C107 v1.20
C. 107, pp. 2-16.¶
Dingsdag den {17380429} 29 April 1738, voormiddags.
Alle present, behalven den E. soldij boekhouder Cornelis Eelders.
Den adsistent Jan Helmis van Berg, navolgens het geresolveerde van den 23 der jongst gepasseerde maand Januarij, seedert na de Saldanhabaaij sijnde vertrocken geweest om aldaar (soo als dit doenmaals door hem versogt is) alles te kunnen opneemen en van zijne bevinding een omstandig berigt te geeven, met de daartoe gehoorende afteijkeningen hoedanig het een en ander in gemelte baaij door hem soude kunnen gemaakt en begreepen worden, van zijne verrigting omtrent hetselve seeker schriftuur, met de caart van de Saldanhabaaij enz. overgeleevert hebbende,1 is dat schriftuur bij de leeden des Raeds rond zijnde geleesen, als nu weederom ter vergaderinge geproduceert, en door den Heer gesaghebber in overweeginge gegeeven wat in opsigt van hetselve best soude dienen te worden gedaan en in agtinge genoomen; over hetwelke gedelibereert en aangemerkt zijnde dat het voornaamentlijk hier op aankomt of scheepen in het quade saijsoen, wanneer men meest N.Wt. of N.N.Wte. winden heeft, daarmeede de Saldanhabaaij soude kunnen binnen loopen, en dan dat het waater de tweede principale saak is daar het op aankoomen soude, dewijl men uijt alle voorgaande berigten moet sustineeren dat dit schriftuur van Helmis eenige positive onwaarheeden behelst, en dat overzulx sijn geheele opstel de te maakene waaterleijding betreffende, op valsche gronden steunt en van selfs soude moeten vervallen, terwijl het overige, namentlijk het maaken van gebouwen, geen swarigheeden inheeft, en dat zijn voorgestelde gebruijk van wartels, om de scheepen in zee te helpen, en dat verders van de soogenaamde galeijen, die op dit dangereuse vaarwaater souden moeten worden gebruijkt, met al den verderen omslag, als harzenschimmen van geen al te gezont vernuft moeten aangesien worden; is derhalven voor ‘s Comps. meesten dienst best geoordeelt dat het voorseijde schriftuur ter examinatie sal worden gestelt in handen van den equipagiemeester, Jacobus Möller, neevens den schipper van het schip Velzen , David van Elteren, den gezaghebber van de Petronella Alida , Gerrit Scheepsbouwer, en die van de verongelukte brigantijn Victoria , Jan Knoop, dewelke alle dewijl zij sig daar een geruijmen tijd hebben moeten ophouden, genoegsaame kennis van de Saldanhabaaij hebben verkreegen, ten eijnde hunne consideratien diesweegens op te geeven; sullende deese saak door haer moeten worden uijtgevoerd ten overstaen van twee leeden uijt deesen Raad, dewelke sullen worden gecommitteert om bij het doen van dit ondersoek te adsisteeren.
En dewijl men na alle vlijt en moeijte te vergeefs hiertoe aangewend te hebben, ondervonden heeft dat teegenswoordig niets meer ten dienste der E. Comp. kan worden uijtgevoerd tot het weeder bekomen of magtig worden der goederen dewelke met de in den gepasseerden jaare in deese Tafelbaaij verongelukte retourscheepen zijn verlooren geraekt, sulx van dat werk hebbende moeten worden afgesien, uijtgenoomen dat men in ‘t vervolg moogelijk nog eenig kooper van Duijnbeek soude kunnen doen opduijken, het geene egter niet anders dan met de grootste moeijte, en voor geen particuliere menschen of visschers uijtvoerelijk is, is derhalven uijt consideratie dat dit verlies dog door d’ E. Comp. geleeden zijnde, niet is te herstellen, om nu verders geen naadeel aan deese ingeseetenen, haar cost met het visschen moetende winnen, meer te veroorsaaken, goedgevonden en vastgesteld dat aan deselve, en alle andere, sal worden gepermitteert om weederom agter het zeehoofd, naa de kant van de Soute Rivier en verders langs de stranden ter dier plaatse, te moogen visschen en sig met haare visschuijten ten dien eijnde derwaerts te begeeven; mits nogtans wel sorge draagende dat niemand sijne handen koome[n] te slaan aan het hout dat van de wracke[n] van ‘s Comps. scheepen nog op gemelde stranden gevonden word, en dat men dagelijx ten dienste der E. Comp. van daar laat aanreijden en herwaarts opbrengen, op paene dat alle de geene dewelke daarop sullen worden bevonden en agterhaeld naar luijd van het jongst op den 31 Maij des voorleeden jaars gepubliceerde placcaet,2 sonder eenige oogluijking als stranddieven sullen worden gestraft, van welk een en ander aen een igelijk bij affixie van billietten de vereijschte kennisse sal worden gegeeven.
Voorts is op het hierom gedaen zijnde versoek van den burger Harmen Commering denselven van het brandmeesterschap ter deeser plaetse ontslaagen; en is weederom tot burger en met eenen tot brandmeester in desselfs plaets aengesteld den boekhouder van het schip Karssenhof , Jan Laurens Bestbier,3 dewelke met stilstand van gagie alhier is overgebleeven.4
Laa[t]stelijk is op het ingediende versoekschrift van Pieter van de Westhuijsen5 beslooten dat het versogteveniam aetatisaan hem sal worden verleend, uijt consideratie van het goed getuijgenis dat door weesmeesteren deeser plaetse, onder wiens voogdije gemelte Van de Westhuijsen sorteert, van desselfs gedrag en leevenswijs word gegeeven.6
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
C. 107, pp. 17-25.¶
Dingsdag den {17380520} 20 Maij 1738, voormiddags.
Alle present.8
Waarna in overweeging genoomen zijnde dat den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weederom begint aan te naaderen, is derhalven vastgesteld dat men na het voorgaende gebruijk nogmaels billietten sal doen affigeeren, in selvervoegen als jongst anno passo. is geschied, onder anderen meede behelzende dat het een igelijk sal weesen gepermitteert, die geneegen mogt zijn om een perceel van de pagt der coele wijnen ofte wel deselve in het generaal aan te neemen, bij den Heer gesaghebber in het particulier schriftelijk koomen opgeeven wat ider geneegen is voor een perceel der wijnpagt, dan wel voor die geheele pagt uijt te looven, soodanig als dit alles bij resolutien van den 17e Maij 1735 en 5 Junij 1736 omstandiger word aangehaald gevonden.
Laa[t]stelijk wierd door den Chinees Limkoksaaij9 versoek gedaen dat zijn dogter, gent. Cornelia van Sophia van Angie, oud omtrent 15 jaaren, dewelke sig onder ‘s Comps. leijfeijgenen10 komt te bevinden, uijt slaverneij11 ontslagen en in vrijdom mogt worden gesteld; over hetwelke gedelibereert zijnde, is ter consideratie gem. slavin het sacrament des doops heeft ontfangen, goedgevonden en verstaen meergem. Cornelia van Sophia van Angie in vrijdom te stellen, gelijk gedaen werd bij deesen, mits dat daervoor een ander bequame slaef, gen. Janmal van Sambouwe, aen d’ E. Comp. in eijgendom sal worden overgegeeven, dewelke gevisiteert zijnde, gesond en van de vereijschte hoedanigheijd is gevonden.12
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 107, pp. 26-41.¶
Donderdag den {17380529} 29 Maij 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig, uijtgesondert den E. coopman en dispencier, Nicolaas Heijning, door indispositie.
Het scheepje Velzen thans uijt de Saldanhabaaij ter deeser rheede gereverteert, en daarmeede alhier aangekoomen sijnde de officieren en verdere manschap van het aldaar afgelegde schip de Petronella Alida , heeft den ondercoopman Johannes Needer, als het fiscaels amptpro interimwaerneemende, weegens desselfs gedaane enquesten, volgens het aan hem geordonneerde bij resolutie van den 3e December des voorleeden jaars, om te ondersoeken hoedanig sig het stooten van het voorseijde schip de Petronella Alida op St. Jago heeft toegedraagen, mitsgrs. wat ër is van de slegte huijshouding dewelke op dien bodem geduurende de herwaerts rheijse13 soude zijn geweest, als nu van zijne bevinding het volgende vertoog ter vergadering overgeleevert:14
‘Vertoog aan den E. Agtbaaren Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, beneffens den E. Agtbaaren Politicquen Raad.’
‘E. Agtb. Heer en Heeren,’
‘Agtervolgens UEdns. Agtbns. rosolutie15 en geeerde ordres de dato 3 December des voorleedene jaars (waarvan aan den ondergeteekende ondercoopman enpro interimfiscaal copia ter hand gesteld is, zijnde van deesen inhoud namentlijk) om ondersoek te doen hoedanig sig het stooten van het schip de Petronella Alida op St. Jago heeft toegedraagen, als meede weegens de slegte huijshouding die op voorm. schip geduurende de herwaarts rheijs is geweest, volgens een gegeeven verclaring daervan de dato 19 November 1737 door de schippers Hendrik Hessing op ‘t schip Dregterland , en Gerrit de Soomer op ‘t schip Schellag bescheijden, beneevens beijde dies opperstuurluijden; hebbende dan den ondergeteekende ten dien eijnde voor eerst van de officieren dier gem. bodem haare gehoudene journalen op de rheijs, beneffens haare scheepspaskaarten en genoomene resolutien afgevordert, en deselve ten overstaen van den equipagiemeester, Jacobus Möller, beneevens de schippers der verongelukte scheepen, Jan van Thiel en Gerrit Pik, ten naauwkeurigste ondersogt waarvan Haar E. aan den ondergeteekende een verclaaring gegeeven hebben, dien d’ eer heeft deselve hier neevens aan UEd. Agtbns. over te geeven, en zijnde van de volgende inhoud namentlijk:16 ‘
‘Soo verclaren wij zulx naauwkeurig verrigt en bevonden te hebben dat gesegde scheepsopperhoofden hun uijtterste best hebben gedaan om de rheijs soo kort als in haar vermogen geweest is, voort te setten naar ‘t gemelde eijiand en dat de ramp die aldaar aan dat schip is overgekomen, aan haar schult niet kan toegeschreeven worden, dewijl zulx de beste en voorsigtigste zeeman soude konnen overkoomen, om de naauwheijd der plaats en de swaare valwinden die daar regeeren, waar en booven zulx voornamentlijk is veroorsaekt door het doorgaan van hunne ankers.’
‘Soo dat uijt deese examinatie en gegeevene verclaring van den equipagiemeester en die twee schippers genoegsaam blijkt dat die opperhoofden van ‘t schip de Petronella Alida in alles haar volkoomen best gedaan hebben om de rheijs soo kort als in haar vermoogen geweest is, voort te setten.’
‘Wat nu de slegte huijshouding agter op onder de officieren betreffende is geweest, daarop heeft den ondergeteekende meede niets konne[n] vinden dat diergelijke klagte waerdig is, namentlijk dat ‘t immers meermaalen gebeurt dat ër agter op onder de officieren wel een glaasje wijn gedronken word, en men sig wel eens vervrolijkt, wanneer ‘t selve maer binnen de paalen van de reedelijkheijd blijft, waardoor ‘s Comps. bodems niet benadeelt konnen worden, gelijk de schippers Hendrik Hessing en Gerrit de Somer voorgegeeven hebben, of zulx daardoor soude veroorsaekt sijn geworden, dat zij haarlieder rheijs daardoor veragtert hebben, soo blijkt het egter uijt de geexamineerde journaalen soo van de gesaghebber dier boodem, Jacob Reij, als de opper en onderstuurlieden, als dat zijlieden alle haar best gedaan hebben om de rheijs soo kort als in haar vermoogen geweest is, hebben voortgeset; en ‘t geen ook is koomen te blijcken, want alle drie die scheepen, namentlijk Dregterland , de Petronella Alida en Schellag , zijn op een dag alhier ter rheede gearriveert.’
‘Nu is die klagte over alle de officieren haare quade directie gegaan, en het soude des noods zijnde maar blijken bij de overgelegde vraagpoincten door de schippers Hendrik Hessing en Gerrit de Somer als dat de gesaghebber van ‘t schip de Petronella Alida sig alleenig somwijlen in den drank wel eens te buijten zoude begaan hebben, maar geen van alle de andere halfdeks officieren, gelijk UEd. Agtbns. meede konnen sien uijt die (hier neevens gevoegde) overgeleeverde vraagpoincten17 alwaar de schippers Hendrik Hessing en Gerrit de Soomer op artl. 1 aan alle de halfdeks officieren van dikwilsgenoemde schip de Petronella Alida komen te vraagen wat voor reeden ër geweest zijn dat ‘t schip bij nagt off dag soo aan lij is geraekt, waarop door de opperstuurman, Cornelis de Beer, en de onderstuurlieden Cornelis Quast en Hans Hartman geantwoord is geworden dat zulx op de derdewaeks wagt is voorgevallen, en op artl. 2 antwoorden de gem. stuurlieden dat de gesaghebber dier bodem, Jacob Reij, met de derdewaek de wagt waarneemt, bijgevolge soo soude zulx den gesaghebber eerder konne[n] ten laste gelegt worden als den derdewaek, en op art. 3, 4, en 5 koomen de gem. stuurlieden beneffens de boekhouder, sergeant en oppermeester te seggen dat de gem. gesaghebber sig somwijlen door den dronk wel te buijten gegaen heeft, en als dan wel rusie heeft gehad met de boekhouder en opperstuurman, en ten seevende zoude de schipper van ‘t schip Schellagh , Gerrit de Soomer, aan den gesaghebber Jacob Reij gevraagt hebben of hij niet beeter bij de wind kon zeijlen, waarop door denselve geantwoord zoude zijn dat gem. schipper Soomer onder zijn leij van daan soude gaen, off dat hij ër de steeven op in soude setten, welk gesegde wel wat brutael is; ingevalle dat nu door dit lijwaarts stuuren de officieren dier gem. bodem de rheijs zoude vertraagt hebben, soo zoude zulx dan ook maar alleen door de directie van den gesaghebber op zijn wagt geschied zijn, en niet konnen geimputeert worden op de andere officieren, als meede ‘t somwijlen dronken drinken van dien gesaghebber, en bijgevolge soo soude de gedaane klagten alleen maar specteerende zijn op den gem. gesaghebber Jacob Reij en niet op de andere officiers.’
‘Waaromme sig dan den ondergeteekende met veel eerbied tot UEd. Agtbns. keert, om te moogen verneemen of denselven gem. Jacob Reij alleen in persoon sal actioneeren over ‘t somwijlen dronken drinken binnen scheepsboort, en het niet oppassen van sijn behoorelijk stuuren (alhoewel den ondergeteekende onder welduijding hierbij voegen moet dat hij deese saak soo swaar niet vind als de gem. twee schippers deselve wel hebben opgegeeven) en uijt dien hoofde vermeijnt den ondergeteekende geen actie op haarlieden te hebben, dan wel dat geene te doen dat naar UEd. Agtbns. wijs oordeel ‘t dienstigst zal zijn.’
‘(Was geteekent) Js. Needer.’
Waaruijt zijnde koomen te blijcken dat hij geene actie teegens i[e]mand der officieren van het meergenoemde schip de Petronella Alida vermeijnd te kunnen institueeren; is derhalven goedgevonden dat den geweesen gesaghebber van die kiel, Gerrit Scheepsbouwer, neevens den opper en verdere stuurlieden van dat schip, soo wel als de overige daarop bescheijden geweest zijnde halfdeks en mindere officieren, bij bequame geleegentheeden naar Batavia sullen worden voortgesonden.
Waarna geleesen is seeker versoekschrift door weesmeesteren deeser plaatse, in de volgende bewoordinge gepreesenteert:18
Aan den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘E.E. Agtb. Heer en Heeren,’
‘Geeven met behoorelijke eerbied te kennen weesmeesteren deeser steede, dat Heeren weesmeesteren tot Batavia bij haare onlangs gesondene missive de supplianten hebben te kennen gegeeven van graag te sien dat de supplten. in ‘t aanstaende hunne florijnen, stuijvers en penningen, dewelke aan derselver dispositie koomen gestelt te werden, reduceerden in rijxdaalders van 48 stuijvers, tot praevenieeringe van differenten, spetialijk19 in de stuijvers, die men andersints soo ligt niet konde ontgaan, gelijk Uwe E.E. Agtbns. uijt ‘t hierneevens gevoegde extract missive des gelievende sullen kunnen beoogen;20 soo is ‘t dat de supplianten ‘t boovenstaande in consideratie genoomen, mitsgrs. wijders aangemerkt hebbende dat door de bereekening met ligt geld, soo als deselve tot dato bij der supplianten camer in gebruijk is, ligtelijk veele abuijsen en differenten, principalijk in de uijtlandige correspondentie en remissie van penningen naar andere gewesten kunnen veroorsaakt werden, de vrijheijd gebruijken Uwe E.E. Agtbns. eerbiediglijk te versoeken dat ‘t deselve behagen mogte[n] de supplianten te qualificeeren tot ‘t reduceeren haarer camerreekeningen en boeken bij bequaame geleegentheijd op de gevoeggelijxte wijse tot rijxdaelders van 48 sware stuijvers ende in diervoegen voortaan te continueeren.’
‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a. (Lager) Uijt name en last van weesmeesteren voornt., (was geteekent) J. N. v. Dessin, secretaris.’
‘Extract missive geschreeven door Heeren weesmeesteren tot Batavia aan weesmeesteren van Cabo de Goede Hoop, de dato 15 Januarij 1738.’
‘Dog wij souden gaarne sien dat Uw Eerws. in den aanstaende hunne florijnen, stuijvers en penningen, dewelke aan onse dispositie koomen te stellen, in Rijxds. van 48 stuijvers reduceerden, tot prevenieeringe van differenten, spetialijk21 in de stuijvers, die men andersints soo ligt niet kan ontgaan.’
‘(Onderstont) Accordeert, (was geteekent) J. N. v. Dessin, secretaris.’
Welkers inhouden met aandagt overwoogen zijnde, is goedgedagt dat het daarbij gedaan wordende versoek sal worden geaccordeert, en dat weesmeesteren gevolglijk sullen worden gequalificeert om haare boeken en reekeningen voortaen in Rijxds. en agten deelen, en niet meer in guldens en stuijvers, het zij ligte of sware, soo als andersints tot nog toe gebruijkelijk is geweest, te moogen doen formeeren en houden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 107, pp. 42-48.¶
Dingsdag den {17380603} 3 Junij 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig.
In het schip Streefkerk van de alhier in den voorleedenen jaare verongelukte scheepen voor het vaderland sijnde afgeladen de volgende goederen: 300 ps. armosijnen effene dubbelde, 200 ps. bandanoesen,22 of tafta de foela, 80 ps. baftas, bruijn blaauw, 300 ps. bethilles ternatanes ,23 100 ps. bethilles allegias met grote ruijten, 300 ps. bethilles callewaphoe, 300 ps. bethilles sestergantij ,24 100 ps. bethilles fijne breede, 100 ps. bethilles grove smalle, 100 ps. bethilles fijne smalle, 100 ps. bethilles mandrapaxe, 300 ps. bethilles ijle gebleekte Indiaasse25 soort, 480 ps. brandams, 320 ps. boelangs, 414 ps. cassa in soort, 400 ps. dongris26 gebleekte of pautkas, 3 199 ps. dongris gebleekte of pautkas, 160 ps. dongris ruwe sonder hoofden, 300 ps. fotassen grove, 30 ps. guinees fijn gebt., 2 100 ps. gerrassen, 480 ps. guinees Bengaels , 280 ps. guinees bleek blaauw, 690 ps. guinees gebt. Engelsse soort,27 3 420 ps. guinees gemeen gebleekt, 1 520 ps. guinees gemeen ruw, 30 ps. guinees ruw Engelsse 28 soort, 157 ps. mablemollen ordinair, 100 ps. moeris fijne witte, 200 ps. parcallen fijne gebt., 960 ps. parcallen gem. gebt., 160 ps. parcallen gem. ruw, 160 ps. patamaraphoe, 500 ps. roemaels geheel van gaarn gemeen, 100 ps. roemaels geheel van gaaren fijne, 150 ps. roemaels d’ esta29 kleijne, 150 ps. roemaels sestergantij, 80 ps. soesjes, 200 ps. salampoeris fijn gebt., 5 040 ps. salampoeris gemeen gebt., 1 760 ps. salampoeris gemeen ruw, 1 400 ps. salampoeris bruijn blaauw, 50 ps. therindaens, 240 ps. zeijlkleeden ruwe, 679 lb. indigo javaes, 241 1/2 lb. indigo ambons , 192 lb. gruijs van indigo la. P, 117 1/4 lb. borax la. D, 221 1/4 lb. schellak, als la. B lb. 101 1/4, la. C bb. 120, 136 lb. saatlak la. A, 234 1/2 lb. bensoin la. N, 45 1/2 lb. drakenbloet la. 0, 49 346 lb. Japans cooper, 18900 lb. calleatour hout30 in soort, 1370 lb. walvisbaerden, 61 lb. balies camphur,31 1 casje beschreeven monsters van glasen. Heeft den schipper van dien bodem, Willem Houthuijsen, als nu te kennen gegeeven dat dit alles is wat hij met eenige mogelijkheijd van de voorseijde goederen sal kunnen inneemen, nademaal zijn onderhebbend schip daarmeede volkoomentlijk is volladen geworden; weshalven hier over gedelibereert zijnde, is voor den meesten dienst der E. Comp. goedgevonden dat de schippers Jurriaan Zeeman en David van Elteren bij deesen expresselijk sullen worden gecommitteert om ten overstaan van den equipagiemeester, Jacobus Möller, exactelijk te visiteeren ende te ondersoeken of het meergemelde schip Streefkerk nog iets meer sal kunnen laaden, en dat bij aldien sij bevinden van neen, men hetselve als dan soodanig met de eerste geleegentheijd, geconsigneert wordende aen de praesidiale Camer tot Amsterdam, na het vaderland sal laaten vertrecken. Maer dewijl hier nu van de geweesene ladingen der geciteerde verongelukte scheepen, buijten het geschut, nog hebben moeten overblijven 345 packen met lijwaten enz. mitsgrs. 142 balen met zijde en cattoene[sic]gaarens, heeft derhalven naar aandagtelijke overweeging van saaken voor ‘s Comps. meesten dienst en intrest moeten worden vastgesteld dat aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse32 Regeering tot Batavia, bij ons eerst af te gaane schrijvens de noodige kennisse hiervan wordende gegeeven, met eenen ordre sal worden versogt hoedanig in het vervolg sal moeten worden gehandelt om die goederen naa Neederland getransporteert te krijgen, het zij dat Haar Wel Edele Groot Agtb. mogten goedvinden om ten dien eijnde eenige ruijmte in de retourscheepen die men in het aanstaande jaar sal te verwagten hebben, open te laaten, ofte wel ons andere middelen aan de hand te geeven, om hetselve behoorelijk ter uijtvoeringe te kunnen brengen.
Ook is op het gedaan versoek van Christeijn van Magdalena Smit van de Caab, mattres33 in ‘s Comps. slaven logie, goedgedagt en beslooten dat haare dogter, Margriet van Christeijn van Magdalena Smit van de Caab, uijt slaverneij sal worden ontslaagen en in vrijdom gesteld, ten aansien deselve het sacrament des heijligen doops niet alleen heeft ontfangen, maer ook in de Duijtsche spraek seer wel ervaaren is, mits nogtans dat in haare plaets weederom aen d’ E. Comp. in eijgendom sal worden overgegeeven een kloeke mansslaef, genaemt Jonas van Batavia, dewelke door den eersten opperchirurgijn deeses Gouvernements, Jan van Schoor, gevisiteert zijnde, van de vereijschte hoedanigheijd is bevonden te weesen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 107, pp. 49-52.¶
Saturdag den {17380607} 7 Junij 1738, voormiddags.
Alle present.34
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 107, pp. 53-65.¶
Dingsdag den {17380617} 17 Junij 1738, voormiddags.
Alle present.
Den schipper van het aanweesende Chinaas retourschip Beekvliet , Bastiaan Mol, versoek gedaan hebbende om ter oorsaak sijner swaare indispositie ter deeser plaatse te moogen overblijven, is sulx aan hem met stilstand van gagie geaccordeert.35
Vermits ook door de regeering des eijlands Ceijlon van hier zijn versogt geworden twee a drie leevendige gestreepte ezels,36 soodanig als deselve ter deeser plaatse in het wilde loopende worden gevonden, ten eijnde om tot een present voor den Candiaassen 37 vorst te kunnen dienen; is derhalven op het voorstel van den Heer gesaghebber goedgevonden dat om was het mogelijk, deese dieren ten behoeve der E. Comp. aan handen te krijgen, bij affixie van billietten aan een igelijk sal worden bekent gemaakt dat soo wie een deeser esels goed en leevendig opbrengende, ten deesen Casteele komt te leeveren, daarvoor, namentlijk voor ider beest (totdat men van twee of drie stux derselver voorsien zal zijn) sal genieten een praemie van hondert Rijxds., in verwagting dat de liefhebbers hierdoor sullen worden aangemoedigt om dit geld van d’ E. Comp. te verdienen.
Waarna in overweeging genoomen zijnde dat de pangerang Dipa Nagara onwillig blijft om de justitieele kosten, dewelke omtrent desselfs slave jongen, Simon van Bengalen, sijn gevallen,38 te voldoen; is hierom gearresteert en billijk geoordeelt dat gemelten slaaf Simon van Bengalen voor de voorseijde kosten door d’ E. Comp. in eijgendom sal worden aangenomen.
Ook is op de gedane vrage van den E. soldij boekhouder encurator ad litesdeeser plaatse, Cornelis Eelders, hoedanig te handelen met de goederen aen particulieren toebehoorende, dewelke in den voorleedenen jaare van de verongelukte scheepen sijnde geborgen, volgens het geresolveerde van den 23 Julij desselven jaars nog onder hem sijn berustende gebleeven, ten aansien niemand seedert is opgedaagd die deselve aan sig heeft kunnen toeeijgenen; beslooten en vastgesteld dat gemelte goederen als nu publicquelijk door dencurator ad litessullen verkogt en de daarvan provenieerende penningen in ‘s Comps. cassa getelt worden, om aldaar soo lang te blijven berusten tot dat i[e]mand sal kunnen aantoonen regt tot deselve te hebben.
Laa[t]stelijk is geleesen seeker versoekschrift door de wed. van den secretaris der weescamer, Jacob Leever, in de volgende bewoordinge overgegeeven:39
Aan den E. Agtb. Heer en Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber, beneevens den E. Agtb. Politicque[n] Raad deeses Gouvernements.
‘E. Agtbe. Heer en Heeren,’
‘Met innerlijke droefheijd en ziele smerte vind de suppliante UE. Agtbaarens gantsch needrige dienaresse zig genooddwangt met aller oodmoed te kennen te geeven dat haer man, Jacob Leever, ondercoopman en secretaris der weescamer alhier, deeser weereld overleeden zijnde, derselver nagelaaten goederen, volgens testament zijn vervallen op de suppliante en zijne drie naagelaatene kinderen, dan bedugtende dat den boedel van haaren overleeden man met veele schulden zouden moogen weesen beswaert (niet teegenstaande hij op zijn doodbedde verklaart heeft geen noemenswaardige schulden te hebben en daarop Gods Naam aangeroepen) gelijk alreets met veel verbaasens heeft moeten hooren dat de spraak gaat dat eenige aansienelijke crediteuren met een considerabele pretentie eerstdaags staan op te daagen en zij suppliante in cons[c]ientie betuijgd van soodanige schult iets40 geweeten te hebben, zulx dat de simpele aanvaarding van haar overleedene mans nalaatenschap in dit gewrigt der zaaken haar soude moogen schadelijk zijn, vind zij niet geraaden deselve erfenis41 te aanvaarden, anders als onder benefitie van inventaris.’
‘Dan door dien den tijd reets verstreeken zijnde dat zij suppliante brieven van benefitie van inventaris had behooren te impetreeren, zijnde zulx gecauseert op de betuijging van haar overleedene man, gelijk hier vooren gemeld, en uijt haar onkunde in die saaken, versoekende ootmoedig relief van den versuijmden tijd en dat haer gunstelijk van UE.E. Agtb. brieven van benefitie van inventaris mag werden verleend.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) Jacomina Brommert,42 weed. Jacob Leever.’
Over welkers inhouden gedelibereert en ingesien zijnde dat den tijd in regten tot het verkrijgen van het benefitie van inventaris bepaald, niet alleen is overstreeken, maar dat ook gemelte wed. sig al een geruijmen tijd als erfgenaame en boedelhoudster van haaren overleedenen man gedraagen, en sig in het volle besit der nalaatenschap gestelt hebbende, dit optineeren43 van benefitie van inventaris overzulx als nu geen plaats meer kan hebben; is derhalven goedgevonden en verstaan dat op hetselve request voor appostille sal worden gegeeven het versoek der supplte. in deesen gedaan, word om goede reedenen van de hand geweesen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 107, pp. 66-68.¶
Donderdag den {17380626} 26e Junij 1738, voormiddags.
Alle present.44
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
C. 107, pp. 69-100.¶
Dingsdag den {17380708} 8 Julij 1738, voormiddags.
Alle present, behalven d’ E.Es. Rijk Tulbagh en Cornelis Eelders.45
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] Mij present, P. J. SLOTSBOO. E.g. clercq.
C. 107, pp. 101-107.¶
Dingsdag den {17380729} 29 Julij 1738, voormiddags.
Alle teegenwoordig, uijtgesondert d’ E.Es. Christoffel Brand en Cornelis Eelders.
Aangesien den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements teegenwoordig begint op handen te schietten,47 is hierom voor den dienst der E. Comp. noodig geagt en beslooten dat de jongst volgens het geresolveerde van den 20e der gepasseerde maand Maij weegens deese saak geaffigeerde billietten nogmaals tot ververssing der memorie alomme sullen worden aangeplakt. Gelijk meede andere billietten tot kennisgeeving, dat vermits den gewoonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, daaruijt niets meer sal worden verstrekt naa den 15 der aanstaende maend Augustus, voor en aleer deselve pakhuijsen behoorelijk door gecommitteerdens sullen weesen opgenoomen.
Waarna door den Heer gesaghebber te kennen gegeeven wierd dat den burger Johannes Coleijn door indispositie selfs niet hebbende kunnen opkoomen, Sijn E. met hem heeft doen spreeken weegens de leeverantie der Constantia wijnen dewelke ter quantiteijt van 124 leggers roode en 64 leggers witte wijn nu weeder door de respective Cameren van Zeeland en Rotterdam van hier sijn gevordert geworden; dog dat denselven hadde betuijgt niet meer dan agt leggers roode Constantia wijn in ‘t geheel aan d’ E. Comp. te sullen kunnen leeveren; weshalven deese saak in overweeging genoomen en gereflecteert zijnde dat ten aansien van het algemeene misgewasch der roode wijnen, dat men hier het geheele land door bij den jongsten wijnougst gehad heeft, hierin niets anders kan gedaan worden, derhalven de voorseijde agt leggers roode wijn, beneevens ses en een halve leggers witte bij gemelte Colijn ten behoeve der E. Comp. sullen worden ingekogt; en voorts bij andere menschen de overige mancqueerende vier en een halve leggers roode wijn, van de naaste van die van Constantia koomende soorten, dewelke na rato voor hoogstgedagte Cameren van Zeeland en Rotterdam sullen worden verdeelt, met kennisgeeving van wie deese wijnen sullen weesen ingekogt, om dus te kunnen ondervinden of Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen der gesegde Caameren daarin welgevallen neemende, in het vervolg nog meer van die soorten souden gelieven gedient te weesen.
En is laa[t]stelijk geleesen seeker versoekschrift door weesmeesteren deeser plaatse in de volgende bewoordinge overgegeeven:48
Aan den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘E.E. Agtb. Heer en Heeren,’
‘Geeven met neederige eerbied te kennen weesmeesteren deeser steede, dat door den oud adsistent, Alexander Coel, op den 7 deeser maand Julij aan de supplianten weederom overgegeeven zijnde geworden soodanige harer supplianten pupille met naame Maria Elisabeth Jerf,49 als door denselven en andere bevoorens ‘t seedert ‘t overlijden haarer moeder in kost en kleederenpro Deowas onderhouden geworden; sij supplten. uijt aanmerkinge dat eevengen. Maria Elisabeth Jerf bij der supplten. camer nietsin bonisis hebbende, ende ook geene middelen bij de supplten, aan de hand zijn omme soodanige kinderen te kunnen onderhouden, haar nog dien eijgenste dag aan ‘t Eerw. collegie van kerkenraade alhier hebben geaddresseert,50 met versoek dat Haar Eerws. om booven geallegeerde reedenen de goedheijd geliefden te hebben van deselve onder haare administratie over te neemen ende te besorgen; maar nademaal welgem. Haar Eerws. voor als nog niet hebben kunnen goedvinden ter saake dat de supplianten bij ‘t overleijden51 van boovengen. pupils moeder, gent. Catharina Marquart,52 teegens de intentie van welgem. Haer Eerws., dewelke evengen. Catharina Marquart met eenig onderhoud in haar leeven geadsisteert hadden, desselfs boedel souden aanvaart en gereddert hebben, in ‘t boovengen. versoek te treeden; soo neemen de supplianten de vrijheijd haar te keeren tot Uwe E.E. Agtbs., instantelijk versoekende goedgunstelijk gelieven te beraamen wat met deese niets hebbende pupille te doen, ofte waer deselve ter onderhoudinge en opvoedinge best te plaatsen sal zijn.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Lager) Uijt naame en last van weesmeesteren voornt. (Was geteekent) J. N. v. Dessin, secretaris.’
Over welkers inhouden zijnde gedelibereert, is goedgevonden dat hetselve sal worden gesteld in handen van kerkenraade alhier, om daarop te dienen van haar berigt en consideratien.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.
[Signed:] MNS. BERGH.
## Footnotes
-
Kyk C. 139Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie, 1738: memorie, ongedateer, pp. 343-368; Map Register 3/4 Saldanha Bay , 1738. ↩
-
Kyk C. 683Origineel Placcaat Boek, 31.5.1737, pp. 13-16; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(31.5.1737), pp. 162-163. ↩
-
Jan Lourens Bestbier van Offenheim is op 11.8.1737 met Catharina van der Heuvel getroud. Hy is in 1754 oorlede. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad i.v.m. die afskrywing van verliese is hieronder weggelaat. Onder die items wat afgeskryf is. is ses slawe, agt slavinne, 24 slawekinders, vier bandiete, twee perde, 71 beeste en 16 bokke. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 29.4.1738, pp. 577-585; C. 292Memoriën en Rapporten, 29.4.1738, pp. 617-622. ↩
-
Pieter van der Westhuizen was die oudste seun van Jan van der Westhuizen en Gesina Wiegman. Hy is op 25.11.1742 met Johanna van Dyk getroud. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 335-336. ↩
-
- Kyk C. 238Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 21.3.1738, p. 337.
-
Die Politieke Raad het op 14.5.1738 ook vergader. (Kyk C. 615Dag Register, 14.5.1738, pp. 78-79.) ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad i.v.m. die bevordering van bemanningslede op die skepe Hofwegen en Streefkerk , is hieronder weggelaat. Vgl. C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 20.5.1738, pp. 587-593. ↩
-
Limkoksaij is in November 1738 oorlede. Vgl. M.O.O.C. 7/1/6 Testamente, 17.11.1738, nr. 27. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 347-348. ↩
-
- Die skribent van die Haagse kopie het ook geskryfleijfeijgenen.
-
In die Haagse kopie verbeter naslavernij. ↩
-
Kyk C. 238Requesten en Nominatiën: verklaring, 12.5.1738, p. 349. ↩
-
Die skrywer gebruik deurgaans die spellingrheijsen dit is ook so deur die skrywer van die Haagse kopie gekopieer. Die skrywer van die verslag, waarvan ‘n kopie hieronder verskyn, gebruik egter die spellingreusen in twee gevallerijs. ↩
-
Kyk C. 355Attestatiën: verslag, ongedateer, pp. 385-391. ↩
-
in sowel die oorspronklike verslag as die Haagse kopie staanresolutie. ↩
-
Kyk C. 355Attestatiën, 23.1.1738, pp. 393-394. ↩
-
Kyk C. 355Attestatiën, 14.8.1737, pp. 397-400. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nagepresenteert. Die oorspronklike versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 351-352. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif sowel as in die Haagse kopie staanspecialijk. ↩
-
Kyk C. 238Requesten en Nominatiën: uittreksel uit brief, 15.1.1738, p. 353. Die volledige brief berus in M .O.O.C. 3/9Inkomende Briewe: weeskamer, Batavia - weeskamer, Kaap, 15.1.1738, nr. 12. ↩
-
Sowel in die versoekskrif as in die Haagse kopie staanspecialijk. ↩
-
Waarskynlik bandana, geel of rooi sydoek met wit kolle daarop, wat in indië vervaardig is en later deur die Engelse nageboots is. ↩
-
Waarskynlik word bedoel bethilles afkomstig uit Ternate . ↩
-
D.w.s. bethilles afkomstig uit Sesterganti . ↩
-
In die Haagse kopie staan ookIndiaasse. ↩
-
Waarskynlik ‘n verkeerde spelling virdongrijofdungaree, ‘n growwe katoenstof van minder- waardige gehalte. ↩
-
Die skrywer van die Haagse kopie het geskryfEngels soort. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookEngelsse. ↩
-
d’ esta: van die ooste (Portugees). ↩
-
Dit is caliatoerhout. ↩
-
‘n Eienaardige skryfwyse virkamfer, waarskynlik onder invloed van Frans (camphre). ↩
-
In die Haagse kopie staan ookIndiaasse. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookmattresi.p.v.matres. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad met betrekking tot die bevordering van ‘n aantal bemanningslede op die skepe Steenhoven en Kerkzicht , is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 7.6.1738, pp. 619-621. ↩
-
Die Politieke Raad het vervolgens aandag gegee aan die bevordering van bemanningslede op Beekvliet en die Visch . Dit is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 17.6.1738, pp. 623-627. ↩
-
Kyk C. 139Bylagen tot de Resolutiën, Raad van Politie: eis, 27.1.1738, pp. 307-308. ↩
-
Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfCandiaassen. Kandi ( Kandia , Candia ) is ‘n stad op die sentrale hoogland van Ceylon . ↩
-
Kyk C. J.20Oorspronklike Regsrolle en Notule(Krimineel Alleen), 6.3.1738, pp. 12-14. ↩
-
Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 379-380. ↩
-
In sowel die Haagse kopie as die oorspronklike versoekskrif staan ookiets. Waarskynlik wordnietsbedoel. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif sowel as in die Haagse kopie staan ookerfenisi.p.v.erfenis. ↩
-
Jacomina Brommert was die dogter van Jan Brommert en Anna van Schalkwyk. Na die dood van haar eerste man, Jacob Voet van Amsterdam, in 1722, is sy weer op 11.8.1726 met Jacob Leever getroud. Twee kinders, Jan en Anna Appolonia, is uit die tweede huwelik gebore. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookoptineereni.p.v.obtineeren. ↩
-
Die resolusie wat hieronder weggelaat is, bevat ‘n besluit van die Politieke Raad i.v.m. die bevordering van ‘n aantal bemanningslede van die skip Hilversbeek . Kyk C. 30Resolutiën, Raad van PolitieII, 26.6.1738, pp. 636-638. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad oor die afskrywing van verliese en tekorte is hieronder weggelaat. Onder die items wat afgeskryf is, is o.a. vyf slawe, agt slavinne, agt slawekinders, ses bandiete, twee esels, vier perde, 93 beeste en 29 bokke. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 8.7.1738, pp. 639-669; C. 292Memoriën en Rapporten, 8.7.1739, pp. 625-631; C. 355Attestatiën, 19.6.1738, pp. 493-502. ↩
-
In die dagregister verskyn onder datum 23.7.1738 die volgende inskrywing: “Den door indispositie onder afgesz gagie hier verbleevenen schipper Bastinaan Mol, dewelke thans weeder tot herstelling van gesondh[e]ijd geraakt is, versoek gedaen hebbende, om met het ter rheede leggend retourschip ‘s Heeren Arendskerke naar het vaderland te moogen vertrecken, zoo wierd zulx ter ordre van den Heer gesaghebber door den eersten clercq aan de leeden des raads bij rondvraaging voorgedraagen, dewelke daarin gesamentlijk hebben toegestemt”. Kyk C. 615Dag Register, 23.7.1738, pp. 109-110. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naschieten. ↩
-
Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738: weeskamer, Kaap - Goew. en Raad, Kaap, ongedateer, pp. 423-424. ↩
-
Maria Elisabeth Jerff (1727-9.3.1804) was die dogter van Albert Andries Jerff van Kopenhagen en Catharina Marquardt. Uit haar huwelik met Hendrik Christoffel van Wieding is drie kinders gebore. ↩
-
In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie staan ookaddresseereni.p.v.adresseeren. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staanoverlijden. ↩
-
Catharina Marquardt (1682-1734) was die dogter van Tobias Marquardt en Catharina van den Berg. Sy was drie keer getroud: op 28.7.1705 met Christiaan Spoor, op 1.12.1709 met Jan Calmer van Amsterdam en op 6.10.1715 met Albert Andries Jerff. Uit haar huwelik met Jerff is twee kinders, Andries en Maria Elisabeth, gebore. ↩