij sig met veel respect tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe., oodmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan hem te verleenen brieve57 vanveniam aetatisen suppletie van ouderdom.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende etca. etca.’

Welkers inhouden met aandagt overwoogen sijnde, is goedgevonden dat men het versogteveniam aetatisaan gemelten Fredrik de Wit sal accordeeren.

Insgelijx geresumeert sijnde het volgende versoekschrift door den vrijswart Arnoldus Koevoet58 in deese termen gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtbe. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbe. Heeren,’

‘Vertoont met de uytterste submissie Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. seer nedrigen dienaar, den vrijswart Arnoldus Koevoet, hoe alhier in de logie onder ‘s Comps. lijfeijgenen sig als nog bevind des suppliants dogter, met name Diana van Maria van Diana van de Caab, oud twaalf jaaren, ende ten aansien hij deselve gaarne van haare slaafse dienstbaarheijd bevrijd sag, om haar tot een gedrag van beeter leeven te doen informeeren, soo neemt den suppliant de vrijheijd sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe., ootmoedig versoekende dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn zijne voorm. dogter uijt slavernij te ontslaan ende gunstelijk in vrijdom te stellen, bereijd sijnde een kloeke en gesonde mansslaaf, Salamat van Java genaamt, in haar plaats aan de E. Comp. in eijgendom over te geeven, ofte wel soodanige andere voldoening als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. sullen koomen goet te vinden.’

‘(Onderstont) ‘t Welk doende etca.’

Is daar op beslooten dat desselfs dogter, Diana van Maria van Diana van de Caab, uijt slaverneij sal worden ontslaagen en in vrijdom gestelt, mits dat de daar voor aan d’ E. Comp. in eijgendom gegeeven wordende jongen, Salamat van Java genaamt, alvoorens door de opperchirurgijns deeses Gouvernements gevisiteert en van de vereijschte gestalte en gesondheijd sal worden gevonden.59

Laa[t]stelijk is ter vergaderinge verscheenen den opziender der zijde kulture ter deeser plaatse, Francois Guillaumet, dewelke door den Heer Gouverneur, vermits met dat werk op ordre onser Heeren en Meesteren reets is uijtgesch[e]ijden, wierde voorgestelt wat hij ingevolge het door hem aangegane accoord met d’ E. Comp. van den 29e April 172660 als nu quam te verkiesen, namentlijk om met sijne famielie kost en transportvrij na het vaderland te rugge te keeren, dan wel om sig hier neevens andere ingeseetenen als burger te erneeren, waar op door hem het laa[t]ste verkooren sijnde, is sulx geaccordeert geworden.

Aldus geresolveert ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.61

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 58-69.

Dingsdag den {17350517} 17 Maij 1735, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Seekeren brief van land-drost en burger chrijgsraade van Stellenbosch en Draakensteijn door den Heer Gouverneur ter vergaaderinge geproduceert, bevonden sijnde van den volgenden inhoud te weesen:62

‘Cabo de Goede Hoop.’

Aan den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie aldaar.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Wij vinden ons verpligt Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. behoorelijk ter kennisse te brengen hoe de camerbasjes dewelke tot de zeijnschooten ten tijde van oorlog souden moeten gebruijkt worden, op verscheijde plaatsen geprobeert zijn, egter op een uur verte na niet hebben kunnen gehoord werden, soo als onlangs nog een diergelijke schoot op de Houwhoek 63 gedaan zijnde, dog bij Jurgen Appel,64 woonende aan de Botte Rivier ,65 niet is gehoord geworden, veel minder soude deselve van de Hottentots Hollands Cloof 66 op de voorn. Houwhoek , en nog wijniger van de Swarteberg 67 aan de Hessequascloof 68 en andere diergelijke plaatsen meer kunnen gehoord werden, aangesien er sommige van gem. plaatsen wel een uur a agt van malkanderen leggen, moetende insgelijx aan de Hessequas Cloof alle die menschen geseijnt worden dewelke tot over de Buffeljagts Rivier 69 als meede de buijtenste ‘s Comps. post aldaar geleegen, woonagtig zijn, ‘t welk wij, alhoewel onder correctie van Uwe Wel Edele. Gestr. en E. Agtb. sustineeren met diergelijke basjes onmoogelijk sal kunnen geschieden, en men onderstelle[n] eens Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren, dat sommige menschen bij stil weer op een uur verte na nog al eenige diergelijke schooten mogten koomen te hooren, souden deselve egter niet weeten te seggen of gem. schooten met een snaphaan gedaan wierden, dan of se tot zeijnschooten souden moeten dienen, en dus souden de ordres van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. ten deesen subjecte beraamd, in soo een hoogwigtige saak maar al te traag, immers niet naar behooren kunnen werden opgevolgt.’

‘Hebbende inmiddels volgens Uwe Wel Edele Gestr. ordre op de plaatsen alwaar hier te lande nog eenig canon soude leggen, daarna behoorelijk ondersoek laaten doen, egter nergens anders als aan Riebeeks Casteel 70 bij Jacob van der Heijden71 een diergelijke canon gevonden, het welk, gelijk wij verstaan hebben, daar reets lange jaaren geleegen heeft, dog is aan hetselve geen merk ontwaart, en soo als seeker slave jonge van gem. Van der H[e]ijden betuijgd heeft, aangesien denselven niet te huijs was, soude het gem. canon daar reets bij zijn voorige baas tijden geleegen hebben, leggende aan de noordkant van Riebeeks Casteel , niet ver van het woonhuijs van voorsz Van der Heijden, oordeelende dat met het voorn. canon soo wel als met het geene dat hier nog op Stellenbosch gevonden word en te vooren op de Stellenbosche Cloof geleegen heeft, voor deesen de seijnschooten sullen sijn gedaan geworden, te meer wijl ons bekent is dat aldaar voor deesen eenige ‘s Comps. ruijters geleegen hebben, van welk een en ander wij ons hebben verpligt geagt Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. de verschuldigde kennisse te geeven.’

‘Terwijl wij deese als tot geen ander eijnde dienende dus kortelijk eijndigende - - - (Was geteekent) P. Lourensz,72 Theunis Bota,73 Johs. Louw,74 Jacob Coetser,75 D. v. d. Lith,76 Jan Bastiaanse,77 Js. Groenewalt,78 G. v. d. Bijl,79 Jobs. Louw Jacobsz.80 (In margine) Stellenbosch in chrijgsvergaadering, den 6 Maij 1735.’

Is na aandagtige overweeging daaruijt gebleeken sijnde dat de seijnen om deese ingeseetenen bij tijde van een vijandelijke aankomst herwaarts op te roepen, van de daar toe beraamde plaatsen, met de hier toe uijtgegeevene caamerbassen wordende gedaan, over al niet bequaamelijk souden kunnen worden gehoort, en dat alsoo door dit gebrek de gestelde ordres deeser Regeering omtrent dit gewigtig stuk niet naar behooren souden kunnen uijtgevoert worden; derhalven goedgevonden landdrost en burger chrijgsraad te ordonneeren dat sij eens een nauwkeurig ondersoek door bequaame luijden sullen moeten laten doen of van het verongelukte schip Schoonenberg ,81 en andere in voorige tijden daar omtrent en verders heen gestrande scheepen, niet nog eenig ligt canon soude te krijgen weesen, dat men dan over het gebergte van Hottentots Holland , werwaarts hier van daan beswaarelijk eenig canon sal weesen te brengen, tot het doen der gestelde zeijnen soude kunnen gebruijken; en wijders of ër niet nog eenige camers van bassen, en ook wel de bassen selfs, of moogelijk eenige ligte stukjes canon, van het voormelte schip Schoonenberg onder de daar omstreex woonende ingeseetenen worden gevonden, dat men dan al meede tot deese noodige saak met vrugt soude kunnen emplojeeren; waar en booven sij haare gedagten hier over ook sullen moeten laaten gaan, en ons sulx ter kennisse brengen of men het defect dat in het doen der zeijnen met de caamerbassen gevonden is, niet soude kunnen verhelpen met nog eenige andere plaatsen tusschen de geene die hier toe reets beraamd zijn, ten selven eijnde daartoe uijt te kiesen.82

Ook is op het voordraagen van den Heer Gouverneur weederom ten meesten dienste der E. Comp. gearresteert en beslooten dat men ten eersten billietten sal doen affigeeren om aan een igelijk dus vroegtijdig kennisse te geeven dat de verpagting van ‘s lands gemeene middelen, en wel bijsonderlijk de wijnpagt op soodaanigen voet als bij resolutie van den 23e Maart des voorleeden jaars vastgesteld is,83 nogmaals sal geschieden, op dat de geene die tot het aanneemen deeser pagten mogten geneegen sijn, bij tijds gewaarschouwd sijnde, sig daarna sullen kunnen reguleeren en aanstel maaken; dog op dat men te meer sal kunnen sijn verseekert dat alles omtrent deese verpagting behoorelijk na de ordre mag toegaan, en dat ër geene collusien of morsserijen gepleegt en worden, of dat aan deese Regeering en wijn besittende burgers van baatsugtige menschen de wet hier door niet worde gestelt, en dat de pagten bij gebrek van meededingers niet gantschelijk tot een instal geraaken, is met eenen goedgevonden dat bij de voorseijde billietten nog sal worden gevoegd dat het aan een ijgelijk die wil of geneegen is een perceel van de pagt der coele wijnen, ofte wel deselve in ‘t generaal aan te neemen, van nu af aan sal weesen gepermitteert bij den Heer Gouverneur in ‘t particulier schriftelijk te koomen opgeeven wat ider geneegen is voor een perceel der wijnpagt, of voor die pagt in ‘t geheel uijt te looven, het geen tot den tijd der verpagting door Sijn Edele sal worden gesecreteert; en bij aldien bij de publicque opveijling van de wijnpagt deselve, ‘t zij in ‘t generaal of bij perceelen soo veel niet kan haalen als daar voor op de voorseijde wijs in ‘t bijsonder gebooden is, sal of sullen de meestbiedende van deese in ‘t particulier gebooden hebbende inteijkenaars pagter of pagters van ‘t geheel of wel ider voor een gedeelte van de voormelte wijnpagt blijven, sonder dat men den afslag der perceelen of van de generaale wijnpagt in ‘t publicq lager sal behoeven te laaten afloopen.

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.84

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 70-73.

Donderdag den {17350526} 26e Maij 1735, voormiddags.

Alle present.

De overheeden van het schip Paddenburg versuijmt hebbende de gagie van den lootsman, Simon Wouterse, die met haar hier gekoomen is, a ƒ32 ter maand, volgens de gewoonte in diergelijke gevallen van den tijd af aan dat het schip is in volle zee gekoomen, in te schrijven, is derhalven op het voorstel van den Heer Gouverneur goedgevonden dat men om dit abuijs te redresseeren, sulx hier nu sal laaten doen, en dat de voorseijde onderstuurmans gagie aan gedagte loots van den tijd af dat het schip Paddenburg is in zee geloopen, sal worden goedgedaan, om soodanig tot sijne te rug komst in het vaaderland te blijven continueeren, sullende hij inmiddels tot dat ër bequaame geleegentheijd voorkomt om derwaarts te kunnen vertrecken, soo lang op een der hier permanente vaartuijgen geplaatst en van het noodige leevensonderhoud na de ordre der E. Comp. voorsien werden.

Voorts is op het versoek van den burger Jan de Waal85 het stuk huijs erfs waarop ‘s Comps. schuthok teegenwoordig staat, ter groote van 115 quadraat roeden en 100 gelijke voeten, aan hem in eijgendom gegeeven, mits dat hij deselve schutkraal aldaar afbreekende, ten sijnen koste op een andere bequaamer plaats wat verder agterwaarts buijten den omkring der huijsen weeder sal moeten opregten. Sijnde aan den meede burger Abraham Leever86 insgelijx daar naast aan, agter sijn eijgen door hem bewoond wordende huijs, een stukjen erf ter groote van dertig quadraat roeden en 83 do. voeten in eijgendom geschonken.

En is laastelijk ten versoeke van de burgers Harmen Commering87 en Carel Diederik Boetendag88 aan haar ider al meede een stuk huijserf in eijgendom gegeeven, sijnde geleegen in deese Tafelvalleij ,89 tusschen de blocken V en W ter seijden van haar eijgen huijsen, sijnde elk stuk groot 21 quadraat roeden 14 do. voeten en 8 gelijke duijmen, mits dat sij denselven grond soodaanig sullen moeten betimmeren dat van het erf van Commering aan de N.Ot. en van dat van Boetendag aan de N.Wt. en Z.Wt. zijde een gang voor beijde huijsen gemeen sal moeten blijven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.90

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 74-78.

Dingsdag den {17350621} 21 Junij 1735, voormiddags.

91

Alle teegenwoordig.92


Waarna geleesen is seeker versoekschrift door den pangerang Loring Passir93 in de volgende bewoordinge gepresenteert:

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Geeft met alle respect en onderdanigheijd te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. oodmoedigen dienaar den pangerang Loring Passir, hoe den suppliant door Haar Hoog Edelens tot Batavia herwaarts gesonden sijnde (eenelijk uijt nijdigheijd van sijn schoonmoeder veroorsaakt) omme geduurende de leevenstijd van gem. sijne schoonmoeder ter deeser plaatse verbannen te blijven, en dewijl deselve reets lang overleeden is, gelijk meede zijn vaader en broeder, die hem seedert in ‘t te rug keeren naar India sijn hinderlijk geweest, maar dat den supplt. ook daar en booven nu reets tot den hoogen ouderdom van sestig jaaren is gekomen, en daar door niet in staat is om weegens de koude ter deeser plaatse te kunnen leeven, derhalven wend hij sig in alle eerbied tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met needrig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan den supplt. beneevens sijn vrouwen en kinderen te permitteeren om weederom naar Batavia te moogen vertrecken, dan wel indien sulx alhier niet kan werden toegestaan, diens weegens in faveur van den supplt. gunstelijk aan Zijn Hoog Edelheijd en de Edele Heeren Raaden van India te schrijven, ten eijnde den supplt., gelijk gesegt, mag werden g’accordeert omme met vrouwen en kinderen weeder na Batavia te retourneeren.’

‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a.’

En hoewel men wel verseekert is dat het daar bij gedaan wordende versoek om met vrouw en kinderen na Batavia te vertrecken, soo als het hier niet kan, door Haar Hoog Edelens ter dier hooftplaatse niet sal worden geaccordeert, is egter om van de lastige moeijelijkheeden van dien man en sijn geduurig aanhouden te worden ontslaagen, goedgevonden dat aan hem sal worden gesegt dat hij een brief of request aan welgemelte Haar Hoog Edelheedens tot Batavia geaddresseert sal kunnen opstellen, welk geschrift men dan met ‘s Comps. papieren derwaarts sal oversenden.94

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.95

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 79-87.

Dingsdag den {17350719} 19 Julij 1735, voormiddags.

Alle present, behalven den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel, door indispositie.96


Sijnde verders vermits het overleijden van den coster, Willem Sleesing,97 hier toe weederom aangesteld den burger Noach Backer,98 met toevoeging eener maandelijxe gagie van ƒ14 onder een verband van vijf jaaren.

Waar na geleesen is een brief door land-drost en burger chrijgsraad van Stellenbosch en Draakensteijn onder den 20e der even gepasseerde maand Junij in voldoening van ons geresolveerde van den 17 Maij bevoorens aan deese Regeering geschreeven,99 uijt den welke sijnde koomen te blijken dat van het schip Schoonenberg of andere daar omtrent verongelukte scheepen geen canon te bekoomen is, dat ër ook geen stukjes of bassen onder de hier omstreex woonende ingeseetenen worden gevonden en dat het defect dat in het doen der zeijnschooten met de camerbassen is onwaart, meede niet kan worden verholpen, vermits tusschen de plaatsen van waar de zeijnen reets beraamt zijn geen andere worden gevonden die daartoe souden bequaam weesen, of dat ër geen menschen woonen die op het doen derselve[r] souden kunnen passen en dat deese basschooten op eenigen afstand niet wel mogelijk van een snaphaan schoot souden weesen te onderscheijden; is derhalven als nu naader goedgevonden dat gemelten land-drost en burger chrijgsraad bij missive sal worden geordonneert dat ons eens accuraat sal moeten worden opgegeeven hoeveel stucken canon (de geene die aan Riebeeks Casteel en tot Stellenbosch sijn gevonden, meede gereekent wordende) wel sullen van nooden sijn tot het doen der zeijnen op dat deselve bequaamelijk door het gantsche land sullen kunnen gehoord worden, ten eijnde men sig hier na sal kunnen reguleeren.100

Voorts is de cornetsplaats die door het overlijden van Willem Pas101 in de compagnie dragonders van den capitain Jacob Coetser is open gevallen, weeder gesuppleert met den burger Adriaan van Braakel,102 in verwagting dat deesen dienst door hem met ijver en trouw volgens sijnen pligt sal worden waargenoomen.

Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.103

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 88-96.

Dingsdag den {17350816} 16e Augustus 1735, voormiddags.

104

Alle teegenwoordig.105


Waar na geleesen is het berigt door land-drost en burger chrijgsraade van Stellenbosch en Draakensteijn ,106 volgens het aan haar geordonneerde bij resolutie van den 19e der jongst gepasseerde maand Julij gegeeven, betreffende het getal der stucken canon dat nog soude worden vereijscht tot het doen der zeijnschooten op dat deselve het gantsche land door bequaamelijk sullen kunnen worden gehoord; en dewijl daar uijt komt te blijken dat men behalven de twee stucken die buijten sijn, nog seventhien andere soude van nooden hebben om de zeijnen daar meede alomme te kunnen doen, is hier op geraadpleegt zijnde, gearresteerd en beslooten dat men van de naast aan de Caap geleegene plaatsen eens een proef met schietten sal doen nemen met drie ponder stucken (die hier kunnen worden gemist en dewelke tot het doen der zeijnen bequaamst geoordeelt worden, om dat swaarder canon niet ver landwaards in door de moeijelijkheijd der weegen, rivieren en bergen kan worden gevoert) en dat als men bevind dat het met dit geschut goed kan gaan, de vereijschte zeeventhien stucken aan land-drost en burger chrijgsraade sullen worden afgegeeven, om door haar op de noodige plaatsen van waar gezeijnd moet worden, te kunnen worden besorgt; sullende door haarlieden met eenen moeten worden in agt genoomen dat de bevoorens tot dit werk afgegeeven zijnde camerbasjes ten deesen Casteele worden te rugge gebragt.

En is laastelijk op het ingediende versoekschrift van den burger Godlieb Christiaan Opperman107 aan hem geaccordeert om beneevens sijn vrouw en kinderen met een der aanstaande retourscheepen van de eerste of tweede besending, na het vaaderland, onder betaaling van het daartoe staande transport en costgeld te moogen vertrecken.108

Aldus gereesolveerd109 en g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.110

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 98, pp. 97-105.

Woensdag den {17350831} 31 Augustus 1735, ‘s morgens te agt uuren.

Alle teegenwoordig.

Door den Heer Gouverneur aan de leeden des raads gecommuniceert geworden sijnde welke persoonen agtervolgens het genoomen raads besluijt van den 17e Maij jongstleeden, en de daar op tot twee maalen toe, soo in Maij voornt. als nu jongst weeder in deese loopende maand Augustus alomme g’affigeerde billietten bij Sijn Edele sijn geweest om in ‘t particulier op te geeven wat sij geneegen mogten zijn voor de pagt der Caabse coele wijnen, ‘t sij in ‘t geheel of bij perceelen uijt te looven, is vervolgens na verrigting van hetselve geleesen geworden het onderstaande versoekschrift door de burgers Abraham Leever, Jan van der Swijn,111 Carel Diederik Boetendagh en Jan Zacharias Beck112 in de volgende bewoordinge gepresenteerd:113

Aan den Wel Edele Groot Agtbre. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.

‘Wel Edele Groot Agtbre. Heer en E. Agtb. Heeren,’

‘Neeme met het uijtterste respect en onderdaanigheijd Uwe Wel Edele Groot Agtb. en E. Agtb. Heeren dienaaren, de burgeren Abraham Leever, Jan van der Swijn, Carel Diederik Boetendag en Jan Zacharias Beck, de vrijheijd omme Uwe Wel Edele Groot Agtb. en E. Agtbe. Heeren te vertoonen dat de suppten. haar seedert eenige jaaren herwaarts met veel kosten en moeijte aan de pagterijen der wijnen en brandewijnen &a. hebben begeeven, in soo verre dat deselve haar instaat hebben bevonden omme den generaalen wijnpagt bij de jongste verpagting in Comp. te aanvaarden, en gevolglijk in al meerder omslag hebben moeten steeken als voorheen, dan ten aansien de supplianten bij de aangeslaagen billietten hebben gesien dat het de geeerde intentie van Uwe Wel Edele Groot Agtb. en E. Agtb. Heeren is omme de nu voorhanden zijnde verpagting te laaten geschieden op dien eijgen voet als in den voorleeden jaare, en het wel zoude kunnen gebeuren dat d’ een of ander nieuweling haar uijt haar affairis114 zoude soeken te botsen, waar uijt een considerable schaade voor de suppten. en haare g’intresseerdens soude ontstaan, om welk voor te koomen de supplianten te raaden zijn geworden zig te addresseeren aan Uwe Wel Edele Groot Agtb. en E. Agtb. Heeren (als zijnde volgens hunne gedagten het beste en bequaamste middel) en dezelve op ‘t onderdanigst voor te draagen en te versoeken dat van die goedheijd gelieven te zijn de supplianten voor alle anderen te prefereeren, en haerlieden, indien het doenelijk is, voor een somma van drie en dertig duijsend guldens op te schrijven zonder eenige opveijling, dan indien Uwe Wel Edele Groot Agtb. en E. Agtb. Heeren daar in niet gelieven te treeden, dat de supplianten dan na den op en afslag en inmijn115 (indien door anderen geschied en hooger als booven geseijde somma mogte koomen) in keure mag gesteld werden om pagters te blijven, mits ten voordeele van de E. Comp. nog vijf hondert guldens daar op te leggen, en het welk al meede verworpen werdende, dat eijndelijk een ider, present sijnde, voor het aangaan van den generaalen wijnpagt mag werden aangesegt dat gem. pagt na den inmijn[ing] weederom in opslag sal gelegt werden, en dat dan de meestbiedende positive aanneemers of aanneemer sullen zijn.’

‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) A. Leever, Jan van der Swijn, C. D. Butendagh, Jns. Zacharias Beck.’

Over welkers inhouden gedelibereerd zijnde, is voor ‘s Comps. meesten dienst en intrest goedgevonden en verstaan dat het daar bij gedaan wordende drieleedig versoek, als geen van alle met de billijkheijd overeen koomende, sal worden van de hand geweesen, en dat in teegendeel met de verpagting volgens den teneur van de voorseijde resolutie van den 17 Maij deeses jaars en den inhoud der pagt conditien sal worden voortgevaaren.

In conformiteijt van het welke te neegen uuren na behoorelijk klocke geklep en uijtroeping van den boode, getreeden zijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, zijn de volgende perceelen door de naargen. persoonen ingemeijnd ten soodanigen prijse als hier onder word gespecificeerd, te weeten:116

't Moutbier
Carel Diederik Boetendagh   ƒ1700:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Isaak Maartensz.[^117] ƒ1825:-
Tweede do. Abraham Leever ƒ1525:-
Derde do. Carel Hendk. van Hartmansdorph[^118] ƒ1850:-
Vierde do. Carel Diederik Boetendag ƒ2050:- ƒ7250:-
Vaderlandsche Bieren en Wijnen
Michiel Pentz[^119]   ƒ5550:-
Caabse Coelewijnen
Eerste quart, Abraham Leever ƒ7050:-
Tweede do. Jonas van der Poel[^120] ƒ5850:-
Derde do. Carel Diederik Boetendag ƒ6050:-
Vierde do. Jan Zacharias Beck ƒ5600:-
    ƒ24550:-
Welke vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen, naar den inhoude der pagtconditien, vervolgens in een generaale massa weeder opgeveijld en afgeslaagen zijnde, sijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Abraham Leever, invoegen hij generaalen pagter der Caabse coele wijnen is gebleeven, met versoek egter dat als zijne meedestanders de pagtconditien meede mogten onderteijkenen de burgers Jan van der Swijn, Carel Diederik Boetendag en Jan Zacharias Bek, ende zulx voor een zomma van   ƒ36600:-
Caabse coele wijnen enz. aan 't Rondebosje [^121]
Hendrik Eversdijk[^122]   ƒ750:-
De Coele en Brandewijnen aan Stellenbosch en Draakensteijn
Jan le Roux[^123] d' jonge   ƒ1375:-
Soo dat de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ53225:-
't Moutbier
Carel Diederik Boetendagh   ƒ1700:-
Brandewijnen enz.
Eerste quart, Isaak Maartensz.[^124] ƒ1825:-
Tweede do. Abraham Leever ƒ1525:-
Derde do. Carel Hendk. van Hartmansdorph[^125] ƒ1850:-
Vierde do. Carel Diederik Boetendag ƒ2050:- ƒ7250:-
Vaderlandsche Bieren en Wijnen
Michiel Pentz[^126]   ƒ5550:-
Caabse Coelewijnen
Eerste quart, Abraham Leever ƒ7050:-
Tweede do. Jonas van der Poel[^127] ƒ5850:-
Derde do. Carel Diederik Boetendag ƒ6050:-
Vierde do. Jan Zacharias Beck ƒ5600:-
    ƒ24550:-
Welke vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen, naar den inhoude der pagtconditien, vervolgens in een generaale massa weeder opgeveijld en afgeslaagen zijnde, sijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Abraham Leever, invoegen hij generaalen pagter der Caabse coele wijnen is gebleeven, met versoek egter dat als zijne meedestanders de pagtconditien meede mogten onderteijkenen de burgers Jan van der Swijn, Carel Diederik Boetendag en Jan Zacharias Bek, ende zulx voor een zomma van   ƒ36600:-
Caabse coele wijnen enz. aan 't Rondebosje [^128]
Hendrik Eversdijk[^129]   ƒ750:-
De Coele en Brandewijnen aan Stellenbosch en Draakensteijn
Jan le Roux[^130] d' jonge   ƒ1375:-
Soo dat de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ53225:-

Aldus gedaan, geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.131

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.


## Footnotes


  1. Chef-d’escadre; aanvoerder van ‘n afdeling oorlogskepe, skout-by-nag. 

  2. Jacob Goose Hoogstad van Vlaardingen was die skipper van Duijnbeek

  3. Arij Brouwer van Rotterdam was die skipper van die Boot

  4. Marinus Dringe van Zierikzee was die skipper van Westerbeek

  5. Hendrik Orsel van Enkhuizen was die skipper van Papenburg

  6. Pieter Visscher van Amsterdam was die skipper van Schuijtwijk

  7. Gerrit Zierikzee was die skipper van Schuijtwijk

  8. Gerrit van Duijn van Katwijk op Zee was die skipper van Castricum

  9. Jacob Christiaan Muntz was die boekhouer op Castricum

  10. Kyk C. 444Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 31.10.1733, pp. 481-485. 

  11. Die instruksies aan Pielat kan gevind word in C. 136Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie: instruksies, 30.11.1734, pp. 429-519. 

  12. ‘n Gedeelte waarin Adolph Hoberg as boekhouer op Westerbeek aangestel is, is hieronder weggelaat. Vgl. C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 21.3.1735, p. 115. 

  13. Die kladnotule van hierdie vergadering vermeld: “De Heer Pielat heeft geseten ter linkerhand van den Gouverneur”. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 21.3.1735, p. 379; C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 25-26. 

  14. Sy het op 2.11.1734 van die Politieke Raad toestemming ontvang om haar met haar gesin aan die Kaap te vestig. Vgl. C. 28Resolutiën, Raad van PolitieII, 2.11.1734, p. 528. 

  15. Jan Lodewyk Magetski van Nijmegen is op 15.6. 1738 met Petronella Scheepsdorp van Amsterdam getroud. Hulle enigste kind, Ida Cornelia, is op 31.5.1739 gedoop. Magetski was tot 1737 hofmeester van die Goewerneur en het daarna ‘n vryburger geword. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 33-34. 

  16. Catharina Margaretha Driessen van Nijmegen is later aan die Kaap hertroud met François Wykaart van Gent, die tuinier van die Kompanjiestuin in Nuweland . Sy is in 1755 oorlede. 

  17. Rotterdam is geleë in die provinsie Suid-Holland aan die Maas en sy sytak die Rotte . Die stad het waarskynlik in die tweede helfte van die 9de eeu ontstaan toe die bewoners van die nabygeleë Krooswijk die Rotte as voorsorg teen oorstromings opgedam het. In 1272 het graaf Floris V stadstatus aan Rotterdam toegeken en in 1580 het die stad sitting op die State van Holland gekry. Kyk Servaas de Bruin:Georgraphisch-Historisch Woordenboek II, p. 938. 

  18. Catharina Maria Magetski van Nijmegen is aan die Kaap met Nicolaas van Blerk van Venlo getroud. Uit hierdie huwelik is vier kinders gebore. Nadat Van Blerk in 1758 oorlede is, is sy weer op 7.12.1760 met Barnardus Mullaard getroud. Hy is ses jaar later oorlede. Sy het in 1771 die plaas Roode Hek in die Tafelvallei besit. 

  19. Delft is geleë aan die Schie in die provinsie Suid-Holland

  20. Willem Willemsz was van 1734 tot met sy dood in 1748 as konstabel by die artillerie werksaam. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 37-38. 

  21. Uit haar huwelik met Willemsz is twee dogters, Johanna Maria en Catharina Johanna, gebore. Alida Moesbergen is op 2.10.1774 aan die Kaap oorlede. 

  22. Catharina Rijswijk was ‘n passasier op Kerkwijk

  23. Van der Hoeven was ‘n passasier op Kerkwijk

  24. Jacobus Thierens en sy vrou, Margaretha Catharina Lastdrager, was saam met hulle seuns, Jan Jacob en Jan Anthonij, passasiers op die retoerskip Westerbeek

  25. Die Politieke Raad het ook korporaal Jan Eberhard van Hannover tot soldaat gedegradeer. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 21.3.1735, p. 379. 

  26. Die gedeelte wat hieronder weggelaat is, kan gevind word in C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 25.3.1735, pp. 121-128. Dit bevat ‘n besluit van die Politieke Raad om tekorte in die lading van die Boodt as verliese af te skryf. Kyk ook C. 292Memoriën en Rapporten, 25.3.1735, pp. 445-446. 

  27. D.w.s. Batavia. 

  28. Claude de Sui was aan boord die Boodt onderweg na Nederland, waarheen hy ontbied is. Hy was vergesel van sy vrou, Catharina Reijniera Reijniersz Thoon, en hulle dogtertjie, Susanna Johanna. Vgl. C. 136Bylagen tot de Resolutiën, Raad van.Politie, 1735: passasierslys van die Boodt , ongedateer, p. 552. 

  29. Kyk C. 683Origineel Placcaat Boek, 8/25.3.1735, pp. 3-5; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(8/25.3.1735), pp. 159-160. 

  30. Kyk C. 683Origineel Placcaat Boek, 25.3.1735, p. 6; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(25.3.1735), p, 160. 

  31. Kyk C. 25Resolutiën, Raad van Politie, 6.4.1730, pp. 67-68; G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII(6.4.1730), p. 89. 

  32. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 25.3.1735, pp. 379-380. 

  33. ‘n Wisselvorm vir porselein. 

  34. Tot 1842 was Kanton ( Kwantoeng ) die enigste Chinese hawe wat vir Europese seevaarders oop was. Die eerste handelstasie is in 1607 daar gestig. Kyk Servaas de Bruin:Geographisch-Historisch Woordenboek I, p. 635; A. J. Böeseken e.a. (reds.):Geskiedenis-Atlas vir Suid-Afrika, kaart 33. 

  35. Brasilië is op 24.4.1500 deur die Portugees Pedro Alvarez Cabral ontdek en is sedert 1530 deur die Portugese gekoloniseer. In 1624 het die Nederlanders die stad Bahia verower en ses jaar later ook die gebied rondom die stad, met inbegrip van Pernambuco . Prins Johan Maurits van Nassau, wat in 1636 deur die bewindhebbers van die Wes-Indiese Kompanjie as landvoog van die gebied benoem is, het sedert 1637 ook die sewe kusprovinsies van Brasilië verower. Nadat hy in 1644 na Nederland teruggekeer het, het die Portugese grondeienaars in opstand gekom en in 1654 is die Nederlanders weer uit Brasilië verdryf. Die gebied het op 7.9.1822 onafhanklik van Portugal geword. Kyk G. M. Theal (ed):Records of South-Eastern Africa VI(Joao de Barros: Da Asia ), p. 194; Servaas de Bruin:Geographisch-Historisch Woordenboek I, pp. 567-568. 

  36. Angola was sedert 1485 ‘n Portugese gebied, hoewel die hoofstad Luanda van 1641 tot 1648 aan die Nederlanders behoort het. ‘n Uitgebreide slawehandel is vanuit Luanda gedryf. Kyk Servaas de Bruin:Geographisch-Historisch Woordenboek I, p. 229. 

  37. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 9.4.1735, p. 380. 

  38. Johannes van Baarsenburg (1690-1739) van Maastricht was met Susanna Meyer getroud. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 61-62. 

  39. Maastricht , die hoofstad van die Nederlandse provinsie Limburg , is aan die Maas geleë en bestaan reeds sedert die 4de eeu n.C. 

  40. Catharina Margaretha Moller was die dogter van Hendrik Moller en Anna van Banchem. Sy is op 1716 aan die Kaap gebore en is op 8.4.1735 met Terwe getroud. Kyk V.C. 621 Huweliksregister, Kaapstad, 8.4.1735, p. 30. 

  41. Die term Indië word hier in ‘n beperkte toepassing gebruik, t.w. vir die Nederlandse besittings in Oos-Indië. Vgl.Woordenboek der Nederlandsche Taal VI. kol. 1551-1552. 

  42. Sy naam verskyn in die monsterrolle van vryliede ook as Oquanko. Hy was sedert 1719 ‘n vryburger in die Kaapse distrik. 

  43. ‘n Gedeelte waarin die Politieke Raad die bevordering van ‘n aantal bemanningslede op die skip Oostrust goedgekeur het, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie, 12.4.1735, pp. 146-148. 

  44. Volgens die kladnotule het die Politieke Raad ook aan Bartholomeus Schonken toestemming verleen om hom as vryburger aan die Kaap te vestig. Daarbenewens is die slavinne Rachel van Bengale en Sara van Madagaskar op versoek van hulle eienaars, die vryswartes Christiaan van de Cust en Jacob van Madagaskar onderskeidelik, vrygestel. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad. 12.4.1735, p. 380; C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 49-50 en 51-52; C. J.3085 Gemengde Notariële Stukke: vrybriewe, 13.4.1735, pp. 66-67. 

  45. Kyk C. 28Resolutiën, Raad van PolitieII, 7.9.1734, pp. 470-471; G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII(7.9.1734), p. 368. 

  46. Die plaas Constantia is in 1685 deur Kommissaris Hendrik Adriaan van Reede aan Goewerneur Simon van der Stel toegeken. Laasgenoemde het in 1692 ‘n woning daar opgerig en na sy aftrede in 1699 daar gaan woon. Na Van der Stel se dood in 1712 is die plaas in drie dele verkoop, t.w. Groot Constantia , Klein Constantia en Bergvliet . Kyk Hans Fransen en dr. Mary Alexander Cook:The Old Houses of the Cape, pp. 33-34; A. J. Böeseken:Simon van der Stel en sy Kinders, pp. 206-223. 

  47. Johannes Colyn is aan die Kaap gebore en was die seun van Bastiaan Colyn en Maria Everts. Hy is op 1.5.1718 met Elsabe van Hoff getroud. Colyn is in 1743 oorlede. 

  48. Die geskiedenis van die Constantia -wyn word beskryf in J. I. Janse van Rensburg:Die Geskiedenis van die Wingerdkultuur in Suid-Afrika tydens die Eerste Eeu, 1652-1752, pp. 92-93; D. J. van Zyl:Die Geskiedenis van Wynbou en Wynhandel in die Kaapkolonie, 1795-1860, pp. 75-81. 

  49. Die volgende besluite van die Politieke Raad is hieronder weggelaat: tekorte op die voorrade wat uit die skepe Spiering , Hofvliet , Nieuw Walcheren , Soetelingskerk , Veenenburg en Oostrust ontvang is, sal as verliese afgeskryf word, terwyl die beskadigde goedere uit die ladings van genoemde skepe per openbare veiling verkoop sal word; die voorrade wat van Delagoabaai ontvang is, sal verkoop word; ses slawe en een bandiet wat gesterf het, asook 10 perde, 58 beeste en 26 bokke wat gevrek het of wat deur die roofdiere verslind is, sal as verliese afgeskryf word. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 4.5.1735, pp. 150-158; C. 292Memoriën en Rapporten, 4.5.1735, pp. 453-458. 

  50. Bergh en Eelders het op dieselfde dag die eed as lede van die Raad van Justisie voor die Goewerneur en Politieke Raad afgelê. Kyk C. 678 Eed Boek, 4.5.1735, p. 27. 

  51. Frederik Rhenius van Strelitz was ‘n broer van Johan Tobias Rhenius. Hy is in 1723 bevorder tot korporaal en was sedert 1729 ‘n assistent. Op 6.4.1730 is hy aangestel as stalmeester. Rhenius is op 4.9.1735 met Apollonia Africana Bergh, die weduwee van Jan Alders, getroud. Hy is ongeveer in 1754 oorlede. 

  52. Leonard Meyer van Stockholm het as soldaat na die Kaap gekom en is agtereenvolgens bevorder tot korporaal en soldaat. 

  53. Ds. Henricus Cok was die seun van Coenraad Cok en Anna Gesina Staverman. Hy is in 1700 te Delden , Overyssel , gebore en skryf op 14.9.1722 as student te Groningen in. In 1731 word hy deur die Klassis Amsterdam georden en na die Kaap gestuur, waar hy op 11.4.1731 sy intreepreek lewer. Aan die Kaap tree hy met Catharina Rosina Eksteen in die huwelik. In 1739 vra hy sy ontslag en in Februarie 1742 vertrek hy en sy vrou na Nederland en vestig hulle in Almelo . Ds. Cok is op 29.1.1777 daar oorlede. 

  54. Jacob Lever van Amsterdam het in 1713 as assistent na die Kaap gekom en is in 1718 bevorder tot boekhouer. In 1721 word hy aangestel as sekretaris van die weeskamer. Lever was tweemaal getroud: op 8.6.1714 met Abigael Louisa van der Lith en op 11.8.1726 met Jacomina Brommert, die weduwee van Jacob Voet. 

  55. Frederik de Wit is op 27.6.1718 gedoop. Sy moeder is gedurende dieselfde jaar oorlede. Hy is op 26.6.1746 met Cornelia Brand getroud. De Wit se oorspronklike versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 73-74. 

  56. Christoffel de Wit van Lenzen het in 1713 as soldaat na die Kaap gekom. In 1717 het hy ‘n vryburger geword en op 25 September van dieselfde jaar is hy in die Paarl met Judith Stevens getroud. Frederik was hulle enigste kind. 

  57. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie staan ookbrieve

  58. Arnoldus Koevoet is enkele maande later oorlede, want sy boedelinventaris is op 21.12.1735 opgestel. Sy vrou, Anna Rebecca van Bengale, is in 1734 oorlede. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 75-76. 

  59. Afgesien van sy dogter, het Koevert ook van die Politieke Raad toestemming gekry om ‘n slaaf, April van Ceylon, en sy kind, Johanna van de Caab, vry te stel. Aldrie hierdie slawe is op 7.5.1735 vrygestel. Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 63-64; C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 4.5.1735, p. 381; C. J.3085 Gemengde Notariële Stukke: vrybrief, 7.5.1735, p. 73. 

  60. Kyk C. 127Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie: uittreksel uit die resolusies van die Kamer Amsterdam, 29.4.1726, pp. 761-762. 

  61. Die volgende besluite van die Politieke Raad is nie in bostaande resolusie opgeneem nie: “Jacobus Blankenberg assistent met ƒ20 … NB. Wegens de gage van stuurman Valk en Hofmans saak Magitski als hofmeester tot ƒ30 verbetert … Twee sergeants en twee corporaals gemaakt en twee andere verbeteringen … Een timmerman vrij … Verder ‘t versoek van Coevoet geaccordeert”. Vgl. C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 4.5.1735, p. 381. Die timmerman wat sy vrybriefontvang het, was Pieter Rademacher van Hamburg. Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 65-66. 

  62. Die oorspronklike brief kan gevind word in C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: landdros en burgerkrygsraad, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 6.5.1735, pp. 217-222. 

  63. Vaandrig Isaak Schrijver maak in Januarie 1689 in sy reisjoernaal reeds melding van Houthoeck . Kyk dr. E. E. Mossop (red.):Joernale van die Landtogte van die Edele Vaandrig Olof Bergh (1682 en 1683) en die Vaandrig Isaq Schrijver (1689), p. 210. 

  64. Jurgen Appel was die seun van Ferdinandus Appel en Levina Cloete. Hy was getroud met Eva Niemand. 

  65. Botrivier word reeds in 1682 op ‘n kaart vermeld en in 1689 noem Isak Schrijver dit ook in sy reisjoernaal. Die vorms Botter Rivier , Botte Rivier en Boter Rivier kom afwisselend voor. Kyk C. G. Botha:Place Names in the Cape Province, pp. 63-64. 

  66. Dit is die huidige Sir Lowrypas . Onder die Hollanders was dit ook as Elandspad bekend, terwyl die Hottentotte dit Gantouw genoem het. Vgl. C. G. Botha:Place Names in the Cape Province, pp. 32-33. 

  67. Die warmbron by Swartberg (by die huidige dorp Caledon ) was reeds vanweë die vermeende genesende krag van die water bekend toe Jurgen Appel in 1710 12 morge grond daar ontvang het om geboue op te rig vir die huisvesting van besoekers aan die warmbron. Vgl. C. G. Botha:Place Names in the Cape Province, p. 120. 

  68. Hessekwaskloof is so genoem omdat die Heisiquas, ‘n Hottentotstam, in die omgewing gewoon het. Onder die Hottentotte was dit bekend as Gaski Gamka . Kyk C. G. Botha:Place Names in the Cape Province, pp. 31 en 63. 

  69. Jan Lourens Visser en sy reisgeselskap het die Buffelsjagtsrivier op 20.10.1676 tydens ‘n veeruilekspedisie na die binneland bereik. Vgl. C. G. Botha:Place Names in the Cape Province. p. 62. 

  70. Pieter Cruythoff en sy reisgeselskap het op 3.2.1661 Riebeeck-Kasteel , “‘t welck is een bergh by ons soo genaemt 7 a 8 mijlen in ‘t rondt”, bereik. Vgl. E. C. Godeé Molsbergen (red.):Reizen in Zuid-Afrika in de Hollandse Tijd 1, p. 48. 

  71. Hy was die oudste seun van Jacobus van der Heyden, een van die leiers van die versetbeweging teen W. A. van der Stel en saam met Adam Tas die opsteller van dieContra-Deductie. Op 28.9.1717 is hy met Aletta Nobel van Amsterdam getroud. Hy het die plase Uitwyk en Ongegund uit sy vader se boedel geërf. Van der Heyden is in 1737 oorlede. 

  72. Pieter Lourens (1703-1748) was die seun van Jan Lourens van Woutrina Mostert. Hy is aan die Kaap gebore, maar het in 1712 saam met sy ouers na Europa teruggekeer en het sy skoolopleiding in Bremen geniet. In 1720 het hy as korporaal in diens van die V.O.C. na die Kaap teruggekeer en het die volgende jaar ‘n assistent geword. Nadat hy in 1725 adjunk-fiskaal geword het, is hy in 1726 na Stellenbosch as sekretaris van die kollegie van landdros en heemrade. Op 11.5.1729 is hy aangestel as landdros van Stellenbosch . Hy is op 13.8.1724 met Catharina van der Byl getroud. 

  73. Theunis Botha was die seun van Frederik Botha en Maria Kickers. Hy is in 1686 aan die Kaap gebore. Nadat sy eerste vrou, Maria Magdalena Snyman, oorlede is, is hy weer met Maria Catharina van Eeden getroud. 

  74. Johannes Louw (1694-1770) was ‘n seun van Pieter Jansz Louw en Elisabeth Wendels. Hy is op 20.10.1725 met Margaretha Gildenhuys getroud. 

  75. Jacob Coetzer is naby Weenen , Oostenryk , gebore en het in 1709 as soldaat in diens van die V.O.C. na die Kaap gekom. Hy het in 1714 uit die Kompanjiesdiens getree en ‘n vryburger geword. Hy was twee keer getroud: eers met Cornelia Helms, die weduwee van Jacobus van den Bosch en Ary van Wyk, en daarna met Susanna Snyman. Coetzer is in 1742 oorlede. 

  76. Daniel van der Lith, die seun van Anthonie van der Lith en Anthonetta Dorothea Schagen, is in Harlingen , Nederland, gebore. Hy het in 1706 as adelbors by die V.O.C. in diens getree en het op 5.12.1724 ‘n vryburger geword. Op 26.8.1736 is hy met Johanna de Jongh getroud. Van der Lith was ‘n welgestelde boer en het drie plase besit: Koelenhof by Stellenbosch , Brandvlei by Goudini en Wagenboom aan die Wagenboomsrivier

  77. Hy was die seun van François Bastiaansz en Anna Maria Pietersz de Leeuw. Op 18.2.1714 is hy met Anna Maria van Dyk getroud. Sy is in 1723 oorlede en Bastiaansz is daarna met Geertruyd du Toit (1703-19.11.1750), die weduwee van Carel van der Merwe, getroud. Toe hy op 10.6.1750 oorlede is, het hy drie plase besit: L’ Arc d’Orleans en Winterhoek in Drakenstein en Wageboomvallei in die Bokkeveld

  78. Johannes Groenewald, die seun van Christoffel Groenewald en Catharina Niemand, is op 11.4.1717 met Margaretha Hattingh getroud. Toe hy in 1774 oorlede is, het hy vier plase in die Stellenbosch distrik besit, t.w. Idasvallei , Nazaret , Saxenburg en Veelverjaag

  79. Gerrit van der Byl (1704-5.4.1767) was ‘n seun van Pieter van der Byl en Hester Terwinkel. Uit sy huwelik met Elisabeth Grove (1728-15.6.1785); met wie hy op 13.6.1745 te Stellenbosch getroud is, is twaalf kinders gebore. Hy het in 1744 die plaas Vredenburg by Stellenbosch van sy vader geërf en het daarbenewens ook Leeuwenhoek in Drakenstein besit. 

  80. Johannes Louw Jacobsz, ca. 1715-1764) was ‘n seun van Jacobus Louw en Maria van Brakel. Hy is op 11.5.1732 met Wouter de Vos se weduwee, Elisabeth Morkel, getroud. 

  81. Die Schoonenberg het in November 1722 op die Agulhasrif gestrand. Kyk G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VI(26.11.1722), p. 217; C. 605Dag Register, 24.11.1722, pp. 683-684. 

  82. Die brief aan die landdros en heemrade van Stellenbosch kan gevind word in C. 522Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - landdros en heemrade, Stellenbosch , 17.5.1735, pp. 400-403. 

  83. Kyk G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke RaadVII/ (23.3.1734), p. 337; C. 28Resolutiën, Raad van PolitieII, 23.3.1734, pp. 330-333. 

  84. Die Politieke Raad het ook aan die soldaat Rudolph de Wakker (Roelof Waker) toestemming gegee om uit die Kompanjiesdiens te tree en as ‘n vry-kleremaker ‘n bestaan te maak. Vgl. C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 17.5.1735, p. 382; C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 77-78. 

  85. Jan de Waal van Amsterdam was kwartiermeester op Doornik , wat van Batavia na Nederland onderweg was, toe hy op 2.4.1715 sy vrybrief ontvang het en hom as vryburger aan die Kaap gevestig het. Op 29.1.1725 is hy as koster van die Kaapse gemeente aangestel, maar op 5.1.1734 het hy weer uit die diens getree en ‘n vryburger geword. Hy het drie keer in die huwelik getree: op 3.5.1716 met Elisabeth van Eck (1700-1748), op 24.3.1748 met Anna Elisabeth Dempers (oorlede 1755) en op 18.4.1756 met Hendrina Johanna Frappe (1717-1770). Toe De Waal op 27.1.1768 oorlede is, het hy verskeie huise in die Kaap en die plaas Rheezicht in Tafelvallei besit. 

  86. Abraham Lever van Amsterdam het in 1719 as korporaal na die Kaap gekom en het op 18.4.1724 ‘n vryburger geword. Hy is op 19.12.1723 met Margaretha Paasen getroud. 

  87. Dit is Herman Combrink (1690- 12.6.1744) van Bielefeld. Hy was ‘n seun van Hendrik Combrink en Christina Alleman en het in 1717 as soldaat in diens van die V.O.C. na die Kaap gekom. Op 5.12.1719 het hy ‘n vryburger geword en op 14.4.1720 is hy met Magdalena Ley (1697-1738) getroud. 

  88. Carel Diederik Buitendach van Berlyn was sedert 1720 ‘n soldaat aan die Kaap. In 1722 word hy ‘n vryburger en in dieselfde jaar is hy met Catharina Valk getroud. Hy is in 1739 oorlede. 

  89. Op 27.4.1652 het Van Riebeeck reeds in die dagregister na die gebied tussen Tafelberg en die see, d.w.s. die teenswoordige middestad van Kaapstad , as die “de Taeffelvalij ” verwys. Kyk Jan Anthonisz van Riebeeck:Daghregister I(27.4.1652), p. 32. 

  90. In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn ook die volgende aantekening: “De neef van Cochius ƒ10 adelborst … Twee wagenmarkersa usuverbetert”. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 26.5.1735, p. 382. 

  91. Die Politieke Raad het ook op 2.6.1735 vergader. (Kyk C. 613Dag Register, 2.6.1735, p. 69). In die kladnotule van daardie vergadering verskyn slegs een item: ” Herri en nog een ander persoon in vrijdom gestelt”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 2.6.1735, p. 383). 

  92. ‘n Gedeelte waarin die Politieke Raad die bevordering van vier bemanningslede van Proostwijk goedgekeur het, is hier weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 21.7.1735, p. 182. 

  93. Prins Loring Passir was die seun van Soesoehoenan Pacabouana van Java. Hy is in 1715 lewenslank na die Kaap verban nadat hy “in sijns vaders ongenaden vervallen en bij de Compagnie ter bescherminge” gekom het. Hy en sy gevolg het op 22.11.1715 met Gansenhoef in Tafelbaai aangekom. In Desember 1716 het die Politieke Raad besluit om hom na Stellenbosch te stuur, maar teen die einde van 1733 het hy na die Kaap teruggekeer. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 85-86. 

  94. Passir se versoekskrif is kort hierna na Batavia gestuur. Vgl. C. 522Uitgaande Brieven, Raad van Politie: register van stukke met Voorduijn na Batavia gestuur, 20.7.1735, pp. 472-473. 

  95. Volgens die kladnotule van hierdie vergadering het die Raad ook die volgende besluite geneem: “De sergeant Tank in vrijdom gestelt. Steven Barbier sergeant a ƒ20 in de plaets. Die jonge Van der Burg meede vrij, gelijk ook Hans Jurrien de Coetzier … Dessein tot boekhouder a ƒ30 gevordert. Burger notulen goedgekeurt. Christiaan Ludeker velbereijdera usu”. (Vgl. C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 21.6.1735, pp. 383). Dit is waarskynlik sersant Jan Marten Tank van Orthof wat sy vrybrief ontvang het, terwyl Estienne Barbier van Basale ( Basel ?) in sy plek tot sersant bevorder is. Daar kon net nie met sekerheid vasgestel word wie “de jonge Van der Burg” en Hans Jurrien was nie. Desseijn is Joachim Nikolaus von Dessin van Rostok. Die “burger notulen” verwys heelwaarskynlik na ‘n besluit wat die burgerkrygsraad op 6.6.1735 geneem het, t.w. om die burger Christiaan van der Schelden tot korporaal in die burgermilisie te bevorder in stede van Pieter Bissieux, wat oorlede is. (Vgl. B.K.R.I.Notules van Vergaderings van die Burgerskrygsraad, 6.6.1735, p.124). 

  96. ‘n Besluit van die Raad om verliese wat die Kompanjie in die maande Maart, April en Mei 1735 gely het, af te skryf, is hier weggelaat. (Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie1, 19.7.1735, pp. 187-191; C. 29Memoriën en Rapporten, 19.7.1735, pp. 459-461). Daaruit blyk o.a. dat in genoemde drie maande drie mansslawe, twee slavinne, een slawemeisie en een bandiet oorlede is, en die Kompanjie drie esels, 11 perde, 67 beeste en 14 bokke deur vrekte of roofdiere verloor het. 

  97. Willem Sleesing van Amersfoort was van 1728 hofmeester van die Goewerneur. Op 5.1.1734 is hy as koster aangestel. Hy was ongetroud en het Noach Backer as sy erfgenaam benoem. 

  98. Noach Backer (1681-1737) van Amsterdam het in 1712 as matroos op Arentsduijn na die Kaap gekom en is die volgende jaar as koster van die Kaapse gemeente aangestel. Op 29.1.1725 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 5.11.1713 met Duyfje Huytema (Uytema) getroud. 

  99. Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: landdros en krygsraad, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 20.6.1735, pp. 281-283. 

  100. Die brief aan die landdros en krysgraad kan gevind word in C. 522Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - landdros en krygsraad, Stellenbosch , 19.7.1735, pp. 468-469. 

  101. Willem Pas van Amsterdam was die seun van Willem Pas en Maria Lix. Hy was ‘n matroos op Amstelveen toe hy in 1719 aan die Kaap gebly het om ‘n assistent in die negosiekantoor te word. Op 5.11.1720 is hy aangestel as geregsbode en het daardie amp beklee totdat hy in 1725 ‘n vryburger geword het. Pas is op 4.8.1720 met Geertruyd Wiederholt (1700-1724) getroud en op 10.6.1725 het hy ‘n tweede huwelik gesluit met Willem van Taak se weduwee, Emma Martha van der Byl. Toe hy oorlede is, was Pas ‘n welgestelde boer wat vier plase in die Stellenbosch -distrik besit het. t.w. Sandvliet , Zeekoevlei , By de Weg en Uiterwyk

  102. Adriaan van Brakel (1714-1779) was die seun van Hermanus van Brakel en Geertruyd van der Byl. Hy is op 27.10.1743 met Johanna Maria Delitsz (1721-1777) getroud. 

  103. Die volgende besluite van die Raad is nie in bostaande resolusie opgeneem nie: “Twee smits, drie timmerluijden en een ondersiekevader verbetert. De duijkers insgelijx in gagie verhoogt &a.Fiatverbeteringen op Voorduijn … Pens vrij … Girman ƒ20. Steven Corlé, Jan Adam Scheele, een man uijt de stal en een wildschut vrij geworden. Jan de Waals versoek om een jongen vrij te geven toegestaan”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 19.7.1735, pp. 383-384). Jan Adam Scheele van Hona en Michiel Pentz van Lübeck se versoekskrifte waarin hulle versoek om uit die Kompanjiesdiens ontslaan te word, kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 87-90. Isaac Girman van Hamburg was in 1735 ‘n assistent op die sekretarie van die Politieke Raad. Die burger Jan de Waal het opgetree met volmag van die gewese Kaapse vryburger Thomas Pietersz Brugman, wat in 1732 na Nederland teruggekeer het. Die slaaf, Aron van Macassar, is op 8.8.1735 vrygestel. Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 95-96; C. J.3085 Gemengde Notariële Stukke: vrybrief, 8.8.1735, pp. 86-87. 

  104. Die Politieke Raad het ook op 28.7.1735 vergader. (Kyk C. 613Dag Register, 28.7.1735, p. 88.) Daar bestaan geen kladnotule van daardie vergadering nie. 

  105. ‘n Gedeelte waarin die Politieke Raad voorrade in die pakhuise, wynkelder, wapenkamer en hospitaal afgeskryf het, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie 1, 16.8.1735, pp. 196-200; C. 292Memoriën en Rapporten, 16.8.1735, pp. 465-467. 

  106. Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: landdros en burgerkrygsraad, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 9.8.1735, pp. 301-305. 

  107. Godlieb Christiaan Opperman is in 1696 in Krossen aan die Oder in Duitsland gebore. Hy was die seun van Johan August Opperman en Anna Maria Gill. Hy het in 1725 as soldaat na die Kaap gekom en het twee jaar later ‘n assistent geword. Die volgende jaar was hy die hoof van die Kompanjie se “wagenrijders”. Opperman is op 6.2.1729 met Maria Koster getroud en het kort daarna ‘n vryburger geword. Sy versoekskrif berus in C. 237Requesten en Nominatiën, 16.8.1735, pp. 111-113. 

  108. Opperman het nie van hierdie vergunning gebruik gemaak nie, maar het aan die Kaap gebly. Sy vrou het op 25.4.1737 ‘n egskeidingsaak teen hom aanhangig gemaak, maar het dit later, nadat hulle versoen geraak het, teruggetrek. Opperman is in September 1737 oorlede. 

  109. Die skribent van die Haagse kopie het ookgereesolveerdgeskryf. 

  110. In die kladnotule word drie verdere besluite vermeld: “Paul van Madagaskar toegestaan een meijd in vrijdom te mogen stellen … Eelders sal ook een meijd mogen vrij geven. N.B. Van de cipier gesprooken, om een ander deesen dienst Pl. te laten waarnemen”. Paul van Madagascar het toestemming ontvang om sy slavin, Clara van Bengalen, vry te stel, terwyl Cornelis Eelders as borg opgetree het vir die slavin Topina van Bougis, wat op versoek van Cornelis van Bengalen vrygestel is. Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 99-100 en 107-108; C. J.3085 Gemengde Notariële Stukke: vrybriewe, 24.8.1735 en 25.8.1735, pp. 87-88 en 90-91. 

  111. Jan van der Swyn van Den Haag het in 1723 as adelbors na die Kaap gekom en hy is op 19.8.1728 bevorder tot assistent. Op 21.8.1731 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 8.7.1731 met Josina van Dam, die weduwee van Jan Jacob Stokvliet, getroud, maar sy is kort daarna oorlede en op 28.12.1732 is hy weer met Catharina Chrygsmar getroud. Van der Swyn is in 1747 oorlede. 

  112. Jan Zacharias Beck van Langensalza het in 1715 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1722 ‘n vryburger geword. Hy was twee keer getroud: eers met Elsje van As en daarna met Geertruyda Christina Blankenberg. 

  113. Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 131-133. 

  114. Die skribent van die Haagse kopie het ookaffairisgekopieer, maar die skrywer van die oorspronklike versoekskrif het die korrekte spelling, t.w.affaires, gebruik. 

  115. Waarskynlik moet dit weesinmijning, d.w.s. voorlopige verkoping, eerste dag van ‘n openbare veiling. 

  116. Onderstaande kan ook gevind word in C. 760Memorie Boekje der Verpagtingen van’s Lands Inkomsten, 31.8.1735, pp. 38-39. Dit is ook woordeliks oorgeneem in C. 613Dag Register, 31.8.1735, pp. 101-103. Die voorwaardes waaronder die verskillende pagte uitgegee is, kan gevind word in C. 671Pacht Conditiën, 31.8.1735, pp. 399-404, 407-415, 419-424, 427-437, 439-443 en 447-452. 

  117. Isak Martensz is in 1702 in Amsterdam gebore. Hy is op 2.12.1731 met Hendrina Cors ( Amersfoort , 1702- Kaap, 6. 10.1760) getroud. Die huwelik is egter weer op 17.8.1752 ontbind. Martensz het daarna weer by die Kompanjie in diens getree en na die Ooste vertrek. 

  118. Carel Hendrik van Hartmansdorf van Greifswald het as soldaat in diens van die V.O.C. na die Kaap gekom. In 1728 is hy bevorder tot korporaal en het hy die bevelvoerder van die Kompanjiespos in Saldanhabaai geword. Hy is in 1730 bevorder tot sersant, maar gedurende dieselfde jaar het hy uit die Kompanjiediens getree en ‘n vryburger geword. Op 17.12.1730 is hy met Helena Gerrits Pas, die weduwee van Martinus van Leypsig, getroud. Hy is in 1737 oorlede. 

  119. Michiel Pentz ( Lübeck , 1700- Kaap, 1750) was die seun van Michael Pentz en Cecilia Ritter. Hy het as soldaat na die Kaap gekom en is in 1725 bevorder tot assistent. In 1727 is hy as boekhouer op Spieringshoek geplaas, maar in 1731 het hy na die Kaap teruggekeer. Op 19.7.1735 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 21.10.1731 met Johanna Barbara Oberholster getroud. 

  120. Jonas van der Poel (1695- 4.7.1756) was die seun van Pieter van der Poel en Johanna Vyand. Hy is op 11.8.1720 met Sophia Myburgh getroud. Sy is op 16.11.1775 oorlede. 

  121. Willem Muller het op 9.9.1655 in sy reisjoernaal reeds melding gemaak van “het ronde bosjen ” en op 17.5.1656 word in die dagregister verwys na “‘t ronde bossjen , omtrent 2 mijlen van hier suydewaerts achter de Taeffelbergh “. Ons het dus hier ‘n voorbeeld van ‘n beskrywende naam wat later ‘n eienaam ( Rondebosch ) geword het. 

  122. Hendrik Eversdyk van Amsterdam het in 1716 as adelbors na die Kaap gekom en het in 1719 ‘n vryburger geword. Hy is op 16.10.1718 met Engela Valk van Amsterdam getroud. In 1722 het hy tydelik na Nederland teruggekeer, maar sy gesin het hom nie vergesel nie. Eversdyk is in 1749 oorlede. 

  123. Jan le Roux (1704- 23.8.1780) was die seun van Jean le Roux van Normandië en Maria de Haase. Hy is op 27.3.1729 met Catharina Harmse (1702-1774) getroud. 

  124. Isak Martensz is in 1702 in Amsterdam gebore. Hy is op 2.12.1731 met Hendrina Cors ( Amersfoort , 1702- Kaap, 6. 10.1760) getroud. Die huwelik is egter weer op 17.8.1752 ontbind. Martensz het daarna weer by die Kompanjie in diens getree en na die Ooste vertrek. 

  125. Carel Hendrik van Hartmansdorf van Greifswald het as soldaat in diens van die V.O.C. na die Kaap gekom. In 1728 is hy bevorder tot korporaal en het hy die bevelvoerder van die Kompanjiespos in Saldanhabaai geword. Hy is in 1730 bevorder tot sersant, maar gedurende dieselfde jaar het hy uit die Kompanjiediens getree en ‘n vryburger geword. Op 17.12.1730 is hy met Helena Gerrits Pas, die weduwee van Martinus van Leypsig, getroud. Hy is in 1737 oorlede. 

  126. Michiel Pentz ( Lübeck , 1700- Kaap, 1750) was die seun van Michael Pentz en Cecilia Ritter. Hy het as soldaat na die Kaap gekom en is in 1725 bevorder tot assistent. In 1727 is hy as boekhouer op Spieringshoek geplaas, maar in 1731 het hy na die Kaap teruggekeer. Op 19.7.1735 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 21.10.1731 met Johanna Barbara Oberholster getroud. 

  127. Jonas van der Poel (1695- 4.7.1756) was die seun van Pieter van der Poel en Johanna Vyand. Hy is op 11.8.1720 met Sophia Myburgh getroud. Sy is op 16.11.1775 oorlede. 

  128. Willem Muller het op 9.9.1655 in sy reisjoernaal reeds melding gemaak van “het ronde bosjen ” en op 17.5.1656 word in die dagregister verwys na “‘t ronde bossjen , omtrent 2 mijlen van hier suydewaerts achter de Taeffelbergh “. Ons het dus hier ‘n voorbeeld van ‘n beskrywende naam wat later ‘n eienaam ( Rondebosch ) geword het. 

  129. Hendrik Eversdyk van Amsterdam het in 1716 as adelbors na die Kaap gekom en het in 1719 ‘n vryburger geword. Hy is op 16.10.1718 met Engela Valk van Amsterdam getroud. In 1722 het hy tydelik na Nederland teruggekeer, maar sy gesin het hom nie vergesel nie. Eversdyk is in 1749 oorlede. 

  130. Jan le Roux (1704- 23.8.1780) was die seun van Jean le Roux van Normandië en Maria de Haase. Hy is op 27.3.1729 met Catharina Harmse (1702-1774) getroud. 

  131. Uit die kladnotule van hierdie vergadering blyk dat die Raad ook die volgende besluite geneem het: “Van Schoor syn soon assistent met ƒ20 sal morgen ingaan. NB. ‘t Versoek van de vrou van Coetzee geaccordeert om de pagt van Stellenbosch te mogen nemen. NB. Van ‘t randsoen der bieren gesprooken. Den Bootsman op Patmos aangestelt synde geapprobeert”. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 31.8.1735, p. 385. Geen verdere verwysing kon na enige van hierdie sake gevind word nie.