C121 v1.20
C. 121, pp. 42-47.¶
Dingsdag den {17430101} 1sten Januarij 1743.
Alle present.
Ter sake dat in de afgeweekene nagt tot geen kleijne veragtinge van het hierteegens gedane verbod en onaangesien alle in deesen gebruijkte voorsorgen, mitsgaders ook de hard gewaaijt hebbende Z.Ote. wind, wederom op een baldadige wijse hier aan de Caab soo op de straten als uijt en in de huijsen is geschooten, en dat selfs de moedwil van sommige persoonen soo ver is gegaan dat deselve hebben durven bestaan om in het aanhooren en aan[sien] van den Heer officier en der1 dienaren van de justitie op eene gantsch rukeloose wijse uijt de huijsen te schietten; is tot stuijting van sulke eene strafwaardige gedoente, en ook om soo veel mogelijk sij te kunnen voorkomen de hieruijt te vreesen staande onheijlen, deesen avond bij geleegentheijd dat men sig bijeen bevond om deesen dag volgens gewoonte te vieren, op de propositie van den Heer Gouverneur gearresteert dat de geene die voortaan en wel voornamentlijk op nieuwejaars-nagten hier aan de Caab soo op de straaten als uijt en in de huijsen schietende sullen worden bevonden, boven en behalven dat deselve sullen weesen vervallen in de hierteegens bij placcaat gestelde boete, daar en boven nog in arrest genomen en opgeslooten sullen worden, en dat wijders ten eijnde dit des te beeter mogt worden uijtgevoert, de uijt dit guarnisoen patroullieerende militairen en soo ook de burger- en ratelwagten sullen sijn en blijven geauthoriseert om de sodanige dewelke sig hieraan schuldig sullen koomen te maaken, sonder aansien van persoonen niet alleen op de straaten te moogen apprehendeeren, maar ook om deselve uijt de huijsen en plaatsen, waaruijt en inne sullen hebben geschooten, af te haalen en in arrest te brengen; sullende voorts voorsz militie en wagten, wanneer de eijgenaars of bewoonders der huijsen en plaatsen alwaar sal sijn geschooten, weijgeren sullen aan te toonen of over te geeven de geene die sulx souden moogen hebben gedaan, deselve als daarvoor verantwoordelijk sullende weesen, insgelijx uijt haare huijsen in arrest moeten brengen.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 48-74.¶
Dingsdag den {17430108} 8 Januarij 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uytgenomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders, als in commissie zijnde.
Den hoeker de Brak alleen met agt en twintig slaven in het leven, van vijf en veertig stux so op het eijland Madagascar als tot Rio de la Goa ingeruijlt, op den 26 der eeven afgeweekene maand December van desselfs voijagie te dezer rheede te rugge gekomen sijnde, heeft men bij resumptie van het op dat kieltje gehoudene journaal en de daarop genoomene resolutien,2 wegens deesen in soo verre mislukte togt de volgende omstandigheeden gevonden, als:
Dat den daarop bescheijdene geweest zijnde schipper en commiesen bij haare aankomst op Toeljer , op de westcust van dat eijland geleegen, alles aldaar om met voordeel voor d’ E. Comp. te kunnen negotieeren, wel gestelt gevonden en den vorst van die plaats daar en boven met haarl. een contract aangegaan hebbende, waarbij hij sig plegtelijk verbond om aan dezelve tegens een behoorelijke prijs te sullen leveren zoo veel slaven als door haar wierden benoodigt, sij hierop en op het sien dat het dien vorst regt ernst was, alzoo denzelve om aan deese sijne beloften te voldoen, sonder vertoef eene sijner hofgrooten met eenige hondert coppen na het land van Ambolambo , waar vandaan ook de slaven jaarlijx na Maseleege voor de aldaar aankomende negotianten worden vervoert, sond; te rade sijn geworden den handel waarom uijtgesonden waren te dier plaatse te onderneemen en voort te setten, in hoope en vertrouwen van hun oogmerk hieromtrent te sullen erlangen; hebbende vervolgens, om geen tijt te laten verlooren gaan, ten eersten met het inruijlen van slaven een begin gemaakt, en daarvan, terwijl gem. hoofdman tot uijtvoeringe van de aan hem door sijnen prins opgedragene last sig landwaards in bevond, een en veertig stux bekomen, waardoor mitsg. de goede en vriendelijk onthaal so van de vorst selfs als van sijne onderdaanen, sijlieden hoe langer hoe meer bevestigt wordende in de goede gedagten die sij hadden opgevat van aldaar een voordeelige negotie te sullen aantreffen, raadsaamst hebben geoordeelt na de te rugge komst van geciteerden hoofdman, schoon denzelve wat lang tardeerde, te blijven wagten, te meer omdat den vorst dier plaatse op haare geduurige aandringen tot een spoedige afdoeninge van zaken hun telkens verseekerde dat sijl. ter sijner tijd bij de te rugge komst sijner uijtgezondene manschap, dewelke hij zeijde dat bereijds op weg waren met een groot getal slaven, tot genoegen van die dienstbaare menschen soude worden voorsien, met bijvoeging dat dewijl tot verkrijginge denselve door de groote vaart van de Franssen, Engelsche en andere nu op dat eijland meer tijt en moeijte als voor deesen wierde vereijscht, sij oversulx niet soo spoedig als in voorgaande tijden soude konnen worden geholpen en gevolglijk wat gedult moeten neemen; dog dat des niettegenstaande en alle de door haar aangewende vlijd, juijst soo als men vast stelde dat alles bereijds sijn beslag hadde erlangd, en dat hun de uijt het land verwagt wordende slaven wierden aangebragt, sij hun eensklaps daarvan gefrusteert en in haare meeninge gantsch en al bedrogen hebben gevonden, nademaal hun op het onvoorsienst door twee afgesondene van den dikwils aangehaalde hoofdman de smertelijke tijding wierd toegebragt dat door de komst op Jongoele van twee groote Fransse scheepen van Maseleege , dewelke die plaats vermits aldaar geene slaven hadde konnen bekomen of inruijlen, hadde moeten verlaten, gesegde hofgroot niet alleen in sijn voorneemen was verhindert en hem de pas afgesneeden geworden, door dien alle de slaven die op Ambolambo en daar omtrent te krijgen waren aan de voorm. daarvoor veel geevende Franssen wierden toegebragt, maar dat hij daar en boven, omdat tragtede de last van sijnen vorst ter uijtvoer te brengen, in groot gevaar van sijn leven was geweest, het welk denselve niet als met de vlugt hadde konnen salveeren. Dat gesegde overheeden van den hoeker de Brak door dit toeval na omtrent vier maanden in voorsz baij van Toeljer doorgebragt en onderwijl van de aldaar ingeruijlde slaven derthien stux so door aufugie als bij sterfte te hebben verlooren, hun in die noodsaekelijkheijt gebragt gevonden hebben om na eene andere plaats tot volvoeringe van de aan haar opgedragene commissie te gaan; waaromtrent bij haarlieden in aanmerkinge genomen sijnde da[t] op Maseleege alwaar sij de voorgaande rheijse een mooij getal slaven hebben ingeruijlt, nu volgens getuijgenisse zo van de officieren van een derde Frans schip het welk door haar in de Baaij van St. Augustijn ontmoet en vandaar bij gebrek van negotie na Mosambicque gezeijlt was, als van den vorst van Toeljer , mitsgaders de van bovengemelde plaats selfs ingekreegene berigt niets soude wesen te doen, en dat daar en teegens de vorst van St. Juan of St. Justa haarl. onder verseekering dat sij op sijn rheede komende, van hem ten haaren genoegen met slaven soude worden voorsien, hadde laten versoeken van derwaarts te willen komen, sij so hierom als ter saake dat ook de op dien tijd tegens gewoonte waaijende N.Wt. winden hun in het bezeijlen van Maseleege hinderlijk souden sijn geweest, best hebben gedagt den steeven na evengemelde Baaij St. Juan te wenden.
Dat sij, na door teegenwinden en swaar weer agthien dagen in zee te hebben moeten swerven, eijndelijk gekomen sijn voor gedagte plaats St. Juan , wanneer door haarl. geen de minste opening of baaij daar voor hebbende kunnen worden gezien of vernomen, maar wel langs het strand meenigte van reeven en klippen, ettelijke kanon schooten sijn gedaan om dus van de wal eenige canoos om hun in te lootsen te mogen erlangen, dog almeede vrugteloos nadien niet teegenstaande de gedaan wordende s[e]ijnen en de aan haar door dien land-aard op Toeljer toegesegde adsistentie geen een vaartuijg van land is te voorschijn gekomen; sulx dezelve na het twee dagen voor die plaats dragende te hebben gehouden, eijndelijk om het schip en de daarop bescheijdene menschen op zoo een gevaarelyke plaats in geen blijkbaar gevaar te stellen, genoodsaekt sijn geweest vandaar weeder in zee te steeken, en hierop geen kans meer ziende om op voorsz eijland Madagascar iets verders te konnen verrigten of om door de aanhoudende contrarie winden aldaar op eenige andere plaatsen te kunnen aankoomen, hebben sij, om niets onbesogt te laten, van dat geen het welk tot erlanginge van haare volle lading soude kunnen dienen voor den dienst der E. Comp. noodig geoordeelt hier of daar op de best geleegene plaats verder een handel te gaan soeken en tendeeren; welken volgende sijlieden bij overweginge dat d’ E. Comp. voormaals op Rio de la Goa slaven hadde ingeruijlt, best hebben gedagt hun derwaarts te begeeven, het welk dan door haarlieden in vertrouwen dat sij hieromtrent niet qualijk doen soude, alzoo hierinne eenelijk den dienst der E. Comp. waren beoogende, sijnde gedaan, sijn se vervolgens op den 8 der maand November in de Baaij Lagoa tusschen St. Maria’s en Oliphants Eijlanden ten anker gekomen, alwaar leggende door haar in den tijt van seventhien dagen van de inlanders niet meer als vier slaven, twee en seventig onsen amber de grijs en 165 lb. oliphantstanden en dat nog met groote moeijte hebbende kunnen worden ingeruijit, sijn sij bij ontwaaringe dat aldaar niets verders met vrugd en voordeel voor d’ E. Comp. zoude sijn te verrigten, dewijl de inwoonders dier plaatse ‘t sedert dat dezelve door d’ E. Comp. is verlaten geworden, landwaarts in sijn getrokken, en dat ook het scheepsvolck en soo meede de inhebbende slaven begonnen siek te worden, vandaar vertrokken en op den 26 December jongstl. gelijk boven is gemeld, nadat hun onderweegen nog vier slaaven waren afgesturven, ter deeser Caabse rheede gearriveert.
En gemerkt uijt dit alles komt te blijken dat den quaden uijtslag deeser togt alleen aan het blood geval te attribueeren is, heeft men, dit ingesien sijnde, gelijk ook dat hetselve geen vreemde saak is, alzoo de ondervinding meer als eens heeft geleerd dat de negotie op so dikwils genoemde eijland Madagascar het eene jaar wel en het andere kwalijk uijtvalt nadat de zaken aldaar sijn gestelt; oversulx in deesen niets anders kunnen besluijten dan dat den meermaals genoemden hoeker de Brak uijt hoofde dat het gebrek dat men hier aan slaven heeft nog blijft continueeren, tot inruijling van eene goede quantiteijt derselver, so draa het saijsoen sulx sal willen toelaten, nog eens in sulker voegen als het laatst is geschied, na gedagte eijland Madagascar sal worden afgezonden, in hoope dat den als dan te onderneemene handel na wensch sal mogen komen uijt te vallen.3
Ook heeft men sig laten welgevallen dat door de overheeden van gedagten hoeker de Brak in dienst der E. Comp. voor mattroosen met ƒ9 ter maand sijn aangenoomen de volgende van een Engelsch schip op Madagascar weggeloopene drie persoonen, als William Ramseij, George Hall en Joseph Torp, welkers gagie hun te goed zullen worden gedaan van den dag dat provisioneelijk in dienst sijn aangenoomen, te weten van den 10e der jongst gepasseerde maand September, mits verpligt blijvende d’ E. Comp. te dienen den tijt van 5 jaaren; dan aangaande zeekeren Moor, genaamt Ramoelo, denwelken insgelijx op Madagascar van een Frans schip gevlugd sijnde, met meergem. hoeker de Brak hier is aangeland, is best gedagt dat denselven buijten winning van gagie en om voor de cost scheepsdienst te doen, met de eerste geleegentheijt van deese plaats na Batavia zal worden gesonden; des sal hiervan bij ons eerst af te gaane schrijvens aan de Heeren van de Hooge Indiasche Regeering pligtschuldig kennisse gegeeven worden.
Zijnde voorts nog goedgevonden dat conform het hierover genomen provisioneel besluijt bij de opperhoofden van gesegden hoeker de Brak , den scheepscorporaal Melchior Boone en den mattroos François Aling, wegens aufugie op haare soldijreeck. sullen worden belast ijder voor drie maanden gagiepro fisco, mitsgaders nog bovensdien den voormelden scheepscorporaal voor ƒ47:5:8 en den mattroos Aling voor ƒ40:16:-, zijnde dit dat geen het welk de goederen dewelke op Madagascar om gedagte persoonen te kunnen magtig worden hebben moeten worden weggegeeven, uijtcoopsprijs comen te bedragen.
Vervolgens met behoorelijke aandagt geresumeert weesende het geagt aanschrijvens van Haar Hoog Edelens tot Batavia van den 5 October des afgeweekene jaars, het welk ons ter eere aan handen is gekomen met het ter deeser rheede leggende provisieschip Dregterland , is gearresteert dat in opvolginge der aan ons daarbij gegeevene ordres, voortaan het verstreckt wordende aan de sig hier bevindende gerelegueerdens bij het sluijten der boeken van dit comptoir bij factuur en niet bij memorie Batavia sal aangereekent worden; dat men ook telkens als tarw uijt dit Gouvernement na evengemelde Indiassche hoofdplaats word afgescheept, aan de scheepsoverheeden tot een monster sal afgeeven twee a drie verzeegelde sakken van de door haar overgevoerd wordende partij; en wijders nog met de eerste scheepsgeleegentheijt derwaarts oversenden de twee gerequireerde geeyckte scheepels; dog dat ten opsigte der twee meede ontboden wordende geeijckte mudden, aan welopgem. Haar Wel Edele Groot Agtb. sal worden geadviseert dat dezelve alhier nooijt sijn geweest en nu ook niet gevonden worden, en dat men bij het meeten en afscheepen der ter deeser plaatse vallende graanen geene andere maten komt te gebruijken als scheepels; ondertusschen dat om zo na mogelijk is te kunnen voldoen aan den met gedagte provisieschip ontfangenen eijsch, niet alleen een last garst maar ook nog bovensdien nadat aan eenen kant sal sijn gelegd den geordonneerden voorraad, van hier na Batavia sal worden afgestooken al de overige tarw die in ‘s E. Comps. maguazijnen sal worden aangebragt, het geen men vast steld dat in een mooije quantiteijt zal komen te bestaan.
En gelijk men met de reijst door voorsz schip Dregterland alhier aangebragt, teegenswoordig geraakt is uijt de verleegentheijt waarinne men sig diesaangaande heeft gevonden, sal oversulx niet nodig sijn dat meerder gord in gereetheijt word gebragt als men gewoon is jaarlijx te doen, ‘t welk andersints volgens besluijt van den 18 der laatst afgeweekene maand December soude hebben moeten geschieden.
Op het te kennen geeven van den Heer Gouverneur dat alschoon bij biljetten van den 28e Augustus des voorleeden jaars alle ende een iegelijk dezer inwoonderen sig met den landbouw erneerende, sijn aangemaant en geordonneert geworden om uijt ‘s Comps. maguazijnen van het jongst door Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland herwaarts gezondene zaadkoorn, zoodaanig quantiteijt voor den daarop gestelden prijs te komen afhaalen als een ijder derselver na maate van desselfs omslag tot verwisseling van zaad en het zaaijen van een gedeelte zijner bouwlanden zoude oordeelen nodig te hebben, sig egter tot nu toe niemant daartoe heeft opgedaan; is, om d’ E. Comp. in deesen opsigte buijten schaade te stellen en andere reedenen bij resolutie van evengemelden datum bekent staande, goedgevonden dat alle het voorsz zaadcoorn bij deese jegenwoordige leverantie onder deese ingezeetenen na proportie van de quantiteijt tarw die elk van hun ten deesen Casteele sal aanbrengen, sal worden verdeeld en gedistribueert; het sij met aan dezelve op ieder hondert mudden koorn die door haar zullen worden geleevert een mud van voorsz zaadkoorn af te geeven, dan wel op soodaenige wijse als sulx best en gevoegelijkst sal kunnen geschieden.
Ook is op het versogte bij request4 door den burger Nicolaas van Wielig dat desselfs slave jonge, Fortuijn van Ceijlon genaamt, die onder anderen nu kort geleeden door den Raad van Justitie dezer Gouvernements gecondemneert is om voor den tijt van vijftien jaren in de ketting geklonken te worden,5 voor de gevallene justitiekosten bij d’ E. Comp. in eijgendom mogt aangenoomen worden, verstaan dat sulx aan hem geaccordeert sal worden.
Soo als laatstelijk meede op de hierom gedaane schriftelijke versoeken6 bij Hendriena van Beunningen, wed. Steeven van der Burg, mitsgaders den burger Willem Willemsz van Outshoorn aan dezelve is toegestaan om met de verwagt wordende retourscheepen te mogen repatrieeren, onder betaling van het gewoone transport en kostgeld, den eerstgem. om in de cajuijt,7 dog Willem Willemsz om in de constapelskamer te worden getracteert en gelogeert.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 75-76.¶
Donderdag den {17430110} 10 Januarij 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders, als in commissie zijnde.
Is verstaan het nat geweest sijnde lijwaat dat met het ter deeser rheede leggende provisieschip Dregterland alhier is aangebragt, met den eersten voor het geen dat hetzelve sal mogen gelden bij publicque vendutie te laten verkoopen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. MÖLLER.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 121, pp. 77-96.¶
Dingsdag den {17430122} 22e Januarij 1743, ‘s voormiddags.
Present Sijn Hoog Edelheijd den Wel Edelen Hoog Agtbr. Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff9 mitsg. den Edelen Heer Gouverneur en alle de leden.
Nadat wel opgemelde Sijn Hoog Edelheijt, denwelken gisteren avond tot onser aller vreugde en blijdschap aan dit Gouvernement met het oorlogschip de Herstelder behouden gearriveert en inmediaat daarop aan land gekomen is, in vergaaderinge, so wegens desselfs wedervaaren en de reedenen die Sijn Wel Edele Groot Agtb. hebben bewoogen om op de aansoekinge der Heeren Majores het gouvernement generaal en bestier over Nederlands India met den aankleeve van dien aan te vaarden en sig derwaarts te transporteeren, als ten opsigte van den desolaten toestant waarinne de saaken der E. Comp. sig thans komen te bevinden een seer kragtige en beweegelijke aanspraak gedaan, mitsgaders voorts den Heer Gouverneur en alle de leden deeses Raads met voorhoudinge hunnes pligts, op het nadrukkelijkst aanbevoolen en gelast hadde in deese jegenwoordige nadenkelijke tijts gesteltheijt meer als ooijt haare uijtterste kragten en alle mogelijke devoiren aan te wenden omtrent het bevorderen der belangen en het welweesen der E. Comp. ter deeser plaatse, en dat hierop door gemelde Heer Gouverneur en de raadsleeden eerbiedig was betuijgd geworden dat elk in het sijne, hiertoe alles wat in sijn vermogen is navolgens eed en pligt sal in het werk stellen; geliefden gedagten Heere Gouverneur Generaal vervolgens in Raade te produceeren de commissie door Haar Hoog Mogende aan Sijn Edelheijt aangaande desselfs hoogwigtige charge als Gouverneur Generaal over Nederlands India verleend; dewelke geleesen en met blijdschap aangehoort zijnde, is daarop door den Heere Gouverneur en de verdere leeden des Raads aan wel opgemelden Sijn Hoog Edelheijt Gustaaf Willem van Imhoff en aan desselfs handen den volgenden eed van trouw en onderdaanigheijt met alle bereijdwilligheijt en genegentheijd gepresteert:
‘Wij belooven en sweeren dat wij de doorlugtige Hoog Mogende Heeren Staaten Generaal van de Vrije Vereenigde Nederlanden, als onse hoogste en souveraine overheijd, en de Bewintbebberen van de Generaale Nederlandsche Oost Indische Comp., mitsgads. ook den tegenwoordigen Gouverneur Generaal over Oostindien, Gustaaf Willem van Imhoff, gehouw en getrouw sullen sijn, en dat wij alle ordres zo bij den articulbrief en de ordonnantien bij de voorsz Bewindhebberen ofte ook bij den wel gemelde Gouverneur Generaal en Raden van India alreede gemaakt, als die bij haarl. en alle andere onze commandeurs en bevelhebberen geduurende onsen dienst nog gemaakt sullen werden, na ons uijtterste vermogen sullen nakomen, en wijders opvolgen in allen deelen de ordres van den voorengemelden Gouverneur Generaal en sijne Raden.’
‘So waarlijk helpe ons God Almagtig.’
Met hertgrondige en eerbiedige toewenschinge daarbij dat Sijn Wel Edele Hoog Agtb. dit hoog eminent ampt door de zeegen des Heeren ondersteunt, een geruijmen tijd van jaaren sal mogen bekleeden en dat alle desseijnen so te water als te lande onder Syn Hoog Edelheijts wijse regeering ten dienste van de generaale maatschappije ondernomen wordende, tot welweesen onses lieven vaderlands, mitsg. eer en reputatie van Sijn Wel Edele Hoog Agtb. gelukkig sullen mogen worden uijtgevoert en ten gewenschten eijnde gebragt.
Sijnde voorts volgens het voorgestelde bij wel opgem. Heere Gouverneur Generaal en het gewoone gebruijk bij diergelijke geleegentheijt verstaan dat Sijn Wel Edele Hoog Agtb. op aanstaande Saturdag den 26 dezer lopende maand Januarij in het openbaar solemneelijk sal worden voorgesteld, en dat van stonden aan alle ende een ijgelijk so ‘s Comps. dienaren als burgeren door den geregtsboode zullen worden aangesegd en gewaarschouwt dat sijl. sig op evengem. tijt des morgens voor de klokke negen uuren hier ten Casteele sullen hebben te vervoegen, ten eijnde den eed van getrouwigheijt en onderdaanigheijt meede aan Sijn Hoog Edelheijt den Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff af te leggen, sullende hierom ook den land-drost, het collegie van heemraaden, met hun secretaris en de officieren der burgerije so van Stellenbosch als Drakensteijn bij missive worden opontboden om sig teegens dien tijt ten selven fine hier ter plaatse te laten vinden.
Vervolgens sijn ook in Raade geleesen de seer geeerde letteren van onse Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren van den 21 April en 28 Augustus des gepasseerden jaars met het voorwaarts geciteerde oorlogschip de Herstelder uijt Nederland ontfangen; en is na dies resumptie op het voordragen van wel opgem. Sijn Hoog Edelheijt gearresteert dat in conformiteijt der aan ons daarbij gegeevene ordres met den eersten in de Baaij Fals sal worden in gereetheijt gebragt een bequaame loots tot berging van eene genoegsaam quantiteijt equipagiegoederen, so van ankers, touwen, masthouten als andersints, mitsgaders provisien ten dienste van ‘s Comps. scheepen, dewelke aldaar van medio Maij tot medio Augustus zullen aankoomen.
Voorts dat ten eijnde de scheepen der E. Comp. die in deese Tafelbaij komen te ankeren, navolgens de bij voorsz missivens voorgeschreevene wijse na behooren zullen mogen worden vertuijd, niet alleen aan de opperhoofden van soodaenige scheepen aanstonds op hun aankomst een behoorelijk afschrift van gedagte ordres sal worden afgegeeven, maar dat ook nog bovensdien den equipagiemeester deeses Gouvernements hierover goede toesigt sal moeten nemen en besorgen dat alles hieromtrent gelijk het behoord word verrigt en in het werk gesteld.
So als wijders na genomene advijs van voorsz equipagiemeester nog is verstaan dat tot meerder secuuriteijt der als dan hier aankoomende scheepen, dies overheeden sullen worden gelast dat sij hun schip vertuijende sullen moeten sorg dragen dat het dagelijx touw dat nu in het nde. sal comen te leggen, 150 vdm. touwen zeewaards komt te hebben.
Dat insgelijx het verdere geordonneerde bij wel opgemelde Haar Wel Edele Hoog Agtb. nopende het neemen van een preuve met het zeeriff aan den Leeuwenstaart , in sulker voegen als sulx word voorgesteld, langsaamerhand te verlengen en te brengen tot de gestipuleerde plaats, schultpligtig zal worden nagekomen en uijtgevoerd.
En aangaande het gean[n]oteerde wegens de Caabse wijnen dat aan de hier so uijt India als uijt het vaderland aanlandende ‘s Comp. scheepen bij hun vertrek van deese plaats na haare bemanning den geordonneerden voorraad daarvan voor de verdere rheijse niet alleen sal afgegeeven, maar dat daar en boven ook met dezelve kielen na gem. plaatsen voor de vandaar vertrekkende scheepen sulke quantiteijt van die wijnen zal worden overgezonden, als de ordre onser Heeren Principaalen komt meede te brengen, terwijl Haar Wel Edele Hoog Agtb. voor de goedheijt die dezelve wel hebben willen gebruijken van hiermeede deese Colonie so genereuselijk te favoriseeren op het eerbiedigst sullen worden bedankt.
Dat ook de ordre om bij de negotieboeken deeses Gouvernements alleen swaar geld te gebruijken met de aanstaande nieuwe boeken op pmo. September sal worden geintroduceert, blijvende het onderscheijd tusschen ligt en swaar geld bij de soldijboeken voortlopen na de begeerten van Haar Edele Hoog Agtb.
Wijders dat bij de comst der retourscheepen aan deesen uijthoek bij examinatie der daarop gehoudene journaalen, naauwkeurig sal worden ondersogt of sig dies overheeden geduurende de herwaarts reijse hebben gedragen na de nieuwe beraamde zeijllaas ordres voor dezelve door de Heeren Supperiores, mitsg. die dewelke in der tijt door Haar Hoog Edelens tot Batavia zal worden geformeert voor de Ceijlonse en Bengaalse repatrieerende bodems, van welkers bevindingen telkens aan geagte onse Heeren en Meesteren de verschuldigde kennisse sal worden gegeeven.
Dat voortaan niemant meer ter deeser plaatse in eenig emplooij sal worden gesteld die niet in staat sal sijn om hetzelve in persoon te konnen waarneemen en voorts het verdere deezen aangaande geordonneerde exactelijk geobserveert.
Dat men wijders ook in selvervoegen schultpligtig sal in agt neemen het overige bij Haar Wel Edele Hoog Agtb. bovengemelde letteren aangeschreevene in opsigt van de opsending van hier na Nederland van wien het zoude mogen weesen.
En gelijk door meermaals geciteerden equipagiemeester op de afvrage van den Hoog Edele Heere Gouverneur Generaal is betuijgd geworden dat de equipagiegoederen dewelke hij jaarlijx ten dienste der hier aanlandende ‘s Comps. scheepen komt te ontfangen, nu en dan niet inhouden of haalen kunnen dat geen waarvoor dezelve op de factuura bekent staan, het zij in lengte, dikte of anders; is hierop volgens het dezen aangaande voorgestelde bij wel opgemelde Zijn Hoog Edelheyt vastgestelt dat telkens als sulx komt te gebeuren de gestelde gecommitteerdens tot het afladen en lossen van ‘s Comps. scheepen ter deeser plaatse hiervan een behoorelijke verclaaring sullen moeten verleenen en die in Raade van Justitie beeedigen, en dat vervolgens onse Heeren en Meesteren van het hieromtrent voorvallendeeerbiedig10 sullen [ge]adverteert worden.
Laatstelijk geliefden den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal nog de leeden des Raads in consideratie te geven of ter saake dat tot nu toe geen retourscheepen uijt India aan dit Gouvernement sijn komen op te daagen, en dat het niet apparent is dat dezelve nog voor eerst alhier sullen aankomen ten minsten de Bataviasse, nademaal Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren van de Hooge Indiasse Regeering bij haare geagte letteren van den 5 October jongstl. komen te melden dat de tot de eerste bezending bij provisie aangelegde scheepen Diemermeer , ‘t Huijs te Marquette , Ouwerkerk , Tolsduijn , de Keetel en Nieuwland niet eerder van Batavia sullen kunnen vertrekken als na erlanging van het ontset dat aldaar met de verwagt wordende uijtkomende scheepen te gemoet word gezien, het hierom niet nodig zijn zoude dat een der hier permanente hoekers ten aldereersten van hier na Nederland werde gedepescheert om daarmeede aan de Heeren Superiores, die seekerlijk hierna zeer sijn verlangende en aan wien hetselve oversulx niet als seer aangenaam sal kunnen wesen, kennisse te geven van desselfs behouden aankomst alhier en zoo ook van de bereijts ter dezer rheede leggende uijtkomende scheepen en der geener die ondertusschen nog zoude kunnen aankomen, mitsg. wijders wegens de verleegentheijt waarinne men sig op Batavia bevind omtrent het afzenden der bovengem. retourscheepen der eerste bezending. Waarover met aandagt geraadpleegt wezende, is goedgevonden dat den nu ter dezer rheede leggende hoeker de Hektor , als zijnde een wel bezeijlt en gaauw vaartuijg, ten eijnde als evengem. ten spoedigste van hier na Europa zal worden afgezonden, in vertrouwen dat sulx wel opgem. Haar Wel Edele Hoog Achtbaare sal mogen wel gevallen.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] G. W. VAN IMHOFF.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 97-113.¶
Saturdag den {17430126} 26 Januarij 1743, ‘s voormiddags.
Present Sijn Hoog Edelheijt den Wel Edelen Hoog Achtb. Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff mitsg. den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.
Heeden den vastgestelden dag sijnde van de voorstelling van welopgemelde Sijn Hoog Edelheijt, eene solemniteijt dewelke ten aansien van het aanweesen van Sijn Wel Edele Hoog Agtb. ter deeser plaatse en de omstandigheijt des tijts alhier nooijt is gesien geworden, sijn volgens het deesen aangaande gearresteerde in vergaaderinge verscheenen de hoog en mindere officieren so van de marine als te lande op de aan weesende scheepen der E. Comp. so van oorlog als andere bescheijden, voorts die van de justitie, de predikanten mitsg. de militaire en burgerofficieren, die van Stellenbosch en Drakensteijn daaronder begreepen zijnde, nevens de verdere gequalificeerde dienaaren der E. Comp. en burgers dewelke door geciteerden Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal met de volgende harangue sijn bejegent en aangesprooken geworden:
‘Myn Heeren en vrienden,’
‘De geleegentheijt die u hier te samen roept is zoo seldsaam als opmerkelijk. Seldsaam omdat misschien nooijt in zulke termen alhier voorgevallen is het geen wij heden sien gebeuren; opmerkelijk omdat alle omstandigheeden die daartoe betrekkelijk sijn, even wonderlijk en opmerkenswaardig voorkomen.’
‘Het is niet nodig dat ik u te binnen brenge wat belangen ik in het bijsonder hebbe gehad in het geene geleegentheijt heeft gegeeven om hetzelve in diervoegen te sien gebeuren, want het meerendeel van ulieden is dat ten vollen bekent.’
‘Wanneerik11 voor omtrent twee jaaren bij ulieden aanweesend was, in zeer verschillende omstandigheeden, was ik reets het geene waarvoor ik nu door ulieden plegtig zal werden erkend en ik was naauwlijx van u afgesceijden, of de tyding van mijn promotie tot dit hoog wigtig ampt doenmaals soo het scheen te laat komende om een redres in mijne particuliere zaken te brengen, moest den opmerkenden eene nieuwe verwonderinge verschaffen en doen denken dat hier misschien een redres voor het gemeene belang moest voorafgaan, eer het mijne tot effect konde komen, ja ik moest misschien aan inhaalige en woeste Medianiten verkogt werden, om b[e]ijde Egipten en Canaan in een groote nood te hulp te komen, want so behaagd het den Almagtigen veeltijts syne kragt in de swakheijt van het arm schepsel te volbrengen. O dat wij alle onse herte mogten stellen op deze wegen, o dat wij alle wijs waaren en verstandiglijk mogten letten op de goedertierentheeden des Heeren.’
‘Want deese nood is niet gelijk doenmaals nog voor handen, sij is reeds, en wie uwer kan daarvan onkundig sijn, sij is reeds tot soo verre dat men wel haast geen brood meer hebben zoude, gelijk eertijts in Canaän en Egipten , sij is reets tot zoo verre dat men al radeloos geworden is, niet weetende waar men eenig soulaas soeken sal, sij is reeds tot soo verre dat sulk een gevaarelijke en bijna hoopeloose gesteldheijt van zaaken mij billijk te rug hadde konnen houden om deesen last waarvan ik reeds eenigermaten al ontbonden was, vrijwillig weeder te aanvaarden.’
‘Dog volgende het beroep waarin mij de goddelijke Voorsienigheijt heeft gesteld en van dezelve afhangende, staa ik heden hier voor ulieder aangesigte, afwagtende eenen zeegen van boven, waaraan alles geleegen is.’
‘Indien dan eenige omstandigheden u alle die deese noodlijdende maatschappije diend, beweegen kunnen, indien eenig voorbeeld u opwekken kan, zo laat in deese droevige tijts gesteltheijt eenen verdubbelden ijver blijken, spant alle uwe kragten in om wel te doen en laat het tot sulk een goed oogmerk sijn dat gij heeden begreepen word onder den eed van getrouwigheijt en gehoorsaamheijt die soo aanstonds van de puije sal werden afgeleesen, en weest dan ook verseekert dat mij niets liever sal weesen als behoudende het interest en de belangen van de geene die ik diene, ook ‘t uwe te bevorderen.’
‘Burgers en goede ingeseetenen van Cabo de Goede Hoop, midden onder soo veele plagen als de maatschappije in deese swaarmoedige dagen en veele daarvan selfs als onder uwe oogen sijn overgekomen, sijt gij tot nog toe vrij en onbesogt gebleeven, ende gij woond nog onder uwen wijnstock en vygeboom, vreedig en gerust in den schoot van dezelve.’
‘Wat behoorde u dit niet op te wekken om so grooten weldaad beijde van den Hemel en de geenen onder wiens heerschappije gij gehoord te erkennen.’
‘Dit is het geene ik heeden van u eijssche als de eerste blijk van getrouwigheijt en gehoorsaamheijt onder welkers plegtige beeediging gij door het voorleesen van het formulier daartoe dienende soo dadelijk sult begreepen worden, en weest verseekert dat onder dit beding mij niets soo geduurende mijne regeering ter harten sal gaan dan den voorspoed en het welvaaren van deese Colonie meer en meer te sien opneemen en u alle van mijne geneegentheijt blijken te geven.’
Welke voortreffelijke aanspraak door alle de omstanders met eerbied en de uijtterste aandoening aangehoord sijnde, heeft sig vervolgens een ijgelijk uijt de raadzaal voor de puije deeser fortresse begeeven, wanneer wel opgemelde Sijn Hoog Edelheijt opstaande, sig ook derwaarts vervoegde, gevolgd wordende door den Heer Gouverneur en alle de leeden des Raads, staande insgelijx voor gem. puije de overige dienaaren der E. Comp. vergaadert, en de geheele militie deeses Casteels nevens die van de burgerije so te voet als te paard onder haare vaandels en standaarden in de wapenen gerangeert, aan dewelke na voorgaande clockeroering eerst de commissie door Haar Hoog Moogende de Heeren Staaten Generaal der Vrije Vereenigde Nederlanden aan Sijn Hoog Edelheijt als Gouverneur Generaal over Nederlands India verleend in Den Haage den 26 April 1742 en vervolgens den eed van trouw en onderdaanigheijt door haar aan Sijn Wel Edele Hoog Agtb. te doen, publicquelijk wierd voorgeleesen en bekent gemaakt, werdende hierop Sijn Hoog Edelheijt den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff als sodaanige door den Heer Gouverneur na het doen van eene korte aanspraak ter materie dienende, alle den volke voorgesteld met ordre en serieuse recommandatie dat een ygelijk gedagten Sijn Wel Edelen Hoog Agtb. in naarkoming en betragtinge van sijnen schuldigen pligt daarvoor voorthaan sal hebben te erkennen, eeren en gehoorsamen; het geen door de gantsche gemeijnte volveerdig met het uijtroepen van ja beantwoord en beswooren wierd, met hertgrondige en eerbiedige toewenschinge dat desselfs regeering in alle deelen roemrugtig en gelukkig wezende, voorts Sijn Wel Edele Hoog Agtb. dit eminent dog niet min swaarwigtig ampt door den zeegen des Alderhoogsten ondersteunt, een geruijmen tijt van jaaren zal mogen bekleeden, en dat alle onderneemingen, so te water als te lande onder Sijn Hoog Edelheijts wijse bestier, ten dienste der Generaale Maatschappij bij der hand genomen wordende, tot welweesen onses lieven vaderlands gelukkig zullen mogen worden uijtgevoert; waarop wijders drie generaale decharges uijt de musquetterij, ijder met een canonschoot tusschen beijden gedaan, en alle het canon op de walle dezes Casteels en zoo ook op de groote battarij aan de waterplaats en de kI[e]ijne bij de Soute Rivier leggende, in goede ordre losgebrand, mitsgaders nog boven dien van de hier ter rheede geankerde scheepen zoo van oorlog als anderen en vreemden ijder na haar rang geschooten wierd; trekkende vervolgens de militie zo van dit Casteel als die der burgerije na eene gedaane marsch door de waterpoort deezer fortresse en sig wederom behoorelijk geposteert te hebben aan weerzijde van de hoofdwagt en dat aldaar door ider compagnie so te voet als te paard na malkander drie bijsondere salvos waren gedaan, behoorelijk af en ieder na sijn bescheijden plaats; so als wijders den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal begeleijd wordende door den Heer Gouverneur en alle de leden des Raads tot in de raadkamer, sig ook na desselfs appartement begaf; werdende daarna alle gequalificeerde dienaren der E. Comp. zo in dit Gouvernement als op de aanweesende scheepen bescheijden, mitsgaders de voornaamste uijt de burgerij deeser plaatse des middags door Sijn Hoog Edelheijd vriendelijk ter maaltijd onthaald; na dewelke aan alle de genoodigde ter gedagtenisse deeser heerlijke en heugelijke solemniteijt is vereerd geworden een silvere medaille, vertoonende op de eene zijde ‘t borst-stuk van den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff met dit omschriftgust. gui. lib. bar. ab Imhoff, qub. g. Ind. or. f. B., en op het revers de Nederlandsche geoctroijeerde Oost Indische Comp. onder de gedaante eener vrouw, hebbende tot teeken haarer verscheijde heerschappije in die van Europa verre afgeleegene landen eenige kroonen so op haar hoofd als op haar schoot en op haare zijde een anker, verbeeldende de Hoop mitsg. de weegschaale des gerigts in haare regterhand en bescheenen van een hemel ligt, ten bewijse dat sij van daar te gemoed siet het geene het omschrift uytdrukt met deese woordenSpes meliorium temporum, of De hoop op beetere tijden; staande onder aan het jaartal MDCCXLIII.
Waarmeede dan deeze voor alle in ‘t algemeen en een ider in het bijsonder so heugelyke en gedenkwaardige plegtigheeden sijn ten eijnde gebragt en beslooten geworden.
Aldus geresolveert ende gearresteert in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] G. W. VAN IMHOFF.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 114-155.¶
Donderdag den {17430214} 14 Februarij 1743, ‘s voormiddags.
Present Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, mitsgrs. den Edelen Heere Gouverneur en alle de leeden.
Wierd door den Heer hoofd-administrateur Rijk Tulbagh, met versoek dat daarop na behooren mogt worden gedisponeerd, in Raade geproduceert de onderstaande memorie van het te kort koomende op de laading van het provisieschip Dregterland :12
‘Memorie van de nabesz porcelijne schootels, borden, aracq, rijst etca. uijt ‘t provisieschip Dregterland , soo gebrooken, bij peijling minder als te kort, als meede de niquaniassen bij ‘t openen der packen meer bevonden als de factuur quam te dicteeren, gelijk te sien is bij de verclaaring van gecommitteerdens hier annex, namentlijk:’
‘51 ps. porcelijne schootels bij ‘t openen van 4 kassen op 400 ps. gebrooken bevonden, zijnde 12 3/4 pro. cto.’
‘119 ps. do. pieringen bij ‘t openen van 2 cassen op 1000 ps. gebrooken, zijnde 12 po. cto. schaers.’
‘3769 kannen aracq op 50 leggers bij p[e]ijling minder bevonden, zijnde 19 van 5, 19 van 6, 3 van 7, 1 van 8, 1 van 9, 1 van 14, 1 van 15, 2 van 16, 1 van 23, 1 van 27, 1 van 29 dm. met cassen in de boom en buijk wan geweest, zijnde 21 po. cto. schaars.’
‘13858 lb. rijst op 450000 lb., te weeten 2532 lb. bedorven, 11326 lb. te kort, zijnde 2 1/2 po. cto. ruijm.’
‘68 5/8 Rijxds., zijnde soo veel als de nat en aangestooken geweest zijnde lijwaaten dewelke hier ten Casteele publicquelijk aan de meestbiedende zijn verkogt geworden, minder hebben gerendeert als deselve andersints uijtcoopsprijs souden hebben moeten bedraagen.’
‘60 ps. niquaniassen bij ‘t openen van 4 packen meer bevonden als de factuur quam te dicteeren.’
‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 14 Februarij 1743. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
Naar welkers lectuure in Raade gecompareerd zijnde den schipper van dien bodem, aan wien ten eijnde denselven sig soude kunnen verantwoorden weegens de bevondene minderheeden op de door hem hier aangebragte goederen bereijts ter handen is gestelt extract uijt de verclaaring verleend bij de gecommitteerdens dewelke bij de ontlossing van dien bodem present zijn geweest, heeft gedagten schipper soo voor hem als weegens den boekhouder van die kiel het volgende schriftuur ingeleeverd:13
‘Den Wel Edelen Gestrengen Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur aan Cabo de Goede Hoop &a. &a., ons ondergeteeks. namentlijk den schipper en boekhouder van ‘t aanweesende provisieschip Dregterland hebbende gelieven te ordonneeren omme behoorelijk te verantwoorden waerdoor de minderheeden en defecten op de lading met voorn. bodem voor dit Gouvernement aangebragt, zijn ontstaen, soo verclaaren wij de oorsaek daervan te zijn soodanig als in margine deeses staan aangehaeld, bestaende voorsz minderheeden en defecten in ‘t volgende, te weeten:’
‘51 ps. porcelijne schotels bij ‘t openen van 4 cassen op 400 ps. gebrooken bevonden, zijnde 12 3/4 po. cto.’
‘119 ps. porcelijne pieringen bij ‘t openen van 2 cassen op 1000 ps. gebrooken, zijnde 12 po. cto. schaers.’
‘Het breeken den porcelijne schootels en pieringen moet men seekerlijk aan het slegte afpacken der cassen toeschrijven, gelijk als bij ‘t openen alhier is ontwaart.’
‘3769 cannen aracq op 50 leggers bij peijling minder bevonden, zijnde 19 van 5, 19 van 6, 3 van 7, 1 van 8, 1 van 9, 1 van 14, 1 van 15, 2 van 16, 1 van 23, 1 van 27 en 1 van 29 dm. met cassen in de boom en buijk wan geweest, zijnde 21 po. cto. schs.’
‘De wannigh[e]ijd op de aracq is door ‘t arbeijden van het schip en het teeren van deselve, als meede door dien het vaatwerk seer slegt is geweest, ontstaen, zijnde de leggers behoorelijk afgestuuwt geweest.’
‘13858 lb. rijst op 450000 lb., te weeten’
‘2532 lb. bedorven’
‘Het bederf van de rijst is ontstaen door het meenigvuldige zeewaater dat door de naaden van de berkhouten, watergang en door de weegeringe met het overhaalen van het schip is doorgekoomen.’
‘en 11 326 lb. te cort, zijnde 2 1/2 p. co. ruijm.’
‘Weetende geen andere reedenen te geeven als alleen dat het nieuwe rijst geweest en met een ander bodem van Java op Batavia in deesen bodem overgescheept is, en dat die lading met rijst in beijde die bodems met de maat ontfangen en alhier met het gewigt is uijtgeleevert waardoor derselver spillagie onvermeijdelijk is veroorsaakt.’
‘68 5/8 Rijxds. zijnde soo veel als de nat en aangestooken geweest zijnde lijwaaten dewelke hier ten Casteele publicquelijk aan de meestbiedende sijn verkogt geworden, minder hebben gerendeert als deselve andersints uijtkoopsprijs souden hebben moeten bedraagen.’
‘Het nat worden der lijwaaten is meede veroorsaakt door het meenigvuldige zeewaater dat met het overhaalen van het schip door de naaden van de berkhouten, watergang ende weegering is koomen door te loopen.’
‘Omme alle deese voorsz reedenen versoeken eerbiediglijk d’ onderget. dat zij voor de gem. minderheeden en deffecten niet moogen belast werden.’
‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 14 Februarij 1743. (Was geteekent) P. Krook, J. Swam.’
Het welk meede geleesen weesende, wierd daarop door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven dat door hem alvorens men heeft beginnen te ontlossen, den equipagiemeester, Jacobus Möller, neevens den schipper van den hoeker de Brak , Gillis Dabijn, en den gesaghebber van den onlangs van hier vertrockene hoeker d’ Hector , Jan Raij, expresselijk gecommitteerd waren geworden om de stuagie der aracq leggers en verdere laading van meergem. schip Dregterland exact te visiteeren, dewelke van haare bevinding ‘t onderstaende rapport hebben verleend:14
‘Wij onderget., als door den Wel Edelen Gestrengen Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur deeser plaatse, expres gecommitteerd geworden zijnde omme ten overstaan van den equipagiemeester, den E. Jacobus Möller, ‘t ruijm van ‘t ter rheede leggende provisieschip Dregterland te openen en naauwkeurig te visiteeren hoedanig het met dies inlaading gesteld is, mitsgrs. of de arakleggers in dien boodem wel en na behooren afgestuuwt en gegarniert leggen, soo verclaren wij na exacte visitatie bevonden te hebben dat gemelde laading seer wel is afgestuuwt geweest, gelijk ook de arakleggers naa vereijsch behoorelijk gegarniert hebben geleegen.’
‘Gedenkende hiermeede aan de geeerde intentie van Uwe Wel Edele Gestr. pligtschuldig voldaen te hebben, sullen wij deese voor eerbiedig rapport laaten dienen.’
‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 1 Februarij 1743. (Was geteekent) Gs. Dabijn, Jn. Raaij. (In margine) Ten mijnen overstaan, (geteekent) Js. Möller.’
Alle welke papieren aandagtelijk geleesen en daerbij zijnde koomen te blijcken dat den schipper en boekhouder van die kiel het breeken der porcelijne schootels en pieringen koomen te attribueeren aan het slegt afpacken der cassen, gelijk dit bij ‘t openen derselve alhier is koomen te blijcken, als zijnde het porcelijn dat in een der voorsz cassen in saagsel afgepakt, voor het meerengedeelte gebrooken geweest; dat de wannigh[e]ijd op den aracq soude zijn veroorsaekt door het arbeijden van het schip en het teeren van deselve mitsgrs. doordien het vaatwerk waarinne die drank is overgekoomen, seer slegt is geweest, voorts dat ‘t bederf en te kort koomende op de reijst is ontstaan eensdeels door het meenigvuldig zeewaater dat door de naaden van de berkhouten, watergang en door de weegeringe met het overhaalen van het schip is doorgekoomen, nietteegenstaande hierteegens soo met geduurige calfaten als andersints alle moogelijke precautien in het werk zijn gesteld; en ten anderen weegens dat voorsz rijst versch en met een anderen bodem van Java op Batavia aangebragt en uijt denselven in hun onderhebbende kiel overgescheept zijnde, hierdoor en dat die korl dewelke voor haar met de maat is ontfangen alhier bij het gewigt is uijtgeleevert, veel spillagie op deselve heeft moeten vallen; en eijndelijk aangaande de nat geweest zijnde packen met lijwaaten, waarvan bij dies publicque vercoopinge ten deesen Casteele 68 5/8 Rijxds. minder is geprovenieert als deselve andersints, uijt ‘s Comps. pakhuijsen vercogt wordende, souden hebben gerendeert; dat het bederf derselver lijwaaten nergens anders kan worden toegeschreeven als aan het zeewaater het welk in hun schip invoegen als booven is gemeld hebben gekreegen; heeft men overzulx moeten besluijten dat het een en ander sal worden gepasseert en bij de negotieboeken deeses Gouvernements afgeschreeven, uijtgenoomen de wannigh[e]ijd op den aracq, waarvan aan meergem. schipper en boekhouder 15 ten hondert te goed sullende worden gedaan, zijl. voor d’ overige ses po. co., sijnde dat ‘t geen ‘t welk daarop in ‘t geheel te kort komt, op haare soldijreek. uijtkoopsprijs sullen worden belast.
En noopende de sestig ps. niquaniassen die bij het openen van vier packen daarin te veel zijn bevonden, is verstaan dat deselve bij de negotieboeken deeser plaetse sullen ingenomen en het comptoir generael te goed worden gedaan.
Den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, soo in de Baaij Fals als hier aan strand ter plaatse daar het zeerif begint, inspectie genoomen, en nu nader hebbende gelieven voor te draagen op welke wijse na Zijn Wel Edele Hoog Agtb. oordeel de aldaer te maakene werken met de minste onkosten voor d’ E. Comp. en beswarenis voor deese ingeseetenen souden kunnen worden voortgeset, is hierop na overweeging van saaken volgens Zijn Hoog Edelh[e]ijds propositie gearresteerd:
Eerstelijk dat de loots in de Baaij Fals waarvan bij resolutie van den 22 der afgeweekene maand Januarij mentie is gemaakt, soodanig sal worden opgebouwd en geconstrueerd, dat niet alleen daarinne eene bequame plaets sal zijn tot berging van eene genoegsaame quantiteijt equipagiegoederen, maer ook nog bovensdien de noodige vertrecken en soo tot gerief en huijsvesting der sieken der aldaer van medio Maij tot medio Augustus aankoomende scheepen, als der voor deselve gerequireerd wordende bediendens van de chirurgie, mitsgrs. nog van soodanige manschap als in gemelde tijd in die baaij tot onderhouding van goedere ordre geposteerd sal moeten worden, welk gebouw, schoon uijt vier of vijf vertrecken bestaande, de Comp. weijnig meer sal koomen te kosten dan wat ijserwerk en een gedeelte houtwerk tot deuren en vensters noodig, dat van hier sal dienen derwaarts besorgt te werden, als zijnde tot ‘t kapgebind en stijlen als anders genoegsaam hout, ook de noodige klipsteenen voor de muuren daar omheen te bekoomen.
Ten tweeden dat in de Gustaaf Willems Baaij 15 bij de plaats alwaar de visschers der E. Comp. nu huijshouden, bij het strand nog een hutje sal worden opgeslaagen om daarinne te kunnen leggen en bergen de van hier derwaertsvoor de scheepen16 gesonden wordende groentens, ververssingen en andere saaken meer, dewelke vervolgens van die plaets door de scheepsboods sullen moeten afgehaeld en na boord gebragt worden, alsoo zulx met w[e]ijnig moeijte te waater geschieden kan en de weg te lande daarenteegen voor gelaadene waagens of karren soo gevaarlijk als beswaarlijk is.
Ten derden dat men in de aanstaende maand April van hier na meermaels geciteerde Baaij Fals , om de aldaar in boovengen. drie maanden aanlandende scheepen in alles wat noodig zijn sal te helpen, sal doen vertrecken twee van de ter deeser rheede leggende overdekte boods, met dewelke ook derwaerts sullen worden voortgeschikt soo veel equipagiegoederen als in die vaartuijgen bequamelijk sullen kunnen worden geborgen, en sullen de voorsz vaartuijgen in de maend September, nadat de tijd tot het inloopen der voorm. baaij vastgesteld, sal weesen verstreeken, weeder herwaarts koomen.
Vervolgens gesprooken zijnde over het thans onderhanden zijnde werk aan het zeerif van den Leeuwenstaart , soo is na deliberatie verstaan:
Dat tot voortsetting van dat werk, ‘s Comps. voornaamste dienaaren hier besch[e]ijden mitsgrs. de burgeren onder dit Caabse district sorteerende, twee maanden in het jaar sullen moeten geeven de slaaven waarop elk derselve volgens ingeleeverde lijst bereijts is getaxeert of hier namaels na bevinding van saaken sullen worden getaxeert; dog dat de overige deeser ingeseetenen onder de buijten districten woonende, dewijl geen van hunne leijfeijgenen hiertoe souden kunnen geeven, sonder merkelijke praejuditie en vertraging van den landbouw, in steede van dien sullen moeten opbrengen soodanige somma van penningen als waarop sijl. met goedvinden van den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal door landdrost en heemraaden zijn getaxeert; voor welke penningen dan door burgerraaden deeser plaatse, aan wien die gelderen sullen moeten worden afgegeeven, soo veel slaaven alhier teegens vier rijxds. per maand voor ider sullen moeten werden gehuurt als die somma sal kunnen toer[e]ijken; welke slaaven vervolgens ook twee maanden lang in ‘t jaer aan het voormelde werk sullen moeten arbeijden, ‘t zij in September en October of zoo als zulx best sal kunnen geschieden.
Dat ook bovensdien ten eersten ‘s Comps. weegen agt bequaame karren sullen moeten worden in gereeth[e]ijd gebragt, om met ossen ingespannen zijnde, het gantsche jaer door aan te rijden de klippen en verdere materialen tot het opmaaken van gesegde moulje noodig, door welk een en ander en de verdere hieromtrent in der tijd en nadat de noodsakelijkh[e]ijd sulx sal koomen te vereijschen, te maakene schickinge, word gehoopt dat deese nu genoomen wordende preuve van een goed succes gevolgt wordende, voorts het geheele werk op zijnen tijd sal kunnen worden ten eijnde gebragt.
En is wijders ten eijnde hieraan niets mogt koomen te mancqueeren en alles na behooren worden verrigt, het opsigt en de directie over dat werk opgedraagen aan den equipagiemeester deeses Gouvernements, d’ E. Jacobus Möller, aan wien tot desselfs adsistentie en hulp in deesen is toegevoegd den burgerraed Gijsbert la Febre.
Zijnde voorts bij overweeginge dat het ten uijttersten noodig is dat een capable en sig het werk verstaende persoon aangesteld word als opsigter en hoofd over ‘s Comps. werkbaasen alhier, en ambagtsluijden met alles wat daaraen dependeert, hierom en ook ter saake dat den E. capn. Rudolf Sigfried Alleman, denwelken tot nu toe die bediening heeft waargenoomen, thans komt te versoeken om daarvan te moogen worden ontslaagen, als hebbende buijten dien met de aan hem aanbevoolen zijnde militaire saaken genoeg te doen; nog goed gedagt den eevengem. equipagiemeester hiertoe te emplooijeeren, onder wien gevolgelyk van nu af aan geciteerde baasen en ambagtsluijden sullen staan en desselfs ordre moeten pareeren en observeeren; inmiddels dat tot desselfs verligting in het uijtvoeren van het werk aan desselfs bediening van equipagiemeester annex, hem een bequaam persoon als onderequipagiemeester sal worden bijgeset.
Vervolgens geliefden welopgem. Zijn Hoog Edelh[e]ijdnog17 te kennen te geeven dat hij bij geleegenth[e]ijd van de door hem jongst hier in ‘t land gedaan zijnde vooijagie, met verwondering en leetweesen hadde ontwaard hoe w[e]ijnig werk aldaar van den publicquen godsdienst word gemaakt, en soo ook in welke groote sorgeloosh[e]ijd en onweetenth[e]ijd een groote gedeelte der buijten luijden in dien opsigte leeven, sig aan den godsdienst w[e]ijnig of niet bekreunende, invoegen dat het aldaer eerder na eene versaameling van blinde heijdenen als naa eene colonie van Europeërs en Christenen komt te gelijken.
Dat Zijn Wel Edele Hoog Agtb. hierover met de Eerw. predicanten François le Sueur en Willem van Gendt gesprooken en deselve na de oorsaek van sulk een quaad gevra[a]gd hebbende, mitsgrs. wijders wat men soo tot verbeetering van dien als tot uijtbr[e]ijdinge van Gods eer en naame hier te lande best soude dienen ter hand te neemen en in het werk te stellen, Haar Eerw. hem deesen aangaande hadden aangedient het volgende, te weeten:
Dat het verval in de religie en het niet behartigen derselve eensdeels wel was toe te schrijven aan de luijh[e]ijd en de quaade opvoeding der bejaarde menschen, maar wel voornamentelijk18 aan dat hier in de buijten districten uijt insigt van dies groote uijtgestrekth[e]ijd en den veraf stand der woonplaatsen van een groot getal landluijden van de Stellenbosche en Draakensteijnse kerken, te weijnige geleegenth[e]ijd word gevonden om den publicquen godsdienst te frequenteeren, zulx dat aan veele der eevengem. menschen die andersints hiertoe wel geneegen souden weesen, niet alleen tijd en geleegenth[e]ijd ontbreekt om hunnen godsdienst te verrigten, als zijnde sommige wel drie dagreijsens en verder verre van de voorsz twee eenigste kerken afgeleegen, maar ook om sig selfs soo wel als haare kinderen in de gronden van dien te laaten instriueeren;19 en vermits Haar Eerw. van gevoelen waaren dat niets beeters en van groter vrugt soude kunnen zijn om deese inconvenienten weg te neemen, dan dat men behalven de eevengem. kerken nog twee andere landwaerts in op plaatsen daar de diep in het land woonende menschen bequamelijk en sonder veel verlet soude kunnen verschijnen, quam te stigten en die voorsag met bequaame leerraers, en voorts dat bovensdien nog soo ver als zulx soude kunnen geschieden, wierd geplaatst een voorleeser; soo betuijgde Zijn Hoog Edelh[e]ijd het een en ander tot bereijking van het bovengem. goede oogwit insgelijx noodig en dienstig te vinden en dierhalven bij deese geleegenth[e]ijd uijt kragte zijner commissie wel qualificatie te willen verleenen tot het plaatsen van nog twee beroepene leerraers ten platten lande, daer het van de meeste vrugt kan weesen en tot het bijvoegen van een krankbesoeker aan ijder derselve, item een derde op den afgeleegensten oird, daar men denkt dat het met soodanigen persoon alleen voor eerst nog kon worden gesteld om door het houden van kostschoolen de ouders het pretext te beneemen dat zij thans tot verschooninge van de onweetende opvoedinge haarer kinderen komen in te brengen, en vervolgens deselve ook door hunne leerraers daertoe aan te houden dat de jeugd in de gronden van den godsdienst na behooren onderweesen werde; geevende vervolgens aan de leeden des Raads in overweeginge waar ter plaatse hier in het land twee soodanige kerken best souden kunnen worden opgebouwt en een voorleeser geplaetst om van de meeste vrugt te zijn; so is na rijpe deliberatie verstaan dat eene der voorsz kerken in het Swarte Land en de andere tusschen het Roodesant en de Vier en Twintig Rivieren bij de Kl[e]ijne Bergrivier sal werden geplaetst, als sijnde die twee plaatsen tot het voorgestelde oogmerk seer bequaam geleegen, mits dat den opbouw van deese kerken en schoolen door de daaromstreex woonende menschen niet alleen sal moeten geschieden, maar ook de verdere daarop te vallene oncosten door deselve gedraagen werden, terwijl wijders aan het soogenaamde Grootvadersbosch ook een voorleeser sal worden geplaatst, dewelke neevens de kostschool ook den dienst alle Sondagen voor de gemeente sal moeten verrigten; hebbende voorts dikwilsgen. Sijn Hoog Edelh[e]ijd deese Regeering nog gelieven te authorisseeren om de noodige leerraaren tot de twee voorn. nieuw op te bouwene kerken en voorm. voorleesers te moogen ligten van de hier passeerende scheepen en wel voor eerst den naa India gedestineerden predikant denwelken met het dagelijx te gemoed gesien wordende schip Adrichem ter deeser plaatse staat aan te koomen; en is eijndelijk nog verstaan soo dra de bovengem. maetregulen sullen zijn gesteld, geen particuliere schoolmeesters ten platten lande meer te accordeeren uijt de dienaaren van de Comp., die onder deesen naam thans wel door deese en geene huijshoudinge werden geligt en van de Comp. in leening genoomen, alsoo de meeste onder deselve w[e]ijnig in dat werk vorderen en ten minsten niemand voortaan daartoe sal moogen g’admitteerd werden dan na voorgaande examinatie bij den Eerw. kerkenraad deeser plaetse, om te weeten wie en van wat gevoelen en bequaamh[e]ijd hij is die sig tot de onderwijsinge der jeugd wil laaten emplooijeeren, alsoo andersints door de teegenwoordige disordre selfs eene deure soude werden geopent om alderleij wangevoelen onder de eenvoudige gemeente te doen insluijpen.
Op de gedaane klagten aan den Heere Gouverneur Generaal door sommige deeser inwoonderen sig met den landbouw erneerende, dat se doorgaens, gelijk het in der daad ook soo is, met het grootste gedeelte der erweeten en boonen die sij jaarlijx koomen in te winnen, blijven sitten, met bijvoeging dat soo wanneer se deselve aan d’ E. Comp. konden leeveren, zij als dan die vrugten wel voor minderen prijs als waarvoor deselve nu nog in ‘s Comps. pakhuijsen worden aangenoomen, souden willen geeven; heeft welopgem. Sijn Hoog Edelh[e]ijd, nadat den prijs op den erweeten van 7 op 5 mitsgrs. van de boonen van 6 op 4 Rijxds. de mud was gereduceerd geworden, om deese coloniers soo veel moogelijk zij te favoriseeren, deese Regeering ook gelieven te qualificeeren om van gesegde erweeten en boonen tot nadere ordre van de Hooge Indiaasse Regeering jaerlijx na Batavia eene goede quantiteijt te moogen oversenden, mits dat sulx ten eersten op dies insaameling komt te geschieden, ten eijnde deselve dus aldaar versch en goed sullen moogen overkoomen, waarvan verstaen is deese aanteijkeninge te houden.
En nademaal tot d’ oversending van hier na India en naa ‘t vaderland van de geordonneerde quantiteijt Caebse wijnen bij de Heeren Majores, een groot getal leggers sullen worden vereijscht, dewelke bij dit Gouvernement niet in voorraed worden gevonden, soo behaagde het Sijn Wel Edele Hoog Agtb. insgelijx nog permissie te verleenen om tot uijtvoeringe van het bovenstaende in staat te kunnen geraaken, uijt de hier passeerende scheepen van de hun meede gegeevene en op de rheijse leedig gewordene waaterleggers soo veel te moogen ligten als sonder ongerief voor die kielen met gevoeggelijkh[e]ijd sullen kunnen gemist werden, ende dit totdat men deesen aangaende uijt het vaderland buijten verleegenth[e]ijd sal zijn gesteld.
Tot een vast reglement voor de verstreckinge van versch vleesch en brood aen de scheepen, is verstaan het randsoen van ‘t eerstgen. van 1 lb. op 3/4 lb. te verminderen, dog teffens dagelijx soo wel ossen als schaapenvlees aan deselve te laaten geeven, met de noodige groente en een brood ter weeke voor ijder man op deselve bescheijden, eeven als aan het guarnisoen alhier werd verstrekt, alsoo het eerstgen. door dien het vleesch maar 5/8 stuijver het lb. kost, soo w[e]ijnig meer sal koomen te bedraagen dat het niet te vergelijken is bij ‘t geene de Comp. geleegen legt aan de gesondh[e]ijd van haar volk op de scheepen, waartoe onder de menschelijke middelen genoegsaame versche leepelkost ook seekerlijk geen van de minste is.
Voorts is verstaan onder de noodige aanmerkingen met relatie tot het geschreevene te dier materie van hier na Neederland bij missive van den 30 Junij ao. passo. aan de Hoog Edele Heeren Seeventhienen te renvoijeeren het versoek van de leedemaaten der Augsburgsse Confessie in geschrifte thans op nieuws gedaan, met versoek dat in cas Haar Edele Hoog Agtb. sulx geliefden te accordeeren, volgens derselver hogewijsh[e]ijd alleen de noodige ordres teffens moogen werden gesteld, tot voorkoominge van die inconvenienten dewelke men bij eevengen. missive heeft voorgesteld dat daaruijt misschien soude kunnen spruijten, luijdende het voorsz versoek aldus:20
Aan Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gustaaf Willem Baron van Imhoff, Gouverneur Generaal van Neederlands India.
‘Wel Edele Hoog Agtbren. Heere,’
‘Geeven met verschuldigde eerbied en onderdanigh[e]ijd te kennen de ondergeteekende soo ‘s Comps. dienaaren als burgeren Uwe Wel Edele Hoog Agtb. needrige dienaaren, dewelke alhier aan Cabo de Goede Hoop en buijten ten platten lande woonagtig en beleijders der onveranderde Augsburgsse Confessie zijn, hoe zijl. gaarne en van herten wenschten om haare publicque godsdienst alhier soodanig te moogen oeffenen al[s] se door de gunst van Haar Hoog Moogende de Heeren Staaten Generaal der Vrije Vereenigde Neederlanden aldaar gepermitteerd werden.’
‘Dog nademaal daartoe vereijscht werd een bequaam wettig beroepen leerraar, de voorm. Augsburgsse Confessie toegedaan zijnde, soo versoeken de suppten. oodmoedig dat denselven door Uwel Edele Hoog Agtb. gunstige voorspraek aan onse Heeren en Meesters de Heeren Bewindhebberen der Generaal[e] Neederlandsche Oostindische Maatschappeij daartoe versogt en na herwaarts gesonden mag werden, welken leerraer dan ook bevoorens daartoe aen Haar Hoog Edele Agtb. door ‘t consistorium der evangelise gemeente tot Amsterdam gepresenteerd sal werden, om derselver approbatie daarop te moogen erlangen, als ook om een kerk of gods-huijs in der tijd daartoe vereijscht, te bouwen ten haaren kosten; sullende de suppten. insgelijx aan dien leerraar tot een vast tractement des jaers geeven een somma van ƒ1200 carolij, welke penningen dan uijt haare collectens sullen gefourneerd werden, en bij aldien ‘t mogte koomen te gebeuren dat deselve (‘t geen niet denkelijk is)niet21 quaamen toe te r[e]ijken, sij als dan door de vermoogenste sullen gesuppleert worden.’
‘Dient ook tot U Edele Hoog Agtb. narigt als dat ër sig vrij meer beleijders alhier bevinden als die geene die dit smeekschrift onderteekend hebben, dewelke sig hier en elders ten platten lande bevinden, dog gaarne den inhoud van dit versoek meede wenschen, als ook om tot d’ benodigtheeden te contribueeren, des vereijscht werdende.’
‘Versoekende om dit alles op een oodmoedige wijse, Uwel Edele Hoog Agtb. veel vermoogende gunste, waaromme wij ons ook altoos verpligt sullen vinden om den Heemel geduurig te smeeken van derselver regeering geluckig te willen maaken.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) R. S. Alleman, M. Bergstedt, Js. Needer, D. Pfeil, Jan Hendk. Hop, H. J. Prehn, J. v. Renen, Jn. Ls. Bestbier, Jns. Swellengrebel, D. G. Carnspek, F. Rhenius, J. C. Warnecke, J. N. v. Dessin, G. G. Schindelaar, T. Swellengrebel, Js. Fs. Rhenius, Js. Bacheracht, W. Bosman, J. A. Kuuhl, C. L. Neethling, Jn. F. Pricelius, O. M. Bergh, Js. Needer junior, H. Spiegelbergh, Jan Bam, Joachim Daniel Hiebener, Jn. Fs. Breijer, J. E. Wepener, Johs. Riegcke, Jan Greve, C. Ackerman, P. Beek, Jan Jurgens, Willem Lsen. Kemerling, Helmuth Luttig, Jan Barthold Härtzog, Johan Friederik Wilhelm Böttiger, C. Gotthard Akkerman, Fredrik Zappel, Johan George Strasburg, Jacob Nissen, Heinricus Peter Hesse, Jan Fredrik de Litsz, Johan Petres Kress, Adam Hendrik Mulder, Johann George Haubtfleisch, Jan Jurgen Schreuder, Hk. Lk. Bletterman, M. Pentz, Matthijs Lagebergh, Ik. Dalgue, Otto Luder Hemmij, Harmen Pieter Coopman, Laurens Staaf, Pieter Greef, H. P. de Wit, Jn. Knoop, J. Rennebeek, Martn. Godlb. Eckard, Lodewk. Hanssen, Johs. Henricus Hensch, Joh. Fredrik Hensch, Carel Jacob Diets, Derck Weijdenaar, Laurens Biel, Andareas Muller, Jn. Fk. Tiemmendorf, J. A. Horak, George Friederich Straus, Heinrich Fehrsen, Johannes Frank, J. F. Bierman, Harman Combrink, Hendk. Booijs, Godfried Hijdenrijk, C. L. Rhenius, Jan Fredrik Müller, J. A. Dreijer, Jns. Zacharias Beck, Matthias Lötter, Paul Helweg, Pieter de Smeth, Jacob Theodoor Hoetman, J. Loose.’
Voorts is aan de onderstaande hierom versoek doende persoonen22 op het hiertoe gedraagene consent bij dikwilsgen. Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal toegestaan om bij bequaame geleegenth[e]ijd van hier na Batavia te moogen vertrecken, te weeten Anna Christina Vlotman, wed. van den lieutenant Evert Walraven Cochius, met haar broeders dogter, Sara Everdina Vlotman; Sara van de Caab neevens haer dogtertje; en beijde vrij van betaalinge van transport en costgeld, de eerste als een ‘s Comps. dienaars wed. sijnde, en de andere vermits haare armoede; Jurgen Hendrik Roomberg, burger, om voor de cost scheepsdienst te doen; Hans Lange, vaandrig, met desselfs familie in zijne qualiteijt; en voorts de volgende onder betaalinge van het daartoe staende transport en costgeld François Hollius, burger, Pieter Jubbels, burger, met sijn vrouw, Jan Swaneveld, burger, met vrouw en kinderen, Jan Fredrik Mulder, burger, met vrouw en kinderen, Jurriaan Paulus, burger, met vrouw en kinderen.
Dog in opsigte van het ook gedaane versoek door den pangerang Dipa Nagara, en de sig hier bevindende Chineesen, waarvan sommige bereijts den tijd hunnes bannissements hebben uijtgedient, mitsgrs. eenige weijnige inlandsche bandieten om insgelijx na Batavia te moogen overvaaren ende te rugge te keeren,23 is conform het deesen aangaende voorgestelde bij welopgem. Zijn Hoog Edelh[e]ijd, best gedagt ter deeser plaetse hieromtrent geen besluijt te neemen, maar de dispositie op dit stuk over te laaten aan Haar Wel Edele Groot Agtb. de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering; aan wien gevolglijk copien van voorsz versoekschriftuuren sullen worden toegeschikt.
Sijnde laatstelijk aan eene Maria Malherbe, wed. Jurgen Radijn, om de door haar voortgebragte reedenen bij dit onderstaande versoekschrift:24
Aan Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gustaaf Willem van Imhoff, Gouverneur Generaal van Neederlands India, mitsgrs. den Edelen Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur deeser plaatse, beneevens den Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren,’
‘Geeft met seer veel eerbied te kennen Uwe Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren gantsch needrige dienaresse Maria Malherbe, wed. Jurgen Radijn, hoe zij nu al neegenthien jaaren van d’ E. Comp. in leening heeft bezeeten seeker veeplaats gent. Gustrouw , geleegen omtrent de Hottentots Hollands Cloof , en daarvoor ‘s jaarlijx debehoorlijke25 recognitiepenningen betaald, dog dewijl zij suppte. door armoede tot het opbrengen van dat geld thans niet meer in staat is, en werk genoeg heeft om voor haer en haare agt kinderen de cost te kunnen winnen, soo wend de suppte. sig tot Uwe Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren met onderdanig versoek dat haer de gem. plaets in eijgendom mag gegeeven werden.’
‘’t Welk doende &a. &a.’
Met goedkeuringe en approbatie van den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff in vollen eijgendom gegeeven seekere door haar van d’ E. Comp. in leening hebbende veeplaets gent. Gustrouw , geleegen omtrent de Hottentots Hollands Cloof , mits egter verpligt blijvende, gelijk tot nu toe is geschied, jaerlijx te betaalen de daarop staende recognitiepenningen ter somma van vier en twintig Rijxds., sullende aen haer, na meeting van het land door den landmeeter, een behoorelijke grond en erfbrief ter gewoonelijke groote verleend worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] G. W. VAN IMHOFF.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 156-159.¶
Vrijdag den {17430215} 15 Februarij 1743, ‘s voormiddags.
Present Sijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generael Gustaaf Willem van Imhoff mitsgrs. den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.
Op het voorgedraagene door den Heer Gouverneur of het niet noodig zijn soude dat bij onsen eerst af te gaane eijsch van de Heeren Majores ten behoeve van dit Gouvernement een somma van een hondert duijsend guldens wierd versogt, ende zulx omdat den uijtgaaf alhiernu26 jaarlijx weegens den inkoop der van hier soo na het vaderland als na India te versendene wijnen, mitsgrs. nog na Batavia van een goede quantiteijt erweeten en boonen, veel grooter als voor deesen sullende komen te vallen, het waarschijnelijk is dat de dagelijx inkoomende penningen hiertoe op verre na niet sullen kunnen toer[e]ijken, heeft meermaels gemelden Hoog Edelen Heer Gouverneur Generaal gelieven te seggen dat uijt aanmerkinge van den toestand der saaken van d’ E. Comp. best sal weesen dat als men hier om geld mogt verleegen zijn, hetselve op het voorbeeld van dat geen ‘t welk over eenige jaaren in diergelijke geleegenth[e]ijd is geschied, na maate van de benodigth[e]ijd teegens een intrest van vier p. cto. in ‘t jaer word opgenoomen, ‘t zij van de weescaamer deeser plaatse of eenige vermoogende particulieren.
En dewijl onder de ammonitiegoederen deeses Casteels volgens rapport van den Heer capn. Rudolf Sigfried Alleman sig koomen te bevinden 5000 lb. buskruijt, ‘t welk seer slegt is, soo wierd op de permissie en qualificatie daartoe door Zijn Hoog Edelh[e]ijd verleend, goedgevonden en verstaan hetselve bij geleegenth[e]ijd ter vermaking na Batavia te senden en in dies plaetse van de passeerende scheepen bij 500 lb. teffens soo veel buskruijt voor den voorraad alhier weeder te ligten.
Laatstelijk is aan de onderstaande met bewilliging van welopgemelde Zijn Hoog Edelh[e]ijd passagie naa Batavia verleend, als aan den adsistent Johan Boijens in zijne qualiteijt; aan Jan Wit, burger, met zijne huijsvrouw en twee kinderen, hij voor de kost scheepsdienst doende, dog voor zijn vrouw en kinderen kost en transportgeld betaalende; aan Jan Barthel Hertzog, ook burger, met desselfs soontje, onder betaalinge van het daartoe staande transport en costgeld.27
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] G. W. VAN IMHOFF.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 160-166.¶
Woensdag den {17430220} 20 Februarij 1743, ‘s voormiddags. Gecombineerde vergadering.
Present Sijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, den Edelen Heer Gouverneur deeser plaatse, Hendrik Swellengrebel, d’ Heer Hendrik Westerbeek, commandeur der retourvloot, d’ Heer Rijk Tulbagh, oppercoopman en secunde deeses Gouvernements, d’ Heer Mijndert de Beer, vice commandeur, d’ Heer Pieter Reede van Oudshoorn, fiscaal independent, d’ E. Christiaan Boord, schipper, d’ E. Rudolf Sigfried Alleman, d’ E. Nicolaas Heijning, d’ E. Christoffel Brand, d’ E. Cornelis Eelders, d’ E. Josephus de Grandpreez en d’ E. Jacobus Möller; uijtgenoomen den E. schipper Jan Tobias Toon.
Dewijl den tijd door onse Heeren en Meesteren tot het vertrek der aenweesende retourscheepen beraamt, thans op handen begint te schietten, geliefden den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff te kennen te geeven dat Zijn Wel Edele Hoog Agtb. deese vergadering expres hadde doen beleggen om aan de overheeden deeser repatrieerende scheepen te kunnen voorstellen en afvraagen hoedanig het met hunne onderhebbende bodems is gesteld en of zijlieden van alle vereijschte benoodigtheeden en potspijs voor de vaderlandsche vooijagie voorsien zijnde, voorts niet in staat souden weesen om binnen korten tijd van hier te kunnen vertrecken, mitsgrs. wijders of aan ijmand ‘t zij aan zijne ammonitie van oorlog of andere goederen iets quam te mancqueeren, voegende welopgem. Sijn Hoog Edelh[e]ijd hierbij dat hij deese vraag in opsigt der goederen en ammonitie van oorlog komt te doen omdat de ordres der Heeren Majores koomen meede te brengen dat de retourscheepen des benoodigt zijnde alhier daarvan na behooren sullen moeten worden voorsien en de scheepsoverheeden met eenen op het nadruckelijxt gelast en gerecommandeert (soo als Zijn Wel Edele Hoog Agtb. bij deesen is doende) dat zij geduurende de rheijse sig steeds gecombineerd bij den anderen en op haer hoede teegens alle vijandelijke attacque moeten houden, op paene dat die geene die sig van de andere sal koomen af te scheijden arbitralijk na bevinding van saaken sal worden gecorrigeert; op het welke door gedagte scheepsoverheeden geantwoord zijnde dat wel aan niemand van hun soo wel het een als het ander aangaande iets quam te mancqueeren, dog dat zij voor eerst nog in geen staat van vertrek sullen kunnen geraaken, als hebbende seedert hun komste ter deeser rheede door de schier dagelijx hart gewaaijt hebbende Z.Ote. winden met het scheepswerk weijnig kunnen vorderen; is hierbij in overweeginge genoomen zijnde dat de Bataviase retourscheepen Tolsduijn en Nieuwland dewelke bij het depart van Batavia der hier aenweesende klaar lagen om deselve te volgen, soo wel als de gewoonelijk om deesen tijd des jaers aan deesen uijthoek aenkoomende Bengaalsse scheepen alle oogenblicken aan dit Gouvernement moeten opdaagen, om dan gedagte kielen niet gedeeltelijk en verstrooijt soo als zulx in den voorleedene jaare is geschied, maar te saamen gecombineerd van hier te kunnen laaten vertrecken, op dat se dus in deese dangereuse teijden des te beeter in staat mogten weesen alle vijandelijke attacque te kunnen afweeren, op de propositie van gedagten Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Van Imhoff voor den dienst der E. Comp. best gedagt de ter deeser rheede vertoevende vier Bataviasse retourscheepen eerst op den 15 der aanstaende maand Maart te laaten monsteren, en vervolgens met sodanige der boovengem. en Ceijlonse retourscheepen als onderwijl alhier sullen moogen koomen aan te landen of met hun vieren alleen bij het agterblijven derselve uijtterlijk den 20e daaraen te doen reijsvorderen.
Sijnde voorts bij resumptie der Turksse passen van eevengem. hier aanweesende retourscheepen koomen te blijcken dat deselve goed zijn en daaraan niets komt te mancqueeren, soo dat men alhier aen die kielen geen andere sal behoeven bij te setten.
En nademael het quaad van opdrossen van Europeanen en wel voornamentlijk van leijfeijgenen soo van d’ E. Comp. als particulieren, nietteegenstaande bij continuatie alle moogelijke middelen tot weeringe van dien sijn en nog worden in het werk gesteld, tot geen geringe schaade van een igelijk nog al niet heeft kunnen worden gestuijt; geliefden welopgemelden Sijn Hoog Edelh[e]ijd nog de overheeden deeser retourscheepen ter dier oorsaake eerstelijk te vermaanen dat bij aldien sig ten tijde van haarl. depart, of op de rheijse eenige wegloopers op haare onderhebbende bodems mogten bevinden of koomen ontdekt te worden, sij deselve niet met zig neemen of vrijlaaten, maer in teegendeel het zij hier of in het vaderland tot erlanging hunner welverdiende straffe sullen moeten overgeeven, het geen zij meede beloofd hebben pligtschuldig werkstellig te sullen maaken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] G. W. VAN IMHOFF.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] HENDK. WESTERBK.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] MEIJNDERT DE BEER.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] CHRST. BOORT.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 167-172.¶
Woensdag den {17430220} 20 Februarij 1743, ‘s voormiddags.
Present Sijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur General Gustaaf Willem van Imhoff, mitsgrs. den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.
Heeft welopgemelde Sijn Hoog Edelh[e]ijd op heeden tot narigt in dies gebouw gelieven over te geeven een plan neevens de daaraan gehoorende profilen, ter ordre van Zijn Wel Edele Hoog Agtb. geformeert en op het papier gesteld door den capn. en ingenieur en chef, Pierre Bellidoor; weegens seekere linie encouvre facedewelke soo hier aan strand als aen dit Casteel op de beteekende plaetsen sullen moeten worden opgemaekt, de eerste om de militie deeser fortresse en soo ook deese burgereij dewelke in cas van vijandelijke attacque aldaar sullen moeten ageeren, te kunnen bergen en bevrijd stellen voor het geschut der vijandelijke scheepen, en de andere, of decouvre face, om met het daarop te plaatsene geschut en het vuur uijt de musquetterij den vijand voet aan land, en ook de voorsz linie reets vermeestert hebbende, nog te kunnen afweeren en verdrijven, met serieuse recommandatie daerbij dat het opmaaken van die wercken niet sal moeten versuijmt, maar daar en teegens, als hieraan voornamentlijk de behoudenisse deeser plaetse hangende, na vermoogen en tijds geleegenth[e]ijd voortgeset worden; het geen dan ook volgens Sijn Hoog Edelh[e]ijds ordre en begeerte in diervoegen sal nagekoomen worden.
Voorts is bij resumptie der tot erlanginge van dien ingeleeverde versoekschriften28 met goedkeuringe van gesegden Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal aan de onderstaande persoonen in eijgendom gegeeven de door haar thans nog in leening gebruijkt wordende veeplaatsen, mitsgrs. seekere landerijen haare eijgen plaatsen annex die deselve van d’ E. Comp. in erfpagt hebben, als aan Christina Diemer, wed. Russouw, de plaats gent. de Goede Hoop aan de Dassenberg geleegen; aan Jacob Pienaar de plaats gent. de Bockerivier aan geene zijde van het Land van Waveren geleegen; aan Maria Jacobsz, wed. Blom, de plaats geleegen aan de Valserievier bij de Assagaijbossen Fonteijn ; aan Steven Marais Charlzoon de plaats geleegen onder de Palmietrivier aan de Klipdrift ; mits alle verpligt blijvende gelijk tot nu toe is geschied, jaarlijx aan d’ E. Comp. te betaalen de daarop staende recognitiepenningen ter somma van vier en twintig Rijxds.; aan Jan Silje 36 morgen bouwland en 571 roeden desselfs plaats gent. de Druijvevalleij annex, onder betaaling van twaalf Rijxds. jaarlijx aan d’ E. Comp., als maar voor eene halve plaats kunnende gereekent worden; aan den burger Steven ten Holder twee stucken bouwland annex sijn plaats aan het Rondebosje geleegen, genaamt Westervoort , te saamen groot derthien morgen en 300 roeden mits als voor deesen aan d’ E. Comp. betaalende de daertoe staande recognitiepenningen.
Dog in opsigte van het nu te gelijk gedaan wordende versoek29 soo door boovengem. wed. Russouw als den burger Carel George Wieser, om insgelijx in eijgendom te moogen hebben seekere veeplaets agter de Steenbergen tusschen de Groote Slangekop en de Poespaskraal geleegen, dewelke sijl. tot nu toe te saamen in leening hebben gehad, is verstaan dat aan elk van hun de helfte hiervan of ider daar ter plaatse een geheele plaats ter groote van 60 morgen, na dat zij hun hieromtrent best met den anderen sullen kunnen verdraagen, in eijgendom sal gegeeven worden, onder betaalinge in het eerste geval van 12 Rijxd. en in het andere van 24 Rijxds. ider jaerlijx aan d’ E. Comp., des sal na meeting door den landmeeter van alle de voorsz landerijen aan een igelijk een behoorelijke grond en erfbrief ter gewoonelijke groote verleend worden.
Sijnde laatstelijk op het hiertoe gedragene consent bij welopgem. Sijn Hoog Edelh[e]ijd aan Mr. Carel Isak Courtonne de Brossaart, thans hierom bij geschrifte versoek doende,30 toegestaan onder betaalinge van het daartoe staande transport en costgeld, neevens desselfs familie van hier na Batavia te moogen vertrecken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] G. W. VAN IMHOFF.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 173-190.¶
Vrijdag den {17430222} 22 Februarij 1743, ‘s voormiddags.
Present Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, mitsgrs. den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Ter vervolge van het in vergaderinge verhandelde en het concept dat ër geweest is dat soude worden gepermitteert een maatige quantiteijt Caebse wijnen met ‘s Comps. scheepen van hier na Batavia te moogen overvoeren, mits na het voorbeeld van het gereguleerde in het vaderland bij dies in en uijtvoer aan d’ E. Comp. seeker tantum tot recognitie betaalende, als nu ingekoomen zijnde seeker vertoog en schriftuur door burgerraaden deeser plaatse op het aanhooren van dien en de hun diesweegens gedaane doleantien door veele deeser inwoonderen, met voorkennisse van Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Wel Edelen Hoog Agtb. Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff opgesteld; waarbij deselve koomen voor te draagen de reedenen waerom sij oordeelen dat zulx voor deese Colonie van een schadelijk gevolg soude kunnen weesen, en wijders welke belasting in steede van dien tot een equivalent, sonder beswaernis van den wijnhandel ter deeser plaatse daarop soude kunnen worden gesteld, soo is bij dies resumptie met bewilliging van welopgemelden Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal nader verstaan en gearresteerd dat men van eerstgen. concept afsien en dienvolgende de negotie in de hier vallende wijnen als van ouds open en vrij laaten sal, mits dat deselve in de scheepen der E. Comp. die hier sullen moeten laaden niet sullen moogen werden afgescheept en allesints niet geplaatst tusschen dex, en dat voorts, ten eijnde d’ E. Comp. des niet te min niet mogt verstooken blijven van de voordeelen die deselve andersints soude hebben genooten, van nu af aan voor ider legger wijn die voorbij dit Casteel sal worden gereeden en in dit vlek aangevoert, drie Rijxds. aen d’ Comp. sullen moeten betaald worden; waarmeede dan ook het vatgeld op de wijnen sal zijn en blijven afgeschaft, alsoo met deese belasting van drie Rijxds. op ider hier in de Caab aangebrag[t] wordende legger wijn d’ E. Comp. seekerlijk, soo niet meer, ten minsten nog soo veel sal koomen te profiteeren dan wanneer ‘t voorsz vatgeld bleef staan en het vragtloon voor de uijtgevoerd wordende wijnen in voegen als boven is gemeld moest worden voldaan; luijdende het voorsz schriftuur van burgerraaden aldus:31
Aan Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gustaaf Willem van Imhoff, Gouverneur Generaal van Neederlands India, mitsgrs. den Edelen Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur deeser plaetse, beneevens den Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Hoog Agtbaaren Heer en Heeren,’
‘Met verschuldigt respect en onderdanigh[e]ijd geeven de onderget. burgerraden deeser plaatse Uwe Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren seer needrige dienaaren te kennen hoe seedert eenige daagen veele burgers en ingeseetenen bij haar zijn gekomen met betuijging dat zij een gerucht gehoord hadden dat ër een impost van sesthien Rijxds. soude gesteld worden op ijder legger Caabse wijn dewelke de scheepsvrinden van hier na India quaamen meede te neemen, met bijvoeging dat bij aldien zulx mogte geschieden hetselve tot groot nadeel deeser Colonie en ruine van veele derselver ingeseetenen soude strecken, nademaal de scheepelingen als dan geen of ten minsten maar seer weijnige wijnen soude meede neemen, waerdoor de wijnkoopers, dewelke haare pakhuijsen vol wijn hebben, daarmeede sullen blijven sitten, sonder deselve te kunnen omsetten en de landlieden dewelke alleen wijnplaetsen hebben waarvan zij moeten bestaan, die drancken ook om de voorsz reedenen niet souden kunnen verkoopen, en dus in de uijtterste armoede vervallen. Weshalven de ondergets. op het aendringen en versoek der voorsz ingeseetenen de vrijh[e]ijd neemen sig tot Uwe Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren te wenden om ‘t voorenstaende in alle eerbied voor te draagen, met onderdanig versoek dat de negotie der wijnen mag vrij en op den ouden voet blijven, omdat deselve, gelijk boven gesegt is, het principaelste bestaan deeser ingeseetenen en landlieden is, alzoo de ondervinding heeft geleert hoe w[e]ijnig staat op ‘t graangewasch alhier te maken is, ‘t welk obtineerende zijn de voorm. ingeseetenen bereijdwillig om voor elken legger wijn dewelke zij koomen in te slaan en voorbij het Casteel opgereeden sal werden, twee Rijxds. aan d’ E. Comp. te betalen, ‘t welk na gissing op 2000 of 2500 leggers jaarlijx, na dat het gewas daarvan komt uijt te vallen, gereekent zijnde, dus na haare gedagten veel voordeeliger voor d’ E. Comp. soude uijtkoomen en meer geld in cassa brengen als de voorseijde impost van sesthien Rijxds. op ijder legger bij uijtvoer sal koomen te bedragen, gelijk d’ E. Comp. ook dus doende meer vatgeld sal ontfangen, dewijl de mindere opgaef die door deese en geene van haare ingeougste wijnen mogte gedaen werden, hierdoor seekerlijk sal worden gestuijt.’
‘Waarmeede de ondergeteks. gedenken amptshalven te hebben voldaan en in ‘t slot deeses sig d’ eer aenmatigen van te betuijgen dat zij steeds met ‘t uijtterste ontsag sullen zijn en blijven’
‘(Onderstond) Wel Edele Hoog Agtbaren Heer en Heeren, Uwe Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren aldergehoorsaamste en trouwschuldige dienaaren. (Was geteekent) Gs. la Febre, A. Grové, Jacob de Hennion. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 22 Februarij 1743.’
Voorts is nog na aandagtige raedpleeginge over den inhoude van seeker versoekschrift door den oud ondercoopman Olof de Weth in de volgende bewoordingen gepresenteerd:32
Aan Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Wel Edelen Hoog Agtb. Heere Gustaaf Willem van Imhoff, Gouverneur Generaal van Neederlands India, mitsgrs. den Edelen Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur deeser plaetse &, beneevens den Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren,’
‘Uwe Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren needrigen dienaar Olof de Wet versoekt seer onderdaniglijk dat aen hem en de geene die daarinne verder sullen willen participeeren, octrooij mag werden vergunt voor haer en haare naakoomelingen erflijk, om met uijtsluijtinge van alle andere erts te moogen soeken en graaven in de gebergtens van de soogen. Simonsberg tot Hottentots Holland in het breede, en in de lengte de Fransse Hoek door tot aan de Mosselbaaij inclusive, mitsgrs. aldaer waar zij sulx sullen mogten koomen goed te vinden bergwerken aan te leggen, waerin zij hun sullen reguleeren na de Brandenburgsse en Haartsche bergwerk ordening, en dit onder soodanige conditien, servituten en geregtigheeden als den suppt. de vrijh[e]ijd neemt Uwe Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren in alle onderdanigh[e]ijd voor te stellen:’
‘Dat zij al het gevonden werdende erts, ‘t zij van goud, silver, quiksilver, coper, loot, thin, ijser, kobolt en wismuth, na haar goedduncken sullen moogen laaten laboreeren mitsgrs. de bergwerken na hun sin en meeste profijt voortsetten, en dat ten dien eijnde aen haarl. gepermitteerd zij langs het gebergte of waar zij zulx het bequaamst sullen oordeelen de noodige huijsingen en stokerijen als andersints te moogen opregten, sonder voor het gebruijk van dat land eenige ongelden te betaalen.’
‘Dat haar ‘s Comps. weegen ook tot voortsetting van dat werk de noodige manschappen, instrumenten en andere vereijschte benoodigtheeden sullen moeten gegeeven werden, mits betalende en het volk in soldij overneemende.’
‘Dat wijders aan den suppt. en zijne meede participanten mag werden gepermitteerd al het houtwerk dat zijl. mogten koomen te benoodigen, soo tot ‘t bouwen van de bergwerken, ‘t oprigten van smelthutten tot laboreeren der ertsen als andersints, vrij te moogen kappen sonder daarvoor eenige ongelden te betaalen.’
‘Voorts dat zij aan d’ E. Comp. al de gevonden of gegraven werdende erts, hier boven gespecificeerd, teegens een billijk te stellene prijs sullen leeveren.’
‘Voor welk een en ander en dit bekoomene regt, aen d’ E. Comp. sal gegeeven werden het vijfthiende gedeelte van al het gevonden werdende en gelaboreerde erts en daar en boven een stam voor deselve vrij bebouwd en bewerkt werden, waarvan het profijt insgelijx voor d’ E. Comp. sal zijn en blijven.’
‘Dog bij aldien deese ondernoomen werdende saak van den suppt. van geen goed succes mogt zijn, soodanig dat daarmeede geen voordeel konde behaald werden, hij als dan met dat werk na zijn welgevallen weeder vrij sal mogen uijtscheijden, sonder gehouden te zijn zulx verder te blijven voortsetten.’
‘Al het geene den suppt. verhoopt dat van Uw Wel Edele Hoog Agtb. Heer en Heeren geeerde approbatie sal moogen zijn en derhalven het versogte aen hem gunstelijk sal toegestaan werden.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. &.’
Met consent van dikwilsgen. Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff en als hierbij voordeel voor d’ E. Comp. in der tijd te gemoed gesien wordende, goedgevonden dat aan hem De Weth en de geene die daarin sullen willen participeeren, permissie sal worden gegeeven om onder soodanige conditien, restrictien en recognitie aan den Heer ofte d’ E. Comp. als in gedagte schriftuur sijn ter needer gesteld, en in het aan denselven hiervan te verleene openbaar octrooij nader en breeder sullen worden verklaart, erts in de bergen gent. Simonsberg , het gebergte van Hottentots Holland , Stellenbosch , Drakensteijn , de Franse Hoek door tot aan de Paerl te moogen soeken en graaven.
En noopende den prijs waarvoor al de gevondene en gegravene erts soo dra tot behoorlijke puriteijt sal zijn gebragt, aan d’ E. Comp. met uijtsluijtinge van alle andere voor contanten gelde ten eersten te betaalen, sal moeten worden geleevert, is denselven gereguleert als volgt, te weeten het loot teegens 1 1/2 stuijvers swaer geld ‘t lb., het thin teegens 4 stuijvers swaer geld ‘t lb., het silver teegens 24 guldens swaar geld ‘t mark fijn, het goud teegens 260 guldens swaar geld ‘t mark fijn en het cooper voor soodanigen prijs als hierna, na proportie van desselfs aloij, daerop sal worden gesteld, mitsgrs. het quik tot de prijs die daarvoor in Europa aan de mijnen word besteed, en de overige metalen en mineraalenpro ratovan haer deugd of waarde, gecalculeerd na den prijse van die landen daer deselve in de meeste abundantie gevonden worden.
Op het voorbeeld van het bij diergelijke geleegenth[e]ijd gebruijkelijk is, ter sake van Zijn Hoog Edelh[e]ijds aanweesenth[e]ijd ter deeser plaetse en op desselfs voordraagen, verstaan dat ‘s Comps. dienaaren en andere dewelke sig aan geene misdaaden corporeele straffe meriteerende schuldig hebben gemaekt, gratieuselijk sullen worden gepardonneert, mits dat zij hun binnen den tijd van twee maenden hier ten Casteele ofte bij den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshorn, dan wel op Stellenbosch aan den landdrost Pieter Lourensz koomen aengeeven, des sal van deese gunst van welopgem. Zijn Hoog Edele Agtb. aan een igelijk bij publicatie en affixie van placcaaten de noodige kennisse gegeeven worden.33
Laatstelijk is op het gedaane versoek door den capn. van het ter deeser rheede leggende Engelsch retourschip Benjamin , om teegens behoorelijke betaaling met een swaar touw te moogen werden voorsien, als des ten alderhoogsten benoodigt zijnde, goedgevonden dat men aan hem, vermits geen nieuw touw kan worden gemist, een der in ‘s E. Comps. maguazijn leggende opgevischte swaare touwen (des begeerende) voor soodanigen prijs als hetselve door daertoe expresse gecommitteerdens sal worden getaxeerd, sal laaten verstrecken.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] G. W. VAN IMHOFF.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 191-196.¶
Maandag den {17430225} 25 Februarij 1743, ‘s voormiddags.
Present Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, mitsgrs. den Edelen Heere Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Het octrooij voor den oud ondercoopman Olof de Weth c.s. geformeert, en om met uijtsonderinge van alle andere in de gebergtens vermeld bij resolutie van den 22e deeser maand Februarij na erts en mineraalen te moogen soeken en graaven, op heeden geleesen en geresumeert weesende, is verstaen dat hetselve in diervoegen sal worden afgegeeven;34 hebbende vervolgens den soldaet Frans Diederik Müller, als sig thans voor onderbergwerker in den dienst der voorsz geoctrooijeerdens begeevende, den eed op desselfs bediening staende, aan handen van den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff afgelegt.35
Hierna geliefden het welopgemelden Zijn Hoog Edelh[e]ijd bij deese geleegenth[e]ijd dat nu van hier na Batavia staat te vertrecken, den Heer Gouverneur en de leeden des Raads voor de beweesene diensten in het meede helpen dirigeeren der saaken in dit Gouvernement geduurende Zijn Wel Edele Hoog Agtb. vertoef ter deeser plaatse te bedancken; met serieuse recommandatie daerbij van in deesen opsigte met allen ijver en getrouwigh[e]ijd niet alleen voort te vaaren, maar ook met den anderen in rust en vreede te leeven, soo als in een welgestelde regeering en eerlijke luijden betaamt, op dat dus de belangen der E. Comp. aan deesen uijthoek met postpositie van alle particuliere intressen ten genoegen der Heeren Majores en van de Hooge Indiaasse Regeering, hoe langer hoe meer mogten worden bevordert en in dien staet gebragt dat de maatschappije daeruijt voordeel treckende, wij ook eer bij haalen sullen; bij hetwelke het geciteerden Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal nog behaagde te voegen dat gelijk hij met geneegenth[e]ijd voor deese Colonie soo hier in persoon als in het vaderland bij de Heeren Superiores sorg heeft gedraagen, hij in ‘t vervolg ook desselfs welvaaren in allen deele sal behartigen, in dat vertrouwen dat aen den anderen kant in erkentenisse van soo veel ontfangene gunsten en weldaaden door ons en alle andere ook volgens eed en pligt voor de belangen en het intrest der E. Comp. alhier sal gevigileert en dienvolgens beandwoord worden aan de goede verwagting dewelke Zijn Wel Edele Hoog Agtb. in deesen opsigte van ons alle is hebbende; en heeft welopgem. Zijn Hoog Edelh[e]ijd eijndelijk nog aan den Heer Gouverneur en de raadsleeden gelieven ter hand te stellen seekere memorie door hem tot hunne narigt in het behandelen der saaken alhier opgesteld,36 welkers prompte uijtvoeringe en de observantie der daarinne gestelde ordres, Sijn Wel Edele Hoog Agtb. desgelijx nu op het nadruckelijxt quam aen te beveelen; waarop door den Heer Gouverneur en de gesaamentlijke raadspersoonen na vooraf gedaane eerbiedige danksegginge, voor alle het goed door Zijn Hoog Edelh[e]ijd aan deese Colonie gedaan, en de moeijte die denselven wel heeft gelieven te neemen met bij het doen der visite deeses Gouvernements op alle het nodige naa vereijsch van saaken ordre te stellen, betuijgt geworden zijnde dat alle de door denselven soo bij gedagte memorie als buijten dien gegeevene ordres en gemaekte schickingen na vermogen in allen deele schuldpligtig sullen worden gerespecteerd en nagekoomen, en dat wij ons daerna als trouwe en eerlievende dienaaren sullen gedraagen, mitsgrs. allesints de belangen onser Heeren en Meesteren na uijtterste vermoogen voorstaen en bevorderen; heeft gedagten Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff hiermeede van deese vergaderinge afsch[e]ijd genoomen, onder hertelijke en eerbiedige toewenschinge van ons dat Zijn Wel Edele Hoog Agtb. op zee voor alle rampen en teegenspoed vrij blijvende, voorts op Batavia in eene volmaekte gesondh[e]ijd geluckig en voorspoedig sal moogen arriveeren.37
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 197-215.¶
Dingsdag den {17430305} 5 Maart 1743, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Op heeden gesprooken zijnde over de middelen en maatregulen die souden dienen genoomen en in het werk gesteld worden ten eijnde de erweeten en boonen dewelke uijt hoofde van de aan ons hiertoe verleende qualificatie bij Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff bij continuatie van hier na Batavia staan afgezonden te worden, aldaer wel geconditioneerd mogten worden aangebragt; is in dien opsigte na overweeging van saaken best gedagt dat van die vrugten geen andere in ‘s Comps. maguazijnen sullen moogen worden aangenoomen, dan de sodanige dewelke voor soo veel men zulx sal kunnen nagaan, versch, van een goede soort, en niet overjaarig sullen weesen, en voorts dat nu ter versending als gesegt is, duijsend mudden erweeten, soo die van dat soort te krijgen zijn sullen worden ingeslaagen, terwijl de thans hier in ‘s E. Comps. graan maguazijnen in voorraad leggende erweeten en boonen niet als voor den omslag der E. Comp. in dit Gouvernement en tot consumptie op de hier passeerende scheepen sullen moogen verstrekt worden.
En gelijk uijt de hiervan verleende verclaaring38 door de tot visitatie van dien benoemd geweest zijnde gecommitteerdens komt te blijcken dat ër van de provisievaaten met spek van het aanweesend retourschip de Keetel , een stinkend en gantsch onbruijkbaer is bevonden, is derhalven verstaan dat hetselve overboord in zee gegooijt zijnde, met een ander uijt het dispens alhier sal worden gesuppleeert.
Bij overweeging dat soo wanneer den onlangs gelegden impost ter somma van drie Rijxds. op de in dit vlek van buijten aengebragt wordende wijnen, waeronder het vatgeld meede begreepen is, nu ten vollen wierd voldaan, het voorsz vatgeld voor de wijnen in den voorleedenen jaare geperst, als zijnde reets ten deele voldaan of aengeteekent om ontfangen te worden, dus tweemaal souden worden voldaan, heeft men eensdeels tot voorkooming van dien en ten andere ten eijnde d’ E. Comp. onder deese en geene voorwendselen in deese haare geregtigh[e]ijd niet mogt verkort of benadeelt worden, bij interpretatie van het deesen aangaende gearresteerde in vergaderinge van den 22 der afgeweekene maand Februarij vastgesteld dat voor ijder legger met wijn dewelke seedert dien tijd tot nu toe in deese Tafelvalleij sijn aengereeden en vervolgens tot den laatsten deeser loopende maend Maart nog sullen worden aangevoert, teegens welken tijd word geoordeeld dat alle de voorsz wijnen hier sullen moogen zijn aangebragt, niet meer als twee Rijxds. aan d’ E. Comp. sullen behoeven betaald te worden, des sal daarna of met pmo. April beginnende, voor elk legger met wijn de patrouille wagt passeerende sonder onderscheijd den voorseijden daarop gestelden impost van drie Rijxds. moeten worden betaeld; sijnde wijders tot wegneeminge van alle confusien en stuijtinge der slinxe gangen die hieromtrent souden kunnen voorvallen en gepleegt worden, nog gearresteerd dat men van nu af aan geene wijnen de patrouille wagt sal laaten passeeren, ten zij door de geene aan wien deselve hier aan de Caab van buijten worden opgesonden, alvoorens eene door haer geteekende certificatie briefjen dat zulx soo is aan den posthoudende corporaal van voorseijde patrouille wagt sal weesen afgegeeven, en zullen voorts de voorsz persoonen of coopers ook voor de betaalinge aan d’ E. Comp. van gesegden impost van drie Rijxds. moeten instaen.
Overmits de twee overdekte boods dewelke volgens besluijt van den 14 der boovengem. maend Februarij in de aenstaende maand April van hier na de Baaij Fals staan afgesonden te worden, tot adsistentie der aldaer van medio Maij tot medio Augustus aanlandende ‘s Comps. scheepen, niet sullen kunnen sufficieeren om van hier derwaerts te transporteeren de ter dier plaatse in voorraad sullende moeten gehouden worden equipagiegoederen, victualien en wat dies meer zij, is hierom goedgevonden dat den hoeker Ter Mijen dewelke dog andersints geduurende de aan naaderende quaade mousson in de Saldanhabaaij soude moeten blijven leggen, niet alleen ook daertoe sal worden geëmplooijeerd, maar dat nog bovensdien soo in denselven als in de eevengem. boods, om aan in de voormelde baaij aankoomende scheepen volgens ordre te worden afgegeeven, nog soo veel leggers met Caabse wijn sullen moeten worden afgescheept als die kieltjes booven de gementioneerde goederen bequaamelijk sullen kunnen bergen, mitsgrs. wijders dat boven dit alles, soo het word vereijscht, men met den hoeker de Brack , van hier na Madagascar vertreckende, desgelijx derwaerts in passant sal laaten vervoeren deese en geene noodwendigheeden.
Sijnde wijders nog verstaan dat de soldijreekgen. der onderstaande jongelingen, te weeten Johannes Jacobus le Sueur van Cabo de Goede Hoop, Hendrik Leonard Pheijl van Cabo de Goede Hoop, Salomon van Egten junior van Cabo de Goede Hoop, George Knoop van Cabo de Goede Hoop en Gerrit Raij van Cabo de Goede Hoop, als nu nog buijten staat sijnde om dienst te kunnen doen, navolgens de seer geeerde ordre van Haar Wel Edele Hoog Agtb. de Heeren Seeventhienen sullen ingetrocken en dat ook dat geen het welk buijten dien voor deselve mogt ontfangen weesen, in ‘s Comps. cassa alhier sal moeten gerestitueerd worden.
Den Heer Gouverneur na vooraf te kennen gegeeven te hebben dat hij met Zijn Hoog Edelh[e]ijd Van Imhoff bij desselfs aanweesen ter deeser plaatse gesprooken hebbende, weegens de noodsaakelijkh[e]ijd die ër was dat ‘s Comps. stal alhier met een capable hooft wierd voorsien en dat gedagten Zijn Wel Edele Hoog Agtb. meede van gevoelen was geweest dat men onder ‘s Comps. dienaaren alhier geen bequamer persoon daartoe soude kunnen vinden dan den ten deesen Casteele bescheijden zijnde vaandrig Hendrik Storm, geliefden welopgem. Heer Gouverneur denselven dienvolgens tot het waerneemen van die bediening voor te draagen, en is hierop voorseijden vaandrig tot stalmeester en hoofd over gemelde stal aengesteld, in vertrouwen dat hij in die bediening het vereijschte genoegen sal koomen te geeven, hebbende denselven Storm wijders staende vergaderinge den eed van purge afgelegt.39
Hierna wierd door welopgem. Zijn Edele aan de leeden des Raeds nog in overweeginge gegeeven of het tot versterkinge van het volk in dit Casteel guarnisoen houdende, als zijnde hetselve door het missen van 35 a 40 coppen, dewelke den voorwaarts geciteerden Heere Gouverneur Generaal Van Imhoff met sig van hier na Batavia heeft genoomen, seer verswakt, niet noodig zijn soude dat men de posten aan de kl[e]ijne batterij hier aan strand, mitsgrs. het schansje aan de waterplaats, liet intrecken en het volk daarvan ten deesen Casteele quam te plaatsen, te meer dewijl hetselve op voorsz posten van w[e]ijnig nut is; over het welke met aandagt geraadpleegt weesende, is gearresteerd dat men zulx in diervoegen sal laaten geschieden en dat tot bewaaringe dier posten en ‘t gade slaan der daarinne gevonden wordende artillerije, op elk van dien alleen sullen gelaaten worden een corporaal met twee mannen, dewelke men weekelijx sal laaten aflossen en verwisselen.
Uijt consideratie dat de burgerije deeser plaatse en soo ook de ingeseetenen onder de buijten districten woonende, bij het vertoeven alhier van den Hoog Edelen Heer Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, nu en dan in het geweer hebben moeten koomen en ook de exercitie voor welopgem. Sijn Hoog Edelh[e]ijd hebben gedaan, is raedsaemst geoordeeld deselve voor deese rheijse te excuseeren van de exercitie die andersints volgens gewoonte in de aanstaende maend April soude hebben moeten geschieden.
Wijders is nog verstaen dat op het voorbeeld van dat geen ‘t welk in deesen opsigte nu nog op Batavia word gedaan, geduurende dit loopende jaer de gemeene ‘s Comps. dienaaren van hier repatrieerende, nog als voor deesen kisten sullen gebrand worden, dog daerna niet meer.
Op het diesweegens aangeschreevene bij de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering bij missivens van den 7 Maart en 6 October des jaers 1734 nu onlangs geleeden naa veele hiertoe aengewende moeijte een jonge leevendige leeuwin gevangen en ten deesen Casteele opgebragt zijnde, heeft men beslooten dat dat dier volgens ordre met een der ter rheede leggende uijtkoomende Zeeuwse scheepen na Batavia sal worden voortgesonden.
Vervolgens zijn geresumeert de jaarlijxe reekeningen der arme penningen van de Caab, Stellenbosch en Draakensteijn , en soo ook de generaale reek. van de effecten en gelderen in de weescamer alhier berustende, dewelke bevonden zijn te weesen van deesen onderstaende inhoud:
‘
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, als: | ||
1742 pmo. Januarij was 't capitael | ƒ233468:-:- | |
In dit jaer bijgekoomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ4280:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ774:-:- | |
Aan interesten | ƒ10824:07:08 | |
Aan armbossen | ƒ513:10:- | |
Aan testamentaire en liberale giften | ƒ179:-:-- | |
Aan huijshuur | ƒ237:-:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ249:-:- | ƒ17056:17:08 |
ƒ250524:17:08 | ||
Gaat af: | ||
Aan onkosten der armen | ƒ7980:13:12 | |
Aan onkosten der kerk | ƒ1709:17:08 | |
Aan winst en verlies | ƒ94:02:08 | ƒ9784:13:12 |
Blijft onder ulto. December 1742 | ƒ240740:03:12 | |
Bestaande in de volgende parthijen: | ||
Cassa over restant | ƒ16139:15:- | |
Obligatien en custingbrieven | ƒ187773:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ15768:08:12 | ƒ219681:03:12 |
Aan ornamenten tot de kerk | ƒ1374:07:08 | |
Aan huijsen over bouwstoffen | ƒ15684:12:08 | |
De diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4000:-:- | ƒ21059:-:- |
Somma | ƒ240740:03:12 |
't Generaale montant des capitaals deeser Caabse diaconij armen bestaat in 't volgende, als: | ||
1742 pmo. Januarij was 't capitael | ƒ233468:-:- | |
In dit jaer bijgekoomen: | ||
Aan aalmoesen | ƒ4280:-:- | |
Aan grafsteeden | ƒ774:-:- | |
Aan interesten | ƒ10824:07:08 | |
Aan armbossen | ƒ513:10:- | |
Aan testamentaire en liberale giften | ƒ179:-:-- | |
Aan huijshuur | ƒ237:-:- | |
Aan verhuurde gestoeltens | ƒ249:-:- | ƒ17056:17:08 |
ƒ250524:17:08 | ||
Gaat af: | ||
Aan onkosten der armen | ƒ7980:13:12 | |
Aan onkosten der kerk | ƒ1709:17:08 | |
Aan winst en verlies | ƒ94:02:08 | ƒ9784:13:12 |
Blijft onder ulto. December 1742 | ƒ240740:03:12 | |
Bestaande in de volgende parthijen: | ||
Cassa over restant | ƒ16139:15:- | |
Obligatien en custingbrieven | ƒ187773:-:- | |
Aan agterstallige interesten | ƒ15768:08:12 | ƒ219681:03:12 |
Aan ornamenten tot de kerk | ƒ1374:07:08 | |
Aan huijsen over bouwstoffen | ƒ15684:12:08 | |
De diaconij van Stellenbosch in leening | ƒ4000:-:- | ƒ21059:-:- |
Somma | ƒ240740:03:12 |
‘(Onderstond) Aldus gedaan en getransporteerd in kerkenraade aan Cabo de Goede Hoop, ten overstaen van mijn ondergeteekende als commissaris politicq, adij 14 Januarij 1743. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
‘
Diaconij Cassarequening soo bevonden is op ulto. December 1742 | |||
Debet | Credit | ||
In leen van Haar Eerws de kerkenraade van Cabo | ƒ4 000:-:- | Bij het sluijten der voorige jaers requening is er aan contanten in cassa gebleeven | ƒ1150:08:- |
Uijtgegeeven in 't jaar 1742 aan alimentatie en andere benodigtheeden | ƒ787:06:- | Onder de godsdienst in 't jaar 1742 ontfangen | ƒ572:-:- |
Somma | ƒ4787:06:- | Nog weegens afgedaane obligatien, intresten, kerkegeregtigheeden & | ƒ985:08:- |
Aan uijtstaende penningen per obligatien | ƒ4720:-:- | ||
Aan agterstallige intresten | ƒ526:03:- | ||
Aan de kerke ornamenten | ƒ201:10:- | ||
Somma | ƒ8155:13:- | ||
't Neevenstaende | ƒ4787:06:- | ||
Resteert het capitael der armen | ƒ3368:07:- |
Diaconij Cassarequening soo bevonden is op ulto. December 1742 | |||
Debet | Credit | ||
In leen van Haar Eerws de kerkenraade van Cabo | ƒ4 000:-:- | Bij het sluijten der voorige jaers requening is er aan contanten in cassa gebleeven | ƒ1150:08:- |
Uijtgegeeven in 't jaar 1742 aan alimentatie en andere benodigtheeden | ƒ787:06:- | Onder de godsdienst in 't jaar 1742 ontfangen | ƒ572:-:- |
Somma | ƒ4787:06:- | Nog weegens afgedaane obligatien, intresten, kerkegeregtigheeden & | ƒ985:08:- |
Aan uijtstaende penningen per obligatien | ƒ4720:-:- | ||
Aan agterstallige intresten | ƒ526:03:- | ||
Aan de kerke ornamenten | ƒ201:10:- | ||
Somma | ƒ8155:13:- | ||
't Neevenstaende | ƒ4787:06:- | ||
Resteert het capitael der armen | ƒ3368:07:- |
‘(Onderstond) Aldus in kerkevergadering aan Stellenbosch , den 6 Januarij 1743. (Was geteekent) Wilhelm van Gendt V.D.M., O. d. Weth, W. van As, D. Malaen, As. Maasdorp, Wilm Morkel, Ns. Vlok. (In margine) Ten overstaen van mij als commissaris politicq, (geteekent) Corns. Eelders.’
‘
Reekening der armengelde op Drakensteijn soo als bevonden is pmo. Januarij 1743. | |
Contant in cassa gelaaten voor 't jaer 1742 | ƒ4406:06:- |
Onder den godsdienst ontfangen | ƒ897:-:- |
Verscheene intresten en verdere inkomsten | ƒ3477:-:- |
ƒ8780:06:- | |
Uijtgaaf van 't jaer 1742 | ƒ1709:08:- |
Blijft in cassa aan contanten voor 't jaer 1742 | ƒ7070:14:- |
Aan obligatien en scheepenkennissen | ƒ11700:-:- |
Aan agterstallige intresten | ƒ1576:08:- |
Totale somma | ƒ20347:06:- |
Reekening der armengelde op Drakensteijn soo als bevonden is pmo. Januarij 1743. | |
Contant in cassa gelaaten voor 't jaer 1742 | ƒ4406:06:- |
Onder den godsdienst ontfangen | ƒ897:-:- |
Verscheene intresten en verdere inkomsten | ƒ3477:-:- |
ƒ8780:06:- | |
Uijtgaaf van 't jaer 1742 | ƒ1709:08:- |
Blijft in cassa aan contanten voor 't jaer 1742 | ƒ7070:14:- |
Aan obligatien en scheepenkennissen | ƒ11700:-:- |
Aan agterstallige intresten | ƒ1576:08:- |
Totale somma | ƒ20347:06:- |
‘(Onderstond) Aldus gedaan in kerkenraade aan Draakensteijn , den 9 Januarij 1743. (Was geteekent) S. v. Echten V.D.M., Jan Bastiaensen, Pieter de Villiers, Jan Blignaut, Pieter le Roux, François Retif, Andries du Toit, Frans Bastiaansz, Thomas Theron, Hercules de Pree. (In margine) Ten overstaan van mij als commissaris politicq, (was geteekent) Corns. Eelders.’
‘
Generaale reekening der weescamer aan Cabo de Goede Hoop d' ao. 1742. | ||
1742 Pmo. Januarij | ||
Was 't gantsche capitael op de boeken | Rds 232852:27 | |
Was 't restant der contanten op de openstaende boedelreekeningen | Rds. 21337:17 | |
Was de getelde penningen van de wed. Coopman | Rds. 35:01 | Rds. 254224:45 |
In dit jaar bijgekoomen: | ||
Op de boeken, als | ||
Over de op intrest uijtstaende capitaalen verscheene renten | Rds. 6545:26 | |
Over bewijsen | Rds. 6723:13 | |
Over de ten voordeele der weesen ingekoomene penningen | Rds. 7887:46 | |
Op de openstaande boedelreekeningen | Rds. 23907:16 | Rds. 45064:05 |
Rds. 299289:02 | ||
Afgegaan: | ||
Op de boeken, als | ||
Over vereffende bewijsen | Rds. 1944:04 | |
Over soo veel 't debet van den voormaalige secretaris Jacob Lever door bereekende intresten en ingekoomene contanten is vermindert | Rds. 1091:25 | |
Over soo veel debet op de reekening der weescamer tot Batavia in mindering van haar debet is overgeschreeven | Rds. 67:27 | |
Over uijtgegeevene contanten tot voldoeninge van erfporties en onderhout der weesen | Rds. 19348:33 | |
Op de openstaende boedelreekeningen over als boven | Rds. 16948:20 | Rds. 39400:13 |
Resteert onder dato deeses een somma van | Rds. 259888:37 | |
Evengemelde capitaal bestaat als: | ||
In diversse verbandbrieven van bewijsen, custingen en weesmeesteren kennissen | Rds. 209405:25 | |
In verscheene intresten | Rds. 7200:35 | |
In soo veel boovengem. Jacob Lever aen deese weescamer nog te quaad blijft | Rds. 12208:- | |
In soo veel de weescamer tot Batavia aen deese nog debet is | Rds. 63:02 | |
In 't restant der contanten op de boeken | Rds. 2680:09 | |
In 't restant der contanten op de openstaende boedelreekeningen | Rds. 28296:13 | |
In de getelde penningen van d' wedwe. Coopman | Rds. 35:01 | Rds. 259888:37 |
Generaale reekening der weescamer aan Cabo de Goede Hoop d' ao. 1742. | ||
1742 Pmo. Januarij | ||
Was 't gantsche capitael op de boeken | Rds 232852:27 | |
Was 't restant der contanten op de openstaende boedelreekeningen | Rds. 21337:17 | |
Was de getelde penningen van de wed. Coopman | Rds. 35:01 | Rds. 254224:45 |
In dit jaar bijgekoomen: | ||
Op de boeken, als | ||
Over de op intrest uijtstaende capitaalen verscheene renten | Rds. 6545:26 | |
Over bewijsen | Rds. 6723:13 | |
Over de ten voordeele der weesen ingekoomene penningen | Rds. 7887:46 | |
Op de openstaande boedelreekeningen | Rds. 23907:16 | Rds. 45064:05 |
Rds. 299289:02 | ||
Afgegaan: | ||
Op de boeken, als | ||
Over vereffende bewijsen | Rds. 1944:04 | |
Over soo veel 't debet van den voormaalige secretaris Jacob Lever door bereekende intresten en ingekoomene contanten is vermindert | Rds. 1091:25 | |
Over soo veel debet op de reekening der weescamer tot Batavia in mindering van haar debet is overgeschreeven | Rds. 67:27 | |
Over uijtgegeevene contanten tot voldoeninge van erfporties en onderhout der weesen | Rds. 19348:33 | |
Op de openstaende boedelreekeningen over als boven | Rds. 16948:20 | Rds. 39400:13 |
Resteert onder dato deeses een somma van | Rds. 259888:37 | |
Evengemelde capitaal bestaat als: | ||
In diversse verbandbrieven van bewijsen, custingen en weesmeesteren kennissen | Rds. 209405:25 | |
In verscheene intresten | Rds. 7200:35 | |
In soo veel boovengem. Jacob Lever aen deese weescamer nog te quaad blijft | Rds. 12208:- | |
In soo veel de weescamer tot Batavia aen deese nog debet is | Rds. 63:02 | |
In 't restant der contanten op de boeken | Rds. 2680:09 | |
In 't restant der contanten op de openstaende boedelreekeningen | Rds. 28296:13 | |
In de getelde penningen van d' wedwe. Coopman | Rds. 35:01 | Rds. 259888:37 |
‘(Onderstond) Ter weescamer aan Cabo de Goede Hoop, ulto.December 1742. (Lager) Continueerende en aankomende weesmeesteren, (was geteekent) Pr. Reede van Oudshoorn, Johs. Cars. de Wet, B. de St. Jean, C. J. Courtonne Brossard, Jn. Raeck, Jn. Ls. Bestbier.’
‘(In margine) Afgaande weesmeesteren, (geteekent) Jns. Cruijwagen, P. J. Slotsboo, P. Artoijs.’
En is hierop in opsigte der drie eerstgemelde reekeningen gearresteerd dat deselve volgens gebruijk in copia authenticq na het vaderland sullen overgesonden worden.
Laatstelijk sijn nog ter vergaderinge gepresenteert en nagesien eenige versoekschriften40 geannexeert met de procuratien en soldijreekeningen van de onder te noemene persoonen, tendeerende om permissie te mogen erlangen tot dies overmaaking aen hunne daerbij genoemde gemagtigdens, te weeten d’ Heer Rijk Tulbagh, d’ E. Cornelis Eelders, d’ E. Jacobus Möller, d’ E. Nicolaas Heijning, den Eerw. predicant Willem van Gendt, den Eerw. predicant Henricus Bek, Willem van Kerkhoff, David D’Aillij, Jan van Schoor, Johannes Needer, Petrus Jesse Slotsboo, Bartho de St. Jean, Hendrick Möller, Christoffel Lodewijk Rhenius, Johannes Theophilus Rhenius, Adriaan van Schoor, Rijno Berthauld, François Pennink, Johannes Needer junior, Dirk Weijdenaar, Hendrik Veers, Jan van der Trans, Jan Fredrik Timmendorf, Thomas Swellengrebel, Daniel Heijning, Johannes Bacheracht, Otto Luder Hemmij. Sijnde deselve aangaande, goedgevonden dat se in handen van den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn sullen worden gesteld, op dat daermeede door Zijn E. navolgens de ordre sal kunnen gehandelt worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 217-233.¶
Dingsdag den {17430312} 12 Maert 1743, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur en alle de leeden.41
De ministers in Bengalen bij hun schrijvens van den 17 December des gepasseerden jaars onder anderen hebbende berigt dat zijl. aan het op gisteren hier van daer gearriveerde retourschip Ruijter , ‘t welk, als zijnde in plaatse van Velsen tot het doen der vaderlandsche rheijse aangelegt, sig van geen Turksse pas voorsien bevond, hierom die van het toen nog ginder vertoevende schip Sorgwijk hadden afgegeeven, met versoek wijders dat ter deeser plaatse hieromtrent na vereijsch van saaken mogt worden gehandelt, is hierop verstaan dat aen de overheeden van gedagte schip Ruijter een van de ter deeser secretarije berustende nieuwe Turksse passen behoorelijk gevult, bijgeset zijnde, de voormelde aan haarl. in Bengalen geintrageerde pas van Sorgwijk na het vaderland sal worden voortgesonden, om aldaer aan de Admiraliteijt der Vereenigde Neederlanden verantwoord te worden.
En alsoo seedert het hierover gebesoigneerde in de laatste vergaderinge tot nu toe van de jongste insameling der erweeten, als werdende thans met dies leverantie eerst een begin gemaakt, nog maer neegenthien lasten in ‘s Comps. maguazijnen sijn aangebragt, heeft men hierom best gedagt dat behalven deese gemelde met de aanweesende uijtkoomende scheepen nog eenige lasten erweeten van het voorjarig gewasch na Batavia sullen worden afgescheept, in die vertrouwen dat deselve tot consumptie aldaar soo goed weesen sullen als de eerstgeciteerde.
Voorts is nog op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden dat aan ‘s Comps. dienaaren die in de Baaij Fals aan de daar ter plaatse opgemaakt wordende gebouwen arbeijden, om deselve eenigsints te gemoed te koomen weegens het swaer werk dat zij aldaar doen moeten, soo lang als zulx duuren sal, behalven hun costgeld, nog tot een douceur sal worden verstrekt soodanig randsoen als die der buijtenposten alhier maandelijx genieten, sijnde wijders aan d’ Heer capn. Rudolf Sigfried Alleman gedemandeert om met de eerste geleegenth[e]ijd voor het guarnisoen alhier in gereeth[e]ijd te doen brengen eenige soldaats en geweeren tenten en voorts sorg te draagen dat deese burger en land militie volgens het deesen aangaande geordonneerde bij de memorie van Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, sig tot de voorgeschreevene oogmerken successive ook van tenten koomen te voorsien, sullende ‘t doek voor de tenten van de militie deeses Casteels ‘s Comps. weegen, en dat voor de burgereij en land militie aan deselve voor dit maal inkoopsprijs verstrekt worden.
Op het gedaane versoek42 bij den burger Anthonij Visser bij het aenweesen ter deeser plaatse van gedagten Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal, om gelijk de andere in eijgendom te moogen hebben seeker post die hij in de Sijmonsbaaij van d’ E. Comp. in leening heeft, als doen best gedagt zijnde dat hem daervan na gedaane meeting maar alleen in eijgendom soude worden gegeeven de gronden waerop de door hem aldaer opgemaekte gebouwen staan, neevens twee stux daar annex thuijn en bouwlanden sonder meer; is op heeden bij resumptie van het seedert hiervan gemaekte caart door den landmeeter, aen hem Visser in eijgendom gegeeven het daarbij gemeete land ter groote van vijf morgen en 5854 quadt. roeden, onder conditie nogtans dat hij als bevoorens daervoor sal moeten continueeren aan d’ E. Comp. jaarlijx te betalen de daarop staande recognitiepenningen van vier en twintig Rijxds., des sal seekere loopende fonteijn, dewelke sig omtrent 57 roeden van de wooninge van gedagte Visser van deesen kant op ‘s Comps. grond komt te bevinden, tot een iders gebruijk moeten vrij staen sonder dat hij Visser daertoe meer voorregt als eenen anderen sal hebben of kunnen pretendeeren.
Sijnde voorts bij nadere resumptie der procuratien en soldijreecqgen. bij resolutie van den 5 deeser loopende maand Maart vermeld koomen te blijcken dat deselve door den Heer independent fiscaal Pieter Rheede van Oudshoorn ondersogt en wel bevonden zijn, waarom dan aen dies eijgenaars is gepermitteerd geworden deselve aan hunne vrienden en gemagtigdens in het vaderland te moogen oversenden.
Soo als wijders na lectuure van seeker versoekschrift door den burger Jacob Cruger in de volgende bewoordingen gepresenteerd43
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien & &, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Geeft met verschuldigt respect te kennen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. needrige dienaar Jacob Cruger, burger alhier, hoe dat desselfs leijfeijgen,gent.44 Arend van de Caab, in de maand April des gepasseerden jaers, buijten de minste reeden is gefugeert en dus op een schelmagtige wijse sig den dienst van zijn lijfheer heeft onttrocken, sonder dat den suppt. heeft geweeten gehad waar denselven gebleeven was; dan nademaal den suppt. thans ter ooren gekoomen is dat dien gedrosten slaaf zig op een van ‘s Comps. in den gepasseerden jaare van hier vertrockene retourscheepen verstooken hebbende, daarmeede niet alleen naar Europa is gevlugt, maar ook dat denselven bovensdien de assurantie heeft gehad van hem aldaar voor mattroos in den dienst der E. Comp. te laaten aanneemen, en soodanig met het ter rheede leggende schip Schellag weederom ter deeser plaatse te verschijnen, seekerlijk om daerdoor zijn wettigen meester en lijfheer te trotseeren en des te meer spijt aen te doen; ‘t welk den suppt. (onder correctie) vermeijnd dat niet te dulden is, en dat het ook een oneijgen en harde saek soude zijn dat men door zulk gedoente van een slaaf het daarop hebbende regt van eijgendom soude moeten verliesen, waerbij nog komt dat indien diergelijke wegloopers hieromtrent haer sin quamen te krijgen, zulx een ijder bevreest soude maaken van soo doende alle zijne slaven op die wijse quijt te geraaken; soo neemt den suppt. derhalven de vrijh[e]ijd zig te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., met oodmoedig versoek dat deselve van die goedh[e]ijd gelieven te zijn een gunstig besluijt te neemen, dat den gemelden gedrosten slaef Arend van de Caeb aan den suppt. weeder in eijgendom werde overgegeeven.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. &a.’
Nog goed gedagt is dat den daerbij vermelden slaef Arend van de Caab van het schip Schellag hier aan de wal geligt zijnde, voorts in handen van den Heer officier sal worden gesteld, om door denselven weegens sijne gepleegde misdaad voor den Raad van Justitie deeses Gouvernements te kunnen geactioneerd worden.45
Laatstelijk is aan den met het ter rheede leggende schip de Vrijh[e]ijd van Bengalen repatrieerenden ondercoopman Casper Lodewijk Kerksteen toegestaan om soo voor hem als ten dienste van de jonge juffw. Christina Elisabeth Sigterman, onder betaalinge van het daertoe staende transport en costgeld voor de heen en weeder rheijse van Bengalen gereekent, met sig van hier na het vaderland te moogen meede neemen twee mansslaaven, genaamt Titus en Barak van Bengalen; en wijders aan den jongeling Marthinus Lokerman om voor de cost scheepsdienst doende met gedagte schip de Vrijh[e]ijd insgelijx na Europa te moogen overvaaren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 234-246.¶
Dingsdag den {17430325} 25 Maert 1743.
Present den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Den tijd van het vertrek van hier na het eijland Madagascar des hoeker de Brak tot inruijling van slaven ten behoeve van dit Gouvernement, beginnende aan te naaderen, heeft den Heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh hierom op heeden in Raade geproduceert de lijst van het tot het doen van den handel geprojecteerde carguazoen, dewelke geresumeerd en daarbij zijnde coomen te blijcken dat de daartoe gehoorende goederen en contanten genoegsaam sullen kunnen toer[e]ijken tot het drijven van voorsz negotie, is derhalven verstaan dat deselve ten eijnde als gem. neevens de op geciteerde lijst gespecificeerde goederen tot present voor de vorsten op dat eijland, aan dien tot het doen van dien togt soo voor de heen als weeder rheijse na behooren geproviandeert sijnde hoeker de Brak , sullen worden meede gegeeven, en dies overheeden daer en booven gequalificeerd om de op meergem. lijst bekend staende goederen en snuijsterijen dewelke in ‘s Comps. maguazijnen alhier niet sullen weesen te vinden, bij particulieren ter deeser plaetse ten civielsten prijs doenelijk in te koopen.
Sijnde wijders ten eijnde men des te verseekerder weesen mogt dat de onlangs gestelde ordres tot voorkoominge dat d’ E. Comp. omtrent haare geregtigh[e]ijd op de in dit vlek van buijten aangebragt wordende wijnen niet word gefraudeert, na behooren sullen worden uijtgevoerd en den corporaal en militairen aan de patrouille wagt alhier post houdende, aan wien sulx is aenbevoolen, de lust benoomen worden om selfs hierteegen aan te gaen, goed gedagt dat den voorsz corporaal en militaire bij renovatie der gemelde ordres schriftelijk sullen worden gelast en geordonneerd dat se geene wijnen van buijten hier in de Caab aangevoerd werdende, tot een halfaam incluijs, de patro[u]ille wagt zullen hebben te laaten passeeren voor ende aleer door de geene aan wien deselve hier ter plaatse van buijten worden opgesonden, eene door haar geteekende certificatie briefjen, dat zulx soo is, sal zijn afgegeeven, op paene dat wanneer word bevonden dat gesegde corporaal, schildwagt of andere hierinne nalaatig sullen zijn geweest of dat zij eenige wijnen bij nalaatigh[e]ijd, oogluijking of andersints hebben laaten passeeren, sonder diesweegens een certificatie briefjen invoegen als eeven is gemeld te hebben erlangt, deselve daerover op de justitieplaets alhier door den scherpregter op de bloote rugge strengelijk gegeesselt en gebrandmerkt sullen worden, voorts voor den tijd van thien jaaren in de ketting geslaagen sijnde, dus daarinne voor niet aan ‘s Comps. gemeene werken moeten arbeijden.
Ook is in behartiginge van de menagie in de huijshouding der E. Comp. ter deeser plaatse, nog gearresteerd dat aan ‘s Comps. dienaaren op de buijtenposten bescheijden, in steede van randsoen en costgeld, gelijk deselve tot nu toe te saamen hebben gehad, voorthaan maar een van beijde na dat se het sullen begeeren, sal worden verstrekt.
Overmits den tijd van het opneemen der burger effecten ook begint op handen te schietten, heeft men overzulx moeten vaststellen dat hetselve op Dingsdag den laatsten April, Woensdag en Donderdag den eersten en tweeden Maij aanstaende sal worden gedaan, ten overstaan van den Heer fiscaal en gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie, ende zulx volgens gewoonte hier aan de Caab op de oude cat en aan Stellenbosch ten huijse van den landdrost, mitsgrs. wijders op soodanigen voet als dit volgens resolutie van den 6 April 1730 seedert dien tijd gebruijkelijk is geweest.
Hierna is geleesen geworden seeker versoekschrift door den mattroos Jan du Plessis in de onderstaende bewoordingen gepresenteerd47
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop &a. &a., beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr. Heer en Agtbre. Heeren,’
‘Geeft met alle schuldpligtige eerbiedigh[e]ijd te kennen Jan du Plessis, mattroos, hoe dat de suppt. met de vereijschte bequaamheeden omme de jeugd in de Fransche, Neederduijtsche en Engelsche taalen als ook in de schrijf- en reekenkonst te oeffenen voorsien, ende den Hervormden godsdienst toegedaan zijnde, te raaden geworden is zig op het alderonderdanigste te keeren tot Uwel Edele Gestr. Heer en Agtb. Heeren, oodmoedelijk versoekende dat het hen behaagen mogte den suppt. vrijh[e]ijd te verleenen omme onder derselver bescherminge en goedkeuringe het boovengem. onverhindert te moogen onderwijsen.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a. (Was geteekent) J. du Plessis.’
Over welkers inhoude geraadpleegd weesende, is best gedagt dat daerop voor appostille sal worden gegeeven zij deese gesteld in handen van kerkenraade deeser plaatse om den suppt. weegens desselfs gevoelen omtrent den godsdienst en bequaamheijd in het onderwijsen der jeugd ondervraagd en gehoord hebbende, voorts deesen Raad dienaangaende te dienen van berigt.
Betreffende nu de ontmoeting die de overheeden van het ter deeser rheede vertoevende uijtkoomende schip Cleverskerk onderweegen hebben gehad met een Engelsch oorlogschip van seeventig stucken geschut, gent. Zetven , gevoerd bij den capn. Nauwensz, gaande van Livorno na de Barbados ; hierinne voornaamentlijk bestaande dat den voorm. capn. sig van desselfs overmagt bedienende, niet alleen den schipper van dat schip Cleverskerk in steede van desselfs opperstuurman dien hij aanbood daartoe te gebruijken, onder swaare bedreijging heeft genoodsaakt om selfs bij hem aan boord met zijne zeebrieven te koomen, maer ook nog bovensdien om aen denselven over te geeven twee Engelsche mattroosen dewelke sig in den dienst der E. Comp. op gedagten bodem Cleverskerk bevonden; is verstaan dat men door dies opper en onderofficieren van dit geval een circumstantieerde relaes sal doen geeven om, beeedigt zijnde, aan onse Heeren en Meesteren te kunnen worden toegesonden.
Terwijl wijders aan de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering ook ter kennisse sal worden gebragt hoe dat aan den schipper van het onlangs van hier naa Batavia vertrockene schip Schellag ter handen gesteld geworden zijnde eene door den Heer Gouverneur geteekende ordonnantie om uijt zijnen bodem hier aan de wal in ruijling te senden vijf hondert lb. buskruijt, denselven sonder sulx te doen, met de voorsz ordonnantie van deese rheede is t’ zeijl gegaan.
Op het gedaane berigt door den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn, dat op de aanweesende Ceijlonsse retourscheepen Woitkensdorp en Sijbecaspel niet zijn te vinden vier mattroosen dewelke op Jaffanapatnam over een en deselfde misdaad onder anderen gecondemneerd geworden zijnde om den tijd van vijf jaaren in de ketting aan ‘s Comps. gemeene werken sonder loon te arbeijden, door de regeering des eijlands Ceijlon om den tijd hunnes bannissements uijt te dienen, met gedagte kielen herwaerts zijn gesonden, en dat de schippers van die twee bodems hiervan geen andere reeden weeten te geeven dan alleen dat een dier mattroosen op Seijbecaspel op de rheijse en de drie andere op Woitkensdorp bij het aendoen deeser wal sijn vermist geworden, heeft men bij overweeging dat het seer presumptief is dat voorsz bannelingen sig nu nog op meergem. twee scheepen moeten bevinden en aldaer door deese of geene persoonen verborgen gehouden worden, of ten minsten soo deselve mogten weesen geeschappeert, dat zulx ter deeser rheede door oogluijking of met adsistentie van imand der scheepelingen sal zijn geschied en niet in zee, om dan agter de waarh[e]ijd te konnen koomen, aen bovengen. Heer fiscaal gedemandeert om sig diesweegens bij ondervraaging en verhooring der officieren op gesegde kielen bescheijden, op het scherpste te inquireeren, sullende van deselve van dat geen ‘t welk sij hiervan weeten en sullen seggen een behoorelijke verclaaring ten overstaen van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements moeten genoomen en bij het wegblijven der soo dikwilsgen. bannelingen, van dit alles aan de Heeren Superiores meede kennisse gegeeven worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 247-249.¶
Dingsdag den {17430402} 2 April 1743, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Naar lectuure en resumptie van seeker klagtschrift door den vaendrig Simonis48 op het aanweesend schip Adrichem bescheijden, op heeden teegens den gesaghebber van dien bodem, Jacobus van der Stoel, ingeleevert, is verstaan dat hiervan aan gedagten gesaghebber copia sal worden ter handen gesteld, om sig weegens het aan hem daerbij te laste gelegd wordende te kunnen verantwoorden en zijne verdere belangen in te brengen.
Op het gedaane versoek aan den Heer Gouverneur door den capn. van het op eergisteren aan dit Gouvernement gearriveerde Engels advijsjagt Swift , namentlijk om vermits dat dat kieltje ten eersten van hier sal moeten vertrecken, tot uijtvoeringe der aen hem meede gegeevene ordres, ten opsigte der ter deeser plaatse nog verwagt wordende Engelsche retourscheepen alhier eenigen tijd te moogen verblijven, heeft men zulx aen denselven geaccordeert.
Sijnde laatstelijk aan eene Seijntje Goosen49 ook toegestaan om onder betaalinge van het daartoe staende transport en costgeld, neevens haare twee kindertjes, van hier na Batavia te moogen overvaaren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 250-257.¶
Donderdag den {17430404} 4 April 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier, Cornelis Eelders, bij occupatie.
Uijt de verclaaring door de scheepsofficieren van het ter deeser rheede nog vertoevende retourschip Nieuwland verleend,50 koomende te blijcken dat die kiel desselfs focke mast en verdere rondhouten, niet heeft verlooren door swaer weer of storm, gelijk men hier eerst gemeijnd en abusievelijk soo na Batavia als na het vaderland overgeschreeven heeft; maer door een gantsch ander toeval, te weeten door de slegte gesteldh[e]ijd van zijne op Batavia ingekreegene boegspried, dewelke wegens dat van de witte mieren door en door was gevreeten, bij een stijve gereefde marszeijls coelte seer onverwagt is koomen te breeken en in zee vallende, meede nam en over boord deed vallende focke mast met al het voortuijg, volgende daerop door het swaer slingeren van het schip de groote steng, waerdoor de kruijs steng en bageijne rhaa ook quamen te breeken, is derhalven verstaan dat van dit geval aan onse Heeren en Meesteren en soo ook aan Generaal en Raaden van India kennisse sal gegeeven en aan laatstgemelde daer en boven tot speculatie en nader aantooning van het gebrek dat sig aan meergem. boegspriet heeft gevonden, met het schip Cleverskerk overgesonden worden een stuk van de agtereijnde van gesegde boegspried dat binnen boord op de steven is blijven staan.
Vervolgens is nog geleesen de verclaring van de gesteld geweest zijnde gecommitteerde zee- en scheepstimmerlieden tot het besigtigen en soeken na het lek waarmeede het aanweesende Ceijlonsse retourschip Rijgersdael sig behebt bevind, zijnde van den volgende inhoude, te weeten:51
‘Den Wel Edelen Gestrengen Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &a. &a., ons ondergeteekde. expres hebbende gelieven te committeeren omme naauwkeurig ondersoek te doen naer de leckagie dewelke zig aan het ter rheede leggende Ceijlons retourschip Reijgersdaal komt te bevinden, en hoedanig sulx best sal kunnen werden verholpen, soo verclaaren wij tot ontdecking der gedagte leckagie het gem. schip eerst van vooren en naderhand van agteren soo ver te hebben geligt, als op deese rheede heeft kunnen geschieden, mitsgrs. de steevennaaden van vooren open gekapt, dog van agteren niet, dewijl zulx volgens berigt van dies overheeden op Punto Gale bereijts geschied zijnde, thans nog welgesteld was, bij welke ligting wij egter geen de minste leccagie hebben ontwaard, maer wel de buijten huijd van het schip soo voor, agter als op beijde zeijden kragtig van de wormen doorknaegd, zulx wij oordeelen dat het over ‘t geheele lichaam van dat schip schort, en dewijl daeromtrent hier ter rheede niets kan gedaen werden, en wij wijders bevonden hebben dat bij het stil staan van de pomp in den tijd van een half uur maer 44 duijm water daerbij komt, ‘t geen egter in een quartier uurs met een pomp weeder lens kan gepompt worden, soo oordeelen wij dat wanneer ër twee pompen in het voorschip worden geplaetst en aen dien bodem nog 25 coppen boven het ordinair getal volk toegevoegd, om hetselve meer verligting in het pompen te kunnen geeven, dat schip in staad is om met gerusth[e]ijd soodanig als hetselve zig teegenswoordig bevind, naer het vaderlandt te kunnen reijsvorderen.’
‘En hiermeede gedenkende aen de geeerde intentie van Uwe Wel Edele Gestr. schuldpligtig te hebben voldaan, zullen wij deese laaten dienen voor eerbiedig rapport.’
‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, pmo. April 1743. (Was geteekent) Als gecommitteerdens, Cs. Bommer, L. Jongebreur, Gt. Blaupot, Maarte Westerwout, Klaas van Distelhuijsen, X (daer neevens gesteld) dit is het merk van Jedoogis. (In ‘t midden stond) Ten mijnen overstaen, (geteekent) Js. Möller, Bt. van Dockum. (In margine) Waarmeede mij confirmeere (en geteekent) Jacobus van Banken, St. Stevensen, Fk. Alex, Henrik Cornelssen, Arent van der Deure, Pieter Doens.’
Weshalven is na hierover gehoudene raadpleeging, best gedagt dat dat schip Reijgersdael in sulker voegen als bij eevengem. verclaaring word voorgedragen versorgt en voorsien zijnde, dus in geselschap van zijne drie overige mackers van hier na het vaderland sal voortgesonden worden.
Terwijl wijders aan den schipper van Sijbescaspel , Barent de Bruijn, hierom bij geschrifte versoek doende, is gepermitteert desselfs alhier getrouwde huijsvrouw, Anna Valk, met zig van hier na Europa te moogen meede neemen en soo ook nog eene slavin, gent. Mietje van Batavia, mits voor de laatste betaalende het daertoe staende transport en costgeld voor de heen en weeder rheijse.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 258-269.¶
Dingsdag den {17430409} 9 April 1743, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Als nu ingekoomen en geleesen sijnde de schriftelijke verantwoordinge52 van den gezaghebber van het ter deeser rheede geankert leggende uijtkomend schip Adrichem , Jacobus van der Stoel, op de teegens hem bij geschrifte in vergaderinge van den 2 deeser lopende maand April ingebragte klagten door den vaandrig Jan Adolph Simonis, op dien bodem bescheijden; is ter consideratie dat onder het over ende weeder voortgebragte veel hairkloverij komt te loopen, en dat ook den tijd bovensdien vermits het aanstaande vertrek van die kiel geensints toelaat om het tusschen die twee persoonen gereesene geschil, als personeel weesende, voor den Raad van Justitie alhier te kunnen afdoen, voor den dienst der E. Comp. best gedagt die saak in haar geheel te laaten, en dienvolgens aan den eenen soo wel als aan den anderen over te laaten om bij hun aankomst op Batavia sig deesen aangaande sodanig te gedraagen als te raade sullen worden, met serieuse recommandatie egter aan voorsz Simonis dat hij sig geduurende de reijse stil sal hebben te houden en nergens meede te bemoeijen, en soo ook aan geciteerden gesaghebber om denselven vaandrig niet alleen gelijk het behoord te handelen, maar denselven ook nopende het voorgevallene in geenen deele moeijelijk te vallen of daarover te quellen, ‘t geen sij beijden belooft hebbende ijder in het sijne punctueelijk te sullen observeeren, sal wijders van dit alles aan de Heeren van de Hoge Indiaasse Regeering kennisse gegeeven, en daarneevens in copia toegesonden worden de voorm. alhier overgeleeverde schriftuuren, ondertusschen dat ter sake van dit geval nog raadsaamst is geoordeelt den meermaals gen. Jacobus van der Stoel alhier tot geen schipper in steede van den overleedenen Cornelis van der Velden te advanceeren, maar aan hem alleen het commando over dat schip Adrichem als gesaghebber toe te vertrouwen; welken volgende dan ook omtrent de overige op dien bodem door dies scheepsraad gedane verbeeteringen niet nader sal kunnen gedisponeert worden.
Sijnde voorts uijt het dubbeld genomineert getal tot vervulling der open gevallene plaats door het vertrek van hier na Batavia van Mr. Carel Isaac Courtonne Brossard, tot weesmeester geeligeert den burger Jacob van Rheenen.
En nademaal nog dagelijks word ondervonden dat veele slaven, en soo ook andere persoonen, in ‘s Comps. hout-bosschen hier omtrent geleegen, komen om aldaar hout te kappen en sig bij die geleegentheijd niet ontsien het geboomte en ander houtgewasch te schenden en te ruineeren, heeft men om dit teegen te gaan en te weeren, moeten besluijten dat de hierteegens gestelde ordres bij billiet van den 4 September 1732 sullen gerenoveert53 en dat billiet weeder alomme aangeplakt worden.54
Op het gedane versoek55 door Gerritje Prinslo, wed. Guilliaume Visage, te weeten dat aan haar in eijgendom mogt worden gegeeven seeker stuk lands ter groote van 30 morgen digt bij haar leenplaats aan de Paardeberg geleegen, is in deesen opsigte best gedagt dat geen halve maar een heele plaats ter gewoone groote van sestig morgen, onder betaaling van de daartoe staande recognitiepenningen van 24 Rds. jaarlijx ten behoeve der E. Comp. aan de supplte. in eijgendom sal gegeeven en aan haar hiervan na gedane meeting een behoorlijken erfbrief verleent worden.
Laatstelijk is nog geleesen seeker versoekschrift56 door den E. equipagiemeester Jacobus Möller en den burgerraad Gijsbert la Febre in de volgende bewoordingen gepresenteert:
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. needrige dienaren Jacobus Möller en Gijsbert la Febre geeven met alle eerbied te kennen hoe sij door coop thans in eijgendom besitten ider een erf tusschen de blocken V en W in deese Tavelvalleij geleegen, bij welkers eerste uijtgaaf is gestipuleert dat ‘er van ijders erf een gang ter breete van vier voeten langs deselve tot gemeen gebruijk soude moeten gelaaten worden, dog dewijl het de supplten. beeter te staade soude komen dat ider van hun de gang soo ver sijn erf loopt tot sijn eijgen afsonderlijk gebruijk had, soo wenden de supplten. hun tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbre. met eerbiedig versoek dat die servitut weggenomen sijnde, sij wijders mogten worden gequalificeert om met voorsz gangen sodanig te handelen als hun sal goedduncken, het sij met die aan hunne erven te trecken, betimmeren, sluijten als andersints sonder verder verpligt te weesen deselve tot gemeen gebruijk open te houden of te laaten.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &.’
En is na dies resumptie goedgevonden aan de vertoonders te accordeeren en deselve te qualificeeren om met de gangen op haare respective erven leggende sodanig te mogen handelen als hun goeddunken sal, ‘t sij met die aan en in haare voorsz erven te trecken, betimmeren, sluijten als andersints, sonder verders verpligt te weesen deselve gangen tot gemeen gebruijk open te houden of te laaten.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 270-272.¶
Donderdag den {17430411} 11 April 1743, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden.
Ter occasie dat thans met het aanweesend schip Adrichem alhier is gearriveert den predicant Arnoldus Mauritius Meijerink,57 denwelken ten eijnde als bij resolutie van den 14 Februarij passo. staat vermeld, hier verblijven moet; is aan den land-drost Pieter Lourensz op heeden hierom in Raade verscheenen sijnde, opgedraagen om tusschen het Roode Sand en de Vier en Twintig Rivier bij de Kleijne Bergrivier na eene plaats om te sien, bequaam om aldaar een kerk neevens twee wooningen, de eene voor gesegden predicant en de andere voor een krankbesoeker te construeeren en wijders de nodige schickingen te maaken en ordres te stellen dat de voorsz gebouwen na het voorgestelde oogmerk hoe eerder hoe liever met behulp en adsistentie der daaromtrent woonende landbouwers worden opgemaakt en voltooijt; sullende de daartoe nodige materialen van hout en ijzerwerk als anders, in sulker voegen als sulx is geschied ten opsigte der andere hier staande kerken, ‘s Comps. weegen inkoopsprijs worden verstrekt.
Aldus geresolveert ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] CORNS. EELDERS.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 273-274.¶
Dingsdag den {17430423} 23 April 1743, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heere Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden, uijtgenoomen d’ E. Cornelis Eelders bij occupatie.
Weegens dat den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen nu begint aan te naaderen, is vastgesteld dat na het voorgaande gebruijk en soo als dit laatst is geschied, billietten sullen worden aangeplakt, onder anderen ook behelzende dat aan een igelijk die geneegen mogt zijn om een perceel der Caabse wijnen of wel alle deselve in het generael aan te neemen, vrij sal staan om bij den Edelen Heer Gouverneur het particulier schriftelijk te koomen opgeeven wat hij wel van sints soude weesen uijt te looven voor een enkeld perceel dan wel voor alle vier te saamen, gelijk zulx bij resolutien van den 17 Maij 1735 en 5 Junij 1736 omstandiger aangehaald gevonden word.
Sijnde wijders om soo veel mogelijk zij te kunnen beletten dat de wijnpagters in het vervolg geen bedurven of vervalschte wijnen soo als deselve volgens ingekoomene klagten bevoorens hebben gedaan, koomen te debiteeren, bij deese geleegenth[e]ijd nog gearresteerd dat in de aenstaende pagtconditien eene periode sal worden geinsereert, dicteerende: “Dat den Heer officier vermoogens sal weesen ten allen tijden ten overstaen van gecommitteerde leeden uijt den Raad van Justitie deeses Gouvernements te visiteeren de wijnkelders en pakhuijsen der gem. wijnpagters, en soo ook te ondersoeken hoedanig aldaer met de ingeslagene en gedebiteert wordende wijnen gehandelt en geleeft word”.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 276-281.¶
Dingsdag den {17430528} 28 Maij 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer secunde Rijk Tulbagh, mitsgrs. den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Nademaal door het onbesonne uijtroeijen van wortelhout in de duijnen, dat houtgewasch gantsch en al word vernielt, is om desselfs verdere ruine voor te koomen en ook aan hetselve tijd te geeven om weederom te kunnen aangroeijen, op de propositie van den Heer Gouverneur gearresteerd dat van nu af aan aan niemand meer sal werden gepermitteerd of geoorloft weesen om eenig hout aldaer, het zij tot particulier gebruijk dan wel om te verkoopen, uijt te roeijen en van daer af te haalen, met dien verstande nogtans dat de geene die hiertoe nog permissie hebben, vandaer sullen moogen laaten vervoeren en herwaarts opbrengen datgeene59 het welk op de aan deselve hiertoe verleende ordonnantien nu nog soude moogen mancqueeren, terwijl om aan den anderen kant deese ingeseetenen in geene verleegenth[e]ijd ten opsigte van brandhout te laaten, nog goedgevonden is dat aan deselve sal zijn en blijven gepermitteerd om hiertoe eene licentie brief geobtineerd hebbende, tusschen de brouwerij en ‘s Comps. schuur en soo berg op binnen de daer ter plaatse te stellene baakens met moderatie hun benodigde brandhout het zij met waagens of door slaven te laaten haalen, mits sorg dragende dat het jong kreupelhout niet afgekapt, geruineert of van daar weg gevoerd word, op paene dat de geene die hierop sullen worden agterhaald, soo wel als die dewelke sig zullen verstouten in ‘s Comps. daaromtrent geleegen bosschen hout te koomen kappen, na den inhoude der hierteegens geemaneerde placcaaten ten exempel van anderen rigoreuselijk sullen gestraft worden;60 zijnde wijders op het versoek door sommige landbouwers over de bergen woonende aan welopgemte. Sijn Edele gedaan, dat uijt aanmerkinge van de groote verleegenth[e]ijd waerin zij hun en andere sig deesen aangaande koomen te bevinden, het weederom mogt worden toegestaan hout in ‘s Comps. bosschen landwaerts in geleegen te cappen en vandaar af te haalen, nog verstaan dat het verbod gedaan bij placcaat van den 5 September 174161 dat door niemand aldaer eenig timmer of wagemaakershout soude moogen worden gekapt, ingetrocken zijnde, voorts aan deese inwoonderen weederom sal worden vergunt om als voor deesen en na voorgaande hiertoe bekoomene consent in voorm. bosschen over de bergen geleegen (die aan de Revier Sonder Eijnd uijtgesondert blijvende) eenig wagemaakers en timmerhout tot hun eijgen gebruijk te moogen kappen en vandaar te vervoeren, mits dat zulx egter met moderatie komt te geschieden en dat hiermeede niet als voormaals word geleeft, ‘t zij met het jong geboomte of alles dat voorkomt sonder onderscheijt om ver te hacken op de paenaliteijten daartoe staende.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 282-290.¶
Woensdag den {17430529} 29 Maij 1743, ‘s voormiddags.
Present den Edelen Heer Gouverneur Hendrik Swellengrebel en alle de leeden, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Weegens dat het retourschip der tweede besending Vreeland gisteren hier ter rheede ten ancker is gekoomen en dat de geeerde ordre onser Heeren en Meesteren, vervat bij missive van den 21 April des voorleeden jaars, jongst met het oorlogschip d’ Herstelder hier aangebragt, dicteeren dat haare scheepen in de quade mousson deese Tafelbaaij niet sullende moogen aandoen, deselve als se hieromtrent een haven willen kiesen in de Baaij Fals sullen moeten binnen loopen; waaromtrent egter door de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering aan de overheeden van geciteerde schip Vreeland geen ordre heeft kunnen worden gegeeven, dewijl Haer Wel Edele Groot Agtb. bij het vertrek van die kiel van Batavia hiervan nog niet hebben kunnen worden verwittigt, geliefden den Heer Gouverneur de leeden des Raeds in bedenkinge te geeven hoedanig men thans best met het voortsenden van voorsz bodem van hier na Neederland soude kunnen en dienen te handelen, namentlijk of men uijt aenmerkinge dat het winter saijsoen bereijts op handen is geschooten en dat gevolgelijk hier ter plaetse niet als onweer en stormen dagelijx staan te wagten, dat schip Vreeland alleen en ten eersten van deesen uijthoek soude behooren te depescheeren, dan wel hetselve hier aenhouden tot het arrivement van desselfs agterblijvende drie mackers; waerover met aandagt geraadpleegt en daerneevens in overweeginge genoomen weesende, dat gelijk het aen den eenen kant wel soude kunnen weesen dat soo niet alle ten minsten een of twee van die drie scheepen reets deesen uijthoek voorbij zullen weesen gezeijld, als zijnde Knappenhof , twaelf, Maria Adriana twee daagen en Rijnhuijsen te gelijk met dit hier aenweesende schip Vreeland uijt de Straat Zunda in zee geraakt, het aan de andere zijde ook ligtelijk gebeuren kan soo deselve nog agter zijn en voorneemens mogten weesen deese plaats aan te doen, het daarmeede uijt hoofde van de in dit getijd des jaers omtrent deese wal en vooral bij het rif van Anguilhas gemeenelijk waeijende stormen uijt de N.Wter. hand nog een geruijmen tijd sal koomen aan te loopen, boven en behalven dat men niet weeten kan of die kielen als dan in steede van deese Tafelbaaij niet wel de Baaij Fals of Saldanhabaaij sullen koomen te kiesen, soo se niet nog somtijds alle deselve koomen voorbij te loopen om het eijland St. Helena aen te doen, in welke gevallen meermaels geciteerde schip Vreeland na misschien een tijd lang na deselve vergeefs te hebben gewagt, nog alleen soude moeten vertrekken; is ter dier oorsaek en om hetselve schip in deesen dangereusen tijd niet nutteloos aen eenig gevaer hier op de rheede te exponeeren, voor den dienst der E. Comp. best gedagt dat men gesegde schip Vreeland sonder het na desselfs mackers eenigsints te doen wagten, alleen en ten eersten van hier sal afvaardigen en desselfs overheeden ordonneerenen passanthet eijland St. Helena aan te doen om bij ontmoetinge aldaer van haare eevengen. mackers sig met deselve te conjungeeren dan wel bij ontstentenis van dien een dag of agt daer ter plaatse na die kielen gewagt hebbende sonder dat deselve ondertusschen koomen op te daagen, als dan sonder langer vertoef alleen haare rheijse te vervorderen.
Vervolgens is ter ordre van den Heer Gouverneur in Raade verscheenen den schipper van meermaels geciteerde schip Vreeland , Arij Verdoes, denwelken op afvraage van welopgemelde Sijn Edele of hij mits hem hier van de wal alle moogelijke hulp toegebragt wordende, niet binnen een dag of drie op zijn alderlangsten volkoomen zeijlvaardig soude kunnen klaar geraaken, heeft betuijgt dat dit voor hem niet alleen ondoenelijk was, maer dat hij zig ook buijten staat bevond om nu te kunnen seggen teegens welken tijd hij met zijn schip wel van hier sal kunnen vertrecken, omdat alle desselfs dex en onderofficieren op een onderstuurman na, die nog eeven in staet is om zijnen dienst te kunnen waerneemen, soo wel als het grootste gedeelte van het nog binnen boord hebbende gemeene scheepsvolk door de langduurenth[e]ijd van de rheijse en de geduurende deselve uijtgestaaneswaare62 fatiques of gantsch afgemat of siekelijk te bedde zijn leggende, invoegen hij met sulke slegt gestelde manschap nu geen zee soude kunnen kiesen sonder het schip en de daerop vaarende zielen in het uijtterste gevaer van te sullen vergaan, te stellen; weshalven heeft men hieromtrent niets anders kunnen besluijten dan alleen dat die kiel soo dra doenelijk en de constitutie dier scheepelingen sulx maer eenigsints sal willen toelaaten, van hier sal voortgesonden worden, inmiddels dat alles wat tot dies spoedige herstellinge goed sal kunnen doen in het werk sal worden gesteld, en het schip wijders vanal63 het benodigde voor de rheijse mitsgads. ook van ander manschap tot remplaceering der overleedene en der geener die bij indispositie ter deeser plaatse sullen moeten verblijven, na behooren voorsien; waarbij men nog desselfs op de rheijse bedurvene hart brood alhier met andere teegens eene twee maandige consumptie gereekent, sal suppleëeren en aen hetselve nog boovensdien, in steede der in Zundaes engte verloorene, bijsetten een swaer ancker en een do. touw.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 291-292.¶
Donderdag den {17430606} 6 Junij 1743, voormiddags.
Alle present, behalven den E. coopman en winckelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Is den baas smith, Jacob Scheffer, thans hierom bij request versoek doende,64 uijt den dienst der E. Comp. ontslaagen en in vrijdom gesteld.
Soo als nog uijt aenmerkinge dat deselve het sacrament des H. doops hebben ontfangen en de Neederduijtse tael volkoomen magtig zijn, uijt slaverneij zijn geemancipeert en op vrije voeten gesteld twee slavinnen der E. Comp., beijde genaamt Christina van Magdalena Smith van de Caep,65 zijnde moeder en dogter, de eerste onder betaalinge daervoor aen d’ E. Comp. van een somma van een hondert Caebse guldens, ende zulx ter consideratie dat deselve nu al omtrent 20 jaaren den dienst van matres in ‘s Comps. slavelogie na behooren heeft waergenoomen; en dat in steede van de andere aen d’ E. Comp. in eijgendom word overgegeeven seeker mansslaef, gent. Appollos van Macassar, mits denselven bij de te doene visitatie van de vereijschte bequaemh[e]ijd gevonden word.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 293-296.¶
Dingsdag den {17430619} 19 Junij 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Den burgerraad Gijsbert la Febre in den voorleedenen weeke sijnde koomen te overleijden, is heeden in sijne plaatse tot ritmeester in desselfs gehad hebbende compagnie burgerruijterij aangesteld den luijtenant van deselve, den meede burgerraad Andries Grové, in welkers plaatse als luijtenant opgetreeden zijnde den cornet Thomas de With, is vervolgens tot cornet gevordert den sergeant Hendrik van der Heijden; terwijl de door dit sterfgeval open gevallene brandmeesters plaets weeder is vervult geworden met eeven gen. Hendrik van der Heijden, boven het welke om het overige van dit loopende jaar als soodanige in steede van gedagten Gijsbert la Febre uijt te dienen, tot burgerraad is aangesteld den oud do. Johannes Carolus de Wet, die nog geduurende gemelden tijd den E. equipagiemeester Jacobus Möller omtrent de constructievan67 de thans onderhanden zijnde moulje en het dirigeeren van alles wat daartoe behoort, sal moeten bijstaan en helpen, soo ende in diervoegen als zulx tot nu toe is gedaan geweest door meergem. Gijsbert la Febre.
Hierna wierd door den Heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh, met versoek dat daarop na behoren mogt worden gedisponeerd, in Raade geproduceert de onderstaande memorie:68
‘Memorie van de nabesz leijfeijgenen in de drie jongst gepasseerde maanden door de natuurlijke doot overleeden, ‘t vee in gem. tijd soo verrekt als door ‘t wild gedierte vernielt, als meede de foelij bij ‘t openen van een soekel in ‘t negotiepakhuijs te kort bevonden, gelijk te sien is bij de verclaaringen hier annex, namentlijk:’
‘Volgens geannexeerde reekg. van den opsiender van ‘s Comps. slaavenlogie en secretariale verclaaringen zijn in de maenden Maart, April en Maij deeses jaars van ‘s Comps. leijfeijgenen door de natuurlijke doot overleeden 8 kloeke jongens, 1 suijgend jongetje, 2 kloeke meijden, 2 suijgende meijden, 1 bandiete jongen.’
‘En volgens bijgevoegde reecqg. van den land-drost, gesterkt met secretariale verclaringen, sijn in bovengem. tijd soo verrekt als vernield 1 ezel, 1 paard, 126 runderbeesten, 20 bocken.’
‘In ‘t negotiepakhuis: Een soekel foelij, weegende bruto volgens het inleggend briefje 161 lb. dog volgens factuur 129 lb. bruto, bij herweeging hier bevonden’
‘125 lb. bruto’
‘19 lb. tarra’
‘106 lb. netto, zijnde wel voor een quart gedeelte stof, alsoo te kort’
‘48 ponden.’
‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 19 Junij 1743.69 ‘
‘(Was geteekent) R. Tulbagh.’
In welkers opsigte na gehoudene raadpleeginge, is verstaan dat de daarbij vermelde gestorvene ‘s Comps. slaven en bandieten, mitsgrs. verrekte beestiaal, soo wel als de te kort komende foelij, bij de negotieboeken deeses Gouvernements, gelijk het behoord, afgeschreeven zullen worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 298-301.¶
Dingsdag den {17430709} 9 Julij 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Is op de propositie van den Heer Gouverneur goedgevonden uijt deesen Raade te committeeren d’ E.Es. Nicolaas Heijning en Jacobus Moller, om met ende beneevens burgerraaden deeser plaatse niet alleen te hersien de taxatie die jongst is gedaan aangaande de slaven dewelke door de burgerij deeser plaatse moeten worden gegeeven om aan de thans onder handen zijnde mouille te arbeijden, en de misslaagen die men meend daarbij begaan te zijn met alle mogelijke accuratesse en sonder aansien van persoonen te redresseeren, mitsgrs.wijders70 in dien opsigte soodanige verdere schickingen te maaken als zullen worden bevonden te behooren; maer ook nog om te reguleeren en vast te stellen hoeveel geld dat door eenige van deese Caebse ingeseetenen, dewelke als buijten woonende geen van haare eijgen leijfeijgenen hiertoe kunnen missen, hoofd voor hoofd tot het huuren van slaven ten eijnde als eeven is gemeld, sal moeten opgebragt worden, boven het welke aan Haar E.Es. nog is opgedraagen om met gesegde burgerraden te overleggen in welken tijd des jaars men sonder interruptie aan voorsz mouille soo tot dies meeste voortgang als de minste ongeleegenth[e]ijd deeser ingeseetenen die haare slaven hiertoe sullen moeten geeven of verhuuren, best en gevoeggelijxte sal kunnen en dienen te arbeijden.
Laatstelijk is aan den Heer capitain Rudolf Sigfried Alleman op desselfs hierom gedaane versoek in eijgendom gegeeven een stukje land desselfs thuijn, Sonneblom gent., annex, groot …71
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 302-322.¶
Dingsdag den {17430723} 23 Julij 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Weegens dat ‘s Comps. scheepen volgens de deesen aangaende gestelde ordre bij onse Heeren en Meesteren voorthaan in de quaade mousson deese Tafelbaij niet meer sullende mogen aandoen, in de Baij Fals sullen moeten binnen loopen; is, om hieruijt in opsigte der dranken dewelke als dan aldaer sullen worden geconsumeert, soo veel profijt voor d’ E. Comp. te trecken als het maer moogelijk sal zijn en dus eenigsints te kunnen vergoeden dat geen het welk te dugten is dat door ‘t ontbeeren van ‘s Comps. scheepen geduurende vier maanden in het jaar hier ter rheede sal worden verlooren, in het aanstaande op de respective pagten der Caebse wijnen, mitsgrs. brandewijnen en vaderlandsche dranken staet te worden verlooren; op het voordraagen van den Heer Gouverneur gearresteerd dat den aenneemer van den tap en sleet van de Caabse en vaderlandsche dranken aan het Rondebosje sal worden gequalificeerd en bevoorregt omme met uijtsonderinge van alle andere alderleij soorten van dranken bij de kleijne maat in gesegde Baij Fals uijt te venten ende te debiteeren; van het welke aan alle ende een igelijk kennisse sal worden gegeeven bij de billietten dewelke verstaan is dat uijt aanmerkinge dat den tijd der verpagting van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten op handen begint te schietten, tot ververssing der memorie op nieuws alomme sullen moeten aengeplakt worden; waerneevens men nog andere billietten sal laaten affigeeren tot kennisgeeving dat ter sake van den gewoonelijk te doene opneem van ‘s Comps. effecten in de pakhuijsen berustende, na den 15 der aenstaende maand Augustus en totdat deselve maguasijnen behoorelijk sullen weesen opgenoomen, daaruijt niets meer sal worden verstrekt.
Hierna wierd door d’ E.Es. Nicolaas Heijning en Jacobus Möller noopende dat geen het welk door deselve met ende beneevens burgerraaden deeser plaatse is verrigt geworden in opvolginge van de resolutie commissariaal van den 9 deeser loopende maand Julij, het onderstaende rapport ingeleevert:72
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &a., beneevens den E. Agtb. Raed van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Omme te voldoen aan het raedsbesluijt van den 9 deeser lopende maand Julij, waarbij aen ons onderget. onder anderen is opgedragen om de taxatie die jongst is gedaan in opsigte der slaven dewelke door de burgereije deeser plaatse moetten worden gegeeven om aen de thans onder handen zijnde mouille te arbeijden, niet alleen te hersien en de misslaagen die men meend daerbij begaan te zijn te redresseeren, maar ook nogom73 te reguleeren en vast te stellen hoeveel geld dat door eenige van deese Caebse ingeseetenen dewelke, als buijten woonende, geen van haare eijgen leijfeijgenen hiertoe kunnen missen, hoofd voor hoofd tot het huuren van slaven, ten eijnde als eeven is gemeld sal moeten opgebragt worden, hebben wij den staet en geleegenth[e]ijd van gedagte burgerij soo veel mogelijk is geweest, nagegaan hebbende, omtrent gesegde bereijts gedaane taxatie onder de nadere approbatie Uwer Wel Edele Gestr. en E. Agtb. soodanige veranderingen en verbeeteringen gemaakt als uijt de daarvan nieuw geformeerde lijst, deesen onder no. 1 bijgevoegd,74 sal kunnen worden gesien, en onder anderen dat de geene die getaxeerd waaren tot het geeven van een quart van een jonge, tot voorkoominge van alle verwarringen, in steede van dien soo wel als sommige hiertoe in staat zijnde vrijswarten, op geld zijn gesteld, en aengaende de bovengem. buijten woonende burgeren, zijn deselve door ons in sulker voegen gequotiseert als de diesweegens gemaakte notitie dewelke bezijden deesen sub no. 2 is gelegt,75 dit komt aen te wijsen, bestaende de slaven die dus sullen moeten worden gegeeven in 157 stux, en de penningen die staen opgebragt te worden in een somma van Rijxds. 782. Voor ‘t overige zijn wij onderget., onder beeter oordeel, van gevoelen dat den besten en bequaamsten tijd om alle de voorm. leijfeijgenen soo die dewelke gegeeven als verhuurt sullen worden aan meergem. mouille te laaten werken, soude zijn in de maanden September, October, November en December, eensdeels omdat deese ingeseetenen deselve als dan met mindere ongeleegenth[e]ijd sullen kunnen missen als in de volgende maenden Januarij, Februarij, Maert en April, wanneer zij haare leijfeijgenen soo tot den ougst als weegens het leggen der retourscheepen ter deeser rheede ten hoogsten koomen te benoodigen, en ten anderen ter saake dat dus sonder interruptie gearbeijd wordende, het werk best en met meer voortgang sal kunnen worden voortgeset, boven en behalven dat hetselve ook tijd hebbende om sig te setten, gevolgelijk des te vaster en bestaenbaerder weesen sal teegens de groote slaagen van waater in den winter.’
‘En hiermeede gedenkende aan ‘t goed oogmerk Uwer Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te hebben voldaen, hebben wij d’ eer deesen te laaten dienen voor rapport.’
‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 13 Julij 1743. (Was geteekent) Ns. Heijning, Js. Möller, Johs. Cars. de Wet, As. Grové, Jacob de Hennion, (Lager) Mij present, (en geteekent) Js. de Grandpreez, rt. en secrets.’
Welk schriftuur met aandagt geleesen en overwoogen weesende, sijn hierop de bij Haar E.Es. op nieuws gedaane taxatien, soo in opsigte der slaven dewelke door deese Caebse burgerij sullen moeten worden gegeeven om aan de thans onderhanden zijnde moulje te arbeijden, als aangaande het geld dat door eenige van deese burgeren die, als sig met den landbouw erneerende, geen van haare eijgen leijfeijgenen hiertoe kunnen missen, hoofd voor hoofd tot het huuren van slaven ten eijnde als eeven is gemeld, sal moeten opgebragt worden, goedgekeurt; soo als wijders nog vastgesteld is dat het werk aen de voorsz mouille navolgens het geproponeerde en in de maenden bij gemte. rapport geciteerd, sal voortgeset worden; des zijn de meermaelsgen. gecommitteerdens voor haare in deesen genoomene moeijte bedankt.
Middelerwijl dat bij resumptie van seeker versoekschrift door eenen Jan Coenraad Cramer in de volgende bewoordingen gepresenteert:76
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den resorte van dien &a., beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Met verschuldigt respect vertoont Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer neederigen dienaar Jan Coenraad Cramer van Breemen, hoe den supplt. bij zijn vertrek uijt het vaderland aan desselfs moeder, Anna Dorothea Cramer, heeft vermaakt drie maenden gagie jaarlijx, dan ten aansien gem. zijne moeder al over lange is koomen te overleijden, soo neemt den supplt. de vrijh[e]ijd sig in alle eerbied te wenden tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met demoedig versoek dat deselve van die goedh[e]ijd gelieven te zijn voorsz maendcedul te laaten rooijeeren, of bij aldien zulx alhier niet kan geschieden, dat als dan door Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. daarover favorabel aen Haer Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam mag werden geschreeven.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Is beslooten dat het daarbij ter needer gestelde in opsigte van de rooijeeringe van eene maandcedul door hem bij zijn vertrek uijt Europa gepasseert, bij eerste geleegenth[e]ijd eerbiedig sal worden voorgedraagen aen Haer Wel Edele Groot Agtb. de Heeren Bewindhebberen ter Camer Amsterdam.
Ook heeft men op het schriftelijk gedaan versoek bij Francina Bevernagie, wed. wijlen Jacob Mouton, best gedagt dat de doorhaar77 aan d’ E. Comp. in eijgendom gepresenteerd wordende slaaf, gen. Hans van Bengalen, in diervoegen sal worden aangenomen, om neevens ‘s Comps. verdere leijfeijgenen dog buijten de ketting aan de gemeene werken te arbeijden, luijdende dat schriftuur als volgt:78
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Vertoont met schuldige eerbied Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. needrige dienaresse, Francina Bevernagie, wed. van wijlen Jacob Mouton, hoe seekere slaaf van haer met name Hans van Bengalen, dewelke bij gebrek van genoegsaame bewijsen over de aan hem te last gelegde misdaaden niet hebbende kunnen gestraft werden, door de supplte. seedert in de tronk alhier gelaaten is, uijt bedugting dat denselven wanneer zij hem weeder na haer quam te neemen, of hier in ‘t land te verkoopen, iets quaeds teegens haer of haer huijsgezin soude onderneemen, en dewijl de supplte. sig egter seer gaarne van dien slaef ontlast sag, soo wend sij haer in alle eerbied tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. met versoek dat deselve de gem. leijfeijgen Hans van Bengalen voor d’ E. Comp. in eijgendom gelieven aen te neemen en denselven den tijd zijnes leevens tot voorkooming van alle onheijlen in de ketting aen ‘s Comps. gemeene werken te laten arbeijden.’
‘(Onderstond) ‘t Welk doende &a.’
Laatstelijk heeft den Heer Gouverneur de soldaaten Johan Gerard Brauns, Johannes Dietzel, Josephus Baumgarten en Jacob Granaat, aan ‘t meijnwerk aan de Simonsbergen bescheijden, dewelke over eenige daagen geleeden van daer herwaarts zijn opgekoomen om te klaagen weegens dat den bergwerker Frans Diederik Moller haerl. sonder reedenen soo met slagen als scheldwoorden niet alleen mishandelt, maer hun nog bovensdien dwingt om in plaetse van geld, gelijk zulx bij contract bedongen is, mondkost ende zulx nog tot een hoogen prijs, te weeten de schaapen in betaalinge van haare verdiende gagien aen te neemen, op heeden diesaangaende in vergaderinge teegens voorm. Frans Diederik Möller en den oud ondercoopman Olof de Weth, als hierinne geme[s]leert, en beijde hierom expres opontboden sijnde, gehoort; en nadat de aanklagers en soo ook de verweerders over ende weeder gehoort waaren geworden en haare belangen die saak aangaende hadden ingebragt, wierd door welopgem. Sijn Edele gesegt dat hij deselve nader soude doen ondersoeken en vervolgens aen geciteerde bergwerker Moller afgevraagd hoedanig het thans met het werk aan bovengementioneerde mijn geleegen was, en of hij niet bereijts een goede quantiteijt ertz hadde opgedaan; waerop door denselven geandwoord weesende dat tot dato deeses nog maar omtrent eene hoed vol daarvan hadde kunnen magtig werden, en voorts op de weederom vrage van den Heer Gouverneur of hij dan niet soude kunnen maaken dat men in het korte een hondert lb. of twee van dien ertz quam te erlangen, dat hij in geenen deele zulx seggen konde, nademaal hetselve alleen van het bloot geval afhing; geliefden welopgem. Zijn Edele hierop d’ E.Es. Rudolf Sigfried Alleman en Jacobus Möller te committeeren om bij bequaame geleegenth[e]ijd ‘t werk aen de meermaels gen. mijn te gaen opneemen, en voorts in haare presentie soo veel van de aldaer vallende ertz te doen uijtgraven als maer eenigsints doenelijk sal zijn, om daaruijt tot narigt een nader preuve te kunnen neemen, terwijl gem. Heer Gouverneur eijndelijk aan gesegde gecommitteerdens nog heeft opgedraagen om sig noopende de saak van voorwaarts gen. vier soldaaten, ginder soo veel mogelijk zij nader te informeeren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 323-329.¶
Vrijdag den {17430802} 2 Augustus 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen d’ Heer capitain Rudolf Sigfried Alleman bij occupatie, mitsgrs. den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Wanneer door den Heer Gouverneur gisteren wierd voorgedragen op welke wijse soude dienen gehandelt te worden met de overheeden van het op dien dag ter deeser Caabse rheede gearriveerde uijtkoomend schip de Batavier , ter sake dat deselve hier meede hebben aangegaan teegens de hoog geagte ordre onser Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren, dewelke dicteeren dat haare scheepen van medio Maij tot medio Augustus deese Tafelbaaij niet sullen moogen aandoen, maar aen deese Africaanse wal een haven willende kiesen, in de Baij Fals moeten binnen loopen; en voorts of het niet best soude zijn dat dit schip de Batavier ten aldereersten om sig te ververschen na de Baij Fals wierd gesonden; best gedagt zijnde dat alvoorens hierop eenig besluijt soude worden genoomen, voorsz overheeden weegens dit hun gedoente souden worden gehoord; is dienvolgens den schipper van dien bodem, Marten den Breems, op heeden in vergaderinge verscheenen, denwelken op de aen hem deesen aengaende gedaane vrage tot zijne en desselfs stuurlieden decharge heeft ingebragt dat zijl. wel hun best hebben gedaan om voorsz Baaij Fals te besteevenen, dog dat zij sulx door contrarie winden en hooggaende Z.Wlijke. deijning niet kunnende doen en dagelijx te rug geset wordende, zijl. ter dier oorsaake, als meede dat niet langer in zee dorsten blijven, weegens dat gebrek aan brood en water begonden te krijgen en dat ook eenige schade aan haare boegspried gekreegen hadden, voor den dienst der E. Comp. en behoudenisse van schip en menschen, van welke laatste al eenige scheurbuijkig begonnen te worden, nodig hadden geoordeelt in deese Tafelbaaij binnen te loopen, gelijk het een en ander nader quam te blijken bij de diesweegens door haer genoomene resolutien onder den 28 en 30 der eeven afgeweekene maend Julij, dewelke door hem schipper thans in Raade wierden geproduceert; en is hierop, bij overweeging dat om die saek gelijk het behoord verders te ondersoeken, dit schip de Batavier ter deeser rheede eenigen tijd soude moeten worden opgehouden, en dat daarenteegens de belangen der E. Comp. koomen te vereijschen dat haare scheepen in het voortsetten haarer rheijsen niet worden verhindert, maer ter contrarie soodra mogelijk gedepescheert, hierom en ook om dien bodem in deese nog niet voor bij weesende quaade mousson, sonder noodsakelijkh[e]ijd aen eenig gevaer ter deeser rheede bloot te stellen, voor ‘s Comps. intrest raadsaamst geoordeelt dat in de discutie deeser saek hier ter plaetse niet nader sal getreeden, maer deselve soo laatende, de decisie daerover in alle eerbied gelaten worden aen het geeerd goedvinden van Haer Wel Edele Groot Agtb. de Heeren van de Hooge Indiase Regeeringe, en dat men wijders soo dikwilsgen. schip de Batavier , dewijl hetselve dog hier is, en sig ook seer welgesteld komt te bevinden, ten alderspoedigsten en binnen korte daagen van deese plaats direct na Batavia sal laaten vertrecken; terwijl wijders nog goedgevonden is dat aan die kiel tot supplement van soo veel hard brood als door dies overheeden bij gebrek van plaats om hetselve te kunnen bergen, in Texel van boord heeft moeten worden afgescheept, alhier soo veel rijst sal worden bijgeset als tot eene twee maendige consumptie vereijscht word.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 330-336.¶
Woensdag den {17430807} 7 Augustus 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Op gisteren en daags voor eergisteren ende overzulx binnen den daertoe verboodene, dog bijna geexpireert zijnde tijd door onse Heeren en Meesteren ter deeser Caabse rheede weederom sijnde koomen aan te landen de uijtkoomende scheepen Arnesteijn , Wel te Vreeden , Hartenlust en het Huijs ten Duijne , ‘t laatste goederen voor dit Gouvernement inhebbende, is verstaan dat sonder sig ter deeser plaatse hierover verders in te laaten, deselve om sodanige reedenen als die ter needer gesteld worden gevonden bij resolutie van den 2 deeser lopende maand Augustus in opsigte van het hier bevoorens gearriveerde schip de Batavier , ten spoedigsten doenelijk van deese plaets na Batavia sullen voortgesonden worden.
En nademaal de soo in deese Tafelbaaij als in de Baij Fals ten ancker leggende retourscheepen der tweede besending, Maria Adriana en Rijnhuijsen , door de lange rheijse die zij hebben gehad bijna ten eijnde van hare victualien sijn geraekt, heeft men hierom moeten besluijten dat deese twee kielen aan dit Gouvernement op nieuws voor den tijd van vier maanden sullen worden geproviandeert, des sal aan Rijnhuijsen tot uijtwinninge van den tijd dewelke andersints met het vervoeren van deselve van hier na gedagte Baaij Fals soude moeten heenloopen, behalven de moeijte die ër aen vast is, in steede van de benoodigde aracq, van de in den ginder aanweesende hoeker Ter mijen leggende voorraed van dien, Caebse wijn na rato gegeeven, en voorts om de eeven geallegueerde reedenen aan de overheeden van het in gedagte Baaij Fals meede vertoevende uijtkoomend schip het Casteel van Woerden geordonneerd worden dat zijl. van haare victualien of inhebbende laading voor Ceijlon 5 vaten met spek en 4 do. met soutvlees aan geciteerde schip Rijnhuijsen sullen hebben bij te setten, dewelke dan met de naest voorkomende scheepsgeleegenth[e]ijd sullen worden geremplaceert en van onsen voorraed na gedagte eijland Ceijlon van hier gesonden.
Inmiddels dat met geciteerde schip het Casteel van Woerden navolgens de geeerde ordre van Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff van de Regeering van dat eijland, om stropkoussen daervan te maaken voor de soldaten van dit guarnisoen, sullen worden geeijscht twee packen met atours eversdoek.
Sijnde wijders op het deesen aengaende gedaane schriftelijk vertoog en daerbij voortgebragt wordende reedenen door landdrost en heemraaden van Stellenbosch en Drakensteijn de gestelde praemie op het vangen der fugative slaven landwaerts in, verhoogt en vastgesteld als volgt: voor een slaef die Oost en noordwaerts op over de Klip en Oliphants Revieren , en soo verders word gevangen Rds. 10; voor een slaaf geattrappeert wordende aan deese kant van de Breede Revier en soo ook van gedagte Oliphants Revier agter de Picquetbergen Rds. 6; voor een slaaf dewelke aen deese zijde van de Hottentots Hollands Cloof en soo meede van de Picquetbergen gevangen worden, als van ouds, te weeten Rds. 3; van het welke aen alle ende een igelijk tot narigt bij affixie van billietten kennisse sal gegeeven worden.79
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 337-352.¶
Dingsdag den {17430813} 13 Augustus 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Door de gecommitteert geweest zijnde zeeluijden, om te ondersoeken welke gebreeken zig aan de scheg van het ter deeser rheede leggende uijtkoomende schip Arnesteijn quamen te bevinden, weegens haaregedaane80 verrigtinge in deesen het onderstaende rapport verleend geworden zijnde:81
‘Den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur deeser plaetse &a., ons onderget. expres hebbende gelieven te committeeren omme naauwkeurig te visiteeren welke gebreeken sig aan het ter rheede leggende schip Arnesteijn komen te bevinden, soo verclaaren wij na exact gedaane visitatie bevonden te hebben dat de boven eijnd van de scheg boven de woelings en waterstag van de boegspried weggeslaagen is; dog wij oordeelen egter dat deese gebreeken dit schip in ‘t minste niet beletten om sonder reparatie de rheijse van hier gerustelijk na Batavia te kunnen voortsetten, als daeraen maer nog een waterstag boven de zijne word aengebragt, ende zulx te meer omdat boven en behalven met de reparatie een geruijmen tijd soude werden verspild, daartoe ook thans geen bequaem houtwerk bij dit Gouvernement aan handen is.’
‘En hiermeede gedenkende aen de geeerde intentie van Uwe Wel Edele Gestr. pligtschuldig te hebben voldaen, laaten wij deese dienen voor eerbiedig rapport.’
‘(Onderstondt) Cabo de Goede Hoop, den 10 Augustus 1743. (Lager) Als gecommitteerdens, (was geteekent) G. Bonekamp, Pietter Schildman, X (daer neevens stond) dit is ‘t merk van Arij van Putten, Jan Hendrik Groobe. (Ter zijde stond) Ten mijnen overstaan, (geteekent) Js. Möller, B. van Dockum. (In margine) Waermeede mij coviermeeren,82 (en geteekent) Bs. Verdoes, Jochem Kolhoff, Sijbrand Roelof.’
Is na daerover gehoudene raedpleeginge best gedagt dat men dien bodem in sulkervoegen als bij gesegde rapport word voorgesteld, versorgt zijnde, sonder aan denselven een nieuwe scheg te brengen, van deese plaats na Batavia sal laaten vertrecken.
En alsoo de ondervinding dagelijx leert dat wanneer de scheepsboots en schuijten bij opkoomend swaer weer bij en aan het zeehoofd alhier en soo ook af en aen het strand blijven leggen, deselve als dan doorgaens vandaer weg en teegens de wal stuckent geslagen worden; is om in deesen soo veel mogelijk sij te kunnen voorsien, op de propositie van den Heer Gouverneur gearresteerd dat bij interpretatie van het 5 articul der ordres door Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heer Gouverneur Generael Gustaaf Willem van Imhoff, ter observantie voor de in deese Tafelbaij aankoomende ‘s Comps. scheepen alhier nagelaaten, de stuurlieden op de boots en barcassen vaarende, op het ernstigst sullen worden gelast dat als het weer uijt zee komt op te steeken, zul, in sulken gevalle bij tijds met de voorsz aen haer toevertrouwde vaartuijgen het zeehoofd en deese stranden verlatende voor dreg sullen moeten gaan leggen ter plaatse alwaer ‘s lands boods bij swaer weer gewoonelijk haer verblijf houden; op paene dat anders doende en aen haare boots of barcassen eenig rampen of schaaden overkoomende, het zij bij stranding als andersints, deselve daervoor sullen moeten instaan en die vergoeden; soo als wijders de schippers der hier aankoomende scheepen ook op soodanige paenaliteijt sullen moeten maaken en sorg draagen dat haere schuijten als de wind fel uijt zee begint door te koomen, bij aldien deselve niet na boord kunnen te rugge keeren, vroegtijdig op deese stranden opgehaald worden.
Ook is op het te kennen geeven van den Heer Gouverneur dat het grootste gedeelte der overheeden van de hier aanlandende scheepen der E. Comp. sig onder deese en geene pretexten onwillig toonen om hier aen de wal te senden haare op de rheijse leedig gewordene vaaten, schoon zulx wel expresselijk word geordonneerd bij resolutie van de Hoog Edele Heeren Seeventhienen van den 25 October 1686, ja selfs dat zulx tot de spek en vleeschvaten incluijs sal moeten geschieden, aan den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn gedemandeert gelaaten om alle sodanige vaaten, dewelke ‘t zij in banden of opgeslaagen, voortaen particulierlijk hier aan land sullen worden aangebragt, ten profijte der E. Comp. aan te houden.
Terwijl wijders nog beslooten is dat seekeren slaaf der E. Comp., Thomas van de Caab genaemt, denwelken in ‘t jaer 1741 van hier weggelopen sijnde, sig jeegenswoordig als mattroos onder de naam van Thomas Jansz van de Caap komt te bevinden op het aenweesend schip Hartenlust , van die kiel geligt, bij d’ E. Comp. wederom geeijgent en voorts ter e[r]langinge van straffe hierover bij den Raad van Justitie83 deeses Gouvernements sal worden gesteld in handen van gesegden heer fiscael.84
En is laatstelijk op het voordragen van burgerraden deeser plaatse tot burgerboode aangesteld den burger Thomas Dreijer.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 353-360.¶
Dingsdag den {17430827} 27 Augustus 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Bij resumptie van seekere memorie door den heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh in de volgende bewoordingen overgegeeven:85
‘Memorie van sodanige goederen als er geduurende dit boekjaer in de respective pakhuijsen onder dit Gouvernement sorteerende onbequaem en onbruijkbaer zijn geworden, ‘t welk blijkt volgens verklaringe van gecommitteerdens hier annex, namentlijk: in ‘t negotiepakhuijs 2 ps. smalle souratse chitsen, 3 ps. gingam drongam, 2 ps. cheronse chitsen, 1/2 ps. br. blaauw cust guinees door rotten met verscheijde gaten beschadigt; in ‘t dispens 10 ps. halve leggers onbequaam; in de wijnkelder 1 vat Delfs bier suur; in ‘t houtmaguasijn 20 ps. gr. latten van 1 en 1 1/2 dm., 1 ps. gr. spar van 30 a 36 vt. door de wormen ten eenemael doorgeeten; in ‘t hospitael 4 ps. schaaren, 9 ps. seeven, 1 ps. klisteerspuijt, 1 ps. wondspuijt, 1 ps. tinne tregter, 4 ps. tinne steekbeckens, 5 ps. tinne waterflessen, 1 ps. tinne helm, 1 coopere staertpan, 1 coopere kl[e]ijne vijssel onbequaem.’
‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 27 Augustus 1743. (Was geteekent) R. Tulbagh.’
Is verstaan dat de daerbij vermelde bedurvene en onbruijkbaare goederen tot suijvering der pakhuijsen en maguasijnen sullen worden verkogt.
Sijnde wijders bij deese geleegenth[e]ijd op het voordragen van geciteerden Heer hoofdadministrateur nog goedgevonden dat ten eijnde als eevengemt. een preuve sal worden genoomen of men bij publicque vendutie niet aen de man soude kunnen helpen, al was het nog voor soo w[e]ijnig geld, soodanige parthij van coraalen als bij het opbreeken van het comptoir Rio de la Goa vandaer herwaarts te rugge gekoomen zijnde,’t seedert in ‘s Comps. pakhuijs alhier berustende zijn gebleeven, sonder dat men dezelve ondertusschen vermits dies slegte gesteldh[e]ijd ergens toe heeft kunnen emploijeeren.
Dat men ook invoegen als even is gemeld sal laaten vercopen seeker partijtje gemaakt goudwerk weegende 3/4 oncen schaers, dewelke van overlang onder de naam van stofgoud sig in ‘s Comps. groote geldcassa komt te bevinden, sonder dat men egter weet hoe hetselve daarinne is gekomen.
En eijndelijk dat seekere nu nog in gesegde groote geldcassa berustende Zingaleese houwer vandaer na de wapenkamer, als de regte plaatse van dies bewaaringe sijnde, sal getransporteert worden.
Den Heer Gouverneur na vooraf te kennen te hebben gegeeven dat de soldaaten hier guarnisoen houdende thans seer ongebonden leeven sonder het minste om de krijgstugt of de door hem gegeeven wordende ordre te geeven, waarover deselve volgende de gewonelijke formalia van justitieniet86 selden, ‘t zij bij gebrek van genoegsame bewijsen of door andere toevallen niet wel in regten kunnen betrocken of ten minste na merite gestraft worden, boven en behalven dat de proceduuren dikwils langwijlig, verdrietig en kostbaer koomen te vallen; geliefde Zijn Edele vervolgens de leeden des Raads voor te stellen of hij tot voorkoominge van alle die inconvenienten, en ook ten eijnde dit guarnisoen dus des te beeter in tugt en band mogt worden gehouden, niet bevoegd soude weesen om op het voorbeeld van dat geen het welk in diergelijke geleegentheeden geobserveerd word bij de guarnisoenen van onsen staat in Europa , alleen en sonder tusschen bijkooming van het geregte alhier de soldaten ter deeser plaetse bescheijden, dewelke in ‘t vervolg haaren dienst en pligt sullen koomen te versuijmen of de ordres van Zijn Edele niet na behooren te pareeren, met de gewoonelijke militaire staffe van door de spitsguarde te lopen enz. te doen punieeren en corrigeeren; waerover met aendagt geraedpleegt zijnde, is eenparig g’oordeelt van ja.
Sijnde voorts aen den Heer independent fiscaal Pieter Reede van Oudshoorn, thans hierom versoek doende, in eijgendom gegeeven seeker stukje thuinland in deese Tafelvalleij geleegen, groot in zijnen grond …87
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 361-363.¶
Saturdag den {17430831} 31 Augustus 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen d’ E.Es. Cornelis Eelders en Jacobus Moller, den eersten bij indispositie en den anderen bij occupatie.
Naar behoorelijk klocke geklep en uijtroepinge van den boode, getreeden zijnde tot het publicquelijk verpagten van ‘s lands gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements, agtervolgens het op den 23 April jongstl. genoomen raedsbesluijt en de daerop ter dier tijd allomme geaffigeerde billietten, dewelke ter herrinneringe op den 23 Julij daeraen nogmaels zijn aengeplakt, soo zijn de onderstaende perceelen door de volgende perzoonen ingemeijnd geworden ten soodanigen prijs als daerbij staet vermeld, namentlijk:
't Moutbier | ||
De wed. Hans Jurgen Honk | ƒ900 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Jan Jurgen Schreuder voor | ƒ2550 | |
2 do. Michiel Pentz voor | ƒ2725 | |
3 do. Abraham Lever voor | ƒ2800 | |
4 do. Jan Holst voor | ƒ2100 | ƒ10175 |
Vaderlandsche bieren en wijnen | ||
Jan Holst | ƒ2350 | |
Caebse coele wijnen | ||
Eerste quart, Jan van der Swijn | ƒ4525 | |
2 do. Jan van der Swijn | ƒ4000 | |
3 do. Abraham Lever | ƒ4000 | |
4 do. Jan Holst | ƒ3300 | |
ƒ15825 | ||
Welke laetstgen. vier perceelen van de pagt der Caebse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien in een generaale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen weesende, zijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Abraham Lever, invoegen hij generaale pagter is gebleeven der voorseijde Caebse coele wijnen voor | ƒ20100 | |
Caebse coele wijnen aen 't Rondebosje en Baaij Fals | ||
Jan de Waal | ƒ900 | |
De coele en brandewijnen aen Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Mathiam le Roux | ƒ175 | |
Soo dat de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ34600 |
't Moutbier | ||
De wed. Hans Jurgen Honk | ƒ900 | |
Brandewijnen enz. | ||
Eerste quart, Jan Jurgen Schreuder voor | ƒ2550 | |
2 do. Michiel Pentz voor | ƒ2725 | |
3 do. Abraham Lever voor | ƒ2800 | |
4 do. Jan Holst voor | ƒ2100 | ƒ10175 |
Vaderlandsche bieren en wijnen | ||
Jan Holst | ƒ2350 | |
Caebse coele wijnen | ||
Eerste quart, Jan van der Swijn | ƒ4525 | |
2 do. Jan van der Swijn | ƒ4000 | |
3 do. Abraham Lever | ƒ4000 | |
4 do. Jan Holst | ƒ3300 | |
ƒ15825 | ||
Welke laetstgen. vier perceelen van de pagt der Caebse coele wijnen vervolgens na den inhoude der pagtconditien in een generaale massa weeder opgeveijlt en afgeslaagen weesende, zijn deselve ingemeijnd geworden bij den burger Abraham Lever, invoegen hij generaale pagter is gebleeven der voorseijde Caebse coele wijnen voor | ƒ20100 | |
Caebse coele wijnen aen 't Rondebosje en Baaij Fals | ||
Jan de Waal | ƒ900 | |
De coele en brandewijnen aen Stellenbosch en Drakensteijn | ||
Mathiam le Roux | ƒ175 | |
Soo dat de geheele pagtpenningen bedragen | ƒ34600 |
Aldus gedaan en uijtgevoerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 121, pp. 364-368.¶
Dingsdag den {17430903} 3 September 1743, ‘s voormiddags
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Heeft den soldijboekhouder David D’Aillij op heeden in Raade vertoond de geslootene boedelreekg. van soodanige nalaatenschappen als in het gepasseerde boekjaer van verscheijde afgestorvene ‘s Comps. dienaaren onder desselfs administratie gekoomen zijn, met eerbiedig versoek dat deselve mogten worden goedgekeurd, en zijn die boedelreekgen. hierop, nadat deselve soo wel als het daerneevens overgeleeverde rapport van den negotie overdrager en secretaris der weescamer, dewelke tot exacte ondersoeking van dien sijn gecommitteert geweest, nader geexamineerd waaren geworden, gea[g]greeert.
Vermits den bequaemsten tijd des jaers om zulx te kunnen doen thans op handen begint te schieten, heeft men hierom goed gedagt landdrost en heemraden der buijten districten te committeeren om ter obedientie der hier nagelaatene ordres bij Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff onder anderen op het naauwkeurigste te ondersoeken hoedanig het met de soogenaamde Bergrivier is gesteld, en vooral of het alschoon deselve met geene vaartuijgen van naam konde worden bevaert, het egter niet mogelijk soude zijn dat langs deselve eenige goederen met vlotten wierden afgebragt.
En gelijk aan het nog in de Baij Fals vertoevende retourschip Reijnhuijsen uijt den voorraad van dit Casteel tot supplement van eene diergelijke quantiteijt dewelke slegt gesteld is bevonden, hebben moeten worden verstrekt sevenhondert ponden buskruijt, is verstaan dat het voorsz van gedagte schip Rijnhuijsen ontfangene buskruijt, als om te kunnen worden vermaeld nog bequaem zijnde, navolgens de ordre met de eerste geleegenth[e]ijd van hier na Batavia sal versonden worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 369-378.¶
Dingsdag den {17430917} 17 September 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen d’ E.E. Christoffel Brand en Cornelis Eelders, den eersten bij occupatie en den anderen vermits indispositie.
Geleesen en overwoogen zijnde seeker versoekschrift door den boekhouder en secretaris van justitie, Daniel Godfried Carnspek, in de volgende bewoordinge gepresenteert:88
Aan den Wel Edelen Gestr. Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en de res[s]orten van dien &a. &a., beneevens den E. Agtb. Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren,’
‘Den ondergeteekende Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. seer needrigen en onderdanigen dienaar Daniel Godfried Carnspek van Grijpswalde, geeft met het uijtterste respect en eerbied te kennen hoe hij supplt. in den jaare 1721 met het schip Heesburg voor soldaat a ƒ9 per maand alhier aangeland zijnde, seedert door de gunst van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. successivelijk is gevordert geworden soo tot adsistent ter politicque secretarije, secretaris van Stellenbosch en Drakensteijn en nu laa[t]stelijk op den 4 April 1739 tot secretaris van den E. Agtb. Justitieelen Raade deeses Casteels, welke laatstgem. bedieninge den ondergeteekde., soo wel als bevoorens ijder tijd gepoogt heeft, na desselfs uijtterste vermoogen heeft waergenoomen, waardoor dan ook tot verseekering van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtbrs. dierbare gunst soo geluckig geweest is op desselfs gepresenteerd request van Haer Wel Edele Hoog Agtbre. tot obtineering van het ondercoopmans emploij tot twee differente r[e]ijsen een goedgunstig voorschrijvens van Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te verwerven; ende gemerkt den supplt. hoe gaarne ook gewenscht hadde in den dienst der E. Comp. nog langer te continueeren, seedert tot zijn leetweesen door een swaare aanhoudende borstquaal sig thans soo verre gebragt siet, dat hemselven buijten staat bevind om dien dienst langer naar behooren waer te neemen, hij ook onder Godes zeegen vertrouwt met desselfs vrouw en kinderen alhier op een ordentelijke wijse te sullen kunnen subsisteeren; soo neemt den supplt. de vrijh[e]ijd sig tot Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. te keeren, seer needrig versoekende dat het Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. behagen mogte den supplt. uijt den dienst der E. Comp. te ontslaan en met het burgerregt deeser plaetse (behoudende den rang van oud secretaris van justitie) goedgunstelijk te favoriseeren; inmiddels dat den ondergeteek. sig d’ eere aanmatigt met het uijtterste respect te noemen’
‘(Onderstond) Wel Edele Gestr. Heer en E. Agtb. Heeren, Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. seer onderdanigen en gehoorsamen dienaar. (Was geteekent) D. G. Carnspek. (In margine) Overgegeeven in Raade van Politie, den 17 September 1743.’
Is desselfs versoek om in vrijdom te moogen worden gesteld behoudende den rang als oud secretaris van justitie geaccordeert, en vervolgens op het voordragen van d’ Heer Rijk Tulbagh als president in den Raad van Justitie alhier, weeder tot secretaris van gemelde collegie aangesteld den boekhouder Jan Frederik Timmendorf, in welkers plaatse als ordinairis gecommitteerde bevordert zijnde den meede boekhouder Daniel Heijning; is wijders uijt aanmerkinge dat het werk tot het ampt van secretaris van justitie alhier gehoorende van tijd tot tijd soodanig is komen toe te neemen, dat alles wat daaraen dependeert thans niet als seer beswaarelijk door een persoon alleen kan worden waargenoomen, hierom tot geswooren clercq ter justitieelen secretarije deeses Gouvernements om in alles gelijk den secretaris selfs te ageeren en ook de voorvallende notariale instrumenten te passeeren, aangesteld den oudsten aldaar bescheijden zijnde clercq, Adriaan van Schoor.
Bij overweeging dat seekere post der E. Comp. over het Roode Sand in het Land van Waveren geleegen, als van geen nut of seer w[e]ijnigen dienst sijnde, seer gemackelijk kan worden gemist, is ter dier oorsake tot uijtwinninge en besparing der gagien van het volk daer ter plaatse bescheijden en andere daerop jaarlijx loopende onkosten, en soo ook om aen den anderen kant hiermeede nog iets buijten dien voor d’ E. Comp. te kunnen profiteeren, op de propositie van den Heer Gouverneur best gedagt dat voorsz post verlaaten weesende, deselve voorts met de daerop staande gebouwen en sestig morgen land bij, die naderhand aen dies kooper ten zijnen genoegen, mits dat zulx niemand der buren komt te benadeelen, sullen worden toegemeeten, teegens den aenstaenden optrek aldaer in den dorpe van Stellenbosch op drie paaien ten voordeele der E. Comp. publicquelijk sal verkogt en vervolgens in vollen eijgendom getransporteerd worden; ondertusschen dat men de sig nu nog op dien post bevindende losse goederen, soo van gereetschap, waagens als andersints van daar op eene der andere posten der E. Comp. tot gebruijk aldaer sal laten vervoeren.
Laa[t]stelijk is op het diesweegens gedaane versoek bij den Heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh verstaan dat de agthien rollen eversdoek en verdere goederen dewelke zijn verbruijkt geworden tot de tenten die volgens raadsbesluijt van den 12 Maart deeses jaars voor dit guarnisoen in gereeth[e]ijd zijn gebragt, bestaende volgens opgaaf van den Heer capn. Rudolf Sigfried Alleman in 4 officiers tenten, 4 onderofficiers do., 52 soldaats do. en 5 geweer kappen, bij de negotieboeken van dit comptoir sullen afgeschreeven, en daar en teegens weeder bij deselve ingenomen worden de voorm. tenten.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 379-421.¶
Dingsdag den {17431008} 8 October 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.89
Sijnde wijders bij lectuure en resumptie eener ontfangene missive van land-drost en krijgsraed van Stellenbosch en Drakensteijn van den 24 der afgeweekene maand September gearresteerd dat de daarbij versogte ses vaten met buskruijt en twaelf hondert snaphaansteenen tot het exerceeren der coloniers van de buijten districten in den wapenhandel mitsgrs. om verbruijkt te worden bij de aanstaande waapenschouwing, aan deselve zullen worden verstrekt; inmiddels dat men sig ook heeft laaten welgevallen de gedaane aanstelling bij voorseijden krijgsraad van de corporaels Jan Villiers d’ jonge en Pieter Therond tot wagtmeesters in steede van den tot heemraad geadvanceerden Andries Brink, mitsgrs. den afgeschreevenen Lambert van der Bijl.
Voorts heeft men na overweeginge van de gedaane nominatie door de gemeijnte van de aen het Roodesant opgebouwd wordende kerk, de gedaane electie van Jacques en Pieter Therond tot ouderlingen geapprobeerd, en soo ook uijt het dubbelt genomineerd getal tot diaconen aldaer verkooren Jacobus du Preez en Gerrit van der Merve.
Op de hierom ingediende versoekschriften90 door den capn. van eene deeser burgercompagnien infanterij, Daniel Pfeijl, en desselfs luijtenant, Jan de Wit, zijn deselve vermits den ouderdom van sestig jaaren zijn gepasseert, van die diensten en verdere burger bedieningen ontslaagen, en vervolgens weeder tot capn. in deselfde compagnie geadvanceerd den luijtenant van de andere compagnie infanterij, Henning Joachim Prehn, en tot luijtenant in steede van voorseijde Jan de With, den burger commissaris Johannes Henricus Blanckenberg; terwijl wijders in plaatse van eevengemelde Prehn tot luijtenant onder de compagnie van den capn. Jan Hendrik Hop is aangesteld dies vaandrig Jonas van der Poel, en voorts weeder tot vaandrig in deselfde compagnie den burger Hendrik Lodewijk Bletterman, in verwagtinge dat gedagte persoonen hun bij alle voorvallende geleegentheeden als wackere officieren en trouwe onderdaanen sullen gedraagen.
Hierna met aandagt geleesen weesende seeker klagtschrift door den Eerw. kerkenraade deeser plaatse teegens den krankbesoeker, Louis van Dijk, die tot onderwijzing der over de bergen woonende land-lieden van een der jongst gepasseerde uijtkoomende scheepen alhier is aangehouden, in de volgende bewoordingen overgegeeven:91
Aan den Wel Edelen Gestr. Heer Hendrik Swellengrebel, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien, beneevens den E. Agtb. Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbre. Heeren,’
‘Overmits overlang klagten van den siekentrooster Van Dijk ons zijn ter ooren gekoomen over zijn manier van onderwijzen in zijne bijeenkomsten in de buijten districten, als houdende gemelde Van Dijk zig niet aan zijne meede gegeeve instructien, maar daar en teegen in het openbaar in plaats van een goede predicatie uijt een boek het volk voor te leesen en het voor en naa gebed insgelijx uijt een boek te doen, uijt zijne verwaande herssenen verwarde reedenvoeringen voortbrengt, waaruijt de eenvoudige geen vrugt konnen trecken, maar daer en teegen seer aanstootelijk voorkomen; behalven dat hij met veele aanstootelijke nieuwigheeden voorquam, die de rust en eenigh[e]ijd der kerke dreijgde en de gemoederen der menschen ontroerde. En dat dit niet alleen geschiede onder de buijten menschen, maerselfs92 onder ons oog hier aen de Caab, daer ook teegens bevel zoodanige oeffeningen houdende, in plaets van categisatien die hem waaren toegestaan. En dat hij zoo in het openbaer als in bijsondere discoursen onder anderen leerde dat een onweedergeboorne God als vader niet mogt aanspreeken, en selfsin93 het bijsonder het oog hadde op het gebed des Heeren, waarvan zig ider die van zijn weedergeboorte niet overtuijgt was moeste onthouden, en uijt dien hoofde zijne openbaare gebeeden voor het volk zonder het Onze Vader eijndigt, om selfs geen oorsaek te weesen dat onweedergeboorne dat gebed uijt zijnen monde zoude naebidden, en haar dus teegens God bezondigen, als ook de ouders te verbieden hunne kinderen dat gebed te leeren bidden.’
‘Dit alles onder de menschen verspreijd wordende, zoo heeft de eerstondergeteekende, als amptsweegen daertoe verpligt zijnde, op die geruchten gemelde Van Dijk bij sig doen koomen om hem over het een en het ander aan te spreeken, en uijt zijn mond selfs de waerh[e]ijd te verneemen, en de saek meest dus bevonden als hem door ‘t gerugt was ter ooren gekoomen, en om alle reedentwist voor te koomen, heeft hij hem op het vriendelijkste vermaend, en daerna ernstig gelast, zig van alle disputen, die men hier niet gewoon was, te onthouden, van wat natuur die ook soude moogen zijn, wijl die meer strecken tot verbreeking als tot opbouwing, en verders gewa[a]rschouwt zig binnen de paalen van zijn beroep te houden, en onder de menschen het werk van een siekentrooster te verrigten, dat is te categiseeren, en alzoo de menschen langs dien weg door vraagen en antwoorden tot de kennisse van God te brengen, vooral dat hij Van Dijk zig in het vervolg van tijd soude hebben te wagten in de leer eenige nieuwigheeden in te voeren, alzoo die onder de gemeijnte veel eer onrust als stigting verwecken, in ‘t bijzonder heeft hij hem op ‘t ernstigste gerecommandeert voortaen zijne openbaare gebeeden volgens de formulieren te doen, en dezelve met het Onze Vader te sluijten, sonder af te wijken van die loffelijke gewoonte der kerke, die tot nog toe in ons vaderland en hier ter plaatse heeft stand gehouden. Maer ongeagt deese zijne vermaningen en waarschouwingen, heeft men bevonden dat, dat die verwaande siekentrooster van hem weggaande als een stoute veragter van trouwherderlijke vermaningen, sig beroemd heeft dit stukex professote zullen verhandelen in eene avondoeffening die hij in de Caebse gemeente zoude houden, het geen de eerstondergeteekende meede te ooren gekoomen zijnde, goed gevonden heeft zig met de ouerlingen der gemeijnte derwaarts te begeeven daertoe meede versoekende den Eerw. Heer Meiringh, predikant van het Land van Waerveren .94 Gelijk wij ondergeteekende dan gesaamentlijk daar gekomen zijnde, met de grootste verwondering gesien hebben den grooten hoop menschen die hij heeft weeten bijeen te vergaderen, en met de uijtterste verbaasth[e]ijd gehoort dingen die geen herders en opsienders, die tot welstand van hunne toevertrouwde gemeente een waakend oog houden, met een goed geweeten ongemerkt konnen laaten voorbij gaan, als:’
‘1. Dat hij niet geschroomt heeft zijne oeffening met een seer lang verwaand gebed uijt zijn hoofd te beginnen en hetselve te sluijten zonder het gebed des Heeren, op welke wijze hij ook zijne oeffening heeft geslooten, ‘t welk volstrekt strijdt teegens de gedaane waerschouwing en uijtdruckelijke last, en dus een blijk van de allergrootste ongehoorsaamh[e]ijd.’
‘2. Dat hij in de gem. oeffening met dat gevoelen (dat men zig van het gebed des Heeren te onthouden heeft) op de baan quam ende hetselve in zijneprolegomenaals een saek van groot belang aendrong, als een stuk van de godgeleerdh[e]ijd, aan wiens kennis en betrachting de zaligh[e]ijd der zielen vast was.’
‘3. Dat hij bij die geleegenth[e]ijd zeer veele bedekte en gevaerlijke spreekwijzen heeft gebruijkt, als onder anderen of de mensch God mogte aenspreeken met den naam van Vaader, Zig selven antwoorde dat wel de mensch God konde aanspreeken als Vader uijt kragt van schepping. Maar N.B. dat de mensch door de zonde geheel van God was afgevallen (laatende het andere raads) neemende dus de natuurlijke betrecking die er is tusschen God en den mensch in geheel weg. Welke agterhoudenth[e]ijd in het stuk der godgeleerth[e]ijd, daar klaare woorden moeten gebruijkt worden, niet anders dan quaat agterdogt kan baaren, voornamentlijk in deese tijden.’
‘4. Dat hij dit stuk verder behandelende nader stof van bekommering gegeeven heeft zig in alle bogten krommende, dat wat geevende en dan weeder wat neemende, om zijn waare gevoelen zoo het scheen, agter een groote meenigte woorden zonder samenhang te verbergen, misbruijkende daertoe ook een groot gedeelte braave godgeleerden, door hem geheel ongetrouw aangehaeld, ‘t welk wij aenstonds bij stukken hebben nagesien; ‘t welk ons doed vreezen dat hij de naamen dier regtsinnige godgeleerden heeft willen misbruijken om meede regtsinnig te schijnen en de eenvoudige te beeter te bedriegen. En om de knoop van zijne redeneering geheel toe te haalen, zoo z[e]ijde hij met een geheel groote verwaendh[e]ijd dat niemand in staat was aen te toonen dat de apostelen dat gebed ooijt gebruijkt hadden, geevende dus niet duijsterlijk te kennen dat alle die het gebed des Heeren gebruijken, anders gevoelen en doen als de apostelen gedaen hebben, en bijgevolge niet regtsinnig zijn.’
‘5. Eijndelijk dat hij zijne verwarde reedenvoering over dit stuk eijndigende, niet geschroomt heeft allen met een stoute fierh[e]ijd uijt te daagen die het teegendeel van zijn gesegde gevoelden, schoon wij wel durven zeggen dat geene of w[e]ijnige zijner toehoorderen weeten wat hij gesegt heeft. Maer hoe duijsterder zijne woorden zijn, hoe meer zij ons doen vreezen. Weshalven wij gemelden siekentrooster voor onze kerkelijke vergadering gedagvaert hebben, en onze gravamina teegens hem ingebragt en bestraft soo als wij het van onsen pligt geoordeeld hebben. Maer in plaats van sig te onderwerpen, heeft hij de onbeschaemste assurantie betoont, die door soodanig een perzoon voor soo een vergadering waeronder hij hoort soude konnen gedaan worden, niet alleen, maer ons daer en boven in plaets van zig te zuijveren, nog meerdere reedenen van bekommering gegeeven. Want wanneer die eerstondergeteekende nae eenige reedenwisseling over het voorgaende gehouden te hebben, hem vroeg of hij siekentrooster niet nader onder het geselschap der bekende dwaelende Hernhuters als onder ons behoorde, dewijl men bemerkt had dat hij met den soogenaemden Hottentotsbekeerder,95 wanneer die aen de Caab was, niet alleen zeer gemeensaem omging, maer elkanderen op de teederste wijse als geliefden omhelsden. Zoo antwoorde hij daerop dat hij zig met gevoelen van dien man niet bemoeijde of die goet of quaet waaren, maer dat hij zijn geselschap in waerde hield en hem beminde, omdat hij Hottentotsbekeerder een man was die Jesus lief had en innig beminde; is dat niet opentlijk bekennen dat een dwaaling in ‘t verstant geen sonde is, en geeft dit geen overvloedige stoffe van een regtmaatige vreeze dat deese siekentrooster bij den Graeve van Sintsendorph en zijne dwaalende meenigte thuijshoort, die van deselfde gedagten zijn, en daerom allerhande soorte van gevoelens, hoe buijtenspoorig die ook moogen zijn, onder hen toelaaten, gelijk in ons vaderland maer al te veel gebleeken is, en klaer bij de stucken is aengetoont, daeromhebben96 wij noodig geoordeelt gem. Van Dijk voor soo veel het ons aengaet, allerl[e]ij soort van onderwijs binnen onze Caabse gemeijnte volstrekt te verbieden, om hieroor den vreede der kerke en de regtsinnige leer onvervalscht te bewaren; door dien zulke dingen doorgaens niet blijven daer zij beginnen, maer al veeltijds gelijk de canker voortkruijpen, voornamentlijk wanneer men noodsakelijkh[e]ijd van de kennise der waerh[e]ijd gering agt, en die woorden onder de menschen gebruijkt die de Satan schijnen tot haren autheur te hebben, ligt kennis genoeg, was ër maer practijk genoeg, omdat eene onkundige gemeente des te gemackelijker te verleijden is.’
‘Van deese onze kerkelijke proceduuren hebben wijde eer kennisse te geeven aen Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb., te meer omdat een persoon als deese, die onder opsigte van de kerkebestierders zulke dingen durft bestaen, ons kommer geeft onder de buijten woonende menschen geen minder maer wel meer quaat te zullen brouwen, weshalven wij oordeelen dat zulk een noodsakelijk in ‘t oog behoorde gehouden te worden.’
‘Wij laaten voor het overige alle aan de goede directie en heilsaame advijsen van Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. die wij van dit alles eerder kennise zouden gegeeven hebben, ten zij wij gewagt hadden dat gem. siekentrooster na onze klagten in kerkenrade aangehoort te hebben, zig nader zoude verklaart hebben, schult bekent en beloofd zig in het toekoomende aan de formulieren van eenigh[e]ijd en gesonde woorden te zullen houden, sonder in mengsel van eenige schaadelijke nieuwigheeden, en van het gepasseerde vergiffenis soude versogt hebben; maer eeven hardneckig blijvende, is onze bekommernisse te grooter geworden, en dus wij meer genoodsaekt Uwel Edele Gestr. en E. Agtb. deeze aan te bieden, gelijk wij onderdaniglijk teegenswoordig zijn doende, met eerbiedig versoek, als handhavers der waarh[e]ijd en voorstanders van Gods eer daerover van nabij het oog en gedagten te laaten gaan, en het geene het nuttigst sal geoordeelt worden te besluijten, waertoe wij God van herten bidden dat die Uwel Edele Gestr. Heer en E. Agtbare Heeren met Zijnen Geest der wijsh[e]ijd van voorsigtigh[e]ijd wil bestraalen, vervullen met waare liefde tot Zijne eer, en meer en meer bequaam maken om dat geene dat tot welzijn van land en kerke strecken kan, te bevorderen, en ten dien eijnde met langduurige lichaams en zielskragten wil voorsien; waarmeede wij de vrijh[e]ijd neemen met alle eerbied ons te onderteekenen.’
‘(Onderstond) Wel Edele Gestrenge Heer en E. Agtbaare Heeren, Uwe Wel Edele Gestr. en E. Agtb. onderdanige, gehoorsaame en heilzoekende dienaaren in Christus. (Was geteekent) Frans le Sueur eccl. s. pr., A. M. Meijrink, Jacob de Hennion, Am. Decker, P. J. Slotsboo, Jn. Haszingh, Bt. van Dockum, Js. Hs. Blanckenberg. (In margine) Cabo de Goede Hoop, den 8 October 1743.’
Is bij overweeginge dat een man van soo een caracter als denzelven word beschreeven, bij soodanige eenvoudige lieden als hier landwaarts in woonen niet alleen gantsch niet dient, maer ook dat hij Van Dijk door zijne maniere van onderwijzen, en het gebruijken van sodanige bedekte en gevaarlijke spreekwijsen als in gedagte schriftuur ter needer gesteld worden gevonden, dewelke strecken om de rust en eenigh[e]ijd der kerken te stooren en de gemoederen der menschen ten uijttersten te ontroeren, hier veele verwarringen soude kunnen veroorsaaken; hierom en om in deesen met den minsten omslag na behooren te voorzien, best gedagt dat denselven teegens eenen anderen krankbesoeker der eerste alhier aanlandende Patriaasse scheepen sal verwisselt en voorts na Batavia gesonden worden, en dat men hiervan, met oversending der teegens hem Van Dijk ingebragte klagten aan de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering kennisse sal geeven.
Ende nademaal sommige deeser ingeseetenen in veragtinge van het hierteegens gedaane verbod, tot groot perijkel van dit vlek nog voortgaen met het oude van de huijzen afgenoomen wordende riet in haare huijsen te bewaaren, en hetzelve het zij tot het stoken van bakovens als andersints te gebruijken, gelijk zulx nog onlangs is ontwaerd bij den hierdoor onstaanen brand ten huijze van den burger François de Necker, denwelken egter door Godes goedh[e]ijd nog bijtijds heeft kunnen worden uijtgebluscht; heeft men tot voorkoominge van alle de onheijlen die uijt sulk een strafwaardige gedoente, als waardoor deese plaats geduurig in het uijtterste gevaer gesteld word van door de vlammen te zullen vernielt worden, moeten besluijten dat bij affixie van billietten aan alle ende een igelijk deeser ingeseetenen nogmaals op het scherpste sal worden verbooden om het voorsz oude riet van de stranden of andere plaatsen te doen afhaalen, ten haaren huijze te bergen en nog veel minder om hetzelve tot het maaken van vuuren, hoedanig het soude moogen weesen, te emplooijeeren, op verbeurte niet alleen van een somma van vijf en twintig Rijxds. soo dikwils als zijl. daarover door brandmeesters zullen worden bekeurt, gelijk dit bereijts bij resolutie van den 10 Februarij 172997 is vastgesteld, maer ook dat de geene dewelke voorthaen sig hieraan schuldig sullen koomen te maaken, daar en boven nog na exigentie van saaken arbitralijk sullen gestraft worden, boven en behalven dat de burgerbackers ook haare privilegie van bakneering voor altijd quijt weesen sullen.98
Sijnde wijders verstaan dat van het hier leggende affuijthout affuijtten met blokwielen voor het geschut soo op de punten van dit Casteel als op de grote batterij leggende, sullen worden vervaardigt en in gereeth[e]ijd gebragt; dewijl word geoordeelt, en de ondervinding het ook heeft geleerd, dat sodanige affuijten beeter als die dewelke anders worden gemaekt, hier op de wallen teegens de inclementie van de lugt sullen kunnen bestaan, en dienvolgens veel duursaamer weesen.
Laatstelijk heeft men nog goed gedagt dat de grondbrieven van soodanige thuijnlanden als bij raedsbesluijt van den 9 Julij en 27 Augustus deeses jaers aan de Heeren Pieter Reede van Oudshoorn en Rudolf Sigfried Alleman in eijgendom zijn uijtgegeeven, na de seedert hiervan door den land-meeter gemaakte en nu in Raade geresumeerd weesende caarten,99 sullen worden opgemaekt en afgegeeven, te weeten die van de Heer Oudshoorn ter groote van 4 morgen en 98 roeden, die van d’ Heer Alleman groot zijnde 12 morgen en 196 quadt. roeden, waervan egter maer 5 morgen en 510 roeden bruijkbaer zijn.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 422-435.¶
Dingsdag den {17431112} 12 November 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den Heer capn. Rudolf Sigfried Alleman en den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders, beijde bij indispositie.
Omme te voldoen aan de geeerde ordres van Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff, vervat weesende bij desselfs alhier nagelaatene memorie instructief, is verstaan dat de burgercompagnie infanterij aan Stellenbosch in eene do. dragonders sal geconverteert, en soo ook dat van de twee compagnien dragonders der buijten districten, dewijl deselve nu veel te sterk zijn om langer met de vereijschte ordre te kunnen worden gecommandeert, eene derde sal geformeerd worden, dewelke sal bestaan uijt de over de bergen woonende en tot dato deeses onder gesegde twee compagnien dienst gedaen hebbende menschen; inmiddels dat men van de luijden onder gedagte in dragonders verandert wordende compagnie infanterij bescheijden, dewelke onvermoogens zijn om sig selfs als ruijters of dragonders te equipeeren, soo wel als van de onbequaame persoonen om te paard te kunnen dienen, ook eene compagnie onder de naem van invalides sal opregten, welkers pligt het zijn sal om bij den optogt der landmilitie herwaarts, het land te secureeren teegens alle de geene die hetselve als dan van binnen souden willen of tragten te ontrusten, en zijn voorts op het voordragen van land-drost en heemraden de volgende officieren over de voorseijde op te regtene derde compagnie dragonders aengesteld, te weeten Cornelis van Rooijen tot capiteijn, Marthinus van Staaden tot luijtenant, Esajas Meijer tot cornet.
Sijnde in opsigte deeser nieuwe compagnie dragonders wijders nog goedgevonden dat desselfs versamel en wapenplaets sal zijn aan de Kliprivier , alwaer deselve in selvervoegen als dit aengaende de andere compagnien dragonders is gearresteerd, twee maal des jaars op seekere bij gedagten land-drost en heemraaden vas te stellene tijden, sal moeten exerceeren, en bij een dier geleegentheeden nadat zulx best sal kunnen geschieden optrecken en de revue passeeren voor de als dan van hier derwaerts te sendene gecommitteerdens; des sal altijd een der drie voorsz nieuw verkoorene officieren dewelke ten allen tijden in den krijgsraed der buijten districten sessie hebben sullen, ten minsten om de drie maanden aldaer moeten verscheijnen; en gelijk aen den oud heemraad en capn. van eene der compagnien dragonders, Theunis Botha, desselfs versoek om vermits sijnen hoogen ouderdom en lichaams gebreckelijkheeden van alle burger en militaire bedieningen te moogen ontslaagen worden, thans word geaccordeert, soo is in desselfs plaets tot capn. over voormelde compagnie dragonders aangesteld den heemraed en capn. van de nu in dragonders verandert wordende compagnie infanterij van Stellenbosch , Jan Louw Pietersz, over welke laatste compagnie landmilitie, nu dragonders weesende, voorts als capn. bevordert sijnde den luijtenant van de compagnie dragonders staende onder den capn. Gerhard van der Bijl, Jan Louw Jacobz, is deese hierdoor open gevallene luijtenants plaets weederom vervult geworden met den burger Philip Giebelaer, terwijl men wijders op de gedane presentatie aen den Heer Gouverneur bij eevengem. Theunis Bota, om zig ten allen tijden soo veel als desselfs lichaamskragten sulx zullen willen toelaaten ten dienste van het land te laaten gebruijken, denselven tot hoofd over de voorsz op te regtene compagnie invalides heeft aangesteld, welke compagnie bij nadere geleegenth[e]ijd van een luijtenant en vaandrig sal voorsien worden.
Nadat dit alles beraemd en vastgesteld was, geliefden het den Edelen Heer Gouverneur de leeden des Raads ook in bedenking te geeven of ter saake van de ver uijtgebreijdh[e]ijd deeser Colonie, dewelke van tijd tot tijd soodanig is koomen toe te neemen, dat thans veele menschen worden gevonden dewelke een hondert en meer mijlen van dit Casteel landwaerts in woonen, het niet ten hoogsten noodig zijn soude dat tot welstand deeser landen en ten eijnde alles in die ver afgeleegene contrijen met de vereijschte ordre en geschikth[e]ijdmogt100 toegaan, dat eene soorte van magistratuure aldaer wierd opgeregt en imand ‘s Comps. weegen geplaatst om over het gedoente dier menschen een waakend oog te houden en voor het justitieele sorg te draagen; waerover met aendagt geraedpleegt zijnde, is eenparig geoordeelt van ja, en voorts dat tot bereijking van dat goed oogmerk niets beeter en nuttiger soude kunnen zijn dan dat over voorsz districten, gereekent wordende van de overzijde van de Breede Rivier tot aan en voorbij de Mosselbaaij , eenige heemraaden op sulken voet als dit ten opsigte van Stellenbosch en Drakensteijn is geschied, wierden verkooren, en neevens deselve eene hiertoe bequame persoon als onderland-drost aangesteld, denwelken aengaande het beleggen der noodige preparatoire justitieele enquesten te gelijk als secretaris sullen moeten ageeren, voorts den landdrost, Pieter Lourensz, en desselfs successeuren, in wiens naame en ter welkers requisitie alles in de voorsz afgeleegene districten als dan soude moeten geschieden, gesubordineert blijven soude, soodat gedagten te verkoorene onderland-drost aen den voorseijden landdrost, Pieter Lourensz, van het derwaerts voorvallende niet alleen telkens kennisse soude moeten geeven, maer ook dienaengaende desselfs ordre afvraagen om die gelijk het behoort te pareeren; weshalven hierop tot heemraaden over meermaelsgen. ver afgeleegene districten op de nominatie van land-drost en heemraaden101 zijn aengesteld de volgende persoonen, te weeten Cornelis van Rooijen, Jan Loots, Andries Holshausen en Jacobus Bota de oude, van dewelke een insgelijx ten langsten om de drie maanden in het collegie van heemraaden daar sij alle sessie sullen in hebben, sal moeten compareeren, en aldaer van het onder hare districten voorvallende verslag doen, mitsgrs. wijders neevens de verdere heemraaden de saken deeser colonie ten platten landen helpen dirigeeren; sullende voorts de twee laatstgenoemde deeser vier heemraaden, op dat bij nieuwe verkiesingen niet telkens vier nieuwe te gelijk in dienst mogten treeden, alleen een, en de twee eerstgen. twee jaaren in functie blijven; ondertusschen dat na imand sal worden omgesien aen wien het bovengem. ampt van onder land-drost op de voorverhaalde wijze met gerusth[e]ijd sal kunnen opgedragen worden.
Voorts is ten belange van het versoek door den land-drost, Pieter Lourensz, aan den Heer Gouverneur bij desselfs jongst aanweesen aan Stellenbosch gedaen, om te moogen weeten hoedanig sal dienen gehandelt te worden met de buijten luijden dewelke w[e]ijgerig of nalaatig zijn in het opbrengen van haare quota tot constructie van de jeegenswoordig onder handen zijnde moulje, best gedagt dat men hem tot antwoord sal laaten toekoomen dat met deselve sal moeten worden te werk gegaan als met de geene dewelke in gebreeke blijven om het leeuw en tijgergeld te betaalen.
Ook heeft het welopgem. Heer Gouverneur nog behaagt de raadsleeden te communiceeren dat de geweesene post der E. Comp. in het Land van Waveren geleegen, volgens besluijt van den 17 September jongstl. op den 30 der afgeweekene maand October in den dorpe van Stellenbosch in Sijn Edelens bijweesen in het openbaer opgeveijlt weesende, daervan bij den afslag cooper is gebleeven den burger Pieter de Vos voor eene somma van vier duijsend guldens ligt geld.
Laatstelijk is op het hierom gedaane schriftelijk versoek102 bij den landbouwer Matthijs Sondag, mits tot eene erkentenisse daervoor volgens desselfs hierover gedaane presentatie aan den Heer Gouverneur, aan d’ E. Comp. betaalende eene somma van duijsend Caabse guldens, in eijgendom gegeeven seeker plaats geleegen aan de Coeberg , gent. Welgegunt , dewelke hij al eenigen tijd in leening heeft gehad, ende zulx ter gewoone groote van sestig morgen, mits egter verpligt blijvende gelijk voor deesen aen d’ E. Comp. jaarlijx te betalen de daarop staende recognitiepenningen ten bedrage van vier en twintig rijxdaelders.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 436-440.¶
Dingsdag den {17431119} 19 November 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen de Heeren Pieter Reede van Oudshoorn en Rudolf Sigfried Alleman mitsgrs. d’ E. Cornelis Eelders, den eersten bij occupatie en de twee andere vermits indispositie.
Sijn op heeden in Raade vertoont en nagesien de negotie en soldijboeken deeses Gouvernements d’ annis 1742/43, bij welke eerstgem. komt te blijcken dat de lasten daarinne vermeld hebben gemonteert tot een somma van ƒ431253:8:-, en daar en teegens de suijvere winsten en ‘s lands inkomsten tot een somma van ƒ125362:8:-, invoegen de lasten dit jaer meer als in het voorleedene beloopen hebben ƒ11262:16:8 en de winsten minder ƒ13251:13:-, welk accressement der lasten alleen voorkomt weegens ‘t meerdere bedraagen der onkosten van ‘s Comps. hier aangeweest zijnde scheepen, die dus zijn opgestijgert omdat het schip Nieuwland alhier heeft moeten vermast, en de nascheepen Maria Adriana en Rijnhuijsen voor de verdere voijagie van deese plaats na Nederland op nieuws geproviandeert worden, welk een en ander uijtwijsens de onkostreecqg. dier kielen gekost hebbende een somma van ƒ29339:7:8, souden dierhalven de lasten in dit boekjaer sonder dat, als hebbende de overige posten derselver uitgenoomen die van de chaloupen en mindere vaertuijgen, dewelke weegens ‘t optimmeren van een nieuwe bood en een do. schuijt ƒ4092:15:- hooger geloopen hebben, in het generael minder bedraagen dan in het voorleedene, in steede van toegenoomen te hebben, minder zijn geweest; terwijl aan den anderen kant het minder rendement der winsten voornamentlijk toe te schrijven is aan de mindere ontfangene thiendens en betaelde penningen voor ‘s heeren geregtigh[e]ijd en soo ook aan dat dat dit jaer in vergelijkinge der twee voorgaende, wanneer sulx door de goede graengewaschen die men als toen hier heeft gehad, voor het meerengedeelte heeft kunnen worden betaeld en effen gesteld, aan agterstallige penningen voor de in leening uijtgegeevene landerijen w[e]ijnig is ontfangen of ingekomen.
Werdende wijders bovengem. Heer hoofdadministrateur bij deesen gequalificeerd om de winst en lastposten navolgens de bij Zijn E. diesweegens overgeleeverde specificatien na behooren bij de gesegde negotieboeken te doen in en afschrijven.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 441-449.¶
Dingsdag den {17431203} 3 December 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Nademaal de alhier ‘s Comps. weegen gemaakt wordende gort bij gebrek van goede gereedschappen en zig dies verstaande menschen niet gelijk het behoord kan worden klaer gemaekt, en dat het hierom aan Zijn Hoog Edelh[e]ijd den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff goed gedagt heeft wanneer sig jongst hier ter plaetse bevond, aan den oud ondercoopman Olof de Wet toe te seggen dat alle de gort die door hem in gereeth[e]ijd sal kunnen worden gebragt, mits goed weesende, bij d’ E. Comp. sal aangenoomen worden, is men op heeden met gedagte Olof de Wet weegens den prijs van dien overeen[ge]koomen dat voor elke mud gort gereekent teegens 160 lb. dewelke hij invoegen voorsz ten deesen Casteele sal aanbrengen, aen hem uijt ‘s Comps. cassa sullen worden betaeld neegen guldens en twaelf stuijvers swaergeld.
Door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven zijnde dat onder ‘s Comps. dienaaren ten deesen comptoire bescheijden, dewelke, vermits lichaamelijke gebreckelijkheeden en swakheeden hebben moeten worden gegageert, eenige zijn en met naame den boekhouder Cornelis de Ridder, den baastuijnier Jochem Corber en den draaijer Jan Michiel Gorts, die thans weederom soo ver zijn hersteld dat deselve als se maar hun best daertoe willen doen, met eeren aen de kost sullen kunnen koomen, is ter dier oorsaake en om d’ E. Comp. van dien last te ontheffen, best gedagt dat men de gagiementen van deese drie persoonen van nu af aan sal doen ophouden; terwijl bij deese geleegenth[e]ijd ook verstaen is dat de soldijen van ‘s Comps. dienaaren alhier aan de geene die se ter deeser plaetse begeeren te ontfangen, drie mael des jaers sullen moeten worden betaald, te weeten onder ulto. December, April en Augustus.
Overmits in ‘s Comps. houtmaguazijn niet worden gevonden sodanige planken als tot besolderinge van dat gedeelte van ‘s Comps. nieuwe stal dat nu nog open legt, worden vereijscht; is bij overweeginge dat de planken van de tweede solder van het voorfront van het ambagtsquartier, om daerop een plat te leggen gelijk zulx is geordonneert geworden bij welopgem. Sijn Hoog Edelh[e]ijd Van Imhoff, niet sterk genoeg zijn, goedgevonden dat deselve planken of soo veel als men daertoe sal koomen te benoodigen, van de plaets daer se nu nog los op geknaept leggen, sullen afgenoomen en verbruijkt worden om gedagte ‘s Comps. stal te besolderen.
Sijnde voorts in opsigte van seekere bood die door het retourschip Rijnhuijsen bij desselfs vertrek uijt de Baaij Fals is agteruijtgezeijld, verstaen dat deselve ten dienste der aldaer in de winter aanlandende ‘s Comps. scheepen sal worden geappropreert.
Op de gedaane remonstratie bij den cornet van de onlangs in dragonders veranderde compagnie infanterij aan Stellenbosch , Dirk Uijsch, dat hij zig bij swacke lichaamsgesteldh[e]ijd buijten staat bevond om te paerd te kunnen dienen; is denselven van die bediening ontslaagen, dog te gelijk tot luijtenant onder de compagnie invalides aangstelt; in welke compagnie voorts als vaendrig is gevordert den burger Christiaan Sprigt, inmiddels dat men in steede van eevengen. Dirk Uijsch tot cornet in gedagte nieuwe compagnie dragonders heeft doen optreeden den wagtmeester Abraham de Villiers.
Hierna is geleesen en geresumeert seeker versoekschrift103 door de jongedogters Isabella en Johanna de With, met toestemming en adsistentie van haare vader, den oud burgerraadt Jan de With, gepresenteerd, tendeerende om te moogen erlangen brieven vanvaeniam aetatis, het geen aen haerl. toegestaen is.
Laatstelijk heeft het den Heer Gouverneur nog behaagd den Raade bekent te maaken dat den Heer capn. Rudolf Sigfried Alleman de aen hem en dan E. equipagiemeester Jacobus Möller opgedragene commissie in vergaderinge van den 23 der jongst gepasseerde maend Julij, om onder anderen weegens de als doen ingebragte klagten door eenige meijnwerkers, dat zijl. door den bergmeester Frans Diederik Muller niet alleen sonder reedenen qualijk wierden behandelt, maer dat hij hun ook nog bovensdien dwong om in steede van geld voor hun arbeijdsloon, gelijk zulx bij contract was bedongen, mondcost, en dit nog tot een hoogen prijs aen te neemen; aen de meijn selfs naauw ondersoek te gaen doen, bij indispositie niet kunnende verrigten, Zijn Edele hierom, wanneer onlangs aan de voorsz meijn is geweest, met ende neevens boven-geciteerde equipagiemeester, d’ E. Jacobus Moller, sig dienaengaende hadde doen informeeren, en na exacte ondersoeking ondervonden dat geciteerde meijnwerkers in haare klagten waeren ongefondeert, en dat het door haer voortgebragte onwaer was.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. MÖLLER.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
C. 121, pp. 450-456.¶
Dingsdag den {17431210} 10 December 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenoomen d’ Heer capn. Rudolf Sigfried Alleman, mitsgrs. den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders, den eersten bij occupatie en dan anderen bij indispositie.
Naar lectuure en resumptie der respective nominatien door den Caabsen kerkenraade, mitsgrs. kerkenraade van Stellenbosch en Drakensteijn , gelijk meede van burgerraden, weesmeesteren, commissarissen civiel en van huwelijxe saaken deeser plaetse, neevens land-drost en heemraaden der voornoemde buijten districten ingedient,104 heeft men sig laaten welgevallen de gedaane electie van Johannes Carolus de Weth tot ouderling, in steede van den afgaanden Jacobus de Hennion, en zijn voorts uijt het dubbelt genomineerd getal voor de af te treedene diaconen Petrus Jesse Slotsboo en Jan Hassing weeder daartoe verkooren Hendrik Möller en Hendrik van der Heijden.
Soo als insgelijx de verkiesing van Jacob Cloete tot ouderling der gemeijnte van Stellenbosch in steede van Olof de Wet goedgekeurt, en uijt het dubbeld genomineerd getal in plaatse van den af te treedenen Willem Morkel tot diacon verkooren is Johannes Albertus Meijburg. Terwijl men wijders op het voordragen van kerkenraade dier gemeijnte tot coster aldaer heeft aengesteld Jacobus Faure.
Sijnde ook de electie van Steven Marais tot ouderling van de Drakensteijnse kerk in steede van Pieter Villiers geapprobeerd en in plaatse der afgaande Andries du Toit en Frans Bastiaansz tot diaconen verkooren geworden Abraham de Villiers en Francois Retief.
En alsoo dit jaar geen commissaris politicq na de buijten districten sal afgaan, sal men overzulx de kerkenraaden aldaer aanschrijven dat zij hierom sorg zullen moeten dragen dat de kerkelijke reecqg. hunner penningen ten spoedigsten doenelijk herwaerts overgesonden worden.
Vervolgens zijn uijt het tweevoudig genomineerd getal voor de uijtgediende burgerraaden Johannes Carolus de Weth en Jacob de Hennion daartoe weeder geeligeerd geworden Henning Joachim Prehn en Jan Lourens Bestbier; en als meede tot weesmeesteren in de plaats van de afgaande Barthold de St. Jean en Johannes Carolus de Weth, Wijnand Willem Muijs en Alexander Coel; mitsgrs. tot commissarissen van civiele en huwelijxe saaken, voor de af te treedene Jan Fredrik Timmendorf en Johannes Blankenbergh, Adriaan van Schoor en Hendrik Oostwald Eksteen; en zijn eijndelijk tot heemraaden van Stellenbosch verkooren Daniel Malang en Jan Philip Gibbelaer en voorts voor Drakensteijn Pieter du Toit en Charle Marais, ende zulx in steede der haaren tijd uijtgedient hebbende Johannes Louw Pieterszoon, Pieter Laubser, Jan Louw Jacobsz en Hendrik van der Merwe.
En nademaal den burger Jan Barthel Hertog, die op desselfs versoek van den Hoog Edelen Heere Gouverneur Generaal Gustaaf Willem van Imhoff permissie heeft bekomen om onder betalinge van het daertoe staende transport en costgeld van deese plaats na Batavia te moogen overvaaren, onder pretext dat hij onvermoogens was die penningen te kunnen fourneeren, desselfs vertrek van hier derwaerts niet alleen van tijd tot tijd heeft gediffereert en ondertusschen geen burgerdienst gedaan, maar ook sig nu nog ongeneegen toont om die rheis te onderneemen; heeft men moeten besluijten dat hij van de betalinge der meergemelde gelderen geexcuseert blijvende, met de eerste scheepsgeleenth[e]ijd, mits voor de kost scheepsdienst doende, van dit comptoir na gemelde Indiase hoofdplaets sal gesonden worden.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 457-472.¶
Dingsdag den {17431217} 17 December 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, behalven den E. coopman en winkelier Cornelis Eelders bij indispositie.
Op het voordraagen van den Heer Gouverneur is goed gedagt dat in opsigte van het deesen jaarige graan en andere gewasschen het volgende na Batavia met de aanweesende scheepen sal worden geschreeven, te weeten:
‘Aangaande de nu ingesameld wordende erweten, dat het sig laat aansien als of den ougst daarvan, ter sake van de aan dat gewasch veroorsaakte ongemacken door de swaare koude die men buijten gewoonte alhier in het saijsoen heeft gehad, en daarna van de rupsen, juist de beste niet sijn sal, ten waare dat den tweeden of na ougts van voorsz erweten gemeenelijk in de maanden Januarij of Februarij voorvallende dit mogt komen te verbeeteren en dat in alle gevallen alles wat men hiervan met mogelijkheijd sal kunnen magtig worden, behalven het benodigde tot verstrecking aan ‘s Comps. alhier aanlandende scheepen, derwaarts sal overgesonden worden.’
‘En betreffende de boonen die thans nog op het veld staan, en eerst in Maart worden geleevert, dat word gehoopt dat de insameling daarvan des te opulenter sal moogen komen uijt te vallen.’
‘Mitsgaders wijders noopende het deesen jaarige coorngewasch, dat hetselve door des Heeren zeegen sodanig na wensch is komen te slaagen dat Haar Wel Edele Groot Agtbre. de Heeren van de Hooge Indiaasse Regeering naar alle apparentiën in het aanstaande voorjaar, soo maar daartoe scheepsruijmte kan worden gevonden, met een veel grootere quantiteijt tarw sullen kunnen worden voorsien als geduurende dit jaar is geschied.’
Weegens den gebreckelijken toestand waarinne den in den gepasseerden maand November van het eijlandt Madagascar herwaarts te rugge gekomenen hoeker de Brak sig teegenwoordig komt te bevinden, door de zee- en timmer-luijden die denselven op schriftelijke ordre van welopgem. Heer Gouverneur hebben besigtigd, verleend geworden sijnde het onderstaande rapport:
‘Den Wel Edelen Gestrengen Heere Hendrik Swellengrebel, Gouverneur deeser plaatse, ons ondergeteekende expres hebbende gelieven te committeeren omme op het naaukeurigste te visiteeren welke gebreeken en defecten sig aan het hier ten rheede leggende hoekerschip de Brack mogten komen te bevinden, met aantooning hoedanig deselve ten besten doenelijk soude kunnen werden gerepareert, soo verclaaren wij naexacte105 gedaane visitatie bevonden te hebben dat de agtersteeven van dat bodemken van boven tot onder de derde berkhout ter lengte van 10 1/2 en 11 voeten tot in de spijkerhuijt toe, ten eenemaal los en gaande is, tot welkers behoorlijke repareering alhier het benodigde hout niet aan handen sijnde, sal derhalven in deesen niets anders te doen weesen dan alleen aan weersijde op ieder berkhout een winkel- of bef-knie te brengen ende sulx tot stijving van gem. steeven, waarbij wij nog voegen moeten dat al waar ‘t schoon dat men van het voorm. gerequireerde hout voorsien was, wij egter nog niet positief souden kunnen seggen of die steeven daarmeede behoorlijk te verholpen soude weesen ofte niet, nademaal wij bij het opencappen van de steeven-naad bevonden hebben dat de sponning in die steeven geheel vervuurt is. Voorts sijn de boorden aan beijde sijden voor in de boeg seer swak en schuddende, het geene almeede alhier niet kan verholpen werden dewijl men van de daartoe nodig sijnde winkelknies of steunders insgelijx niet voorsien is.’
‘Dat kieltje hebben wij wijders van onderen welgesteld dog boven water over het geheele lichaam swack gevonden, sijnde ook door dies overheeden betuijgd dat de bakboords sijde van de voorkant van de groote rust tot agterwaarts sig in een holle arbeijdende zee sterk beweegde, het geene wij ondergeteek. egter alhier niet hebben kunnen ontwaaren.’
‘Wijders oordeelen wij dat gem. hoeker sonder dat desselfs voorseijde swaare gebreeken behoorlijk gerepareert werden (waartoe egter gelijk gesegd om sulx wel te doen, het benodigde houtwerk niet aan handen is) ten eenemaal buijten staat is om sonder het uijtterste gevaar een swaare togt, ‘t sij om de suijd of elders meer te kunnen doen.’
‘Laatstelijk hebben wij nog ‘t roer van dat kieltje gantsch onbruijkbaar gevonden, soo dat hetselve weeder van een nieuwe sal dienen voorsien te werden.’
‘En hiermeede gedenkende aan de geeerde beveelen van Uwe Wel Edele Gestr. pligtschuldig te hebben voldaan, sullen wij deesen laaten dienen voor eerbiedig rapport.’
‘(Onderstond) Cabo de Goede Hoop, den 16 December 1743. (Was geteekent) Hendrik de Ruijter, Daniël te Velde, Willem Remmens, Jan Marten Beukelman. (Lager) Ten mijnen overstaan, (geteekent) Js. Möller, Bt. van Dockum. (In margine) Waarmeede mij conformeere,106 (en geteekent) Js. Dabijn, Jan Geskel.’
Is nadat in ernstige overweeginge was genomen wat in deesen ten meesten voordeele der E. Comp. best soude kunnen of dienen gedaan te worden, bij provisie gearresteerd dat men met den eersten sal doen ondersoeken of in ‘s Comps. bosschen alhier niet te vinden souden weesen sodanige soorten van houten als tot repareering van dat vaartuijg noodwending worden vereijscht en hierboven staan vermeld, om, die gevonden wordende, als dan nader te kunnen doen ondersoeken of dien hoeker daarmeede niet in staat soude kunnen worden gesteld om ten minsten met securiteijd nog van hier na het Dassen en Robben Eijland , de Saldanhabaaj en selfs de Baaij Fals te kunnen vaaren.
Hierna wierd door den Heer hoofdadministrateur Rijk Tulbagh, met versoek dat daarop na behooren mogt worden gedisponeert, de volgende memorie in vergaderinge geproduceert:107
‘Memorie van de nabesz affuijten en wielen onder ulto. Augustus volgens verclaaring van gecommitteerdens ten deesen Casteele onbequaam bevonden als meede de leijfeijgenen in de drie jongst gepasseerde maanden door de natuurlijke dood overleeden, ‘t vee in gem. tijd soo verrekt als door ‘t wild gedierte vernield, alles volgens verklaarings hier annex blijckende, namentlijk ten deesen Casteele onbequaam bevonden 4 ps. affuijten van 24 lb., 6 ps. affuijten van 18 lb., 7 ps. affuijten van 12 lb., 2 ps. affuijten van 10 lb., 2 ps. affuijten van 3 lb., 4 ps. affuijtenwielen van 6 lb.; volgens geannexeerde reecqg. van den opsiender van ‘s Comps. slavenlogie en secretariale verklaaringen sijn in de maanden September, October en November deeses jaars van ‘s Comps. leijfeijgenen door de natuurlijke dood overleeden 1 cloecke jonge, 1 cloecke meijd, 3 suijgende meijsjes, 1 bandiet jonge; en volgens bijgevoegde reecqgen. van den land-drost, gesterkt met secretariale verklaaringen sijn in bovengem. tijd soo verrekt als vernielt 94 runder-beesten, 3 ezels, 34 bocken.’
‘(Onderstond) In ‘t Casteel de Goede Hoop, den 17 December 1743. (Was geteekend) R. Tulbagh.’
Welken aangaande verstaan is dat men de daarbij vermelde onbequame affuijten neevens ‘s Comps. gestorvene leijfeijgenen en verrekte beestiaal bij de negotieboeken deeses Gouvernements sal laaten afschrijven; inmiddels dat het hout der voorsz affuijten tot het maaken van kalkovens sal moeten gebruijkt en het ijserwerk daarvan afkomende weeder ingenomen worden.
Terwijl wijders aan den burger Jan de Waal als aanneemer van den pagt aan het Rondebosje en in de Baaij Fals , op desselfs hierom gedaane versoek toegestaan is tot voortsetting van desselfs tapneering een huijsje in geciteerde Baaij Fals te moogen laaten opsetten.
Als nu ingekomen weesende het gerequireerde berigt van den land-drost Pieter Lourensz op seeker request door den landbouwer Jan Pietersz Blom op den 3e deeser loopende maand December in Raade overgeleevert,108 inhoudende versoek om te moogen laaten meeten seeker huijs en erf staande ende geleegen in den dorpe van Stellenbosch , het welk hij van de wed. Rasp gecogt en haar betaald hebbende, hem egter niet is overgedraagen geworden, ‘t sij soo voorgeeft uijt onkunde of omdat daarvan geen erfbrief kan worden gevonden; is ter consideratie dat van voorsz huijs en erf ter oorsake dat hetselve verscheijde reijsen is vercogt en gevolgelijk getransporteert, gelijk sulx bij bovengen. berigt komt te blijcken, soo niet een erfbrief ten minsten eenige bescheijden dies eijgendom aantoonende in weesen sullen moeten sijn, waarvan de nodige afschriften ter politicque secretarije deeses Gouvernements sullen kunnen worden geligt, best gedagt dat men gedagte Blom deesen aangaande sal renvoijeeren aan weesmeesteren deeser steede, om van deselve, als onder sig gehad hebbende den boedel van gesegde wed. Rasp, mits alvoorens doende blijcken dat de beloofde cooppenningen door hem aan haar sijn betaald, een behoorlijk transport van meermaals gen. huijs en erf te kunnen erlangen.
Voorts is nadat parthijen door den Heer Gouverneur hierover waaren gehoord en bij den landbouwer Casper Piek aan Sijn Edele betuijgd was geworden dat hij met het navermelde te vreeden was, goed gedagt dat de erfbrief van seekere plaats dewelke op den 14 Februarij deeses jaars aan de wed. Jurgen Radijn ter groote van 60 morgen in eijgendom is uijtgegeeven na de jongste daarvan gedane meeting door den landmeeter sal worden verleend en afgegeeven; onder deese expresse conditie nogtans dat gedagte wed. Radijn in seekere aan haar daarbij gemeete stuk bouwland in de caart bekend gesteld met la. A, B, C en D, en waarover tusschen haarl. questie is geweest, een doordrift ter groote van ses roeden tot een passagie voor het vee van voorm. Casper Piek en desselfs regt namaals verkrijgende sal moeten laaten leggen en voor altoos aldaar gedoogen.
Sijnde laatstelijk aan den burger Hendrik de Vries thans hierom bij geschrifte versoek doende,109 mits daarvoor navolgens desselfs presentatie aan d’ E. Comp. tot een erkentenisse betaalende een somma van tweehondert Rijxds., in eijgendom gegeeven seekere plaats die hij tot nu toe in leening heeft gehad, geleegen agter de Kleijne Dassenberg in het Swarte Land , groot 60 morgen en genaamt de Vriesse Fonteijn , waarvoor als bevoorens jaarlijx aan d’ E. Compagnie sal moeten worden betaald de daarop staande recognitiepenningen ter somma van vier en twintig Rijxds.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten dage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
C. 121, pp. 473-474.¶
Vrijdag den {17431227} 27 December 1743, ‘s voormiddags.
Alle present, uijtgenomen den E. coopman en winkelier Corns. Eelders bij indispositie.
Op het hierom ingediende110 bij den burger Nicolaas Valk is aan denselven gepermitteert onder betaalinge van het transport en costgeld om in de cajuijt gelogeert en getracteert te worden, met het aanweesend schip den Heuvel van hier na Batavia te moogen overvaaren.
Aldus geresolveerd ende gearresteerd in ‘t Casteel de Goede Hoop, ten daage en jaare voorsz.
[Signed:] HK. SWELLENGREBEL.
[Signed:] R. TULBAGH.
[Signed:] P. REEDE VAN OUDSHOORN.
[Signed:] R. S. ALLEMANN.
[Signed:] NS. HEIJNING.
[Signed:] CL. BRAND.
[Signed:] JS. DE GRANDPREEZ. Rt. en secrets.
[Signed:] JS. MÖLLER.
## Footnotes
-
In die Haagse kopie staanendei.p.v.en der. ↩
-
C.661Scheeps- en andere joernalen: skeepsjoernaal van die Brak , 24.4.1742-23.12.1742, pp. 188-272. ↩
-
Die bevordering van ‘n aantal bemanningslede van die Brak is hier weggelaat. Kyk C.35Resolutiën, 8.1.1743, pp. 62-63. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 5-6. ↩
-
C.J.24Kriminele Regsrolle, 29.11.1742, pp. 55-56. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743. pp. 1-2 en 9-10. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter nacajuit. ↩
-
Volgens die dagregister is hierdie vergadering in die namiddag gehou. Kyk C.616Dag Register, 22.1.1743, p. 1046. ↩
-
Baron Gustaaf Willem van Imhoff (1705-1750) was van 1743 tot 1750 goewerneur-generaal van Nederlands-Indië. Kyk dr. P. C. Molhuysen e.a. (reds.):Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VII, kol. 63 1-634; W. J. de Kock and D. W. Krüger (eds.-in-chief):Dictionary of South African Biography II, pp. 783-785. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 14.2.1743, pp. 1-2. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 14.2.1743, pp. 3-4. Die gekursiveerde gedeeltes is die antwoorde van die skipper en boekhouer van die Dregterland en is in die linker kantruimte geskryf. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 1.2.1743, pp. 5-6. ↩
-
Die huidige Vishoek . Kyk M.3/2 The coast between Saldanha and False Bays , after 1742. ↩
-
Die gekursiveerde gedeelte is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
In die Haagse kopie staanvoornamentlijk. ↩
-
Die skrywer van die Haagse kopie het ook geskryfinstriueereni.p.v.instrueeren. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 185-190. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 17-18, 2 1-22, 25-26, 29-30, 33-34, 37-38, 41-42, 45-46 en 49-50. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 2.2.1743, 1.2.1743 en ongedateer, pp. 105, 109-110, 113-114, 117-118, 121-122, 125-126, 129-130, 133, 135-136, 139-140, 143-144, 147-148, 151-152, 155-156, 159-160, 163-164, 169-170, 173-174, 177-178 en 181-182. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 101-102. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 53-54, 57-58 en 61-62. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 65-66, 69-70, 73-74, 77-78, 85-86, 89-90 en 93-95. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 81-82. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 97-98. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 22.2.1743, pp. 201-203. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 193-197. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(22.2.1743) , p. 208; C.683Origineel Placcaat Boek, 22.2.1743, pp. 160-162. ↩
-
‘n Afskrif van die oktrooi kan gevind word in C.732Correspondentie over mijnen te Simonsberg : oktrooi, 23.2.1743, pp. 1-12. ↩
-
C.678Eed Boek: eed vir mynwerkers, 25.2.1743, pp. 209-210. ↩
-
C.710Instructiën hier gelaten door Gouverneur Gen. van Imhoff, met bijlagen. Die memorie, sonder die bylaes, is gepubliseer inThe reports of Chavonnes and his Council, and of Van Imhoff on the Cape(G. W. van Imhoff: memorie, 25.2.1743) , pp. 53-76 (Van Riebeeck-Vereniging, no. 1) . ↩
-
Van Imhoff het op 28.2.1743 aan boord die Herstelder na Batavia vertrek. Kyk C.616Dag Register, 28.2.1743, pp. 1094-1096. ↩
-
C.360Attestatiën, 2.3.1743, p. 33. ↩
-
C.678 Eed Boek: suiweringseed, 6.3.1743, p. 6. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 205-206, 209-210, 213-214, 217-218, 221-222, 225-226, 229-230, 233-234, 237-238, 241-242, 245-246, 249-250, 253-254, 257-258, 261-262, 265-266, 269-270, 273-274, 277-278 en 28 1-282. ↩
-
‘n Besluit van die raad om sekere beskadigde en tekortkomende voorrade as verliese af te skryf, is hier weggelaat. Kyk C.35Resolutiën, 12.3.1743, pp. 216-220; C.295Memoriën en Rapporten, 12.3.1743, pp. 34-36. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 316a-b. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 313-315. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.J.25Kriminele Regsrolle, 28.3.1743, pp. 25-26. ↩
-
Die datum is foutief. Dit moet wees 26 Maart 1743. Kyk C.616Dag Register, 26.3.1743, pp. 1119-1120. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 323-324. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 1743-1744, pp. 37-39. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 327-328. ↩
-
C.360Attestatiën, 3.4.1743, pp. 99-101. ↩
-
C.360Attestatiën, 1.4.1743, pp. 119-121. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 1743-1744, pp. 42-50. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II(4.9.1732 en l9.4.1743), pp. 154-155 en 207; C.682Origineel Placcaat Boek, 4.9.1732, pp. 536-537; C.683Origineel Placcaat Boek, 19.4.1743, pp. 168-171. ↩
-
‘n Besluit van die raad waarin goedkeuring verleen is aan die afskrywing van verliese is hier weggelaat. Kyk C.35Resolutiën, 9.4.1743, pp. 261-264. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 343-344. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 351-352. ↩
-
Vir meer besonderhede oor ds. Arnoldus Mauritius Meiring kyk W. J. de Kock and D. W. Krüger (eds.-in-chief):Dictionary of South African Biography II, pp. 462-463; Prof. dr. S. P. Engelbrecht:Die Kaapse predikante van die sewentiende en agtiende eeu, pp. 60-62. ↩
-
Die Politieke Raad het op 16.4.1743 ook vergader. Kyk C.616Dag Register, 16.4.1743, p. 1136. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II, 28.5.1743, p. 208; C.683Origineel Placcaat Boek, 28.5.1743, pp. 172-174. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II, 5.9.1741, pp. 201-202; C.683Origineel Placcaat Boek, 5.9.1741, pp. 141-143. ↩
-
Die gekursiveerde woord is in die kantlyn ingeskryf. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 359-360. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 355-356. ↩
-
Die datum is foutief. Dit moet wees 18 Junie 1743. Kyk C.616Dag Register, 18.6.1743, p. 1181. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 19.6.1743, pp. 60-61. ↩
-
Die oorspronklike memorie is ook gedateer 19.6.1743. Dit moet waarskynlik 18.6.1743 wees. (Vgl. voetnoot 66 hierbo.) ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 13.7.1743, pp. 62-68. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 13.7.1743, pp. 69-74. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 13.7.1743, pp. 75-82. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 379-380. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 363-365. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Nauae (reds.):Kaapse Plakkaatboek II, 7.8.1743, p. 209, C.683Origineel Placcaat Boek, 7.8.1743, pp. 176-177. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.360Attestatiën, 10.8.1743, pp. 239-240. ↩
-
Waarskynlikconfirmeeren. ↩
-
C.J.25Kriminele Regsrolle, 22.8.1743, p. 64. ↩
-
Die raad se besluit om ‘n aantal bemanningslede te bevorder is hier weggelaat. Kyk C.35Resolutien, 13.8.1743, pp. 344-350. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 27.8.1743, pp. 102-103. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
Blanko gelaat. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 431-434. ↩
-
‘n Besluit waarin die raad goedkeuring verleen het aan die afskrywing van verliese, is hier weggelaat. Kyk C.35Resolutiën, 8.10.1743, pp. 378-391. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 407-408 en 411-412. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 8.10.1743, pp. 427-430. ↩
-
Die skribent het eers geskryfook, maar dit later verander naselfs. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
In die Haagse kopie verbeter naWaveren. ↩
-
Eerwaarde George Schmidt. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
G. C. de Wet (red.):Resolusies van die Politieke Raad VIII, 10.2.1729, p. 12. ↩
-
M. K. Jeffreys en S. D. Naude (reds.):Kaapse Plakkaatboek II, 8.10.1743, pp. 209-210; C.683Origineel Placcaat Boek, 8.10.1743, pp. 180-183. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 1743-1744, pp. 91-95. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 30.10.1743, p. 415. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 423-424. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 439-440. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 2.12.1743, 1.12.1743, 1.12.1743, 5.12.1743, 7.12.1743, 7.12.1743 en 25.11.1743, pp. 443-444, 447-449, 451-452, 455-456, 459-460, 463-464 en 467-469. ↩
-
Die gekursiveerde woord is tussen die reëls ingeskryf. ↩
-
In die Haagse kopie verander naconvirmeeren. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, 17.12.1743, pp. 134-135. ↩
-
C.295Memoriën en Rapporten, ongedateer en 16.12.1743, pp. 112-113 en 114-118. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 475-476. ↩
-
C.242Requesten en Nominatiën, 1743, pp. 479-480. ↩