C106 v1.20
C. 106, pp. 2-8.¶
Woensdag den {17380129} 29 Januarij 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig.1
Ingevolge het geresolveerde van den 20 deeser maand is huijden morgen ter vergaderinge nogmaels besloten dat de solemniteijten en het ceremonieel daarbij vervat, weegens de voorstelling en het doen van den eed van trouw en onderdanigheijd aan den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valkenier, als nu behoorlijk opgevolgt en ter uijtvoeringe sullen gebragt werden; navolgens het welke soo heeft eerst den Heer gezaghebber Van den Henghel in presentie en ten overstaan van de leeden des Politicquen Raads den vereijschten eed gepresteert, naa het voorschrift ons ten dien eijnde van Batavia toegezonden,2 en hebben vervolgens alle de raadspersoonen, namentlijk eerstelijk die van politie, en na dat hierop de deuren van de raadzaal geopend waren, die van justitie, mitsgrs. de predicanten, militairen en burger officieren, die van Stellenbosch en Drakensteijn daaronder begreepen zijnde, neevens de verdere gequalificeerde dienaren der E. Comp. en burgers, hoofd voor hoofd, en ider in het bijzonder, den eed ingevolge van hetselve voorschrift aan handen van den Heer gesaghebber meede solemneelijk afgelegt; na verrigting van hetwelke welgem. Heer gesaghebber neevens de gantsche vergadering opstaande, gezamentlijk gingen na de puije deeser Fortresse, alwaer de overige burgerije vergadert, en de geheele militie onder haare vaandels in de wapenen gerangeert stond, aan dewelke eerst na voorgaande clokroering de acte van authorisatie en publicque voorstelling van den Hoog Edelen Heere Adriaan Valkenier als Gouverneur Generaal van Neederlands India, gegeeven in het Casteel Batavia op den 28 September des voorleeden jaars,3 met den daarbijgevoegden eed van trouw en onderdanigheijd door haar aan welgem. Zijn Hoog Edelheijd te doen, publicquelijk wierd voorgeleesen en bekend gemaekt; wordende hierop denselven Hoog Edelen Heere Gouverneur Generael Adriaan Valkenier als soodanig door den Heer gezaghebber Van den Henghel alle den volke voorgesteld, met ordre en recommandatie dat een igelijk Zijn Hoog Edelheijd, in maarkoming4 ende betragtinge van zijnen schuldigen pligt daarvoor voortaan zal hebben te erkennen, eeren, respecteeren ende gehoorsamen, het geen door de gantsche gemeijnte volveerdig met het uijtroepen van ja beandwoord en besworen wierd, waarop voorts drie decharges uijt de musquetterije, ider met een canonschoot tusschen beijden gedaan, en alle het canon op de wallen deeses Casteels leggende losgebrand, mitsgrs. bovensdien van de hier ter rheede geankerde scheepen ider na haer rang geschooten wierd, treckende de militie vervolgens weeder behoorlijk af en ider na zijn besch[e]ijden plaats, gelijk ook den Heer gezaghebber verseld van alle de raadsleeden en verdere gequalificeerdens na des Edelen Heer Gouverneurs wooning te ruggekeerden, alwaar deselve soo ‘s Comps. dienaaren als die van de burgereije5 en aanweesende scheepen vrindelijk door gemelten Heer gezaghebber ter maeltijd onthaald wierden; onder seer hertelijke en eerbiedige toewensching dat Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Heere Gouverneur Generael Adriaan Valkenier dit hoog eminent en swaarwigtig ampt, ondersteunt door den zeegen des Alderhoogsten, een geruijmen tijd van jaaren sal moogen bekleeden, en dat alle desseijnen, soo te water als te lande, ten dienste der generaale maatschappije tot welweesen onses lieven vaderlands onder Zijn Hoog Edelheijds wijse regeering gelucking sullen moogen werden uijtgevoerd, ten gewenschten eijnde gebragt, waarmeede deese plegtigheeden dan ook zijn beslooten geworden.6
Aldus geresolveert, g’arresteerd en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 106, pp. 9-18.¶
Dingsdag den {17380204} 4 Februarij 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Van den gesaghebber van het in de Saldanhabaaij vertoevende schip de Petronella Alida , Gerrit Scheepsbouwer, beneevens de opperstuurlieden Cornelis van der Smisse en Jan Knoop, dewelke volgens besluijt van den 15 Januarij passo. gecommitteert zijn geworden om dien bodem nader te visiteeren, weederom twee brieven, gedateert onder den 31 dier maand,7 ontfangen zijnde, waarvan de laatste is van den volgende inhoud:
‘Cabo de Goede Hoop.’
‘Wel Edele Gestr. Heer en gezaghebber, Hebben op Saterdag den 25 deeser alle noodsakelijkheeden aangewend om het schip de Petronella Alida op zij te winden, edog alles te vergeefs, en sware ongelucken te verwagten hadden, dierhalven alles weederom werkstellig maakten om het schip de Petronella Alida op grond touwen over zij te winden, ‘t welk wij praesumeerden het beste te zijn, en gisteren naa de middag het schip bovengem. op zij gekreegen, met de bovenkant van de kiel boven water, en bevonden reets 16 a 17 voet van de kiel weg te zijn, nog bovendien 18 a 20 voet beschadigt, aan splinters en aan vlarden8 , hebbende niet alleen op een, maar wel op vijf plaatsen swaar gestoten, en de kimmen van het schip alzoo vrij wat ingeset, daar teegenwoordig nog versch[e]ijde steenen of klippen in vast sitten, denken dat deselve tusschen de inhouten sullen insitten, en dat daar wel eenige van gebrooken zullen zijn, praesumeeren meede dat de kiel niet alleen van buijten weg, maar ook van binnen aan stucken zal zijn, daarom veel swarigheijd maaken om positief aan de Wel Edele Gestr. Heer en gesaghebber te schrijven of het schip de Petronella Alida in staat zal zijn om hier gerepareert te konnen worden, vermits de timmerlieden haar niet vertrouwen dat iets af te sloopen of te breeken, terwijl zij geen fondament konnen vinden om weeder op te bouwen, ook zijn wij niet in staat om met deese materialen het bovengem. schip verder boven water te konnen krijgen, vermits van de b[e]ijde scheepen alle cabeltouwen, parellijns, gijnlopers, bloks, schijven en bouten en alle nodigheeden die hier hebben, niet meer te vertrouwen zijn, zijnde meede het spil van de eene caapstander ook aan stucken en onbruijkbaar, moetende meede gister avond het schip laaten opgaan, terwijl het water in ‘t ruijm gestadig teegen 2 pompen aangroeijde.’
‘Versoeken dierhalven ootmoedig aen d’ Wel Edele Gestr. Heer en gesaghebber om naader ordre hoe wij ons omtrent in deese toestand sullen hebben te gedraagen en verblijven’
‘(Onderstondt) Wel Edele Gestr. Heer en gezaghebber, Uwel Edns. gehoorsame en ootmoedige dienaers, (was geteekent) Cornelis van dr. Smisse, Jan Knoop. (In margine) In ‘t schip de Keetel leggende geankert in de Hoetjesbaaij , den 31 Januarij 1738.’
Uijt dewelke zijnde koomen te blijken welke swarigheeden dat ër worden gemaekt in opsigt der te doene reparatien aan het voormelde schip de Petronella Alida , sodanig dat selfs door haarlieden, om de bij dien brief geallegueerde reedenen in twijffel getrocken word of deselve aldaar wel zullen kunnen geschieden, versoekende hierom met eenen om ordre hoedanig zij sig verders in dit geval sullen te gedraagen hebben, en bovensdien dat aan haar eenige noodige materialen tot het kielen en verder besigtigen van dien bodem mogten worden toegesonden; is derhalven, na dat men over deese saaken de gedagten met ernst hadde laten gaan, en na dat den equipagiemeester, Jacobus Möller, diesweegens staande vergadering gehoord zijnde, denselven van gedagten was dat het niet wel mogelijk konde zijn dat volgens den inhoude van het voormelde schrijvens de kiel van de Petronella Alida midden door gebrooken, of dat de kinnmen9 geboogen ofte geweeken souden kunnen weesen, want als zulx sig soodanig bevond, dat dit schip dan niet alleen soude weesen te repareeren, maer dat het ook niet doenelijk soude geweest zijn dat het selve de reijs van St. Jago tot hier toe soude hebben kunnen volbrengen, en dat de voorseijde gecommitteerdens om daer van met fondament te kunnen oordeelen alles niet naukeurig genoeg hebben kunnen ondersogt, of misschien niet hebben kunnen ondersoeken, aangesien zijlieden de kiel niet eens boven water hebben gehad, of door het opcappen van de buijtenhijit, of van binnen, hebben kunnen ontwaren of de kimmen effectivelijk souden weesen geweeken ofte niet, of hoedanig het daarmeede eijgentlijk is geleegen, waarom hij sustineerde dat ër een nader ondersoek van dat schip dienden te worden gedaan, en dat men eenig goed besluijt in opsigt van hetselve soude kunnen neemen, dewijl hij equipagiemeester voor soo veel hem de saak tot nog toe voorkomt, vaststelde dat die kiel wel te herstellen sal weesen; hierop voor ‘s Comps. meesten dienst nodig geoordeelt en goedgevonden dat met een der hier permanente landsboots (aangesien wij ons tot geen gering ongerief en verleegentheijd in alle voorvallende saaken van alle andere vaartuijgen of middelen ontbloot bevinden) ten voorschreeven eijnde tot het kielen van de Petronella Alida , na de Saldanhabaaij sullen worden afgesonden 4 ps. wandt, 4 ps. leijken, 1 ps. balk van 20 voeten lang, 1 ps. balk van 12 voeten tot het maken van een spil, 4 sware blox en 1 halve eijcke plank van 8 dm. Waar en boven aan den gesaghebber van dien bodem neevens de meergemelde gecommitteerdens bij missive10 sal worden geordonneert dat soo dra deese goederen door haar sullen ontfangen zijn, zijlieden aanstonts sonder eenig het minste versuijm handen aan het werk slaan, en daarmeede alle vereijschte klarigheeden sullen moeten maken om gesegde schip de Petronella Alida nogmaals op de eerste ordre te kunnen kielen, nademaal als nu wijders goedgevonden is dat den equipagiemeester Möller beneevens den schippers Jan van Thiel, Gerrit Pik en Arije van Veurden bij deesen sullen worden gecommitteert om dien bodem selfs te gaan besigtigen, en daaromtrent soodanig te handelen als door haarl. ten meesten dienste der E. Comp. sal worden gevonden te behoren, ten welken eijnde zij met den eersten van hier over den landweg derwaerts vertrecken, en ook in alles wat dit werk aangaat, aldaer de behulpsame hand geboden en gehoorsaamt zullen moeten werden; sijnde voorts, dewijl de nodige provisien voor de scheepen de Keetel en de Petronella Alida bereijts van hier afgesonden en versogt zijn, diesweegens niets meer te noteeren; maer aan de opperhoofden van het soo eevengedagte schip de Keetel sal met eenen worden geordonneert dat zijlieden soo lang als zulx ten dienste van de Petronella Alida door onse voorseijde gecommitteerdens noodig geoordeelt word, in de Saldanhabaaij sullen moeten blijven vertoeven, dog dat soo dra deese oorsaek van verblijf aldaar komt op te houden, zij sonder eenige de minste versuijmenis of uijtstel soo ras het haar eenigsints mogelijk sal zijn, zullen moeten tragten herwaarts op te koomen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.11
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 106, pp. 19-30.¶
Donderdag den {17380206} 6 Februarij 1738, voormiddags.
Alle present.12
En dewijl uijt het veel geagt aanschrijvens Hunner Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seeventhienen van den 17 September des gepasseerden jaars,13 dat op heeden in Rade geleesen ende geresumeert is, is comen te blijken dat het Haar Wel Edele Hoog Agtb. behaagt heeft den E. ondercoopman en winkelier, Martinus Bergh, tot coopman, mitsgrs. de boekhouders Willem van Kerkhoff en David D’Aillij tot ondercoopluijden te bevorderen, zullen derhalven op haarlieder hierom gedaan zijnde versoek, welgemelte onse Heeren en Meesteren op het onderdanigst werden bedankt voor deese goedheijd dus genereuselijk aan deselve haare dienaren beweesen, gelijk ook op het versogte door den ondercoopman en soldijboekhouder, Cornelis Eelders, als teegenswoordig een meede lidt deeser Vergadering zijnde, aan denselven is toegestaen om een nader request tot optineering14 van de coopmansqualiteijt en gagie aan onse Heeren en Meesteren te moogen presenteeren, in verwagting dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. daarop als nu een favorable reflexie zullen gelieven te neemen.
Sijnde wijders aan den Heer capitain Johan Thobias Rhenius, dewelke bij voorm. brief zijne demissie uijt den dienst insgelijx van welgemelte onse Heeren en Meesteren heeft verkreegen, op desselfs versoek gepermitteert uijt consideratie dat seedert den tijd wanneer hij zijn ontslag uijt het vaderland versogt heeft, de saaken hier soodanig zijn verandert en verslimmert, dat hij thans niet in staat is om zijne geringe goederen voor een billijken prijs tot geld te maaken, of zijne uijtstaande penningen in te krijgen, waerdoor hem in deese omstandigheijd van tijden de nodige middelen van subsistentie in Europa zouden koomen te ontbreeken; hierom aen deselve onse Heeren Majores in het vaderland bij het nu af te gaane schrijvens versoek te mogen doen, ten eijnde aan hem goedgunstelijk geaccordeert mogt werden om zijnen overigen leevenstijd alhier buijten den dienst der E. Comp. te moogen blijven doorbrengen, waarop men dan ook de geeerde dispositie Hunner Wel Edele Hoog Agtb. in der tijd sal blijven te gemoed zien, middelerwijl dat de effecten dewelke als tot zijne bedieninge gehorende, onder desselfs administratie staan, door hem bij de eerste bequaame geleegentheijd sullen worden overgegeeven aan den geene die men als dan bij proviesie sal aan te stellen15 om den dienst van capiteijn alhier weederom waar te neemen.
Voorts wierd door den Heer gezaghebber, Mr. Daniel van den Henghel, versoek gedaan dat in desselfs voordeel mogt worden geschreeven, ten eijnde het Haar Wel Edele Hoog Agtb. onse Heeren en Meesteren behaagen mogt Zijn E. in dit Gouvernement te bevestigen en tot Gouverneur deeser plaatse te doen optreeden, dog waarop door den Heer secunde Hendrik Swellengrebel gerepliceert zijnde dat hij hierin, voor soo veel als hem aanging, niet konde toestemmen, nademaal Zijn E. dit versoek van voorschrijvens tot obtineering van het Gouvernement door de gunst Hunner Wel Edele Hoog Agtb. voor sig selven insgelijx vermeijnden aan de leeden des Raads te moeten doen, sijn, nadat deese saak hierop in omvrage was gebragt, den Heer capiteijn Rhenius neevens d’ E.E. coopluijden Heijning en Brand mitsgrs. den E. ondercoopman Cornelis Eelders van gedagten geweest dat men in het gedane voorstel van den Heer gesaghebber, na voorgaande daarvan zijnde voorbeelden, behoorden toe te stemmen, dewelke dan ook op het needrigst zullen versoeken dat onse Heeren en Meesteren van die goedheijd gelieven te zijn gemelten Heer gezaghebber tot Gouverneur deeser plaetse te bevorderen, op dat alsoo een ijgelijk16 door deese onverdiende weldaad aangemoedigt wordende, dies te meer tot het behartigen van zijnen pligt mogt worden aangespoort; maar d’ E.E. coopluijden Tulbagh en Bergh vermeijnden dat dit versoek op billijke gronden voor den Heer oppercoopman Swellengrebel, als secunde van het Gouvernement, behoorden te geschieden, waarom zij dan ook de gunst van Haar Wel Edele Hoog Agtb. voor denselven in opsigt zijner bevordering tot Gouverneur van deesen uijthoek in alle onderdanigheijd zullen versoeken, terwijl men verders sal moeten blijven afwagten hoedanig welgem. onse Heeren Majores hierop zullen gelieven te disponeeren.
Ook is aan den met het retourschip Vlissingen repatrieerenden oud scheepen van Batavia, Jan Pels,17 op zijn hierom gedaan zijnde versoek toegestaan om onder betaling van het daartoe staande transport en costgeld volgens de ordre der E. Comp. na Neederland te moogen meede neemen desselfs slavin, genaamt Rachel van Bengalen.
Maar hoewel bij resolutie van den 4 deeser maand den equipagiemeester Möller beneevens de schippers Jan van Thiel, Gerrit Pik en Arij van Veurden gecommitteert geworden zijn om het schip de Petronella Alida in de Saldanhabaaij te gaan bezigtigen en daaromtrent soodanig te handelen als door haarl. ten meesten dienste der E. Comp. soude worden gevonden te behooren, heeft als nu egter nader moeten worden beslooten dat deese drie laatste hiervan sullen blijven geexcuseert, aengesien het depart der aanweesende retourscheepen schielijk op handen. gecoomen sijnde, zijlieden daarmeede naar het vaderland staan te vertrecken; sullende wijders zoo dra men de handen naar het depescheeren deeser retourboodems hiertoe wat ruijmer gekreegen heeft, gedagten equipagiemeester Möller met soodanige andere zeeluijden meer als hier toe best zullen kunnen vaceeren, werden gebruijkt om de voorenstaande commissie in de Saldanhabaaij te gaan uijtvoeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.18
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 106, pp. 31-38.¶
Donderdag den {17380206} 6 Februarij 1738, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, den Heer Hendrik Swellengrebel, oppercoopman en secunde deeser plaatse, den E. Cornelis van Marle,19 schout bij nagt der presente retourscheepen, de Heer Johan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Anthonij Guldenarm,20 den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Pieter Bruijs,21 den E. Christoffel Brand, den E. schipper Gosewijn de Vos,22 den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Adriaan Cats,23 den E. Martinus Bergh, den E. schipper Dirk Somerman,24 den E. Cornelis Eelders, den E. schipper Jan Thobias Toon,25 den E. schipper Willem Hendriksz,26 den E. fiscaal der retourvloot, Ernst Schrader.27
Dewijl den tijd tot het vertrek deeser retourscheepen door onse Heeren en Meesteren beraamt op handen geschooten is, wierd derhalven door den Heer gesaghebber te kennen gegeeven dat Zijn E. deese vergadering expresselijk hadde doen beleggen om aan den commandeerende schout bij nagt, Cornelis van Marle, neevens de verdere officieren van deselve te kunnen voorstel doen en afvragen hoedanig het met haare onderhebbende bodems was gesteld, of zijl. als van alle benoodigtheeden en potspijs voor de vaderlandsche vooijagie28 naar behooren voorsien zijnde, zig niet in staat bevonden om die rheijs met gerustheijd te kunnen onderneemen, of dat andersints aan i[e]mand, het zij aan zijne ammonitie of andere goederen, nog iets quam te ontbreeken, waardoor zulx soude kunnen worden verhindert en agteruijtgeset, en dan wijders of zij op den 10 deeser maand in gereetheijd van vertrek zouden kunnen weesen; betuijgende den Heer gesaghebber daarbeneevens deese vraag in opsigt der goederen en ammonitie van oorlog hierom met nadruk te doen, vermits de ordres onser Heeren Majores meede brengen dat de retourscheepen des zijnde benoodigt, alhier behoorlijk daarvan zullen moeten voorsien worden, en met eenen dat aan de scheepsopperhoofden moet worden gelast ende gerecommandeert (zoo als Zijn E. bij deesen was doende) dat zij zig altijd gecombineerd, haare scheepen klaar en zig teegens alle vijand[e]lijke overvallingen op haar hoede sullen moeten houden; op het welke door den schout bij nagt, soo wel als de verdere opperhoofden van de vloot zijnde betuijgt geworden, dat aan niemand aangaande het een of ander iets meer quam te mancqueeren, en dat zij van alles tot genoegen waaren voorsien, maar dat egter dit verhaeste vertrek haar seer schielijk en onverwagt voorkoomende, soodanig dat zij daarop geen staad hebbende kunnen maaken, den voorschreeven tijd haar te kort viel om daarin hunne provisien te kunnen aan boord krijgen en andere scheepssaaken te verrigten, die niet eerder hebbende kunnen worden gedaan, nu nog noodwendig moeten werkstellig gemaakt worden, waarom het haar onmogelijk was om binnen dit korte bestek tot zeijlen gereet te weesen, maar dat zij, mits alle handen te werk te stellen, staat maakten om op den 15 deeser maend te zullen kunnen reijsvorderen; heeft dit alles in overweeging zijnde genoomen, uijt dien hoofde dan ook moeten worden vastgesteld dat de aanweesende retourscheepen op den 10 deeser lopende maand Februarij zullen worden gemonstert, om vervolgens bij toelatinge van bequaem weer en wind op den 15 dito voormeld van hier te kunnen vertrecken, in verwagting dat deselve ter deeser tijd geluckig in zee geraakende, de havenen onses lieven vaderlands met voorspoed sullen moogen besteevenen; sijnde voorts bij resumptie der Turksse 29 passen deeser retourbodems koomen te blijken dat zij sig daarvan na vreeijsch voorsien bevinden, soo dat men alhier aan deselve geen andere sal behoeven bij te setten.
En dewijl het quaad van opdrossen van Europianen, maar wel voornamentlijk van slaven en leijfeijgene30 der E. Comp. of van particulieren, niet teegenstaande bij continuatie alle moogelijke middelen tot weeringe van dien sijn in het werk gesteld, tot geen geringe schade der E. Comp. en van deese ingeseetenen nog al niet gestuijt heeft kunnen werden, geliefden den Heer gesaghebber de overheeden deeser retourscheepen hierom nogmaals ernstelijk te vermanen, dat bij aldien zig ten tijde van haarlr. vertrek, of op de rheijs, eenige wegloopers op haare onderhebbende scheepen mogten bevinden of koomen ontdekt te worden, zij deselve niet met zig neemen of vrijlaten, maar in teegendeel, het zij hier of in het vaderland tot erlanging hunner meeriteerende31 straffen weeder wilden overgeeven, het geen zij meede aangenoomen hebben werkstellig te zullen maaken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede te Hoop,32 ten dage en jare voorsz.33
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] C. V. MAREL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] ANIJ. GULDENARM.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] PIETER BRUIJS.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] GW. D. VOS.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] ADRIJAEN KATS.
[Signed:] DIRK SOMERMAN.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JAN TOBIAS TOON.
[Signed:] WM. HENDRIKSEN.
[Signed:] EST. SCHRADER.
C. 106, pp. 39-45.¶
Donderdag den {17380213} 13 Februarij 1738, voormiddags.
Alle present.
Deese vergadering belegt zijnde tot het resumeeren en teijkenen der brieven en verdere papieren dewelke met de aanweesende retourscheepen na het vaderland staan te worden overgesonden, ten eijnde deselve tijdig genoeg aan dies overheeden souden kunnen worden ter bestellinge afgegeeven, op dat zij op den voor haar beraamden zeijldag van hier souden kunnen reijsvorderen, is soo als men daarmeede besig was, den boekhouder van het schip Gaasperdam , dat daags te voren door de invallende Z.Ot. op de buijten rheede hebbende moeten anckeren, nu nog beesig was om ter gewone legplaets op te koomen seijlen, in vergaderinge binnen gekoomen, van wien men heeft verstaan dat zijlieden in geselschap der scheepen Guntersteijn , Clarabeek en Diemermeer op den laatsten November des voorleeden jaars van Batavia sijnde vertrocken, den 12e December uijt de Straat Zunda ,34 en kort daarna van hare mackers waren afgeraakt, mitsgrs. dat haren onderhebbenden bodem sig voor het overige in een goeden toestand quam te bevinden; maar dewijl dit schip in den korten tusschen tijd van anderhalven dag die ër nog maar overschiet tot het vastgestelde vertrek der present zeijlvaardig gemaakt zijnde retourscheepen, onmoogelijk niet sal kunnen worden in gereetheijd gebragt, om daarmeede te gelijk naar het vaderland te kunnen voortsteevenen, te minder vermits den Heere Raad Extraordinair van India en oud Gouverneur deeser plaatse, Jan de la Fontaine, daarmeede derwaarts staande over te vaaren, volgens de door Zijn Edele aan den Heer gesaghebber en den Heer secunde Swellengrebel als nu hier op gedane betuijginge, niet in staat is om sig met zijne familie en goederen soo op een stel en sprong naar boord te kunnen begeeven, en deselve derwaarts te doen transporteeren, heeft men sig deese saak door welgemelten Heer gesaghebber in overweeginge zijnde gegeeven, dewijl het geensints met den dienst der E. Comp. overeenkomt dat de thans vertreckende scheepen eenigsints souden worden opgehouden, derhalven genoodsaakt gevonden hierom te moeten besluijten dat dien bodem tot nadere geleegentheijd sal blijven vertoeven, in hoop dat zijne voorseijde mackers neevens de overige Bataviaasse35 scheepen van de tweede besending, mitsgrs. die van Bengalen ,36 Ceijlon en Mocha 37 hier spoedig sullen moogen opdagen, op dat denselven sijne vojagie naar Neederland daarmeede insgelijx ter bequamer tijd van deese rheede sal kunnen voortsetten, en dat ook onse Heeren en Meesteren de noodsakelijkheijd hiervan insiende, sig zulx niet qualijk sullen gelieven te laten bevallen.
Voorts weegens het geresolveerde van den 6 deeser maand, dat soo dra wij de handen hier toe wat ruijmer souden gekreegen hebben, den equipagiemeester, Jacobus Möller, beneevens soodanige andere zeeluijden meer als hiertoe best souden vaceeren kunnen, nader souden worden gecommitteert om sig na de Saldanhabaaij te begeeven, ten eijnde het aldaar vertoevende schip de Petronella Alida nogmaals te doen kielen, hetselve nauwkeurig te besigtigen en daaromtrent verders soodanig te handelen als door haarlieden soude worden geoordeelt met ‘s Comps. meesten dienst over een te koomen; als nu weederom van deese saak gesprooken en alles rijpelijk overwoogen zijnde, is hierop goedgevonden en best gedagt dat men tot het uijtvoeren deeser commissie sal gebruijken de schippers der present hier ter rheede leggende Zeeuwsse 38 scheepen Wickenburg en het Hof niet altijd Zomer , Salomon Rijnders en Jan Lijnsen, ten aansien deselve hier seer veele goederen moetende ontlossen, gemelte schippers daartoe den meesten tijd over hebben, sonder dat (soo als vertrouwd word) die bodems hierom sullen behoeven te worden opgehouden, sullende het voorseijde te doene werk in de Saldanhabaaij ten overstaan van den equipagiemeester Möller, geadsisteert zijnde met den baas der scheepstimmerlieden, Barent van Dockum,39 moeten geschieden, welken Barend van Dockum ten behoeve deeses Gouvernements van het schip de Batavier heeft moeten worden geligt, ten aansien den baas der gemelte scheepstimmerlieden, Jelle Jellesz van der Schelde, over eenigen tijd sijnde koomen te overleijden,40 men hier noodwendig een ander bequaam persoon van doen heeft,41 om tot het te verrigtene werk aan ‘s Comps. successivelijk hier aankomende scheepen gebruijkt te kunnen worden, middelerwijl dat zij gesaamentlijk met den eersten na de voormelde Saldanhabaaij over den landweg sullen vertrecken moeten.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 106, pp. 46-52.¶
Maandag den {17380224} 24 Februarij 1738, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Wel Edelen Gestrengen Heere Jan de la Fontaine, Raad Extraordinair van India en oud Gouverneur deeser plaatse, mitsgrs. admiraal en opperbevelhebber van de retourscheepen der eerste en tweede besendingen deeses jaars, den Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, den Heer Hendrik Swellengrebel, oppercoopman en secunde alhier, den Heer Johan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Harke Zeeres,42 den E. Nicolaas Heijningh, den E. schipper Jan Bijland,43 den E. Christoffel Brand, den E. schipper Pieter Sluijs,44 den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Jan Colom,45 den E. Martinus Bergh, den E. schipper Jan Boelhouwer, den E. Cornelis Eelders.
Onder het praesidie van hoogstgemelten Edelen Heer De la Fontaine, dewelke als aangestelden admiraal en opperbevelhebber over de retourscheepen der eerste en tweede besendingen deeses jaars, teegenswoordig met het schip Gaasperdam staat te repatrieeren, deese vergadering belegt zijnde, is op Zijn Edelens afvraging door de opperhoofden der presente retourbodems, dewelke van al het noodwendige versorgt en soo spoedig als het eenigsints mogelijk is geweest, weederom in staat zijn gebragt om hare verdere rheijse46 na Neederland te kunnen voortsetten, betuijginge gedaan dat aan niemand van haar, het zij aan hunne ammonitie of andere goederen iets meer quam te ontbreeken, en dat zij sig van alles, neevens de gewonelijke potspijs voor de Patriaasse47 vojagie tot genoegen voorsien bevonden, mitsgrs. dat door haar gehoopt wierd dat zij bij toelaatinge van bequaam weer en wind, binnen eenige daagen souden klaer geraken om de rheijse48 derwaarts te kunnen onderneemen; weshalven hier over gedelibereert zijnde, is haerlieder monstering op den 1 en den tijd van vertrek op den 4 der presente maand Maart[sic]vastgesteld, dewijl men niet wel vroeger alles zijn ordentelijk beslag met eenige gevoeggelijkheijd sal kunnen doen erlangen; sijnde hierop wijders door welgemelten Heere Raad Extraordinair van India en admiraal deeser retourscheepen desselfs overheeden ernstelijk aanbevoolen sig altijd soo veel moogelijk onder Zijn Edelens vlag gecombineert en hare scheepen teegens alle vijandelijke aanvallen gereet en in staat van defentie te houden, gelijk ook om geene weglopers die zig aan boord souden bevinden moogen, van hier meede te neemen; terwijl voorts bij resumptie der Turksse 49 passen deeser retourboodems gebleeken is dat sig deselve daarvan na vereijsch voorsien bevinden, sulx aan haar ter deeser plaatse geen andere sullen behoeven te worden bijgeset.
Maar is wijders nog goedgevonden dat de voorstelling van meergeciteerden Edelen Heer De la Fontaine als admiraal en oppergebieder deeser retourscheepen op Woensdag den 26e deeser maand aan boord van het schip Gaasperdam met de ordinaire solemniteijten in diegelijke gevallen gebruijkelijk, geschieden sal, ten welken eijnde Sijn Edele aan de scheepsopperhoofden geordonneert heeft sig op dien dag des morgens aan gemelte schip Gaasperdam te laten vinden, om deselve voorstelling behoorelijk te kunnen bijwoonen.50
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JAN DE LA FONTAINE.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] HERCKE ZERES.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] JN. BIJLAND.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] PIETER SLUIJS.
[Signed:] JAN COLOM.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] JAN BOELHOUWER.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 106, pp. 53-73.¶
Dingsdag den {17380311} 11 Maart 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer oppercoopman en secunde, Hendrik Swellengrebel, door indispositie.51
Waarna op het ingediende schriftelijk versoek van den boekhouder van meergemelte schip Veenenburg , Jacobus Wiltschut,52 aan hem gepermitteert is om onder afgeschreevene gagie ter deeser plaatse te moogen blijven vertoeven; terwijl weederom in steede van denselven daartoe is aangesteld den boekhouder Johannes Willem van Kervel.53
Sullende met dat schip wijders 200 lasten tarwe na Batavia worden overgesonden, mitsgrs. met Wickenburg 8 en met het Hof niet altijd Zomer 6 lasten, dog hoeveel tarwe deesen jaare in het geheel na die hooftplaetse sal kunnen worden afgescheept, kan voor als nog met geen seekerheijd bepaald worden, nademaal de leeverantie van dien tot nu toe niet ophoud, en dat men derhalven nog geen vasten overslag daarvan heeft kunnen maaken.
Agtervolgens de verleende commissie bij resolutie van den 13 der eevengepasseerde maand Februarij op den equipagiemeester, Jacobus Möller, beneevens de schippers Salomon Reijnders en Jan Leijnsen, omme geadsisteert zijnde met den baas der scheepstimmerlieden, Barent van Dockum, het schip de Petronella Alida nader te gaan besigtigen, is door haarlieden als nu van hunne bevinding overgeleevert de volgende verclaring:54
‘Den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements, ons ondergeteekendens, namentlijk den schipper en equipagiemeester, Jacobus Möller, beneevens de meede schippers Salomon Reijnders en Jan Leijnsen, expres hebbende gelieven te committeeren omme geadsisteert zijnde met den baas der scheepstimmerlieden, Barend van Dockum, ons ten spoedigsten doenelijk naar de Saldanhabaaij te begeeven, ten eijnde het aldaar vertoevende schip de Petronella Alida nogmaals te laten kielen en op het naauwkeurigste te bezigtigen, mitsgrs. daaromtrent voor het overige soodanig te handelen als door ons ten meesten dienste der E. Comp. soude worden gevonden te behooren, soo verclaren wij ingevolge van dien ons ten eersten over den landweg derwaarts begeeven te hebben, en op den 19 der gepasseerde maand Februarij het gem. schip de Petronella [Alida] te hebben doen kielen, bevindende als toen dat de geheele kiel van dat schip tot de sponning, daar de vaste huijd in komt te hegten weg was, behalven alleen dat onder de focke rust nog 7 a 8 voeten kiels (welk stuk van de kiel egter meede gekneust is) gevonden word; ook is deselve kiel onder het spoor van de groote mast, tot in de buijkstucken dwars afgewrongen, alwaar wij twee klippen en veel gruijs van catscoppen hebben vinden sitten, welke klippen daaruijt gehaeld zijnde, konde men door het schip heenen sien; voorts is de kiel tusschen de eerste en tweede stut van het grote luijk ook dwars afgewrongen, en de vaste huijd door het swaar stooten bij de kiel met splinters tot binnen in het schip geweeken; waarna ons in het ruijm van dat schip begeeven hebbende, bevonden wij dat regt boven de gem. kielbreuk het saadhout dwars afgebrooken en de kiel voorts op verscheijde plaatsen tot op de binnenhuijd en ook verder deerlijk vermorsseld was, soo dat dit schip zig in het geheel in een seer slegten staat komt te bevinden. Weshalven wij ondergets., namentlijk den equipagiemeester Möller en baes der scheepstimmerlieden, Barend van Dockum, het gem. schip de Petronella Alida uijt hoofde der voorseijde groote en swaare gebreeken irreparabel hebben bevonden, alsoo daaraan geen de minste vastigheijd gevonden word, om weeder een kiel aan dat schip te kunnen leggen, betuijgende wij meede ondergeteekende schippers Salomon Reijnders en Jan Lijnsen dat booven de voorseijde gebreeken het schip nog op de distantie van ses a seeven voeten is opgeweeken, soo dat wij volgens ons verstand voor soo veel als wij kennis van den scheepsbouw hebben, het voormelde schip de Petronella Alida meede irreparabel oordeelen te weesen, bereijd blijvende het voorenstaande met solemneelen eede nader te bevestigen.’
‘En dewijl wij hiermeede gedenken aan de geeerde ordre van UEd. Agtb. te hebben voldaan, soo dient deese voor needrig rapport.’
‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 11e Maert 1738. (Was geteekent) Js. Möller, S. Reijnders, Jan Leijnsen, Bt. van Dockum.’
Waaruijt den seer slegten toestand van dat schip zijnde comen te blijcken, is uijt dien hoofde goedgevonden dat men gedagte verclaring door haarlieden behoorelijk voor gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements, ten overstaan van den het fiscaalsamptpro interimwaarneemenden ondercoopman Johannes Needer, sal doen beeedigen; sullende soo dra de daarbij verders geadsisteert hebbende timmerlieden, soo van de Keetel , hier van land als van die kiel selfs, sullen weesen opgekoomen, en dat zij insgelijx een attestatie onder eede van haarlieder bevinding van het voormelde schip de Petronella Alida sullen hebben verleend, nader besluijt (dog soo als gevreest word, tot het sloopen en afleggen van dien bodem) moeten worden genoomen, het geen nogtans voor den dienst der E. Comp. wel anders soude te wenschen weesen.55
Laa[t]stelijk is op het ingediende request van Johannes Casparus Rasp,56 geadsisteert zijnde met desselfs voogden, de burgers Gerrit van Kerken57 en Hendrik van Aarden,58 het daarbij gevoegd zijnde getuijgenis sijner oomen, Jan Hendrik Hop en Hans Roos,59 ingesien weesende,60 goedgevonden en verstaan dat de versogte brieven vanveniam aetatisaan hem sullen worden verleend, op dat hij dus in staat gesteld worde om zijne eijgene saaken in ‘t vervolg naa vereijsch te kunnen waarneemen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] MNS. BERGH.
C. 106, pp. 74-78.¶
Donderdag den {17380320} 20 Maart 1738, voormiddags.
Alle present.61
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 106, pp. 79-94.¶
Donderdag den {17380327} 27 Maart 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig, uijtgesondert den E. coopman en pakhuijsmeester, Christoffel Brand, door indispositie.
De opper en onderscheepstimmerlieden soo van het schip de Keetel , hier van land als van het schip de Petronella Alida , thans opgekoomen sijnde en van hunne bevinding van laa[t]stgemelden bodem als nu hebbende verleend de volgende behoorelijke gerecolleerde en beeedigde verclaring:62
‘Wij onderget. opper en onderscheepstimmerlieden Frans Claasz, Jacob de Groot, Abraham Heijnouts, Lammert Gerritsz van Velthoven, Jurge Douglas, Douwe Barendsz Visser en Albert Albertsz, soo op het schip de Keetel , hier aan de wal, als op het schip de Petronella Alida bescheijden zijnde,63 dewelke gesamentlijk present sijn geweest en daarbij geadsisteert hebben wanneer het voormelde in de Saldanhabaaij vertoevende schip de Petronella Alida ter ordre van de hier toe gestelde gecommitteerdens, namentlijk den equipagiemeester Jacobus Möller beneevens de schippers Salomon Rijnders en Jan Lijnsen, mitsgrs. den baas der scheepstimmerlieden alhier, Barend van Dockum, op den 19 der jongst gepasseerde maand Februarij in gemelte Saldanhabaaij is gekielt en gevisiteert geworden; verclaren bij deesen eenpariglijk de opregte en waaragtige waerheijd te zijn dat wij als toen bevonden hebben dat de geheele kiel van het voorseijde schip de Petronella Alida tot de sponning daar de vastehuijt in komt te hegten, weg was, behalven alleen dat onder de focke rust nog seeven of agt voeten kiels (welk stuk van de kiel egter meede gekneust is) gevonden word, en dat ook deselve kiel onder het spoor van de groote mast, tot in de buijkstucken dwars is afgewrongen, alwaar men twee klippen en veel gruijs van katskoppen heeft vinden vastsitten, welke klippen daaruijt gehaald zijnde, konde door het schip worden heenen gesien, voorts hebben wij de kiel tusschen de eerste en tweede stut van het groote luijk ook bevonden dwars afgewrongen te weesen, en bovensdien dat de vaste huijd door het swaer stooten bij de kiel met splinters tot binnen in het schip is geweeken, waarna ons in het ruijm van dat schip begeeven hebbende, hebben wij bevonden dat regt boven de gemelte kielbreuk het zaadhout dwars is afgebrooken, en dat de kiel voorts op verscheijde plaatsen tot op de binnenhuijt, en soo meede verder, deerelijk is vermorsselt,64 boven hetwelke dit schip op de distantie van ses a seeven voeten is opgeweeken, soo dat hetselve sig in een seer slegten toestand bevind, en uijt hoofde der voorseijde groote en sware gebreeken door ons niet alleen irreparabel geoordeelt word te zijn, nademaal daaraen geen de minste vastigheijd gevonden word, waaraan men weeder een kiel soude kunnen hegten, maar wij zijn ook volstrekt van gevoelen dat dit schip de Petronella Alida niet in staat kan worden gebragt om uijt de Saldanhabaaij na deese plaats te kunnen opkomen, sonder de daarop varende menschen aan het uijtterste leevensgevaar bloot te stellen, sijnde ten hoogsten te verwonderen dat hetselve de rheijse van St. Jago tot hier toe, en vervolgens na gemelte Saldanhabaaij in soodanigen slegten toestand, als waarin sig dien bodem bevonden heeft, heeft kunnen volbrengen, aangesien zulx na menschelijk oordeel onmoogelijk niet soude hebben geschieden kunnen.’
‘Al het voorenstaande betuijgen wij de opregte waarheijd te zijn, bereijd weesende hetselve ten allen tijde met solemneelen eede nader te bevestigen, hebbende deesen in teeken der waerheijd met onse gewone handteijkening bekragtigt.’
‘(Onderstondt) In ‘t Casteel de Goede Hoop, deesen 25 Maert 1738.’
‘(Was geteekent) Frans Klaeses, Jacob de Groot, Abram Eijnouts, Lammert Gerrits van Velthoven, X (daar bij stond) dit is het merk van Jurge Douglas, X (daarneevens stond) dit is het merk van Douwe Barentsz Visser, X (daar omme stond) dit merk heeft Albert Albertsz gesteld. (Lager) Mij present, (en geteekent) R. Tulbagh, rt. en secrets.’
‘Recollement’
‘Compareerde voor ons onderget. gecommitteerdens uijt den E. Agtb. Raad van Justitie des Casteels de Goede Hoop de opper en onderscheepstimmerlieden Frans Claasz, Jacob de Groot, Abraham Heijnouts, Lammert Gerritsz van Nelthoven[sic], Jurge Douglas, Douwe Barendsz Visser en Albert Albertsz, soo op het schip de Keetel , hier aan de wal, als op het schip de Petronella Alida bescheijden sijnde, dewelke deese haare gegeevene depositie van woord tot woord klaar en duijdelijk voorgeleesen zijnde, verclaarden daarbij volkoomen te persisteeren, niet begeerende overzulx datter iets meer bijgevoegt ofte van gedaan werden sal, en spraken zij compten. tot bekragtiging der waerheijd van dien een ider in ‘t bijsonder de solemneele woorden soo waarlijk help mij God almagtig.’
‘(Onderstond) Aldus gerecolleert ende beeedigt aan Cabo de Goede Hoop, den 26 Maart 1738. (Was geteekent) Frans Klaeses, Jacob de Groot, Abraham Eijnouts, Lammert Gerrits van Veldhoven, X (daarneevens stond) dit is het merk van Jurge Douglas, X (daaromme stond) dit kruijsje is gesteld door Douwe Barendsz Visser, X (daarbij stond) dit is het merk van Albert Albertsz. (Lager) Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez, secrets. (In margine) Als gecommitteerdens, (en geteekent) R. Tulbagh, Ms. Bergh.’
Is daaruijt koomen te blijcken dat het voorseijde schip de Petronella [Alida] niet alleen onherstelbaar door haar geoordeelt word te zijn, maar dat hetselve ook bovensdien niet in staat gevonden is om soo ver te kunnen worden gerepareert, dat dien bodem uijt de Saldanhabaaij na deese plaats soude kunnen opkoomen, dewijl het naar hun gevoelen ten hoogsten is te verwonderen dat denselven de rheijse65 van St. Jago tot hier toe, en vervolgens na gemelte Saldanhabaaij in sulken slegten toestand sonder te verongelucken heeft kunnen volbrengen; weshalven deese saak door den Heer gesaghebber in overweeging zijnde gegeeven, heeft men naar aandagtelijk gehoudene deliberatie aangaande dit schip de Petronella Alida moeten besluijten dat hetselve sal worden afgelegd, en dat het geschut, rondhout, zeijl [en] treijl, staande of lopende wand en alles wat nog van eenigen dienst voor d’ E. Comp. sal kunnen zijn, daaruijt gehaald weesende, dien bodem verders in de voormelde Saldanhabaaij sal worden teegens de kant gehaald, om aldaar soo lang te blijven sitten tot dat men in ‘t vervolg sal kunnen sien of daarvan ter dier plaatse nog eenig nut voor ‘s Comps. dienst sal kunnen worden getrocken, of dat denselven andersints wanneer men hier bequame vaartuijgen uijt het vaderland sal aan handen gekreegen hebben, best verders sal dienen te worden gesloopt, en het daarvan koomende houtwerk herwaarts opgebragt, op dat men hetselve alsdan ten dienste der E. Comp. sal kunnen gebruijken; sullende inmiddels het thans ter rheede leggende scheepje Velzen , soo dra hetselve van sijne voor dit Gouvernement inhebbende goederen sal weesen ontlost, naar meergemelte Saldanhabaaij worden gesonden, om de nog resteerende lading van de Petronella Alida , namentlijk het loot, ijzer en smeecoolen, in te neemen en herwaerts over te brengen, gelijk meede na verrigting van het noodige werk het volk, geschut, rondhouten, zeijlen, touwerk en soodanige andere goederen meer van dien boodem, als het gedagte scheepje Velzen bequamelijk sal kunnen inneemen; waarna men de voormelde lading met dat kieltjen na Batavia sal kunnen overschicken, en de daarin overschiettende ruijmte met tarw volladen, door welk middel hier nog een goed gedeelte ballast, die men andersints aan hetselve soude moeten afgeeven, sal kunnen worden uijtgewonnen, terwijl vorders met de overige goederen en manschap ten meesten dienste der E. Comp. sal moeten worden gehandelt; wordende den gesaghebber van de verongelukte brigantijn Victoria , Jan Knoop, beneevens den adsistent Pieter Ammama66 bij deesen expresselijk gecommitteert om in de Saldanhabaaij bij het afscheepen der voorseijde goederen uijt de Petronella Alida in het scheepje Velzen te adsisteeren, en daarvan een naukeurige aanteijkeninge te houden.
Dewijl ook den tijd van de opneeming der burger effecten weeder begind op handen te schietten,67 is uijt dien hoofde insgelijx vastgesteld dat deselve op den laatsten der aanstaande maand April, mitsgrs. den 1e en 2e Maij daaraanvolgende sal worden gedaan, ten overstaan van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements, ende zulx volgens gewoonte hier aan Cabo op de oude Cat en aen Stellenbosch ten huijse van den land-drost, al weederom op dienselven voet als dit volgens resolutie van den 6e April 1730 seedert dien tijd is in gebruijk gehouden.
Ook is goedgevonden dat billietten sullen worden geaffigeert om een igelijk te waarschouwen dat gecommitteerdens uijt den voormelden Raad van Justitie, in ‘t bijweesen van den ondercoopman Johannes Needer, als het fiscaalsamptpro interimwaarneemende, op den 5e der gedagte maand Maij hier ten Casteele sullen beginnen sittinge te houden tot het eijken van allerhande gewigten, maten en ellen, en dat ook land-drost en heemraaden op dienselven tijd ten voorschreeven eijnde tot Stellenbosch ten huijse van den land-drost sullen sitten, op dat alle ingeseetenen van de Caab sig hier ter plaatse, en die van Stellenbosch en Drakensteijn hun op den gestipuleerden tijd tot Stellenbosch tot het laten eijken van hare ellen, maten en gewigten sullen kunnen laaten vinden.
Ende ten aansien de gestelde ordre bij resolutie van den 9e Januarij 171468 verbiedende dat niemand de balijs uijt de secreeten in de gragten ofte ergens hier en daar op de straaten en weegen sal moogen laten uijtgieten, op verbeurte van thien Rijxds. voor de meesters die haare slaven ander bevel hebben gegeeven dan om deselve aan de stranden in zee uijt te werpen, en dat de slaven contrarie doende, wanneer zij daarop worden agterhaald, telkens strengelijk sullen worden gegeesselt,69 ten eenemaal in onbruijk schijnt geraakt te weesen, en dat tot geen geringe stank, vuijligheijd en infectie van de lugt, gedagte balijs schier overal uijtgeworpen worden, is derhalven tot weeringe van dien vastgesteld dat het dier tijd daarteegens geemaneerde billiet nogmaals bij renovatie sal worden geaffigeert, op dat sig een ider hiervan narigt hebbende, te beeter voor de daarbij gestelde penaliteijten sal kunnen hoeden.70
Sijnde laa[t]stelijk op het gedane versoek van den schrijver der slaaven logie, Dirk van Amburen, denselven tot boekhouder op het retourschip Watervlied aangesteld, in steede van Jan Heijcoop, die op de herwaarts rheijs is koomen te overleijden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] MNS. BERGH.
C. 106, pp. 95-100.¶
Maandag den {17380331} 31 Maart 1738, voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, den Heer Hendrik Swellengrebel, oppercoopman en secunde deeser plaatse, den Heer Jacob Roman,71 vice commandeur der presente retourscheepen, den Heer Johan Thobias Rhenius, capiteijn deeses Casteels, den E. schipper Arije Verdoes,72 den E. Nicolaas Heijning, den E. schipper Jan Licent,73 den E. Christoffel Brand, den E. schipper Hendrik van Rhaa,74 den E. Rijk Tulbagh, den E. schipper Jan Huijge Capteijn,75 den E. Martinus Bergh, den E. schipper Pieter Corver,76 den E. Cornelis Eelders, den E. schipper Anthonij Uijtterschoudt,77 den E. schipper Willem van der Velde.78
Aangesien den tijd door onse Heeren en Meesteren tot het vertrek deeser retourscheepen beraamd, omgekomen, en dat deselve soo ver ingeschooten is dat de quade mousson bereijts sterk begint aan te naderen, wierd derhalven door den Heer gesaghebber te kennen gegeeven dat deese vergadering expresselijk door Zijn E. belegt was, ten eijnde aan den Heer vice commandeur Jacob Roman, neevens de verdere officieren van deselve scheepen te kunnen voorstellen en afvraagen of zijlieden, als van alle benoodigtheeden en potspijs voor de vaderlandsche vojagie naar behooren voorsien zijnde, sig niet in staat bevonden om die reijs met gerustheijd te kunnen onderneemen, of dat andersints aan i[e]mand, het zij aan zijne ammonitie of andere goederen, nog iets quam te ontbreeken, waerdoor zulx soude kunnen worden verhindert; op hetwelke door gemelten Heer vice commandeur Roman soo wel als de verdere opperhoofden deeser kielen, betuijgd zijnde geworden dat zij sig van alles tot genoegen voorsien bevonden, dat aan niemand iets meer mancqueerde, en dat zij bij toelatinge van bequaam weer en wind in korte daagen in staat souden zijn om na Europa te kunnen vertrecken; is derhalven naar gehoudene deliberatie haarlieder monstering op den 3e, mitsgrs. den tijd van zeijlen op den 5e der aanstaande maand April vastgesteld, terwijl wijders door gemelten Heer gesaghebber aan dies opperhoofden nadruckelijk gerecommandeert is sig altijd soo veel moogelijk bij den anderen onder de vlagge van gedagten Heer vice commandeur Jacob Roman, gecombineert, en haare onderhebbende scheepen teegens alle vijandelijke overvallingen ter defentie vaardig te houden, gelijk ook om geene opdrossers, het zij Europeanen of swarten, die zig aen boord souden moogen bevinden, van hier meede te neemen; sijnde voorts bij resumptie der Turksse 79 passen deeser retourscheepen koomen te blijcken dat sig deselve daarvan behoorelijk voorsien bevinden, soo dat aan haar ter deeser plaetse geen andere sullen behoeven te worden bijgeset. Maer men wil hoopen dat haare nog mancqueerende mackers Oostrust en Rust en Werk , bij aldien deselve deesen uijthoek niet mogten sijn voorbij geraakt, en dat zij in teegendeel door de geduurige stiltens die men hier nu een geruijmen tijd agter den anderen gehad heeft, nog op deese kusten leggen te suckelen, alhier soo spoedig sullen moogen opdaagen, dat bij soo verre sulx sonder verlet voor de andere scheepen geschieden kan, deselve nog in haarlieder geselschap na Neederland sullen kunnen worden voortgesonden, en dat zij dus gesamentlijk met een gewenschten voorspoed aldaar sullen moogen komen aan te landen.80
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] JB. ROMAN.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] ARIJ VERDOES.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] J. LICENT.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] HENDK. VAN RAA.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] JAN HUGO CAPTIJN.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] PR. CORVER.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] ANTHONIJ UIJTTERSCHOUDT.
[Signed:] WILLEM VAN DER VELDE.
C. 106, pp. 101-103.¶
Donderdag den {17380403} 3 April 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
Is op het ingediende versoekschrift van den baas der scheepstimmerlieden, Barent van Dockum,81 goedgevonden dat om desselfs huijsvrouw, Johanna van Campen, en zoontje, Harmanus van Dockum, beijde woonagtig tot Amsterdam , favorabel naa het vaderland sal worden geschreeven, ten eijnde het onse Heeren en Meesteren behagen mogt aan deselve onder betaalinge van het daartoe staande transport en costgeld, passagie na deese plaats te verleenen; ende zulx ter consideratie dat gemelte Barent van Dockum genoegen in den dienst komt te geeven, en boovensdien van een goed gedrag en leevenswijse is, soo dat men hierom dit zijn gedaan versoek niet wel heeft kunnen van de hand wijsen.82
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
## Footnotes
-
Hierdie resolusie is ook woordeliks opgeneem in die dagregister. Kyk C. 615Dag Register, 29.1.1738, pp. 20-24. ↩
-
Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: eed van trou, ongedateer, pp. 61-63. ↩
-
Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: akte van gesag, 28.9.1737, pp. 53-59. ↩
-
In sowel die Haagse kopie as die dagregister verbeter nanaarkoming. ↩
-
In die Haagse kopie staanburgereijen in die dagregisterburgerije. ↩
-
Die kladnotule van hiendie vergadering is deur die eerste klerk, Petrus Jesse Slotsboo, geskryf. Afgesien van Goewerneur-generaal Valkenier se voorstelling, het die Raad ook die volgende besluite geneem: “… De zoons van de Heeren Van den Hengel en Berg tot adsistenten met ƒ20 en die van Le Sueur, Cok en Möller in dienst als adelborsten met ƒ10”. Kyk C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 29.1.1738, p. 437. ↩
-
Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: skeepsraad van Ketel - Goew. en Raad, Kaap, 31.1.1738, pp. 115-122 en 123-124. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naflarden. ↩
-
‘n Skryffout. In die Haagse kopie verbeter nakimmen. ↩
-
Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - skeepsraad van Ketel , 4.2.1738, pp. 582-585. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 4.2.1738, p. 438. ↩
-
‘n Gedeelte waarin die Politieke Raad die bevordering van ‘n aantal bemanningslede van Sorgwijk goedgekeur het, is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van PolitieII, 6.2.1738, pp. 487-489. ↩
-
Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 17.9.1737, pp. 127-132. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookoptineeringi.p.v.obrineering. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter na …die men als dan bij provisie sal aanstellen. ↩
-
In die Haagse kopie staanigelijk. ↩
-
Pels was vergesel van sy vrou, Elisabeth Catharina Letters, en sy stiefdogter, Catharina Tjemma. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 6.2.1738, p. 438. ↩
-
Cornelis van Mand, soos hy sy naam geteken het, was afkomstig van Oostgeest en was die skipper van Delfsland . ↩
-
Anthonij Guldenarm van Amsterdam was die skipper van Nieuwland . ↩
-
Pieter Bruijs van Veere was die skipper van Vlissingen . ↩
-
Gosewijn de Vos van Rotterdam was opperstuurman op Sorgwijk . Die skipper, Cornelis Smits, is egter onderweg na die Kaap oorlede en De Vos is toe bevorder tot skipper. ↩
-
Adriaan Cats van Zierikzee was die skipper van Zijbecaspel . ↩
-
Dirk Somerman van Una was die skipper van Lagepolder . ↩
-
Jan Tobias Toon van Rotterdam was die skipper van Noordwaddingsveen . ↩
-
Willem Hendriksz van Middelburg was die skipper van Arnesteijn . ↩
-
Ernst Schrader was boekhouer op Arnesteijn . ↩
-
In die Haagse kopie staanvojagie. ↩
-
In die Haagse kopie staan ook Turksse . ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nalijfeijgenen. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nameriteerende. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter na‘t Casteel de Goede Hoop. ↩
-
Die kladnotule van hierdie vergadering kan gevind word in C. 113Resolutiën, Raad van Politie, Klad, 6.2.1738, p. 438. Dit is die laaste kladnotule wat gewaar gebly het totdat dit weer met die vergadering van 1.6.1745 begin. ↩
-
Die seestraat tussen Java en Sumatra . ↩
-
In die Haagse kopie staan ookBataviaasse. ↩
-
‘n Gebied in die noorde van Indië, geleë aan die Golf van Bengale . ↩
-
‘n Hawestad aan die Rooi See , geleë in Jemen . Die Nederlanders het reeds in die 17de eeu ‘n handelspos daar gestig. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookZeeuwsse. ↩
-
Barend van Dockum van Amsterdam was getroud met Johanna van Campen en na haar dood is hy weer op 17.5.1744 in die Kaapse kerk met Catharina Paling (1700-29.8.1797) van Mauritius getroud. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookoverleijden. ↩
-
DieWoordenboek der Nederlandsche Taalgee die volgende betekenis virte doen hebben: nodig hebben. ↩
-
Hercke Zeeres van Groningen was die skipper van Gaasperdam . ↩
-
Jan Bijland van Middelburg was die skipper van Clarabeek . ↩
-
Pieter Sluijs van Amsterdam was die skipper van Guntersteijn . ↩
-
Jan Colom van Amsterdam was die skipper van Diemermeer . ↩
-
Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfrheijse. ↩
-
In die Haagse kopie staanvaderlandsche. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookrheijse. ↩
-
In die Haagse kopie staan ook Turksse . ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad i.v.m. die bevordering van ‘n aantal bemanningslede op die skepe van die retoervloot, is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 24.2.1738, pp. 518-519. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad i.v.m. tekorte in die lading van Veenenburg is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 11.3.1738, pp. 521-530; C. 292Memoriën en Rapporten, 9.3.1738 en 11.3.1738, pp. 609 en 613; C. 355Attestatiën, 11.3.1738, pp. 133-134. ↩
-
Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 311-312. ↩
-
Johannes Willem van Kervel was die seun van Adriaan van Kervel en Aletta Corsenaar. Hy is in Junie 1718 aan die Kaap gebore en het in 1725 as klerk tot die Kompanjiesdiens toegetree. ↩
-
Kyk C. 355Attestatiën, 11.3.1738, pp. 137-141. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad, waarin goedkeuring verleen is vir die bevordering van ‘n aantal bemanningslede op die skepe Westhoven en Reijgersbroek , is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 11.3.1738, pp. 537-539. ↩
-
Johannes Casparus Rasp, die seun van Christiaan Rasp en sy eerste vrou, Femmetje Visser, is in 1719 aan die Kaap gebore. Hy het later as matroos by die Kompanjie in diens getree. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1739, ongedateer, pp. 313-314. ↩
-
Gerrit van Kerken (1690-1752) van Arnhem is na die dood van sy eerste vrou weer op 17.12.1724 met Cecilia Vivier getroud. ↩
-
Hendrik van Aarde van Antwerpen was getroud met Susanna Mouton. Hy is in 1743 oorlede en sy weduwee in 1788. ↩
-
Johannes Roos (1677-1742) van Leipzig was die seun van Johannes Roos en Anna Blumen. Hy was sedert 1713 ‘n messelaar aan die Kaap en het twee jaar later ‘n vryburger geword en as smit ‘n bestaan gemaak. Roos is op 19.5.1715 met Johanna Visser getroud. ↩
-
Kyk C. 238Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 10.3.1738, p. 315. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad i.v.m. die bevordering van bemanningslede op die skepe Huijs te Marquette , Ketel en Nieuwvliet , is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 20.3.1738, pp. 542-546. ↩
-
Kyk C. 355Attestatiën, 25.3.1738, pp. 177-180. ↩
-
Van bogenoemde persone was Abraham Heijnouts van Middelburg, Jurge Douglas van Sneek, Douwe Barendsz Visser van Sneek en Albert Albertsz van Kopenhagen as skeepstimmermans aan die Kaap werksaam. ↩
-
Sowel in die oorspronklike verklaring as die Haagse kopie staan ookvermorsselt. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookrheijse. ↩
-
Pieter Ammama van Amsterdam was van 1735 tot 1739 ‘n klerk in die soldykantoor. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naschieten. ↩
-
Kyk C. 9Resolutiën, Raad van Politie, 9.1.1714, pp. 76-77; A. J. Böeseken (red.):Resolusies van die Politieke Raad IV(9.1.1714), p. 366. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nagegeeselt. ↩
-
Kyk C. 683Origineel Placcaat Boek, 27.3.1738, pp. 17-18; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(27.3.1738), p. 163. ↩
-
Hy was aan boord Patmos . ↩
-
Die skipper van Kronenburg . ↩
-
Die skipper van Bethlehem . ↩
-
Die skipper van Rijnhuijsen . ↩
-
Die skipper van Patmos . ↩
-
Die skipper van Watervliet . ↩
-
Die skipper van Middenrak . ↩
-
Die skipper van Gooidschalksoord . ↩
-
In die Haagse kopie staan ook Turksse . ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad, waarin ‘n nuwe bootsmansmaat op Bethlehem aangestel is, is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën II, 31.3.1738, pp. 567-568. ↩
-
Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 323-324. ↩
-
Die gedeelte wat hieronder weggelaat is, bevat ‘n besluit van die Politieke Raad om ‘n nuwe opperstuurman op die Keetel aan te stel. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie11, 3.4.1738, pp. 570-571. ↩