C114 v1.20
C. 114, pp. 2-3.¶
Dingsdag den {17400322} 22 Maert 1740, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den coopman en zoldijboekhouder, den E. Cornelis Eelders.
Op het ingediende versoekschrift geannexeert met de procuratie en zoldij reecqg. van den krankbesoeker, Jan van der Trans,1 tendeerende om permissie tot dies overmaaking aan zijne daarbij genoemde gemagtigden te mogen erlangen,2 is goedgevonden dat deselve sal werden gesteld in handen van den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, ten eijnde daarmeede door Zijn E. volgens de ordre sal kunnen werden gehandelt.
Ook is aan den vaandrig deeses Casteels, Rudolf Jurgen Abel,3 op zijn hierom gedaen versoek toegestaan om zijn soontje, gent. Mourits Rudolf Abel,4 beneeden de twaelf jaaren oud zijnde, met een der aanweesende retourscheepen naar het vaderland te moogen senden, mits betaalende het daartoe staende transport en costgeld, om in de cajuijt gelogeert en getracteert te werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 114, pp. 4-26.¶
Dingsdag den {17400329} 29 Maart 1740, ‘s voormiddags.
Alle present.
Bij geleegenth[e]ijd dat den tijd om volgens gewoonte de ingeseetenen soo van de Caab als der buijten districten in den wapenhandel te oeffenen op handen begint te schieten, is goedgevonden in steede van den geweesenen luijtenant der Stellenbosche voetcompagnie, Jan Bastiaansz,5 mitsgrs. den vaandrig onder deselfde compagnie, Willem van As,6 dewelke om reedenen bij raadsbesluijt van den 6 October des gepasseerden jaars vermelt,7 op haar versoek van die diensten sijn ontslaagen, weederom tot luijtenant onder gesegde compagnie aan te stellen den oud heemraad van Drakenst[e]ijn ,8 Hendrik van der Merwe,9 en tot vaandrig den sergeant, Dirk Uijsch, in verwagting dat deselve in het waarneemen deeser hunl. aanbetrouwde diensten sig na behooren en volgens pligt sullen koomen te quijten.
Waarna geleesen is seeker rapport van expresselijk hiertoe gestelde gecommitteerdens, ten eijnde naauwkeurig te besigtigen eenige hier nog aan handen zijnde roers en een parthij blokwerk van de in den jaare 1737 ter deeser rheede verongelukte retourscheepen, het welk bevonden is te bestaan in de volgende bewoordinge:10
‘Den Wel Edelen Gestr. Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneurin loco, ons onderget. expres hebbende gelieven te committeeren omme geadsisteert zijnde met den baes van ‘s Comps. werf alhier en onse opperscheepstimmerlieden, naauwkeurig te ondersoeken of de hier leggende roers en blox van de in den jaare 1737 ter deeser plaetse verongelukte retourscheepen ofte eenige van dien nog in staat zouden zijn om ten dienste van ‘s Comps. scheepen te kunnen werden gebruijkt, soo verclaaren wij zulx exact verrigt en bevonden te hebben dat deselve alle onbequaam zijn, en ten dienst van ‘s Comps. scheepen niet kunnen werden gebruijkt.’
‘En hiermeede gedenkende aan Uwe Wel Edele Gestr. geeerde intentie volgens pligt te hebben voldaan, sullen wij deesen laaten dienen voor needrig rapport.’
‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 26 Maert 1740. (Was geteekent) Pr. Corver, Ht. Thibout, Bt. van Dockum,11 Willem Remmes,12 Christoffel Hendrik.13 ‘
En dewijl daaruijt te blijken komt dat gemelte roers soo wel als het blokwerk onbequaam zijn om ten dienste der E. Comp. gebruijkt te kunnen werden, is overzulx gearresteerd dat men gedagte roers sal doen sloopen, om tot kalk- of steenoven-hout te kunnen emplooijeeren; middelerwijl dat de daarvan koomende roerhaax weederom opnieuws behoorelijk bij de negotieboeken deeses Gouvernements sullen worden ingenoomen, en dat ook het voorseijde blokwerk, dat niet anders dan tot brandhout der geciteerde kalk of steenovens bequaam is, tot suijvering dier boeken daarbij sal worden afgeschreeven.
Gemerkt ook den tijd van de opneeming der effecten weeder begint aan te naderen, is uijt dien hoofde insgelijx vastgesteld dat deselve op Saturdag den laatsten der aanstaande maend April, mitsgrs. op Maandag en Dingsdag den 2 en 3 Maij daaraan volgende sal worden gedaen, ten overstaan van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie ende zulx volgens gewoonte hier aan Cabo op de oude Cat en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost, al weederom op dienselven voet als dit volgens resolutie van den 6 April 173014 seedert dien tijd gebruijkelijk is geweest.
Nadat de procuratie en soldij reekg. van den krankbesoeker, Jan van der Trans, waarvan in de resolutie van den 29 deeser loopende maand Maart mentie is gemaakt, weeder geresumeert was en dat daarbij quam te consteeren dat deselve door den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, ondersogt en wel bevonden is, heeft men hierom aan den eijgenaar van dien gepermitteert de gemelde procuratie en soldij reekge. na dessesselfs15 gemagtigde in het vaderland te mogen overschicken.
Vervolgens in serieuse overweeginge zijnde genoomen dat alschoon uijt hoofde van het laatste misgewasch der graanen, bij placcaat van den 2 der jongst afgeweekene maand Februarij bij provisie en tot weederseggens toe is vastgesteld en geordonneert dat niemand deeser ingeseetenen het zij backers of andere aan de passeerende scheepsvrinden eenige de geringste quantiteijt meel gebuijlt of ongebuijld tot een lb. inclusieve, sal moogen vercoopen, verruijlen, dan wel daermeede eenige particuliere negotie te drijven enz. met renovatie der bevoorens gepubliceerde placcaaten teegens den uijtvoer der graanen, in hoope dat door dit middel soude zijn uijtgewerkt dat men nog een goede quantiteijt der voorseijde graanen bij ‘s Comps. maguazijnen soude hebben aan handen gekreegen, te meer dewijl een gedeelte derselver doenmaals nog niet uijt het stroo hebbende kunnen werden gebragt, men vertrouwde dat dit wat beeter als seedert bevonden is geschied te zijn, soude hebben koomen te slaagen, en dat derhalven nog wel soo veel coorn soude zijn geleevert geworden als ten behoeve deeses Gouvernements en passeerende scheepen wierde benoodigt, men egter tot leetweesen heeft moeten ondervinden dat zulx contrarie is koomen uijt te vallen, het zij uijt een weesentlijke schaarsheijd van graanen, ofte wel dat voor een gedeelte eerder te denken is, omdat ër menschen gevonden werden dewelke uijt baatzugtige insigten haare ingesamelde graanen sijn te rugge houdende, aangesien ër tot nu toe geen naamwaardige quantiteijt van coorn aan d’ E. Comp. is geleevert, zijnde selfs van 800 mud tarw, tot welkers leeverantie al over eenigen tijd ordonnantien versogt en ook verleent geworden zijn, alleen maar omtrent 400 mud opgebragt, dewelke gevoegt zijnde bij het restant der graanen in ‘s Comps. maguazijnen, volgens de daarvan thans in raade geproduceerd werdende notitie door den Heer hoofdadministrateur, Rijk Tulbagh, op zijn best genoomen niet verder sullen kunnen strecken als tot een vijf en een half maandige consumptie, gereekent van ulto. Februarij laatstl. tot medio Augustus aanstaande, sonder daarbij te reekenen de randsoenen der gequalificeerdens, het hospitael en dat geen het welk aan de passeerende scheepen word verstrekt,16 zulx het hier uijt te dugten is dat wanneer bijtijds niet wierden beraamd en in het werk gesteld soodanige ordres als bij diergelijke groote schaarsh[e]ijd mogten werden bevonden streckende te zijn, soo wel ten meesten dienste der E. Comp. als tot nut deeser goede ingeseetenen, men in het korte soude koomen te vervallen in de uijtterste ongeleegenth[e]ijd, te meer dewijl het onseeker blijft wanneer het op Batavia voor dit Gouvernement geprojecteerde provisieschip Nieuwerkerk alhier nog sal koomen op te daagen.
Om alle welke reedenen hier over met aandagt geraadpleegt weesende, is om in deese dringende noodsakelijkh[e]ijd soo veel mogelijk zij te voorsien en om de ingewonne graanen te beeter te doen toereijken, op de propositie van den Heer Gouverneur en op het voorbeeld van voorgaande in het graangewasch slegt geslaagde jaaren, goedgevonden en geresolveert dat bij placcaat aan een ider deeser ingeseetenen dewelke hiertoe van deese Regeering permissie bekomen hebbende, haar werk maaken van voor de gaande en koomende man brood te backen, sal werden verbooden en geinterdiceert om voortaan geduurende deesen schaarsen tijd wittebrood, soete koek, koekjes, kraakelingen ofte andere diergelijke soort van gebak (selfs niet voor begraffenissen) mitsgrs. bisschuijt of tweebak, soo ten behoeve der passeerende scheepelingen in het generaal als andersints te moogen backen en debiteeren, in hoe geringen quantiteijt sulx ook soude moogen zijn, sullende in het teegendeel geen ander brood moogen geprepareerd werden als alleen van het meel soodanig als hetselve van de moolen gemaalen komt, booven het welke aen een ider deeser inwoonderen sonder ondersch[e]ijd soo Chineesen als andere ook sal werden verbooden eenige koekjes en alle andere gebacken die van meel gemaakt worden te moogen doen vervaardigen en langs de straaten te laaten vercoopen, op paene dat contrarie doende en daer op agterhaald werdende, telkenmaa[l] sullen vervallen weesen in een boete van 50 Rijxds. ten behoeve van den officier die hun diesweegens sal koomen te actioneeren.
En nademaal het wel soude kunnen gebeuren dat sommige onbarmhartige en baatsugtige menschen op hoope van daarmeede hun voordeel te doen sig niet souden koomen te ontsien in deese schaarsh[e]ijd van graanen, was het doenelijk, met het opkoopen van coorn monopolie aan te regten, ten eijnde dat naderhand aan de arme en noodleijdende gemeijnte op een onchristelijke wijse tot een hoogen en excessiven prijs te kunnen uijtkoopen, het geen in een welgestelde regeering niet te tolereeren, maar ter contrarie als een verderffelijk en schadelijk quaad te straffen is, sal bij dat placcaat overzulx almeede op het scherpste worden verbooden en geinterdiceert dat niemand, wie het soude mogen zijn, sig sal hebben te verstouten eenige de minste quantiteijt van graanen tot soodanige eijndens op te koopen, gelijk ook niet dat de tarw, het zij direct of indirect en ook onder wat naam men daer aan mogt geeven, al was het schoon dat gem. coorn op den grond der vercoopers selfs gegroeijt en ingewonnen was, hooger dan teegens de ordinairen prijs van agt guldens de mudde sal moogen werden gecogt of vercogt, op paene dat de geene die soo wel teegens het een als ander sullen koomen aan te gaan, daarop agterhaald werdende, de vercoopers niet alleen sullen verbeuren de waarde of cooppenningen van dien, mitsgrs. de coopers de gecogte parthij van het coorn ten behoeve der E. Comp. en dat voorts soo wel den vercooper als cooper sullen vervallen weesen in een boete van duijsend guldens, te verdeelen een derde voor den officier, een derde voor den aanbrenger en een derde voor de raadcamer, maer dat ook daar en boven als pesten van het gemeene best en seer pernicieuse instrumenten sonder aansien van persoonen, van wat qualiteijt of conditie die souden moogen weesen, van hier na het vaderland sullen werden opgesonden, sullende bovensdien nog aan een ider gerecommandeert en aanbevoolen werden alle de ingewonne tarw, rog en garst buijten het geen tot eijgen brood en zaaijcoorn noodig sal zijn, aan d’ E. Comp. te moeten leeveren en opbrengen om in de graanmaguasijnen teegens de gewoonelijke prijsen ingeslaagen te werden.
Sullende verders de gestatueerde beveelen bij placcaat van den 2 Februarij passo. hier bevoorens gemeld teegens het verkoopen van meel, het zij gebuijld of ongebuijld, aan de passeerende scheepelingen en voor al aan die van vreemde natien, op het ernstigst werden hernieuwt, met bijvoeginge dat ingevolge het gesegde en bevoorens deesen aangaande geemaneerde placcaaten, den uijtvoer van tarw, rogge en wel spetialijk17 van garst bij renovatie ten scherpsten verbooden blijft, op paene dat alle deselve graanen insgelijx ten proffijte der E. Comp. sullen weesen geconfisqueert en dat de contraventeurs van dien sonder oogluijkinge, gelijk soo eeven is aangehaald, sullen vervallen weesen in een boete van ƒ1000:- om invoegen voorsz te werden verdeelt, en daar en booven als onnutte en schadelijke instrumenten van hier na Europa opgesonden te werden.18
Boven het welke ter oorsaake van dit groot gebrek van graanen bij d’ E. Comp. nog heeft moeten worden gearresteerd dat van het coorn of meel ‘t geen soo voor de burgerbackers als andere ingeseetenen sal opgebragt worden, de helft ten behoeve der E. Comp., mits daarvoor d’ ordinaire prijs betaalende of dat hetselve in het vervolg bij inkooming der graanen in eguale quantiteijt sal werden weeder gegeeven, na het voorbeeld dat hiervan bij diergelijke ongeleegenth[e]ijd volgens resolutie van den 26 November 172619 reets geweest is, sal worden aangehouden en ten Casteele ingeslaagen tot tijd en wijle dat men uijt deese verleegenth[e]ijd sal zijn gered, tot welk besluijt als nu te eerder getreeden is om dat bij een door den Heer Gouverneur geproduceert extract uijt het rapportboek van de hoofd- en buijten-wagten is koomen te blijken dat van pmo. Januarij tot den 26 deeser maandt Maart 2955 mudden graanen voor deese ingeseetenen aan de Caab zijn opgebragt, dewelke niet wel kunnen weesen verbruijkt en dat derhalven hieruijt souden kunnen werden afgenoomen dat zij alleen voor sigselven sorgende, d’ E. Comp. in verleegenth[e]ijd schijnen te willen laaten sitten, waartoe men den weg door het neemen deeser resolutie vermeijnd te sullen kunnen afsnijden.
Maar dewijl met dit alles nog soo veel niet sal kunnen werden gefourneert als hiertoe mits dit Gouvernement selfs buijten verleegenth[e]ijd houdende sal worden gerequireert, heeft gevolgelijk met eenen moeten werden beslooten dat aan de uijtkoomende of thuijsvaarende scheepen voorthaan geduurende deesen schaarsen tijd geen versch of hard brood en meel sal worden verstrekt, te meer dewijl de scheepelingen bij haer aanweesen alhierbehoorlijk20 van groenten en versch vleesch versien wordende, het versch brood dienvolgens wel kunnen missen, en sig voor het overige, dewijl dit nu niet anders weesen kan, behooren te vergenoegen met de ordinaire scheepsrijst en hard-brood, het geen hun te minder kan krenken, omdat men deselve bij haar vertrek van hier in vergoedinge21 van dien weederom wat ruijmer als ordinair met erweeten en boonen voorsien sal kunnen, als zijnde den jongsten ougst daarvan opulent geweest.
Sullende ook aan het volk op het hier ter rheede leggende vaartuijgen besch[e]ijden in plaatse van versch brood, bisschuijt tot randsoen werden gegeeven, om dus den daarvan sijnde voorraed tot menagement der andere graanen met nut te kunnen emplooijeeren.
En op dat men bij voorkoomende geleegentheeden van noodsaakelijkh[e]ijd in staad sal moogen zijn om de hier aankoomende scheepen, die zulx mogte koomen te benoodigen, te kunnen helpen en voorsien, heeft uijt dien hoofde nog moeten werden vastgesteld dat geduurende deese verleegenth[e]ijd van de uijtkoomende scheepen soo veel hard brood sal werden geligt als deselve buijten eijgen behoef zullen kunnen missen, waar teegens men aan zulke boodems al meede wat meerder erweeten en boonen als ordinaire sal kunnen toevoegen.
Waar en booven, ten eijnde met seekerh[e]ijd soo veel mogelijk zij sal kunnen worden geweeten hoe veel graanen in dit Gouvernement nog in weesen zijn, sal den land-drost, Pieter Lourensz, bij missive22 werden gelast dat met twee heemraaden geadsisteet zijnde, op de plaatsen deeser inwoonderen ten platten lande soo onder het Caabse als de andere districten woonende, dewelke sig erneeren met den land en coornbouw, op het naauwkeurigste sal moeten ondersoeken en verneemen wat quantiteijt van graanen, het zij tarw, rogge of garst, sig aldaar wel mogten bevinden, waarvan hij land-drost een behoorelijk berigtschrift sal moeten overleeveren,23 met aantooning hoeveel dat ider der landbouwers bij wien eenige graanen sullen werden gevonden, daarvan buijten haare onvermijdelijke benoodigth[e]ijd soo tot brood als zaaijcoorn, aan d’ E. Comp. sullen kunnen leeveren, ten eijnde daarop een overslag gemaakt zijnde, voorts dienthalven soodanig besluijt sal kunnen worden genoomen als men tot het algemeen welweesen sal bevinden te behooren, sullende hij land-drost soo wel als gecommitteerde heemraaden, gemerkt het gewigt deeser saak, niemand wien hij zij om particuliere insigten moogen ontzien, maar in teegendeel gehouden weesen hun in deesen volgens eed en pligt te gedraagen.
Terwijl laatstelijk door den Heer secunde, Rijk Tulbagh, in consideratie gegeeven en versogt is dat ten aansien de verleegenth[e]ijd waarin men sig thans bevind weegens de w[e]ijnig voor handen zijnde graanen in ‘s Comps. maguazijnen ten deele oorspronk neemt omdat den daarvan zijnde voorraad die volgens ordre onser Heeren en Meesteren altijd voor een jaar aan handen moet worden gehouden, tot nu toe van het eene boekjaar tot het ander, dat is van ulto. tot ulto. Augustus, gereekent is, waaruijt voortvloeijt dat wanneer ër een misgewasch volgt, men gemelten voorraad met pmo. September hebbende beginnen aan te spreeken, ten tijde der leeverantie van de nieuwe tarw dat doorgaans is in Januarij of Februarij al een consumptie van bij de ses maanden gemaakt heeft, eer dat sulx met het gedagte nieuwe graan gesuppleert kan werden; ter dier oorsaake daarin mogt worden voorsien, mits tot voorkoominge van dit inconvenient, geciteerden voorraad soo dra men deselve weederom sal kunnen opleggen, voortaan van primo Januarij tot ultimo December te reekenen, wanneer die van den eenen tot den anderen ougsttijd reijken kan en dat daarvoor stiptelijk een quantit[e]ijt van 5000 mudde tarwe mag werden vastgesteldt, het geen omtrent soo veel is als tot behoef van ‘s Compagnies omslag hier ter plaatse en voor de passeerende scheepen kan werden uijtgereekent, in een geheel jaar te behooren; over welke saak geraadpleegt zijnde, is goedgevonden dat men het een en ander soodanig voor den volgende tijd sal arresteeren en stand doen grijpen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 114, pp. 27-35.¶
Dingsdag den {17400405} 5 April 1740, ‘s voormiddags.
Alle present.
Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat hem gisteren avond, vermits de absentie van den Heer hoofdadministrateur, Rijk Tulbagh, die sig ter dier tijd als commissaris politicq in kerkenraad geoccupeert bevond, door den E. pakhuijsmeester, Christoffel Brand, neevens de gestelde gecommitteerdens tot het ontfangen der hier aangebragte goederen met het aanweesend provisieschip Nieuwerkerk , gerapporteerd zijnde dat bij naweeging, besigtiging en opening sommiger pakken, dewelke dien eijgensten agtermiddag aan de wal zijn gebragt, onder deselve vier stux soodanig defect gesteld gevonden zijn, als volgt, te weeten:
1 pak, gen. 716, dewelke volgens factuur hebbende moeten weegen 268 lb. en inhouden 100 ps. fijne zaanen, egter soo hier ter rheede, binnen boord als voor ‘s Comps. pakhuijsen niet meer heeft gewoogen als 265 lb., zijnde voorts bij ‘t besigtigen en openen van de buijtenste gonnij dier pak ontwaard dat een van de naaden is open gesneeden geweest, gemerkt die met nieuwe en een andere soort van gaarn daar ter plaatse weeder was toegenaaijt, mitsgrs. dat de verzeegelde sak aan het eene eijnd stuckent gesneeden en de binnenste woeling aan dieselfde kant los gemaekt was; boven het welke in voorsz pak bij natelling 5 ps. lijwaet minder sijn gevonden als het afpakbriefje noteert daarin te moeten weesen.
1 pak, no. 717, hebbende soo in het schip als ten deesen Casteele niet meer gewoogen als 258 lb. en waarin bij natelling alleen gevonden zijn 95 ps. fijne saanen, schoon deselve pak volgens factuur en afpakbriefje moest weegen 267 lb. en inhouden 100 ps. diergelijke saanen.
1 do., gemt. 748, die volgens factuur soude hebben moeten weegen 295 lb. en inhouden 100 ps. gemeene zaanen, welke pak invoegen voorsz gewoogen en het daarin geborgene lijwaat nageteld sijnde, heeft men ondervonden dat deselve in gewigt maar alleen 287 lb. konde ophaalen, en daarin 4 ps. minder te weesen als het afpakbriefje komt meede te brengen.
1 pak, gen. 750, dewelke niet meer als 290 lb. gewoogen en alleen 95 ps. zaanen ingehouden heeft, daar deselve nogtans volgens factuur en het afpakbriefje moest weegen 300 lb. en inhouden 100 ps. van dat lijwaat; sijnde voor ‘t overige aan deese laatstgen.driepacken ten opsigte der buijtenste gonnijen, de verzeegelde sacken en binnenste woelingen soodanige mancquementen ontdekt en gevonden als aan de eerstgem.
Sijn Edele soo hierom als ook ten aensien dat voorseijden pakhuijsmeester en gecommitteerdens hem wijders nog hebben berigt dat zig onder de overige aan land bevindende packen dewelke ter oorsaake van de korth[e]ijd des tijds nog niet hebben kunnen werden gewoogen en geoopent, nog een bevond waaraan insgelijx eenige uijtterlijke defecten gesien wierden, ten eersten ordre hadden gegeeven dat alle deselve packen niet in de ordinaire pakhuijsen, maar in andere verseekerde plaetsen souden werden opgeslooten en bewaart, op dat op heeden door de gesaamentlijke raadsleeden soude kunnen besien werden hoedanig het verders daarmeede is gesteld; het welk dan ook in deesen voormiddag ten overstaen van den schipper en boekhouder van gedagte schip Nieuwerkerk behoorelijk gedaan is. Wanneer men onder anderen heeft ondervonden dat de voorm. gebreekige pack,25 zijnde no. 5, dewelke volgens factuur moest weegen 488 lb. en inhouden 300 ps. cheronse chitsen, niet meer woeg als 466 lb. en voorts dat een der naaden van de buijtentste gonnij open gesneeden geweest zijnde, die naderhand weeder met nieuwe en een ander soort van gaaren was toegenaaijt; gelijk ook dat men de sak insgelijx stuckent gesneeden en wijders tusschen de binnenste woeling drie lappen oude gonnij ingestooken hadde, en dat daar en boven tusschen het lijwaat een partij gruijssand, vermengt met wat donker bruijn klipjes, was gedaan, sijnde al meede bij natelling daarin alleen gevonden 284 ps. voorn. chitsen en dus 16 ps. minder als voorseijde pak volgens het afpakbriefje inhouden moest.
En alsoo uijt hoofde der aan deese packen gevondene defecten en mancquementen, het te vreesen is dat ër nog meer soo gesteld sullen werden gevonden, is overzulx voor den dienst der E. Comp. noodig geoordeelt en derhalven gearresteerd dat ten eijnde men hierin des te secuurder weesen mogt en tot wegneeming van alle agterdogt, behalven de in den hoofde deeses genoemde gecommitteerdens, aan wien thans op het nadruckelijxste is gelast geworden dat in deesen met de uijtterste omsigtigh[e]ijd en alle moogelijke accurates sullen moeten te werk gaan, als zullende volgens de ordre der E. Comp. haare deesen aangaande te geevene verclaaring met solemneelen eede moeten bekragtigen, ook bij het weegen, besigtigen en openen der verdere packen die reets aan de wal zijn en nog zullen werden gebragt, sullen moeten adsisteeren den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, en twee leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements.
Aldus geresolveerd ende gearresteerdt in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 114, pp. 36-39.¶
Dingsdag den {17400419} 19 April 1740, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven d’ E.E. Christoffel Brand en Martinus Bergh.
Op heeden weegens de jeegenswoordige schaarsh[e]ijd van graanen weederom gesprooken en daarneevens in aanmerkinge genoomen zijnde dat wanneer dies aanstaande gewasch weeder quam te mislucken, men buijten staat soude weesen om ‘s Comps. besettelingen alhier het noodige voedsel tot haare subsistentie te kunnen beschicken; is hierom noodsakelijk geoordeelt en gevolgelijk beslooten dat behalven de bij onsen jongsten eijsch gepetitioneerde 400 mudden tarw tot zaadcoorn voor deese ingeseetenen, met de eerste van hier vertreckende retourscheepen bij voorsorg volgens de geagte beveelen onser Heeren en Meesteren, vervat bij derselver gevenereerde letteren van den 18 Augustus 1729 en 14 September 173126 bij een naeijschje nog uijt het vaderland sullen werden versogt twee duijsend mudden tarw van de alderbeste soort, te meer dewijl deselve al was het dat het aanstaand[e] gewasch van dat graan ter deeser plaatse seer wel quam te slaagen, des niet te min niet te onpas sullen komen, alsoo men als dan soo veel te meer van de alhier in te samelene tarw na Batavia sal kunnen afsteeken, alwaar volgens het genoteerde bij het geeerd aanschrijvens van Generaal en Raaden van India van den 12 December des gepasseerdens jaars dat per het aanweesend provisieschip Nieuwerkerk is ontfangen,27 de schaarsh[e]ijd van coorn nu insgelijx seer groot is, en waarom Haar Hoog Edelens dit jaar ook seeven hondert lasten van dat graan van deese plaats koomen te eijschen, van welken eijsch egter niets in het minste voldaan sal kunnen werden; inmiddels hoopende dat Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Majores het ons niet qualijk sullen gelieven te neemen dat men haar met het eevengem. naeijschje gemerkt dies noodsakelijkh[e]ijd voor deese rheijs weederom komt lastig vallen.
Laatstelijk is op de ingediende versoekschriften28 van de burgers Pieter de Bruijn, mitsgrs. Harmanus en Hendrik Treurniet,29 ingesien zijnde het goede getuijgenis dat soo door de weescamer, onder welkers voogdije den eerstgen. nog staat,30 als bij de moeder der twee laa[t]stgem., weegens haer goed gedrag gegeeven word, aan deselve het versogteveniam aetatisverleent.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 114, pp. 40-48.¶
Dingsdag den {17400426} 26 April 1740, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, en den E. soldijboekhouder, Cornelis Eelders.
Geleesen zijnde seeker versoekschrift door burgerraaden deeser plaatse in de volgende bewoordingen gepresenteert:31
Aan den Wel Edelen Gestr. Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E.E. Agbtre. Heeren,’
‘Vertoonen met schuldige eerbied den ondergeteekende regeerende burgerraaden hoe de gepermitteerde backers deeser plaatse ons hebben te kennen gegeeven dat zij volgens de aan haar vergunde licentiebrief verpligt zijnde dit geheele loopende jaar door voor de gaande en koomende man brood te backen en te leeveren, egter zulx als nu niet souden kunnen uijtvoeren, vermits zij van haar nodig hebbende en reets ingekogte koorn dat voor het grootste gedeelte nog van buijten uijt het land herwaerts aan moet werden gebragt, bij dies passeering voorbij het Casteel na haare woonhuijsen de helfte daarvan aan d’ E. Comp. moeten missen, waardoor zij dan buijten staat gesteld worden om deese inwoonderen behoorlijk en na genoegen van brood te kunnen gerieven, met versoek dat wij hetselve Uwe Wel Edele Gestr. en E.E. Agtbaaren geliefden voor te draagen en te versoeken, soo als wij amptshalven versoeken bij deesen, dat zij om de voorsz geallegueerde reedenen het koorn en meel dat tot voortsetting van haar neering en gerief deeser ingeseetenen onvermeijdelijk werd vereijscht, vrij en sonder afkorting na haar woonhuijsen moogen brengen, dan wel dat Uwe Wel Edele Gestr. en E.E. Agtb. dienaangaende soodanig gunstig besluijt gelieven te neemen, als naar derselver hoog wijs oordeel deselve zullen bevinden te behooren, als zijnde het anders soo als zij backers koomen voor te geeven, voor haar onmoogelijk de bakneering gaande te kunnen houden, dewijl onder anderen door den backer Jan de Waal32 is betuijgt seedert pmo. Januarij deeses jaers tot nu toe al bij de vijf hondert mudden tarw verbakt te hebben, versoekende de meergem. backers wijders dat Uwe Wel Edele Gestr en E.E. Agtb. aan haar gelieven te permitteeren om als te vooren witte brood ten behoeve deeser ingeseetenen te moogen backen en verkoopen, op welk een en ander dan een favorable apostil afwagtende, blijven wij met diep respect en eerbied’
‘(Onderstondt) Wel Edele Gestr. Heer en E.E. Agtbe. Heeren, Uwe Wel Edele Gestr. en EE. Agtb. oodmoedige dienaaren. (Was geteekent) Jan Hendrik Hop,33 Js. Cs. de Wet,34 Jacob de Hennion.35 (In margine) Cabo de Goede Hoop, 26 April 1740.’
Is nadat over dies inhouden aandagtelijk was gedelibereert, goedgevonden dat de dispositie daarop sal uijtgesteld blijven tot dat men te weeten komt van wat uijtslag sijn sal de opgedragen commissie in vergaderinge van den 29 der afgeweekene maend Maart aan den land-drost, Pieter Lourensz, weegens het opneemen der graanen die zig nu nog zijn bevindende op de plaatsen deeser inwoonderen ten platten lande geleegen; inmiddels dat de burger backers met het backen van brood en het waarneemen haarer neeringe op dien voet als zulx is vastgesteld bij placcaet van soo eevengem. datum, sullen moeten blijven continueeren, ten eijnde men ten dien opsigte geen klagten komt te hooren.
En ten aansien in de aan den Heer Gouverneur overgegeeven en bij Zijn Edele thans in raade geproduceert werdende reekeningen der costen die soo door voorseijde burgerraaden als bij land-drost en krijgsraad der buijten districten hebben moeten werden gedaen tot uijtrusting der burgercommandos dewelke in anno passo. zijn uijtgesonden geweest teegens eenige moetwillige Hottentotten van de Bosjesmans natie,36 gevonden worden sommige posten van een en deselfde natuur die egter op de reekg. van burgerraaden hoger in prijs zijn opgebragt als op de andere, heeft men overzulx moeten besluijten dat beijde die reekgen. sullen werden gesteld in handen van d’ E.Es. Nicolaas Heijning en Marthinus Bergh, om die geexamineert en meergem. burgerraaden diesweegens gehoort hebbende, vervolgens deesen Raad te dienen van berigt, hoedaning die difficeerende37 posten best sullen kunnen geredresseert en soo veel mogelijk is op een egualen voet gebragt werden.
Sijnde laatstelijk door den Heer oppercoopman en hoofdadministrateur met versoek dat daarop na behooren mogte werden gedisponeert, de onderstaande memorie ter vergaderinge geproduceert:38
‘Memorie van de nabesz lijfeijgenen in de drie jongst gepasseerde maanden door de natuurlijke dood overleeden, ‘t vee in gem. tijd soo verrekt als door ‘t wild gedierten vernielt, alles volgens secretariale verklaringen blijkende, namentlijk:’
‘Volgens geannexeerde reekening van den opsiender van ‘s Comps. slavelogie en secretariale verclaaring zijn in de maenden December 1739, Januarij en Februarij 1740 van ‘s Comps. lijfeijgenen door de natuurlijke dood overleeden 1 school meijsje en 1 onbequame jonge.’
‘En volgens bijgevoegde reekening van den land-drost, gesterkt met secretariale verklaringen, zijn in bovengem. tijd soo verrekt als vernielt 57 stux runderbeesten, 1 paerd, 1 esel, 38 bocken.’
‘(Onderstondt) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 26 April 1740. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
Op het welke gelet zijnde, verstaen is dat de daerbij verm. gestorvene lijfeijgenen, mitsgrs. verrekte of verscheurde beestiaalen bij de negotieboeken deeses Gouvernements behoorelijk sullen moeten werden afgeschreeven.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 114, pp. 49-53.¶
Maandag den {17400502} 2 Maij 1740, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den E. soldijboekhouder, Corns. Eelders.
Bij lectuure en resumptie van het seer geeerd aanschrijvens der Heeren Majores van den 17 November des gepasse[er]den jaars,39 het welk alhier is aangebragt per het aanweesend schip Beukesteijn , sijnde komen te blijcken dat het deselve behaagd heeft op onse hierom gedane versoek den hoek[er] de Brak te destineeren om slaven van het eijland Madagascar 40 ten behoeve deeses Gouvernements te gaa[n] afhaalen en dat dien hoeker met de eerste geleegentheijd door de Camer Zeeland41 herwaarts sal werden geson[den,] sullen oversulx voorseijde onse Heeren en Meesteren voor deese haare goedheij[d] op het eerbiedigst bedankt werden.
Sijnde voorts best gedagt en beslooten dat op den inhoude van wel opgem. missive met onderdanigheijd sal werden gerescribeert dat de daarbij gegeevene ordres ten opsigte van het verbeeteren en verhoogen der gagien alhier van de scheepsofficieren in het vervolg schultpligtig sullen werden agtervolgt.
Inmiddels dat aan het predicant Henricus Cok kennis sullende werden gegeeven dat gedagte Heeren Majores aan hem hebben gelieven toe te staan desselfs versogte ontslag uijt den dienst, men denselven na expiratie van desselfs verband van hier sal laaten repatrieeren.
En belangende seekere baal met twintig stucken gemeen gebleekt guinees , gemerkt geweest sijnde no. 300, dewelke volgens het verdere ter needer gestelde bij meergem. Haar Wel Edele Hoog Agtbre. aanschrijvens te kort is gekomen op de in den voorleed[e]ne jaare met het schip de Visch van hier na Neederland overgesondene lijwaaten, die geborgen sijn geweest der in anno 1737 ter deeser rheede verongelukte retourscheepen; is ten deesen opsigte soo uijt het op heeden in vergaderinge geproduceert en nagesien aanteijkeningboek der gestelt geweest sijnde gecommitteerdens tot het ontfangen, wasschen, droogen, weeder besorgen en afscheepen den voorseijde lijwaaten, als bij de eijgen handteijkening van den geweesenen boekhouder op gedagte schip de Visch , Jan Goslin Belhard, mitsgaders nog uijt de door de overheeden van dien bodem geteekende factura van het ter deeser plaatse daarin gelaadene, duijdelijk komen te blijcken niet alleen dat voorsz baal lijwaat hier van de wal na boord van gesegde schip de Visch onder opsigt van eevengen. boekhouder is gesonden geweest, maarook42 dat deselve daarin ontfangen is geworden; weshalven verstaan is dat hiervan na het vaderland de vereijschte kennisse sal gegeeven en daar neeven[s] overgesonden werden geauthenthiseerd[e] extracten soo uijt het voorseijde aanteijkeningboek als de factuura.
Sullende laatstelijk op het hierom thans gedaan werdende versoek bij den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, aan dikwilsgen. onse Heeren en Meesteren werden geschreeven en voorgedragen dat Sijn E. vermits tijds expiratie om sijne verlossing en permissie tot vertrek na Europa is versoekende.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 114, pp. 54-59.¶
Sondag den {17400508} 8 Maij 1740, ‘s voormiddags.
Alle present.
Ten aansien het uijtkomend schip de Visch tot leetweesen des nagts tusschen den 5 en 6 deeser lopende maand Maij agter de soo genaamd[e] waterplaats43 digt bij het aldaar opgebouwde schansje is komen te stranden en te verongelucken,44 is derhalven, om van dit toeval en waardoor sulx soude moogen weesen veroorsaakt het regte bescheijd te kunnen inkrijgen, voor den meesten dienst der E. Comp. noodig geoordeelt dat men deese saak ter nadere ondersoekinge sal stellen in handen van den Heer fiscaal independent, Mr. Daniel van den Henghel, om dus na vereijsch te kunnen ondervinden of in dit geval eenig versuijm of onagtsaamheijd der officieren van dat schip heeft plaats gegreepen, middelerwijl dat de uijt dien bodem gesalveerde twintig ‘s Comps. geldkisten, als van het zeewater nat geworden sijnde, door expresse gecommitteerdens (andere tot het bergen der aanspoelende goederen reets sijnde gestelt) sullen moeten geopent, de daarin sijnde contanten volgens ordre in soet water uijtgeverscht en vervolgens wederom besorgt worden, en dat men voorts aan drie mattroosen van de werf, dewelke daags na het verongelucken van gedagte kiel daarnatoe vrijwillig dog op haar leevensgevaar, met een schuijtje door de brandings heen sijn gevaaren, sal doen betaalen de aan haarlieden door den Heer Gouverneur daarvoor beloofde praemie van twee maanden gagie ider, te meer dewijl deselve geluckiglijk hebben volvoert de aan haar bij hun afvaaren gegeevene last, te weeten dat haar best souden moeten doen om uijt dat schip hier aan land met een mand langs een gespanne touw te besorgen de laatste vijf geldkisten die vermits des lands schuijt waarmeede de vijfthien andere daags bevoorens waaren afgehaald, quam te verongelucken, soo als voor de vierde reijse na dien bodem te rugge keerde, daarin hadde moeten blijven berusten.
Wijders in overweeginge sijnde genomen dat de geborgene manschap van dikwilsgem. schip de Visch , waarvan den bottelier en drie a vier impotenten alleen sijn komen te verongelucken, ten hoogsten in den dienst der E. Comp. word gerequireert, heeft men hierop op het voordraagen van welopgem. Heer Gouverneur moeten besluijten dat alle de voorsz gesalveerde scheepelingen, soo van de pen, militie, chirurgie als verdere mindere scheepsbediendens tot soldaaten en mattroosen incluijs, agtervolgens het genoteerde bij missive door Generaal en Raaden van India onder den 30 November 1722 over dit subject herwaarts geschreeven,45 van deesen dag af weederom emploijabel verclaart en dienvolgens in den dienst van d’ E. Maatschappije sullen werden aangenoomen voor sodanige gagien als sijl. bij het blijven hunner schip hebben gewonnen, den schipper en stuurlieden hiervan alleen uijtgesondert blijvende.
En gelijk aan meergem. Heer Gouverneur ook klagten sijn gedaan dat door eenige der laatst gesalveede scheepelingen veel excessen en moedwilligheeden binnen boord gepleegt sijn, die daarom bij hun aan land kooming in arrest hebben moeten werden genomen, is al wijders verstaan dat voorwaarts gen. Heer fiscaal sig diesweegens behoorlijk sal moeten informeeren en de nodige enquesten doen, op dat de daaraan schuldig bevonden werdende persoonen na merites mogen gestraft werden, terwijl het bij de selve gevondene geld soo lang sal werden bewaard tot dat men te weeten komt hoedanig het met die saak eijgentlijk geleegen is.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
## Footnotes
-
Jan van der Trans van Amsterdam was van 1736 tot 1752 sieketrooster aan die Kaap. ↩
-
C.239Requesten en Nominatiën, ongedateer, pp. 212-213; C.J.2774Procuratiën, 22.3.1740, pp. 86-87. ↩
-
Rudolph Jurgen Abel van Hildesheim het in 1723 as soldaat na die Kaap gekom. Hy is in 1725 tot korporaal, 1727 tot sersant, 1729 tot adjudant en in 1732 tot vaandrig bevorder. Op 20.11.1729 is hy met Geertruyd Catharina Nissen getroud en na haar dood in 1733 is hy weer op 2.10.1737 met Johanna Maria Vlotman getroud. Abel is op 30.1.1743 tydens ‘n seereis tussen Europa en die Kaap oorlede. ↩
-
Mourits Rudolph Abel was die enigste kind van Abel en sy eerste vrou. Hy is op 5.3.1733 gebore en was dus op hierdie stadium sewe jaar oud. Hy het waarskynlik na sy vader se geboortedorp, Hildesheim in Duitsland , teruggekeer, want in 1743 het hy dáár gewoon. ↩
-
Jan Bastiaansz was ‘n seun van Francois Bastiaansz en Anna Maria Pietersz de Leeuw. Sy eerste vrou, Anna Maria van Dyk, met wie hy in 1714 getroud is, is in 1723 oorlede en hy is daarna weer met Geertruyd du Toit (1703-19.11.1750) getroud. Toe hy op 10.6.1750 oorlede is, het hy die plase L’Arc de Orleans en Winterhoek in Drakenstein en Wagenboomvallei in die Bokkeveld besit. ↩
-
Willem van As (1703-1769) is in 1728 met Anna Margaretha Schenk getroud en nadat sy in 1749 oorlede is, is hy enkele maande later met die weduwee van Johannes Zacharias Beck, Geertruy Christina Blankenberg, getroud. Sy het hom langer as 20 jaar oorleef en is eers op 4.4.1791 oorlede. ↩
-
G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad IX(6.10.1739) , pp. 293-298. ↩
-
Die nedersetting Drakenstein by die teenswoordige dorp Paarl is in 1687 gestig en is genoem na Kommissaris Hendrik Adriaan van Reede tot Drakesteyn, Heer van Mijdrecht. ↩
-
Hendrik van der Merwe was ‘n seun van die stamouers, Willem Schalk van der Merwe en Elsje Cloete. Hy is in 1717 met sy niggie, Catharina Cloete (1698-1747) , getroud. Na haar dood is hy met Aletta Keyser (1727-1750) getroud. Van der Merwe was ‘n vermoënde man en toe hy teen ongeveer 1752 oorlede is, het hy vyf plase besit, te wete Overveen en Bloemendal in Drakenstein , Klaasvoogdsrivier en Uitvlugt in Kogmanskloof en Kleine Kobe in die Bokkeveld . ↩
-
C.357Attestatiën, 26.3.1740, pp. 69-70. ↩
-
Barend van Dockum van Amsterdam was die skeepstimmerman op die Batavier toe hy in Januarie 1738 as hoof van die skeepstimmerliede aan die Kaap benoem is. Hy was eers met Johanna van Campen getroud en na haar dood is hy op 17.5.1744 weer met Catharina Paling (1700-1797) getroud. ↩
-
Willem Remmers van Amsterdam was van 1735 tot 1750 ‘n skeepstimmerman aan die Kaap. ↩
-
Christoffel Hendriksz van Amsterdam was van 1738 tot 1740 ‘n skeepstimmerman aan die Kaap. ↩
-
C.25Resolutiën, 6.4.1730, pp. 67-68; G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII(6.4.1730) , p. 89. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nadesselfs. ↩
-
C.293Memoriën en Rapporten: opgawe, 28.3.1740, pp. 43-44. ↩
-
Die skrywer bedoelspeciaallijk. Die kopiïs van die Haagse kopie het geskryfprincipalijk. ↩
-
C.683Origineel Placcaat Boek, 29/31.3.1740, pp. 73-80; M. K. Jeffreysen S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(29/31.3.1740) , pp. 171-173. ↩
-
C.21Resolutiën, 26.11.1726, pp. 242-243; G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VII(26.11.1726) , p. 300. ↩
-
Die gekursiveerde woord is later deur ‘n ander skrywer tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Die skrywer het oorspronklik geskryfvergaderinge, maar dit is later deur ‘n ander skrywer verander navergoedinge. ↩
-
C.525Uitgaande Brieven: Goew. en Raad - landdros, Stellenbosch , 29.3.1740, pp. 340-343. ↩
-
C.293Memoriën en Rapporten, 30.5.1740 en 2.6.1740, pp. 83-103 en 113. ↩
-
Cornelis Ehlers van Amsterdam was sedert 1720 aan die Kaap. Hy het in 1735 ‘n lid van die Raad van Justisie geword en is twee jaar later ook op die Politieke Raad verkies. Op 29.8.1728 is hy met Johanna Catharina van der Poel (1706-1775) getroud. Ehlers is in 1758 oorlede. ↩
-
Die skrywer het eers geskryfpacken, maar dit is later deur iemand anders napackverander. ↩
-
C.442Inkomende Brieven: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 18.8.1729, pp. 541-561; C.443Inkomende Brieven: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 14.9.1731, pp. 521-529. ↩
-
C.447Inkomende Brieven: Goew.-gen. en Raad, Batavia - Goew. en Raad, Kaap, 12.12.1739, pp. 133-141. ↩
-
C.239Requesten en Nominatiën, ongedateer, pp. 214-215 en 217-218. ↩
-
Hulle was die twee jongste kinders van Hendrik Treurnicht en Catharina van Koningshoven. Hendrik (jr.) is op 31.1.1717 gedoop en Hermanus op 13.11.1718. ↩
-
C.239Requesten en Nominatiën: getuigskrif, 8.4.1740, p. 216. ↩
-
C.239Requesten en Nominatiën, 26.4.1740, pp. 224-226. ↩
-
Jan de Waal van Amsterdam was as kwartiermeester op Doornik uit Batavia na Nederland onderweg toe hy sy reis in die Kaap onderbreek het en op 2.4.1715 ‘n vryburger geword het. Tien jaar later het hy as koster van die Kaapse gemeente diens aanvaar, maar in Januarie 1734 het hy nog eens ‘n vryburger geword. Hy was drie keer getroud: in 1716 met Elisabeth van Eck (1706-1747) , in 1748 met Anna Elisabeth Dempers (oorlede 1755) en in 1756 met Hendrina Johanna Frappe (1717-1770) . Toe De Waal op 27.1.1768 oorlede is, het hy verskeie huise in die Kaap en die plaas Rheezicht in Tafelvallei besit. ↩
-
Jan Hendrik Hop was ‘n seun van Jan Hop en Anna Margaretha Helmers. Hy is in 1685 in Vilsen , Hannover , gebore en was sedert 1711 een van die Kompanjie se smits aan die Kaap. In 1714 het hy ‘n vryburger geword en die volgende jaar is hy met Geesje Jansz Visser (1684-1772) , die weduwee van Conrad Gerd Pieper, getroud. ↩
-
Johannes Carolus de Wet (1708-1.5.1748) was die jongste kind van die stamouers, Jacobus de Wet en Christina Bergh. Hy het in 1725 as ‘n adelbors by die Kompanjie begin werk en het gevorder tot die rang van boekhouer voordat hy in 1736 uit die diens getree het. De Wet is op 26.10.1732 met Maria Magdalena Blankenberg getroud. ↩
-
Jacobus de Hennion van Rotterdam was ‘n bemanningslid van die retoerskip Huijs ten Donk toe hy op 17.2.1726 aan die Kaap met Johanna Romondt, weduwee Balthasar Pot, getroud is. ↩
-
C.294Memoriën en Rapporten: krygsrekenings, 5.1.1740 en 7.4.1740, pp. 55-59 en 63-64. ↩
-
‘n Skryffout virdeficieerende. ↩
-
C.293Memoriën en Rapporten, 26.4.1740, p. 63. ↩
-
C.447Inkomende Brieven: Here XVII - Goew. en Raad, Kaap, 17.11.1739, pp. 157-161. ↩
-
‘n Groot eiland in die Indiese Oseaan wat deur die Mosambiek-kanaal van Afrika geskei word, en tans as die Malgassiese Republiek bekend is. ↩
-
Die mees westelike provinsie van Nederland wat grotendeels uit eilande, soos Walcheren , Schouwen , Tholen en Suid- en Noord-Beveland , bestaan. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
‘n Ou naam vir die gebied waar die Groenpuntse meent tans geleë is. (M.1/3537, c.1732.) ↩
-
‘n Volledige beskrywing van die stranding kan gevind word in C.616Dag Register, 6.5.1740, pp. 314-322. ‘n Oorspronklike olieverfskildery wat ‘n onbekende skilder van die stranding geskilder het, hang tans in die Suid-Afrikaanse Biblioteek, Kaapstad. ‘n Foto-afdruk daarvan berus in die Elliottversameling in die Kaapse Argiefbewaarplek, Kaapstad. Foto-afdrukke is ook gepubliseer in Jose Burman:Strange Shipwrecks in the Southern Seas, teenoor p. 43; Coenraad Potgieter:Skipbreuke aan ons kus, teenoor p. 220. ↩
-
C.439Inkomende Brieven: Goew.-gen. en Raad, Batavia - Goew. en Raad, Kaap, 30.11.1722, pp. 425-466. ↩