C175 v1.20
C. 175, pp. 52-59.¶
Donderdag den {17870621} 21 Junij 1787.
alle præsent.
In overweeging genomen zijnde, het door den Cap:n Lieut: en Gezaghebber op het bij dit Gouvernement gehorend Freguat de Meermin , Hans Barendse, gepresenteerd Request, luidende
Aan den wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E Agtb: rade van politie
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Geeft met verschuldigd Eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: onderdanige Dienaar den Capitain Lieut: ter Zee Hans Barendse’
‘Dat den Supp:lt die al zeedert het jaar 1763 in onderscheidene qualiteiten d’ E Comp:e ter zee heeft gediend, en in April 1786. op het bij dit Gouvernement gehorend Freguat de Meermin als Gezaghebber is geplaatst geworden, met dien bodem zo op de onderscheidene Baaijen van deesen uithoek als andere Expeditiën ten dienste der Maatschappij differente Togten gedaan hebbende, syn uitterste vermogen aangewend heeft, om in Sijnen gem: dienst goed genoegen te geeven.’
‘Dat off wel den Supp:lt zig vleien mag daar inne gelukkig te zijn gereusseert, hoe zeer hij zig ook teevens gepersuadeert vind, sijnen dienst te moeten blijven betonen, daar zulx voor het belang der E Comp:e mogt werden gevordert, hij aan de andere zijde egter vertrouwd bij Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: gunstig te zullen werden opgenomen, de vrijheid die hij bij deesen neemd, om deselve te vertonen, dat eene Continuatie in’t bevel op voorsz: bodem hem Supp:lt niet alleen ontzet van de apparentie om bij faveur van de Hoog Edele Heeren Bewindhebberen in’t Patria verder in den dienst te werden geadvanceert, nevens anderen die hem reeds voorgegaan zijn, en nog boven het hoofd zouden komen te springen, maar dat den Supp:lt ook nog, door de duurte der leevensmiddelen alhier mits het geringe Tractement van een Capitain Lieut: en het gemis van andere bijkomende voordeelen, die de zeelieden volgens het geene hun gepermitteert is, gewoonlijk op hunne rijzen maken kunnen, het wynige dat hij door spaarzaamheid van sijne vorige zeerijsen overgehouden heeft gehad, bij synen dienst nu reeds byna ten eenemalen heeft geconsumeert, zonder in de mogelijkheid te weesen, van daar en boven nog sijne zig in het Vaderland bevindende Huisvrouw en kinderen tot derselver bestaan en nooddrufte te verzorgen.’
‘Den Supp:lt verzoekt dierhalven zeer ootmoedig dat het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: behagen mag op deese Syne omstandigheeden gunstig aanschouw te neemen, en hem, zo als hij de vreiheid genomen heeft hiertoe reeds te meermalen sollicitatie te doen van Sijn Gezaghebberschap op voorschreeven Bodem de Meermin te ontslaan, mitsgaders na Sijn qualiteit van Capitain Lieutenant in dienst, dan wel bij manquement van geleegendheid daartoe met Stilstand van gagie op een der aanweesende off nog verwagt werdende Retour bodems te laten repatrieeren.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a Uwe Wel Ed: onderdaanigste Dienaar’
’/: was geteekend :/’
‘H Barendse.’
Waarop in aanmerkinge genomen is dat om de gevaren waarmeede de reisen langs deese Custen verzelt gaan, tot het bevel op een zodanig Freguat als het bovengem: voor het belang der Maatschappij steeds wakkere en bequame zeelieden werden gevordert, dat voorm: Cap:n Lieut: Barendse die op de reize met den Heere Gouverneur herwaards aan sijn Edele bijzonder als een kundig en waakzaam officier bekend geworden is, en uit dien hoofde als gezaghebber op voorm: Freguat geplaatst geworden zijnde, ook niet alleen op Sijne gedane onderscheidene Togten, van zodanige vereischtens tot den dienst nadere preuven en aan dit Gouvernement over het algemeen goed genoegen gegeeven, maar ook reeds eene ten hoogsten nodige ervarendheid van deese kusten en de langs dezelve heerschende Winden verkreegen heeft; en dat men zig buiten de geleegendheid vind, om iemand anders als Bevelhebber op het meergem: Freguat te plaatsen, aan wien hetzelve met gerustheid zoude kunnen werden toevertrouwd, invoegen dit Gouvernement het gemis van een zodanig Sujet geen geringe verleegendheid aan brengen zoude, daar het voorsz: Freguat de Meermin het eenigste Vaartuig zijnde, het welk men alhier thans aan de hand heeft, de noodzakelijkheid zo veel te meer vordert, dat de Togten tot welke men hetzelve onophoudelijk gebruiken moet, telkens op het spoedigste en met alle activiteit werden Verrigt.
Uit hoofde van welk een en ander dan ook door welgem: Heere Gouverneur reeds telkens op de gevoeglijkste wijze van de hand geweesen zijnde de Sollicitatiën, die ged: Barendse om thuis te mogen varen, al bevorens te meermalen bij Syn Ed: had gedaan.
Zo is om de billijkheid die egter in het voorsz: verzoek is resideerende, ten einde gem: belemmeringen te ontruimen en ondertusschen door een Simpel refus den iever van ged: Barendse in den dienst niet te doen verflauwen, best gedagt onder toezegging van eene gunstige voorschreiving aan de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren, denselven te vleïen met de hoop om daar door tot Capitain te werden bevordert.
Zullende ook ingevolge van dien, die vrijheid werden genomen gem: Cap:n Lieutenant Barendse aan hoogst gedagte Heeren Majores voor te dragen, als een perzoon die zig in sijn dienst en Commando op voorsz: Bodem met alle Vigilantie voor het belang sijner Heeren en Meesteren gedraagt, met onderdanigst verzoek, dat het hoogst deselve behagen mag, ter consideratie van dien, op het exempel van vorige Bevelhebbers der permanenente Vaartuigen van dit Gouvernement, denselven te bevorderen met de qualiteit en gagie van Capitain ter zee.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
[Signed:] T: C: Rönnenkamp
C. 175, pp. 60-94.¶
Vrijdag den {17870629} 29 Junij 1787.
‘S voormiddags alle præsent.
Wierd door Commissarissen uit den Raad van Justitie ingediend een Schriftelijk vertoog luidende.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E Agtb: Raad van politie
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Door de burgers Pieter Theron, Jacob Mostert, Servaas en Michiel de Kock, zo voor zig als uit Naam ende van weegens alle de zogenaamde Houtkarwijers, de volgende bezwaren aan het Collegie van Commissarissen uit den Raad van Justitie zijnde ingebracht; zo neemd hetzelve Collegie met den meesten Eerbied de vrijheijd Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: deselve voor te dragen’
‘dat zijlieden tot hun uitterste leedweesen hebben komen t’ontwaren, dat verscheide aan het Ronde bosje wonende Ingezeetenen zonder eene geobtineerde permissie ofte zonder in de zogenaamde Caabse Duijnen Plaats ofte Plaatzen van d E Comp:ie in leening te bezitten op hun eigen privé aldaar legplaatzen of Cralen hadden genomen en naar hunlieder goeddunken met hun vee waren weidende, hetwelk niet dan tot zeer merkelyke præjuditie van bovengem: personen kwam te strekken nadien door zulk een groot aantal vee de weiden zodanig werden verschraald, dat zij Houtkarweiers niet in staat waren, hun Jokvee in zodanigen ordre te houden, dat die neeringe langer door hun aan de gang konde werden gehouden, maar zij genoodzaakt zouden zijn daarmede te cesseeren, om welke reedenen dan ook altoos aan een iegelijk als geen Leening Plaatzen off Cralen inde gem: Duijnen hebbende, /: en wel voornamentlijk de aan het Ronde Bosje wonende Ingezeetenen is verboden geweest, om aldaar ‘S nagts met hunlieder vee te blijven leggen.’
‘dat zij zig ook meede vonden bezwaard dat door den Baas der Metzelaars bij het nieuw Hospitaal Johan Coenraad Hessenbosch in gem: duynen een Craal was aangelegd, hout geroeit, en aan de Caab geleeverd, en hetwelk zeer oneigen was, dat door dezelven deze burger neering wierd gedreeven, en dat bovensdien nog door hem, nog door iemand van sijnentweegen gene de minste toezicht over de voorsz: Craal wierd genomen, maar inteegendeel aan het goeddunken van desselfs Slaven gelaten, des wanneer op zodanigen onveilige plaats als voorsz: duijnen komt te weesen, geene beetere ordre werd gesteld, of niet bij tijds daar inne voorzien te dugten was, dat hier uit de nadeeligste gevolgen zouden kunnen resulteeren’
‘Dat zig wijders genoodzaakt hadden gevonden aan dit Collegie open te leggen, de meenigvuldige overlast die zij moesten ondergaan, door de daar wijd en zijd omzwervende Hottentotten en Hottentottinnen of zogen: Bastaarden, dewelke zig aldaar enkel op den roof toeleggende, al het vee dat zij konden magtig worden, door hun wierd geslagt, Ja! zelfs heeft het geval g’Exteert dat wanneer den burger Willem Jonas die voorm: Theron als knegt diend, op een avond was uitgereeden, om naar eenige vermiste Jokossen te zoeken, door Vijf a Ses Hottentotten is aangepakt en afgezet geworden zonder dat men ooijt had kunnen nagaan door wien zulx was verrigt geworden.’
‘Weshalven Commissarissen genoodzaakt zijn, de vreiheid te neemen, zig te keeren tot Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: met ootmoedig verzoek dat Uwe Wel Edele Gestr: en E Achtb: op de eerste poincten zodanige ordres gelieven te stellen, dat meerm: Houtkarweiers niet langer in hunne neeringe werden verhindert en hoogst dezelve verder over ‘t algemeen zodanige middelen gelieven te beramen, waar door zij in staat gesteld worden, hunnen arbeid na behoren te kunnen verrigten.’
‘En vermits Commissarissen betreffende het laatste poinct onder correctie vermeenen, dat om te eerder te kunnen ontdekken, welke Hottentotten ‘tzij omzwervende, dan wel bij iemand anders in huur zijnde diergelyke als bovengem: hostiliteiten pleegen ofte in’t vervolg zouden tragten in’t werk te stellen, het aan niemand hoegenaamd mogte gepermitteerd zijn, voortaan eenige Hottentotten off andere zoortgelijke Lieden in dienst te hebben off neemen, zonder alvorens het zij door dit Collegie ofte door iemand anders die daartoe door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: zal werden gequalificeert van een behoorlijke Pas zal zyn voorzien, en dat zijlieden bij het Landwaards in zenden dier Hottentotten weederom gehouden zullen zijn aan deselve een gelei briefje te geeven; Zo verzoeken deselve Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: ook hieromtrend de nodige beveelen te geeven, dan wel anders zodanige maatreegulen te beramen, als Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: na derselver verligt oordeel zullen vinden te behoren.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a /: was geteekend :/ Joh:s Smuts, C: G: Maasdorp, G: H: Meijer, J: C: Gie, C: Matthiessen, H: J: de Wet, J: M: Bletterman.’
En daarop ten aanzien van het geene bij dat schriftuur belangende de Hottentotten en Bastaarden is ter needer gesteld, in overweeging genomen weesende dat hoewel deselve natuurlyk vrij zijn, en dus, om zulke Vreiheid te genieten, zig begeeven mogen werwaards zij willen, de goede politie, rust en veiligheid der Inwoonderen nogthans vorderen, dat deeze hunne Vreiheid gelimiteert blijve aan de betamelijkheid en goede ordre, zo heeft men geoordeelt, niet te mogen stille zijn, om ter beteugeling van hunnen ongebondendheid en de daaruit ontstaande ongereegeldheeden, mitsg:s om de onveiligheid van ‘S Heeren weegen voor te komen, ten opzichte van dezelve na de teegenswoordige Constitutie des tijds, de volgende ordres te beramen en vast te stellen, als.
Dat alle Hottentotten en Hottentottinnen mitsg: ook de Bastaarden van deselve, die zig in den omtrek van de Caab onthouden of bij vervolg hun verblijff zouden willen neemen, verpligt zullen zijn binnen den tijd van Twee Maanden na de Publicatie deeses, en voorts ten allen tijde, mitsg: ook telkens wanneer zij van woning veranderen, zig te laten inschreiven bij den Secretaris der Burgerije, met opgave van de Namen der Ingezeetenen bij welke zij wonen, zullende bijg gem: Secretaris daarvan moeten werden gehouden een aparte rolle, op welke neevens de Naam van ieder hunner zal moeten werden bekend gesteld de Perzonen bij wien denselven is inwonende op pœne dat zodanige Hottentotten, Hottentottinnen ofte Bastaarden van deselve, die binnen voorsz: bepalden tijd, ofte ook naderhand, mitsg:s bij’t veranderen van woning daaromtrend in gebreeke blijven, en dus bevonden mogten worden, zig in den omtrek van de Caab te onthouden, zonder bij iemand in te wonen, door de Caffers opgevat en in ‘S Comp:s Slaven Logie gebragt zullen moeten worden, om als Menschen die de Societeit en Colonie door hun leedig en schadelijk omzwerven niet anders als tot laste strekken kunnen, voor den tijd van Twee Maanden neven ‘S Comp:s Slaven aan de gemeene werken te arbeiden
Zullende wijders bij renovatie en ampliatie van de daar teegens in dato 21. October 1755: gedane Interdictie geene Hottentotinnen of bastaards Hottentottinnen vermogen op haar zelven nog in eenig Taphuis te wonen op pœne niet alleen, dat deselve immediaat de eerste reize voor den tijd van een maand, en voor de tweede maal daarop geattrapeert werdende, geduurende Twee Maanden nevens ‘S Comp:s Slaven aan den gemeenen arbeid zullen moeten werden gebracht, en voor de derde maal daarop agterhaald weesende geduurende een Jaar lang aan deselve gemeene werken gehouden zullen blijven, maar dat ook de Tappers off waarneemers van dusdanige Taphuisen, ofte de geene die zig verstouten om diergelijke Vrouws perzonen, zonder dat deselve van een Schriftelijk Licentie Zullen weesen voorzien, in hunne Huizen te laten inwonen, bovensdien telkens in eene boete van Een Hondert Rijxd:s zullen werden gecondemneert.
En dewijl van het evengem: verbod wel expresselijk uitgezondert zijn, zodanige Bastaard Hottentotten ofte Hottentottinnen, als zig door een geschikte leevenswijze van huns gelijken onderscheiden en getollereert kunnen werden, om even als andere Ingezeetenen op hun zelven te wonen, zo zullen deselve nogthans Verpligt zijn, ten einde die Vreiheid te blyven genieten, even als ook in’t vervolg andere van hun dewelke vermeenen zouden mogen door een Stil en ordentelijk gedrag gelijke Vreiheid te kunnen verwerven, daartoe wel expresselijk permissie van den Edelen Heer Gouverneur te versoeken, als wanneer door Sijn Edele daarinne na mérite zal werden gehandelt: En zal de geene van hun, die hiertoe Licentie bekomen zal, desweegens een Schriftelijke blijk erlangen, dewelke denselven gehouden zal weesen, dadelijk aan Commissarissen te vertonen, ende zulx voorts bij den Secretaris der burgerije te doen boeken.
Maar zullen ook geene Hottentotten ofte Bastaard Hottentotten, nogte derselver Vrouwlieden, vreiheid hebben, zig in den omtrek der duijnen ofte Caabsche Vlakte te onthouden ofte aldaar op zig zelven om te zwerven, werdende tot voorkominge zo van de ongereegeldheeden die daar door ontstaan als de ongeoorloofde bedrijven, tot welke ook de Slaven van de daaromtrend leggende plaatzen dikwerff door zodanige Hottentotten ofte Hottentottinnen vervoerd werden, de burger Wagtmeesters en veld Corporaals van dit Caabsche District door deesen wel expresselijk gequalificeert, om zo dikwerff het nodig weesen zal, ofte dat zij zig daartoe gecommandeert vinden, hierop onderzoek te doen, en al zulke zig in de Duinen off Vlakte onthoudende of aldaar omzwervende Hottentotten, Hottentottinnen ofte Bastaarden Caabwaards te laten Transporteeren, na ‘S Comp:s Slaven Logie, om aldaar na dat het de omstandigheeden vorderen Zullen voor Een a Twee Maanden dan wel langer neevens ‘S Comp:s Slaven aan de gemeene werken gehouden te werden.
Terwijl onder de laatstgem: egter geenzints zullen moeten werden begreepen al zulke Hottentotten ofte Bastaarden als tot den dienst van den Een of ander Ingezeetenen in de gem: Duinen ofte Vlakte verblijf houden mogten: ter onderscheidinge van dewelke die geene der Ingezeetenen die deselve ten hunnen dienste derwaards ofte ook elders na buiten afzenden, verpligt zal zijn, hun telkens van een behoorlijk bewijs of Pas daartoe te voorzien op pœne dat iemand hierin nalatig blijvende en dus zodanige Hottentotten ofte Bastaards bloot stellende aan de hiervoren gestatueerde Straffe desweegens telkens vervallen zal zijn in eene boete van Een Hondert Rijxdaalders.
En ten belange van het geene Commissarissen voorm: omtrend de klagten der Ingezeetenen die zig met het roeïen en verkopen van brand hout uit de duijnen erneeren, komen voor te dragen behalven het ongerieff welke onder de Inwoonderen Zoude werden veroorzaakt, zo wanneer de gem: Ingezeetenen deze hunne neeringe niet langer konde gaande houden, mede in agting genomen weesende dat met dusdanige gedoente insgelijx de weide ten eenemaal staat geruineert te werden voor zodanige der buiten Lieden als met hunne producten Caabwaards komende, genoodzaakt zijn, hunne wagens in de Vlakte ofte gem: duinen te doen uitspannen
Zo is, omme daarinne te voorzien goedgevonden te interdiceeren en verbieden, dat niemand buiten die geene aan welke daartoe reeds van ouds permissie en vreiheid verleend is, zig zal mogen onderstaan sijn vee in de gemelde Duinen ofte Vlakte te laten blijven leggen, en weiden: maar dat inteegendeel een ieder die zig van de algemeene weide aldaar gelijk voor heen bedienen wil, verpligt zal zijn het vee ‘S avonds weeder na zijn plaats te doen te rugge keeren, op pœne dat iemand hierinne overtreedende en daarop agterhaald werdende telkens vervallen zal zijn in eene boete van Een Hondert Rijxd:s ter verdeelinge a usu
Terwijl ten aanzien der bezwaren bij het meergem: Schriftuur ten opzichte van den baas Metzelaar der E Comp:ie Johan Coenraad Hessenbosch ingebracht geresumeerd weesende de desweegens door gem: Baas aan den Heere Gouverneur gedane Schriftelijke verantwoordinge, best gedagt is, aan welgem: Heere Gouverneur over te laten, zo als sijn Edele ook op zig heeft gelieven te neemen, om tot voorkominge van de Morsserijen die daar door zouden kunnen ontstaan de nodige ordre te stellen.
Bij overweeging dat met den voorraad van mondbehoeftens in ‘S Comp:s Maguasijnen voor als nog in verre na niet is gekomen tot al zulke ruimte om eene nadere Schikkinge en Vasten voet te kunnen beramen, omtrend de kostgelden, voor de Ambagtslieden, dewelke ingevolge Resolutie van 14 Junij des voorleeden Jaars provisioneel voor Een Jaar zyn verdubbeld geworden, en zo mede niet ten opzichte van het Servies geld, de randsoenen en kostgelden indiervoegen als het een en ander ten aanzien van de Ambagtslieden van het Hospitaal off thans van de Arthillerie en Fortificatiën de gemeene werkslieden, mitsg:s de Basen en Mandoors bij besluit van de 24 Novemb: deszelven Jaars al mede provisioneel heeft moeten werden gereguleert, zo is best gedagt het een en ander Conform de voorsz: resolutiën te laten continueeren, tot tijd en wijle men in staat weesen zal, daaromtrend de nodige veranderinge te maken, ende zulx te meer dewijl ondervonden is, dat zeedert dien tijd niet alleen de desertie onder de Ambagtslieden en het gemeene werksvolk merkelijk is komen te verminderen, maar dat ook den arbied ‘S Comp:s weegen beeteren voortgang neemd.
En nadien op den voortstel van welgem: Heere Gouverneur begreepen is, de noodzaklijkheid dat den staat der Arthillerie en Ammunitie van oorlog bij dit Gouvernement steeds Secreet gehouden werde, en dat dit oogmerk geenzints kan werden bereikt, zo lange dien staat neevens den voorraad van Ammunitiën gelijk thans geschied in hare onderscheidene Posten, bij de ordinaire Negotie boeken, werden bekend gesteld, zo is best gedagt den Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaak Rhenius neevens de Heer Tobias Christiaan Ronnenkamp te verzoeken en Committeeren gelijk hun E E: verzogt en gecommitteert werden bij deesen, om na te gaan en aan deesen Rade op te geeven, de wijze op welke dien staat om Secreet te blijven best van de Negotie boeken zoude kunnen werden gesepareert, zonder daar door nogthans de relatie te verliesen die zij, voor zo verre onvermijdelijk is, tot deselve boeken behoord te houden
Verders bij resumptie gedelibereert zijnde op het ingediend Schriftelyk berigt van Land-drost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein , vervattende derselven doleantiën, zo over de ongeoorloofde Vreiheid die den burger Gerrit Hendrik Catenbrink zig halsterrig is aanmatigende in’t gebruik der vee weide bij en omtrend het ingevolge Resolutie deses Raads van den 16 Novemb: 1779 aan denselven in Eijgendom verleende Erff, geleegen in het Land van Waveren , bij den weg even aan deeze zijde van de breede Rivier , als over de disobedientie en minagting door ged: Catenbrink aan het gem: Collegie derselver functie ten dien belange betoond.
En daarbij in consideratie genomen weesende, dat behalven de nauwe bepalinge waarin de bezitters van Erven in de buiten Districten zig tot het aanhouden van vee bij deselve Erven, van ouds steeds hebben begreepen gevonden, ook het voorsz: besluit van 16 Novemb: 1779 nog Speciaal is medebrengende, dat de uitgifte van het voorsz: Erff aan gem: Catenbrink geschied is, onder dien mits dat bij denselven Stiptelyk zal moeten werden geobserveert de Conditie door Landdrost en Heemraaden voorm: ten aanzien van het meergem: Erff voorgeschreeven, en welke Conditie onder anderen is behelzende, dat daar door geen de minste belet of hinder zal mogen werden toegebracht, nog in de vreiheid tot het uitspannen der aldaar passeerende wagens nog in de wiede van het vee, invoegen de vreiheid die meergem: Catenbrink zig aanmatigd direct is aanlopende tegens de Conditie, het oogmerk en meening onder en tot welk hem hetzelve Erff in eigendom verleend is geworden.
Zo is goedgevonden en besloten gem: Catenbrink als nu te bepalen om bij het voorsz: Erff voortaan Slechts Twee Paarden en buiten dien geen vee hoegenaamd ‘tzij van hem zelfs ofte van anderen te mogen aanhouden, mitsg: Landdrost en Heemraden voormeld te qualificeeren, omme ingevalle gem: Catenbrink ofte de volgende Bezitters van het voorsz: Erff zig in’t toekomende niet stiptelijk hierna komen te gedragen, bij de minste verdere overtreedingen daarvan, den opstal van dat Erff ten behoeven en voor reekening van dies Eijgenaar publicquelyk te verkopen en dat het zelve Erff als dan voor altoos zal zijn en blijven ingetrokken
Waarbij verstaan is aan voormelde Landdrost en Heemraden over te laten om bij aldien meergem: Catenbrink in gebreeken blijven mogt ook aan het voorsz: Collegie op eene behoorlijke wijze reparatie en voldoeninge toe te brengen, over de minagting en het disrespect aan haar beweesen denselven desweegens voor den Raad van Justitie te actioneeren
Van welk besluit en qualificatie tevens goedgedagt is, dat van weegens Landdrost en Heemraden voorm: door derselver Gerechts bode ten overvloede aan meergerepte Catenbrink insinuatie en aankondiging gedaan, mitsg:s Copia Authenticq van het Extract deses, alles ten synen kosten inhandigt zal moeten werden, op dat door hem geene ingorantie deswegens gepretendeert maar hij weeten zal mogen, waarna zig te gedragen, om Sijne Schade te kunnen verhoeden.
Door den Extra ordinaire Vuurwerker Jacob Gerhard Johan van Hasselt bij Request versoek gedaan zijn, om vermits hij Supp:lt wijnig fortuin ofte avancement alhier in’t militaire te gemoed zag weeder in Syn vorige qualiteit van Landmeeter waarvoor hij uitgekomen is, verder na Batavia te mogen vertrekken, en in agting genomen zijnde dat gem: Van Hasselt ook in laatstgem: qualiteit na Indiasch Hoofdplaats gedestineert is geweest, zo is goedgevonden onder approbatie der Hoge Iindiasche Regeering desselfs versoek te accordeeren, zijnde aan hem mits dien Conform hetzelve versoek sijne demissie als Extra ordinaire Vuurwerker verleend, om in desselfs vorige qualiteit van Landmeeter, na medio Augustus aanstaande uit deze Tafelbaaij de reize na Batavia te kunnen aanneemen.
En is verders op de ingediende Requesten van den Burgerraad Hendrik Justinus de Wet en den burger Jan Christiaan Brasler aan deselve ieder toegestaan een Stuk lands annex derzelver in dese Tafelvallij geleegene Thuijnen den eersten ter grote van Thien Morgen Vier en Tagtig quadraat roeden en 19 duimen en den anderen houdende, Vijftien Morgen drie Hondert Drie en Veertig quadraat Roeden en Een Hondert Acht en Twintig duimen, ter zake dat Land woest en leedig leggende, niemand anders van nut ofte dienst komt te zijn, ten einde wel voornamentlijk door deselve te werden beplant, met kreupel-bomen en andere bekwame Hout gewassen onder welke expresse Conditie ook de Erfgrondbrieven daarvan zullen werden uitgevaardigt
Zijnde mede aan den burger Cornelis Mostert op zijn gedaan versoek, voor den tijd van Vijfthien jaren in Erfpagt toegestaan een stuk lands ter grote van Thien Morgen, geleegen annex desselfs Plaats aan de Paarde Berg by de zogenaamde Oliphantsfontein welk Land in dato 12 Decemb: 1754. aan de vorige bezitters van evengem: plaats Jacobus van Reenen mede voor Vijftien jaren in Erfpagt verleend is geweest.
Gelijk ook verders nog vermits de sloping van het Schip ‘T Huis te Spijk den Gezaghebber van dien bodem Sijbrand Waarland op zijn bij Request gedaan versoek onder afgesz: gagie gesteld en aan denselven toegestaan is, om ten aanzien zig alhier gehuuwt bevind verder emploij als Gezaghebber op het een off ander permanent Vaartuig bij dit Gouvernement te mogen afwagten.
Terwijl insgelijx op het in geschrifte gedaan versoek van den Lieutenant ter zee op het Shcip de Meermin Cornelis Adriaansen ter zake van de toeneemende ongesteldheid sijns Lighaams tot den zeedienst en dat zig mede alhier in huwelijk begeeven heeft aan denselven is geaccordeert om onder afgesz: gagie ter deser plaatze te mogen verlbijven.
Laatstelijk wierd door den Heer Oloff Godlieb de Wet, als vendumeester overgelegt een versoekschrift zijnde van inhoude als volgt.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E: Agtb: politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: bij Resolutie van den 12 December 1786, om de door den ondergeteek: in qualiteit als vendu meester als toen bijgebrachte reedenen en op zyn daartoe instantig gedaan versoek, hebbende gelieven te arresteeren, dat voortaan alle zodanige vendu brieven als onder den vendu bode sorteeren, en door versuim van ged: Bode mogten komen te verouderen, naderhand nimmer aan den vendu meester bij afreekening zouden behoeven te valideeren, maar dat deselve in’t geheel ten lasten van hem Bode komen en den vendumeester indiervoegen sijn guarand op denselven hebben zoude, terwijl den bode weederom in sijn qualiteit desselfs verhaal zoude mogen vinden op de geene tot welkers Lasten zodanige vendu Reekeningen off brieven komen te Strekken;’
‘Vind den ondergeteek: zig gedrongen, Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: thans nader te vertonen, dat zeedert dien tijd door ged: vendu Bode aan hem ondergeteek: overgeleeverd zijnde onderscheidene vendu brieven van personen in dit Caabsche District wonende, van dewelke denselven ongeacht alle aangewende minnelijke interpellatiën, geene betalinge op hun agterweesen had kunnen verkrijgen, den ondergeteek: daarop wel voor zo verre zig onder die perzonen bevonden de zodanige omtrend welkers staat off sufficiantie men eenige dubiteit had teegens deselve de nodige middelen van rechten heeft g’emploijeert, met dien effecte, dat zommige der betalingen gepresteert en andere bekwame zeekerheid gesteld hebben, op dat door verdere dilaij op een termijn binnen welke zij beloofden hun debet te voldoen, niets als alleen een zodanig verloop van tijd mogt werden verloren ofte gerisiqueert dan dat bij den ondergeteek: zo ten opzichte der overige van de gem: personen, als ook voornamentlijk omtrend een Considerabel getal der zulke die zig in de resp:ve buiten Districten onthouden, en van welke mede een Importante Somma aan vendu penn: in te vorderen valt, de bedenkelykheyd opgekomen is, dat door deselve uit hoofde hunner bezittingen voor volkomen Solide teegens hunne Schuldig Staande vendu penn: kunnen werden gehouden, mits dien niet anders als het existeerend algemeene geld gebrek onder de Ingezeetenen oorzaak weesen moet waarom die penningen welkers waarde in hunne Effecten van dewelke zij zig hebben moeten voorsien is steekende, niet kunnen werden opgebracht en het geene ook eene stremming te weege brengt, in de circulatie bij anderen die door zulke traineeringen van derselven debiteuren meede buiten staat werden gehouden tot de betalinge hunner te quaad staande vendu Reekeningen.’
‘En is ten deesen aanzien bij den onderget: al verder overwogen dat, off wel tegens zodanige debiteuren, omtrend dewelke geen bedenking van insolventie nog ook zelfs eenige dubiteit opkomt, door hem mogt werden bij der hand genomen het gereede middel van parate Executie, waartoe de vendu meesters zig door de Hoge Overigheid geregtigd vinden, het gem: geld gebrek egter niet alleen weeder hinderlijk weesen zoude om door die Executiën nog te obtineeren het geene waartoe zij eigentlijk zouden moeten verstrekken, alzo zelfs met alle de nog rouleerende contanten die wijnig importeeren, en nog voor het grootste gedeelte onder de Ingezeetenen landwaards in schuilen, geenzints te betalen zijn zoude, het geene de per Executie te verkopene goederen zouden behoren te rendeeren: maar dat daar en boven ook door hetzelve gebrek niet kan werden verhindert, dat zodanige Executiën zig verder Extendeeren, en door de nauwe verknogtheid van de welvaart der gezamentlijke Ingezeetenen aan elkanderen het verderf van de meeste hunner ten gevolge hebben, Ja! dus zeer ligt de ruine van deese Colonie veroorzaken zoude behalven dat het bijna onuitvoerlijke om debiteuren die verre landwaards inwonen bij parate Executie uit te winnen, en de enorme kosten die zulx veroorzaken zoude ook nog daar van steeds doet afzien.’
‘Dat aan de andere zijde, wanneer den vertoonder quam op te houden om lieden bij de publicque verkopingen te accrediteeren, ten belange van welke daartoe geen ander difficulteit opkomen kan, als alleen dat dezelve wel niet in de geleegendheid zouden kunnen zijn om op zijn tijd de gekogte goederen te betalen, daar door dan ook met eenen de Vendutiën geheel tot instal zouden weesen gebracht, tot al zulken niet minder schadelyken gevolge, als de voorsz: meenigvuldige executiën zelve in staat zouden weesen te doen ontstaan.’
‘Den ondergeteek: dierhalven uit hoofde van deeze ten respecte der gezamentlijke Ingezeetenen en de gantsche Colonie, ten uittersten wigtige bedenkingen, zo van de voorsz; Extreme geregtelijke middelen buiten volkomene noodzakelijkheid als van het weigeren van Credit aan de resp:ve kopers, alleen om een morari Solutionem hebbende moeten afzien, voeld daar door als van zelfs deze voor hem nog zeer importante zwarigheid opkomen, dat het verderf dus van d’ Ingezeetenen, ende gantsche Colonie afgekeert zijnde, zulx op hem zal moeten redundeeren, zo wanneer zig eens van het vendumeesters Ampt ontslagen en vindende hem die domesticque middelen komen te ontbreeken van welke een vendumeester zig anderzints nog steeds bedienen kan, om te quaad staande vendupenningen te incasseeren, en welk vooruitzicht omtrend zijne na te latene weeduwe en kinderen in hem niet als nog veel kommerlijker gedagten kunnen verwekken, bij aldien hij staande de Exercitie van dit Ampt deser wareld mogt komen te overlijden.’
‘Daar dan een zodanige uitkomst geheel strijdig zoude zijn met het oogmerk waartoe het vendumeesters Ampt alhier tot nu toe aan het Secretariaat van Politie is geaccrocheert geweest, Ja dat zelfs in steede van het lucrative uit te maken, waar door den arbeid en moeilijken dienst van laatstgem: Ampt zouden werden beloond en verzagt de geene die zig daar mede bekleed vinden in het geval zijn, van hier inne geen voorzieninge genomen werdende, nevens de hunne in een aller ongelukkigste staat van armoede te werden gedompeld, heeft zulx den ondergeteek: ook zeer natuurlijk geleid tot een besluit om zo wanneer ten deesen aanzien geen andere Schikkinge zoude kunnen werden gevonden en gemaakt, veel liever al den arbeid en moeïelykheeden van het SeCretaris Ampt zonder eenige de allerminste beloninge zig voor een tijd te laten welgevallen, dan langer bloot te staan, aan het gevaar met welke hij en de sijne door inkomsten, die zig dan slegts aan de verbeeldinge vertonen, werden gedreigd.’
‘Dan nadien den ondergeteek: zig ligtelijk voorstellen kan, dat bij Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: van hem ook werd verwagt om met het gezegde een voordragt te doen, van al zulk middel als hij geschikt en bekwaam oordeelen mogt om de voorsz: ten uitterste nadeelige en gevaarlijke Consequentiën voor te komen, neemd hij ter beantwoording aan deze Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: verwagting, de vreiheid hier nog bij te voegen dat, gelijk hij d’ Eere gehad heeft reeds te zeggen, den vendumeester zo lange hij dat Ampt exerceert, steeds aan handen hebbende, eenige domesticque middelen, om de te quaad staande vendu penningen te incasseeren en zo wel bij de weescamer als gelijk hij meend, ook bij de Justitie gewoonlyk de vendu brieven, die onder de Bodens ter verantwoordinge van de respective Secretarissen als vendumeesters van deselve Collegiën sorteeren, door de afgaande, of van weegens de te overleiden komende, aan de hun vervangende Secretarissen bij afreekening overgegeeven, en getransporteert wordende, wanneer even en in diervoegen de vendumeesters in der tijd zig verpligt vonden, van hunne predecesseuren over te neemen, alle zodanige vendu brieven als voor reecq: van dezelve nog onbetaald onder de Bodens lopen met ende beneevens zo veel Contanten als te zamen het bedragen uitmaken moet van het geene de resp:ve verkopers als dan zijn te goed hebbende, hier mede na het inzien van den ondergeteek: niet alleen de voorsz: dangereuse gevolgen geviteert maar zo wel de vendu bodens in derzelver Vigilantie omtrend het Collecteeren der vendu penningen gehouden werden, als de verkopers weeten kunnen, aan wien zij tot het erlangen van hunne betalinge zig te addresseeren hebben, als wanneer teevens, of schoon dit bij d’ overgave onder de Secretarissen van Justitie ende Weescamer geen plaats heeft om de aankomende vendu meester hier in te gemoed te komen, aan denzelven daar en boven nog zoude kunnen werden te goed gedaan, de helfte van het bij syn predecesseur bereekende Salaris voor zo verre het montant verloopt der nog onder de Bodens Sorteerende onbetaalde vendu brieven en met hetwelke den ondergeteek: Sustineert, dat aan de volgende vendu meesters mede zouden kunnen werden toegebragt, eene gerustheid en zeekerheid omtrend de wijze, op welke d’overgave van het vendumeesters Ampt ook aan hunne Successeuren geschieden kan.’
‘Neemende den ondergeteek: dierhalven de vreiheid, Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: op het vierigste te versoeken, door het beramen en vaststellen van het voorsz: dan wel andere zodanige middelen als plausibeler zouden werden geagt, te ontruimen de zwarigheid die den onderget: om de voorsz: reedenen maken moet anderzints langer in het gem: vendumeesters Ampt te continueeren en dat in zo verre het voorgestelde niet aanneemelijk mogt werden bevonden nog ook in dies plaatze geen ander middel daartoe te beramen zoude mogen zijn, het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: als dan gelieven moge hem op het spoedigste van het voorsz: vendu meesterschap te ontslaan, op zodanigen voet, als hem uit het waarnemen van een zodanig publicq Ampt de minste præjuditie toebrengen kan.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a /: was geteek :/ O: G: de Wet.’
Na welkers lecture het besluit daar op is gesurcheert tot dat hetzelve Schriftuur bij de Heeren Leeden nader zal zijn rond geleesen.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
[Signed:] T: C: Rönnenkamp
C. 175, pp. 95-98.¶
Dingsdag den {17870703} 3 Julij 1787.
alle præsent
Geleesen weesende een ingekomene Missive van den Landdrost en Krijsgs Raad van Graaffe Rijnet in dato 23 April laatstL:, is op de onderscheidenen poincten daarbij vervat best gedagt, het besluit tot de opregting van een derde Compagnie dragonders aldaar, vermits de ingeschreevene Burgers voor Twee Compagniën te sterk zijn, uitgesteld te laten tot tijd en wijle alhier zullen weesen ontfangen de opgaaff rolle van dat District, nevens de positive Sterkte der Burgerije, en dat men dus uit de laatste met zeekerheid zal hebben kunnen ontwaren, in hoe verre de oprigting eener derde Compagnie nodig zal zijn, om ook als dan op de Consideratiën van Landdrost en Heemraden voormeld ter bevorderinge van den Lieutenant Daniel Willem Kuhne reguard te neemen;
En dat vermits het niet mogelijk is, d’ Exercitie der burgerije op Graaffe Rijnet te doen geschieden, zonder dat de voornaamste tijd zoude werden verzuimt om teegens de Bosjesmans Hottentotten uit te trekken, maar in het laatste onvermijdelijk behoort te werden gewaakt, daar derselven overlast de Ingezeetenen steeds is drukkende mits dien ook ingevolge het gedaan versoek d’Exercitie voor dit Jaar zal weesen g’Excuseert, met aanschreivens dat ondertusschen niet zal moeten werden verzuimd de Jongelingen onder Eede te neemen.
Zijnde meede goedgevonden te accordeeren, dat uit de geene die zig van die gewone burger diensten aldaar afgeschreeven vinden, werde opgerecht een Corps de reserve, mits dat Corps zal moeten dienen om bij geleegendheeden dat de burger Manschappen teegens de Bosjesmans Hottentotten zullen uitgetrokken zijn, steeds te waken, ter bescherminge van de Contrijen, welke door zodanige Manschappen min off meer mogten werden bloot gelaten.
Terwijl verder goedgevonden is, dat tot de verzogte Ammunitie ten dienste der gemelde burger Expeditiën teegens voorschreeven wilden zal werden verstrekt
mitsg: ‘S Compagnies weegen te doen vervaardigen de Standaarden voor de aldaar opgeregte Compagniën Dragonders.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
[Signed:] T: C: Rönnenkamp
C. 175, pp. 99-157.¶
Saturdag den {17870714} 14 July 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Geresumeerd zijnde de zeer gevenereerde aanschrijvens der Hoog Edele Heeren Zeeventhienen in dato 28 Dec: 1786; met het Schip Hinlopen ontfangen, uit dewelke is komen te blijken, dat hoogst derselver approbatie geenzints heeft mogen wegdragen, de schikkingen, op den 24 Maart des voorleeden Jaars alhier geschied, ingevolge welke de Heer Tobias Christiaan Rönnenkamp in plaats van den gepatrieerden Heer Adriaan van Schoor is aangesteld geworden tot dispencier met verleening van sessie in deesen Rade, mitsg: tot Lidt in den Raad van Justitie, den Secretaris van dat Collegie Christiaan Ludolph Neethling, als welke aanstellingen strijdig waren met de ontfangenen uitdrukkelijke ordres harer Wel Edele Hoog Agtb:; zonder dat hoogst dezelve oor voldoende hebben kunnen houden de bijgebragte reedenen, om dien gedanen stap te wettigen;
Zo is, nadat ged:e Heer Rönnenkamp uit de vergadering getreeden was, hier over gebesoigneerd, en tevens met veel attentie geleesen een verzoek Schrift, door Vijff en Zeeventig burgers en Ingezeetenen, alle Leedematen zijnde van de Luthersche Kerk gemeente alhier, ingediend, luidende.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E Agtb: Raad van Politie
‘Wel Edele Gestr: en E Agtb: Heeren!’
‘D’ ondergeteek: Burgers en Ingezeetenen, alle belijdenis doende van de Augsburgse Confessie, ‘t zeedert de aankomst van het uitkomend Schip Hinlopen in de Baaij Fals tot hunner aller uitterste Smerte en leedweesen door de particuliere gerugten kennelijk geworden zynde, dat de Hoog Gebiedende Heeren Majores in’t Patria, niet alleen hebben gelieven t’arresteeren dat voortaan geen Lutheranen meer in de resp:ve Collegiën van Politie en Justitie ten dezen Gouvernemente Zullen mogen werden geadmitteert, maar dat ook die geene, welke daar inne reeds dadelijk Sessie hebben verkreegen, zig weeder uit dezelve zullen moeten retireeren, en dat dees’ hunner Wel Edele Hoog Agtb: dispositie door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: onder anderen meer met den eersten zouden moeten werden applicabel gemaakt, tot de aanstellingen van de Heer Rönnenkamp als meede Lidt in den E: Agtb: Raad van Politie ende Heer Neethling in die van de Justitie, zodanig dat dezelve aanstellingen als niet geschied zijnde zouden moeten werden aangemerkt; gebruiken zij de vreiheid zo voor hun, als uit Naam van hunne gezamentlijke gemeente, Uwe Wel Edele Groot Agtb: op de ootmoedigste, dog teffens nadrukkelijkste wijze, onder het oog te brengen: dat daar der Supp:lten gezindheid zig nimmer aan eenige daad kan herinneren Schuldig gemaakt te hebben, waar door zij zouden hebben gemerideert alleen van dit voorrecht te werden uitgesloten, terwijl de Lutheranen, zo te Batavia als elders in Indiën, onder het ressort van d’ E Comp: daarvan bij voortduuring blijven jouisseeren, gelijk om maar een enkeld voorbeeld aan te halen, en niet op te tellen off te Spreeken van alle voorbeelden die ‘er zijn, dat de beleiders van onze Religie in de Resp:ve Collegiën ter voorsz: Ind:e Hoofdplaatze, zowel in Rade van India, als in alle andere Collegiën van tijd tot tijd Sessie hebben verkreegen, ten klaarsten blijkbaar is, uit de aanstellingen van de Heeren Saxe en Duurkoop, welke in den Jare 1784. door de Hoge Regeering van Indiën in den Raad van Justitie het oppergerechtshoff van geheel India g’assumeert zijnde, door de Heeren Majores in A:o 85. tot effective Leeden in voorm: Rade zijn benoemd geworden, het voor hun dus ook aller hardst, Ja ten uittersten grievend zoude zijn, ingevalle Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: wilden procedeeren tot de immediate uitvoering van de voorz ordre der Heeren Meesteren, het welk d’onderget: vertrouwende door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb ook zodanig niet alleen zullen werden begreepen, maar ook dat het voor ons bitter en ziel treffende moet zijn, dat wij hier aan de Caab alleen, off bijzonderlijk, ter bekleeding van voorsz: Ampten zouden moeten weesen uitgesloten; bidden zij Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: dierhalven onderdanigst, dat dies Executie, uit consideratie van de voren aangehaalde reedenen, zo wel als om den ijver en trouwe waar mede de Lutheranen, die d’Eere hebben gehad off nog hebben d’ E Comp:ie te dienen, zig steeds in hare diensten hebben zoeken te distingueeren, gelijk van voorm: Heeren Rönnenkamp en Neethling, die thans de Twee oudste dienaren in’t Gouvernement zijn, met waarheid kan werden gezegt; moge gesurcheert blijven, tot dat de Hoog Gebiedende Heeren Majores zullen hebben gedisponeert op een allerootmoedigst verzoek Schrift, dat d’ondergeteek: Supp:lten de vreiheid zullen gebruiken Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: eerstdaags te presenteeren, en welk Supplicq zij verhopen, met Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: gunstige voorschreivens te zullen mogen gehonoreert zien’
’/: onderstond :/ ‘T welk doende &:a /: was geteekend: / J: A: Hitzman, Charles van Cahman, D:l Lehman, A:s Brink, G: J: Bunding, J: A: Jentze, E Heugh, J: C: Loots, Fredrik Schikkerling, Johan Christoffel Dennert, J: A: Hijneman, J: G: Schröder, Johan Anthon Bunning, Johan Dietrich Christoffel Reinhardt, J: J: Swanevelder, J: F: W: Böttiger, J: Karnspek, C: Pauelsen, Jens Jenssen, H:s Sandenberg, E: C: Zimmerling, A: H Teubes, Fredrik Botha, C: Karoets, J: G: M Gmehle, H: Ehlers, Marthinus L: Smith, F Stapelberg, J: A: Zin, C: Muller, Johan Theobald Andreas, J: P: Voges, Coenraad Eb, Andreas Jacobsen, DaniëL Hendrik Schmidt, Johan Wellem Arnolts, Johannes Beck, Laurens Biel d’oude, Johan Christiaan Hillegeist, Johan Godfried Mokke, Christiaan Fredrik Herbst, A: C: Kok, Oltman Alers, Carl Fridrig Geere, Johan Carlson Cederlouw, C: Freislich, S: J: Wiid, J: A: Michel, G: R: l: Ifflandt, C: G: Stadler, Zacharias Herman, Johannes Engel, Sebastian Leibrandt, Johan Adam Ensim, J: P: Furstenberg, J: M: Elzer, D: Weesberg, G: W:m Hoppe, J: A: Hartman, George Hinnig, Johan Carl Gottlieb Höffer, Johannes Roode, Johannes Smith, Johan Jacob Meijer, Johan Coenrad Wahl, Coenraad Schrön, Jan Janssen de Bruijn, Daniel Coenraad Braune, Jann Godlieb Maas, S: Rothman, Clemens Matthiessen Senior, Frans Michaël Kilian, Johan Gustaaff Volmar, Johan Wilhelm Steidle, Christoph Hendrik Niehaus,.’
Op hetwelke verstaan is, dat dewijl het daar bij gedaan versoek is strijdende met de door Hoogst Gemelde Heeren Meesteren gegeeven positive ordre, mits dien daarinne niet kan werden getreeden dog dat aan de Supp:lten niet te min werd vrijgelaten, om zig nader aan dezen Rade te addresseeren met zodanig verzoek, als zij geintentioneert zijn, aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: voor te dragen, ten einde hetzelve te doen verzeld gaan van de consideratiën die men, na lecture van dat versoek Schrift, ter zake dienstig en oirbaar zal komen te vinden. Zijnde inteegendeel, ter schuldige obedientie aan de voorsz: zeer geëerbiedigde intentie harer Wel Edele Hoog Agtb: gem: Heer Rönnenkamp dadelijk als Lidt van deesen Raad, en mits dien mede van het præsidie bij het Collegie van Commissarissen van Civiele en Huwelijx zaken, ontslagen.
En in consideratie genomen weezende de gevoelige Smerte die ged: Heer Ronnenkamp, mits desselfs aan d’ E Comp:ie betoonde langjarige en trouwe diensten daar door komt te ondergaan, en dewelke zig zo veel te meer zoude verzwaard vinden, zo wanneer met dat ontslag meede zoude moeten verzeld weesen desselfs dimissie als dispencier en het gemis van den Rang, die Sijn E: als Lidt van den Raad reets genoten heeft, onder eene zeer humiliante te rug treeding tot desselfs vorige Post als Secretaris der weescamer; hoedanig nogthans niet heeft kunnen werden opgenomen de wil en meening van hoogst gem: Heeren Majores te zijn, daar uit de voorsz: aanschrijvens begreepen is, hoogst derselver ware en voorname oogmerk alleen meede te brengen, om uit den Raad van politie, zo wel als uit die van de Justitie, gesecludeert te doen blijven, perzonen niet zijnde van den gereformeerden Godsdienst.
Is daarop besloten meergem: Heer Rönnenkamp provisioneel te laten continueeren in desselfs Administratie van het Dispens, mitsg: in den Rang als oud Lidt dezes Raads, en dat ondertusschen aan meer hoogst gem: Heeren Majores zeer onderdanigst zal werden verzogt zulx, uit aanmerking van de Zêle en trouwe, met welke zijn E: den dienst der Maatschappij een reeks van Jaren agter een onophoudelijk heeft behartigd, goedgunstig te willen approbeeren.
Welk besluit aan meergem: Heer Rönnenkamp nadat Sijn E: weeder binnen getreeden was, gecommuniceert zijnde, nam Sijn E, onder de blijkbaarste ontroering des gemoeds het geen een ieder der Leeden, uit de innigste overtuiging van desselfs personeele mérites, zeer toucheerde, afscheid uit de Vergaderinge, overleggende een Memorie, welke geleesen en bevonden wierd te weesen van volgende inhoude.
‘Memorie door den ondergeteek: bij desselfs dimissie uit desen Edelen Agtb: Rade ter vergaderinge overgelegt, den 14:e Julij 1787.’
‘Uwe Wel Edele Gestr: en E: Agtb: in opvolginge en naarkominge der door haar Edele Hoog Agtb: de Heeren Majores in’t Vaderland ten belange van de Lutheranen gestelde ordres, volgens welke aan dezelve voortaan geen Sessie meer in de resp:ve Collegiën van Politie en Justitie mag werden vergund, zig in de onvermeidelijke noodzakelijkheid hebbende gevonden om mij, als van voorsz: gezindheid zijnde, uit dezen Rade te congedieeren, ben ik dus verpligt, dit bevel in alle onderdangiheid te Eerbiedigen, en mitsdien den Stoel, dewelke d’Eere heb gehad als mede Lidt dezer aanzienlijke vergadering te occupeeren, thans te ontledigen.’
‘Dan alvorens dezelve te quitteeren, kan ik niet omheen, mij over deze, zo onverwagte als onverdiende harde dispositie van welopgem: Heeren Meesteren, waar door mij, zo als ligt te bevroeden is, een onverzettelijk hartzeer, en niet minder gevoelige Smerte, is geoccasioneert en te wege gebracht, bitter te beklagen, als vermeinende eene gracieuser behandelinge te hebben gemeriteert, ter consideratie dat de Maatschappij nu bereids ruim drie en Dertig Jaren, ende zulx in verscheide Zware en gewigtige Ampten met onvermoeiden ijver en vleit, overeenkomstig met myn Eed en plicht, hebbende gediend; gelijk Haar Edele Hoog uit den inhoude van het Request, het welk d’Eere heb gehad, in den voorl: Jare aan hoogst dezelve onder ‘S E: Comp:s Papieren te Suppediteeren, ongetwijfeld zal zijn gebeeken; dit mij dan ook van haar Wel Edele Hoog Agtb: benevolentie, ende als een gevolg van Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: daar toe gedane favorable voordragte, een gunstige approbatie heeft doen hopen en verwagten.’
‘Dan mijn wensch en oogmerk daar omtrend niet hebbende mogen bereiken, is het mij echter aan den anderen kant zeer aangenaam, dagelijx te mogen horen en ondervinden, dat door de gantsche Caabsche waereld over dese mijne disapprobatie hartelijk worde beklaagd, en men niet minder als dat is verwagtende geweest, in opzigte van mij die als een oud, eerlijk en getrouw Dienaar, genoegzaam bij een ieder gerenomeert en bekend staat gelijk dan ook /: over het algemeen gesproken :/ nooit heb gehoord dat ‘er anders van mij is gedagt, schoon daar teegen overgesteld, zeer wel weet dat het mij aan geen vijanden, die zig daarover verheugen, ontbreekt, dog deze reekene ik als zo veel lafhartige en lage zielen, dewelke, ‘tzij door nyd en afgunst, ofte uit hoofde van particuliere inzichten en eigen belangen, jeegens mij zijn opgezet en vooringenomen.’
‘Ik heb zeekerlijk, ten requarde van het voorsz: ongunstig besluit der Heeren Majores die byzondere, en zo als het noemen mag, grote satisfactie voor mij dat nog onbekwaamheid, nog wangedrag in den dienst, maar ter contrarie een godsdienst, welkers beleiders /: gelijk men helaas, maar al te grondig is onderregt :/ door zeekere vuilaardige en IJverzugtige gemoederen, zonder eenige billijke off voldoende reedenen, bij de Heeren van’t bewind met de allerhatelijkste Couleuren zijnde afgeschildert, deselve hier door niet alleen mij, maar ook andere, zo niet alle mijne geloofsgenoten, als verdagte, ja misschien wel /: wat nog erger zoude zijn :/ als weederspannige Subjecten kunstig hebbende doen voorkomen en in aspect gebragt, de waren en eenigste beweegreden of oorzake daarvan is.’
‘Deeze Satisfactie verstrekt mij in der daad eenigermaten tot troost en verzagting der Smerte, die ook desweegens gevoele, maar zij kan deselve geenzints geheel en al wegneemen, want hoe is’t mogelijk dat een man die eerlyke Sentimenten bezit, /: waarop mij gerustlijk durf beroemen :/ ongevoelig zou kunnen zijn, wanneer hij om de wille eener religie, die zo nauw met de prædomineerende is verknogt, dat zij zig over ende weeder broeders noemen, vervolgt, en zig door laster off Calumnie moet gehumilieert zien.’
‘daar en boven valt mij deze in allen opzigte onaangename gebeurtenisse, zo veel te ondragelijker over mits ik geduurende voorm: langen laps des tijds, waarvan over de Twee en Twintig Jaren consecutivelijk als eerste gesw: Clercq ter politicque Secretarije /: zynde met betrekking tot de geene die bevorens hetzelve Ampt hebben bekleed, geen voorbeeld daarna gelykende te vinden :/ zonder een weesentlijk middel van bestaan te hebben gehad, niet alleen in dien post maar ook in alle de geene die mij vervolgens opgedragen en toevertouwd geworden zijn, met opregte ambitie, zo als een getrouw Dienaar betaamd, heb gediend, invoegen dan ook van myne resp:ve gebieders nooit ofte ooit eenige de minste reproches, veel minder openbaar affronten, heb ondergaan, en dat ik als ‘er al eens /: nog eerste Clercq zijnde :/ een lucrative bedieninge open viel, hetwelk in dit Gouvernement doorgaans wijnig of zelden gebeurd, bij diergelijke voorvallen, omdat den Slaafsen Cancellarij dienst mij hebbende eigen gemaakt, door doenmalig manquement aan Stoffe ter mijner plaatsvullinge, van de Secretarije niet konde werden gemist /: ten minsten ben ik met zulke flatteuse betuigingen, inzonderheid van den voormaligen gerepatrieerden Edelen Heere Gouverneur van Plettenberg, meer als eens afgescheept :/ telkens heb moeten agterstaan, en deselve zien begeeven aan perzonen, voor dewelke ik om van geen verdienste te spreeken, alleen uit hoofde van ancienniteit in den dienst, had behoren te werden geprefereert - dus heeft het mij niet eerder dan in A:o 1778 mogen gebeuren, van geciteerde lastige post ontslagen te worden, en deselve met het Secretariaat der weescamer te verwisselen, Terwijl daarop in’t gepasseerde Jaar mijne aanstellinge tot dispencier en mede Lidt in desen Ed Agtb: Rade zijnde gevolgd, kan ik mij het genoegen niet onttrekken, om openhartig te bekennen, ten uittersten verheugd en vergenoegd te zijn geweest, dat ik, naar zulk een reeks van Jaren, als een Ezel in den ploeg getrokken en daarbij mijne beste ziel vermogen en kragten ten nadeele en kosten mijner gezondheid aan den dienst der E Comp: opgeoffert te hebben, eindelijk eens in den ouderdom van circa Seeven en Vijftig Jaren, ter bekleedinge en vervullinge der open gevallene plaats in welgem: Rade in aanmerkinge gekomen, en Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: mij bequaam en waardig hadden geoordeeld, de weesentlijke en ware belangens der Maatschappij in’t algemeen, mitsg: den bloeij en welvaart deser Colonie in’ bijzonder, als mede Regent te helpen bevorderen.’
‘Ik meen en vertrouwe, Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: gedurende den tijd, dat d’Eere heb gehad bij de beraadslagingen deser Tafel te adsisteeren, van mijne asidüe aanklevingen aan den dienst, ter voldoeninge aan Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: billijke verwagtinge, met de vereischte decentie, naar beste vermogen, volstaanbare preuves te hebben gegeeven, dus ben ik ten vollen verzeekert en overtuigd, dat het Uwe Wel Edele Getr: en E Agtb: ter dier oorzake, gantsch niet aangenaam zijn kan, maar inteegendeel zeer leed doet, een oud en ervaren Dienaar uit haren Rade te moeten demitteeren; dan de wet geevende macht onzer meer welgem: Heeren Meesteren, ten aanzien haar Wel Edele Hoog Agtb: de redeenen en motiven, welke Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: ter mijner aanstellinge hebben bewogen, insufficiënt zijn komen te bevinden, zulx volstrekt gebiedende, moet men zig dierhalven, hoe treffend dit mij overgekomen verneederend geval ook zij, en het welke mij in’t Stellen deser hier en daar eenige uitdrukkingen heeft doen ontglippen en bezigen dewelke, uit een van droefheid overstelpt gemoed, zijnde voortgekomen, ik hopen en nedrig verzoeke, dat in den besten zin opgenomen, en geenzints aan ongepaste eigen roem off veragtenswaardige verwaandheid zullen mogen werden toegeschreeven; met gelatentheid daar onder bukken.’
‘Ondertusschen, daar het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: ten vollen is bekend dat verre de meeste Familiën ter deser hoofdplaatze /: omme niet te gewagen van de geene die zig ten platten Lande, of in de buiten districten hebben komen neder te zetten :/ waaronder zig zo veele aanzienlijke en gegoede bevinden, van Lutheranen her- off afkomstig zijn, zullen Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: overzulx ligtelijk kunnen begrijpen, dat het hunl: die derselver kinderen in de gereformeerde Religie altoos gereedelijk hebben laten onderwijzen en groot brengen, mitsg:s Leedematen derzelve worden, tot ‘er tijd tot dat deselve door de gunst en goedheid der Hoog Gebiedende Heeren Majores een eigen openbare kerk en vrije godsdienst oeffeninge hebben komen te verkrijgen niet anders als zeer grievend en smertelijk zijn kan zig thans versteeken te moeten zien, van al zulke prerogativen als deselve zeedert de Erectie deser Colonie met de gereformeerden hebben gemeen gehad, en welk weederzijds vrij genot deser voorregten langer als een Eeuw ten gevolgen hebbende gehad, dat beide de voorsz: gezintens zig, zonder de minste bedenkingen off schroom, door banden des huwelijx vereenigd, en langs den weg ten nauwsten aan malkanderen gelieert en vermaagdschapt geworden zijn, heeft men dus in al dien tijd schier niet kunnen bespeuren, dat de Caab door menschen van verschillende Godsdienst wierd bewoond, alwaaromme het dan ook te wenschen ware, dat het Hoogst ged: Heeren Meesteren dit in aanschouw neemende, gracieuselijk mogte behagen, de in disfaveur mijner geloofsgenoten vigeerende ordres, zo veel mogelijk, te mitigeeren, ten einde door dat middel de in de resp:ve gemengde huisgezinnen tot nu toe subsisteerende goede harmonie, zonder interruptie moge blijven geconserveert, en dit komende te gebeuren, gelijk om de geallegueerde reedenen te hopen is, vermeine ik dan ook mij te mogen flatteeren, door een gunstiger dispositie van haar Wel Edele Hoog Agtb: eerlange op den stoel die mij nu te ontruimen is aangezegd weederom geplaatst te worden; waar toe Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: welmeenende meede werking en kragtdadig voorschrijvens aan de veelmaals gem: resp:ve Bewindsheeren, Eerbiedigst imploreere.’
‘Kunnende voor het overige niet voorbij Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: in alle opregtheid te betuigen mijn gevoelige Smert, dat de Heeren van’t bewind weegens mijne bevorderinge tot Lidt deses Raads hooglijx te onvreeden zijnde, begrijpen als of zulks door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: buiten noodzakelijkheid was geschied: Edog om het teegendeel daarvan aan haar Wel edele Hoog Agtb: te doen blijken, vind ik mij genecessiseert en verpligt ten dien belange in vollen Rade te moeten verklaren dat, verre daarvan daan, den Wel Edelen Gestr: Heere Gouverneur voornamentlijk niet eens, maar irreterative malen, aan mij te verstaan, gegeeven en seriëuselijk gedeclareert heeft, dat bij aldien onder de gequalificeerde Dienaren van den gereformeerden godsdienst ter dier tijd, zig iemand hadde bevonden, dewelke met een gelijk recht, het zij uit hoofde van lange en getrouwe diensten ofte superieure bequaamheeden, op de te vervullenen Raadsplaats aanspraak hadde kunnen maken, zyn Edele pligtschuldig ter voldoeninge aan de gevenereerde ordres der Heeren Majores denselven aan mij zeeker en vast zoude hebben voorgetrokken en dewijl mij bovensdien ook is bewust dat de overige Heeren Raadsleeden, welke doenmaals het lighaam der Regeeringe hebben komen uit te maken, van het zelfde Sentiment zijn geweest, en dat daarbij ook nog in consideratie was gekomen, dat door deesen Stap, de rust en eenigheid in dit Land, waaraan vooral in deese tijds omstandigheeden zo veel geleegen lag, zeer aanmerkelijk zoude bevordert worden; So vloeit hier uit notoir voort, dat Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: de minste gedagten niet hebben gehad, van het voorsz: hoog bevel anders dan door overtuigende reedenen af te wijken.’
‘En hiermede mijn afscheid uit deesen Ed: Agtb: Rade neemende betuige ik Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: nogmaals mijne Sinceerste en ootmoedigste dankbaarheid voor de gunstige Reflexie, die Uwe Wel Edele Gestr: en Edele Agtb:, zo regtmatig als biilijk en zonder daar door ijmand te benadeelen of verkorten, op mijn perzoon hebben gelieven te neemen met de allerhartelijkste en niet minder vurigste toewenschingen, dat het God den hoogsten Albestierder moge behagen Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: met desselfs verligtende genade steeds bij te blijven, ten einde Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: zig door deeze goddelijke ondersteuninge meer en meer in Staat mogen gesteld vinden om alle de epineuse en zorgelijke zaken, die in dit Gouvernement zonder ophouden dagelijks voorkomen, ten algemeene beste ende tot welzijn van Land en kerke roemwaardig te dirigeeren en beslissen; teffens needrig vezoekende, dat Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: van die goedheid gelieven te zijn deeze Memorie bij de Resolutie van heeden te laten insereeren, en vervolgens aan de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren in’t Patria over te zenden, op dat hoogst dezelve daar door ten mijnen opzichte nader ter kennisse moge komen, dat mij altoos heb bevlijtigd, haar Edele Hoog Agtb: dierbare gunste waardig bevonden te worden; des dan ook geen moeite Sparen zal, mijne verdere dienste in alle trouwe waar te neemen.’
’/: was geteekend :/’
‘T: C: Rönnenkamp.’
Waar over gedelibereerd zijnde, is geoordeeld, dat het daarbij gedaan versoek niet konde werden van de hand geweesen, en dat mits dien dezelve Memorie behalven de voorsz: Insertie bij deze Resolutie, nog in Copia aan de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren zal werden overgezonden.
Zijnde wijders tot Præsident in het voorn:de Collegie van Commissarissen aangesteld, het mede Lidt dezer vergaderinge de Heer Oloff Godlieb de Wet.
En is verders nog in overweeging genomen dat nadien de Wel Edele Hoog Agtb: Heeren Meesteren met die disapprobatie omtrend voorm: Neethling als Lidt des Raads van Justitie, ook derzelver volstrekte wil ende meening belangende de gezinte, tot dewelke alleen de perzonen, dien Raad formeerende, behoren moeten, nader aan den dag hebben gelieven te leggen, en dat daar uit ook van zelfs volgt, dat bij gem: Raad van Justitie meede langer geen zitting kunnen blijven houden den zoldij boekhouder Clement Matthiessen Junior en den burgerraad Johannes Matthias Bletterman, als beide de Luthersche kerk gemeinte ingelijft weezende, en dewelke naderhand resp:ve op den 19 Sept: en 27 Decemb: des gepasseerden Jaars, om de bij de toen genomene resolutiën bekend gestelde reedenen, als Leeden des gem: Raads zijn aangesteld geworden.
Weshalven ter gehoorzame opvolginge der zeer gevenereerde ordres van hoogst ged: Heeren Meesteren, voorm: Neethling, Matthiessen en Bletterman van derzelven verdere Sessie bij ged: Raad van Justitie zijn ontslagen, ende Zulks, onder haar Wel Edele Hoog Agtb: hoog gunstige approbatie behoudens derselver Rang als oud Leeden van gem: Raad.
Na het welke in agting genomen weezende de noodzakelykhied, dat de plaatzen van voorm: drie Leeden, voor al uit hoofde der thans bij den Raad van Justitie onder handen zijnde meenigvuldige Crimineele procedures, door andere bequame perzonen ten Spoedigsten werden vervult;
Tot het welke vermits de buiten de Caab in functie zijnde Cooplieden titulair en ondercooplieden geenzints bij den Raad kunnen adsisteeren, en dat de aanweezige ondercooplieden Pieter Diederik Boonacker en Oloff Marthinus Bergh tot de Luthersche Kerk gemeente behoren, overigens nog in aspect zouden kunnen komen de onderCooplieden Casparus van Eerten en Egbertus Bergh; dog ten welken belange door evengem: Van Eerten, zo bij den Heere Gouverneur als bij den Heer Secunde Rhenius in qualiteit als præsident des Raads van Justitie op het instantigst is verzogt geworden, om daar van te mogen blijven g’Excuseert, onder betuiging, dat zij zig alleen met alle vleit beijverd hebbende tot Sijnen dienst op het Negotie Comptoir, de onophoudelijke beezigheeden, dewelke hem desen dienst verschaften, ook niet hadden toegelaten, om zig op eenige kennisse des Rechts toe te leggen, en dat hij zig dierhalven volkomen ontbloot vindende van de kundigheeden, om gemoedelijk het Ampt van Rechter te kunnen bekleeden, zijne Jaaren reeds zo hoog geklommen waren, dat het Vrugteloos voor hem zoude weesen nu eene applicatie daartoe te willen onderneemen, en tot welke ook boven dien zijne Continueele Ampts occupatiën geen tijd zouden overlaten: Terwijl ten aanzien van voormelde Egbertus Bergh, bij den Heere Gouverneur, alvorens denzelven te kunnen proponeeren, onderzogt weesende de Religie welke denzelven mogen weezen toegedaan, door sijn Edele wierd betuigd, dat ten dien belange na eene mondelijke declaratie door ged: Bergh gedaan, denzelven, op verzoek van sijn Edele om zig daaromtrend in geschrifte te declareeren aan sijn Edele hadden geaddresseert eene rescriptie luidende.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Gestr: Heer!’
‘Deezen middag mij hebbende mogen vereert vinden met een Missive van Uwel Ed Gestr: , houdende in Substantie dat, dewijl ‘er ingevolge d’ordres der Heeren Majores, een promotie van nieuwe Leeden in den Raad van Justitie zal plaats hebben, en dat mijn Perzoon daarbij zeekerlijk in aanmerking zoude komen, ingevalle niet uit de mondelinge conferentie welke Uwe Wel Edele Gestr: wel met mij over dat Sujet heeft willen houden, aan dezelve was gebleeken, dat schoon ik geen openbare belijdenisse van eenige Godsdienst hebbe gedaan, mijne begrippen in deezen egter meer waren strokende met de Luthersche Leere, dan met die der prædomineerende Kerke, en ik dus mede quam te vallen in de termen, dat ook de voorsz: ordres der Heeren Meesteren hare applicatie op mij hadden, met begeerte dat ik mijne meeninge en intentie hieromtrent nader in geschrifte aan Uwe Wel Edele Gestr: zoude hebben te declareeren; gebruik ik de vreiheid, na Uwe Wel Edele Gestr: voor de in deesen genoten Eere mijn pligtschuldige dank op het ootmoedigst betuigt te hebben, bij deesen aller onderdanigst te rescribeeren: dat herhalende het geen ik Uwe Wel Edele Gestr: reeds bij monde hebbe gezegd, moet declareeren, mijne gevoelens op het Stuk van Religie in zo verre conform te zijn met d’ Augsburgsche confessie dat ik, gedrongen werdende immediaat belijdenisse te doen, geen ogenblik zoude hæsiteeren de Luthersche Leere t’omhelzen.’
‘dan daar deese principes, op welke ik mijn geluk hiernamaals bouwe, zo rechtstreeks strijdig zijn met mijn tijdelyk en waerelds belange dat ingevalle de voorsz: ordre der Heeren Meesteren niet aller goedgunstigst in mijn faveur door de Regeering der wijze wierde geinterpreteert, dat dezelve alleen van applicatie zal zijn, met betrekking tot het dadelijk verkrijgen van Sessie in de resp:ve Collegiën, ik alle hope tot het verder pousseeren van mijn fortuin, ten eenemaal zoude moeten laten varen, dewijl geen ijver, geen trouwe nog verknogtheid voor ‘S Meesters dienst om de voorsz: reeden ten mijnen opzichte in eenige aanmerkinge meer zoude kunnen nog mogen komen, zo bidde ik Uwe Wel Edele Gestr: aller ootmoedigst het in Rade daar heen te willen dirigeeren, dat wanneer d’intentie der Heeren Majores deze explicatie kan gedogen, die daaraan dan ook moge gegeeven en dienvolgens ingevalle bij deze voorhanden zijnde promotie tot Leeden van Justitie mogte bevordert worden Dienaren, die in ancienniteit na mij in den dienst volgen, als dan ook aan mij moge toegevoegd worden, den Titul van Coopman, met Rang naast dien Heer, welke thans als jongste Lidt onder de Comp: Dienaren in voorsz: Rade zitting heeft, op dat ik daar door geleegendheid moge verkrijgen, om na mate van het genoegen dat ik verder zal geeven ook Successivelijk op min tourbeurt min avancement verder te kunnen pousseeren.’
‘Ik fundeere dit verzoek, Wel Edele Gestr: Heer, op de diensten, door mijne voorouders Zeedert d’Erectie dezen Colonie aan de Maatschappij beweezen, zij hebben meer dan een groote Eeuw na de Subalterne Classen te zijn doorgelopen, als Leeden der Regeeringe dees’ Colonie helpen bestieren op eene wijze, die gelijk daarvan de Authenticque blijken aan handen zijn, de goedkeuring hunner resp:ve Gebiederen heeft mogen wegdragen.’
‘dog vooral op die van wijlen mijn Vader; het is bekend dat hij door de uitoeffening van de plichten van sijn gewigtig Ampt, Schier geen genot ter waereld van Sijn leeven heeft gehad, de Confusie waarin Sijn Huijzelijke zaken na sijn dood zijn gevonden, en zig nog bevinden, leeveren een spreekend’ blijk op, dat zijn gantsche leeftijd aan de Comp:ie is gewijd geweest.’
‘ook op mijne eigene, Wel Edele Gestr: Heer, het is waar ik heb de Maatschappij niet langer dan veerthien Jaren en daarvan, vermits de tijds omstandigheeden voor mij allerongelukkigst waren, de Twaalff eerste slegts als clercq ter Secretarije van politie gediend, dog ik durve my gerustelijk beroepen op het getuigenis van de Regeering zelve, en voor al van hun, aan wien ek ben ondergeschikt geweest, dat het altoos geweest is, met zo veel ijver en applicatie, als ik in Staat zoude zijn zulx thans daar ik door de goedheid van Uwe Wel Edele Gestr: en den Raad in’t geval ben gesteld, om de voetstappen mijner voorouders te drukken, te kunnen doen.’
‘Wanneer Uwe Wel Edele Gestr: deze argumenten nu voegd bij de hardigheid, die er voor mij in zoude resideeren, ingevalle ik om eenig verschil in begrippen van Godsdienst met de prædomineerende Kerk, veroordeeld zoude moeten zijn, van mij telkens door alle de jongere Dienaren te zien over het Hoofd springen, schoon thans in de qualiteit van gecommitteerde tot de Monstering bij deze en zoortgelijke vacatures mits tot het open gevallene Ampt de nodige bequaamheid hebbende, de naaste gerechtigd zijnde zal Uwe Wel Edele Gestr: zo als ik vastelijk vertrouwe, naar desselfs verligt oordeel de billijkheid van mijn voorsz: verzoek zeer ligtelijk penetreeren, en naar Uwe Wel Edele Gestr: bekende rechtvaardigheid nadrukkelijk appuieeren, hiervan ben ik volkomen verzeekert, des niet te min zoude het kunnen zijn, dat de hierbovengem: ordre der Heeren Meesteren aan geen uitleggingen Susceptible zijnde, het Supplicq van mij bij den Raad dus ook geen ingang zoude kunnen vinden in dit Cas, Wel Edele Gestr: Heer, verzoeke ik onderdanigst, dat het aan mij niet alleen moge gepermitteert zijn, ten fine voorsz: een ootmoedigst verzoek Schrift aan haar Wel Edele Hoog Agtb: de Heeren bewindhebberen ter vergadering van Zeeventhienen gecommitteert, onder ‘S Comp: papieren naar Neederland te mogen overzenden, maar dat dat Request dan ook met een favorabel voorschrijvens der Regeering van hier moge werden ondersteund’
‘Hier mede hebbe ik, na over Uwe Wel Edele Gestr: Perzoon en Regeering den zeegen des allerhoogsten te hebben afgebeeden, d’Eere mij met diepschuldig Respect te noemen’
’/: onderstond :/’
‘Wel Edele Gestr: Heer, Uwer Wel Edele Gestr: ootmoedigste en onderdanigste Dienaar. /: was get:/ E: Bergh /: in margine :/ Cabo de Goede Hoop den 11 Julij 1787.’
Uit dewelke duidelijk blijkt, dat voorm: E: Bergh, of schoon voor als nog geene openbare belijdenisse gedaan hebbende, egter volkomen betuigd, dat sijne gevoelens met die der Luthersche Religie zijn Strokende.
Invoegen de bepalinge dewelke men nu te betragten heeft, geene geringe bekommeringe veroorzaakt in de verkiesinge van bequame Leeden tot voorsz Raad van Justitie, daar men aan de andere zijde de besparinge voor d’ E Comp:ie door de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren zo ernstig aanbevolen vind, en de promotie van Leeden bij gem: Raad uit perzonen niet hebbende de qualiteit van ondercoopman, een nauw bezwaar zoude mede brengen, uit hoofde dat zodanige Perzonen niet zouden nalaten te aspireeren na de voorsz: qualiteit van ondercoopman, met den Rang van Coopman gelijk door haar Wel Edele Hoog Agtb: aan de Leeden van voorm: Raad is toegevoegd geworden, dewijl het zeer oneigen zoude zijn, iemand onder een mindere rang als de andere Leeden bezittende plaats in dien Raad te laten bekleden.
Dan in aanschouw genomen weezende, dat omtrend den geheimschrijver van den Heere gouverneur Carel Mappa, van hoogst gem: Heeren Meesteren op sijn onder favorabel voorschrijvens dezes Raads gedaan verzoek, wel eene gunstige dispositie ter sijner bevorderinge tot ondercoopman zal mogen werden gehoopt en verwagt, en uit de tot hiertoe door hem gegeeven preuven van bequaamheeden in den dienst, te verwagten is, dat denzelven zal zijn een nuttig Lidt in gem: Raad van Justitie;
Zo is ook onder gunstige approbatie van welgem: haar Wel Edele Hoog Agtb: goedgevonden, voor eerst als Lidt van Justitie, met den Rang daartoe staande, aan te stellen voorm: geheimschrijven C: Mappa.
Zijnde dewijl hier mede een plaats van ‘S Comp: dienaren in meergem: Raad vacant blijft, best gedagt ook provisioneel onvervult te laten de Stoel van voorsz: Burgerraad Bletterman tot dat men nader en rijper hier over gedagt hebbende, eenig middel ofte mogelijkheid zal mogen hebben gevonden, om beide dezelve te doen remplaceeren; gelijk hier op ook door voorm: Heer Præsident Rhenius om de noodzakelijkheid daarvan, wierd geinsteert, nadien veeltijds eenige Leeden, door ziekte, ofte door het vaceeren tot de eene of andere Commissie uit de vergadering absent moetende blijven den Raad zig met de aanstellinge van dit eene Lidt teegens drie dewelke uit deselve ontslagen zijn, te zwak zoude vinden, om over de voorkomende zaken te Judiceeren.
Terwijl al verder in overweeging is genomen het vezoek door den ondercoopman en Winkelier Egbertus Bergh bij sijn voorsz brieff gedaan, tendeerende om uit hoofde der bijgebragte reedenen en ten aanzien aan denzelven geen Sessie in den Raad van Justitie kan worden verleend te mogen erlangen den titul van koopman, met den Rang naast de geene die thans als jongste Lidt onder ‘S Comp:s Dienaren in gem: Raad zitting heeft, op hetwelke begreepen is, dat wanneer hieraan wierd voldaan en ook diergelijke verzoeken kwamen te geschieden door de andere oudere ondercooplieden, dewelke mede ter zake van de voorsz: geallegueerde hindernissen geene Leeden van het gem: Rechts Collegie hebben kunnen worden, zulx aan deselve en ook in’t vervolg aan andere bij zoortgelijke gevallen, als dan met geen schijn van billijkheid zoude kunnen werden geweigert, en dat daar mede zoude zijn weggenomen dien graad van distinctie, welke door de Heeren Majores om wijze reedenen aan de Leeden van voorsz: Raad bijzonderlijk is toegevoegd; waarom ook verstaan is, dat een zodanig faveur alleen is afhangende van de dispositie der hoogst ged: Heeren Meesteren, wanneer Haar Wel Edele Hoog Agtb aanschouw zullen gelieven te neemen op de gronden waarop ged:e Bergh zijn verzoek is fundeerende, en dat mits dien bij dezen Rade in hetzelve verzoek niet kan werden getreeden: Zijnde niet te min aan meergemelde E: Bergh gepermitteert, zijn Supplicq daartoe aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: onder ‘S Comp:s papieren te mogen overzenden ten einde dat versoek als dan met favorabel voorschrijvens dezes Raads te doen verzelt gaan.
En nadien de voorm: zeer gerespecteerde aanschrijvens der Wel Edele Hoog Agtb: Heeren Zeeventhienen ook is mede brengende eene afkeuring omtrend de benoeming van den Cap: ter Zee Francois du Minij tot Equipagiemeester ten dezen Gouvernemente, en hoogst dezelve besloten hebben, een ander perzoon tot die post aan te stellen, en zulx bij een nadere geleegendheid te doen, met ordre dat intusschen tot de behoorlijke waarneeminge van die Post de nodige voorzieninge zal moeten geschieden zo is, te Schuldige obedientie daaraan, gem: Francois du Minij van het Equipagie Meesters Ampt ontslagen, en ter tijd toe dat den geenen, die daartoe door haar Wel Edele Hoog Agtb: zal weesen benoemd en aangesteld, ter deser plaatze zal zijn aangekomen, om het gem: Ampt pro interim waar te neemen, gecommitteert en gequalificeert, den alhier verbleevenen Capitain ter Zee Jan Arnout Voltelen, wiens stil gestaan hebbende gagie mits dien van heeden weeder cours neemen zal.
Hoogstgem: Heeren Majores bij de voorsz: zeer gevenereerde Missive aan dit Gouvernement insgelijks kennisse hebbende gelieven te geeven, dat op het daartoe van weegens den Eerw: Predikant alhier Jan Pieter Serrurier gedaan verzoek Haar Wel Edele Hoog Agtb: goed gevonden hebben, Sijn Eerw: met behoud van Rang, uit ‘S Comp:s dienst te ontslaan, met bijgevoegde last om binnen den tijd van Twee Jaren, off in zodanige termijnen als wij naar omstandigheeden van zaken reedelijk en billijk zullen oordeelen, de gelden van gem: Eerw: Predikant Serrurier als tusschen de ƒ150000. en ƒ200000. zullende bedragen, op Assignatie naar’t Vaderland in ‘S Comp:s Cas te accepteeren.
Ten welken belange door gem: Eerw: Predikant Serrurier onder bijvoeging van Extract uit de Resolutie der Hoog Edele Heeren Zeeventhienen, in dato 22 December 1786 vervattende de voorsz: omtrend Sijn Eerw: ontfangen aanschrijvens op heeden in vergaderinge wierd overgelegd Request, houdende betuiging, dat het voorsz: verzoek van ontslag is gedaan contrarie sijn Eerw: intentie en oogmerk, mitsg:s om deselve en verder daarbij ter neder gestelde reedenen nader versoek, dat de gem: Resolutie der Wel Edele Hoog Agtb: Heeren Majores provisioneel mag werden gelaten buiten effect en aan sijn Eerw: toegestaan, om tot nader aanschrijvens van Hoogst deselve en sijnen dienst als voren te blijven continueeren, mitsg: verder dat zodanige gunstige voorschrijvens aan haar Wel Edele Hoog Agtb: moge geschieden als waar door Sijn Eerw: wanneer in vervolg van tijd verandering van omstandigheeden hem mogten toelaten na het Vaderland te keeren, als dan van de gunstige dispositie, ten aanzien der vreiheid om desselfs middelen per ‘S Comp:s Cas over te maken zal mogen jouisseeren.
En in agting genomen weesende eens deels dat niet anders op te maken is, of het verleend ontslag van voorm: Eerw: predikant Serrurier is puur en alleen gegrond op het van sijnen’t weegen gedaan verzoek dog welk versoek geschied is strijdig met Sijn Eerw: gehad hebbende intentie, en anderendeels dat Sijn Eerw: gedurende eene buiten gemeen langjarige waarneeming van het Leeraars Ampt aan deze Hoofdplaatze, zo door een allezints voorbeeldig gedrag, als door de gezeleerde behartiging van desselfs beroep, de uitsteekendste blijken gegeeven heeft, van een volkomen toeleg om te zijn tot stigting der gemeente, en dat uit zulk een toeleg van Sijn Eerw: zijde, en de liefde en achting, dewelke van de kant der gemeente daar door ook tot Sijn Eerw: is gekeert, meer en meer de gewenschte vrugten bij de voortduring van desselfs arbeid kan werden gehoopt en verwagt, zonder dat ook zelfs eenige de minste reeden opgekomen ofte bekend is, om welke men zoude mogen verlangen, dat desselfs standplaats alhier door een ander mogt werden vervult;
Zo is goedgevonden gem: predikant Serrurier provisioneel te laten continueeren in Sijn dienst tot tijd en wijle hierover nader ordre van de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren zal zijn ontfangen, en dat intusschen, onder overzending van Copia van het voorm: door sijn Eerw: gepresenteert Request aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: favorabel voorschrijvens zal geschieden, zo wel ten einde sijn Eerw: de verdere positive continuatie in den dienst zoude mogen obtineeren, als dat de permissie omtrend het accepteeren van desselfs gelden in ‘S Comp: Cas ter remise na het Vaderland wanneer bij vervolg sijn Eerw: in’t geval zoude komen om derwaards te kunnen keeren, mag blijven in haar geheel.
Door voorm: Heer Secunde Rhenius en de Heer Tobias Christiaan Rönnenkamp ter voldoeninge aan het geresolveerde ter sessie van den 29 der voorleedene Maand Junij ingediend zijnde derzelven Consideratiën, nopens de wijze op welke den Staat der Arthillerie en Ammunitie van oorlog om Secreet te blijven, in hare onderscheidene Posten best zodanig van de Negotie boeken zoude kunnen werden gesepareert, dan daar meede de connectie welke dien staat met dezelve boeken behoord te hebben geenzints werd verloren
Zo is verstaan zig daar mede te Conformeeren, zullende mits dien bij het sluiten der Negotie boeken onder Ult:o Aug:s dezes Jaars de drie Reekeningen, welke den voorsz: Staat vertonen tot een hoofd post werden gebragt en vervolgens onder de benamning van reekening van Ammunitie voortlopen.
En zal bij het formeeren der nieuwe Negotie boeken met primo Sept: aanstaande een begin moeten werden gemaakt, om den geheelen Staat der Arthillerie en Ammunitie van oorlog in diervoegen Separaat te houden, als het tweede Lidt van de voorsz Consideratiën komt te dicteeren, waartoe nader een der ordinaire Clercquen van het gem: Comptoir benoemd en expres onder Eede van Secretesse genomen werden zal, aan denwelken dan ook tot dat werk een apart vertrek op het meergem: Comptoir zal werden aangeweesen, zo nogthans dat overeenkomstig het derde Lidt van meergem: Consideratiën, zulx alles blijft onder opzicht en directie van den Negotie overdrager, denwelken daartoe bij deesen werd gequalificeert, zonder dat voorm: daartoe te benoemene ordinaire klerk met hetzelve zal weesen g’excuseert van de gemeene Comptoir diensten; Terwijl mede overeenkomstig het vierde Articul van dezelve Consideratiën, jaarlijx bij het Sluiten der boeken eene Secreete Commissie zal werden benoemd om van de bevinding der restanten verslag te doen.
Vervolgens uit een door opgem: Heer Secunde Rhenius geproduceerde verklaring van de gedane opening der Cassen met Carsaaij, dewelke met het Schip de Dapperheid voor dit Gouvernement tot kleeding van het Guarnisoen zijn aangebracht geworden, gebleeken weesende, dat de Thien Stukken Carsaaij begreepen geweest in een Cas, gemerkt N:o 22, alle gemotteert bevonden zijn, zo is goedgevonden dezelve Thien Stukken als niet te gebruiken zijnde, ten voordeele der E Comp:ie bij publicque vendutie te doen verkopen, voor het geene daarvoor zal kunnen werden gemaakt.
Den Heere Gouverneur wijders ter Vergadering hebbende gelieven over te leggen een declaratoir van den Heere Collonel Gilquin, als Directeur van ‘S Comp:s gebouwen, nopens de voltooijing van het in den gepasseerden Jare ter verdere opbouwing aan besteede gedeelte van het nieuwe Hospitaal, uit welk declaratoir consteert dat hetzelve aanbesteede werk wel en deugdelijk ingevolge de bepaalde Conditiën door den aanneemer is voltooyd en afgemaakt geworden, waarbij welgem: Heere Gouverneur nog te kennen gaff, dat onder den arbeid aan dat Stuk den opperchirurgijn van het Hospitaal ontwaard hebbende, dat noodzakelijk aan dat gedeelte tot meerder bevordering van de gezondheid des volks, eenige wijnige veranderingen gemaakt en nog meer Latrines bijgevoegd zouden dienen te werden, Sijn Edele mitsdien, met overleg van voorm: Heer Directeur Gilquin, ook dezelve veranderingen en bijvoeging aan den aanneemer had doen aanbesteeden voor een Somma van rx: 466:, zo is verstaan dat aan voorsz: aanneemer den burger Jacobus Johannes Vos, conform de gemaakte Conditiën als nu zal werden betaald het geen hem op de daarvoor bedongen Somma nog is competeerende, met ende benevens de voorsz: apart gestipuleerde Somma van rx: 466:
Geleesen weezende een ingediend request van M:r Hendrik Lieve Crap, luidende
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Gouverneur van de Graaff en E: E: Leeden van den Rade van Politie a Cabo de Goede Hoop
‘Geeft reverentelijk te kennen M:r Hendrik Lieve Crap, met het Scheepje la Venus gecommandeert door den Heer Terrullier, alhier aangekomen en thans remoreerende:’
‘Dat hij Supp:lt van het arrivement van ‘S Compagnies Schip Hinlopen en desselfs destinatie na Bengalen is verwittigt.’
‘Dat hij Supp:lt Sijne reize gaarne zoude vervolgen, en met gemelden bodem als passagier derwaards vertrekken.’
‘Dat hij Supp:lt zulx zonder hoogst gunstige toestemming van Uwe Wel Edele Gestr: niet vermag te doen, weshalven de Supp:lt zig keert tot Uwe Wel Edele Gestr: ootmoediglijk versoekende hem Supp:lt na voldoening van het daartoe staande, met de diesweegens nodige acte te munieeren, en te verleenen een gunstige fiat in Communi forma.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a /: was geteek :/ H: L: Crap.’
is goedgevonden het bij dat Request gedaan versoek t’accordeeren, weshalven gem Crap mits betalende het daartoe staande Transport en kostgeld, met het Schip Hinlopen van hier naar Bengalen zal mogen overvaren, ter zake niet alleen geen aanschrijvens van de Hoog Gebiedende Heeren Majores is ontfangen, waaruit zoude mogen blijken, of denzelven permissie erlangd heeft, om na dit Gouvernement over te komen, maar dat ook de Singuliere overkomst van gem: Crap herwaards met een fransch Schip van het welke denzelven zig met een Sloep in de Baaij Fals omtrend ‘S Comp:s Thuin volgens ingekomen Rapport van den Resident aldaar, heeft doen aan Land zetten, zonder dat hetzelve fransch Schip vervolgens in de gem: Baaij is komen te verschijnen, te meer aan eene zodanige geobtineerde permissie doet twijffelen, en dat dus de noodzakelijkheid daar zijnde, dat denselven, mits gebrek aan geleegendheid na het Vaderland alhier zoude moeten overblijven tot de komst der retourscheepen van het aanstaande Jaar om meer dan eene reede g’oordeelt is, beeter te zijn tot desselfs vertrek na Bengalen der versogte permissie te verleenen, dan hem ter deeser plaatze te laten vertoeven.
Den Heer Collonel Robbert Jacob Gordon, als præsident van den burger krijgsraad, geproduceert hebbende een Extract uit de Notulen van gem: Krijgsraad, in dato 4 deser, vervattende ene benoeminge van d’officieren der Burgerije, dewelke ingevolge de ter Sessie van den 26 Jann:ij dezes Jaars, goedgekeurde Schikkingen, tot de opregting van een vrij corps, hetzelve vrij corps zullen behoren te commandeeren, zo is verstaan, dezelve officieren daartoe t’approbeeren en dat mits dien in de onder te noemene qualiteiten bij het gem: vrij corps zullen zijn geplaatst
waarbij op den voet, als de Resolutie van voorm: 26 Jann:ij deses Jaars mede dicteert, tot vaandrig bij het gem: Corps is aangesteld Hendrik Smuts
Gelijk ook tot vervulling der officiers plaatzen, dewelke hier mede onder de Burgerije zijn komen open te vallen, weederom goedgevonden is te bevorderen
Terwijl wijders insgelijx is geapprobeerd de door voorsz: krijgsraad aangestelde en bij meergem: Notulen met Namen uitgedrukte onder officieren.
Vervolgens is op het door den burger Josua Joubert gedaan Schriftelijk versoek en daarbij gevoegde verklaringen aan denselven in Eijgendom verleend een Stuk Erfs, ter grote van Twee Morgen en Zeeven quadraat roeden, geleegen aan de Kuils Rivier , ten einde aldaar het wagemakers Ambagt te drijven, onder uitdrukkelijke Conditie nogthans, dat bij hetzelve Erff nimmer zal mogen werden ingetrokken het water, dat aldaar expresselijk zal moeten verstrekken tot drenking van het vee der uitspannende wagens en reizigers, nogte dat zulks eenige de minste hindernisse zal mogen toebrengen in de vryheid, zo als die van ouds genoten is, om terselver plaatze de wagens uit te spannen en het vee te doen weiden.
Voorts door den Gerechtsbode Willem ten Bengevoort bij Request te kennen gegeeven zijnde dat hij zeedert sijne aanstellinge tot gem: functie continueel met Lichaams Corruptiën gekwelt geweest zijnde, dewelke hem verhindert hebben sijnen dienst te presteeren, de verergering daarvan hem thans alle hoop beneemd, om weeder tot sijn vorige Staat van gezondheid te kunnen geraken, met verzoek om onder afschrijving sijner gagie uit ‘S Comp:s dienst te mogen werden gelargeert; zo is in dat versoek bewilligt.
En nadien den gerechts bode Anthon Jurgens mits de aanhoudende ziekte van voorsz: ten Bengevoort voor als nog in sijn functie heeft moeten blijven continueeren dog denselven ingevolge reeds bekomene verlossing in het aanstaande Jaar van hier na Europa staat te vertrekken, zo is, om als dan een ander bequaam Sujet aan handen te hebben, op de propositie van den Heer Johannes Izaäc Rhenius als præsident van de Justitie, intusschen daartoe ter preuve aangesteld, den quartier meester Carel Edward Siervogel, ende zulks provisioneel op sijn teegenswoordig winnende gagie van ƒ14 ter Maand.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 158-159.¶
Maandag den {17870716} 16 julij 1787
alle præsent
Is aan den weesmeester Charles van Cahman, op sijn dientweegen bij Request gedaan verzoek toegestaan, om in qualiteit als gemagtigden van de weeduwe wijlen d’ E Danckelman, die onlangs van bengalen naar Neederland geretourneerd is, zeekere haar op de reize gediend hebbende vrye jongen en Meid, in Namen November en Betama, beide van Bengalen , door deselve weeduwe Danckelman alhier agter gelaten, p: het in de Baaij Fals vertoevend Schip Hinlopen aan hare gemagtigdens tot Bengalen voorm: te mogen te rug zenden, onder betaling van het daartoe staande Transport en kostgeld.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 160-187.¶
Dingsdag den {17870731} 31 julij 1787.
‘S voormiddags alle præsent.
Door de Heer M:r Jacobus Johannes le Suëur als bij besluit van den 8 Jann:ij deeses Jaars gequalificeert zijnde, om het Officie Fiscaal waar te neemen, nopens de gepleegde diefte van een der geld kisten, dewelke in’t ordinaire Hok ten desen Casteele van het Schip den Arend zijn geborgen geweest, wierd desweegens in Rade overgeleeverd een Schriftelijk berigt, luidende
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E: Agtb: Raad van politie
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Het onderget: mede Lidt deser vergadering heeft d’Eere Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: reverentelijk ter kennisse te brengen, dat hij ingevolge de geëerde qualificatie van Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: getreeden zijnde in het officie Fiscaal, ten einde onderzoek te doen na zeekere van d’ E Comp:s uit het gewone geldhok ten deesen Casteele vermiste kist met Mexikanen, na een penibele navorsinge door verscheiden omstandigheeden zeer gedilaijeert, heeft komen te ontdekken, dat Twee ten desen Forteresse dienst doende Soldaten, zig zo door uitwisseling als eene Splendide behandeling van die specie, hier te Lande ter dier tijd zeer raar, niet wijnig hadden Suspect gemaakt, op de eene off andere wijze de hand aan de ontvreemding van die kist te hebben geleend, waarbij naderhand nog een derde en vierde is gekomen. Dat bij een nader nauwkeurig onderzoek in deze allezints epineuse en duistere Zaak egter zig zo veele vehemente, pregnante en probabile indiciën teegens drie derselven hebben komen te manifesteeren, dat daar dezelve niet teegenstaande alle die sterke preuves tot geene vrijwillige Confessie te brengen waren, maar zig met alle gezogte en futile uitvlugten zogten te Sauveeren, de onderget: op gronden van Rechten meende tegens deselven tot Scherper Examen te mogen procedeeren welken Eijsch den Raad van Justitie in zo verre heeft geadjudiceert, dat deselven tot eene Zeekere graad ter plije zijn gebracht. Dan deze delinquanten bij de hardneckige perseverering harer ontkentenisse zijnde gebleeven, en de volkomen uitvoering van dien Eijsch, ingevolge de nadere dispositie van welgem: Rade, zijnde gesurcheert geworden, tot dat nadere indiciën zouden zijn ingewonnen geworden, heeft den ondergeteekende bij ontstentenisse aan anderen, als die hem genoegzaam gequalificeert waren voorgekomen, om Eijsch ad Torturam te doen, zig genoodzaakt gevonden, om daar deeze zaak hem zo geconstitueert scheen te zijn, dat zig door den tijd ontdekkingen zouden kunnen opdoen, die deselven in volkomener dagligt zouden kunnen stellen, zig bij vertoog bij gemelde Rade te vervoegen, met verzoek dat voorschreeve drie getortureerdens ten fine voorschreeve ten Robben Eijlande mogte blijven geconfineert: Terwijl de vierde bij besluit van meergedagte Rade na Batavia is verzonden.’
‘Hij heeft d’Eere deze te doen dienen voor needrig Rapport’
’/: was geteek :/’
‘J: J: Le Suëur’
’/: in margine :/’
‘In Rade overgegeeven den [ ..... ] Julij 1787.’
Waarop verstaan is, dat aangaande den uitslag der in die zaak tot hier toe gehoudende procedures, Conform het voorsz: bericht, zo aan de Hoge Indiasche Regeering, als aan de Wel Edele Hoog Agtb: Heeren Majores in’t Patria, pligtschuldig kennisse zal werden gegeeven.
En nadien in den beginne des voorL: Jaars, wanneer ontwaard geworden was, dat men door middel van een Valsch Sleutel gepoogd had, de voor deur van ‘S Comp:s klijne geld kas te openen, dog deese onderneeming mislukt zijnde, de Sleutel in het Slot was blijven steeken, den Heere Gouverneur als toen dadelijk ordre had gesteld om, behalven een Sentinel, die bij de binnen poort van het Casteel Staande tevens zo over de kleine geld Cas, als over het Hok, in hetwelk de geld kisten uit ‘S Comp:s Scheepen geborgen worden, de wagt hield nog een Schildwagt op settelijk voor de naast elkanderen staande deuren van deze beide vertrekken te doen plaatzen, dog ongeacht dese genomen voorzorgen, ondervonden word, dat wel apparentelijk door het corrumpteeren van deze beide Sentinellen en het emploij van valsche Sleutels, de diefte van de kist met Mexicanen is volvoerd geworden, off schoon aanstonds na de ontdekking van deze diefte, door den Heere Gouverneur en de Leeden des Raads in perzoon het voorsz: geldhok g’Examineert weesende, niets aan de beide Sloten van de deur derselve heeft kunnen werden ontwaard.
Zo is, om diergelijke diefte nader te beletten en voor te komen, best gedagt, aan het geld Hok nog te laten maken, een binnen deur voorzien van een Sufficant Slot en een hang slot mitsg: het Slot van de buiten deur te doen vermaken, met verandering van het teegenwoordig aan dezelve gebruikt werdend hang Slot, mitsg:s daarbij te gelasten dat gelijk de geldkisten door Twee gecommitteerdens van de Scheepen moeten werden afgehaald; welke gecommitteerdens beide ook verpligt blijven zig præsent te houden bij het weg bergen van zodanige kisten, en het voorsz: Hok te Sluiten, alzo ook de binnen deur vervolgens door hun telkens zal moeten werden verzeegeld, waarna een van deze Twee gecommitt:s onder zig zal moeten houden de Sleutel van het vaste Slot der binnen deur en die van het hang Slot der buiten deur, Terwijl onder den ander gecommitt: Zullen berusten de Sleutel van het hang Slot der binnen deur en die van het vaste Slot der voordeur mitsg: dat zij Gecommitt: nopens het aan Land brengen en weg bergen, gelijk mede bij het weder afscheepen der geldkisten, zo aan den Heere Gouverneur, als aan de Heer Hoofd Administrateur, hun Rapport zullen hebben over te leeveren in geschrifte, op dat dus ook met meerder faciliteit zal kunnen werden nagegaan, of door dezelve ten deesen aanzien in allen deele de voorsz: gestelde ordre zal weesen geobserveerd en nagekomen, ten einde zij gecommitt: allezints verantwoordelijk kunnen werden gehouden, ingevalle bij hun versuim eenig nadeel omtrend de voorsz: geldkisten mogt komen te ontstaan.
Verders geresumeerd en overwogen zijnde het ingediend Request van den Tweeden Capitain bij de burgerije alhier Dirk Gysbertus van Reenen, als eigenaar der Brouwerije van het Caabse Moutbier tendeerende, om de daartoe in hetzelve Request bijgebragte reedenen dat bij de aanstaande verpagting van het Moutbier, expresselijk mag werden geconditioneert, dat aan hem als brouwer zal vrij staan te benoemen de Vier Huijzen in dewelke den Pagter van het Moutbier den Tap van deze drank zal mogen Stellen, en dat aan hem insgelijx mag werden gepermitteert om Sijne Bieren nog te mogen laten tappen in zodanige Huijzen als waarin voortaan zoude gepermitteert worden Billard te houden, mits de daarin te vertappene wijnen van den generalen Pagter kopende;
Zo is na deliberatie goedgevonden, aan het eerste Lidt van dat verzoek te voldoen, zullende mits dien, de verandering dewelke Conform het geresolveerde ter Sessie van den 5 Aug:s 1785, deesen aangaande in de pagt Conditiën van het Moutbier is gemaakt, nader zodanig werden geamplieert, dat drie a vier Huizen, in dewelke den pagter overeenkomstig de gem: Resolutie de Bieren uit de Caabsche Brouwerij bij gelagen zal mogen laten Slijten en vertappen, Zullen worden benoemd en opgegeeven door den brouwer van dat bier, en dat den Pagter gehouden zal zijn, zig daar na te gedragen, terwijl ten opzigte van het Tweede Lidt van dat versoek, verstaan is, zig volkomen te blijven refereeren aan de termen, binnen welke ingevolge het meerm: besluit van 5 Aug: 1785. men met den Sleet van het voorsz: Bier zig voor het overige zal mogen erneeren.
Na het welke ter Tafel gebragt en op nieuw geresumeert zijnde, het door de Heer Oloff Godlieb de Wet in qualiteit als vendu meester, ter vergadering van den 29 Junij laatstl: overgelegd verzoek Schrift, is daarop in aanmerking genomen, dat het maar al te zeer heerschend geld gebrek onder de Ingezeetenen, volstrekt onmogelijk maakt om van deselve met zodanige promptitude als bevorens, de betalinge te kunnen verwerven van het geene door hun bij de Publicque vendutiën werd gekogt; terwijl ondertusschen den Eed en plicht van den vendu meester mede brengende om bij de openbare opveilingen het meeste voordeel der verkopers te behartigen, zulks mits dien thans geenzints kan worden betragt, zonder veel Crediet te verleenen en het delaijeeren van de betalinge der Resp:ve kopers te gedogen, en dat gelijk hier door aan d’eene zijde de onbetaald lopende vendu brieven steeds eene Considerable geld Somma moeten importeeren en op de Subite betalinge derselve in deeze tijds omstandigheeden niet te zeer kan worden gedrongen, zonder dat daar door de ruine der debiteuren en die van de Colonie zoude werden veroorzaakt, maar alle precipitatie vermeid, en met moderatie onder eene zorgvuldige waakzaamheid, op de resp:ve debiteuren met het incasseeren van het geene zij weegens de verkopingen in debet geraken te werk behoord te werden gegaan, overzulx aan de andere zijde, dewijl den vendu meester zo lange hij dat Ampt bekleed, door de bij hem aan handen zijnde Domesticque middelen, wel in diervoegen kan blyven ageeren maar zo dra hij in dat Ampt door een ander word opgevolgd, en hij Zelve, of bij sijn overlijden desselfs Boedel redderaars, zig van zodanige Domesticque middelen gedestitueert vinden, en als dan van hem ofte de Sijne die consideratiën tot conservatie der Debiteuren niet meer kan werden gevergt, maar deselve inteegendeel door de onmogelijkheid om al was het ook met het emploijeeren der uitterste middelen van Rechten, de uitstaande vendu penn: van de Landwaards in wonende Debiteuren te kunnen incasseeren, zig zeer oneigen met de onbetaald lopende vendu brieven zouden bezwaard vinden, welke vooruitzicht altoos scrupuleusheid te weeg brengen moet, om het vendumeesters Ampt te aanvaarden, dewijl in diervoegen ligtelijk de importante geld leeningen tot de betalinge der weegens verkopingen in Credit Staande perzonen, niet alleen alle de uit dat Ampt gemaakte voordeelen kunnen doen absorbeeren, maar ook den afgaande vendu meester in’t gevaar werd gesteld, om sijne eigene middelen daarbij in te Schieten, welke gevolgen altoos Zullen moeten werden gevreesd, zo wanneer den Successeur in dat Ampt aan wien het vermogen overgaat, om even als sijn Predecesseur omtrend het invorderen der openstaande vendu Reekeningen te werk te gaan, zig niet tevens verplicht vind, om de onbetaald lopende vendu brieven over te neemen, hoedanige zwarigheid egter door het opvolgen der dien aangaande zo bij den Secretaris van Justitie, als bij die van de weeskamer in qualiteit als vendu meester van deselve Collegiën, geconstateerde usantie volkomen kan werden ontruimd.
En is dierhalven om de billijkheid in het door ged: Heer de Wet bij het voorm: Schriftuur gedaan versoek resideerende, ook goedgevonden en verstaan, dat de vendu meesters, in het vervolg van tijd, even als de Secretarissen van voorsz: Collegiën gehouden zullen zijn, bij het aanvaarden van dat Ampt, ook van hunne predecesseuren bij afreekeninge over te neemen alle vendubrieven, dewelke als dan nog onbetaald zullen komen te lopen, met uitzonderinge nogthans van de geene, opwelke het zij door overleiden, ofte vertrek van hier, dan wel door bekende notoire insolventie der Debiteuren geen betalinge meer te verkrijgen zoude mogen zijn, hoedanige vendu brieven zullen blijven voor Reekening van den afgaande ofte overleedene vendu meester, denwelken dienaangaande weeder sijn guarand zal behouden op den vendu bode, voor zo verre denselven het Crediet aan dusdanige Debiteuren in sijn privé en buiten expresse bewilliging van den vendu meester mogt hebben verleend, ofte dat door syne nonchalantie, versuim ofte toedoen het nadeelig accident omtrend diergelijke vendu brieven mogt weesen ontstaan; Terwijl den aankomende vendu meester daarbij tot vergoeding van de Schade, die denzelven door de gem: overneeming zoude kunnen leiden, ook van den afgaande ofte overleedene vendu meester genieten zal, de helfte van het bij den laatsten genoten vendu salaris te reekenen over het montant, dat als dan in onbetaalde vendu brieven onder de vendu bodens, aan hem zal werden overgegeeven.
Zijnde wijders goedgedagt, vermits met de onderteekening van het uit het Patria ter uitwisseling van de papiere Munten, ontfangen gestempeld Carton, nog eenigen tijd zal moeten verlopen eer dat men deselve zal kunnen introduceeren, intusschen den Cassier te gelasten de defectueuse papiere Munt stukken dewelke in ‘S Comp:s klijne kas ontfangen werden, provisioneel te seponeeren, en wanneer van deselve eenig groot montant zal zijn ingekomen, daarvan telkens aan deesen Rade rapport te doen, ten einde als dan dienaangaande zodanig besluit te neemen als men dienstig vinden zal.
Den Collonel en Cheff der Militie de Heer Robbert Jacob Gordon, te kennen gegeeven hebbende de noodzakelijkheid dat ten einde de dienst op den teegenswoordigen gereegelden voet te kunnen doen continueeren, de door het overleiden van den Capitain Andre Urbain Henrij open gevallene plaats van onder Major behoord te werden vervuld, Vermits het niet mogelijk is, dat den dienst van onder Major door een persoon alleen kan werden waargenomen, om dat denselven altoos in functie behoord te zijn; uit welken hoofde den eerst als onder Major aangestelden Capitain Johan Arnold Bleumer ook reeds verzogt heeft, om zulx in diervogen langer moetende blijven continueeren, van dien dienst te mogen werden ontslagen; is daarop best gedagt, aangezien ten belange van de invoeringe der militaire officiën van groot Major en Twee Majors in dit Gouvernement, voor als nog de goedkeuringe der Heeren Majores niet is ingekomen, provisioneel den dienst van onder Major in plaats van gem: Henrij door een ander te doen waarneemen, en tot deese waarneeming aan te Stellen, den Lieut: bij het Zwitschers Regiment van Meuron Ulrich Kiebourg, mitsgaders denzelven voor dien dienst intusschen alleen te laten genieten de Emolumenten dewelke desweegens aan gemelde Henrij zijn toegelegd geweest.
Zijnde wijders goedgevonden, op de daar toe gedane nadere voordragte van den Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäc Rhenius, tot het houden der boeken, dewelke den staat der Arthillerie en Ammunitie van die der ordinaire Negotie-boeken op zodanige voet als de Resolutie desweegens van den 14 deeser is mede brengende, gesepareert zullen moeten vervallen, te qualificeeren en aan te stellen, mitsg:s expres onder Eede te neemen, den ten Negotie Comptoire dienst doende boekhouder George Fredrik Goetz.
Waarna ter vervullinge van de open gevallene Officiers plaatsen bij de Stellenbosche Burgerije goed gevonden is aan te stellen
Gelijk ook verders nadien een der Twee Secretarissen van den burger krijgsraad alhier in Name Christiaan Anthonij Loge, is komen te overlijden, goedgevonden is in plaatze van denselven, als mede Secretaris van dat Collegie aan te stellen, Cajus Petrus Slotsbo, ende zulx met den daartoe staande Rang.
En is na resumptie der ingeleeverde Nominatie van Commissarissen van Civiele en Huwelijx Zaken, in steede van den als Lidt van Justitie aangestelden Carel Mappa, weederom tot mede Lidt in derselven Collegie verkoren, Jan Mijnderts Cruijwagen, mitsg: in steede van den overleedenen brandmeester Marten Bateman weederom als zodanig aangesteld den burger Johan Michiël Elzer.
Na het welke op het daar toe bij Request gedaan versoek van den burger Hendrik Brand aan denzelven in Eijgendom is verleend een Stuk Lands annex desselfs oude Land en Thuin genaamd Tambours Clooff en Abrahams Clooff , gelegen in deeze Tafelvalleij aan de Voet der Leeuwen Bil , groot zeeven Morgen, 28 quadraat roeden en 19 gelijke duimen, ter zake uit de door denzelven geproduceerde verklaring is komen te blijken, dat de uitgifte van dat Stuk lands geene der aangrenzende buuren tot benadeelinge is strekkende.
Vervolgens is mede op het schriftelijk gedaan versoek van een der Comp: LijffEijgenen, in Name Marthinus Adamse, ter consideratie van sijn voorbeeldig Christelijk gedrag, goedgevonden denzelven uit Slavernij te largeeren en in vrijdom te stellen, mits desweegens ter vergoedinge in ‘S Comp:s Cassa betalende de Somma van Een Hondert Guldens Caabsch:
Laatstelijk geleesen zijnde het ingediend verzoek Schrift van den ondercoopman en Negotie overdrager Casparus van Eerten, luidende
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E Agtb: Raad van Politie
‘Wel Edele Gestr: Heer en E: Agtb: Heeren!’
‘Den ondergeteek: Uwe Wel Edele Gestr: en E: Agtb: onderdanige en gehoorzame Dienaar neemd de vrijheid Uwe Wel Edele Gestr: en E: Agtb: deeze sijn aller onderdanigst, en zo hij vetrouwt, billijk en gegrond versoek voor te dragen.’
‘Dat hij al nu eenigen tijd herwaards geinformeert geworden is, dat het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: welligt zoude gelieven te behagen van hem als een Lidt in den E Agtb: Raad van Justitie deeses Gouvernements aan te stellen, voor welke gunstige reflexie die Uwe Wel Edele Gestr: en E: Agtb: desweegens op hem zoude hebben gelieven te slaan, hij op de aller onderdanigste wijze met de grootste Eerbied leevens lang zal blijven erkennen.’
‘Edog, Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren, ‘t is Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: niet onbekend, hoe dat zeedert den oorlog, die ons geliefde Vaderland nu wijnige Jaren geleeden met de kroon van Engeland heeft gehad, het Schrijfwerk op de Comptoiren in den dienst der E Comp: alhier heeft toegenomen, en wel mede ten principalen van sijne bediening als Negotie overdragen, in welke Post hij door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: op den 29 April 1783. goedgunstig wierde aangesteld, en volgens brieff gedatteert 15 Maij 1784., door onze Hoog Gebiedende Heere Meesteren in’t Patria g’approbeert en tot ondercoopman bevordert, voor welkers avancement de Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren en Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: Ik als nog mijne onderdanigst dank erkentenis betuig.’
‘Des den onderget: op de aller deemoedigste wijze Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: bij deesen is smeekende van de aanstelling ten opzichte van sijn Perzoon tot Lidt in den E Agtb: Raad van Justitie deeses Gouvernements, nie te doen, of reeds gedaan zijnde, hem daarvan gunstig te ontslaan, aangezien zig niet in staat bevind, de Commissiën en Raads Vergaderingen die thans dagelijx bij gem: Justitieelen Rade voorvallen te kunnen bijwonen, zonder den dienst der E Comp:ie daar door niet te benadeelen, en zeer gemakkelijk de zaken ten Negotie Comptoire in zodanige verwarring zoude kunnen geraaken, dat met veel moeite weeder te herstellen zoude zijn, aangezien veel tijds geheele dagen desselfs presentie ten Comptoire vereischt word, waar door dan niet meer dan den avond overschiet, om de thans nu zo meenigvuldig zijnde Procedures, die voor gem: Justitieelen Rade zijn hangende, te moeten overweegen en leesen, het geen sijn gezicht, dat al vrij slegt is, als nu niet meer toelaat, en zulx moetende verrigten, hetzelve daar door geheel gemakkelijk zoude kunnen komen te verliesen, bovensdien moet den ondergeteek: mede met ronde woorden voor Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: te kennen geeven, dat hij als van der jeugd aan ten Negotie Comptoire heeft dienst gedaan, en zig ook dan daarop heeft toegelegd, om zig in’t negotie werk ten nutte der E Comp:ie bequaam te maken, en Sijn Fortuin te zoeken, ten anderen, dat hij, als nooit zig met Justitieele of gerechtszaken bemoeid hebbende, daarin dan ook ten eenemaal onkundig en onervaren is, bovensdien dat hij bij manier van spreeken, als van nieuws iets zoude moeten leeren, waarin hij geheel niet bedreeven zijnde, ook niet de minste kennis heeft, en om deselve te verkrijgen nu niet meer vatbaar is, te meer daar hij nu reeds den ouderdom van 51 Jaren bereikt hebbende, ook zig niet daartoe bekwaam oordeelt.’
‘Dit een en ander door den ondergeteek: hier ter neder gesteld, en voor Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: met een oprecht gemoed betuigt hebbende hoopt hij, als een dienaar die d’E Comp:ie reeds 37 Jaren met alle trouw en vleit heeft gediend, dat zulx niet ten sijnen nadeele door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: mag werden op en aangenomen maar ter contrarie dat het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: mog behagen bij andere voorkomende geleegendheeden ter syner bevordering op hem een gunstig oog gelieve te vestigen, en ten goeden te gedenken, waarom hij Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: op het allerdeemoedigst is smeekende, biddende teffens om des heeren Zeegen over Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: dierbare personen en derselver aanzienlijke vergadering en dat de aan te wendene pogingen moge strekken tot nut onzer Heeren en Meesteren en die der Maatschappij’s vorige bloei en Welvaart, waarmede met diepst ontzag en Eerbied voor Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: zig d’Eere neemd van te noemen.’
’/: onderstond :/’
‘Wel Edele Gestr: Heer en E: Agtb: Heeren! Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: onderd: en gehoorzame Dienaar /: was get: / C: van Eerten /: in margine :/ overgegeeven in Rade van politie des Casteels de Goede Hoop den 31 julij 1787.’
Is goedgevonden zig ten dien opzigte te refereeren aan het besluit het welk ter Sessie van den 14 deser op desselfs als toen mondeling voorgedragen verzoek bereids is genomen geworden.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 188-232.¶
Dingsdag den {17870807} 7 Aug: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Heeden nader geresumeerd zijnde, het zeer gevenereerd aanschrijvens der Hoog Edele Heeren Zeeventhienen, van den 28 December des voorL: Jaars, zo is besloten, dat daarop in allen Eerbied zal werden gerescribeerd:
Dat de Hoge Indiasche Regeering bij hoogst derselver zeer gerespecteerde Letteren van den 5 October 1784, onder de bijgevoegde aanmerkingen omtrend het onvoldoend bevonden ondersoek na de oorzaken van het op het Schip Java door de Chineesen gepleegde horible moord, en zo meede van het geene tot den opstand onder de Slaven op het Slot ter Hoge aanleiding gegeeven heeft, van dit Gouvernement desweegens nader berigt gevorderd hebbende, ende zulx bij tijd Haar Hoog Ed:s Missive van den 25 October 1785 herhaald geworden zijnde, daarop als toen wel nader alle devoiren zijn aangewend om dienaangaande aan Haar Hoog Edelens voldoende berigten te doen toekomen, maar dat nadien wijlen den Heer Independent Fiscaal Serrurier, die reeds bij aankomst alhier van voorm: Twee Scheepen in’t Jaar 1784. dat Ampt pro interim waarnam, door continueele krankheeden belet is geworden, het desweegens gevordert Schriftelijk declaratoir in te brengen, of aan te wijzen, waar door verhindert wierd aan dat requisit te voldoen, en dat zulx vervolgens door het overleiden van opgem: Heer Independent Fiscaal geheel agter gebleeven zijnde, men zig buiten de mogelijkheid bevond om Haar Hoog Edelens dienaangaande iets naders te berigten, te meer dewijl ook de biede Capitains der gem: Scheepen zig Zeedert in’t Vaderland zijn blijven onthouden, dierhalven alleen deese betuiging daarop aan Haar Hoog Edelens heeft kunnen werden afgelegd: Dan dat verhoopt werd dat Haar Wel Edele Hoog Agtb: op de voorm: incidenten, welke het behoorlijk onderzoeken der oorzaken van de bovengem: gevallen hebben verhindert, reguard neemen, en het daar door toegekomen verzuim passeeren gelieven zullen te meer daar den gerepatrieerden Edelen Groot Agtb: Heer Directeur generaal Hendrik Breton, de retourvloot onder welke de voorm: Twee Scheepen dies tijds sorteerden, heeft gecommandeert, en ook als Commissaris over dit Gouvernement bij het aanweesen van deselve Twee Scheepen alhier het Hoofd bestier in handen had, zo dat uit hoofde van deze beide qualiteiten voornamentlijk van sijn Wel Edele Groot Agtb: gehoudenis is geweest, attentie te slaan dat op eene behoorlijke wijze ondersoek wierde gedaan omtrend Twee gevallen, bijzonder gebeurt zijnde op Scheepen dewelke onder desselfs vlagge behoorden.
Zullende men steeds in het oog houden, de aanmerkinge, door hoogst dezelve ten belange van de voorm: gevallen gemaakt, ten einde bij aankomst der Scheepen van het gedrag der Scheeps overheeden onderrigting te neemen, en de zulke welke daarin hun pligt hebben overtreeden, naar verdiensten te doen straffen.
Dat aangezien het Haar Wel Edele Hoog Agtb: aan de eene zijde wel heeft behaagd, hoogst derselver goedkeuringe te kennen te geeven, over de gehoudene behandelinge omtrend het ongereegeld gedrag van den Capitain Hendrik Zwart gecommandeerd hebbende het Schip ‘T Zeepaard , in zo verre betreft de genomene maatreegulen tot behoudenis van de goede ordre en rust op dien bodem, het doen gehoorzamen van den daarop geplaatsten gezaghebber Stuur, en het overzenden der ingewonne Stukken aan de Hoge Indiasche Regeering, dan dat bij hoogst deselve wel was gewenscht mede te hebben mogen ontfangen de verklaring door den Lieut: van den Bogaardt en andere officieren van dat Schip ten voordeele van gem: Capitain Zwart gegeeven; dat het ook niet buiten haar Edele Hoog Agtb: opmerkinge was, dat ged: Cap:n Zwart volgens sijn Brieff zonder te recht stelling alhier veertig dagen had toegebracht en dat Hoogst deselve vertrouwen, dat zo wel gedagte Lieutenant van den Boogaardt, als den bootsman zeedert alhier zouden weesen te recht gesteld, met bijgevoegde aanmerkinge over het ten uittersten Strafwaardig gedrag van de twee laatstgemelden;
Zo is goedgevonden aan haar Wel Edele Hoog Agtb: te berigten, dat door den Lieut: van den Bogaardt alhier geene verklaring afgegeeven is, maar dat denselven zig ligtelijk kan hebben verbeeld, dat de verklaring dewelke de onder officieren en eenige gemeenen ten voordeele van ged: Capitain Zwart hebben verleend, en waarvan bereids Copia nevens Missive van 23 Augustus 1785. aan haar Wel Edele Hoog Agtb: is afgezonden, door hem mede geteekend is geworden, met bijvoeging dat aan de eene zijde de wijze op welke men geinformeert was geworden, dat die verklaring bij ged: Cap: Zwart was verkreegen en in’t bijzonder de conduiten van gem: Lieut: van den Bogaardt en de Teekenaaren der verklaring, nevens de obstinate partijdigheid van gem: bootsman Gerrit van Os en Schieman Hendrik Goggel, en aan de andere zijde de Sterke overtuiging dat gem: Cap: Zwart geheel strijdig met die verklaring in de gehoudende Straf oeffeninge, ten minsten in de wijze van dien, zig had te buiten gegaan, veroorzaakt hebben, dat wijnig vertrouwen aan de deugdzaamheid van deselve verklaring konde werden geslagen.
Zullende daarbij aan Haar Wel Edele Agtb: werden berigt, dat meergem: Bodem ‘T Zeepaard dies tijds in de baaij fals geleegen hebbende, van waar de officieren niet na de Caab konden werden gerequireert, om de nodige Justitieele Enquesten te beleggen zonder dat den Scheeps dienst daar door verzuimt en het Schip opgehouden zoude zijn geworden, het judicieel nauwkeurig onderzoek van die zaak en te recht stelling van Cap:n Zwart gedurende sijn aanweesen van 40 dagen alhier, mitsdien en daar en boven nog meer verhindert is geworden, aangezien voorm: Heer Fiscaal Serrurier twee dagen voor de aankomst van ged: bodem overleeden zijnde, den toen het Fiscaals Ampt waarneemenden Adjunct, zig ten dien fine niet na de baaij Fals begeeven konde, alzo syn Perzoon ter selvertijd alhier wierd vereischt.
Terwijl belangende gem: Lieut: van den Bogaardt mitsg: den bootsman Gerrit van Os en den Schieman Hendrik Goggel, aan haar Wel Edele Hoog Agtb: onderdanigst zal werden berigt dat deselve zig g’impliqueert gevonden hebbende in de zaak van gem: Cap:n Zwart nadat op den bodem ‘T Zeepaard alles weeder in de noodzakelijke ordre en rust was hersteld, den Lieut: van den Bogaardt uit het arrest, mitsg:s den bootsman van Os en Schieman Goggel uit de boeïen waarin zij zig op ‘T Huis te Spijk bevonden, ontslagen zijn geworden, terwijl den eersten en laatsten in hunne resp:ve qualiteiten dog den bootsman van Os buiten dienst verder naar Batavia de reize vervordert hebbende, deselve neevens gem: Cap: Zwart, zig vervolgens aan gem: Indiasche Hoofdplaats hebben gevonden te recht gesteld.
Met bijvoeging wijders dat wij met leedweesen uit de aanschrijvens der Hoge Indiase Regeering Sub 5 Maij 1786, hebben moeten verneemen, dat hoogst deselve onze gehoudene behandelinge in de zaak van meergem: Capitain Swart, wel verre van deselve te approberen, als geheel qualijk behandeld hebben beschouwd; met zodanige verdere last en ordres, als deselve aanschrijvens komen te behelzen, van welke aanschrijvens der Hoge Indiasche Regeering zo wel als van het daarnevens gehorend berigt, tot Haar Wel Edele Hoog Agtb: nadere Elucidatie Copia aan Hoogst deselve zal werden overgezonden.
En is ten belange van de ophelderinge welke Haar Wel Edele hoog Agtb: bij §:12 komen te begeeren, zo wel nopens het gedrag van den Capitain ter zee Francois du Minij uit welke de veronderstelling /: als off Foulle pointe de enige plaats op het Eiland Madagascar was, alwaar bequame Slaven voor de Comp:ie in te handelen zouden zijn :/ is voort gevloeit, als ten aanzien van de bevoegdheid, welke het Hoofd der Fransche Natie op de gem: Plaats Schijnt te hebben gehad, om dien handel te beletten, mitsg: ook verders op het geene bij de volgende § 13, 14, 15, 16 en 17 blijkt dat ten opzigte van den Slaven Handel op Madagascar en Mosambique , als mede ten aanzien van de vaart onder de vlag en het Paspoort der Portugeeschen , haar Wel Edele Hoog Agtb: tot Elucidatie verstrekken moet, best gedagt van gem: Cap: ter zee du Minij, denwelken tot dien handel uitvoerig berigt, met de Consideratiën, welke denselven bevinden zal ter zake te kunnen dienen.
Terwijl aan de Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäc Rhenius gedemandeert is geworden, het doen formeeren van zodanige reekening koopmans wijze ingericht, als dienen moet niet alleen om aan te tonen, hoeveel de op Mosambique ingehandelde Slaven de Comp:ie te staan komen maar ook om eene vergelijking te maken van de kosten, welke de Comp:ie op gelijke wijze bereekend, gedragen heeft bij den aanvoer der Slaven van Madagascar , ten einde hier meede met bijvoeging van de verdere nodige Consideratiën deeses Raads, te kunnen beantwoorden de pointen door haar Wel Edele Hoog Agtb: bij de gem: Paragraphen 12: tot 20: voorgesteld.
En zal ten reguarde van het verschil in de prijzen der Slaven, dewelke van het Fransch Schip le Telemaque en het portugeesch Schip l’ Estrella Afrique zijn ingekogt, aan haar Wel Edele Hoog Agtb: onderdanigst werden berigt; dat wel in de zoort van Slaven, uit dewelke de eene en andere van die Twee Carguasoenen hebben bestaan, geen geprefereert onderschijd te vinden is geweest, maar dat het gem: verschil veroorzaakt is geworden, zo wel om dat de Slaven van le Telemacque meestendeels ziek waren en hun uitterlijk aanzien verloren hadden, en mitsdien niet raadzaam wierd geoordeeld het gantsche Carguasoen, nog ook de grootste parthij daarvan in te kopen, tot het welke men daar en boven zo veel te meer reeden had, gemerkt kort bevorens het Carguasoen van l’ Estrella d’Afrique ingekogt en weeder afgezet geworden zijnde de verkoop van een nieuwe meenigte Slaven in zulk een kort bestek van tijd zeer ligtelijk de prijs derselve zodanig konde doen dalen, dat men met een deel derselve zoude hebben moeten blijven zitten, welke gelyk het doorgaans met de aangebragt werdende Slaaven al eer zij zig aan dit Climaat gewend hebben, toegaat, zeer aan de Sterflijkheid onderheevig zijn; waarom dan ook van dat Cargusoen alleen de gesonde jonge, robuste en aanzienlijkste uitgezogt zijnde, welke den Capitain teegens geen mindere prijs als die van 120 Spaansche Matten ieder wilde afstaan, men om de gem: reedenen een zodanige prijs allezints billijk heeft bevonden, daar onder deese gesorteerde Slaven zig niet een eenige bevond, op welke geen profijt wierd te gemoed gezien, terwijl den Cap:n met de overige te moeten aanhouden, veel verlies te verwagten had, gelijk van de resteerende zeedert ook dagelijks alhier overleeden en zeer wijnige maar overgebleeven zijn.
Zullende aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: verders werden betuigd dat dese Regeering tot veel eer heeft verstrekt het genoegen, welke hoogst deselve hebben gelieven te neemen in de alhier genomene maatreegulen, zo wel om van al het geene ‘er langs de oostelyke Cust voorvallen mogte, met den vereischten spoed onderrigt te verkrijgen als tot het bezetten der vier daarheen strekkende geheel van wagten onbloot geweest zijnde Baaijen.
Zo als ook den Heer Gouverneur zig niet minder tot Eere reekende het vertrouwen, welke het Haar Wel Edele hoog Agtb: behaagt in syn Edele te stellen, ter behartiging van het geene tot het defensie weesen deeser plaatze behoord, teevens te kennen gaff, dat bij de Memorie, rakende het gem: defensie weesen, welke sijn Edele nu ten einde had gebragt, en bij de eerste bequame geleegendheid d’Eere hebben zouden aan haar Wel Edele Hoog Agtb: over te zenden, onder anderen meede zo sijn Edele vertrouwd op eene voldoende wijze werd aangetoond, van wat aan belang het Robben Eijland , zo bij het onverhoopt attaqueeren van de Caab als het verdedigen van deselve, behoord te werden geconsidereert.
En zal aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: wijders nog werden betuigd dat deze Regeering, ten duidelyksten gepenetreert en overtuigd van de aangroeïende Lasten dezes Gouvernements aan d’eene, ende noodzakelijkheid aan d’andere zijde, dat het financieel vermogen daar mede behoord te werden vereenigd, geene middelen nog geleegendheid laat voorbijgaan, langs welke aan de Maatschappij eenige verligting in die Lasten kan werden toegebragt, en dat wij hopen dat hoogst deselve daarvan de preuves zullen hebben erlangd, zo wel bij den gedanen profijtelijken Slaven Handel, als bij de te werk gestelde avantageuse verkoping der grond van het oude Hospitaal en andere huis Erven; dan dat aangezien deze temporeele winsten daartoe in verre na niet toerijkende kunnen zijn, maar men de dringende noodzakelijkheid gevoeld, dat de Maatschappij op den duur langs billijke weegen in het dragen van die Lasten behoord te werden te gemoed gekomen, hoogst deselve zig zullen gelieven verzeekert te houden, dat men met bedagt te zijn op de middelen die daartoe steeds verstrekken moeten, ook alle zorgvuldigheid aangewend om eindelijk eens tot dat rustig en gelukkig tijdstip te mogen komen, dat die middelen, waarvan wij de vreiheid genomen hebben eenige bij onze onderdanige aparte Letteren van den 19 April deses Jaars aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: voor te dragen, Successivelijk zouden kunnen worden ingevoerd en werkzaam gemaakt.
Zijnde wijders goedgedagt aan gem: Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäk Rhenius, nevens de Heere M:r Jacobus Johannes le Suëur en Tobias Christiaan Rönnenkamp op te dragen, om met alle mogelijke accuratesse na te gaan en te verzamelen de Stukken mitsg:s ook t’onderzoeken, het geene verders nodig is, om haar Wel Edele Hoog Agtb: te Elucideeren op de requisiten bij de paragraphen 34 en 35, mitsg:s ook bij de daarnevens gehorende Memorie voorkomende, ten einde hoogst deselve zig zo na immers mogelijk voorzien zullen mogen vinden, van het geene daar uit blijkt nog t’ontbreeken tot het vereffenen der reecq:, die ‘er tusschen de kroon van Frankrijk en de Comp: is openstaande.
Ten uittersten aangenaam gevonden zijnde de goedkeuringe welke haar Wel Edele Hoog Agtb: by § 36 hebben gelieven te verleenen omtrend de aan den Heere Ridder de Peinier betoonde erkentenisse, zal steeds in’t oog werden gehouden de door hoogst deselve gemaakte aanmerkinge, ten einde in’t vervolg met zulx te doen geen billijke reedenen van ongenoegen werde gegeeven, aan Lieden van gelijkzoortige verdiensten, dewelke niet op de zelfden voet zijn behandeld geworden, ofschoon men alhier ten opzichte van gem: Heer de Peinier heeft geconsidereert gehad, zig daarvan met geen gevoeglijkheid te kunnen dispenceeren, daar sijn Edele aanweesen ter deser plaatze niet tot laste der Maatschappij verstrekt hebbende, gelijk zulx bij het verblijf van den Heer Generaal de Suffren alhier is geobserveerd geworden, de aan welgem: Heer de Peinier toegebragt erkentenisse ook in verre na tot zodanige kosten voor d’ E Comp:ie niet heeft verstrekt.
En is aan den Heere Hoofd Administrateur gedemandeert attentie te slaan, dat steeds voldaan werde aan de door haar Wel Edele Hoog Agtb: bij de 38 § gestelde ordre, tot het overzenden van nauwkeurig reecq:n zo wel aangaande de verstrekkingen aan ‘S Lands Scheepen geschiedende, als van’t geene door de Zieken derselve Zal werden genoten.
Zullende haar Wel Edele Hoog Agtb: zeer Eerbiedig werden bedankt, voor hoogst derselver dispositie, door welke men alhier van weegens de kamer Amsterdam bereids van een benodigde quantiteit fijn karton, beneevens de Inkt en Stempels, is voorzien geworden.
Terwijl gehoopt werd, dat bij haar Wel Edele Hoog Agtb: zeedert het afgaan van hoogst derselver boven gem: aanschrijvens van den 28 Decemb: 1786, zullen mogen zijn aangekomen, onze zeer onderdanige Letteren van den 1 Julij 1786 en 24 April deses Jaars, en dat hoogst deselve ter beantwoordinge van het bij § 40 gevordert nader berigt, belangende de in’t werk gestelde middelen tot een voordeelige verkoop der herwaards gezondene koopmanschappen &:a genoegen zullen gelieven te nemen in de Maatreegulen, dewelke bij de 27: 28: en 29 § van de eerste, en § 45 van de laatste derzelve onze Eerbiedige Letteren, met overzending der rendementen weegens het geene reeds verkogt geworden is, zijn berigt, dat wij alhier aangewend hebben, en nog steeds blijven aanwenden, om de gem: ter verkoop gesondene goederen van de hand te zetten, zodanig als zulx ten meesten profijte en minste nadele der E Comp: zal mogen verstrekken.
Betreffende het geene haar Wel Edele Hoog Agtb: hebben gelieven aan te schrijven ten belange der behandelinge van de Constantia Wijnen, zo tot de oversending als verkoop derselve, is verstaan, zo wel Extract daarvan, als Copiën der dienaangaande ontfangene berigten af te geeven aan ged: Heer Le Suëur als keldermeester, ten einde de bezitters der plaatzen op Constantia deswegens de nodige informatiën te doen erlangen.
En is op de aanbeveeling door haar Wel Edele Hoog Agtb: geschied, om over dese aangeleegene Zaak de gedagten nader te laten gaan, en al wat mogelijk is, in’t werk te doen stellen ten einde de maatschappij van dese Tak van haren handel de meeste en beste vrugten te doen genieten, wyders mede met aandagt gedelibereert mitsg:s in nadere overweeging genomen de bedenkinge, welke desen aangaande bereids ter vergadering van den 14. Junij des voorleeden Jaars zijn gevallen, en dewelke, neevens de wijze die als toen best is geoordeeld om dien Tak van ‘S Compagnies Handel voor haar te verzeekeren, wij de vreijheid genomen hebben, bij de paragraphen 14 tot 19 van onze Eerbiedige Letteren in dato 1 Julij des zelfden Jaars, aan haar Wel Edele Hoog Agtb: voor te dragen; En is bevonden dat voor als nog geen ander off beeter middel daartoe kan werden uitgedagt en dat men zig dierhalven aan dezelve voordragt Eerbiedig zal moeten blijven refereeren.
Haar Wel Edele Hoog Agtb: wijders bij § 44 en 45; ten belange van de gehoudene procedures teegens de Schuldigen aan den gepleegden Strandt-rooff omtrend het deensch Schip Nicobar , gelievende te kennen te geeven, dat men niet had behoren te verzuimen bericht te geeven, hoedanig den uitslag van deselve prodecures was geweest; zal weegens het daarinne begaan verzuim Eerbiedigst om verschoninge werden verzogt, als veroorzaakt weesende, door dien men voor als nog buiten staat is gebleeven, om daar neevens te voegen een Schuldige kennis geeving, betreffende de gevolgen die het door den in die zaak mede betrokkene Jacob van Reenen, van het teegens hem bij den Raad van Justitie alhier gevallen vonnis geinterjecteert Appel heeft gehad, zullende derhalven van de Justitieele Secretarije werden geligt en haar Wel Edele Hoog Achtbarens overgezonden, Copijen der Procedures en daarbij gehorende Stukken, mitsgaders de vonnissen zo wel teegens ged: Jacob van Reenen, als de verdere meede Schuldige in de voorschreeven Zaak gevallen:
En ten aanzien haar Wel Edele Hoog Agtb: verwagtende zijn, eene meer bepaalde aanwijzinge van de reedenen, welke ‘er na onze gedagten ten betooge dienen, dat, nog in de aanstellinge van een derde Practizijn voor het Hospitaal, nog in die van een Chirurgijn majoor, beneevens twee onder Chirurgijns voor het guarnisoen, aan de Maatschappij eenige kosten veroorzaakt zijn, die zonder haar in andere opzichten weesentlijk te benadeelen, zouden hebben kunnen worden gespaard, gelijk dit breeder bij de 53, 54 en 55: paragraphen voorkomt, is daarop in agting genomen, dat, dewijl bij de aanstellinge van den derden Chirurgijn voor het Hospitaal nog niet te gemoed was gezien, die vermeerdering van ‘S Comp:s ordinaire Troupes, tot welke men kort daarna de noodzakelijkheid heeft ontmoed, en men wel tot eene beetere behandelinge der Zieken, die gelijk ‘er tot nog toe geen anderen middel ter plaatzing van deselve aan handen is, in twee onderscheidene verre van elkanderen gesepareerde gebouwen, moeten werden bediend, een derde Chirurgijn voor het Hospitaal heeft aangesteld, wijnige Maanden later nogthans, wanneer desen derden Chirurgijn overleeden weesende, door het Hoofd der Militie de Heer Gordon de noodzakelijkheid daartoe aangetoond geworden, was, men besloten heeft de zieken uit het guarnisoen voortaan te doen afzonderen van de geene die met de Scheepen werden aangebragt, ten welken einde, gelijk meede ter bediening van de bezettingen in de wijd afgeleegene oostelijke baaijen, die tot de voorsz: op approbatie hier ondernomene vermeerdering van voorm: ‘S Comp:s ordinaire Troupes aanleiding gegeeven hebben, de aanstellinge van een Chirurgijn Major en twee onder Chirurgijns geschied en zeedert ook de post van derde practizijn in’t Hospitaal onvervuld gelaten is; Zullende mits dien hier van aan haar Wel Edele Hoog Agtb: Eerbiedig kennis werden gegeeven, tot ontruiming van de bij hoogst deselve opgekomene veronderstellinge, uit welke de vordering der voorsz: aanwijzinge is ontstaan, als of met den Chirurgijn Major ook nog gelijktijdig een derde practizijn in’t Hospitaal was aangehouden geworden.
Dan dewijl haar Wel Edele Hoog Agtb: mede ten opzigte der aanstellinge van gem: Chirurgijn Major de voorsz; aanwijzinge Schijnen te verlangen, in zo verre ook daar mede aan de Maatschappij geene kosten veroorzaakt zijn, dewelke zonder de vorengem: benadeelinge zouden hebben kunnen werden gespaard;
Zo is goedgevonden van ged: Heer Collonel en Cheff Gordon te vorderen een nadere opgave en aanwijzinge van de reedenen, om welke gem: Chirurgijn Major ten dienste van het Guarnisoen noodzakelijk zoude behoren te werden gecontinueert, en off ‘er ook eenig ander middel zoude mogen te vinden zijn tot voorkoming van het daar door aan d E: Comp:ie veroorzaakt bezwaar, zonder dat zulx nogthans verstrekke tot benadeeling van de Schikkinge, door welke de zieken uit het Guarnisoen van die der Scheepen zijn gesepareert geworden, als welke Schikkinge de goedkeuring harer Wel Edele Hoog Agtb: heeft mogen wegdragen.
En is goedgedagt aan den pro Interim Fiscaal Gabriël Exter te doen inhandigen Extract uit bovengem: haar Wel Edele Hoog Agtb: aanschrijvens betreffende de Vaart der Noord Amerikanen, met bijvoeging van het door hoogst deselve aan haar Hoog Mogende over dat Sujet gegeeven berigt, ten einde het officie Fiscaal allezints waakzaam moge zijn, dat bij de verschijninge der Scheepen van die Natie aan desen uithoek, niets werde gedaan, strijdig met het uit het voorm: berigt duidelijk blijkend oogmerk haarer Wel Edele Hoog Achtbarens.
Waarbij hoogst deselve onderdanigst zullen werden verzogt goedgunstig reguard te willen slaan op de omstandigheeden, welke ons genoodzaakt hebben gehad, toevlugt te neemen tot een zodanig middel, als in staat konde zijn deeze Colonie te redden uit dien uittersten nood, welke zo kort aan de deure was, dat ‘er geen tijd overig bleeff om nog eenig ontzet uit het Vaderland te kunnen hopen off verwagten, en dat hoewel het met den Amerikaan aangegaan accoort van geen Succes is agtervolgd geworden, gelukkig evenwel nog even in tijds van het Eijland Mauritius , en zo mede van Batavia, eenigen bijstand is erlangd, zonder welke zeekerlijk de jammerlijkste gevolgen uit het brood gebrek in deese Colonie, en voor al onder het guarnisoen, zouden weesen ontstaan, waarbij op de aankomst alhier van de door haar Wel Edele Hoog Agtb: gunstige en vaderlijke, mitsgaders bij ons nogmaals met de hartelijkste dankbetuigiing erkend wordende zorge, gezondene Twee Hondert Lasten Tarwe, reeds lange weeder eene inzamelinge van het nieuwe graan gewasch geschied, en de schaarsheid verdweenen was, zo dat de ondervinding gelijk in vroeger tijden, ook nu weeder geleert heeft, dat de tijd die ‘er verlopen moet al eer de tijding van’t gebrek naar het Patria overgebragt, en van daar als dan nog eenig ontzet verwagt werden kan, te lang is, dan dat men derwaards de toevlugt heeft kunnen neemen, welke overweeging de Regeering alhier zodanige maatreegulen onder haar Wel Edele Hoog Agtb: goedkeuring hebben doen neemen, als wij de Eere gehad hebben bij vorige onderdanigst te berigten; en door welke Maatreegulen voor als nog werd gecontinueert in het teegengaan van den uitvoer der Granen, tot dat men eerst tot dien bedoelden voorraad in ‘S Comp:s Maguazijnen zal gekomen zijn, door welke de Colonie bij onverhoopte misgewas buiten gevaar van gebrek aan het allernoodzakelijkst leevensmiddel kan werden gehouden.
Door haar Wel Edele Hoog Achtb: verders nodig geagt zijnde, vast te stellen dat aan geene Comp:s Dienaren zal mogen geoorloofd worden, om zig met ‘S Lands Scheepen off Freguatten van oorlog, als Passagiers buiten Scheeps dienst na het Patria te begeeven; welke ordre steeds nauwkeurig zal werden betragt, is ten deesen aanzien in overweeging genomen, dat even die zelfde reeden, welke haar Wel Edele Hoog Achtb: bewogen hebben, om de gem: ordre ten opzigte der Dienaren te stellen, ook plaats heeft omtrend burger Ingezeetenen, dewelke meede in de Bagagiën, na de Rang die deselve bekleed hebben, zig bepaald vindende, wanneer zij met ‘S Lands oorlog Scheepen off Freguatten als Passagiers na het Vaderland mogten overvaren, insgelijx een misbruik zouden kunnen maken tot den overvoer van verbodene goederen, en dierhalven nodig geoordeeld van haar Wel Edele Hoog Agtb: Eerbiedigst te verzoeken, dat Hoogst derselven intentie en oogmerk insgelijks nader mag werden vernomen, off deselve ordre zig insgelijx tot de Burgers zal moeten uitstrekken.
Zijnde ook goedgedagt aan voorm: Heer Gordon als Cheff van ‘S Comp:s Militie, onder afgave van het omtrend het Wurtenbergsche Regiment geslotene Capitulatie, te vorderen eene opgave van Sijn Ed: Consideratiën op de door haar Edele Hoog Achtb: bij § 65. voorgestelde vrage off ‘S Comp:s gewone Troupes ten deesen Gouvernemente mede zullen kunnen werden gebragt op den voet van een Regiment en off daartoe de inrichting van dat van Wurtenberg zoude kunnen worden gevolgd, dan wel of daaromtrend een andere voet zoude behoren plaats te hebben, ten einde hier door de nodige elucidatiën te erlangen door welke haar Wel Edele Hoog Agtb: na verschuldigtheid belangende dit onderwerp zal kunnen werden beantwoord.
Wijders conform het door haar Wel Edele Hoog Agtb: aangeschreevene bij § 66 na omstandigheeden reguard zullende moeten worden geslagen, op de door de differente daar bij benoemde perzonen gedane versoeken, ten einde derselver penningen alhier in ‘S Comp:s kas per Assignatie na het Patria te mogen overmaken;
En Hoogst deselve daarbij in overweeging hebbende gelieven te neemen, hoe niet tot een al te groot bezwaar voor ‘S Comp: kas daar te Lande behoord te verstrekken, haar Wel Edele Hoog Agtb: bereidwilligheid, om zo veel mogelijk te gemoed te komen de perzonen die zig in zodanige gevallen bevinden, als waarin de gem: Requestranten scheenen te verseeren;
Hoe dierhalven wijders na mate dat de Capitalen groot zijn, welke ter in Cas telling werden aangeboden, het des te billijker is, dat de termijnen voor de betalinge en uitkeeringe in het Vaderland van de in Cas geaccepteerde penningen zo veel mogelijk worde geprolongeert en hoe onder beneficie van zodanige prolongatie, dusdanige Capitalen bij een goed overleg tot nut en weesentlijk Soulaas van de Comp:ie in meer dan een opzigt kunnen dienen; uit welken hoofde haar Wel Edele Hoog Agtb: de gem: Consideratiën aan ons hebben gelieven voor te houden, om daarop de vereischte acht te geeven;
mitsgaders al verder bij haar Wel Edele Hoog Achtb: begreepen zijnde, dat de voldoeninge van den Eijsch van Contanten penningen voor dit Gouvernement buiten ons ongerieff voor als nog zoude kunnen blijven uitgesteld:
Uit de zamenvoeging van welke haar Wel Edele Hoog Agtb: intentie en dispositie verstaan is, aan d’eene zijnde, dat hoogstdeselve wel zijn vertrouwende, dat van de Capitalen welke in ‘S Comp:s Cas alhier per Assignatie werden ontfangen, ook aan deeze plaatze bij een goed overleg, een Soulaas voor de Comp:ie te vinden zoude kunnen zijn, en aan de andere zijde dat uit zodanige in Cas getelde werdende penningen, te remedieeren is het ongerief waarin men door het onvoldaan blijven van den Eijsch der Contanten, zoude kunnen geraken:
Dog hier op in aanmerkinge genomen zijnde, dat de penningen, die in ‘S Comp:s kas op Assignatie na het Vaderland werden ontfangen, alleen bestaan, in de bij den oorlog ingevoerde en nog rouleerende papiere Munten, en dat dit geld van geen waarde buiten ‘S Lands zijnde dierhalven het voordeel daaruit hier te Lande zoude moeten werden gezogt;
Dat het eenigste middel waaruit een zodanig voordeel te vinden zij, hier in zoude bestaan dat daarvan een aanzienlijk Capitaal teegens den ter deser plaatze gebruiklijken Intrest van Ses ten Hondert in’t Jaar, onder d’ Ingezeetenen wierd uitgezet;
Dat men hierop ook wel te meermalen de gedagten heeft laten vallen, voor al wanneer in deese geldelose tijds omstandigheeden onderscheidenen Ingezeetenen om geld op Intrest zijn komen te versoeken.
Dan dat in bedenking gekomen zijnde, hoe door middel eener grote Somma van het papiere geld op Intrest uit te zetten, hare waarde op welke zij tot nog toe is gehouden geworden, eindelijk zoude moeten verloren gaan, omdat daar zulx een wijde deur zoude openen, door welke de weelde ten kosten der Maatschappij konde werden gevoed de grote ligtvaardigheid, die ‘er onder de meeste Ingezeetenen bereids heerscht om schulden te maken, nog meer toeneemen, en ook te weeg brengen zoude komen te geraken tot een opstapeling van Schuldbrieven ten lasten der Ingezeetenen, onder het toebrengen van een middel, door welke jaarlijx aanzienlijke Capitalen op Assignatie na het Vaderland in ‘S Comp:s kas op den duur zouden kunnen worden geremitteert; en dat hoe zeer het dan ook schijnen zoude, als off voor de gem: Schuldbrieven alleen papiere Munten waren uitgeschoten geworden de voldoeningen die ‘er dan op de Assignatiën kwamen te volgen, deselve Schuldbrieven egter niet anders zouden doen bestaan dan teegens reëel uitbetaalde Contante penningen,
dat daarbij de oplettendheid tot welke de Regeering zig steeds verpligt vind om de welvaart der Ingezeetenen te conserveeren, haar meestentijds zoude weederhouden om executiën aan te wenden, teegens in gebreeke blyvende debiteuren, en bij de Debiteuren ligtelijk zoude kunnen ontstaan eene belangeloosheid en onverschilligheid in de voortduuring der possessie van dit Etablissement voor de Maatschappij;
Door welke en andere bedenkingen en gevaarlijke vooruitzichten, men dan ook nog altoos weederhouden geworden zijnde, om zig van het voorsz: middel tot het maken van voordeel met de papiere Munten ja al was het ook met andere gelden, te bedienen:
Zo is nodig geacht aan haar Wel Edele Hoog Agtb: hiervan Eerbiedig berigt en ouverture te geeven, met verdere bijvoeging nogthans, dat men nog blijft voortvaren in dat gelukkig vooruitzicht, van zo lang de vreede duurzaam weesen mag /: nu ‘er door het eerstdaagst ter afwisseling van de rouleerende papiere Munten in te voerene gestempeld Carton, tegens hare vervalsching eene meerdere gerustheid onder de Ingezeetenen zal kunnen werden te weeg gebragt :/ dit Gouvernement zig ook zeer wel met het papiere geld zal kunnen redden, mits ‘er Jaarlijx maar een zeekere Somma aan paijement mag werden bijgevoegd en dat daarbij de mogelijkheid blijft aanhouden om van deselve papiere Munten tot de telling in ‘S Comp:s Cas op Assignatie te kunnen gebruik maken.
Maar dat men niet voor bij kan Haar Wel Edele Hoog Agtb: zeer Eerbiedig onder het oog te brengen, hoe ‘er wel ligt bij eene onverhoopte opkomende rupture wanneer ‘er geen mogelijkheid zoude kunnen gevonden worden om dit Gouvernement van Contante penningen te voorzien, zeer veel moeite en zwarigheid zoude kunnen ontstaan, om de rouleerende papiere Munten in haar waarde te Conserveeren, off ten minsten nieuwe daarbij te voegen; en dat alleen een zodanig vooruitzicht het van de uitterste noodzakelijkheid doed zijn, om teegens al zulke onverhoopte omstandigheeden een voorraad van Contante penningen alhier aan de hand te hebben.
Dat hoewel de grote van een diergelijke noodwendige voorraad niet wel kan werden bepaald, dog dat daartoe wierde gesteld de Somma van Een Millioen Guldens Hollandsch, het renteloos leggen van een zodanig Capitaal dan zeekerlijk wel op nieuw een bezwaar zoude doen ontstaan, maar dat om hiertoe eene bequame Schadeloos Stelling te vinden, wel weder eene gelijke Somma aan papiere Munten onder d’ Ingezeetenen tegens gem: Intrest van 6 pC:tos zoude kunnen werden uitgezet; en welke Somma dan naderhand niet vermeerderd werdende, ook nog de nadeelige gevolgen niet zoude kunnen te weeg brengen, die, gelijk voren is gezegd, het beleggen der papiere gelden doet vermijden; terwijl het rouleerend Capitaal onder de Ingezeetenen niet groot genoeg is, om in de Circulatie en dagelyksche handelingen, de algemeene verleegendheid te doen ophouden mits ‘er bij het beleggen der Capitalen die nauwe Zorgvuldigheid werd betragt, van welke de geld bestierende Collegiën en Capitalisten zig bedienen, om namentlijk tot zeekerheid van het Capitaal en de Interesten, te doen Stellen Sufficante Hijpotheecq en alhier gehuisde en wel g’Erfde borgen.
Zullende deesen aangaande onze voorsz: Consideratiën aan haar Wel Edele Hoog Agtb: werden opengelegd, ten einde hoogst deselve door wijzere en beetere Insigten omtrend het een en ander zodanige dispositiën neemen en al zulke ordres zouden mogen stellen, als bevonden zullen werden best en raadzaamst te zijn; Terwijl voor het overige nodig geoordeeld is, dat men de gedagten nader zal laten gaan, over de wijze op welke bequaamst over eenkomstig haar Wel Edele Hoog Agtb: voorz: intentie en oogmerk, zal kunnen werden te werk gegaan, omtrend het prolongeeren der termijnen, tot het betalen en uitkeeren in het Vaderland van de penningen die men alhier op Assignatie in ‘S Comp:s Cas tellen zal.
Door de Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäc Rhenius vervolgens te kennen gegeeven zijnde dat, vermits de twee distileer keetels, die tot gebruik in het hospitaal moeten dienen, ten eenemaal afgesleeten zijn, en daarvoor derhalven twee nieuwe zouden dienen te werden aangemaakt, ten waare men beeter zoude mogen achten, ten dien einde te laten verstrekken twee bequame keetels, van de geene die ten verkope uit het Patria herwaards gezonden zijn, zo is in consideratie genomen weesende, dat de gem: uitgezondene distileer keetels voor als nog met geen voordeel hebben kunnen werden verkogt, overzulx best geoordeeld, Twee daarvan, ter bekwame grote, ten dienste van’t voorsz: Hospitaal te doen emploijeeren.
Waar na in overweeging genomen wierd, het door kerkenrade van Stellenbosch bij Request gedaan versoek, tendeerende dat ter goedmaking van de kosten, die noodzakelijk tot de vernieuwing en het repareeren van eenige kerkelijke gebouwen moeten werden aangewend, en waartoe zig nog bij hare Cas eenig bekwame fonds aan handen bevind, nog ook bij de kerk aan deeses Hoofdplaats de nodige onderstand heeft kunnen werden verkreegen, mits dien onder de Stellenbosche gemeente een Collecte te mogen aanwenden.
En is goedgevonden dat versoek t’accordeeren zo nogthans dat dewijl bij de voordragt alleen word gesegd, om de gem: Collecte bij inteekening te laten geschieden, aan een ieder volkomene vreiheid werd gelaten om de gifte, tot welke men zig geneegen vinden mogt, het zij bedektelijk te doen in de bus off zak, die men ter inzameling emploijeeren mogt, dan wel provisioneel in te teekenen en naderhand op te brengen.
Op het door burgerraden alhier bij Request gedaan versoek, dat den Soldaat Johan Godfried Bijtel, ten einde ten gerieve van d’ Ingezeetenen de Slagtneeringe bij der hand te neemen, uit ‘S Comp:s dienst mogt werden gelargeerd; Is verstaan zulks te accordeeren en mits dien gemelde Bijtel onder die mits dat zig met de Slagterije zal hebben te erneeren, uit voormelde dienst der E Compagnie te ontslaan, en op zodanigen voet als het de Hoog Gebiedende Heeren Majores zal behagen nader te bepaalen, in burger vrijdom te stellen.
Laatstelijk in overweeging genomen zijnde, dat aangezien den Raad van Justitie zig thans zo wel uit Leeden van burgers weegen, als van ‘S Compagnies dienaren, vind te zaam gesteld, en dat dierhalven daar de Leeden uit deselve gelijkelijk tot alle Justitieele Commissiën vaceeren en eertijds onder zodanige Commissiën ook begreepen zijn geweest, de geene die door ‘S Compagnies Bediendens Leeden van Justitie zijnde, wierden waargenomen en dewelke directelijk tot de Domesticque Zaaken van dit Gouvernement betrekkelijk waren, zo is, nadien zulx indiervoegen met geen gevoeglijkheid meer plaats grijpen kan, op de propositie van den Heere Gouverneur goedgevonden en verstaan, dat voortaan tot zaken directelijk haar relatie hebbende tot het huijshouden van het Gouvernement, off wel van de Compagnie in het bijzonder, en niet opzettelijk Justitieel zijnde, zullen werden benoemd al zulke dienaren, als welgemelde Heere Gouverneur daartoe als geschikst en bekwaamst zal komen te benoemen en te Committeeren.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 233-235.¶
Donderdag den {17870823} 23 Aug:s 1787.
bij omvraag
Den op het inde baaij Fals vertoevend hollands particulier retourschip Berkhoven beschijdenen Gezaghebber Pieter Bensen, in geschrifte te kennen hebbende gegeeven, dat gebrek quam te hebben aan een Stuurman, en zonder met een daartoe bequaam perzoon te weesen geassisteert, niet gevoeglijk de verdere reize naar Neederland zoude kunnen volbrengen, met bijgevoegd instantig versoek, dat zeekere als bootsmansmaat van het Schip Veere alhier overgebleevenen Jens Groenstad, die te voren reeds in diversse qualiteiten de Deensche Natie ter see heeft gediend en oversulx door hem gezaghebber Bensen volkomen bequaam wierd geoordeeld tot het waarneemen van den Stuurmans dienst, ‘S Compagnies weegen aan hem mogt werden bijgezet, onder præsentatie wijders van het geene denselven Groenestad op de zoldij boeken alhier mogt te quaad staan, in ‘S Compagnies Cassa behoorlijk te voldoen, So is uit aanmerking der verleegendheid waarin zig gedagte Gezaghebber tot het volvoeren sijner reize bevind, verstaan in dat versoek te bewilligen, en mitsdien den bovengemelde Bootsmansmaat Jens Groenestad onder Conditie dat alvorens de door meermelde Gezaghebber Bensen geoffereerde betaling kome te geschieden, uit den dienst der E Compagnie te largeeren.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeve
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 236-242.¶
Saturdag den {17870825} 25 Aug:s 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Door den Heere Gouverneur gecommuniceerd zijnde een Rapport bij sijn Edele ontfangen van den burger Jacobus Laubscher, wonende aan de St Helena Baaij , houdende dat op den 29:e der voorleedene Maand Julij weederom in de gem: baaij was aangekomen Een Engelsch koopvaardij Schip, zonder nogthans de Naam van dat Schip te melden, en dat hij Laubscher den Capitain van den Bodem gesproken en aangezegd hebbende dat hij vandaar vertrekken moest, ged: Capitain hem egter ten antwoord had gegeeven, dat hij niet gekomen was uit gebrek off om kwaad te doen, maar als vriend, met oogmerk om Noordkapers te visschen, en dat hij sijn Lading hebbende ten eersten vertrekken zoude om Robben te slaan op een der daar omstreeks leggende Eijlanden bij hem Pekewino genoemd.
Waarop in overweeging genomen zijnde dat, wanneer in de Maand Maart deses Jaars inde voorsz: baaij insgelijx Twee Scheepen verscheenen waren, dewelke men vermoede van de Engelsche Natie te zijn, die zig eenigen tijd aldaar hebben opgehouden, en uit welkers manoeuvres men opmaakte dat deselve geen ander toeleg dan tot de Walvischvangst hadden als toen wel ter vergaderinge van den 28 der gemelde Maand Maart begreepen is, het voor eerst te kunnen laten berusten, bij de door den Wel Edelen Heere Gouverneur bevorens reeds aan voorm: Laubscher gegeevene en naderhand ook aan den naasten burger veldwagtmeester tot sijn narigt meede gedeelde ordre, om niemand van de Scheepen, die aldaar mogten aankomen toe te laten zig landwaards in te begeeven, mitsg: te verhoeden, dat hun eenige provisiën wierd toegebragt, en dat zij dus niet anders als drinkwater bekomen mogten; dat voorts op het daarvan zeedert gegeeven verslag aan de Hoog Gebiedende Heeren en Meesteren zoude behoren te werden afgewagt, de ordres en aanschrijvens die van Hoogst deselve is verzogt, in hoe verre al ofte niet de voorsz: visscherij, zo lange zulx nog buiten de geslotene en geoccupeerde baaijen door vreemdelingen ondernomen werden mogt, in het toekomende zoude moeten werden belet.
Dan dat daar uit het voorsz: Rapport op te maken is, dat men met het gem: Schip de visscherij binnen de Baaij onderneemd, het geen althans niet behoord te werden gepermitteert, en dat ‘er ook eene Communicatie tusschen het zelve en d’ Ingezeetenen plaats heeft, waaruit veelderley ongereegeldheeden zouden kunnen ontstaan; behalven dat het Rapport zelve zeer gebrekkig komt te zijn;
Zo is op de propositie van welopgem: Heere Gouverneur best gedagt en besloten, onder inwagting van voorsz: gevenereerde ordres en aanschrijvens der hoogst ged: Heeren Majores, een militaire officier met eenige Manschap ten eersten na de voorsz: Baaij af te zenden, en deselve mits manquement van andere lijfberging aldaar ten huijze van voorm: burger Laubscher hun verblijf te doen houden aan wien dan ook na billijkheid zal worden betaald, het geen door hem tot mondprovisie aan gem: officier en Manschap zal werden geleeverd, zullende gem: officier Schriftelijk werden gelast:
dat bij aankomst van eenig Schip aldaar, off ook zo het voorm: Schip zig nog in de gem: baaij onthouden mogt, en eenig volk van hetzelve aan Land komt, den officier hun in het vriendelijke zal hebben te waarschouwen, dat het hun niet geoorlooft is, aldaar in de baaij te komen ververschen, veel minder te visschen, dat zo wanneer bij hun eenige provisie ofte verversching werd verlang, zij zig daartoe na deese Caabsche Rheede, ofte wel na de Baaij Fals zullen moeten begeeven, hun voorts vermanende, om ten Spoedigsten aldaar uit de Baaij te vertrekken: dan dat, in zo verre eenig Schip aldaar aankomende, en geen intentie hebbende tot den walvischvangst, gebrek aan drinkwater hebben mogt, om de baaij weeder te kunnen verlaten, den officier onder een nauwe toezicht der Militairen, alleen zal mogen toelaten, dat zij eenige wijnige watervaten aan Land brengen en vullen, en ondertusschen alle Communicatie afsnijden door welke buiten dat allernoodzakelijkste drinkwater, zij hun van eenige de minste provisie zouden kunnen voorzien:
Dat dierhalven den officier hun ook eerst in het minnelijke zal hebben aan te zeggen dat het hun niet gepermitteert is, aldaar aan Land te komen, en zo wanneer men zulx evenwel zoude willen onderstaan, het zelve als dan te beletten, egter zo veel mogelijk met voorzigtigheid menageerdende, om daar toe het uitterste geweld te emploijeeren:
Dat meermelde officier van al het geene aldaar voorvalt, op de best doenlijkste wijze ter Spoedigsten rapport aan welgemelde Heeren Gouverneur zal hebben op te zenden.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeven
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 243-257.¶
Vrijdag den {17870831} 31 Aug:s 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Na voorgaande klokke geluij en uitroeping van den Boode, ingevolge de geaffigeerde Billietten getreeden zijnde tot de Jaarlijkse gewoone verpagting van de gemeene middelen en inkomsten deeses Gouvernements; zo zijn deselve op de daaromtrend bepaalde conditiën ingemeind geworden, door al zulke Perzoonen en teegens zodanige prijzen, als hier onder staat gespecifieert, te weeten
Het Moutbier | ||
Jan de Goede | ƒ2800 | |
Brandewijnen | ||
Eerste quart Jacob Wispeler | ƒ11100: | d:o 45200: |
Tweede d:o Christiaan Bam | d:o 12100: | |
derde d:o de weed:we Simon Kijzer | d:o 11000: | |
vierde d:o Christiaan Bam | d:o 11000: | |
Vaderlandse bieren & Wijnen | ||
Jan Jacob Schreuder | d:o 1100: | |
Caabse Wijnen | ||
Eerste quart Hendrik Helberg | d:o 20200: | |
tweede d:o d:o d:o | d:o 20400: | |
derde d:o d:o d:o | d:o 20400: | |
vierde d:o d:o d:o | d:o 18500: | |
ƒ79500: | ||
Welke vier perceelen der Caabse koele wijnen vervolgens na den teneur der pagt conditiën weder opgeveild en afgeslagen weesende, zijn deselve ingemeind geworden door den burger Sebastiaan van Reenen, die daarvan generale pagter is gebleeven voor eene Somma van | ƒ123000 | |
Caabse Wijnen aan't ronde bosje en Baaij Fals | ||
Christiaan Bam | d:o 6750 | |
koele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakenstein | ||
Dirk Beukes | d:o 1450: | |
d' Impost op de Wijn, aracq en brandewijn aan vreemde Naties geleeverd werdende | ||
Evert Heugh | d:o 14200. | |
Zulx de voorsz: pagtpenn: bedragen | ƒ194500: |
Het Moutbier | ||
Jan de Goede | ƒ2800 | |
Brandewijnen | ||
Eerste quart Jacob Wispeler | ƒ11100: | d:o 45200: |
Tweede d:o Christiaan Bam | d:o 12100: | |
derde d:o de weed:we Simon Kijzer | d:o 11000: | |
vierde d:o Christiaan Bam | d:o 11000: | |
Vaderlandse bieren & Wijnen | ||
Jan Jacob Schreuder | d:o 1100: | |
Caabse Wijnen | ||
Eerste quart Hendrik Helberg | d:o 20200: | |
tweede d:o d:o d:o | d:o 20400: | |
derde d:o d:o d:o | d:o 20400: | |
vierde d:o d:o d:o | d:o 18500: | |
ƒ79500: | ||
Welke vier perceelen der Caabse koele wijnen vervolgens na den teneur der pagt conditiën weder opgeveild en afgeslagen weesende, zijn deselve ingemeind geworden door den burger Sebastiaan van Reenen, die daarvan generale pagter is gebleeven voor eene Somma van | ƒ123000 | |
Caabse Wijnen aan't ronde bosje en Baaij Fals | ||
Christiaan Bam | d:o 6750 | |
koele en brandewijnen aan Stellenbosch en Drakenstein | ||
Dirk Beukes | d:o 1450: | |
d' Impost op de Wijn, aracq en brandewijn aan vreemde Naties geleeverd werdende | ||
Evert Heugh | d:o 14200. | |
Zulx de voorsz: pagtpenn: bedragen | ƒ194500: |
Vervolgens is geleesen het ingediend Request van den eersten Lieutenant onder de vierde Compagnie Dragonders aan Stellenbosch , Johannes Casparus Groenewald, tendeerende om uit hoofde sijner aanhoudende lighaams Corruptiën, van desselfs voorsz: functie ontslagen en ook ter zake van desselfs op gegeevene debiliteit voor het vervolg van alle verdere burgelijke officiën te mogen werden g’Excuseert, en is daarop verstaan, hetzelve versoek t’accordeeren en dat daarvan de nodige kennisse aan den krijgsraad op Stellenbosch zal werden gegeeven.
En nadien op een geheel toevallige wijze door de abusivelijk geschiede opgave bij de aanstellinge der officieren bij de Stellenbosche Burgerije, in dato 31 Julij laatstleeden, den Cornet Francois de Wet voor sijn tourbeurt is bevordert geworden tot Tweede Lieutenant daar denselven in ancienniteit is volgende op de Cornets Johan Gerard Cloete, Johannes de Waal Cornelisz en Johannes Albertus Laubscher, zo is goedgedagt, gem: krijgsraad bij de voorsz: geleegendheid aan te schrijven dat dewijl ‘er geene de minste reeden is geweest, door welke de gem: drie Cornets, ofte een van hun, derselver ancienniteit zoude hebben behoren te missen, de intentie deses Raads dierhalven ook geenzints is, dat deselve door de gedane bevordering van gemelde de Wet in het minste zullen werden gepræjudicieert, maar dat ter contrarie; terwijl zij intusschen derselver sessie in den krijgsraad gelijk voorheen boven meergem: de Wet zullen blijven behouden, ook in’t vervolg, zo wanneer bij de daartoe voorkomende geleegendheeden, de gem: drie officieren zullen komen te avanceeren, zodanige hunne avancementen zullen moeten werden gehouden en gereekend in het aspect en na de ancienniteit, die zij bevorens in hunne qualiteit als Cornets hebben gehad.
Wijders is op voordragt van Landdrost en Heemraden tot Stellenbosch en Drakenstein , ten einde onder laatstgem: district als Colonies Chirurgijn te fungeeren, uit den dienst der E Comp:ie ontslagen en in burger vrijdom gesteld, den tweeden Chirurgijn Cornelis Pontijn, op zodanigen voet als door de Wel Edele Hoog Agtb: Heeren Majores in’t vervolg zal werden vast gesteld.
Na hetwelke geleesen weesende het ingediend Request van den Capitain ter zee Francois du Minij, luijdende
Aan den Wel Edele Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a beneevens den E Agtb: politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E: Agtb: Heeren.’
‘Geeft met diepschuldig Respect te kennen, Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: zeer needrigen Dienaar Francois du Minij, Capitain ter zee en geweesen Equipagiemeester ten deesen Gouvernemente:’
‘Dat het de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren in’t Patria niet hebbende gelieven te behagen, des Supp:lts aanstellinge tot Equipagiemeester voormeld te approbeeren, maar ter contrarie te ordonneeren, dat uit dien Post zoude werden gesteld, zulks dan ook voor den Supp:lt is geweest van het facheus en grievend gevolg, dat hij deselve heeft moeten verlaten en neederleggen.’
‘den Supp:lt bij zig zelven overtuigd dat hij zo lange d’Eer heeft gehad d’E Comp:ie te dienen, desselfs comportement altoos is geweest overeenkomstig met het Caracter van een honnet officier, is het hem dus onmogelijk te begrijpen, welke motiven en oorzaken tot deze sijne verneedering aanleiding hebben kunnen geeven, dan daar desselfs conduite hem door dit zo treffend geval bij het Publicq ten hoogsten in verdenkinge zoude kunnen werden gebragt, en sijne reputatie bij consequentie daar door veel nadeel lijden, zoo vind den Supp:lt tot voorkominge der onaangename gevolgen, dewelke een diergelijk soupcon of quade vermoedens zouden kunnen na zig sleepen, zig genecessiteert mits deesen desselfs toevlugt te nemen tot Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb:, met ootmoedig versoek, dat het van Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb wel behagen zijn moge, aan den Supp:lt te verleenen zodanig Schriftelijk certificaat als waar door zig in staat zal vinden gesteld, des noods een ijgelijk aan te tonen, dat desselfs gedrag en dienst alle zints hebben beantwoord aan’t oogmerk en vertrouwen, het welk Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: in den Supp:lt met denselven tot Equipagiemeester te bevorderen, hebben gesteld, en dat hij door verschuldigde gehoorzaamheid en het oprecht betragten sijner plicht in’t waarneemen dier Post, zig niet alleen Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: gunste, ook die van hoogst ged: Heeren Meesteren heeft komen waardig te maken uit welken hoofde den Supp:lt al verder is imploreerende Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: vermogende bescherminge met door een favorabel berigt aan Haar Wel Edele Hoog E Agtb: ten sijner opzichte hoogst deselve te verseekeren, dat den Supp:lt altoos gereed is en ook bereid blijven zal, om verder alles wat van hem is dependeerende aan den dienst der E Comp:ie te Sacrifieeren. Terwijl den Supp:lt voor’t overige steunende op de protectie waar meede Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: hem tot nu toe hebben komen te vereeren, en die denzelven naar uitterste vermogen meer en meer zal tragten te bedienen, zig flatteert, dat Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: het versogte bij dit humble Supplicq, goedgunstiglijk zullen gelieven t’accordeeren.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a /: was get :/ F: Duminij /: in margine :/ Cabo de Goede Hoop den 19 Aug:s 1787.’
En in achting genomen weesende dat gem: Capitain Duminij gedurende den tijd dat het Ampt van Equipagiemeester deses Gouvernements bij denselven is bekleed geworden, d’ E Comp:ie trouwen Eerlijk, mitsg: tot goed genoegen sijner resp:ve Gebieders heeft gediend zonder dat omtrend syne Conduiten, ‘tzij in of buiten den dienst, iets nadeeligs kan worden ingebragt mits welke sijn gedaan versoek niet kan werden geweigerd, zo is verstaan dien Conform aan hem een Certificaat in behoorlijke forma te verleenen.
Door de Heer M:r Jacobus Johannes le Suëur in Rade versoek gedaan zijnde dat, vermits den omslag tot den ontfangst en afscheep der wijnen van de Colonisten, zo ter versending na het Patria, als naar Indiën, ten einde zo veel mogelijk te beantwoorden aan de dien aangaande ontfangen aanschrijvens der Hoog Edele Heeren Zeeventhienen, zodanig is toeneemende, dat sijn E zonder eene bequame hulpe het daartoe vereischt werk onmogelijk na behoren kan blijven verrigten, mits dien als nu aanschouw mogt werden genomen, op het geene ten dien belange is voorkomende bij desselfs ter vergaderinge van den 17 Januarij deses Jaars overwogen berigt, en door ged: Heer le Suëur daarbij zijnde te kennen gegeeven, dat de besparinge voor d’E Comp:ie in deesen zoude kunnen werden betragt met alleen aan den teegenswoordigen wijnverlater Ernst Fredrik Schrader, als in’t departement van de wijnkelder zeer actief en wel vertrouwd zijnde, bij sijne teegenswoordige gagie eene zodanige qualiteit toe te voegen als geschikt is om hem eenige authoriteit over de mindere kelderbediendens toe te brengen; Zo is, in Consideratie genomen zijnde, de gem: door hem Heer Le Suëur bijgebragte reedenen en zo meede, dat met op diergelijke wijze daarinne te voorzien, geen bezwaar voor d’E: Comp: werd veroorzaakt, goedgevonden gem: wijnverlater Schrader op de gagie die denselven thans is winnende te bevorderen en aan te stellen tot eerste Suppoost in ‘S Comp:s wijnkelder met den Rang van boekhouder.
Door den Heere Gouverneur wierd wijders te kennen gegeeven dat sijn Edele zig gesurpreneert gevonden hebbende, wanneer uit de dagelijkse Rapporten der Hoofdwagt kwam te blijken, dat niet teegenstaande veele Ingezeetenen uit het Land thans derselver Granen Caabwaards bragten, alle deselve Granen, zeer wijnige uitgezondert aan particulieren wierden geleeverd, zo dat men nog Continueel ‘S Comp:s weegen ontstoken bleef van dien genoegzame voorraad, door welke zelfs voor dit lopend Jaar, alle bekommernisse voor gebrek bij aankomst van de verwagt werdende Scheepen en de Troupen, die men nu dagelijx te gemoed zijn moet, zoude weesen ontruimd en het geene zo veel te vreemder schijnen moest, daar particulieren deese granen veeltijd van de Landlieden inkopen konden, teegens eenen minderen prijs als welke men ‘S Comp:s weegen daar voor had bepaald, Syn Edele dierhalven de reden hiervan navorschende in ervaringe gekomen was, dat de gem: Landlieden wanneer zij met hunne Producten bij particulieren te markt kwamen, zeer wijnig omslag ontmoeteden om desweegens de betalinge t’erlangen; en dat dewijl zij hier door in Staat gesteld wierden om met hunne Jokossen die thans zeer duur te staan komen, en ook ter verrigting van den arbeid op derselver Plaatzen, ten eersten weeder na buiten te kunnen vertrekken, zij om dese reeden prefereerden de producten liever aan particulieren te leeveren en te verkopen als bij d’E Comp:ie te brengen, aangezien zij in’t laatste geval door het doen vervaardigen der ordonnantiën zig tot hunne schade en veel verzuim, te lang aan de Caab ophouden moesten om de betalinge te kunnen verkrijgen; waarop na overweeging ter ontruiming van dit inconvenient door welke men Comp:s weegen nog lange zoude kunnen gepriveert blijven van dien voorraad, welke noodzakelijk aan handen behoord te zijn, en om ook de Landlieden te gemoed te komen ten einde deselve geanimeert mogen blijven derselven producten aan d’E Comp:ie te leeveren, best gedagt is, den Cassier onder afgave van Extract deses te qualificeeren, om aan de Landlieden, die derselver Producten van Granen en wijnen aan d’E Comp:ie zullen hebben geleeverd op de bewijzen, die deselve van den keldermeester en Dispencier desweegens ontfangen en in ‘S Comp:s Cas overleeveren zullen de betalinge daarvan te verstrekken zo nogthans dat vervolgens bij het einde van de Maand, dien aangaande de ordonnantiën op de gebruikelijke wijze zullen moeten werden vervaardigt, ten einde deselve ordonnantiën door de Gecommitteerdens tot ‘S Comp:s klijne geld kas, met de gequiteerde bewijzen van den keldermeester en Dispencier, op welke de onderscheidene betalingen zullen weesen geschied, behoorlijk mogen werden geconfronteert en in accoord gebragt.
Laatstelijk in agting genomen zijnde de noodzakelijkheid, dat bij aankomst van Scheepen alhier het hoofd der Militie dienaangaande behoorlijk en ten eersten werde geinformeert; zo is verstaan den Equipagiemeester bij extract deses te gelasten, om van al het geene het 4:e Art:l sijner in dato 19 julij 1786 beraamde Instructie mede brengt, dat de Rapporten omtrend de aankomende Scheepen moeten vervatten insgelijx Schriftelijk rapport te doen over brengen aan ged:e hoofd der militie deses Gouvernements.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeven
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 258-276.¶
Dingsdag den {17870904} 4 Sept: 1787.
‘S voormiddags alle præsent.
Den burger Gidion Rossouw als koper en bezitter van een der Erven, dewelke in’t gepasseerde Jaar van de grond der oude Hospitaal zijn verkogt geworden, bij Request verzoek gedaan hebbende om, vermits het hem niet mogelijk is, tot betalinge van de nu verscheene tweede paaij der kooppenningen van het voorsz: Erff, eenige gelden bij particulieren op Intrest te bekomen, het Montant daarvan ter Somma van ƒ5341:- Caabs, van d’E Comp:ie teegens de gewone rente van ses ten Hondert in’t Jaar, onder borgtogt van de Burgers Petrus Jacobus Hugo en Francois Rossouw, te mogen op Intrest behouden, zo is, ter Consideratie van de bekende Schaarscheid aan gelden onder particulieren, en dat het Hijpotheecq zig als nog buiten de Cooppenningen geheel onbezwaard vind, mitsg:s ook dat de borgen ten genoegen zijn verstrekkende in het voorsz: versoek bewilligt, zullende egter om de præferentie op het Hijpotheecq niet te verminderen, de voorsz: Schuld op de verleende Custing blijven voortlopen, en door ged: principale debiteur bij aparte scheepenkennisse moeten werden beloofd en aangenomen, voor hetzelve nu ter betalinge verschenen Capitaal, van den eersten deeser Maand Augustus af ‘S jaarlijx te zullen betalen, den gem: Intrest van ses ten Hondert, terwijl de gem: Borgen bij deselve scheepenen kennisse zig zullen hebben t’interponeeren, zo wel tot securiteit van het Capitaal, als de daarop te verlopene Interesten.
En nadien door den onder afgeschreeven gagie gestelden Adsistent Carel Gustaaff von Bratt insgelijx bij Request een diergelijk versoek geschied zijnde ten opzichte der tweede paaij van de door hem in’t gepasseerde Jaar ingemeinde drie Erven; welke paaij is bedragende eene Somma van ƒ3066:- Caabsch, dog bevonden wierd, dat het gem: Hijpotheecq door denselven zeedert bij particulieren met eene somma van ƒ18000: is bezwaart geworden, zo is verstaan dat in hetzelve versoek niet kan werden getreeden, maar dat het gem: montant der Tweede Paaij door hem von Bratt dierhalven zonder manquement zal moeten werden opgebragt en voldaan.
Werdende wijders door den Heere Gouverneur te kennen gegeeven, dat zeedert de voltooijing van het in den voorleeden Jare ter opbouwing aan particulieren aanbesteede perceel off vak van’t Nieuwe Hospitaal, ondervonden zijnde, dat het gebruik, welke men als nu van dat gedeelte tot berging van de verwagt werdende Wurtenbergse Troupen zal moeten maken, zo veel te meer noodzakelijkheid aanbrengt, om zig te spoeden tot het executeeren der in het voorleeden Jaar van de Hoog Gebiedende Heeren Majores bij Missive der præsidiale Camer Zeeland, in dato 28 Julij 1785, ontfangen aanschrijvens, om met de voltooijing van het onderhanden zijnde Hospitaal voor eerst voort te gaan, daar aan de eene kant het gebrekkig Logement van welke men zig voor de zieken tot nog toe behelpen moet, dagelijx de zeer nadeelige gevolgen van hetzelve doet ondervinden en men ook voor het overige steeds gebrek aan ruimte en bergplaats in allen deele komt te ontmoeten; terwijl het niet raadzaam is de Arbeiders, dewelke zig bij aanhoudendheid tot de noodzakelijkste vesting werken en andere Stukken g’Emploijeert vinden, daarvan af te breeken en aan het gem: Hospitaal te doen arbeiden; en dat aan de andere zijde het greene Houtwerk, welke men tot het meergem: Hospitaal in voorraad ontfangen heeft, door gebrek aan berg plaats, reeds omtrend een Jaar lang aan de open lugt en reegens Continueel hebbende moeten g’exponeert blijven, wanneer daarvan binnen korten geen gebruik wierd gemaakt, het zelve alle deugdzaamheid zoude moeten verliesen, om naderhand tot eenige gebouwen te kunnen werden g’emploijeert;
Dat Sijn Edele dierhalven in overweeging genomen hebbende de noodzakelijkheid, dat met den verderen opbouw van het meergemelde Hospitaal, zo wel om de ontbreekende Logementen voor zieken en Troupen te erlangen, als om de Comp:ie te bevrijden van de Schade, die zij bij het verwagt werdend bederf aan het voorsz: Houtwerk zoude moeten ondergaan, hoe eer hoe liever verderen voortgang werde gemaakt, met de Heer Collonel Gilquin als directeur van ‘S Comp:s gebouwen en Fortificatiën in overleg getreeden was, en dat evengem: Heer Directeur, zig met sijn Edele volkomen conformeerde omtrend de voorsz: persuative reedenen tot den verderen opbouw van’t Hospitaal als ook dat daartoe geen arbeiders ‘S Comp:s weegen van de onderhanden zijnde en verdere noodzakelijke werken konden worden afgebroken, ged: Heer Collonel Gilquin mede van oordeel was dat dewijl men bij het in den voorleeden Jare aanbesteede en zeedert voltooide gedeelte van het gemelde Hospitaal ondervonden had, dat hetzelve werk ‘S Comp:s weegen, nog met meerder Spoed, nog ook met minder kosten zoude hebben kunnen werden verrigt, de deugzaamheid van hetzelve overzulx ook was animeerende, om daar mede op gelijken voet voort te varen.
En dat sijn Edele gemeend hebbende ged: Heer Directeur ook te kunnen doen ontwerpen het bestek en de conditiën, volgens welke ter voltooijing van het Capitale gedeelte van het meergem: Hospitaal als nu aan te besteeden zoude zijn, het maken of verder opbouwen van het vak of perceel, bevattende het groote Portaal of midden partije, met de twee vertrekken aan het voorfront, als meede de vier grote zieke zalen ten Z O:e van dit Portaal, uitmakende te zamen het overige nog onvoltooide gedeelte van het Capitale gebouw; Sijn Edele hetzelve bestek en de Conditiën in Rade quam over te leggen, ten einde in deliberatie te neemen, of als nu, mitsg: op welke wijze voor het meeste belang der Maatscahppij met het gem: werk zoude behoren te werden voortgegaan;
Het welke in Serieuse overweeging genomen zijnde, is ten dien belange aangemerkt, dat, hoe zeer men ook zelfs nog van agteren ten vollen overtuigd is, met de particuliere aanbesteediging in het voorL: Jaar geschied het voordeel der Maatschappij niet beeter te hebben kunnen betragten, dewijl men, off den noodzakelijken arbeid aan de vesting werken zoude hebben moeten doen stille staan, of ook nu nog moeten supercedeeren, om het reeds voltooide vak, door gebrek aan arbeiders, onder handen te neemen, daar ondertusschen indien van dat vak als nu geen gebruik konde worden gemaakt tot berging van een gedeelte der verwagt werdende Wurtenbergse Troupen, men zig in de noodzakelijkheid zoude vinden ten dienste van de gem: Troupen, of wel van het Meuronsche Regiment een Campement van Hutten te vervaardigen, welke handelwijze in den jongsten oorlog omtrend de Fransche hulp Troupes ondervonden is tot enorme kosten der E Comp:ie te verstrekken, het echter te wenschen ware geweest, dat alvorens op nieuw tot eene aanbesteediging van dien aart over te gaan, men had mogen verneemen, off zulx de goedkeuringe van de Hoog Gebiedende Heeren Majores heeft mogen wegdragen.
Dan dat, aangezien hoogstgem: Heeren Majores reeds zelve nodig hebben gevonden, tot de voltooijing van het voorsz: Hospitaal ordre en last te geeven, en men ook dagelijx ondervind dat hetzelve gebouw langer niet kan werden ontbeerd, zonder voort te varen in de kosten die meer en meer toeneemen om de nodige berging voor de Troupen te vinden, mits dien ook hetzelve niet behoord te werden uitgesteld, en dat dewijl daartoe geen mogelijkheid aan handen is, zonder de arbeiders van de vesting werken en andere noodwendige stukken af te breeken, ‘er ook geen ander middel overblijft om het gem: Hospitaal te voltooien, dan door het aanbesteeden aan particulieren en waartoe men zig zo veel te meer genoodzaakt vind over te gaan, daar anderzints bij verderen uitstel in het gebruik maken van het ten dien einde ontfangen Europeesch Houtwerk, hetzelve Houtwerk, als steeds aan de Reegens en hitte der zonne bloot gesteld moetende blijven, tot groot nadeel der E Comp:ie zodanig zoude komen te bederven, dat men hetzelve onmogelijk meer tot eenige gebouwen zoude kunnen emploijeeren.
En is dierhalven eenparig geoordeeld ten meesten dienste en belange der E Comp:ie te strekken het voorsz: overige gedeelte van het Capitale gebouw der Hospitaal als nu mede ter opbouwing aan particulieren publicquelijk aan te besteeden; weshalven ook goedgedagt is, de Heeren Secunde Johannes Izaäc Rhenius en keldermeester M:r Jacobus Johannes le Suëur expres te Committeeren, omme na dat bij affixie van Billietten een ieder hiervan zal zijn onderrigt, ten overstaan van voorm: Heer Directeur Gilquin het voorm: vak off perceel van het Hospitaal op Vrijdag den 21:e deser Maand Septemb: onder nadere approbatie en conclusie deses Raads aan te besteeden aan de geene, die zulx teegens de minste prijs zal willen aanneemen.
Vervolgens geleesen zijnde een ingediend Request door eenige burgers en Ingezeetenen, wonende aan en omstreeks het ronde bosje , de Wijnbergen en Steenbergen , betreffende het wijden van hun vee in de duinen, welk Request is luidende
Aan den wel Edele Gestr: Heeren Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E Agtb: raad van Politie deeses Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Geevende de ondergeteek: Supp:lten met de aller uitterste Submissie te kennen, Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: zeer onderdanige Dienaren.’
‘Hoe dat ze tot hun grievenste leedweesen de vrijheid moeten neemen, hoe gaarne dat ze van hunne Schuldigen pligt geacht hadden, aan Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: zeer gevenereerde ordre te obedieeren, blijkens geaffigeert Placcaat de dato [.....] Julij deeses Jaars, aangaande de vee wijding in de duijnen van het Caabse District, met een pænaliteit van Vijftig Rijxd:s die voorsz ordre zoude komen te overtreeden, met overnagten van vee in voorm: duijnen als Vlaktens &:a.’
‘Dan vermits het den Tweeden ondergeteek: ondoenlijk is, gebruik der Duijnen te maken, zonder aldaar te laten overnagten, door de verre afgeleegendheid derselver plaatsen, geleegen aan de Wijnbergen, en evenwel des niet te min voorsz: duijnen niet ontbeeren kan, of ten zij dat daar uit zoude kunnen komen te resulteeren eene aanmerkelijke Schade onder desselfs Troup ossen, om reeden geene weijde in de nabijheid van gem: plaatzen te vinden zijn, hebbende reeds hij tweede ondergeteek: dese Duinen ruim agt Jaren in gebruik gehad, zonder in derselven rust gestoort werden.’
‘Vervolgens de wijdere Supp:lten om reeden het geaffigeert Placcaat voorsz: zig billijkst mede hebben te bezwaren, vermits de bezitters der plaatsen van’
‘En eijndelijk betreffende de HoutCarweijers, ingeval zijL: wel betaald worden om vragten na en van de baaij Falsoo te rijden, dese Hoofdplaats in de Winter verleegen laten van het nodige brandhout aan te brengen, met hunne gantsche Troupen ossen aan de Zand en Zeekoe valleijsche Duijnen gaan leggen, alwaar dat ze niet mogen wijden, want in vroegere dagen aan de baas Harmens Craal , door de Hout Carweijers het nodige brandhout moest geroeijd werden, gepermitteert was en niet in de Duijnen , waarvoor dat ze aan d’ E Comp:ie voor ieder Vragt een gulden betaalde en een ordonn: moest hebben, en vermits voorsz: Baas Harmens Craal door d’ E Comp:ie ingetrokken wierd, zo zijn gemelde Carweijers ontheft van dit opgeld en ordonnantie, en hunL: daarvoor de Duijnen toegeweesen geworden voorgeevende nu nog niet te kunnen bestaan, geen opgeld en ordonnantie meer betalende en in steede van 6 of 8 guldens Caabs, thans 14 a 15 guldens genieten voor ieder vragt brandhout.’
‘Dierhalven wij gezamentlijke Supp:lten over het onbillijk bezwaren der Hout Carweijers, en ook om reeden de vorige bezitters van der Supp:lten plaatzen voortijds vee plaatzen gehad hebben, zijL: genoodzaakt en gedrongen zijn, zig tot Uwel Edele Gestr: en E Agtb: te wenden met aller billijkst versoek, dat het van Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: welbehagen zijn moge’
‘in d’eerste plaats, dat de bezitters van de plaatzen geleegen aan en agter de Wijnbergen , Steenbergen &:a uit privilegie aan de Zand en Zeekoe Valleijsche Duijnen te mogen genieten, ter legging van hun vee als de Hout Carweijers in de grote Duijnen , en voorts dat een ieder in sijn bepaling zig zal moeten bevreedigt houden.’
‘anderendeels de wijdere Supp:lten der Ronde bosjes en daarom geleegene plaatzen geen privilegie hebbende hen mede te vergunnen dat privilegie en voorrecht, als voorsz: andere medebezitters der rondebosjes , Wijnbergse en daarom geleegene plaatsen, Kalkbranders en Steenbakkers, reeds zijn genietende om insgelijx ook Kalk te mogen branden, en daarvoor Hout te mogen roeijen, en hun ossen in de duijnen te leggen teffens de mist ter dispositie hunner plaatzen te mogen gebruiken, terwijl dat de gezamentlijke Supp:lten hiervan ontroofd, eene enorme en aanmerkelijke schade te verwagten staan, met het vallen van ossen door gebrek van voedinge, en gants buiten staat gesteld zouden kunnen werden, hunne productens dat voor het grootste gedeelte met ossen en wagens na deese Hoofdplaats moeten vervoerd werden, te kunnen vervoeren.’
‘Vertrouwende zij Supp:lten op het æquitabele oordeel Uwer Wel Edele Gestr: en E: Agtb:, zo als denselven met regt en reedenen en ten besten nutte van het algemeen belang zullen goedvinden te behoren.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a /: was get:/ H: O: Eksteen pz:, C: V: Cahman, J: P: Eksteen pz:, A:r van Breda, M: N: Smuts, J: G: van Helsdingen, H:k Brandt, M:s Holtman, S: v: Breda, C: D Waal, D: G: van Reenen, H: O: Laubscher, E: S: de Waal, weeduwe Hendriks. /: in margine:/ Cabo de Goede Hoop den [.....] Aug:s 1787.’
Zo is na deliberatie goedgevonden alvorens daarop te disponeeren, Copia van hetzelve te Stellen in handen van Commissarissen uit den Raad van Justitie deses Gouvernements, ten einde desen Rade op dies inhoude te dienen van derselver berigt en consideratiën
Na het welke bij resumptie en overweeging van’t daartoe ingediend versoekschrift van den Cap:n bij de twede Comp:ie burger dragonders op Stellenbosch Pieter Gerard Wium verstaan is, denselven Wium van sijnen voorsz: dienst als Cap:n t’ ontslaan.
Gelijk mede op het ten desen gedaan schriftelijk versoek van den derden Chirurgijn in ‘S Comp:s Hospitaal Corn:s Giethoorn, vermits denselven zig door eene langjarige borstkwaal volstrekt buiten staat vind, om den dienst in’t gem: hospitaal langer te presteeren, goedgevonden is, hem Giethoorn uit ‘S Comp:s dienst te largeeren, en ten einde ter Subsistentie van sijn huishouden eenig beroep bij der hand te kunnen neemen, in burger vrijdom te stellen, op zodanigen voet als het de Hoog Gebiedende Heeren Majores goedvinden zullen vast te stellen
Aldus Geresolveerd ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jare voorschreeven
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 277-278.¶
Vrijdag den {17870908} 8 September 1787.
bij omvraag alle præsent
Door den Eerw: Lutherschen Kerkenraad in steede van den overleeden ouderling bij derselver gemeente Johan Anthonij Hitsman, daartoe verkoren en bij Missive voorgedragen zijnde, Charles van Cahman, zo is verstaan deese Electie te approbeeren, zullende evengemelde Cahman dierhalven als ouderling bij de gemelde gemeente moeten fungeeren voor den tijd, welke gemelde overleedene Hitzman nog had behoren te dienen.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeven
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 175, pp. 179-282.¶
Maandag den {17870910} 10 Septemb: 1787.
alle præsent
Bij de ontfangene Cherte parthije uit Naam ende van weegens d’Edele Heeren Bewindhebberen ter præsidiale kamer Amsterdam, ter eenre en de Rheeders van het op den 5 deeser hier g’arriveerd hollandsch particulier fluitschip de Goede Verwagting , ter andere zijde gesloten, mede gestipuleert zijnde
dat het aan de Heeren Bevragters zal vrij staan het voorsz: Schip te doen voortzeilen van Cabo de Goede Hoop naar Batavia, off Ceilon , en van daar weeder over de gem: Caab na herwaards te doen retourneeren; waaromtrend den Schipper zig na d’ordres van het Gouvernement van de Caab zal moeten gedragen: So is, ingevolge den verderen inhoude der voorsz: Cherte parthij, vermits men zig thans nog niet in de geleegendheid vind het voorsz: Schip met producten deses Lands naar het vaderland te laten te rug keeren, en ook alhier geene goederen aan handen zijn waarmede het ged: Fluitschip de Goede Verwagting , na ontlossing van desselfs voor dit Gouvernement aangebragte goederen, weederom in retour voor Neederland zoude kunnen werden beladen, derhalven op de propositie van den Heere Gouverneur voor den meesten dienst der E Comp: best gedagt ende besloten, het ged: Fluitschip de Goede Verwagting , na desselfs ontlossing naar Batavia voort te zenden, en ten dien einde doen beladen met al zulke goederen als voor ged: Indiasche Hoofdplaats zal kunnen werden bijgebragt, van welk besluit aan den Schipper van het meerm: Fluitschip de Goede Verwagting , Thijmen de Zweed, een behoorlijke declaratoir zal werden verleend.
Door den Schipper Jacob Veer voerende het mede aanweesend ingehuurd hollands particulier retourschip de jonge Franc , bij Request versoek gedaan zijnde ten einde mits het gebrek aan een genoegzaam getal Zeevarend volk op sijn bodem veroorzaakt door het verlies van Vijff Man Sijner Equipagie, op de herwaards rijze van Batavia overleeden, en dat een gelijk getal van 5 Impotenten hier ter plaatze zal moeten agterlaten, met een getal van 12 Zeevarende Mattrosen te mogen werden geadsisteert; So is verstaan zulx aan voorm: Schipper Veer te accordeeren, onder Conditie dat door de Rheeders aan de Manschappen waar mede het voorm: Schip de Jonge Frank zal werden geadsisteert, zullen moeten werden betaald gelijke maandgelden als zij bij d’ E Comp:ie hebben gewonnen; Terwijl aan de zodanigen die hun verbonden tijd zullen hebben uitgediend met believen en goedvinden der Hoog Gebiedende Heeren Majores in’t Patria, zal werden toegelegd de gewone præmie, dog met opzigte tot al zulke welkers verbonden tijd nog niet is g’expireert, het al off niet accordeeren der præmie aan hoogst ged: Heeren Majores werd gedefereert gelaten.
Aldus Geresolveert ende G’arresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeven
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet