C111 v1.20
C. 111, pp. 2-3.¶
Saturdag den {17390718} 18 Juli 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.
Door den predicant Jan Philipsz Smith,1 met het zeijlree leggende schip Oostrust alhier aangeland, versogt zijnde tot naastkomende scheepsgeleegentheijd ter deeser plaatse te moogen blijven vertoeven, om dus desselfs voorgenomene huwelijk met de jonge dogter Johanna Constantia Pheijl2 te kunnen voltrecken,3 is hetselve aan hem geaccordeert.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] Mij present, JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 4-16.¶
Dingsdag den {17390721} 21 Juli 1739, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den Heer independent fiscael, Mr. Daniel van den Henghel. Aangemerkt den tijd van de verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten teegenwoordig begint op handen te schieten, is hierom voor den dienst der E. Comp. noodig geoordeelt en besloten dat de jongst volgens het geresolveerde van den 15 der gepasseerde maend Maij weegens deese saak geaffigeerde billietten, tot ververssing der memorie nogmaels alom zullen werden aangeplakt, gelijk ook andere billietten tot kennisgeeving dat vermits den gewoonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, daaruijt niets meer sal werden verstrekt na den 15 der aanstaande maend Augustus voor ende aleer deselve pakhuijsen behoorlijk door gecommitteerdens sullen weesen opgenoomen.
En dewijl men ondervonden heeft dat sommige baatzugtige menschen sig niet ontsien hebben met de laatst van deese rheede vertrockene scheepen alhier aan te brengen een groote quantiteijt van soodanige stuijvers dewelke bij placcaat van Haar Hoog Moogende de Heeren Staaten Generaal der vrije Vereenigde Neederlanden in de maand Junij des voorleeden jaars gepubliceert, sijn afgeset en afgekeurt, bestaande deselve in alle soorten van enkelde stuijvers, soo wel de oude versleetene binnen de Vereenigde Neederlandsche provintien en op sommige rijksmunten, als wel voornamentlijk in andere vorstendommen en landen buijten deselve gemunt, en dat het derhalven te dugten is dat wanneer teegens den invoer van diergelijke stuijvers niet wierde voorsien, dit Gouvernement in vervolg van tijd tot geen kleijne schaade en ongerief van dies ingeseetenen met sulke quaade en ongangbaare munt soude werden vervult, gelijk men zulx over eenige jaaren geleeden maer al te veel ontwaard heeft ten opsigte van de besno[e]ide en quaad dubbelde stuijvers, is overzulx op de propositie van den Heer Gouverneur beslooten dat men tot voorkooming van dien alle ende een igelijk bij billietten sal doen weeten dat zij voortaan de bij het eevengen. placcaat afgesette stuijvers, als thans buijten cours en gebilioneert zijnde, niet meer sullen hebben te ontfangen of uijt te geeven, en dat van nu af aen alhier geen andere stuijvers sullen gangbaar weesen als die geene dewelke volgens den inhoude van het voorseijde placcaat van Haer Hoog Moogende met een nieuwen pijl of beesem sullen zijn gestempelt en voorts de soodanige die d’ E. Comp. gewoon is naar India over te senden, sullende gedagte afgesette stuijvers gevolglijk ook in ‘s Comps. cassa, dispens, pakhuijs of winkel enz. niet meer ontfangen ofte aangenoomen moogen werden.
Sijnde voorts aan den burger Jan de Waal op desselfs diesweegens gedaane schriftelijk versoek4 een stukje bouwlands ter groote van ses morgen 233 quadraet roeden en 5 do. voeten, annex desselfs thuijn bij de Liesbeeks Rivier 5 geleegen, teegens 4 schell. ider morgen in erfpagt gegeeven.
Vervolgens is geleesen seeker klagtschrift door de landbouwers Hendrik Krugel, Sijbrand van Dijk, Hendrik Ras en Arnoldus Johannes Basson in de volgende bewoordinge overgegeeven:6
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop &a. &a., beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘D’ ondergeteekendens Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. neederige dienaaren geeven met verschuldigt respect te kennen hoe over eenigen tijd geleeden, sonder dat zij vertoonders egter den netten datum weeten te noemen, soo op haare eijgene plaatsen als in leening hebbende veeposten, gekoomen is den substituijt7 landdrost, verseld van twee veldwagters en eenige Hottentotten, welken substitut aan den eersten, tweeden en vierden onderget. heeft vertoont en voorgeleesen een schriftelijke ordre, waarbij zijlieden uijt naem van den Heer Mr. Daniel van den Henghel, als toenmaals alhier ‘t gezag voerende, en landdrost Pieter Lourensz op lijf en leevensstraf gelast wierden om het door haar van de Hottentots geruijlde vee aan gesegde substituijt te moeten overgeeven en hetselve door denselven laaten wegvoeren, en dat zij ten dien eijnde de Hottentotten dewelke hem substitut verselden en dat vee uijt des ondergets. troepen stonden te soeken en weg te jaagen, daarmeede moesten laaten begaan, zonder die Hottentotten daarinne in het minste te moogen hinderen ofte eenig leet aandoen; aan welke ordre wij in alle eerbied gehoorsaamende, zijn door den gem. substitut en de bij hem hebbende Hottentots ter dier tijd niet alleen het vee dat de ondergesz van de Hottentotten hadden geruijlt, maar ook teegens haar wil en dank en onaangesien alle het geene zij daar teegens mogten seggen een groot quantiteijt van haar en andere ingeseetenen beestiaal weggenoomen geworden, bestaande het een en ander in het volgende getal, als van den eersten onderget. Hendrik Crugel op zijn woonplaets twaelf beesten, waarvan 11 aan Jacob Swart en 1 aan Harmen van Marlo8 toebehoorde, en op zijn veepost nog 64 beesten, van dewelke 1 aan Gerrit van Wijk, 1 aan de wed. Gerrit van Wijk,9 2 aan haer soon, Gerrit van Wijk10 d’ jonge, en 2 aan Frans Hendk. Campher, dog de overige hem selfs toequamen, en voorts 22 runderen door hem van de Hottentots geruijld; van den 2 onderget. Sijbrand van Dijk op zijn veepost 88 eijge beesten en 7 geruijlde, van welke agt en tagtig vijf en twintig stux aen Jan Olivier waaren toebehorende; van den 3 onderget. Hendrik Ras op zijn veepost alwaar denselven ter dier tijd niet is present geweest 46 eijgene en 14 geruijlde beesten volgens rapport van desselfs knegt; van den 4 do. Arnoldus Johannes Basson op zijn veepost agt eijgene en ses geruijlde beesten mitsgrs. van den bij indispositie thuijsgebleevenen landbouwer Willem van Wijk op zijn veepost 61 stux runderen, waarvan ër twee aan Gerrit Schalkwijk toekoomen.’
‘En dewijl wij hierdoor in de uijtterste armoede gebragt zijn, soo wenden wij ons in alle onderdanigh[e]ijd tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met needrig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te zijn aan de vertoonders in deesen haare geruijlde mitsgrs. eijgen vee dewelke bij haar is voortgeteeld ofte gekogt, weeder te doen restitueeren; waarop een gunstig antwoord verwagtende - - -.’
‘(Was geteekent) Hendrik Crugel, X (daarneevens stond) dit is het merk van Sijbrand van Dijk, X (daaromme stond) dit merk heeft Hendrik Ras gesteld, Arnoldus Johannes Basson. (Ter sijde stond) Als getuijge, (en geteekent) Js. Ts. Rhenius,11 Cabo de Goede Hoop, den 21 Julij 1739.’
Over welkers inhouden zijnde gedelibereert, is goedgevonden dat daervan copia sal werden ter handen gesteld aan den land-drost Pieter Lourensz, ten eijnde hij de aan hem deese saak aangaende reets gegeevene beveelen in de jongste vergaderinge dies te beeter ter uijtvoeringe sal kunnen brengen. En dat de dispositie op het in het eijnde van dat schriftuur gedaane versoek, soo lang sal uijtgesteld blijven totdat naar gedaane informatie men regt sal te weeten koomen hoedanig het met die saak geleegen is; middelerwijl dat het vee door den oud burgerraad Johannes Cruijwaagen afgenoomen, soo van de hier aangeweest zijnde Hottentotten als van de geene met dewelke hij in actie is geweest, bestaande in 60 beesten en 301 schaapen, waervan 29 runderen aan de Groene Cloof zijn loopende en al het andere op de veepost van burger Hendrik Crugel, op die twee plaatsen tot nadere geleegenth[e]ijd sal moeten werden bewaard, sullende voorts aen den hier voorengemelde land-drost tot desselfs narigt ook afgegeeven werden copia van seekere schriftuur van verantwoording dat sommige landbouwers over de Roodesantscloof woonende, om sig soo veel doenelijk weegens hunne begane onwilligheijd te verontschuldigen, op heeden hebben koomen in te leeveren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] Mij present, JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 17-23.¶
Dingsdag den {17390804} 4 Augustus 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.
Vermits aan den Heer Gouverneur door sommige deeser landwaarts in woonende ingeseetenen is berigt dat zijlieden van eenige bij haar bescheijdene aldaar geweest zijnde Hottentotten hebben verstaan dat op de kusten van het Namacquasland 12 al voor een geruijmen tijd geleeden een schip soude weesen gestrand, dat egter nog onverbrooken in den mond van seekere aldaar uijtvloeijende revier teegens een sandplaat soude vastsetten, waarvan selfs nog eenige menschen in het leeven, en andere door de daar omstreex woonende Hottentotten souden dood geslaagen weesen. Is derhalven, dewijl het saijsoen nu eerst soo ver is ingeschooten dat men dit land der Namacquas bereijsen kan, door Zijn Edele in consideratie gegeeven of het niet goed soude zijn dat men in het laa[t]st van deese of het begin der aenstaande maand September onder het commando van een bequaam opperhooft eenige manschap ten getaale van dertig a ses en dertig stux, dewelke tot het doen van deese expeditie worden geoordeelt te sufficieeren, derwaarts liet vertrecken, om te kunnen ondersoeken wat van deese saak soude moogen zijn, en of daaruijt eenig voordeel voor d’ E. Comp. sal weesen te haalen, schoon men onderstellen moet dat dit geen schip van d’ E. Comp. sijn kan, al was het egter maar om de ongeluckige daarop nog in weesen zijnde zielen te kunnen redden en herwaerts op te brengen; te meer nog op dat aan de oproerige Hottentotten waarmeede men thans in een openbaare rupture leeft, de weg en middelen soude moogen werden afgesneeden om sig uijt dien gestranden bodem van kruijt, loot, geweer en andere voor ons schadelijk zijnde saaken te kunnen voorsien, gelijk zij sig al beroemd hebben dat zulx ber[e]ijds soude geschied weesen, en dat ook deese togt geen oncosten van importantie aan d’ E. Comp. kan toebrengen, omdat men deselve met eenen sal kunnen doen strecken tot het inruijlen van eenig vee, gelijk dit bevoorens bij de daarom woonende Hottentotten altijd gedaen en ten behoeve der E. Comp. gebruijkelijk is geweest, waardoor dan die w[e]ijnige daarop te vallene oncosten nog sullen kunnen werden te goed gedaan. Over welke saak dan met opmerking gedelibereert zijnde, goedgevonden is dat dit gedaane voorstel, als nuttig zijnde, sal worden geamplecteert, en dat gevolgelijk het vereijschte commando met den eersten na het land der Namacquas sal worden afgesonden.
Waarna door den Heer hoofdadministrateur en secunde, Rijk Tulbagh, te kennen gegeeven wierd dat in de nog vermist werdende Ceijlonsse 13 en Begaalse 14 retourscheepen Van Alssem , Landscroon en Crooswijk ten behoeve deeses Gouvernements zijn afgelaaden geweest de volgende goederen, te weeten in Van Alssem en Landscroon 1486 cannen clappus olij, 200 ps. fijne caatjes in 2 packen, gemerkt no. 2833 en 3288, 100 ps. grove caatjes in een pak, genommert 3290; in Crooswijk 540 ps. Bengaalsse zeijlkleeden en 160 ps. gerassen. En dat ten aansien die kielen hier nog niet zijn opgedaagt, het schier ontwijffelbaar te dugten is dat aan deselve een ongeluk sal zijn overgekoomen en dat dus die goederen met deselve sullen weesen verlooren, versoekende Zijn E. uijt dien hoofde dewijl de negotieboeken deeses Gouvernements onder ulto. deeser maand moeten werden afgeslooten, en dat overzulx hiermeede niet langer kan werden gewagt, gequalificeert te moogen werden om deese goederen volgens ordre op reekg. van winst en verlies te moogen doen affschrijven en vereevenen, waarover zijnde geraadpleegt, verstaan is dat aan Zijn E. deese versogte qualificatie bij deesen sal worden verleent, om in opsigte der voorseijde goederen volgens Sijn E. gedaane propositie te moogen doen handelen.
Laa[t]stelijk is nog op het ingedient request van den burger Nicolaas Laubser15 ingesien zijnde het goede getuijgenis dat door desselfs moeder en stiefvader weegens sijn goed gedrag gegeeven word,16 aan deselven het versogteveniam aetatisverleend.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] Mij present, JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 24-29.¶
Donderdag den {17390813} 13 Augustus 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.
Den Heer Gouverneur in vergadering geproduceert hebbende een brief door Zijn Edele soo aanstonts ontfangen van de opperhoofden van het op den 18 der even afgeweekene maand Julij van hier vertrockene schip Oostrust ,17 is bij dies lecture tot ons leetweesen ontwaart dat een dag of twee naar haar vertrek van deese rheede aan haar onderhebbenden bodem sulken swaare leccagie was ontdekt dat sij tot behouding van schip en zielen hadden moeten resolveeren na een goede haven te moeten omsien en overzulx dewijl de N.Wte. winden haar hadden belet om herwaerts te kunnen opkoomen, genoodsaakt waaren geweest in de Mosselbaaij binnen te loopen, en voorts dat gedagte schip Oostrust over het gantsche lighaam soo slegt gesteld was, dat zij sig teegenwoordig buijten staat bevonden om herwaerts te kunnen opkoomen; weshalven den Heer Gouverneur in overweeging geliefde te geeven welke middelen best in het werk dienden gestelt te werden om dat schip te redden of de vereijschte hulp daaraan toe te brengen; welke saak in aanmerking genoomen en ingesien zijnde dat dies overheeden bij den voorseijden brief versuijmt hebben ons na behooren te berigten hoedanig het in der daad met haar onderhebbenden bodem is gestelt, of namentlijk denselven aldaer met de van hier te sendene hulp en materialen niet soo ver soude kunnen werden verholpen dat daardoor in staat wierde gebragt om herwaarts te kunnen opkoomen, dan wel soodanig gerepareert te werden dat desselfs reijs vandaar met volkoomen gerusth[e]ijd naar Batavia soude kunnen vervorderen, en wat daartoe wel sal van nooden sijn; is hierop, op de propositie van Zijn Edele, de consideratien van den equipagiemeester, Jacobus Möller, bevoorens weegens deese saak in vergaadering gehoort zijnde, beslooten en voor den dienst der E. Comp. noodig geoordeelt dat men voor eerst de hoekers Ter Mijen en de Hector , dewelke thans om schoon gemaekt te worden, in de Saldanhabaaij zijn vertoevende, vandaar opontbieden sal, om deselve vervolgens met de eerste bequaame wind na gesegde Mosselbaaij te laaten vertrecken met den baas der scheepstimmerlieden, Barend van Dockum, en soodanige scheepsbehoeftens als men hier oordeelen kan tot herstelling van dat schip te sullen behooren; sullende inmiddels aan dies overheeden bij missive werden geordonneert18 dat zij ons bij bequaame geleegenth[e]ijd omstandig sullen hebben te berigten of de gebreeken dewelke sig thans aan die kiel bevinden, in gem. Mosselbaaij sullen kunnen werden gerepareert, mitsgrs. welke goederen en materialen in sulken geval daartoe sullen werden vereijscht; en soo niet, wat de reedenen mogten zijn waarom zij sustineeren sullen dat zulx niet soude kunnen geschieden; ten eijnde daarop ten belange van dat schip soodanige ordres zullen kunnen werden gesteld als met den waaren dienst der E. Comp. sullen werden bevonden over een te koomen; boven hetwelke gem. opperhoofden nog sullen werden gelast dat sijl. ‘s Comps. geldkisten in19 andere dierbaarste goederen met den eersten sullen hebben aan land te laaten brengen en aldaar onder een behoorelijke20 toesigt te bewaaren, om dus soo veel moogelijk voor te koomen de periculen van verlies waaraan deselve andersints souden kunnen werden geexponeerd wanneer de Z.Ote. winden eens souden beginnen door te waaijen, dewelke aldaar een botte laager maakende, dat schip selfs in groot gevaar van te verongelucken soude kunnen stellen; en wijders dat zijl. haar volk in goede ordre en tugt houdende, sorg sullen hebben te draagen dat hetselve van ‘t schip niet komt af te gaan of landwaerts in te loopen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] Mij present, Js. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 30-42.¶
Dingsdag den {17390818} 18 Augustus 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.21
Na het welke het den Heer Gouverneur behaagde de leeden des Raads te communiceeren dat Zijn Edele op ingekreegen berigt van de regenten van ‘s Comps. hospitaal alhier, dat de daarin leggende sieken der aanweesende scheepen voor het grootste gedeelte behalven datse seer schaars van kleederen en plunje zijn voorsien, ook niets hadden waarop zij leggen of sig meede decken konden, sulx dat die impotenten hierdoor, ende ten aansien men thans in het voorsz siekenhuijs van alle soort van cooijgoed, om dit gebrek te kunnen suppleeren, is ontbloot, genoodsaakt waaren om op de bloote houte beddings te leggen; hetwelk haare geneesing niet w[e]ijnig quam te vertraagen; selfs daarvan inspectie genoomen hebbende, het met die ongeluckige menschen volgens dit aan Zijn Edele gedaane rapport ook soodanig slegt gesteld gevonden had dat men hetselve niet sonder aandoening en meededoogenth[e]ijd konde aanschouwen, geevende den Heer Gouverneur daerom in consideratie of het niet van de uijtterste noodsaakelijkh[e]ijd soude weesen dat tot gerief en gemak dier sieken, mitsgrs. van de geene dewelke in het vervolg in gedagte hospitaal sullen moogen aankoomen, met den eersten wierden gemaakt een hondert stux bultsacken van oude zeijlen, die men sal kunnen laten vullen met schaapswol, mitsgrs. van pijlaken een diergelijk getal combaarsen tot dekkig der voorseijde sieken; over welke saak geraadpleegt en daarbij in aanmerkinge genoomen zijnde hoe grootelijx dat ër voor den dienst der E. Comp. aan geleegen is dat men de met haare scheepen aangebragt werdende sieken en impotenten alhier soo veel mogelijk van alles wel en na behooren laat versorgen, ten eijnde deselve dus ten spoedigsten mogten werden hersteld, waartoe voor menschen die lang op zee sijn geweest sonder veel gemak te kunnen genieten, niet w[e]ijnig contribueeren kan dat deselve van bequaam slaapgoed voorsien werden; is overzulx verstaan dat volgens de propositie van Zijn Edele het bovengenoemde getal bultsacken en combaarsen met den eersten in gereeth[e]ijd sal werden gebragt om ten voorschreeven eijnde te kunnen dienen, en voorts dat om soo veel moogelijk is te beletten dat deselve niet vervreemd of uijt het dikwilsgenoemde hospitaal weggebragt werden, men dat beddegoed met een seeker teeken, waaraan hetselve sal zijn te kennen, sal doen merken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] Js. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 43-45.¶
Maandag den {17390831} 31 Augustus 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.
Naar behoorelijk klocke geklep en uijtroeping van den boode getreeden zijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, agtervolgens het op den 5 Maij deeses jaars genoomen raadsbesluijt en de daarop ter dier tijd allomme geaffigeerde billietten, dewelke tot ververssing der memorie op den 21 der daaraanvolgende maand Julij nogmaals zijn aangeplakt, soo zijn de onderstaande perceelen door de volgende persoonen ingemeijnd geworden, ten soodanigen prijse als daarbij staet vermeld, namentlijk:22
't Moutbier | ||
Hans Jurgen Honk voor | ƒ1000:-:- | |
Brandewijnen enz. | ||
't Eerste quart, Jan van der Swijn | ƒ1800:-:- | |
't 2 do. Jochem Hubner | ƒ1800:-:- | |
't 3 do. Jan Holst | ƒ1600:-:- | |
't 4 do. Jan Jurgen Schreuder | ƒ1750:-:- | ƒ6950:-:- |
Vaderlandsche bieren en wijnen | ||
Jan van der Swijn | ƒ6050:-:- | |
Caabse coele wijnen | ||
1 quart, Jan Holst | ƒ5350:-:- | |
2 do. Jan van der Swijn | ƒ6100:-:- | |
3 do. Isaak Martensz | ƒ4500:-:- | |
4 do. Isaak Martensz | ƒ3200:-:- | |
ƒ19150:-:- | ||
Welke laa[t]stgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien in een generale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen zijnde, zijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Jan Horn[^23] voor een somma van ƒ31950:-:-, dog denselven na de teneur en volgens de eevengem. pagtconditien geene borgen hebbende kunnen stellen, schoon hem nog gisteren door den Heer Gouverneur, wanneer hij Zijn Edele in 't bijsonder quam op te geeven hoeveel dat geneegen was voor die pagt uijt te looven, met nadruk was aangesegt geworden dat hij sonder suffiçante borgen niet soude hebben te pagten, ten eijnde hij dus niet bloot gesteld wierd aan het gevaar hetwelk daaruijt soude resulteeren, heeft men overzulx de gesegde vier perceelen der Caabse coele wijnen te saamen voor desselfs risico en reecqg. op nieuws doen ophangen voor ƒ40000:-:- en zijn deselve daarop bij den afslag gepagt geworden door de burgers Isaak Maartensz en Jan Holst, invoegen zijl. generale pagters zijn gebleeven der voorseijde Caabse coele wijnen voor | ƒ24500:-:- | |
Ende zulx ƒ7450 minder als waarvoor deselve bij den eersten afslag door gen. Jan Horn waaren ingemeijnt. | ||
Caabse wijnen enz. aan het Rondebosje | ||
Hans Jurgen Honk | ƒ550:-:- | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakenst[e]ijn | ||
Mathiam le Roux | ƒ300:-:- | |
Hierbij gevoegt zijnde het surplus van het geen de generaale pagt der Caabse coele wijnen bij den tweeden afslag minder als bij den eersten gerendeert heeft, te weeten | ƒ7450:- | |
Komen de geheele pagtpenningen te bedragen | ƒ46800:-:- |
't Moutbier | ||
Hans Jurgen Honk voor | ƒ1000:-:- | |
Brandewijnen enz. | ||
't Eerste quart, Jan van der Swijn | ƒ1800:-:- | |
't 2 do. Jochem Hubner | ƒ1800:-:- | |
't 3 do. Jan Holst | ƒ1600:-:- | |
't 4 do. Jan Jurgen Schreuder | ƒ1750:-:- | ƒ6950:-:- |
Vaderlandsche bieren en wijnen | ||
Jan van der Swijn | ƒ6050:-:- | |
Caabse coele wijnen | ||
1 quart, Jan Holst | ƒ5350:-:- | |
2 do. Jan van der Swijn | ƒ6100:-:- | |
3 do. Isaak Martensz | ƒ4500:-:- | |
4 do. Isaak Martensz | ƒ3200:-:- | |
ƒ19150:-:- | ||
Welke laa[t]stgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien in een generale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen zijnde, zijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Jan Horn[^24] voor een somma van ƒ31950:-:-, dog denselven na de teneur en volgens de eevengem. pagtconditien geene borgen hebbende kunnen stellen, schoon hem nog gisteren door den Heer Gouverneur, wanneer hij Zijn Edele in 't bijsonder quam op te geeven hoeveel dat geneegen was voor die pagt uijt te looven, met nadruk was aangesegt geworden dat hij sonder suffiçante borgen niet soude hebben te pagten, ten eijnde hij dus niet bloot gesteld wierd aan het gevaar hetwelk daaruijt soude resulteeren, heeft men overzulx de gesegde vier perceelen der Caabse coele wijnen te saamen voor desselfs risico en reecqg. op nieuws doen ophangen voor ƒ40000:-:- en zijn deselve daarop bij den afslag gepagt geworden door de burgers Isaak Maartensz en Jan Holst, invoegen zijl. generale pagters zijn gebleeven der voorseijde Caabse coele wijnen voor | ƒ24500:-:- | |
Ende zulx ƒ7450 minder als waarvoor deselve bij den eersten afslag door gen. Jan Horn waaren ingemeijnt. | ||
Caabse wijnen enz. aan het Rondebosje | ||
Hans Jurgen Honk | ƒ550:-:- | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakenst[e]ijn | ||
Mathiam le Roux | ƒ300:-:- | |
Hierbij gevoegt zijnde het surplus van het geen de generaale pagt der Caabse coele wijnen bij den tweeden afslag minder als bij den eersten gerendeert heeft, te weeten | ƒ7450:- | |
Komen de geheele pagtpenningen te bedragen | ƒ46800:-:- |
Aldus gedaan en uijtgevoert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE. GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 46-49.¶
Donderdag den {17390903} 3 September 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.
Ten aansien den burger Jan Horn in gebreeke blijft aan d’ E. Comp. te voldoen een somma van ƒ8000:-:- die hij nog schuldig is op de verscheene laatste paaij der pagtpenningen van de Caabse coele wijnen mitsgrs. van het Rondebosje , welke beijde pagten verleeden jaar sijn ingemeijnt geworden door desselfs voorzaat, wijlen den burger Carel Diederik Boetendagh,25 is overzulx aan den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, het invorderen dier penningen bij weegen van regten gedemandeert, waar en booven Zijn E. voorzeijden Jan Horn meede voor den Raad van Justitie deeses Gouvernements sal moeten actioneeren tot erlanginge eener somma van ƒ7450:-:-, zijnde het surplus van dat geen hetwelk de generaale pagt der Caabse coele wijnen, dewelke in het laatst der eeven afgeweekene maand Augustus door denselven Jan Horn is ingemeijnd geworden voor ƒ31950:-:- en om reedenen bij voorgaande resolutie bekent voor de tweedemaal opgehangen zijnde, bij den afslag minder als bij dies eerste opveijling heeft gerendeert.26
Wijders in aanmerkinge zijnde genoomen dat ‘s Comps. bokken en geijten, dewelke thans vermeenigvuldigt sijn tot een getal van 850 stux, maar nutteloos loopen en gevolgelijk streckende zijn tot een lastpost, is hierom en in opvolginge der geeerde ordre van de Heeren Majores, vervat bij aanschrijvens van den 14 Julij 1695,27 voor den dienst der E. Comp. best geoordeelt en dienvolgens gearresteert dat men weijnige daarvan aan de hand houdende, het grootste gedeelte dier dieren bij eerste bequame geleegenth[e]ijd sal doen vercoopen, mits dat deselve als dan reedelijk mogten koomen te gelden.
En is laa[t]stelijk door den soldijboekhouder, d’ E. Cornelis Eelders, ter vergaderinge geproduceert de geslootene boedel reekg. van soodanige nalaatenschappen als in het gepasseerde boekjaar van versch[e]ijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder desselfs administratie gekoomen zijn; met eerbiedig versoek dat deesen Raade deselve geliefde goed te keuren; welke boedelreekg. dan, nadat neevens het rapport van den negotie overdraager en secretaris der weescamer, als tot exacte visitatie van dien zijnde gecommitteert geweest, geexamineert was geworden, geaggreëert is.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 50-63.¶
Dingsdag den {17390915} 15 September 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.28
Ook is door welgemelden Heer hoofdadministrateur en secunde, Rijk Tulbagh, met versoek van dispositie op deselve, de volgende memorie ter vergaderinge overgeleevert:29
‘Memorie van de nabesz lijfeijgenen in de drie jongst gepasseerde maanden door de natuurlijke dood overleeden, als meede ‘t beestiaal in gemelde tijt soo verrekt als door ‘t wild gedierten vernielt, gelijk te zien is bij de verclaaringen hier annex, namentlijk:’
‘Volgens geannexeerde reekg. van den opsiender van ‘s Comps. slavenlogie en secretariale verclaaring, zijn in de maenden Junij, Julij en Augustus deeses jaars van ‘s Comps. lijfeijgenen door de natuurlijke dood overleeden 7 kloeke jongens, 1 suijgent jongetje, 1 kloeke meijd, 2 Rio de la Goase meijden, 2 bandiete jongens.’
‘En volgens bijgevoegde reekg. van den land-drost, gesterkt met secretariale verclaaringen, zijn in boovengem. tijd soo verrekt als verslonden 1 ezel, 2 paerden, 98 runderbeesten, 41 stux bocken.’
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 15e September 1739. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
Op welkers inhoude geleth en deselve met de daarbij gevoegde verclaaringen30 geconfronteert zijnde, goedgevonden en verstaan is dat de gestorvene leijfeijgenen31 en verrekte of verscheurde beestiaalen die op gemelde memorie sijn gespecificeert, almeede behoorlijk bij de negotieboeken deeses Gouvernements sullen werden afgeschreeven.
Vervolgens geliefden den Heer Gouverneur in Raade te vertoonen seekere lijst ten sijnen ordre ter secretarije deeses Gouvernements geformeert, waaruijt komt te blijken welke persoonen seedert eenigen tijd herwaerts versuijmt hebben de door haar in leening beseeten werdende veeplaetsen te laaten vernieuwen en aan d’ E. Comp. te betaalen de daartoe staande recognitie penningen, onder welke persoonen egter word vastgestelt dat verscheijde sullen zijn dewelke haare veeposten verlaaten hebbende, sullen hebben vergeeten hetselve daar het behoort bekent te maaken en te laaten aanteijkenen, en dat ook andere saaken en toevallen tusschen beijden zijnde gekoomen, deese lijst insgelijx sullen hebben doen vergrooten; geevende Sijn Edele daarom in bedenking of het niet best sijn soude dat copia van die lijst aan den landdrost ter handen wierde gestelt, om deselve geexamineert en sig diesweegens behoorlijk geinformeert hebbende, na dies verrigtinge deesen Raadt te kunnen kennisse geeven hoedanig het eijgentlijk daarmeede geleegen is; wanneer men dan dienaangaende met seekerh[e]ijd soodanige ordres sal kunnen stellen als met den dienst der E. Comp. sullen werden bevonden over een te komen, het geen als een goede en dienste saak aangemerkt sijnde, is overzulx verstaan dat men hetselve in diervoegen sal laaten geschieden.
Voorts is op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat ‘s Comps. paardestal en het huijs in de thuijn alhier, sullen worden gerepareert en vernieuwt, als zijnde beijde die gebouwen soo als se teegenwoordig zijn, niet meer bruijkbaer en egter van een volstrekte noodsaakelijkh[e]ijd, gelijk voornaamentlijk aan het thuijnhuijs bij het droevig verongelucken van ‘s Comps. scheepen in den jaare 1737, wanneer hetselve van groote nut is geweest tot wassching en berging der ter dier tijd gestrande en gesalveerde goederen, is koomen te blijcken.32
En dewijl de straaten en weegen binnen het vlek van de Caab sodanig uijtgeloopen en slegt gesteld zijn dat deselve op veele plaatsen voor waagens en andere rijtuijgen onbruijkbaar worden bevonden, is op het voordraagen van welopgemelden Heer Gouverneur, ten opsigte deeser saak beslooten en best gedagt dat burgerraaden bij deesen sullen worden gelast en geauthoriseert om alle de voorseijde straaten en weegen naauwkeurig op te neemen ende te visiteeren, ten eijnde zij na verrigtinge van hetselve deesen Raed met eenen sullen kunnen aantoonen welke middelen best sullen zijn in het werk te stellen om de daaraan gevonden werdende gebreeken op de gevoeggelijxte wijse met den minsten omslag en costen voor deese ingeseetenen te remedieeren.
Laa[t]stelijk is aan den landbouwer Jacobus Botha33 op desselfs gedaane versoek34 gepermitteert om tot gerief deeser ingeseetenen teegens twee stuijvers het pond, soo schaapen als beestenvleesch te moogen slagten en vercoopen, ende zulx onder deselfde bepaalingen als diesweegens aan de andere vrijslagters sijn voorgeschreeven; tot welkers naarkoominge door hem volgens gewoonte behoorlijke borgtogt sal moeten werden gesteld.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 64-88.¶
Donderdag den {17391006} 6 October 1739, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, en den E. soldijboekhouder, Cornelis Eelders.
Bij lectuure en resumptie eener ontfangene missive van land-drost en heemraaden, gedateert den 28 der eeven afgeweekene maand September,35 is goedgevonden dat de daarbij versogte ses vaaten met buskruijt en twaelf hondert stux snaphaansteenen na jaarlijx gebruijk tot het excerceeren36 der coloniers van de buijten districten in de wapenhandel mitsgrs. het doen van de aanstaande wapenschouwing aan haerlieden sullen werden versterkt;37 maer ten aansien deselve wapenschouwingin38 afweesigh[e]ijd van sulk een groot getal manschappen, als sig thans onder den capn. der Drakensteijnse burger cavallerij, Theunis Bota, in het veld bevinden teegens de ten platten lande roovende Hottentotten, niet soude kunnen geschieden sonder dat de landwaarts in woonende menschen bloot gesteld wierden voor veel gevaaren en onheijlen die haarl. souden kunnen overkomen, soo van weegens gemelte Hottentotten als ook wel van moetwillige slaven, boven en behalven dat als dan ter saake van de absentie van dat uijtgesondene commando nog maar seer weijnige menschen daarbij souden kunnen verschijnen; heeft men overzulx volgens het diesweegens gedaane versoek door den land-drost, Pieter Lourensz, uijt naame van burger chrijgsofficieren, moeten besluijten dat de voorseijde wapenschouwing uijtgesteld sal blijven tot de te rugge komst van gemelden capn. Bota met zijn bij hem hebbende volk, als wanneer men dan een bequaamer tijd tot het doen voortgaan derselve sal kunnen praefigeeren; zijnde boovensdien den lieutenant der Stellenbosche voetcompagnie, Jan Bastiaanse, mitsgrs. den vaandrig onder deselfde comp., Willem van As, den eersten vermits desselfs swaarlijvigh[e]ijd en den anderen om dat continueelijk met siektens is behebt, van die diensten ontslaagen, welkers plaatsen door den Heer Gouverneur wanneer meergemelde wapenschouwing selfs mogte koomen bij te woonen, gelijk Zijn Edele van sints is te doen, buijten voorkoomende verhinderingen, sullen werden vervult met soodanige persoonen als door welgemelten Heer Gouverneur daartoe bequaam zullen werden geoordeelt, of bij ontstentenis van dien, bij de gecommitteerdens die volgens gewoonte tot het bijwoonen van dien optrek na buijten sullen gaan, dewelke in sulken geval daartoe bij deesen gequalificeerd werden.
Wijders zijn in steede van den burger Barend Artoijs,39 die vermits desselfs swacke lichaams gesteldh[e]ijd, op heeden daarom versoekende, van zijn brandmeesterschap is ontheft, en van wijlen den meedeburger Carel Diederik Boetendag, weederom tot brandmeesters aangesteld den burgerraed Gijsbert la Febre, mitsgrs. den cornet der burgercavallerij alhier, Johannes Carolus de Wet, ende zulx uijt consideratie dat deselve in cas van nood komende te commandeeren aan haarl. meer gehoorsaamh[e]ijd sal werden beweesen als aan andere brandmeesters die uijt het midden des gemeenen volks souden werden verkooren, voor dewelke haare meedeburgers weijnig ontsag zijn hebbende, gelijk de ondervinding hetselve geleert heeft.
Nog is op de gedaane bekentmaaking van wel opgemelten Heer Gouverneur dat door het veelvuldig dooden ten platten lande van het verslindend en verscheurend gedierte de burgercassa deeser colonie, weegens het betaalen van haare aanbedeelde portie in de daarop gestelde premien, hoe langer hoe meer worden uijtgeput, en dat sulx ook voor soo veel d’ E. Comp. daaraan moet betaalen, de lasten deeses Gouvernements komt te vermeerderen, daarom gearresteerd dat aan burgerraden deeser plaatse gelijk ook aan land-drost en heemraaden in consideratie sal werden gegeeven of tot soulaas van haarl. cassa de voorseijde premien met gevoeggelijkh[e]ijd niet wat souden kunnen werden vermindert, en hoeveel zij souden oordeelen dat men in het vervolg op het dooden van een leeuw, tijger of wolf40 wel soude kunnen setten, om deesen Raed hieromtrent van haar berigt te kunnen dienen.
Ende nademaal door het overleijden41 van den luijtenant Evert Walvaren Cochius dit guarnisoen een ander officier komt te benodigen, is derhalven op het voordraagen van den Heer Gouverneur tot vaandrig met verhooging van gagie tot ƒ40 ter maand, aangesteld den adjudant en drilmeester, Johan Coenraad Warneke, dog egter op nadere approbatie van onse Heeren en Meesteren, sijnde in desselfs plaats tot adjudant en drilmeester bevordert den sergeant Hendrik Storm,42 onder een maendelijxe besolding van ƒ30.
Sijnde laatstelijk geleesen het onderstaande vertoog en daarbij gehoorende stucken door den Raad van Justitie deeses Gouvernements gepresenteert, begreepen zijnde in de volgende bewoordinge:43
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en de res[s]orten van dien &a., beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Den Raad van Justitie deeses Gouvernements geeft Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbns. met behoorlijke eerbied te kennen hoe dat in haare vergadering op den 17 Julij des gepasseerden jaars proces is geentameerd geworden door weesmeesteren deeser steede als eijsschers, contra Jacomina Brommert, wed. en boedelhoudster van den overleedene secretaris der weescamer, Jacob Leever, over seekere somma van ƒ121742:14 stuijvers en 6 penningen, zijnde soo veel als de weescamer door de fraudaleuse44 administratie van voorn. Lever aan contanten was te kort gekoomen, waarop dan ook bij ons op den 17 Julij voormt. uijt aanmerking dat deese saak om desselfs groot gewigte geen uijtstel konde lijden, boven en behalven dat de deugdelijkh[e]ijd der schuld soo wel uijt het eerste versoekschrift van weesmeesteren, op den 24 Maij passo. overgeleevert,45 als bij het daarop gevolgde rapport van gecommitteerdens uijt onsen Raade ten vollen quam te blijken,46 d’ uijtspraak is gedaan en voorn. Jacomina Brommert, wed. Jacob Lever, gecondemneert geworden tot betaaling der geeijschte somma van ƒ121742:14 stuijvers en 6 penningen, zijnde haare goederen bij nonbetaalinge paraat executabel verclaard.47 ‘
‘Dat den boedel van gesegde wed. Leever volgens den inhoude van het voorm. appoinctement vercogt geworden zijnde, denselven naar aftrek der onkosten en andere geprefereerde schulden, heeft gerendeert een somma van Rds. 23904:31:-, dog vermits die penningen niet streckende waaren tot voldoening van het geheele defect, en dat Heeren weesmeesteren bij het laa[t]ste lid van derselver ingeleevert versoekschrift op den 12 Julij passo.48 versogt hadden dat door onsde pianomogte werden gedetermineert wie tot vereffening van het generaale restant behoorde geconstringeert te worden, is bij nader besluijt van den 16 April jongstl.49 goedgevonden Haar Eerws. te rescribeeren dat wij oordeelen dat dat geen het welk de weescamer nu nog te kort quam, bij de administratie van wijlen hun secretaris, Jacob Leever voormt., diende betaalt ende gesuppleert te werden door alle de geene die in Haar Eerws. collegie sessie gehad hadden ten tijde wanneer de abuijsen en frauden door gedagte Jacob Leever waren gepleegt, en dat overzulx de soodanige weesmeesteren ider hoofd voor hoofd in haar particulier souden moeten opbrengen en betaalen desselfs quota naar rato van de gepleegde frauden en erreuren in ‘t jaar of in de jaaren van haar bewind en weesmeesterschap, ten waare dat een ander ofte minder onoreus dog bestaanbaar middel door de geintresseerdens konde werden uijtgedagt, tot welkers berijking den Raad ber[e]ijd zijn soude aan deselve soo veel als met het regt ende billijkh[e]ijd bestaan konde, de behulpsaame hand te bieden.’
‘Waarop is gevolgt dat de geintresseerdens seedert of op den eersten deeser maend October aan ons bij requeste vertoond hebben hoe zij aan meergem. weesmeesteren in consideratie hadden gegeeven of de deficieerende penningen der weescamer ten bedraage van ƒ50809:11:10 niet best souden kunnen werden gevonden uijt soodanige somma van ƒ80000:-:- als volgens gewoonte van veele jaaren herwaerts bij gem. weescamer altoos renteloos hadden geleegen om tot betaaling der meerderjaarige en ten huwelijk treedende weeskinderen te kunnen strecken, ten eijnde gem. capitaal op intressen te stellen tot bereekening op het generaale defect, tot tijd ende wijle de te kort koomende en door voorn. Lever gefraudeerde somma soude vereffent zijn, welk voorstel dan ook onder seekere conditie van Haar Eerws. is geamplecteert geworden, soo als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. uijt het hierneevens gevoegde request der g’intresseerdens als meede de extract resolutie van weesmeesteren des gelievende duijdelijk sullen kunnen ontwaaren.’
‘Ende gemerkt den Raad van Justitie hoe billijk het versoek der veelgen. geintresseerdens en het daarbij voorgeslaagene middel aan deselve ook voorkomt, sig egter niet gequalificeert vind om hier over ten diffinitive50 te disponeeren, soo gebruijkt deselve de vrijh[e]ijd deese saak Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbs. eerbiedig voor te draagen, met versoek dat het Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. behagen mogte op het een en ander gunstiglijk te reflecteeren, en deese saak soodanig af te doen als Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbns. naar derselver hoog wijs beleijd sullen bevinden te behooren.’
‘(Onderstont) Ter ordonnantie van den E. Agtb. Heer president en E. Agtb. Justitieelen Raade. (Was geteekent) D. G. Carnspek, secretaris. (In margine) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 6 October 1739.’
Aan den E. Agtb. Heere Rijk Tulbagh, praesident, beneevens den E. Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernements.
‘E.E. Agtbre. Heer en E. Heeren,’
‘Geeven met behoorlijke eerbied te kennen de geintresseerde weesmeesteren dewelke ten tijde der fraudaleusen51 behandelinge van den geweesene secretaris, Jacob Leever, in dat Eerw. collegie sessie gehad hebben, hoe de supplte. agtervolgens het respve. raadsbesluijt van UE.E. Agtbs. in dato 16 April deeses jaars seer naauwkeurig haare gedagten hebben laaten gaan hoedanig het te kort koomende op de penningen der weescamer, bedraagende een montant van ƒ50809:11:10, welke somma de suppten. andersints volgens den inhoude van het voorsegde appoinctement souden moeten voldoen, door een min onoreus dog bestaanbaar middel souden kunnen werden vereffent, ten dien eijnde en tot berijking van derselver oogmerk aan Heeren weesmeesteren in consideratie hebben gegeeven of de gem. deficieerende penningen niet het bequaamst souden kunnen werden gevonden uijt soodanige somma van ƒ80000:-:- als volgens gewoonte van veele jaaren bij gem. weescamer altoos renteloos heeft geleegen en tot betaaling der meerderjaarige of ten huwelijk treedende weeskinderen aldaar bewaard word, om gem. capitaal op intressen te stellen ter bereekening op het generaale defect, tot tijd ende wijle de te kort koomende en door voorn. Lever gefraudeerde somma soude vereffent zijn, mits dat de geintresseerdens sig verbonden wanneer Heeren weesmeesteren, het zij bij het een of ander toeval, dan wel tot betaalinge der mondig geworden zijnde pupillen, eenige penningen mogten benoodigt zijn, deselve ter eerster eenmaninge promptelijk te fourneeren, welk voorstel door gem. Heeren weesmeesteren in overweeging genoomen zijnde, hebben Haar Eerws. in soo verre daartoe gequalificeert zijn, hetselve geamplecteert, gelijk UE.E. Agtbns. uijt de hier geannexeeerde extract resolutie door eevengen. Heeren weesmeesteren genoomen, des gelievende duijdelijk sal koomen te blijken.’
‘Ende gemerkt UE.E. Agtbaarheedens bij derselver voornoemde raadsbesluijt goedgunstelijk hebben gelieven gewag te maaken dat tot optineeringe van een door de geintresseerdens uijt te vindene min onoreus dog bestaanbaar middel door UE.E. Agtbaarheedens soo veel als met het regt en billijkh[e]ijd soude kunnen bestaan, altoos de behulpsaame hand soude werden gebooden, soo gebruijken de suppten. als nu ook de vrijh[e]ijd sig tot UE.E. Agtbs. te keeren, gants needrig versoekende dat het UE.E. Agtbs. behagen mogte tot uijtvoeringe van dit door de suppten. uijtgevondene middel haare goedgunstige toestemminge te verleenen, dan wel deese saak verder soodanig te dirigeeren als UE.E. Agtbs. naar derselver doorsigtig oordeel sullen bevinden te behooren.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (In margine) Overgegeeven in Raade van Justitie, den 1e October 1739.’
Extract resolutie genoomen door Heeren weesmeesteren aan Cabo de Goede Hoop op Maandag den 14 September 1739.
‘Vervolgens wierd door d’ Heer Cornelis Eelders, mitsgrs. d’ E.Es. Gijsbert la Febre en Abraham Cloppenburg, als meede door den boekhouder, Jan Frederik Tiemmendorf, uijt naame ende van weegens alle de geweesene weesmeesteren, dewelke door Haar Eerws. bij geschrifte sijn geinsinueert geworden tot voldoening van de als nog te kort koomende penningen bij d’ administratie van wijlen den secretaris deeser camer, Jacob Leever, geduurende hun bewind en weesmeesterschap, te kennen gegeeven dat Haar E.Es. gesaamentlijk ter opvolginge des besluijts van den E. Agtb. Raad van Justitie deeses Gouvernementsde dato16 April deeses jaars hun gedagten hebbende laaten gaan hoedanig de defecten deeser camer, monteerende een somma van ƒ50809:11:10, door een min onoreus dog bestaanbaar middel voor d’ geintresseerdens souden kunnen werden vereffent, Haar E.Es. naer alles rijpelijk gepondereert te hebben, onder submissie van wijser oordeel waaren gevoelende dat de als nog te kort koomende penningen boovengent. ‘t bequaamst souden kunnen werden gevonden uijt de somma van ƒ80000:-:- dewelke volgens een veeljaarige gewoonte bij deese camer vrugteloos waaren leggende tot betaalinge der meerderjaarig werdende ofte ten huwelijk treedende weeskinderen, soo wanneer deselve penningen ter bereekeninge op ‘t defect door Haar Eerws. op intrest mogten werden gestelt, versoekende overzulx dat dewijl opgem. E. Agtb. Raad van Justitie bij voorn. dispositief goedgunstelijk hebben gelieven te verclaaren dat Haar E. Agtbs. tot ber[e]ijkinge van een door hun uijt te vindene min onoreus dog bestaanbaer middel altoos ber[e]ijd sullen zijn aan hun soo veel als met ‘t regt ende billijkh[e]ijd bestaen kan, de behulpsaame hand te bieden, Haar Eerws. geliefden te condescendeeren in de bewilliging van een door Haar E.Es. dienaengaende te doene schriftelijke voordragt aan wel opgem. E. Agtb. Raad tot adjude van ‘t versoek van approbatie aan den Wel Edelen Gestrenge Heer Gouverneur en E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements te doen, betuijgende Haar E.Es. bovengent. dat wanneer Haar Eerws. hierinne geliefde te acquiesceeren, sij als dan gesaamentlijk ber[e]ijd waaren hun plegtelijk te verbinden omme bij voorkoomende gevallen van mancquement van gelt ter deeser camer ‘t selve promptelijk te sullen fourneeren, ende Haar Eerws. buijten verleegenth[e]ijd te stellen, soo is naar deesen aangaande gebesoigneert, mitsgrs. met rijph[e]ijd van raade overwoogen te hebben ‘t ongeluckig lot tot ‘t welke meergem. Haar E.Es. door de fraudaleuse52 behandelingen van gesegde Jacob Lever onschuldiger wijse en sonder dat daarvan op hun eenige de minste voordeelen hebben kunnen redundeeren, sijn gebragt, en ‘t overzulx de billijkh[e]ijd vereijscht dat deselve soo veel als immers doenelijk met een gevoegelijk middel tot boovengen. vereffening behooren gesoulageert te worden, eenpariglijk goedgevonden de bewilliging van de door Haar E.Es. geproponeerde voordragt aan den E. Agtb. Raad van Justitie, mitsgrs. ‘t versoek van approbatie aan den Wel Edelen Gestr. Heer Gouverneur en E. Agtb. Politicquen Raed te doen, voor soo veel Haer Eerws. hierinne gequalificeerd zijn, aan Haar E.Es. te verleenen, behoudens nogtans dat ingevalle welgem. Wel Edele Gestr. Heer Gouverneur en E. Agtb. Politicquen Raed hun versoek voornoemt mogte gelieven te accordeeren, ende gevolgelijk deese camer tot de bereekening van voorengeciteerde ƒ80000:-:- ter vereffening van ‘t bewuste defect te qualificeeren, Haar E.Es. hun als dan, gelijk vooren gesegt, bij een plegtige acte sullen moeten verbinden omme aan deese camer te fourneeren soodanige penningen als Haar Eerws. tot betaalinge der erfporties van de ten huwelijk treedende ofte meerderjaarig wordende pupillen in der tijd mogten benoodigt zijn, en dat wijders welgem. Haar E.Es. bij eevengen. acte deese camer en Haar Eerws. voor altoos sullen moeten guarandeeren53 en indemneeren voor alle schaade en aanspraak die te eeniger tijd op deselve deese saak betreffende souden kunnen werden gemaekt, ofte immers eenigsints resulteeren, alle ‘t welke dan ook bij Haar E.Es. eenpariglijk is aangenoomen; sullende door den secretaris deeser camer des versogt werdende extract deeser resolutie aan Haar E.Es. werden afgegeeven.’
‘(Onderstont) Accordeert, (was geteekent) J. N. v. Dessin, secretaris.’
Waarop den Heer Gouverneur, Hendrik Swellengrebel, neevens den Heer secunde, Rijk Tulbagh, opgestaan zijnde, als over deese saak, uijt hoofde hunner volmagtschap van en na verwantschap met vrouwe Aletta Corssenaar,54 weduwe wijlen den Edelen Heer Gouverneur Adriaan van Kervel, die daarbij geintresseert is, niet hebbende kunnen sitten, is na dies overweeginge en gehoudene deliberatie om de daarbij geallegueert werdende reedenen, verstaen dat weesmeesteren deeser steede bij deesen sullen werden geauthoriseert ende gequalificeert om het voorseijde in de weescamer renteloos leggende capitael van ƒ80000:-:- op intrest te moogen stellen en hetselve dus te laaten voortloopen tot tijd ende wijle dat door de daarvan te provenieerene renten dat geene het welk haare camer thans nog te kort komt bij de fraudaleuse55 administratie van wijlen hunnen secretaris, Jacob Lever, te weeten een somma van ƒ50809:11:10 ingekoomen en vereffent zijn sal, mits dat de daarbij geintresseerde weesmeesteren hun bij plegtige acte sullen moeten verbinden om wanneer hetselve in der tijd wierde vereijscht tot betaalinge der erfportien van de ten huwelijk treedende of meerderjaarig wordende pupillen, als dan ter voorschreeve weescaamer te sullen opbrengen soodanige penningen als aldaer bij diergelijke geleegentheeden sullen benoodigt weesen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
C. 111, pp. 89-102.¶
Donderdag den {17391022} 22 October 1739, ‘s voormiddags.
Alle present.
Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat dewijl de overheeden van het na veel omswervingen in de Saldanhabaaij ter houw gekomene schip Oostrust bij hun aanschrijvens van den 17 deeser loopende maand October56 sig weegens den toestand van hunnen gesegden bodem koomen te gedraagen aan dat geen het welk den daarmeede uijt de Mosselbaaij te rugge gekomenen baas der scheepstimmerlieden alhier, Barent van Dockum, daarvan bij monde sal koomen te rapporteeren, Sijn Edele daarom deese vergadering hadde doen beleggen om gesegde baas Van Dockum over dat subject te kunnen hooren, ten eijnde vervolgens in opsigt van dat schip soodanig mogte werden gehandelt als met den meesten dienste der E. Comp. sal werden bevonden over een te koomen, en is hierop neevens den schipper en equipagiemeester deesen plaetse, Jacobus Möller, binnen gekoomen den meergen. baas Barend van Dockum, denwelken op afvraaginge van wel opgemelden Heer Gouverneur noopende de gesteldh[e]ijd waarin hij dat schip Oostrust in voorwaartsgen. Mosselbaaij heeft gevonden, mitsgrs. wijders hoedanig het daarmeede is gesteld geweest seedert desselfs vertrek uijt die haven tot dat in de Saldanhabaaij is koomen aan te landen, het volgende berigt heeft gegeeven, te weeten:
‘Dat hij baas Van Dockum bij zijn aankomst in de eerstgen. baaij had bevonden dat gedagte schip Oostrust seer lek was en dat met het slingeren en stampen van hetselve, in een glas bij de pompen vier a vijf duijmen water meer wierden ontwaart dat57 wanneer dien bodem stil lag.’
‘Dat denselven voorts ten overstaan van de van hier ten dien eijnde afgevaardigde gecommitteerdens behoorlijk besigtigt zijnde, was ontdekt geworden dat ër verscheijde bouts in het broekstuk mitsgrs. in de vergadering der randsoenhouten los en werkende waaren en wijders dat die kiel over desselfs gantsche lighaam en voornamentlijk van agteren wel swak was gesteld, dog niet soodanig of hij konde soo ver werden gerepareert dat deselve daardoor in staat wierde gestelt om herwaarts te kunnen opkoomen, gelijk dit alles aangehaeld gevonden word bij de verclaaring door hem Van Dockum in58 de bovengem. gecommitteerdens diesweegens gepasseert en uijt de Mosselbaaij herwaarts overgesonden.’
‘Dat dat schip Oostrust daarop ten beste doenelijk en voor soo veel de geleegenth[e]ijd van de plaats zulx wilde toelaaten, gerepareert en ook de swaarste goederen soo van vooren als van agteren midden in het ruijm geborgen en bovensdien 26 stucken canon beneevens de geldkisten in den hoeker Ter Mijen overgescheept zijnde om daerdoor het schip soo veel mogelijk was te verligten en aan hetselve eenig soulaas toe te brengen, zijl. daarmeede van daar waaren vertrocken.’
‘Dat bij geleegenth[e]ijd dat sijlieden in zee door swaare winden en stormen wierden beloopen, hij baas Van Dockum naauwkeurig agt geevende op de constitutie van het schip en hoedanig desselfs beloop in zee was, bevond dat de hekbalk knies schuijvende en door haare bouts leevendig waaren, dat laager de wurpen59 en het broekstuk mitsgrs. de lassen van de randsoenhouten gelijk ook haar bouts alle los waaren en werkten.’
‘Voorts dat de spiegel over desselfs gantsche lighaam in beweeging was, en dat in de stuurboorts zijde van agteren tot in de coxpoort in de breede gang de bouts in de poorten alle leevendig en werkende waaren, gelijk ook meede aan de bakboorts sijde, dog niet soo swaar.’
‘En laa[t]stelijk dat niet teegenstaende het swaar arbeijden van dien bodem waardoor de naaden in de spiegel dewelke in de Mosselbaaij behoorlijk waaren gecallefaat geworden, open gingen; denselven egter in een etmaal niet meer als een duijm water, wat meer of min, bij de voorpompen kreeg als in de meergem. Mosselbaaij , sulx dat hij baas Van Dockum daarom vaststelde dat alschoon dat schip sig swak gesteld bevind, hetselve egter sonder swaarigh[e]ijd uijt de Saldanha na deese baaij wel sal kunnen opkomen, het geen den voorseijden equipagiemeester, Jacobus Möller, dit alles gehoord hebbende, ook heeft geconfirmeert, te meer dewijl dien bodem op soo een korte reijse soo veel en misschien meer fatiques hebbende moeten uijtstaan als somtijds hier van daan na Batavia gaende, soude zijn geschied, het derhalven wel te denken is dat denselven gemackelijk en sonder gevaar deese rheede sal kunnen opsoeken.’
Alle het welke rijpelijk overwoogen en daarneevens in consideratie genoomen zijnde hoeveel ër aan geleegen is dat gedagte schip Oostrust deese rheede komt te bez[e]ijlen, gemerkt de groote ongeleegenth[e]ijd waarin men sig andersints bevinden sal om hier te kunnen krijgen de in dien bodem afgeladene goederen, alsoo vastgesteld word dat men hem sal moeten doen ontlossen om denselven daardoor des te beeter en naauwkeuriger te kunnen besigtigen en ook, is het doenelijk, te herstellen ofwel om de gesegde goederen op soo een ongeleegen plaats als de Saldanhabaaij , alwaar dog hiertoe gantsch geen geleegenth[e]ijd gevonden word, voor bederf en andere ongemacken geconserveert te houden; is overzulx voor den dienst van d’ E. Comp. hoog noodig geoordeelt en derhalven beslooten, dat de overheeden van dikwilsgenoemde schip Oostrust bij missive op het nadrukkelijkste sullen werden gelast60 dat zijl. soo draa weer en wind sulx maar eenigsints sal willen toelaaten, sonder het minste tijd versuijm haare legplaats sullen hebben te verlaaten en herwaarts op te koomen, ten waare dat zig ondertusschen teegens verwagtinge soodanige onvoorsiene toevallen en verhinderingen mogten koomen op te doen dat hetselve daardoor volstrekt onmoogelijk gemaakt wierd, waarvan zij suffiçante bewijsen sullen moeten voortbrengen, alsoo bij nalaatigh[e]ijd van dien of als het gevonden word dat deselve maar in frivole uijtvlugten sullen bestaan, sij in sulken geval sullen moeten instaan en respondeeren voor alle de schaaden die d’ E. Comp. door hun onnodig vertoef in meergem. Saldanhabaaij soude moogen koomen te lijden; sullende inmiddels een der ter rheede leggende hoekers werden afgevaardigt met eenige provisien voor dat schip Oostrust , wanneer hetselve bij onverhoopte toevallen vandaar niet soo spoedig herwaerts konde opkoomen als wel voor ‘s E. Comps. interest te wenschen is, met welken hoeker men ook weederom derwaarts sal laaten vertrecken den geweesenen gesaghebber van de verongelukte brigantijn Victoria , Jan Knoop, om soo het geval wilde dat bij zijn aankomst in de voorsz Saldanhabaaij gedagte schip Oostrust sig aldaar nog quam te bevinden, daarop overgaande, aan dies overheeden in haare opkomst na deese plaats in alles de behulpsaame hand te kunnen bieden, als zijnde denselven een persoon op deese kusten, die hij lange jaaren heeft bevaaren, seer bekent, en sal bovensdien den voorsz hoeker in dit geval niet alleen met het voorseijde schip Oostrust insgelijx herwaarts moeten te rugge keeren, maar ook behalven dat nog gehouden zijn dien bodem onophoudelijk te moeten bij blijven, sonder sig om geene reedenen en daarvan te mogen afsonderen; waarvan aan dies overheeden kennisse sal werden gegeeven met ordre dat zij met dat vaartuijg te rugge koomende, hetselve onderweegs niet weederom sullen hebben te verlaaten, en voorts dat zij egter daarna niet sullen behoeven te wagten of sig ergens meede ophouden, maar in teegendeel indien zulx maar eenigsints doenelijk is (daar men op booven geallegueerde reedenen schier niet aen twijffelen kan) met de eerste dienstige wind herwaarts sullen hebben op te koomen.
Door den Heer Gouverneur wijders in consideratie sijnde gegeeven of het voor den dienst der E. Comp. en ook ten eijnde Haar Hoog Edelens tot Batavia spoedig daarvan sullen moogen werden voorsien, niet noodig zijn soude dat de geldkisten van meergemelde schip Oostrust , in thien stux bestaande, neevens een casje met goud en silverdraat per den hoeker Ter Mijen uijt de Mosselbaaij alhier aangebragt, hoe eerder hoe liever na Batavia werden overgesonden, vermits de onseekerh[e]ijd waarin men is hoedanig het nog met dien bodem sal koomen af te loopen; is daarop gearresteerd dat deselve neevens het gemelde casje over de ter deeser rheede leggende scheepen het Huijs te Marquette en Betlehem , die beijde geen geld van d’ E. Comp. inhebben, verdeelt zijnde, daarmeede na Batavia sullen werden overgemaakt.61
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] J. T. RHENIUS.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
## Footnotes
-
Hy was afkomstig van Hanau en was onderweg na Gale op Ceylon , waarheen hy as predikant gestuur is. ↩
-
Sy was die oudste kind van Daniel Pfeil en Anna Maria Six en is in 1717 aan die Kaap gebore. ↩
-
Die huwelik is op 23.8.1739 in die Kaapse kerk voltrek. ↩
-
Kyk C. 239Requesten en Nominatiën, 1739-1740, ongedateer, pp. 36-38. ↩
-
Die Liesbeek , wat vir die eerste 20 jaar die grens van die Kaapse nedersetting gevorm het, was aanvanklik bekend as die Soete of Verse Rivier . Toe die eerste vryburgers in Februarie 1657 hulle plase aan die oewers van die rivier ontvang het, het Van Riebeeck daarna verwys as die Amstel , maar op 2.12.1657 word die naam Liesbeek vir die eerste keer gebruik. ↩
-
Kyk C. 239Requesten en Nominatiën, 21 .7.1739, pp. 30-33. ↩
-
Die skribent gebruik deurgaanssubstituijtof die Fransesubstituti.p.v.substituut. In die oorspronklike versoekskrif word oralsubstitutgebruik en in die Haagse kopie weer oralsubstituit. ↩
-
Sy naam was eintlik Harmen van den Agtersloot, maar hy het onder die naam Harmen van Mario by die Kompanjie in diens getree. Hy is in Culemborg gebore en was getroud met Isabella Fransz van Colombo, gewese slavin van Samuel Elsevier. Van Mario is in 1742 oorlede en sy weduwee vier jaar later. ↩
-
Gerrit van Wyk (1704-1737) was ‘n seun van Arie van Wyk en Cornelia Helm. Na die dood van sy eerste vrou, Elisabeth Vivier (1698-1730), met wie hy in 1722 getroud is, is hy weer op 25.3.1731 met Marie Prevót getroud. ↩
-
Hy was die oudste kind van Gerrit van Wyk en Elisabeth Vivier. Op 23.12.1753 is hy met Martha Smit getroud. ↩
-
Johannes Theophilus Rhenius (1718-1755) was die oudste kind van Johannes Tobias Rhenius en Engela Bergh. Hy is op 17.9.1741 met Helena Maria van den Heuvel (1721-1755) getroud. Rhenius het in 1730 as adelbors by die Kompanjie in diens getree en gestyg tot die rang van boekhouer, voordat hy op 31.8.1745 die eerste landdros van die nuwe distrik Swellendam geword het. ↩
-
Namakwaland is blykbaar na die Namastam genoem. Die gebied word begrens deur die Atlantiese Oseaan in die weste, die Olifantsrivier in die suide, die Koue Bokkeveldberge in die ooste en die Oranjerivier in die noorde. Olof Bergh en sy geselskap het die gebied in 1682 besoek en drie jaar later is hy deur Goewerneur Simon van der Stel gevolg. ↩
-
In die Haagse kopie staan ook Ceijlonsse . ↩
-
In die Haagse kopie verbeter na Bengaalse . ↩
-
Nicolaas Laubscher (1715-24.6.1769) was ‘n seun van Jan Albert Laubscher en Sibelia Pasman. Hy is op 9.11.1742 met Elisabeth Lombard (1723-1754) getroud en na haar dood het hy weer op 10.3.1759 met Sophia Basson in die huwelik getree. Sy versoekskrif kan gevind word in C. 239Requesten en Nominatiën, 1739-1740, ongedateer, pp. 39-40. ↩
-
Die getuigskrif, onderteken deur Laubscher se stiefvader en moeder, Jacob Cloete en Sibella Pasman, kan gevind word in C. 239Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 16.7.1739, p. 41. ↩
-
Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: skeepsraad, Oostrust - Goew. en Raad, Kaap, 1.8.1739, pp. 801-803. ↩
-
Kyk C. 524Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - skeepsraad, Oostrust , 13.8.1739, pp. 492-495. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naen. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nabehoorlijke. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad met betrekking tot die afskryf van verliese is hieronder weggelaat. Kyk C. 31Resolutiën, Raad van Politie, 18.8.1739, pp. 264-272; C. 293Memoriën en Rapporten, 18.8.1739, pp. 5-11. ↩
-
Onderstaande besonderhede is ook opgeteken in C. 615Dag Register, 31.8.1739, pp. 257-259; C. 760Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 31.8.1739, pp. 46-47. Die pagkontrakte kan gevind word in C. 671Pacht Conditiën, 31.8.1739, pp. 573-604. ↩
-
Jan Horn van Wolfenbüttel het in 1736 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1739 ‘n vryburger geword. Op 26.7.1739 is hy met Catharina Valk, die weduwee van Carel Diederik Buitendach, getroud. Horn is in 1774 oorlede. ↩
-
Jan Horn van Wolfenbüttel het in 1736 as soldaat na die Kaap gekom en het in 1739 ‘n vryburger geword. Op 26.7.1739 is hy met Catharina Valk, die weduwee van Carel Diederik Buitendach, getroud. Horn is in 1774 oorlede. ↩
-
Horn was met Buitendach se weduwee getroud. ↩
-
Kyk C. J.833Oorspronklike Regsrolle en Notule(Siviel Alleen), 10.9.1739 en 8.10.1739, pp. 131-132 en 154; C. J.834Oorspronklike Regsrolle en Notule(Siviel Alleen), 21 .8.1740, p. 21; C. J.22Oorspronklike Regsrolle en Notule(Krimineel Alleen), 28.1.1740, pp. 4-6. ↩
-
Kyk C. 422Inkomende Brieven, Raad van Politie II: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 14.7.1695, pp. 437-438. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad in verband met die afskrywing van verliese, is hieronder weggelaat. Kyk C. 31Resolutiën, Raad van Politie, 15.9.1739, pp. 284-290; C. 293Memoriën en Rapporten, 31.8.1739 en 5.9.1739, pp. 13-14, 17-19 en 21. ↩
-
Kyk C. 293Memoriën en Rapporten, 15.9.1739, p. 23. ↩
-
Kyk C. 356Attestatiën, 1.9.1739, pp. 551, 555, 559, 563-564, 567, 571, 575 en 579. ↩
-
Die kopiïs van die Haagse kopie het ook geskryfleijfeijgeneni.p.v.lijfeijgenen. ↩
-
Hierdie besluit is waarskynlik geneem na aanleiding van ‘n verslag oor die toestand waarin die Kompanjiesgeboue verkeer het. Vgl. C. 356Attestatiën: rapport, 31.8.1739, pp. 603-607. ↩
-
Daar was in 1739 drie Jacobus Bothas aan die Kaap, t.w. Jacobus (1692-1781), sy seun Jacobus (gebore 1717), en Jacobus (1717-1800), ‘n seun van Theunis Botha. ↩
-
Kyk C. 239Requesten en Nominatiën, 1739-1740, ongedateer, pp. 48-49. ↩
-
Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: landdros en burgerkrygsraad, Stellenbosch Goew. en Raad, Kaap, 28.9.1739, pp. 837-839. ↩
-
In die Haagse kopie staan ookexcerceereni.p.v.exerceeren. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naverstrekt. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Barend Artois van Haarlem is op 23.5.1734 met Agatha Admiraals van Amsterdam, die weduwee van Jacobus Heuning, getroud. Artois is in 1750 oorlede en sy weduwee op 10.6.1765. ↩
-
Vermoedelik word ‘n hiëna of wildehond bedoel. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naoverlijden. ↩
-
Hendrik Storm van Leeuwarden was ‘n soldaat toe hy in 1731 na die Kaap gekom het en hy het gevorder tot die rang van luitenant. Hy is op 10.6.1742 met Magdalena van den Heever getroud. ↩
-
Kyk C. 239Requesten en Nominatiën, 6.10.1739 en 1.10.1739, pp. 56-60 en 61-64, en uittreksel uit notule van weeskamer, 14.9.1739, pp. 65-68. ↩
-
In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie staan ookfraudaleusei.p.v.frauduleuse. ↩
-
Kyk C. J.2510 Rekweste, 23.5.1738, pp. 125-127. ↩
-
Kyk C. J.2510 Rekweste: rapport, 3.7.1738, pp. 128-133. ↩
-
Kyk C. J.832Oorspronklike Regsrolle en Notule(Siviel Alleen), 17.7.1738, pp. 94-98. ↩
-
Kyk C. J.2510 Rekweste, 1736-1739, ongedateer, pp. 134-137. ↩
-
Kyk C. J.833Oorspronklike Regsrolle en Notule(Siviel Alleen), 16.4.1739, pp. 65-67. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif sowel as in die Haagse kopie staan ookdiffinitivei.p.v.definitieve. ↩
-
In sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie staan ookfraudaleuseni.p.v.frauduleusen. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staanfrauduleutse. ↩
-
Die skrywers van sowel die oorspronklike versoekskrif as die Haagse kopie het ook die oud-franse vormguarandeereni.p.v.garandeerengebruik. ↩
-
Aletta Corsenaar (1695 -27.11.1739) was die oudste kind van Willem Corsenaar van Catharina Cruse. Sy is op 14.6.1716 met Adriaan van Kervel (1681-1737) getroud. Die laaste jare van haar lewe was sy ‘n invalide en ook geestelik versteur. Op 1.12.1739 is sy langs haar man begrawe. ↩
-
Die kopiïs van die Haagse kopie het ook geskryffraudaleuse. ↩
-
Kyk C. 446Inkomende Brieven, Raad van Politie: skeepsraad, Oostrust - Goew. en Raad, Kaap, 17.10.1739, pp. 849-851. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nadan. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naen. ↩
-
Dit is waarskynlik ‘nworp, d.w.s. ‘n lang balk in die agterskip. ↩
-
Kyk C. 524Uitgaande Brieven, Raad van Politie: Goew. en Raad - skeepsraad, Oostrust , 22.10.1739, pp. 530-533. ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad, waardeur die bevordering van ‘n aantal bemanningslede op die Huijs te Marquette goedgekeur is, is hieronder weggelaat. Kyk C. 31Resolutiën, Raad van Politie, 22.10.1739, pp. 334-336. ↩