C101 v1.20
C. 101, pp. 2-6.¶
Donderdag den {17360705} 5 Julij 1736, voormiddags.
Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, neevens den E. coopman en dispencier, Nicolaas Heijning.
Door de harde N.N.Wte. en N.Wte. winden die men hier van den 3 tot den 4 deeser maend tot geen geringe bekommeringe voor de ter rheede leggende scheepen gehad heeft, het retourschip Popkensburg twee ankers en vier touwen, mitsgrs. Hogersmilde twee touwen en een anker quijt geraekt zijnde, geliefden den Heer Gouverneur derhalven te kennen te geeven dat Zijn E. deese ankers en touwen op haare gedaane noodzeijnen, soo draa het gisteren morgen eenigsints moogelijk uijt te voeren is geweest (dog niet sonder merkelijk perijkel voor de daartoe gebruijkte boots en menschen) aan opgemelte kielen weederom heeft laaten toebrengen; maar dewijl de wind op deesen storm huijden morgen seer schielijk in het Z.Oten is omgeloopen, en dat men hope heeft dat de drie aanweesende retourscheepen haare daar door ontredderde scheepssaaken klaer krijgende, sig van deese gunstige geleegentheijd sullen kunnen bedienen om haare verdere reijse naar Neederland voort te setten, gaf den Heer Gouverneur uijt dien hoofde in consideratie of het niet best soude zijn dat men deselve maar sonder de minste vertoeving liet vertrecken, sonder na een nader advisbriefjen, dat anders aan onse Heeren en Meesteren soude dienen af te gaan, te worden opgehouden, ten eijnde Haar Wel Edele Hoog Agtb. van de aankomst op den 2e deeser maand van drie Comps. scheepen hier ter rheede, waer van men egter ter oorsaak van het voorseijde harde weer, de namen of gesteldh[e]ijd nog niet en weet, de verschuldigde kennisse te kunnen geeven; over het welke gedelibereert zijnde, is best gedagt gemelte retourscheepen maer hoe eer hoe beeter te laaten reijsvorderen, sonder die na een nader briefje een o[o]genblik te doen wagten, dog dat hetselve egter bij aldien men nog tijdig genoeg berigt van de drie voorseijde scheepen inkrijgt, en dat sulx gevolglijk sonder verlet geschieden kan, eevenwel tot nodige advisgeeving na het vaderland sal worden afgesonden.
En dewijl de hier permanente brigantijn Fijenoordt uijt de Saldanhabaaij 1 te rug komende, alwaer dat kieltjen volgens jarelijxe gewoonte op het droge gehaald en schoon gemaakt is, des nagts tusschen den 1 en 2 deeser agter de waterplaets digt bij het voor eenigen tijd aldaer opgebouwde schansje teegen de klippen is gedreeven en ten eenemael verbrijselt, sonder dat egter meer dan een van de daerop bescheijdene menschen is koomen te verongelucken, de andere nog bij tijds hebbende kunnen worden geborgen; is derhalven om van dit toeval en waer door sulx soude mogen weesen veroorsaakt, het regte bescheijd te kunnen inkrijgen, voor den meesten dienst der E. Comp. best geoordeelt dat men deese saek ter nadere ondersoekinge sal stellen in handen van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, om dus met eenen na vereijsch te kunnen ondervinden of in dit geval eenig versuijm of onagtsaemheijd der officieren of het volk van dat bodemken heeft plaets gegreepen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.2
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 7-10.¶
Dingsdag den {17360717} 17 Julij 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.
Vermits de pijpeduijgen nu eenigen tijd herwaarts voor veerthien rijxdaelders verkogt zijnde, dien prijs geen genoegsaame winst voor d’ E. Comp. heeft koomen af te werpen, is derhalven goedgevonden dat deselve voortaan teegens neegenthien en een halve rijxds. het groot hondert gedebiteert sullen werden.
Dewijl ook bij een nota der met M[e]ijenberg ontfangene factuur dit Gouvernement onder anderen worden aangereekent 38 vaatjes of 3750 lb. bussekruijt dat in de scheepen Westhoven en St. Laurens is verbleeven, ten aansien hetselve op de factuuren van die kielen voor deese plaats aangebragt, niet wierd genoteert gevonden, als sijnde sulx in het vaderland abusivelijk vergeeten geworden; is uijt dien hoofde beslooten en vastgesteld dat aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse3 Regeering met eerbied sal worden verzogt dat Haar Hoog Edelens, vermits wij seedert weederom een genoegsaame quantiteijt ten behoeve deeser plaats uijt het Patria geeijscht of aan handen gekreegen hebben, dit bussekruijt tot Batavia aanhoudende, dit comptoir voor dies bedraagen gelieven te ontheffen, ten welken eijnde extract uijt de voorseijde factuur van M[e]ijenberg na die hooftplaats sal worden overgesonden.
Ende ten aansien den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten teegenwoordig begint aan te naaderen, is hier om voor den dienst de E. Comp. noodig geagt en goedgevonden dat de jongst volgens besluijt van den 5 der gepasseerde maand Junij weegens de saak geaffigeerde billietten tot ververssing der memorie nogmaels alomme sullen worden aangeplakt; gelijk meede andere billietten tot kennisgeeving dat vermits den gewoonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, daar uijt niets meer sal worden verstrekt, naa den 15e der aanstaande maand Augustus, voor en al eer deselve pakhuijsen behoorelijk door gecommitteerdens sullen opgenoomen weesen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.4
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 11-19.¶
Dingsdag den {17360807} 7 Augustus 1736, voormiddags.
Alle present, behalven de Heeren Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde, beneevens Mr. Daniel van den Henghel, fiscaal independent deeses Gouvernements.6
Ook is op de gedaane vraage van den soldij boekhouder, Cornelis Eelders, hoedaanig door hem in opsigt der gagien van het volk bescheijden sijnde geweest op de jongst verongelukte brigantijn Fijenoord , sal moeten worden gehandelt, beslooten en vastgesteld dat de maandgelden van deselve manschap voor soo veel als sulx de gemeene maats en anderen aangaat, sullen worden goed gedaan, dog die van den gesaghebber en verdere stuurlieden niet, dewelke sullen blijven stil staan tot soo lang haare saak door den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, in wiens handen deselve volgens besluijt van den 5e der eeven gepasseerde maand Julij gesteld is, sal ondersogt en afgedaan weesen.
Aldus gereesolveerd7 ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.8
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 20-22.¶
Maandag den {17360813} 13 Augustus 1736, voormiddags.
Alle present, uijtgesondert de Heeren Adriaan van Kervel en Mr. Daniel van den Henghel.
Door den schipper van het aanweesende schip Vreeland , Jan van Engelen, klagten gedaan zijnde dat desselfs opperstuurman, Jan Pelser, sig soodanig in den drank misging, sijnen dienst daar door versuijmde, en boovensdien sulke brutaliteijten en andere onordentelijkheeden pleegde dat hij schipper Van Engelen swarigheijd maakten, niet sonder bedugting van ongemacken voor ‘s Comps. hem aanbetrouwden boodem en menschen met gemelten opperstuurman na Batavia te vertrecken; is derhalven deese saak behoorelijk in overweeging sijnde genomen, voor ‘s Comps. meesten dienst best geoordeelt dat men deselve ter nader ondersoekinge sal stellen in handen van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, en dat inmiddels gedagten opperstuurman Pelser soo lang aen de wal moetende blijven, buijten het waarneemen van sijnen dienst aan boord sal worden gestelt, op dat alsoo alle ongelucken, die men van sijne verbittering teegens den schipper soude kunnen te gemoed sien, sullen moogen worden voorgekoomen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.9
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 23-25.¶
Donderdag den {17360816} 16 Augustus 1736, voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen de Heeren Adriaan van Kervel en Mr. Daniel van den Henghel.10
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jare voorsz.11
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 26-35.¶
Saturdag den {17360818} 18 Augustus 1736, voormiddags.
Alle present, behalven de Heeren Adriaen van Kervel en Mr. Daniel van den Henghel.
Deese vergadering expresselijk door den Heer Gouverneur belegt zijnde weegens de saak en gedaane klagten van den schipper Jan van Engelen12 over desselfs opperstuurman, Jan Pelser, dewelke volgens besluijt van den 13 deeser maand ter nader ondersoekinge in handen van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, is gesteld geweest, wierd als nu door desselfs adjunct, vermits Sijn Es. indispositie, het volgende vertoog deesenthalven in Raade overgegeeven:
‘VERTOOG’
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Den ondergeteekende fiscaal independent door den schipper op ‘t alhier thans ter rheede leggende schip Vreeland , Jan van Hengelen, overgegeeven zijnde, seeker wijdloopig hier neevens gevoegd schriftuur door denselve op de r[e]ijze met aanteekening van dag en datum gehouden; behelsende een groote meenigte van klagten teegens sijn opperstuurman, Jan Pelser genaamt, en diverse ongereegeltheeden, als dronken drinken, versuijm van dienst, brutaliseering met woorden en werken teegens hem schipper gepleegt, en meer andere fauten, dewelke dien opperstuurman geduurig de herwaerts r[e]ijse aan boord soude hebben begaan, met versoek dat daarinne naar billikheijd mogt gemaintineert werden en gemelde opperstuurman daarover naar bevinding van saaken mogte gemullecteert13 werden; soo heeft den ondergeteekende volgens sijn pligt en tot voorkooming van alle onheijlen en rampen aan ‘s Comps. dierbaare bodems door dusdanige oneenigheeden en disordres, gemeenelijk te wagten, voor te koomen, niet konne[n] nalaten deese saak na costuijm14 van regten wat nauwer te ondersoeken en examineeren; hebbende agtervolgens ‘t besluijt van Uwel Ed. Gestr. en E. Agtbs. ingewonnen elf stuks gerecolleerde en beeedigde attestaties, soo van alle de halfdek als deks officieren, en deselve volgens de particuliere gehoudene aanteekening van dien schipper van poinct tot poinct afgevraagt en ten alderscherpste geexamineert of sijlieden alle, ofte een van haar in ‘t bijsonder, eenige ofte wel alle van de fauten en ongereegeltheeden dien opperstuurman door den schipper te last gelegt, hebben bijgewoont, gehoort ofte gesien, als saaken zijnde die meest alle publicquelijk en genoegsaam voor ‘t oog van ‘t gantsche scheepsvolk soude moeten zijn geschied, ende wel principaal van de agter op huijshoudende officieren; dog den ondergeteekende heeft, om kort in deese saak te gaan, en alle frivoole omstandigheeden niet op te halen, met groote verwondering uijt alle die beeedigde verklaaringen sonneklaar ontdekt dat geen van alle die attestanten ooijt de minste strafwaardige fout of ongereegeltheijd, laat staen dronkenschap, gemeenmakinge met ‘t scheepsvolk, versuijm of onbequaamheijd van dienst of de minste brutaliseering met woorden of werken teegens gem. schipper door dien opperstuurman hebben hooren of sien pleegen, smijtende self gemelde attestatien meest alle de beschuldiginge van dien schipper ten eenemael omver; seggende eenelijk generaliter dat dien opperstuurman selfs nu en dan met deese, dan met geene van die attestanten wel een glas wijn in ordentelijkheijd heeft gedronken, sonder egter daar door ooijt ofte ooijt soo beschonken te zijn geraakt dat niet in staat is geweest sijne vereijschte dienst in ‘s Comps. affaires naar behooren waar te neemen.’
‘Voorts dat ‘t ook wel waar is dat dien opperstuurman en gemelde schipper nu en dan wel woorden met den anderen hebben gehad, sonder dat de attestanten weeten waar over, maer dat zulx altoos aanstonts daaraen, ‘t zij onder hun beijde, ‘t zij publicquelijk in vergadering weeder is bijgelegt; verclaarende eijndelijk ook dat dien opperstuurman wel somwijlen aan de aen ‘t roer staende mattroosen, en ook wel andere die swaar werk gedaan hadde[n] en besweet waaren, een soopje of glas wijn heeft doen geeven, en het gantsche gemeene volk op ‘t dek wel heeft aangemoedigt tot dansen, om de siekte van scheurbuijk in soo een lange reijse voor te koomen, sonder egter sig daar door met ‘t volk te gemeen te maaken, veel min met hunlieden saamen te dansen; alle welke saaken in geenen deelen de minste schijn van straffe meeriteeren,15 maer eer tot een goed eijnde voor een gedeelte soude scheijnen aangelegt te zijn.’
‘Alleen is hier nu eene verclaring van den quartiermeester op de schuijt vaarende, met naame Jan Schoute, dewelke een of twee geringe lastposten teegens dien opperstuurman soude behelsen, en wel principaal het gooijen met de graadstok16 op de hand van dien schipper, herhaalende bij sijn gegeeven recollement dien stuurman door den drank onbequaam te hebben gesien, of den schipper te hebben gebrutaliseert, alsoo segt alleen te weeten dat den schipper en opperstuurman met den anderen ter dier tijd woorden hebben gehad, waarlijk een geringe faut en beschuldiging uijt twaelff verklaringen te trecken, en dewelke volgens sustenue van den ondergeteekende gevoegt bij ‘t geschrift (opgevult met beschuldiginge door gem. schipper alleen en claudestien17 geformeert en aangeteekent) niet kan ophaalen ofte in eeniger manieren omversmijten de elf stux door onpartijdige menschen belegde en beeedigde verklaaringe[n], alle compleet ten voordeele van den opperstuurman niet alleen, maer ook in allen deelen contrarieerende en omversmijtende de beschuldiging van den schipper, waar op alleen in regten (en wel principael om dat denselve al van ‘t begin van de reijs, met de eerste gepretexteerde fout, en wanneer den schipper nog niet eens wist of weeten konde dat den stuurman in ‘t vervolg meer fouten of misdaaden soude begaan, stilletjes onder hand door dien schipper is geformeert en g’annoteert) geen de minste staat of reflexie is te maaken, ten zij deselve met sufficante bewijsen door dien schipper was gecorrob[o]reert geworden.’
‘Zijnde ook de verclaaring van dien quartiermeester van een gantsch g[e]ring alooij en inportantie,18 te meer dewijl hij het principaalste bij zijn recollement retracteert, en dat ‘t gooije[n] met de graedstok door geen een van de halfdeks officieren meer gesien is, ‘t welk egter moest weesen indien sulx waer was.’
‘Ende waarom den ondergeteekende uijt alle die papieren sig niet in staet bevind om dien opperstuurman in regten aan te spreeken ofte te vervolgen, als daaruijt teegens denselve geen de minste actie kunnende formeeren.’
‘(Was geteekent) D. v.d. Henghel. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 18 Augustus 1736.’
Uijt het welke sijnde koomen te blijcken dat gemelten Heer fiscaal om de daar bij aengehaelde reedenen geen de minste actie teegens gedagten opperstuurman te hebben; is schipper Van Engelen daerop in vergaderinge verscheenen, dewelke betuijgde op zijn eijgen privé en requisitie nog eenige andere verklaaringen van sommige van sijn scheepsvolk te hebben verkreegen, die de voorgaande door desselfs halfdek en deks officieren verleend, eenigsints souden contrarieeren; waer over gedelibereert zijnde, is hierom, mitsgrs. om de absentie der indispoost sijnde Heeren leeden deeser Vergaadering, welkers gevoelen aangaande deese neetelagtige saak inmiddels door den secretaris Tulbagh eens sal kunnen worden ingenoomen, de dispositie daarop tot aanstaande Maandag uijtgesteld, als wanneer verders soodaanig besluijt hier in sal kunnen worden genoomen als ten meesten dienste der E. Comp. tot gerustheijd voor schip en volk na billijkheijd sal worden bevonden te behooren.19
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 36-39.¶
Maandag den {17360820} 20 Augustus 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.
Den Raad als nu weederom te saamen gekoomen zijnde om een eijnde van de saak van den schipper en opperstuurman van het ter rheede leggende schip Vreeland te maaken; wierd door den Heer Gouverneur dien aangaande te kennen gegeeven dat gemelten schipper en stuurman seedert voorleeden Saturdag bij Zijn Edele gekoomen zijnde, beijde hadden versogt met malkanderen in vrindschap te moogen verdraagen, sonder dat aan die saek verders geroerd wierd, onder weederzijtse ernstige betuijging van alles te sullen vergeeten en vergeven en sig in ‘t vervolg ider in ‘t zijne soodanig te gedraagen als aan luijden van eer tot welzijn van het haar aanbetrouwde schip en zielen toestaande, komt te behooren; voegende Sijn Edele hier bij of men nu met gerustheijd in dit versoek soude kunnen toestemmen, dan wel of in dit geval iets anders en beeters ten dienste der E. Comp. soude kunnen of behooren werkstellig gemaakt te werden; over het welke gevolglijk met aandagt geraadpleegt en ingesien zijnde dat men teegenwoordig geen andere scheepen hier ter rheede heeft, door middel van dewelke eenige verschanssingen onder de officieren van het nu reets zeijlvaardig geraakt zijnde schip Vreeland souden kunnen worden gemaakt, en dat behalven den opperstuurman Pelser de meeste der overige daerop bescheijden zijnde stuurlieden nog nooijt in Indien sijn geweest, soo dat hij hier blijvende, bij afsterven van den schipper dien bodem wel aan eenig gevaar soude kunnen worden blootgesteld; is derhalven ter deeser consideratie best geoordeelt de voorseijde verzoening te laaten geschieden, sonder eenige verdere veranderingen op dit schip te maken, mits dat het advis van den Heer fiscael (in wiens handen deese saek gesteld geweest is) hier over door den secretaris insgelijx sal worden ingenoomen; navolgens welk geresolveerde meergemelten schipper en opperstuurman ter vergaderinge sijn binnen geroepen, dewelke haare betuijgingen van vrindschap herhaeld, en malkanderen daar op de hand gegeeven hebbende, is haar nogmaels door den Heer Gouverneur op ‘t serieuste gerecommandeert sig in ‘t vervolg van de reijs als ordentelijke luijden en eerlievende dienaaren der E. Comp. te gedraagen, op dat de weederzijts gedient hebbende papieren, die hier alle sullen bewaard blijven,20 bij verdere oneenigheijd in ‘t aanstaende nog niet wel eens tot haer eijgen bederf van Batavia opgeeijscht wordende, derwaarts sullen behoeven te worden overgesonden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, en dage en jaare voorsz.21
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 40-42.¶
Vrijdag {17360831} ulto. Augustus 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.22
Agtervolgens het op den 5 Junij deeses jaers genoomene besluijt, en de daarop ter dier tijd mitsgrs. nu weeder in het laatst der maand Julij bij renovatie allomme23 geaffigeerde billietten, na behoorelijke klocke geklep en uijtroeping van den boode op heeden getreeden zijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, soo zijn de onderstaende perceelen door de volgende persoonen ten soodanigen prijse als daar bij staat gespecificeert, ingemeijnd geworden, namentlijk:24
't Moutbier | ||
Daniel Laurik[^25] | ƒ2900:- | |
Brandewijnen enz. | ||
1 quart, Jan van der Swijn | ƒ1600:- | |
2 do. Isaak Martensz | ƒ1710:- | |
3 do. Jan van der Swijn | ƒ1725:- | |
4 do. Jan van der Swijn | ƒ2200:- | ƒ7235:- |
Vaderlandsche Bieren en Wijnen | ||
Jan Zacharias Beck | ƒ7550:- | |
Caabse Coele Wijnen | ||
1 quart, Isack van Es[^26] | ƒ5225:- | |
2 do. Nicolaas Brommert[^27] | ƒ5000:- | |
3 do. Jan van der Swijn | ƒ5100:- | |
4 do. Isaac Martensz | ƒ6050:- | |
ƒ21375:- | ||
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen, vervolgens na den inhoude der pagtconditie in een generaale massa weeder opgeveijld en afgeslagen zijnde, zijn deselve ingemeijnd geworden bij de burgers Jan van der Swjn en Isaak Maertensz, invoegen zij generale pagters der Caabse coele wijnen zijn gebleeven voor een somma van | ƒ32000:- | |
Caabsse[^28] wijnen enz. aan 't Rondebosje | ||
Carel Diederik Boetendag | ƒ900:- | |
De coele en brandewijnen aen Stellenbosch [^29] en Drakensteijn | ||
Jan le Roux, de jonge | ƒ700:- | |
SuIx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ51285:- |
't Moutbier | ||
Daniel Laurik[^30] | ƒ2900:- | |
Brandewijnen enz. | ||
1 quart, Jan van der Swijn | ƒ1600:- | |
2 do. Isaak Martensz | ƒ1710:- | |
3 do. Jan van der Swijn | ƒ1725:- | |
4 do. Jan van der Swijn | ƒ2200:- | ƒ7235:- |
Vaderlandsche Bieren en Wijnen | ||
Jan Zacharias Beck | ƒ7550:- | |
Caabse Coele Wijnen | ||
1 quart, Isack van Es[^31] | ƒ5225:- | |
2 do. Nicolaas Brommert[^32] | ƒ5000:- | |
3 do. Jan van der Swijn | ƒ5100:- | |
4 do. Isaac Martensz | ƒ6050:- | |
ƒ21375:- | ||
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen, vervolgens na den inhoude der pagtconditie in een generaale massa weeder opgeveijld en afgeslagen zijnde, zijn deselve ingemeijnd geworden bij de burgers Jan van der Swjn en Isaak Maertensz, invoegen zij generale pagters der Caabse coele wijnen zijn gebleeven voor een somma van | ƒ32000:- | |
Caabsse[^33] wijnen enz. aan 't Rondebosje | ||
Carel Diederik Boetendag | ƒ900:- | |
De coele en brandewijnen aen Stellenbosch [^34] en Drakensteijn | ||
Jan le Roux, de jonge | ƒ700:- | |
SuIx de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ51285:- |
Aldus gedaan en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jare voorsz.35
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 43-47.¶
Dingsdag den {17360904} 4 September 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.
Is door den soldij boekhouder, Cornelis Eelders, ter vergaderinge overgeleevert de geslootene boedelreekg. van soodanige goederen als in het voorleedene boekjaer van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder zijne administratie gekoomen zijn, met eerbiedig versoek dat deselve door deesen Raad mogt werden goedgekeurt; dewelke dan ook neevens het rapport van den negotie overdraager en secretaris der weescamer, als tot exacte visitatie van dien gecommitteert sijnde geweest, geëxamineert sijnde, is geaggreëert geworden.
Door den land-drost, Pieter Lourensz, aan den Heer Gouverneur te kennen zijnde gegeeven de onordentelijkheeden die somwijlen door met brandende pijpen langs de straaten van het dorp Stellenbosch te loopen, worden gepleegt, en de ongemacken van brand die daaruijt souden kunnen staan te volgen, soodanig als dit bij seekere resolutie door land-drost en heemraaden over dat subject op den 6 der eeven gepasseerde maand Augustus genomen, breeder word genoteerd gevonden;36 is derhalven naar overweeging van saaken tot stuijting van dit quaad, dienstig en best geagt gemelten land-drost en heemraden bij deesen te qualificeeren ende te ordonneeren daar teegens bij affixie van billietten te voorsien; welke billietten ten dien eijnde door haarlieden op den naam en ordre deeser Regeering opgemaakt, en daar het noodig is aangeplakt sullen kunnen werden; sullende verders tot weering van dit misbruijk soodanige paenaliteijten bij de voorseijde billietten teegens hetselve door haar kunnen werden gestatueert, als zij na vereijsch van de noodsaakelijke billijkheijd sullen dienstig agten te behooren.
Waarna geleesen ende geresumeert zijnde het veel geagt aanschrijvens Hunner Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seeventhienen van den 27 Maert deeses jaars,37 , dat met het teegenwoordig ter rheede leggende schip Goudriaan is ontfangen; bij het welke geordonneert word dat met het eijsschen van hout, steen en smeecoolen een jaar twee a drie sal moeten worden gesupercedeert, of immers soo lang tot dat het geene bereijts van die goederen uijt het vaderland gevordert is, voldaan sal weesen; heeft men na hier over gehoudene deliberatie moeten besluijten dat daar op met het vereijschte respect sal worden gerescribeert dat dewijl dit het bevel Hunner Wel Edele Hoog Agtb. soodanig is, men daer aan sal gehoorsaamen, maar dat wanneer zulx van de smeecoolen geschieden moet, behalven de verleegentheijd waar in men sig ten opsigte van ‘s Comps. scheepen sal bevinden, onder andere nadeelige saken voor deese Colonie, den gantschen landbouw daar door te niet sal moeten loopen.
Sijnde laastelijk op het versoek van den met stilstand van gagie hier verbleeven, en vervolgens getrouwden boekhouder van het schip ‘t Vliegend Hart , Alexander Coele,38 aan hem een stuk huijserfs ter grote van 91 quadraat roeden en 126 gelijke voeten, geleegen in deese Tafelvalleij booven na het kant der zeeduijnen, in eijgendom gegeeven.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.39
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 48-78.¶
Dingsdag den {17360918} 18 September 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.
Op het gedane versoek van den predicant Theodorus Christianus Havenberg, bescheijden op het aanweesende schip Duijnbeek , is aan denselven geaccordeert om hier een wijnig tijds te moogen overblijven, tot dat sijne huijsvrouw, die alle daagen in de kraam staat te bevallen, weederom kragten en gesondheijd sal verkreegen hebben om de verdere reijs beneevens haaren man naar India te kunnen voortsetten.40
Waarna door den adjunct van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, vermits Zijn Es. indispositie, weegens het door hem gedane ondersoek, de saak van de verongelukte brigantijn41 Fijenoordt betreffende, het volgende vertoog met de daartoe gehoorende verklaaringen van den gesaghebber, stuurman en ‘t verdere scheepsvolk van dat bodemken, ter vergadering wierd overgeleevert:42
‘VERTOOG’
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbe. Heeren,’
‘Agtervolgens ‘t genomene besluijt van Uwel Edele Gestr. en E. Agtb.de dato5 Julij passo. om aan den ondergeteekende independent fiscaal alhier te belasten om informatie te neemen en ondersoek te doen omtrent ‘t verongelucken van den bregantijn43 Fijenoord , uijt de Saldanhabaaij na herwaarts koomende, die op de klippen geraakt is agter de Leeuwenberg 44 bij de nieuwe batterij aldaar,45 en tot gruijs door de swaare zee verbrijselt.’
‘So heeft den ondergeteekende ten dien eijnde de gesaghebber beneevens de stuurlieden, mindere officiers en gemeene maats op voorm. bregantijn46 bescheijden, bij sig laaten koomen voor Heeren gecommitteerdens uijt den E. Agtb. Raad van Justitie deeses Casteels, ten eijnde een naaukeurig ondersoek te doen of deselve in haar dienst ook naalaatig of onbequaem van den drank sijn geweest, waer door ‘t voorm. vaartuijg verongelukt mogt zijn; dog volgens haar gerecolleerde en beeedigde relaasen (dien den ondergeteekende de eer heeft hier neevens te voegen)47 heeft denselve[n] daaruijt in ‘t minst niet konne[n] sien van met nonchalanse48 in haare[n] dienst beschuldigt te konnen werden; zijnde des Sondags den eersten der gepasseerde maand Julij met de brigantijn des agtermiddags met mooij weer uijt de Saldanhabaaij gezeijlt, met voorneemen ter deeser rheede te koomen, neemende haare cours buijten het Dassen Eijland heen, beginnende vervolgens de coelte sterk toe te neemen met een donkere besette lugt dat sij geen land konde sien, gissende egter volgens haar gestuurde cours naer de kaart, ‘t Robben Eijland in ‘t noorden ten westen van haar te hebben, hielden daarop af om de Z.Ot. ten eijnde de rheede of land in ‘t gesigt te kunnen krijgen, en geen schaade van de Walvisch 49 te krijgen, dog een wijnig tijd daarna, zijnde omtrent ‘t uijtgaan der hondewagt, wierden se de branding regt voor uijt gewaar, doen ‘t wat begon op te klaaren; staaken ten dien eijnde ten eersten bij de wind, om booven de branding te steevenen, dog konde zulx niet te booven koomen, door de swaare zee en stroom dien haar sterk naa de wal trok. Resolveerende daar op om ‘t overstaag te gooijen, en ‘t soodanig uijt de wal te setten, dog soo dra de fok op de mast lag, viel ‘t vaartuijg verkeert, blijvende op de wind leggen, sonder dat zijl. hetselve voor de wind om konde krijgen, laatende daar op ten eersten haar anker vallen en een bogt of vijf van haar touw uijt zijnde, brak hetselve tot haar ongeluk af. Probeerende als toen nogmaals om ‘t vaartuijg voor de wind om te krijgen, maar al eer ‘t voor de wind lag, waaren zij reets in de branding, zijnde als toen genoodsaakt tot behoud haarer leeven ‘t selve op de wal te laaten loopen; stootende kort daar op voorm. brigantijn soodanig dat se haer gantsche ruijm vol waater kreegen, hebbende doen haar leeven gesalveert met behulp van een lijn, en sijn soo aan de wal gekoomen.’
‘Konnende thans den ondergeteekende niet sien uijt die beeedigde relaasen dat eenige actie teegens de voorm. commandeerende officieren dier verongelukte brigantijn kan institueeren, door dien sijlieden de vereijschte zeemanschap gebruijkt hebben.’
‘(Was geteekend) D. v.d. Henghel. (In margine) Overgegeeven in Raade van Politie, den 18 September 1736.’
‘Relaas gegeeven ter requisitie van den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, door den onderstuurman Jan Hendrik Rins, als gesaghebber op ‘t verongelukte brigantijn Fijenoordt bescheijden geweest, sijnde van de volgende inhoud, als:’
‘Dat hij relatant op Sondag den eersten der gepasseerde maend Julij met boovengen. vaartuijg Fijenoordt in de Saldanhabaaij leggende, des agtermiddags met mooij weer en een lugje uijt den noorden ‘t anker geligt heeft en onderzeijl is geraakt, om ter deeser rheede te koomen, boegende de coers Z.Wt. 1/2 Zde. tot buijten de voorsz Saldanhabaaij , en stuurden als doen Z.W.t.Z. tot sonsondergang, wanneer de Z. hoek van de Saldanhabaaij in ‘t N.O.t.Nde. naar gissing 4 mijle[n] van haar peijlden; stuurende vervolgens Z. heen, drie mijl, en was de wind van ‘t noorde tot W.N.Wt. slappe coelte met donkere besette lugt; waarom hij relatant met voorkennisse van sijne onderstuurman buijten ‘t Dassen Eijland heen liep, om dus de reijse met een Zlijke. wind te kunnen voortsetten.’
‘Dat met ‘t opsetten van de eerste wagt hebben afgehouden, stuurende als doen Z.O.t.Z. aan vier mijl, en liep de wind met d’ 5[e] glaase50 in de eerste wagt van ‘t W.N.Wt. tot noorden, de coelte daarbij aanneemende.’
‘Dat met ‘t begin van de hondewagt hebben gestuurt Z.Ot. en hielden ‘t bij deselve coers tot de 6e glaasen, hebbende als doen bij gissing volgens de caart ‘t Robben Eijland N.N.Ot. een mijl van haar, en was de wind als vooren met donkere besette lugt, sulx dat geen land konde sien; stuurende opstont O.t.Z. aan tot dat zij ‘t Robben Eijland naar gissing in ‘n noorden ten westen hadden, hielden daarop af om d’ Z.Ot. ten eijnde de rheede of ‘t land in ‘t gesigt te kunnen krijgen en geen schaade van de Walvisch te leijden.’
‘Dat naar een w[e]ijnig tijds dus om de Z.Ot. geleegen te hebben ‘t begon op klaaren, siende met eene de brandings regt voor uijt stuijven, en staaken ten eersten bij de wind om d’ O.N.Ot., hebbende als doen de buijtenste brandings in ‘t O.t.Z., soo dat zij drie streeken booven de brandings steevenden, ‘t welk haar egter niet konde baaten, dewijl de stroom ende swaare zee haer sterk naar de hoek trok, resolveerende derhalven om overstaag te gooijen en daarmeede om de Wt. van de wal te raaken, ‘t geen zijl. ook ten eersten ondernaamen, dog ‘t vaartuijg viel soo draa de fok op de mast lag verkeert, blijvende op de wind leggen, sonder dat zijl. ‘t selve voor de wind om konden krijgen, waarom ‘t anker ten eersten lieten vallen en daar een bogt vier a vijf van uijt zijnde, brak ‘t selve af; probeerende als toen nogmaals om ‘t vaartuijg voor de wind om te krijgen, maar aleer ‘t voor de wind lag, waaren zij reets in de brandings, sulx dat genoodsaakt waaren ‘t vaartuijg op de wal te laaten loopen, en eerder waater bij de pomp quam stieten zij verscheijde maal, maer kort daarop quam ‘t selve van 9 tot 27 dm. en voorts tot vier vt. en inmediaat51 ‘t geheel ruijm vol, zoo dat genoodsaakt zijn geweest ‘t vaertuijg te verlaaten en met behulp van een lijn aan de wal te koomen.’
‘Ten laatsten betuijgt hij relatant dat hij de hondewagt heeft gehad, en dat den onderstuurman Jan Mulder, leggende den anderen siekelijk te bedde, toen de wal begon te naaderen en vervolgens toen beset raakten, altoos bij hem is geweest, gelijk ook dat alle ‘t volk in ‘t vaartuijg op de bene[n] was, en ten laatsten dat zijl. op zijne behoorlijke tijd hebben geloot.’
‘(Onderstondt) Aldus gerelateert aan Cabo de Goede Hoop, den 5 September 1736. (Was geteekent) Jan Hendrik Rins. (Lager) Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez, secretaris. (In margine) Als gecommitteerdens, (en geteekent) Hk. Swellengrebel, Js. Möller.52 ‘
‘Recollement’
‘Compareerde voor ons onderget. gecommitteerdens uijt den E. Agtb. Raad van Justitie des Casteels de Goede Hoop den gesaghebber Jan Hendrik Rins, dewelke dit zijn gegeevene relaas van woord tot woord klaar en duijdelijk voorgeleesen zijnde, verclaerde daerbij volkoomen te persisterren, niet begeerende overzulx datter iets meer bijgevoegt ofte van gedaan werden sal. (Onderstondt) Aldus gerecolleert aan Cabo de Goede Hoop, den 14 September 1736. (Was geteekent) Jan Hendrik Rins. (Laager) Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez,53 secretaris. (In margine) Als gecommitteerdens, (en geteekent) Hk. Swellengrebel, Corns. Eelders.’
‘Relaas gegeeven ter requisitie van den Heer independent fiscael, Mr. Daniel van den Henghel, door Jan Muller, als onderstuurman op ‘t verongelukte brigantijn Fijenoord bescheijden geweest, sijnde van de volgende inhoud, als:’
‘Dat zijlieden met voorsz vaartuijg in de Saldanhabaaij leggende, den gesaghebber van ‘t selve, Jan Hendrik Rins, op den eersten der gepasseerde maand Julij des naarmiddags met mooij weer en een lugje uijt den noorden ‘t anker heeft doen ligten, raakende vervolgens onder zeijl, om deese rheede te besteevenen, boegende de cours Z.W.1/2Zd. tot buijten de voorsz Saldanhabaaij , en stuurden als doen Z.W.t.Z. tot sonsondergang, wanneer de Zd. hoek van de Saldanhabaaij in ‘t N.O.t.N. naer gissing vier mijl van haar peijlden, stuurende vervolgens Z. heen drie mijl, en was de wind van het noorden tot W.N.W. slappe coelte met donkere besette lugt, waarom den gesaghebber met zijn relatants voorweeten buijten ‘t Dassen Eijland 54 heen liep, om dus de rheijse hier naar de Caap met een zuijdelijke wind te kunnen voortsetten, houdende met ‘t opsetten van de eerste wagt af, en stuurden vervolgens Z.O.t.Z. aan vier mijl, en liep de wind met d’ 5e glas in de eerste wagt van ‘t W.N.Wt. tot noorden, de coelte daarbij aanneemende.’
‘Dat met ‘t begin van de hondewagt, sijnde die van den gesaghebber, hebben gestuurt Z.Ot. en hielden ‘t bij deselve coers tot de 6e glas, hebbende als doen bij gissing volgens de caert ‘t Robben Eijland 55 N.N.Ot. een mijl van haar, en was de wind als vooren met donkere besette lugt, sulx dat geen land konden sien; stuurende opstond O.t.Z. aan tot dat zij ‘t Robben Eijland naar gissing in ‘t noorden ten westen hadden, waarop zij afhielden om de Z.Ot. ten eijnde deese rheede of ‘t land in ‘t gesigt te kunnen krijgen en dus geen schaade van de Walvisch te leijden.’
‘Dat naar in diervoegen om de Z.Ot. geleegen te hebben, ‘t begon op te klaaren, siende met eene[n] de brandings regt vooruijt stuijven, en staaken ten eersten bij de wind om d’ O.N.Ot., hebbende als doen de buijtenste brandings in ‘t O.t.Z., so dat zij drie streeken booven de branding steevenden, ‘t welk haar egter niet baaten konde dewijl de stroom en de swaare zee haar sterk naar de hoek trok en gooijde, om welke reedenen zij beslooten om overstaag te gooijen en daarmeede om de Wt. van de wal te raaken, ‘t geen zijlieden ook ten eerste deeden, dog ‘t vaertuijg viel soo draa de fok op de mast lag verkeert, blijvende op de wind leggen sonder dat zijlieden ‘t selve voor de wind om konden krijgen, waarom ‘t anker ten eersten lieten vallen en daar een bogt of vijf van uijt zijnde, brak ‘t selve af, probeerende als doen nogmaels om ‘t vaartuijg voor de wind om te krijgen, maar al eer ‘t selve voor de wind lag, waaren sij reets in de brandings, sulx dat genoodsaakt waaren ‘t vaartuijg op de wal te laaten loopen, stootende zijlieden voordat ër water bij de pomp quam verscheijde reijse, maar kort daarop quam ‘t selve van 9 tot 27 dm. en voorts tot vier voet en inmediaat56 daarop ‘t geheele ruijm vol, soo dat genoodsaakt zijn geweest ‘t vaertuijg te verlaaten en met behulp van een lijn aan de wal te koomen.’
‘Eijndelijk betuijgt hij relatant dat toen de wal begon te naderen en vervolgens daerop beset raekten, hij relatant altoos bij den gesaghebber is geweest, en dat alle ‘t volk in ‘t vaartuijg op de beene was, leggende toen den laatsten stuurman, Fredrik Roos, siekelijk te bedde, voorts dat niemand, wie ‘t zijn mogt, ter [dier] tijd beschonken was, en ten laatsten dat op sijner tijd is geloot.’
‘(Onderstond) Aldus gerelateert aan Cabo de Goede Hoop, den 5 September 1736. (Was geteekent) Jn. Muller. (Lager) Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez, secretaris. (In margine) Als gecommitteerdens, (en geteekent) Hk. Swellengrebel, Js. Möller.’
‘Recollement’
‘Compareerde voor ons onderget. gecommitteerdens uijt den E. Agtb. Raed van Justitie des Casteels de Goede Hoop den onderstuurman Jan Muller, dewelke dit zijn gegeevene relaas van woord tot woord klaar en duijdelijk voorgeleesen zijnde, verclaarde daarbij volkoomen te persisteeren, niet begeerende overzulx datter iets meer bijgevoegt ofte van gedaan werden sal. (Onderstondt) Aldus gerecolleert aan Cabo de Goede Hoop, den 14 September 1736. (Was geteekent) Jn. Muller. (Lager) Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez, secretaris. (In margine) Als gecommitteerdens, (en geteekent) Hk. Swellengrebel, Corns. Eelders.’
‘Relaas gegeeven ter requisitie van den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, door den ondermeester Jan Diederik Metcher, bootsman Adriaen Rijst en de mattroosen Marten Vreké, Erasmus Lourensz, Philip Abeljander, alle op ‘t verongelukte brigantijn Fijenoordt bescheijden geweest, sijnde van de volgende inhoud, als:’
‘Dat toen de boovengen. bregantijn57 op den eersten Julij deeses jaars teegens den avond uijt de Saldanhabaaij is geseijlt, den gesaghebber, onderstuurman en andere daerop vaarende volk gantsch niet beschonken waaren, en naderhand soo op de rheijse als toen die bregantijn58 bij de brandings raakte, en wanneer deselve strande, ook niet geweest zijn.’
‘Betuijgende de deposanten wijders dat soo als de brandings gesien wierden, sijlieden over staeg hebben willen gooijen, dog dat door de swaare zee ‘t vaertuijg heeft geweijgert, laatende zijlieden daerop ‘t anker vallen, welkers touw ten eersten quam te breeken, waarop ‘t vaartuijg op de klippen is geraakt, nietteegenstaende men alle devoiren deed en zeemanschap gebruijkte om ‘t vaartuijg van de wal in zee te krijgen; zijnde dien nagt deijsig en mottig weer met een ruwe kouw geweest.’
‘Anders niet relateerende, geeven de deposanten voor reedenen van weetenschap als in den text, met presentatie haar gedeposeerde des noods met solemneelen eede te willen bevestigen.’
‘(Onderstond) Aldus gerelateert aan Cabo de Goede Hoop, den 12 September 1736. (Was geteekent) J. D. Metger, Adriaan Rijst, X (daar neevens stond) dit is ‘t merk van Marten Vréke, X (daarneevens stondt) dit kruijsje is gesteld door Erasmus Lourensz, X (daarneevens stond) dit is ‘t merk van Philip Abeljander. (Lager)’
‘Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez, secretaris. (In margine)’
‘Als gecommitteerdens, (en geteekent) Js. Moller, Corns. Eelders.’
‘Recollement’
‘Compareerde voor ons ondergeteeke. gecommitteerdens uijt den E. Agtb. Raad van Justitie des Casteels de Goede Hoop den ondermeester Jan Diederik Metger, bootsman Adriaan Rijst en de mattroosen Marten Vreke, Eerasmus Lourensz en Philip Abeljander, dewelke dit hun gegeevene relaas van woord tot woord klaar en duijdelijk voorgeleesen sijnde, verclaarden daarbij volkoomen te persisteeren, niet begeerende overzulx datter iets meer bijgevoegt ofte van gedaan werden sal, en spraaken zij compten. tot bekragtiging der waerheijd van dien een ijder in ‘t bijsonder de solemneele woorden, So waerlijk help mij God Almagtig. (Onderstondt) Aldus gerecolleert ende beeedigt aan Cabo de Goede Hoop, den 14 September 1736. (Was geteekent) J. D. Metger, Adriaan Rijst, X (daarneevens stond) dit is ‘t merk van Marten Vreke, X (daarneevens stond) dit kruijsje is gesteld door Erasmus Lourensz, X (daarneevens stond) dit is ‘t merk van Philip Abeljander. (Lager) Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez, secretaris. (In margine) Als gecommitteerdens, (en geteekent) Hk. Swellengrebel, Corns. Eelders.’
Bij welk vertoog gemelten Heer fiscaal komt te betuijgen geen actie teegens de commandeerende officieren van gedagte brigantijn te kunnen institueeren, soo weegens wandevoir als andere versuijmenissen in de zeemanspligten, dewelke alle door haarlieden behoorelijk sijn in agt genoomen, invoegen het verongelucken van deselve alleen als een fataliteijt daar geen menschelijke hulp of voorsorg ietwes teegens heeft kunnen toebrengen, moetende worden aangemerkt, sal hiervan derhalven de vereijschte kennisse aan onse Heeren en Meesteren soo wel als aan de Heeren der Hooge Indiaasse59 Regeering tot Batavia bij de eerste bequaame geleegentheijd worden gegeeven; terwijl met eenen goedgevonden is dat de gagien van den gesaghebber en verdere stuurlieden van meergemelte brigantijn Fijenoordt in selver voegen sullen worden goedgedaen, als sulx in opsigt der overige daarop bescheijden geweest zijnde manschap bij resolutie van den 7 Augustus jongstleeden is vastgesteld geworden.
Ook is op het ingediende versoekschrift van den burger cornet, Jan Christoffel Beck, aan hem toegestaan om beneevens sijn vrouw en kinderen onder betaaling van het daartoe staande transport en costgeld voor ‘t logement in de cajuijt, met een der eerst verwagt wordende retourscheepen na het vaderland te mogen vertrecken; en is weederom in desselfs plaats tot cornet aangesteld den burger Johannes Carolus de Wet.60
Aldus61 geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.62
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 79-81.¶
Dingsdag den {17360925} 25 September 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.
Den boekhouder van het aanweesend schip de Buijs , Leendert van Baveld van ‘s Gravenhaage, op de herwaarts reijs buijten boord gevallen en vermist geraakt sijnde, waar door die bediening gevolglijk is koomen te vaceeren, is hierom ten sijnen gedanen versoeke weederom daartoe aangesteld en in gemelte qualiteijt op dien bodem geplaatst den boekhouder Jan van Gronsveld.63
Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.64
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 82-92.¶
Dingsdag den {17361009} 9 October 1736, voormiddags.
Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.65
Na het welke een missive door land-drost en burger chrijgsraade van Stellenbosch en Draakensteijn onder den 2 deeser maand aan deese Regeering geschreeven66 geresumeert sijnde, insgelijx goedgevonden en beslooten is dat de daarbij versogte drie vaatjes met buscruijt en ses hondert stux snaphaansteenen aan haarlieden volgens jaarelijx gebruijk tot de aanstaande wapenschouwing ‘s Comps. weegen sullen werden verstrekt, gelijk meede in voldoening van het daarbij verders gedaane versoek nog drie andere vaatjes met buskruijt en seshondert ps. vuursteenen, om bij het oeffenen der coloniers van de buijten districten in den wapenhandel gebruijkt te kunnen werden; boven het welke men ook heeft goedgekeurt de gedane aanstelling van den corporaal Jan [de] Villiers67 tot sergeant onder de Stellenbosche voetcompagnie in steede van Isaak Nel,68 denwelken uijt hoofde van sijnen ouderdom en gebreckelijkheijd van dien dienst heeft moeten werden ontslaagen.
Vervolgens is naar lectuure van seeker versoekschrift door Rudolph en Pieter Laubser,69 geadsisteert met hun moeder, Sibilla Pasman,70 laatst wed. van Jan Laubser,71 in de onderstaande bewoording overgeleevert:72
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘D’ ondergeteekendens, Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. needrige dienaren Rudolph en Pieter Laubser, beijde onder voogdije van Heeren weesmeesteren deeser steede sorteerende, sijnde geadsisteert met haare moeder, Sibilla Pasman, laatst wed. van Jan Laubser, geeven met seer veel eerbied te kennen hoe zij, nietteegenstaende den eersten maar den ouderdom van 22 en den anderen van 20 jaren hebben ber[e]ijkt, egter vermeijnen onder Godes zeegen genoegsame bequaamheijd te besitten omme hunne goederen selfs te kunnen beheeren en administreeren, soo wenden de suppten. hun in alle oodmoed tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met onderdanig versoek dat deselve van die goedheijt gelieven te zijn aen haerl. brievende venia aetatisen suppletie van ouderdom te verleenen, dewijl sulx seer voordeelig in hunne affaires zoude zijn, kunnende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. (des behaagende) uijt de neevensgevoegde attestatie van Heeren weesmeesteren voornt. de supplianten goed leevensgedrag beoogen.73 ‘
‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a. &a.’
Om de daarbij geallegueerde reedenen en het bijgevoegt getuijgschrift van weesmeesteren in aanmerking genomen zijnde, verstaen dat men het versogteveniam aetatisaan haarlieden sal verleenen.
Gelijk ook ten versoeke van ‘s Comps. leijfeijgen, Frans van Jannetje Willemsse van de Caeb, die niet alleen den H. doop heeft ontfangen en de Neederduijtsche taal volkomentlijk wel spreekt, maar boovensdien van een goed gedrag en bequaamheijd sijnde om sijn kost alhier neevens andere ingeseetenen te kunnen winnen, goedgevonden is dat denselven uijt slaafsse dienstbaarheijd sal werden ontslaagen, soo als hij daaruijt ontslagen en in vrijdom gesteld werd bij deesen, mits dat door hem een ander bequaame slaaf, met name April van Bouges,74 aan de E. Comp. in eijgendom sal werden overgegeeven, en dat die te geevene jongen alvoorens gevisiteert sijnde, gesond en van de vereijschte hoedanigheijd sal weesen gevonden.
Sijnde laastelijk den onderstuurman Jan Cnoop van Elbing,75 denwelken nu een geruijmen tijd den dienst als gesaghebber op de hier permanente brigantijn Victoria tot genoegen heeft waargenoomen, ten sijnen gedaanen versoeke, dewijl desselfs verbonden tijd is koomen te expireeren, onder een nieuw driejaarig verband in qualiteijd en gagie verhoogt tot opperstuurman met ƒ40 maendelijx.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.76
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 93-94.¶
Dingsdag den {17361023} 23 October 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Is op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat de rode Constantia wijn, die ter quantiteijt van vier heele aamen of twee halve leggers door Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Caamer Enkhuijsen, bij derselver geeerde brief van den 11 Junij deeses jaers,78 van hier g’eijscht word, met een der eerst voor die Caamer vertreckende retourscheepen derwaarts sal worden overgesonden in twee halve leggers, dewijl men vertrouwt dat zulx beeter voor die wijn dan het versenden in amen sal weesen.
Sijnde wijders tot het bijwoonen der burger wapenschouwing dewelke onder ulto. deeser maand volgens jaarelijxe gewoonte tot Stellenbosch te geschieden staat, den lieutenant Rudolph Sigfried Alleman, neevens den ondercoopman en winkelier deeses Casteels, Martinus Bergh, gecommitteert geworden.
Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.79
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 95-99.¶
Dingsdag den {17361030} 30 October 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland80 bij derselver geeerden brief van den 31 Maij deeses jaars,81 als nu weederom twee en vijftig amen, de helft roode en de helft witte Constantia wijnen, en dat wel jaarelijx eens voor al, van hier hebbende gelieven te vorderen, dat alsoo met het geene dat door de Cameren Rotterdam, ter quantiteijt van vier en twintig, en Enkhuijsen van vier amen roode Constantia wijn geëijscht word, in ‘t geheel dertien en een halve legger roode en ses en een halve leggers witte wijn komt uijt te maaken; is den burger Johannes Colijn op heeden ter ordre van den Heer Gouverneur nogmaals in vergadering verscheenen, en aan hem afgevraagd of hij in staat is die wijnen aan d’ E. Comp. te kunnen leeveren, maar dewijl door hem hierop betuijgt is niet meer dan neegen leggers roode wijn magtig te weesen, dog dat de witte, al was het ook nog meer, wel door hem gefourneert sal kunnen werden; heeft men derhalven moeten besluijten de voorseijde neegen leggers met roode wijn op volgende wijs[e] voor de respective cameren te verdeelen, en beneevens de gerequireerde witte wijn voor Zeeland in deese fustagie over te senden, namentlijk:
Voor Zeeland
5 leggers roode wijn in soo veel heele leggers
64 leggers witte wijn in soo veel heele leggers en een halve legger
Voor Rotterdam
3 leggers roode wijn in twaelf aamen
Voor Enkhuijsen
1 legger roode wijn in twee halve leggers.
Sijnde voorts gemelten Johannes Colijn serieuselijk gerecommandeert toekoomende jaar wat meer roode wijn, soo het doenelijk is, voor d’ E. Comp. te behouden, het geen hij aangenoomen heeft te doen, mits dat het wel slaagen van een goed gewasch sulx aan hem sal koomen mogelijk te maaken.
Ende gemerkt den tijd tot de verpagting der leverantie van versch vlees en leevendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal etca., jongst op den 1 Februarij 1732 voor den tijd van vijf jaaren geschiet zijnde,82 als nu weederom begint aan te naaderen, is hierom van dienst en noodsakelijkheijd geoordeelt dat men billietten sal doen affigeeren om een igelijk bekent te maaken dat gemelte leverantie op den 1 Februarij aanstaande, om met pmo. Maij daaraan volgende in te gaan, nogmaals publicquelijk in een, twee, drie of vier perceelen aen de minstbiedende sal worden opgeveijld, en dat wel soo als sulx de vorige reijs insgelijx geschied is,83 voor den tijd van een, drie of vijf jaaren, na dat men deselve voor den minsten prijs in een van de drie voorgestelde tijden best aan den man sal kunnen helpen, het geen ook weederom tot een igelijks narigt in de te affigerene billietten sal worden uijtgedrukt, gelijk meede de naamen der plaetsen dewelke het district van de Groene Cloof 84 uijtmakende, tot weijde voor het vee van de gecontracteerde slagters geduurende den tijd hunner leverantie sullen kunnen dienen, die nu bij de jongste verpagting sijn bevonden seer wel gereguleert te zijn, soo dat daar omtrent teegenwoordig geene veranderingen sullen behoeven gemaakt te worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.85
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 100-104.¶
Dingsdag den {17361113} 13 November 1736, voormiddags.
Alle present.86
Sijnde vervolgens in Rade overgegeeven en nagesien de negotie en soldij boeken deeses comptoirs d’ ao. 1735/36; bij welke eerstgenoemde komt te blijcken dat de lasten in dit boekjaer hebben gemonteert tot een zomma van ƒ365 609:15:- en daar en teegens de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een zomma van ƒ167549:14:-, soo dat de lasten dit jaar minder als in het voorleedene hebben beloopen een bedraagen van ƒ13599:2:-, en soo ook de winsten minder een montant van ƒ12293:16:8, welk geringer bedraagen der lasten voornaamentlijk van de onkosten der scheepen, mitsgrs. minder betaelde guarnisoens en scheepssoldijen is voortgekoomen, gelijk ook het weijniger opwerpen der winsten alleenig van het minder debiteeren van ‘s Comps. negotie goederen sijner oorspronk genomen heeft.
Wordende voorts den Heer hoofdadministrateur bij deesen gequalificeert om de winst en lastposten agtervolgens de door Zijn E. dies aangaande overgeleeverde specificatien behoorelijk bij de voormelde negotieboeken te doen in en afschrijven.
Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.87
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 105-110.¶
Dingsdag den {17361127} 27 November 1736, voormiddags.
Alle present.
Vermits den ougsttijd teegenwoordig begint op handen te schietten,88 is derhalven op het gedane voorstel van den Heer Gouverneur goedgevonden dat al de kleijne tarw en rogge die nu staat te worden ingezamelt en ter leeverantie gepresenteert word, sal worden ontfangen, gelijk meede soo veel garst als men tot ‘s Comps. gebruijk sal van nooden hebben.
Ook is op het te kennen geeven van den E. coopman en dispencier, Nicolaas Heijning, en desselfs geproduceerde notitie der restanten van erweeten en boonen die nog bij ‘s Comps. maguasijnen aan handen sijn, waar uijt blijkt dat de noodsakelijkheijd vereijscht dat ër weederom een quantiteijt van die potspijs ten behoeve der passeerende scheepen bij d’ E. Comp. worde[n] ingeslaagen, uijt dien hoofde op de daar uijt voortgevloeijde propositie van den Heer Gouverneur gearresteerd en beslooten dat ër weeder vijfthien of sesthien hondert mudden erweeten en boonen, die men oordeelt te sullen benoodigen, ‘s Comps. weegen sullen ingekogt en ontfangen werden.
Ende ten aansien door eenige opdrossers die sig al een geruijmen tijd van jaaren, nu in meer en dan in minder getal, onder het oppercommando van eenen Leander van Bougis en twee ondercapiteijns agter de Vishoek 89 over het Hottentots Hollands gebergte en verders langs de zeestranden, tot selfs in de Mosselbaaij toe, hebben opgehouden, sonder nog in ‘t geheel te hebben kunnen werden uijtgeroeijt, schoon dat ër nu en dan al verscheijde van dat complot sijn gevangen of dood geschooten geworden, in ‘t kort seer veel quaads en schelmerijen sijn gepleegt, waarom het wel dienstig soude weesen dat dit broeijnest van deugenieten in ‘t geheel wierde uijtgeroeijt; is derhalven op ‘t versoek van burgerraaden deeser plaatse, op heeden ten dien eijnde in vergaderinge verscheenen, aan haarlieden gepermitteerd eenige vrijwillige manschap op de voorseijde vagabonden uijt te moogen senden, ten eijnde deselve leevendig of dood in handen te krijgen, en daartoe te stellen om uijt de burger cassa te voldoen, op de capns. voor elk een premie van hondert, en op ider van der andere schelmen tot dat complot gehoorende, een zomma van thien rijxds., voor de geene die deselve dood of leevendig sal weeten magtig te worden; sullende boovensdien tot beeter bereijking van dit goede oogmerk den land-drost worden gelast en aangeschreeven90 dat bij aldien het gebeurd dat de van hier uijtgesondene manschap tot haarlieder adsistentie nog meer volk uijt de buijten districten mogten komen te requireeren, hij deselve daer meede, des versogt wordende, gelijk ook met alle andere billijke behoeftens, ten eersten sal moeten doen helpen en bijspringen, met eenen sorg dragende dat deese saak soo secreet worde[n] gehouden en behandelt als eenigsints doenelijk sal zijn, tot vermeijding91 dat die niet te schielijk rugtbaar word, of ter kennisse van deese vagabonden, die overal schijnen correspondentie te hebben, mag komen, en dat alsoo ‘t gantsche werk hier door niet werde[n] vrugteloos gemaakt; sijnde ook aan den baas van ‘s Comps. post het Paradijs 92 staende vergadering geordonneert van sijn kant een wakend oog op deese schurken te houden, langs de passagien van het gebergte die aan hem beeter sal aan i[e]mand anders sijn bekend, met belofte dat hij en sijn volk bij attrappeering derselver, ‘t zij leevendig of dood, de voorseijde premie van hondert Rxs. voor de captns. en 10 Rxs. voor de gemeene insgelijx naar behooren sullen genieten.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.93
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
C. 101, pp. 111-116.¶
Dingsdag den {17361211} 11 December 1736, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Geleesen en geresumeert zijnde de respective nominatien door den Caebsen kerkenraad, mitsgrs. kenkenrade[n] van Stellenbosch en Drakensteijn , gelijk meede van burgerraaden, weesmeesteren, commissarissen van civiele en huwelijx saaken deeser plaatse, neevens land-drost en heemraaden der voorm. buijten districten ingedient;95 soo heeft men sig de gedane electie in den persoon van Rijk Tulbagh tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in de plaats van den afgaande Hendrik Swellengrebel laaten welgevallen; en zijn wijders uijt het dubbelt genomineert getal voor de af te treedene diaconen, David D’Aillij en Jurgen Schoester,96 weederom daer toe verkooren Marthinus Heems en Jonas van der Poel.
Soo als ook de verkiesing van Gerrit van der Bijl tot ouderling der gem[e]ijnte van Stellenbosch in steede van Daniel Malang goedgekeurt, en uijt het dubbelt genominieert getal in de plaats van den af te treedene Dirk Cornelisz Uijsch tot diacon is verkooren geworden Arnoldus Maasdorp.97
Sijnde al verders de electie van Jan Blignault98 tot ouderling van Draakensteijn in steede van den afgaande Theunis Botha insgelijx geapprobeert, en voorts in de plaats van de uijtgediend hebbende diaconen, Andries du Toit en Pieter le Roux, daartoe weederom verkooren Steven du Toit99 en Jan Loots.
Welke kerkenraden van Stellenbosch en Drakensteijn 100 boovensdien sal werden aangeschreeven101 dat ër deesen jaare geen commissaris politicq na de buijten districten staat af te gaan, en dat sij hierom sullen moeten besorgen dat de kerkelijke reekening harer arme penningen ten spoedigsten herwaerts overgesonden werden.
Voorts sijn uijt het dubbelt genomineert getal voor de afgaande burgerraden, Johannes Kruijwagen en Jan Hendrik Hop, daertoe geeligeert Hendrik Oostwald Eksteen en Daniel Pheijl.
Als meede tot weesmeesteren in plaatse van Cornelis Eelders, Jan de Wit en Abraham Cloppenburg, Jacob Leever, Daniel Pheijl en Johannes Kruijwagen.
Sijnde tot commissarissen van civiele en huwelijx saken in plaatse van de afgaande Marthinus Heems en Jacob van Rheenen,102 mitsgrs. voor den na ‘t vaderland te vertrecken staande Jan Christoffel Beck verkooren Johannes Leij,103 Henning Joachim Prhen104 [sic]en Hendrik Heijns.105 Waar van de twee eerste voor den ordinairen tijd, en den laatsten voor een jaar sullen moeten dienen. Booven hetwelke in de plaats van den afgaanden president van dat collegie, den E. coopman en secretaris van politie, Rijk Tulbagh, die op zijn versoek hiervan ontslagen is, daar toe weeder is aangesteld den coopman en dispencier mitsgrs. lid deeser vergadering, Nicolaas Heijning.
En eijndelijk tot heemraaden van Stellenbosch Gerrit Roomond en Gerrit van der Bijl, mitsgrs. voor Drakensteijn Theunis Botha en Jan Bastiaansen, in steede van de afgaande heemraden Jan Louw Pietersz, Johannes Groenewald, Jan Blignouth en Charl Marais de jonge.
Aldus gereesolveerd106 ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.107
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] A. V. KERVEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
## Footnotes
-
Op 28.11.1601 het Joris van Spilbergen na die huidige Saldanhabaai verwys as ” de Aguado Saldamo “, waarskynlik omdat hy dit verwar het met Tafelbaai , wat in 1503 deur Antonio de Saldanha Agoada da Saldanha genoem is. Vyf dae later het hy Tafelbaai sy huidige naam gegee, en sedertdien het Saldanhabaai dié naam behou. Dit is nie bekend of Portugese skepe Saldanhabaai ooit aangedoen het nie, maar die Nederlanders en Franse het dikwels daar aangedoen. In 1666 het die V.O.C. ‘n buitepos daar opgerig. ↩
-
Die volgende ongenotuleerde sake is in die kladnotule van hierdie vergadering aangeteken: “Guilliam Heems toegestaan een meijd met haar twee kinderen vrij te geven, hij selfs nevens Borgers sullen borgen syn. Verbeteringen op die scheepen goed te keuren. Een man van ‘t guarnisoen onder een nieuw verband verbetert”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 5.7.1736, p. 400.) Guilliaume Heems se slavin, Caatje van die Caab, is op 7.7.1736 vrygestel. (Kyk C. J.3086 Gemengde Notariele Stukke: vrybrief, 7.7.1736, pp. 76-77.) ↩
-
In die Haagse kopie staan ookIndiaasse. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering is ook die volgende ongenotuleerde besluit: “Met Eelders te spreeken van de saak van Bootsman Carelsz; de thuijsvaarder van syn resolutie, en Turksse pas”. In die kladnotule is ook geen verwysing na die laaste saak in bostaande resolusie nie. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 17.7.1736, p. 401. ↩
-
Onder datum 30.7.1736 verskyn die volgende inskrywing in die dagregister: “Ter oorsaak van het overlijden van den voorleeser der Stellenbosche gemeijnte Anthonij Faure den kerkenraad aldaar bij missive van den 29 deeser maand versoek gedaan hebbende, dat den persoon van Abraham Foure weeder tot voorleeser hunner kerke mogt werden aangestelt, soo wierd sulx ter ordre van den Edelen Heer Gouverneur door den eerste clercq aan de leeden des Raads voorgedragen, dewelke het selve approbeerende, is gemelten Foure als daartoe de vereijschte bequaamheijd hebbende, in dienst der E. Comp. aangenoomen en tot die qualiteijt gevordert, met toevoeging eener maandelijxe gagie van sesthien guldens onder een vijf jaarig verband”. Kyk C. 614Dag Register, 30.7.1736, pp. 99-100; C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: kerkraad, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 29.7.1736, p. 639. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad in sake verliese in die ladings van ‘n aantal skepe en in die pakhuis, wynkelder, wapenkamer en hospitaal, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van Politie II, 7.8.1736, pp. 447-453; C. 292Memoriën en Rapporten, 7.8.1736, pp. 517-520. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nageresolveert. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn die volgende sake wat nie hierbo genotuleer is nie: “Twee luijden vrij geworden. Ten Holder sal een slave kind mogen vrij geven. ‘t Affigeeren van billietten der verpagting en van den opneem der pakhuijsen: dit sal bij de voorige resolutie worden ingeschreven”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 7.8.1736, p. 401.) Die twee persone wat uit die Kompanjiesdiens getree het, was waarskynlik die soldate Anthonij Koks en Joseph Lodewyk Foehs, terwyl Ten Holder se slawekind, Aurora van die Kaap, op 10.8.1736 vrygestel is. (Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 387-392; C. J.3086 Gemengde Notariële Stukke: vrybrief, 10.8.1736, pp. 84-85.) Die besluit omtrent die bekendmaking van die verpagting van drank, is wel in die notule van die vorige vergadering opgeneem. (Kyk die resolusie van 26.7.1736 en ook voetnoot 143 van 1736 hierbo.) ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 13.8.1736, p. 402. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad met betrekking tot die goedere wat uit die gestrande skip Fijenoordt geberg is, is hier weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van PolitieII, 16.8.1736, pp. 459-461; C. 292Memoriën en Rapporten, 16.8.1736, p. 525. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 16.8.1736, p. 402. ↩
-
In sowel die resolusie as die Haagse kopie word hy soms Jan van Engelen en by ander geleenthede Jan van Hengelen genoem. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookgemulecteerti.p.v.gemulcteert. ↩
-
‘n Ou vorm vancostume. ↩
-
In die Haagse kopie is ook gekopieermeeriteereni.p.v.meriteeren. ↩
-
Waarskynlik ‘n graadboog. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naclandestien. ↩
-
Die skrywer van die Haagse kopie het dit verbeter naimportantie. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering is ‘n meer omvattende besluit van die Politieke Raad opgeteken. Dit lui: “De fiscaal geeft een vertoog over, wegens de saak van Vreeland segt geen actie tegens stuurman Pelzer te hebben; den schipper word daar op gehoord die segt andere verclaringen de voorgaande contrarieerende te hebben, waarvan hij eenige produceert. De kortheijd van den tyd laat niet toe alles hier te ondersoeken, hebbende den schipper eerst laat geklaagt, men sal de wederseijts overgeleverde papieren oversenden. Maar om verdere verwarringen en selfs muijterijen op de reijs voor te komen, sal hy stuurman Pelzer en den oppermeester hier blijven, tot nadere scheeps occasie; dog hier over sal eerst ‘t advis der absente Heeren leeden worden gehoord. Item wat den fiscaal segt van ‘t beedigen der verklaringen”. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 18.8.1736, p. 402. ↩
-
Tot dusver kon die stukke i.v.m. hierdie saak nog nie in die Kaapse Argiefbewaarplek opgespoor word nie. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 20.8.1736, p. 403. ↩
-
Onderstaande resolusie is ook woordeliks opgeneem in C. 614Dag Register, 31.8.1736, pp. 108-109. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookallomme, maar in die dagregister is dit verbeter naalomme. ↩
-
Kyk C. 760Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, ongedateer, pp. 40-41. Die pagvoorwaardes vir die verskillende pagte kan gevind word in C. 671Pacht Conditiën, 31.8.1736, pp. 455-492. ↩
-
Michael Daniel Lorich van Lüneburg was ‘n soldaat toe hy in 1727 met die Ketel in die Kaap aangekom het. Nadat hy vir twee jaar as plaaskneg aan Johannes Heufke uitgeleen is, het hy op 22.12.1733 ‘n vryburger geword. Hy is op 14.10.1736 met Anna Catharina Biesel getroud, maar volgens Mentzel is hulle later weer geskei en het Lorich in 1741 na Europa teruggekeer. ↩
-
Isak van Es van Utrecht het in 1718 as matroos op Sleewijk na die Kaap gekom. Die volgende jaar was hy ‘n kaartemaker en in 1725 het hy uit die Kompanjiesdiens getree en ‘n vryburger geword. Op 14.2.1730 het hy weer as bode van die weeskamer tot die Kompanjiesdiens toegetree, maar drie jaar later is hy weens wangedrag ontslaan. Van Es is op 10.8.1721 met Barbara Myburgh getroud. Hy is in 1737 oorlede. ↩
-
Nicolaas Brommert, ‘n seun van die Kaapse vryburger Jan Brommert en sy vrou, Anna van Schalkwyk, het in 1725 as assistent by die Kompanjie in diens getree. Op 2.11.1730 het hy egter ‘n vryburger geword. Hy is op 28.10.1736 met Sara Krugel getroud. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookCaabsse. ↩
-
Toe Simon van der Stel die plek waarop Stellenbosch later ontstaan het op 8.11. 1679 besoek het, het hy dit na homself vernoem. ‘n Aantal koloniste het hulle weldra daar gevestig en in 1682 is die heemrade gekies. In 1685 is ‘n landdros aangestel en vir baie jare het die Stellenbosch -distrik die hele gebied buite die Kaapse skiereiland beslaan. ↩
-
Michael Daniel Lorich van Lüneburg was ‘n soldaat toe hy in 1727 met die Ketel in die Kaap aangekom het. Nadat hy vir twee jaar as plaaskneg aan Johannes Heufke uitgeleen is, het hy op 22.12.1733 ‘n vryburger geword. Hy is op 14.10.1736 met Anna Catharina Biesel getroud, maar volgens Mentzel is hulle later weer geskei en het Lorich in 1741 na Europa teruggekeer. ↩
-
Isak van Es van Utrecht het in 1718 as matroos op Sleewijk na die Kaap gekom. Die volgende jaar was hy ‘n kaartemaker en in 1725 het hy uit die Kompanjiesdiens getree en ‘n vryburger geword. Op 14.2.1730 het hy weer as bode van die weeskamer tot die Kompanjiesdiens toegetree, maar drie jaar later is hy weens wangedrag ontslaan. Van Es is op 10.8.1721 met Barbara Myburgh getroud. Hy is in 1737 oorlede. ↩
-
Nicolaas Brommert, ‘n seun van die Kaapse vryburger Jan Brommert en sy vrou, Anna van Schalkwyk, het in 1725 as assistent by die Kompanjie in diens getree. Op 2.11.1730 het hy egter ‘n vryburger geword. Hy is op 28.10.1736 met Sara Krugel getroud. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookCaabsse. ↩
-
Toe Simon van der Stel die plek waarop Stellenbosch later ontstaan het op 8.11. 1679 besoek het, het hy dit na homself vernoem. ‘n Aantal koloniste het hulle weldra daar gevestig en in 1682 is die heemrade gekies. In 1685 is ‘n landdros aangestel en vir baie jare het die Stellenbosch -distrik die hele gebied buite die Kaapse skiereiland beslaan. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn die volgende ongenotuleerde sake: “Een bandit welkers tijd uijt is, sal hier bij De Wet in leening blijven. De tweede zoon van Faure tot coster van Stellenbosch aangestelt. Bernardus van Karnbek tot ƒ11 verhoogt, dit is geweest den 5 Junij passo. Jan Jurgen Drebs vrij geworden. Twee vel bereijders en een zadelmaker volgens gebruijk verbetert. Juffw. Ten Damme twee meijden met haar kinderen toegestaan vrij te geven”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 31.8.1736, p. 403.) Die gewese bandiet, Christoffel Kieseldorp, het by die vryburger Johannes Carolus de Wet in diens getree. (Kyk C. J.2886 Kontrakte, 20.9.1736, pp. 152-154.) Die nuwe koster van Stellenbosch was waarskynlik Jan Pieter Faure. Jan Jurgen Dreebs se versoek om ‘n vrybrief kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 411-412. Helena Gulix, die weduwee Ten Damme, se twee slavinne en hulle kinders is op 7.9.1736 vrygestel. (Vgl. C. J.3086 Gemengde Notariële Stukke: vrybrief, 7.9.1736, pp. 91-94.) ↩
-
Kyk 1/STB.l/11 Notule van Landdros en Heemrade, 6.8.1736, pp. 144-146. ↩
-
Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 27.3.1736, pp. 659-661. ↩
-
Alexander Coele van Delft was die seun van Pieter Coele en Geertruyd Engelgrave. Hy was boekhouer op die retoerskip die Vliegend Hart toe hy op 15.4.1734 toestemming van die Politieke Raad ontvang het om aan die Kaap te bly om sy huwelik te laat voltrek. Op 18.7.1734 is hy toe met Maria Elisabeth de Wit (1712-1757), ‘n dogter van Jan de Wit en Maria Adriaansz, getroud. Coele het in 1738 ‘n vryburger geword en het die plaas Schotse Kloof teen Vlaeberg besit. Hy het in 1761 na Europa teruggekeer. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering is die volgende ongenotuleerde sake opgeteken: “Een brandhoudschrijver en baas aan de Vishoek verbetert. Drie verbeteringen van de werf a ƒ14 gedaan. Beck een bijtapper van ‘t bier toegestaan als meede aan Boetendag voor ‘t Rondebosje … Maarten Koorts in vrijdom gestelt”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 4.9.1736, pp. 403-404.) Jan Zacharias Beck, Carl Diederik Buitendach en Marten Koorts se versoekskrifte kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 399-404. ↩
-
Havenberg en sy vrou, Dorothea Kinegers, het op 30.9.1736 ‘n dogter, Dorothea Christina, in die Kaapse kerk laat doop. Vgl. V.C. 605 Doopregister, Kaapstad, 30.9.1736, p. 106. ↩
-
Dit is waarskynlik ‘n barkentein, d.w.s. ‘n ligte vrag- of oorlogskip. ↩
-
Kyk C. 353Attestatiën, 18.9.1736, pp. 565-569. ↩
-
In sowel die oorspronklike rapport as die Haagse kopie staan ookbregantijn. ↩
-
Die huidige Leeukop . Volgens Kolbe het die berg sy naam te danke aan die feit dat dit van ‘n afstand lyk soos ‘n leeu wat lê. Die eerste Engelse reisigers wat die Kaap aangedoen het, het die berg die Sugar Loaf genoem. ↩
-
Hier word verwys na die Chavonnes-battery, wat in 1726 voltooi is. ↩
-
In sowel die oorspronklike rapport as die Haagse kopie staan ookbregantjn. ↩
-
Kyk C. 353Attestatiën, 5.9.1736 en 12.9.1736, pp. 573-577, 581-585 en 589-591. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nanonchalance. ↩
-
Die naam van ‘n rots in die see besuide Robbeneiland , tussen die eiland en die vasteland, wat vandag nog onder dieselfde naam bekend is. Dit word reeds aangetoon op ‘n kaart van Tafelbaai van 1654. Vgl. Map Register 2/4 Wilhelm Blaeu:Map of Robben Island , 1654. ↩
-
‘n Etmaal aan boord is verdeel in ses wagte van vier uur elk, beginnende met twaalfuur middag, t.w. die agtermiddagwag, platvoetwag, eerste wag, hondewag, dagwag en voormiddagwag. Elke wag was weer onderverdeel in agt glase van ‘n halfuur elk. ↩
-
Die skrywer van die oorspronklike verslag het geskryfimmediaat, wat die korrekte spelling is. ↩
-
Jacobus Möller is in 1697 aan die Kaap gebore. Hy was die seun van Hendrik Christoffel Möller en Margaretha Marquardt. In 1707 het hy as matroos by die Kompanjie in diens getree. Op 9.1.1725, terwyl hy as opperstuurman op die Susanna in Tafelbaai was, het die Politieke Raad hom benoem as ekwipasiemeester van die Kaap. Op 22.9.1726 is hy met Debora de Koning (1709-1748) van Amsterdam getroud. Hy is in dieselfde jaar ook verkies as lid van die Raad van Justisie. Toe Möller ongeveer in 1747 oorlede is, was hy ‘n vermoënde man. Afgesien van agt huise in die Tafelvallei , het hy ook die plaas Boshof langs die Liesbeek besit. ↩
-
Josephus de Grandpreez van Valenciennes was die seun van Noel Joseph de Grandpreez en Bernardina Mousson de la Grenieurie. Hy het in 1720 as soldaat op die Linschooten na die Kaap gekom en is twee jaar later as assistent op die sekretarie van die Politieke Raad aangestel. Op 31.7.1725 is hy bevorder tot eerste klerk van die Politieke Raad en op 2.8.1727 tot sekretaris van die Raad van Justisie. In 1730 is hy bevorder tot die rang van onderkoopman en in 1741 tot koopman en sekretaris van die Politieke Raad. Hy is op 1.8.1723 met Louisa Adriana Slotsboo (1708-1762) getroud. De Grandpreez is in 1761 oorlede. ↩
-
Dasseneiland , geleë aan die Kaapse weskus tussen Tafelbaai en Saldanhabaai , was onder verskeie name bekend voordat die huidige naam bekend geraak het. Aan die Portugese was dit bekend as Ilha Branca , en toe Joris van Spilbergen op 28.11.1601 die eiland aangedoen het, het hy dit l’ Isla de Elizabeth genoem, ter ere van sy vrou. In 1605 het sir Edward Michelburns daarop geland en dit Coney Island genoem. Hierdie name het egter nie inslag gevind nie en is spoedig deur die Nederlandse naam Dasseneiland vervang. ↩
-
Robbeneiland het sy naam te danke aan die baie robbe wat daarop gehou het. Reeds in 1591 het die Engelse admiraal, George Raymond, die eiland besoek. Op 2.12.1601 het Joris van Spilbergen daar aan land gegaan en dit l’ Isla de Cornelia , ter ere van sy moeder, genoem. Toe Van Riebeeck na die Kaap gekom het, was die naam Robbeneiland egter reeds in algemene gebruik. Die Hollanders het die eiland as strafkolonie gebruik, waar die bandiete skulpe versamel en leiklip gekap het. ↩
-
Die skrywer van die oorspronklike rapport het die korrekte spelling gebruik, t.w.immediaat. ↩
-
In sowel die oorspronklike rapport as die Haagse kopie staan ookbregantijn. ↩
-
In sowel die oorspronklike rapport as die Haagse kopie staan ookbregantjn. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookIndiaasse. ↩
-
Johannes Carolus de Wet (Maart 1709-1.5.1748) was ‘n seun van die stamvader, Jacobus de Wet, en sy vrou, Christina Bergh. Hy het in 1725 as adelbors by die Kompanjie in diens getree en is in 1731 bevorder tot die rang van boekhouer. In April 1736 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 26.10.1732 met Maria Magdalena Blankenberg getroud. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad om die gebruiklike jaarlikse afskrywing van tekorte aan die pakhuismeester, keldermeester en dispensier toe te staan, is hierbo weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van PolitieII, 18.9.1736, pp. 507-514; C. 292Memoriën en Rapporten, 25.9.1736 (?), 31.8.1736 en 13.9.1736, pp. 527, 533-535 en 537. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn die volgende ongenotuleerde sake: “Verbeteringen op Duijnbeek goedgekeurt … Een rietdekker verbetert. Van der Poel vrij geworden”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 18.9.1736, p. 404.) Pieter van der Poel van Den Haag se versoek om ‘n vrybrief kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 425-427. ↩
-
Die gedeelte wat hieronder weggelaat is, bevat ‘n besluit van die Politieke Raad aangaande die bevordering van vyf ander bemanningslede van die Buijs . Kyk C. 29Resolutiën, Raad van PolitieII, 25.9.1736, pp. 515-517. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering is die volgende ongenotuleerde sake aangeteken: “Robbert Wolters in dienst genomen voor ƒ7 als hooploper. Wegens het aanstellen van een verminkt man tot provoost gesproken. Willem Leckerland en dan nog een tweede vrij geworden”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 25.9.1736, p. 404.) Die persoon wat saam met Willem Leckerland uit die Kompanjiesdiens getree het, was waarskynlik Matthys Velt. Hulle versoekskrifte kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 427-428 en 435-436. ↩
-
Die gedeelte wat hieronder weggelaat is, bestaan uit ‘n besluit van die Politieke Raad om sekere tekorte as verliese af te skryf. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van PolitieII, 9.10.1736, pp. 518-522; C. 292Memoriën en Rapporten, 9.10.1736, pp. 539-541. ↩
-
Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: landdros en burgerkrygsraad, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 2.10.1736, pp. 711-713. ↩
-
Daar was op hierdie stadium twee Jan de Villiers’s in die distrik van Stellenbosch woonagtig. Waarskynlik word hier verwys na Jan (1699-1744), die seun van Pierre de Villiers en Maria Elisabeth Taillefert, wat op die plaas La Brie geboer het. Hy is op 7.8.1735 met Hester Melius getroud. ↩
-
Isak (Esaias) Nel (1691-1745), die seun van Guilliaume Nel en Jeanne de la Batte, het op die plaas Vredenburg by Stellenbosch geboer. Hy is op 11.2.1725 met Margaretha Beyers (1690-1766) getroud. ↩
-
Rudolph (Roelof) en Pieter Laubscher was die seuns van Jan Albertus Laubscher en Sibella Pasman. Rudolph (1715-1752) is op 11.10.1744 met Hester van der Heyden (1729-1753) getroud. Hy het die plase Sleeswyk en Ongegunt by Riebeeck-Kasteel besit. Pieter (1717-25.10.1781) is op 19.2.1741 met Johanna Eksteen (1724-Oktober 1784) getroud. Met sy dood was hy ‘n vermoënde man, en afgesien van die plaas Roodebloem in die Tafelvallei , het hy ook de plase Dassenheuvel en Lammerhoek in die Stellenbosch -distrik en Massenberg by Saldanhabaai besit. ↩
-
Sibella Pasman (1693-1778) was ‘n dogter van Rudolph Pasman en Sophia van der Merwe. Na die dood van haar eerste man, Jan Albert Laubscher, is sy weer op 19.7.1722 met Jacobus Cloete getroud. ↩
-
Jan Albert Laubscher (1686-1720) was die seun van Nikolaus Laubscher en Engela Quint. Hy is op 18.11.1714 met Sibella Pasman getroud. Ten tye van sy dood het hy die plase Nooitgedacht in die Stellenbosch -distrik en Fortuin onder die Hottentots-Hollandkloof besit. ↩
-
Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 455-456. ↩
-
Kyk C. 237Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 9.10.1736, p. 449. ↩
-
Hy was waarskynlik ‘n lid van die Boeginese volk, wat in die suidelike gedeelte van Celebes gewoon het. Vgl. hieroor Mr. dr. J. Paulus (red.):Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië 1, pp. 324-331. ↩
-
‘n Pruisiese stad ten suidooste van Danzig aan die Elbingrivier geleë. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering is die volgende ongenotuleerde sake aangeteken: “Twee smits verbetert volgens gebruijk. Drie persoonen syn vrij geworden”. (Kyk C. 113Resolutien, Raad van Politie, Klad, 9.10.1736, p. 405.) Die drie persone wat hulle vrybriewe ontvang het, was waarskynlik Christiaan Eurig, Georg Coenraad Jacobi en Christiaan Henneheyde. (Kyk C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 437-438, 439-440 en 447-448.) ↩
-
Onder datum 16.10.1736 verskyn die volgende inskrywing in die dagregister: “Wat ër in vergadering van den E. Agtb. Politicquen Raad is te doen geweest blijkt bij de daarvan gehoudende notulen”. (Kyk C. 614Dag Register, 16.10.1736, p. 127.) Daar bestaan ook geen kladnotule van daardie vergadering nie. ↩
-
Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: Kamer Enkhuizen - Goew. en Raad, Kaap, 11.6.1736, pp. 715-720. ↩
-
In die kladnotule verskyn ook die volgende ongenotuleerde sake: “D’Aillij verbetert tot ƒ24 nieuw verband. Jan van der Hage onderbaas aan de Schuur gemaakt. Hillebrandt vrij geworden. De vaandrig Rhenius en Johannes Leij toegestaan ider een slavin vrij te geven. Andries Jerf, en nog een timmerman verbetert. Camus te ontslaan, sullende met de retourvloot na ‘t vanderland worden gesonden”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 23. 10.1736, p. 405.) Rhenius en Ley se versoekskrifte kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 463-466. ↩
-
Seeland is die mees westelik geleë van die sewe provinsies van Nederland, met Middelburg as hoofstad. Dit bestaan grotendeels uit eilande, o.a. Walcheren , Schouwen , Tholen en Suid- en Noord-Beveland . ↩
-
Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: Kamer Seeland - Goew. en Raad, Kaap, 31.5.1736, pp. 727-732. ↩
-
Kyk C. 27Resolutiën, Raad van Politie, 1.2.1732, pp. 24-25; G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII(1.2.1732), p. 189. ↩
-
Kyk C. 671Pacht Conditiën, 1.2.1732, pp. 235-246. ↩
-
Die huidige Mamre naby Malmesbury . Groenkloof word reeds in 1682 in Olof Bergh se reisjoernaal vermeld. In 1701 het die Kompanjie ‘n buitepos daar opgerig. ↩
-
In die kladnotule van hierdie vergadering is die volgende ongenotuleerde besluite opgeteken: “Een oppermeester en zeijlmaker op Reijgersbroek te maken; is er niet te krijgen geweest … Een smit verbetert; en een schoenmaker vrij geworden”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 30.10.1736, p. 406.) ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad om tekorte in die ladings van die skepe Beekvliet , Enkhuijsen en Reijgersbroek as verliese af te skryf, en om beskadigde goedere te verkoop, is hieronder weggelaat. Kyk C. 29Resolutiën, Raad van PolitieII, 13.11.1736, pp. 536-538; C. 292Memoriën en Rapporten, 13.11.1736, pp. 545-546. ↩
-
Die volgende ongenotuleerde sake kom in die kladnotule van hierdie vergadering voor: “Hendrik Jaspertsz tot ƒ26 in gagie verhoogd. Nog drie andre verbeteringen gedaan.Fiatburger notulen. Twee luijden sijn vrij geworden”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 13.11.1736, p. 406.) Op ‘n vergadering, gehou op 5.11.1736, het die burgerkrygsraad o.a. besluit om die burgers Andries Bester, Steven Gous en Johannes Colyn weens ouderdom en swak gesondheid van militêre diensplig vry te stel. Korporaal Pieter Meyer is daarop tot sersant in Colyn se plek bevorder, terwyl Michiel Basson tot korporaal bevorder is. (Kyk B.K.R. 1 Notules van Vergaderings van die Burgerkrygsraad, 5.11.1736, pp. 121-122.) Die twee persone aan wie vrybriewe verleen is, was waarskynlik Pieter Daniel Dante en Jan Hendrik Mulder. (Vgl. hulle versoekskrifte in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 471-474.) ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naschieten. ↩
-
Die huidige Gordonsbaai . ↩
-
Kyk C. 522Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - landdros, Stellenbosch, 27.11.1736, pp. 1102-1104. ↩
-
Kopiïs van die Haagse kopie het ook geskryfvermeijding. ↩
-
Een van die Kompanjie se houtbosse agter Tafelberg in die omgewing van die huidige Constantianek en Kirstenbosch . ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 27.11.1736, p. 407. ↩
-
Die Politieke Raad het op 4.12.1736 ook vergader. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 4.12.1736, p. 407; C. 614Dag Register, 4.12.1736, p. 144.) Die kladnotule van daardie vergadering lui soos volg: “Dingsdag den 4e December 1736, voormiddags. Alle present. Twee wagenrijders van de Schuur a ƒ12 verbetert.Fiatburger notulen. Per memorie gesprooken van den brand van Ten Holders pakhuijs”. Op ‘n vergadering van die burgerkrygsraad, gehou op 3.12.1736 en waarna hierbo in die kladnotule verwys word, is Godlieb Christiaan Opperman en Johannes Franke weens swak gesondheid van militêre diensplig vrygestel. Korporaal Jan Heyns is tot sersant in Franke se plek bevorder, terwyl Tobias van Eck en Hendrik van der Heyden tot korporaals bevorder is. (Kyk B.K.R.1 Notules van Vergaderings van die Burgerkrygsraad, 3.12.1736, pp. 122-123.) In die vroeë oggendure van 3.12.1736 is in die burger Steven ten Holder se pakhuis brand gestig. (Vgl. hieroor C. 614Dag Register, 3.12.1736, pp. 143-144.) ↩
-
Die nominasies van die verskillende liggame kan gevind word in C. 237Requesten en Nominatiën, 1735-1736, ongedateer, pp. 479-480, 483, 487-488, 491-492, 495-496, 499-500 en 503-505. ↩
-
Georg Schuster van Bautzen (1698-1758) was die seun van Georg Schuster en Margaretha Tuzchkens. Hy het in 1720 as soldaat na die Kaap gekom en is in 1723 bevorder tot assistent. In 1726 het hy ‘n vryburger geword. Hy was drie keer getroud: op 21.7.1726 met Josina van der Burg van Amsterdam (1682-1734), die weduwee van Isaak Esser; op 25.12.1735 met Catharina Christina Doman (1708-1754); en op 25.8.1754 met Geertruyd Valk, die weduwee van Nicolaas Wilmar en Hendrik Valentyn Doman. Schuster is in 1758 oorlede. ↩
-
Arnoldus Maasdorp (1710-1767) was ‘n seun van Christiaan Maasdorp en Maria Basson. Hy is op 16.5.1734 met Anna Sophia van Brakel (1710-1743) getroud. Sy tweede huwelik, met Anna Sophia de Vos (1710-1750), is op 21.8.1749 gesluit, en op 6.2.1752 het hy ‘n derde huwelik aangegaan met Elsabe le Febre. ↩
-
Jean Blignault, die seun van Pieter Blignault en Elisabeth des Bordes, het in 1723 as ‘n adelbors in diens van die V.O.C. na die Kaap gekom. Hy het kort daarna ‘n vryburger geword en is deur Daniel Hugot as onderwyser vir sy kinders in diens geneem. Op 4.11.1725 is hy met Hugot se weduwee, Anna Rousseau, getroud. Toe Blignault in 1752 oorlede is, was hy ‘n vermoënde man en het hy sewe plase besit. ↩
-
Stephanus du Toit (1693-10.11.1769) was die seun van François du Toit en Susanna Seugnet. Na die dood van sy eerste vrou, Debora Marais (1705-1751), is hy weer op 13.2.1757 met Maria Jacobsz (1705-14.9.1784), die weduwee van Pieter Barend Blom, getroud. ↩
-
Drakenstein is in 1687 so genoem ter ere van Hendrik Adriaan van Reede tot Drakesteyn, heer van Mijdrecht. Die eerste blanke nedersetters het hulle gedurende dieselfde jaar daar gevestig en in 1688 is aan die Franse Hugenote daar grond toegeken. ↩
-
Kyk C. 522Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - kerkraad, Stellenbosch , 11.12.1736, pp. 1107-1108, en Goew. en Raad - kerkraad, Drakenstein , 11.12.1736, pp. 1108-1109. ↩
-
Jacob van Reenen van Memel in Oos-Pruise was die seun van Daniel van Reenen en Catharina Elisabeth Crofki. Hy het in 1721 as adelbors na die Kaap gekom en het in 1725 ‘n vryburger geword. Op 1.7.1725 is hy met Johanna Siekermans (1703-1756), ‘n weesmeisie uit Amsterdam , getroud, en op 9.10.1757 het hy ‘n tweede huwelik aangegaan met Maria Elisabeth Louw. Van Reenen is op 7.6.1764 oorlede. ↩
-
Johannes Ley, ‘n seun van Michiel Ley en Engela van Breda, het in 1722 as adelbors by die Kompanjie in diens getree en het op 20.1.1739 ‘n vryburger geword. Hy is op 1.5.1729 met Anna Thibault getroud. Ley is op 5.9.1769 oorlede en sy weduwee op 11.7.1792. ↩
-
Henning Joachim Prehn is in 1699 in Hamburg gebore. Hy was ‘n adelbors aan boord die Lakeman , wat in 1722 in Tafelbaai gestrand het. Prehn het aan die Kaap gebly en is die volgende jaar bevorder tot assistent. Op 5.6.1732 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 3.12.1730 met Engela Aletta Loubser (1717-1732), die weduwee van Jan Daniel Buttner, getroud. Op 28.9.1732 het hy reeds weer met Hendrina Schenk in die huwelik getree. Nadat sy in 1738 oorlede is, is hy op 1.2.1739 met Anna Salomea Eksteen getroud en op 10.7.1757 is hy weer met Sara Vessuup, die weduwee van Wynand Willem Muys, getroud. Prehn het die plase Welgelegen en Altena teen die Windberg besit. In 1761 het hy, vergesel van sy vrou en twee kinders, na Nederland teruggekeer. Hy is op 7.10.1771 in Zwolle oorlede. ↩
-
Hendrik Heyns (1694-3.2.1758) was ‘n seun van Paul Heyns en Maria van der Merwe. Hy het in 1720 as adelbors by die V.O.C. in diens getree, maar het in 1726 sy ontslag geneem en ‘n vryburger geword. Hy is op 7.2.1723 met Delia van der Storm (1707-1741) van Batavia getroud. Heyns het die plaas Rouwkoop by Rondebosch besit. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nageresolveerd. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 11.12.1736, pp. 407-408. ↩