Skip to content

C108 v1.20

C. 108, pp. 2-5.

Dingsdag den {17380812} 12 Augustus 1738, voormiddags.

Alle present, behalven de E.E. coopluijden Rijk Tulbagh en Martinus Bergh.

Produceerden den Heer gesaghebber ter vergadering een brief van de opperhoofden van ‘t schip het Huijs te Spijk , dewelke Zijn E. deesen morgen uijt de Baaij Fals 1 was ter handen gekoomen,2 waarbij de gem. scheepsoverheeden berigten dat zij op den 10e deeser maend Augustus ‘t land van Africa in het gezigt gekreegen hebbende, zig te laag hadden bevonden om deese Tafelbaaij te kunnen bezeijlen en derhalven geresolveert hadden de gemelte Baaij Fals in te loopen, hebbende geduurende de rheijs 7 dooden en 30 sieken bekoomen, onder welke laatste zig den schipper meede comt te bevinden. Weshalven na gehoudene raadpleeging goedgedagt en beslooten is dat den equipagiemeester, Jacobus Möller, ten eersten over den landweg tot haare adsistentie derwaarts sal werden gezonden, en de voormelte overheeden van het Huijs te Spijk bij missive gerecommandeert3 met de eerste dienstige wind weeder zee te kiesen en herwaarts op te coomen, dog zoo zulx niet kan geschieden, dat zij als dan het schip ter behoorlijke ankerplaats in de Simons Baaij 4 zullen hebben te brengen, terwijl haar ook met eenen sal werden geordonneert om ‘s Comps. brieven aan dit Gouvernement behoorende, aan gemelten equipagiemeester Möller over te geeven, ten eijnde deselve door hem ten spoedigsten herwarts bezorgt sullen kunnen werden, gelijk ook een waagen met hondert versche brooden naar de Baaij Fals ten behoeve van dien bodem sal worden gezonden, en wijders de noodige ordres gesteld om denselven ginder het vereijschte vleesch en groente behoorelijk te doen genieten.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] CORNS. EELDERS

[Signed:] Mij present, P. J. SLOTSBOO. E.g. clercq.

C. 108, pp. 6-9.

Sondag {17380817} 17 Augustus 1738, voormiddags ten elf uuren. Extraordinaire vergadering.

Alle teegenwoordig.

Soo aanstonts tijding ingekoomen zijnde dat eenige weggeloopene te saamen gerotte slaaven van den oud burgerraed Johannes Cruijwagen, Andries Hesselbaart5 en anderen, dewelke bereijts meer moorden en schelmstucken gepleegt hebben, op gisteren avond omtrent de clocke seeven uuren de plaats van deesen laatsten, geleegen in de Tijgerbergen ,6 niet alleen hebben gepoogt af te loopen, maar ook hem selfs beneevens zijn soon, en een Fredrik Sappel,7 daar zij aan tafel waaren sittende, schelmagtig hebben overvallen en geque[t]st, en daarnaa in de kelder gebrooken zijnde met het laten loopen der wijnen als andersints alle moedwilligheeden, die dit gespuijs gewoon sijn te doen, gepleegt hebben; is derhalven, om dit quaad te stuijten en alle verdere onheijlen voor te koomen, goedgevonden en noodsaakelijk geoordeelt dat op staanden voet vier en twintig granadiers uijt dit Casteel, voorsien van de noodige chrijgs- en mond-behoeftens, neevens een gelijk getal burgers, ider onder het commando van een vaandrig met de vereijschte onderofficieren, tot agterhaling deeser vagabonden na buijten sullen worden gesonden; en dat om haar dies te meerder aan te moedigen, op elk der schelmen van dit complot die zij dood of leevendig sullen kunnen magtig worden, sal worden gesteld een praemie van 25 rijxdaelders uijt ‘s Comps. cassa te betaalen, en dit alles boven en behalven het geld dat door de burgerije selfs aan de geene die haar vangen sullen, daarvoor beloofd is; sullende voorts hier aan de Caap goede wagt met het doen van patrou[i]lles worden gehouden en de burgerwagt verdubbelt, om dus voor te koomen alle verdere opschuddingen dewelke deese godvergeetene booswigten bij nagt en ontijden ter deeser plaetse selfs souden kunnen koomen te maaken.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

[Signed:] CORNS. EELDERS.

C. 108, pp. 10-13.

Donderdag den {17380821} 21 Augustus 1738, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Reflexie genoomen zijnde op het versoek door de overheeden van het in de Baaij Fals geanckert leggende schip ‘t Huijs te Spijk , bij missive van den 14e deeser loopende maand Augustus gedaan,8 om namentlijk direct van daar, sonder dat zij herwaerts sullen behoeven op te koomen, naa Batavia te moogen reijsvorderen, heeft men haarlieder eijsch van benoodigtheeden seedert meede ontfangen, en bereijts over den landweg voldaan zijnde, voor soo veel als de daarbij vermelde goederen hier aan handen zijn geweest, voor ‘s Comps. meesten dienst goedgevonden dat in dit versoek sal worden toegestemt, ten eijnde dien costelijken boodem niet nutteloos worde opgehouden, dewijl daeraan niets mancqueert, dat denselven geene lading voor deese plaats inheeft, en dat het quaade saaijsoen9 hier nog niet gantschelijk is overstreeken. Wiensvolgende aan gem. scheepsopperhoofden sal worden geordonneert dat zij ten alderspoedigste doenelijk naar Batavia sullen hebben te vertrecken, ten welken eijnde ‘s Comps. papieren onder den 26e deeser maand geslooten,10 aan haar zullen worden toegesonden, met bijgevoegde ordre dat haaren onderhebbenden boodem ook onder dienselven datum sal moeten worden gemonstert, en dat aan ons drie geteijkende monsterrollen, neevens een afschrift van haarlieder gehouden journaal en het caarteboek van Van Keulen11 volgens gewoonelijk gebruijk, ter versendinge naar het vaaderland, sullen moeten toegeschikt worden.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

[Signed:] CORNS. EELDERS.

C. 108, pp. 14-17.

Saturdag den {17380823} 23 Augustus 1738, voormiddags.

Alle teegenwoordig, behalven den E. Cornelis Eelders.

Uijt het ontfangene schrijven van de opperhoofden van het in de Baaij Fals geanckert leggende schip ‘t Huijs te Spijk van gisterigen datum,12 zijnde koomen te blijcken dat zijl. vermeijnden niet in staet te zijn om soo spoedig de rheijse naar Batavia te kunnen onderneemen als ons besluijt van den 21 deeser maand komt meede te brengen, en dat zij derhalven nog wel wat langer tijd daartoe van nooden zouden hebben; is derhalven goedgevonden en verstaan aan gemelte opperhoofden te rescribeeren13 dat men daarin met geen gevoeggelijkheijd kan toestemmen, dewijl zijl. op den 26 deeser maand gemonstert werdende, als dan reets veerthien daagen aldaar sullen geleegen hebben, en dat de ordres der E. Comp. voor een welgesteld schip geen langer verblijf koomen toe te laaten, weshalven zij haaren onderhebbenden bodem ten voorsz daage zullen moeten doen monsteren, en dan soo dra de gesteldheijd van schip en volk, mitsgrs. bequaame geleegentheijd van weer en wind zulx komt toe te laaten, sonder tijd versuijm naar Batavia vertrecken. Terwijl omtrent het verder genoteerde van den schipper De Vrij om ter oorsaak zijner indispositie hier te moogen overblijven, als geen positief versoek behelsende, voor als nog geen vast besluijt heeft kunnen neemen; zullende ook aan haarl. weeder werden toegeschikt het ontfangen caarteboek van Van Keulen en het journaal, dewijl het eerste ‘t verkeerde is, en dat het andere door den schipper en stuurlieden moet onderteijkent worden, met ordre om ons het aan boord gebleeven zijnde boek van Van Keulen het en journaal behoorelijk geteekent weederom toe te senden, soo wel als de monsterrolle van dien boodem. Inmiddels het men ingevolge van haar gedaan versoek nog hondert stux verssche brooden aan deselve over den landweg sal laaten toekoomen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

C. 108, pp. 18-31.

Dingsdag den {17380826} 26 Augustus 1738, voormiddags.

Alle present, behalven den E. guarnisoenboekhouder, Cornelis Eelders.

Seeker schriftuur van weesmeesteren deeser plaatse, volgens het geresolveerde van den 29 der eeven gepasseerde maend Julij in handen van kerkenraade sijnde gestelt om daarop te dienen van haar berigt en consideratien, is als nu door den voormelten kerkenraad het volgende geschrift in antwoord op dat van weesmeesteren overgegeeven:14

Aan den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E.E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Seeker versoekschrift door Heeren weesmeesteren deeser steede aan Uwe E. Agtbns. op den 29 Julij gepresenteert, betreffende het dogtertje der overleedene wed. van Albert Andriesz Jerf,15 in naame Anna Elisabeth Jerf, volgens de daerop verleende appostille16 Uwer E. Agtbns. aan kerkenraade deeser plaetse, Uwe E. Agtbns. seer onderdanige dienaaren, ter handen gesteld zijnde om daarop te dienen van haar berigt en consideratien, sal kerkenraade voormt. ingevolge Uwe E. Agtbns. geeerde ordre weegens deese saak met het vereijschte respect ter needer stellen dat de voorsegde wed. Jerf bij haar leeven een geruijmen tijd in eene der diaconijs huurhuijsjes voor niet heeft gewoond, en boovensdien voor haar reets eenige jaaren huijshuur aan andere menschen is betaalt, dog dat wanneer zij is komen te overleijden,17 meergem. Heeren weesmeesteren als doen aanstonts in haaren boedel getreeden zijn om deselve te administreeren, en de penningen daarvan gemaakt ook neevens ‘t gem. kind na zig hebben genoomen, sonder ter dier tijd eenige deferentie of betamelijke vrindelijkheijd in opsigte van dit heele geval aan deese diaconij te betoonen, om welke reedenen kerkenraad in het gedane versoek van den secretaris der weescamer, Sr. Joachim Nicolaas van Dessin, uijt naame van Heeren weesmeesteren in haare vergadering van den 7 Julij gedaan, doenmaals voor eerst nog niet heeft kunnen toestemmen; dog dewijl kerkenraade egter wel bewust is dat dit dogtertje van de wed. Jerf alimentatie van nooden heeft, en dat geen andere middelen als die der diaconij daer toe overschieten, sijn zij derhalven na billijkh[e]ijd bereijd om het noodige onderhoud aan dat kind te geeven; egter in die hoop en verwagting dat welgem. Heeren weesmeesteren diergelijke reedenen van onmin tusschen de beijde collegien aan kerkenraade in het vervolg niet meer sullen gelieven te geeven.’

’- - - Uijt naame en last van kerkenraade voormt. (Was geteekent) Ms. Heems, schriba.’

Welkers inhouden overwoogen, en door den Heer gesaghebber, als praesident der weescamer, bovensdien betuijgt sijnde dat door Zijn E. weegens gepasseerde saaken niets kan worden gesegt, dog dat in ‘t vervolg sorge sal draagen dat door weesmeesteren geen reedenen van billijk ongenoegen meer aen den kerkenraad sullen worden gegeeven; is verders goedgevonden dat het dogtertje van wijlen den burger Albert Andriesz Jerf, ter alimentatie aan opgemelten kerkenraed sal overgegeeven worden.

Voorts is op de propositie van den Heer gesaghebber meede verstaan dat de gecommandeerde militie dewelke ter agterhaalinge van eenige vagabonden op den 17 deeser maend na buijten gesonden is, dewijl deselve aldaar niets meer kan uijtregten, sal worden te rug ontbooden; dog dat men de burgerije door een andere commando onder het gesag van den burger lieutenant, Jan de Wit, sal doen aflossen, vermits deese als te paard zijnde, van meerder dienst tot het opspooren dier schelmen worden geoordeelt te weesen.18

Ook is op het ingediende versoekschrift van Stephanus Sebastiaen Walters19 beslooten dat het versogteveniam aetatisaan hem sal worden verleend, uijt consideratie van het goed getuijgenis dat door weesmeesteren deeser steede, onder wiens voogdije gemelte Walters sorteert, van desselfs ordentelijk gedrag en leevenswijse word gegeeven.20

Soo als meede op het gedaan versoek van den bottelier deeses Casteels, Cornelis de Vries,21 goedgedagt is dat ‘s Comps. slavin, Flora van Petronella Lammertsz, uijt slaverneije22 sal worden ontslaagen en in vrijdom gestelt, aangesien deselve den heijligen doop niet alleen heeft ontfangen, maar ook seer wel is ervaaren in de Duijtsche spraak, mits dat door gedagten De Vries in haare plaets weederom aan d’ E. Comp. in eijgendom sal moeten overgegeeven worden een kloeke mansslaaf, genaamt Honton van Macassar,23 dewelke door den eersten opperchirurgijn deeses Gouvernements, Jan van Schoor, gevisiteert zijnde, van de vereijschte hoedanigheijd is bevonden.

En dewijl den schipper van het in de Baaij Fals vertoevende schip ‘t Huijs te Spijk , Harmanus de Vrij, door swaare indispositie niet in staat is om met dat schip na Batavia te kunnen vertrecken, is derhalven op desselfs hierom gedaan sijnde versoek24 goedgevonden dat aan hem sal worden geaccordeert om tot weederkrijginge sijner gesondheijd, met stilstand van gagie ter deeser plaatse te moogen overblijven.25


Inmiddels dat eevenwel aan den voorseijden schipper De Vrij bij missive sal worden geordonneert26 de verandwoording van zijnen onderhebbenden bodem met dies inlading, contanten enz. na de ordre der E. Comp. onder een behoorelijk geteijkenden inventaris (van dewelke duplicaat sal moeten worden herwaerts gesonden) aen zijnen vervanger, Jan Kelder voornt., over te geeven, en hem als gesaghebber op dat schip den volke voor te stellen.

Vervolgens geleesen zijnde het geeerd aenschrijvens Hunner Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Delft van den 29 Maart desees jaers,27 dat met het nu gearriveerde schip Haamsteede is ontfangen, waerbij welgemelte Haar Wel Edele Groot Agtb. eens ter preuve twaelf amen van de alderbeste roode opregte Constantia wijnen van hier koomen te requireeren; is uijt consideratie dat daer aen niet geheelijk sal kunnen worden voldaan, om soodanige reedenen als bij resolutie van den 29 der voorleedene maand Julij worden genoteert gevonden, best gedagt dat op dienselven voet als bij dat besluijt ter needer gestelt is, nog drie, en overzulx in ‘t geheel seeven en een halve leggers roode wijnen bij particuliere menschen sullen worden ingekogt, en dat men deselve vervolgens, beneevens de veritabele Constantie 28 wijn, voor de respective Cameren van Zeeland, Delft en Rotterdam ider na rato sal verdeelen en na het vaderland oversenden.

Na het welke laa[t]stelijk door den Heer gesaghebber te kennen gegeeven wierd dat Zijn E. ter oorsaek sijner geduurige siektens en swakheeden, waaromtrent alle medicijnen te vergeefs gebruijkt zijn, te raade geworden was om sig op Maandag den 1 der aanstaande maend September na buijten te begeeven, ten eijnde gebruijk van de warme wateren te kunnen neemen en te sien of deselve tot weederkrijginge zijner gesondh[e]ijd van dienst souden kunnen weesen; waarop door den Heer secunde Hendrik Swellengrebel, beneevens de verdere raadsleeden een behouden reijs en goed succes aan den Heer gesaghebber toegewenscht zijnde, heeft Zijn E. verders aen gemelten Heer secunde Swellengrebel versogt de voorvallende saaken geduurende desselfs afweesen te willen waerneemen ende te doen uijtvoeren, het geen Zijn E. dan ook ten dienste der E. Comp. aangenoomen heeft te sullen doen.29

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

C. 108, pp. 32-34.

Saturdag den {17380830} 30 Augustus 1738, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Naar behoorlijke klocke geklep en uijtroeping van den boode getreeden zijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, agtervolgens het op den 20 Maij deeses jaers genomen raadsbesluijt en de daarop ter dier tijd allomme geaffigeerde billietten, zoo zijn de onderstaande perceelen door de volgende persoonen ten zoodanigen prijse als daarbij staat gespecificeerd, ingemeijnd geworden, namentlijk:30

't Moutbier
Hans Jurgen Honk   ƒ1125
Brandewijnen enz.
1 quart, Jan van der Swijn ƒ1800
2 do. Jan Jurgen Schreuder ƒ2000
3 do. Jan Jurgen Schreuder ƒ1500
4 do. Christiaan Rabe[^31] ƒ1500 ƒ6800
Vaderlandsche Bieren en Wijnen
Isaacq Maartensz   ƒ3500
Caabse coele wijnen
1 quart, Jacob Nussing[^32] ƒ6600
2 do. Jochem Hubner[^33] ƒ5275
3 do. lsaacq Maartensz ƒ5500
4 do. Jacob Nussching ƒ6000
  ƒ23375
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien in een generaale massa weeder opgev[e]ijlt en afgeslagen zijnde zijn deselve ingem[e]ijnd geworden bij den burger Carel Diederik Boetendag, invoegen hij generaalen pagter der Caabse coele wijnen is gebleeven voor een zomma van   ƒ30500
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje
Carel Diederik Boetendag   ƒ400
De Coele en Brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Jan le Roux, d' jonge   ƒ400
Zulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ42725
't Moutbier
Hans Jurgen Honk   ƒ1125
Brandewijnen enz.
1 quart, Jan van der Swijn ƒ1800
2 do. Jan Jurgen Schreuder ƒ2000
3 do. Jan Jurgen Schreuder ƒ1500
4 do. Christiaan Rabe[^34] ƒ1500 ƒ6800
Vaderlandsche Bieren en Wijnen
Isaacq Maartensz   ƒ3500
Caabse coele wijnen
1 quart, Jacob Nussing[^35] ƒ6600
2 do. Jochem Hubner[^36] ƒ5275
3 do. lsaacq Maartensz ƒ5500
4 do. Jacob Nussching ƒ6000
  ƒ23375
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien in een generaale massa weeder opgev[e]ijlt en afgeslagen zijnde zijn deselve ingem[e]ijnd geworden bij den burger Carel Diederik Boetendag, invoegen hij generaalen pagter der Caabse coele wijnen is gebleeven voor een zomma van   ƒ30500
Caabse wijnen enz. aan 't Rondebosje
Carel Diederik Boetendag   ƒ400
De Coele en Brandewijnen aan Stellenbosch en Drakensteijn
Jan le Roux, d' jonge   ƒ400
Zulx de geheele pagtpenningen bedragen   ƒ42725

Aldus gedaan en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

[Signed:] CORNS. EELDERS.

C. 108, pp. 35-40.

Dingsdag den {17380902} 2 September 1738, voormiddags.

Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer gesaghebber, Mr. Daniel van den Henghel, neevens den E. guarnisoenboekhouder, Cornelis Eelders.

Heeft men geleesen seeker versoekschrift door den burger Jan Jurgen Schreuder gepresenteert, als zijnde bij de jongste verpagting aanneemer gebleeven van het tweede en derde perceel, of twee vierde parten der brandewijnen, gedistil[l]eerde waateren enz. onder dit Caabse district, vervat zijnde in de onderstaande bewoordinge:37

Aan den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Vertoont met verschuldigt respect UE. Agtbns. seer needrigen dienaar Jan Jurgen Schreuder, burger alhier, hoe hij suppt. bij de jongste verpagting van ‘s lands gemeene middelen aanneemer is gebleeven van het tweede en derde perceel der brandewijnen enz., ende gemerkt den suppt. eene der gem. perceelen seer gaarne aan den meede burger Jochim Daniel Hiebener soude willen overlaaten, soo neemt hij derhalven de vrijh[e]ijd sig op de eerbiedigste wijse te wenden tot UE. Agtbns., met needrig versoek dat deselve zulx gunstelijk gelieven te permitteeren, waarneevens gem. Hiebener insgelijx bij deesen seer oodmoedig is versoekende dat UE. Agtbns. gelieven te accordeeren dat een der gedagte perceelen van de brandewijnpagt aan hem mag werden overgelaaten.’

‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a. &a.’

Over welkers inhouden geraadpleegt zijnde, is goedgevonden dat aan hem sal worden geaccordeert om een der voorseijde perceelen van zijn aangenoomene pagt aan den meede burger Jochem Daniel Hubener te moogen overlaaten.

Waarna insgelijx geresumeert weesende een request door de gesamentlijke brandewijnspagters ingedient,38 behelzende versoek om tot beeter benefitie hunner tapneeringe, ider een bijtapper te moogen aanstellen, is meede verstaan dat hetselve aan haar gepermitteert sal werden.

Vervolgens wierd door den soldij overdraager, David D’Aillij, ter vergaderinge geproduceert de geslootene boedelreecqg. van soodanige goederen als in het gepasseerde boekjaar van versch[e]ijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren, onder de administratie van den E.curator ad lites, Cornelis Eelders, gekoomen zijn, met eerbiedig versoek dat deesen Raad deselve geliefden goed te keuren, welke boedelreekg. dan ook neevens het rapport van den negotie overdraager en secretaris der weescamer, als tot exacte visitatie van dien zijnde gecommitteert geweest, geexamineert zijnde geworden, geaggreëert is.

En is laa[t]stelijk geleesen een missive door de overheeden van het in de Baaij Fals vertoevende schip ‘t Huijs te Spijk herwaerts gesonden,39 waarbij zijlieden om thien of twaalf goede mattroosen40 koomen versoek te doen ende zulx onder pretext van benodigth[e]ijd, vermits bij de door haar gedane monstering nog een en twintig sieken gevonden waren; dog dewijl men geene vaartuijgen aan handen heeft om dit te waater te kunnen doen, en dat het versogte volk met hunne kisten en nodige bagagie over den bij na inpracticabelen41 landweg niet derwaarts kan gevoert werden, heeft men dit versoek derhalven moeten van de hand wijsen, te meer aangesien wij neevens den equipagiemeester MölIer, die hier over staande vergadering gehoort is, van gedagten zijn dat zij 141 coppen, waaronder ruijm twee derde gedeeltens zeevaarende worden gevonden, aan boord overgehouden hebbende, het daarmeede tot het doen van de verdere rheijs na Batavia seer wel sullen kunnen stellen ende zulx te eerder vermits men sig meijnd te kunnen en moeten verseekeren dat haare voorseijde sieken geduurende hunne legdaagen aldaar door de genootene ververssingen en andere behulpsaamheeden wel soo veel sullen weesen gebeetert, dat haare krankheijd soo swaar niet meer zijn sal, of zij zullen op de rheijse selfs wel tot volkoomen herstellinge kunnen geraken; waarom dan ook beslooten is dat aan gemelte scheepsopperhoofden nogmaals op het ernstigste sal worden gerecommandeert den tijd niet langer nutteloos in de Baaij Fals te blijven spillen, maar dat zij in teegendeel hunne vojagie van daar hoe eer hoe liever naar India sullen hebben voort te setten, om te ontgaan alle reedenen van billijk ongenoegen, dewelke hierop andersints noodwendig souden moeten volgen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

C. 108, pp. 41-48.

Donderdag den {17380925} 25 September 1738, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer gesaghebber, Mr. Daniel van den Henghel, neevens den E. soldijboekhouder, Cornelis Eelders.

Door den generaalen pagter der Caabse coele wijnen, Carel Diederik Boetendagh, sijnde gepresenteert het volgende request:42

Aan den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber. deeses Gouvernements, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Uwe E. Agtb. needrigen dienaar, Carel Diederik Boteendag, bij de laatste verpagting van ‘s lands gemeene middelen aanneemer gebleeven zijnde van de generaale pagt der Caabse coele wijnen, vind zig genoodsaakt zijne klagten aen UEd. Agtb. te doen hoe den pagter der vaderlandsche bieren en wijnen43 buijten zijne bepaaling tot groot nadeel van den suppliant, in zijne tapperijen Caabse wijnen komt te debiteeren, als werdende door desselfs bijtapper, Jan Holst, een publicque schacherij naest zijn deur gehouden, waarin denselven een pintje, zoo roode als witte wijn teegens 3 stuijvers vertapt, gelijk ook den burger Jan Greef44 als tapper in de Valk (alwaar niet anders als gemeen volk verkeert) ‘t pintje wijn voor 6 stuijvers debiteert, ‘t welk bij de voorige pagters der vaderlandsche dranken, als Van Bochem,45 Stokvliet46 en andere nimmer geschiet is, hebbende deselve wel in haare huijsen de Caabse wijnen voor agt a 10 stuijvers ‘t pintje vertapt, dog nooijt naast haare huijsen andere tapplaatsen gesteld, om aldaar een pintje wijn voor 3 stuijvers te slijten, tot nadeele van den wijnpagter, gelijk den gem. Stokvliet, eens vaderlandsen bierpagter zijnde, een schacherij gesteld hebbende om Caabse wijnen te vertappen, zulx door den doenmaligen Heer fiscaal aan hem niet alleen belet, maar hij daar en booven in een boete van ƒ1 000 is geslaagen geworden, en waarelijk soo den pagter der vaderlandsche bieren zulk gedoente vrijgelaaten word, heeft denselven finaal een perceel der Caabse wijnen tot zijne dispositie.’

‘Ook gaan de brandewijnspagters aan dewelke door UE. Agtb. van ider perceel een bijtapper is toegestaan, zulken bekomene permissie verre te buijten, als zijnde het getal van haare tapperijen teegenswoordig al tot twintig aangegroeijt, ‘t geen meede tot groot nadeel van den suppt. is streckende, dewijl die menschen anders ten voordeele van hem suppt. meede wijn souden kunnen vertappen.’

‘En dewijl de vrinden, die met den vaderlandschen bierpagter geintresseert zijn, ronduijt gesegt hebben dat zij niet souden laaten hem suppt. in den grond te helpen, al soude het haar 3 a 4000 guldens coomen te kosten, het geen zij ook wanneer haar zulk gedoente gepermitteert bleef om de Caabse wijnen, neevens des suppts. tapperijen equaal in prijs te debiteeren, moogelijk soude kunnen gelucken. Over welck een en ander den suppt. versch[e]ijde maalen zijn beklag aan den E. fiscael heeft gedaan met suffiçante bewijsen dat bij Jan Holst een publicque schacherij naast zijn deur soo wel voor mattroosen47 als swarte jongens word gehouden, alwaar een pintje roode en witte Caabse wijn voor 3 stuijvers verkogt word, heeft Zijn E. zulx ook wel aan den pagter der vaderlandsche bieren laaten verbieden en aan den suppt. belooft dat zij ‘t pintje wijn ten minsten 2 stuijvers hooger souden vertappen als hij; maar dewijl zij hun daaraan niet gestoort hebben, en op dienselven voet zijn blijven continueeren, regt strijdig teegens de pagtconditien, en dus den suppt. met geweld een perceel der Caabse wijnen afgenoomen word, heeft hij zig andermaal bij den E. fiscaal vervoegt met versoek van maintinue, maar van denselven geen ander antwoord bekoomen hebbende als dat hij ‘t haarl. hadde verbooden, en dat den suppt. diesweegens niet verder helpen konde, soo is denselven genoodsaakt zijne toevlugt tot UEd. Agtb. te neemen met oodmoedig versoek dat deselve den suppt. gelieven te maintineeren, en verders omtrent het een en ander soodanige ordres te stellen als UEd. Agtb. sullen bevinden te behooren, terwijl den suppt. wijders de vrijh[e]ijd neemt hierneevens te voegen dat soo in deese saek niet voorsien word, de generaale pagt noodwendig tot een instal sal moeten geraaken en ten eenemaal te niet loopen, dewijl een ider door sulk een gedoente sal bevreest zijn om die aen te neemen, daar in teegendeel wanneer hierin voorsien word, de gedagte generaale pagt der Caabse coele wijnen in ‘t toekoomende tot voordeele der E. Comp. en van den pagter selfs nog voor hooger prijs sal kunnen worden aangenoomen.’

‘(Onderstondt) ‘t Welk doende &a.’

Is nadat dies inhouden in overweeginge genoomen, en daarover aandagtelijk gedelibereert was, goedgevonden dat hetselve sal worden gestelt in handen van den ondercoopman Johannes Needer, als het fiscaels amptpro interimwaerneemende, om daarop van berigt te dienen.

Voorts is geleesen een missive door de overheeden van het schip Voorduijn onder den 20 der presente maand September aan deese Regeering geschreeven,48 tot kennisgeeving dat sijlieden op dienselven datum in de Saldanhabaaij sijn koomen binnen te vallen dog dat haaren onderhebbenden boodem sig in goede constitutie bevind, soo dat daaraan niets ontbreekende, zij in staat zijn om met de eerste goede wind die legplaats te kunnen verlaaten en herwaarts op te koomen, weshalven dan ook best gedagt is dat aan haar op het ernstigste sal worden gerecommandeert daar omtrent geen tijd of geleegenth[e]ijd te versuijmen; sullende verders aan ‘s Comps. posthouder in gemelte baaij geordonneert worden bij langer vertoef van dat schip aldaar, hetselve van de benoodigde schaapen en groente te versorgen, en wijders alle vereijschte behulpsaamheeden die in zijn vermoogen zijn, daaraen toe te brengen,49 terwijl men egter hoopt dien bodem in ‘t kort hier ter rheede te sullen moogen sien arriveeren.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

C. 108, pp. 49-51.

Woensdag den {17381001} 1 October 1738, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer gezaghebber, Mr. Daniel van den Henghel, en den E. Cornelis Eelders.

Seekere missive van land-drost en burgerchrijgsraade van Stellenbosch en Drakensteijn , gedateert den 30 der eeven afgeweekene maand September,50 geleesen ende geresumeert zijnde, is daarop goedgevonden dat de versogte drie vaatjes met buscruijt en 600 stux snaphaansteenen na jaarlijx gebruijk tot het doen van de aanstaende waapenschouwing aan haarl. zullen werden verstrekt, gelijk meede in voldoening van het verder daarbij gedaan zijnde versoek nog drie vaatjes met dito buscruijt en ses honder[t] pees vuursteenen, om bij het oeffenen der coloniers van de buijten districten in den waapenhandel gebruijkt te kunnen werden; waar en booven ook is goedgekeurt de gedaane aanstelling van den standaarjonker Michiel Romond51 tot wagtmeester onder de Stellenbosche compagnie dragonders, in de plaats van den overleedene Pieter Barendsz Blom.52

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TUBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

C. 108, pp. 52-73.

Dingsdag den {17381021} 21 October 1738, voormiddags.

Alle teegenwoordig, uijtgesondert den Heer oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, Hendrik Swellengrebel, beneevens den E. coopman en pakhuijsmeester, Christoffel Brand.

Sijn tot het bijwoonen der burger waapenschouwinge, dewelke onder ulto. deeser maend volgens jaarelijx gebruijk te geschieden staat, den E. soldijboekhouder, Cornelis Eelders, beneevens den lieutenant Evert Walraven Cochius gecommitteert geworden.53

En dewijl men volgens het te kennen geeven dan den E. coopman en dispencier, Nicolaes Heijning, thans niet meer dan omtrent neegen hondert mudden erweeten en boonen in voorraad heeft, is derhalven gearresteert dat al wat van deselve ter leeverantie gepresenteert word, voor soo veel als d’ E. Comp. ordentelijk van nooden is hebbende, aangenoomen en bij de pakhuijsen sal worden ingeslaagen, te meer dewijl den ougst deeser gewasschen dit jaar niet al te favorabel schijnd te sullen uijtkoomen.

Ook wierd in conformiteijt van het geresolveerde van den 25 der eeven afgeweekene maand September op het doenmaels gepresenteerde request van den pagter der Caabse coele wijnen, Carel Diederik Boetendag, door den het fiscaels amptpro interimwaarneemenden ondercoopman Johannes Needer, het volgende schriftuur ter vergadering ingedient:54

Aan den E. Agtbaare Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, beneffens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtbare Heer en Heeren,’

‘Den ondergeteekendepro interimfiscaal, Johannes Needer, een klaegschrift ter hand zijnde gesteld door UEd. Agtbns. ‘t geen den generaale pagter der Caabse coele wijnen, Carel Diederik Buijtendagh, in UEd. Agtbre. vergaaderinge hadde overgegeeven, waarbij denselve een wijdloopige klagten komt te doen over den pagter der vaderlandse bieren en wijnen, namentlijk dat denselve in zijn bijtappen Caabse wijn verkogt teegens drie stuijvers ‘t pintje, en waardoor hij kragtig benadeelt wierd, en dat hij daarover bij den ondergeteekende was koomen klaagen, en die hem daarinne (volgens desselfs sustenue) niet gemaintineerd heeft gehad.’

‘En nademaal het te dier tijd door UEd. Agtb. geresolveert is dat den ondergeteekende op dit boovengen. klaagschrift aan UEd. Agtb. weederom een berigt soude doen, soo dient thans, als dat ‘t waarh[e]ijd is dat den generaale Caabse wijnpagter, Carel Diederik Buijtendagh, diversse rheijse55 over die bijtap van Jan Holst is koomen klaagen, als dat deselve aldaar teegens de order en pagtconditie Caabse wijn quam te verkoopen voor eeven soodanigen prijs als hij deselve in zijn schacherijen liet uijttappen, soo heeft den ondergeteekende ook immediaat den vaderlandse bier en wijnpagter, lsacq Martensz, bij zig laten roepen, en hem ook wel duijdelijk geinterdiceert als dat hij sou hebben sorg te draagen dat hij in desselfs bijtappen geen andere drank soude vercoopen of uijttappen als volgens de pagtconditie, niet als vaderlandse bieren en wijnen; waarop denselve den ondergeteekende ook geantwoord heeft als dat hij aldaar geen andere dranken quam te vertappen als vaderlandse; waarop den ondergeteekende zulx als doen ook aan den generaale pagter heeft laaten weeten dat daar geen andere drank dan vaderlandse vertapt wierd, volgens ‘t seggen van den vaderlandse bierpagter, dog bij aldien hij den ondergeteekende ‘t contrarie daarvan met suffiçante bewijsen kon aantoonen, dat denselve als dan die bierpagter telkens daarover in de daartoe gestelde boete beslaan soude.’

‘Maar soodanigen antwoord voldeet den Caabse wijnpagter niet, maar quaem weederom de novo klaagen, en noemde als doen twee mattroosen56 van de werf die aldaar Caabse wijn soude gedronken hebben, welke mattroosen daarop ook afgevraagt is wat voor wijn zijl. in de schacherij van Jan Holst gedronken hadden, ‘t zij vaderlandse of Caabse wijnen, dog wisten den ondergeteekende daar geen suffiçant antwoord op te geeven, doordien zijlieden voorgaaven zulx niet te weeten, maar wel dat ‘t witte wijn geweest was; dit soude nu die suffiçante bewijsen zijn daar den pagter Buijtendagh sig op beroepen heeft waarop den ondergeteekende weederom met hem daarover gesprooken heeft, en gesegt dat hij mij soodanige menschen moest aen de hand brengen die vast bewijsen konnen dat ‘t Caabse en geen vaderlandse wijn was, die zijlieden aldaar quamen te drinken, ‘t geen als doen ook door hem Caebse wijnpagter wierd aangenoomen, dog zulx wilde denselve niet gelukken, soo wende hij zulx bij den ondergeteekende over een andere boeg en versogt dat ik ten eenemaal wilde beletten dat aldaer in die schacherij van Jan Holst geen wijn soude moogen vertapt worden aan den gemeene man, soo mattroosen als soldaaten, ja selfs ging zulx soo verre dat hij zijn knegt Jacobi57 diversse58 maalen bij den geweldiger heeft gesonden gehad, dat die al die menschen uijt die schaggerij soude uijtjaagen die daar quamen drinken; sulx was waarlijk een onbillijk versoek, door dien den ondergeteekende, veel min desselfs geweldiger, daertoe bevoegt waaren, maar wel wanneer op ongepermitteerde tijden aldaer quamen te tappen.’

‘En wat zijn frivoole geseg betreft, dat hij benadeelt word om dat ër meer bijtappers van de brandewijnspagters zijn als ër gepermitteert zijn, en dat hij daardoor naar zijn genoegen geen bijtappen voor hem kan setten, om desselfs wijn te vertappen, daar weet den ondergeteekende niets aff59 dat ër meer benne[n] als ër bij UEd. Agtb. gepermitteerd zijn.’

‘Dog zullende den ondergeteekende egter seggen dat hem berigt is dat ër brandewijnspagters gesegt hebben geen bijtap in haar schacherij te willen hebben van Caabse wijn, om datse met dien generale wijnpagter (om des wonderlijke humeurs halven) [niet] willen te doen hebben, en daervan heeft den ondergeteekende voor een gedeelte de ondervinding van, want de eene tijd geeft hij permissie aen deese of geene voor hem wijn uijt te tappen, en een a twee daagen daarna soo komt hij weederom en verbied hetselve, en steld als dan weederom andere aan, en soo gaat ‘t dagelijx, waardoor den ondergeteekende thans wel bij na ijmand dient te hebben die een gants boek houd van alle de bijtappen die ër jeegenwoordig aan de Caab zijn.’

‘Nadat den ondergeteekende ook met de vaderlandse biertapper gesprooken heeft gehad, op de aanklagten van den generaale Caabse wijnpagter, als dat ‘t nooijt in geen gebruijk bij de voorgaende biertappers geweest was, dat deselve een apart huijsje neffens haar woonhuijs gehad hebben, om daar wijn te vercoopen, soo heeft gem. bierpagter den ondergeteekende berigt gedaan als dat zulx voor deesen altoos geuseerd geweest is bij alle de bierpagters, en thans niet nieuws is, en ook soodanig nog geoeffent is geweest bij den aanklaager selfs, die voor deesen een bierpagter is geweest, en meer andere te vooren ook, maar niet dat den overleedene Stokvlied ten tijde doen hij bierpagter was, in de boete door den Heer fiscaal is geslaagen, om dat hij een schacherijtje als biertapper neffens zijn huijs heeft gehad, alwaar vaderlandse drank quam te verkoopen, maar zulx is geschied om dat hij aldaar Caabse wijn uijttapte, gelijk den ondergeteekende thans nu klagte gedaan zijn door den generaale Caabse wijnpagter, en die aan den ondergeteekende thans een proefje Caabse wijn besorgt heeft, off soodanige wijn, als ër in die schaggerij van Jan Holst vertapt word, beneffens twee menschen, daarbij die deselve soodanig aldaar gedronken hebben, waaromme den ondergeteekende den bovengen. Jan Holst nu jongst voor den E. Agtb. Raad van Justitie geactioneerd heeft, en daarneevens die wijn vertoond en door den gem. Raad laaten proeven, en die ‘t selve ook daarvoor geoordeelt hebben Caabse wijn te zijn; soo dat den ondergeteekende in ‘t minst niet kan van nalaatigh[e]ijd beschuldigt worden, als dat hij den generaale pagter niet gemaintineerd heeft, want ‘t soude hem immers nadeelig zijn, bij aldien denselve daarinne niet vigileerde, maar den ondergeteekende heeft nooijt die magt gehad om den bierpagter ‘t vaderlands wijntappen te kunnen beletten, want soude insgelijx strijdig zijn teegens desselfs pagtconditie, en veel liever zulx aan UEd. Agtb. gedefereert laten.’

‘Vermeijnende thans UEd. Agtbns. intentie hiermeede voldaan te hebben, en ‘t geene thans tot berigt dient. (Was geteekent) Js. Needer. (In margine)Exhibitumin judicio den 21 October 1738.’

Het geen geresumeert zijnde, heeft men hetselve soodanig voor berigt op het voorseijde versoekschrift van den voormelden generaalen wijnpagter Boetendag aangenoomen. Terwijl egter weegens den prijs der vaderlandsche wijnen, namentlijk voor hoe veel die dranken door den pagter derselver in het vervolg uijt zijne tapplaatsen sullen moogen worden verkogt (op dat den pagter der Caabse wijnen daardoor geen nadeel komt te lijden), na gedaan ondersoek van saaken nader gedisponeert werden.

Laa[t]stelijk nagesien en in overweeginge sijnde genoomen den inhoud van seekere permissiebrief aan wijlen den Stellenboschen heemraad, Willem Pas, onder den 21 October 1734 volgens resolutie van dien datum gunstelijk gegeeven,60 behelsende dat door hem alleen, met uijtsluijting van alle anderen, in de Zeekoevalleij , dewelke bij desselfs plaatsen, Zandvlied 61 en de Zeekoevalleij 62 genaamt, genoegsaam geheel in zijn eijgen land beslooten en geleegen is, soude moogen worden gevischt, is op het gedaane versoek van Maria van der Poel,63 wed. wijlen den burger lieutenant, Melts van der Spuij,64 goedgevonden dat deese permissie niet alleen aan haar, als teegenwoordige eijgenaarster van deese plaatsen de Zeekoevalleij en Zandvlied , sal gegeeven worden, maar dat hetselve regt soodanig als dat aen den voormelden Pas is verleend, in ‘t vervolg insgelijx successivelijk sal overgaan op de geene die wettige besitters van de voornoemde plaetsen sullen komen te weesen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

[Signed:] CORNS. EELDERS.

C. 108, pp. 74-77.

Donderdag den {17381023} 23 October 1738, voormiddags.

Alle present, behalven den Heer oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, Hendrik Swellengrebel, en den E. coopman en pakhuijsmeester, Christoffel Brand.

Een missive die door den land-drost, Pieter Lourensz, onder gisterigen datum aan den Heer gesaghebber geschreeven is,65 door Zijn E. ter vergadering geproduceert, en daaruijt gebleeken zijnde de gepleegde roverije der Bosjesmans Hottentots,66 woonende omtrent de Kl[e]ijne Namacquas ,67 van het vee van den landbouwer Augustus Louwerensz,68 en de verdere hierop gevolgde feijtelijkheeden die in het najagen derselver sijn voorgevallen; heeft men op het bij dien brief gedaane versoek en voorstel geleth hebbende, ten meesten nutte deeser landwaards in woonende ingeseetenen, tot vermijding van alle verdere ongemacken, goedgevonden en vastgesteld dat den voormelden land-drost, neevens den burgerchrijgsraad van Stellenbosch en Drakensteijn bij deesen sullen worden gequalificeert69 om een bequaam persoon tot commandeerent veltcorporaal aan te stellen, ten eijnde den vreede met de voorseijde Bosjesmans door hem op de beste en minnelijkste wijse sal kunnen worden gemaakt, mits egter dat hetiemand70 zij die bij de teegenwoordige onlusten gantsch geen belang heeft, en daermeede niet gemesleert is, dat hij boovensdien zij van een vreedsamen billijkh[e]ijd, lievenden aard, en dus in staat om alle oorsaaken van misnoegen, soo van onsen als haaren kant, niet slimmer te ontsteeken, maar in teegendeel veel eerder op een betaamelijke wijse uijt den weg te ruijmen. Dat hij zig wijders van de reedenen deeser troubelen, waaruijt deselve waarelijk ontstaen zijn, op het naauwkeurigste sal hebben te informeeren, op dat ons van alles een behoorelijk omstandig berigt door land-drost en burgerchrijgsraade sal kunnen worden gedaan; sullende voorts, den vreede gemaekt weesende, onder belofte van een presentje als andersints, het geen de E. Comp. in soo een geval wel sal willen voldoen, door hem een der capiteijns of hoofden van de meergenoemde Bosjesmans moeten worden gepersuadeert om herwaarts op te koomen, ten eijnde men alles hier uijt sijnen mond selfs sal kunnen hooren, en sig alsoo gerust stellen dat ër geen wrok meer overblijft, en dat van onse zijde geen oorsaak is gegeeven waardoor dit volk soude moogen weesen aangeset om soodanige disordres als de geene die nu zijn geschied, te pleegen.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

[Signed:] CORNS. EELDERS.

C. 108, pp. 78-83.

Dingsdag den {17381118} 18 November 1738, voormiddags.

Alle teegenwoordig, behalven den Heer gesaghebber, Mr. Daniel van den Henghel, door indispositie.

Is den adsistent Jan Wighers ten zijnen gedaanen versoeke, dog op nadere goedkeuringe Hunner Wel Edele Groot Agtb. de Heeren der Hooge Indiaasse71 Regeering tot Batavia, in de plaats van den overleedenen ondercoopman van het schip Papenburg , Pieter Willem Kestelo, tot boekhouder op dien bodem aangesteld geworden.

En dewijl den ougsttijd teegenwoordig begint op handen te schietten,72 is derhalven goedgevonden dat al de kl[e]ijne tarw en rogge die nu staat te worden ingezamelt, dewelke ter leeverantie gepresenteert word, bij d’ E. Comp. sal worden ontfangen, gelijk meede soo veel garst als men tot ‘s Comps. gebruijk sal van nooden hebben.

Maar ten aansien de apparentien van het graangewasch sig gantsch niet favorabel koomen op te doen, ter oorsaak van de groote droogte die men hier den meesten reegentijd door gehad heeft, en de daaruijt gevolgde ongemacken van gewormte als andersints, waardoor de te veld staende graanen seer beschadigt en opgegeeten geworden zijn; is uijt dien hoofde met eenen vastgesteld dat hiervan met het aanweesend schip Papenburg de vereijschte kennisse na Batavia sal worden gegeeven, met bijvoeginge egter dat wij niet sullen afzijn (bij aldien zulx doenelijk is) soo veel tarwe na die hooftplaats af te steeken als maar eenigsints buijten eijgen ongerief en onvermijdelijke noodsakelijkheijd ter deeser plaatse sal te missen weesen.

Voorts is ter gedaane instantie van juffw. Maria Magdalena Pasques de Chavonnes,73 wed. wijlen den ondercoopman van het meergemelde schip Papenburg , Pieter Willem Kestelo, aan deselve gepermitteert om alhier te moogen overblijven, ten eijnde Haar E. met een der verwagt wordende retourscheepen weederom na Neederland sal kunnen te rugge keeren.

Ook zijn in Raade geproduceert en nagesien de negotie en soldijboeken deeses Gouvernements d’ as. 1737/38, bij welke eerstgenoemde komt te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben gemonteert tot een somma van ƒ456216:15:-, en daar en teegen de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een somma van ƒ122887:2:- sulx dat de lasten dit jaar meer als in het voorleedene hebben beloopen een bedraagen van ƒ89977:-:8, en boovensdien de winsten minder een montant van ƒ32 581:11:8, welk meerder bedraagen der lasten voornaamentlijk voortvloeijt uijt de onkosten van scheepen, v[er]oorsaekt door de lange reijsen dewelke de Keetel en meer anderen uijt het vaderland tot hier toe gehad hebben, neevens de slegte gesteldheijd der meeste Ceijlonsse 74 retourscheepen, waarom deselve ter deeser plaatse weederom op nieuws van alles hebben moeten worden voorsien, mitsgrs. het verlies van anckers en touwen dat de laatste der voormelde hier aangeweest zijnde Ceijlonsse en Chinaasse 75 retourscheepen, wanneer zij bij het Robben Eijland leggende, aldaar van haare ankers wierden afgeslaagen, hebben geleeden, waarbij nog komt dat soo door ingetrockene reekeningen als andersints, de betaelde zoldijen dit jaar een considerabele zomma meer als in het gepasseerde hebben beloopen; mitsgrs. ook de kosten die door de gagien, kostgelden en andere saaken van de menschen die van de verongelukte scheepen alhier hebben moeten overblijven, zijn veroorsaakt; koomende in teegendeel het minder rendement der winsten alleenlijk voort van den slegten tijd die men alhier heeft, en het w[e]ijnige geld dat onder de menschen gevonden word, waaruijt noodwendig heeft moeten volgen dat ‘s Comps. negotiegoederen een seer geringen aftrek gevonden hebben.

Wordende wijders den Heer hooftadministrateur bij deesen gequalificeerd om de winst en lastposten, navolgens de door Zijn E. diesweegens overgeleeverde specificatien, behoorelijk bij de voormelde negotieboeken te doen in en afschrijven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

[Signed:] CORNS. EELDERS.

C. 108, pp. 84-106.

Dingsdag den {17381209} 9 December 1738, voormiddags.

Alle teegenwoordig.

Produceerden den Heer gezaghebber ter vergadering het rapport van gecommitteerdens, behelzende hunne bevinding van het steelen eeniger ‘s Comps. lijwaaten, dewelke van de verongelukte scheepen, en in het houthok alhier geborgen zijn; sijnde van den volgenden inhoud:76

‘Op bekoomene berigt dat ër in den nagt tusschen den 3 en 4 deeser lopende maand December in ‘s Comps. houtmaguazijn eenige lijwaat uijt de daer leggende pakken der E. Comp. gestolen was geworden, ‘t welk eerst gisteren teegens den avond is ontdekt geworden,77 sijn w’ onderget. leeden in den E. Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements, neevens den ondercoopman, Sr. Johannes Needer, alspro interimhet fiscaalsampt waarneemende, op heeden derwaarts gegaan en hebben naar gedaane examinatie ten overstaen van gem. Sr. Needer bevonden, eerstelijk dat ër in het dak van gen. houtmaguazijn naar de binnenkant een gat gemaakt was, en dat daaronder een partij planken tot bij hetselve dak op malkanderen gestapelt waaren, waarop de dieven geklommen zijnde, deselve met behulp van een plank, die volgens het segge van de geene die zulx eerst ontwaart hebben, teegens ‘t voorsz dak leijde, daarop moeten geklommen zijn, daarin ‘t bovengen. gat gemaekt en sig vervolgens in ‘t maguasijn begeeven hebben, hangende uijt dat gat naar buijten een touwtje dat aen een lat vast gemaekt was. In dat maguasijn gegaen zijnde, sagen w’ dat van binnen onder en tot bij ‘t meergem. gat meede een partij planken op den anderen waaren gestapelt, zulx dat de uijtvoerders van dat schelmstuk sonder moeijte en buijten gevaar beneeden hebben kunnen afkoomen, en is ons verders gebleeken dat een van de daarinne leggende pak78 der E. Comp., gemerkt nr. 803, open was gesneeden en dat daar niet meer in waaren als 65 ps. carradherrijs van 94 stux dewelke volgens briefje van gecommitteerdens sig in deselve moesten bevinden, invoegen dat daaruijt sijn gestoolen geworden 29 stucken.’

‘Hebbende verders nog gesien dat ër in een andere pak een gat in de naden was opengesneeden, dog daaruijt niets gestoolen, apparent om dat het grof lijwaat was dat daarinne leijde, zijnde dat goet met gonje, maar de bovengem. carradherrijs met zeijldoek omgewonden, en was voorts in dat maguasijn bij de plaats daar de packen leggen, naar de zeekant een venster dat andersints altoos toe is, open, ‘t geen volgens vermoeden de dieven sullen hebben gedaan om daar door het gestoolene lijwaat buijten te geeven.’

‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 5 December 1738.’

‘(Was geteekent) Cl. Brand, Js. Möller. (Lager) Mij present, (geteekent) Js. de Grandpreez, secretaris. (In margine) Ten overstaan van mij, (en geteekent) Js. Needer.’

Over welkers inhouden gedelibereert zijnde, is goedgevonden dat hetselve in copia naar het vaderland overgesonden wordende, met eenen bij het afscheepen der voorseijde lijwaaten de vereijschte kennisse van dit geval aen onse Hereen en Meesteren sal worden gegeeven.

Voorts is geleesen seeker klagtschrift over eenige sig onbehoorelijk gedragen hebbende ingeseetenen door den burgerchrijgsraad deeser plaatse in de onderstaande bewoordinge gepresenteert:79

Aan den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, en den E. Agtb. Politicquen Raed.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeven met behoorlijke eerbied te kennen d’ hoofdofficieren deeser Caabse burgerij hoe wij ons genoodsaekt vinden en met leetweesen moeten vertoonen het onordentelijk leevensgedrag van de hier onderstaende burgers, namentlijk:’

‘Hendrik Veurtman,80 die verscheijde maalen en wel seedert den jaare 1734 gewaerschouwt zijnde om den schutters eed te doen, mitsgrs. de exercitie bij te woonen, tot nog toe niet verscheenen is.’

‘Christiaan Gunter,81 niemand van de hooftofficieren is bekent waar hij zijn woonplaets heeft, en versuijmt zijn burgerdiensten, heeft ook in geen jaar zijn wagtsman betaelt, soo dat zijn dienst niet gedaen en werd.’

‘Mattheus de Wulf82 en Steven Wieret,83 over meermaalen gepleegde brutaliteijten en dronkenschap teegens haar officiers in de burgerwagt.’

‘Matthijs Velt,84 zijnde over brutaliteijten in het laetste exerceeren teegens zijn officiers.’

‘Soo is [‘t] dat d’ ondergeteekendens haar wenden tot UE. Agtbs. met needrig versoek dat de sulke voor onnutte burgers moogen van hier gesonden, ofte anders door UE. Agtb. soodanig daarinne werden voorsien als UE. Agtb. na vereijsch van saken sulx gelieven goed te vinden.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Lager) UE. Agtbns. gehoorsame dienaaren d’ officiers deeser Caabse burgereij.85 (Was geteekent) Gt. la Febre, Hendk. Oostwald Eksteen, Jan Hendrik Hop, A. Leever, H. J. Prehn, Js. Cs. de Wet.’

Waarover geraadpleegt zijnde, verstaen is dat de daarbij vermelde persoonen met de eerste occasie als onnutte subjecten naar Europa sullen worden opgesonden, uijtgenoomen Hendrik Veurtman, in wiens opsigt in ‘t vervolg nader gedisponeert sal werden.

Waarna geresumeert weesende de respective nominatien door den Caabsen kerkenraad, mitsgrs. kerkenraden van Stellenbosch en Drakensteijn , gelijk meede van burgerraden, weesmeesteren, commissarissen van civiele en huwelijx saaken deeser steede, neevens land-drost en heemraden der voormelde buijten districten ingedient,86 heeft men sig de gedaane verkiesing van Abraham Decker tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in de plaats van den afgaende Rijk Tulbagh laten welgevallen, en zijn daar en boven uijt het dubbeld genoomineert[sic]getal voor de af te treedene diaconen Martinus Heems en Jonas van der Poel hiertoe weederom verkoren Petrus Jesse Slotsboo en Jan Hassing.87

Soo als ook de electie van Jacob Cloete tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch in steede van Gerrit van der Bijl goedgekeurt, en uijt het dubbelt genomineert getal in de plaets van den uijtgediend hebbende Arnoldus Maasdorp, tot diacon verkooren is geworden Lambert Meijburg.

Gelijk meede de verkiesing van Charl Marais tot ouderling van Drakensteijn , in steede van den afgaende Jan Blignault geapprobeert, en in de plaats van de af te treedene diaconen Steeven du Toit en Jan Loots, daartoe verkooren zijn Jacob Hugot en Frans Bastiaensz.88

Maar dewijl dit jaar wederom geen commissaris politicq na de buijten districten staat af te gaan, sal deselve kerkenraden van Stellenbosch en Drakensteijn boovensdien worden aangeschreeven dat zij hierom sullen moeten sorge draagen dat de kerkelijke reekeningen hunner armepenningen ten spoedigste doenelijk herwaarts worden overgesonden.89

En zijn wijders uijt het dubbeld genoomineert[sic]getal voor de afgaande burgerraden Hendrik Oostwald Eksteen en Abraham Cloppenburg, daartoe geeligeert Jan Hop en Gijsbert la Febre; als meede tot weesmeesteren in steede van David D’Aillij, die maar een jaar de plaets van Jacob Lever vervuld heeft, mitsgrs. Daniel Phijl en Johannes Cruijwagen, gemelten David D’Aillij, Alexander Coele en Abraham Cloppenburg; sijnde ook tot commissarissen van civiele en huwelijx saaken in steede van Johannes Leij en George Schoester, verkooren Petrus Jesse Slotsboo en Jan Lourens Bestbier; boven hetwelke in de plaats van den afgaande praesident van dat collegie, den E. coopman en dispencier, Nicolaas Heijning, die op zijn versoek hiervan ontslaagen is, daartoe weeder is aengesteld den E. coopman en pakhuijsmeester mitsgrs. lid deeser vergadering, Christoffel Brand; en zijn eijndelijk geeligeert tot heemraden van Stellenbosch Daniel Malang en Jan Valk,90 mitsgrs. voor Drakensteijn Hendrik van der Merve91 en Johannes Louw Jacobsz, in steede van de afgaande heemraaden Gerrit Romont, Gerrit van der Bijl, Theunis Bota en Jan Bastiaansen.

Vervolgens is op het ingediende request van Johannes Wessels,92 het daarbij gevoegde getuijgschrift van desselfs moeder en voogden,93 weegens zijn goed gedrag en bequaamh[e]ijd tot het administreeren sijner eijgene goederen gegeeven, in consideratie zijnde genoomen, goedgevonden dat het versogteveniam aetatisaan gedagte Wessels bij deesen sal worden verleend.

Ende ten aansien den burger capitain, Hendrik Oostwalt Eksteen, uijt hoofde van zijnen meer dan sestig jarigen ouderdom, als nu staande vergadering versogt heeft om van die en alle andere burgerdiensten en bedieningen te moogen worden ontslaagen, is zulx aen hem geaccordeert, weshalven den jongsten af te ganen burgerraed, Abraham Cloppenburg, het vice presidentschap van commissarissen om deese reeden in het aanstaende jaar 1739 sal moeten waarneemen.

Wordende door den Heer gesaghebber in de plaats van den voormelden Eksteen weederom als capitain voorgedraagen den burger lieutenant, Jan Hop, dewelke dan ook bij meerderh[e]ijd van stemmen hiertoe is verkooren geworden; dog den Heer oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, Hendrik Swellengrebel, beneevens d’ E. coopluijden Rijk Tulbagh en Martinus Bergh, zijn van gedagten geweest dat den burger lieutenant Jan de Wit, als de oudste en boovensdien lieutenant van deselve compe. sijnde, die gevolglijk hunnes oordeels met geen gevoeggelijkheijd konde worden voorbij gegaan, hadde behooren geprefereert en tot capitain aangesteld te worden; terwijl vorders weeder met eenparigheijd van stemmen, schoon hij jonger vaandrig als die van deselve compagnie, Abraham Leever, is, tot luijtenant is geeligeert den vaandrig Henning Joachim Prehn, mitsgrs. tot vaandrig den oudsten burger sergeant, Jonas van der Poel, in verwagting dat deese luijden de haar aanbetrouwde diensten behoorelijk sullen moogen bekleeden.94


Boven hetwelke door denselven Heer hooftadministrateur te kennen gegeeven wierd dat bij de factuur der goederen dewelke met het schip Papenburg voor dit Gouvernement zijn aangebragt, op de monteering voor dit guarnisoen (het te veel gereekende van ‘s lands uijtgaande regt, daaronder begreepen wordende) word gevonden abusivelijk te veel opgeteld te zijn een zomma van ƒ4634:3:8 swaer, of ƒ5792:14:4 ligtgeld, versoekende derhalven qualificatie om dit abuijs te moogen doen redresseeren, het geen dan ook na resumptie der voorseijde factuur, billijk geoordeelt is dat bij de negotieboeken, en de belasting der monteeringen van dit guarnisoensvolk, sal kunnen en moeten geschieden.

Waarna geleesen is seeker versoekschrift door Geertje Ackerman95 in de volgende bewoordinge overgeleevert:96

Aan den E. Agtb. Heer Mr. Daniel van den Henghel, gesaghebber deeses Gouvernements, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.

‘E. Agtb. Heer en Heeren,’

‘Geeft met veel eerbied te kennen Uwe E. Agtb. needrige dienaresse Geertje Ackerman, hoe haar moeder, Maria Jansz Visser,97 voor omtrent twintig jaaren overleeden zijnde, haar nalaatenschap door Heeren weesmeesteren is verkogt en voor reecqg. van haar halve suster, Daatje Willemse,98 dewelke in den jaare 1708[sic]getrouwt zijnde met eenen Carel de Brak, naar het vaderland vertrocken is, een somma van vier hondert vijftig guldens en neegenthien stuijvers Indische valuatie op de weescamer gebleeven en vervolgens onder de gelden der onbekende weesen in ‘s Comps. cassa is geteld geworden, en dewijl de suppte. seedert het vertrek van haare gem. halve suster geen de minste tijding van haar vernoomen heeft, nogte ook daarvan het alderminste berigt ter weescamer ingekoomen is, waaruijt de suppte. sustineert dat zij moet overleeden zijn, soo wend zij zig in alle oodmoed tot UE. Agtbre. met eerbiedig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aen de suppte., als zijnde dan het eenigste nog in het leeven zijnde kint van gesegde haare moeder, en dus de naaste erfgenaam, de gem. somma van ƒ45099 uijt ‘s Comps. cassa te laten voldoen, verbindende de suppte. haar egter om bij aldien ër teegens vermoeden nog eenige daartoe geregtigde erfgenamen in tijd en wijlen mogten koomen op te daagen, die zomma als dan weeder te zullen restitueeren, waarvoor de burgers Adolph Brits100 en Claas Jonasz,101 d’ jonge, ook bereijd zijn hun als borgen te interponeeren.’

‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’

Over welkers teneur sijnde gedelibereert, is goedgevonden dat het daarbij gedane versoek toegestaen en dat de versogte voor reecqg. van onbekende weesen in ‘s Comps. cassa getelde somma van ƒ450:19:- aen haar sal worden te rugge gegeeven, mits dat zij Geertje Ackerman bij verclaring ordentelijk doet blijken dat zij de eenige en waare overgebleevene erfgenaem van haare overleedene moeder, Maria Jansz Visser, komt te weesen.

Laa[t]stelijk volgens het geene dat bij resolutie van den 21 October jongstl. onafgedaen gebleeven is, als nu weederom in overweeginge zijnde genoomen voor welken prijs den pagter der vaderlandsche bieren en wijnen deese laa[t]stgenoemde dranken in het toekomende behoorden te verkoopen, om alsoo te prevenieeren alle schadens dewelke den pagter generaal der Caabse coele wijnen daardoor andersints soude kunnen koomen te lijden; is naar aendagtige raadpleeging in opsigt deeser saak billijk geoordeelt en vastgesteld dat den pagter der vaderlandsche bieren en wijnen voortaen alle de wijnen die door hem moogen worden gedebiteert, het zij door hem selfs of door zijne gepermitteerde bijtappers, niet minder sal moogen verkoopen of doen vertappen, dan voor agt stuijvers het pintje, op paene dat anders doende, en hij of de sijne daarop wordende agterhaald, deselve sonder eenige conniventie als smockelaars gestraft zullen werden; sullende aan gemelten pagter soo wel als aen den pagter der Caabse coele wijnen, de noodige extracten uijt deese resolutie tot haar narigt worden afgegeeven.

Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.

[Signed:] D. V. D. HENGHEL.

[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.

[Signed:] J. T. RHENIUS.

[Signed:] NS. HEIJNING.

[Signed:] CL. BRAND.

[Signed:] R. TULBAGH. Rt. en Secrets.

[Signed:] MNS. BERGH.

[Signed:] CORNS. EELDERS.


## Footnotes


  1. Op ‘n kaart van 1489 word Valsbaai aangedui as Golfo dentro das Serras (golf tussen die bergreekse), maar reeds kort daarna het die Portugese seevaarders dit sy huidige naam gegee, waarskynlik na aanleiding van Cabo Falso (die huidige Kaap Hangklip ) aan die oostekant van die baai. 

  2. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: gesagvoerder - Goewerneur, ongedateer, pp. 357-359. 

  3. Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - gesagvoerders, 12.8.1738, pp. 1138-1140. 

  4. Simonsbaai was eers bekend as Ysselsteinsbaai na aanleiding van die skip Ysselstein wat in 1671 daar geanker het. Toe Simon van der Stel Valsbaai in 1687 opgemeet het, is die naam verander na Simonsbaai

  5. Andries Hesselbarth van Halle in Sakse het in 1726 as soldaat na die Kaap gekom. Op 29.11.1730 het hy as leenkneg by Godlieb Christiaan Opperman in diens getree en op 30.7.1733 het hy uit die Kompaniesdiens getree en ‘n vryburger geword. Hy is op 31.0.1734 met Johanna Jordaan, die weduwee van Daniel Krynauw, getroud. Hesselbarth is op 4.2.1763 oorlede. 

  6. Op kaarte van 1657 word die Tygerberg aangedui as” ‘t gevleckte luperts gebergte ” of ” lupaerts berghen “. Eers in 1660 verskyn die naam Tygersbergh . Volgens Valentyn het die berg sy naam te danke aan die donker vlekke teen die berghang. 

  7. Frederik Sappel van Köln aan die Oder het in 1727 as soldaat na die Kaap gekom en het van 1731 as stalkneg diens gedoen. In 1735 het hy ‘n vryburger geword. Hy is op 5.4.1733 met Maria Elisabeth de Beer getroud. Sappel is in 1752 oorlede. 

  8. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: skeepsraad - Goew. en Raad, Kaap, 14.8.1738, pp. 381-382. 

  9. Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfsaaijsoen

  10. Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - Goew.-gen. en Raad, Batavia, 26.8.1738, pp. 1148-1152. 

  11. Here XVIL het op 14.3.1729 besluit om voortaan aan alle uitvarende skepe ‘n kopie van die kaartboek wat in 1724 deur Johannes van Keulen uitgegee is, mee te gee. Hierdie kaartboek het seekaarte van die Noordsee en die Engelse Kanaal ingesluit. Aan die Kaap is die kaartboek aan die Goewerneur oorhandig en hy het dit weer aan die retoerskepe gegee vir gebruik op die terugreis. Vgl. hieroor C. 442Inkomende Brieven, Raad van Politie: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 21 .3.1738, pp. 311-312. 

  12. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: skeepsraad - Goew. en Raad, Kaap, 22.8.1738, pp. 385-387. 

  13. Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - skeepsraad van die Huijs te Spijk , 23.8.1738, pp. 1146-1148. 

  14. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 427-428. 

  15. Albert Andries Jerff van Kopenhagen het in 1699 as soldaat na die Kaap gekom en het vyf jaar later ‘n vryburger geword. Hy is in 1705 met Anna Maria Muller getroud en na haar dood in 1710 is hy weer op 6.10.1715 met Catharina Marquardt (1682-1734), die weduwee van Christiaan Spoor en Jan Calmer, getroud. 

  16. Sowel in die oorspronklike versoekskrif as in die Haagse kopie staan ookappostillei.p.v.apostille

  17. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie staan ookoverleijdeni.p.v.overlijden

  18. ‘n Besluit van die Politieke Raad aangaande die afskrywing van verliese, is hieronder weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie11, 26.8.1738, pp. 698-701; C. 292Memoriën en Rapporten, 26.8.1738, p. 633. 

  19. Stephanus Sebastiaan Walters (1716-7.10.1761) was die seun van Samuel Walters en Maria van der Westhuizen. Hy is op 21.12.1738 met Margaretha Lombard (1718-1791) getroud. Met sy dood het Walters die plaase De Grendel en Slot van de Paardeberg by die Paardeberg besit. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 387-388. 

  20. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738: getuigskrif, 8.8.1738, p. 389. 

  21. Cornelis de Vries van Leeuwarden was van 1729 tot 1742 die bottelier aan die Kaap. Daarna het hy ‘n vryburger geword. Hy het vier buite-egtelike kinders by Flora van Petronella Lammertsz gehad. De Vries is in 1743 oorlede. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 391-392. 

  22. In die Haagse se kopie staanslaver[n]ije

  23. Makassar was die hoofstad van ‘n koninkryk met dieselfde naam in die suide van die eiland Celebes in die Oos-Indiese argipel . Die oorspronklike stad bestaan nie meer nie. 

  24. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: De Vrij - Goew. en Raad, Kaap, 24.8.1738, pp. 389-390. 

  25. ‘n Besluit van die Politieke Raad in verband met die bevordering van ‘n aantal bemanningslede van die Huijs te Spijk , genoodsaak deur bostaande besluit, is hier weggelaat. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 26.8.1738, pp. 702-704. 

  26. Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - skeepsraad van die Huijs te Spijk , 26.8.1738, pp. 1154-1155. 

  27. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: Kamer Delft - Goew. en Raad, Kaap, 29.3.1738, pp. 393-395. 

  28. In die Haagse kopie staan ook Constantie

  29. Van den Henghel het op 1.9.1738 vertrek. Vgl. C. 615Dag Register, 1.9.1738, pp. 129-130. 

  30. Onderstaande inligting kan ook gevind word in C. 615Dag Register, 30.8.1738, p. 127; C. 760Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands inkomsten, 30.8.1738, pp. 44-45. Die pagvoorwaardes kan gevind word in C. 671Pacht Conditiën, 30.8.1738, pp. 541-543, 544-550, 553-556, 557-564, 565-568 en 569-572. 

  31. Christiaan Rabe van Kopenhagen het in 1723 na die Kaap gekom en het op 28.11.1730 sy vrybrief ontvang. Hy was getroud met Johanna Lens. Rabe is in 1743 oorlede. 

  32. Jacob Nissen van Wismar het in 1724 as soldaat na die Kaap gekom en nadat hy sedert 1725 as kneg aan Jan Jacob Stockfleth uitgehuur was, het hy in 1727 ‘n vryburger geword. Sy eerste vrou, Maria Wachter, is in Duitsland oorlede en op 4.5.1727 is hy weer met Jannetje Visser (1690-1728) getroud. Op 27.3.1731 is hy met Barbara Harting getroud. ‘n Dogter is uit die eerste huwelik gebore en ‘n seun uit die derde huwelik. Nissen het in 1744 na Europa teruggekeer. 

  33. Joachim Daniel Hiebner van Gadebusch in Duitsland was die seun van Arnold Hiebner en Else Dorothea Sattler. Hy het in 1729 as matroos in die Kaap aan wal gegaan en is vyf jaar later as kneg aan Abraham Lever verhuur. In 1736 het hy ‘n vryburger geword. Op 8.8.1737 is hy met Johanna Jordaan, die weduwee van Adriaan de Necker, getroud. Sy is in 1740 oorlede en op 17.11.1748 het hy weer met Louisa de la Roche in die huwelik getree. Hiebner is op 29.9.1775 oorlede. 

  34. Christiaan Rabe van Kopenhagen het in 1723 na die Kaap gekom en het op 28.11.1730 sy vrybrief ontvang. Hy was getroud met Johanna Lens. Rabe is in 1743 oorlede. 

  35. Jacob Nissen van Wismar het in 1724 as soldaat na die Kaap gekom en nadat hy sedert 1725 as kneg aan Jan Jacob Stockfleth uitgehuur was, het hy in 1727 ‘n vryburger geword. Sy eerste vrou, Maria Wachter, is in Duitsland oorlede en op 4.5.1727 is hy weer met Jannetje Visser (1690-1728) getroud. Op 27.3.1731 is hy met Barbara Harting getroud. ‘n Dogter is uit die eerste huwelik gebore en ‘n seun uit die derde huwelik. Nissen het in 1744 na Europa teruggekeer. 

  36. Joachim Daniel Hiebner van Gadebusch in Duitsland was die seun van Arnold Hiebner en Else Dorothea Sattler. Hy het in 1729 as matroos in die Kaap aan wal gegaan en is vyf jaar later as kneg aan Abraham Lever verhuur. In 1736 het hy ‘n vryburger geword. Op 8.8.1737 is hy met Johanna Jordaan, die weduwee van Adriaan de Necker, getroud. Sy is in 1740 oorlede en op 17.11.1748 het hy weer met Louisa de la Roche in die huwelik getree. Hiebner is op 29.9.1775 oorlede. 

  37. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 425-426. 

  38. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 415-416. 

  39. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: skeepsraad, Huijs te Spijk - Goew. en Raad, Kaap, ongedateer, pp. 397-398. 

  40. In die Haagse kopie staan ookmattrooseni.p.v.matroosen

  41. In die Haagse kopie staan ookinpracticabelen

  42. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 435-437. 

  43. Isaacq Maartens was op daardie stadium die pagter vir die vaderlandse bier en wyn. 

  44. Johann Adolf Greeff van Bielefeld het in 1728 as matroos op Westerdijxhorn na die Kaap gekom en het in 1735 ‘n vryburger geword. Hy het op 14.10.1736 met Johanna van Hoeting in die huwelik getree. Sy was voorheen met Arnout Ruygrok en Jan Meyn getroud. Greeff het in 1749 na Europa teruggekeer. 

  45. Jacob van Bochem van Thiel het in 1715 as adelbors na die Kaap gekom en is die volgende jaar aangestel as boekhouer in die slaghuis. Twee jaar later het hy ‘n vryburger geword, maar in 1735 het hy en sy vrou, Maria Schouten, en hulle aangenome dogter, Catharina van Es, na Nederland teruggekeer. 

  46. Johann Jacob Stockfleth (1687-1729) van Hamburg het in 1711 as soldaat na die Kaap gekom en is in 1714 aangestel as geweldiger. Die volgende jaar het hy sy vrybrief ontvang en op 7.4.1715 is hy met Josina van Dam getroud. 

  47. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie staan ookmattrooseni.p.v.matroosen

  48. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: skeepsraad, Voorduijn - Goew. en Raad, Kaap, 20.9.1738, p. 417. 

  49. Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - poshouer, Saldanhabaai , 25.9.1738, p. 1164. 

  50. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: landdros en burgerkrygsraad, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 30.9.1738, pp. 425-427. 

  51. Michiel Romond (1711-1766) was die seun van Gerrit Romond en Johanna van Madras (Jannetje Heylon). Hy is op 19.9.1745 met Sara Everdina Vlotman getroud. Romond het op die plaas Helderberg in die Stellenbosch -distrik geboer. 

  52. Pieter Barendsz Blom (1699-1738) was die seun van Barend Pietersz Blom en Catharina de Beer. Hy was getroud met Maria Jacobsz. 

  53. ‘n Besluit van die Politieke Raad met betrekking tot die afskrywing van verliese, is hieronder weggelaat. Onder die items wat afgeskryf is, is onder andere twee slawe, een slawekind, agt bandiete, twee perde, 87 beeste en 24 bokke. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van PolitieII, 21.10.1738, pp. 728-737; C. 292Memoriën en Rapporten, 31.8.1738, 6.10.1738, en 21.10.1738, pp. 635-636, 637, 645-647 en 649-650. 

  54. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 21.10.1738, pp. 439-446. 

  55. In die Haagse kopie staan ookdiversse rheijse, maar in die oorspronklike versoekskrif staandiverse reijse

  56. Net soos die skrywer van hierdie resolusie, skryf die skrywers van die oorspronklike versoekskrif en die Haagse kopie ook deurgaansmattrooseni .p.v.matroosen

  57. Georg Coenraad Jacoby van Bremen was ‘n soldaat toe hy in 1732 aan die Kaap aan land gegaan het. Op 6.9.1734 is hy as kneg aan Abraham Lever verhuur en twee jaar later het hy sy ontslag uit die Kompanjiesdiens geneem en ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Sara van die Kaap. 

  58. Die skrywer van die oorspronklike versoekskrif het geskryfdiverse

  59. In die Haagse kopie staanaf

  60. Kyk C. 28Resolutiën, Raad van Politie11, 31.10.1734, pp. 523-525; G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII(21.10.1734), p. 377. 

  61. Die plaas Zandvliet , geleë aan die Eersterivier in die distrik Stellenbosch (naby die huidige Faure ), is saamgestel uit twee plase wat ds. Petrus Kalden in 1699 en 1701 ontvang het, en ‘n stuk grond van 7 1/2 morge wat in 1707 aan Abraham Benthem toegeken is. In 1708 het aldrie hierdie dele die eiendom van Michiel Romond geword en van 1717 tot 1726 het dit aan Johannes Swellengrebel behoort. 

  62. Die plaas Zeekoevallei was oorspronklik bekend as Vogelgezang . Dit is in 1702 aan Adam Tas se suster, Sara, toegeken. Later het dit saam met die buurplaas Zandvliet die eiendom van Johannes Swellengrebel geword. 

  63. Maria van der Poel (1694- 23.8.1770) was die dogter van Pieter van der Poel en Johanna Vyandt. Nadat haar eerste man, Melt van der Spuy, met wie sy op 1.4.1716 getroud is, in November 1734 oorlede is, is sy weer op 24.1.1740 met Carel Georg Wieser van Heidelberg getroud. 

  64. Melt van der Spuy van Rotterdam was die seun van Jacob van der Spuy en Cryntje van Leeuwen. 

  65. Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: landdros, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 22.10.1738, pp. 437-445. 

  66. ‘n Beskrywing van die Boesmans, ook bekend as die Sonquas, kan gevind word in I. Schapera and B. Farrington (eds.):The Early Cape Holtentots(Dr. O. Dapper:Kaffrarie of Lant der Kaffers, anders Hottentots genaamt), pp. 30-33. 

  67. Die Namakwas word uitvoerig beskryf in A. J. Böeseken (red.):Memoriën en instructiën, 1657-1699 (Van Riebeeck: instruksie vir sy opvolger, 5.5.1662), p. 33; I. Schapera and B. Farrington (eds.):The Early Cape Hottentots(Dr. O. Dapper:Kaifrarie of Lant der Kaffers, anders Hottentots genaamt), pp. 35-38. 

  68. August Lourens van Staden het in 1726 as soldaat na die Kaap gekom en het op 2.12.1734 ‘n vryburger geword. Hy het met die retoervloot van 1747 na Europa teruggekeer. 

  69. Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - landdros, Stellenbosch , 23.10.1738, pp. 1175-1177. 

  70. Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. 

  71. Die skrywer van die Haagse kopie het geskryfIndiaase

  72. In die Haagse kopie verbeter naschieten

  73. Maria Magdalena Pasques de Chavonnes (1713-19.4.1786) was die jongste kind van kaptein Dominicus Marius Pasques de Chavonnes en sy tweede vrou, Isabella Bolwerk. Sy het in 1714 saam met haar ouers na die Kaap gekom, waar haar vader die bevelvoerder van die militêre magte geword het. Op 22.3.1739 is sy weer getroud, toe sy in die Kaapse kerk met Daniel Heyning (1714-1761) getroud is. Hy was ‘n seun van Nicolaas Heyning, ‘n lid van die Politieke Raad, en Geertruyd Vermey. 

  74. In die Haagse kopie staan Ceijlonse

  75. In die Haagse kopie staan Ceijlonse en Chinaase

  76. Kyk C. 355Attestatiën, 5.12.1738, pp. 725-727. 

  77. Kyk C. 615Dag Register, 5.12.1738, pp. 164-165. 

  78. Sowel in die oorspronklike verklaring as die Haagse kopie staan ookeen van die daarinne leggende pak

  79. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 499-501. 

  80. Hendrik Voortman van Hamburg het in 1721 as matroos na die Kaap gekom en nadat hy van 1724 tot 1733 as kneg by Johannes Kuyperman en Jan Hop in diens was, het hy op 3.3.1734 ‘n vryburger geword. Hy was getroud met Johanna Catharina Tol. 

  81. Christiaan Gunter van Leiden was ‘n soldaat in diens van die V.O.C. toe hy in 1724 na die Kaap gekom het. Hy het op 2.12.1734 uit die Kompanjiesdiens getree en ‘n vryburger geword. Op 16.6.1748 is hy met Maria Brits getroud. Gunter is op 6.9.1761 oorlede. 

  82. Mattheus de Wolf van Den Haag was van 1715 tot 1719 ‘n soldaat aan die Kaap. Hy het daarna vertrek, maar het in 1726 weer teruggekeer. Op 30.7.1733 het hy ‘n vryburger geword. 

  83. Hy was die seun van die Franse vlugteling, Estienne Viret, en sy vrou, Marguerite Roux. 

  84. Matthys Velt van Venlo het in 1734 as adelbors na die Kaap gekom en het op 25.10.1736 sy vrybrief ontvang. Hy het in 1739 gerepatrieer. 

  85. In die oorspronklike versoekskrif staand’ officiers deeser Caabse birgerij, en in die Haagse kopied’ officieren deeser Caabse burgerije

  86. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 24.11.1738, 8.12.1738, 8.12.1738, 4.12.1738, 30.11.1738, 3.12.1738 en 1.12.1738, pp. 447-449, 451-452, 453-454, 455-456, 463, 465-466 en 469-470. 

  87. Jan Hassing van Culemborg, ‘n seun van Warner Hassing en Elisabeth Lolie, was oppermeester op die retoerskip Huijs te Foreest toe hy op 13.2.1735 aan die Kaap met Maria Nauta, die weduwee van Nicolaas Micker, getroud is. By sy terugkoms in Nederland het Here XVII op 3.9.1735 aan hom toestemming gegee om as vryburger na die Kaap terug te keer. Maria Nauta is in 1771 oorlede en Hassing op 28.11.1774. 

  88. Frans Bastiaansz was die seun van Jan Bastiaansz en Anna Maria van Dyk. Hy was getroud met Johanna Hugo. 

  89. Kyk C. 523Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - kerkraad, Stellenbosch , 9.12.1738, pp. 1186-1187 en Goew. en Raad - kerkraad Drakenstein , 9.12.1738, pp. 1187-1188. 

  90. Jan Valk van Sevenhuysen is op 6.9.1716 met Josina Mos van Amsterdam getroud en na haar dood in 1722 is hy weer met Maria van Brakel getroud. In 1724 het hy van die Kaap na Stellenbosch verhuis, waar hy die plaas Elsenburg besit het. 

  91. In die Haagse kopie staan ookVan der Merwe

  92. Hy was die tweede oudste kind van Johannes Wessels en Geertruy Pretorius en hy is op 25.11.1714 gedoop. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, p. 487. 

  93. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 28.11.1738, pp. 489-490. 

  94. ‘n Besluit van die Politieke Raad met betrekking tot die kwartaallikse afskrywing van verliese, is hieronder weggelaat. Onder die items wat afgeskryf is, is ook een slavin, een bandiet, 65 beeste, een perd, twee esels en 14 bokke. Kyk C. 30Resolutiën, Raad van Politie II, 9.12.1738, pp. 772-777; C. 292Memoriën en Rapporten, 9.12.1738, pp. 651-653. 

  95. Dit is Geertruyd Simonsz Stam, die dogter van Lambert Simonsz Stam en Maria Visser. Sy is in 1695 gebore en is op 7.12.1713 met Marthinus Ackerman (1668-1721) van Dorla getroud. 

  96. Kyk C. 238Requesten en Nominatiën, 1737-1738, ongedateer, pp. 515-517. 

  97. Maria Jansz Visser was eers met Willem Willemsz van Deventer getroud en na sy dood is sy weer op Mauritius met Lambert Simonsz Stam van Amsterdam getroud. Sy is in 1718 aan die Kaap oorlede. 

  98. Alida Willemsz was die dogter van Willem Willemsz van Deventer en Maria Jansz Visser. Sy is in 1677 aan die Kaap gebore en is op 4.11.1691 met Carel de Brak van Kassel getroud. Na sy dood het sy weer op Mauritius met Ary Simonsz in die huwelik getree. Laasgenoemde is in 1711 aan die Kaap oorlede. 

  99. In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie staan ook ƒ450:-:- i. p.v. ƒ450:19:- (vgl. die bedrag hierbo). 

  100. Dit is waarskynlik Rudolf Brits, ‘n seun van Hans Jacob Brits en Dina Willemsz, en wat in 1702 gebore is. Na die dood van sy eerste vrou, Maria Gerritsz, in 1738, is hy weer met Huibrecht Brand, die weduwee van Christoffel Smit, getroud. 

  101. Claas Jonasz was ‘n seun van Claas Jonasz en Dina van Bima. Hy was getroud met Anna Maria Brits, die weduwee van Hermanus Gerritsz, en ‘n suster van Rudolf Brits. Toe Jonasz op 7.7.1759 oorlede is, het hy die plase Liesbeek en Rapenburg besit.