C120 v1.20
C. 120, pp. 31-32.¶
Maandag den {17420101} eersten Januarij 1742.
Alle present, uijtgenomen den Heer oppercoopman, Mr. Daniel van den Henghel, mitsgrs. d’ E.E. coopluijden Nicolaas Heijning en Christoffel Brand.
Ter occagie dat men sig bij een bevond om deesen dag, den eersten van ‘t jaar, volgens gewoonte te vieren, is op het voordragen van den Heer Gouverneur tot adjudant en drilmeester van het guarnisoen met ƒ30 maandelijx onder een nieuw driejarig verband aangestelt den sergeant Godfried Gerard Schenkelaar1 ende sulx in steede van den onlangs tot vaandrig geadvanceerde Hendrik Storm.
Aldus geresolveert en gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 33-39.¶
Donderdag den {17420104} 4 Januarij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den Heer oppercoopman Mr. Daniel van den Henghel.
Heeft den captn. van het ter rheede leggende Engels schip de Neptunus , François d’ Abbadie, in vergaderinge geproduceert het onderstaande versoekschrift:2
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en de ressorte van dien &, beneevens den E. Agtbr. Politiquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtbre. Heeren,’
‘Geeft met veel eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. dienstvaardigen dienaar, François d’ Abbadie, voor captn. op het aanweesend Engels Oost-Indisch Comps. schip Neptunus bescheijden, hoe hij bij sijn aankomst hier ter rheede twee ankers na malkanderen hebbende laaten vallen, van beijde de armen sijn coomen te breeken, en dus die twee ankers ten eenemaal onbruijkbaar geraakt, dewijl nu den supplt. hierdoor in seer groote verleegentheijd is geraakt, alsoo sijn schip bij opcoomend swaar weer alhier, niet alleen aan het uijtterste gevaar geexponeerd word, maar ook ‘t bovensdien voor den ondergeteekende niet raadsaam soude weesen om sonder bekooming van ten minsten een ander anker, sijne verdere reijse naar Indien te vervorderen; weshalven soo is ‘t dat den supplt. seer onderdaniglijk versoekt dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. van die goedheijd gelieven te sijn aan hem onder behoorlijke betaaling een swaar anker te willen doen verstrecken, waarmeede den supplt. niet alleen uijt desselfs verleegentheijd gered, maar ook sijne Heeren en Meesteren veel dienst en vriendschap sal toegebragt worden.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) D’ Abbadie.’
Over welkers inhoude met aandagt geraadpleegt, en daarneevens in aanmerkinge genoomen sijnde dat het geval wanneer men alhier aan d’ Engelssche scheepen navolgens het ter needer gestelde bij het hoog geagt aanschrijvens van Haar Wel Edele Hoog Agtbre. de Heeren Seventhienen aan Generaal en Raaden van Indiën van den 30 Augustus 1732 wel eenige equipagiegoederen soude moogen verstrecken, thans in alle sijne deelen komt te exteeren; is soo hierom als ter oorsake dat het bij voormeld request versogt werdende anker alhier sonder het minste ongerief seer wel te missen sal weesen, als sijnde onder ulto. December jongstleeden elf stux daarvan meer restant geweest dan volgens raadsbesluijt van den 5 Maart 1740 in voorraad dienen te worden gehouden tot gebruijk van ‘s Comps. ter deeser plaatse aankoomende scheepen, verstaan dat men aan geciteerden capn. D’ Abbadie teegens een capitaal advans voor d’ E. Comp. een swaar anker sal laaten verstrecken.
Waarna nog goedgevonden is dat de burgerslagters van dit vlek het door hun geslagt werdende vleesch geduurende dit loopende jaar aan deese ingeseetenen sullen moeten vercoopen en leeveren op den voorjaarigen voet, namentlijk teegens twaalf duijten of een en een halve stuijver ‘t lb. soo schaapen als beesten vleesch, ende sulx onder sodanig conditien en restrictien als deesen aangaande by resolutie van den 5 Januarij 1740 in ‘t breede staan vermeld.
En nademaal uijt seekere thans in Raade vertoont werdende notitie onderteekent bij de opperhoofden van den in het laatste der eeven afgeweekene maand December van het eijland Madagascar alhier gereverteerden hoeker de Brak komt te blijcken dat eenen Jan Jurgen Hendrik, als hooplooper op gesegde vaartuijg bescheijden, op schildwagt staande voor de opdat eijland opgeregt geweest sijnde factorije door groote agteloosheijd twee aldaar ingeruijlde mansslaaven met boeijen en al heeft laaten wegloopen, waarvan men maar eenen wederom heeft kunnen magtig worden; dat ook voor het weeder te regt brengen van denselven slaaf, mitsgaders van den ten gemelden plaatse gedrost hebbende mattroos, Jan Hendrik Wins, eenige goedertjes tot een recompens aan den inlander hebben moeten worden vereert en eijndelijk dat de bosschieters Jurgen Frants van Dantsig en Jan Govertsz Kroesse van Frederikstad bij hun overloopen na de neegers van dikwils genoemde eijland, met sig eenige ammonitiegoederen bij voorseijde notitie breeder gemelt, hebben genoomen; heeft men na overweeginge van saaken goed gedagt dat voorseijde vier persoonen voor het bedraagen der goederen dewelke soo voor den eevengen. absent gebleeven sijnde leijfeijgen als voor het opbrengen van den anderen mitsgaders van hem Jan Hendrik Wins hebben moeten worden gegeeven, gelijk ook voor die dewelke door de twee laatstgem. persoonen d’ E. Comp. sijn ontvreemd geworden, ider in ‘t bijsonder voor sooveel hij deel daaraan heeft, in maniere als volgt op haare soldijreecqg. uijtkoops prijs sullen worden belast, te weeten den hooplooper Jan Jurgen Hendrik voor ƒ65:14:5, Jan Hendrik Wins ƒ2:7:3, en de bosschieters Jurgen Frantsz en Jan Govertsz Kroesse ider voor ƒ47:10:13, of te saamen ƒ95:1:10, sijnde laatstelijk nog gearresteert dat seekere slavin, gent. Issoe Eea, dewelke volgens seggen van de overheeden van soo dikwils geciteerden hoeker de Brak door eene der cooningen van Madagascar voor eenige voor hem gemaakte kleederen is vereerd geworden aan den mattroos Jan Christiaan Geertgen, in conformiteijt der ordres van onse Heeren en Meesteren en als hebbende dien mattroos ‘s Compagnies gagie genooten terwijl hij met maaken van voorsz kleederen beesig was, voor de Compagnie sal ingehouden en bij de negotieboeken deeses Gouvernements ingenomen worden.
Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 40-47.¶
Dingsdag den {17420123} 23 Januarij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Gemerkt den hoeker de Brak bij desselfs te rug komst van het eijland Madagascar vandaar herwaarts niet meer heeft kunnen aanbrengen als twee en seeventig leijfeijgenen en dus te weijnig om het gebrek dat men hier aan sodanige dienstbaare menschen heeft, te kunnen suppleeren, heeft men ten dier oorsake moeten besluijten dat gem. hoeker als ten dienste van dit comptoir uijtgesonden sijnde, soo draa de mousson sulx sal willen toelaaten, in selvervoegen als dit laatst is geschied, wederom na gem. eijland tot inruijling van meerdere slaven voor dit Gouvernement sal worden afgevaardigt; sijnde wijders den op dat kieltje bescheijdene eersten commis, Otto Luder Hemmij, uijt insigt van desselfs betoonde ijver en vigilantie omtrent de negotie die jongst op het voorseijde eijland is gedreeven, op het voorbeeld der geene die bevoorens in diergelijke qualijteijt als hij thans bekleed sijn gebruijkt geworden tot boekhouder met ƒ30 per maand bevordert, en nademaal den adsistent Nicolaas Arents, die als tweede commis na Madagascar is gegaan, vermits desselfs swacke lighaamsgesteldheijd van deese op handen sijnde togt na gem. plaats moet worden geëxcuseert, is oversulx in desselfs plaats als tweeden commis tot dien handel aangestelt den adsistent Daniël Rousselet Brousson, als daartoe seer bequaam geoordeelt wordende.
Vervolgens sijn geresumeert de jaarlijxe reekeningen der armepenningen van de Caab, Stellenbosch en Draakensteijn , dewelke bevonden sijn te weesen van deesen onderstaanden inhoude:
‘
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende: | ||
1741 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ223845:17:08 | |
In dit jaar bijgecoomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ4633:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ1079:-:- | |
Aan interesten | ƒ10931:18:12 | |
Aan armbossen | ƒ633:15 | |
Aan testamentaire en liberale giften | ƒ75:- | |
Aan huijshuur | ƒ148:10:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ270:-:- | ƒ17771:03:12 |
ƒ241617:01:04 | ||
Gaat af: | ||
Aan onkosten der armen | ƒ6691:07:08 | |
Aan onkosten der kerk | ƒ1457:13:12 | ƒ8149:01:04 |
Blijft onder ulto. December 1741 | ƒ233468:-:- | |
Bestaande in de volgende partijen: | ||
Cassa over restant | ƒ9185:06:04 | |
Aan obligatien, custingbrieven | ƒ186110:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ17150:13:12 | ƒ212446:-:- |
Aan ornamenten tot de kerk | ƒ1374:07:08 | |
Aan huijsen over bouwstoffen | ƒ15647:12:08 | |
Aan de diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4000:-:- | ƒ21022:-:- |
Somma | ƒ233468:-:- |
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende: | ||
1741 pmo. Januarij was 't capitaal | ƒ223845:17:08 | |
In dit jaar bijgecoomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ4633:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ1079:-:- | |
Aan interesten | ƒ10931:18:12 | |
Aan armbossen | ƒ633:15 | |
Aan testamentaire en liberale giften | ƒ75:- | |
Aan huijshuur | ƒ148:10:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ270:-:- | ƒ17771:03:12 |
ƒ241617:01:04 | ||
Gaat af: | ||
Aan onkosten der armen | ƒ6691:07:08 | |
Aan onkosten der kerk | ƒ1457:13:12 | ƒ8149:01:04 |
Blijft onder ulto. December 1741 | ƒ233468:-:- | |
Bestaande in de volgende partijen: | ||
Cassa over restant | ƒ9185:06:04 | |
Aan obligatien, custingbrieven | ƒ186110:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ17150:13:12 | ƒ212446:-:- |
Aan ornamenten tot de kerk | ƒ1374:07:08 | |
Aan huijsen over bouwstoffen | ƒ15647:12:08 | |
Aan de diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4000:-:- | ƒ21022:-:- |
Somma | ƒ233468:-:- |
‘(Onderstont) Aldus gedaan en getransporteert in kerkenraade aan Cabo de Goede Hoop, ten overstaan van mij ondergeteekende als commissaris politicq, adij 15 Januarij 1742. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
‘
Cassareekening der armegelden soo bevonden is op ulto. December 1741: | |||
Debet | Credit | ||
Uijtgegeeven aan alimentatie en diversse benoodigtheeden & | ƒ1995:12 | Bij het sluijten der voorige jaarsse reecq. is in cassa per restant gebleeven | ƒ919:13 |
Van Haar Eerws. de kerkenraaden aan Cabo te leen ontfangen een somma van | ƒ4000:- | Onder de godsdienst in 't jaar 1741 ontfangen | ƒ638:15 |
Nog weegens verloope intressen, giften en kerkegeregtigheeden | ƒ1587:08 | ||
Somma | ƒ3146:04 | ||
Uitgaaf hiervan afgetrocken | ƒ1995:12 | ||
Soo resteert in cassa aan contanten | ƒ1150:08 | ||
Aan uytstaande penningen volgens obligatie | ƒ5020:- | ||
Nog weegens verscheenen intressen | ƒ505:- | ||
De kerkelijke ornamenten | ƒ201:10 | ||
Somma | ƒ6877:02 | ||
Het neevenstaande hiervan afgetrocken | ƒ4000:- | ||
Soo resteert nog het capitaal der armen | ƒ2877:02 |
Cassareekening der armegelden soo bevonden is op ulto. December 1741: | |||
Debet | Credit | ||
Uijtgegeeven aan alimentatie en diversse benoodigtheeden & | ƒ1995:12 | Bij het sluijten der voorige jaarsse reecq. is in cassa per restant gebleeven | ƒ919:13 |
Van Haar Eerws. de kerkenraaden aan Cabo te leen ontfangen een somma van | ƒ4000:- | Onder de godsdienst in 't jaar 1741 ontfangen | ƒ638:15 |
Nog weegens verloope intressen, giften en kerkegeregtigheeden | ƒ1587:08 | ||
Somma | ƒ3146:04 | ||
Uitgaaf hiervan afgetrocken | ƒ1995:12 | ||
Soo resteert in cassa aan contanten | ƒ1150:08 | ||
Aan uytstaande penningen volgens obligatie | ƒ5020:- | ||
Nog weegens verscheenen intressen | ƒ505:- | ||
De kerkelijke ornamenten | ƒ201:10 | ||
Somma | ƒ6877:02 | ||
Het neevenstaande hiervan afgetrocken | ƒ4000:- | ||
Soo resteert nog het capitaal der armen | ƒ2877:02 |
‘(Onderstont) Aldus gedaan en nagesien in kerkelijke vergaderinge aan Stellenbosch ,actumden 7 Januarij 1742. (Was geteekent) Wilhelm van Gendt, eccles., D. C. Uijs, D. Malaen, Of. de Wet, Ns. Vlok, A. Maasdorp, Wilm Morkel.’
‘
Reekeninge der armegelden op Draakensteijn soo als bevonden is in Januarij 1742: | ||
Primo Januarij 1741 contant in cassa | ƒ5079:11:- | |
Waarbij gekoomen is in 't selve jaar aan: | ||
A[a]lmoesen onder den godsdienst | ƒ796:03 | |
Uijt den armbos | ƒ133:- | |
Testamentaire giftens | ƒ100:- | |
Willige giftens | ƒ45:- | |
Verscheene interesten | ƒ776:- | |
Kerkhofs geregtigheijd | ƒ123:- | |
Aan afgelegde obligatien | ƒ1500:- | ƒ3473:03:- |
ƒ8552:14:- | ||
Uijtgaaf des jaars 1741: | ||
Voor het repareeren van de kerk | ƒ2127:12:- | |
Voor het onderhouden en giften aan de armen | ƒ646:12:- | |
Voor het roijeeren van ses obligatien | ƒ12:-:- | |
Aan de volmagt | ƒ60:-:- | |
Aan scheepenkennissen | ƒ1300:-:- | ƒ4146:08:- |
Resten derhalven voor 't jaar 1742 in cassa | ƒ4406:06:- | |
Aan obligatien of scheepenkennissen | ƒ13800:-:- | |
Aan agterstallige intressen | ƒ2164:08:- | |
Totale somma | ƒ20370:14:- |
Reekeninge der armegelden op Draakensteijn soo als bevonden is in Januarij 1742: | ||
Primo Januarij 1741 contant in cassa | ƒ5079:11:- | |
Waarbij gekoomen is in 't selve jaar aan: | ||
A[a]lmoesen onder den godsdienst | ƒ796:03 | |
Uijt den armbos | ƒ133:- | |
Testamentaire giftens | ƒ100:- | |
Willige giftens | ƒ45:- | |
Verscheene interesten | ƒ776:- | |
Kerkhofs geregtigheijd | ƒ123:- | |
Aan afgelegde obligatien | ƒ1500:- | ƒ3473:03:- |
ƒ8552:14:- | ||
Uijtgaaf des jaars 1741: | ||
Voor het repareeren van de kerk | ƒ2127:12:- | |
Voor het onderhouden en giften aan de armen | ƒ646:12:- | |
Voor het roijeeren van ses obligatien | ƒ12:-:- | |
Aan de volmagt | ƒ60:-:- | |
Aan scheepenkennissen | ƒ1300:-:- | ƒ4146:08:- |
Resten derhalven voor 't jaar 1742 in cassa | ƒ4406:06:- | |
Aan obligatien of scheepenkennissen | ƒ13800:-:- | |
Aan agterstallige intressen | ƒ2164:08:- | |
Totale somma | ƒ20370:14:- |
‘(Onderstont) Aldus gereekent en nagesien in volle kerkenraade aan Draakensteijn , den 7 Januarij 1742. (Was geteekent) S. v. Echten V.D.M., Steven Marais, Jan Bastiaanse, Pieter de Villiers, Stevanus du Toit, Abraham de Villiers, Pieter le Roux, Francois Retif, Andries du Toit, Frans Bastiaansz.’
In opsigt van dewelke verstaan is dat die volgens gebruijk in copia na het vaderland sullen overgesonden worden.
Ook sijn ter vergaderinge nog gepresenteert en nagesien eenige versoekschriften3 geannexeert met de procuratien en soldijreecqgn. van de onder te noemene persoonen, tendeerende om permissie tot dies overmaaking aan hunne daarbij genoemde gemagtigdens te moogen erlangen, te weeten d’ Heer Rijk Tulbagh, d’ E. Nicolaas Heijning, d’ E. Christoffel Brand, d’ E. Cornelis Eelders, d’ E. Josephus de Grandpreez, d’ E. Jacobus Möller, den Eerw. predicant Henricus Bek, Willem van Kerkhoff, David D’Aillij, Johannes Needer, Petrus Jesse Slotsboo, Hendrik Möller, Bartho de St. Jean, Jan Raaij, Johan Frederik Pricelius, Johannes Needer de jonge, Reijno Berthauld, Philip Giebelaar. Sijnde deselve aangaande goedgevonden dat se in handen van den Heer independent fiscaal, Pieter Rheede van Oudshoorn, sullen worden gestelt op dat daarmeede door Sijn E. navolgens de ordre sal kunnen gehandelt worden.
Laatstelijk is aan den adsistent Oloff Martini Bergh, ingesien sijnde ‘t goede getuijgenis van desselfs moeder, hierom meede versoek doende,4 ‘t versogteveniam aetatisverleent.
Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 48-54.¶
Dingsdag den {17420130} 30 Januarij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Wel Edelen Hoog Agtbre. Heere Adriaan Valckenier,5 Gouverneur Generaal van Neederlands India, admiraal over de retourvloot en commissaris van dit Gouvernement met den ressorte van dien.
Welopgem. Sijn Hoog Edelheijd deese vergaderinge bij indispositie niet kunnende bijwoonen, en door den Heer Gouverneur te kennen sijnde gegeeven dat gem. Heere Gouverneur Generaal aan Sijn Edele had aanbevoolen met de saaken deeses Gouvernements na gewoonte voort te gaan; is hierop geleesen het hoog geagt aanschrijvens van Haar Wel Edele Groot Agtbre. de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering van den 6 November des gepasseerden jaars uijt handen van dikwils gen. Sijn Hoog Edelheijd ontfangen en is na dies resumptie best gedagt dat daarop met eerbied sal worden gerescribeert:
Dat alhier niet geweeten geweest sijnde dat op Batavia eenige peeper voor dit Gouvernement in het in den jaare 1739 deesen uijthoek voorbij geseijlde retourschip der tweede besending Dregterland was afgelaaden geworden, voordat den brief denwelken door Haar Hoog Edelens onder ulto. Januarij van dat selfde jaar met dien bodem herwaarts is geschreeven ons neevens de sig daarbij bevonden hebbende factuura in den beginne des voorleedenen jaars uijt het vaderland te rug was gesonden; men hierop in vertrouwen dat voorsz peeper in Holland te regt gekoomen weesende, het oversulx niet noodig sijn soude dat dit comptoir daarvoor wierde belast, het selve als doen ook heeft agterweegen gelaaten, dog dat thans volgens de seer geeerde ordre van Haar Wel Edele Groot Agtbr. het bedraagen van dien peeper ter somma van ƒ208:8 bij de negotieboeken deeser plaatse van de jaaren 1741/42 behoorlijk sal worden ingenoomen, en voorts de Camer Amsterdam, waarvoor gen. schip Dregterland is t’ huijs gevaaren, wederom bij factuura aangereekent.
Dat men insgelijx met de betaaling alhier van de verleende wisselbrief op Batavia ten voordeele van den Heer Gouverneur en den Heer secunde Rijk Tulbagh, mitsgaders den Eerw. predicant François le Sueur conform hetten6 dien subjecte geordonneerde sal handelen, sullende wijders Generaal en Raaden van India bij ons eerst af te gaane schrijvens uijt naame van gedagte Heeren weegens de aan Haar Eds. hieromtrent beweesene gunst eerbiedig worden bedankt.
En belangende de uijt dit Gouvernement voor India gerequireert wordende militairen, dat hoe gaarn men Haar Hoog Edelens daarmeede van hier soude willen voorsien, wij ons egter teegenswoordig daartoe gantsch en al buijten staat bevinden, ter oorsaake dat het guarnisoen van dit Casteel dat wanneer selfs compleet is op sijn best genoomen, nog maar kan toereijken om de noodigste militaire diensten te kunnen doen; daarenboven door het geduurig toevoegen van eenige manschap uijt hetselve aan de successivelijk hier aangeweest sijnde scheepen, die sulx door sterfte en siekte van hun volk hebben benoodigt gehad, gelijk dit aan Haar Wel Edele Groot Agtbre. uijt de meenigvuldige van deese plaats ten dien opsigte geschreevene brieven, wel sal sijn koomen te blijcken, nog van tijd tot tijd dermaaten is koomen te verminderen, dat het volstrekt ondoenelijk is om nu meerder volk daaruijt te kunnen missen, te meer dewijl het in de Saldanhabaaij vertoevende schip Oosterhout als op de herwaarts reijse veele dooden hebbende gehad, bij desselfs aankomst ter deeser rheede ook met eenige coppen sal moeten worden geadsisteert; om alle welke reedenen dan men hoopen wil dat gem. Haar Hoog Edelens het ons niet qualijk sullen gelieven te neemen dat haar in deesen gegeevene ordre niet sal kunnen werden agtervolgt, inmiddels dat om pligtschuldig te voldoen aan het verdere ter needer gestelde bij bovengen. aanschrijvens al de tarw die hier sal weesen te missen ‘t welk vermits den opulenten ougst die men laatst daarvan heeft gehad, een mooije quantiteijt sal koomen te bedraagen, met de successivelijk hier aankoomende vaderlandsche scheepen na Batavia sal worden overgesonden.
Laatstelijk sijn op heeden nader geresumeert de procuratien en soldij reecqgen. die bij resolutie van den 23e deeser loopende maand Januarij bekend staan, waarbij sijnde koomen te blijcken dat deselve door den Heer independent fiscaal Pieter Rheede van Oudshoorn ondersogt en welbevonden sijn, is derhalven aan dies eijgenaars gepermitteert de gemelde procuratien en soldijreecqg. aan hunne vrinden en gemagtigdens in het vaderland te moogen oversenden.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 55-57.¶
Donderdag den {17420201} 1 Februarij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Wel Edele Hoog Agtbaren Heere Adriaan Valckenier, Gouverneur Generaal van Neederlands India, admiraal over de retourvloot en commissaris van dit Gouvernement met den ressorte van dien.
Navolgens het genoomen besluijt van den 12 September laatstleeden en de hierop allomme geaffigeerde billietten, op heeden getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van den aanneem der leverantie van versch vleesch en leevendige schaapen aan ‘s Comps. passeerende scheepen, hospitaal &, om met pmo. Maij aanstaande in te gaan, en dat wel soo als den inhoud der pagtconditien na het voorbeeld van de laatste reijs nu wederom expresselijk komt meede te brengen, voor den tijd van een, drie of vijf jaaren, op dat men sal kunnen ondervinden op welke van de drie voorgestelde tijden die leverantie het voordeeligste voor d’ E. Comp. en ten minsten prijse sal kunnen werden aan den man geholpen; is na behoorlijk clocke geklep en uijtroepinge van den boode, het laatste bod gevallen voor den tijd van vijf jaaren op vijf swaare duijten het pond geslagt soo schaapen als beesten vleesch, en twaalf schellingen ijder levendig schaap, voor welken prijs deselve leverantie in vier bijsondere perceelen ider voor een vierde part is aangenoomen geworden door de burgers Jacob van Rheenen,8 Cornelis van Rooije,9 Johannes Cruijwaagen, mitsgaders door de wed. Hendrik Oostwald Eksteen,10 ten aansien niemand deeser ingeseetenen eenen minderen prijs quam te bieden.
Aldus gedaan, geresolveert en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en Secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 58-70.¶
Dingsdag den {17420206} 6 Februarij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Hoog Edelen Heere Adriaan Valckenier, Gouverneur Generaal van Neederlands India, admiraal over de retourvloot en Commissaris van dit Gouvernement met den ressorte van dien.
Seeker schriftuur van den Eerw. predicant van Draakensteijn , Salomon van Echten, behelsende klagten teegens den krankbesoeker aldaar, Harmanus Bosman, geleesen en bevonden weesende te sijn van den volgenden inhout, als:12
‘Aan den Hoog Edelen Heer, den Heer Adriaan Valckenier, Gouverneur Generaal van Neederlands India, admiraal over de retourvloot en Commissaris over dit Gouvernement, mitsgads. aan den Wel Ed. Gestr. Heer Hendrik Swellengrebel, Raad en Gouverneurin loco, als meede aan den Ed. Agtb.Raad13 van Politie deeser plaatse.’
‘Hoog Edele Heer, Edele Gestrenge Heer en Agtbre. Heeren,’
‘Geeft met behoorlijke eerbied te kennen U Edelen en Agtbre. onderdanige dienaar, Salomon van Echten, hoe den voorleeser aan Draakensteijn , Hermanus Bosman,14 op den 24 December des gepasseerdens jaars op desselfs eijgen authoriteijt een sitbankje hebbende laaten maaken, hetselve in de kerk aan Draakensteijn , alwaar hij anders gewoon is staande te leesen, geplaatst heeft, om daarop wanneer ‘t hem beliefde te kunnen sitten, dat den ondergeteekende sulx eenigermaaten vreemd voorkoomende, hierover met desselfs ouderlingen heeft gesprooken en deselve gevraagd of sij hiervan kennisse hadden, dog deselve hem daarop van neen antwoord geevende, gemelde Bosman op den 14 of 15 Januarij deeses jaars ten huijse van den ondergeteekende sijnde, met vrindelijke woorden heeft aangesprooken en hem afgevraagt wie hem permissie gegeeven hadde van soo een bankje in de kerk te brengen, daar deselve aanstonds met bitse woorden den ondergeteekende op toediende: ik weet niet dat ik verpligt ben den predicant en kerkenraaden daarvan kennisse te geeven; voegende daar met schampere woorden bij: soude ik soo een ding niet moogen laaten maaken, het schijnt of gij de nukken van den geweesenen predicant Hertzogenrath15 begint te krijgen; waarop de ondergeteek. repliceerde: indien gij diergelijke bankje ten tijde van u voorige predicanten haddet laaten maaken, die souden ‘t selve weeder uijt de kerk hebben doen setten; daar hij Bosman eeven bits op antwoorde, seggende: Dan sou ik het weeder daarin hebben laaten brengen; en den ondergeteekende hem hierop toevoegde: Soo doende ben ik genoodsaakt over uwe behandelingen den Heer Gouverneur en den Agtbr. Politicquen Raad daarvan kennisse te geeven en daarbij mijn beklag te doen; wierd door gem. Bosman daar weeder op ten antwoord gegeeven: Dat kunt gij doen, ik sal afwagten watter van komt.’
‘Weshalven den ondergeteek. dan ook de vrijmoedigheijd neemt sig tot U Hoog Edele en Ed. Agtb. te keeren, seer needrig versoekende dat U Hoog Edele en Ed. Agtbre. behaagen mogte hierover sodanig te disponeeren als U E.Ed. Agtbre. na derselver hoog wijs beleijd en des ondergeteek. maintenue tot voorkooming van alle verdere onlusten sullen bevinden te behooren. Hiermeede verblijve met schuldige eerbied’
‘(Onderstont) Hoog Edele Heer, Edele Gestr. Heer en Agtbr. Heeren, U Ed. Agtb. verpligte dienaar. (Was geteekent) S. v. Echten V.D.M. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 5 Februarij 1742.’
Is na overweeging van saaken best gedagt alvoorens hierop eenig besluijt te neemen, dat aan kerkenraad van Draakensteijn een afschrift van voorsz schriftuur om het selve aan gedagten Bosman tot desselfs narigt ter handen te worden gestelt, afgesonden wordende, gesegde kerkenraad daarbij sal worden aangeschreeven dat sij den eevengen. Bosman omtrent het aan hem bij dat geschrift te last geleijde na behooren sullen moeten hooren en dit gedaan sijnde, om wijders omstandig hebben te berigten hoe het in der daad met dat sitbankje, waarover thans soo swaar geklaagd word, geleegen, en wat vorders daaromtrent voorgevallen is, en dan nog wat er van de in dies opsigte voorgevallene ontmoeting tusschen meergemelde predicant en krankbesoeker en ‘t quaade bescheijd door den laatst aan den eerstgenoemden gegeeven mogt weesen, op dat dus deesen aangaande na behooren mogt gedisponeert worden.
En overmits dit jaar wederom geen aracq van Batavia voor dit Gouvernement sal kunnen worden bekoomen, gemerkt volgens het ter needer gestelde bij het jongst geeerd aanschrijvens van Haar Hoog Edelens de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering van den 6 November des gepasseerden jaars, geen provisieschip vandaar herwaarts sal kunnen gesonden worden, en dat egter die of andere sterke dranken als voor deesen hospitaale, de buijtenposten, vaartuijgen, en ook tot de aanstaande togt van den hoeker de Brak na het eijland Madagascar ten alderhoogsten gerequireert wordende, hier oversulx onmogelijk kunnen worden gemist, heeft men gevolgelyk moeten besluijten dat er om hierin te voorsien bij deese ingeseetenen ten civielsten prijse doenelijk soo veel goede Caabse brandewijn sal worden ingekogt, als men voor den omslag der E. Comp. ter deeser plaatse sal koomen te benoodigen; ondertusschen dat bij overweeging dat in ‘s Comps. dispens weijnig of geen booter meer in voorraad gevonden wordende, geen andere voor eerst uijt het vaderland hier staat aangebragt te worden, nog is goedgevonden dat twee duijsent ponden van de hier vallende booter in sulker voegen als eeven is gemelt, bij provisie ook sullen moeten worden ingecogt, te meer dewijl geoordeelt word dat die booter, dewelke ‘t sij deselve of andere insgelijx alhier met geen mogelijkheijd kan worden gemist, tot de noodwendigheeden waartoe men se van nooden heeft, niet alleen soo goed weesen sal als de vaderlandsche, maar ook dat niet duurder als deselve sal koomen te staan; sullende boven dit alles nog wijders bij deese inwoonderen na een legger of vijf goede en sterke azijn moeten omgesien worden, om daarmeede de hier in ‘s Comps. kelder gantsch niet zuur sijnde azijn tot gebruijk goed en bequaam te maaken, en dus in het vervolg altijd daarvan na vereijsch te kunnen voorsien sijn.
Bij geleegentheijd dat al dat geen het welk heeft moeten worden klaar gemaakt om ‘s Comps. slaven in de logie bescheijden volgens het dies aangaande gemaakte en in vergaderinge van den 24 Januarij des gepasseerden jaars goedgekeurde reglement te kunnen spijsigen, thans soo verre in gereetheijd is gebragt dat daarmeede binnen weijnige daagen een begin sal kunnen worden gemaakt, wierd door d’ E.Es. Cornelis Eelders en Josephus de Grandpreez als commissarissen over voorsz slavenlogie, den Raad in bedenking gegeeven of het niet raadsaam, jaa goed sijn soude dat men aan meergemelde leijfeijgenen in steede van een half pond, gelijk deselve tot nu toe hebben genooten, voortaan een heel pond geslagt vleesch dagelijx tot randsoen liet verstrecken, alsoo hierdoor aan deese andersints hongeringe16 en tot een swaaren arbeijd geschikte dienstbaare menschen tweemaal des daags goede en voedsame kost sullende kunnen worden gegeeven, deselve gevolgelijk niet alleen alle soorten van fatigues beeter sullen kunnen uijtstaan, maar ook daarenboven meer lust en kragt hebben om ‘s Comps. werk te verrigten, waarop met aandagt geraadpleegt en de nuttigheijd hiervan aangemerkt sijnde, gelijk ook dat dit door den laagen prijs waarvoor de leverantie van versch vleesch aan d’ E. Comp. bij dies jongste aanbesteeding is aangenomen geworden, geen naamwaardige of geen kosten meer boven de geene dewelke tog nu ten opsigte van dikwilsgen. slaven moeten worden gedaan, aan d’ E. Comp. sal koomen toe te brengen; is derhalven gearresteert dat van nu af aan aan ‘s Comps. leijfeijgenen conform de bovengem. gedaane propositie ‘s daags een pond geslagt vleesch sal moeten worden verstrekt.
Voorts sijn wederom ter vergaderinge gepresenteert eenige versoekschriften17 geannexeert met de procuratien en soldijreecqgen. van de onderstaande persoonen, tendeerende om permissie te moogen erlangen tot dies overmaakin[g] aan hunne daarbij genoemde gemagtigdens in ‘t vaderland, als den Eerw. predicant François le Sueur, den Eerw. predicant Willem van Gent, den Eerw. predicant Salomon van Echten, Jan van Schoor, Barend van Dockum, Adriaan van Schoor en Jan van der Trans. In opsigte van dewelke verstaan is dat deselve in handen van den Heer independent fiscaal, Pieter Reede van Oudshoorn, sullen worden gestelt, opdat daarmeede door Sijn E. navolgens de ordre sal kunnen gehandelt worden.
Terwijl laatstelijk aan den oud burgerraad Johannes Carolus de Weth op desselfs hierom gedaan versoek18 nog is toegestaan geworden om tot gerief deeser ingeseetenen teegens anderhalve stuijver het pond soo schaapen als beesten vleesch te moogen slagten en vercoopen, onder sodanige bepaalingen nogtans als diesweegens aan de andere vrije slagters sijn voorgeschreeven, tot welkers nakominge ook door hem volgens gewoonte behoorlijke borgtogt sal moeten gestelt worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 71-85.¶
Dingsdag den {17420213} 13 Februarij 1742, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Den Heer Gouverneur neevens den Heer secunde Rijk Tulbagh op den 11 deeser loopende maand Februarij ingevolge de hierover ten dien selven dage aan Haar Eds. uijt het vaderland aangebragte ordres met het Engels advijs jagt Swift , aan Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier het arrest uijt naame ende van weegens onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren door den capitain deeses Casteels, d’ Heer Rudolf Sigfried Alleman, hebbende doen aanseggen, met bijvoeging dat welopgem. Sijn Edelheijd agtervolgens die selve ordres met eene der van hier eerst vertreckende scheepen in diervoegen na Batavia soude moeten te rugge keeren, gelijk sulx bereijts op gisteren door Haar Eds. aan de leeden deeses Raads is bekend gemaakt, is wijders door welopgem. Heer Gouverneur, denwelken door dit geval het oppergesag en bestier der saaken deeses Gouvernements eeven gelijk sulx voor de aankomst van voornoemde Sijn Edelheijd gebruijkelijk is geweest, wederom op sig heeft genoomen, op heeden nog gecommuniceert dat dikwils genoemde Sijn Edelheijd hem Heer Gouverneur gisteren hadde versogt deesen Raad te willen voordraagen ende te kennen te geeven dat Sijn Edelheijd weegens de saaken dewelke ‘er tot sijnen laste soude moogen worden voortgebragt, die hem egter onbewust sijn, vermeijnde geene verantwoordinge aan imand tot Batavia schuldig te weesen, maar dat hij in teegendeel van gedagten was sulx uijt hoofde van sijn ampt en caracter als Gouverneur Generaal volgens het 35 articul van het octroij aan d’ E. Comp.verleend,20 alleen aan Haar Hoog Moogende de Heeren Staaten Generaal te moeten doen, en diesweegens verantwoordelijk te sijn; over het welke met aandagt geraadpleegt sijnde, goedgevonden is dat daarop aan dikwils geciteerde Sijn Edelheijd sal worden aangedient dat dewijl het aan ons niet en staat te ondersoeken waar ter plaatse en aan wien denselven sig sal hebben te verantwoorden, men oversulx sig hierover niet kan inlaaten, staande het aan ons als mindere dienaaren maar alleen vrij sorge te draagen dat de geeerde beveelen onser Heeren en Meesteren behoorelijk uijtgevoert ende nagekoomen worden, ingevolge van het welke dan ook door den Heer Gouverneur neevens den Heer secunde Tulbagh, aan wien de uijtvoeringe deeser saaken, gelijk boven is gesegt, gedemandeert is, aan Sijn Edelheijd nogmaals sal worden aangesegt dat sig tot de te rug reijse na Batavia sal gelieven te prepareeren en in gereetheijd te houden.
Terwijl wijders bij lectuure van seeker schriftuur door den met het aanweesende retourschip Amsterdam hier gearriveerde opperkoopman en administrateur van de medicinale winkel des Casteels Batavia, Gerrit Hackenberg, in de volgende bewoordingen gepresenteert:21
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en de ressorte van dien & &, mitsgaders den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heere en E. Agtbre. Heeren,’
‘Aan den ondergeteek. oppercoopman en geweesene eerste administrateur van ‘s Comps. medicinale winkel tot Batavia na tijds expiratie door Haar Wel Edele Groot Agtbr. de Heeren der Hooge Indische Regeering verlost en met het retourschip Amsterdam jongst alhier aangecoomen sijnde, is door den Wel Edelen Gestr. Heer Gouverneur deeser plaatse bekend gemaakt de ordre van Haar Wel Edele Hoog Agtbre. de Heeren en Meesteren in het vaderland, namentlijk dat hij ondergeteek. bij eerste scheepsgeleegentheijd met alle sijne bagagie weeder na Batavia soude moeten vertrecken; hoe smertelijk dit aan den ondergeteek. vallen, en hoeveel schaade hem sulx toebrengen moet wanneer hij deese ordre sal opvolgen, is seer ligt te begrijpen als men ten opsigte der hierdoor te lijdene schaade maar in aanmerking neemt dat hij ondergeteek. tot Batavia alles geabandonneert hebbende bij sijn weeder aankomst aldaar sig niet alleen weeder op nieuws sal moeten etabileeren,22 maar ook daarenboven sonder dienst leedig loopen, en dewijl den ondergeteek. geensints bewust is dat ‘er iets ten sijnen laste is leggende of gelegt kan worden, soo vind den ondergeteek. sig genoodsaakt bij deesen op een solemneele wijse daarteegens te protesteeren met voorbehoud van de vergoeding van alle schaade en oncosten dewelke aan den ondergeteek. hierdoor sullen veroorsaakt en toegebragt werden. Verblijvende hiermeede in alle eerbiedigheijd’
‘(Onderstont) Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren, Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbr. needrigen dienaar. (Was geteekent) G. Hackenberg. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 13 Februarij 1742.’
Is verstaan dat dit schriftuur voor gecommuniceert gehouden wordende, hetselve voorts soo na het vaderland als aan de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering in copia authenticq sal overgesonden worden.
Waarna nog ter vergadering door de capitains der hier ter rheede leggende Engelsse retourscheepen Edgbaston , Caesar , Prins van Wallis en Nottingham is ingeleevert het onderstaande versoekschrift:23
‘To the Honble. Hendrik Swellengrebel Esqr., President Govr. and Commander in Cheif24 of the Cape of Good Hope, and his Council.’
‘Honble. Sir & Sirs,’
‘Whereas we the commanders of the ships now lijing in this port in the service of the United Companij of merchands of England , trading to the East Indies, have made personal application to IJour Honr. in order to redress a greiveance25 which lijes heavij upon us, now beg leave to laij our case before IJour Honble. Board.’
‘We have upon due enquirij found that the inhabitants of this place purchase their provisions dailij at reasonabele rates, and that we are treate verij differentlij, in being obliged (bij the pretended custom of this settlement) to purchase the provisions for the dailij expence of our ships from a particular butcher, who advances that his authoritij (for making us paij an exorbitant price) derives from IJour Honr. and Council; this we humblij conceive cannot be the case, as it is soo highlij contrarij to the justice and equitij found in al[l] nations after havind obtain’d port libertij.’
‘We therefore beg leave to instance the kind reception and treatment that all Dutch ships experience at St. Helena or anij other settlement under the direction of our Honble. masters, to corroborate which be pleased to make an enquireij, and it will appear that al[l] ijour commanders have (even without application) full libertij to procure provisions at their seasons and upon what terms theij can most advantageouslij contract, which never exceeds t[h]e market price; we therefore earnestlij request that IJour Honr. and Council will take our case into ijour immediate consideration in order tot secure us from this, or anij other hardship that maij be offer’d under the pretence of a contract made for anij purpose whatsoever.’
‘We most humblj intreat ijour favourable construction of this our representation and that ijou wil be pleased to impute our adressing you to the high sense we have of our dutij to our emploijers and most sincerelij with that settling this affair maij not be attended with anij difficultij or trouble to IJour Honble. Board.’
‘(Onderstond) We are with great deference, Honble. Sir & Sirs, ijour obedt. servts., (was geteekent) Stepn. Cobham, Robt. Cummings, Thos. Brown, John Pellij jun. (In margine) Cape of Goode Hoope,26 Februarij 2d, 1741/2.’
Welk request met aandagt geleesen en daarbij de voorsz Engelssche captns. weegens eenige daarinne geinsereerde duijstere en vague perioden, en wel voornaamentlijk ten opsigte van die dewelke dicteert dat sij ‘t geslagt vleesch alhier tot een exorbitanten prijs moeten incoopen, gehoord sijnde; waarop dan door deselve tot elucidatien van dien in substantie ten antwoord is gegeeven dat se het een exorbitanten prijs noemen alleen omdat door haar twee stuijvers voor een pond versch vleesch aan ‘s Comps. slagters moet worden betaald, terwijl deese ingeseetenen deselve overal voor anderhalve stuijver of twaalf duijten kunnen bekoomen; is bij overweeging dat voorseijde ‘s Comps. slagters al van den jaare 1723 volgens de seer geeerde ordres der Heeren Majores tot nu toe het voorregt hebben gehad om alleen en met uijtsonderinge van alle andere inwoonderen alhier aan de hier aankoomende vreemde scheepen, van wat natien die ook mogten weesen, versch vleesch en leevendige schaapen te leeveren ende te vercoopen, sonder dat deese Regeering sig nogtans ooijt heeft bemoeijt met het stellen van den prijs daarop of aan meergem. ‘s Comps. slagters hieromtrent iets voor te schrijven, en dat ook van dien tijd af aan tot nu toe het sij door Engelsse of andere vreemde nooijt hierover eenige doleantie is gedaan, schoon door hun alle in voorgaande tijden, ja selfs tot in het laatst van het gepasseerde jaar, drie stuijvers en meer voor een pond vleesch is betaald geworden, in voegen de vertoonders nu maar twee stuijvers daarvoor betaalende, dat inderdaad een seer billijken prijs is, gevolgelijk ook geen reeden hebben om daarover te klaagen of verminderinge van dien te versoeken, best gedagt dat men sig teegenswoordig ook met deese saak niet sal bemoeijen, maar aan gedagte Engelsche capiteijns overlaaten om noopende den prijs van het vleesch dat sij sullen koomen te benoodigen sodanig met ‘s Comps. slagters te contracteeren en accordeeren als hun goedduncken sal.
Door den captn. van het hier voorwaarts genoemde Engels advijsjagt Swift , als van sins sijnde tot uijtvoeren sijner verdere commissie ten eersten van hier te vertrecken, aan den Heer Gouverneur sijnde versogt dat ‘t aan hem mogt worden gepermitteert om een van sijne scheepsofficieren met soodanige ordres als hij uijt Engeland voor de Engelssche retourscheepen die hier uijt India souden moogen koomen op te daagen, meede heeft gebragt, ter deeser plaatse te laaten blijven; is sulx aan denselven toegestaan.
Sijnde laatstelijk bij nadere resumptie der procuratien en soldijreekeningen bij resolutie van den 6e deeser loopende maand Februarij vermeld, koomen te blijcken dat deselve door den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn ondersogt en wel bevonden sijn; des is aan dies eijgenaars gepermitteert de gemelde procuratien en soldijreekeningen aan hunne vrienden en gemagtigdens in het vaderland te moogen oversenden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 86-91.¶
Saturdag den {17420224} 24 Februarij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den E. coopman en winkelier, Cornelis Eelders.
Ter oorsake dat men seedert het genoomen besluijt in vergaderinge van den 6 deeser loopende maand Februarij noopende het incoopen bij deese inwoonderen van de benoodigde brandewijn voor den omslag der E. Comp. ter deeser plaatse, tot nu toe nog maar een legger daarvan heeft kunnen magtig worden, is hierom goedgevonden dat tot erlanging van dien aan alle ende een igelijk deeser ingeseetenen soo hier aan de Caab als onder de buijten districten woonagtig, bij affixie van billietten sal worden bekend gemaakt dat alle aan d’ E. Comp. te koop gepresenteert wordende goede Caabse brandewijn tot 25 a 30 leggers toe, teegens een behoorlijken prijs sullen worden aangenomen en ingeslaagen.
En nademaal in ‘s Comps. dispens alhier geen vaderlandsch vleesch of spek meer in voorraad word gevonden, heeft men al wijders moeten besluijten dat om aan het des benoodigt sijnde schip Oosterhout te kunnen worden afgegeeven uijt de scheeps provisien van het ook ter deeser rheede vertoevend Patriaasse schip Popkensburg , twee vaaten vleesch en soo veel do. spek sullen moeten geligt worden als sijnde laatstgenoemden bodem volgens getuijgenis dier overheeden nog soo rijkelijk daarvan voorsien, dat sijl. ‘t een en ander sonder het minste ongerief wel sullen kunnen missen.
Sijnde laatstelijk nog geleesen seekere missive door kerkenraad van Draakensteijn aan deese Regeering weegens het bijleggen van ‘t geschil tusschen den predicant en krankbesoeker aldaar ontstaan, in de volgende bewoordingen geschreeven:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heer, den Heer Hendrik Swellengrebel, Raad en Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop en desselfs ressort, mitsgaders aan den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Edele Gestr. Heer en Agtbr. Heeren,’
‘Volgens U Ed. Agtbr. ordres weegens het beklagschrift van onsen Eerw. predicant, Salomon van Echten, teegen den krankbesoeker, Hermanus Bosman, in U Ed. aansienelijke vergaderinge gedaan, hebben kerkenraaden goedgevonden om soo veel mogelijk is deese saak bij te leggen, ten eijnde wij in deese gemeente allesints de vreede souden tragten te bewaaren, ‘t is nu soo verre met deese saak geleegen dat gem. ontmoetinge is weggenoomen en heeft de krankbesoeker versogt om de saak in der minne af te doen, waarop onsen Eerw. predicant goedgevonden heeft om de saak van questie af te doen en daarmeede willen betuijgen dat niets meer ter herten sal neemen, dan de vreede en eendragt te onderhouden, mits dat voornoemden krankbesoeker sijn behoorlijke respect aan Sijn Eerw. als een uijtdeeler van Gods verborgentheeden betoone en het gemaakte bankje wederom uijt de kerk brenge, ‘t geen van den krankbesoeker Bosman beloofd wierd te sullen nagekomen worden; het geen wij niet twijffelen of het sal U Ed. Agtbr. welgevallig voorkoomen dat gemelde saak in diervoegen is afgedaan tot voorkoming van alle verdere onlusten.’
‘Hiermeede blijve met schuldige eerbied’
‘(Onderstont) Edele Gestr. Heer en Agtbr. Heeren, UE. Wel Ed. Agtbr. verpligte dienaren, de kerkenrade aan Draakensteijn . (Was geteekent) S. v. Echten V.D.M., Jan Bastiaanse, Pieter de Villiers, Hnus. Bosman, Pieter le Roux, François Retif, Andries du Toit, Frans Bastiaansz. (In margine) Draakensteijn , den 18 Februarij 1742.’
Waarop verstaan is dat in selvervoegen als dit is geschied in opsigt van het over deese saak in vergaderinge van den 6 der bovengen. maand Februarij ingeleeverde schriftuur door voorm. predicant Salomon van Echten, ook hiervan aanteijkening sal gehouden worden.
Aldus geresolveerd en gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 92-93.¶
Woensdag den {17420228} 28 Februarij 1742, voormiddags.
Alle present, behalven de Heeren independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn en captn. Rudolf Sigfried Alleman.
Dewijl den schipper van het aanweesend Bengaals retourschip ‘t Huijs te Spijk , Willem de Wijs, aan den Heer Gouverneur heeft gerapporteert dat door leccagie dewelke hij in het ruijm onder de combuijs gehad heeft, twee packen met lijwaaten waaren nat geworden, is dienvogens op de propositie van welgem. Heer Gouverneur best gedagt en beslooten om de gesegde nat gewordene packen ten eersten aan de wal te laaten brengen en de daarin gevonden werdende goederen te doen wasschen, droogen, mitsgaders behoorlijk te versorgen en in te packen, ten eijnde dus des daartoe in staat bevonden werdende weeder na boord te kunnen werden gesonden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 94-101.¶
Maandag den {17420305} 5 Maart 1742, ‘s voormiddags. Gecombineerde vergaderinge.
Present den Wel Edelen Gestr. Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur deeser plaatse, d’ Heer Ryk Tulbagh, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, d’ Heer Mr. Daniel van den Henghel, oppercoopman en oud independent fiscaal, d’ Heer Rudolf Sigfried Alleman, capn. militair deeses Casteels, d’ E. Pieter Visser, schipper, d’ E. Nicolaas Heijning, d’ E. Willem de Wijs, schipper, d’ E. Christoffel Brand, d’ E. Jacobus Verleng, schipper, d’ E. Cornelis Eelders, d’ E. Cornelis van der Velden, schipper, d’ E. Josephus de Grandpreez, d’ E. Jacobus Möller; uijtgenoomen den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn.
Vermits den tijd door onse Heeren en Meesteren tot het vertrek der aanweesende retourscheepen beraamd, bereijts op handen geschooten is, en dat behalven het schip Amsterdam tot nu toe nog geen der andere scheepen die door haar Hoog Edelens tot Batavia tot de eerste retourbesending deeses jaars sijn aangelegt, hier aangeland sijnde, het ook niet apparent is dat deselve soo wel als de doorgaans hier laat aankoomende Ceijlonsse retourscheepen nog voor eerst aan dit Gouvernement sullen koomen op te daagen; wierd derhalven door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven dat Sijn Edele deese vergadering expresselijk hadde doen beleggen om aan de overheeden deeser repatrieerende scheepen te kunnen voorstel doen en afvraagen hoedanig het met hunne onderhebbende bodems is gestelt, en of sijl. als sijnde van alle vereijschte benoodigtheeden en potspijs voor de vaderlandsche voijagie na behooren voorsien, sig niet in staat bevinden om deselve sonder langer vertoef te kunnen onderneemen, of dat andersints aan ijmand het sij aan sijne ammonitie van oorlog of andere goederen nog iets quam te mancqueeren waardoor sulx soude kunnen worden verhindert of agteruijt geset, en dan wijders of sij swaarigheijd souden maaken om met hun vieren van hier te vertrecken; voegende den Gouverneur hierbij dat hij deese vraag in opsigt der goederen en ammonitie van oorlog met nadruk quam te doen, omdat de ordres onser Heeren en Meesteren meedebrengen dat de retourscheepen des benoodigt sijnde alhier daarvan na behooren sullen moeten worden voorsien, en dat met eenen aan de scheepsopperhoofden serieuselijk sal moeten worden gelast ende gerecommandeert (soo als Sijn Edele bij deesen was doende) dat sij sig altijd gecombineerd en teegens alle vijandelijke attacquen op haar hoede sullen moeten houden; op het welke door de overheeden deeser retourscheepen betuijgd geworden sijnde dat aan niemand van hun soo wel het een als het ander aangaande iets meer komt te mancqueeren, en dat sij van alles tot genoegen sijn voorsien en bijgevolge in staat om gerustelijk van hier te kunnen vertrecken, waartoe sij ook eenparig betuijgden geen swaarigheijd te maaken, is door den Gouverneur hierop gesegt dat deese vier retourbodems op Dingsdag den 13 deeser loopende maand Maart sullen moeten gemonstert worden, om vervolgens bij toelating van weer en wind op den vijfthienden daaraan van hier te kunnen vertrecken, in hoop dat onderwijl, om mogelijx met deselve te kunnen reijsvorderen, nog eenige scheepen ‘t sij van Batavia, Ceijlon of uijt China hier sullen moogen koomen aan te landen, sijnde voorts bij resumptie der Turksse passen deeser kielen koomen te blijcken dat sij sig daarvan na behooren voorsien bevinden, soo dat men alhier aan deselve geen andere sal behoeven bij te setten.
En nademaal Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier, die andersints als admiraal ‘t gebied over deese vier retourscheepen soude hebben moeten voeren, ter ordre van onse Heeren en Meesteren alhier in arrest heeft moeten genoomen om vervolgens na Batavia te rugge gesonden te worden, is hierom op desselfs versoek tot wimpel en gesagvoerder over deselve scheepen aangestelt den van hier staande te repatrieerene Heer oud fiscaal independent en oppercoopman, Mr. Daniel van den Henghel.
Overmits het quaad van opdrossen van Europeanen en wel voornaamentlijk van leijfeijgenen der E. Comp. of van particulieren nietteegenstaande bij continuatie alle mogelijke middelen tot weeringe van dien sijn in het werk gestelt, tot geen geringe schaade der E. Compagnie en van deese ingeseetenen nog al niet heeft kunnen gestuijt worden, geliefden welopgemelde Heer Gouverneur de overheeden deeser retourscheepen ter deeser oorsake nogmaals ernstelijk te vermaanen dat bij aldien sig ten tijde van haarlieder depart of op de reijse eenige wegloopers op haare onderhebbende bodems mogten bevinden of koomen ontdekt te worden, sij deselve niet met sig neemen of vrijlaaten, maar in teegendeel het sij hier of in het vaderland tot erlanging hunner meriteerende straffe wilden overgeeven, het geene sij meede aangenoomen hebben werkstellig te sullen maaken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] PIETER VISSER.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] W. D’ WIJS.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. VERLENGST.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] CS. VN. VELDE.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 102-106.¶
Maandag den {17420305} 5 Maart 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn.
Dewijl onder de ter rheede leggende vier retourscheepen geen word gevonden ‘t welk voor de Camer Rotterdam repatrieert, is op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat de door de Heeren Bewindhebberen ter voorm. Camer van hier geeijschte 24 aamen Constantia wijn aan Haar Wel Edele Groot Agtbre. sullen worden toegesonden met het aanweesend schip Amsterdam , soo als wijders nog in verminderinge van den eijsch der Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland, ook soo veel Constantia wijn in het retourschip ‘t Huijs te Spijk sal worden afgescheept als dat kieltje bequamelijk sal kunnen inneemen.
Waarna door den Heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh te kennen gegeeven sijnde dat bij ‘s Comps. negotiepakhuijsen alhier niet te vinden waaren sodanige snuijsterijen, soo van coraalen, spiegeltjes en wat dies meer sij, als tot het drijven van den slavenhandel op Madagascar noodwendig worden gerequireert, heeft men hierop na overweeginge van saaken moeten besluijten dat ‘er soo veel van die goedertjes bij particulieren sullen werden ingecogt als men sal kunnen magtig worden, ende dit ten civielsten prijs doenelijk.
Voorts is aan den oud burgerraad Daniel Pheijl, hierom versoek doende, ook gepermitteert om tot gerief deeser ingeseetenen teegens anderhalve stuijver het pond soo schaapen als beesten vleesch te moogen slagten en vercoopen onder sodanige bepaalingen nogtans als diesweegens aan de andere vrije slagters sijn voorgestelt.
Laatstelijk sijn ter ordre van den Heer Gouverneur in vergaderinge verscheenen den eersten en tweeden oppermeester deeses Gouvernements, Jan van Schoor en Barthold de St. Jean, dewelke op de afvraging van Sijn Edele hebben betuijgt dat Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier nu nog gantsch buijten staat is en misschien ook in langen tijd niet weesen sal om volgens de geeerde ordres onser Heeren en Meesteren na Batavia te kunnen te rugge gesonden worden, nademaal denselven door desselfs aanhoudende en eerder toe als afneemende siekte soo swak van herssenen en lighaam is geworden, dat men na hun oordeel niet als desselfs dood soude hebben te verwagten wanneer hij dus gestelt sijnde van hier in zee moest gaan.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 107-109.¶
Dingsdag den {17420306} 6 Maart 1742, voormiddags.
Alle present, behalven den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman.
Nademaal uijt de verleende verclaaring28 van de expres gesteld geweest sijnde gecommitteerdens tot het wassen en weeder besorgen der twee aan de wal gebragte nat gewordene packen van ‘t schip ‘t Huijs te Spijk , genommt. 428 en 445, inhoudende ijder 80 ps. salempoeris witte, is coomen te blijcken dat de gem. salempoeris verweert, aangestooken en door verrotting met gaaten behebt was, heeft men bij overweeging dat dat lijwaat in het vaderland niet met al meer waardig soude weesen en dat hetselve egter alhier nog ten dienste der E. Comp. soude kunnen werden geemploijeert, best geoordeelt en dienvolgens beslooten dat die twee packen niet weeder naar boord gesonden, maar hier ten eijnde voorm. sullen aangehouden en bij de negotieboeken deeses Gouvernements behoorlijk ingenoomen werden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] D. V. D. HENGHEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 110-125.¶
Dingsdag den {17420320} 20 Maart 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren bij hun hoog geagt aanschrijvens van den 13e der jongst gepasseerde maand October, dat ons met het aanweesend schip Seijbecaspel ter eeren aan handen is gekoomen, na alvoorens te hebben geuijt hun geeerd sentiment over de saak van den geweesenen secretaris der weescamer alhier, wijlen den ondercoopman Jacob Lever, en het alhier gevondene expedient om het te kort koomende op desselfs administratie sonder beswaarenis der daarbij geintresseerdens te kunnen magtig worden, voorders hebbende gelieven te ordonneeren dat weesmeesteren deeser steede alle maanden de boeken haarer camer sullen moeten nasien, de cas behoorlijk opneemen, een ordentelijk balans van ontfangst en uijtgaaf formeeren, en wijders dat alle de geene die ter voorsz weescamer eenige maniance van penningen hebben, ‘t sij secretaris, cassier of andere, suffiçante cautie sullen hebben te stellen voor dat geen ‘t welk in tijden en wijlen op haare administratie soude mogen te kort koomen; sal oversulx hiervan aan gedagte weesmeesteren door het afgeeven aan deselve van een extract uijt voorsz missive voor soo veel sulx deese saak aangaat kennisse worden gegeeven, met ernstige recommandatie daarbij dat sij de geciteerde ordres en beveelen van welopgem. Haar Wel Edele Hoog Agtbre. in alle deelen stiptelijk sullen hebben na te koomen; en gelijk ‘t gemelde Heeren Majores daarenboven nog heeft behaagd te gelasten dat door ons allesints sodanige voorsieningen sullen moeten worden gedaan als door dewelke sal kunnen worden voorgekoomen dat diergelijke ongelucken in het toekoomende bij gesegde weescamer niet meer koomen te gebeuren, heeft men nadat pligtschuldig in overweeginge was genomen geworden wat alhier tot bereijking van dat goede oogmerk best soude dienen en moeten werden beraamd en in het werk gesteld, na rijpe deliberatie hiertoe geen beetere nog efficasere29 middelen kunnen uijtdenken als te stipuleeren en vast te stellen dat den secretaris der soo dikwilsgenoemde weescamer die te gelijk cassier is, en buijten wien niemand aldaar eenige maniment van penningen heeft, voortaan onder hem aan contanten niet meer sal moogen hebben en houden als een somma van neegen duijsent guldens, dewelke na gemaakte calculatie is geoordeelt dat tot den dagelijxen uijtgaaf sal kunnen sufficieeren, en dat dat geen ‘t welk bovensdien sal inkoomen telkens in de groote geldcassa van die camer ten overstaan van twee of meer leeden uijt deselve sal moeten gebragt en aldaar bewaard worden terwijl geciteerden secretaris voor eevengem. somma van ƒ9000:- suffiçante cautie sal moeten stellen.
Dat ook bij deselve weescamer jaarlijx onder ulto. December of andersints bij het sluijten haarer boeken aan deese Regeering sal moeten worden overgeleevert een formeele en pertinente reecqg. van haare ontfangst en uijtgaaf in het afgeloopene jaar, met specificatie daarbij van het geld dat als doen bij haare camer per restant sal worden gevonden, gelijk ook waarinne haare verdere effecten komen te bestaan, waarmeede dan gehoopt word dat aan de geeerde intentie onser Heeren en Meesteren voldaan wordende, ook met eene sal kunnen worden voorgekoomen dat in het toekoomende geen diergelijke fraudes of malversatien meer in gesegde weescamer sullen kunnen gepleegt worden.
En nademaal het gedagte onse Heeren en Meesteren ook behaagd heeft goedgunstiglijk te approbeeren de alhier gedaane provisioneele aanstellingen van den luijtenant Rudolf Sigfried Alleman tot capitain militair deeses Casteels, mitsgs. van Johan Coenraad Warnecke en Wijnand Willem Muijs tot vaandrigs en soo ook van Hendrik Storm tot adjudant en drilmeester (den laatsten ‘t seedert insgelijx tot vaandrig bevordert sijnde) sullen derhalven Haar Wel Edele Hoog Agtbre. uijt naame van gemelde persoonen hierom versoek gedaan hebbende, voor deese aan hun beweesene gunst eerbiedig worden bedankt.
Den vertrekdag van hier na Madagascar van den hoeker de Brak tot inruijling van slaven voor dit Gouvernement teegens den 20e der aanstaande maand April vastgestelt geworden sijnde, heeft men wijders ter oorsake dat alhier geen vaderlandsch soutvleesch en spek genoeg in voorraad word gevonden om dat kieltje voor de heen en weder reijse gelijk het behoord te cunnen proviandeeren, hierom en ook om bij deese occagie een preuve te kunnen neemen of het hier ter plaatse ingesouten wordende vleesch tot gebruijk op de scheepen niet goed soude weesen en eenigen tijd kunnen blijven, beslooten dat tot supplement van het ontbreekende aan bovengem. vaderlandsche victualien alhier ten behoeve van dien hoeker soo veel vleesch sal worden ingesouten als daartoe sal benoodigt weesen. Des sullen de overheeden van dien hoeker de Brak worden geordonneert dit voor hun ter deeser plaatse sullende worden ingesouten vleesch eerst te verbruijken en het vaderlandsche neevens het spek tot op het laatst te bewaaren.
Bij geleegentheijd dat den tijd om volgens gewoonte deese burgerij in den wapenhandel te oeffenen nu op handen begind te schietten, geliefden den Heer Gouverneur de leeden des Raads in overweeginge te geeven of het niet best, ja noodig sijn soude dat gedagte burgerij in steede van op de ordinaire plaats hier op het velt, nu op deese stranden geëxerceert wierd, opdat deselve dus een denkbeeld krijgende van de wijse op welke sij aldaar bij aankomst of landing van een vijand soude moeten ageeren, in het vervolg als de nood aan de man quam niet alleen een wackere resistentie sal kunnen doen, maar ook den vijand kloekmoedig van de wal helpen afweeren; waarover met aandagt geraadpleegt en de nuttigheijd hiervan aangemerkt sijnde, is gearresteert dat voorsz burgerij en soo ook de militie deeses Casteels op de voorgestelde wijse en plaatse na dat sulx best sal kunnen geschieden onder opsigt en gesag van den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman na behooren sal moeten worden gedresseert en geoeffent.
Overmits den tijd van de opneeming der burger effecten ook begint aan te naderen, is meede vastgesteld dat deselve op Maandag den laatsten April mitsgaders Dingsdag en Woensdag den eersten en tweeden Maij aanstaande sal worden gedaan ten overstaan van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie ende sulx volgens gewoonte hier aan de Caab op de oude cat en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost al wederom op denselven voet als dit volgens resolutie van den 6 April 173030 seedert dien tijd gebruijckelijk is geweest.31
Inmiddels dat aan den oppermeester van meergem. schip Seijbecaspel op desselfs hierom gedane versoek toegestaan geworden sijnde om vermits desselfs indispositie onder afgesz gagie hier te mogen overblijven, wijders is verstaan dat in sijne plaatse op dien bodem wederom sal geplaatst worden den meede bij siekte ter deeser plaatse hebbende moeten vertoeven, dog thans volkoomen herstelt sijnde oppermeester van het gepasseerde schip Ruijter , Jan Klute.
Laatstelijk is het bij monde gedane versoek door den oud burgerraad Paulus Artois32 om tot gerief deeser ingeseetenen soo beesten als schaapen te moogen slagten en hetselve tot sodanigen prijs te vercoopen als het hem goeddunken sal, om reedenen afgeslaagen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 126-130.¶
Dingsdag den {17420403} 3 April 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.33
Sijnde al wijdeers nog gearresteerd dat seekere goedertjes dewelke door den sergeant der oppassers van Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier bij desselfs vertrek van hier in sijn logement sijn agtergelaaten, bestaande in 1 hellebaard, 1 trommel, 6 snaphaanen, 6 patroontassen en 6 plampers met haare draagbanden, bij de negotieboeken deeses Gouvernements behoorlijk sullen ingenomen worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 131-142.¶
Dingsdag den {17420417} 17 April 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Wierd door den Heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh in Raade overgeleevert de lijst van het tot het doen van den handel op het eijland Madagascar geprojecteerde carguasoen, bedraagende met de contanten of Spaanse realen daar onder gereekent, een somma van ƒ8777:16:8, bij welkers resumptie sijnde koomen te blijcken dat de daartoe gehoorende goederen genoegsaam sullen kunnen toereijken tot het drijven van voorsz negotie; is derhalven verstaan dat geciteerde carguasoengoederen ten eijnde als gemeld aan den tot het doen van die togt soo voor de heen als weeder reijse na behooren geproviandeert sijnde hoeker de Brak sullen worden meede gegeeven.
Bij geleegentheijd dat men dagelijx lastig word gevallen door deese en geene persoonen, met versoeken om voor deese burgerij te moogen slagten, in overweeging sijnde genoomen dat dit land door des Heeren zeegen sodanig van slagtbaar vee is voorsien, dat den landman om aan desselfs dringenste nooddruft te kunnen fourneeren, genoodsaakt word sijn beestiaal ver beneeden de waardije te vercoopen, sonder het egter nog te kunnen quijt raaken; waardoor dan ook word veroorsaakt dat veele van deese ingeseetenen die hetselve selfs bij enkeld stuk om soo te seggen te geef kunnen krijgen, tot hun huijs gebruijk beginnen te slagten, is hierom best gedagt dat aan alle ende een igelijk deeser inwoonderen daartoe geneegen weesende, sal sijn en blijven gepermitteert om tot gerief van deese coloniers tot sodanigen prijs als het hun goed dunken sal, mits dat het niet hooger sij dan teegens anderhalf stuijver het pond soo schaapen als beesten vleesch te moogen slagten en vercoopen, edog onder sodanige conditien en bepaalingen als dit tot nu toe is geschied; tot naarkominge van het welke de geene die in maniere voorsz sullen willen slagten, sig ook bij het passeeren van een behoorlijk contract ter secretarije deeses Gouvernements sullen moeten verbinden.
En nademaal door het niet koomen van Batavia van het gewoonelijk provisieschip voor dit Gouvernement het seer apparent, ja schier ontwijffelbaar is dat dit jaar ook van daar herwaarts niet sal gesonden worden den ordinaire voorraad van het voor deese plaats soo hoog noodig sijnde lijwaat en andere waaren, heeft men derhalven moeten besluijten dat van nu af aan uijt ‘s Comps. pakhuijsen geen Indiaasse goederen meer als alleen peper en Javaansse rottings, waarvan men nog reedelijk wel is voorsien, voor contant sullen worden verstrekt of vercogt; sullende alle deselve tot gebruijk van d’ E. Comp. moeten worden bewaard, ondertusschen dat om de geallegueerde reedenen, en het toeneemende gebrek aan lijwaat nog beslooten is dat met het ter deeser rheede leggende Frans schip L’ Hercule van Bengalen , werwaarts hetselve is gedestineert, sullen worden geeijscht eenige soorten van de aldaar vallende en hier ter plaatse ten hoogsten gerequireert wordende lijwaaten.
Sijnde wijders op het voordraagen van den Heer Gouverneur dat het gebrek dat men alhier heeft aan slaven tot het verrigten van ‘s Comps. werk nog blijft aanhouden en dat de weijnige van bovengemelde eijland Madagascar koomende leijfeijgenen dat gebrek op verre na niet kunnen remedieeren, ook verstaan dat de Regeering des eijlands Ceijlon bij ons met het aanweesend schip Horssen derwaarts staande toegesonden te worden brief wederom sal worden versogt bij bequame geleegentheijd herwaarts soo veel van die dienstbaare menschen te willen senden als die aldaar sullen weesen te bekoomen.
Vervolgens is in vergaderinge verscheenen den eersten opperchirurgijn deeses Gouvernements, Jan van Schoor, denwelken door den Heer Gouverneur wederom afgevraagt sijnde hoedanig het thans was gestelt met Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier en of ‘er geen apparentie soude weesen dat denselven in het korte van hier na Batavia soude kunnen vertrecken, daarop ten antwoord heeft gegeeven dat hij seedert desselfs ten deesen subjecte gedaane declaratie in vergaderinge van den 5e der jongst afgeweekene maand Maart in het minste geen verandering ten besten aan gemelde Sijn Edelheijd heeft kunnen nog kan bespeuren, en dat hij oppermeester soo hierom als om meer andere reedenen bij resolutie van eevengem. datum in ‘t breede aangehaalt, dewelke alle thans nog exteeren, seggen moest dat dikwils geciteerde Sijn Edelheijd Valckenier voor als nog buijten staat is om ingevolge de seer geeerde ordres onser Heeren en Meesteren na Batavia te kunnen te rugge gesonden worden, en dat het daarmeede soo wanneer het eens soo ver mogt koomen, nog wel eenigen tijd soude kunnen aanloopen.34
En gelijk uijt de hierover verleende verclaaringen door de opper en onderofficieren van het meede in deese baaij ten anker leggende retourschip Streijen komt te blijcken dat ses en twintig vaten hunner buscruijt op de reijse niet alleen nat en bedurven waaren geraakt, maar dat bovensdien 14 stux van deselve, als ten eenemaal bedurven geweest sijnde, over boord in zee hadden moeten worden gegooijt, dat ook het hun op Batavia meede gegeevene hardbrood door de kackerlacken en ander ongedierte of opgegeeten dan wel tot nuttiging onbruijkbaar gemaakt was, en eijndelijk dat een van haare provisienvaten gantsch bedurven en stinkend was bevonden, is derhalven gearresteerd dat het een en ander alhier na behooren sal worden gesuppleeert, middelerwijl dat de overige in gesegden bodem nog berustende vaten met bedurvene buscruijt, hier aan de wal sullen moeten gebragt en door de constapels deeses Casteels gevisiteert worden om dus met seekerheijd te kunnen weeten of dat buscruijt nog waardig en in staat is om na Batavia te kunnen worden gesonden, soo als de ordre sulx in diergelijke gevallen wanneer hetselve nog soude kunnen worden vermaalt, komt meede te brengen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 143-148.¶
Dingsdag den {17420424} 24 April 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen d’ E.E. Cornelis Eelders en Jacobus Möller.
Nadat door den Heer Gouverneur in Raade was geproduceert geworden seeker beslooten brief denwelken nu van Batavia onder ‘s Comps. papieren ontfangen, en geaddresseert is aan Sijn Edelheijd Adriaan Valckenier als afgegaanen Gouverneur Generaal, admiraal der retourvloot, en jegenswoordig nog uijt kragte van desselfs hoog caracter ter deeser plaatse het oppergesag en de visite waarneemende, gaf Sijn Edele vervolgens de leeden des Raads in overweeginge of gesegden brief die men, als met ‘s Comps. cachet verseegeld sijnde, moet vaststellen dat geene andere materien in sig sal behelsen als sodanige dewelke ‘s Comps. affaires sijn raakende, aan voormelde Sijn Edelheijd Valckenier ter oorsake dat denselven thans van alle de voorseijde eminente charges is ontbloot en gevolgelijk geen maniment meer over ‘s Comps. saaken heeft, soude kunnen worden afgegeeven, en soo niet hoedanig dan dat daarmeede best soude dienen gehandelt te werden, waarover met aandagt geraadpleegt weesende, voor den dienst der E. Comp. raadsaamst is geoordeelt dat meergemelden brief ongeopent van hier na het vaderland aan onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren sal worden voortgesonden.
Sijnde hierna bij welopgem. Heer Gouverneur nog in vergaderinge vertoont drie door Haar Hoog Edelens tot Batavia ten behoeve van Sijn Edele, den Heer secunde Rijk Tulbagh en den Eerw. predicant François le Sueur verleende wisselbrieven, bedraagende te saamen seeven en twintig duijsent Rijxds., en is hierop verstaan dat deselve wisselbrieven ingevolge van het ter needer gestelde bij het seer geagt aanschrijvens van welopgem. Haar Wel Edele Groot Agtb. van den 6 November des voorleeden jaars bij bequame geleegentheijd aan dies inhouders uijt ‘s Comps. cassa alhier sullen voldaan worden.
Wijders is op het hierom bij geschrifte gedaane versoek35 door weesmeesteren deeser steede aan den onder Haar Eerws. opsigt staande jongeling, Willem Pas, toegestaan om met een der aanweesende retourscheepen na het vaderland te mogen overvaaren, mits betaalende het daartoe staande transport en costgeld om in de cajuijt gelogeert en getracteert te worden.
Laatstelijk sijn ter vergaderinge nog gepresenteert en nagesien eenige versoekschriften geannexeert met de procuratie en soldijreeckeningen van de onder te noemene persoonen, tendeerende om permissie tot dies overmaaking aan hunne daarbij genoemde gemagtigdens te moogen erlangen, als den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel, weesmeesteren voor reecqg. des erfgen. van den overleedene mattroos Daniel Lambregts, weesmeesteren voor reecqg. des erfgen. van Albert Barendsz van Gildenhuijsen, Godhard Ackerman, Jan Scholten, Hendrik Veers, Jacob Cloppenburg. In opsigt van dewelke goedgevonden is dat deselve in handen van den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn sullen worden gestelt, op dat daarmeede door Sijn E. navolgens de ordre sal kunnen worden gehandelt.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 120, pp. 149-159.¶
Maandag den {17420430} 30 April 1742, ‘s voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present den Wel Edelen Groot Agtbr. Heere Joan Paul Schaghen, Eersten Raad en Directeur Generaal van Neederlands India, den Edelen Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneurin loco, d’ Heer Rijk Tulbagh, oppercoopman en secunde alhier, d’ Heer Pieter Reede van Oudshoorn, fiscaal independent, d’ E. schout bij nagt, Jan van Heemsteede, d’ E. Rudolf Sigfried Alleman, capitain deeses Casteels, d’ E. schipper Gerrit van der Tolle, d’ E. Nicolaas Heijning, d’ E. schipper Jan Kelder, d’ E. Christoffel Brand, d’ E. schipper Joost Anker, d’ E. Josephus de Grandpreez, d’ E. schipper Willem Vroom, d’ E. Jacobus Möller, d’ E. schipper Arij van Veurden, d’ E. schipper Harke Zeeres, d’ E. schipper Harmen Schutte, d’ E. Dirk Horbag, fiscaal van de vloot; uijtgenomen den E. coopman en winkelier, Cornelis Eelders.
Deese vergadering onder het praesidie van hoogst gemelden Edelen Heer Joan Paul Schaghen, denwelken met het retourschip Marsseveen als vice admiraal deeser hier ter rheede leggende retourvloot aan dit Gouvernement behouden is gearriveert, belegt en door den Heer Gouverneur alvoorens te treeden tot de verhandelinge der saaken waarover men thans vergadert is, gecommuniceert geworden sijnde dat gedagte retourvloot, ter saake dat Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier volgens ordre der Heeren Majores na Batavia moet te rugge keeren, sig thans van haaren admiraal en oppergebieder ontbloot bevond, wierd hierop door welopgem. Edelen Heer Directeur Joan Paul Schaghen aan een igelijk der leeden in serieuse overweeginge gegeeven of het niet noodsakelijk sijn soude dat deese retourvloot, ten eijnde alles daarop geduurende de verdere reijse van hier na Europa in de vereijschte ordre mogt toegaan, en dat ook de praesidiale Camer Amsterdam, navolgens ordre en gebruijk haare vlagge soude kunnen t’ huijs krijgen, nu van eenen anderen admiraal en opper gesagvoerder wierde voorsien, en soo jaa of Sijn Edele als dan daartoe niet de naaste weesen soude, waarover met aandagt geraadpleegt en sulx door de gantsche vergadering voor den dienst der E. Comp. ten uijttersten noodig geoordeelt weesende, heeft dikwils geciteerden Edelen Heer Schaghen wijders gelieven te seggen dat hij dienvolgens als hem dit thans uijt hoofde van desselfs caracter competeerende het oppergebied over deselve retourvloot op sig was neemende, en dat Sijn Edele gevolgelijk met de vlagge als admiraal soude overgaan op het voor de praesidiale Camer Amsterdam repatrieerende Ceijlons retourschip Wel te Vreeden , sijnde vervolgens op het voordraagen van Sijn Edele, onder de geeerde goedkeuringe Haarer Wel Edele Hoog Agtbre. de Heeren Seventhienen in Sijn Edelens plaats tot vice admiraal aangestelt den bereijts daartoe op Batavia gedesigneert geweest sijnde schipper van Marsseveen , Gerrit van der Tolle.
Waarna het welopgem. Edelen Heer admiraal nog behaagde te seggen dat dewijl den tijd door onse Heeren en Meesteren tot het vertrek deeser retourvloot beraamd, al over lang over gestreeken, en dat ook de quade mousson op handen geschooten is, deese vergadering door Sijn Edele expresselijk was geconvoceert om aan de verdere vlagofficieren en overige scheepsopperhoofden deeser nu onder Sijn Edelens vlagge sorteerende retourscheepen te kunnen voorstellen en afvraagen of sijlieden, als van alle benoodigtheeden en potspijs voor de vaderlandsche voijagie en het schout bij nagts schip Streijen daarenboven van andere buscruijt en hardbrood, tot vervulling van dat geen ‘t welk daarvan op de reijse nat en bedurven is geraakt, na behooren voorsien sijnde, sig niet in staat bevonden om jeegenswoordig die voijagie met gerustheijd te kunnen onderneemen, of dat andersints aan imand het sij aan sijne ammonitie of andere goederen nog iets quam te ontbreeken, waardoor hetselve soude kunnen worden verhindert, voegende Sijn Edele hierbij dat hij deese vraag in opsigt der goederen en ammonitie van oorlog met nadruk quam te doen, omdat de ordres onser Heeren en Meesteren koomen te dicteeren dat de retourscheepen, des benoodigt sijnde, ter deeser plaatse daarvan na behooren sullen moeten worden voorsien; op het welke door alle betuijgd sijnde geworden dat sij sig van alles tot genoegen voorsien bevonden, dat aan niemand iets meer mancqueerde en dat sij gevolgelijk in staat souden weesen om binnen seer korte daagen van hier te kunnen vertrecken, is derhalven na gehoudene raadpleeging de monstering deeser retourvloot teegens den derden der aanstaande maand Maij, mitsgads. den tijd van zeijlen op den 5 daaraan vastgestelt, in hoop dat onderwijl nog tijdig genoeg om met deselve te kunnen reijsvorderen hier sullen mogen koomen op te daagen de agterblijvende retourscheepen d’ Annanas , Ruijven , Abbekerk en het Chinaas retourschip Enchuijsen , dan wel ten minsten eenige derselve, terwijl wijders door hoogst gedagten Edelen Heer Eersten Raad en Directeur Generaal van Neederlands India, mitsgaders admiraal deeser retourscheepen, aan desselfs overheeden nadruckelijk gerecommandeert is sig altijd soo veel mogelijk bij den anderen onder Sijn Edelens vlagge gecombineert en haare onderhebbende scheepen teegens alle vijandelijke aanvallen ter defentie vaardig te houden, gelijk ook om geen wegloopers die sig aan boord souden moogen bevinden van hier meede te neemen, sijnde voorts bij resumptie der Turksse passen deeser retourbodems gebleeken dat se sig daarvan na vereijsch voorsien bevinden, sulx aan haar ter deeser plaatse geen andere sullen behoeven te worden bijgeset; wijders is den opperchirurgijn van meermaals genoemde schip Marsseveen , Steven Dissel, gequalificeert om op dien bodem in steede van dies overleedenen boekhouder de boeken te houden en alles wat tot die functie behoort waar te neemen, mits verpligt blijvende daarbij desselfs dienst als oppermeester te continueeren.
Laatstelijk heeft men nog goedgevonden dat meergeciteerden Edelen Heer Joan Paul Schaghen als admiraal en oppergebieder deeser retourscheepen op morgen den eersten Maij, ‘t weer sulx willende toelaaten, aan boord van het bovengenoemde schip Wel te Vreeden met de solemniteijten in diergelijke gevallen gebruijkelijk sal worden voorgestelt, ten welken eijnde Sijn Wel Edele Groot Agtbre. aan de scheepsopperhoofden geordonneert heeft sig op dien dag des morgens aan gemelde schip Wel te Vreeden te laaten vinden, om deselve voorstelling gelijk het behoord te kunnen bijwoonen.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] JN. P. SCHAGHEN.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] J. V. HEEMSTEE.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] GT. VN. DR. TOLLEN. 1742
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] JN. KELDER.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JOOST ANKER.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] WLM. VROOM.
[Signed:] JS. MÖLLER.
[Signed:] A. V. VEURDEN.
[Signed:] HERCKE ZERES.
[Signed:] HS. SCHUTTEN.
[Signed:] D. HORBAG.
C. 120, pp. 160-166.¶
Dingsdag den {17420501} 1sten Maij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier, Cornelis Eelders.
Geleesen en geresumeert weesende seeker schriftuur van weegens Zijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier in de volgende bewoordingen in Raade overgegeeven:36
Aan den Edelen Gestr. Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad deeses Gouvernements.
‘Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren, Den ondergeteekende repatrieerende en thans door Uwe Edele Gestr. uijt ordre der Hoog Edele Heeren Seventhienen in militaire arrest gesteld sijnde Gouverneur Generaal van Neederlands Indiën, geeft reverentelijk te kennen hoe denselven met den aankomst der kersscheepen uijt Neederland aan deesen uijthoek ontfangen heeft drie mandamenten van arrest en rauactie met edicte onder dato 10 November ao. passo. en door den Eersten Gesworen Exploicteur Hendrik Appel geteekent, als eene van den door Haar Hoog Edele Groot Agtbre. de Heeren 17en in ‘t Patria geeligeerden Gouverneur Generaal van Neederlands Indiën, Gustaaf Willem van Imhoff, en de Heeren Elias de Haeze en Isaac van Schinne omme te compareeren voor den Hove van Holland, Zeeland ende Vriesland , met prefixie van tijd, sijnde de maand Augustij ao. futuro, het sij in persoon, dan wel gemagtigdens te stellen, zoo is het dat den onderget. aan Uwe Edele Gestr. en E. Agtbre. komt voor te draagen dat sijn persoon hoogst noodsakelijk in Neederland vereijscht wierd, om voor eevengem. Hove van Holland, Zeeland ende Vriesland den eijsch te moogen aanhooren, en daarteegens desselfs belangen in te brengen, terwijl den ondergeteekende om reedenen soo een saak van soo veel aangeleegentheijd niet wel aan sijne gemagtigdens kan ter hand stellen sodanige papieren tot die saak specteerende, vermits door de swacke lighaams constitutie sig niet in staat bevind alles na vereijsch ten papiere te kunnen brengen, waaromme den ondergeteek. versoekt soo draa de gesteldheijd van sijn lighaam eenigsints het mogte toelaaten, dat over zee sal kunnen vervoert werden, met het eene of het andere ‘s Comps. retourbodem na Neederland te moogen vertrecken omme te voldoen aan de dagvaarding van eevengeciteerde Hove.’
‘Vervolgens doet den onderget. al verder versoek dat aan hem mag werden afgegeeven alle sodanige copia authenticque resolutien die ten sijnen opsigte successive alhier in Raade sijn genoomen en nog staan genoomen te werden, ten eijnde sig daarvan te kunnen bedienen ter plaatse daar het behoort.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende & &. (Was getekent) Ain. Valckenier. (In margine) Cabo de Goede Hoop, ingedient in Rade van Politio, den 1 Maij ao. 1742.’
Is best gedagt dat op het eerste lid van dat schriftuur, inhoudende versoek dat aan gem. Sijn Edelheijd mogt worden toegestaan om de daarbij geallegueerde reedenen na Neederland te vertrecken, voor appostille sal worden gegeeven dat men daartoe niet treeden kan; dog ten opsigte van het bij meergemelde schriftuur verdere gerequireerde, dat aan geciteerde Sijn Edelheijd Valckenier sullen worden ter handen gestelt sodanige resolutien als bereyds alhier ten sijnen reguarde sijn en nog sullen moogen worden genoomen.
Bij nadere resumptie der procuratien en soldijreecqgen. bij resolutie van den 24 der eeven gepasseerde maand April vermeld, sijnde koomen te blijcken dat deselve door den Heer independent fiscaal, Pieter Reede van Oudshoorn, ondersogt en wel bevonden sijn, aan dies eijgenaars is gepermitteert de voorseijde procuratien en soldijreecqgen. aan hunne vrienden en gemagtigdens in het vaderland te moogen oversenden.
Laatstelijk is aan Maria Gabriëlla Josephina Capitaine, wed. wijlen den ondercoopman Slicher, met het aanweesende schip Horstendaal van Batavia hier aangeland, vermits haare swacke lighaams gesteldheijd gepermitteert om neevens haar dogtertje tot nadere scheepsgeleegentheijd ter deeser plaatse te moogen verblijven.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 167-172.¶
Dingsdag den {17420508} 8 Maij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Het gebrek dat men hier aan Indiaasse waaren en wel voornaamentlijk aan lijwaat heeft, ter saake dat tot nu toe niets van die goederen van Batavia ter deeser plaatse is aangebragt geworden, schoon men altijd heeft gehoopt dat sulx met eenige der aan weesende retourscheepen weegens dat dit jaar geen provisieschip van gem. hooftplaats herwaarts heeft kunnen worden gesonden, soude hebben mogen geschieden, sodanig sijnde koomen toe te neemen, dat men teegenswoordig onvermogens is om het benodigde linnegoed in ‘s Comps. hospitaal alhier tot gebruijk voor de aldaar leggende impotenten te kunnen fourneeren; is derhalven verstaan dat Haar Wel Edele Groot Agtbre. de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering bij ons eerst af te gaane schrijvens eerbiedig sullen worden versogt een gunstige reflexie te willen neemen op onsen jongst van Batavia gedaanen eijsch en vooral belangende het daarbij gepetitioneerde lijwaat.
En nademaal uijt de overgeleeverde verclaaring van de twee constapels deeses Gouvernements komt te blijcken dat het nat gewordene en aan de wal gebragte buscruijt van het schout bij nagts schip Streijen , in 350 lb. bestaande, ten eenemaal bedurven en onbruijkbaar is, heeft men dienvolgens moeten besluijten dat hetselve sal worden weggeworpen.
Vervolgens geliefden den Heer Gouverneur te seggen dat dewijl Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier thans aan de beeter hand is, Sijn Edele soo hierom, als ter sake dat deese ter rheede leggende uijtkoomende scheepen eens van hier vertrocken sijnde, men als dan behalven het agterblijvende schip Duijnenburg voor eerst geen meerdere scheepen uijt het vaderland ter deeser plaatse sal hebben te verwagten, den eersten en tweeden opperchirurgijn van dit comptoir, Jan van Schoor en Barthold de St. Jean, voor deese vergadering hadde ontbooden om van deselve te kunnen verneemen of gesegde Sijn Edelheijd Valckenier nu niet in staat soude weesen om met gerustheijd en sonder dat denselven hierdoor aan eenig gevaar voor desselfs leeven als andersints soude worden blootgestelt, met een der voormelde hier vertoevende Patriaasse scheepen na Batavia volgens de ordre der Heeren Majores te kunnen worden te rugge gesonden; welke twee oppermeesters hierop binnen gekoomen en het bovenstaande aan deselve voorgehouden sijnde, hebben sij hierop verclaart dat dikwils genoemde Sijn Edelheijd Adriaan Valckenier seedert het laatst over deese materie aangeteekende bij resolutie van den 17e der gepasseerde maand April wel geen accesse meer van de derden daagse coortse, waarmeede denselven tot dus lang is behebt geweest, heeft gehad en dat ook desselfs kragten na dien tijd eenigermaaten sijn toegenoomen, dog dat des niettemin sijn hoofd gelijk ook de beneeden delen van desselfs lighaam, aan welke laatste een soorte van lammigheijd met zucht vermengd word bespeurt, nog soo swak waaren dat wanneer denselven in dien staat na boord van een schip soude moeten worden getransporteert, sulx niet als op een cadel leggende soude kunnen geschieden, hebbende gesegde oppermeester[s] wijders op de aan haarl. door den Heer secunde, Rijk Tulbagh, hierover gedane vraage nog betuijgt dat indien een gemeen man die onverschillig was, sig in sodanigen toestand als waarin gedagte Sijn Edelheijd nu is, ten deesen hospitaale onder hun opsigt bevond, sij als dan denselven daaruijt niet souden monsteren om op een schip geplaatst en dus van hier weggesonden te worden, dan is na gehoudene raadpleeginge best gedagt met het neemen van eenig besluijt hierop soo lang te wagten totdat door voorseijde opperchirurgijns van dit alles een schriftelijk berigt sal sijn ingeleevert, waarbij deselve ook na hun beste weeten positief sullen moeten verclaaren of gesegden Edelen Heer Adriaan Valckenier teegenswoordig in staat is om na Batavia te kunnen worden te rugge gesonden ofte niet.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 173-176.¶
Donderdag den {17420517} 17 Maij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Geleesen sijnde seeker versoekschrift door den oud burgerraad Matthias Bergsted in de volgende bewoordingen overgegeeven:38
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop &a. &a., mitsgaders den E. Agtbre. Politicquen Raadt.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. ootmoedigen dienaar den oud burgerraad deeser plaatse, Matthias Bergsted, hoe desselfs leijfeijgen en huijs boorling, genaamt Joseph, nu vijftien maanden geleeden buijten de minste reeden is gefugeert, en dus op een schelmagtige wijse sig den dienst van sijn lijfheer heeft onttrocken, sonder dat den supplt. heeft geweeten gehad waar denselven seedert gestooven of gevloogen was, dan nademaal den supplt. thans ter ooren is gekoomen dat gem. gedrosten slaaf in den voorleedenen jaare op eene van ‘s Comps. retourscheepen sig verstooken hebbende, daarmeede niet alleen naar Europa is gevlugt, maar ook dat dien knaap bovendien de assurantie heeft durven neemen van hem aldaar in dienst der E. Comp. te laaten aanneemen, en sodanig met het teegenswoordig in de Simonsbaaij vertoevende schip Duijnenburg wederom alhier te verschijnen, seekerlijk om daardoor sijn wettigen meester en lijfheer te trotseeren, ende des te meer spijt aan te doen, ‘t welk den supplt. (onder correctie gesegt) vermeijnd dat niet te dulden is en dat het ook een oneigen en harde saak soude sijn dat men door sulk gedoente van een slaaf het daarop hebbende regt van eijgendom soude moeten verliesen, hier nog bij koomende dat indien diergelijke wegloopers hieromtrent haare sin quamen te krijgen, hetselve een ijder bedugt soude maaken van indertijd alle sijne slaven op die wijse quijt te raaken, soo neemt den supplt. derhalven de vrijheijd sig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbe. met ootmoedig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn een gunstig besluijt te neemen dat gedroste slaaf Joseph aan den supplt. wederom in eijgendom werde overgegeeven.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &.’
Is nadat door den Heer Gouverneur de leeden des Raads was gecommuniceert geworden dat Sijn Edele gisteren bij provisie ordre hadde gestelt dat den in voorm. schriftuur gementioneerde slaaf Joseph hier aan de Caab neevens desselfs bagagie in goede verseekeringe wierde opgebragt, gearresteert dat gem. slaaf Joseph van sijnen bescheijdenen bodem Duijnenburg geligt sijnde, voorts om over sijne gepleegde misdaad voor den Raad van Justitie deeses Gouvernements te kunnen worden geactioneert, sal gestelt worden in handen van den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 177-191.¶
Dingsdag den {17420605} 5 Junij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn.
Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat de touwen van het in de Baaij Fals vertoevende retourschip d’ Annanas uijtgenoomen de geene waarvoor thans ten anker is leggende, bij Sijn Edelens aanweesen aldaar en ter sijner ordre gevisiteert en op een na onbequaam gevonden sijnde om een schip langer daaraan met gerustheijd te kunnen vertrouwen, Sijn Edele ter dier oorsake, maar ook wel voornaamentlijk om uijt te winnen den tijd denwelken andersints noodwendig soude hebben moeten worden verspilt wanneer dien bodem van hier met andere touwen tot supplement der bedorvene soude hebben moeten worden voorsien, alsoo men sulx over zee soude hebben moeten doen, uijt het in voormelde Baaij Fals nog geankert leggende uijtkoomend schip Duijnenburg behalven eenige weijnige andere kleijnigheeden nog ten behoeve van geciteerden bodem d’ Annanas heeft doen ligten twee swaare touwen, als een het welk ter waarloo was dienende en het andere uijt desselfs inhebbende laading voor Batavia.
Dat ook om de even aangehaalde reedenen, namentlijk om geen tijd te laaten verlooren gaan met het doen vervoeren van deese plaats na gemelde baaij van deese en andere noodwendigheeden, ter ordre van welopgem. Sijn Edele nog uijt de laading van voorsz schip Duijnenburg sijn geligt een vat spek en een do. soutvleesch, om daarmeede te remplaceeren twee vaaten met diergelijke provianden dewelke op gesegden bodem d’ Annanas insgelijx onbruijkbaar syn gevonden, en soo meede nog door de overheeden van eerstgem. kiel aan de andere tot vervulling der weggewaaijde voorts nog bijgeset een groote marszeijl en een focke; dewelke voorsz scheepsopperhoofden hebben betuijgt sonder het minste ongerief te hebben kunnen missen; voegende meergem. Heer Gouverneur daarbij dat dewijl de lange saaling van de groote mast van dat schip d’ Annanas moet worden gerepareert, waartoe niet alleen bereijts een waarloos ankerstok van Duijnenburg is geligt geworden, maar ook de timmerlieden van die kiel soo tot het spoedig helpen verrigten van dat werk als ook om de behulpsame hand te leenen omtrent het repareeren der verdere aan geciteerde schip de Annanas gevonden wordende gebreeken, noodwendig sullen moeten worden geemploijeert, en dat dien bodem nog boven dit alles, als desselfs bood in de Straat Zunda verlooren hebbende, gevolgelijk die van Duijnenburg sal moeten gebruijken om het voor de verdere voijagie benoodigt hebbende drinkwater en andere benoodigtheeden voor hem af te haalen, Sijn Edele oversulx de meergem. opperhoofden van het schip Duijnenburg hadde moeten ordonneeren dat zijl. hierom met hunnen onderhebbenden bodem nog een dag a vier in soo dikwils genoemde Baaij Fals sullen moeten blijven leggen; alle ‘t welke als streckende tot den waaren dienst der E. Comp. aangemerkt sijnde, heeft gesegden Heer Gouverneur vorders in vergaderinge geëxhibeert seekere verclaaring door de overheeden van meermaals genoemde schip d’ Annanas verleend, ten blijcke dat de vier stux canon dewelke sijl. bij swaar weer tot verligting van die kiel overboord in zee hebben moeten gooijen, alhier met geen andere sullen behoeven geremplaceert te worden, nademaal sij oordelen in staat te weesen om hun met de binnen boord overig hebbende agtien stucken swaar geschut des noods na behooren te kunnen deffendeeren.
Door den schipper van eeven gementioneerden bodem d’ Annanas , Jacob Popta, aan welopgem. Sijn Edele terwijl sig in de Baaij Fals bevond versoek gedaan sijnde om vermits desselfs kranksinnigheijd en dat hierdoor buijten staat was om sijnen dienst binnen boord langer te kunnen waarneemen of de reijse te doen, ter deeser plaatse onder afgesz gagie te moogen verblijven; heeft men hem sulx geaccordeert en is vervolgens onder de geeerde goedkeuringe van Haar Wel Edele Hoog Agtbre. de Heeren Seventhienen in desselfs plaatse weeder tot schipper aangestelt den opperstuurman van die kiel, Jan Jansz Moorland, met ƒ60 ter maand.39
Bij overweeginge dat het niet doenelijk soude sijn dat men de sootendeeser rheede als in de Baaj Fals gesepareert geankert leggende retourscheepen Enkhuijsen , Ruijven , Abbekerk en d’ Annanas op een der twee voormelde plaatsen soude kunnen bijeen doen koomen om gecombineert sijnde, de reijse voort te setten, sonder dat daarmeede veel tijd wierde verspilt, boven en behalven andere ongemacken die somtijds daaruijt souden moogen koomen te ontstaan, waaraan het gantsch niet raadsaam soude weesen deese kostelijke bodems in deese reets ver ingeschootene wintersaijsoen te exponeeren, is derhalven, dit alles wel ingesien sijnde, op het voordraagen van den Heer Gouverneur voor den dienst der E. Comp. best gedagt de in deese Tafelbaaij vertoevende scheepen, namentlijk Enchuijsen , Ruijven en Abbekerk te saamen onder de wimpel van den schipper van eerstgen. kiel, Dirk Sommerman, als voor de praesidiale Camer Amsterdam repatrieerende, en d’ Annanas alleen uijt de voorseijde Baaj Fals te laaten vertrecken, des sullen soo wel den geciteerden wimpelvoerder als de overheeden van d’ Annanas op het nadruckelijkste worden geordonneert dat sijl. met de bij hunne en onderhebbende bodems van haare gesegde legplaatsen vertreckende, de cours direct na het eijland St. Helena sullen hebben te setten en dat die geen van hun die eerst aldaar sal aankoomen, ter voormelde plaatse den tijd van agt daagen na den agterblijvenden sal moeten blijven wagten, om bij dies verschijning met den anderen te conjungeeren en dus onder de wimpel van gesegden schipper Sommerman na het vaderland voort te seijlen, dog dat dien tijd overgestreeken sijnde, sonder dat inmiddels aan dat eijland quam op te daagen het schip of scheepen waarna in maniere voorsz sal sijn gewagt, dat als dan de eerste aldaar gearriveerde, al was het schip d’ Annanas alleen dan wel den meergem. wimpelvoerder met de drie bij en onder hem hebbende scheepen sonder langer vertoefde reijse van daar na de havenen onses lieven vaderlands sullen hebben voort te setten, alwaar men hoopen wil dat alle deese kielen in der tijd geluckig en voorspoedig sullen moogen koomen aan te landen.
Nadat alle deese scheepssaaken dus waaren afgehandelt geworden, is door den eersten en tweeden oppermeesters deeses Gouvernements, Jan van Schoor en Barthold de St. Jean, om te voldoen aan het aan haarl. in vergaderinge van den 8 der afgeweekene maand Maij geordonneert, weegens den toestand waarin sig Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier als toen bevond, het volgende schriftelijk rapport ingeleevert:40
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & &, beneevens den E. Agtbren. Raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Gelijk de onderget. eersten en tweeden opperchirurgijns deeses Gouvernements ter ordre van den Wel Edelen Gestr. Heere Gouverneur Hendrik Swellengrebel in Uwe E.E. Agtbre. vergaderinge van den 24 Februarij en 17 April jongstl. eens en andermaal een omstandig berigt hebben gegeeven weegens den swacken toestand waarin Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier, sig ter voormelde tijden gevonden en geleegen heeft; sullen deselve na sig daaraan te hebben gedraagen om pligtschuldig te voldoen aan het aan hun geordonneerde in vergaderinge van dien 5 deeser loopende maand Maij, thans weederom d’ eer hebben te seggen dat gedagte Sijn Edelheijd Valckenier seedert het laatst hierover aangeteekende bij resolutie van den 17e der gemelde maand April wel geen accesse meer van den derden daagsse coortse, waarmeede denselven tot dus lang is behebt geweest, heeft gehad en dat ook desselfs kragten na dien tijd eenigermaaten sijn toegenoomen, dog dat des niettemin in sijn hoofd gelijk ook de beneeden deelen van desselfs lighaam, aan welke laatste een soort van lammigheijd met sucht vermengd word bespeurd, nog soo swak sijn dat wanneer denselven in dien staad na boord van een schip soude moeten worden getransporteert, sulx niet als op een cadel leggende soude kunnen geschieden; bij ‘t welke den ondergesz op de aan haar diesaangaande in voorm. Raade van den 8 deeser maand gedaane vraage nog moeten voegen dat soo wanneer een gemeen man die onverschillig was, sig in sodanigen toestand als waarin gedagte Sijn Edelheijd nu is, ten deesen hospitaale onder hun opsigt quam te bevinden, sijl. als dan denselven daaruijt niet souden monsteren om op een schip geplaatst en dus van hier weggesonden te worden, om welke reedenen dan de ondergeteekende onder wijser oordeel van gevoelen sijn dat soo dikwilsgen. Sijn Edelheijd, dus gesteld sijnde, thans niet sonder gevaar van hier na Batavia soude kunnen worden gesonden.’
‘En hiermeede gedenkende aan de geeerde intentie van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbr. pligtschuldig te hebben voldaan, sullen wij deese laaten dienen voor needrig rapport.’
‘(Onderstont) Cabo de Goede Hoop, den 9 Maij 1742. (Was geteekent) Jn. vn. Schoor, Blt. d. St. Jean.’
En is hierop best gedagt dat met het te rugge senden na Batavia van gesegde Sijn Edelheijd soo lang sal worden gewagt totdat eevengenoemde oppermeesters sullen oordeelen dat denselven daartoe in staat sijn sal.
Laatstelijk heeft men uijt aanmerkinge dat den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements weder begint aan te naderen, vastgestelt datter na het voorgaande gebruijk nogmaals billietten sullen worden geaffigeert soo ende in diervoegen als dit jongst in den voorleedene jaare is geschied, onder anderen meede behelsende dat het aan een igelijk die geneegen mogte sijn om een perceel van de pagt der Caabse coele wijnen of wel deselve in het generaal aan te neemen, sal weesen gepermitteert om bij den Heer Gouverneur in het particulier schriftelijk te koomen opgeeven wat ider geneegen sijn sal om voor een perceel der gesegde wijnpagt dan wel voor de geheele pagt uijt te looven, gelijk hetselve bij resolutiën van den 17 Maij 1735 en 5 Junij 173641 omstandiger word aangehaald gevonden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] HS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 192-210.¶
Dingsdag den {17420619} 19 Junij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Bij het geagt aanschrijvens van de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering van den 10 der jongst gepasseerde maand Februarij, het welk met het in de Saldanhabaaj vertoevende retourschip den Heuvel alhier is aangebragt, onder anderen ter needer gestelt gevonden wordende dat den schipper van het in de maand October des voorleedenen jaars van hier vertrockene uijtkomend schip het Duijfje , Jacob van Duijn, bij de verantwoording op Batavia der aan hem in het vaderland meede gegeevene contanten voor de reijse, ook in reecqg. heeft gebragt een somma van 67 silvere ducatons, die door hem na desselfs opgave ter deeser plaatse soude weesen uijtgegeeven tot den inkoop van schaapen, groente & tot consumptie geduurende de reijse voor het volk op dat kieltje bescheijden geweest, ende sulx omdat hetselve bij hun vertrek van deese plaats sig nog souden hebben gevonden in een seer swacken toestand; is hierop goedgevonden dat nadat welopgem. Haar Wel Edele Groot Agtbre. weegens de aan ons hiervan gegeven sijnde communicatie op het eerbiedigst sullen sijn bedankt geworden, wijders op dit stuk en tot elucidatie van dien, in alle onderdanigheijd sal worden gerescribeert:
Dat het voorgewende door dien schipper waarom hij alhier de voorsz 67 silvere ducatons soude hebben moeten besteeden tot den inkoop van ververssingenenz.42 te weeten omdat desselfs volk toen van hier wegging sig swak gesteld bevond, een loutere onwaarheijd is, nadien van alle de in het laatst van den voorleedenen jaare aan dit Gouvernement aan geweest sijnde paasscheepen het Duijfje in deesen opsigte soo bij desselfs aankomst als vertrek van deese plaats een van de best gestelde is geweest; boven en behalven dat so wanneer het waar was geweest dat de scheepelingen van dien bodem ten tijde dat denselven deese rheede heeft besteevent, sig eenigsints in een swacken toestand bevonden hadden, deselve egter in den tijd van omtrent drie weeken dat in deese baaij hebben geleegen, door de aan haar ondertusschen volgens gebruijk verstrekte ververssingen van groente, vers vleesch en brood, tijd en geleegentheijd genoeg souden hebben gehad om tot voorige gesondheijd te geraaken, so dat het geposeerde door voorsz schipper Jacob van Duijn hierdoor en ter oorsake dat aan meergem. scheepje voor desselfs afvaardiging van dit Gouvernement soo veel ververssingen en nieuwe provisiën voor de reijs sijn meede gegeeven als selfs scheepen van grootere chartres als hetselve is gewoonelijk hier daarvoor genieten, van selfs koomende te vervallen, men wel mag vaststellen of dat hij Jacob van Duijn gemelde ducatons alhier tot sijn particulier gebruijk sal hebben geemploijeert, dan wel dat denselven dat geld op Batavia onder soo een fals voorgeeven als boven is gemeld op een sinistre wijse in sijn sak sal gesogt hebben te steeken, te meer dewijl in soo een scheepje als het Duijfje is, niet wel souden kunnen werden geborgen alle de schaapen en de groente die men alhier voor soo een somma van 67 ducatons soude kunnen inkoopen.
En gelijk wanneer in vergaderinge van den 5 deeser loopende maand Junij door den ondercoopman Johannes Needer mitsgaders de burgers Henning Joachim Prehn en Jacob van Rhenen bij seeker request ‘t welk als doen bij haar driën en de burgers Daniël Pfeil en Jan Hendrik Hop sonder meer was geteekent, versoek wierd gedaan soo voor hun als in naame van de overige deeser ingeseetenen belijdenis doende van de Augsburgsse Confessie43 onder ‘s Comps. papieren een eerbiedig smeekschrift aan onse Heeren en Meesteren te moogen oversenden, om door de gunst van welopgem. Haar Wel Edele Hoog Agtbre. tot verrigtinge van hunnen godsdienst alhier te moogen hebben een wettige beroepene leerraar de voormelde Augsburgsse Confessie toegedaan; raadsaamst is geoordeelt met het neemen van eenig besluijt daarop so lang te wagten totdat men soude te weeten gekoomen sijn wie de geene deeser inwoonderen waaren in welkers naame de opstelders van voorsz versoekschrift sodanig koomen te spreeken, om sig daarna te kunnen reguleeren, is gem. request ‘t welk de eerste onderteekenaars van hetselve ondertusschen geteekent hebben weeten te krijgen door meer andere hunner geloofsgenooten, schoon deselve gelijk men wel onderregt is, van dit alles bevoorens niets hebben geweeten of dies aangaande door de eerstgem. sijn geraadpleegt geworden, op heeden wederom in vergaderinge overgeleevert sijnde, bevonden te weesen van den volgenden inhoud:44
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E. Agtbre. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Geeven met verschuldigde eerbied en onderdanig respect te kennen de ondergeteekende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. needrige dienaren dewelke alhier woonagtig en belijders der onveranderde Augsburgsse Confessie sijn, hoe sijl. beneevens meer andere ingeseetenen alhier de voormelde Augsburgsse Confessie meede toegedaan sijnde, gaarne en van herten wenschte een wettige beroepene leerraar der voorm. Confessie toegedaan alhier te moogen hebben, om haare openbaaren godsdienst vreijelijk te kunnen oeffenen, dog nademaal haarl. seer wel bewust is dat sulx niet geschieden kan sonder de behoorlijke licentie van de Edele Hoog Agtbre. Bewindhebberen der Neederlandsche geoctroijeerde Oost-Indische Comp., onse wettige Heeren en Meesters, dierhalven keeren de supplten. sig, soo voor hun als in naam der overige belijders der gemelde Augsburgsse Confessie dewelke sig hier nog bevinden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. met nedrig versoek dat het Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbr. behaagen mag aan deselve toe te staan om een eerbiedig smeekschrift ten dien eijnde aan welgem. Haar Wel Edele Hoog Agtbre. de Heeren gecommitteerde Bewindhebberen ter Illustre Vergaderinge van Seventhienen onse Heeren en Meesters te moogen presenteeren, mitsgaders dat hetselve onder ‘s Comps. papieren na het vaderland overgesonden en met Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbs. veel vermoogend voorschrijvens tot bereijking haarer oogmerk mag gehonoreert werden, sijnde de belijders der meergem. Augsburgsse Confessie bereijd de versogte leerraar ten haaren costen alhier selfs te onderhouden, sonder dat sulx eenige lasten aan d’ E. Comp. sal koomen toe te brengen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &. (Was geteekent) Js. Needer, Dl. Pfeil, Jan Hendrik Hop, H. J. Prehn, J. v. Rhenen, Js. Swellengrebel, J. F. Timmendorf, Andareas Muller, Ml. Pentz, J. Bacheracht, H. L. Bletterman, O. M. Bergh, J. T. Rhenius, Wm. Bosman, J. L. Bestbier, Pieter de Smeth, Jochem Georges, Isaacq Dalgue, Matthias Lotter, J. E. Wepener, Frederik Zappel, Jan Greve, Henricus Peter Hessen, H. P. de Wit, Hans Roos, Willem Lsen. Kemerling, Helmuth Luttig, Johan Friederich Wilhelm Böttiger, Mart. Godlieb Eckard, Christiaan Ackerman, Christ. Gothard Ackerman, Pieter Mathijsen de Vries, Carel Jacob Diets, Laurens Biel, Jochim Daniel Hiebenaar, Michiel Otto, Jan Bam, Johan Peter Kres, J. H. Elers, Jns. Zacharias Bek, J. F. Bierman, J. F. Pricelius, J. As. Horak, Jacob Theodoor Hoetman, Paul Helurg, Jns. Swellengrebel, J. C. Warnecke, Jan Jurgen Schreuder, J. A. Truter, J. Hk. Spiegelberg, G. P. Schindelaar, Js. Needer junior, D. G. Carnspek, Jn. Raeck, Derk Weijdenaar, Lourens Staaf, O. W. Rotenburg, As. Bergh, Fk. Rhenius, J. P. Haubtfleisch, F. Koch, Adam Hendrik Mulder, J. E. Swartze, M. Bergstedt, J. N. v. Dessin, C. L. Rhenius, Hendrik Booijs, H. P. Koopman, Hans Christiaansen.’
Waarover met aandagt geraadpleegt en daarneevens in aanmerkinge genoomen weesende dat soo wanneer de Lutheraanen ter deeser plaatse gestabileert, dewelke alle op een stuk of thien na, soo het niet nog minder is, sijn getrouwt met gereformeerde vrouwen, eens wierden begunstigt met eenen leerraar van haare religie die de vrijheijd soude hebben om alhier in het openbaar te prediken en de sacramenten na haare wijse te bedienen en uijt te deelen, sij Lutheraanen als dan in steede van hunne kinderen, gelijk het tot nu toe is geschied, in de gereformeerde kerk van deese plaatse te laaten doopen en vervolgens op te brengen in de aldaar geleert wordende religie, daar en teegens de kinderen dewelke hun in het vervolg souden worden gebooren, sonder dat de gereformeerde moeders derselve, hoe hard ‘t voor haar mogt weesen, sulx ooijt souden kunnen beletten, niet alleen daarvan souden afhouden en in hunnen godsdienst doen opbrengen, maar ook, dat nog meer is, wel soo ver souden gaan van de geene hunner kinderen dewelke bereijts in de gereformeerde religie sijn opgebragt, daarvan tot de Luijtersche over te brengen, gelijk men hiervan bereijts ter deeser plaatse exempelen heeft, ‘t welk dan in der tijd niet als seer groote verbitteringen en doodelijke oneenigheeden soude kunnen veroorsaaken in sodanige huijsgesinde; is dan soo hierom als ter saake dat de meergem. Lutheraanen, of om eijgentlijker te spreeken, de hier boven gementioneerde principale hoofden derselver te minsten wel soo lang souden hebben behooren te wagten totdat het de Heeren Majores soude hebben behaagd sig nader te declareeren op dat geen ‘t welk van hier aan deselve bij onse onderdanige letteren van den 14 Julij d’ an. passo. is berigt in opsigte van het getal der hier bevonden wordende persoonen dewelke de meergem. Augsburgsse Confessie syn toegedaan, sonder inmiddels een saak van die natuur dus voorbaarig te entameeren, gelijk ook om de rust en vreede in deese landen te onderhouden, met eenparigheijd van stemmen goedgedagt dat dit hier gedaan wordende versoek van de hand sal worden geweesen; dan heeft den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman, als de voorseijde Augsburgsse Confessie toegedaan sijnde, in deesen niet geadviseert.
En nademaal den oppercoopman en eerse administrateur van de medicinale winkel des Casteels Batavia, Gerrit Hackenberg, denwelken tot dus lang ter deeser plaatse was gebleeven om over Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier te practiseeren en met denselven na Batavia te rugge te keeren, op eene clandestine wijse met een der laatste van hier vertrocken sijnde retourscheepen Enkhuijsen , Ruijven en Abbekerk de vlugt van deese plaats na Europa heeft genoomen, is derhalven gearresteerd dat de weijnige door hem ter deeser plaatse agter gelaatene goederen, neevens desselfs leijfjonge geregtelijk sullen vercogt45 en de daarvan te provenieere penningen adepositoin ‘s Comps. cassa gebragt worden.46
Terwijl men wijders op de hierover ingediende versoekschriften47 nog heeft goedgevonden aan Maria Petronella Steen en Hendrik Plooij te verleenen de versogteveniam aetatis.48
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 211-213.¶
Saturdag den {17420630} 30 Junij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Ter occasie dat Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier thans in staat is om navolgens het geeerd bevel der Heeren Majores van hier na Batavia te kunnen worden te rugge gesonden, op het voordraagen van den Heer Gouverneur geconsidereert sijnde dat behalven het op den 25 deeser loopende maand Junij door contrarie winden in de Saldanhabaij binnen gevallene uijtkoomende schip de Sara Jacoba , men nu voor eerst geene meerdere scheepen uijt het vaderland ter deeser plaatse te wagten heeft, en dat ook die kiel ter saake van het groot getal der sig daarop bevindende impotenten en sieken, dewelke ter voorm. plaatse sullen moeten gecureert en tot voorige gesondheijd gebragt worden, na alle gedagten niet voor het laatst van de aanstaande maand Julij of het begin van Augustus daaraan volgende, volkoomen in staat van reijsvorderinge sal kunnen klaar geraaken, wanneer dan na de algemeene beloop het grootste gevaar voor stormwinden op deese rheede sal sijn verloopen, is oversulx om deese geleegentheijd niet te laaten voor bij gaan, en dus voor soo veel in ons is te kunnen besorgen dat sonder verdere tijd versuijmenisse aan de bovengem. ordre van welopgemelde Haar Wel Edele Hoog Agtbre. word voldaan, gearresteert dat de overheeden van meergem. schip de Sara Jacoba bij missive sullen worden geordonneert dat sijl. daartoe in staat sijnde, met hunnen onderhebbenden bodem herwaarts sullen hebben op te koomen om meergem. Sijn Edelheijd Adriaan Valckenier over te neemen en denselven vervolgens na Batavia te transporteeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 214-225.¶
Dingsdag den {17420724} 24 Julij 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders.
Op de gedane klagten aan den Heer Gouverneur bij desselfs jongst aanweesen in de Simons Baij door de overheeden van het op den 14e deeser lopende maand Julij aldaar gearriveerde naschip Rust en Werk , dat de vaten met spek en soutvleesch dewelke aan haarl. op Batavia tot consumptie op de reijse sijn meede gegeeven, niet alleen niet koomen in te houden dat geen ‘t welk daarinne moest weesen, maar ook dat sommige derselver half leedig sijn bevonden; invoegen dat hierom van de twintig in dit schip gehad hebbende vaten, de helfte op de herwaarts reijse hebbende moeten worden verbruijkt, sij gevolgelijk buijten staat waaren gestelt om met de overige thien vaten haare verdere voijagie van hier na Nederland te kunnen voortsetten, heeft men derhalven om gesegde scheepsoverheeden buijten verleegentheijd te stellen, en het gebreekende aan haare gemelde vaten met proviand te suppleeeren, moeten besluijten dat aan gedagte schip Rust en Werk alhier sullen worden bijgeset twee vaten met vaderlandsch vleesch, mits dat dies opperhoofden bij geschrifte sullen moeten doen blijcken dat het met bovengesegde hun op Batavia meede gegeevene vaten met spek en soutvleesch sodanig is gestelt geweest als deselve koomen voor te geeven.
En dewijl het onseeker blijft wanneer den macker van meermaals genoemden bodem Rust en Werk , het twee dagen na hun uijtloopen uijt de Straat Zunda van hem afgeraakte schip de Jonge Willem (soo hetselve somtijds deesen uijthoek niet voorbij mogt weesen geseijlt) aan dit Gouvernement nog wel sal koomen op te daagen, boven en behalven dat men nog niet verseekert kan sijn of die kiel als dan meergeciteerde Simons Baij sal besteevenen ofte niet, invoegen dat in het laatste geval het wagten na denselven weijnig soude kunnen helpen om dien bodem in geselschap van eerstgem. van hier te kunnen doen reijsvorderen; is ter dier oorsaake en om voorseijde schip Rust en Werk alhier niet nutteloos op te houden, best gedagt dat voorseijden bodem Rust en Werk tot reijsvorderinge volkomen klaar geraakt sijnde en de Jonge Willem nog agterblijvende, men in sulken geval denselven sonder langer wagten alleen van desselfs bovengem. legplaats na Europa sal laaten vertrecken.
Naar overweeginge van seeker vertoog of klagtschrift door het Eerw. collegie van kerkenraade alhier in de volgende bewoordingen overgeleevert:49
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & &, beneevens den E. Agtbr. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Kerkenraade deeser plaatse vinden hun genoodsaakt Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. te kennen te moeten geeven hoe seeker vrouwspersoon, met name Bartje van Aard, in haare vergadering van den 4 April 1740 versogt hebbende omme beneevens haare vijf kinderen door deese diaconij gealimenteert te moogen werden, onder betuijging dat sij sig niet meer in staat bevond de cost te kunnen winnen, kerkenraade doenmaals schoon aan deselve haar slegt levensgedrag seer wel bekend was, deselve egter in verwagting dat sij haar hierdoor beeteren soude, een huijsje heeft toegevoegd, en haare gem. kinderen seedert ook van kleederen en lijfsonderhoud versorgt; maar aangesien gesegde vrouwspersoon in haar ergerlijk en seer onordentelijk levensgedrag is blijven continueeren, ja hoe langer hoe erger word, heeft kerkenraade volgens genoome besluijt van den 7e der gepasseerde maand Maij gedagte Bartje van Aard de wooning wederom afgenomen mitsgaders het onderhoud dat dagelijx aan haare kinderen gegeeven is, ingehouden en verder doen aanseggen dat men de gemelde kinderen, op dat deselve de voetstappen van derselver ondeugende moeder in alle godloosheeden niet quamen op te volgen, ten koste van deese diaconij bij goede menschen soude besteeden, dog in de plaats dat sij haare kinderen hiertoe bereijdwillig soude hebben overgegeeven, als grootelijx tot derselver welweesen streckende, heeft sij sig niet ontsien met groote assurantie op de diesweegens aan haar gedane bekendmaaking te antwoorden dat sij sulx niet wilde doen, en de diaconij bedankte voor verdere alimentatie, en dewijl kerkenraade dus in het voorneemen het geen deselve met de gedagte kinderen heeft, te weeten om aan deselve een beetere opvoeding te geeven mitsgaders van het quaad en ongereegeld leeven waarin sij en voornamentlijk de dogters, waarvan ‘er reets eenige bijna huuwbaar beginnen te worden, anders seekerlijk vervallen sullen, af te trecken, door de halsterrigheijd van haar gem. moeder gefrustreerd word, soo is het dat kerkenraade geen ander middel hebben kunnen uijtdenken om tot dit hun goed oogmerk te geraaken, als hun te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. met eerbiedig versoek omme daarin gemainteneert en gedagte Bartje van Aard geconstringeerd mag werden haar meergem. kinderen ter verdere alimentatie en besorging aan deese diaconij over te geeven, dewijl andersints veele diergelijke ouders wiens kinderen onder deselve sorteeren hieruijt een voorbeeld souden trecken om haare kinderen wanneer het hun slegts geluste of daarmeede niet na derselver volstrekte wil gehandelt wierd, de diaconij maar voor verder onderhoud souden koomen bedanken en dus hun opsigt ont[t]recken, daar de diaconij dan veeltijds naderhand wanneer sulke kinderen in alle ondeugt groot en oud geworden sijn, niet alleen deselve maar ook de daaruijt voortgekoomene hoerekinderen, wil men se niet door armoede laaten vergaan, weeder genoodsaakt sijn soude te moeten onderhouden, waarenboven deese Colonie dus doende met seer veel ondeugende menschen komt vervult te raaken, weshalven kerkenraade hierop het goedvinden van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. afwagtende, met het vereijschte respect blijft’
‘(Onderstond) Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren, Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. seer onderdanige en gehoorsame dienaren, uijt naam en last van kerkenraade van Cabo de Goede Hoop, (was geteekent) P. J. Slotsboo, scriba.’
Is om de daarbij geallegueerde reedenen verstaan dat aan eene Bartje van Aard haare vijf onmondige kinderen ontnoomen sijnde, deselve kinderen wijders ter verdere opvoedinge en besorging sullen worden overgegeeven en gestelt onder het opsigt van soo eeven gementioneerde kerkenraade, met verbod aan gesegde Bartje van Aard om sig voorthaan daarmeede eenigermaaten te bemoeijen of haare voorseijde kinderen van de plaats daar deselve sullen worden besteed na sig te haalen.
Den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten thans op handen beginnende te schieten, heeft men hierom voor den dienst der E. Comp. noodig geoordeelt dat de billietten dewelke volgende het diesweegens genome besluijt in vergaderinge van den 5 der jongst afgeweekene maand Junij sijn geaffigeert geworden tot ververssing der memorie op nieuws alomme sullen worden aangeplakt; gelijk ook nog andere billietten om kennis te geeven dat ter saake van den gewoonelijk te doenen opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende na den 15 der aanstaande maand Augustus en totdat deselve pakhuijsen door gecommitteerdens behoorlijk sullen weesen opgenoomen, daaruijt niets meer sal worden verstrekt.
Sijnde al wijders nog beslooten dat met de eerste geleegentheijd aan Haar Wel Edele Groot Agtbre. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam eerbiedig sal worden voorgedraagen het bij het onderstaande request thans gedaan wordende versoek door den corporaal Carel Jacob Diets, te weeten dat seekere door hem bij desselfs vertrek uijt Europa gepasseerde maandcedul mogt vernietigt worden, luijdende dat schriftuur als volgt:50
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E. Agtbre. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Met verschuldigt respect vertoont Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. seer needrigen dienaar den corporaal Carel Jacob Diets van Breemen hoe den supplt. bij sijn vertrek uijt het vaderland aan desselfs moeder, Maria Diets, heeft vermaakt drie maanden gagie jaarlijx, ‘t geen ‘t seedert door haar ook is genooten, dan ten aansien gem. sijne moeder in den jaare 1736 binnen de stad Hamburg is koomen te overlijden, soo neemt den supplt. de vrijheijd sig in alle eerbied te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. met démoedig versoek dat deselve van die goedheijd gelieven te sijn voorsz maandcedul te laaten roijeenen, of bij aldien sulx alhier niet kan geschieden, dat als dan door Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. ten dien eijnde favorabel aan Haar Wel Edele Groot Agtbre. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam mag werden geschreeven.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Laatstelijk is op het diesaangaande bij geschrifte gedane versoek51 door seekere slavin der E. Comp., gent. Cicilia van Angora, goedgedagt dat haare dogter in name Maria van Cicilia van Angora, dewelke sig thans nog in ‘s Comps. slavenlogie is bevindende, uijt aanmerkinge dat deselve het sacrament des heijligen doops heeft ontfangen en ook in de Neederduijtsche taal wel ervaaren is, uijt slavernije sal geemancipeert en in vrijdom gestelt worden, mits dat in denselver plaatse aan d’ E. Comp. in eijgendom word overgegeeven aan mansslaaf, genaamt Moeda van Timor, dewelke bij gedaane visitatie door den eensten opperchirurgijn deeses Gouvernements van de vereijschte bequaamheijd is bevonden te sijn.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secnets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 226-238.¶
Saturdag den {17420804} 4 Augustus 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Sijn Edelheijd den geweesenen Heere Gouverneur Generaal Adriaan Valckenier ter sake van de aan hem op gisteren gedane aansegging door den Heer Gouverneur en secunde, d’ Heer Rijk Tulbagh, dat sig soude gelieven te prepareeren om navolgens het geeerd bevel van Haar Wel Edele Hoog Agtbre. de Heeren Seventhienen en het diesweegens genoomen besluijt in vergaderinge van den 30e Junij passo., met het ten deeser rheede leggende schip de Sara Jacoba na Batavia te rugge te keeren, aan gemelden Heer Gouverneur overhandigt hebbende het onderstaande schriftuur:52
Aan den Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur, beneevens den E. Agtbre. Politicquen Raadt deeses Gouvernements.
‘Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Door den Ed. Heer Gouverneur en secunde persoon, den Heer Tulbagh, aan den ondergeteek. repatrieerende, en thans in militaire arrest sijnde Gouverneur Generaal van Neederlands-Indiën, heden morgen den 3 Augustus ingevolge aan Haar Eds. gedemandeerde ordre door de Hoog Edele Heeren Seventhienen in ‘t Patria, gecommuniceert sijnde dat den ondergeteek. sig soude dienen gereet te maaken omme met ‘s E. Comps. bodem de Sara Jacoba na Batavia te navigeeren; Soo is ‘t dat den onderget. Haar Eds. communicatie verstaan hebbende, sig bij monde hadde willen repliceeren, dog best gedagt om sulx in geschrift te doen; als dient dat den ondergeteekende seer gaarne geneegen is om te obedieeren aan de hoog geeerde beveelen der Hoog Edele Heeren Seventienen gedagte aansegging te gehoorsamen ingevalle des ondergeteeks. presente indispositie, als bedleegerig leggende in een overmatigen swacken staad van gesteldheijd in gesondheijd en kragten, sulks niet quamen te verhinderen, vermits bij deesen den onderget. moet verklaren eensdeels niet alleen te kunnen staan nog gaan, maar anderdeels sig ook sodanig is bevindende dat met woorden van waarheijd over des ondergeteekendens lichaams constitutie van ‘t hoofd tot de voeten toe lam is leggende en sonder behulp van sijne leijfeijgenen sig niet in staat bevind van de regter tot de slincker, en van de slinker tot de regter sijde om te wenden.’
‘Omme welke g’alleg[u]eerde redenen den ondergetek. aan den Ed. Heer Gouverneur en Raad te kennen geeft dat sonder gevaar gedagte retour voor eerst niet wel door hem kan werden ondernoomen, maar versoek doende, soo haast van sijne lighaams swakheijd eenigsints sal sijn gereconvaliceert, als dan gaarne de dispositie den Hoog Edele Heeren Supperioren sal ondergaan, in soo verre het niet strijdig sijn sal tegens de voorregten die door Haar Hoog Mog. bij hunnen articulbrief of ordres aan den Gouverneur Generaal van Neederlands Indiën sijn verleent geworden omme alleen voor Haar Hoog Mog. in Neederland te compareeren, gelijk ook al bereets den ondergeteek. bij drie mandamenten van arrest onder dato November ao. passo. door den eersten gesworen exploicteur, Hendrik Appel, voor den Hove van Holland, Zeeland ende Vriesland in de maand Augustus ao. futuro is gedagvaard geworden, het sij in persoon dan wel gemagtigdens te stellen, om aan te hooren sodanige poincten welke men hem sal koomen voor te leggen; soo als den ondergeteek. bereijts bij sijn ingedient request aan deese Regeering van den 1 Maij jongstl. heeft aangehaald.’
‘Dog ingevalle deese Regeering mogte blijven persisteeren aan haar voorige besluijt op even aangehaalt request gevallen, soo protesteert den ondergeteek. dierweegens voor alle schade en ongelijk hem aangedaan te sijn of sullen werden aangedaan, als sijnde een burger geboren van ouders tot ouders van Amsterdam .’
‘Terwijl al verder den ondergeteek. versoekt dat dit request (neevens dat van den 1 Maij, soo het nog niet geschiet is) met den schepen [sic] Rust en Werk , ‘t welk op sijn vertrek na Neederland staat, mogte ter lecture werden overgesonden aan de Hoog Ed. Heeren Principalen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &. (Was geteekent) An. Valckenier. (In margine) Cabo de Goede Hoop, ingedient in Rade van Politie den 4 Augustus 1742.’
Sijn, nadat hetselve met aandagt was geleesen geworden, om weegens het daarbij geallegueerd en voorgewend wordende door gedagte Sijn Edelheijd in opsigt van desselfs slegte lighaams constitutie te kunnen worden gehoort in Raade verscheenen den eersten en tweeden oppermeesters deeses Gouvernements, Jan van Schoor en Barthold de St. Jean; dewelke hierop hebben betuijgd dat welopgem. Edelen Heer Valckenier voor soo veel als sij kunnen sien, jegenswoordig niet alleen gesond en in staat is om met gerustheijd de reijse na Batavia te kunnen doen, maar dat ook denselven bovensdien sig nu sodanig welgesteld is bevindende, als hij na alle gedagten seedert eenige jaaren herwaarts is geweest; en aangaande de lammigheijd waarmeede voorgeeft genoegsaam over desselfs gantsche lighaam te sijn behebt, dat sij oppermeesters dit in geenen deele aan hem kunnen bemerken, maar wel alleen eene soorte van swakheijd aan desselfs beenen, het geen nogtans geensints van dat belang is dat hij sig hierom op zee niet soude kunnen begeeven, te meer omdat deselve swakheijd volgens dat geen ‘t welk men daarvan hier heeft gehoort, een oude kwaal is; weshalven is na hier over gehoudene ernstige raadpleeging best gedagt dat omtrent ons bovengen. besluijt geen verandering sal gemaakt, maar in teegendeel daarbij worden gepersisteert, en dat wijders van het voorseijde schriftuur van gem. Sijn Edelheijd Valckenier (dat van den eersten Maij passo. bereijts na het vaderland overgemaakt sijnde) volgens desselfs begeerte een behoorlijk afschrift aan onse Heeren en Meesteren met het in de Baaij Fals vertoevende naschip Rust en Werk sal overgesonden worden.
Waarna nog ter vergaderinge is geleesen en geresumeert seekere missive van landdrost en heemraaden, sijnde van de volgenden inhoude:53
‘Cabo de Goede Hoop.’
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &, mitsgaders den E. Agtbre. Raad van Politie aldaar.
‘Wel Edele Gestr. Heer en EE. Agtbre. Heeren,’
‘Wij agten ons verpligt Uw Wel Edele Gestr. en E.E. Agtbre. in alle eerbiedigheijd bij deesen bekend te maaken, dat verscheijde en veele inwoonderen der colonie van Draakensteijn hun beklag hebben gedaan dat sij eenigen tijd herwaarts hunne waagens met coorn niet hebben durven naar de molen aldaar senden, doordien soo wel knegts als slaven, sig in de daarbij staande tapperije waarin sig thans bevind den burger van Cabo, Johan Wit,54 door den dronk koomen te buijten te gaan, daardoor sij veeltijds niet alleenig eenige daagen langer uijtblijven, maar ook een gedeelte van hun meel quijt raaken, sonder dat men egter vaste bewijsen kan bekoomen waar hetselve gebleeven is; hebbende den teegenwoordigen molenaar, Jan Gabriel Visser,55 ons insgelijx al meenigmaal sijn beklag gedaan dat niet alleenig sijn slaaf welke de moolen somtijds moet toebetrouwen, dikwils beschonken heeft gevonden, maar ook dat hij veeltijds sacken met meel uijt de moolen is quijt geraakt, dewelke hij aan de eijgenaars heeft moeten restitueeren.’
‘En dewijle wij seer beducht sijn dat door sommige beschonkene slaven brand in de moolen mogte koomen te ontstaan (soo als men, Godt beetert, eenige jaaren herwaarts geleeden tot merkelijken nadeel van de colonie ondervonden heeft) smeeken wij Uwe Wel Edele Gestr. en E.E. Agtbs. op het onderdanigste dat Uwe Wel Edele Gestr. en EE. Agtbre. tot welsijn van de coloniers van Draakensteijn en tot gerustheijd van deese colonie gelieven toe te staan dat ër omtrent een uur verre van de moolen van Draakensteijn geen tapperije mag werden gehouden, ofte wel sodanig anders als Uw Wel Edele Gestr. en E.E. Agtbrns. naar derselver hoogwijs oordeel sullen gelieven goed te vinden.’
‘Waarmeede deese sluijtende, beveelen wij Uw Wel Edele Gestr. en EE. Agtb. dierbare persoonen in de alleen seekere hoede van God Almagtig, en betuijgen dat wij altoos met uijtterste hoogagting sullen sijn,’
‘(onderstont) Wel Edele Gestr. Heer en E.E. Agtbare Heeren, Uw Wel Edele Gestr. en EE. Agtbrs. seer onderdanige en gehoorsame dienaren. (Was geteekent) P. Lourensz, A. v. Brakel, P. Loubser, Charle Marais, P. Boijens, H. v. d. Merwe. (In margine) Stellenbosch , den 23 Julij 1742.’
En is hierop ook goedgevonden dat het daarbij gedane versoek om dies nuttigheijds wil geaccordeert blijvende, voorts in de aanstaande pagtconditien van den sleet van dranken aan Stellenbosch en Draakensteijn sal worden geinsereert dat op eene uur na van de moolen van laatstgem. plaats, door den pagter of andere geen tapperije sal mogen geset of eenige dranken bij de kleijne maat gedibbitteert56 worden.
Terwijl laatstelijk om in steede van den overleedene ondercoopman François Thifart, de boeken op bovengenoemde schip de Sara Jacoba te houden, daarop is geplaatst den ten deesen comptoire bescheijden geweest sijnde adsistent Nicolaas van den Motte.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] PR. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secnets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 239-245.¶
Dingsdag den {17420807} 7 Augustus 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Geliefden den Heer Gouverneur te kennen te geeven dat hem over weijnige daagen geleeden ter ooren gekoomen sijnde dat aan de Caab als een waare gebeurde saak wierd gedivulgeert dat nu onlangs door seekeren soldaat in dit guarnisoen bescheijden, op deese stranden soude sijn gevonden geworden vijftig Spaanse matten, en dat hij Gouverneur soo genereus soude sijn geweest van deselve aan dien soldaat te vereeren, omdat hij aan hem van het voorgevallene kennisse was koomen geeven; Sijn Edele, eensdeels aanmerkende de quaadaardigheijd van dat praatje voor soo veel het wegschenken van dat geld aangaat, waardoor hij in sijnen goeden naam en faam ten hoogsten word beleedigt en dat soo wel als het doen daarbij is gebleeven, egter de uijtstrooijders van dat gerugt met het selfde quaad oogmerk ook wel souden hebben kunnen verspreijden niet alleen dat meer of iets kostelijken soude sijn gevonden geworden, maar ook nog bovensdien dat hij Gouverneur sig daarmede soude hebben verrijkt; en ten anderen ook om te moogen weeten wat ‘er van het vinden van voorsz piasters mogt sijn, ten eijnde soo iets daaraan waar wierde bevonden, als dan in dien opsigte sodanig besluijt te kunnen neemen als men met den waaren dienst der E. Comp. soude bevinden over een te koomen, sig oversulx soo wel het een als het ander aangaande naaukeurig hadde geinformeert, en eijndelijk weegens het vinden van het geld hadde vernoomen dat den soldaat Jan Christoffel Wagenaar in der daad ter plaatse bovengem. heeft gevonden ses en twintig Spaanse matten; welken soldaat hierop in Raade verscheenen en afgevraagd geworden sijnde wanneer, waar ter plaatse, op wat wijse en hoeveel geld door hem is gevonden, voorts waarom hij van hetselve daar het behoord geen kennisse heeft gegeeven, en ten laatsten of hij bij het uijtgeeven van dat geld heeft gesegd dat hem hetselve door den Heer Gouverneur is geschonken; heeft denselven soldaat op dit alles ten antwoord gegeeven dat hij na gissinge nu omtrent drie weeken geleeden, langs het strand om sig te verlustigen alleen wandelende, aan deese sijde van de Soute Rivier wat af van de oever der zee op een hoogte gevallen vijf a ses Spaanse matten op de grond hebbende sien bloot leggen, hij hierop om te sien of ‘er geen meer waaren, met de hand in de grond heeft gegrabbelt, wanneer door hem even onder het sand nog eenige Spaanse matten tot ses en twintig stux toe, daaronder de eenstgem. reekenende, sijn gevonden, dewelke hij bij sig gehouden en vervolgens hier aan de Caab gedeeltelijk uijtgewisselt en ook tot den inkoop van eenige kleederen en linnegoed uijtgegeeven heeft; sonder egter daarbij als andersints te seggen dat hij dat geld van den Heer Gouverneur vereert heeft gekreegen, met bijvoeging dat hij sulx ook niet konde seggen, dewijl welopgem. Sijn Edele als doen daarvan niets hadde geweeten, en noopende desselfs verswijgentheijd weegens het niet bekend maaken dat de meergemelde ses en twintig Spaanse matten door hem waaren gevonden geworden, seijde hij wijders dat sulx uijt onweetentheijd en sonder erg was geschied, versoekende hierom dat hem hetselve goedgunstig mogt worden vergeeven, met belofte dat hij sig in het vervolg voorsigtiger sal gedraagen; dan is, nadat op dit alles met aandagt was geraadpleegt geworden, op het voordraagen van den Heer Gouverneur best gedagt dat aan den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn sal gedemandeert blijven om sig naaukeurig te moeten informeeren en na te vorschen waarvandaan de bovengem. infame praatjes de persoon van welopgem. Sijn Edele raakende, mogten koomen, ten eijnde de uijtstrooijders daarvan, als se ontdekt worden, hierover voor den Raad van Justitie deeses Gouvernements na vereijsch sullen moogen worden te regt gestelt, en wijders nog hoedanig het sig alles bij het vinden van soo dikwilsgen. Spaanse matten heeft toegedraagen, en geciteerden soldaat Jn. Cl. Wagenaar sig in dien opsigte heeft gehouden of wat door hem is uijtgevoert; ondertusschen dat men ter plaatse daar dat geld is gevondenen57 daaromtrent naaukeurig sal laaten ondersoeken of ‘er geen meerdere contanten dan wel andere goederen souden weesen te vinden; sijnde laatstelijk nog gearresteerd dat de hier aan handen sijnde duijkelaars bij bequame geleegentheijd, so dra ‘t saijsoen sulx sal willen toelaten, na ‘s Comps. ter deeser rheede verloorene gelderen en effecten wederom sullen moeten vissen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Cateel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 246-247.¶
Woensdag den {17420815} 15 Augustus 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Op het ingekomene berigt van de overheeden van het in de Baij Fals vertoevende schip het Hof van Delft dat in hunnen gesegden bodem na haare gissing tusschen de 50 a 60 lasten tarw sullen kunnen worden afgescheept, heeft men soo om pligtschuldig te kunnen voldoen aan de geeerde ordre van Haar Wel Edele Groot Agtbre. de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering, vervat bij derselver geagte letteren van den 6 November, 10 Februarij en 5 April jongstl., dicteerende dat behalven het daarvan geeijschte, niet alleen nog soo veel tarw van hier na Batavia sal moeten worden afgestooken als ter deeser plaatse eenigsints sal weesen te missen, maar ook dat sulx ten spoedigsten sal moeten geschieden, als ten eijnde dat gedagte schip het Hoff van Delft met hetselve tot dies inneeming van desselfs legplaats herwaarts te doen opkomen, in het voortsetten sijner voijagie niet soude worden te rugge geset, raadsaamst geoordeelt te besluijten dat met de hier permanente hoekers Ter Mijen en d’ Hector van deese plaats na bovengem. Baij Fals in sacken sal worden afgesonden soo veel tarw als geciteerde kiel sal kunnen inneemen, om het welke dan te calculeeren en net te kunnen weeten voorwaarts gementioneerde scheepsoverheeden bij missive sullen worden geordonneert dat sijl. met alle mogelijke spoed het agterschip bij de constapels luijk na behooren sullen moeten laaten opruijmen, inmiddels dat den E. equipagiemeester Jacobus Möller, om te sien wat verders in deesen sal dienen gedaan te worden en soo ook derwaarts deesen aangaande de nodige ordres te kunnen geeven, sig met den eersten na dikwilsgen. Baij Fals sal moeten begeven.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 249-256.¶
Dingsdag den {17420828} 28 Augustus 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Door den E. dispencier Nicolaas Heijning op ordre van den Heer Gouverneur op heeden in Raade overgeleevert sijnde een lijst van al de tarw dewelke thans per restant in ‘s Comps. maguasijnen word gevonden, op dat men soude kunnen vaststellen welke quantiteijt daarvan met de ter deeser rheede leggende scheepen nog van hier na Batavia sal kunnen afgescheept worden; is uijt deselve lijst komen te blijcken dat bereijts van deese na gemelde hoofdplaats sijn afgesonden 819 lasten, en dat voor teegenswoordig en tot dat het nog ontbreekende op de hier toe verleende ordonnantien sal sijn ingekomen, aan handen gehouden wordende den geordonneerden voorraad en het benodigde voor den omslag deeses Gouvernements geduurende dit lopende jaar nog maar alleen 81 lasten sullen kunnen afgestooken worden; waarop goedgevonden sijnde dat deselve met de bovengem. hier aanweesende scheepen nu bij provisie na Batavia sullen worden afgesonden, is wijders nog gearresteerd dat de tot nu toe hier omtrent in gebreeke gebleeven sijnde landbouwers bij affixie van billietten op het nadruckelijxt sullen worden gelast dat sij sonder verdere vertoef of dilaij aan d’ E. Comp. sullen hebben te leveren dat geen het welk op de aan deselve op hun versoek hiertoe verleende ordonnantien komt te mancqueeren en door haar het sij in het geheel of ten deele versuijmt is aan te brengen en te voldoen, soo als ook dat de overige deeser ingeseetenen dewelke met mogelijkheijd nog eenige tarw sonder ongerief sullen kunnen missen, sij deselve te spoedigsten doenelijk in ‘s Comps. maguasijnen sullen moeten aanbrengen.
En nademaal Haar Wel Edele Groot Agtbre. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland uijt vaderlijke voorsorg met het in deese Tafelbaij vertoevende schip Scheijbeek tot gebruijk deeser ingeseetenen herwaarts hebben gelieven te senden een hondert mudden zaad tarw van de alderbeste soort die in Zeeland gewonnen word, en dat soo als men is berigt, nog een diergelijke quantiteijt met het dagelijx hier te gemoed gesien wordende schip Everswaard ter deeser plaatse staat aangebragt te worden; is hierom nodig geoordeelt en dienvolgens gearresteerd dat de geene deeser inwoonderen die sig met den landbouw erneeren, in sulker voegen als boven is gemt. ook sullen worden geordonneert dat sij in erkentenis van die onwaardeerbare gunst soo veel van voorsz zaadcoorn bij d’ E. Comp. sullen moeten komen haalen als een ijgelijk van deselve na mate van desselfs omslag tot verwisseling van zaad en het zaaijen van een gedeelte sijner bouwlanden sal oordeelen nodig te hebben en daartoe te sullen kunnen gebruijken, inmiddels dat na genomene reflexie op dat geen het welk meergem. tarw in het vaderland komt te kosten, is bevonden dat mud daarvan teegens een en een halve mudde Caabse tarw of voor de geene die onvermogens sullen sijn in betaalinge van dien, coorn te kunnen leveren teegens ƒ12 de mud sal kunnen gedistribueert en afgegeeven worden.59
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 257-259.¶
Vrijdag den {17420831} 31 Augustus 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den E. equipagiemeester Jacobus Möller.
Naar behoorelijke clocke geklep en uijtroeping van den boode, getreeden sijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, agtervolgens het op den 5 Junij jongstl. genomen raadsbesluijt en de daarop ten dier tijd alomme geaffigeerde billietten dewelke ter herinneringe op den 24 der daaraan volgende maand Julij nogmaals sijn aangeplakt, soo sijn de onderstaande perceelen door de volgende persoonen ingemeijnd geworden, ten sodanigen prijs als daarbij staat vermeld, namentlijk:
't Moutbier | ||
Hans Jurgen Honk | ƒ800 | |
Brandewijnen ensz. | ||
1 quart, Jan Holst | voor ƒ2350 | |
2 do. Jochem Hiebenaar | voor ƒ2800 | |
3 do. Michiel Pentz | voor ƒ1370 | |
4 do. Jan Holst | voor ƒ1125 | ƒ7645 |
Vaderlandse Bieren en Wijnen | ||
Jan Holst | ƒ3225 | |
Caabse coele wijnen | ||
1 te quart, Nicolaas Brommert | ƒ6550 | |
2 do. Jan Jurgen Schreuder | ƒ6350 | |
3 do. Michiel Pentz | ƒ5275 | |
4 do. Jan Holst | ƒ6050 | |
ƒ24225 | ||
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien, in een generale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen weesende, sijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Jan Holst, invoegen hij generalen pagter is gebleeven der voorseijde Caabse coele wijnen voor | ƒ29125 | |
Caabse coele wijnen aan 't Rondebosje | ||
Hans Jurgen Honk | ƒ250 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Draakensteijn | ||
Matthiam le Roux | ƒ150 | |
Soo dat de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ41195 |
't Moutbier | ||
Hans Jurgen Honk | ƒ800 | |
Brandewijnen ensz. | ||
1 quart, Jan Holst | voor ƒ2350 | |
2 do. Jochem Hiebenaar | voor ƒ2800 | |
3 do. Michiel Pentz | voor ƒ1370 | |
4 do. Jan Holst | voor ƒ1125 | ƒ7645 |
Vaderlandse Bieren en Wijnen | ||
Jan Holst | ƒ3225 | |
Caabse coele wijnen | ||
1 te quart, Nicolaas Brommert | ƒ6550 | |
2 do. Jan Jurgen Schreuder | ƒ6350 | |
3 do. Michiel Pentz | ƒ5275 | |
4 do. Jan Holst | ƒ6050 | |
ƒ24225 | ||
Welke laatstgen. vier perceelen van de pagt der Caabse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien, in een generale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen weesende, sijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Jan Holst, invoegen hij generalen pagter is gebleeven der voorseijde Caabse coele wijnen voor | ƒ29125 | |
Caabse coele wijnen aan 't Rondebosje | ||
Hans Jurgen Honk | ƒ250 | |
De coele en brandewijnen aan Stellenbosch en Draakensteijn | ||
Matthiam le Roux | ƒ150 | |
Soo dat de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ41195 |
Aldus gedaan en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 260-277.¶
Dingsdag den {17420904} 4 September 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman.
Nadat den Heer Gouverneur vooraf aan de leeden des Raads hadde gecommuniceert dat eenen George Schmet,62 denwelken met voorkennisse onser Heeren en Meesteren, in den jaare 1737 hier uijt het vaderland is aangekoomen, met voorneemen om te arbeijden aan het bekeeren der blinde Hottentotten, over een dag of vier geleeden op Sijn Edelens afvrage hoe het thans daarmeede was geleegen, hadde geantwoord dat hij daaromtrent soo veel hadde gevordert dat bereijts door hem vijf stux dier heijdenen hadden kunnen worden gedoopt; waartoe Sijn Edele egter, als sulx alleen onse leerraars toekomende, oordeelde dat dien man onbevoegd was, schoon denselven om aan dit sijn gedoente een glimp te geeven, sustineerde uijt hoofde van seekere aan hem door den Graaf van Zintsendorff63 verleende en nu in Raade vertoont wordende schriftelijke bulle of soo hij het komt te noemen testimonium, geauthoriseert en gequalificeert te weesen om aan de geene dewelke hij sal koomen te bekeeren de heijlige sacramenten te kunnen en moogen bedienen, geliefde welopgem. Heer Gouverneurvervolgen64 in overweeginge te geeven wat hieromtrent soude dienen en moeten gedaan worden; waarover met aandagt geraadpleegt weesende, is om in eene saak van die natuur met de vereijschte omsigtigheijd te werk te gaan, best gedagt dat aan gesegde George Schmet bij provisie sal worden verbooden om tot nadere ordre eenige Hottentotten meer te doopen, met recommandatie egter van in desselfs ijver omtrent het instrueeren derselve te willen voortvaaren, welk een en ander denselven ook aangenoomen heeft te sullen nakoomen, en dat wijders aan de drie predicanten soo van de Caab als Stellenbosch en Draakensteijn sal worden gedemandeert om dit geval aan het Hoogwaardig Classis der stad Amsterdam , aan wien Haar Eerws. gewoon sijn sig bij alle voorvallende saaken hun raakende te addresseeren,voor te draagen,65 op dat men dus dies aangaande van de nodige onderrigtinge mogt voorsien worden.
Daarna wierd door welopgemelde Heer Gouverneur nog te kennen gegeeven dat den E. equipagiemeesten Jacobus Möller sig op derselver ordre begeeven hebbende na de Sijmons-Baaij om naukeurig te examineeren of het aldaar op den 27e der eeven afgeweekene maand Augustus in eenen gedevaliseerden toestand aangelande theeschip de Jonge Willem , ter sake van het bij swaar weer overgekreegene zeewater alhier sal moeten worden ontlost ofte niet; gelijk ook of de daaraan gevonden wordende defecten in geciteerde Sijmons-Baaij sullen kunnen gerepareert worden, dan wel of dien bodem hierom herwaarts sal moeten opkoomen; gedagten equipagiemeester na verrigtinge van dat werk hadde ontwaart dat aan de laading van die kiel niets in het minste quam te mancqueeren en dat de goederen waaruijt deselve bestaat, nu nog sodanig waaren leggende als die daarinne op Batavia sijn afgelaaden, en voorts dat dat schip de Jonge Willem ter plaatse bovengemeld herstelt en in staat sal kunnen worden gebragt om van daar met gerustheijd te kunnen reijsvorderen, waartoe word geoordeelt dat hetselve nog teegens het laatste deeser lopende maand September volkoomen sal kunnen klaar geraaken, en is hierop het voordraagen van dikwilsgen. Sijn Edele dat dien bodem als dan van hier koomende te vertrecken, denselven somtijds wat te vroeg op de Hollandsche wallen soude moogen koomen op te daagen, en dus aan eenig gevaar geëxponeert blijven, en of het hierom niet best soude sijn dat die kiel niet soo schielijk van hier wierd gedepecheert en nadat alles wat voor en teegens was in serieuse deliberatie genomen was geworden, voor den dienst der E. Comp. raadsaamst geoordeelt dat meergem. schip de Jonge Willem ter dier oorsake alhier niet sal worden opgehouden, maar in teegendeel dat men hetselve soo draa daartoe in staat sal sijn gebragt van desselfs legplaats na Neederland sal laaten vertrecken; terwijl de gedane ligting door voorseijden equipagiemeester Jacobus Möller uijt het meede derwaarts vertoevende uijtkomende schip het Hoff van Delft ten behoeve van de Jonge Willem van een waarlose voorsteng, een stuck focke wandt, mitsgads. van een swaar touw als welgedaan is aangemerkt.
En nademaal men dagelijx komt te ondervinden dat de geene deeser inwoonderen welkers paarden, ossen en andere lastdieren het sij door onmagt als andersints op ‘s heeren weegen en andere plaatsen koomen needer te vallen en ook te verrecken, deselve aldaar sonder ‘er meer na om te sien laaten leggen en verrotten, waardoor dan de lugt word geinfecteert en andere ongemacken meer koomen te ontstaan, soo is het dat om hier teegens te voorsien, is goedgevonden dat bij affixie van billietten66 aan alle ende een igelijk sonder onderscheijd sal worden geordonneert dat soo wanneer in het vervolg eenige der bovengem. dieren of ander vee door siekte en andere toevallen op ‘s heeren weegen en daar omtrent, ‘t sij in dit Caabse of in de buijten districten, sullen komen needer te vallen of aldaar moeten gelaaten worden, sodanig dat men niets anders sal hebben te wagten dan alleen dat deselve aldaar sullen koomen te verrecken, dusdanig dier of dieren als dan door de geene die sulx aangaat in een daarbij te maakene kuijl sullen moeten gestooken en met aarde overdekt worden, op paene dat de geene die hieromtrent nalatig sullen worden gevonden, sullen weesen vervallen in een boete van vijf en twintig Rijxds. en de lijfheeren der hierinne misdoende slaven voor deselve moeten instaan.
Middelerwijl dat bij resumptie van het dagregister door den landdrost in den voorleedene maand Augustus gehouden,67 onder anderen sijnde koomen te blijcken dat seekeren slaaf van den oud-burgerraad Jan Hendrik Hop als posthouder op desselfs plaats aan de Picquetbergen geleegen, bescheijden, niet alleen met een geweer, kruijt en loot is voorsien, maar ook dat denselven sijne meede slaven exerceert om na een teijken te schieten en dat wijders nog meer andere leijfeijgenen sijn, bij dewelke insgelijx kruijt, loot en geweeren worden gevonden, heeft men om voor te koomen alle de ongelucken en desordres dewelke in der tijd hieruijt souden kunnen ontstaan, moeten besluijten dat voorseijden hierop om ordre versoekende land-drost bij missive sal worden gelast dat hij sig in deesen opsigte sal hebben te gedragen na de teegens dit quaad geemaneerde placcaaten en dienvolgens ter uijtvoer brengen de daarbij gestelde ordres teegens de slaven die sig hieraan schuldig sullen koomen te maaken.68
Sijnde hierna door den soldijboekhouder, David d’ Aillij, insgelijx in Raade vertoont de geslootene boedelreecq. van sodanige nalatenschappen als in het gepasseerde boekjaar van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder desselfs administratie gekoomen sijn, met eerbiedig versoek dat het deesen Raade mogt behaagen deselve goed te keuren; welke boedelreecqg. dan, nadat neevens het rapport van den negotie overdragen en secretaris der weescamer als tot exacte visitatie van dien sijnde gecommitteert geweest, geëxamineert was geworden, is geaggreeert.69
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 278-284.¶
Saturdag den {17420908} 8 September 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman, mitsgrs. den E. equipagiemeester Jacobus Möller.
Onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren, bij hun hoog geacht aanschrijvens van den 21 April deeses jaars, het welk op gisteren met het ter deeser rheede leggende schip Nieuwerkerk is ontfangen, ons gelievende te ordonneeren dat wij Haar Wel Edele Hoog Agtbre. ten spoedigsten doenelijk sullen moeten dienen van berigt ten opsigte van de nalatenschap van den ter deesen plaatse overleedenen burger Johan David Pfansteel;70 is ten eijnde men deesen aangaande de nodige elucidatien mogt erlangen en dus in staat gestelt worden om hieraan na behooren te kunnen voldoen, in Raade ontbooden de wed. van gesegden Pfansteel, Margaretha Olofsen, thans hertrouwt sijnde met den quartiermeester Hendrik Veers,71 dewelke op de aan haar weegens deese saak gedane afvrage heeft geantwoord:
Dat sij sig in den jaare 1726 met denselven Pfansteel met gemeenschap van goederen, gelijk sulx ter deesen plaatse meest gebruijkelijk is,in den egten staat72 begeeven hebbende, sijl. vervolgens te saamen op den 14 November 1730 voor den doenmaaligen eersten geswooren clercq, Nicolaas Leij, en seekere getuijgen hebben opgeregt en gepasseert een mutueel testament nu door haar in Raade over[ge]geeven wordende, waarbij sijl. sig bedienende van de benefitie van de wetten en costuijmen deeser landen die hetselve toelaaten, malkanden over ende weeder over den eerststervende den langstleevende van haar beijden hebben genomineert en aangestelt tot sijne of te haare eenigste en algeheele erfgenaam in alle hunne natelatene goederen soo losse als vaste geene uijtgesondert.
Dat haar meergem. eerste man, Johan David Pfansteel, in vervolg van tijd of in de maand Augustus des jaars 1740 sonder eenige kinderen bij haar te hebben verwekt of imand in het leeven na te laaten aan wien hij na regten en de alhier gerecipieerde wetten verpligt was iets te vermaaken, dan wel op nieuws of anders te hebben getesteert, hier aan de Caab is komen te sterven, waarop sij Margaretha Olofsen uijt hoofde van bovengen. uijtterste wille en institutie, en na deselve te hebben vertoont aan de weescamer deeser steede, dewelke wanneer uijtlandige erfgenaamenab intestatoals andersints van haaren man waaren geweest, als dan gelijk hun ampt meede brengt en deselve ook gewoon sijn te doen, niet soude gemancqueert hebben ten voordeele derselver in des overleedenen boedel te treeden, den door haar en haar soo eeven geciteerden man in het gemeen beseeten geweest sijnde boedel heeft aanvaart, in welkers geruste besit sij tot nu toe, als aan haar alleen en niemand anders toekomende, is gebleeven; weshalven is verstaan dat van dit alles bij ons eerst af te gaane schrijvens aan de Heeren Majores de verschuldigde kennisse sal gegeeven en daar neevens in copia authenticq overgesonden worden het meermaals aangehaalde testament.73
Inmiddels dat in opvolginge van het verdere ter needer gestelde bij den voorseijden brief onser hoogstgedagte Heeren en Meesteren, de onvermijdelijke benodigtheeden voor dit Gouvernement en wel specialijk de houtwaaren buijten de geene dewelke men gewoon is uijt het vaderland te ontbieden, voorthaan van Batavia sullen worden geeijscht en soo ook aan den Heer independent fiscaal aanbevoolen blijven om sorg te draagen dat sodanige houtwaaren het sij uijt Europa of India door particulieren ter deesen plaatse niet aangebragt worden.
Sijnde hierna den Heer Gouverneur met de leeden des Raads uijt de vergadercamer na de puije deeses Casteels gegaan, alwaar in desselfs bijweesen is gepubliceert geworden de door Haar Hoog Mog. de Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Neederlanden aan d’ E. Comp. verleende prolongatie van hun laatste octroij voor den tijd van een jaar, ingaande met pmo. Januarij deeses jaars en sullende eijndigen met den laatsten December deselven jaars.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 120, pp. 285-289.¶
Dingsdag den {17420911} 11 September 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman bij indispositie.
Heeft den Heer independent fiscaal, Pieter Reede van Oudshoorn, weegens desselfs gedane enquesten omtrent de saak van den soldaat Johan Christoffel Wagenaar, dewelke om ondersogt te worden, in desselfs handen is gestelt geweest, bij raadsbesluijt van den 7e der jongst gepasseerde maand Augustus, het volgende berigt ingeleevert74
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop, en den ressorte van dien & &, beneevens den E. Agtbren. Raad van Policie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Den Wel Edele Heer Gouverneur deeses Gouvernements verwittigt sijnde dat door seeker soldaat ten deese Casteele bescheijden, Wagenaar gent., eenig geld was gevonden aan ‘t strand van deese Tafelbaaij niet ver van eenige wracken der lae[t]st verongelukte scheepen, en considereerende dat het regt van d’ E. Comp. op sodanige goederen ‘t sij door de hooge vloeden opgeworpen of bij schipbreuk verlooren, is vereijschende dat men daarvan op ‘t naaukeurigste ondersoek doet, heeft van dit geval de behoorlijke kennisse gegeeven aan den onderget. independent fiscaal met recommandatie om hetselve nader te perquireeren.’
‘Den ondergeteek. heeft sig dan agtervolgens deese aanbeveeling op den sevende Augusti jongstleeden begeeven, met Heeren gecommitteerdens naar dien strand, tot bij de Soute Rivier ter plaatse alwaar den voorn. Wagenaar in presentje van U Wel Edele Gestr. en eenige leeden van deesen Agtbre. Raad heeft verklaart de suijvere waarheijd te sijn:’
‘Dat hij op seekere dag langs die weg alleen wandelende iets ter aarde heeft sien leggen, dog niet weetende wat het mogt weesen (aangemerkt ‘t gem. geld sijn glans door het zeewater verlooren heeft) hetselve heeft opgeraapt en bevonden dat het gevondene bestont in Spaance matten, ter getale van ses en twintig sonder meer dewelke binnen een kleijne omtrek van malkandere verspreijt lagen en waarmeede hij vervolgens naar de Caab is gegaan.’
‘Den ondergetek., soo voor als naar niets anders hebbende kunnen ontdecken, stelt die saak aan het wijs oordeel van Uwel Edele Gestr. en van UE. Agtbr., versoekende dat Uw Ed. Gestr. en Agtb. daarinne gelieven te disponeeren als naar constitutie der saaken sullen bevind[en] te behooren.’
‘(Was geteekent) P. Reede van Oudshoorn. (In margine)Exhibitumden 11 September 1742.’
En dewijl hieruijt komt te blijcken dat Sijn E. ten laste van dien soldt. geene overtuijgende bewijsen heeft kunnen magtig worden, heeft men oversulx omtrent denselven geene ander besluijt kunnen neemen dan alleen dat de waarde der door hem gevondene 26 Spaance matten op desselfs soldij reecqg. sal gestelt worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 120, pp. 290-303.¶
Dingsdag den {17420918} 18 September 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman bij indispositie.
Gemerkt thans bij ‘s E. Comps. pakhuijsen nog maar een hoed smeecoolen per restant word gevonden en dat het onseeker blijft wanneer het schip Gooidschalxoord , waarinne sestig hoeden van die brandstoffe ten behoeve van dit Gouvernement sijn afgescheept, alhier nog wel sal koomen op te daagen, invoegen dat bij aldien hier omtrent nu geen middel van uijtkomst gesogt en ook gevonden wierd, ‘s Comps. werk in de smitswinkel tot het grootste ongerief voor de hier aankoomende en ter rheede leggende scheepen der E. Comp. mitsgaders de huijsselijke saaken van dit comptoir met den eersten sal moeten en blijven stil staan, boven en behalven dat op onsen eijsch in den voorleedenen jaare gedaan, maar een hondert hoeden van diergelijke coolen ende oversulx hondert hoeden minder als gepetitioneert sijn en gewoonelijk alhier in een rond jaar worden gerequireert, herwaarts uijt ‘t vaderland sullende gesonden worden, men gevolgelijk daarmeede op verre na niet sal kunnen fourneeren aan het benodigde voor den omslag der E. Comp. ter deeser plaatse binnen voorm. tijd, laat dan staan dat de burger smeeders deeser colonie ook souden kunnen bekoomen, dat geen ‘t welk deselve daarvan onvermeijdelijk koomen te benodigen tot het vervaardigen der nodige saaken tot bevorderinge van den landbouw deeser ingeseetenen, mitsgads. het beslaan en repareeren der waagens tot het opreijden na deesen Casteele van de te ougstene graanen gebruijkt moetende worden, heeft men sig derhalven genecessiteert gevonden om te moeten besluijten dat van ‘s lands carguazoen voor India van de hier aanlandende Patriase scheepen, nadat sulx met den minsten omslag en de meeste gevoeggelijkheijd sonder krenking der ladingen sal kunnen geschieden, edog met een spaarsame hand en na mate dat de hoogste noodsakelijkheijd sulx sal koomen te vereijschen, eenige hoeden smeecoolen sullen geligt worden; in hoop wijders dat Haar Wel Edele Groot Agtbe. de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering de noodsakelijkheijd hiervan insiende, sulx niet qualijk sullen gelieven te duijden.
Hierna door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven sijnde dat veele deeser ingeseetenen ten platten lande woonagtig, in steede van hun best te doen om ingevolge van het raadsbesluijt van den 17 Januarij des jaars 1738,76 eenige leevendige ezels te vangen en op te brengen, daar en teegens deselve dagelijx op een baldadige wijse en alleen om een seer geringe winstje van haare vellen koomende, sodanig koomen dood te schieten en te vernielen dat het te dugten is dat soo wanneer dit bijtijds niet wierd gestuijt, het in het korte met die beesten sal sijn gedaan en geen derselver meer gesien of vernoomen sullen worden; het geen om dier seldsame fraaijigheijd geensints te gedoogen is, te meer dewijl gedagte dieren niemand quaad doen of voor so veel men weet, de vrugten des velds bederven; is hierop goedgevonden en gearresteert dat bij affixie van billietten aan alle ende een igelijk op het scherpste sal worden verbooden om voortaan eenige der meermaals geciteerde gestreepte ezels onder wat pretext en op wat wijse sulx soude moogen weesen, te schietten of van het leeven ter dood te brengen, op een boete van 50 Rds. voor elk dier dieren dat sal worden omgebragt, met serieuse recommandatie daarbij aan deese inwoonderen van haar best te doen om een stuk of drie der soo dikwilsgen. ezels levendig te krijgen en ten deesen Casteele op te brengen, waarvoor aan de geene die sulx sullen koomen te doen de daartoe gestelde praemie uijt ‘s Comps. cassa sal worden voldaan, te weeten voor elk van sodanig dier een hondert Rijxds.77
Wijders is bij resumptie van seeker versoekschrift door den landbouwer Pieter Jansz Swart in de volgende bewoordingen gepresenteert:78
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raadt.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Vertoond met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbr. needrigen dienaar Pieter Jansz Swart, hoe ten tijde van den Edelen Heer Gouverneur Simon van der Stel aan des supplts. vader, Jan Swart, in eijgendom is gegeeven seeker erf in den dorpe van Stellenbosch geleegen, waarop seedert een huijs geset geworden sijnde, is hetselve na de dood van sijn gem. vader door des supplts. moeder, Grietje Claase Coene, bij seeker acte op den 13 Januarij 1721 voor den doenmaligen secretaris van Stellenbosch en Draakensteijn , Johannes Pleunes, en getuijgen gepasseert, aan hem onder seeker voorwaarden in eijgendom overgegeeven, dog dewijl de erfbrief van het gem. erf niet te vinden is, en bij bovengem. acte ook de groote daarvan niet bekend staat, soo wend den supplt. sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. met onderdanig versoek dat hij het gedagte erf mag laaten meeten, ten eijnde daardoor in staat te kunnen geraaken het selve met de daarop staande huijsinge ‘t welk door hem aan den chirurgijn Jan Cats vercogt is, behoorlijk te kunnen transporteeren.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende & &.’
Aan denselven toegestaan om ten eijnde als versogt word, seeker huijs en erf in den dorpe van Stellenbosch geleegen te moogen laaten meeten en een caart daarvan formeeren.
Terwijl men aan den commandeur der soldaten van het aanweesende schip Polanen , Jacob Richard, op desselfs hierom gedane versoek, ook heeft gepermitteert om alhier soo lang te moogen blijven vertoeven tot desselfs huijsvrouw verlost, en in staat sal sijn geraakt om sig weeder t’ scheepe te kunnen begeeven.
Vervolgens heeft den Heer secunde, Rijk Tulbagh, als commissaris politicq, vertoont en gerapporteert dat kerkenraade deeser plaatse hebbende moeten besluijten om eenige van haare debiteuren in regten te betrecken, ter sake dat deselve eenige jaaren intrest op de door haar bij de diaconije armen alhier genegotieerde capitaalen ten agteren waaren en geen de minste devoiren deeden om die te betaalen; dit voor soo verre de sodanige betreft dewelke voor de regtbanken deeser steede conveniebel sijn geweest, bereijts werkstellig is gemaakt, dog dat ten opsigte der geenen dewelke omdat onder de buijten districten woonen, en beneeden de 50 Rijxds. schuldig sijn, navolgens het deesen aangaande gereguleerde bij deesen Raade op den 23 Junij 171679 souden moeten worden gedagvaard voor land-drost en heemraaden, Haar Eerws. bij overweeging der inconveniënten die wanneer sij sig daaraan moesten gedragen voor haare collegie resulteeren en de swaare oncosten dewelke daarenboven ‘er voor parthijen op vallen souden, op het welke soo als het schijnt, bij het maaken van eevengem. reglement niet is gereflecteert, Haar Eerw. derhalven best hadden gedagt, alvoorens hiermeede voort te vaaren, deese haar beswaarenis aan deese Regeering voor te draagen, en van deselve met de schuldige eerbied te versoeken, gelijk deselve thans door de mond van gesegden Heer Tulbagh sijn doende, dat Haar Eerws. om de eeven aangehaalde reedenen, deselve voorregten en exeptien mogten koomen te genieten dewelke bij meermaalsgen. reglement sijn toegestaan aan ‘s Comps. dienaaren, den vendumeester, secretaris van justitie en de weescamer, namentlijk dat sij in het vervolg niet meer verpligt mogten weesen de ingeseetenen of onderhorige van Stellenbosch en Draakensteijn aan haar onder de 50 Rijxds. schuldig weesende voor geciteerde land-drost en heemraaden te moeten dagvaarden, maar in teegendeel aan haar vrij staan en vergunt worden om haare actiën dies aangaande te moogen institueeren voor commissarissen van civiele saaken; waarover met aandagt geraadpleegt en de billijkheijd van dit versoek aangemerkt sijnde, is het selve hierom in alle sijne deelen geaccordeert, des sal hiervan aan geciteerde commissarissen mitsgaders landdrost en heemraaden tot hun narigt kennisse gegeeven worden.
Laatstelijk is nog goedgevonden dat billietten sullen worden geaffigeert tot waarschouwinge van een ijgelijk der Caabse burgers dat den Heer fiscaal independent, Pieter Reede van Oudshoorn, neevens gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements, binnen korte daagen schouwing van de straaten en weegen binnen het vlek van de Caab sullen koomen doen, ten eijnde een ijder de vuijlnis nesten en andere onreijnigheeden voor sijn deur sal kunnen opruijmen en weg doen brengen, om sig alsoo voor schade te hoeden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 120, pp. 304-306.¶
Maandag den {17420924} 24 September 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heen captn. Rudolf Sigfried Alleman bij indispositie mitsgaders den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij occupatie.
Op het gedane versoek bij Sara Vetsuup, wed. van den op het in de Baaij Fals vertoevende retourschip de Jonge Willem overleedenen boekhouder, Hendrik Boitet, mitsgaders van seekere Maria de Boode, dewelke als dienstmaagd van den ondercoopman Pieter Verkerk met het ter deeser rheede geankert leggende uijtkomend schip Nieuwerkerk alhier is aangeland, namentlijk om van haare respective bescheijdene bodems ter deeser plaatse te moogen verblijven, de eerste tot de aankomst van de eerst verwagt wordende retourscheepen, en de andere om sig in den egten staat te kunnen begeeven met den hierom ook versoek doende burger Jacobus Cuijlets,81 is sulx aan haar beijde geaccordeert.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 120, pp. 307-316.¶
Donderdag den {17420927} 27 September 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den Heer captn. Rudolf Sigfried Alleman bij indispositie, mitsgaders den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders als geoccupeert sijnde.
Na lectuure en resumptie van seeker klagtschrift door ‘s Comps. gecontracteerde slagter, Johannes Cruijwaagen, teegens de meede slagters Jacob van Rhenen en Cornelis van Rooijen ingedient, het welk is bevonden te weesen van den volgenden inhoud:83
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &, beneevens den E. Agtbr. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Vertoont met verschuldigt respect Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbr. needrigen dienaar Johannes Cruijwaagen hoe den supplt. bij de jongste aanbesteeding van ‘s Comps. slagterij voor een vierdepart daarvan aanneemer gebleeven sijnde, seedert heeft moeten ondervinden hoe buijten hem en de drie andere gecontracteerde slagters, namentlijk de burgers Jacob van Reenen, Cornelis van Rooijen en de wed. Hendrik Oostwald Eksteen (aan wien met uijtsluijting van alle andere alleen tot een weijde van haar vee de plaatsen in de Groene Cloof bij de conditie vemeld sijn ingeruijmd) door toelating van gemelde Van Rhenen en Van Rooijen nog diversse andere persoonen, als de wed. Steven Vermeij, Daniel de Vries, Jan Kulder, Jan Loose en Barend Lotering, met het weijden van hun vee daarvan gebruijk koomen te maaken, gelijk dit meede geschied door de knegt van Hendrik van der Heijde, Anthonij Cok gent., waarenboven nog al de Hottentots dewelke gem. Van Rheenen, Van Rooijen en de wed. Eksteen in dienst hebben, insgelijx met hun eijge vee derwaarts sijn afgesakt, in de plaats van hetselve soo als anders gebruijkelijk is, dat onder bescherming van den captn. onder wiens craal sij sorteeren, te laaten; en dewijl het een en ander tot groot nadeel van den supplt. is streckende en denselven hierdoor in sijne weijde benadeelt word, soo versoekt hij seer eerbiedig dat in de gem. Groene Cloof op de plaatsen alleen ‘s Comps. gecontracteerde slagters toegeweesen, geene andere dan sijl. selve met hun vee meer moogen coomen weijden, ook heeft den supplt. ondervonden dat ‘er door meergem. Jacob van Rheenen en Cornelis van Rooijen wiens tourbeurt het is om deese maand te slagten, veele schurfde schaapen sijn opgebragt en verslagt geworden, gelijk deselve nog sodanig in ‘s Comps. slagthuijs te vinden sijn, en dewijl hierdoor het gedagte slagthuijs en coraalen sodanig besmet raaken dat het schurf jaar en dag aan de muuren sal blijven sitten, kan het niet anders sijn of de schaapen van den supplt. dewelke vervolgens daarin gebragt sullen werden, insgelijx daardoor aangestooken sullen raaken, buijten en behalven dat de schurfde schaapen dewelke door haar bij het eijndigen van deese maand weeder na buijten gesonden worden, de weijden in de Groenecloof ook tot groot nadeel van den supplt. sullen coomen te besmetten, weshalven den supplt. al meede seer eerbiedig versoekt dat Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. daarin gelieven te voorsien, en voor het overige hem supplt. in sijn goed regt als een der gecontracteerde slagters in de genieting van de voordeelen van de Groene Cloof tot weijding van sijn vee sodanig als bij het contract gestipuleert is, gelieven te mainteneeren.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &. (Was geteekent) Jns. Cruijwagen.’
Is verstaan dat copia hiervan aan eevengem. Jacob van Rhenen en Cornelis van Rooijen om daarop per naasten te antwoorden sal worden afgegeeven, en dat wijders den Heer independent fiscaal, Pieter Reede van Oudshoorn, met ende neevens gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements sonder vertoef ‘t sij deesen avond of morgen vroeg in ‘s Comps. slagthuijs op ‘t naaukeurigste sullen moeten besigtigen de schaapen dewelke door meergem. Van Reenen en Van Rooijen aldaar uijt de weijde om te slagten sullen aangebragt worden, ten eijnde men dus met seekerheijd mogt te weeten koomen of de schaapen bij gesegde persoonen ten dienste der E. Comp. geslagt wordende in der daad en soo als hem sulx bij het bovengem. schriftuur word nagegeeven schurft sijn, en voorts als dan diesaangaande de nodige ordres stellen.
En nademaal de lands-boot Zuijd Holland volgens verleende verclaring84 bij de tot dies visitatie gecommitteert geweest sijnde zeeluijden, ten eenemaal onbequaam en buijten staat is om langer deese rheede te kunnen bevaaren, heeft men derhalven moeten besluijten dat dat vaartuijg bij eerste bequame geleegentheijd sal worden afgelegt en gesloopt; sullende het daarvan afkomende houtwerk en verdere nog bruijkbaar sijnde materialen, daar het te pas sal koomen in den dienst der E. Comp. gebruijkt worden.
Sijnde laatstelijk bij overweeging van seekere missive van land-drost en burgercrijgsraad van Stellenbo[sch] en Draakensteijn , van den 25 deeser loopende maand September, goedgevonden dat de daarbij versogte ses vaten met buscruijt en twaalf hondert stux snaphaansteenen na jaarlijx gebruijk om te dienen tot het exerceeren der coloniers van de buijten districten in den wapenhandel, mitsgaders het doen van de aanstaande wapenschouwing aan Stellenbosch , aan haarl. sullen worden verstrekt, terwijl wijders nog goed gekeurt en geratificeert sijn de bij gemelde land-drost en burgercrijgsraad op onse approbatie gedane aanstellingen van den corporaal Mattheus Guilliaumet tot sergeant onder de compagnie infanterije in steede van den onder de dragonders geplaatsten Barend de Clercq, mitsgs. van Daniel Strijdom tot wagtmeester onder gem. dragonders in plaatse van den afgeschreevene Jacobus Hugo.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 317-319.¶
Saturdag den {17420929} 29 September 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den E. coopman en winkelier Corns. Eelders bij occupatie.
Heeft den Heer Gouverneur ter vergaderinge geproduceert seekere missive door de overheeden van het in de Baaij Fals vertoevende en op gisteren afgevaardigde naschip de Jonge Willem onder den 27 deeser loopende maand September aan Sijn Edele geschreeven, waaruijt sijnde koomen te blijcken dat bij het schrijven van dien brief sestien persoonen op dien bodem siek waaren geworden, en dat onder deselve ses stux worden getelt aan welkers opkomst getwijffelt word; is hierop na overweeginge van saaken gearresteert dat den ten deesen hospitaale dienstdoende chirurgijn, Dirk Weijdenaar, soo aanstonts na gem. Baaij Fals sal worden afgesonden, om te verneemen hoe het met boven gementioneerde impotenten is gestelt; en wijders dat soo wanneer wierd bevonden dat deselve buijten staat sullen weesen om dienst te kunnen doen, dat als dan aan voorsz schip de Jonge Willem , ten eijnde hetselve door het wagten na de herstelling dier sieken in het voortsetten van desselfs voijagie na Neederland niet soude worden verhindert, ten eersten andere manschappen uijt dit Gouvernement in steede der geene dewelke men sal bevinden dat uijt hoofde van haare indispositie alhier sullen moeten verblijven, sullen gesonden worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 320-345.¶
Dingsdag den {17421009} 9 October 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen d’ Heeren Pieter Reede van Oudshoorn en Rudolf Sigfried Alleman bij occupatie, mitsgads. den E. equipagiemeester Jacobus Moller bij indispositie.
Omme te voldoen aan den inhoude van het ten deesen subjecte genomen besluijt in vergaderinge van den 27e der afgeweekene maand September, hebben ‘s Comps. gecontracteerde slagters Jacob van Rhenen en Cornelis van Roijen heeden op de teegens hun ingebragte beschuldigingen door den burgerraad en meede slagter, Johannes Cruijwagen, ingeleevert de onderstaande schriftelijke verantwoording:87
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &, beneevens den E. Agtbre. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘De ondergeschreevenen Uwel Edele Gestr. en E. Agtbre. seer nedrige dienaren, Jacob van Rhenen en Cornelis van Roijen, hebben met de uijtterste verwondering vernomen, door de aan haar ter hand gestelde copia van ‘t request ‘t welk den burgerraad, Sr. Johannes Cruijwagen, heeft kunnen goedvinden aan Uwel Edele Gestr. en E. Agtbre. op den 27 des gepasseerde maand te presenteeren, dat sij supplten. sijn beschuldigt en betigt geworden voor deese aansienlijke Raad met sodanige feijten dewelke niet alleen hunne eer en goede naam ten hoogsten komen te quets[t]en, maar ook selfs indien deselve waar mogten sijn, ten swaarsten soude behooren gestraft te werden.’
‘Het is dan om sig van deese atroce calumnie naar vereijsch te purgeeren, en teffens om Uwel Edele Gestr. en E. Agtbre. beveelen na te komen, dat de ondergesz het volgende aan Uwel Edele Gestr. en E. Agtbre. komen voor te dragen:’
‘Den voorn. burgerraad beklaagd sig in d’ eerste plaatse dat verscheijdene persoonen door toelating van de supplten. hun vee laten weijden aan de Groene Cloof , op plaatsen die alleen aan ‘s Comps. gecontracteerde slagters sijn toegeweesen, het welk (soo hij voorgeeft) tot sijn groot nadeel is streckende.’
‘Hierop souden de supplianten kunnen vertoonen dat bij aldien deese klagten eenigsints gefundeert mogt sijn, het egter als eene seer onheusche behandeling moet voorkomen dat meergem. Kruijwagen deselve voor Uwel Edele Gestr. en E. Agtbre. komt uit te storten, sonder alvoorens de meede aanneemers van ‘s Comps. slagterij op een minnelijke wijse te hebben gewaarschouwt, of met ernst versogt sulx in ‘t toekomende na te laten. Maar de supplianten willen voor ‘t jegenswoordige deese vreemde manier van behandeling soo naauw niet uijtvorschen, alleenlijk sullen sij ondersoeken of gem. Sr. Cruijwagen wel gefundeer[t] is in sijn beklag over vijf of ses persoonen wiens namen in desselfs versoekschrift werden aangehaalt.’
‘De eerste is de wed. Steven Vermeij. De waarheijd is dat de supplten. somtijds aan deese wed. hebben vergunt om voor een korten tijd haare trekbeesten aldaar te laten weijden, dog de supplten. kunnen niet bemerken dat dit een saak is van de minste importantie, veel min dat sulx eenige schade aan den eevengem. Sr. Cruijwaagen soude kunnen toebrengen, gemerkt dat het genoegsaam bekend is hoe de plaatsen in de Groene Cloof onder de gecontracteerde slagters volgens oude costume werden verdeelt, sonder dat ooijt de een den andere heeft soeken te perturbeeren in de libere possessie en vrije bestiering van die plaatsen, dewelke haar bij loting te beurt sijn gevallen.’
‘Wat de tweede persoon aanbelangd, genaamt Jan Loose, deselve is seedert lang in maatschappij met de supplianten en gevolglijk moet dit vee geconsidereert werden als eijgen.’
‘De twee andere sijn knegten van de supplten. dewelke niet minder geregtigt zijn tot deese vergunning als de knegt van Sr. J. Cruijwagen, genaamt Augustus Lourens, die alleen meer vee in in de Groene Cloof besit als de andere met haar beijde.’
‘Bovendien werd nog in het voorsz versoekschrift geklaagt over eene Daniël de Vries, dog deese klagte is de onbillijkste die men kan versinnen, want het geen de supplten. ten faveure van dien arm man hebben gedaan, is soo seer niet geschied uijt consideratie van sijn sobere staat, als wel om te complaceeren aan het instantig versoek van den dikwilsgem. Sr. Cruijwagen selfs.’
‘Hieruijt kunnen Uwel Ed. Gestr. en E. Agtbre. genoegsaam sien dat deese praetense benadeeling niet anders is als een harssenschim en indien ‘er stof om te klagen exteert, soo vermeenen de supplten. met goed bewijs te kunnen aantoonen dat sij daar wel de meeste reden toe hebben.’
‘Edog overweegende dat een kleijn belang altoos aan de vredenlieventheijd moet opgeoffert werden, soo hebben sij stil gesweegen en soude thans nog binnen die paalen van stilswijgentheijd blijven, ten waere de supplten. niet ondervonden tot haar leetweesen dat meergem. Sr. Cruijwaagen haar op de gevoeligste wijse voor de geheele weereld soekt te diffameeren door deese valsche beschuldiging, namentlijk dat sij schurfte schaapen slagten en derselver vlees aan d’ E. Comp. leveren.’
‘Het is bij alle vierschaaren gerecipieerd, en het komt ook met de regten en billijkheijd over een dat een beschuldiger die sig selfs partije maakt in staat moet sijn om sijn beschuldiging door sonne klaare bewijsen te verificeeren en voornamentlijk als de beschuldiging verseert omtrent wanbedrijven die ‘t verlies van eer en goede faam naar sig sleepen op paene van schuldig verklaart te worden aan evidente calumnie en van diesweegen gestraft te worden.’
‘Dit is (onder eerbiedige reverentie gesprooken) Wel Ed. Gestr. Heer en E. Achtbre. Heeren, het cas waarin den burgerraad Sr. J. Cruijwagen thans verseert, want hij leijt de supplten. te lasten dat sij schurfte schaapen hebben laten opbrengen en slagten, daar nogtans de boekhouder van het slagthuijs, die in dusdanige saaken volkomen geloof meriteert, het teegendeel kan betuijgen.’
‘Hij blijft bij deese beschuldiging niet, maar durft Uwel Ed. Gestr. en E. Achtbre. affirmeeren dat ‘er nog sodanige schaapen in ‘t slagthuijs te vinden sijn en of dit nog niet genoeg was, soo describeert hij al de onheijlen die daarvan te duchten sijn, om deese saak met de leelijkste coleuren af te maalen.’
‘Dog tot geluk en triumph van de supplten. heeft den independent fiscaal deeses Gouvernements geassisteert door twee leden uijt den Achtbre. Justitieelen Raad sig momentelijk begeeven naar het meergem. slagthuijs, en het is Uwel Ed. Gestr. kennelijk hoe de gantsche trop naaukeurig gevisiteert sijnde, geen enkeld schurft schaap onder deselve gevonden is, maar ter contrarie alle goed en leverbaar.’
‘Den onschuld der supplianten in diervoegen gebleeken sijnde, soo moet men oordeelen dat den burgerraad Sr. Cruijwaegen deese onwaaragtige en vercierde beschuldiging met geen ander oogmerk gedaan heeft als om de supplten. te quellen, of om haar eer door lasteringen te bekladden.’
‘Hoe het hiermeede sij, so vinden de supplten. sig genoodperst om sig tot Uwel Ed. Gestr. en E. Agtb. te keeren, ootmoedig versoekende dat Uwel Ed. Gestr. en E. Agtbre. reguard neemende op ‘t voorsz, haar gelieven te verklaaren puur, suijver en ontschuldig88 aan dit feijt, en dat haarl. mag gereserveert blijven haar actie in cas van calumnie teegens meergem. burgerraad Sr. Cruijwagen omme deselve te institueeren voor den E. Achtbre. Raad van Justitie deses Gouvernements, soo en in diervoegen als sij best te raaden sullen worden.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &. (Was geteekent) J. v. Renen, C. v. Roije.’
Welk schriftuur neevens het verleende rapport bij den Heer independent fiscaal, Pieter Reede van Oudshoorn, en gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements, weegens de door Haar E.Es. gedane besigtinge in ‘s E. Comps. slagthuijs omtrent de aldaar door gedagte Van Rhenen en Van Roijen ten dienste der E. Comp. geslagt wordende schaapen, sijnde het selve van den volgenden inhoud:89
Aan den Wel Edelen Gestr. Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop en den ressorten van dien &, beneevens den E. Agtbr. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Volgens ordre hebben w’ onderget. fiscaal en gecommitteerdens uijt den E. Agtbre. Raad van Justitie deeses Gouvernements op Donderdag den 27 der gepasseerde maand September teegens den avond ons vervoegt in ‘s E. Comps. slagthuijs, ten eijnde aldaar oc[c]ulaire inspectie te neemen of ‘er onder de schaapen dewelke van de gecontracteerde slagters Jacob van Reenen en Cornelis van Roijen worden geslagt en verdebiteert, ook eenige gevonden wierden die schurvig waaren; dus hebben de gen. slagters nadat wij aan deselve sulx te kennen gegeeven hadden, ons ten eersten gebragt in de craal alwaar sij haare slagtschaapen soo inmediaat uijt het veld koomende, hadden laten indrijven, dewelke dan naaukeurig besigtig en de trop van voor tot agter een reijs twee a driemaal deurgegaan sijnde, hebben wij gesien dat gem. schaapen alle gaaf en wel waaren, sonder onder den geheelen troep een eenig gevonden te hebben dat schurft was, of dat maar eenig kenteeken van schurft aan sig vertoonde.’
‘En hiermeede gedenkende aan de geeerde intentie van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. te hebben voldaan, laaten w’ deese dienen voor needrig rapport’
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den90 October 1742.’
‘(Was geteekent) P. Reede van Oudshoorn, D. D’Aillij, Gt. la Febre. (Lager) Mij praesent, (en geteekent) D. G. Carnspek, secretaris.’
Met aandagt geleesen en daaruijt sijnde koomen te blijcken dat eevengen. twee persoonen geensints schuldig sijn aan het aan deselve bij ‘t schriftuur van bovengem. Johannes Cruijwagen te last gelegde; heeft den Raad oversulx meermaalsgem. Jacob van Renen en Cornelis van Roijen dienaangaande niet alleen vrij en suijver verclaart, maar hun ook haare actie hieromtrent gereserveert gelaaten teegens den dikwils gementioneerde burgerraad Johannes Cruijwagen om die te kunnen institueeren daar en soo als te raade worden sullen.
Ook is na lectuure en overweeging van seeker klagt en versoekschrift door de jonge dogter Johanna Magdalena Victor en haare moej van ‘s moeders sijde, Anna Elisabeth Bockelenberg, wed. Hegers, in de volgende bewoordingen gepresenteert:91
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &, beneevens den E. Agtbr. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. seer nedrige dienaresse, Johanna Magdalena Victor, minderjarige dogter van Gerrit Victor, geadsisteert sijnde met haar moeij, Anna Elisabeth Bockelenberg, wed. Hegers, vertoont met verschuldigt respect hoe haaren gem. vader thans metter woon verre landwaarts in getrocken sijnde, haar met geweld derwaarts meede wil hebben, en dewijl sij supplte. aldaar niet als onder slaven en Hottentotten soude moeten sijn, afgescheijden blijvende van alle Christenen, en gevolgelijk ook niet in de leere der godsaaligheijd kan onderweesen werden, waarenboven sij reets het onbehoorlijk leeven van haare gedagte vader alhier gesien hebbende, een afschrik heeft soo ver in het veld bij hem te gaan woonen, derhalven wend sij supplte. sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. eerbiedig smeekende dat deselve hierom en ook ter sake dat sij sig in staat bevind om haare cost te kunnen winnen, van die goedheijd gelieven te sijn van haar te permitteeren hier aan de Caab metter woon te moogen blijven, om verders in de Christelijke religie onderweesen te kunnen werden, en sig voorts met God en eere door de wareld te moogen redderen. Om welke reedenen, namenlijk om in het Christendom onderweesen en aan deselve een beeter opvoeding te kunnen geeven, gem. Anna Elisabeth Bockelenberg, insgelijx versoekt dat het andere dogtertje van gesegde Victor, Maria gent., thans nog maar omtrent seven jaaren oud sijnde, meede hier aan de Caab mag gelaaten werden, onder belofte van te sullen besorgen dat deselve behoorlijk geleert en onderhouden sal werden, dewijl sij tot haar hertenleet moet ondervinden dat niet alleen deese twee dogters, maar ook de drie soons van meergedagte Victor, waarvan de oudste reets den ouderdom van agtien jaaren bereijkt heeft, sonder dat hij deselve iets laat leeren, in een blinde heijdendom verder coomen op te groeijen.’
‘(Onderstont) ‘t Welk doende &.’
Deselve Johanna Magdalena Victor om de in dit schriftuur ter needer gestelde reedenen, ontslaagen van bij haaren vader, den burger Gerrit Victor, welkers ergerlijk leeven aan een ider meer als te wel is bekend, op desselfs verre landwaarts in geleegene veepost te gaan woonen of denselven derwaarts te volgen; en aan haar wijders gepermitteert om sig alhier aan de Caab blijvende ophouden, dus haar cost in alle eer en deugd te kunnen soeken, mits egter verpligt blijvende in het overige en alles wat billijk en reedelijk sal sijn haaren gesegden vader allesints te moeten gehoorsamen en hem de schuldige eerbied te bewijsen, soo ende in diervoegen als de kinderen natuursweegen en volgens de wetten verpligt sijn sulx aan haare ouders te doen, en aangaande de andere dogter van geciteerden Gerrit Victor, sijnde een kind van seeven jaaren, gent. Maria, is meede verstaan dat deselve ter verdere opvoeding en in maniere als het word versogt, sal worden overgegeven aan voorwaartsgen. wed. Hegers.
Vervolgens wierd door den Heer oppercoopman en secunde, Rijk Tulbagh, met versoek dat daarop na behooren mogt worden gedisponeert, de volgende memorie in Raade geproduceert:92
‘Memorie van de nabesz lijfeijgenen in de drie jongst gepasseerde maanden door de natuurlijke dood overleeden, ‘t vee in gem. tijd soo verrekt als door ‘t wild gedierte vernielt, alles volgens secretariale verclaaringen blijkende, namentlijk volgens geannexeerde reecqg. van den opsiender van ‘s Comps. slavenlogie en secretariale verclaaringen sijn in de maanden Junij, Julij en Augustus van ‘s Comps. leijfeijgenen door de natuurlijke dood overleeden 11 cloecke jongens, 3 suijgende jongens, 3 cloecke meijden, 1 suijgend meijsje, 1 bandiete jongen; en volgens bijgevoegde reecqg. van den land-drost, gesterkt met secretariale verclaringen, sijn in bovengem. tijd soo verrekt als vernielt 1 esel, 5 paarden, 186 runderbeesten, 6 bocken.’
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, 9 October 1742. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
Dewelke geresumeert sijnde, is gearresteert dat de daarbij vermelde gestorvene ‘s Comps. leijfeijgenen gelijk ook het verrekte en vernielde beestiaal bij de negotieboeken deeses Gouvernements sullen moeten afgeschreeven worden.
Sijnde wijders bij resumptie van seekere verclaaring93 door de twee constapels deeses Casteels verleent waarbij consteert dat drie stucken geschut van 12 lb. bals ijder, staande op de groote batterije alhier, ten een[e]maal onbequaam sijn, nog goedgevonden dat deselve insgelijx bij gedagte boeken sullen afgeschreeven en in het thans ter deeser plaatse lossende schip Gooidschalxoord tot uijtwinning van ballast afgescheept weesende voorts buijten geldsomma na Batavia worden overgesonden.
Op het hierom schriftelijk gedane versoek94 bij de vrijswartin Flora van Petronella Lammerts, is haar dogtertj[e,] Eva van Flora van Petronella Lammert[s,] ‘t welk sig thans in ‘s Comps. slavenlogie bevind, uijt aanmerkinge dat hetselve het sacrament des heijligen doops heeft ontfangen en bovensdien in de Neederduijtse taal seer wel is ervaaren, uijt slavernij is ontslagen en in vrijdom gestelt, te meer dewijl den slaaf die gesegde vrijswartin presenteert in plaatse van haar gem. dogtertje aan d’ E. Comp. te geeven, de vereijschte bequaamheeden is besittende.
Laatstelijk sijn tot het bijwoonen der burger wapenschouwing dewelke onder ulto. deeser maand October na jaarlijx gebruijk aan Stellenbosch staat te geschieden, gecommitteert geworden den E. winkelier Cornelis Eelders mitsgs. den ondercoopman en negotie overdrager, Abraham Decker.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 120, pp. 346-348.¶
Donderdag den {17421025} 25 October 1742, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen d’ Heeren Pieter Reede van Oudshoorn en Rudolf Sigfried Alleman bij occupatie mitsgaders den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders als in commissie sijnde.96
Laatstelijk is op het gegevene goede getuijgenis bij den burger Michiel Otto weegens het goed gedrag van desselfs soon, ook Michiel Otto gent., aan laatstgen., thans hierom bij geschrifte versoek doende,97 veniam aetatisverleend.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 349-354.¶
Dingsdag den {17421107} 7 November 1742, ‘s voormiddags.
Alle present99
Waarna nog in Raade sijn vertoont en nagesien de negotie en soldijboeken deeses Gouvernements d’ annis 1741/42, bij welke eerstgem. komt te blijcken dat de lasten in dit boekjaar hebben gemonteert tot een somma van ƒ419990:11:8 en daar en teegens de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een somma van ƒ138613:13:8, sulx de lasten dit jaar minder als in het voorleedene beloopen hebben ƒ20370:1 en soo ook de winsten een gering montant van ƒ1169:13, welk minder bedragen der lasten voornamentlijk voortkomt weegens dat de geduurende het voorsz boekjaar hier aangeweest sijnde scheepen sulke groote onkosten niet hebben gemaakt als de in ans. 1740/41 hier gepasseerde.
Werdende wijders bovengemte. Heer hoofdadministrateur bij deesen gequalificeert om de winst en lastposten navolgens de bij Sijn E. diesweegens overgeleeverde specificatiën na behooren bij de bovengen. negotieboeken te doen in en afschrijven.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 354-359.¶
Saturdag den {17421201} 1ste December 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Ondervonden wordende dat de slaven van sommige deeser ingeseetenen, dewelke hier agter de soo genaamde Waterplaats langs de stranden schulpen tot het branden van kalk raapen, dan wel de meesters selfs en andere, behalven dat se de fugeerende leijfeijgenen komen op te houden en van cost te voorsien, een quaad dat na de strengheijd der wetten dient en moet gestraft worden, ook nog des nagts ter gesegde plaatse, ‘t sij in het open veld, aan strand, of in de aldaar tot hunner beschuttinge opgeregte hutten, vuuren maaken en laaten branden; is bij overweeginge dat sulx in tijd en wijle veel quaad soude kunnen veroorsaaken aan ‘s Comps. scheepen dewelke in den donker deese Tafelbaaij soude willen besteevenen, gemerkt deselve door geciteerde vuuren ligtelijk souden kunnen misleijd en dus in het uijtterste gevaar gebragt worden van te sullen verongelucken, op de propositie van den Heer Gouverneur voor den dienst der E. Comp. en tot securiteijt der hier bij nagt aankoomende scheepen hoognodig geoordeelt en dienvolgens gearresteert dat aan alle ende een ijgelijk sonder onderscheijd van persoonen ‘t sij Europeanen, swarten of slaven, bij affixie van billietten sal sijn en blijven verbooden om voortaan hier agter aan de waterplaats soo aan strand als teegens het gebergte, mitsgaders in en omtrent de om dien streek gevonden wordende hutten, des nagts of soo draa donker sal sijn geworden, op eenigerleij wijse geen het minste vuur, groot of kleijn, te maaken, dan wel ligt te branden, op paene van daarop agterhaald wordende telkens te sullen weesen vervallen en een boete van vijf rijxdaalders en de slaven hier teegens misdoende, daarenboven te sullen worden gegeesselt; inmiddels dat de lijfheeren en meesteren sullen moeten instaan en betaalen voor hunne slaven en dienaren die sig hier omtrent sullen komen te misgrijpen.100
Dat wijders op dat dit alles des te beeter mogt worden nagekomen en agtervolgt, den corporaal of officier aan de soo genaamde kleijne batterij wagthoudende sal worden geordonneert en gelast hier over niet alleen het oog te laaten gaan en dit quaad door alle mogelijke middelen en weegen te verhinderen, maar ook nog bovensdien om de schuldige te apprehendeeren, des sullen de boetens hier bovengemeld komen ten voordeele van geciteerden corporaal en desselfs bijhebbende manschap.
Laatstelijk is nadat burgerraaden deeser plaatse hierover waaren gehoort geworden, aan deselve opgedraagen en gedefereert gelaten om het wagenpad ter sijde van dit Casteel aan de waterkant, van de punt Catzenelleboge af tot aan het waterhuijsje toe op de gevoeggelijkste en menagieuste wijse te vermaaken en wederom in staat te stellen.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 361-373.¶
Dingsdag den {17421211} 11 December 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Ter sake dat het hier ter plaatse in ‘s Comps. dienst sijnde gemeen volk gelijk ook de banditen en slaven van deese inwoonderen soo ‘s Comps. dienaren als burgeren, sig wederom op ongeoorloofde tijden, te weeten des avonds na de clocke thien uuren, op ‘s heeren weegen en straaten laaten sien, en de leijfeijgenen daarenboven sonder bij sig te hebben een ligtend lantaarntje, gelijk dit meenigmaal is geordonneert geworden, heeft men derhalven moeten besluijten dat tot voorkoming van het quaad dat hieruijt soude kunnen ontstaan, dat de hieromtrent gestelde ordres bij het 82 artic. van het vigeerend generaal placcaat101 nogmaals gerenoveert en alomme sullen geaffigeert worden, en dat wijders bij die geleegentheijd sal worden gelast dat de balijs uijt de secreeten voortaan niet meer des avonds, maar alleen met het aanbreeken van den dag sullen moeten weggedraagen, en nergens anders moogen uijtgegooten worden dan aan het strand in zee, op sodanige paenaliteijten als bij placcaat hierteegens geemaneerd sijn vermeld;102 op dat dus de geleegentheijd mogt worden weggenoomen die de slaven tot nu toe hebben gehad om de voorsz balijs, des nagts of bij avond weggedraagen wordende, ongestraft op de straaten en pleijnen van dit vlek uijt te gietten.103
En nademaal het komt te blijcken en sulx ook door den E. equipagiemeester Jacobus Moller, als eerste brandmeester deeser plaatse, op heeden in Raade is te kennen gegeeven dat de brandmeesters Jan van der Swijn, Adam Hendrik Mulder en Claas Langemack, den dienst tot hun voorm. ampt betreckelijk in het geheelzijnde104 komen te verwaarloosen, deselve seedert eenige jaaren herwaarts nergens na meer omgesien of sig bemoeijd hebben met saaken hun in deesen opsigte aanbetrouwd, is ter dier oorsake als ook omdat deese drie persoonen buijten dien gants niet nodig sijn en wel kunnen worden gemist, dewijl door de overige 6 brandmeesters alles wat tot haare fonctie105 is specteerende na behooren sal kunnen waargenomen worden, verstaan dat bovengemelde Jan van der Swijn, Adam Hendrik Muller en Claas Langemaak van haare brandmeesterschap sullen worden en blijven ontslaagen.
Vervolgens is na overweeginge van seekere memorie door den Heer hoofd-administrateur Rijk Tulbagh in de volgende bewoordingen overgegeeven:106
‘Memorie van de nabeschreevene leijfeijgenen in de drie jongst gepasseerde maanden door de natuurlijke dood overleeden, ‘t vee in gem. tijd soo verrekt als door ‘t wild gedierte vernield als meede de voorwagens en kruijtseeven onder ulto. Augustus bij de wapenkamer onbequaam bevonden, alles volgens verclaaringe hier annex blijckende:’
‘Volgens geannexeerde reekening van den opsiender van ‘s Comps. slavenlogie en secretariale verclaringen sijn in de maanden September, October en November van ‘s Comps. leijfeijgenen door de natuurlijke dood overleeden’
‘
Afschrijven { | 7 cloecke jongens |
2 schooljongens | |
4 cloecke meijden | |
2 Rio de la Goa meijden | |
3 bandite jongens |
Afschrijven { | 7 cloecke jongens |
2 schooljongens | |
4 cloecke meijden | |
2 Rio de la Goa meijden | |
3 bandite jongens |
‘En volgens bijgevoegde reecqg. van den land-drost, gesterkt met secretariale verclaringen sijn in bovengem. tijd soo verrekt als vernield’
‘
Afschrijven { | 80 ps. runderbeesten |
3 ps. paarden | |
11 ps. bocken |
Afschrijven { | 80 ps. runderbeesten |
3 ps. paarden | |
11 ps. bocken |
‘Bij de wapenkamer onbequaam bevonden’
‘Tot de kalkoven te verbruijken 3 ps. voorwaagens tot 3 lbders.’
‘Vercoopen 5 ps. kruijtseeven.’
‘(Onderstont) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 11 December 1742.’
‘(Was geteekent) Rk. Tulbagh.’
Goedgevonden dat met de daarbij vermelde gestorvene ‘s Comps. slaven en verrekte beestiaal mitsgaders onbequame goederen sodanig sal worden gehandelt als in margine van die memorie geannoteerd gevonden word.
Ook is op het hierom gedane schriftelijk versoek107 bij den soldt. Nicolaas van Blerk aan denselven in eijgendom gegeeven seeker stukje huijs erfs, desselfs eijgen huijs en erf in deese Tafelvalleij geleegen, annex, groot in sijnen grond 10 quadrt. roeden, breeder blijckende bij het daarvan geformeerde caartje, des versoekers request bijgevoegt.
Sijnde wijders op het voordraagen van den Heer Gouverneur of het voor den dienst der E. Comp. niet ten uijtterste nodig sijn soude dat op de thans na behooren met goed geschut en scherp voorsien sijnde groote batterij, ook geduurig een genoegsame quantiteijt buscruijt in vooraad wierd gehouden, om hierdoor aldaar bij alle voorvallende geleegentheeden en onverhoopte toevallen klaar en in staat van deffentie en offentie tekunnen108 weesen, meede vastgesteld dat om de geallegueerde reedenen op geciteerde batterij altijd in wel versorgde kisten op de beste en secuurste wijse klaar en bij der hand sullen gehouden worden een hondert stux cardoesen met buscruijt gevult, en dat ook nog bovensdien ten eijnde als eevengemeld voor de militie deeses Casteels in gereetheijd sullen gebragt en vervolgens altijd in voorraad gehouden worden eenige duijsent scherpe patroonen.
Laatstelijk heeft men sig na lectuure en resumptie der respective nominatiën door den Caabsen kerkenraade mitsgaders kerkenraade van Stellenbosch en Draakensteijn gelijk meede van burgerraaden, weesmeesteren, commissarissen civiel en van huwelijxe saaken deeser plaatse, neevens land-drost en heemraaden der voorn. buijtendistricten ingedient,109 de gedane electie van Abraham Decker tot ouderling deeser Caabse gemeijnte in steede van den afgaanden David D’Aillij laaten welgevallen, en sijn voorts uijt het dubbelt genomineert getal voor de af te treedene diaconen Hendrik Möller en Marthinus Thieleman, daartoe wederom verkooren Barend van Dockum en Johannes Henricus Blankenberg.
Soo als ook de verkiesing van Willem van As tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch in steede van Daniel Malang goedgekeurt en uijt het dubbelt genomineert getal in plaatse van den af te treedene Arnoldus Maasdorp tot diacon verkooren is Nicolaas Vlok. Sijnde insgelijx de electie van Jan Blignaut tot ouderling van Draakensteijn in steede van Jan Bastiaansz geapprobeert en in plaatse der afgaande Pieter le Roux en François Retief tot diaconen verkooren geworden Thomas Therron en Hercules du Preez.
Inmiddels dat ter oorsake dat de noodsakelijkheijd hetselve begint te vereijschen wijders aan kerkenraade van Stellenbosch en Draakensteijn sal worden kennisse gegeeven dat Haar Eerw. in het korte en ter vereijschter tijd een commissaris politicq uijt deese Vergadering sullen te wagten hebben, om de opneeming van de reekeningen der armegelden aldaar bij te woonen en verders te verrigten wat nodig sal worden gevonden te behooren, waartoe voor deese reijs benoemd en aangesteld is den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders.
Voorts sijn uijt het dubbelt genomineert getal voor de afgaande burgerraaden Daniel Pfeijl en Johannes Cruijwagen daartoe weeder geeligeert geworden Andries Grové en Jacobus de Hennion; als meede tot weesmeesteren in de plaats van haaren tijd uijtgedient hebbende Petrus Jesse Slotsboo, Johannes Cruijwagen en Paulus Artois, Jan Raak, Carel Isaak Courtonne Broussart en Jan Laurens Bestbier; mitsgads. tot commissarissen van civiele en huwelijxe saaken in steede van Wijnand Willem Muijs en Marthinus Thieleman, Thomas Swellengrebel en Petrus Johannes de Wit. Boven het welke in plaatse van den afgaanden president van dat collegie, den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders, die op sijn versoek hiervan ontslagen is, daartoe weeder is aangestelt den E. coopman, lid en secretaris deeses Raads, Josephus de Grandpreez. En sijn eijndelijk geeligeert tot heemraden van Stellenbosch Gerrit van der Bijl en Andries Brink, mitsgaders voor Draakensteijn David de Villiers en Wijnand Louw, ende sulx in steede der af te treedene Jacobus Blankenberg, Adriaan van Brakel, Charle Marrais en Pieter Boijens.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 120, pp. 375-377.¶
Dingsdag den {17421218} 18 December 1742, ‘s voormiddags.
Alle present.
Dewijl het te dugten is dat weegens den toestand der saaken op Java, met de van Batavia verwagt wordende retourscheepen of provisieschip, soo ‘er nog een mogt komen, geen rijst van daar na deese plaats sal kunnen afgesonden worden; heeft men om het gebrek dat men als dan daaraan soude kunnen hebben, eenigsints voor te komen, en wel voornamentlijk om ‘s Comps. hospitaal alhier in dien opsigte buijten verleegentheijd te stellen, moeten besluijten dat het eevengem. geval koomende te exteeren, als dan behalven dat geen ‘t welk daarvan jaarlijx word klaar gemaakt, nog soo veel gort in gereetheijd sal gebragt worden, als den tijd en geleegentheijd sulx maar eenigsints sal willen toelaaten.
Op het hierom gedane schriftelijk versoek110 bij den bottelier deeses Casteels, Cornelis de Vries, is denselven uijt den dienst der E. Comp. ontslaagen en in vrijdom gestelt.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
## Footnotes
-
Hy was afkomstig van Leipzig . ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 81-82. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 5-6, 9-10, 13-14, 17-18, 21-22, 25-26, 29-30, 33-34, 37-38, 41-42, 45-46 en 49. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 1-2. ↩
-
Adriaan Valckenier (Amsterdam, 6.6.1695 - Batavia, 20.6.1751) was van 1737 tot 1741 goewerneur-generaal van Nederlands-Oos-Indië. Vgl. dr. P. C. Molhuysen e.a. (reds.):Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VII, kol. 12 19-1221. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
Afkomstig van Memel in Oos-Pruise . ↩
-
Van Gorkum in Nederland . ↩
-
Alida van der Heyden. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn het nie geteken nie. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 5.2.1742, pp. 75-76. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Hermanus Bosman van Amsterdam (1682-1769) was sedert 1707 krankebesoeker van die Drakensteinse gemeente. ↩
-
Ds. Johannes Wilhelmus Hertzogenrath was van 1731 tot met sy dood in 1736 predikant van Drakenstein . ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nahongerige. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 51-52, 55-56, 59-60, 63-64, 67-68 en 71-72. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 77-78. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn het nie geteken nie. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 89-90. ↩
-
Waarskynliketableeren,etabliseeren: vestig. ↩
-
Die oorspronklike versoekskrif en ‘n Nederlandse vertaling kan gevind word in C.241Requesten en Nominatiën, 2.2.1742, pp. 83-85 en 87-88. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staan ookCheif ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staan ookgreivance. ↩
-
In die oorspronklike versoekskrif staanHope. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn het nie geteken nie. ↩
-
C.359Attestatiën, 6.3.1742, p. 29. ↩
-
efficace(Frans): goed. ↩
-
G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII, 6.4.1730, p. 89. ↩
-
‘n Besluit waarvolgens ‘n aantal bemanningslede bevorder is, is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 20.3.1742, pp. 118-123. ↩
-
Paulus Artois (1697-1761) was afkomstig van Amsterdam . ↩
-
Die Raad se besluit om sekere voorrade as verliese af te skryf, is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 3.4.1742, pp. 125-128. ↩
-
Die bevordering van ‘n aantal bemanningslede is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 17.4.1742, pp. 137-139. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 93-94. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1.5.1742, pp. 97-99. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn het nie geteken nie. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 101-102. ↩
-
Die Politieke Raad se besluit om nog ‘n aantal bemanningslede van die Annanas te bevorder is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 5.6.1742, pp. 181-182. ↩
-
C.359Attestatiën, 9.5.1742, pp. 293-296. ↩
-
G. C. de Wet (red):Resolusies van die Politieke Raad IX, 17.5.1735 en 5.6.1736, pp. 22-25 en 68-70. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls bygeskryf. ↩
-
Die Konfessie van Augsburg (Confessiois in 1530 deur Melanchton opgestel en is een van die belydenisskrifte van die Lutherse kerk. ↩
-
C.421Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 129-133. ↩
-
C.J.2921Vendu Rollen, 2.7.1742, pp. 123-133. ↩
-
Die raad se besluit om sekere goedere as verliese af te skryf, is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 19.6.1742, pp. 203-206. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 105-106, 111-112 en 115. ↩
-
Die bevordering van ‘n aantal bemanningslede op die Heuvel is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 19.6.1742, pp. 207-208. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 137-141. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 145-146. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 121-122. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 149-152. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën: landdros en heemrade, Stellenbosch - Goew. en Raad, Kaap, 23.7.1742, pp. 153-155. ↩
-
Johann Witt van Stettin. ↩
-
Johann Gabriel Fischer van Hardesse. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nagedebiteert. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Allemann het nie hierdie resolusie onderteken nie. ↩
-
‘n Besluit van die raad om sekere voorrade as verliese af te skryf, is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 28.8.1742, pp. 252-254. ↩
-
Allemann het nie geteken nie. ↩
-
Allemann het nie geteken nie. Hoewel Möller afwesig was, het hy nogtans geteken. ↩
-
Vir ‘n lewensbeskrywing van George Schmidt, kyk W. J. de Kock (ed-in-chief):Dictionary of South African Biography I. pp. 692-694. ↩
-
In 1727 het ‘n geestelike herlewing onder leiding van graaf Von Zinzendorf in Herrnhut , Duitsland , plaasgevind. Sy volgelinge, van wie Schmidt een was, het daarna as boodskappers die evangelie onder sowel Christene as heidene uitgedra. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte het eers onmiddellik ná die woordeClassis der stadgevolg, maar is later deurgehaal en hier tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.683Origineel Placcaat Boek, 4.9.1742, pp. 148-149; M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek11 (4.9.1742) , pp. 203-204. ↩
-
C.652Dag Registervan Stellenbosch en Drakenstein , Aug. 1742, pp. 321-329. ↩
-
Die jaarlikse afskrywing van verliese is hier weggelaat. Kyk C.34Requesten en Nominatien, 4.9.1742, pp. 268-274. ↩
-
Die aanstelling van ‘n nuwe boekhouer op die Jonge Willem is hier weggelaat. Kyk C.34Requesten en Nominatiën, 4.9.1742, p. 275. ↩
-
Johann David Pfannenstiel van Schmalkalden is in 1740 oorlede. ↩
-
Heinrich Fehrsen is op 27.8.1741 met Margaretha Oelofse getroud. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
M.O.O.C.7/1/6Testamente, 14.11.1730, no. 59, geen paginering. ↩
-
C.294Memoriën en Rapporten, 1739-1742, pp. 153-155. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn en Jacobus Möller het nie geteken nie. ↩
-
Die raad het nie op 17.1.1738 vergader nie. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(18.9.1742) , p. 204; C.683Origineel Placcaat Boek, 18.9.1742, pp. 150-152. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 173-174, 177-178 en 181-182. ↩
-
G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad V(23.6.1716) , pp. 90-91. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn en Jacobus Möller het nie geteken nie. ↩
-
Jacobus Kuylets en Maria de Bode is op 4.11.1742 getroud. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn en Jacobus Möller het nie geteken nie. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 185-188. ↩
-
C.359Attestatiën, 18.9.1742, p. 481. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn het nie geteken nie. ↩
-
Pieter Reede van Oudtshoorn en Rudolf Sigfried Allemann het nie geteken nie. ↩
-
C.294Memoriën en Rapporten, 1739-1742, pp. 157-162. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naonschuldig. ↩
-
C.294Memoriën en Rapporten, Okt. 1742, pp. 165-167. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 211-213. ↩
-
C.294Memoriën en Rapporten, 9.10.1742, p. 169. ↩
-
C.359Attestatiën, 6.10.1742, p. 513. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 189-190. ↩
-
Cornelis Eelders het nie geteken nie. ↩
-
Die bevordering van ‘n aantal bemanningslede op die Papenburg is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 25.10.1742, pp. 345-346. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 191-192 en 195-196. ↩
-
Dié datum is foutief. Dit moet 6 November 1742 wees. Kyk C.616Dag Register, 6.11.1742, p. 1000. ↩
-
‘n Besluit van die raad om sekere voorrade as verliese af te skryf, is hier weggelaat. Kyk C.34Resolutiën, 7.11.1742, pp. 348-352. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(1.12.1742) , pp. 204-205; C.683Origineel Placcaat Boek, 1.12.1742, pp. 153-155. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(11.10.1740) , pp. 192-193; C.683Origineel Placcaat Boek, 11.10.1740, pp. 101-103. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(11.12.1742) , pp. 205-206; C.683Origineel Placcaat Boek, 11.12.1742, pp. 158-159. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nagieten. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nafunctie. ↩
-
C.294Memoriën en Rapporten, 11.12.1742, pp. 177-178. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 245-247. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 10.12.1742, 2.12.1742, 2.12.1742, 3.12.1742, 7.12.1742, 8.12.1742 en 19.11.1742, pp. 219-220, 223-224, 225-226, 229-230, 233-234, 237-238 en 241-243. ↩
-
C.241Requesten en Nominatiën, 1742, pp. 253-254. ↩