C119 v1.20
C. 119, pp. 2-12.¶
Dingsdag den {17410801} 1 Augustus 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer oppercoopman en secunde, Rijk Tulbagh, mitsgrs. den Heer independent fiscael, Mr. Daniel van den Henghel.
Den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten thans op handen beginnendete1 schieten, heeft men daerom voor den dienst der E. Comp. nodig geoordeelt dat de billietten dewelke uijt hoofde van het diesweegens genoomen besluijt in vergaderinge van den 30 der jongst afgeweekene maend Maij zijn geaffigeerd geworden, tot ververssing der memorie op nieuws allomme sullen werden aengeplakt, gelijk ook nog andere billietten om kennis te geeven dat ter saake van den gewoonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, na den 15 deeser loopende maend Augustus en totdat deselve pakhuijsen door gecommitteerdens behoorelijk sullen weesen opgenoomen, daeruijt niets meer sal worden verstrekt.2
Vervolgens wierd bij wel opgem. Heer Gouverneur nog overgeleevert seeker extract missive van Heeren weesmeesteren tot Batavia, gedateert den 25 Maert deeses jaers, dienende tot antwoord op den brief denwelken aen Haer Eerw. door de weescamer alhier in opvolginge van het aengeteekende bij notulen van den 11 October laetstl. is geschreeven, belangende den nog op het Robbeneijland sittenden dog den tijd van desselfs bannissement aldaer uijtgediend hebbende kranksinnigen adsistent Hendrik Gotingh; welke extract missive neevens seeker daeraen gehoorende extract resolutie bij meergem. Heeren weesmeesteren der steede Batavia genoomen op den 1 derselver maend Maert met aendagt geleesen zijnde, sijn deselve bevonden te weesen van den volgenden inhoude:3
‘Extract missive geschreeven door Heeren weesmeesteren tot Batavia in dato 25 Maert 1741 aen Heeren weesmeesteren tot Cabo de Goede Hoop, luijdende als volgt:’
‘Het was den 22 Februarij laetstl. wanneer in onse vergaderinge ontfangen en geleesen wierde U Eerws. missive van dato 5 November des gepasseerden jaers,4 verseld van een extract notul uijt de Politicque Raedsvergadering sub dato 11 Oktober 17405 genoomen ten opsigte van den kranksinnigen Hendrik Gotingh, dog nadien deesen persoon gantsch geen betrecking tot dit collegie heefd, gelijk U Eerws. sulx nader kunnen sien uijt de resolutie diesweegens in onse vergaderinge genoomen, sub dato pmo. Maert deesen annex, soo sullen wij ons ten zijnen opsigte daeraen gedraagen.’
‘(Onderstond) Accordeert, (was geteekent) J. N. v. Dessin, secretaris.’
Extract uijt de resolutien van Heeren weesmeesteren deeser steede Batavia genoomen op Woensdag den 1 Maert ao. 1741.
‘Vervolgens geresumeert zijnde de missive door weesmeesteren tot Cabo de Goede Hoop onder dato 5 November d’ anno passo. aen dit collegie gecarteert, en de daer neevens gevoegde extract notul gehouden in ‘t Casteel aldaer den 7 October 1740,6 hun betrecking hebbende op den sinlosen Hendrik Gotingh, soo is goedgevonden daerop te rescribeeren dat deesen Hendrik Goting geen de minste relatie tot deese camer heeft, en wij dierhalven de decisie over denselven aan den Wel Ed. Heer Gouverneur en Politicquen Raed aldaer komen over te laaten, met bijvoeginge dat het sommetje van Rds. 112:4 als het geringe overschot der ervenis van desselfs alhier overleedene moeder aan Haer Eerws. overgemaekt is om reedenen ons ter kennisse was gekoomen dat deesen Hendrik Goting siga costij7 was onthoudende en wij met particuliere persoonen geen correspondentie kunnen voeren, dienvolgende genoodsaekt geweest zijn Haer Eerws. met deese last te beswaren, egter niet te min deselve te bedanken voor de communicatie diesweegens aen ons gegeeven.’
‘(Onderstond) Accordeert, (is geteekent) Pr. de Mager, e.g. clercq.’
‘(Onderstond) Accordeert, (lager) ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop, den 7 Julij 1741, (en geteekent) J. N. v. Dessin, secretaris.’
Weshalven heeft bij nadere overweeging van den erbarmelijken toestand waerin sig voorseijden Hendrik Goting nog komt te bevinden, denwelken soodanig is dat wanneer op vrije voeten wierd gesteld, denselven ongetwijffeld van honger en ongemak soude moeten vergaen; om dan hierinne te voorsien best gedagt en dienvolgens beslooten dat hij Hendk. Goting sijn leeven lang of totdat denselven weederomsanae mentis8 sal zijn geworden op bovengem. Robben Eijland sal gelaten en aldaer neevens de bandieten onderhouden worden.
Voorts is ten versoeke van den E. coopman en soldijboekhouder, Cornelis Eelders, aan denselven in eijgendom gegeeven een reepje erf geleegen in deese Tafelvalleij in het blok BB,9 ter groote van 6 quadt. roeden en 11 do. voeten, streckende N.Wt. aan de eerste Bergdwarsstraet ,10 Z.Ot. teegens de Heerengracht ,11 N.Ot. aen het huijs van de erfgen. van wijlen den oud burgerraed Johannes Blanckenberg,12 thans door den burger Johs. Zacharias Bek13 bewoont wordende, en Z.Wt. teegens de Tafelbergh .14 Soo als nog laetstelijk ook in eijgendom is gegeeven aan den oud ondercoopman en lid deeser Vergaderinge, d’ E. Johannes Swellengrebel,15 een stukjeerf of16 land desselfs thuijn aen het Rondebosje geleegen annex,17 groot een morgen en 140 quadt. roeden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 13-15.¶
Vrijdag den {17410811} 11 Augustus 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer secunde, Rijk Tulbagh.18
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 16-23.¶
Dingsdag den {17410829} 29 Augustus 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer oppercoopman en secunde, Rijk Tulbagh, mitsgrs. den Heer independent fiscael, Mr. Daniel van den Henghel.
Op het te kennen geeven van den equipagiemeester, Jacobus Möller, aan den Heer Gouverneur dat alschoon de onder desselfs opsigt op de werf bescheijdene mattroosen doorgaans in dwang en rust kunnen gehouden worden, het egter somtijds gebeurt en wel voornamentlijk als se hun costgeld of goede maanden hebben ontfangen, dat deselve sig in den drank te buijten gaande als dan op een brutaale wijse koomen uijt te spatten en veele baldadigheeden te pleegen, wanneer om dat quaad te stuijten en te kunnen voorkoomen alle de ongelucken die in diergelijke geleegentheeden uijt het gedoente van sulke toomloose en nergens na luijsterende menschen souden kunnen ontstaan, men bij gebrek van een bequaame plaats om deselve voor dien tijd te kunnen opsluijten, genoodsaekt word die rusiemaakers aen handen en voeten vast te binden en dus te laaten leggen, totdat zij uijtgeslaapen hebbende, weederom tot stilstand zijn gekoomen, niet sonder vrees nogtans of se onderwijl door haare mackers op d’ eene of andere wijse niet wel mogten werdenlos19 gemaekt en dienvolgens geleegenth[e]ijd krijgen om op nieuws aen te gaan en alles in rep en roer te setten; is dit alles wel en rijpelijk overwoogen sijnde, op de propositie van wel opgemte. Heer Gouverneur verstaan dat met den eersten op de werf alhier ter plaetse daer zulx gevoeggelijxt sal kunnen geschieden, een tronk sal werden in gereeth[e]ijd gebragt, om daarin bij voorvallende geleegentheeden als bovengemte. de dit meeriteerende20 mattroosen te kunnen opsluijten en soo lang bewaaren totdat voor haer woed en geweld niet meer sal sijn te vreesen.
Terwijl men wijders bij overweeging dat de volgens besluijt van den 25 April deeses jaers ingekogte thien leggers aracq bijna ten dienste der E. Comp. zijn verbruijkt geworden en dat die drank gelijk bij gem. resolutie breeder ter needer gesteld word gevonden, alhier niet kan gemist worden, nog heeft gearresteerd dat ‘s Comps. weegen bij particulieren sullen werden ingekogt agt leggers aracq teegens neegentig Rijxds. ‘t stuk met fust en al, als zijnde dit de civielsten prijs waervoor deselve thans dat die drank soo schaers is, met mogelijkh[e]ijd sullen zijn te bekoomen.
En nademaal word ondervonden datter verscheijde van deese ingeseetenen nalatig blijven om aen d’ E. Comp. te betaalen soodanige penningen als zijl. soo weegens vatgeld als voor haare in erfpagt besittende landerijen schuldig zijn, heeft men overzulx ook moeten besluijten dat alle alsulke gebreckige persoonen bij billietten op het nadruckelijxt sullen werden gelast dat sorg sullen hebben te gedragen dat dat geen ‘t welk zijlieden om een der twee voorsz oorsaaken of om beijden nog ten agteren staan, voor de helfte der aenstaande maend October sonder verder dilaij in ‘s Comps. cassa word voldaan, op paene van parate executie, ondertusschen dat met eene ook aan een igelijk sal werden bekent gemaekt dat voorthaan het vatgeld jaarlijx voor het expireeren van de maend Augustus mitsgrs. de recognitiepenningen voor de in erfpagt uijtgegeeven zijnde landerijen alle jaaren telken verschijndag der verleende erfpagtbrieven insgelijx precis en sonder faute aan d’ E. Comp. sullen moeten worden voldaen ende zulx onder soodanige paenalit[e]ijt als boven gemeld.
Sijnde laatstelijk bij resumptie van het onderstaande versoekschrift:21
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &a. &a. &a., beneevens den E. Agtb. Raed van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbs. seer neederigen dienaer, Guilliam Heems,22 luijtenant der burgercavallerij alhier, geeft met alle eerbied te kennen hoe het den supplt. teegenwoordig, als buijten woonagtig zijnde, seer moeijelijk valt sijne voorm. bediening met het geene daaraan dependeert, naer behooren te kunnen waarneemen en wel insonderh[e]ijd het doen der wagten, dewijl den supplt. wanneer het sijn tourbeurt is, daarom een geheele maend agter een alhier aan de Caeb moet blijven, het geen tot groot nadeel sijner saaken buijten is streckende, dienvolgens neemt den supplt. de vrijh[e]ijd sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met onderdanig versoek dat deselve van die goedh[e]ijd gelieven te sijn hem goedgunstelijk van sijne voorm. bediening te ontslaen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Den luijtenant der burgercavallerij, Guilliam Heems, van den dienst ontslaagen en weederom tot luijtenant onder gesegde compagnie aangestelt den cornet van deselve, Johannes Carolus de Wet, welkers hierdoor open gevallene plaetse is gesuppleert geworden met den sergeant, Thomas de Wit,23 in verwagting dat deselve in het waarneemen deeser hunl. aanbetrouwde diensten, sig na behooren en volgens pligt sullen komen te gedraagen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 24-26.¶
Donderdag den {17410831} 31 Augustus 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer oppercoopman en secunde, Rijk Tulbagh, mitsgrs. den Heer independent fiscael, Mr. Daniel van den Henghel.
Naar behoorelijk klocke geklep en uijtroeping van de boode, getreeden zijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements agtervolgens het op den 30 Maij jongstl. genoomen raedsbesluijt, en de daerop ter dier tijd alomme geaffigeerde billietten, dewelker ter herrinneringe24 op den eersten deeser maand Augustus nogmaels sijn aangeplakt, soo zijn de onderstaende perceelen door de volgende persoonen ingemeijnd geworden ten sodanigen prijs als daerbij staet vermeld, namentlijk:25
't Moutbier | ||
Hans Jurgen Honk | voor ƒ800 | |
Brandewijnen enz. | ||
1 quart, Jan Holst | voor ƒ1700 | |
2 do. Abraham Lever | voor ƒ1700 | |
3 do. Jan Holst | voor ƒ1800 | |
4 do. Jan Jurgen Schreuder[^26] | voor ƒ2000 | voor ƒ7200 |
Vaderlandsche bieren en wijnen | ||
Jan Holst | voor ƒ3800 | |
Caabse coele wijnen | ||
1 quart, Nicolaas Brommert[^27] | ƒ6200 | |
2 do. Jan Holst | ƒ6200 | |
3 do. Jan Holst | ƒ6100 | |
4 do. Abraham Lever | ƒ7200 | |
ƒ25700 | ||
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caebse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagt conditien in een generaale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen weesende, zijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Jan van der Swijn, invoegen hij generaalen pagter is gebleeven der voorseijde Caebse coele wijnen voor | voor ƒ28400 | |
Caebse coele wijnen enz. aan 't Rondebosje | ||
Hans Jurgen Honk | voor ƒ450 | |
De coele en brandewijnen aen Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Matthiam le Roux | voor ƒ225 | |
Soo dat de geheele pagtpenningen bedraagen | ƒ40875 |
't Moutbier | ||
Hans Jurgen Honk | voor ƒ800 | |
Brandewijnen enz. | ||
1 quart, Jan Holst | voor ƒ1700 | |
2 do. Abraham Lever | voor ƒ1700 | |
3 do. Jan Holst | voor ƒ1800 | |
4 do. Jan Jurgen Schreuder[^28] | voor ƒ2000 | voor ƒ7200 |
Vaderlandsche bieren en wijnen | ||
Jan Holst | voor ƒ3800 | |
Caabse coele wijnen | ||
1 quart, Nicolaas Brommert[^29] | ƒ6200 | |
2 do. Jan Holst | ƒ6200 | |
3 do. Jan Holst | ƒ6100 | |
4 do. Abraham Lever | ƒ7200 | |
ƒ25700 | ||
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caebse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagt conditien in een generaale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen weesende, zijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Jan van der Swijn, invoegen hij generaalen pagter is gebleeven der voorseijde Caebse coele wijnen voor | voor ƒ28400 | |
Caebse coele wijnen enz. aan 't Rondebosje | ||
Hans Jurgen Honk | voor ƒ450 | |
De coele en brandewijnen aen Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Matthiam le Roux | voor ƒ225 | |
Soo dat de geheele pagtpenningen bedraagen | ƒ40875 |
Aldus gedaan en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 27-36.¶
Dingsdag den {17410905} 5 September 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer oppercoopman en hooftadministrateur, Rijk Tulbagh.
Den Heer Gouverneur de leeden des Raads hebbende gelieven te communiceeren dat aan Sijn Edele dagelijx klagten worden gedaan dat veele deeser ingeseetenen misbruijkende de aan haarl. bij raadsbesluijt van den 7 September 173430 beweesene gunst om na voorgaande hiertoe bekomene consent, in ‘s Comps. houtbossen aan de Rivier Sonder End en wijders landwaarts in gelegen een stuk houts tot haar eijgen gebruijk te mogen kappen, sig niet komen te ontsien niet alleen voor haar selfs of andere meer vragten timmerhout daaruijt te kappen als aan dezelve bij den ten dien eijnde verleend wordende permissiebrief is toegestaan, maar ook, dat nog erger is, om de voorsz bossen door het sonder onderscheijd en op een reukeloose wijse omverhacken van het daarin gevonden wordende jong en oud geboomte ‘t sij dat ‘t deugt of niet, gants en al te vernielen en te ruijneeren31 ende sulx tot onherstelbaare schaade voor deese Colonie; gaf wel opgem. Heer Gouverneur vervolgens in overweginge wat hieromtrent best soude dienen te werden gedaan; waarover met aandagt geraadpleegt sijnde, heeft men tot weeringe van dien niets beeters kunnen uijtdenken dan dat bovengem. licentie ingetrocken blijvende wijders bij affixie van biljetten op het scherpste sal werden verbooden dat voorthaan door niemant, wie hij sij, in de voorsz bossen eenig hout in hoe gering quantiteijt en onder wat pretext sulx soude mogen weesen, sal mogen werden gekapt of van daar vervoert, op paene van hierop ontdekt of agterhaalt werdende, te sullen sijn vervallen in de paenaliteijten bij placcaten daartegens gestelt.32
Waarna bij resumptie van seeker versoekschrift door de burgers Abraham Lever en Jan Holst, als bij de jongste verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten aanneemers gebleeven sijnde van de drie eerste perceelen van de pagt der brandewijnen en gedestileerde waateren in dit Cabse district geconsumeert wordende, in de volgende bewoordingen overgegeeven:33
Aan den Wel Edelen Gest. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &a. &a., benevens den E. Agtba. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gest. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. seer nedrige dienaren, Abraham Lever en Jan Holst, geeven met alle respect te kennen hoe sij bij de laatste verpagting van ‘s E. Comps. gemeene middelen aanneemers gebleeven sijnde van de drie eerste perceelen van de pagt der brandewijnen en gedestileerde wateren alhier in dit Caabse district, ook te samen de generaale wijnpagt hebben (schoon Jan van der Swijn maar alleen bij die pagtconditie daarvoor bekent staat) uijt dien hoofden wenden de suppten. hun in alle eerbied tot Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. met needrig versoek dat aan haar tot beeter voortsetting hunner neering mag werden gepermitteerd omme insgelijkx in alle hunne wijntapperijen sterke dranken te mogen slijten. En op dat den burger Jan Schreuder, als aanneemer van ‘t laatste perceel der brandewijnen hierdoor geen schaade comt te lijden, sal denselven (indien Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. sulx gunstelijk gelieven toe te staan34 meede na rato van sijn aangenoomene vierde part soo veel bijtappers als de suppte. kunnen stellen, dog soo Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. niet mogte coomen goed te vinden in dit gedaan versoek te bewilligen, soo versoeken de suppten. seer eerbiedig dat haar dan ijder een bijtapper van gen. sterke dranken mag werden toegestaan.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Is verstaan dat het eerste lid van dit versoek afgeslaagen sijnde, voorts aan de suppte. sal werden toegestaan om volgens gebruijk voor ijder perceel een bijtapper, dog sonder meer te mogen aanstellen ‘t geen aan den pagter van het laatste perceel der voorsz brandewijnenpagt, Jan Schreuder, hierom requestreerende, ook is geaccordeert te mogen doen.
Maar het insgelijkx bij geschrift gedaan versoek by den pagter der vaderlandsche bieren en wijnen, Jan Holst,35 om ter saake dat hij een meedestander is, so als voorgeeft, van de generaale wijnpagt, in alle de wijntapperijen vaderlandsche bieren en wijnen te mogen laaten debiteeren, heeft men van de hand geweesen.
Vervolgens wierd door dencurator ad lites, d’ E. Cornelis Eelders, ter vergaderinge geproduceert de geslootene boedelreeckg. van soodaenige nalaatenschappen als in het gepasseerde boekjaar van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder desselfs administratie gekomen syn, met bijgevoegt eerbiedig versoek dat deesen Raade deselve geliefde te approbeeren, weshalven sijn geciteerde boedelreeckg., nadat se nevens het rapport van den negotie overdrager en secretaris der weeskamer, die tot exacte visitaiie van dien sijn gecommitteerd geweest, behoorelijk waren geexamineert geworden, geagreeerd.
Middelerwijl dat op het ingediende versoekschrift bij Maria Poortmans,36 wed. van ‘s heeren geweldiger, Roeloff Arents,37 en om de door deselve daarbij geallegueerde redenen aan haar dogter, Johanna Arends,38 vaeniam aetatisis verleend.
Sijnde laatstelijk seekere slavin der E. Comp., genaamt Catrijn van Gertruij Blom van de Caab, thans hierom versoek doende, uijt aanmerkinge dat sij het sacrament des heijligen doops heeft ontfangen en daar en boven ook in de Nederduijtsche taal seer wel is ervaaren, uijt slavernije ontslagen en in vrijdom gestelt, te meer dewijl de door deselve aan d’ E. Comp. in haare plaatse gegeeven werdende mansslaaf bij visitatie gevonden is te weesen van de vereijschte bekwaamheeden.39
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 37-50.¶
Dingsdag den {17410912} 12 September 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heer oppercoopman en secunde, Rijk Tulbagh, den Heer independent fiscaal, Mr. Daniel van den Henghel, mitsgrs. den E. soldijboekhouder, Cornelis Eelders.40
Waarop verders bij wel opgem. Heer Gouverneur nog in Rade is overgegeeven seekere memorie van eenige gestorvene ‘s Comps. lijffeijgenen, mitsg. verreckte be[e]stiaal, vervat weesende in de volgende bewoordinge:41
‘Memorie van de nabesz leijffeijgenen in de drie jongst gepasseerde maanden door de natuurelijke dood overleeden, ‘t vee in gem. tijt soo verrekt als door ‘t wildgedierte vernielt, alles volgens secretariaale verclaaringen hier annex blijkende:’
‘Volgens g’annexeerde reeckg. van den ondercoopman en opsiender van ‘s Comps. slavenlogie en secretariaale verclaaring sijnde in de maanden Junij, Julij en Augustus van ‘s Comps. lyffeijgenen door de natuurlijke dood overleeden’
‘
afschrijven { | 3 kloeke jongens |
1 suijgent jongetje | |
Rio de la Goase meijd |
afschrijven { | 3 kloeke jongens |
1 suijgent jongetje | |
Rio de la Goase meijd |
‘En volgens bijgevoegde reeckg. van den land-drost, gesterkt met secretariaale verclaringe, sijn in bovengem. tijt soo verrekt als vernielt’
‘
afschrijven { | 1 esel |
4 paarden | |
166 runderbeesten | |
3 bocken |
afschrijven { | 1 esel |
4 paarden | |
166 runderbeesten | |
3 bocken |
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 12 September 1741. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
Welke memorie tegens de daar nevens geproduceerde verclaaringen geconfronteert en met dezelve accordeerend bevonden sijnde, heeft men oversulx goedgedagt dat daarmeede soodaenig sal worden gehandelt als in margine van dien staat aangeteekent.
En gemerkt den tijt tot de aanbesteeding der leverantie van versch vleesch en leevendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &a. laa[t]st op den 1 Februarij 1737 voor den tijt van 5 jaaren geschied sijnde,42 als nu weederom begint aan te naaderen, is hierom van dienst en noodsaekelijkheijd43 geoordeelt dat men biljetten sal doen affigeeren om een ijgelijk bekent te maken dat gem. leverantie op den eersten der aanstaande maand Februarij, om met pmo. Maij daaraan volgende in te gaan, nogmaals publicquelijk in een, twee, drie of vier perceelen aan de minst biedende sal worden aanbesteed en dat wel soodaenig als dit de laatste reijs insgelijks geschied is voor den tijt van een, drie of vijff jaaren, nadat deselve voor den minsten prijs in een van de drie voorgestelde tijden best aan de man sal kunnen geholpen worden, het geen ook weederom tot een igelijx narigt in de te affigerene billietten sal worden g’insereert, gelijk meede de namen der plaatsen dewelke het district van de Groene Cloof uijtmaakende tot w[e]ijde voor het vee van de gecontracteerde slagters geduurende den tijt hunner leverantie sullen kunnen dienen; waaromtrent tegenswoordig als bevonden sijnde seer wel gereguleerd te weesen, geene veranderingen sullen behoeven gemaakt te worden.
Sijnde laatstelijk op de propositie van den Heere Gouverneur nog gearresteert dat om terwijl de invallende ‘s Comps. stal volgens raadsbesluijt van den 15 September des jaars 173944 verders sal werden gerepareert en vernieuwt, daarinne te kunnen huijsvesten en bergen de rijtuijgen der E. Comp., gelijk ook de bediendens in gem. stal bescheijden, voor 10 Rds. ‘s maands sal ingehuurt worden het naast daaraan geleegen huijs en daarbij gehoorende stallingen van de wed. Jan Cuijperman.45
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 51-53.¶
Maandag den {17410918} 18 September 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heer secunde Ryk Tulbagh mitsgaders d’ E.E. coopluijden Christoffel Brand en Cornelis Eelders.
Nadat den Heer Pieter Rheede van Outshoorn,46 die met het aanweesend schip de Duijff alhier is aangeland,47 als door onse Heeren en Meesteren aangestelt sijnde tot fiscaal independent deses Gouvernements met de qualiteijt van oppercoopman, den eed staande tot dat ampt, gelijk ook die als lid in de respectieve collegien van Politie en Justitie afgelegt48 en hierop het fiscalaat van den Heer Mr. Daniel van den Henghel overgenomen had; wierd vervolgens door den Heer Gouverneur ter vergadering geproduceert het geeerd aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewinthebberen ter Camer Rotterdam van den 11 April deses jaars,49 met het meede ter deser rheede leggende schip de Vrijheijt ontfangen, bij welkers resumptie sijnde comen te blijken dat voorsz Haar Wel Edele Groot Agtbr. behalven den jaarlijxe gewoonen eijsch van 24 aamen roode Constantia wijn nog comen te ontbieden eenige aamen eener soo genaamde hier vallende roode pontacq wijn,50 is verstaan dat alle mogelijke devoiren sullen werden aangewend om iets van die wijn te kunnen bekomen, op dat dit doenelijk sijnde, aan den eijsch pligtschuldig mogt voldaan werden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 54-57.¶
Dingsdag den {17411003} 3 October 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heer secunde Rijk Tulbagh mitsgrs. den E. coopman Marthinus Bergh.
Na resumptie van de onderstaande memorie door den Heer Gouverneur vermits de indispositie van eevengem. Heer Tulbagh in de volgende bewoordingen overgegeven:51
‘Memorie van de nabesz affuijten, rampaarden en mortier-stoelen, door langduurig gebruijk ten deesen Casteele gebrooken en onbequaam geworden, gelijk te sien is bij de verclaaring van gecommitteerdens hier annex, namentlijk 11 affuijten van 12 lb., 2 affuijten van 8 lb., 10 affuijten van 18 lb., 2 affuijten van 24 lb., 1 affuijt van 10 lb., 1 affuijt van 3 lb., 2 affuijten van 2 lb., 31 rampaarden, 3 beslage stoelen tot mortiers.’
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 3 October 1741. (Was getekent) R. Tulbagh.’
Is verstaan dat men de daarbij vermelde onbequaame affuijten en andere ammonitie goederen bij de negotieboeken deeses Gouvernements behoorli[jk] sal doen afschrijven, terwijl het daaraan sijnde beslag en verdere ijzerwerk sal moeten werden afgegeeven aan den baassmith, om hetselve weederom te kunnen emploijeeren.
En nademaal de landsbootHottentotvolgens verleende verclaaring by de tot visitatie van deselve gecommitteert geweest sijnde zeeluijden ten eenemaal onbequaam en buijten staat is om langer deese rheede te kunnen bevaaren,52 heeft men oversulx ook moeten besluijten dat dat vaartuijg bij eerste bequaame geleegentheijt sal worden afgelegt en gesloopt, ten eijnde het daarvan afkoomende houtwerk en verdere nog bruijkbaar sijnde materiaalen daar ‘t te pas sal komen insgelijks in den dienst der E. Comp. mogten gebruijkt worden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 58-60.¶
Dingsdag den {17411017} 17 October 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen de Heeren Rijk Tulbagh, Mr. Daniel van den Henghel en Pieter Rheede van Outshoorn.
Seekere missive van land-drost en burgercrijgsraad van de buijten districten, gedateert den 3 deser loopende maand October,53 op heeden in vergaaderinge geleesen en geresumeert sijnde, is verstaan dat de daarbij versogte ses vaten met buscruijt en twaalfhondert stux snaphaan steenen na jaarlijx gebruijk om te dienen tot het exerceeren der coloniers onder Stellenbosch en Drakensteijn sorteerende, in de wapenhandel mitsgrs. het doen van den aanstaande wapenschouwing aan Stellenbosch , aan haarl. sullen werden verstrekt, synde wijders om de in gedagte schrijvens aangehaalde reedenen den luijtenant der Drakenst[e]ijnse dragonderscompagnie, Daniel van der Lith,54 van die dienst ontslaagen en vervolgens tot luijtenant in desselfs plaats aangestelt de cornet onder deselfde compagnie, Pieter Booijens, welke plaatse wederom is vervult geworden met den wagtmeester, Arnoldus Maasdorp.
En nademaal den Heer Gouverneur van voorneemen is bij aldien dit door tusschen koomende saakelijkheeden niet word verhindert, bovengem. wapenschouwing in persoon te gaan bijwoonen, sullen oversulx gelijk hetselve andersints volgens gewoonte soude hebben moeten geschieden, dit jaar geen gecommitteerdens tot dies inspectie behoeven gesonden te worden, van ‘t welke aan gesegde land-drost en burgercrijgsraad tot narigt ook bij missive kennis sal worden gegeven.55
Terwijl laa[t]stelijk nog gearresteert is dat billietten sullen worden aangeplakt tot waarschouwing dat den Heer independent ficaal Pieter Rheede van Outshoorn nevens gecommitteerdens uijt den Raad van Justitie deses Gouvernements op den 13, 14 en 15 der aanstaande maand November sullen vaceeren om te doen eijken allerhanden gewigten, ellen en maten, en dat ook land-drost en heemraaden op dien selven tijt ten voorsz eijnde tot Stellenbosch ten huijse van gem. land-drost sullen sitten, op dat alle ende een ijgelijk deser ingeseetenen soo van de Caab als Stellenbosch hun op den bepaalden tijt ter plaatse waaronder sij sorteeren tot het laaten eyken van haare ellen, maten en gewigten sullen kunnen laten vinden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 61-67.¶
Dingsdag den {17411107} 7 November 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.
In steede van den overleedene ondercoopman Philip Rudolph de Savoije, is op de propositie van den Heer Gouverneur bij eenpaarigheijt van stemmen tot keldermeester bevordert den adsistent Thomas Swellengrebel, met de qualiteijt en gagie van boekhouder, terwijl men wijders om de door dit sterfgeval open gevallene plaats in den Raad van Justitie deses Gouvernements te vervullen, tot lid in dat collegie ook heeft verkooren den ondercoopman en cassier, Willem van Kerkhoff.56
Waarna op het voordragen van wel opgem. Sijn Edele in overweeginge sijnde genoomen dat de comp. burger ruijterij onder den ritmeester Gijsbert la Febre staande, als thans uijt omtrent 150 coppen bestaande, te sterk is om met mogelijkheijt in de vereijschte ordre en dis[c]ipline te cunnen werden gevoerd en gecommandeert door de aan het hoofd van deselve sig alleen bevindende drie officieren, invoegen dat het soude kunnen gebeuren dat wanneer hieromtrent niet wierd voorsien, dat gedagte comp. bij voorvallende geleegentheijt niet soodaenig zoude cunnen werden aangevoert, gecommandeert en dienvolgens ook ageeren als ‘t behoort en andersints van deselve is te verwagten; is hierom en als werdende vastgesteld dat sulx grootelijx strekken sal tot welweesen en beeter deffentie deser landen bij attacque van vijanden, goed gevonden dat meergem. comp. ruijterij van een gescheijden of gesplist sijnde, wyders daarvan twee bijsondere compagnien sullen werden geformeert, dewelke voorthaan afsonderlijk sullen moeten staan onder haare respective officieren, welken volgende dan tot ritmeester over de tweede thans staande op te regtene compagnie is aangesteld den luijtenant van de eerste, Johannes Carolus de Weth, tot luijtenant den burger Jan Lourents Bestbier en tot cornet den burger Johannes Cruijwagen57 de jonge, inmiddels dat de hierdoor in de compagnie van den eersten ritmeester, Gijsert la Febre, opgevallen sijnde luijtenantsplaats is vervult geworden met den geweesene capitain der Drakensteijnse dragonders compagnie, Andries Grové,58 in verwagting dat deselve sig bij alle toevallen sullen gedragen als braave en hunnen pligt betragtende officieren.
Sijnde voorts op de gedaane dagen van meergeciteerden Heer Gouverneur dat den baas wagemaaker, Jan Bartholt Herwij, denwelken op den 24 Maij des gepasseerden jaars daarvoor in dienst der E. Comp. is aangenoomen, van den beginnen af aan dat dien dienst heeft waargenoomen, sig seer negligent en naalaatig getoont hebbende, het thans soo slegt laat leggen dat ongeagt alle waarschouwinge en vermaaninge denselven tot waarneeminge en betragting van desselfs pligt gedaan, men niet alleen geen werk van hem kan gedaan krijgen, maar dat nog erger is, dat het w[e]ijnige dat dan nog na veele moeijte in de wagemaakerswinkel word klaar gemaakt, soo slegt is dat men daarvan geen of w[e]ijnig gebruijk in den dienst der E. Comp. kan hebben; gearresteert dat denselven Herwig om die reeden uijt den dienst der E. Comp. sal geset en in desselfs voorigen staat van burger gestelt worden.
En is laatstelijk op het te kennen geeven van den Heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh dat de graven en zeijlgaarn laatst hier aangebragt, dewijl bij de daarvan overgekomene factuura dit Gouvernement hooger werden aangereekent als voor desen, voor den teegenswoordigen nog daarop sijnde prijs courant uijt ‘s Comps. packhuijs niet sullen kunnen worden gedebiteert, nog beslooten dat voorthaan de graven voor 10 schellingen ‘t stuk en ‘t zeijlgaarn tegens 14 stuijvers ‘t lb. ‘s Comps. wegen sullen moeten vercogt worden.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 68-74.¶
Dingsdag den {17411114} 14 November 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.
Door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven sijnde dat aan Sijn Edele so door den equipagiemeester, Jacobus Möller, als den schipper van het aanweesend schip Vlissingen , Huijbregt Thibault, was berigt dat bij het ligten ter deeser rheede van het roer van eevengeciteerde bodem, was ontdekt dat de twee onderste vingerlingen aan den steeven van die kiel stukkent waaren, heeft men hierop voor den dienst der E. Comp. nodig geoordeelt dat alle de schippers van de hier vertoevende scheepen sullen worden gecommitteert omme ten overstaan van voorsz equipagiemeester Moller en geadsisteert sijnde met haare opperscheepstimmerlieden mitsgaders den baas van ‘s Comps. werff alhier, Barend van Doccum, op het naauwkeurigste te visiteeren en ondersoeken hoedanig het verders met voorsz deffecten en gebreeken mogte geleegen sijn, en wijders of deselve in deese baij na behooren sullen kunnen worden gerepareert, dan wel andersints of er niet iets soude kunnen worden uijtgedagt en in het werk gestelt waardoor die kiel sonder dat het noodig soude weesen dat deselve daarom na de Saldanhabaij wierde gesonden, in staat konde worden gebragt om met volkomen gerustheijt desselfs verdere voijagie van hier na Batavia te kunnen voortsetten; sullende voorts wanneer bij het te doene rapport van geciteerde gecommitteerdens komt te blijken dat het volstreckt noodsaekelijk sal sijn dat dikwilsgen. schip Vlissingen om herstelt te worden na de Saldanhabaij gesonden word, als dan om geen tijt te verliesen, de in die kiel berustende kostbaarste goederen en dranken daaruijt geligt en nevens desselfs geldkisten over de aanweesende scheepen verdeelt sijnde, dus na Batavia voortgesonden worden.
Vervolgens sijn in Raade geproduceert en nagesien de soldij en negotieboeken deses Gouvernements d’ ans. 1740/1741, bij welke laatstgen. komt te blijken dat de lasten in dit boekjaar hebben gemonteert een somma van ƒ440360:12:8 en daar en tegens de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een somma van ƒ139783:6:8, sulx dat de lasten dit jaar meer als in het voorleedene hebben beloopen een bedragen van ƒ63404:8:-, so als de winsten ook meer gerendeert hebben een montant van ƒ36211:10:-, welk meerder bedragen der lasten voornaamentlijk voortvloeijd uijt de oncosten van de scheepen, daarvandaan komende dat er niet alleen 14 stuks meer van, loopende dit boekjaar als in het voorgaande alhier sijn aangeweest, maar ook dat bovensdien veel derselver, als een lange reijse hebbende gehad, ten deele en andere, gelijk Hartenlust en het Hoff niet altijd Winter , in het geheel ter deeser plaatse op nieuws hebben moeten worden geproviandeert, waarbij nog komt dat de betaalde scheeps en guarnisoens soldijen dit jaar insgelijx hooger als in het voorleedene sijn komen te monteeren, sijnde wijders het meerder rendement der winsten alleen te attribueeren aan den opulenten oegst des voorgaanden jaars, waardoor behalven de meerder als ooijt ontfangene thiendens veel deeser landlieden in staat sijn geraakt geweest om te kunnen betaalen dat geen het welk zijl. aan d’ E. Comp. wegens recognitiepenningen voor de door deselve in leening beseeten wordende veeplaatsen schuldig gebleeven en door de voorgaande misgewasschen en andere toevallen onvermogens geweest waaren op te brengen; terwijl dat ‘s Comps. negotiegoederen om eerstgem. oorsaak ook beeter hebben kunnen werden vertiert. Werdende wijders den Heer hoofdadministrateur by desen gequalificeert om de winst en lastposten navolgens de door Zijn E. dies aangaande overgeleeverde specificatien behoorelijk by de voorn. negotieboeken te doen in en afschrijven.
En is laatstelijk nog gearresteert dat alweederom ten dienste van de hier aankoomende scheepen tweehondert mud gort in gereetheijt sullen moeten gebragt worden.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 75-80.¶
Saturdag den {17411118} 18 November 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.
De defecten en gebreeken dewelke sig comen te bevinden aan de vingerlingen van het aanweesend schip Vlissingen , agtervolgens het geresolveerde van den 14 deser loopende maand November door alle de schippers van de hier ter rheede leggende scheepen, geadsisteert met haare opperscheepstimmerlieden mitsgaders den baas van ‘s Comps. werf, Barend van Doccum, ten overstaan van den equipagiemeester, Jacobus Molle[r,] op het naauwkeurigste gevisiteert sijnd[e,] is als nu van haarl. bevinding de volgende verclaaring overgegeeven:59
‘Den Wel Edelen Gestrengen Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneurin loco&a., de ondergeteekendens expres hebbende gelieven te committeeren omme naauwkeurig te visiteeren welke gebreeken sig zoo aan het roer als de vingerlingen van het ter rheede leggend schip Vlissingen comen te bevinden en voorts of deselve ter deeser rheede na behooren sullen kunnen werden gerepareerd, dan wel of er niets soude kunnen werden uijtgedagt en in het werk gestelt waardoor die kiel sonder dat daarom naar de Saldanhabaij werde[n] gesonden, in staat soude kunnen werden gebragt om met volkomen gerustheijt desselfs verdere voijagie van hier na Batavia te kunnen voortsetten; soo verclaaren wij na exacte visitatie bevonden te hebben dat de twee onderste vingerlingen aan de steeven van die kiel aan stukken sijn en dewijl men ter deser plaatse onmoogelijk weder andere vingerlingen daaraan kan brengen, oordeelen wij het volstreckt noodsaakelijk dat dien bodem daarom naar de Saldanhabaaij sal moeten werden gesonden.’
‘En hiermeede gedenkende aan de geeerde ordre van Uwe Wel Edele Gest. pligtschuldig te hebben voldaan, soo laeten wij desen dienen voor eerbiedig rapport.’
‘(Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 16 November 1741. Als gecommitteerdens, (was geteekent) J. d. Jonge, Jr. Mijsters, Cn. Boort, Paulus Pieman, Pieter Sanderse Heijligendag, Perter Asbers, Pieter Wede. (Ter sijde) Ten mijnen overstaan, (geteekent) J. Moller, B. v. Dockum. (En daarnevens) Waarmeede mij confirmeere, (geteekent) H. Thibout, Paulus Klaauw.’
En nademaal hieruijt komt te blijken dat er gants geen kans zynde om dien bodem ter deser plaatse te kunnen repareeren of daaraan andere vingerlingen te brengen, het oversulx volstreckt nodig sal sijn dat denselven daarom na de Saldanhabaij word gesonden, heeft men derhalven moeten besluijten dat dat schip Vlissingen soo draa doenelijk derwaarts sal vertrekken; inmiddels dat volgens het ten desen subjecte geresolveerde in de jongste vergaadering met het verdeelen en overscheepen der in dien bodem sijnde goederen over de alhier vertoevende scheepen alle moogelijke spoed sal worden gemaakt, so als wijders desselfs geldkisten op het schip ‘t Huijs ten Eult , overmits ‘t selve geen geld uijt het vaderland heeft meede gebragt, sullen geplaatst worden.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 81-83.¶
Dingsdag den {17411127} 27 November 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.
Naar lectuure en overweeging van seeker versoekschrift vanweegens den landbouwer Coert Helm61 in de volgende bewoordinge overgeleevert:62
Aan den Wel Edelen Gest. Heeren Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en de ressorte van dien & & &, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gest. Heer en E. Agtbr. Heeren,’
‘Vertoont met de uijtterste eerbied Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. nedrigen dienaar Coent Helm, burger alhier, hoe denselven bij sijn trouwen met de wed. van wijlen Pieter Gerritsz Boshouwer,63 in de wandeling de Boode genaamt, ook behuwelijkt heeft seekere plaats onder het district van Stellenbosch geleegen,64 sonder dat hij vertoonder daarvan een behoorelijke erfbrief kan vinden, schoon nogtans door Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. (des behagende) uijt de in copia hier nevens gevoegde erfbrief aan eenen Jan Margera65 van Losane 66 verleend,67 sullen kunnen sien dat desselfs land aan de N.O. sijde aan dat van voorm. Pieter Gerritsz de Boode gestreckt heeft, waaruijt men dan kan vaststellen dat denselven Pieter Gerritsz de Boode voorm. plaats ook in eijgendom heeft verkreegen, en dewijl den vertoonder deese plaats zeer gaarne soude willen vercoopen aan den burger Matthiam le Roux, met wien thans hier over in handeling is, om dus in staat te kunnen geraaken sijne aan d’ E. Comp. nog ten agteren sijnde schulden te kunnen voldoen, soo is het dat den vertoonder sig in alle onderdaanigheijt wend tot Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. met nedrig versoek dat deselve hom gelieven te authoriseeren en permissie te verleenen syn gedagte plaats te doen meeten en vervolgens aan gem. Matthiam le Roux te mogen verkoopen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a.’
Is om de daarbij geallegueerde reedenen verstaan dat aan denselven sal worden verleend de versogte permissie en authorisatie om desselfs plaats, onder het district van Stellenbosch geleegen, te mogen doen meeten en deselve vervolgens te vercoopen, mitsgrs. in vollen en vrijen eijgendom te transporteeren aan den burger Matthiam le Roux.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 84-85.¶
Donderdag den {17411129} 29 November 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.
Aan den hier gemaakten opperstuurman op het aanweesend schip Ida , Pieter Jongedijk, hebbende moeten worden gepermitteerd om vermits desselfs indispositie onder afgeschreeven gagie alhier te mogen blijven vertoeven, is vervolgens in desselfs plaatse tot opperstuurman op gedagte schip Ida weederom aangestelt den onder do. van het meede ter deeser rheede geankert leggende schip Vlissingen , Jan Andries Pettecru, ende sulx op de nadere goedkeuring van Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering, aan wien het toevoegen der daartoe staande gagie ook eerbiedig gedefereert gelaaten word.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] MNS. BERGH.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 86-91.¶
Dingsdag den {17411205} 5 December 1741, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heer secunde, Rijk Tulbagh.
Naar lectuure en resumptie van de respective nominatien door kerkenraaden van Stellenbosch en Drakensteijn , mitsgrs. van landdrost en heemraaden der voorm. buijten districten overgeleevert,68 heeft men sig de gedaane verkiesing van den oud ondercoopman en soldijboekhouder, Olof de Weth,69 tot ouderling in de kerk van Stellenbosch in steede van den afgaanden Dirk Cornelis Uijsch laten welgevallen, en is daar en boven uijt het dubbelt genomineert getal voor den af te treedenen diacon, Nicolaas Vlok, hiertoe weederom verkooren Willem Morkel, soo als ook de elexie van Pieter Villiers70 tot ouderling der gemeijnte van Drakensteijn in plaatse van Steeven Marais goedgekeurt sijnde, wijders uijt het dubbelt genomineert getal in steede van de uijtgediend hebbende Steven du Toit en Abraham Villiers tot diaconen sijn verkooren Andries du Toit en Steven Bastiaansz.71
En nademaal dit jaar weederom geen commissaris politicq na de buijten districten staat af te gaan, sal men oversulx de voorsz kerkenraaden van Stellenbosch en Drakensteijn aanschrijven dat sij om die reeden sullen moeten sorg dragen dat de kerkelijke reeckeningen hunner arme penningen ten spoedigsten doenelijk herwaarts overgesonden worden.72
Terwijl wijders tot heemraaden van Stellenbosch in steede van de af te treedene Jacob Cloete en Gerrit van der Byl syn g’eligeert Johannes Louw Pieterszoon en Pieter Loubser,73 mitsgaders voor Drakensteijn Jan Louw Jacobsoon74 en Hendrik van der Merwe, deese laatste in plaatse van de uijtgediend hebbende Pieter du Toit75 en David de Villiers.
Daarnaar is in vergaaderinge geleesen geworden seeker request door den capitain van het aanweesent Engelschip76 Princes Marij , George Martin, in de volgende bewoordingen overgegeeven:77
Aan den Wel Edele Gest. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en de res[s]orte van dien & &, benevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gest. Heere en E. Agtbr. Heeren,’
‘Geeft met eerbied te kennen den ondergeteekende capn. van het ter deeser rheede leggende Engels schip Princes Marij 78 dat desselfs broeder, den meede capn. Samuel Martin, in de maand April deses jaars bij desselfs te rug comst uijt China met het schip Princes Emelia , hier even buijten de rheede ter houw gekomen sijnde, kort daarop door een vehemente Z.Ot. wind van sijn anker is afgeslaagen, sulx denselven als doen genoodsaekt is geweest met agterlaating van desselfs anker sijne reijse te vervolgen, en nademaal den vertoonder thans ten hoogsten daarom verleegen is, versoekt hij oversulx indien ‘t voorsz anker alhier mogt opgevist en geborgen weesen, dat Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. van die goedheijt gelieven te sijn van aan hem het meergen. anker te doen restitueeren, onder betuijging dat hij Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtb. daarvoor ten hoogsten verpligt sal blijven.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &. (Was geteekent) George Martin.’
Over welkers inhoude met aandagt geraadpleegt weesende, is verstaan daarop voor appostille te geeven dat dewijl het voorm. anker den vertoonder niet toecomt en hij ook geen volmagt heeft of geauthoriseert is om hetselve te kunnen afeijschen, men hierom in dit thans gedaan werdende versoek niet treeden kan, te meer dewijl het wel soude kunnen gebeuren dat den capitain van gedagte Engels schip Princes Emelia in der tijt ter deeser plaatse weederom komende, insgelijx om dit anker soude comen te versoeken.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 92-103.¶
Dingsdag den {17411212} 12 December 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.79
Terwijl men wijders op ‘t verdere te kennen geeven van gem. Heer Tulbagh dat by den opneem en overgaaf van ‘s Comps. wijnkelder aan den nieuw aangestelden keldermeester, Thomas Swellengrebel, was ondervonden dat desselfs predecesseur, wijlen den ondercoopman Philip Rudolph de Savoije, op desselfs administratie te cort quam 229 kannen wijntint, nog heeft gearresteert dat het montant van dien uijtkoopsprijs, te weten een Rijxdr. voor ider kan en dus te samen 229 Rijxds. door de erfgenaamen van gedagte De Savoije in ‘s Comps. cassa sal moeten voldaan worden.80
Sijnde vervolgens nog geleesen seeker schriftuur door weesmeesteren deser steede noopende het getroffen accoord tusschen eenen Godfried Stolts81 en de gesamentlijke erfgenaamen van den oud burgerraad Michiel Leij,82 in de volgende bewoordigen overgegeeven:83
Aan den Wel Edele Gest. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop en de ressorte van dien, benevens den E. Agtb. Politicquen Raad deses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeven reverentelijk te kennen weesmeesteren deser steede hoe ter haarer vergadering van den 22 der jongst afgeweekene maand November door hunnen president is te kennen gegeeven dat eijndelijk met den persoon van Godfried Stolts wegens zoodaenig proces als deselve aanvankelijk in den jaare 1712 teegens Sijn E. schoonvader, wijlen den oud burgerraad Sr. Michiel Leij84 (die nevens den burger Fredrik van der Lind85 gemagtigdens waren van sijn Stolts voorsaat den opperchirurgijn Jan Hendrik Carnak86 en sedert tegens de vertoonders als administrateurs des boedels van gesegde Sr. Leij had gemoveert,87 niet alleen tot een minnelijk vergelijk was gecomen en die saak blijkens de door Sijn E. vertoont werdende secretariaale acte van acquit volkomentlijk vereffend, maar selfs ook alle de nog overige papieren dewelke nu eenigen tijt herwaarts onder den oud burgerraad Sr. Abraham Cloppenburg, als gesubstitueerde gemagtigde van eenen Joris de Bok, voor een somma van ƒ850 Hollands waaren verpand geweest, uijt handen van hem Stolts hadde ontfangen ende dus dat veeljaarig proces ganschelijk ten eijnden gebragt.’
‘Ende gemerkt de vertoonders hierdoor het genoegen hebben van onse Heeren Majores in ‘t Patria, Uwe Wel Edele Gest. en E. Agtbre. soo meede den Raad van Justitie alhier, ook haar selven in haare qualiteijt eenmaal bevrijd te sien van een proces dat om desselfs lastigen en ongeseggelijken aanleggen aan d’ een en d’ ander veel moeijelijkheijt heeft gebaart, soo hebben denselvenvan88 haare pligt geagt Uwe Wel Edele Gestrengen en E. Agtb. daarvan de verschuldigde kennisse te geeven, gelijk met bijvoeginge van ‘t bovenaangehaalde bewijs in copia hier annex,89 in alle eerbied geschied bij desen; hebbende de vertoonders vervolgens de eene hun met de verschuldigde hoogagting te noemen’
‘(Onderstont) Wel Edele Gest. Heer en E. Agtb. Heeren, Uw Wel Edele Gest. en E. Agtb. onderdaanige dienaaren d’ weesmeesteren aan Cabo de Goede Hoop, uijt naam en last van deselve, (was geteekent) J. N. v. Dessin, secretaris. (In margine) Ter weeskamer aan Cabo de Goede Hoop, den 8 December 1741.’
En is na dies resumptie verstaan dat hiervan bij ons eerst af te gaane schrijvens pligtschuldig kennisse sal worden gegeeven aan Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seventhienen.90
Laatstelijk is op de gedaane en nu ingeleeverde nominatien van den Caabsen kerkenraade, mitsgaders van de nomineerende leeden uijt den Raad van Justitie deses Gouvernements, weesmeesteren en commissarissen van civiele en huwelijxe saken deser steede,91 de verkiesing van Jacob de Hennion tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in plaatse van den afgaanden Gijsbert la Febre geapprobeert, waar en boven uijt het dubbelt genomineert getal voor de af te treedene diaconen Hendrik Emanuel Blankenberg92 en Jonas van der Poel,93 hiertoe weederom sijn verkooren Petrus Jesse Slotsboo en Jan Hassing.
Terwijl wijders uijt het insgelijx dubbelt genomineert getal in steede der uijtgediend hebbende burgerraaden Johannes Carolus de Weth en Jan de With, daartoe g’eligeert sijn Gijsbert la Febre en Johannes Cruijwagen, als meede tot weesmeesteren voor de afgaande Willem van Kerkhof en Jan Hendrik Hop, Barthold de St. Jean en Johannes Carolus de Weth.
Ook sijn tot commissarissen van civiele en huwelijxe saaken in plaatse van Daniel Godfried Carnspek en Hendrik Valentijn Doman,94 dewelke haaren tijt hebben uijtgedient, verkooren Jan Fredrik Timmendorf95 en Johannes Blankenberg.96
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 104-106.¶
Maandag den {17411218} 18 December 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.
Bij geleegentheijt van het overlijden en de aanstaande begrafenis van den E. coopman en winkelier, Martinus Bergh, en dat over w[e]ijnige dagen geleeden wijlen den vaandrig Godlieb Willers volgens gewoonte met een detachement uijt de militie deses Casteels is begraven geworden, op het voordragen van den Heer Gouverneur in overweeginge sijnde genomen dat de leeden deeses Raads bij haare aflijvigheijt tot nu toe sonder de minste onderscheijd of eenige honneuren selfs boven particuliere persoonen te genieten, sijn ter aarde bestelt; ‘t welk nogtans om hun caracters wil, mitsgads. de agtbaarheijt deser Regeering wel anders soude behooren te wesen en waaromtrent derhalven word geoordeelt dat thans diend voorsien te worden, te meer dewijl sig ter desen plaatse doorgaans vreemdelingen komende te bevinden, gelijk nu nog bij dit geval teegenswoordig sijn, het deselve seekerlijk seer vreemd moet en sal voorkomen te sien dat selfs de mindere officieren van dit guarnisoen met distinctie en militaire honneuren worden begraven, middelerwijl dat by de begraffenissen der geenen die de eer hebben gehad het lighaam van deese Regeering uijt te maken, niets boven die van gemeene persoonen vernomen word; is hierom na gehoudene raadpleging verstaan dat het van ouds geobserveerde ten opsigte der lijkstatien van een secunde persoon, fiscaal independent en capitain deses Casteels in stant sullende blijven, voorts de overige leeden deses Raads komende te sterven in het vervolg met het half hier guarnisoen houdende battallion sullen worden ter aarde bestelt.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 119, pp. 107-111.¶
Dingsdag den {17411219} 19 December 1741, ‘s voormiddags.
Alle present.
Vermits door het overlijden van den E. coopman en winkelier, Marthinus Bergh, een lidsplaats in deese Vergaaderinge is comen te vaceeren, is daartoe weederom vercooren den equipagiemeester, Jacobus Moller,97 so als men wijders in steede van evengemte. coopman Martinus Bergh tot president van de weeskamer heeft aangestelt den Heer independent fiscaal, Pieter Rheede van Outshoorn, sijnde vervolgens op desselfs versoek tot winkelier bevordert den E. coopman en guarnisoen boekhouder, Cornelis Eelders, en weder tot guarnisoen boekhouder encurator ad litesden ondercoopman en soldij overdragen, David D’Aillij, in welkers plaatse voorts is opgetreeden den boekhouder en venduclercq, Johan Raak,98 waarna op het gedaan versoek van den secretaris deses Raads als vendumeester met de bediening van venduclercq is begunstigt geworden den adsistent Johannes Bacheracht, boven ‘t welke als imand anders hiertoe ter oorsaake van ‘t bovengem. sterfgeval weederom wordende gerequireert, tot meede lid in den Raad van Justitie deses Gouvernements is vercooren den hier bovengeciteerde guarnisoen boekhouder, David D’Aillij;99 desgelijx is op het voordragen van den Heer Gouverneur tot vaandrig met ƒ40 per mt. in steede van den gestorvene Godlieb Willers geavanceert den adjudant en drilmeester, Hendrik Storm, dog dit egter op de nadere approbatie van onse Heeren en Meesteren.100
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voors.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
## Footnotes
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Die Raad se besluit om tekorte as verliese af te skryf en beskadigde voorrade te verkoop, is hier weggelaat. Onder die verliese wat afgeskryf is, was twee slavinne, een bandiet, 167 beeste, vyf perde en 22 bokke. (C.33Resolutiën, 1.8.1741, pp. 309-313; C.293Memoriën en Rapporten, 1.8.1741, pp. 303-305.) ↩
-
C.293Memoriën en Rapporten: uittreksel uit weeskamer, Batavia - weeskamer, Kaap, 25.3.1741, en uittreksel uit notule van weeskamer, Batavia, 1.3.1741, pp. 295 en 299-300. ↩
-
M.O.O.C.4/3Uitgaande Brieven: weeskamer - weeskamer, Batavia, 5.11.1740, geen paginering. ↩
-
Goting se geval word nie in die resolusie van 11.10.1740 vermeld nie. Dit is egter by daardie geleentheid deur die Politieke Raad bespreek, aangesien ‘n uittreksel uit die raad se notule aan die weeskamer in Batavia gestuur is. (M.O.O.C.4/3Uitgaande Brieven: uittreksel uit notule van Politieke Raad, 11.10.1740, geen paginering.) ↩
-
Lees 11 Oktober 1740. ↩
-
a costi: daar, by u, op die plek waarheen die brief gerig is. ↩
-
sanae mentis: met gesonde verstand. ↩
-
Volgens ‘n kaart wat landmeter Wentzel in 1751 geteken het, is blok BB deur die teenswoordige Adderley -, Waal -, St. George - en Kortmarkstraat in Kaapstad begrens. (M. 1/248 Plan en Caart van ‘t Vlek aan Caap de Goede Hoop zoo als ‘t in ‘t jaar 1751 betimmert geweest is, gemeeten en verdeelt door Carl David Wentzel, gezw. landmeeter.) ↩
-
Die teenswoordige St. Georgestraat in Kaapstad. ↩
-
Die teenswoordige Adderleystraat in Kaapstad. ↩
-
Johannes Blankenberg (1673-1737) van Berlyn was ‘n soldaat in diens van die V.O.C. toe hy in 1701 na die Kaap gekom het. Hy is op 3.1.1706 met Catharina Bouman getroud en het twee jaar later ‘n vryburger geword. Afgesien van twee huise in die Tafelvallei , het hy ook die plaas Meerlust aan die Eersterivier in die distrik Stellenbosch besit. ↩
-
Johannes Zacharias Beck is in Langensalza gebore en het in 1715 as soldaat na die Kaap gekom. Nadat hy sedert 1719 as kneg uitgeleen is, het hy op 5.5.1722 ‘n vryburger geword. Na die dood van sy eerste vrou, Elsje van As, is hy weer op 31.10.1728 met Johannes Blankenberg se dogter, Geertruyda Christina, getroud. ↩
-
Toe die Portugese seevaarder Antonio da Saldanha Tafelbaai in 1503 besoek het, het hy die berg wat oor die baai getroon het Tauoa do Cabo genoem. Die Hollander, Joris van Spilbergen, het 98 jaar later na Tafelberg verwys, omdat die berg bo-op so plat was dat dit uit die see soos ‘n tafel gelyk het. ↩
-
Johannes Swellengrebel was ‘n seun van Heinrich Swellengrebel en Elisabeth Fadenrecht en is op 17.5.1671 in Moskou , waar sy vader ‘n handelaar was, gebore. Hy het in 1691 na die Kaap gekom en is in 1697 tot boekhouer en 1701 tot onderkoopman bevorder. In 1708 het hy ‘n lid van die Raad van Justisie en drie jaar later ook ‘n lid van die Politieke Raad geword. Toe Kommissaris Abraham Douglas in 1716 opgetree het teen amptenare wat geboer het, moes Swellengrebel uit die diens tree en ‘n vryburger word. Hy is op 28.6.1699 met Johanna Cruse (1682-1713) , ‘n dogter van die ontdekkingsreisiger, Hieronimus Cruse, getroud. Op 3.12.1713 is hy weer met Christina Stants (1666-1726) , die weduwee van Jan Stevensz Botma, getroud. Op 19.7.1728 is hy ‘n derde keer getroud met Engela ten Damme (1693-1733) . Swellengrebel, wat in 1744 oorlede is, was die vader van goewerneur Hendrik Swellengrebel en die skoonvader van Ryk Tulbagh en ds. Franciscus le Sueur. ↩
-
Die gekursiveerde woorde is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Swellengrebel het die plaas Ekelenburg in Rondebosch besit. (G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII(16.10:1732) , p. 240.) ↩
-
Die gedeelte wat hier weggelaat is, bevat die Politieke Raad se besluit om onbruikbare goedere per openbare veiling te verkoop. (C.33Resolutiën, 11.8.1741, pp. 319-321; C.293Memoriën en Rapporten, 11.8.1741, pp. 307-308.) ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfmeeriteerendei.p.v.meriteerende. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 1741, ongedateer, no. 54, pp. 109-110. ↩
-
Hy was die oudste kind van die Heems-stamouers, Guilliaume Heems en Anna van Banchem. Heems was ongetroud, maar hy het twee buite-egtelike kinders by Catharina van die Kaap gehad. Hy is op 17.10.1758 oorlede. ↩
-
Thomas de Wit was die seun van Pieter de Wit en Abigael Bele. Hy is in New York gebore en het in 1731 asbosschieterna die Kaap gekom. Op 21.11.1731 is hy as kneg aan Jan de Wit verhuur. Hoewel hy en Jan de Wit nie broers was nie, was hulle waarskynlik tog verwant, aangesien albei in New York gebore is. In 1733 het hy ‘n vryburger geword en vier jaar later is hy met Johanna Elisabeth Delitzsch (1719-1755) getroud. Hy is in 1751 oorlede en is deur sy weduwee en drie van hulle vyf kinders oorleef. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naherinneringe. ↩
-
Die onderstaande inligting is ook opgeneem in C.616Dag Register, 31.8.1741, pp. 688-690; C.760Memorie Boekje der Verpagtingen van ‘s Lands Inkomsten, 1.9.1741-31.8.1742, pp. 50-51. ↩
-
Jan Jurgen Schreuder van Maagdeburg het in 1724 as ‘n soldaat na die Kaap gekom. Hy is op 6.6.1727 as kneg aan Hendrik Oostwalt Eksteen verhuur en het in Eksteen se diens gebly totdat hy op 28.11.1730 ‘n vryburger geword het. Sy eerste vrou, Grisella Sweetmans, die weduwee van Jan Stavorinus, is in 1747 oorlede, en op 5.5.1748 is hy weer met Maria Anna Lombard getroud. ↩
-
Nicolaas Brommert was die seun van Jan Brommert en Anna van Schalkwyk. Hy het in Januarie 1725 as adelbors by die Kompanjie in diens getree, en is in November van dieselfde jaar as assistent in die soldykantoor in diens geplaas. Op 2.11.1730 het hy ‘n vryburger geword. Brommert is op 28.10.1736 met Sara Krugel getroud. ↩
-
Jan Jurgen Schreuder van Maagdeburg het in 1724 as ‘n soldaat na die Kaap gekom. Hy is op 6.6.1727 as kneg aan Hendrik Oostwalt Eksteen verhuur en het in Eksteen se diens gebly totdat hy op 28.11.1730 ‘n vryburger geword het. Sy eerste vrou, Grisella Sweetmans, die weduwee van Jan Stavorinus, is in 1747 oorlede, en op 5.5.1748 is hy weer met Maria Anna Lombard getroud. ↩
-
Nicolaas Brommert was die seun van Jan Brommert en Anna van Schalkwyk. Hy het in Januarie 1725 as adelbors by die Kompanjie in diens getree, en is in November van dieselfde jaar as assistent in die soldykantoor in diens geplaas. Op 2.11.1730 het hy ‘n vryburger geword. Brommert is op 28.10.1736 met Sara Krugel getroud. ↩
-
G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke RaadVIII (7.9.1734) , p. 368. ↩
-
Die skrywer van die Haagse kopie het geskryfruineeren. ↩
-
C.683Origineel Placcaat Boek, 5.9.1741, pp. 141-143; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(5.9.1741) , pp. 201-202. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 1741: ongedateer, no. 44, pp. 87-88. ↩
-
Die afsluitingshakie is hier weggelaat. Die skrywer van die oorspronklike versoekskrif het ‘n komma i.p.v. ‘n hakie gebruik, maar die kopiïs van die Haagse kopie het die hakie ingevoeg. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 1741, ongedateer, no. 41, pp. 81-82. ↩
-
Maria Poortmans van Nimwegen en haar twee kinders, Johanna en Pieter, het in 1733 uit Amsterdam na die Kaap gekom om hulle by haar man aan te sluit. Sy is in 1769 aan die Kaap oorlede. ↩
-
Roelof Arendsz van Den Haag was sedert 1729 die geweldiger aan die Kaap. Hy is in 1739 oorlede. ↩
-
Sy is in 1720 in Nederland gebore. ↩
-
C.358Attestatiën, 3.9.1741, p. 321. ↩
-
Die jaarlikse afskrywing van verliese is hier weggelaat. (C.33Resolutiën, 12.9.1741, pp. 343-351; C.240Requesten en Nominatiën, 31.8.1741 en 5.9.1741, pp. 89, 90-92 en 93-94.) ↩
-
C.293Memoriën en Rapporten, 12.9.1741, p. 311. ↩
-
G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad IX(1.2.1737) , p. 103. ↩
-
Die skribent het eers netnoodsaekelijkgeskryf, maar dit later verander nanoodsaekelijkheijd, deur die gekursiveerde gedeelte tussen die reëls in te skryf. ↩
-
G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke RaadIX (15.9.1739) , pp. 291-292. ↩
-
Jan Kuyperman was aanvanklik bekend as Jan Barend van Dipmold. Hy het in 1693 as soldaat na die Kaap gekom en is twee jaar later as kneg aan Henning Hüsing verhuur. In 1706 het hy Hüsing na Nederland vergesel, maar in 1708 saam met hom teruggekeer. Sedert 1711 was hy as kneg in Jacobus van der Heyden se diens en in 1716 het hy self ‘n vryburger geword. Sy weduwee, Catharina van der Heyden, het in Julie 1739 van die Politieke Raad toestemming gekry om met die retoervloot van 1740 na Nederland terug te keer. ↩
-
Pieter van Reede van Oudtshoorn het uit die Nederlandse adel gestam. Hy is op 8.7.1714 as die oudste seun van baron Barend Cornelis van Reede van Oudtshoorn en sy vrou, Catharina Cornelia van Eys, in Utrecht gebore. Op 18.1.1741 is hy in ‘s- Hertogenbosch met Sophia Boesses (1720-5.6.1791) getroud, en op 7.5.1741 het hulle na die Kaap vertrek, waarheen Here XVII hom as fiskaal gestuur het. Op 12.12.1760 is hy as sekunde benoem. In April 1766 het hy na Nederland teruggekeer, omdat hy die erfgenaam van sy Engelse grootoom, William Ferdinand Cary, lord Hunsden, geword het. Tydens sy verblyf in Nederland het hy die landgoed Drakesteyn gekoop. Tydens sy afwesigheid van die Kaap, is daar nie ‘n nuwe sekunde benoem nie. Gevolglik het hy besluit om weer dié pos te aanvaar. Voordat hy egter kon vertrek, het goewerneur Tulbagh gesterf en Van Oudtshoorn is as sy opvolger benoem. Hy het op 10.10.1772 aan boord die Asia na die Kaap vertrek, maar is op 23.1.1773 op see oorlede. Van Oudtshoorn is op 12.4. 1773 met volle militêre eer in die Kaapse kerk begrawe en sy grafsteen is later in ‘n buitemuur van die Groote Kerk, Kaapstad, ingebou. (W. J. de Kock and D. W. Krüger (eds.-inchief):Dictionary of South African Biography II, p. 795.) ↩
-
Die Duijf het op 15.9.1741 uit Teksel in Tafelbaai aangekom. (C.616Dag Register, 15.9.1741, pp. 703-705.) ↩
-
C.678Eed Boek, 18.9.1741, pp. 16, 28 en 36. ↩
-
C.447Inkomende Brieven: Kamer Rotterdam - Goew. en Raad, Kaap, 11.4.1741, pp. 609-615. ↩
-
Rooi pontakwyn, ‘n natuurlike soetwyn, is gemaak van pontakdruiwe. ↩
-
C.293Memoriën en Rapporten, 3.10.1741, p. 315. ↩
-
C.358Attestatiën, 27.9.1741, p. 427. ↩
-
C.447Inkomende Brieven: landdros en burgerkrygsraad, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 3.10.1741, pp. 589-591. ↩
-
Daniel van der Lith van Harlingen was die seun van Anthonie van der Lith en Anthonetta Dorothea Schagen. Hy het in 1706 as adelbors by die Kompanjie in diens getree, maar in 1724 het hy sy ontslag geneem en ‘n vryburger geword. Op 26.8.1736 is hy met Johanna de Jongh getroud. Van der Lith was die eienaar van die plase Koelenhof by Stellenbosch , Brandvlei by Goudini en Wagenboom aan die Wagenboomsrivier . ↩
-
C.526Uitgaande Brieven: Goew. en Raad - landdros en burgerkrygsraad, Stellenbosch , 17.10.1741, pp. 358-359. ↩
-
Van Kerkhoff het nog dieselfde dag die eed as lid van die Raad van Justisie afgelê. (C.678Eed Boek, 7.11.1741, p. 28.) ↩
-
Johannes Cruywagen (1695-1745) was die seun van Jan Meyndertsz Cruywagen en Catharina van Maarsen. Hy is op 27.4.1721 met Susanna Margaretha Meyer getroud. ↩
-
Andries Grové is in Viborg in Jutland , Denemarke , gebore. Hy het in 1719 as soldaat na die Kaap gekom. In 1722 het hy ‘n vryburger geword en op die plaas Uitkyk by Klapmuts gaan boer. Op 26.1.1721 is hy met Anna Nel (1704-1773) getroud. Grové is in 1746 oorlede. ↩
-
C.358Attestatiën, 16.11.1741, pp. 451-452. ↩
-
Die datum is foutief. Dit moet óf Maandag, 27 November óf Dinsdag, 28 November, wees. Die vergadering word nie in die dagregister vermeld nie, gevolglik is dit nie seker op watter dag die vergadering gehou is nie. (C.616Dag Register, 27.11.1741 en 28.11.1741, pp. 749-750.) Aangesien die raad gewoonhik op Dinsdae vergader het, het die vergadering waarskynlik op 28.11.1741 plaasgevind. Die skrywer van die Haagse kopie het die fout ongemerk gekopieer. ↩
-
Coert (Coenraad) Helm is in Gehlenbeck naby Minden , Wesfale , gebore. Hy het in 1686 na die Kaap gekom en het vier jaar later ‘n vryburger geword. Op 12.2.1701 is hy getroud met Ariaantje Gabriels, die weduwee van Pieter Gerritsz Boshouwer. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 1741, ongedateer, no. 55, pp. 111-112. ↩
-
Boshouwer is op 9.7.1683 met Ariaantje Gabriels getroud. ↩
-
Helm se plaas was net suid van die Eersterivier by Stellenbosch geleë. Vgl. die kaart by Leo Fouche en A. J. Böeseken (reds.):Die Dagboek van Adam Tas, 1705-1706, teenoor p. 209. ↩
-
Jean Margera het op 26.4.1688 van die Politieke Raad verlof gekry om sy vrou, Preyntje Dekker, uit Middelburg na die Kaap te laat kom. ↩
-
Lausanne , ‘n stad in Switserland . ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën: grondbrief, 8.6.1694, pp. 113-114. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 3.12.1741 en 27.11.1741, pp. 101-103, 104-105 en 106-108. ↩
-
Olof de Wet (1699-23.1.1763) was die oudste kind van Jacobus de Wet en Christina Bergh. Hy het in 1718 as soldaat by die Kompanjie in diens getree. Die volgende jaar is hy na die klerklike personeel oorgeplaas, en in 1723 is hy tot boekhouer bevorder. Drie jaar later is hy as garnisoenboekhouer, met die rang van onderkoopman, aangestel. Op 14.10.1734 het hy sy ontslag geneem en ‘n vryburger geword. De Wet is op 8.5.1735 met Maria Segers (1700-1746) , die weduwee van Nicolaas van den Heuvel, getroud. ↩
-
Pieter de Villiers (1695-22.4.1765) , die oudste seun van Pierre de Villiers en Marie Elisabeth Taillefert, was getroud met Hester Roux, die weduwee van Jan Hendrik Melius. Hy het op die plase Picardie en La Paris geboer. ↩
-
Die naam is foutief. Volgens die versoekskrif van die kerkraad van Drakenstein , is Frans Bastiaansz genomineer. Die skrywer van die Haagse kopie het die fout reggestel. ↩
-
C.526Uitgaande Brieven: Goew. en Raad - kerkraad, Stellenbosch , 5.12.1741, pp. 387-388. ↩
-
Pieter Laubscher (1717-25.10.1781) , ‘n seun van Jan Albert Laubscher en Sibella Pasman, is op 19.2.1741 met Johanna Eksteen (1724-1784) getroud. Met sy dood het hy die plase Roodeblom in die Tafelvallei , Dassenheuvel en Lammerhoek in die distrik Stellenbosch , en Massenberg by Saldanhabaai besit. ↩
-
Hy was die seun van Jacobus Louw en Maria van Brakel, en hy is op 11.5.1732 met Elisabeth Morkel getroud. Sy was die weduwee van Wouter de Vos. Louw is in 1764 oorlede. ↩
-
Pieter du Toit (1697-16.5.1768) was die seun van Francois du Toit en Susanne Seugnet. Hy was getroud met Elisabeth Rousseau (1696-15.2.1785) . ↩
-
In die Haagse kopie verbeter na Engels schip. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 1741, ongedateer, no. 62, pp. 130-131. ↩
-
Die Princess Mary het op 14.11.1741 uit Engeland in Tafelbaai aangekom. (C.616Dag Register, 14.11.1741, pp. 747-748.) ↩
-
‘n Besluit van die Politieke Raad om beskadigde voorrade te laat verkoop en tekorte as verliese af te skryf, is hier weggelaat. Onder die verliese wat afgeskryf is, was een slaaf, een slavin, een slawekind, een bandiet, 60 beeste, een perd, een esel en 23 bokke. (C.33Resolutiën, 12.12.1741, pp. 398-402; C.293Memoriën en Rapporten, 12.12.1741, pp. 319-321.) ↩
-
De Savoye het sy susterskinders, Susanna, Maria Magdalena, Maria Isabella, Philip Sebastiaan en Catharina Meyer as sy erfgename benoem. ↩
-
Godfried Stolts van Sonnenberg in Duitsland het in 1712 as ‘n korporaal na die Kaap gekom om die nalatenskap van sy vrou te administreer. Sy was Esther du Buisson, die weduwee van Jan Hendrik Carnak, en het in Arnemuyden gewoon. In 1720 het Stolts na Europa teruggekeer omdat hy as gevolg van ‘n gebreklike hand nie ‘n bestaan kon maak nie. In 1741 het hy nog eens na die Kaap gekom om die boedelsake af te handel. ↩
-
Michiel Ley was ‘n Switser wat in Basel gebore is. Hy het as soldaat na die Kaap gekom en het later ‘n vryburger geword. Op 8.12.1697 is hy met Engela van Breda van Delft getroud. Toe Ley in 1716 oorlede is, het hy twee huise aan die Heerengracht en tuingrond in die Tafelvallei besit. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 8.12.1741, pp. 117-119. ↩
-
Ley was die skoonvader van Marthinus Bergh, die president van die weeskamer. ↩
-
Frederik van der Lint was sedert 1716 ‘n vryburger aan die Kaap. Hy het in 1732 na Nederland teruggekeer. ↩
-
Jan Hendrik Carnak van Middelburg se naam verskyn in die monsterrolle van 1704 en 1705. ‘n Afsluitingshakie is ná Carnak se naam deur die skrywer van die resolusie weggelaat. ↩
-
Stols het reeds op 22.9.1712 die saak teen Ley voor die Raad van Justisie aangangig gemaak. (C.J.2 Oorspronklike Regsrolle en Notule (Krimineel en Siviel), 22.9.1712, p. 70.) ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën: kwitansie, 9.11.1741, pp. 120-121. ↩
-
C.527Uitgaande Brieven: Goew. en Raad - Here XVII, 15.3.1742, pp. 147-148. ↩
-
C.240Requesten en Nominatiën, 4.12.1741, 7.12.1741, 8.12.1741 en 2.12.1741, pp. 122-129. ↩
-
Hendrik Emanuel Blankenberg (1716-28.3.1759) was ‘n seun van Johannes Blankenberg en Catharina Bouman. Hy is op 7.4.1736 as assistent op die sekretarie van die Raad van Justisie aangestel en is drie jaar later, op 6.9.1739, met Johanna la Febre getroud. ↩
-
Jonas van der Poel, die seun van Pieter van der Poel en Johanna Vyand, is in 1695 aan die Kaap gebore. Hy is op 11.8.1720 met Sophia Myburgh getroud. Van der Poel is op 4.1.l756 oorlede en sy weduwee op 6.11. 1775. ↩
-
Hendrik Valentyn Doman was die seun van Gabriel Doman en Anna de Groot. Hy is in 1711 aan die Kaap gebore en is op 1.5.1735 met Geertruyd Valk getroud. Die plase Tygerberg en Hoge Bergvallei het in 1734 en 1738 sy eiendom geword, en toe hy in 1743 oorlede is, het hy ook die plaas Leeuwenkuil aan die Gouritsrivier besit. ↩
-
Johan Friedrich Tiemmendorf is in 1703 in Hamburg gebore. Hy was sedert 1729 as assistent aan die Kaap werksaam en is sewe jaar later tot boekhouer bevorder. Tiemmendorf is op 26.2.1736 met Anna Catharina Delitszch getroud. Hy is op 29.2.1776 oorlede. ↩
-
Johannes Hendricus Blankenberg was die tweede kind en oudste seun van Johannes Blankenberg en Catharina Bouman. Hy het in Februarie 1725 as adelbors by die Kompanjie in diens getree en is agt maande later as assistent benoem. Op 1.7.1734 het hy ‘n vryburger geword, en gedurende dieselfde maand is hy met Anna Margaretha van der Heyden, die weduwee van Johannes Meyboom getroud. Hy en sy vrou is albei in 1773 oorlede. Blankenberg het ‘n huis in die Tafelvallei bewoon, en op die plase Rygersdal aan die Liesbeek en Keert de Koe by Blouberg geboer. ↩
-
Moller het dieselfde dag die eed as lid van die Politieke Raad afgelê. (C.678Eed Boek, 19.12.1741, p. 16.) ↩
-
Johan Raeck van Danzig was ‘n soldaat toe hy in 1721 na die Kaap gekom het. Die volgende jaar is hy as assistent aangestel, en in 1730 is hy bevorder tot die rang van boekhouer. Hy is op 21.5.1730 met Johanna Moller (1694-1743) getroud, en na haar dood is hy weer op 29.1.1746 met Maria Eksteen (1719-1752) getroud. Raeck is op 7.7.1764 oorlede. ↩
-
D’Aillij het nog dieselfde dag die eed as lid van die Raad van Justisie afgelê. (C.678Eed Boek, 19.12.1741, p. 28.) ↩
-
Die gedeelte wat hier weggelaat is, bevat ‘n besluit van die Politieke Raad om skeepsklere wat in die pakhuise deur motte gevreet is, per veiling te verkoop. (C.33Resolutiën, 19.12.1741, pp. 414-417; C. 293Memoriën en Rapporten, 19.12.1741, pp. 323-324.) ↩