Skip to content

C103 v1.20

C. 103, pp. 2-9.

Maandag den {17370408} 8 April 1737, voormiddags. Gecombineerde vergadering.

1

Present den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinairis van India, Gouverneur deeser plaatse &a., de Heer Harmanus de Vrij,2 commandeur der Indische zeën, wimpelvoerder der presente retourscheepen, de Heer Mr. Daniel van den Henghel, fiscaal independent alhier, de Heer Johan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Marinus Dringe,3 den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Joris Davidson,4 den E. Hendrik Swellengrebel, den E. schipper Simon Mulder,5 den E. Christoffel Brand, den E. schipper Lucas Crootjes,6 den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Pieter Visscher,7 den E. schipper Jan van Hengelen,8 den E. schipper Abraham Everhardsz,9 den E. schipper Claas Meelhoop,10 den E. schipper Gerrit van der Tolle,11 den E. schipper Jurriaan Wolbergen,12 den E. schipper Cornelis de Ruijter, den E. fiscaal deeser retourboodems, Jacobus Meersen,13 demptisde Heer Adriaan van Kervel, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, door indispositie, mitsgrs. de schippers der scheepen Flora , Paddenburg en IJpenroode ,14 als hier nog niet g’arriveert zijnde.

Dewijl den tijd door onse Heeren en Meesteren tot het vertrek deeser retourscheepen beraamt, reets is overstreeken, gaf den Heer Gouverneur derhalven te kennen dat Zijn Edele deese vergadering expresselijk hadde doen beleggen om aan de gesamentlijke presente opperhoofden van deselve afvraginge te kunnen doen, hoedanig het met haare onderhebbende bodems gesteld was, wanneer sij in staat van reijsvorderinge souden kunnen weesen, en of zulx niet op den 15 deeser maand, weer en wind zulx toelatende, soude geschieden kunnen, als zijnde den tijd soo ver ingeschooten dat na de nog agter zijnde retourscheepen niet wel met eenige gevoeggelijkheijd langer sal kunnen werden gewagt, en aan het vertrek deeser teegenwoordige, die men aan geen gevaar ter deeser rheede geëxponeert laaten kan, al te veel sijnde geleegen; maar vermits door de schippers Marinus Dringe, die nu eerst in deese Tafelbaaij is gearriveert en behalven een voorsteng, groot en voor marszeijl, verscheijde mindere rondhouten, dewelke door hem op de herwaarts reijs sijn verlooren, komt te requireeren, en dat desselfs knie van de boegspried gebrooken is, mitsgrs. Simon Mulder, welkers scheg voor een gedeelte is weggeraakt, en Joris Davidson, neevens Pieter Visscher, die ook nog veele scheepssaken te verrigten hebben, dewijl zij van de laatste ter deeser plaatse zijn aangekoomen, hierop betuijginge wierd gedaan dat het voor haer niet wel mogelijk soude zijn om teegens dien tijd klaar te kunnen geraaken; heeft hierom na overweeging van saaken voor den meesten dienst der E. Comp. moeten worden vastgesteld dat de monstering der twaalf aanweesende retourscheepen op den 15, mitsgrs. derselver zeijldag op den 18 der presente maand April, als wanneer men vertrouwt dat alles zijn beslag sal kunnen erlangen, sal worden bepaald, en dat de inmiddels hier nog aankoomende retourbodems, die men daartoe in gereetheijd sal kunnen brengen, te gelijk met deese teegenwoordige na het vaderland sullen moeten voortsteevenen, in hoop dat den Almoogende haar voorspoedig van deese rheede helpende, aldaar met geluk sonder bejeegening van rampen sal moogen doen aanlanden; waarna op afvraging van den Heer Gouverneur door de gesamentlijke scheepsoverheeden sijnde betuijgt geworden dat zij van alle vereijschte benoodigtheeden en potspijs voor de Neederlandsche vojagie naar behooren sijnde voorsien, en dat aan niemand, het zij aan zijne ammonitie en andere goederen of saaken iets meer komt te ontbreeken, uijtgesondert dat den schipper van het Huijs ten Fult , Gerrit van der Tolle, als maar een timmerman hebbende, om nog een ander versogt, die aan hem van Beukesteijn , dewelke ër drie heeft, sal worden overgegeeven; heeft Zijn Edele verders nadrukkelijk aan de presente scheepsopperhoofden gerecommandeert sig geduurende het overige van de reijs altijd soo veel moogelijk gecombineert en teegens alle vijandelijke overvallen op haar hoede te houden, als niet kunnende verseekert zijn hoedanig zij de saaken in Europa sullen gesteld vinden, schoon dat men nu nog geene andere tijdingen als van vreede onser republicq met alle vreemde moogentheeden heeft ingekreegen, het geen dan ook door haarlieden gesamentlijk belooft is in agtinge te sullen worden genoomen; middelerwijl dat voorts bij resumptie der Turksse 15 passen deeser retourbodems is koomen te blijcken dat sig deselve daarvan behoorelijk voorsien bevinden, uijtgenoomen het schip ‘t Wapen van Hoorn , dat niet anders als een oude heeft, en aan het welke men gevolglijk een nieuwe Turksse 16 pas alhier sal toevoegen.

Ende ten aansien het quaad van opdrossen, soo van Europeërs als wel voornamentlijk van slaven en leijfeijgenen17 der E. Comp. en van particulieren, nietteegenstaande alle middelen die tot weeringe van hetselve zijn in ‘t werk gesteld, tot merkelijke schaade onser Heeren en Meesteren en van deese Colonie, nog al voortgank komt te neemen, heeft den Heer Gouverneur de overheeden deeser retourboodems ernstelijk vermaand dat bij aldien sig ten tijde van haarlieder vertrek eenige weglopers aan haare onderhebbende boodems mogten bevinden, ofte koomen ontdekt te worden, zij deselve niet meede neemen, maer in teegendeel tot erlanging hunner meeriteerende18 straffen, alhier weeder wilden overgeeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.19

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] H. D. VRIJ.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] M. DRINGE.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] JIS. DAVIDZON.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] SN. MULLER.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] L. KROOTJIS.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] PR. VISSER.

[Signed:] JN. VN. HENGELEN.

[Signed:] AM. EVERAARTS.

[Signed:] C. MEELHOOP.

[Signed:] G. V. D. TOLLEN. 1737.

[Signed:] JURIAN WOLBERGEN.

[Signed:] CORNELIS DE RUIJTER

[Signed:] JS. MERSEN.

C. 103, pp. 10-12.

Donderdag den {17370418} 18 April 1737, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Den schipper van het door teegenwinden nog ter deeser rheede opgehouden wordende schip Dieshoek , Jan van Riet, na dat dien boodem op den 13 deeser maand reets gemonstert en gedepescheert geworden is, schielijk door een swaare siekte aangetast, en daar door buijten staat gesteld zijnde om na Batavia te kunnen vertrecken, heeft men sig derhalven genoodsaakt gevonden hem met stilstand van gagie ter deeser plaatse te laaten blijven vertoeven. En is verders naar gehoudene deliberatie best gevonden dat het gesag over dit schip weederom bij provisie sal worden opgedraagen aan den daarop bescheijdenen opperstuurman, Huijbregt Thibout, aan wien egter geen formeele overgave van dies inlading, contanten enz., volgens het andersints gewoone gebruijk en de ordre der E. Comp. sal kunnen worden gedaan, vermits daar toe al te veel tijds soude worden vereijscht, en dat de wind teegenwoordig favorabel uijt het Z.Oten. beginnende door te waaijen, best is geoordeelt dat die kiel hierom niet sal moeten worden opgehouden, soo als ook om deese selfde reedenen geen verdere veranderingen onder de overige daarop bescheijdene[n] stuurlieden sullen kunnen worden gemaakt, te meer dewijl men ons verseekert heeft dat hetselve luijden zijn van een goed gedrag en bequaamheijd, onder welkers directie dit schip gerustelijk op dien voet na Batavia sal kunnen worden voortgesonden.

Aldus gereesolveerd20 ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.21

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 13-21.

Dingsdag den {17370507} 7 Maij 1737, voormiddags.

Alle teegenwoordig.22


Voorts wierd door den Heer Gouverneur in consideratie gegeeven dat onse Heeren en Meesteren bij haaren jongst herwaarts geschreevenen brief van den 12 September des voorleeden jaars,23 onder anderen hebben gelieven te noteeren dat de gerugten die voor eenigen tijd in het vaderland geweest zijn als of de Francen geneegen waaren geweest ergens op deese custen post te vatten, en dat haar oog wel voornaamentlijk soude zijn gevallen op de St. Heleena Baaij ,24 sonder grond van waarheijd wierden gevonden, en dat egter om die reedenen op het aanschrijvens Hunner Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam van den 24 December 173325 dat men hier ter plaatse, om het voorneemen der Franssen26 te verijdelen, daarteegens soodanige voorsorgen soude moeten gebruijken als na vereijsch van saaken soude worden gevonden te behooren, bij resolutie van den 29 April 173427 beslooten is dat niet alleen in gemelte St. Heleena Baaij en aan de Oliphants Rivier 28 steenen met de waapens van den staat en dat der E. Comp. tot een teeken van het regt en besit dat wij op en van deese gronden hebben, soude worden opgeregt, maar dat ook in die baaij een corporaal met ses man soude worden geplaatst, om deselve alsoo werkelijk met ‘s Comps. militie beset te houden, gelijk het een en andere dan ook seedert navolgens dit besluijt is ter uijtvoeringe gebragt geworden. Dog vermits deese gerugten nu, gelijk gesegt is, verdweenen zijn, en dat bijgevolge de besetting in de St. Heleena Baaij van geen nut voor den dienst der E. Comp. meer kan weesen, gaf Zijn Edele derhalven verders in overweeging of het hierom, ten eijnde d’ E. Comp. van nutteloosen kosten en omslag te ontheffen, niet best soude zijn dat deselve weeder wierd ingetrocken; waar over zijnde geraadpleegt, is goedgevonden sulx te laten geschieden, te meer dewijl het regt van den eijgendom der E. Comp. op deesen grond, en soo verders de kust langs, na den kant der Oliphantsrivier , genoegsaam teegens het in besit neemen van alle aankoomende vreemdelingen, met de voorseijde aldaar opgeregte steene waapens kan verseekert blijven.

Sijnde wijders op het gedane versoek van den burger Pieter Jubbels29 aan hem toegestaan request aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse30 Regeering onder ‘s Comps. papieren te moogen oversenden tot optineering31 van permissie om beneevens sijne huijsvrouw van hier na Batavia te moogen overkoomen.

Ook is op het versogte bij request32 door de burgers Jan Heijns,33 dat desselfs slave jonge, Caesar van Timor34 genaemt, die onder anderen nu onlangs door den Raad van Justitie deeses Gouvernements voor den tijd van drie jaren in de ketting aan ‘s Comps. gemeene werken gebannen is,35 en Jacob de Vries,36 dat zijn lijfeijgen, Perma van Mallabaar, door opgemelten Raad van Justitie voor vijf jaaren aan deselve werken als kettingganger gecondemneert zijnde,37 beijde voor de gevalle justitieele kosten door d’ E. Comp. in eijgendom mogten worden aangenoomen; naa overweeging van saaken goedgevonden dat zulx aan haarlieden sal worden geaccordeert.

Soo als laastelijk meede op de gedane instantie van den burger Tobias van Neck38 aan hem gepermitteert is om desselfs suster, Sophia van Neck,39 wed. Gerrit Vermaek,40 te moogen opsluijten in een vertrek van zijn eijgen huijs, soo lang en dikwils als hij oordeelt sulx van nooden te weesen, om dus voor te koomen de uijtwerkselen van het ergerlijk gedrag, en de schandaalen waaraen sig gemelte Sophia van Neck, voornaamentlijk in dronkenschap, tot spot en smaed van een ider, langs straaten en weegen komt bloot te stellen.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.41

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 22-28.

Dingsdag den {17370521} 21 Maij 1737, voormiddags.

42

Alle teegenwoordig.

Aangesien het God den Almagtigen behaagd heeft ‘s Comps. hier ter rheede leggende retourscheepen tot onse bitterste smerte en droefheijd met soodanige sware stormwinden uijt den N.Wten. te besoeken, dat daar door, en wel voornaamentlijk door de schrickelijk verbolgen zee, die als geheele bergen, gelijk men gemeenelijk segt, deese Tafelbaaij is koomen inrollen, op sulken terribelen wijse dat dit bij menschen geheugen, en misschien nooijt soo ijsselijk is gesien geworden, bereijts eenige derselver op deese stranden gedreeven zijn, en dat vermits den storm nog al eeven verwoed blijft continueeren, het dierhalven gantschelijk te vreesen is dat nog meer andere van die kostelijke boodems (het geen God nogtans verhoeden wil) dit selfde rampsalige ongeluk meede sullen koomen aan te treffen;43 soo geliefden den Heer Gouverneur derhalven aan de leeden des Raads te kennen te geeven dat Zijn Edele deselve hierom ten eersten hadde doen te saamen komen, ten eijnde in deese ongeluckige omstandigheeden van saaken met den anderen soodanige maatreegels souden kunnen worden beraemd, als ten meesten dienste der E. Comp. sullen worden vereijscht in agtinge te moeten worden genoomen, en wel principalijk ten insigte dat dog geene menschelijke hulp aan ‘s Comps. dierbare scheepen kan worden toegebragt, om voor te koomen al sulke disordres en roof van ‘s Comps. of andere gestrande goederen als men in voorgaande tijden bij het exteeren van diergelijke ongevallen heeft bevonden gepleegt en geschiet te weesen, nietteegenstaande daarteegens doenmaals insgelijx bij placcaaten voorsien geworden is; over welke saak met de uijtterste oplettenth[e]ijd gedelibereert, en de voormelte placcaten op den 18 Junij en 29 September 1722, mitsgrs. den 3 Julij 172844 ten subjecte van het roven van gestrande goederen, neevens de overige gestelde ordres omtrent ‘s Comps. dienaaren, burgers en slaven, bij aldien iets diergelijx weederom mogt koomen voor te vallen, alhier geemaneert, alvoorens met aandagt geresumeert sijnde, is op het voordraagen van den Heer Gouverneur goedgevonden en noodsaakelijk geoordeelt dat men gedagte placcaaten van den 18 Junij en 29 September 1722 mitsgrs. van den 3 Julij 1728 aanstonts bij een naader plaaccaat sal doen renoveeren, en wel bijsonderlijk deese periode van het laatst vermelde, dat niemand, het zij ‘s Comps. dienaar, burger, slaaf ofte wie het andersints ook soude moogen zijn, sig sal moogen verstouten omme buijten ordre en sonder daartoe gecommandeert te weesen, op de stranden deeser plaatse te koomen, veel minder eenige aangespoelde goederen te roven of aan te roeren, op paene dat de geene die daarop sullen worden geattrappeert, sonder aansien van persoonen ten eersten op de stranden selfs aan daartoe opgerigte paalen sullen worden opgehangen en metter dood gestraft, en daar beneevens dat bij aldien soodanige contraventeurs van deese onse beveelen sig met de vlugt souden willen salveeren, op deselve door de aan strand gecommandeerde militie met scherp sal worden geschooten, op dat sij dus doende dood of leevendig in handen van de justitie sullen mogen geraken, mitsgrs. boovensdien dat sig de straf over het roven van gestrande goederen soo ver sal koomen uijt te strecken dat alhoewel men de daaders eerst jaar en dag naar dato mogt koomen te agterhalen, deselve eevenwel in geval zij van het roven van ‘s Comps. of andere gestrande goederen kunnen worden overtuijgt, met de koorde aan de galge sullen worden gestraft dat ër de dood naarvolgt; laatende voor het overige de verdere ordres bij boovengemelte placcaaten gestatueert, en wel voornaamentlijk ten opsigte van de dubbelde strafwaardigheijd der officieren, mattroosen45 en soldaaten of andere die tot weeringe van dien gesteld zijnde, sig teegens deese onse beveelen souden moogen koomen te misgrijpen, in haar geheel. Tot welke scherpe resolutie dat de daaders en roovers van aangespoelde goederen op staande voet, sonder aanschouw van persoonen met de dood sullen worden gestraft, men nogmaals na het voorbeeld van den jaare 1728 genoodsaakt is geweest te moeten treeden, om gelijk booven genoteert is, te prevenieeren al sulke misgangen en plunderingen van gestrande goederen als in voorgaende tijden bij diergelijke ongelucken sijn bevonden gepleegt te weesen, en waerom ook op dat een igelijk sig gewaarschouwt kan houden, behalven de publicatie en affixie van het voorseijde placcaat, aan alle ‘s Comps. dienaaren en burgers van dies inhouden bij publicque trommelslag sal worden kennisse gegeeven, op dat een ider sig voor schaade sal kunnen wagten. Sullende voorts voor soo veel het verdere aangaat, op alle saaken de noodige ordres voor den meesten dienst en het intrest van d’ E. Comp. gestelt worden.46

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.47

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 29-34.

Woensdag den {17370522} 22 Maij 1737, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Tot het ontfangen, bergen en verder besorgen van ‘s Comps. gestrande goederen door den Heer Gouverneur bereijts de vereijschte gecommitteerdens, soo ten deesen Casteele als aan strand, gesteld zijnde, is verders beslooten dat met burgerraaden deeser plaatse weegens het fourneeren van eenige waagens door deese ingeseetenen om ‘s Comps. goederen van strand te helpen aanrijden, soo als zulx bevoorens insgelijx geschied is, sal worden gesproken, op dat men dus allen mogelijken spoed met het bergen en opbrengen der gemelte goederen sal kunnen maaken.

Sullende voorts met de geborgen wordende goederen van particulieren volgens het aanschrijvens Hunner Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse48 Regeering van den 19 Maart 172349 en het herwaarts gesondene extract resolutie tot Batavia over dit onderwerp op den . . . December 1722 genoomen,50 worden gehandelt, naamentlijk met de geene die aan leevendige menschen toebehooren, aan de eijgenaars af te geeven, en de geene die aan overleedene hebben toebehoort, door dencurator ad litesdeeses Gouvernements publicquelijk ten proffijte der erfgenaamen te doen verkoopen, en haare soldij reekeningen voor dies bedraagen behoorlijk te crediteeren, wel verstaande zoodanige goederen als men onderstellen kan, dat voor haar in India gebrand en gepermitteerd sijn geworden, naar het vaderland te moogen worden meede genoomen.

Wijders geconsidereert zijnde hoe noodwendig men de gesalveerde manschap van de agt alhier verongelukte scheepen sal van nooden hebben, niet alleen om ‘s Comps. goederen op de stranden te helpen magtig worden, maar wel voornaamentlijk op dat die van de zeevaard meede zullen kunnen worden gebruijkt tot het helpen opsoeken en ligten van de meenigvuldig ter deeser rheede verlooren zijnde ankers, dewelke met den eersten soo veel doenelijk sullen moeten worden opgevischt, om alle verdere ongelucken die daar door aan de dagelijx verwagt wordende vaaderlandsche scheepen souden kunnen veroorsaakt en toegebragt werden, soo veel moogelijk voor te koomen. Is derhalven op het voordraagen van den Heer Gouverneur goedgevonden dat alle de voorseijde geborgen sijnde scheepelingen, soo van de penne, militie, chirurgie als verdere mindere scheeps bediendens, soldaaten en mattroosen,51 volgens het geordonneerde bij missive door Generaal en Raaden onder den 30 November 172252 herwaarts geschreeven, van heeden af weederom emploojabel53 verklaart en in den dienst der E. Comp. sullen worden aangenoomen voor soodanige gagien als zij bij het stranden en verongelucken hunner scheepen hebben gewonnen; dog de schippers en stuurlieden hier van uijtgesondert blijvende, sullen volgens de voorseijde ordre sonder winning van gagie voor de kost ter dispositie onser Heeren en Meesteren bij bequame geleegentheijd naa het vaderland moeten worden overgesonden.

Ook is goed gedagt en noodsakelijk geoordeelt dat aan alle ende een igelijk deeser ingeseetenen en vrijswarten of Chineesen, visschuijten hebbende, bij publicque trommelslag sal worden gewaarschouwd dat zij sorge sullen hebben te draagen dat deselve sig niet omtrent ‘s Comps. gestrande scheepen sullen laaten vinden, of dat anders alle de daarin gevonden wordende persoonen naar luijd van het op gisteren geemaneerde placcaat metter dood sullen worden gestraft; ten welken eijnde en op dat sulx te beeter sal kunnen worden belet, sig ook geen visschuijten agter het zeehooft na de kant van de Soute Rivier 54 om te visschen sullen moogen begeeven, sullende in teegendeel alle avonden eeven als bij het aanweesen van vreemde scheepen hier ter rheede, gebruijkelijk is, na sons ondergang onder het opsigt van de buijten wagt bij gemelte zeehooft op strand moeten worden gebragt, om aldaar tot ‘s morgens te verblijven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.55

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 35-38.

Dingsdag den {17370528} 28 Maij 1737, voormiddags.

Alle present.

Op het gedane schriftelijk versoek van den adsistent Jacobus Blanckenberg,56 sorteerende onder de voogdije van weesmeesteren deeser plaatse, het daarbij gevoegt zijnde getuijgenis van gemelte weesmeesteren,57 gesterkt met dat van sijne naaste bloedmaagen, ingesien zijnde, is derhalven goedgevonden dat aen hem de versogte brieven vanveniam aetatisverleend sullen werden.

Ook is op het ingediende request58 van de burgeresse Zusanna van Boven, wed. Servaas de Kok, aan haar een stukje lands bij haar eijgen thuijn in deese Tafelvalleij geleegen, ter groote van 124 quadraat roeden en 25 dito voeten, in eijgendom gegeeven.

Waarna in aanmerking zijnde genoomen den armoedigen toestand in dewelke sig het volk van de verongelukte scheepen, die jongst volgens het genoomen besluijt van den 22 deeser maand weederom in dienst der E. Comp. aangenoomen zijn, komt te bevinden, dat deselve meest alles verlooren hebbende, sommige van haar geen de minste kleedinge tot deksel hunner naaktheijd hebben overbehouden; is om deese reedenen op het voorstel van den Heer Gouverneur, als seer noodsaakelijk weesende, beslooten dat aan gesegde manschap die versoek daarom koomen te doen, en bij d’ E. Comp. niet te quaad zijn gebleeven, twee maanden contant sullen worden verstrekt, op dat zij sig dus doende soo veel moogelijk van het noodwendige sullen kunnen versorgen; sijnde voorts aan twee krankbesoekers, een provisioneel adsistent en eenige mattroosen,59 deese laatste op het expres versoek van den schipper Hans Nomsen, dewijl hij betuijgden om volk verleegen te zijn, toegestaan om met het schip Papenburg na Neederland te moogen vertrecken. Terwijl vorders aan de overige scheepelingen der voorseijde alhier gestrande scheepen, die zulx koomen te versoeken, wanneer men deselve ter deeser plaatse tot het verrigten van ‘t noodige werk niet meer van doen hebben sal, dog de schippers en stuurlieden neevens de krankbesoekers, sergeants, bergwerkers en ambagtsluijden, hier van blijvende uijtgesondert, sal worden gepermitteert om met de aanstaande hier verwagt wordende vaderlandsche scheepen weeder na Batavia te moogen overvaaren, vermits men onderstelt dat aldaar seer wel in den dienst sullen te pas koomen, en dat d’ E. Comp. soo doende alhier dies te spoediger van nutteloose kosten en leedig loopende dienaaren sal kunnen ontheft raaken.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.60

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 39-46.

Donderdag den {17370530} 30 Maij 1737, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat van de hier ter rheede verongelukte en verbrijselde scheepen, onder andere goederen bereijts zijn geborgen geworden 186 soekels61 met foelij en 672 baalen coffijboonen, dog dat Zijn Edele gemelte coffij en foelij op gisteren beneevens den Heer hooftadministrateur Adriaan van Kervel sijnde gaan besigtigen, seer slegt hadde geconstitueert bevonden, soo wel de foelij die hier ten Casteele gebragt voor een gedeelte gestort, gespreijd en soo veel doenelijk gedroogt geworden is, de overige bij gebrek van ruijmte tot nog toe in de soekels hebbende moeten blijven, als de coffijboonen die in het ten dien eijnde opgeruijmt zijnde houthok gespreijd en geduurig soo veel men heeft kunnen bijbrengen, verschoffelt en omgeset sijn; en dat den Heer Gouverneur daarom deese vergadering expresselijk hadde doen beleggen, niet alleen om zulx aan de leeden des Raads te communiceeren, maar dat ook de schippers der voormelte verongelukte scheepen ter ordre van Zijn Edele ten deesen Casteele waaren verscheenen, op dat men gesegde foelij en coffijboonen met haar heeden nader besigtigt hebbende, van haar soude kunnen hooren wat zij, als deese goederen te meermaalen in India onder haare besorging hebbende gehad, daarvan quamen te oordeelen, en of niemand van haar eenig middel wist waar door men deselve, was het mogelijk, voor d’ E. Comp. soude kunnen conserveeren, ten eijnde als dan verders soodanig besluijt hierop sal kunnen worden genoomen als gevonden word met ‘s Comps. meesten dienst en intrest over een te koomen; welke schippers daarop binnen zijnde geroepen, is de vergadering opgestaan en is men met haar eerst gaan besigtigen de foeilij die hier ten Casteele op verscheijde plaatsen geborgen, en gelijk gesegt, al voor eenige daagen te droogen gelegt en gespreijd, maar de overige nog in de soekels gebleeven is, dog welke foelij, soo wel de eerste als de laatste, seer slegt, met zand, selfs in de soekels, gantsch doorslaagen en doormengt, van een quade reuk, ja meest verrot, broeijende heet, soo dat men de hand naauwelijx daarin houden kon, en stinkende is bevonden; soo dat eenpaariglijk soo wel door de leeden deeser Regeering, als de voormelde scheepsopperhoofden geoordeelt wierd dat deselve tot niets bequaem is of gebruijkt kan werden, en dat men niet anders als nutteloosen tijd verspilt met eenige moeijte of arbeijd verders daaraan te besteeden; waarop de coffijboonen in het houthok insgelijx besigtigt weesende, heeft men die al meede swartagtig, broeijende warm gelijk de foelij, en met soodanigen slegten suuragtigen reuk bevonden beset te weesen, dat die insgelijx niets in het minste waardig geoordeelt zijn. Na verrigting van welk een en ander, voor eerst noodig geagt is dat men gedagte schippers een verklaring ter requisitie van den Heer Gouverneur en deesen Raad verleend, sal doen geeven, behelzende hoedanig zijlieden dikwils geciteerde foelij en coffijboonen geconstitueert bevonden hebben.62 En heeft hier op wijders, deselve haar afscheijd hebbende bekoomen, na rijpe overweeging van saaken voor ‘s Comps. meesten dienst moeten worden beslooten dat men geen coffijboonen meer van strand sal doen aanrijden, dewijl sig die nog slegter als de geene die reets in het houthok gebragt zijn, koomen te bevinden, en dat den kostelijken tijd en rijtuijgen nutter kunnen worden besteet met de goederen uijt het rijk, meest met packen geladen zijnde schip Westerwijk te doen ontlossen en aanvoeren, gelijk dan ook ten eersten een bok daarop opgerigt wordende, hier meede een begin sal worden gemaakt, en dat ook uijt het schip Rodenrijs , aan welkers wrak egter nog bij na geen aankoomen is geweest, alles wat doenelijk is sal worden geborgen, inmiddels dat de stranden verders na den kant van den Blaauwen Berg 63 meede beschouwt en besogt zijnde, dien weg uijt geene goederen sijn gevonden. Sullende voorts van de voorseijde geborgen foelij een heele soekel en een andere in het midden doorgesneeden zijnde, na Batavia worden overgesonden, op dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge lndiaasse64 Regeering uijt dit monster sullen kunnen sien hoe slegt sig deselve geconstitueert bevind, als wanneer met eenen ordre sal worden versogt of men de geheele quantiteijt, ingevolge Haar Wel Edele Groot Agtb. geeerd aanschrijvens van den 31 October 172165 de te rug schicking van bedorvene specerijen na die hooftplaats betreffende, insgelijx derwaarts sal moeten oversenden, of hoedanig andersints daarmeede sal moeten worden gehandelt, nademael wij sonder dit tot deese oversending niet durven besluijten, uijt vrees dat deese foelij de scheepen daar deselve meede overgestuurt wierd, soodanig mogt koomen te infecteeren dat men daaruijt het bederf van andere ‘s Comps. waaren en meer ongemacken soude kunnen te vreesen hebben. Terwijl dikwils gemelde foelij hier ergens soo lang bewaard, dog dat de coffijboonen, die nergens nut toe sijn, aan strand weggeworpen en begraven sullen moeten worden.

Ende ten aansien men tot nog toe werk heeft gehad om het volk van de verongelukte scheepen ter deegen66 bij malkanderen te krijgen, is, op dat zulx gevoeggelijk sal kunnen geschieden, met eenen vastgesteld dat aan alle deselve bij trommelslag sal worden gewaerschouwt dat zij van de bootsluijden af, en soo vervolgens sig op Saturdag aanstaende, des morgens te seeven uuren, hier in het hospitael sullen hebben te laaten vinden, op dat als dan behoorlijke rollen van deselve sullen kunnen worden geformeert en dat men haer vervolgens daar het dienstig gevonden word, sal kunnen gebruijken, sodanige verdeelinge, ‘t zij hier op de werf, aan strand of op de vaartuijgen, tot het visschen van ankers, daarover makende, als sal worden geoordeelt te behooren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jare voorsz.67

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 47-52.

Dingsdag den {17370611} 11 Junij 1737, voormiddags.

68

Alle present.

Bij resolutie van den 22 der eeven gepasseerde maand Maij onder anderen goed en noodsakelijk gevonden zijnde dat de geborgen sijnde scheepelingen der alhier verongelukte kielen, soo van de penne, militie, chirurgie als verdere mindere scheepsbediendens, soldaaten en mattroosen,69 weederom emplojabel verklaart en in den dienst der E. Comp. sullen worden aangenoomen voor soodanige gagien als zij bij het stranden hunner scheepen gewonnen hebben; is als nu door den Heer Gouverneur nader voorgedraagen of daaronder ook soude kunnen begreepen worden eenen Jan Veenendaal70 zijreeder, neevens vier bergwerkers71 dewelke insgelijx met de voorseijde verongelukte scheepen hier ter plaatse aangekomen zijn. Waarover geraadpleegt weesende, is verstaan van ja, dat aan deese menschen haare gagie meede moet worden goedgedaan, dewijl den eersten nog dagelijx in den dienst der E. Comp. gebruijkt word bij het droogen en behandelen der geborgen wordende lijwaaten, cattoene72 garens, de w[e]ijnige zijde en andere goederen, en dat de andere dit ongeluk van het verliesen hunner boodems buijten haar schult sijnde overgekoomen, en zij alles verlooren hebbende, sonder dit geen de minste middelen van subsistentie hebben overgehouden.

Maar de onbequame ambagtsluijden dewelke met deese scheepen sonder winning van gagie van Batavia na Neederland te rugge gesonden zijn, sullen ook soodanig van hier worden voortgeschikt, alleenig dat aan haar geduurende hun aanweesen alhier het ordinaire soldate of mattroosen73 costgeld sal worden afgegeeven, op dat zij dus eenig middel van onderhoud in dien tusschen tijd sullen moogen genieten.

Waar na ter vergaaderinge geleesen is seeker request door de schippers en stuurlieden der meergemelde verongelukte scheepen in de volgende bewoordinge overgegeeven:74

Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine - - - beneevens den E. Agtb. Raad van Politie deeser plaatse.

‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’

‘Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. pligtschuldige dienaaren, de schippers, opper en onderstuurlieden beneevens de derdewaaks der alhier gestrande scheepen Duijnbeek , Westerwijk , Flora , Paddenburg , IJpenrode , Goudriaan , Rodenrijs en de Buijs , vertoonen met veel eerbied en respect hoe zij door een besoekende hand Gods en niet door eijgen versuijm hunne toevertrouwde scheepen in een storm ter deeser rheede verlooren hebben, en dus daarbij ook al het haare voor het meesten gedeelte, ja selfs het noodigste tot hun onderhout, zijn quijt geraakt, en dewijl zij supplianten derhalven hier ter plaatse onmoogelijk kunnen bestaan sonder geatsisteert75 te werden, soo neemen zij de vrijmoedigheijd Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdaniglijk te versoeken dat deselve aan haarl. tot noodig onderhoud maandelijx eenig costgeld gelieven toe te leggen.’

‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a. &a.’

Over welkers inhouden gedelibereert en ingesien zijnde dat die luijden niet alleen alles verloren hebben, wat zij bij zig hebben gehad, maar dat zijlieden ook geduurig soo dikwils als het vereijscht word, bij commissie als andersints, het zij op de stranden ofte elders, in den dienst der E. Comp. moeten worden gebruijkt; is derhalven goedgevonden en verstaan dat het daarbij gedaan wordende versoek sal worden geaccordeert, en dat gevolglijk aan gemelte schippers en stuurlieden soo lang zij noodwendig ter deeser plaetse sullen moeten blijven vertoeven, sullen worden verstrekt soodanige kostgelden als alhier aan andere van dieselfde qualiteijten bij het exteeren van diergelijke ongevallen, na de voorbeelden der officieren van de in de jaren 1722 en 1728 verongelukte scheepen tot haar noodig onderhoud sullen afgegeeven worden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.76

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 53-60.

Dingsdag den {17370618} 18 Junij 1737, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel.

Is door den oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de Heer Adriaan van Kervel, de volgende memorie met versoek van dispositie op deselve, ter vergadering overgeleevert:77

‘Memorie van de nabesz Ieijfeijgenen78 in de drie jongst gepasseerde maanden Maart, April en Maij door de natuurlijke doodt overleeden, ‘t vee in gemelden tijd soo verrekt als door het wildtgedierte vernielt, alles volgens secretariale verklaringen79 hier annex blijkende, namentlijk:’

‘Volgens bijgelijde reekening van den opsiender van ‘s Comps. lijfeijgenen, gesterkt met secretariale verklaringen, sijn in boovengem. drie maanden door de natuurlijke dood overleeden te weeten 1 kloeke jonge, 1 suijgend jongetje, 1 do. meijsje.’

‘Volgens g’annexeerde reekg. van den land-drost, gesterkt met secretariale verklaringen sijn in meergem. tijd soo verrekt als door het wildgedierte vernielt, te weeten 87 stux runderbeesten, 7 stux paarden, 3 stux esels en eselinnen, 25 stux bokken.’

‘(Onderstondt) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 18 Junij 1737. (Was geteekent) A. v. Kervel.’

Dewelke geresumeert en met de daar bijgevoegde verklaringen accordeerent bevonden zijnde, is goedgevonden en verstaan dat de gestorvene lijfeijgenen en verrekte of verscheurde beestiaalen, die bij deselve memorie genoteert staan, behoorelijk bij de negotieboeken deeses comptoirs sullen worden afgeschreeven.

Voorts is op het gedane versoek der opperchirurgijns van de alhier verongelukte scheepen Paddenburg en de Buijs , Harmanus Heijsveld en Gerrit Jooste Maijeraan, aan haarlieden geaccordeert om ider met een der aanweesende scheepen naa Batavia te moogen vertrecken.

En dewijl men teegenwoordig ijverig besig is om soo veel als de gesteldheijd van weer en wind sulx in deesen slegsten tijd des jaars maar eenigsints komt toe te laaten, de geborgen pakken met lijwaaten, zijde, cattoene80 garens en andere goederen, soo die uijt de lading van het schip Westerwijk ontlost, als van de andere verongelukte scheepen aangespoeld en opgevischt zijn geworden, in ‘s Comps. thuijn te wasschen, droogen en verders te besorgen, en dat daarmeede al soo veel voortgank is gemaakt, dat men om deese reets gedroogde goederen te bewaaren en uijt den weg te leggen, ruijmte begint gebrek te krijgen; is derhalven op het voordraagen van den Heer Gouverneur voor ‘s Comps. meesten dienst noodig geagt en beslooten dat om sulx voor te koomen, soo dra dit van dienst gevonden word, ergens een bequaam huijs, camer of pakhuijs dat het beste omtrent den voorseijde thuijn der E. Comp. geleegen komt, tot het bergen der gemelte goederen van i[e]mand deeser ingeseetenen ten menagieusten voor d’ E. Comp. sal ingehuurd worden.

Waar na door welgemelten Heer Gouverneur De la Fontaine wierd te kennen gegeeven dat aen Zijn Edele bij het diesweegens door onse Heeren en Meesteren gemaekte regulament, wanneer hij sal koomen thuijs te vaaren, onder anderen zijn gepermitteert te moogen meede neemen twaalf fleskelders van twaalf flessen ijder, of wel iets anders van deselve volumineusheijd81 en swaarte in dies plaatse, en dat dewijl soodanige kelders hier niet te krijgen zijn, Sijn Edele hierom gaarne soude willen weeten wat aan hem in de plaats der voorseijde fleskelders soude kunnen worden toegestaan meede te moogen voeren, ten eijnde dus in staat te worden gestelt om zijne saken hier na te kunnen reguleeren; over hetwelke geraadpleegt zijnde, gevoeggelijk geoordeelt is dat voor welgemelten Heer Gouverneur sullen kunnen worden gebrand twee kisten, lang vijf mitsgrs. hoog en wijdt twee voeten, nademaal men sustineert dat deese de volume en swaarheijd der geciteerde twaalf fleskelders omtrent sullen koomen uijt te maaken.

Sijnde hierop laastelijk ter vergaaderinge geleesen ende geresumeert het veel geagt aanschrijvens Hunner Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seeventhienen van den 14 November des voorleeden jaars,82 waaruijt is koomen te blijcken dat het deselve onse Heeren en Meesteren behaagd heeft aan den Heer Gouverneur De la Fontaine op Zijn Edelens gedaan versoek tot erlanginge van desselfs dimissie83 uijt den dienst der E. Comp. sulx te accordeeren, met verdere permissie om in volle fatsoen behoudens qualiteijt en gagie te moogen thuijsvaaren; en dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. weederom goedgunstelijk tot Gouverneur in desselfs plaats hebben gelieven aan te stellen den oppercoopman en secunde Adriaan van Kervel, mitsgrs. weeder tot secunde den coopman en pakhuijsmeester Hendrik Swellengrebel, op soodanige tractementen en emolumenten als sulx gebruijkelijk is; weshalven den afgaanden Heer Gouverneur De la Fontaine hierop met desselfs geobtineert ontslag, soo wel als den nieuw aangestelden Heer Gouverneur Van Kervel en secunde Hendrik Swellengrebel met haare bevorderingen tot die ampten behorelijk sijn gefeliciteert geworden; en is verders goedgevonden dat de gagien en emolumenten van welgemelte Heeren Van Kervel en Swellengrebel, dewelke tot haare nieuwe verkreegene dignit[e]ijten behooren, volgens de ordre en het gebruijk in diergelijke geleegentheeden, van heeden af cours en aanvank sullen neemen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.84

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 61-79.

Saturdag den {17370622} 22 Junij 1737, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Den nieuw aangestelden Gouverneur, de Heer Adriaan van Kervel, aan het hooft van de tafel ter linker zijde van den af te ganen Gouverneur, de Heer Jan de la Fontaine, mitsgrs. den Heer oppercoopman en secunde Hendrik Swellengrebel als soodanig sitting genoomen hebbende, wierd vervolgens door welgemelten Heer Gouverneur De la Fontaine ter vergaderinge geproduceert seeker rapport verleend door den equipagiemeester, Jacobus Möller, neevens de schippers der hier ter rheede verongelukte scheepen, en haare nog in weesen gebleeven zijnde opperscheepstimmerlieden, dewelke door Zijn Edele zijn gecommitteert geweest tot het visiteeren der scheepen Westerwijk en Rodenrijs , mitsgrs. de op strand sittende brigantijn Victoria , welk schriftuur is vervat bevonden in de volgende bewoordinge:85

‘Den Wel Edelen Gestr. Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinairis van India en Gouverneur deeser plaatse &a., ons ondergeteekendens expres hebbende gelieven te committeeren omme naauwkeurig te visiteeren in welken toestand het op strand sittende schip Westerwijk sig komt te bevinden, mitsgrs. ook om exactelijk te gaan besigtigen het insgelijx op strand geslaagen zijnde schip Rodenrijs en of op dit laatste niet een bok soude kunnen werden opgerigt, ten eijnde ‘s Comps. geschut en andere goederen daaruijt te kunnen ontlossen, en eijndelijk meede te visiteeren de op strand sittende brigantijn Victoria , met eenen aantoonende of ër kans soude zijn om dat vaartuijg weederom in zee te bregen en op welke wijs sulx het gevoeggelijkste zal kunnen geschieden.’

‘In opvolging van welke commissie wij ondergeteekendens ons op den 9 der presente maand Junij hebben vervoegd op het schip Westerwijk en daar aan na exacte visitatie de volgende gebreeken bevonden, naamentlijk dat het verwulft met de geheele galderij tot aan het dek in de schipperskamer aan bakboort zijde weggeslaagen, en de steevennaad komende van booven de spiegel off verdubbeling, aan beijde de zijden ontset en open is, mitsgrs. het onderste dek agter de groote mast bij het coksluijk geheel gereesen en met een rug geset, zijnde voorts een eijke plank (onder de naam van de sleutel van het dek bekent) loopende van de agterkant van de combuijs onder door tot naer vooren, beneevens nog eenige dekplanken die in ‘t geheel uijt de balken gereesen zijn, door het swaare stooten opgeweeken, ook zijn vijf sluijtknies aan bakboord die de balken in het boord vast houden, waarvan twee aan de seijlbalken, soo wel als meest alle de balkknies onder het halfdek beneevens een haak aan bakboord buijten boord in de kuijl, en een dito booven in het berkhout veroorsaekt door het swaar arbeijden en stooten van het schip na onse gedagten gesprongen, daar en booven is hetselve zijn roer, groote en besaansmast quijt, voor het overige is het schip van binnen en buijten soo ver als men kan sien booven het ruijm wel gesteld, kunnende ook de boovengem. gebreeken bij aldien sig onder water en in ‘t ruijm geen andere opdoen, wel gerepareert en verholpen werden.’

‘Vervolgens zijn wij daags daaraen naar het schip Rodenrijs gevaren, welken boodem dwars teegens de wal met zijn geheele stuurboorts zijde tot het groote luijk toe in het water legt, soodanig dat de sware rollings der zee daar geweldig koomen in te vallen, waardoor alle moomenten86 de instorting van de bakboorts zijde te volgen staat, dewijl wij wel duijdelijk hebben gesien dat de stuurboorts zijde al van het vaste lighaam was afgeweeken. Voorts hebben wij voor soo verre men daarbij kon en dorst koomen, door het luijk gesien en bevonden dat het ruijm al geheel leedig was, ten minsten aan de loefzijde; en nademaal wij ons niet boven een half quartier uurs op dat schip met p[e]ijl hoog water, schoon het een seer mooijen dag weers en het water soo stil was dat men bij manier van spreeken met een pen daarop kon schrijven, hebben durven vertrouwen, soo oordeelen wij derhalven dat aan dien boodem soo omtrent het lossen van goederen als andersints niets het minste kan gedaan worden, alzoo zulx om de voorseijde reedenen gantsch ondoenelijk is.’

‘Eijndelijk hebben wij onderget. na naauwkeurige besigtiging de volgende gebreeken aan de op strand sittende brigantijn Victoria ontwaard, als een dwars breuk in zijn barkhout87 aan stuurboord in de cuijl, zijnde daaromtrent in het ruijm ook twee knies dwars door gebrooken, het dek van vooren tot de groote mast onbequaam, de meeste verdubbeling weggeslaagen, zijn grote en fokkemast beneevens ‘t roer verlooren, en de naaden rontom het vaartuijg in de vastehuijt open en ontset, het geen egter van w[e]ijnig belang is, maar men heeft ook bevonden dat onder in het ruijm van de agtersteeven beginnende twintig slemphouten en agt piekhouten, die op de kiel vastgebouwt en door dewelke de vaste huijt zijn vastigheijd komt te hebben, in het geheel verrot en onbequaam zijn, en noodsakelijk moeten werden vernieuwt bij aldien gem. bodemken van strand weeder te waater moeten werden gebragt, tot welkers verhindering de verdere boovengem. gebreeken van geen groot belang zijn, soo ër sig in het vervolg geen swaerdere koomen op te doen; wat de vertimmering van dat kieltje aangaat laten wij aan het wijs oordeel van Uwe Wel Edele Gestr. over of sulx wel waardig soude zijn, zijnde ten dien eijnde daartoe benoodigt het volgende, namentlijk 20 slemphouten in de piek, 8 piekhouten, 1 schamel en piek, 1 eijke plank van 8 dm. tot het colsem, 16 eijke do. tot de weegen, dik 2 1/2 duijm, 30 greene deelen van 2 duijm lang, 30 greene deelen a 28 voet tot het dek, 300 greene deelen van 1 1/2 dm. dik tot het dubbelen, 2000 lb. spijkers, 1000 bossen mosch.88

‘En bij aldien hetselve gerepareert sal moeten worden, is het vooreerst noodsakelijk het wat hoger op het land te haalen om de naaden digt te kunnen maaken, vermits men bevind dat het water met hoogteij daar in en uijt vloeijt en dienvolgens geborsten of nadeloos gestoten zal zijn, alzoo dat kieltjen te vooren altoos reedelijk digt is bevonden geweest; maar schoon w’ verm[e]ijnen dat ‘t selve met weijnig onkosten wat hooger op het land te haalen is, vinden w’ egter om het vaartuijg van daar in zee op diep water te brengen, groote swarigh[e]ijt, alzoo de grond daar ter plaatse soodanig week is, dat een balk daar needer gelegt geworden zijnde, in een korten tijd geheel is weggeweld, te meer dan soo het vaartuijg een etmaal daarop moet rusten en schoon hetselve met veel moeijte nog al tot aan het waater, dat van daar met laagteij wel een cabel lengte beslaat, gebragt wierd, soo doet sig weeder een andere swaarigheijd op, namentlijk dat soo wij al binnen een dag a vier een werktuijg klaar hadden om het gem. vaartuijg verder te krijgen, hetselve seer gemackelijk door de continueele brandings en swaare seës,89 dewijl men hier geen sinkbalken heeft die in sulke rollende zees gebruijkt worden, weeder weg geslaagen soude[n] kunnen worden, en soo doende dat kieltje gevaar loopen van naar vertimmert en tot dus ver gebragt te zijn, soodanig in het welzant te blijven sitten, dat nooijt heen of weeder te krijgen soude[n] zijn, kunnen ook geen stellagie uijtvinden die stil en vast kan gelegt werden om de continueele swaar aanloopende zees teegen te staan, betuijgende onse oppertimmerlieden op gedane afvraaging dat zij dat kieltje die timmeragie niet waardig agten, dewijl ‘t nog maar een jaar of drie in staat souw zijn om gebruijkt te kunnen werden, en vinden hun boovensdien beswaerd hetselve daar ter plaatse in het water te brengen, alzoo zulx haar meede ondoenelijk voorkomt, moetende soo dit egter ondernoomen werd, noodsakelijk van agteren met slemp en piekhouten voorsien worden, voor en al eer sig daarop eenige menschen in zee soude kunnen vertrouwen.’

‘Gedenkende hier meede de geerde ordre van Uwe Wel Edele Gestr. volbragt te hebben, soo laaten wij deesen dienen voor eerbiedig rapport. (Onderstondt) Cabo de Goede Hoop, den 19 Junij 1737. (Was geteekent) Js. Möller, Jan van Thiel,90 Gt. Pik,91 H. Orsel,92 J. v. Heemstee,93 Jurriaan Zeeman,94 Wouter Bosch,95 A. v. Veurden,96 , J. J. v.d. Schilde,97 Marte Mijers,98 Adriaan Delkoer,99 Jan van Heune,100 Pieter Doesse,101 Jacob Hes,102 Fredr. Alst.103

Uijt het welke dan ook is koomen te blijken dat het nog niet gantschelijk buijten hoop is dat men gedagte schip Westerwijk weederom van strand sal kunnen brengen en in staat stellen om ten dienste der E. Comp. geemplojeert te kunnen werden; maar daar beneevens meede dat aan het schip Rodenrijs , vermits aan hetselve niet als met het uijtterste leevensgevaar te koomen is, niets in het minste is uijt te voeren, en dat men daarenbooven onderstellen moet dat het ruijm van dien bodem ten minsten aan de loefzijde, sig bereijts gantsch leedig komt te bevinden; en dat ook om de brigantijn Victoria weeder in zee te krijgen groote en gewigtige swaarigheeden worden gemaakt. Weshalven hierom na gehoudene deliberatie voor ‘s Comps. meesten dienst best is geoordeelt dat gelijk bereijts al een goeden aanvank daarmeede gemaakt is, bij continuatie sal worden voortgevaaren om de lading uijt het schip Westerwijk magtig te worden, op dat men dan verders sal kunnen ondervinden of die kiel weederom in het diep sal kunnen worden afgewonden; gelijk ook in het aanstaande goede saaijsoen104 een proef sal worden genoomen of zulx in opsigt der brigantijn Victoria sal willen gelucken; inmiddels dat bovensdien alle moogelijke middelen sullen worden in het werk gesteld om dat geene het welk maar eenigsints doenelijk sal zijn, van het schip Rodenrijs , soo wel als van de andere op strand leggende wracken ten dienste der E. Comp. te bergen en te conserveeren.

Ook is op het gedaan versoek der schippers van de verongelukte scheepen Goudriaan , Rodenrijs en de Buijs , Jurriaan Zeeman, Jan van Heemsteede en Hendrik Orsel, om met het aanweesende retourschip der laatste besending Westerbeek na het vaderland te moogen vertrecken, sulx aan haarlieden geaccordeert, ter consideratie dat zij dog niets meer ten dienste der E. Comp. omtrent haare verongelukte boodems alhier kunnen uijtvoeren, en dat door haar alles verlooren zijnde, zij betuijgden alhier niet langer middelen van subsistentie te sullen kunnen vinden. Maar dewijl de meeste stuurlieden (die van Westerwijk uijtgesondert) insgelijx quaamen te versoeken om met dit schip na Neederland te moogen overvaaren, en dat zulx egter onmoogelijk is toe te staan, is derhalven den schipper van dien bodem, Pieter van der Sprenkel, alvoorens gehoord zijnde hoe veel deeser menschen hij wel soude kunnen meede neemen, na dat het getal derselver door hem op seeven of agt stux bepaald was, best gedagt ter decisie van het lot te stellen wien het van haar sal treffen om met het voorseijde schip Westerbeek meede te vaaren, of tot nadere geleegentheijd over te moeten blijven.

Waarna in overweeging genoomen is dat schoon de brigantijn Victoria gelijk voorwaarts genoteert is, al weeder te water sal kunnen worden gebragt, dat egter door de zeeverstandige nog grootelijx in twijffel word getrocken dit vaartuijg nogtans van geen langen duur sal zijn, en maar alleen sal kunnen gebruijkt worden om op zijn best genoomen soo lang te dienen tot dat wij ons door een spoedige versorging onser Heeren en Meestern weederom van andere sullen voorsien bevinden; invoegen hierom voor ‘s Comps. meesten dienst van onvermeijdelijke105 noodsakelijkheijd geoordeelt is dat met het meergemelde schip Westerbeek bij een naderen eijsch twee hoekers uijt het vaderland sullen worden versogt, te weeten een met twee masten, lang 75 a 80, en de andere met een mast, ter lengte van 65 a 70 voeten, nademaal diergelijke vaertuijgen van soo veel nut sijn ter deeser plaatse dat men somwijlen bij gebrek van deselve ‘s Comps. kostelijke scheepen door sterfte van volk of andere toevallen ergens op deese kusten magteloos sijnde geraakt, soude moeten sien verloren gaan bij mancquement van de noodige hulp daaraan te kunnen doen toebrengen.

Voorts is ter gedane instantie van de krankbesoekers der gestrande scheepen Flora en de Buijs , Daniel Jacob Broussaart en Johannes van Seeventer, uijt insigt van haare armoede, en dat die menschen tot de aankomst der eerst verwagt wordende retourscheepen hier niet wel souden kunnen bestaan, aan haarlieden gepermitteert om na Batavia te rugge te moogen keeren; soo als dat meede is toegestaan aan de boekhouders van Rodenrijs , IJpenroode ende Flora ,106 den ordinairis clercq Lourens de Vries en den jong adsistent Jan Koster,107 mitsgrs. den oppermeester van Goudriaan neevens de onderditos van Rodenrijs en IJpenrode ,108 alle soodanig over de uijtkomende scheepen verdeelt, als zulx het gevoeggelijxte met den minsten omslag of belemmering voor deselve sal kunnen geschieden.

Ende ten aansien door de optreeding van den coopman en pakhuijsmeester, de Heer Hendrik Swellengrebel, tot oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, de eerstgem. bediening is komen open te vallen, is ten sijnen versoeke daartoe weederom aangesteld den E. coopman en cassier, Christoffel Brand, aan wien hetselve pakhuijs onder ulto. Augustus aanstaende sal worden overgegeeven, mitsgrs. tot cassier in desselfs plaats den boekhouder en eerste geswore clercq ter secretarije van politie, Willem van Kerkhoff, en weeder tot eerste geswore clercq ter gemelte secretarije den boekhouder Petrus Jesse Slotsboo, in verwagting dat deese bedieningen door een igelijk van haar met den vereijschten ijver en trouwe sullen worden waargenomen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.109

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 80-85.

Dingsdag den {17370702} 2 Julij 1737, voormiddags.

Alle present.

Op het ingediende versoekschrift van Hendrik Albertus Gildenhuijsen,110 het daarbij gevoegd zijnde getuijgenis van zijne moeder, stiefvader en voogden ingesien zijnde,111 is derhalven goedgevonden dat de versogte brieven vanveniam aetalisaan hem sullen worden verleend, op dat hij, dus doende in staat gesteld worde[n] om zijne eijgene saaken in het vervolg behoorelijk te kunnen waarneemen.

Sijnde voorts volgens het geresolveerde van den 18 der eeven gepasseerde maend Junij niet alleen een groote camer van de wed. Van Laar,112 welkers huijs aldernaast des E. Comps. thuijn geleegen is, tot het bergen der reets gedroogde lijwaaten enz. voor een zomma van Rxs. agt ter maand ingehuurt, maer ook boovensdien een camer en pakhuijs van den bode der weescaamer, lsaacq Dalque,113 insgelijx voor agt Rijxds. maandelijx, aangesien desselfs huijs en thuijn, Het Rodehek genaemt, seer geleegen legt om een tweede wasch plaats voor de nog nat zijnde pakgoederen der E. Comp. aan de daar voorbij loopende rivier te approprieeren, gelijk daarmeede al een begin gemaekt zijnde, sulx een merkelijken voortgank in het wasschen en drogen der voormelte pakken met lijwaten komt te geeven.

En dewijl het in de Saldanhabaaij vertoevende schip ‘t Huijs te Rensburg apparentelijk het eerste sal zijn dat hier ter rheede koomende, na Batavia sal kunnen worden voortgesonden, is uijt dien hoofde, ten aansien op de thans aanweesende scheepen hier toe geen commoditeijt gevonden word, gearresteerd en beslooten dat het lijk neevens de vrouwen, kinderen en het verder gevolg van den overleedenen pangerang Loring Passir, te samen seeventhien persoonen sterk zijnde, daarmeede na Batavia sullen te rugge gesonden worden. En dat aan deselve op haar hierom gedaan zijnde versoek, het volgende sal worden toegevoegt, te weeten rijst voor vier maenden voor 17 coppen gereekent, 100 lb. poeijersuijker, 50 lb. candijsuijker, 10 lb. peeper, 6 ps. leevendige schapen en 100 Rijxds. aan contanten om tot het inkoopen van gedroogde visch en andere benoodigtheeden te kunnen dienen.

Waarna door den Heer Gouverneur De la Fontaine te kennen gegeeven wierd dat met het schip Veenenburg van de Camer Amsterdam, seeker schriftuur, vervattende een eijsch van eenige planten, zaden en gewasschen die hier souden vallen, ten behoeve van denhortus medicusder gemelte stad ter deeser plaetse onder ‘s Comps. papieren aangebragt zijnde, Zijn Edele hetselve aan den baasthuijnier, Andries Trietter,114 in copia heeft doen ter handen stellen, ten eijnde gemelte zaden, gewasschen en plantten115 soo veel doenelijk door hem mogten worden besorgt en klaer gemaakt, om met de volgende retourbesendingen des aanstaanden jaars na het vaderland te kunnen worden overgesonden; dog dat gesegde baesthuijnier nu nader bij Zijn Edele gekoomen was, en betuijgt hadde dat zulx voor hem niet wel mogelijk sal zijn, nademaal hij verklaren moest het grootste gedeelte der saken die bij dat papier vermeld staan, niet te kennen, en dat overzulx, wilde men deselve magtig worden, daartoe bequame luijden en kruijtkenners souden van nooden weesen.

Vermits men ook bij gerugten tijdinge ingekreegen heeft dat sommige onser oliphantsschieters door de caffers116 om het leeven souden zijn gebragt, en dat nu eenen Hendrik Scheffer,117 die op deese togt meede is uijtgeweest, aan de Caab te rug gekomen is, waarenbooven eenen Hendrik de Vries118 de jonge, die insgelijx van hetselve geselschap is geweest, alle dagen staat op te koomen, is derhalven goedgevonden en noodsakelijk geoordeelt dat men deese luijden een ordentelijk schriftelijk relaas ter secretarije deeses Gouvernements sal doen geeven,119 hoedanig sig dit geval in zijne omstandigheeden en oorsaaken, voor soo veel haer bekent is, heeft toegedraagen, en dat wijders voor eerst aan geene waagens meer sal worden gepermitteert om het schietten[sic]van oliphanten dien weg uijt te gaan, om dus alle verdere ongelucken soo veel moogelijk voor te koomen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.120

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 86-90.

Donderdag den {17370711} 11 Julij 1737, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Bij het jongst genomen besluijt van den 2 deeser maand onder anderen goedgevonden zijnde dat voor eerst aan niemand meer sal worden gepermitteerd om tot het schietten121 van oliphanten sig na den kant van het Cafferslant te moogen begeeven, is als nu wijders op de propositie van den Heer Gouverneur De la Fontaine beslooten en geen swarigheijd hierin gemaakt om aan de geene die verlof daartoe versoeken om naa den kant der Groote en Kl[e]ijne Namacquas oliphanten te gaan schieten, sulx te accordeeren, mits sorg dragende dat sij van die natien geen vee ruijlende, van daar komen meede te brengen.

En dewijl de gecommitteerdens die bij de post van den vaandrig Abel aan de Soute Rivier gesteld zijn, ten aansien aldaar geene goederen meer aankoomen, ter dier plaatse niet meer te doen hebben, invoegen den adsistent Jan Wiggertsz122 al voor eenigen daagen daarvandaan genoomen zijnde, bij de wasscherij aan het Roode Hek is gebruijk geworden, is derhalven als nu meede best gedagt dat men den boekhouder Daniel Heijning123 insgelijx van daer te rug roepen sal, op dat hij verders op andere plaatsen daar het nodig is, gebruijkt sal kunnen werden.

Vermits ook door de Edele Groot Agtb. Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland en Rotterdam door de eerste 52 amen, de helft witte en de helft roode, en door de laatste een quantiteijt van 10 of 12 leggers roode en een legger witte Constantia wijnen in goede Hollandsche amen van hier worden gevordert; is uijt dien hoofde goedgevonden dat deselve soo veel te bekoomen zijn sullen worden besorgt, en dat die voor Rotterdam in amen gesonden wordende, die voor Zeeland in halve leggers sal worden afgescheept, nademaal men gemelte halve veel beeter als heele leggers in de scheepen kan doen afstuwen.124

Waarna in overweeging genoomen zijnde dat den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weederom begint aan te naderen, is derhalven op het voordraagen van den Heer Gouverneur De la Fontaine vastgesteld dat men nogmaals billietten op den voet van het voorleeden jaar diesweegens sal doen aanplacken, onder anderen meede behelsende dat het een igelijk sal weesen gepermitteert die geneegen mogt zijn om een perceel van de pagt der coele wijnen, ofte wel deselve in ‘t generaal aan te neemen, bij welgemelten Heer Gouverneur in ‘t particulier schriftelijk te koomen opgeeven wat ider geneegen is voor een perceel der wijnpagt, dan wel voor die geheele pagt uijt te looven, soodanig als dit alles bij resolutien van den 17 Maij 1735 en 5 Junij des voorleeden jaers omstandiger word ter needer gesteld gevonden.

Wordende laa[t]stelijk door en Heer Gouverneur te kennen gegeeven dat een der vrouwen van wijlen den pangerang Loring Passir seedert het door ons genoomen besluijt van den 2 deeser lopende maend Julij, dat die familie met het schip ‘t Huijs te Rensburg na Batavia soude worden overgesonden, soodanig siek en slegt geworden is, dat hetselve na alle apparentie met dien bodem nu niet sal kunnen geschieden, weshalven om deese reedenen dan ook nader heeft moeten beslooten worden dat men deese menschen, bij aldien die vrouw soo swak blijft, tot andere bequame scheepsgeleegenth[e]ijd alhier sal laaten blijven vertoeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.125

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 91-97.

Dingsdag den {17370723} 23 Julij 1737, voormiddags.

Alle present, behalven den Edelen Heer Adriaan van Kervel door indispositie.

Vermits door het schielijk siek worden van eene der vrouwen van wijlen den pangerang Loring Passir, die seedert ook van deese siekte is koomen te overleijden,126 deselve familie niet met het schip ‘t Huijs te Rensburg na Batavia heeft kunnen vertrecken, is als nu nader goedgevonden dat die menschen neevens het lijk van gemelten pangerang met het schip Clarabeek naa eevengedagte hooftplaats sullen worden overgesonden; en dat ook behalven het geene dat aan haar bij resolutie van den 2 deeser maand toegestaen is, aan deselve sullen worden verstrekt de ordinaire onderhoudpenningen voor de maand Augustus aanstaande, op dat men soo doende haarlieder reekening hier meede bij de negotieboeken deeses Gouvernements sal kunnen verevenen en afsluijten.

Waarna door den Heer Gouverneur De la Fontaine te kennen gegeeven wierd dat Zijn Edele met den burger Johannes Coleijn weegens de uijt het vaderland gevorderde Constantia wijnen gesprooken hebbende, denselven aangenoomen heeft om die ter quantiteijt van 184 leggers roode en 74 leggers met witte wijn in ‘t geheel te sullen versorgen.

En dewijl men bereijts van de op deese stranden verbrijselde scheepen, soo wel als uijt de lading van het schip Westerwijk een goede partij packen, balen en cassen met lijwaaten, zijde, armosijnen en cattoene127 garens geborgen, gewasschen en droog heeft gekreegen, heeft derhalven, op dat weederom een begin met het op nieuws afpacken en besorgen deeser goederen sal kunnen worden gemaakt, ten aansien al de daarom heen geweest zijnde gonnijs en pakdoeken gantschelijk zijn verrot en bedorven bevonden, uijt dien hoofde moeten worden vastgesteld dat van de hier aankoomende scheepen al de oude zeijlen die zij zullen kunnen missen, sullen worden geligt en aangehouden om tot de voorsz afpacking gebruijkt te kunnen worden, in verwagting dat Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hoog Indiaasse128 Regeering de noodsakelijkheijd deeser ligting insiende, deselve ten besten sullen gelieven te duijden.

Voorts is van dienst en noodsakelijkheijd geoordeelt dat de soekels met foelij die uijt het schip Westerwijk aan de wal staan te koomen (welke foelij almeede gantsch onbequaam, bedorven en stinkende gevonden is) tusschen de muuren van het houthok sullen worden geplaatst, tot dat men ordre van Batavia sal ingekreegen hebben hoedanig daarmeede verders sal moeten worden gehandelt, dewijl den stank der gemelte foelij, die binnen een beslooten plaats schier onverdragelijk soude zijn, aldaar het minste sal koomen te incommodeeren.

Ook is op het gedane schriftelijk versoek van den onderstuurman op het ter rheede leggende schip Clarabeek , Steven Thomas Wildschut,129 aan denselven geaccordeert om vermits sijne onpasselijkheijd eenigen tijd ter deeser plaetse te moogen overblijven.

Na het welke door den soldij boekhouder encurator ad litester deeser plaatse, Cornelis Eelders, in Raade te kennen gegeeven wierd dat door hem in opsigt der goederen die van particulieren, op de jongste ter deeser rheede verongelukte scheepen bescheijden geweest zijnde, onder zijne administratie zijn gekoomen, soodanig zijnde gehandelt als het diesweegens genoomene besluijt van den 22 Maij laestleeden130 komt meede te brengen, onder hem nu nog verscheijde goederen sijn overgebleeven die het onmogelijk is te kunnen seggen aan wien deselve hebben toebehoort, en dat overzulx niemants reekening soo als andersints wanneer men de eijgenaars kende, soude moeten geschieden, daar voor kan gecrediteert worden; versoekende derhalven te moogen weeten hoedanig hij sig in dit geval sal te gedraagen hebben. Over het welke gedelibereert zijnde, is goedgevonden en best gedagt dat gemeltencurator ad litessal worden geordonneert al de voorseijde goederen publicquelijk te doen verkoopen, en dat de daarvan koomende penningen in ‘s Comps. cassa sullen worden getelt, om aldaar te blijven berusten tot dat imand kan aantoonen regt daartoe te hebben; sullende voorts twee gemerkte en verzeegeld geweest zijnde pakjes, neevens vier kasjes soo lang door dencurator ad litesmoeten worden bewaard tot dat men sal kunnen weeten of deselve aan imand die reets van hier vertrocken is eijgen zijnde, dit goed door die menschen dewelke haar regt daartoe in het vervolg sullen kunnen aantoonen, weederom opgeeijscht en na sig sal kunnen worden genomen.

Sijnde wijders van dienst geagt en besloten dat den vaandrig Rudolph Jurgen Abel van desselfs post aan de Soute Rivier bij het Roode Hek sal worden verplaatst, om aldaar opsigt over het wasschen van ‘s Comps. lijwaten te helpen houden; en dat den adjudant Jan Coenraad Warnicke weeder op die post sal worden gesteld, neevens den adsistent Jan Wiggertsz, om ter dier plaatse als gecommitteerde toesigt te kunnen houden, aangesien seedert het geresolveerde van den 11 deeser maand, wanneer de gecommitteerdens van daar sijn weg genoomen, weederom twee packen met lijwaaten onverwagt bij die post zijn koomen op te spoelen.

Waarna laastelijk vermits den boekhouder van het schip Watervlied op de herwaarts reijs is koomen te overlijden, den hier bescheijdenen adsistent Coenraad Pieter Keller131 daartoe is aangesteld geworden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.132

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 98-100.

Dingsdag den {17370730} 30 Julij 1737, voormiddags.

Alle present, uijtgesondert den Edelen Heer Adriaen van Kervel.

Vermits men teegenwoordig soo ver met de ontlossing van het op strand sittende schip Westerwijk gevordert is, dat vertrouwt word dat zulx gevoeggelijk sal kunnen geschieden, is derhalven op de gedane voorstelling van den Heer Gouverneur De la Fontaine voor ‘s Comps. meesten dienst goedgevonden en beslooten dat den equipagiemeester Jacobus Möller sal worden geordonneert dat hij soo draa de geleegentheijd sig hier toe na zijne gedagten met hoog springteij133 ofte anders het bequaamste komt op te doen, sal kunnen voortvaaren met alles wat doenelijk is in het werk te stellen om het voormelde schip Westerwijk van strand af te winden en weeder ter rheede te brengen, omtrent welke uijtvoeringe verders alles zijne sorge aanbevoolen blijft, ten eijnde hij daarmeede, na het door hem in den jaare 1728 gegeeven zijnde voorbeeld, van het schip Haarlem , sal kunnen handelen, welk besluijt aan gedagten equipagiemeester staande vergadering is gecommuniceert, met ordre om nu verders sorge te draagen dat hetselve zijn behoorelijke uijtvoeringe koome[n] te erlangen.

Sijnde insgelijx goed gedagt dat men billietten sal doen affigeeren tot advertentie dat vermits den gewoonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, daaruijt niets meer sal worden verstrekt naa den 15 der aanstaande maand Augustus voor en al eer deselve pakhuijsen beho[o]relijk door gecommitteerdens sullen opgenomen weesen.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.134

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

C. 103, pp. 101-111.

Dingsdag den {17370813} 13 Augustus 1737, voormiddags.

Alle teegenwoordig.135


Na het welke in aanmerking sijnde genoomen het groot perijkel en leevensgevaar dat die geene komen te loopen dewelke in het ruijm van het op strand sittende schip Westerwijk werken moeten, dermaten dat men niemand der mattroosen136 heel ligt daartoe meer krijgen kan, is om eenige tot dit gevaarelijk werk weederom aan te moedigen, best geoordeelt dat men aan ses man, die sig eerst daartoe willen laten gebruijken, ider een vereering van thien, en dus te samen een somma van sestig rijxdaalders toeleggen sal, die aan haar gevolglijk uijt ‘s Comps. cassa sullen worden afgegeeven.

Aldus geresolveerd ende g’arresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.137

[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.

[Signed:] A. V. KERVEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.


## Footnotes


  1. Die Politieke Raad het op 4.4.1737 ook vergader. (Kyk C. 614Dag Register, 4.4.1737, pp. 205-206.) Die kladnotule van daardie vergadering lui soos volg: “Donderdag den 4e April 1737, voormiddags. Alle present, behalven de Heer Van Kervel. Syn twee persoonen vrij geworden en drie bediendens van het hospitaal verbetert”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 4.4.1737, p. 412.) Die twee persone wat hulle vrybriewe ontvang het, was heelwaarskynlik Michiel Groots van Rosleben en Ignatius Ferreira van Lissabon. (Vgl. C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 45-46 en 53-54.) 

  2. Hermanus de Vrij van Amsterdam was die skipper van Meijenberg . Die instruksies aan hom as bevelvoerder van die retoervloot, kan gevind word in C. 138 Bylagen tot deResolutiën, Raad van Politie, 1737: instruksies, 31.12.?, pp. 201-255. 

  3. Marinus Dringe van Zierikzee was die skipper van die Casteel van Woerden

  4. Joris Davidson van Amsterdam was die skipper van die Wapen van Hoorn

  5. Simon Mulder van Vlissingen was die skipper van Coxhoorn

  6. Lucas Crootjes van Hoorn was die skipper van die Vis

  7. Pieter Visscher van Amsterdam was die skipper van Kerkzigt

  8. Jan van Hengelen van Amsterdam was die skipper van Vreeland

  9. Die skipper van Westcappelle

  10. Die skipper van Beukesteijn

  11. Die skipper van die Huijs den Eult

  12. Die skipper van Van Alsem

  13. Jacobus Mersen (vgl. sy handtekening onder hierdie resolusie) was die boekhouer op Coxhoorn

  14. Die skippers van Flora , Paddenburg en IJpenroode was onderskeidelik Gerrit Pik van Amsterdam, Arij van Veurden van Delft en Dirk Elsberge van Stockholm. 

  15. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryf Turksse

  16. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryf Turksse

  17. In die Haagse kopie verbeter nalijfeijgenen

  18. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfmeeriteerendei.p.v.meriteerende

  19. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 8.4.1737, p. 412. 

  20. In die Haagse kopie verbeter nageresolveert

  21. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 18.4.1737, p. 413. 

  22. Die Politieke Raad se besluit om die sekunde toestemming te verleen om verliese af te skryf, is hieronder weggelaat. Onder die verliese was o.a. drie slawe, een slavin, elf slawekinders, agt bandiete, 123 beeste, drie perde, agt esels en 28 bokke. (Vgl. C. 30Resolutiën, Raad van Politie1, 7.5.1737, pp. 129-132; C. 292Memoriën en Rapporten, 7.5.1737, pp. 561-563.) 

  23. Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 12.9.1736, pp. 807-813. 

  24. Vasco da Gama het St. Helenabaai só genoem omdat hy die baai op 4.11.1497, die dag van die Heilige Helena, met sy vloot ingeloop het. 

  25. Kyk C. 444Inkomende Brieven, Raad van Politie: Kamer Amsterdam - Goew. en Raad, Kaap, 24.12.1737, pp. 477-479. 

  26. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfFranssen

  27. Kyk C. 28Resolutiën, Raad van PolitieII, 29.4.1734, pp. 356-359. 

  28. Die Olifantsrivier , wat aan die Kaapse weskus in die Atlantiese Oseaan vloei, was aan die Hottentotte as Tharakkama (ruie rivier) bekend, terwyl die Portugese dit Rio do Infante genoem het. In 1660 het die Hollanders dit sy huidige naam gegee. 

  29. Pieter Jubbels van Keulen is op 8.11.1699 met Margaretha Dusobry getroud. In 1706 vertrek hy en sy gesin na Batavia, maar in 1723 keer hy terug en op 7.12.1723 ontvang hy toestemming om hom weer aan die Kaap te vestig. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 67-68. 

  30. Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfIndiaasse

  31. Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfoptineeringi.p.v.obtineering

  32. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 57-58 en 65-66. 

  33. Jan Heyns (1688-1739), ‘n seun van Paul Heyns en Maria Schalk, is op 12.12:1723 met Maria Colyn getroud. Hulle het twee kinders gehad: Maria Cornelia en Paul Johannes. 

  34. Timor is die grootste van die Klein Soenda-eilandegroep oos van Java. 

  35. Kyk C. J.19Oorspronklike Regsrolle en Notule(Krimineel Alleen), 28.3.1737, pp. 26-28. 

  36. Jacob de Vries, ‘n seun van Hendrik Abraham de Vries en Maria Zaayman, is in 1707 op Mauritius gebore en is op 4.11.1708 saam met sy twee broers in die Kaap gedoop. Hy is op 12.9.1728 met Margaretha du Plooy getroud. Hulle enigste kind, Hendrik, is in 1734 gebore. De Vries is in 1738 oorlede. 

  37. Kyk C. J.19Oorspronklike Regsrolle en Notule(Krimineel Alleen), 28.3.1737, pp. 24-26. 

  38. Tobias van Eck (1705-20.1.1775) was die seun van Cornelis van Eck en Elisabeth Schmidt. Op 8.2.1728 is hy met Elizabeth van Nieuwenbroek (1710-4.2.1785) getroud. Hulle het nie kinders gehad nie. 

  39. Sophia van Eck is in Amsterdam gebore. Sy is op 22.7.1714 met Gerrit Vermaak getroud, maar weens die mishandeling wat sy van hom moes verduur, het sy en hulle kind, Cornelis, hom verlaat. 

  40. Vermaak het as messelaar ‘n bestaan gemaak, maar op 2.2.1723 is hy weens wangedrag weer deur die Kompanjie in diens geneem. Afgesien van die kind uit sy huwelik met Sophia van Eck, het hy ook ‘n buite-egtelike kind by Catharina van Colombo gehad. 

  41. In die kladnotule van hierdie vergadering is die volgende ongenotuleerde sake aangeteken . Eenige verbeteringen onder ‘t guarnisoens volk gedaan. … Pool ƒ24 en Bartho ƒ20 gegeven. Claas Pelie in vrijdom gestelt. Borgert Borgertsz geaccordeert een slavin vrij te mogen geven”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 7.5.1737, p. 413). Borgertsz en Pelie se versoekskrifte kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 55-56 en 69-70. 

  42. Die Politieke Raad het op 16.5.1737 ook vergader. (Kyk C. 614Dag Register, 16.5.1737, p. 225.) Die kladnotule van daardie vergadering lui soos volg: “Donderdag den 16e Maij 1737, voormiddags. Alle present. Jan Meijdregt om voor de kost scheepsdienst te doen, na ‘t vaderland te senden. Een soldaat tot ƒ30a usuverbetert”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 16.5.1737, p. 413.) Van Mydrecht was ‘n vryburger aan die Kaap. 

  43. ‘n Beskrywing van die ramp kan gevind word in C. 614Dag Register, 21.5.1737, pp. 228-237. 

  44. Kyk C. 682Origineel Placcaat Boek, 18.6.1722, 29.9.1722 en 3.7.1728, pp. 185-189, 190-203 en 419-422; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek11 (18.6.1722, 29.9.1722 en 3.7.1728), pp. 89-90, 90-94 en 142-143. 

  45. Die skrywer van die Haagse kopie het ookmattroosengeskryf. 

  46. Kyk C. 683Origineel Placcaat Boek, 21.5.1737, pp. 21-24; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek11 (21.5.1737), pp. 162-163. 

  47. Die kladnotule van hierdie resolusie kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 21.5.1737, p. 414. 

  48. Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfIndiaasse

  49. Kyk C. 439Inkomende Brieven, Raad van Politie: Goew.-gen. en Raad, Batavia - Goew. en Raad, Kaap, 19.3.1723, pp. 583-597. 

  50. Die datum is 4 Desember 1722. Kyk C. 124Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie: uittreksel uit resolusie van Raad van Indië, 4.12.1722, p. 345. 

  51. In die Haagse kopie staan ookmattroosen

  52. Kyk C. 439Inkomende Brieven, Raad van Politie: Goew.-gen. en Raad, Batavia - Goew. en Raad, Kaap, 30.11.1722, pp. 425-466. 

  53. Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfemploojabel

  54. Van Riebeeck maak reeds op 10.4.1652 in die dagverhaal melding van “de Soute-Revier ” Die rivier het in Tafelbaai in die see geloop en het sy naam aan die brak water daarin te danke gehad, om dit te onderskei van die rivier met vars water wat naby die Fort in die see geloop het. 

  55. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 22.5.1737, p. 414. 

  56. Jacobus Blankenberg was die seun van Johannes Blankenberg en Catharina Bouman. Hy het in 1732 as adelbors by die Kompanjie diens aanvaar en is in 1735 tot assistent bevorder. In 1736 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 9.3.1738 met Cornelia de Kock (1715-1746), die weduwee van Floris Meyboom, getroud. Na haar dood is hy weer met Elisabeth Catharina van den Heuvel (1719-9.6.1765), die weduwee van Jan Lourens Bestbier, getroud. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 81-82. 

  57. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 24.5.1731, pp. 83-84. 

  58. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 85-86. 

  59. Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfmattroosen

  60. In die kladnotule van hierdie vergadering is die volgende ongenotuleerde sake aangeteken: “… Een jongen en meijd van de wede. Sevenhoven vrij te geven. Jan Dirk Hiddeman vrij geworden …” (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 28.5.1736, p. 414.) Mensje Pietersz, weduwee van Daniel Sevenhoven, se slaaf en slavin is op 4.6.1737 vrygestel. (Kyk C. J.3087 Gemengde Notanële Stukke: vrybriewe, 4.6.1737, pp. 111-112 en 113-114.) Jan Dirk Hiddeman se versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 77-78. 

  61. Die skribent van hierdie resolusie sowel as die kopiïs van die Haagse kopie het deurgaanssoekelsi.p.v.sokkelsgeskryf. 

  62. Kyk C. 354Attestatiën, 30.5.1737, pp. 185-187. 

  63. Hierdie berg aan die kus van Tafelbaai , oos van Robbeneiland , is so genoem omdat dit uit die see blou vertoon. 

  64. In die Haagse kopie staan ookIndiaasse

  65. Kyk C. 439Inkomende Brieven, Raad van Politie: Goew.-gen. en Raad, Batavia - Goew. en Raad, Kaap, 31.10.1721, pp. 1-33. 

  66. ‘n Ou vorm virterdege

  67. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 30.5.1737, p. 415. 

  68. Die Politieke Raad het op 4.6.1737 ook vergader. (Kyk C. 614Dag Register, 4.6.1737, p. 249.) Die kladnotule van daardie vergadering lui soos volg: “Dinsdag den 4e Junij 1737, voormiddags. Alle tegenwoordig. Eenige verbeteringen soo in ‘t guarnisoen als op de werf gedaan. Hans van Colen vrij geworden. Een cock en trompetter verandert tot adelborsten a ƒ10. Jacobus Hendriksz toegestaan een slavin vrij te geven”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 4.6.1737, p. 415.) Van Kolen en Hendriksz se versoekskrifte kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 93-94 en 107-108. 

  69. Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfmattroosen

  70. Veenendaal was ‘n passasier op IJpenroode

  71. Daar het altesaam agt “bergwerkers” met die retoervloot uit Batavia vertrek, t.w. Jan Godfried Gudler, Hendrik Godfried Harmans, George Willem Andre, Christiaan Slossen, Jan Tobias Kers, Arent van Marle, Hans Michiel Greemke en Jan Michielsz. 

  72. Die skywer van die Haagse kopie gebruik ook die Middelnederlandse vormcattoen

  73. In die Haagse kopie staan ookmattroosen

  74. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 105-106. 

  75. In die oorspronklike versoekskrif staan ookgeatsisteert. Die skrywer van die Haagse kopie het dit egter verbeter nageadsisteert

  76. In die kladnotule van hierdie vergadering is die volgende ongenotuleerde besluite aangeteken … Johannes Jansz toegestaan een meijd vrij te geven. Johannes van Kervel tot boekhouder met ƒ30 aangestelt. De boekbinder volgens gewoonte verbetert”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 11.6.1737, p. 416.) Johannes Jansz se versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 97-98. Valentyn Eggert van Maagdeburg het op daardie stadium as boekbinder aan die Kaap diens gedoen. 

  77. Kyk C. 292Memoriën en Rapporten, 18.6.1737, p. 565. 

  78. In die Haagse kopie staanlijfeijgenen

  79. Die verklarings kan gevind word in C. 354Attestatiën, 1/4.6.1737, pp. 145, 149, 153, 157, 161, 169, 173, 177 en 181. 

  80. In die Haagse kopie staan ookcattoene

  81. Waarskynlik word bedoelvoluminositeit

  82. Kyk C. 445Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 14.11.1736, pp. 881-884. 

    1. Die kopiïs van die Haagse kopie het dit verbeter nademissie.

  83. In die kladnotule is twee besluite wat nie in hierdie resolusie opgeneem is nie: “Christoffel Pieter Chelijn en Jan Jacob Cop vrij geworden. Den provisioneel adsistent die gecommitteert is, tot ƒ20 verbetert. …” (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 18.6.1737, p. 416.) Jan Jacob Cop en Christoffel Pieter Chelyn se versoekskrifte kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 109-110 en 117-118. 

  84. Kyk C. 354Attestatiën, 19.6.1737, pp. 201-207. 

  85. Die kopiïs van die Haagse kopie het ook geskryfmoomenten. In die oorspronkhike verklaring staan egtermomenten

  86. Volgens dieWoordenboek der Nederlandsche Taalmoet dit weesbarghoutofberkhout

  87. Volgens dieWoordenboek der Nederlandsche Taalen Van Lennep seZeemans- Woordeboekis sekere soorte veenmos gedroog en gebruik om die nate van houtskepe mee dig te maak. 

  88. Sowel die Haagse kopie as die oorspronklike verklaring gebruik ook deurgaans die meervoudsvormseësofzeësi.p.v.zeeën

  89. Jan van Thiel van Duijnbeek was die skipper van Duijnbeek

  90. Gerrit Pik van Amsterdam was die skipper van die Flora

  91. Hendrik Orsel van Enkhuizen was die skipper van die Buijs

  92. Jan van Heemster van Delfshaven was die skipper van Rodenrijs

  93. Jurriaan Zeeman van Koningsbergen was die skipper van Goudriaan

  94. Wouter Bosch van Amersfoort was die skipper van Westerwijk

  95. Arij van Veurden van Delft was die skipper van Paddenburg

  96. Jelle Jellesz van der Schilde van Medenblik was sedert 1720 as skeepstimmerman aan die Kaap werksaam. Twee jaar later het hy baas-skeepstimmerman geword. Hy was met Elisabeth Louw getroud. Van der Schilde is in 1737 oorlede. 

  97. Marten Mijers van Geertruydenberg was skeepstimmerman op Goudriaan

  98. Adriaan Delkoer van Middelburg was skeepstimmerman op Rodenrijs

  99. Jan Abraham van Hunne van Gouda was opperskeepstimmerman op die Flora

  100. Pieter Doesse van Dort was onderskeepstimmerman op Paddenburg

  101. Jacob Hes van Amsterdam was skeepstimmerman op Rodenrijs

  102. In die oorspronklike verklaring teken hy sy naam Fedr. Alst. In die skeepslyste word hy vermeld as Frederik Aalsloot. Hy was afkomstig van Delft en was onderskeepstimmerman op Duijnbeek

  103. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfsaaijsoen

  104. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfonvermeijdelijke

  105. Die boekhouers op Rodenrijs , IJpenroode en Flora was onderskeidehik Cornelis Hendrik de Munnik, Jan Snoek en Jacob de Lange. 

  106. De Vries was ‘n passasier op IJpenroode en Koster op Paddenburg

  107. Onderskeidelik Jan Sluijter van Amsterdam, Jan Hilligers van Lobenstein en Matthys Jansz van Enkhuizen. 

  108. In die kladnotule is die volgende ongenotuleerde besluite aangeteken: ” …Met Ridderkerk sal ‘t restant der tarwe worden overgesonden dewijl dit schip hier lossen moet … Twee verbeteringen in de stal gedaan. Eenige verbeteringen op de scheepen syna usugoedgekeurt geworden”. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 22.6.1737, p. 417.) 

  109. Hendrik Albertus Gildenhuys (1717-1751) was die seun van Hendrik Gildenhuys en Elsabe Meyer. Hy is op 9.11.1738 met Elisabeth Taillefert (1718-1793) getroud. Gildenhuys het die plase Vondeling in die Drakensteinse distrik en Geitenbergfontein by Saldanhabaai besit. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 125-126. 

  110. Die getuigskrif, onderteken deur Simon Hasewinkel, Elsabe Meyer en Johannes Cruywagen, kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 1.7.1737, p. 127. 

  111. Anna Heylon (1692-29.10.1772) was op hierdie stadium reeds die weduwee Van den Berg, aangesien haar tweede man, Dirk Jansz van den Berg van Bremen, met wie sy op 20.11.1729 getroud is, reeds in 1733 oorlede is. Sy was die dogter van Jacob Michielsz Heylon en Johanna van Madras, en is op Mauritius met haar eerste man, Jacobus van Laar (1677-1728) van Amsterdam, getroud. 

  112. Sy regte naam was Johannes Augustus Dreyer (1.1.1668-6.4.1759) en hy het ook in sy testament bepaal dat sy kinders as Dreyer bekend sal staan. Hy was die seun van ds. Johannes Dreyer en Anna Catharina Jensen, en is in Grube , Holstein , gebore. In 1713 het hy as adelbors na die Kaap gekom en het twee jaar later bode van die landdros van Stellenbosch geword. Op 7.11.1724 het hy ‘n vryburger geword, maar in 1727 het hy weer as bode van die weeskamer by die Kompanjie in diens getree. Dreyer is op 31.1.1716 met Sara van Wyk getroud. 

  113. Jan Andries Truter (1694-19.11.1772) van Oosterode het in 1722 as soldaat na die Kaap gekom en het hier die Kompanjie se tuinier geword. Hy het dié pos beklee totdat hy in 1755 uit die diens getree het. Truter was twee keer getroud: op 7.3.1728 met Margaretha Hasewinkel (1702-1732) en weer op 28.9.1732 met Maria Kuiperman (1715-1755). 

  114. Die skrywer van die Haagse kopie het dit verbeter naplanten

  115. Die woordcafferword hier klaarblyklik nie in sy ou betekenis, nl.swart slaaf, swart geregsdienaar, gebruik nie, maar wel om lede van die swart ras aan te dui. 

  116. Hendrik Scheffer van Wetzlar het in 1705 as smit in diens van die V.O.C. na die Kaap gekom en het ses jaar later ‘n vryburger geword. Hy is op 14.5.1707 met Susanna Greeff getroud en is in 1738 oorlede. 

  117. Hy was die seun van Hendrik Abraham de Vries en sy twee vrou, Johanna van Es. 

  118. Kyk C. 354Attestatiën, 10.7.1737, pp. 313-324. 

  119. Die Raad het ook Jacobus Blankenberg se versoek om uit die Kompanjiesdiens te mag tree, toegestaan. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 2.7.1737, p. 418; C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 119-120.) 

  120. Die skribent van die Haagse kopie het dit verbeter naschieten

  121. Jan Wiggertsz van Deventer is op 22.3.1736 aangestel as assistent op die sekretarie van die Politieke Raad. 

  122. Daniel Heyning (1714- 7.8.1761) was ‘n seun van die lid van die Politieke Raad, Nicohaas Heyning, en sy vrou Geertruyd Vermey. Die Politieke Raad het hom op 10.10.1730 in diens geneem. Op 22.3.1739 is hy met Maria Magdalena Pasques de Chavonnes getroud. Sy was ‘n dogter van kaptein Dominicus Marius Pasques de Chavonnes en sy tweede vrou, Isabella Bolwerk, en was eers met Pieter Willem Kesteloo getroud. 

  123. Volgens dieWoordenboek der Nederlandsche Taalbetekenafstuwen: (swaar voorwerp) stuwend voortbeweeg, met inspanning van kragte wegdruk. Uit die sin blyk dat hier eintlik bedoel wordstuuwen: opeen pak of stapel in ‘n ruimte, ‘n skeepslading sodanig pak dat dit die minste ruimte in beslag neem en nie sal verskuif nie. In die kladnotule wordstuwengebruik. 

  124. In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn slegs een saak wat nie hier opgeneem is nie: “Verbeteringen op Rensburg “. (Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 11.7.1737, pp. 418-419.) 

  125. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfoverleijden

  126. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfcattoene

  127. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfIndiaasse

  128. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 137-138. 

  129. In die Haagse kopie staan ookjongstleeden

  130. Coenraad Pieter Keller van Ryneveld was sedert 1736 as assistent in die soldykantoor werksaam. 

  131. In die kladnotule van hierdie vergadering verskyn die volgende ongenotuleerde sake: “… Laurens Staaf ƒ26 en Robert Ilson ƒ18 gegeven. Reijnier la Febre ƒ24 toegevoegt. Johan Ernst Soljer tot ƒ18 verhoogt. Een knegt van Eksteen vrij geworden …” Verbeteringen op de scheepen”. (Vgl. C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 23.7.1737, pp. 419-420.) Die kneg aan wie ‘n vrybrief toegestaan is, was Marten Valk. (Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 129-130; C. J. 2884 Kontrakte, 12.6.1734, pp. 264-266.) 

  132. In die Haagse kopie verbeter naspringtij

  133. Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 30.7.1737, p. 420. 

  134. Die gedeelte wat hieronder weggelaat is, bevat ‘n memorie waarin die sekunde, Adriaan van Kervel, die afskrywing van verliese versoek. Die Politieke Raad het sy versoek toegestaan. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie1, 13.8.1737, pp. 217-226; C. 292Memoriën en Rapporten, 13.8.1737, pp. 569-576. 

  135. Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfmattroosen

  136. Die volgende besluite is nie in hierdie resolusie opgeneem nie: “…Eenen Raats in dienst te nemen voor ƒ5 als ‘t nodig is: dit is niet geschied. De zoon van Neder a ƒ20 verbetert .Fiatburger notulen geapprobeert. Eenige verbeteringen op Patmos goedgekeurt”. Onderstaande besluit is ook in die kladnotule aangeteken, maar is later weer deurgehaal: “Een sergeant en corpl. aangestelt in ‘t guarnisoen”. (Vgl. C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 13.8.1737, p. 420.) Volgens die monsterrol vir 1738 is Johannes Needer jr. as assistent in die soldykantoor aangestel. Die besluite van die burgerkrygsraad wat goedgekeur is, het betrekking op die bevordering van korporaal Jan Jurgen Schreuder tot die rang van sersant en van Jan Marten Zangh tot korporaal in die burgermilisie. (Kyk B.K.R.1 Notules van Vergaderings van die Burgerkrygsraad, 5.8.1737, pp. 126-127.)