C176 v1.20
C. 176, pp. 14-35.¶
Dingsdag den {17870925} 25 Sept: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Door den burger Jacobus Johannes van den Berg wierd gepræsenteerd een verzoekschrift, luidende als volgt.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E: E: Agtb: Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E: E: Agtb: Heeren!’
‘Geeft met diepsten Respect ende Submissie te kennen, Uwe Gestr: en E: E: Agtb: zeer needrige Dienaar Jacobus Johannes van den Berg, burger ende Wijnkoper, dat reeds Twee Jaren wijnig wijnen uit dit gewest zijn vervoerd, en de meeste wijngaardenieren een tamelijk voorraad van wijn hebbende, door desselfs lage prijzen, die thans plaats hebben, zig beklagen, en de gepriviligeerde Wijnkopers volstrekt, uit vreese van geen vooruitzicht van debiet te hebben, niet veel wijnen durven in slaan; zo smeekt den Supp:lt UwE: Gestr: en E E Agtb: aan hem den Suppliant te mogen accordeeren het alhier thans ter Rheede leggende Fluit Schip genaamde de Goede Verwagting , gevoerd door den Capitain Thuijmen de Zweed, hetzelve voor zodanige Somma gelds in huur te mogen hebben, als de deserte partie van gemelde Bodem luijd, om de gemelde Bodem te mogen laden principaal met wijnen, als het eenigste product van dit gewest. Den Suppliant smeekt wijders UwE: Gestr: en E E Agtbare, om in perzoon, en desselfs zoon Jacobus Johannes van den Berg, met gemelde Bodem van hier te mogen vertrekken naar Europa , ende vervolgens wederom in Sijn vorige burgerlijke Staat te rug te moge komen, smeekende wijders UwE: Gestrenge en E: E: Achtbarens wijze voorzienige genereuse protectie, in desselfs onderneeming hier, als meede bij de Heeren Meesters in Europa op de aller voordeeligste wijze te mogen aanschrijven, op dat den Supp:lt en alle weldenkende Ingezeetenen van dit gewest UWE: Gestrenge en E: E: Achtbare, Eeuwige dankbaarheid mogen betuijgen’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a /: was get:/ Jac:s Joh:s van den Berg /: in margine :/ Cabo de Goede Hoop den 21 Sept: 1787.’
Welkers inhoude met aandagt overwogen zijnde, is daarop in aanmerkinge genomen, dat, wanneer men van hier aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores propositie had gedaan, om ter belading van ‘S Comp: Scheepen en Vaartuigen dewelke om granen en andere Producten van hier na Europa af te halen, uitgezonden wierden, aan particulieren te permitteeren, het verzenden van Caabse Wijnen op Vragt, onder zodanige recognitie, als haar Wel Edele Hoog Agtb: zouden goedvinden te bepalen, hoogst deselve daarop bij aanschrijvens van den 3 April 1778 hebben gelieven te antwoorden, dat, hoe zeer zig geneegen vinden, om alles toe te brengen, wat tot bevordering van de welvaart der Caabsche Ingezeetenen Strekken kan, de gem: propositie nogthans alte generaal bevonden was, dan dat op deselve zonder nadere informatie zoude kunnen worden gedisponeert:
Dat haar Wel Edele Hoog Agtb: tevens eenige poincten voorgesteld en daarop berigt van hier gevordert hebbende, deselve poincten daar op bij onderdanige Letteren van den 1 Maart 1779 schuldpligtig zijn beantwoord geworden, terwijl echter deese zaak in het vervolg onafgedaan is gebleeven, apparentelijk veroorzaakt door de als toen van weegens de Caabsche Burgerije aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: gedane vertogen, die den Staat deeser Colonie concerneerden;
Dat echter, in plaats van eene vergunninge als de voorsz: om wijnen op vragt na Europa te verzenden, dewelke ten principalen zoude hebben gediend, om d’ Ingezeetenen eene geleegendheid toe te brengen, waardoor deselve zig van hunne overvloedige producten zouden mogen ontlasten, Haar Wel Edele Hoog Agtb: bij brief door de kamer Zeeland op hoogst derselver qualificatie in dato 20 julij 1785 geschreeven, aan dit Gouvernement vrijheid hebben gelaten, om de overvloedige landsproducten, van welke men zig, zo tot ‘S Comp:s omslag, als door het vertier aan de vreemde Natiën, niet zoude kunnen ontlasten, ‘S Comp:s weegen in te slaan op zodanigen voet, als de voorsz: zeer gevenereerde aanschrijvens breeder is bevattende;
Dan dat daarop bij onderdanige Letteren van den 19 April 1786. aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: zeer reverentelijk is vertoond geworden het gebrek aan Maguasijnen en Vaatwerk, welke alhier heerschte, en waar door men buiten moogelijkheid was om d’ Ingezeetenen van de gemelde gunstige dispositie, in het bijzonder met betrekking tot de wijnen, te kunnen doen jouisseeren, voor zo lange men daartoe niet van een genoegzame quantiteit vaatwerk, en ook van de nodige Magasijnen, zoude weesen voorzien;
Dat, hoewel men zig belangende de Magazijnen door het inhuuren derselve van particulieren tot nadere geleegendheid, daarvan misschien wel zoude kunnen voorzien, echter nog niet geremedieert is geworden, het gebrek aan het vereischte vaatwerk, waardoor men alzo volstrekt buiten staat blijft om ‘S Comp:s weegen in te slaan die overvloedige wijnen, van welke de wijngaardeniers zig thans gaarne zouden willen ontlasten, op den bovengem: door Haar Wel Edele Hoog Agtb: vast gestelden voet.
En dat het dus zeer te apprehendeeren is, dat in de teegenwoordige omstandigheeden van geld gebrek, nu ‘er een zodanigen overvloed van wijnen gevonden word, dat teegens de aanstaande nieuwe recolte van dat Product ook het gebrek aan vaatwerk de wijngaardeniers verhinderen zal, om de inzamelinge van de meeste hunner wijnen te doen, het bijkomende manquement aangeleegendheid, om den aan handen zijnde voorraad te verdebiteeren, zeer beklagelijke gevolgen voor dese Colonie zullen doen ontstaan, dewelke zeekerlijk eene nadeelige uitwerkinge aan de inkomsten der E Comp:ie zal moeten te weeg brengen; om welke voor te komen de Regeeringe zig verpligt vind, alle mogelijke voor behoedzelen te gebruiken, te meer, nadien hoogstgem: Heeren Majores altoos den bloeij en welvaart deser Colonie op het oog hebbende, den voorsz: gepermitteerden uitweg voor ‘S Lands producten niet zo zeer hebben gelieven te permitteeren, om daar door een particulier voordeel voor d’E Comp:ie te behalen, als wel om het vertier van de producten deeses Lands bestendig te doen zijn, op eene wijze die de Maatschappij het minst bezwaren kan.
Mits welke dan ook te verwagten is, dat meer Hoogst gem: Heeren Majores deze omstandigheeden kennende en inziende, wel goedgunstig zullen gelieven te approbeeren, dat de Regeering, uit overweeging van deselve, en als zig daar door gedrongen vindende, hoewel buiten bekomene Speciale qualificatie, om het verzenden van wijn op vragt te permitteeren, overgaat om een middel te verleenen, door welke ten minsten van de overvloedige producten een goed gedeelte werde uitgevoerd, indiervoegen als zulx, zonder consequentie voor het toekoomende, als een extra ordinair daartoe strekkend faveur aan hoogst deselve volkomen gedefereert doet blijven, alle middelen den voorzorgen, die zouden kunnen Strekken, om het nadeel der E Comp:ie, zo in dit geval, als voor het toekomende, te verhoeden.
Weshalven, na overweeging van dit alles, eenparig goedgevonden is, aan voorm: Supp:lt van den Berg voor te stellen de navolgende overdagte conditiën, op welke alleen, en zonder in het minste daarvan af te wijken, in sijn gedaan verzoek zoude kunnen werden getreeden, in zo verre den Schipper van het bovengemelde Schip de Goede Verwagting /: als reeds op den 10 deeser Maand ingevolge de Cherte partije bij schriftelijk declaratoir ordre bekomen hebbende, om met dien Bodem na desselfs ontlossing de reize naar Batavia te vervorderen :/ geenzints difficulteeren zal, zig aan de nadere ordre tot desselfs retour te onderwerpen; en op welke conditiën meerged: Supp:lt van den Berg verpligt zal zijn zig ten spoedigsten te declareeren, te weeten:
Dat aan den Supp:lt niet kan werden geaccordeert het Schip de Goede Verwagting in te huuren, maar wel zodanig als hetzelve bij d’ E Comp:ie in huur Staat, dat Schip met zo veel wijnen op Vragt te beladen, als hij geneegen weesen zal, en dien bodem bekwamelijk zal kunnen laden.
Dat, dewijl het d E Comp:ie en Colonie ten hoogsten aangeleegen is, dat geene ondeugende wijnen van hier naar Neederland werden verzonden, waardoor dat voorname Product deses Lands in eene Slegte reputatie zoude kunnen geraken, den Supp:lt gehouden zal zijn, alle wijnen die hij zal willen inscheepen, nadat deselve ter inscheeping zullen weesen in gereedheid gebragt en gevaat, te laten proeven en examineeren door Commissarissen uit den Raad van Justitie, ten einde daarvan te verleenen een nauwkeurig Rapport, vervattende niet alleen de zoorten der wijnen, maar ook de Nummer off merken der Vaten, in welke deselve zullen weezen gedaan; Terwijl Commissarissen voorn:d ook van de inscheeping zullen mogen en moeten afkeuren alle zodanige wijnen, als zij niet bekwaam oordeelen zullen om na het Patria te werden verzonden.
Dat onder de Wijnen, die denselven overvoeren zal, niet zullen mogen zijn begreepen, die van Constantia , als dewelke ontdekt werdende, zonder eenige form van proces over al ten profijte der E Comp:ie zullen werden geconfisqueert.
Dat ook geene andere goederen in het gem: Schip van weegens den Supp:lt zullen mogen werden geladen, als alleen de voorsz: wijnen, mede op pœne van dadelijke Confiscatie invoegen als evengemeld, en dat, zo den Supp:lt geinclineert weesen mogt, eenige andere producten deses Lands buiten de meergem: wijnen, nog in voorm: Bodem te laden, denzelven daartoe nader versoek en opgave zal moeten doen.
Dat, zo van de wijnen, als andere nader te permitteerene producten, door den Supp:lte in het Schip geladen, aan de Regeering alhier zal moeten geschieden, behoorlijke Specifique opgave, ten einde daarvan te doen formeeren de nodige Facturen en Cognoscementen, om door den Schipper te werden onderteekend.
Dat de wijnen en verdere nader te veraccordeerene Producten alhier ten kosten van den Supp:lt zullen werden geladen, en ook in Neederland gelost, het laatste zo wanneer het de Wel Edele Hoog Agtb: Heeren bewindhebberen alzo goeddunken mogten, en in allen gevalle zodanig als de ordres der E Comp:ie zijn mede brengende.
Dat de gem: wijnen en andere producten, die ‘er nog mogten werden bijgevoegd, alzo voor Reekening van den Supp:lt in het Schip geladen zijnde, ook in Neederland komende, aan ‘S Comp:s Pakhuijzen zullen werden opgeslagen, om tot desselfs profijt bij de eerste bekwame geleegendheid te werden verkogt, en dat den Supp:lt zig ten dien opzichte zal moeten onderwerpen aan zodanige Schikkingen, als hoogst ged: Heeren Bewindhebberen zullen goedvinden te beramen, Zo wel omtrend de Recognitie, die haar Wel Edele Hoog Agtb: weegens de verkoping zullen gelieven te korten, als in de maniere van betalinge.
Dat ook voor de vragt der door den Supp:lt in te ladene wijnen en verder bij te komene producten, bij d’E Comp:ie uit het provenu derselve zal werden gekort, een zodanig montant, als meergem: Edele Hoog Agtb: Heeren Bewindhebberen zullen verstaan en begrijpen, dat in evenreedigheid der te rug reize van het Schip op die Lading zal moeten werden geleeden en gedragen in de vragtpenningen, Intresten avarij en kaplaken, dewelke volgens de Cherte partije aan de Rheeders ofte vervragters van het Schip zijn veraccordeert.
Dat ook den Supp:lt zal moeten dragen de betalinge van Tagtig Guldens, voor ieder dag welke het Schip ter inlading van voorsz: wijnen langer dan de bij de Cherte parthije bepaalde Tagtig dagen, zoude mogen werden opgehouden, indiervoegen als zulx bij de gemelde cherte partije is geconditioneerd en gestipuleert geworden.
Dat den Supp:lt voor zo verre hem als Passagier, off sijne in te ladene wijnen, en verdere goederen, die nog daar bij zouden mogen werden gevoegd, betreft, verpligt zal zijn, zig overigens in allen deele Stiptelijk te gedragen na de gem: door d’E Comp:ie met de Rheeders van het Schip geslotene Cherte partije.
Dat aangezien de vergunninge tot welke de Regeeringe overgaat, om den Supp:lt toe te staan een lading wijnen en andere Landsproducten op Vragt naar’t Patria over te zenden, geschied buiten eenige daartoe bekomene qualificatie der Wel Edele Hoog Agtb: Heeren bewindhebberen, en het dus onzeeker is, off zulx wel hoogst derselver goedkeuringe zoude mogen wegdragen, mits dien aan d’ E Comp:ie werd gereserveert en wel expresselijk voor behouden het Recht, om ingevalle geoordeeld werden mogt, dat dit Gouvernement hier inne niet had behoren te treeden, als dan alle de door den Supp:lt ingeladene wijnen Comp:s weegen in het Vaderland aan de slaan, en voor haar te behouden teegens zodanige prijzen, als deselve wijnen en verdere Producten tot de inladinge toe den Supp:lt zullen zijn komen te staan, en waar van den Supp:lt mitsdien verpligt zal zijn alhier te formeeren en over te leeveren behoorlijke reekeninge en Factuur, gestaafd met, ofte wel onder præsentatie van Eede.
Dat in zo verre nog omtrend het een of ander ten desen mogte zijn geommitteert het nodige te Conditioneeren, in alles en allen gevalle de decisie en dispositie volkomen staan en afhangen zal van het welbehagen en goedvinden van hoogstgem: Heeren bewindhebberen, en waaraan den Supp:lt zig ook zonder eenige de minste exceptie zal moeten onderwerpen.
Na het welke door den Heer opperkoopman en hoofd Administrateur Johannes Izaäk Rhenius ingediend zijnde eene Memorie van diverse goederen, bestaande in IJzer, Houtwerk, Lijnolij &:a, uit de daarbij benoemde Scheepen bij ontlossing, zo te min als gebroken bevonden, als mede van de LijfEijgenen in de Ses jongst gepasseerde Maanden overleeden, het vee in gem: tijd, zo verrekt als door ‘twild gedierte verslonden, en eindelijk van verscheidene goederen, zedert p:mo 7bre: des voorL: Jaars tot Ult:o Aug:s jongstl: in de resp:ve Pakhuijsen alhier onbruikbaar en onbequaam bevonden; met het geene verders by de voorsz: Memorie in het brede is gespecificeert;
Zo is, na resumptie van deselve Memorie besloten, dat de gestorvene Slaven en het verrekt vee bij de Negotie boeken deses Gouvernements zullen werden afgeschreeven, en wijders met de tekort en defect bevondene goederen zodanig te doen handelen, als daarbij in margine is aangeteekend.
‘Terwijl mede is nagezien de reecq: der verstrekte Zeeguls, zeedert p:mo Maart tot Ult:o Aug:s deeses Jaars,’
‘
Zeeguls d'A:is 1786-7 | ||||||||||||||||||||
Debent | ||||||||||||||||||||
van | van | van | van | van | van | van | van | van | van | |||||||||||
Rijxd:s | 1/8 | 1/4 | 1/2 | 3/4 | 1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 8. | 10. | 12. | 15. | 20. | 25. | 30. | 40. | 50. | 60. |
p:mo Januarij jonsgstl restant verbleeven | 188 | 642. | 355. | 19 | 96. | 85. | 36. | 41. | 22. | 24. | 8. | 34. | 8. | 11. | 15. | 14. | 6. | 2. | 4. | 3. |
p:mo Maart jongstl den 16 April d:o, d:o 22 Junij bijgekomen | 2000 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
- | 1000. | 600. | 30. | 100. | 50. | - | 100. | - | - | 50. | - | - | - | - | 25. | - | - | - | - | |
1500. | 500. | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
Somma | 3688. | 2142. | 955. | 49. | 196. | 135. | 36. | 141. | 22. | 24. | 58. | 34. | 8. | 11. | 15. | 39. | 6. | 2. | 4. | 3. |
Zeeguls d'A:is 1786-7 | ||||||||||||||||||||
Debent | ||||||||||||||||||||
van | van | van | van | van | van | van | van | van | van | |||||||||||
Rijxd:s | 1/8 | 1/4 | 1/2 | 3/4 | 1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 8. | 10. | 12. | 15. | 20. | 25. | 30. | 40. | 50. | 60. |
p:mo Januarij jonsgstl restant verbleeven | 188 | 642. | 355. | 19 | 96. | 85. | 36. | 41. | 22. | 24. | 8. | 34. | 8. | 11. | 15. | 14. | 6. | 2. | 4. | 3. |
p:mo Maart jongstl den 16 April d:o, d:o 22 Junij bijgekomen | 2000 | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
- | 1000. | 600. | 30. | 100. | 50. | - | 100. | - | - | 50. | - | - | - | - | 25. | - | - | - | - | |
1500. | 500. | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | |
Somma | 3688. | 2142. | 955. | 49. | 196. | 135. | 36. | 141. | 22. | 24. | 58. | 34. | 8. | 11. | 15. | 39. | 6. | 2. | 4. | 3. |
‘
Credunt | ||||||||||||||||||||
van | van | van | van | van | van | van | van | van | van | |||||||||||
Rijxd:s | 1/8 | 1/4 | 1/2 | 3/4 | 1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 8. | 10. | 12. | 15. | 20. | 25. | 30. | 40. | 50. | 60. |
zeedert p:mo maart jongstl. tot dato deses verkogt. | 2502. | 1423. | 486. | 14. | 136. | 68. | 16. | 77. | 17. | 5. | 35. | 9. | 4. | 11. | - | 4. | - | 1 | - | - |
de dato deeses restant | 1186. | 719. | 469. | 35. | 60. | 67. | 20. | 64. | 5. | 19. | 23. | 25. | 4. | - | 15. | 35. | 6. | 1. | 4. | 3. |
Somma | 3688. | 2142. | 955. | 49. | 196. | 135. | 36. | 141. | 22. | 24. | 58. | 34. | 8. | 11. | 15. | 39. | 6. | 2. | 4. | 3. |
Credunt | ||||||||||||||||||||
van | van | van | van | van | van | van | van | van | van | |||||||||||
Rijxd:s | 1/8 | 1/4 | 1/2 | 3/4 | 1. | 2. | 3. | 4. | 5. | 6. | 8. | 10. | 12. | 15. | 20. | 25. | 30. | 40. | 50. | 60. |
zeedert p:mo maart jongstl. tot dato deses verkogt. | 2502. | 1423. | 486. | 14. | 136. | 68. | 16. | 77. | 17. | 5. | 35. | 9. | 4. | 11. | - | 4. | - | 1 | - | - |
de dato deeses restant | 1186. | 719. | 469. | 35. | 60. | 67. | 20. | 64. | 5. | 19. | 23. | 25. | 4. | - | 15. | 35. | 6. | 1. | 4. | 3. |
Somma | 3688. | 2142. | 955. | 49. | 196. | 135. | 36. | 141. | 22. | 24. | 58. | 34. | 8. | 11. | 15. | 39. | 6. | 2. | 4. | 3. |
’/: onderstond :/’
‘In’t Casteel de Goede Hoop Ultimo Augustus 1787. /: was geteekend:/ J: I: Rhenius’
’/: in margine :/’
‘Deeze Reekening door ons ondergeteekende gecommitteerdens, benevens den pro Interim Fiscaal deses Gouvernements behoorlijk nagezien en met de restanten geconfronteerd zijnde, in allen deele accordeerende bevonden /: onderstond :/ In’t Casteel de Goede Hoop p:mo Septemb: 1787. /: was geteek: / J: M: Horak, J: C: Gie, G: Exter, /: lager:/ mij præsent en geteekend / R: J: V: D: Riet, g:e Clercq.’
Waaruit gebleeken weesende, dat de verkogte Zeeguls bedragen eene Somma van Rijxd:s 2388. is verstaan hetzelve Montant in ‘S Comp:s geldkas te laten overbrengen en bij de Negotie boeken te doen inneemen.
Zijnde wijders op het door den adsistent Jan Leopold Huizer ingedien Request, vermits uit de daar nevens overgelegde Chirurgicale attestatie is komen te blijken, dat denselven door manquement aan het gezicht niet langer in sijnen dienst continueeren kan, en dat gem: Huizer vermeend zig met het een off ander burgerlijk beroep wel te zullen kunnen erneeren, goedgevonden denselven uit ‘S Comp:s dienst te ontslaan en in burger vrijdom te stellen, op zodanigen voet als de Hoog Gebiedende Heeren Majores goedvinden zullen nader te bepalen.
Gelijk laatstelijk meede op het hierom door den burger Anthonij Kaltijer gedaan schriftelijk versoek, aan denselven in Eijgendom is verleend, een Erff, geleegen aan de zogenaamde Nieuwe drift der Berg rivier , onder het District van Drakenstein , ter zake uit eene neevens het gem: verzoekschrift geproduceerde Extract Resolutie van Landdrost en Heemraaden van Stellenbosch en Drakenstein is komen te blijken, dat dies uitgave niemand tot præjuditie is strekkende, onder Speciale conditie nogthans, dat bij het gemelde Erff geen vee, hoegenaamd, zal mogen werden aangehouden, als alleen Een a Twee rijdpaarden.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 36-40.¶
Dingsdag den {17871002} 2:e Octob: 1787.
‘S voormiddags alle præsent.
In overweeging genomen zijnde, dat den Schipper en opperstuurman, dewelke zig bij de uitreize van het ‘S Comp:s weegen ingehuurd en beladen, mitsg: thans in retour alhier aanweesend particulier Schip den Onzeekeren , op dien bodem bescheiden hebben bevonden, op de herwaards reize van Batavia zijn komen te overleiden, en dat den perzoon van Francois Heamonet, die gem: bodem thans als gezaghebber Commandeert, nog ook den geenen die teegenswoordig den dienst als opperstuurman daarop waarneemt, volgens het gedeclareerde van gem: Gezaghebber zelve, geen zee-Examen voor de Wel Edele Groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland, voor welke dat Schip uitgevaren is, afgelegd, nog ook geen Eed aan d’E Comp:ie gedaan hebben, mitsgaders geconsidereert weesende, dat hoewel bij de cherte partije van dat Schip alleen werd gezegd, dat de Schipper en Stuurlieden ten genoegen van de Heeren bevragters zullen moeten zijn, en zig aan derselver Instructiën onderwerpen, ten opzigte van gem: overleedenen Schipper en opperstuurman echter meede, volgens getuigenis van meerged: gezaghebber Heamonet, indiervoegen als zulx omtrend dusdanige officieren van andere bij de Comp:ie ingehuurde particuliere scheepen plaats heeft, het afleggen eener Zee Examen bij d’E Comp:ie en het doen van den Eed aan dezelve geobserveert geworden is; invoegen ten uittersten noodzakelijk is geoordeeld, dat, om de Lading welke zig ‘S Comp:s weegen in het voorm: Schip den onzeekeren bevind, te kunnen toevertrouwen aan de geene, die in de plaats van voorm: overleedene Schipper en opperstuurman het Commando daarop voeren zullen, dezelve ook verpligt zijn te bezitten de vereischtens, mits welke d’E Comp:ie dat vertrouwen aan zodanige officieren heeft gedefereert gehad.
En is dierhalven goedgevonden, met gemelden Gezaghebber Heamonet en den perzoon van Hendrik Tillemans, welke laatste den dienst als opperstuurman op voorm: Bodem waarneemt, en zig door de Rheeders daar op geplaatst vinden, ter zake deselve dien bodem uit Straat Zunda ook reeds gelukkig tot hiertoe hebben overgebragt, van weegens d’E Compagnie, ingevolge de cherte partije, tot het blijven commandeeren van gemelde bodem genoegen te neemen, mits deselve bij het afleggen van een Zee Examen bevonden werden te bezitten de daartoe vereischt wordende kunde en bequaamheeden, en dat door hun ook als dan den Eed aan d’E Compagnie werde gedaan.
Zijnde teevens goedgedagt tot de voorschreeven Zee Examen expres te committeeren de Capitains ter Zee Jan Arnold Voltelen en Francois du Minij.
De Heer Chevalier, agent zijner aller Christelijkste Majesteit, die met de Pacquet-boot N:o 5 uit Frankrijk ter deser plaatze is aangeland, bij Request versoek gedaan hebbende, om met het ter Rheede leggend uitkomend Schip Constantia na Batavia over te varen, is begreepen, dat een zodanig versoek aan denselven niet kan werden geweigert, en dierhalven goedgevonden, zulx aan sijn E: te accordeeren, mits alvorens betalende het daartoe staande Transport en kostgeld in ‘S Comp:s Cassa alhier.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 41-45.¶
Dingsdag den {17871004} 4 October 1787.
‘S voormiddags alle præsent
De Heeren Johannes Izaäc Rhenius en M:r Jacobus Johannes le Suëur, als ingevolge besluit van den 4 September laatstleeden, ten overstaan van den Heer Collonel en Directeur Gilquin gevaceert hebbende, om ‘S Comp:s weegen aan particulieren aan te besteeden, den opbouw van’t Vak off perceel, bevattende het grote portaal off midden parthije, met de Twee vertrekken aan het voorfront, als meede de Vier grote zieke zalen ten zuid oosten van hetzelve portaal, dewelke te zamen uitmaken het overige nog onvoltooijde gedeelte van het Capitale gebouw der Hospitaal, rapporteerden ter vergaderinge, dat Conform het nader geresolveerde ter sessie van den 18 der gem: Maand September den dag van gisteren tot deese aanbesteediging bij geaffigeerde Billietten bepaald geworden zijnde, als toen van de onderscheidene daartoe verscheene perzonen, dewelke het quantum opgegeeven hadden, voor welke een ieder van hun dat werk op het bestek en de bepaalde conditiën zoude hebben willen aanvaarden, de burgers Jacobus Johannes Vos, Jan Hendrik Vos en Arend van Willigh zulx teegens de minste prijs, te weeten voor eene Somma van Rijxdaalders 49000: aangeboden hadden, dan dat de absolute aanbesteediging daarvan overeenkomstig het voorsz: besluit van den 4 September laatstleeden, ter nadere approbatie van deesen Rade was gesurcheert gebleeven.
Waarop in consideratie genomen zijnde, dat de voorsz: Somma van Rijxdaalders 49000:- nog beneeden de bereekening valt, op welke des kundigen gecalculeert hadden dat het gem: werk zoude moeten te staan komen, en dus op het minst daarvoor konde werden gevraagt; en dat deese aanbesteediging dierhalven ook uit hoofde van de dringende noodzakelijkheid om daar mede voort te gaan, tot geen beeter avantage voor d’ E Comp: zoude kunnen geschieden, zo is goedgevonden en besloten deselve aanbesteediging ter voltooijing van het voorsz: perceel van het Hospitaal, agtervolgens de meergem: gemaakte Conditiën aan de voorm: Burgers Vos en Van Willigh voor de bovengem: Somma van Rijxd:s 49000:, en het daartoe nodige te makene ijzerwerk teegens 11 Stuijvers het pond te leeveren, volkomen te doen effect sorteeren en deselve mitsdien te approbeeren.
Zijnde wijders, vermits het overleiden van den Capitain bij de Vierde Compagnie burger Infanterije alhier Johannes van Sittert, zo tot desselfs plaatsvulling, als de verdere daardoor nodig gewordene veranderinge, goedgevonden de volgende aanstellingen van krijgs officieren te doen, te weeten:
Voorts bij hetzelve vrij Corps
En is op het daartoe schriftelijk gedaan versoek van den bij indispositie onder stilstand van gagie van’t Schip S:t Laurens hier agtergebleeven adsistent Carga van den Chinaschen Handel Willem in’t Anker, aan denselven gepermitteert met het Schip Constantia , onder weder cours neeming van sijn gagie, de reize na Batavia te mogen vervorderen.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 46-91.¶
Woensdag den {17871010} 10. Octob: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
In overweeging genomen zijnde, het door de heer Troublet, chargé des affaires van sijn Aller Christelijkste Majesteit, gedaan schriftelijk versoek, ten einde, op de ordre die bij sijn Ed: van het Gouvernement ten Eylande Mauritius is ontfangen, om ten dienste van ‘S koning Maguasijnen aldaar, eenige provisiën te besorgen, ook met de Scheepen dewelke tusschen dit en de Maand van Maart off April aanstaande desen uithoek zullen komen te passeeren, derwaards te mogen afscheepen een quantiteit van 20000 lb: boter en 6000lb smeerkaarssen, zo is ten einde ‘S konings Magazijnen aldaar uit het geene d’omstandigheeden thans maar eenigzints toelaten willen, dat van hier werde uitgevoerd, zo veel mogelijk t’adsisteeren, goedgevonden aan ged: Heer Troublet te permitteeren, om voor eerst bij particulieren in te kopen en na het voorsz: Gouvernement te verzenden, Thien Duijzend ponden boter en Twee Duijzend ponden Smeerkaarssen, met toezegging, dat tot een uitvoer van het overige den voorsz: quantiteit dan nog wel een gedeelte van dien, meede ten zelven dienste, gaarne bij vervolg permissie zal werden verleend, wanneer men, na nog eenige wijnige tusschentijds, zal mogen bevinden, dat zulx zonder eigen groot ongerieff kan werden gedoogd.
Nadien men in ervaringe gekomen is, dat ‘er geleegendheid zoude zijn, om van het onlangs alhier gearriveerd Fransch Schip Auguste een quantiteit van 6 a 700 Balen Bourbonse Coffij bonen te kunnen inkopen, dog dat de Heer Schuler, als Eigenaar van gem: bodem en dies inlading, deselve Coffij bonen teegens geene mindere prijs als Seeven Stuivers per pond om in Spaansche Matten betaald te werden, wilde afstaan, zo is in achting genomen, dat bij den deesen Jare met het Schip de Leviathan ontfangen Extract Eijsch van retouren uit Indiën vreiheid werd gegeeven, om bij dit Gouvernement de gem: prijs voor de Coffij boonen te mogen besteeden, en dat in het van Mauritius verwagt werdend’ Schip de Draak , off andere retourscheepen, vermoedelijk wel zo veel ruimte zal te vinden zijn, als nodig is, om de voorm: koffijbonen na het Patria te kunnen afzenden; zijnde dierhalven goedgevonden en verstaan de Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäc Rhenius te qualificeeren, om de voorsz: koffijbonen ofte zo veel ‘er anderzints meer te bekomen mogt zijn, teegens gem: prijs van 7 Stuijvers het lb, om in Spaansche Matten betaald te werden, van ged:e Heer Schuler inte kopen, ten einde bij bequame geleegendheid na het Vaderland te werden verzonden, en daaromtrend bijzonderlijk in acht te doen neemen, dat die bonen, conform het voorschrift, bij den gem: Eijsch geschied, in de Matjes blijven, met welke zij aangebracht zijn; En vermits tot deesen inkoop dus zullen moeten werden aangewend een groot gedeelte der in ‘S Comp:s Cassa tot den Slaven Handel in voorraad zijnde Twintig Duijzend Spaansche Realen, waardoor men in’t vervolg, wanneer dien handel bij het aankomen van de daartoe uit het Vaderland versogte Vaartuigen, Staat ondernomen te werden, grotelijx zal werden ontriefd; Zo is teevens verstaan dat aan de Wel Edele Hoog Agtb: Heeren Bewindhebberen zal werden verzogt, dat de voorsz: nu aan te wendene Spaansche Realen wederom alhier in voorraad mogen werden gesuppleert.
Vervolgens wierd door ged: Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaac Rhenius te kennen gegeeven, dat bij het lossen der met het Schip de Vreede voor dit Gouvernement aangebragte goederen, volgens verklaring van Gecommitteerdens, bevonden zijn
En heeft men dierhalven moeten besluiten de voorsz: boter ten behoeve der E Comp:ie te verkopen tot het geene nog te emploijeeren zoude zijn, mitsg: het Spek te laten dienen tot verstrekking aan’t volk zo bij de Linie, als op de Landsboots bescheiden, om intusschen voor zo lange de consumptie daarvan duuren zal, derselver randsoenen van versch vleesch te doen ophouden; Terwijl tevens verstaan is, dat het ten eenemaal bedorven en begraven vleesch bij de boeken zal werden afgeschreeven.
Vervolgens uit het ingediend Rapport van de Capitains ter zee Jan Arnold Voltelen en Francois du Minij dewelke zig ingevolge besluit van den 2 deser expres hebben gecommitteerd gevonden, omme de perzonen van Francois Heamonet en Hendrik Tillemans, den Eersten als Gezaghebber, en den anderen als opperstuurman fungeerende op het in retour hier ter Rheede leggend ingehuurd particulier Schip den Onzeekeren , voor hun een behoorlijke Zeemans Examen te doen afleggen; gebleeken weesende, dat gem: Gezaghebber Heamonet in allen deele de bequaamheeden bezit, dewelke vereischt werden, om aan denselven met gerustheid het Commando van voorsz: bodem te kunnen toevertrouwen, dog dat daarenteegen den ged: perzoon van Hendrik Tilleman niet verder in staat bevonden is, dan tot den dienst als Tweede Stuurman, zonder door hun gecommitt:s gerustelijk tot de Post van opperstuurman te kunnen werden bekwaam verklaard; Zo is verstaan in voorsz: perzoon van Heamonet, tot het verder blijven Commandeeren van het meerged: Schip den Onzeekeren, nadat denselven den Eed aan d’ E Comp:ie zal hebben gedaan, volkomen genoegen te neemen terwijl denselven verpligt zijn zal, van wegens de rheeders off vervragters van dien bodem, in steede van opgem: Tillemans, tot den dienst van opperstuurman iemand anders, daartoe bequaam zijnde, te præsenteeren, in welke overeenkomstig de cherte partije meede genoegen zoude kunnen werden genomen.
Wijders in overweeging genomen zijnde, dat het door de Ingezeetenen in de Mosselbaaij geleeverd koorn, om het ingaande Somer Saisoen welke de Baaij door de domineerende Zuid Ooste winden, voor de Scheepen onveilig doet zijn, voor dat een gunstiger tijd in het aanstaande Jaar, en het aan handen hebben van de daartoe dienstige Vaartuigen, zulx gedogen zal, uit de gem: Baaij niet zal kunnen werden afgehaald, waar door dat graan intusschen gevaar loopt van door de Insecten te werden bedorven off vernielt, zo is, om daarvan intusschen eenig mogelijk gebruik te maken, best gedagt, van dien voorraad aan het post volk, zo in de gem: baaij, als in het Houteniqua Land en Plettenbergs Baaij , te laten verstrekken de ordinaire randsoenen, die deselve alle quartalen anderzints gewoon zijn hier aan de Caab te ontfangen, mitsg: wijders op de propositie van den Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäc Rhenius, als deswegens ingenomen hebbende de Consideratiën van de over de Mossel- en Plettenbergs baaijen gecontinueerde gecommitteerdens, goedgevonden en verstaan, zo tot Conservatie van het voorsz: aldaar reeds ontfangen koorn, als ter ontfangst en bewaring der Granen, dewelke in het aanstaande Jaar aan de gem baaij zullen werden geleeverd, nader de volgende middelen te doen dienen en in’t werk te doen stellen, als Namentlijk
Dat, dewijl niet voor het laatst der aanstaande Maand November in gereedheid gebragt zal zijn, het in de voorsz: Baaij bij particuliere aanbesteediging opgebouwd werdend’ Magazijn, den opzichter door de voorsz: Gecommitteerdens zal werden gelast om de Stroje Hutten, in welke zig het koorn aldaar opgeslagen vind, na gelang van de middelen die hij daartoe aan handen hebben zal, zo veel doenlijk te repareeren, en deselve vervolgens om te beeter teegens wind en Reegen bestand te zijn, van buiten langs de wanden te laten beplijsteren off bestrijken met een mengzel van de gewone Stoffen, welke de Landlieden daartoe emploijeeren
Dat aangezien men komt te ondervinden, dat ter bearbeiding van het koorn aldaar tot dies Conservatie teegens de Insecten, den dienst der Militaire bezetting op den duur niet kan werden genoten, en dat geene Hottentotten in te huuren zijnde, ook het gebrek aan Slaven niet toelaat daar van eenige af te breeken, voor eerst drie Man uit de reconvalescenten aan de Linie tot dat werk derwaards zullen werden afgezonden, om bij den aanstaanden naderen ontfangst, nog zo veel, het zij Europeeschen ofte Slaven, daarbij te voegen, als men bevinden zal nodig te zijn.
Dat ondervonden weesende hoe in het begin deeses Jaars verre de meeste Ingezeetenen buiten Staat zijn gebleeven, om mits derselver verre afgeleegendheid, ter Drostdije van Swellendam op te geeven de Granen, die zij geneegen waren in de Mosselbaaij te leeveren, waar door men onbewust is gebleeven, van de quantiteit, welke aldaar stond te werden ontfangen, bij vervolg de opgave zal moeten geschieden in de voorsz: baaij bij den opzigter zelve, ten einde door denselven na de expiratie van den tot de opgave bepaalden tijd, ten spoedigsten een generale Lijst van de ter leevering aangeteekende Granen herwaards zal kunnen werden opgezonden.
Dat ook, ter zake het voorm: opgebouwd werdend’ Magazijn, niet meer dan tot het opleggen van drie a vier Duijzend Mudden Tarw geschikt zal zijn, de voorm: in functie blijvende gecommitteerdens met den Heer Dispencier de nodige Schikkingen tot den ontfangst der Granen van de aanstaande recolte zullen moeten arrangeeren, inzonderheid daarbij bepalende, welke Landlieden immediaat na de inzameling deese producten aan de baaij zullen kunnen leeveren, en welke andere naderbij der hand leggende, daar mede te wagten hebben, tot dat ter afhaling van de granen het Schip off Vaartuig in de baaij aangekomen, en met het ontleedigen van het Magazijn een begin gemaakt zal zijn.
Den Heere Gouverneur ter Tafel hebbende gelieven te brengen een door den burger Petrus Johannes Hiebner aan Sijn Edele gedaan schriftelijk versoek, luidende
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop, beneevens de ressorte van dien &:a &:a &:a.
‘Wel Edele Gestr: Heere!’
‘Het is met alle onderdanigheid dat den ondergeteek: burger Petrus Johannes Hiebner op het allerneedrigst Uwel Ed: Gestr: te kennen geeft:’
‘Hoe hij Supp:lt in’t gepasseerde Jaar 1786 van mejuffrouw de weed:we Eckhard heeft gekogt zeekere Thuijn en Erve, met alle de daarbij zijnde Servituten en voordeelen, en dus ook vertrouwt, dat hem Supp:lt het water aan gem: Thuijn, blijkens Extract resolutie, de dato 1 Maart 1774. en 9 October 1781, vergund, eeven zo goed als zijn voorzaten toekomt, en hem deselve niet als tot ‘t best van dese Colonie zoude kunnen ontnomen werden, dan vermits volgens gem: resolutiën aan voorsz: Thuijn is vergund, het water dat uit de platte klip komt des dingsdags en Donderdags smorgens en des nademiddags van 4 tot 7 Uuren, except des Saturdags alleen ‘S morgens van 4 tot 7. Uuren, en des Sondags agtermiddags weederom van 4 tot 7 Uuren, een vrij gebruik te mogen hebben, en door Heeren Commissarissen is goed gevonden, het water dat hem Supp:lt Sondags agtermiddags van 4 tot 7. Uuren als voren is vergund te ontneemen, en aan den burgerraad de Heer Johannes Smuts te verleenen, en daar teegen den Supp:lt voorsz: water op alle de gem: dagen toe te staan des morgens van 4 tot 12 Uuren;’
‘Zo vind den Supp:lt zig door deese Schikking ten sterksten benadeeld, terwijl het den Supp:lt veel voordeeliger zijn voorsz: Water op de oude tijd des agtermiddags te mogen gebruiken, als gesupponeert het overige der gantsche dag, en daar hij Supp:lt volgens de gem: Schikking het gem: water alle morgen maar Een uur in Sijn Thuijn kan leijden, door de grote meenigte waschlieden, welke des morgens aldaar van 5 Uuren tot des agtermiddags 3 uuren bezig zijn om te wassen, en de water loop beletten, en den Molenaar het water des agtermiddags en des nachts wegneemt, waar door den Supp:slt Syn voorsz: Thuijn waarvan hij Supp:lt alleen sijn bestaan moet hebben, niet behoorlijk kan bevogtigen en dus enorme schaden moet lijden.’
‘Reedenen waarom den Supp:lt zig allerootmoedigst tot Uwe Wel Edele Gestr: is keerende, met zeer reverentelijk versoek, dat het van UwelEd: Gestr: welbehagen zijn moge, om na genome Informatiën dies aangaande bij alle des Supp:lt omleggende buuren, den supp:lt te verleenen voorsz: water, zo als voor heen, conform de bovengem: Resolutiën te mogen gebruiken, zullende als dan om zig stiptelijk daaraan te gedragen een Sluis laten maken om het op sijn tijd uit syn Thuijn te keeren, ofte dat UwelEd: Gestr: hieromtrend zodanige andere Schikkinge gelieven te maken, als UwelEd: Gestr: naar bevinding van zaken zullen oordeelen te behoren.’
’/: onderstond :/ ‘T welk doende &:a /: was get:/ P: J: Hiebner.’
’/: in margine :/’
‘Cabo de Goede Hoop den 10 maij 1787.’
Is na lecture van dien best gedagt, copia van hetzelve te stellen in handen van de Heeren M:r Jacobus Johannes le Suëur en Tobias Christiaan Rönnenkamp, benevens Commissarissen uit den Raad van Justitie deeses Gouvernements, als de Schikkingen beraamd hebbende, volgens welke bij besluit deses Raads van den 3 April laatstl: aan de Eijgenaars der in deeze Tafelvalleij geleegene Thuijnen, eene nadere bepalinge is gesteld, om geduurende het droge Jaar Saisoen gebruik te mogen maken van het water, het welk van het Tafelgebergte langs deselve Thuijnen afkomt, ten einde t’ondersoeken en te berigten, off ter zake van het geene bij dat request voorkomt, in het voorsz: bepaald gebruik van het water, eenige verandering zoude kunnen en behoren te werden gemaakt.
Na het welke ged: Heer M:r Jacobus Johannes le Suëur, als ingevolge qualificatie deses Raads het officie Fiscaal waargenomen hebbende in de zaak der vermiste kist met Mexicanen van het Schip den Arend , overleeverde het volgende vertoog.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en directeur van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a, beneevens den E Agtb: politicquen Rade
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb Heeren!’
‘Het ondergeteek: mede Lid Uwer Wel Edele Gestr: en E: Agtb: vergadering, als volgens hoogst derselver geëerd besluit van den [.....] in de zaak der gemiste kist met Mexicanen als Fiscaal hebbende gefungeert, heeft d’Eere Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: reverentelijk ter kennisse te brengen, dat hem door den Lieut: Ingenieur Schul, die het particulier toezigt heeft over de huurslaven tot de Fortificatie werken wordende gebeezigt, nu eenige dagen voorleeden wierd berigt gedaan, dat op dien namiddag, bij geleegendheid van het afbreeken eener Muur inde envelopes van dit kasteel, door de daar werkende Slaven, bij het graven ontdekt waren geworden, eenige daarbij begraven Mexicanen, waarvan zij zig al aanstonds hadden meesters gemaakt; Dan deselve opstond onderzogt zijnde geworden, is men een getal van Twee Hondert en Zeeventig p:s van die munte magtig geworden, welke Somma met voorkennisse van den Heere Præsident des Raads van Justitie aan den Secretaris van ged: Rade ter requestratie is overgegeeven geworden; Daar nu volgens het oordeel van den onderget: geene de minste twijffel overblijfd, of dese zo casueel gevonden Mexicanen hebben behoord, tot het hier voor gementioneert en uit het geld hok gestolen kistje, en zeekerlijk door de pleegers dier diefte gedeeltelijk hier en op onderscheidene plaatsen verborgen geworden, vermeend deselve de vreiheid te moeten neemen, Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: voor te dragen, om gem: Mexicanen, als zeekerlijk d’E Comp:ie toebehorende, op gewone ordonnantie van den Wel Edelen Gestr: Heer Gouverneur in ‘S Comp:s Cassa te laten ontfangen, met versoek teffens dat ordre moge werden gesteld, dat geene vergravingen langs en omtrend de werken alwaar niet onwaarschijnlijk nog meer van die gestolen munte zoude konnen verholen leggen, geschieden, dan onder het continueel toezigt der onder officiers, geschikt tot opzichters der bij de Fortificatie werken gebruikt wordende Slaven; Terwijl de ondergeteekende ondertusschen in sijne voorschreeven qualiteit aan alle zogenaamde Schaggerijen, Gaarkeukens en geringe winkeltjes, heeft doen aanzeggen, om alle zodanige Slaaven, die op de eene off andere wijze eenige van meermelde Munt specie mogten komen aan te bieden, aan te houden en daarvan het officie Fiscaal kennis te geeven.’
’/: was geteekend:/’
‘J: J: Le Suëur.’
’/: in margine:/’
‘Overgegeeven in Rade den 10 October 1787.’
En is daarop geoordeeld best te zijn, dat de bij hetzelve vertoog vermelde gevondene Twee Hondert en Zeeventig p:s Mexicanen, als vermoedelijk zijnde van de geene, welke met de voorsz: kist d’E: Comp:ie uit het geldhok ten deesen Casteele zyn ontstolen geworden, op eene gewone ordonnantie van den Edelen Heer Gouverneur in ‘S Comp:s grote geld Cassa werden overgebragt; Terwijl teevens, om uit hoofde van de mogelijkheid, dat ‘er op even diezelfde wijze, als men omtrend de voorsz: Mexicanen heeft ontdekt, meer andere dier Munten, welke met de kist uit het geldhok zijn gestolen geworden, hier off daar langs of omtrend de werken zouden kunnen verholen ofte begraven weesen, zo veel doenlijk te zorgen, dat deselve bij ontdekking weder aan d E Comp: geraken mogen, goedgedagt is, den Heer Collonel en Directeur van de Fortificatiën aan te beveelen om ordre te stellen, dat geene vergravingen langs en omtrend deselve werken geschieden, dan onder het Continueele toezicht der onder officiers geschikt tot opzichters der bij de Fortificatie werken arbeidende Slaven.
Uit het ingekomen berigt van de gecommitteerdens uit den Rade van Justitie deses gouvernements, dewelke op het versoek door den burger Abraham a de Haan conform het besluit deeses Raads in dato 18 September laatstleeden, aan gem: Rade geschied, gevaceerd hebben, tot het inspecteeren van zeeker strookje gronds geleegen ten Z O: der Thuijn van gem: de Haan, hetwelk door denselven de Haan in Eygendom versogt is geworden, en waaromtrend de dispositie op voorsz: dato uitgesteld is gebleeven, tot dat dienaangaande door ged: gecommitteerdens zoude weesen onderzogt en berigt, off de bezwaren dewelke sommige der buuren teegens de uitgave van de gem: grond zijn inbrengende al ofte niet op de billijkheid ofte rechtmatigheid gegrond zijn, en dus tot de uitgave van de meergem: grond als hinderlijk behoorde te werden geconsidereert, gebleeken weesende, dat bij het inspecteeren van het meergem: strookje gronds dies legging bevonden is te zijn, zodanig dat door het uitgeeven van dien, geen nadeel toegebragt kan werden aan iets ofte iemand, die voorgegeeven had daarbij te moeten lijden, en dat ook de reedenen door de perzonen, dewelke als buuren daarover geroepen zijn geworden, ingebragt geenzints in Consideratie komen kunnen om gem: de Haan, zonder hardigheid te destitueeren van het genot, hetwelk denselven van dat Strookje Lands kan erlangen; Zo is verstaan, aan dikwilsgem: de Haan thans in eigendom te verleenen, zo wel het gem:, als een ander stukje gronds, geleegen annex desselfs Thuin, t’zamen uitmakende 121. quadraat roeden en 122 gelyke voeten, om welke denselven ter vergaderinge van den 13 Sept: voorsz: heeft versoek gedaan.
Ingevolge het ter sessie van den 13 Februarij deses Jaars genomen besluit, door Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein , op het ter dier tijd door den burger Petrus Retieff Fransz: aan deesen Rade gepræsenteert Request, gediend zijnde van derselver berigt en consideratiën, luidende,
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a:, benevens den E: Agtb: Rade van Politie.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Het heeft Uw Wel Edele Gestr: en E Agtb: bij Extract Resolutie, genomen in’t Casteel de Goede Hoop op Vrijdag den 23 Februarij 1787, op zeekere door den burger Pieter Retieff Fransz: ingediend Request behaagd hetzelve Request te stellen in handen van de onderget: Landdrost en Heemraden, ten einde daarop te dienen van derselver berigt en consideratiën. In voldoening van dien hebben d’ondergeteek:s na alvorens te remarqueeren, dat den gemelden burger Retieff in syn breedvoerig aan Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: gepræsenteert Request geen de minste mentie heeft gemaakt van den burger Andries van der Merwe, als voormalige bezitter van de plaats, de drie Fontijnen , voor ons Collegie te hebben gedagvaard, veel minder van de door dit Collegie daarop verleende dispositie, alleenlijk daarbij getracht in hetzelve staande te houden, dat het gedeelte aan den burger Philippus Poggenpoel verkogte gronds geenzints aan de plaats de drie Fontijnen zoude hebben toebehoord, zonder dat Sijn voortgebragte door eenige bewijsen werd gejustificeert, d’Eere te zeggen.’
‘dat den gem: burger Retieff op den 6 November 1786: geraden heeft gevonden voor ons Collegie te betrekken, evengem: burger Andries van der Merwe; omme te horen versoeken Commissie ten kosten van ongelijk, ten einde oculaire inspectie te neemen van zodanig Stuk Lands, ter grote van drie Morgen, als denselven voor drie a Vier Jaren aan den burger Philippus Poggenpoel had vercogt, het geen ten nadeele van hem Retieff was toegemeeten, en gem: van der Merwe niet wettig zoude hebben toebehoord, teffens ten overstaan van gecommitteerdens opgem: Plaats de drie Fontijnen te zien hermeeten.’
‘Op welk gem: datum parthijen verscheenen zijnde, wierd op de door gem: Retief gedane Eijsch door den ged: van der Merwe geantwoord, ten uittersten verwondert te zijn, dat hij Retieff, ten tijde wanneer die meeting aldaar geschiede, en waarbij hij in persoon is præsent geweest, teegen deselve niet had geprotesteert, off te kennen gegeeven, dat zulx ‘S Comp:s grond was, en daar door zoude werden gepræjudicieert, maar ter contrarie had hij te dier tijd niet allen Sijn genoegen doen blijken, maar zelfs den teegenswoordigen bezitter derselve, meerm: Poggenpoel zeedert den Jaare 1782. ongestoort het Stuk Land heeft doen cultiveeren en bebouwen, en gaff meerm: van der Merwe verder te kennen, zig volkomen aan de bovengem: door d’E: Lijste gedane meeting te houden; waarop gem: Eysch: Retieff, repliceerde bij sijnen gedanen Eijsch te blijven persisteeren, Insteerende bij herhaling dat meerm: plaats de Drie Fontijnen , ten overstaan van gecomm: mogt werden hermeeten.’
‘Uit welk weederzijdsch voortgebragte door parthijen aan d’ondergeteek: zonneklaar quam te blijken, dat het geschil eenig en alleen is ontstaan over de evengem: door d’E: Lijste gedane meeting, die d’ondergetek: billijk vertrouwen in dat opzigt zijn Eed en pligt te hebben in’t oog gehouden, en welke meeting gesz: Retieff circa Twee Jaren daarna eerst zou hebben ontdekt ten onrecht te zijn geschied; Hebben deselven geenzints kunnen goedvinden, het versoek van meermelde Retieff t’accordeeren, alzo die meeting door een geadmitteert en gezw: Landmeeter gedaan zijnde, de ondergeteek: vermeenen dat parthijen zig stiptelijk daarna behoorden te gedragen; En ingevalle deselve meeting, gelijk meerm: Retieff voorgeeft ten onregte ware geschied, zulx door eene particuliere hermeeting van een ander gezw: Landmeeter buiten eene Commissie van Landdorst en Heemraden zou hebben kunnen werden ontdekt en hij Retieff na bevinding als dan syn actie kunnen institueeren, teegens den geenen door denwelken hij zou hebben vermeend in sijn recht verkort te zijn, behalven dat hij Retieff ook niet den voormaligen, maar den teegenswoordigen bezitter van de plaats de drie Fonteinen had behoren te doen dagen, en daarbij van sijne veronderstelling /: dat, terwijl het door voorsz: Poggenpoel bezittend Stuk gronds Comp:s grond zou zijn, het Recht op hetzelve of op het aldaar zig bevindend water, een gelijk off nader recht het zij uit kragte van koop als anderzints is hebbende :/ de nodige bewijzen produceeren.’
‘Waaromme d’ ondergeteek: dan, na alvorens die zaak circa Twee Maanden in advijs te hebben gehouden, tot tijd en wijle deselve daarop nader zouden hebben gedelibereerd; dienvolgens op den 8 Januarij daaraanvolgende, daarover op nieuw gebesoigneert hebbende, op de voorsz: gronden unaniem goedgevonden en besloten hebben, den Eijss: Retieff sijnen op ende Jegens den ged: Van der Merwe gedanen Eijsch te ontzeggen; echter ten opzigte der meeting aan hem Retief gereserveert gelaten, zodanige actie te kunnen institueeren, daar en zo als hij te rade werden zal.’
‘Ten belange der middelen, waar door het voorsz: geschil uit den weg zoude kunnen werden geruimd, vermeenen d’ondergeteek:s onder het Hoog wijzer oordeel van Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb:, in consideratie te komen, dat terwijl volgens het voorgeeven van gem: Retief den teegenswoordigen bezitter der plaatze de drie Fonteinen , den burger Jan de Villiers davidsz:, geneegen is de plaats te willen laten hermeeten, deselve zo wel als die van hem Retieff, dient hermeeten te werden ten einde te ontdekken off het door van der Merwe op de gedane meeting van d’ E: Lijste aan gem: Poggenpoel verkogte stuk grond aan de plaats van gem: van der Merwe heeft behoord, ofte ‘S E: Comp:s grond komt te zijn, en ingevalle zulx aan die van van der Merwe behoord, hij Retief de kosten zoude behoren te betalen, dog bij aldien zulx bevonden wierd ‘S E Comp:s grond te zijn, het zelve aan voorsz: Poggenpoel, mits bij Uw Wel Edele Gestr: en E Agtb: daarom versoek doende, in eijgendom werde gegeeven, onder zodanig bepalinge als dan zou werden bevonden te behoren; Terwijl in dat laatste geval, voorsz: van der Merwe de Cooppenn: aan gem: Poggenpoel restitueerende hij desweegens teegens voorsz: Retief in wiens teegenwoordigheid het voorsz: Stuk Lands gemeeten is, dan wel teegen gem: E: Lijste, zodanige actie zoude vermogen t’ institueeren, als hij te rade werden zal.’
‘Waar meede de ondergeteekendens verhopende aan de zeer geëerde intentie van Uwe Wel Edele Gestr: en Edele Agtb: te hebben voldaan, deesen laten dienen voor needrig berigt en consideratiën.’
‘Terwijl dezelve d’Eer hebben met het diepst respect te blijven.’
’/: onderstond :/’
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren! Uwe Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: zeer onderdanige en gehoorzame dienaren.’
’/: was geteekend :/’
‘H: L: Bletterman, P: G: Wium, J: L: Louw, J: Groenewald, J: J: Joubert, I: de Villiers Jan pieters zoon, P: G: van der Bijl, S: J: Cats.’
’/: in margine :/’
‘Ter heemraads vergadering aan Stellenbosch den 3:e September 1787.’
Waaruit gebleeken is, dat de zaak door den Supp:lt Retieff bij sijn Request voorgedragen, consisteert in een gereesen different tusschen hem en de bezitters van de Plaats de drie Fonteinen , tot het beslegten van hoedanige questiën de rechts Collegiën zijn ingesteld, gelijk den Supp:e daartoe ook reeds de procedures voor Landdrost en Heemraden voorm: aangevangen heeft; terwijl het niet wel mogelijk is over de billijkheid off onbillijkheid van sijn aan het einde van dat Request gedaan versoek te oordeelen, voor zo lange het gem: tusschen hem en sijn parthij ontstane differente, niet regterlijk zal weesen afgedaan; Zo is verstaan den Supp:lt Retieff, alvorens sijn versoek nader te mogen voordragen, te renvoieeren tot den ordinairen weg van Justitie, ten einde langs deselve sijn gesustineerd Recht en prætensie te moveeren, en te prosequeeren, zodanig als oirbaar is en hij te rade worden zal.
Zijnde wijders op het door den Landdrost en krijgsraad van gem: Coloniën Stellenbosch en Drakenstein bij Missive gedaan verzoek verstaan, aan deselve te laten verstrekken.
1500 lb buskruit en 2700 p:s Vuursteenen tot de aanstaande gewone burger Exercitie op Stellenbosch , mitsg: nog 1000 lb buskruidt, 500 lb loot en 200 p:s Snaphaan Steenen, tot vervulling van de thans aldaar ontbreekende voorraad ter verstrekking aan de resp:ve veldwagtmeesters, die zulx in hunne differente Contrijen Zullen komen te benodigen.
Verders geresumeerd zijnde een ingekomen brieff van den Landdrost en krijgsraad op Swellendam , in dato 27 aug:s laatsleeden, is daar uit zo wel als uit de zeedert door den Landdrost alhier overgegeevene Notulen, tot geen wijnige ontstigting ontwaard, welke verregaande debatten en verschillen bij dat Collegie ontstaan en gereesen zijn, ter beslissing wie van de officieren dewelke in aspect komen konden om de opengevallene Ritmeesters plaats te vervullen, daartoe wel het naaste zoude behoren te zijn; waarop goedgedagt is, hetzelve Collegie aan te schrijven, dat men veel liever had willen verneemen, dat bij hun de deliberatiën niet verder wierden getrokken, als over zaken die het Collegie concerneeren, of aan hetzelve werden gedemandeert; en dat zodanige zaken als dan in eene gepaste en betamelijke harmonie wierden afgedaan; dog dat wanneer de gevoelens over het een off ander onderwerp mogten verschillen, men in zulken gevallen bedaardelijk en bij meerderheid van stemmen tot een conclusie off besluit overging, zonder tusschen menging van passie ofte hatelijkheeden, dewelke in geen collegie betamen, en veel al strekken kunnen om hare waardigheid en authoriteit te krenken; het geen wij verwagten, dat door hun in’t vervolg steeds zal werden in’t oog gehouden, daar men het anderzints bij geen verbale reproches meer zal kunnen laten berusten omtrend Leeden, welke zig hier inne mogten komen te buiten te gaan.
Dat ook veel gevoeglijker zoude zijn geweest, wanneer de geene wiens plicht het is, aan ons hadde doen toekomen een pertinente Lijst van alle de teegenswoordig dienst doende officieren bij de burgerije aldaar, met præcise bijvoeging van den tijd, op welke ieder van hun is aangesteld geworden, als waaruit /: veel eer dan uit eene duistere en niet beduidende opgave der reedenen, welke de twee Lieutenants, die Sustineeren tot de vervulling van de Ritmeesters plaats in aanmerking te komen, hebben bijgebragt :/ men zoude mogen nagaan, hoedanig best tot de aanstelling, zo wel van den Ritmeester, als de verdere officieren, te kunnen disponeeren, zijnde dierhalven verstaan het besluit daaromtrend op te schorten, tot dat een zodanige Lijst, die van den Landdrost zal werden gerequireert, ontfangen zal zijn om inmiddels den dienst van den ontbreekende Ritmeester bij de Comp:ie te doen waarneemen, door den Lieutenant die onder dezelve Compagnie gehoord.
Terwijl goedgevonden is, zo tot de aanstaande gewone Exercitie der burgerije op Swellendam , als tot een nieuwen voorraad aldaar, voor dit maal te laten verstrekken, de bij Landdrost en Heemraden voorm: verzogte quantiteit van
En vermits uit de ingekomene opgaaff rolle der Ingezeetenen onder het district van Graaffe Rijnet , ontwaard is, dat de burger Manschappen aldaar circa een getal van 600 Coppen uitmaken, weshalven dienstig bevonden wierd, hetzelve getal in meer dan Twee Campagniën te verdeelen, zo is goedgevonden daaruit nog een derde Compagnie dragonders te formeeren, en tevens zo bij de gem: derde Compagnie, als om de openvallende plaatzen bij de andere Compagniën weeder te vervullen, mitsg:s ook bij de Comp:ie de Reserve welke volgens besluit van den 3 Julij deeses Jaars aldaar reeds is opgeregt geworden, te benoemen en aan te stellen de volgende officieren, te weeten:
Voorts bij de Comp:ie de Reserve
Terwijl na resumptie der door Landdrost en Heemraden van gem: Colonie Graaffe Rijnet ingeleeverde Nominatie, voor en in plaatze der uitgediend hebbende Heemraden, weederom zijn verkoren
Door den Capitain ter zee Jan Arnold Voltelen, thans het Equipagiemeesters ampt alhier pro interim waarneemende, wierd vervolgens gepræsenteert het volgende verzoekschrift.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a:, beneevens den E Agtb: raad van politie.
‘Wel Edele Heer en E Agtb: Heeren!’
‘In alle Submissie neemd de vrijheid te kennen te geeven Uwer Wel Edele Gestr: en E: Agtb: zeer needrigen Dienaar, den Cap:n ter zee en pro interim Equipagiemeester deeses Gouvernements Jan Arnold Voltelen:’
‘dat hij Supp:lt in deesen Jare van Batavia alhier is aangeland met het provisie Schip de Batavier , waarop door hun Hoog Edelens de Heeren der Hoge Indiasche Regeering is geplaatst geworden, om met behoud van qualiteit en gagie, mitsg: mede neeming sijner gepermitteerde Bagage, herwaards over te varen, ten einde mits het gebrek aan ruijmte op de Scheepen, die als toen van gem: indiasche Hoofdplaatze stonden te vertrekken, ten deesen gouvernemente op eene andere retourbodem over te gaan, en daar mede de reize naar Europa verder te vervorderen.’
‘dat den Supp:lt die geleegendheid uit hoofde dat het ged: inconvenient op alle de verdere retourbodems mede plaats had, alhier insgelijx vrugteloos afgewagt, en vervolgens, wanneer het opgem: Schip de Batavier weederom na Batavia quam te retourneeren, van Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: op Sijn hiertoe bij Request gedaan verzoek, gracieuselijk permissie geobtineert hebbende om in afwagting eener nadere Scheeps geleegendheid, eenigen tijd ter deeser plaatze te mogen overblijven, desselfs gepermitteerde kisten als toen ook uit het ged: Schip de Batavier zijn ontlost en alhier dewijl men op Batavia niet heeft kunnen weeten met welken bodem den Supp:lt verder zoude retourneeren ongebrand aan Land zijn gebragt geworden.’
‘Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: den Supp:lt vervolgens in dato 14 Julij jongstleeden hebbende gelieven op te dragen de provisioneele waarneeming van’t Equipagiemeesters Ampt ten deesen Gouvernemente, tot so lange de hoog Gebiedende Heeren Majores in’t Patria diesweegens finaal zullen hebben gedisponeert, vind den Supp:lt zig overzulx thans in eene volkomene onzeekerheid, hoe lange nog ter deeser plaatze zal moeten blijven vertoeven; terwijl sijn supp:lts voorsz: gepermitteerde kisten, die bereids alle ter voorsz: indiasche hoofdplaatze zijn gevuld geworden met goederen, tot de verkoping in’t Vaderland bestemd en geoorloofd alhier ook zo lange tot syn Supp:lts merkelijke Schade zouden moeten blijven bewaard, bij aldien den Supp:lt na geen bequaam middel uitzag om dat nadeel, ware het mogelijk, te verhoeden.’
‘En het is om die reeden, dat hij Supp:lt zig op ‘t ootmoedigst wend tot Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: met zeer needrig Supplicq, dat het van hoogst derselver goedgunstig welbehagen gelieve te zijn, den Supp:lt te permitteeren, om syn voorz: gepermitteerde bagage bestaanden in Vier kisten, lang 5: en hoog en wijd 2 v:ten en nog twee ditos, lang 4 en hoog en wijd 1 1/2 v:te ter deser plaatze te laten branden, en vervolgens met ‘t holl: part: retourschip den Onzekeren , dat tans ter deser rhede vertoefd, aan sijne gemagt:s in’t Vaderl: te mogen overzenden.’
’/: onderstond :/ ‘T welk doende &:a: /: was get:/ A: Voltelen.’
Waarop om de door den Supp:lt bijgebragte reedenen verstaan is, aan denzelven te permitteeren het branden van sijne bij dat Request vermelde te Batavia gevulde gepermitteerde kisten, en dezelve vervolgens op de aanweezende ingehuurde particulier retourbodem den Onzekeren ter verzending naar’t Patria te mogen inscheepen.
En is ook meede op de daartoe bij Requesten gedane verzoeken aan de Twee volgende perzonen, ieder een zodanig Stuk Erffs in Eijgendom verleend, als uit de geproduceerde Notulen van Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein is komen te blijken, dat zonder iemands benadeeling bij deselve konden werden bezeeten, te weeten.
aan den burger Francois Philipus Naudé ter grote van ses Morgen en 15 quad:t roeden, geleegen onder het Stellenbosche District, en
aan den meede burger Thomas Knoetzen, ter grote van Twee Morgen en Zeeven quadraat roeden, mede onder het District van Stellenbosch aan Hottentots Holland geleegen.
Laatstelijk door den burger Jacobus Johannes van den Berg, ten belange der conditiën, dewelke aan hem, ingevolge besluit van den 25 der voorleedene Maand September zijn voorgesteld geworden, als op welke alleen zoude kunnen werden toegestaan, dat door denzelven met het ingehuurd Schip de Goede Verwagting eenige wijnen van hier op Vragt naar’t Patria wierden verzonden, gedeclareerd geworden zijnde, daar inne, voor zo verre betreft het aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores gedefereert goedvinden, zo wel omtrend de korting der recognitie weegens de verkoping als tot het aanslaan der ingeladene wijnen S Comp:s weegen, mitsg:s het onderwerpen aan Haar Wel Edele Hoog Agtb: decisie en dispositie, voor zo verre nog het een of ander mogte zijn verzuimd, te conditioneeren, uit hoofde van de onzeekerheid waarin hij zig zoude gesteld vinden tot eene vaste inrigting sijner maatreegulen, geenzints te kunnen treeden; met versoek, dat daaromtrend nader eene zeekere bepaling mogt werden gemaakt, waarna hij zig zoude kunnen gedragen; En ten dien belange in aanmerkinge genomen zijnde, dat omtrend de voorsz: objecten geen meerdere zeekerheid aan ged: van den Berg kan werden gegeeven, als door welke Hoogstged: Heeren Majores zig anderzints zouden belemmert kunnen vinden in de wijze, op welke Haar Wel Edele Hoog Agtb: zouden vermeenen in dit geval te moeten te werk gaan; Zo is verstaan, vermits men uit den hoofde verpligt is, bij de voorsz: ter sessie van den 25 7bre gemaakte conditiën te moeten blijven persisteeren, en meerged: van den Berg niet geneegen is, zig daarmeede te conformeeren; dierhalven ook het voorm: Schip de Goede Verwagting desselfs reize na batavia te laten vervorderen.
Aldus Geresolveerd ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 92-95.¶
Vrijdag den {17871019} 19 October 1787.
‘S voormiddags alle Præsent.
Is geleesen eene Missive van de Heer Philip, Commandant van het Engelsch konings Fregat Serius , en in qualiteit als Gouverneur en Cheff van de op te regtene Colonie te Nieuw Zuid Wales zig alhier bevindende met eenige derwaards gedestineerde Transport Scheepen; behelzende versoek om, zo wel voor de leg dagen welke dat Transport alhier toebrengen zal, de nodige ververschingen te mogen genieten, als om zig ook tot de verdere reize van eenige leevensmiddelen te mogen voorzien; waarop verstaan is, aan het eerste Lidt van dat verzoek te voldoen, en dat aan ged: Heer Philip mitsdien tot het erlangen van de benodigde ververschingen voor de Scheepen, vreiheid zal werden gelaten om dezelve van de Ingezeetenen in te koopen: dan aangezien nog steeds zorgvuldigheyd en attentie moet werden gebruikt om verder op den duur de Schaarsheid van leevensmiddelen voor te komen, welke men voor wijnige tijds heeft beproefd, en dus met aan het laatste Lidt van het voorsz: versoek volkomen te defereeren, ligtelijk verder zoude kunnen werden gegaan, als de omstandigheeden wel willen gedogen; niet teegenstaande ook aan de andere zijde behoord te werden geconsidereert, dat het aanweezen alhier van het voorschreeven Transport en den uitvoer van eenige Producten door hetzelve, veel toebrengen kan tot de welvaart deeser Colonie in het gemeen, en het herstel van de Schaarsheid in gelden onder de Ingezeetenen in het bijzonder, zo is dienaangaande best gedagt aan gedagte Heer Philip toe te staan, zo veel van de verdere benodigde leevensmiddelen voor de reize insgelijks van de Ingezeetenen op te koopen en uit te voeren, als men na overleg met Comissarissen uit den Raad van Justitie, bevinden zal, dat uit het geene de gemelde Ingezeetenen reeds in voorraad bezitten, zonder daar door eenige Schaarsheid te veroorzaaken kan werden geduld. Met welke Schikkinge en voorzorge zig den Heere Gouverneur heeft gelieven te chargeeren:
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 96-100.¶
Maandag den {17871022} 22 Oct: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Den Schipper van het aanweezend ingehuurd en in retour beladen particulier Schip den Onzeekeren , Francois Heamonet, gepræsenteerd hebbende het volgende Request.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a, beneevens den E Agtb: politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb. Heeren!’
‘Den gezaghebber op het Hollandsch particulier Schip den Onzeekeren Francois Heamonet, neemd de vreiheid Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: Eerbiediglijk te verzoeken dat, nadien den persoon van Hendrik Sieleman, die den dienst als opperstuurman op sijn Supp:lts voorsz: onderhebbende bodem provisioneel eenigen tijd heeft waargenomen, bij gedane Examen ten deesen Gouvernemente onbequaam bevonden is om in die qualiteit de verdere reize te doen, en hij Supp:lt zig niet teegenstaande de daartoe gedane recherches, voor als nog ontbloot komt te bevinden van eenig ander perzoon, die hem als zodanig kan dienen; Terwijl den in ‘S Compagnies dienst op het alhier permanent Freguat Schip de Meermin bescheiden Lieutenant Jan David Sluijter wel zoude inclineeren zig daar toe te engageeren, ingevalle desselfs ontslag uit den dienst mogt kunnen bekomen; Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: overzulx zo gracieus gelieven te zijn, om ter consideratie van de verleegendheid waarin zig den Suppliant bevind, hem Suppliant met dien perzoon te assisteeren, tot het doen der verdere reize naar Europa in gezegde qualiteit van opperstuurman en denzelven ten dien einde uit voormelde Compagnies dienst te largeeren.’
‘Als meede dat den Suppliant, uit hoofde van het op Sijnen geciteerden bodem door overlijden ontstane gebrek aan drie Mattroosen, ten deesen Gouvernemente al mede mag werden gerieft met een gelijk getal zodanige zeevarenden, voor dewelke hij Supp:lt bereids is al het geen dezelve op hunne zoldij reecq:n mogten ten agteren Staan, in ‘S Comp:s Cassa alhier te voldoen.’
’/: onderstond :/ ‘T welk doende /:was get:/ F: Heamonet.’
Zo is ten einde dien bodem tot het vervorderen zijner reize moge werden in staat gesteld, goedgevonden den Schipper, zo wel met den Lieutenant van’t Schip de Meermin , Jan David Sluiter, tot den dienst van opperstuurman, als met nog drie gemeenen zeevarenden, te adsisteeren, en is dierhalven aan ged: Lieutenant Sluiter gepermitteert om met het afsluiten zijner Reekening in’t Schip de Meermin , zig voor deze thuis reize te begeeven in dienst der rheeders van ged: bodem den Onzeekeren
Zullende door ged: Schipper Heamonet, zo wel aan voorsz: Lieut: Sluiter als gemeene zeevarenden, moeten werden betaald zodanige gagiën, als een ieder hunner bij d’E Comp:ie heeft gewonnen, en aan de zodanige derzelve personen, die hun verbonden tijd reeds hebben uitgediend, met believen der Hoog Gebiedende Heeren Majores werden toegelegd, de gewone præmie voor de thuis reize; Terwijl omtrend die welkers verband nog niet is g’Expireerd, het al off niet accordeeren dier præmie aan hoogstgem: Heere Meesteren is gedefereert gelaten.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 101-102.¶
Saturdag den {17871103} 3 November 1787.
alle præsent.
Door den Schipper van het thans zeilvaardig leggend’ ingehuurd part: Schip den Onzeekeren , Francois Heamonet, te kennen gegeeven zijnde, dat, vermits den chirurgijn van syn evengem: onderhebbende bodem, zig door ziekte buiten staat bevond om de verdere reize na Neederland te onderneemen, en denselven dus alhier zullende moeten agterblijven, hij een ander Chirurgijn voor d’Equipagie quam te benodigen, met welke denselven versogt te mogen werden geadsisteert; Zo is verstaan, ten dien einde aan den opper Chirurgijn van het Freguat Schip de Meermin , Jeremias Ligtvoet, welken zig daartoe geneegen vind, te permitteeren, om met het sluiten sijner reekening in hetzelve Schip de Meermin tot het presteeren van sijnen dienst op voorm: bodem den Onzeekeren , onder sijne teegenswoordige gagie a ƒ36: p: Maand, van de reeders te genieten, dog zonder toezegging van eenig douceur off præmie van weegens d’ E Comp:ie met denselven bodem den Onzekeren te mogen repatrieeren.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 103-131.¶
Dingsdag den {17871106} 6 Novemb: 1787.
‘S voormiddags alle præsent.
Aangezien de publicque nieuws papieren, dewelke deeser dagen met het op den 9 Augustus laatsleeden uit Engeland vertrokken Pacquet boot Ranger zijn aangebragt, verscheidene gebeurtenissen vermelden, dewelke geheel onzeeker maken, off niet het belang, welke uitheemsche mogendheeden schijnen te neemen in de jammerlijke verdeeldheeden, welke zeedert eenigen tijd in het Vaderland hebben geheerscht, bij vervolg eenen nadeeligen invloed op de publicque vreede zoude kunnen hebben, en de verre afgeleegendheid deser plaatze van het Vaderland heeft doen ondervinden, hoe het mogelijk is dat men, bij eene schielijke rupture, zonder eenige voorgaande tijdinge, zeer ligtelijk geheel onvoorziens alhier zoude kunnen worden overvallen, waarom de voorzigtigheid ook thans vordert, tegens alle onverwagte vijandelijke aanvallen steeds waakzaam en wel op hoede te zijn; Zo is, uit overweeging van dien nodig geoordeeld den Landdrost en Krijgsraad zo van Stellenbosch en Drakenstein , als van Swellendam , aan te schrijven om alle de Seinposten, onder derselver Districten tot het generaal opentbod diende, nauwkeurig te doen opneemen, mitsg:s het geen daar aan ontbreeken mogt, behoorlijk te laten Suppleeren off remedieeren; en dat daarbij de Seinlieden zullen moeten werden aanbevolen, om steeds waakzaam te zijn in het observeeren der Seinen, die ‘er zouden mogen geschieden, ten einde dezelve ieder in’t zijnige overeenkomstig de gestelde ordre nauwkeurig te beantwoorden.
Commissarissen uit den Raad van Justitie overgeleeverd hebbende een Lijst ofte Rolle van de gewone quotisatie penningen, zo over ‘S Comp:s dienaren, als burgeren onder dit Caabsche District, voor deesen Jare 1787. geformeerd, neevens een vertoog luidende
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E Agtb: Raad van politie
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: bij derselver g’eerd besluit van den 1 Novemb: des voorleeden Jaars 1786, van Commissarissen uit den Raad van Justitie hebbende gevorderd eene Compleete Lijst van alle zodanige Ingezeetenen, dewelke tot het betalen van het gewone zogenaamde Jaarlijxe hoofdgeld gequotiseert zijnde, in derzelver gewone quotas blijven continueeren; Neemen Commissarissen de vreiheid Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: eene zodanige Rolle nevens deesen aan te bieden.’
‘Waarbij nog d’Eere hebben over te leggen, eene Specificque Lijst dier perzonen, dewelke provisioneelijk onder Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: geëerde approbatie zo in hun quotas vermeerdere dan wel vermindert, mitsg: van de geene dewelke bevorens nog niet getaxeert geweest zijn, zodanig als men vermeend heeft aan de omstandigheeden van een ieder het minste bezwaar te zullen kunnen toebrengen, en waarop de finale dispositie aan Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: overlatende, neemen Commissarissen bij dese geleegendheid ook nog de vreiheid Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: Eerbiedigst voor te dragen, dat ofschoon uit de g’eerde dispositie der Hoog Gebiedende Heeren Majores wel komt te blijken, welke zaken voortaan eigentlijk zullen behoren tot het departement van het Collegie van Commissarissen uit den Raad van Justitie, onder de zodanige namentlijk dewelke het bestier ende bestelling der burger affaires en inkomsten concerneeren, en die voormaals tot het Ampt van Burgerraden hebben behoord, ‘er echter zouden kunnen voorkomen zaken, die in twijffel zoude stellen, off deselve eigentlijk behoren tot het departement van het Collegie van Commissarissen uit den Raad van Justitie, jeegenwoordig t’zamen gesteld uit alle de permanente Leeden van denselven Raad, zo Comp:s als burgerweegen, dan wel of deselve met uitzonderinge, alleen relatie behoren te hebben tot de functie van Burgerraden:’
‘Om welke reedenen niet alleen, maar ook om in’t vervolg alle zaken in de vereischte ordre te kunnen dirigeeren, Commissarissen de vryheid neemen, Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: eerbiedigst te versoeken, dat het van derselver welbehagen moge zijn, voor het ged: Collegie te willen beramen eene Instructie, waarna zig in’t bestier van zaken hebben te reguleeren’
‘Commissarissen Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: gunstige dispositie hierop meede afwagtende teekenen zig met verschuldigt Respect.’
’/: onderstond :/’
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren! Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: onderdanige gehoorzame Dienaren.’
’/: was geteekend :/’
‘S: V: Echten, Joh:s Smuts, J: M: Horak, C: G: Maasdorp, W:F:V: Reede van Oudshoorn, G: H: Meijer, C: Mappa, J: C: Gie, H: J: de Wet.’
’/: in margine :/’
‘Cabo de Goede Hoop den 6 Novemb: 1787.’
Zo is verstaan ter examinatie van de gem: Rollen, expresselijk te committeeren de Heeren Leeden deeses Raads M:r Jacobus Johannes le Suëur en Oloff Godlieb de Wet, met qualificatie om bij zo verre omtrend de taxatie van deese ofte geene der op deselve Rollen bekend staande perzonen zig eenige bedenkingen voordoen mogten, desweegens van gem: Commissarissen de nodige elucidatie te vorderen, en vervolgens deesen Rade te dienen van berigt.
Terwijl ten belange van het verder bij dat vertoog gedane voordragte en verzoek, in aanmerking genomen zijnde, dat men daar mede op het oog moet hebben eenige zaken, omtrend welke als niet vallende in de termen van die geene waarover de de Hoog Gebiedende Heeren Majores bij Missive van de kamer Zeeland, in dato 28 Julij 1785, reeds eenige beschikkingen hebben gemaakt dat voortaan tot het departement van Commissarissen voorm: behooren zullen, eenige dubiteit plaats heeft, of dezelve tot het bestier van Burgerraden alleen, dan wel van de gezamentlijke Commissarissen behoren, en dat voor zo lange men niet Speciaal geinformeert is, van hoedanigen aart ofte materie diergelijke zaken zijn, het altoos moeielijk, zo niet onmogelijk valt, dienaangaande eene decisie te maken, welke geene nieuwe duisterheeden nalaten moet zo is best gedagt van Commissarissen voorm: te requireeren, een Specificque opgave, van de zaken, omtrend welke bij dezelve eenige dubiteit plaats heeft, en mits dien een dusdanig voorschrift tot narigt en observantie werd verlangd; ten einde vervolgens daarop, hetzij in’t bijzonder, dan wel zo dra de geleegentheid zulx toelaten zal, bij het Formeeren van eene Instructie voor dat Collegie reguard te neemen, en de nodige voorzieninge te doen.
Den Heer Gouverneur communiceerde verders ter vergaderinge, de zeer gerespecteerde aanschrijvens door de Wel Edele Groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland bij brieff van den 29 Maart deses Jaars aan Syn Edele gedaan, betreffende de Capitains bij het alhier guarnisoen houdend Regiment de Meuron, den Chevalier de Sandol Roi, de Bonstetten la Tourette, Henrij le Nieps en Sergeans; als mede dat, vermits den Capitain la Tourette zig thans met congé in Europa bevond, den Capitain Henrij le Nieps overleeden was, en den Capitain Sergeans reeds sijn afscheid uit het Regiment bekomen had, Sijn Edele aan de Capitains Sandolroi en de Bonstetten, als van de vijff voormelde zig teegenwoordig bij hetzelve Regiment alleen in dienst bevindende, conform de intentie en het voorschrift van welgem: Heeren Bewindhebberen hoogst derselver ongenoegen voorgehouden en teevens onder ‘t oog gebragt had, de reedenen, om welke zijlieden hun ontslag uit het gem: regiment zouden hebben te verzoeken, met bijvoeging dat aan hem Heere Gouverneur vreiheid was gelaten, om hun Capitainen daarna bij het Caabsche guarnisoen te mogen plaatzen; voorsts mede hoe en in welke gevallen op de gronden bij meergem: Missive bijgebragt, hoogst ged: Heeren bewindhebberen geoordeeld hadden, dat aan hun Capitainen tot het onderzoeken van derselver zaak een krijgsraad konde worden toegestaan met de verdere ten dien Subjecte daarbij gevoegde aanschrijvens.
Dat gem: Capitainen daarop aan hem Heere Gouverneur hadden te kennen gegeeven hun Smertelijk leedweesen over het aanzien, dat de termen van hun gedrag bij hoogstged: Heeren Bewindhebberen verkreegen had; en dat hoe zeer zijlieden van de regtmatigheid hunner zaak bij zig zelfs ten vollen gepersuadeert waren, en bij hun dierhalven met gerustheid den uitslag van de zaak zelve voor een krijgsraad zoude kunnen worden afgewagt en te gemoed gezien, zij egter volkomen bereid en geneegen weesende, aan de Schikkinge en ordre van hoogst ged: Heeren Meesteren zig te onderwerpen, en daaraan te gehoorzamen, ook geenzints hæsiteeren zouden, om dien overeenkomstig hun ontslag uit het Regiment te vragen dan dat bij hun opgekomen zijnde de bedenking, off niet de verpligting, onder welke zij daartoe gesteld werden bij’t publicq eenige begrippen zouden kunnen veroorzaken, die het Caracter van een honnet Man offenseeren moeten en dus onaangename verwijtingen en ontmoetingen te weeg zouden kunnen brengen, bij het Corps onder welke zijlieden in’t vervolg mogten worden geplaatst, deze bedenking eene Scrupule bij hen te weeg had gebragt in den Stap die zij te verkiesen hadden, het zij tot het vragen van hun gem: ontslag, dan wel tot het verzoeken van eenen krijgsraad.
Dat welgem: Heere Gouverneur geen zwarigheid gemaakt hadde aan gem: Twee Captainen daar op te declareeren dat, aangezien het meer hoogstged: Heeren Bewindhebberen tot het bij hoogstgemelde gebuteerde einde en oogmerk behaagd had, hun Capitainen te gelasten, derselver afscheid uit het Regiment te versoeken, dog in de reedenen, die daartoe aanleiding gegeeven hadden, bij haar Wel edele Groot Agtb: geene strijdigheid was ontmoet, om hun Capitainen weeder in den dienst der E Comp:ie bij ‘t guarnisoen alhier te emploijeeren, maar hoogst dezelve inteegendeel daartoe qualificatie verleend hadden een zodanig begrip van de Heeren Meesteren zelve, ook notoir uit den weg moest ruimen alle opvattingen die daarmeede strijdende, door anderen zouden mogen werden gesmeed; met bijvoeging dat Sijn Edele zig die halven ook verpligt zoude vinden, hun hier tegen ten allen tijde desselfs protectie te verleenen;
Dat aangezien, niet teegenstaande deese door hem Heere Gouverneur aan de gem: twee Cap:nen gedane declaratie, bij deselve egter nog de gemelde zwarigheid was blijven resideeren Sijn Edele aan hun vreiheid had gegeeven, om zig dienaangaande verder meede aan deezen Rade te mogen addresseeren.
Waarop geleezen zijnde een Missive, door de gem: Twee Capitainen aan deesen Rade geaddresseert, is daaruit gebleeken, hoe de bedenking dat de meeste menschen gewoon zijn niet als over het uitwendige der gebeurtenissen te jugeeren, bij hun had doen opkomen de Vreeze, dat het Publicq verkeerdelijk over hun gedrag zoude kunnen oordeelen, daar het een man van eer importeerde om bij niemand eenige beleedigende gevoelen teegens hem na te laten; dat dierhalven off schoon zij anderzints wel volkomen gedecideert waren om Conform de ordres der Heeren Meesteren hun ontslag uit het voorsz: Regiment te verzoeken, nadien hoogst deselve aan hun egter had gelaten de keuze om een krijgsraad te verzoeken, zij aan welgem: Heere Gouverneur en deezen Rade, uit hoofde van de delicatesse die deese zwarigheid mede bragt, opdroegen de beoordeeling, op het verzoeken om een krijgsraad voor hun noodzakelijk was ofte niet.
Welk poinct in overweeging genomen zijnde is daarop geoordeeld, dat, aangezien zo wel den Heere Gouverneur en den Heer Collonel en Cheff der Militie in’t bijzonder, als het gantsche Lighaam deses Raads in’t gemeen, getuigenisse dragen dat de Twee voorm: Capitainen Sandolroi en Bonstetten zig niet alleen in derzelver guarnisoen dienst allezints gehoorzaamlijk en tot goed genoegen deeser Regeeringe gedragen hebben, maar dat ook op derselver overige burgerlijke conduiten niets te zeggen valt, eene zodanige getuigenisse aan voorm: Capitainen tot voldoende zeekerheid behoord te verstrekken, teegens de verkeerde en nadeelige opvattingen welke kwalijk geintentioneerden omtrend hun zouden willen of mogen maken en inspireeren, te meer nadien deesen Raade zig allezints is conformeerende met het voorm: door den Heere Gouverneur gedeclareerde gevoelen dat bij de Heeren Meesteren zelve geen zwarigheid ontmoet zijnde om hun Capitainen na bekomen ontslag bij het gem: Regiment weeder emploiabel te verklaren bij het guarnisoen alhier, ook niemand eenige opvattinge zoude kunnen smeeden, welke het goed Succes van deezen haar Wel Edele Groot Agtb: intentie zoude kunnen teegengaan ofte verhinderen.
En is verstaan, dat hiervan Extract aan de voorm Capitainen zal werden inhandigt, zo om te dienen tot derzelver narigt als om daarvan bij tijden en geleegendheeden die zulx vereisschen mogten te kunnen gebruik maken.
In consideratie genomen zijnde, dat de heer Cassier Gerhardus Hendrik Cruijwagen al zeedert een geruimen tijd door manquement aan het gezicht verhindert is geworden, om op de uit het vaderland ontfangene en bij dit gouvernement te introduceerene gestempeld Carton ingevolge het desweegens op den 14 Februarij deezes Jaars genomen besluit, met desselfs eigen schrift de waarde van ieder zodanig Stuk Carton te Stellen; Zo is goedgevonden, den boekhouder in ‘S Comp:s Slagthuis Benjamiin Seidler daartoe te Committeeren en te qualificeeren, zullende mitsdien door denzelven, Conform de voorm: Resolutie, met eigen schrift boven het Stempel aan de regter zijde op alle de Stukken moeten werden bijgevoegd, de waarde van ieder derselve na aanwijzing van het Stempel.
Na het welke geleezen zijnde het volgende ingediend vertoog van den Zoldij Boekhouder Clement Matthiessen Junior
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur van Cabo de Goede Hoop nevens den Ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E: Agtb: Raad van politie.
‘Wel Edele Gestr Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Door haar Wel Edele Hoog Agtb: de Heeren der Hoge Indiasche Regeeringe zijnde ingehuurde particuliere Scheepen de Jonge Frank en de Dapperheid met eenige manschappen geadsisteert geworden, waarvan de op geannexeerde Lijst gespecificeerde perzonen, zo door indispositie alhier ten hospitale zijn verbleeven als bij het vertrek dier kielen zijn absent bevonden dan terwijl zijlieden op gezegde bodems met stilstand van gagie zijn geplaatst versoekt den needrigen teekenaar qualificatie, hunne gagiën wederom te doen cours neemen, zeedert den dag dat door ziekte alhier zijn gebleeven, of weederom te voorschijn gekomen en in den dienst der E Comp:ie g’Emploijeert geworden, en dat de præmie bij hun vertrek van hier na Europa aan het goedvinden der Heeren Majores werde gedefereert gelaten.’
‘Bij het Reglement ter Vergaderinge van Heeren 17:nen gearresteert op den 26 Julij 1742, staat onder anderen’
‘En zal voor en in plaatze van de voorsz: ongepermitteerde kisten, Canassers en kooijen, aan ieder van hen, die zig inde termen van gehoorzaamheid en aan deze ordre zullen hebben gehouden, en anders niet, voor een douceur off equivalent in gelde voor de t’huijs reize,en bij overleiden onderweeg, aan derselver Erfgenamen, worden gegeeven &:a‘
‘Bij het arresteeren van dit Reglement voeren op d’ Indiën geen andere dan ‘S E Comp:s Scheepen, dan zeedert eenige Jaren zijn, niet alleen ‘S Lands oorlog Scheepen naar d’ Indiën gegaan, maar ook door de Heeren Majores Scheepen van particuliere Ingezeetenen der Republicq ingehuurd, dewelke volgens cherte parteij met volk moeten geadsisteert worden, het welk niet wel doenlijk is, ingevalle zij daar door van hunne præmie zullen ontstoken blijven, en hun geleegendheid geeft zig door allerhande uitvlugten daarvan te ontslaan, terwyl zijlieden veronderstellen dezelve reeds verdiend te zijn, zo als den ondergeteek: meer dan eens is voorgekomen. het heeft Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: behaagd ‘S Lands oorlogs Freguat Monnikendam op het verzoek van den daarop Commandeerende Wel Edelen Gestr: Heer [.....] Kuijper, met eenige Manschappen te adsisteeren en zijn deselve ook volgens besluit van dezen Agtb: Rade, de dato 17 Februarij 1786, met Stilstand van gagie, egter toezegging van præmie, op dien bodem overgegaan, onder dewelke zig mede bevonden heeft eenen Andreas Smith in den Jare 1785. met het Schip Middelwijk voor de Camer Rotterdam uitgevaren, en A:o 1786. met het provisie Schip Trompenburg alhier weederom aangeland, en van dien bodem op gem: oorlogs Freguat geplaatst. gem: Smith is in particuliere dienst weederom aan desen uithoek gearriveert, en heeft aan den ootmoedigen Teekenaar te kennen gegeeven, dat hij in Europa de hem alhier beloofde præmie niet heeft kunnen obtineeren maar aan d’ Edel Mogende Heeren der admiraliteit is Verweesen geworden, dewelke hem weeder bij d’ E Comp:ie gerenvoijeert hebben, in hoeverre deese persoon de waarheid heeft gesproken, kan den ondergeteek: niet weeten, egter doet hij Sijne gezegdens waarschijnlijk voorkomen, terwijl hij niets anders verzoekt, als een Certificaat op welken voet hij op meergem: ‘S Lands oorlogs Freguat is overgegaan. den humblen Teekenaar vind zig voor dit voorval in verleegendheid, en neemd de vreiheid hetzelve onder het oog van Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: te brengen, met needrige beede dat het Uwel Wel Edele Gestr: en E Agtb: behagen moge bij hoogst derselver Missive aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores voor den ondergeteekenden de nodige ordres te vragen:’
‘1./ Off perzonen, dewelke alhier van retourscheepen zijn verbleeven, dan wel hun verbonden tijd bij d’E: Compagnie alhier hebben uitgediend, en ter adsistentie op ‘S Lands, off door d’E Comp:s Ingehuurde Scheepen geplaatst werden, de bij hun engagement beloofde præmie kunnen genieten.’
‘2:/ welk douceur perzonen, dewelke in Indiën op zodanige Scheepen zijn geplaatst en alhier door ziekte off anderzints weederom aan d’ E Compagnie werden overgegeeven, bij hun arrivement in Europa kunnen Vraagen.’
‘dan wel zodanig nader besluit daar over te neemen, als Uwe Wel Edelens Gestrengen en Edele Achtbaaren naar hoogst derselver verligt oordeeL zullen koomen goed te vinden, en hebbe de Eere met diepe hoog agting te verblijven.’
’/: onderstond :/’
‘Wel Edele Gestrengen Heer en Edele Achtbaare Heeren! Uwe Wel Edelens Gestrengen en Edele Achtbarens ootmoedige en gehoorzame Dienaar’
’/: was geteekend :/’
‘C Matthiessen.’
’/: in margine :/’
‘In’t Casteel de Goede Hoop den 25 October 1787.’
Zo is verstaan, derzelven te qualificeeren, om de gagiën van zodanige Perzonen, als bij de nevens het voorsz: Vertoog gevoegde Lijst bekend staan, en te Batavia op de geretourneerde ingehuurde particuliere Scheepen de Jonge Frank , de Dapperheid en de Wijnanda Luberta met stilstand van gagie overgegaan zijnde, zo door ziekte alhier ten hospitale ingenomen, als bij vertrek dier kielen absent bevonden, dog naderhand weeder ten voorschijn gekomen zijn, weederom onderschijdentlijk te laten cours neemen, van den dag hunner inneeming ten hospitale, off te rug koming en nader emplooij in den dienst der E Comp: Zullende teevens, uit hoofde van de reedenen bij hetzelve vertoog daar toe voorkomende, aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores Eerbiedig werden verzogt, dat dit gouvernement tot narigt mag erlangen hoogst derselver ordres en goedvinden, omtrend de præmie of douceur voor perzonen, dewelke aan ‘S Lands Scheepen ofte aan de ingehuurde particuliere, ter adsistentie bijgezet werden, zo wel, of dusdanige perzonen van retourscheepen alhier verbleeven, ofte hun verbonden tijd by d’E Comp:ie uitgediend hebbende, de bij hun engagement beloofde præmie zullen kunnen genieten, als hoedanig douceur perzonen in Indiën op diergelijke Scheepen geplaatst, en door ziekte als anderzints alhier weederom aan d’E Comp:ie overgegeeven werdende, vervolgens bij hun arrivement in Europa vragen kunnen.
Zijnde wijders om de nodige bekwaame ruimte tot plaatzing van de zieken en verwagt werdende Troupes te vinden, best gedagt den Curator ad lites te qualificeeren, tot berging der goederen, dewelke de ten hospitale te overleiden komende dienaren nalaten, een Pakhuis ofte andere dienstige geleegendheid van particulieren in te huuren, en de huurpenn: vervolgens op dusdanige nalatenschappen te belasten, in evenreedigheid van het geene ieder der zelve importeeren zal.
Waarna den brandmeester Christiaan Paulsen op syn daartoe bij Request gedaan verzoek, vermits den ouderdom van Vijf en Sestig Jaren bereikt heeft, van de gem: functie ontslagen zijnde, is wyders op de meede gedane Schriftelijke Suppliquen van den Cadet Pieter Cornelissen, van desen uithoek geboortig en den bottelier Hendrik Sievers Stengers, goedgevonden, beide deselve uit ‘S Comp: dienst te ontslaan en in burger vrijdom te stellen, op zodanigen voet als het de Hoog Gebiedende Heeren Majores behagen zal nader te bepalen, den eerstgem: uit hoofde dat ondervonden heeft, dat een gebrek aan syn gezicht welke meer en meer toeneemt hem buiten staat en hoop steld om zig met vrugt tot den militairen dienst te kunnen appliceeren, en dan tweeden, ten einde, mits het gebrek aan een Schoolmeester bij de paarlse Diacony en dat denselven bij den kerkenraad aldaar, volgens overgelegde getuigschrift hiertoe is bequaam bevonden, deze functie op de bij gem: kerkenraad aangeweesene plaats bij der hand te neemen en te moeten blyven exerceeren, zonder egter tot eenig ander beroep te mogen overgaan, dan met nadere kennisse en goedvinden deezer Regeering.
Den burger brandmeester Daniël Fredrik Lehman, daarna bij geschrifte te kennen gegeeven hebbende, dat hij in den voorl: Jaare 1786 alhier in ‘S Comp: Cassa na het Patria had geremitteert de Somma van Een duijzend drie Hondert drie en dertig p:s ducatons, omme ontfangen te werden door Geertruijda Mijer, huisvrouw van den Cap:n ter zee Hendrik Steedzel te Amsterdam, en van welke remise de verleende eerste en Tweede Assignatiën door hem ook met differente Scheepen na ‘t Patria aan evengem: Geertruijda Mijer overgezonden waren; terwijl bij hem thans egter tijding ingekomen was, dat voorm: Geertruijda Mijer geen der beide Assignatiën ontfangen had, waar door zij dus van den ontfangst der gem: geremitteerde penningen was gedesditueert gebleeven. Zo is op het diesweegens door gem: Lehman gedaan verzoek, aan denselven geaccordeert Copia der quitantie weegens de intelling der gem: Somma, als mede een Extract uit het Cassa boek dienaangaande; Zullende daarbij aan hoogstgem: Heeren Majores hiervan kennisse werden gegeeven met onderdanigst versoek dat uit hoofde van het absent raken der gemelde Assignatiën, de uitbetaling der ged: 1333 p:s ducatonnen mag geschieden op de voorsz: aan gem: Lehman af te geevene bewijzen.
Gelijk mede op het Schriftelijk verzoek van den onderstuurman op het aanweesend ingehuurd part: Schip Meerenberg , Hendrik Noordziek, vermits door ziekte buiten staat is, om de reize met gemelden bodem te vervorderen aan denzelven is gepermitteert, om tot herstelling sijner gezondheid alhier te mogen overblijven, en vervolgens met eene nadere geleegendheid weeder van hier te vertrekken.
Laatstelijk is op de daartoe bij Requesten gedane verzoeken door den oud ondercoopman en Landmeeter Christoff Hieronimus Lyste en den Commandant bij de burger Arthilleristen Johan Hendrik Zin, aan beide dezelve geaccordeert, omme uit hoofde van het thans heerschend gebrek aan gerede gelden, teegens de ordinaire rente van Ses ten Hondert in’t Jaar, van d’ E Comp: te mogen op Intrest houden, de nu verscheene paaijen der Erven, die deselve bij publicque vendutie van d’E Comp: hebben gekogt te weeten:
ged:e Leiste de Somma van ƒ2064; onder borgtogt van de burgers Josephus Anthonius Bekker en Jan Hendrik Holtzmijer, mitsg:s voorm: Zin een bedragen van ƒ650. onder cautie van de burgers Coenraad Werner en Johan Casper Morgendaal, zullende echter, tot conservatie van de eerste præferentie op derselver hijpotheecquen, de voorsz: Schulden op de verleende Custing brieven moeten blijven voortlopen, en ged: principale debiteuren bij aparte Scheepenen kennisse hebben te beloven en aan te neemen, voor deselve nu ter betalinge verscheene Capitalen van den dag der Expiratie aff ‘S jaarlijks den gem: Intrest te zullen betalen, waarbij de gem: borgen zig teevens, zo wel tot Securiteit van ieders Capitaal, als de daarop te verlopene Intresten zullen moeten interponeeren.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] G: de Wet
C. 176, pp. 132-175.¶
Dingsdag den {17871120} 20 Novemb: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Het Ceilons retourschip de Paarl geheel onverwagts alhier ter Rheede verscheenen, en door de daarop Commandeerende Capitain Cornelis in’t Anker gerapporteert zijnde, dat hetzelve op de reize van Ceilon herwaards in een zwaren Storm importante Schaden zo aan het Schip en Tuig als de Lading, bekomen hebbende, zo dat hetzelve te Mauritius had moeten werden ontlost en van de geleedene rampen hersteld. zeedert het vertrek van daar op den 15 April deezes Jaars de zware leccagiën van het Schip nog andermaal genoodzaakt hadden met het zelve op Rio de la Goa aan te gaan, en ook aldaar van den 25 Junij tot den 18 October laatstl: te vertoeven; terwijl het Schip zig thans nog in een zeer zwakken toestand bevond; zo is op het voorstel van den Heere Gouverneur raadzaam bevonden en besloten, den Capitain ter zee en pro interim Equipagiemeester Jan Arnout Voltelen, beneevens de meede Capitains ter zee Christiaan van Veerden en Francois du Minij, mitsg:s den gezaghebber Daniël Haas, expres te committeeren omme te Examineeren de Journalen, gehouden bij de overheeden van’t ged: Schip de Paarl , ten einde daaruit na te gaan en te ontwaren, om welke reedenen en oorzaken dezelve overheeden in de herwaards reize van Ceilon eerst het Eiland Mauritius hebben aangedaan, en naderhand van daar vertrekkende, de Baaij van Rio de la Goa binnen gelopen zijn, mitsg:s off de oorzaken en omstandigheeden, dewelke gem: Overheeden hiertoe bij brengen zullen, hun overmijdelijk daar toe hebben gedrongen en genoodzaakt gehad; voorts om nauwkeurige inspectie te neemen van de Lading van het gem: Schip, en te onderzoeken in welken toestand dien Lading zig komt te bevinden en of aan dezelve eenige Schade of bederff, door leccagie als anderzints, is veroorzaakt geworden; en eindelijk, om met adsistentie van den baas der Scheepstimmerlieden van d’ Equipagie Werff alhier, Mijndert van Eijk, mitsg:s nog zodanige andere Scheepstimmerlieden, als daartoe mogten werden vereischt, exact op te neemen den toestand van het meergem: Schip zelve, welke reparatiën aan hetzelve na de opgave van dies overheeden te Maurtius voormeld zijn gedaan, welke schade dien bodem zeedert weederom heeft bekomen, off dezelve zijn van dien aart en dat belang dat, om de nodige reparatiën daaraan te doen, de lading alhier zal moeten werden ontlost, dan wel op hoedanige wijze de daaraan te bevindenen gebreken best zullen kunnen werden gerepareert, en of dien bodem daar door in staat zal kunnen werden gebragt, om met gerustheid weederom zee te bouwen.
En verders in overweeging genomen zijnde, dat wanneer den toestand van het ged: Schip de Paarl zodanig mogt werden bevonden, dat ‘S Comp: lading met hetzelve niet verder naar’t Vaderland zoude kunnen werden getransporteert, maar dat daartoe een andere bodem zoude moeten werden g’emploijeert, en dat het ingehuurd particulier Schip de Vreede , hetwelk genoegzaam geheel voor dit Gouvernement beladen geweest zijnde, thans ontlost en in gereedheid legt om met het wijnige, dat daarin nog overgebleeven is, ingevolge de Cherte partije de reize verder naar Batavia voort te zetten, de eenigste geleegendheid is, van welke men zoude kunnen gebruik maken, om in het voorsz: geval ‘S Comp:s importante lading na de gedistineerde plaatze te doen overbrengen, zo dat wanneer dien bodem van hier kwam te vertrekken, zig daartoe zeer ligtelijk geene andere occagiën meer zouden kunnen opdoen, maar dien lading tot groot nadeel van d’E Comp:ie alhier nog lange zoude moeten overblijven, zonder dat men ook tot berging derzelve eene geschikte en bequame ruimte aan handen heeft; Zo is mede best gedagt, den voorsz: bodem de Vreede Commandeerenden Schipper Thijs Keetel, denwelken ten dien einde expres ter vergaderinge ontboden is, aan te zeggen, met het ged: Schip de Vreede alhier nog te blijven vertoeven, tot dat na de gedane Examinatie van het voorsz: Schip de Paarl , dit Gouvernement in ervaringe zal gekomen zijn off van ged:e Syn onderhebbenden bodem, tot het inneemen en overbrengen der Lading van het meergem: Schip de Paarl , zoude moeten werden gebruik gemaakt.
Vervolgens gelezen en geresumeert zijnde het door den burger Lieut:t Pieter van Breda gepræsenteert Request, luidende
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a, beneevens den E: Agtb: Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Geeft met schuldige Eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: onderdanige Dienaar den burger Lieutenant Pieter van Breda.’
‘Dat aan den Supp:lt inhandigt geworden zijnde Extract uit Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: in dato 3 April dezes Jaars genomen besluit vervattende eene nadere Schikkinge ende bepalinge, nopens het gebruik dat van het water, het welk zig van’t Tafelgebergte ontlast, ten dienste van de langs het zelve geleegene onderscheidene Thuijnen zal kunnen en mogen werden gemaakt, den Supp:lt daar uit heeft moeten ontwaren, dat ten opzigte van het water, ontspringende binnen en ook afkomende door het Land, het welk in den Jare 1769 aan wijlen des Supp:lts vader den oud burgerraad Michiel van Breda in eigendom verleend geworden en waarvan den Supp:lt thans possesseur is, aan den Supp:lt alleen werd gelaten een bepaalde gebruik van ‘S morgens ten Vier tot ‘S middags ter Twaalff Uuren; met byvoeging, dat hij Supp:lt dat rivier water voor het overige als bevorens, gedurende het droge Saisoen, eerst langs en vervolgens beneedenwaards met een hoek door sijn Thuijn na de Molen zal moeten laten aflopen.’
‘Dat bij deese bepalinge alzo in het geheel werd gelaten, de schikkingen, welke in A:o 1774 omtrend het gem: Rivier water is gemaakt, geweest eene Schikkinge, teegens welke gem: des Supp:lts vader ook ter dier tijd reeds sijne bezwaren bij den toenmaligen hoofd gebieder deser plaatze den Wel Edelen Gestr: Heer van Plettenberg heeft ingebragt gehad, als strekkende om grotendeels ten bijzonderen en algemeenen gebruik te stellen een genot waarop ter dier tijd des Supp:lts vader en thans den Supp:lt alleen voor zo lange dat water zig niet buiten het Land, in welke hetzelve ontspringen afgelopen is, als Eygenaar van dat Land eene wettige aanspraak tot gebruik is hebbende, nadien bij de uitgifte van dat Land geene de minste conditie ofte uitzonderinge in het gebruik van dit water is gesteld ofte voorgeschreeven geworden, daar niet alleen des Supp:lts vader toen reeds had gedoogd, dat zonder eenig bijsonder genot voor zig zelfs te bedingen, de aflijding was gemaakt geworden van een andere in het oude Land van dezelve syn Thuijn ontspringende zeer rijke water fontein, om het water daarvan te doen strekken, zo wel ten nutte en drenking van de Ingezeetenen van dit Caabsche Vlek, als tot een gemakkelijk gerief voor ‘S Comp: en andere hier aan komende Scheepen, maar ook zeedert uit hoofde van de reparatiën, welke ter instand houding van deze afleidinge van tijd tot tijd moeten werden aangewend, bij den Supp:lt door de werkslieden en de wagens die de Materialen aanbrengen, veel schade aan de bezaaijde en beplante Akkers en een gemis van de vreiheid in Sijn thuijn werd geleeden.’
‘Dat de gem: door des Supp:lts vader ingebragte bezwaren bij welgem: Heere Gouverneur van Plettenberg allezints gegrond en billijk bevonden weesende, het gevolg daar van ook is geweest, dat meergem: des Supp:lts vader en naderhand hij Supp:lt zeedert zijn gebleeven in het vrij en onbelemmert gebruik van het voorsz: Rivier water, zonder dat iemand, uit kragte ofte op fundament der ged: Resolutie van het Jaar 1774. zulx immer heeft teegen gegaan ofte belet; Terwijl inteegendeel zeedert altoos wanneer van hetzelve water in het droge Saisoen, het zij ten dienste der Gragten, ofte van ‘S Comp: watermolen noodzakelijk gebruik moest werden gemaakt, en hij Supp:lt zig daartoe aangezogt vindende, zulx zonder syn groot nadeel missen konde aan dat water op zodanige tijden is gelaten een vrijen afloop om tot de gem: diensten te kunnen verstrekken:’
‘Dat den Supp:lt door de nu nader in dato 3 April dezes Jaars gemaakte Schikkingen waarbij die van den Jare 1774. in haar geheel gebleeven is, egter aan de eene zijde gepersuadeert zijnde, dat Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: van de voorsz: in faveur van den Supp:lt daarteegen militeerende bezwaren, geene kennisse ten minsten geene genoegzame informatiën zullen hebben gehad, en aan de andere zyde in bedenking genomen hebbende, dat wel ligt wanneer hij als nu stilzwijgende in dezelve Schikkinge kwam te berusten, daaruit voor hem en de Sijne zoude kunnen resulteeren, het zeer nadeeling gevolg dat van de Thuijn waaruit hij met een talrijk Huijsgezin Syn bestaan erlangen moet, voor altoos zoude kunnen werden geacht te zyn afgescheiden en ontnomen, een prerogatif, welke altoos daar aan verknogt is geweest, en door welke alleen de gem: Thuijn kan blyven voortbrengen die middelen welke den Supp:lt en de Sijne tot hun bestaan en onderhoud verstrekken moeten’
‘Dat den Supp:lt zig dierhalven gedrongen vind Sijne gem: bezwaar bij deesen nader te brengen onder het oog van Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: in dat zeeker vertrouwen, dat Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: gelyk hij Supp:lt hierom zeer Eerbiedig is verzoekende daarop een gunstig reguard neemen, en uit hoofde der billijkheid van dezelve bezwaren, hem Supp:lt ook wel zullen gelieven te ontslaan van de verpligting, om dat gedeelte der in dato 3 April dezes Jaars gemaakte Schikkinge welke hem het vrije gebruik der meergem: in Syn Eigendoms land ontspringende rivier water, zoude ontneemen, voortaan op te volgen ofte daaraan te acquiesceeren.’
‘Dat den Supp:lt aan de andere zijde egter geen oogmerk ofte voorneemen hebbende om daar mede zig te onttrekken aan de verpligting, welke op ieder Lidt der Societeit berust om ten nutte van syne meede Menschen, burgeren ofte Ingezeetenen, het zijnige te contribueeren maar inteegendeel uit overtuiging dat het bovengem: rivier water na het bij hem daarvan gemaakt gebruik, noodzakelijk tot andere diensten, als die van hem in het particulier verstrekken kan, ook van harten geneegen en bereid zijnde hier aan te beantwoorden, op zodanige wijze, als zulx zonder verkorting van sijn goed recht kan werden te weeggebragt, den Supp:lt ook de vreiheid neemd bij desen aan te bieden, om het voorsz: Rivier Water in het droge Saisoen niet alleen des Saturdags namiddags tot Zondags namiddags, ter verversching van de Gragten in het vlek door Sijn Thuijn na de grote Sloot vrij en onbelemmert te laten lopen maar ook even hetzelve alle nagten omtrend dat water te betragten, om als dan ten algemeene dispositie te kunnen verstrekken in zo verre hij Supp:lt niet in de noodzakelykheid zal sijn, om bij enkelde gevallen, tot verhoeding van sijne merkelijke schade daarvan voor sijn privé gebruik te maken.’
‘Den Supp:lt vertrouwende dat deze syne gedane offerte voor genoegzaam zal kunnen verstrekken, om van het voorsz: Rivier water ook aan anderen een nuttig gebruik toe te brengen, berust overigens in de zekere verwagting, dat zulx Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: goedkeuringe zal mogen wegdragen, en dat deselve offerte, behoudens syn voorm: Recht, zal mogen verstrekken tot een middel, door welke hij Supp:lt met zo veel te meer gevoegelijkheid zal kunnen werden ontheven van de bij meergem: resolutie van den 3 Ap:l deses Jaars omtrend het gem: water anders gemaakte Schikkingen.’
’/: onderstond :/’
‘’T welke doende &:a /: was get :/ P: V: Breda.’
Is daarop in aanmerkinge genomen dat de bij resolutie van 3 April deses Jaars gearresteerde Schikkinge omtrend het gebruik van het water voor de in deze Tafelvalleij geleegene Thuinen; en in’t bizonder die waarbij de bepalinge voor de Thuijn van gem: Breda is gemaakt, zig voornamentlijk alleen gegrond vind op de voorgaande Schikkinge van het Jaar 1774, zonder dat men dies tijds reguard schijnt geslagen te hebben, hoe het rivier water omtrend welke men de gezegde bepalinge voor de Thuijn van ged: Lieut: van Breda als toen heeft goedgevonden te stellen, haren oorsprong neemd in een zodanig Stuk lands, als aan de vorige bezitter van dien Thuin, wylen den oud burgerraad Michiel van Breda annex dezelve Thuin in’t Jaar 1769 in Eigendom is verleend geworden, en welke gifte hoofdzakelijk verstrekt heeft in vergoeding en uit aanmerkinge van den dienst, die gem: burgerraad Breda aan de Maatschappij, zo wel als de Colonie kort te voren had toegebragt door het gedogen, dat een in Sijn oude Land ontspringende zeer rijke en zuivere waterfontein, om ten algemeenen gebruike te kunnen verstrekken in zelvervoegen als zulx nog heeden stand grijpt, ingemetzeld en afgeleid is geworden, mitsgaders nog continueel werd onderhouden en gerepareert; zo dat, vermits daarmeede aan hem Breda is ontnomen geworden, het gebruik welke hij natuurlijk van het gem: Fontein water, gelijk bevorens konde hebben gehouden, ook moet werden verondersteld, dat bij de uitgifte van het voorsz: nieuwe Land in’t Jaar 1769, expresselijk geene Conditie ofte uitzonderinge is gemaakt geworden ten opzichte van het water, hetwelk in dat nieuwe Land ontspringt, op dat alzo dat water zoude kunnen dienen ter vervulling van’t gemis, hetwelk door de afleiding van het andere Fontein water bij de bezitter van de voorsz: Thuin geleeden wierd.
En nadien het alzo teegens de billijkheid strijden zoude, dat meergem: Breda van het regtmatig gebruik het welk hem in de eerste plaatze van het voorsz: in Sijn nieuwe Land ontspringend rivier water toekomt, wierde gepriveert; zo is ook eenparig goedgevonden denzelven thans te ontheffen van de verpligting, om de voorsz: onder dato 3 April deeses Jaars gearresteerde Schikkingene omtrend dat water op te volgen, en daar en teegen begreepen, dat genoegen kan werden genomen, in de door den zelven aan het einde van sijn Request gedane præsentatie, in vertrouwen, dat uit hoofde van het ongerief, welke in veelen opzichte door het gemis van dat water anderzints in het droge Saisoen zoude kunnen ontstaan, door denzelven ook nauwkeurig Syne voorsz: præsentatie zal werden betragt en nagekomen.
Zijnde dierhalven verstaan Extract deeses te stellen in handen van Commissarissen uit den Raad van Justitie, ten einde in de observantie omtrend de Schikkinge van het meergemelde Water zig hier na te gedragen.
Waarna mede geresumeerd weesende een ingediend verzoekschrift door de burgers Johan Michiel Elzer, Jan Jacob Mijer en Jacobus Arnoldus van Reenen den laatstgem: zo voor zig zelfs als de rato caveerende voor syn Compagnon den mede burger Willem van Reenen, en alle in qualiteit als gecontracteerde Slagters der E Comp:, welk verzoekschrift was luidende
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, gouverneur en directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E: Agtb: Raad van Politie.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E: Agtb: Heeren!’
‘De ondergeteek:s Johan Michiel Elzer, Johan Jacob Mijer en Jacobus Arnoldus van Reenen laatstgem: de rato caveerende voor derselver Compagnon, een der meede gecontracteerde Slagters, Willem van Reenen, als gecontracteerde Slagters ten deesen.’
‘Geevende met den vereischten Eerbied en behoorlijke Submissie, op het ootmoedigste te kennen hoe zij Supp:lten als reeds bekend voor Vijff agter een volgende Jaren aanneemers zijn tot het leeveren van versch vleesch, Leevendige vee, osse huijden, en zo vervolgens aan S E Comp:e passeerende Scheepen, Hospitaal, Slaven Logien en &:a &:a, tot welke verpagting de Supp:lten alleenlijk kunnen animeeren de vrijheid te hebben om /: bij uitsluitinge van de particuliere burger Slagterijen :/ aan Vreemde Scheepen hun benodigde vers en gezouten vleesch, leevendige vee, huijden en &:a tot de Slagterije Specteerende is, te mogen leeveren, hetwelk den eenigsten Bron van het bestaan der Supp:lten moeten uitmaken, en zonder welke zij nimmer in staat zijn, om d E Comp: voor de mediocre ofte wel min bedingen prijs :/ als met zwaar verlies voor de Supp:lten kunnen aanneemen :/ het welk ook reeds meer dan Tagtig Jaren herwaards verleeden, een vrye Tak voor de aanneemers bij S Comp: Slagters heeft plaats gehad.’
‘dat mede zeedert den tijd het slagten voor d E Comp: door de Supp:lten zijn aangenomen wijnig vreemde Scheepen alhier zyn aangekomen, waardoor zij Supp:lten het extra montant van hun verslagte vee, en het overschietende Staartvet en vellen, welke bij d E Comp:e niet heeft kunnen werden verdebiteert, dan wel aan passeerende Vreemde Scheepen, in’t minste geen vertier daarvan hebben gehad, genoodzaakt zijn geworden de huijden te drogen, het vet in te zouten en in Vaten te bewaren, zynde zulx dikwerf aan bederf bloot gestelt, en weg gedaan is geworden, tot schade van hun Supp:lten te meer terweijl het onder de Ingezeetenen mede niet konden werden verdebiteert en met deze articuls zijn blyven zitten.’
‘Waarbij is nog gekomen dat Uwel Ed Gestr: en E Agtb: hebben gedisponeert den uitvoer van hardvet, Staartvet en Caarssen te beletten.’
‘Wyders is hierbij aan te merken, dat de Supplten met den gerepatrieerden Agtb: heer Secunde Hacker, wanneer de prijs van ‘t rouw niervet op Twintig Rijxdaalders het Hondert pond was, hebben aangenomen aan d E Comp: het rouw niervet te zullen leeveren teegens den prijs van Twaalff rijxd:s het Hondert pond, dog door voorsz: verbod van uitvoer gem: Staartvet merkelijk in de prijzen gedaald zijnde, uitgezondert dat de Supp:lten het niervet dat na de Indiën door d E Comp: versonden werd, voor Twaalff rijxd:s ingesmolten hebben te mogen leeveren.’
‘dus de Supp:lten door een en ander merkelijke schade hebben geleeden, waarbij nog is toegekomen dat het vee zedert hun aanneeming, merkelijk in de pryzen zijn gesteegen, dat circa vijftig perCent aan inkoopsprijs hooger different, teffens mede dat een der Supp:lten voor eenige weeken een leverantie had van gedroogde osse huijden, aan een alhier ter Rheede leggende Vreemde Schip dog dewelke tot den afleevering door den pro interim Fiscaal is belet en aangehouden geworden.’
‘alhoewel d’E Comp: van rouwe huijden, zo voor passeerende S Comp:s Scheepen, als ‘S Comp:s Stal, altoos is geriefd geworden teegens den aangenomen prijs, Ja wat nog meer is, aan het Guarnisoen alhier en Hospitaal in de Baaij Fals, mede voor kadels te betrekken hebben genoten, het geen zij Supp:lten ingevolge hun aanneeming, zo voor’t guarnisoen als Hospitaal, geenzints verpligt waren te doen egter alles in Consideratie genomen en geleevert hebben.’
‘De Supp:lten door een en ander zig zodanig bezwaart vindende zij genoodzaakt zijn hun toevlugt te neemen tot UwelEd Gestr: en E Agtb: vaderlijke bescherminge, in vertrouwe dat de voorgedragene bezwaren van de Supp:lten zodanige influentie, op de harten van Uwel Ed: Gestr: en E Agtb: zullen hebben te mogen behagen, de Supp:lten in hunnen billijke bezwaren te mainteneeren, terwijl dat de Supp:lten wel bewust zijn, dat nog bij d’E Comp: nog d’ Ingezeetenen alhier, eenig gebrek van voorsz: articulen aan de Slagterije behorende, plaats heeft en niemand, hij zij wie hij zij, eenige getuigenis kan inbrengen dat hij by de Supp:lten om het een of ander gezonden of gevraagd niet hebben kunnen geriefd worden, omme ingevolge hunne aanneeming en daarbij gemaakte bepalinge onverhindert hun overvloed van zodanige articulen, als de Slagterije der E Comp:ie zal komen op te werpen vrijelijk aan de zo eigene als der vreemde Natiën passeerende Scheepen, alhier ter Rheede arriveerende, kunnen en zullen mogen te vernegotieeren, mits daarvan uitgeslooten blijvende alle particuliere Slagthuijzen’
‘Edog, wanneer onverhoopt Uwe Wel Edele Gestrengen en Edele Achtbarens in het gemelde vezoek der Supplianten niet zouden kunnen disponeeren, dat zij Suppleanten dan gedrongen en verpligt zullen worden, omme hunnen ruine voor te komen, bij nader verzoek aan Uwe Wel Edele Gestrengen en Edele Achtbaarens hunlieden van hunne met d E: Compagnie gemaakte aanneeminge te ontheffen ofte wel zodanige andere middelen te beramen, als Uwe Wel Edele Gestrengen en Edele Achtbarens na desselfs hoog wijze beraadslagen tot maintenue der Supplianten zullen nodig vinden te behoren.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a’
’/: was geteekend :/’
‘Johan Michiel Elzer, Johan Jacob Mijer, Jacobus Arnoldus van Reenen, zo voor mij zelve als voor mijn mede Compagnon Wilm van Reenen.’
’/: in margine :/’
‘Cabo de Goede Hoop den 5 November 1787.’
Zo is, na overweeging, geoordeelt dat behalven de ten dien belange gevallene Consideratiën, het inwilligen van der Supp:lten gedaan verzoek, daar en boven ook hare zwarigheid zoude kunnen hebben, met betrekking tot andere gepriviligeerde Slagters in’t bijzonder, ofte de gezamentlijke Ingezeetenen in’t gemeen en dierhalven goedgevonden desweegens vooraf te vorderen het berigt en de Consideratiën van Commissarissen uit den Raad van Justitie, mitsg: off en in hoe verre zonder verkorting ofte krenking der andere Ingezeetenen aan dat verzoek zoude kunnen werden gedefereert: Zullende ten dien einde Copia van’t ged: Request nevens extract deses in handen van ged: Commissarissen werden gesteld.
De Heer Schuler, als Rheeder van het aanweezend Fransch part: Schip l’ Auguste het Gouvernement te koop aangeboden hebbende een quantiteit van 8000 lb buskruit, teegens 12 Stuyv:s ‘t lb, zo is op de propositie van den Heere Gouverneur uit hoofde van de Schaarschen voorraad welke zig daarvan thans nog aan handen bevind, eenparig goedgevonden, de Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäk Rhenius te qualificeeren om de gem: quantiteit als bij Examinatie van goede hoedanigheid bevonden weesende, met uitzonderinge nogthans van het geene ‘er bedorven onder sijn mogt, teegens gemelde prijs ‘S Compagnies weegen in te kopen, ten einde zo wanneer de Hoog Gebiedende Heeren Majores verstaan mogten, dat hier inne niet had behoren te werden getreeden, ofte dat naderhand eenen ruimen en genoegzamen voorraad zulks zal komen te permitteeren, het voorschreeven Buskruit in matige portiën nog met goed voordeel voor d E Compagnie weeder te kunnen afzetten aan d’Ingezeetenen ten platten Lande, om te dienen tot vervulling in de verleegendheid, welke ‘er daaromtrend bij dezelve heerscht.
Na het welke mede geleesen zijnde een ingediend verzoekschrift, door Vier officieren van de Fransche Natie, onder het alhier Guarnisoen houdend Regiment van Meuron, met Namen de Quernet, le Chevalier de Fröger, Bissardon en Valminil, luidende.
A Son Excellence Monsieur van de Graaff, Gouverneur du Cap de bonne Esperance et de Ses dependances, et au Noble Conseil de la Regence.
‘Monsieur le Gouverneur Et Messieurs!’
‘Les officiers Francois au Service de la Noble Compagnie dans le Regiment de Meuron, ont l’honneur devous addresser leurs respectueuses representations au Sujet d’un ordre de M M: les directeurs qui leur interdit toute espéce d’avancement.’
’ La Hollande étant allieé de lafrance en 1781. ils sont entrés dans le Régiment qui était destiné a fair la guerre dans l’ Inde , et a deffendre les Possessions de la N C: Ils se Sont embarqués en 1782, et aprês une navigation longue et penible, ils sont enfin arrivés au Cap la paix a été faite, mais ont ils moins courru les dangers de la mer, et ne Sont-ils pas venus dans l’intention de Sacrifier leur vie pour la puissance qui leur a donne leur état?’
‘Il sont Servi au Cap de pendant l’espace de cinq années, et ils s’en rapportent a Vous Mess:rs pour leur justification, Sur la maniere dont ils ont fait leur metier et sur leur Conduite en général.’
‘Voila donc Six années des plus précieuses de leur vie, employées au Service de la N:C:’
‘Voila Six années de perdues pour eux, S’ils veulent prendre un autre état, car il est facile de penser, quils ne paurront jamais Supporter le Chagrin d’essuyer tous les jours de nouveaux passe droits.’
‘Et en effet, Monsieur le Gouverneur et Mess:rs un officier Sert pour l’honneur et le motif qui l’engage a remplir ses devoirs n’est autre que cette ambition, naturelle a l’homme, qui lui fait esperer et l’approbation de ses Chefs et son avancement dans le Service de truire cette esperance si bien fondée, nest ce pas détruire toute émulation! nést ce pas porter au decouragement! et que doit-on attendre d’officiers, voués a l’humiliation et denues de toute espoir! Seront ils sans cesse tranquilles Spectateurs des Succes et de l’avancement de leurs camarades! verront ils de Sang froid un homme quils quront commande plusieurs années, de Sergent devenir officier et les Commander a son tour, Sans autre avantages sur eux, que celui de n’etre pas Francois !’
‘Nous ne pouvons comprendre l’intention de M M les Directeurs, dans un ordre si regoureux, et nous u sons dire aus si contraire au bien du Service.’
‘La moitié du Régiment est composée de Soldats Francois, cet ordre contre les officiers de leur Nation étant Successivement le degout jus qua eux, et peut il y avoir de l’ensemble dans un Corps, dont la moitie jouit de tous les avantages de Son etat, tandit que l’autre en estabsolument privee; Nous dirons plus cette autre motie des Soldats, qui ne Sont pas Francois , de quel oeil nous verront ils? de quelle Considération jouirons nous dans leur Esprit ! ils nous regarderons comme des officiers peu faits pour les Commander: car il est de principe dans tout le monde militaire, que l’officier qui n’est pas fait pour avancer, n’est pas digne de l’etre.’
‘Cest d’aprês ces tristes, mais justes reflexions, que nous nous decidons a vous demander Messieurs, que vous daignés nous accorder votre protection aupres de Messieurs les Directeurs de la Noble Compagnie, et leur faire parvenir nos représentations respectueuses. Nous esperons que L’interet que vous prendrés a notre cause, aura tout le Succês que nous devons en attendre et que nos Seigneurs et Maitres adouciront notre Sort.’
‘Nous avons l’honneur d’Etre avec le plus profond Respect’
‘De votre Excellence et du Noble Conseil’
‘Les trés humbles & trés obeissants Serviteurs’
’/: Signé :/ de Quernet, le Chev: de Froger, Bissardon, Valminil.’
Wierd door den Heere Gouverneur aan deesen Rade geinformeert, dat de Wel Edele Groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland, bij missive van den 21 Junij dezes Jaars sijn Edele met relatie tot de bij het voorsz: Schriftuur aangehaalde ordre hadden gelieven aan te schrijven, hoogst derzelver wille te zijn, dat voortaan geene andere officieren, dan Zwitsers , Hollanders en duitschers tot hogere graden in het voorschreeven Regiment zullen werden bevordert, dan waarop zij thans zijn; weshalven raadzaamst gevonden is, het door voorsz: Vier officieren gepræsenteerd verzoekschrift, zo als het legt, aan hoogstgem: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland, als de dispositiën over het voorsz: Regiment hebbende, bij eerste bequame geleegendheid over te zenden.
Zijnde wijders op het door den burger Willem Hoppe daartoe bij Request gedaan verzoek, aan dezelven toegestaan, neevens syne twee kinderen, Pieter Fredrik en Jacomina Sophia Hoppe en mede neeming eener Slavinne, in Name Alida van Batavia per het ter deser Rheede vertoevend Deensch Comp:s Schip de Princes Sophia Magdalene naar Europa te mogen vertrekken.
Gelijk mede door den Vlaggeman op den Leeuwenkop Bartheld Ysbergen bij geschrifte verzoek gedaan zijnde om uit S Comp: dienst ontslagen en in burger Vrijdom te mogen werden gesteld, ter Consideratie van desselfs Veerthien Jarigen dienst bij d’E Comp: en dat door het dagelijx beklimmen van den Leeuwenberg syne Leedematen dermaten verstijft zijn, dat hij zig buiten Staat vind gem: Post langer waar te neemen, nog ook tot eenige andere diensten te werden geëmploijeert, in gem: Sijn verzoek is bewilligd, ende zulx op zodanigen voet als het de Hoog Gebiedende Heeren Majores goedvinden zullen nader Vast te Stellen.
Zo als insgelijx den burger brandmeester Charles van Cahman, vermits zig veeltijds op syn buiten plaats bevind, en dierhalven buiten staat is de pligt van brandmeester in cas van noodzakelijkheid waar te neemen, op syn hiertoe gedaan Supplicq van gem: functie is ontslagen.
Terwijl, zo wel in plaats van gem: Cahman, als van den ter Sessie van den 6 deeser mede ontslagenen brandmeester Christiaan Paulsen, weederom daartoe zijn verkoren en aangesteld Pieter Laurens Cloete en Francois Xaverius Jurgens.
Voorts is op voordragt van de Heer Collonel Gordon als præsident en in Name van de burger krijgsraad goedgevonden aan de Twee Chirurgijns Major bij de burgerije alhier Anthonij Becker en Nicolaas Vreedenburg, toe te voegen den Rang van Vaandrig, neevens de Secretarissen van gemelde Burgerije.
Vervolgens door de Heeren Leeden deeses Raads M:r Jacobus Johannes le Suëur en Oloff Godlieb de Wet gerapporteert zijnde dat hun Ed:s ingevolge besluit van den 6 deezer met alle mogelijke nauwkeurigheid g’Examineert hebbende de Lijst of Rolle, door Commissarissen uit den Raad van Justitie voor dit Jaar 1787. geformeerd, met ende benevens de Lijst der geene, die in derselver vorige gewone quota zijn gebleeven, het getaxeerde van ieder der daarbij bekend staande perzonen hun E E:s was voorgekomen met de reedelijkheid en billijkheid na ieders middelen en vermogen overeen te komen; is mits dien verstaan de gem: Lysten of Rollen te approbeeren en Commissarissen verm:d te qualificeeren om de daar bij uitgedrukte quotisatie penningen ten behoeve der Colonies Cassa naar gewoonte te doen ophalen.
Waarna geresumeert zijnde eene ingekomene Missive voor Landdrost en Heemraaden van Graaffe Rijnet , gedateert 7 Maij dezes Jaars, waaruit gebleeken is, dat bij de door Landdrost en Heemraden van Swellendam aan het voorsz: Collegie overgezondene Lijst der Perzonen, dewelke eertijds onder Swellendamse Colonie gesorteert hebbende, thans tot die van Graaffe Rijnet zyn overgebragt, zig bevinden de zodanige, welke zig onder de laatstgem: Colonie tot nog toe niet hadden laten inschrijven, en dat ook door de Swellendamse Magistrature op de gem: Lijst was gebragt de Ponton penningen, welke de gem: nu onder Graffe Rijnet Sorteerende perzonen gewoonlijk aan de Swellendamse Colonie hadden betaald; voorts dat dewijl het een en ander uitmaakte een Montant van Rd:s 699 1/4, daar alle de inkomsten der Colonie Graaffe Rijnet , na een nieuwe Calculatie slegts eene Somma van r:d 1000:- importeeren zouden, het de laatstgem: Colonie volstrekt onmogelijk was het gem: montant aan die van Swellendam te betalen, en daarbij goed te maken de onkosten, die deselve voor al nu bij de eerste erectie der Magistrature, te dragen had. op het welke geconsidereert zijnde, dat vermits bij het overzenden der bovengem: Lijst van Swellendam , conform het geresolveerde ter Vergaderinge van den 19 Julij des voorl: Jaars, wel abusivelijk kunnen geplaatst zijn Perzonen, dewelke men aangemerkt heeft gehad onder Graaffe Rijnet te zyn overgegaan, dog die zig ter contrarie of nog onder het Swellendamse hebben blyven onthouden, of wel in’t geheel onder beide dezelve districten niet woonagtig zijn, zo dat dewijl het oogmerk ten dien opzichte strekte om door de Colonie Graaffe Rijnet aan die van Swellendam te doen rembourseeren, het geen zij met de oprechting der Magistrature aldaar van de inkomsten der Swellendamse Colonie overgenomen heeft, het zeer oneigen zoude zijn, dat door dezelve uitkeering wierde gedaan van het geene zij buiten de mogelijkheid was te ontfangen; mitsg:s dat ten opzigte der ponton penningen, als geen revenue zijnde, welke van de Swellendamse Colonie aan die van Graaffe Rijnet is overgegaan maar welke ter contrarie nog aan de eerstgem: tot het onderhouden der onder haar District gehorende Ponton in de breede rivier geaccrocheert gebleeven is, deze laatstgem: inkomste dierhalven ook niet kan werden geacht te behoren onder het voorsz: besluit van den 19 April A:o P:o:
Zo is aangaande het een en ander best geoordeelt en verstaan, dat de Colonie van Graaffe Rijnet voor eerst aan die van Swellendam geene verdere uitkeeringe verschuldigd zal zijn, als voor zo verre betreft de perzonen, bij de meergem: Lijst bekend staande, welke men tot nog toe bij de resp:ve opgaven bevonden heeft, dat uit het Swellendamse District inderdaad onder dat van Graaffe Rijnet zijn gevallen, tot dat men bij weederzijds nauwkeurig onderzoek nader zal hebben ontdekt, hoe het eigentlijk omtrend de overige bij deselve Lijst uitgedrukte Perzonen geleegen is, en dat met relatie tot de ponton penn:n dewijl deselve zeer noodzakelijk aan de Swellendamse Colonie tot het in stand houden der Ponton moet werden opgebragt, Landdrost en Heemraden van Graaffe Rijnet mits dien van Ingezeetenen onder haar District Sorteerende en op de overgesondene Lijst bekend staande, zullen moeten afvorderen en ontfangen het geen ieder derselve verschuldigd is tot onderhoud der ged: Ponton op te brengen, om het geene daarvan ingekomen en ontfangen zal zijn, vervolgens aan de Swellendamsche Colonie over te leeveren; en dat even hetzelve alzo op de Jaarlijxe van Swellendam naar Graaffe Rijnet over te zendene Lijsten van de tot het onderhouden der Ponton contribueeren moetende perzonen zal moeten werden geobserveert, tot dat men in de geleegendheid zijn zal dienaangaande een nader en convenabeler Schikkinge te beramen.
Terwijl op de propositie door voorm: Landdrost en Heemraden van Graaffe Rijnet geschied om eenige Erven in de nabijheid der Drostdije uit te geeven, in aanmerking genomen is, dat zulks verstrekken kan tot een bijkomend middel ter beantwoordinge aan het oogmerk der Heeren Meesteren in’t Patria, om het verder eloigneeren der Ingeezeetenen van deze Hoofdplaatze teegen te gaan en het beletten alzo op dusdanige Erven door veele Ingezeetenen ten dienste en gerieve van anderen eenige nuttige handwerken of Ambagten tot een middel van hun bestaan kunnen werden bij der hand genomen; mits welke ook goedgevonden is, Landdrost en Heemraden voorm:d te qualificeeren, om van het Colonies Land omtrend de Drostdije aan deeze en geene, die daarom zullen komen te verzoeken, volgens de verdeeling bij het overgezonden plan voorgesteld, provisioneel de Erven uit te geeven onder Conditie, dat den verzoeker zig verpligt zal vinden, onder het overleggen van behoorlijk bewijs weegens de verkreegene concessie van Landdrost en Heemraden om den eigendom van zodanig Erf bij deese Regeeringe nader verzoek te doen en dat hij ook aan de Colonie zal hebben te betalen, het geene waarop Landdrost en Heemraden dat Erff zullen hebben getaxeert gehad, welke Taxatie bij het gem: over te leggene bewijs, meede zal moeten werden uitgedrukt.
En nadien men verders uit het voorm: Schrijven heeft ontwaard, het aanhoudend sterk verlangen der Ingezeetenen in de gem: Colonie na eene geleegendheid tot de openbare godsdienst oeffeninge en dat, schoon het niet mogelijk was eene calculatie te maken, hoe veel den opbouw van een Kerk, mitsg: Predikants en voorleezers woningen, zouden te staan komen daar toe egter reeds een Capitaal van ƒ9450. ingeschreeven, mitsg: bij den bijzonderen godsdienst eene Somma van ƒ388:13 gecollecteert is, voorts meede dat voor zo verre dit montant tot het Stigten der gebouwen niet voldoende zal zijn, even als men zulks bij de ander buiten kerken heeft gepractiseert gehad, tot het ontbreekende een Capitaal zal kunnen werden genegotieert; behalven het welke ook te verwagten is dat de kerken, zo aan de Caab, als die zig in de buiten districten daartoe in Staat bevinden, niet ongeneegen zijn zullen om tot dat heilzaam werk alle mogelijke hulpe en adsistentie te verleenen, zo is verstaan, hiervan aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores verslag te doen met nader zeer Eerbiedig verzoek dat om de voorheen aan hoogst deselve vertoonde dringende reedenen, de gemeente aldaar van een bequaam Leeraar mag werden voorzien: zijnde niet te min goedgevonden, Landdrost en Heemraden voorm:d aan te schrijven om met den opbouw van een Kerk en de andere Woningen geen begin te maken tot dat men hieromtrend de nadere intentie en het goedvinden van hoogst ged: Heeren Majores zal hebben vernomen.
Zynde wyders billijk geacht dat de gedoopte en andere Bastaart Hottentotten, dewelke eenige burger neering of handteering drijven en in de gem: Colonie woonagtig zijn bij een van hun te formeerene aparte Lijst geënrolleerd en onder de verpligting gebragt werden om even die zelfde lasten aan de Colonie op te brengen als door andere Ingezeetenen aldaar geschied, weshalven Landdrost en Heermraden van ged: Colonie mede zullen werden gequalificeert, om bij affixie van billietten dusdanige Bastaart Hottentotten op gelijke verbeurte als teegens de burger Ingezeetenen in zulken gevalle is gestatueert, te adverteeren, dat zij deze inschrijving en de opgave van hunne Effecten zullen hebben te betragten, om op den gewonen voet tot het opbrengen der burgerlijke Lasten te werden getaxeert.
Zo als ook om de verre afgeleegendheid der voorsz: Magistrature en de onmogelijkheid dat telkens tot deze off geene noodwendigheeden Colonies weegen een der heemraden zoude kunnen Caabwaards komen op het door Landdrost en Heemraden daartoe gedaan verzoek, aan dezelve is toegestaan een gemagtigde alhier aan te stellen tot het waarneemen van zodanige verrigtingen als dat Collegie nodig hebben zal, aan een zodanig perzoon op te dragen, en tot het welke genoegen genomen is, in den voorgedragenen oud Brandmeester van Stellenbosch Fredrik Arnold Hijneman.
Laatstelijk in overweeging genomen zijnde, dat, niet teegenstaande de Landlieden, welke met de betalinge der Leeningspenningen op hunne plaatsen ten agteren Staan, vreiheid hebben om deze agterstallen met het leeveren van ossen aan de Comp:ie te vereffenen, dezelve evenwel hierinne nalatig blijven dewijl, zo als men in ervaring gekomen is, de meeste hunner niet in de geleegendheid zijn, om de ossen, die zij te leeveren hebben na de Caab off op ‘S Comp: buiten posten te brengen en dat de Comp: dus daarvan ontstoken blijvende men al zeedert eenigen tijd verpligt is geweest, om den noodzakelyken arbeid gaande te kunnen houden, deeze onontbeerlijke Lastdieren telkens teegens zeer hoge prijzen in te kopen, het geen dan ook te weeg gebragt heeft, dat particulieren tot groot nadeel en veragtering van den landbouw zig mede genoodzaakt hebben gevonden, excessive hoge prijsen voor dezelve te betalen; zo is goedgevonden de respective Landdrosten in de buiten districten circulair aan te schrijven, om desen Rade te dienen van derselver consideratiën, off niet tot een bequaam middel, om het leeveren van ossen op den agterstal voor de Landlieden te faciliteeren, zoude kunnen verstrekken wanneer die Leverantiën kwamen te geschieden bij de resp:ve Drostdijen, en op hoedanige wijze in zulken gevalle tot de minste kosten voor de Comp: zodanige ossen met genoegzame zekerheid na herwaards zouden kunnen werden overgebragt.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 176-222.¶
Dingsdag den {17871127} 27 Novemb: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Is door de Heer Secunde Johannes Izaak Rhenius, Præsident des Raads van Justitie, overgeleeverd het volgende vertoog en twee geannexeerde bijlagen
Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en directeur van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E: Agtb: politicquen Rade dezes Gouvernements.
‘Wel Edele Gestr: Heer en E: Agtb: Heeren!’
‘De ondergeteek: Præsident en Leeden van den Rade van Justitie alhier, neemen de vreiheid met alle Eerbied te vertonen.’
‘Dat bij geleegendheid van het na onlangs gevelde vonnis ten lasten van den geweesen burger dezer plaatze Johannes Smith van Dilburg, als toen teffens onder de vertooners zijnde gebesoigneert geworden, hoedanig zoude behoren te werden gehandeld met desselfs boedel, dewelke bij het verleenen van apprehensie Corporeel op ged:e Smith, met een volgens usantie alhier door gecommitteerdens uit den Raad ten overstaan van den pro Interim Fiscaal was geannoteert en verzeeguld geworden, en off de vertoonders dienvolgens bevoegd of verpligt waren den boedel van gerepten Smith ter reddering te aanvaarden en dat over dit poinct de sentimenten der vertoonders zeer verschillende waren, Terwijl de eerste Teekenaar als præsident voordroeg, dat niet alleen van alle oude tijden, blijkens de daarvan ter Secretarije van Justitie voor handen zijnde zo menigvuldige Exempelen, maar zelfs in het nog zeer recente geval van den ten robben Eijlande gerelegeerden Valentijn van Dapoer, dewelke even als de thans gesententieerde Smith hier ter plaatze eene Vrouw agterliet, het altoos en zonder teegensprake van iemand, eene constante usantie schynt geweest te zijn, dat de goederen van die perzonen dewelke eene Corporeele Straffe, ‘tzij van bannissement, als anderzints, hadden ondergaan, door de vertoonders na behoorlijke inventarisatie ter reddering aanvaart, en voorts ten overstaan van Twee Leeden uit derselven vergadering door hunnen Sequester geadministreert werden; Ja dat zelfs de Hoge Indiasche Regeering in eene Extract Resolutie de dato 6 Maart 1753, ten desen sub Lit A; geannexeert niet onduidelijk hadde te kennen gegeeven de vaste Suppositie, waar in hun Hoog Edelens verseerden, dat altoos en in allen gevalle de goederen der voor desen Justitieelen Rade geactioneert wordende delinquanten door de Vertoonders geannoteert en ter reddering aanvaart wierden, en daarbij wel hoofdzakelijk in aanmerking moest komen, de passage in gem: Missive:onaangezien het in de billijkheid bestond dat de rechter, die de dispositie heeft over een Crimineel gevangen, tegelijk ook toekomt de dispositie over desselfs in beslag genemene middelen,alwaar hun Hoog Ed:s dit hun Sustenuëmet ronde Woordenscheenen te declareeren.’
‘Dat wijders volgens het Sentiment van den præsident deze usantie tot den huydigen datum, zonder eenige interruptie zynde geobserveert geworden, niet teegenstaande in den Jare 1778. de Confiscatie van goederen afgeschaft ware, zonder dat nogthans blijkt dat bij die afschaffing de gerechtshoven de reddering en administratie der goederen van hunne delinquanten ware ontnomen geworden en dus daaruit scheen te consteeren dat dit op den ouden voet gebleeven is, immers hier te Lande daaromtrend geene alteratie, hoegenaamd, heeft plaats gehad, ten bewijze waarvan hij Præsident allegueerde de gevallen van Jan Hendrik Pirman, van Jan Willem Ruhl, van Hermanus Bos, van Jan Jurgen Maijer, van Valentein van Dapoer , dewelke alle hebben geexteert na de afschaffing der Confiscatie, zonder dat nogthans blijkt, dat die boedels uit hoofde van insolventie zyn aanvaart geworden als zijnde op die van Pirman, Ruhl en Maijer nog penningen overgeschoten, Terwijl de Præsident voorts nog van gevoelen was, dat een oud gebruik door langduurigheid van tijd in een wet verandert zijnde, zo ligtelijk niet konde gealtereert ofte wel ten eenemaal afgeschaft worden, zo lange men daarin geen notable incongruiteiten ontdekte dewelke men immers in dit gebruik niet konde stellen te resideeren, gemerkt de reddering eenes boedels, door een Collegie als dat van den Raad van Justitie alhier in het voorhanden zijnde geval veel gepaster scheen, dan dat zodanig een boedel in handen van particuliere perzonen wierde geconfieert; waarbij hij Præsident nog voegde, dat eene Justitieele reddering, zo als deselve hier altoos plaats heeft gehad, veel minder kostbaar voor een boedel quam te zijn, dan dat deselve door particulieren wierd geadministreert en oversulx van oordeel was, dat de boedel van Smith volstrekt door de vertoonders behoorde aanvaart te worden.’
‘Dat hier teegens de meerderheid van Sentimenten was, dat, ongeagt gem: Smith door het voorsz: vonnis ten robben Eylande geconfineert, en daarenboven eerloos verklaard was, men hem egter de magt niet konde ontneemen, om zelve particuliere gemagtigdens aan te stellen, ter administratie van syn boedel, en dat niet teegenstaande zij vertoonders voor dit maal bleeven berusten en instemmen in de gedane annotatie van goederen van gem: Smith, zijl: egter zeer in twijfel trokken off die annotatie van goederen eens gemeenschappelijken boedels tusschen Smith en syne huisvrouw, waardoor volgens hun Sustenue die gemeenschap wierd bezwaard en aan die perzonen de vrije dispositie en administratie hunner goederen benomen, wel hadde behoren te geschieden, en zulx op dit fundament.’
‘1:e) Dat by de ordonnantie op het Stuk van Crimineele Justitie in de Neederlanden, van den Jare 1570 op het 30 Art; is vastgestelddat na behoorlyke informatie den delinquant gevankelijk gesteld of gedagvaart werdende te Compareeren in perzoon, na dat die materie gedisponeert zal weesen, en na de qualiteit van den geaccuseerden met eenen weege die goederen geannoteert opgeteekend en in onze handen NB: /: ingevalle Confiscatie ‘tzij na uitwijzen van de Placcaten, ofte anderzints bij gemijnen Rechte :/ werden gesteld &:a‘
‘2:e) dat insgelijx de daarop volgende ordonnantie aangaande den Stijl generaal van procedeeren in Crimineele zaken, van dat zelfde Jaar 1570. na dat in eenige voorgaande Articulen is voorgeschreeven geworden wanneer en in welke gevallen eene Crimineele apprehensie kan en behoord plaats te hebben, eindelijk op Art:5 in duidelyke woorden dicteert:dat zo wanneer het Crimen of de misdaad zulx weesen zal, dat na geschreeven rechten, costumen van de plaatsen ofte onder voorsz: ordonnantie confiscatie van goederen vald, ofte aankleefd ordonneeren wij dat met ‘er apprehensie van persoonen, ofte decreeten van apprehensie ende aantastinge van Lijve /: welk decreet ook zal moeten inhouden ordonn: van Saisissement ende annotatie van goederen :/ den officier en die van de wet terstond en met eenen weegen doen zullen de voorsz: annotatie en Saisissement van goederen.‘
‘3:e) dat vermits uit de aangehaalde art:s der ordonn: nu klaarlijk bleek, dat d’annotatie van goederen stricte en duidelijk alleen is bepaald, inzodanige gevallen, waarin de misdaad medebrengd confiscatie van goederen, zonder dat nog in de voorgaande, nog bij de volgende Art:len iets het geringste voorkomst, waaruit zoude kunnen consequeeren, dat in alle voorkomende gevallen, zonder eenige uitzonderinge ofte limitatie, bij de Corporeele apprehensie de annotatie van des delinquants goederen zoude moeten gepaard gaan;’
‘4.) dat ‘er ook geen andere Wet of ordonn: algemeen nog locaal, wierd gevonden, die den rechter voorschrijft, of bij eene Corporeele apprehensie, annotatie en Saisissement van goederen des delinquants absoluut moest plaats hebben.’
‘5.) dat deze wet ontbreekende, en de voorm: ordonn: dus alleen kunnende en ook moetende strekken tot een reegel en rigtsnoer in diergelijke Crimineele Proceduures en decreeten van apprehensie Corporeel, daar uit dus ten klaarsten bleek de intentie van den Wetgeever, dat geen annotatie van goederen van een delinquant kan plaats hebben, off het Crimen moet weesen van dien aart, dat tot Confiscatie dier goederen kan werden geprocedeert en dat dus bij notoir Consequentie geene Confiscatie van goederen exteerende, de annotatie daarvan dan ook niet kan volgen.’
‘6:e) dat dit dus vastgesteld en daarbij aangenomen zijnde, het Placcaat van haar Hoog Mog: van 10 aug:s 1778, in alle Landen en plaatzen van hare jurisdictie geintroduceert, en waarbij de Confiscatie van goederen in alle delicten, zo groot als klijn, geene uitgezondert is, geaboleert, gerasseert ende vernietigd geworden.’
‘Uit welke gronden de meerderheid dan Susteneerden voort te vloeijen, dat de annotatie van goederen van perzonen op dewelken is verleend apprehensie corporeel, zonder eenige uitzondering en onbepaald gelijk als in dit geval van Smith, eeniglyk was gegrond op eene ingevoerde en aangenomene usantie hier ter plaatze, die alleen door de gewoonte, zonder het gezag eener wet, scheen gewettigd te zijn, te meer daar de Exempelen daarvan aantoonden, dat in zommige gevallen, de annotatie van goederen was geschied, en in gelijke gevallen weederom niet, zo als in’t geval van Carel Buitendag en Daniel Verwij.’
‘Dat de meerderheid dus geintentioneert zijnde terwijle de minderheid zig aan de zijde van den præsident hadde gevoegd, de præsident nog verder declareerde, dat ingevallen een besluit naar het Sentiment van de meerderheid genomen wierde die Secretaris van Justitie in Sijne qualiteit als Sequester dezes gouvernements zig ten hoogsten gepræjudicieert zoude vinden daar het ten uittersten billijk was dat hij van de zelve prærogativen en emolumenten jouisseerde, die van ouds her aan syne bediening geaccrocheert en door sijne voorzaten ook onverhindert genoten waren geweest, en sustineerde als nog dat het alhier altoos gebruikelijk was geweest, dat boedels van die geenen, die Crimineel in apprehensie waren gezet, en als zodanig gevonnist ‘tzij bij Corporeele Straff of bannissement door den Sequester deses Raads ten overstaan van gecommitteerdens waren verkogt en gered geworden en waartoe hij zig beriep op de reeds te voren door hem geallegeerde Exempelen, tot reedenen van dit syn gesustineerde geevende.’
‘1.) dat een zodanig gecondemneerde Civiliter dood zijnde, gevolglijk geenzints syn eigen boedel kan redderen nog procuratie passeeren op die geenen, door wien hij syn boedel zoude willen laten redderen als oordeelende, dat een procuratie door een infaam perzoon gegeeven, ipso jure nul en van geener waarde was, en dat de huisvrouw van zo iemand, als zynde nog van haren Man niet gesepareert, ook geen personam standi in judico heeft, en dus zonder behoorlijk geadsisteert te zijn, geen procuratie kan passeeren.’
‘2.) dat door de justitieele reddering die na eene behoorlijke Inventarisatie geschied, alle te pleegene mesusen worden voorgekomen, en dus de gecondemneerde niet voorwenden kan dat syn boedel door een willekeurige behandeling verkort geworden is:’
‘3:e) dat de verkoping van zo een boedel ook behoort te geschieden door den Rechter vermits daaruit de fraudeleus gemaakte voordeelen, zo wel as de kosten van alle proceduuren, die om den misdrijf van den gecondemneerden, ‘tzij is Cas Civiel, ‘tzij in Crimineele, veroorzaakt zijn, met alle de Intressen daaruit voldaan moeten werden.’
‘4:e) dat het tot disrespect van den Rechter zoude strekken zo wanneer de boedel van een Crimineel gecondemneerde door een particulier na syn willekeur zoude mogen werden verkogt, daar zo in teegendeel de boedel door den Sequester ten overstaan van gecommitteerdens, die daarenboven nog van hunne verrigting aan den vollen Raad van Justitie verslag moeten doen, verkogt word, de huisvrouw van zodanige gecondemneerde daarover met bestaanbare reedenen geene klagten inbrengen kan, als verzeekert kunnende zijn, dat haar geen nadeel geschied.’
‘5. Dat, behalven dat het zeer oneigen zoude zijn, dat een particulier voor den Sequester zoude worden gefavoriseert, zodanig een particuliere gemagtigde direct in’t Ampt van den Sequester zoude treeden.’
‘En eindelijk 6:e) dat voor den Jare 1778 wanneer de Confiscatie is afgeschaft geworden, zelfs in zodanige gevallen, alwaar niet tot Confiscatie werd geprocedeert, de boedels der delinquanten nogthans door den raad van Justitie zijn aanvaard en zo wanneer die niet insolvent bevonden wierden, het restant der penn:n aan den delinquant ofte Sijne Erven /: zo als hier van een meenigte Exempelen zijn :/ gerestitueert geworden, dit dan inzelven voegen na het afschaffen der Confiscatie zynde gecontinueerd, was den president van sustenue, dat de afschaffing der confisquatie aan het Justitieel Inventariseeren en redderen der boedels van delinquanten geenzints obsteerde.’
‘Dat alle deze Consideratiën door den præsident nog zynde ingebracht, de meerderheid zig echter aan hunne gemaakte remarques bleef refereeren; Weshalven den Præsident de vertoonders nog voorsloeg, hoe in den Jare 1762 insgelijx tusschen den Rade van Justitie en de Weeskamer over den boedel van zeekeren Michiel Zwaan verschil zijnde gereesen, hetzelve ter decisie van den Wel Edelen Gestr: Heere Gouverneur en E Agtb: Politicquen Raade was gedefereert als wanneer dien boedel ook ter reddering aan den Raad van Justitie is overgelaten geworden, zonder dat deselve nogthans is bevonden insolvent te zijn, en onder anderen daarop in dato 12 October 1762 is geresolveert ” dat tot voorkominge van alle disputen, die bij het exteeren van zoortgelijke gevallen weederom zouden kunnen komen voor te vallen, verstaan is, dat wanneer voortaan iemand komt aflijvig te werden, die door het pleegen van eenig Crimineel delict desselfs perzoon den gerechte heeft subject gemaakt, desselfs nalatenschap als dan ook bij den Raad van Justitie zal werden geadministreert.” Uit welke Resolutie den Præsident niet alleen meende te kunnen aantonen, dat verschillen van deesen aart door de Regeeringe behoren te worden beslist, maar ook te betogen, dat dus gestatueert zijnde dat de boedel van iemand die zig maarden gerechte hadde Subject gemaakt,zonder dat daar word gewaagd van voorafgaande incarceratie, veel minder Condemnatie, door den Raad van Justitie moet worden aanvaard; met des te meerder grond den thans in questie zijnden boedel van Smith van Dilburg door de vertoonders behoorde te werden geadministreert, daar zig onder anderen in dezelve nog werkelijk een Somma van Een duijzend Guldens bevind, waarvan hij zig op een frauduleuse wijze van den overleedenen Manh: Capitain Jan de Waal heeft meester gemaakt, en waar uit deze laatste actie ten Sijnen laste gesproten is; dan, om egter in allen deele de gewone wijze van doen te volgen, de vertoonders in bedenking gaf, of het niet best ware, deze zaak nu weederom ten fine van decisie aan Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: voor te dragen, waarin door de vertoonders unaniem gecondescendeert wierd.’
‘Reedenen waarom de vertoonders zig zeer ootmoedig zijn wendende tot Uwel Ed: Gestr: en E Agtb: met niet minder Eerbiedig verzoek, dat het van derselver goede geliefte zijn moge, de Vertoonders te willen voorschrijven hoe zij zig in het teegenwoordig geval van Smith van Dilburg zullen hebben te gedragen gelijk mede hoedanig in vervolg van tijd te handelen, omtrend andere boedels van zodanige delinquanten, die een Lijfstraffe of bannissement ondergaan hebbende, eene huisvrouw met of zonder kinderen hier agter laten, ten einde de hierop bij Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: te neemene Resolutie voortaan altoos zal kunnen dienen tot een zeekere Vaste Reegul en Rigtsnoer in de Executie van de Justitie.’
’/: onderstond :/’
‘’T welk doende &:a /: was get:/ J: I: Rhenius, S: V: Echten, J: Smuts, J: M: Horak, C: P: Maasdorp, G: H: Meijer, C: Mappa, J: C: Gie, H: J: de Wet.’
Na welkers lecture door den Heere Gouverneur wierd te kennen gegeeven dat de huisvrouwe van den ten Robben Eijlande geconfineerde Johannes Smith van Dilburg heeden morgen aan syn Edele mede had gepresenteert een verzoekschrift, zijnde na dies resumptie bevonden te weesen van den volgende inhoude.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a
‘Wel Edele Gestr: Heer!’
‘Het is met de uitterste Eerbied dat d’onderget: huisvrouw van Jan Smith zig bij desenis addresseerende, omme reedenen haren evengem: Man thans zig vind gecondemneert bij vonnisse van den E Agtb: Raad van Justitie, wegens begane Crimen in een Confinement voor Vijff Jaren, op het zogenaamde Robben Eiland en na Expiratie van dien gebannen zijn leeven lang geduurende uit deze Colonie, Idem in eene pecuniæle amende, en kosten en misen der Justitie, waar door denzelven is gesteld buiten persoon en dus buiten Staat, omme syne goederen te kunnen administreeren.’
‘Dat de onderget:, hoe Smertelijk depas door haren Man begaan, haar is grievende zij egter geresolveert is, hem niet te verlaten, en den band des huwelijx als onverbroken te houden, zo als hij mede van Syne zijde zig heeft gedeclareert, zynde uit een Christelijk mede lijden door de onderget: al het geene hij haar mogte hebben aangedaan vergeeven en in vergetelheid gesteld.’
‘En alzo gedurende de Procedures weegens het officie Fiscaal teegens haren meergem: Man geëntameert, weegens den E Agtb: Raad van Justitie is gedaan eene provisioneele verzeegeling van een gedeelte des Boedels, aan de onderget: en meergem: haren Man, in gemeenschap behorende, waaronder desselfs boeken en Papieren, dat de ondergeteek: buiten Staat Steld, een aanvang te maken om den boedel te brengen tot Liquiditeit, ten zij de bovengem: verzeegeling is opgeheven, ende onderget: gequalificeert omme in allen opzichte in plaats van haren meergemelde Man te komen ageeren tot welzijn en voordeel van den gemeenen Boedel zoo in Rechten als daar buiten; Waaromme de ondergeteekende de Vreijheid neemd te Solliciteeren Uwel Edele Gestr veel vermogende intercessie /: alzo haar meergemelde Man weegens het begane Crimen zyn vonnis heeft ontfangen, En waar aan de ondergeteekende, zo ver het pecuniæle aangaat, bereid is in allen opzichte te voldoen; En van weederzijden den band des huwelijx onverbroken werd gehouden,:/ ten einde de provisioneele verzeegeling worde opgeheeven, En zij als de naaste en nauwste betrekking hebbende op den gemeenen Boedel, worde gequalificeert; in plaats van haren Man te komen ageeren tot gemeene welzijn en voordeel van den Boedel, in gemeenschap bij haar en meergem: haren Man behorende;’
‘Verzoekende de onderget: de vreiheid om zig te mogen onderschrijven.’
’/: onderstond :/ Wel Edele Gestr: Heer! Uwel Edele Gestr: onderdanigste dienaressen /: was geteekend:/ Henrica Kaap /: in margine :/ Cabo de Goede Hoop den 28 Novemb: 1787.’
Waarop goedgevonden is het besluit over dese zaak uitgesteld te laten, en het voorsz: vertoog en verzoekschrift ter nader lecture en overweeging bij de Heeren Leeden te doen rondgaan; zijnde den Raad van Justitie egter gequalificeert, om zo wel ten genoegen van gem: Johannes Smith, als van sijne huisvrouwe te stellen Twee Perzonen, die over hunne gemeenschappelijken Boedel intusschen toezigt kunnen houden.
Door den Capitain ter zee en pro interim Equipagiemeester Jan Arnout Voltelen en mede Capitains ter zee Christiaan van Veerden en Francois du Minij, mitsg: den Gezaghebber Daniël Haas, omtrend het retourschip de paarl , in opvolging en ter beantwoording van het bij besluit van den 20 deeser op hun gedecerneerde, en met adsistentie van den Baas der Scheepstimmerlieden alhier uitgevoerde Commissie, gerapporteerd zijnde.
dat bij Examinatie der Journalen van de Scheeps overheeden dier bodem, bevonden is, dat het orcaan welke deselve Bodem op de Zuider breedte tusschen de 17 en 18 graden en lengte van 92 graden heeft ontmoet, de bij die geleegendheid ontstane gebreeken aan het Schip en het verlies van Tuig, gem: overheeden onvermijdelijk hebben genoodzaakt gehad, de naaste haven te kiesen, ter dier tijd Port Louis op het Eiland Mauritius geweest zijnde
Dat, niet teegenstaande de aldaar gedane en bij dat Rapport opgegeeven werdende Vertimmeringen en Reparatiën, na deselve Haven weeder te hebben verlaten, zo wel de zig op nieuw ontdekt hebbende zware leccagie aan het Schip als de aanhoudende Stormen en teegenwinden op het Riff van Anguilhas , in het slegte Jaar Saisoen het bijgekomen Scorbut onder d’Equipagie, minheid van provisie en daar uit te dugtene moedeloosheid van het Volk, te zamenlopende reedenen en omstandigheeden zijn geweest, door welke ged: overheeden zig andermaal gedrongen hebben gevonden gehad, de Baaij van Rio de la Goa binnen te lopen.
Dat bij inspectie der Lading, voor zo verre zulx van boven heeft kunnen geschieden verscheide Balen Canneel &:a, zwaar beschadigd zijnde bevonden, het hun gecommitteerdens niet mogelijk was, zonder ontlossing der Lading van derselver waren toestand, schade of bederff, eenig berigt te geeven.
Dat ten opzichte der gebreeken welke zeedert de Vertimmering te Port Louis zig aan het Schip hebben ontdekt, aan de eene zyde de informatie van de Scheeps overheeden, dat het Schip Slingerende 4 a 5 duimen uit sijn verband werkte, het agterschip met stampen afweek, en ook de Enden der berghouten op zommige plaatzen met werken 5 d:m afweeken, mitsg: dat het Schip als dan een duim aan weerzijden van syn Steevens week, dat de breegang uit sijn Sponnings en meest alle de haken los waren, dat men ook te Rio de la Goa leggende, ontdekt had, onder de Spijker huit in het breeken van de boeg, twee planken geheel los te zijn, Dat slingerende de bouten langs de geheele Stuur en bakboord zijde een halve duim in en uit werkten, dat zij op zee met slegt weer met drie ordinaire Scheepspompen en de roijale pomp, het Schip nauwlijx hadden kunnen lens houden, en dat met goed weer altoos Twee pompen gebruikt hebben moeten worden, ja ook thans hier ter Rheede leggende in het etmaal Vijfthien a Sesthien malen 18 a 19 duimen water uit het Schip wierd gepompt.
en aan de andere zijde, of schoon zij gecommitteerdens niet in Staat waren zonder volkomene ontlossing van het Schip, ten opzichte van alle de nog waarschynlyk daaraan te vindene gebreeken berigt te doen, nog ook de wijze op welke deselve het best zouden kunnen werden gerepareert, mitsg:s mede niet of dien bodem daar door in staat zoude kunnen werden gebragt, om weederom met volkomene gerustheid zee te bouwen, uit den zamenhang der bovengem: bekomene informatiën met de grootste waarschijnlijkheid bij hun echter moest werden besloten, dat zo ‘er tot dese reparatiën al in de Saldanha baaij mogelijkheid zij en dien bodem dus tot den overvoer van een lading konde werden bekwaam gemaakt deselve reparatiën egter de teegenswoordig bedragen kunnende waarde van het Schip zouden Surpasseeren, behalven dat tot eene zodanige vertimmering de vereisjchte houtwerken niet aan handen waren, en dan nog eerst uit het patria zouden moeten werden geeischt, dat meede of schoon dusdanige houtwerken zig ook alhier bevonden, nogthans met het min getal van scheepstimmerlieden, al hoewel al het ander werk stil stond, en ongeacht het geene aan de te verwagten Staande retourscheepen in Cas van gebreeken zoude moeten werden verzuimt, daartoe eene zo langdurige tijd nodig zal zijn, dat d’E Comp:ie intusschen van de voordeelen der Lading zoude kunnen jouisseeren, behalven de bij hun gecommitteerdens opgegeeven werdende dugtiging dat, wanneer het boven Schip daarna gereed zoude mogen weesen, het onderschip door de alhier grasseerend Worm intusschen half doorknaagt konde zijn.
Over welken toestand van voorm: bodem de Paarl geraadpleegd en nader in bedenking genomen zijnde, of nie in dit geval best en vijligst zoude zijn om gelijk men uit hoofde van het gebrek aan bekwame bergplaats hier aan Land, zulx ter jongst voorgaande Vergadering als het bekwaamste middel daartoe reeds op het oog heeft gehad, de lading van het voorm: Schip de Paarl te doen overbrengen in het aanweesend ingehuurd part:e Schip de Vreede ten einde niet alleen Spoediger de ontlossing van dien bodem te kunnen effectueeren, maar ook na dat den toestand van het ged: Schip de Paarl als dan zoude mede brengen, ‘tzij dezelve Lading weeder in dien bodem te doen inscheepen, dan wel zulx niet kunnende geschieden in het ged: Schip de Vreede te laten verblijven en laatstgem: bodem daarmede na het Patria te laten retourneeren, en dus bij aldien de noodzakelijkheid het laatste zoude komen te vorderen in zulken gevalle niet alleen veele kosten, welke men zo tot het aan land brengen en weeder in Scheepen der Lading, als tot het inhuuren der Pakhuijzen van particulieren aan te wenden had, voor de Comp: te besparen, maar ook in hetzelve laatste geval tevens voor te komen, dat de Pakken en Balen, welke bij het lossen te Port Louis reeds veel moeten geleeden hebben, door het meenigvuldig verwerken en transporteeren hier aan Land, niet meer beschadigt en tot de verdere inscheeping onbequaam gemaakt werden, nog ook aan de Lijwaten en verdere ingeladene goederen geen schade, bederff ofte verlies ontstaan mogte; wierd door den Heere Gouverneur te kennen gegeeven dat den Schipper van het voorm: ingehuurd part: Schip de Vreede , Thijs Keetel, van dit plan der Regeeringe omtrend Sijn bodem geinformeert geworden zijnde, te verstaan geeven had, nimmer te zullen kunnen nog mogen gedogen, dat gem: Syn onderhebbenden bodem indiervoegen als tot een Pakhuijs voor de gem: lading wierd gebruikt, dewijl niet alleen dit, maar ook anderzints nog teegens de Cherte parthije van dat Schip en tot nadeel van dies Rheeders zijne principalen, verstrekken zoude dat hij dus doende in’t onzeekere wierd gehouden, off dat schip de verdere reize na Batavia zoude moeten voortzetten, dan wel of het Gouvernement, aan welkers ordres hij genoodzaakt was zig te onderwerpen, goedvinden zoude, van hetzelve tot de verdere overbrenging der gem: Lading na het Patria gebruik te maken.
Het geen alzo teegenwoordig noodzakelijk gemaakt hebbende ten desen finaal te besluiten, is daarop aan d’eene zijde in Consideratie genomen dat het meergem: Schip de Paarl , na de opgave bij het voorsz: rapport der Commissie, wegens de informatiën die de overheeden van hetzelve gegeeven hebben, gedaan, zig in zodanige toestand bevind, dat alwaar het ook dat bij de ontlossing der goederen, de mogelijkheid ontdekt wierd, om dien bodem te vertimmeren, den tijd egter die daar meede zoude moeten verlopen, te veel strijdigheid met het belang der Maatschappij meede brengd, dan dat het raadzaam zoude zijn, die lading hier zo lange aan te houden, nadien men geen zeekerheid heeft of nog wel in lange een andere bekwame geleegendheid tot dies verzending voorkomen zal, en dat daar bij ook ten nadeele der Lading verstrekken moet, wanneer men deselve boven het geene daaraan te Port Louis is geschied, andermaal eerst aan Land bragt en naderhand ter inscheeping weederom moest verwerken; mitsg: aan de andere zijde dat hoewel de Cherte parthije van het ged: Schip de Vreede niet expresselijk meede brengd, dat dien bodem in retour van hier zal kunnen werden beladen, waarom ten opzigte der Vragtpenningen in zulken gevalle ook geene stipulatie is gemaakt, en den Schipper Thijs Keetel gedeclareert heeft, dat hij zig door sijne principalen de Rheeders van dat Schip mede niet gequalificeert vind, om de Cherte parthije te breeken en omtrend de Vragt penningen voor de terug reize van hier eene nadere Conventie aan te gaan maar bij hun alleen geacht werd sijne verpligting meede te brengen, om aan de ordres van dit Gouvernement te obedieeren in zo verre van sijn bodem tot een retourlading ten dienste der Comp:ie als bevragters daarvan zoude moeten werden gebruik gemaakt, en de bepaling der Vragtpenningen als dan aan een nader accoort tusschen de Compagnie en gem: Sijne principalen wierd overgelaten.
Mits welk een en ander dan verder geoordeeld zijnde, dat hoedanig ook eene nadere Conventie tusschen de Comp:ie en de Rheeders omtrend de Vragt penningen zoude mogen succedeeren, in allen gevalle desweegens egter geene verdere pretensie kan werden gemaakt, als voor de gantsche uit en thuis reize na en van Batavia /: hoewel te vertrouwen is, dat de Rheeders van het voorm: Schip de Vreede zig hier inne wel tot genoegen van de Wel Edele Hoog Agtb: Heeren Bewindhebberen zullen laten vinden :/ en dat het ook als dan nog meer met ‘S Comp:s Intrest strooken zoude die Lading een Jaar vroeger thuis te zien, dan van deselve zo veel langer ontstoken te blijven, en daaraan ondertusschen veelerlij schade en bederf te moeten vreesen off verwagten
Zo is onvermijdelijk nodig geoordeeld en dierhalven eenparig besloten het meergem: ingehuurd particulier Schip de Vreede als hiertoe van genoegzame grote zijnde, te destineeren tot het inneemen der gantsche Lading van het bovengem: Schip de PaarL en hetzelve daarmeede voor de kamer Amsterdam werwaards die Lading volgens Factuur bestemd is, te laten retourneeren, waarbij goed gevonden is, de van het fransch Schip l’ Auguste alhier gekogte Bourbonse Coffij bonen met eenen in dien bodem te doen laden; Zullende tot narigt van ged:e Sch:r Thijs Keetel van dit genoemen besluit de nodige schriftelijke ordre aan denzelven werden g’expedieert; terwijl tevens verstaan is den Capitain ter zee en pro interim Equipagiemeester Johan Arnout Voltelen en den koopman titulair en zoldij boekhouder Clement Matthiessen junior, expresselijk te committeeren, om met adsistentie van den Boekhouder en ordinaire gecommitteerde Fredrik Godhold Holtzapfel, en de mede boekhouders Petrus Johannes Truter en Arend de Waal, mitsg: in præsentie der overheeden van het bovenged: Schip de Paarl , te doen ontlossen de Lading van hetzelve Schip de Paarl , mitsg:s de te ontscheepene Pakken Lijwaten, Balen Canneel en verdere goederen op het nauwkeurigste na te zien, van hetzelve al het geene zig wel geconditioneert off onbeschadigd bevind, of ook geene nattigheid bijgekomen is, en dus in staat zal weesen om indiervoegen na Europa te werden getransporteert, weeder te doen inladen in het dikwerf gem: Schip de Vreede , zodanig dat dien bodem alzo met deeze inlading, zonder dat het nodig zij, deselve weeder daaruit te neemen, ofte andermaal te verwerken, na het patria zal kunnen vertrekken, voorts de Pakken, Balen en verdere goederen, welke slegt geconditioneert dan wel dermaten beschadigt of te nat geworden mogten zijn, dat indien staat tot de verdere retour rijze niet weeder zoude kunnen werden ingeladen, na Land te doen brengen en alhier zodanig te besorgen, dat deselve meede weeder zullen kunnen werden ingescheept, dan wel dat men ten opzichte derselve nader al zulke maatreegulen zal kunnen neemen; als ten meeste voordeele der E Comp:ie zullen mogen verstrekken.
Gelijk ook nog verstaan is, van de overheeden der gem: Bodem de Paarl te vorderen een uitvoerig schriftelijk berigt en Relaas, van al het geene zo wel met betrekking tot het schip als tot de Lading op derselver herwaards reize van Ceilon is gebeurt en door hun verrigt geworden, met bijvoeging van de reekeningen der ten Eylande Mauritius en Rio de la Goa aangewende ongelden en gedane verkopingen ofte gemaakt emplooi van het bedorvene gedeelte der Lading, ten einde na dat het gem: Relaas door hun voor gecommitteendens uit den Raad van Justitie zal zyn beëedigd, copia van hetzelve aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores te werden overgezonden dan wel ten dien belange zodanig nader te besluiten als d’omstandigheeden zullende komen te vereischen.
Door de Heer M:r Jacobus Johannes le Suëur, als Præsident der weeskamer, te kennen gegeeven zijnde, hoe nu een en andermaal bij de gem: kamer voorgekomen was, dat bij het Transporteeren van vaste goederen zodanige vaste goederen nog onder het verband sijn gebleeven welke door de vorige bezitters daarop waren gelegd zonder dat men zeeker weeten konde, of de opvolger in het bezit derselve hiervan kennisse heeft gedragen, dan wel gelijk naast vermoedelijk was, berustend is geweest in het vertrouwen, dat door den verkopen en overdragen van dat goed, was gezorgd geworden om hetzelve van het daarop gevestigd Hijpotheecq te ontlasten, met verzoek, dat tot voorkoming van de moeijelijke Procedures welke hieruit tot groot nadeel van weeduwen en weezen zouden kunnen ontstaan, ten deesen de nodige voorzieninge mogt werden genomen; waarop gedelibereert zijnde, is goedgevonden en verstaan voor het toekomende vast te stellen, dat gecommitteerde Leeden uit den Raad van Justitie voor welke de Transporten van vaste goederen geschieden moeten aan de geene ten wiens behoeve het Transport geschied, zullen hebben te informeeren welke belasting op het overgedragen werdend’ goed van weegens den geenen die het Transport komt te passeeren, zig als dan nog gevestigd vind, en dat uit het tot politicque Secretarije gehouden werdend Register der Schulden en verbonde hijpotheequen, door den gezw: Clercq, die het Transport komt te passeeren hiervan openinge en kennisse aan dezelve gecommitteerdens zal moeten werden gegeeven, op dat den ontfanger van het transport alzo behoorlijk deese kennisse erlangd hebbende, zodanige maatreegulen daar omtrend zal kunnen neemen als hij geraden vinden zal.
Zijnde vervolgens op het door ged: Heer M:r Jacobus Johannes le Suëur bij monde gedaan rapport dat, na het op sijn E: ingediend vertoog bij deesen Rade, in dato 10 October laatstl: genomen besluit aan den voet van den Tafelberg nog veertien Spaansche Realen vergraven gevonden waren, dewelke vermoedelijk mede behoorden tot de geene, die d’E Comp: uit het geldhok ten deesen Casteele waren ontstolen geworden, goedgevonden ook deese 14 Spaansche Realen na luid van de ged: in dato 10 October genomene Resolutie p: ordonnnatie van den Heere Gouverneur bij ‘S Comp:s Cassa te doen inneemen.
Wijders de Brandmeesters Adam Gabriël Muller, Jan Adam Michielse en Daniël Fredrik Lehman, op derselver hiertoe bij Requesten gedane verzoeken, zo uit hoofde van ouderdom, als Lighaams Corruptiën van gem: hunne Functie ontslagen geworden zijnde, is weederom als Brandmeester aangesteld den burger Andries Brink.
Na het welke mede gedelibereert zijnde op het door den oud burgerraad en Ritmeester Jan Hendrik Munnik ingeleevert Request, luidende.
Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop met den ressorte van dien &:a &:a &:a, benevens den E: Agtb: Rade van politie
‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’
‘Geeft met behoorlijke respect en Eerbied te kennen Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: onderdanigen Dienaar den oud burgerraad en Ritmeester der burger Cavallerij Jan Hendrik Munnik.’
‘Dat in den laatsten oorlog met de kroon van Engeland noodzakelijk geoordeeld zijnde een retranchement met eenige Bastions van het Fort de knokke na den windberg te trekken en aan te leggen, ten einde daarmeede de Caab van die zijde te versterken, den Supp:lt zonder de minste teegenkanting zig heeft laten welgevallen niet alleen dat men het werk in diervoegen, als het zelve nog in weezen is, voor een groot gedeelte op en door het Land van sijn aan den voet der gem: berg leggende plaats tot aan de huizingen getrokken heeft, maar ook dat met hetzelve nog een ander gedeelte van sijn eigendoms Land als van de ged: plaats is afgesneeden geworden, zo dat hetzelve afgesneeden Land nu buiten het retranchement leggende, voor hem Supp:lt genoegzaam tot geen gebruik meer verstrekken kan.’
‘Dat den gerepatrieerden Wel Edelen Gestr: Heer M:r Joachim van Plettenberg, als toenmaligen hoofd gebieder dezer plaatze, ter Consideratie van het importante nadeel dat den Supp:lt daardoor kwam te lijden en anders bij die geleegendheid tevens betoonde diensten, aan hem Supp:lt hebbende gelieven toe te zeggen, dat hem zulx zoude werden vergoed, zo wanneer hiertoe eene bequame geleegendheid voorkomen zoude en den Supp:lt zeedert in gedagten gekomen zijnde, dat voor hem van eenig nut zoude kunnen zijn zeekere veepost, voorheen Hans Melchers kraal en tans Graaffen Gift genaamd, gelegen tusschen ‘S Comp:s post de Ganse Craal en de plaats van den Landbouwer Jan Jurgen Kotze, welke veepost daarop ook met voorkennisse van welopgem: gerepatrieerden Heere Gouverneur van Plettenberg door hem Supp:lt provisioneel in gebruik genomen geworden is; Zo neemd hij Supp:lt nu de vreiheid, bij deesen zeer Eerbiedig te verzoeken, dat hij ter vergoedinge van het bovengem: bij hem geleedene nadeel, door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: goedgunstig mag werden gebeneficeert met den eijgendom der voorsz: plaats Graaffen Gift ter grote van Sestig Morgen blijkens de desen bijgevoegde door den Landmeeter, met voorkennisse van welopgem: Wel Edele Gestr: Heer teegenswoordigen hoofdgebieder deser plaatze, na voorgaande meetinge, geformeerde kaart ofte figuur; aannemende den Supp:lt om zodanige hottentotten welke met hun vee zeedert een geruimen tijd aan de ged: Craal hebben geleegen, en zig nog aldaar komen te onthouden onverhindert te laten voortvaren in deselve vrijheid, welke zij voor hun vee tot nu toe op de voorsz: plaats hebben genoten.’
’/: onderstond :/ ‘T welk doende &:a /: was get:/ J: H: Munnik.’
Zo is ter consideratie en tot vergoediing van het aan den Supp:lt bij het aanleggen van het door syn Eigendoms land lopend en nog in weesen zynde retranchement, toegebragt nadeel, en de verdere bij dat request na waarheid geallegueerde reedenen, goedgevonden, aan denzelven in eigendom te vergunnen zodanige plaats, thans genaamt Graafen Gift , als hij met bewilliging van den gerepatrieerden Heere Gouverneur van Plettenberg reeds eenigen tijd in gebruik heeft gehad; onder Conditie nogthans van de aldaar leggende Hottentotten overeenkomstig syne gedane præsentatie te moeten blyven behandelen.
Voorts nog in overweeging genomen zijnde het door den burger cornet Johannes Albertus Laubscher, beneevens de burgers Adrianus Marthinus Horak en Dirk Johannes van Dijk, gepræsenteert verzoekschrift, houdende klagten over de eigendunkelijke handelwijze, welke zommige burgers en Wijngaardeniers van de Wagenmakers Valleij zig zouden hebben aangematigd, zo wel in het aanleggen van een weg tusschen door der Supp:ltn Plaatzen, tot het oprijden van hunne Producten na de Caab als in de uitspanning en wijding van hun vee, ter benadeeling en overlast van deselve Supp:lten mitsg:s daaruit voorkomende bezwaren, teegens het door ged:e Wijngaardeniers aan dezen Rade ten dien opzigte meede gepresenteerd Request en eindelijk verzoek dat de gem: Wijngaarderniers mogen werden geordonneert zig te houden aan de vorige bij het Request van de teegenwoordige Supp:lten benoemde uitspan plaatzen; zo is daarop goedgevonden, aangezien het oor meergem: burgers en Wijngaardeniers aan deesen Rade overgeleeverd verzoekschrift, ingevolge besluit van den 9 Frebruarij dezes Jaars is gesteld geworden in handen van Commissarissen uit den Raad van Justitie en Landdrost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein , ten einde ieder voor zo verre haar district betreft, daarop te dienen van berigt en consideratiën; en dat de bij het thans ingediend Request voorkomende plaatzen van de Supp:lten alle onder het Stellenbosch of Drakensteinsche District geleegen zijn; als mede dat hun verzoek directelijk concerneert en relatie heeft, tot dat van de vorige requestranten mitsdien ook Copia van hetzelve en dies bijlagen te stellen in handen van gem: Landdrost en Heemraden, omme op den inhoude daarvan meede reguard te neemen en onderzoek te doen, mitsg: hunne Consideratiën en berigt dienaangaande indien mogelijk nog te doen gecombineert gaan met het geene bij ged:e besluit van den 9 febr: A: C:t belangende het daarbij vermeld Request van hun is gevordert geworden.
Commissarissen uit den Raad van Justitie bij geschrifte versoek gedaan hebbende dat ter zake van de daartoe bijgebrachte reedenen uit hoofde van de ten dien einde, zo door de met het varen na en van boord der alhier ter rheede aankomende Scheepen, als met visschen zig erneerdende Ingezeetenen aan hen Commissarissen gedane representatiën mogt werden gepermitteert, dat de Jollen, gelijk bevorens, vreiheid hebben mogten, om in de roggebaaij en nevens het Zeehoofd aan te komen, als meede dat men ook gelijk voorheen, zo wel in de Rogge- als in de andere klijne baaijen, bij en omtrend de Batterijen bij dag en bij avond na goeddunken zoude mogen visschen.
En omtrend het eerste Lidt van dat versoek geconsidereert zijnde, dat het aankomen en afvaren met de Jollen, zo wel als met ander klijn Vaartuig in en uit de Roggebaaij , ofte anders als aan en van het Zeehoofd, voornamentlijk alleen is belet en verboden geworden, uit hoofde van de desertie tot welke hier door veel geleegendhied genomen wierd, dog dat wanneer zulx komt te geschieden in het gezigt en onder het bereik der Wagt van het Zeehoofd ofte van de aldaar toezigt houdende geregts dienaren, men als dan veelal, zo wel als op het Zeehoofd zelve, de desertie met al zulk vaartuig verhinderen kan; waaromme ook verstaan is, te permitteeren, dat de Jollen der Ingezeetenen, behalven van en aan het zeehoofd ook zullen mogen af en aankomen tusschen hetzelve Zeehoofd en de uitwatering der voorbij ‘S Comp:s Slagthuis afkomende gracht mits zig volkomen aan dese bepaling houdende.
Dan ten belange van het Tweede Lidt van het voorsz: verzoek door den Heere Gouverneur en de Heer Collonel en Cheff der Militie Gordon eenige reflexiën gesuppediteert zijnde uit hoofde van welke het geenzints practicabel zoude zijn het visschen digt onder de Batterijen aan de west zijde van deze Tafelbaaij te gedogen, zo is geoordeelt, dat in het hiertoe strekkende gedeelte van het meergem: verzoek niet kan werden getreeden, maar best te zijn zulx te doen blijven op den thans gestelden voet.
Laatstelijk heeft men op het door den alhier zig bevindende Capitain de Maurra, behorende onder het Regiment van Luxemburg , mede gedaan schriftelijk verzoek ter Consideratie van de langdurige reize, welke de op het retourschip de Paarl van Ceilon te rug gaande en nog in weesen zijnde Cadet en Seven onbequame Soldaten van het ged: Luxemburgsche Regiment, met dien bodem hebben doorgebragt, de daar mede uitgestane gevaren het over boord werpen en verlies van alle hunne goederen, zo dat zij zig zelfs van het allernoodzakelijkste dekzel ontbloot vinden, en de diensten, die zij door den toestand van’t Schip hebben moeten verrigten, niet kunnen ontgaan, aan deselve ieder drie Maanden gagie te accordeeren omme alhier uit ‘S comp: Cassa aan hun te werden verstrekt.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten dage en Jare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 223-225.¶
Vrydag den {17871130} 30 November 1787.
‘S voormiddags alle præsent.
In overweeging genomen zijnde dat door den Stand der kruit Maguasijnen, tusschen het Casteel en de Zout Rivier uit het aansteeken van Vuuren bij de Wagens, welke aldaar ‘S nagts werden uitgespannen, de verschrikkelijkste onheilen kunnen ontstaan, zo is, tot voorkominge van dien goedgevonden te interdiceeren en verbieden, dat nog de Eijgenaars der wagens, nog de geene die opzicht over dezelve hebben, nog ook hunne Slaven, off andere, zig zullen mogen onderstaan, binnen de distantie tusschen het Casteel en de kalk Branderij van den burger Jacobus Johannes Vos, het zij met hunne Wagens uitpannende, ofte bij andere geleegendheeden, eenige Vuuren aan te Steeken, op pœne van bij verzuim ofte ongehoorzaamheid hier inne, na exigentie van zaken en omstandigheeden van perzonen, het zij met eene geldboete gecorrigeert, dan wel arbitralijk aan den Lijve gestraft te werden.
En is meede goedgevonden in steede van de ter laatste sessie ontslagene brandmeesters Jan Adam Michielse en Daniël Fredrik Lehman, weederom als zodanig aan te stellen, den Baas van ‘S Compagnies Scheeps Timmerlieden Mijndert van Eijk en den burger Johan Godfried Mokke.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten dage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 226-227.¶
Saturdag den {17871201} 1 Decemb: 1787.
alle præsent
Den met het Hollands particulier Schip ‘T drietal Handelaars naar Batavia overvarenden Eerw: Predikant Jan Addens, bij Request verzoek gedaan hebbende om mits den ziekelijken Staat, waarin syne bij zig hebbende huisvrouw zig bevind, met haar en hunlieden kind, waarvan evengem: des Supp:lts huisvrouw nu onlangs eerst op de herwaards reize verlost is, eenigen tijd met Stilstand zijner gagie alhier te mogen overblijven, ten einde eene nadere Scheepsgeleegendheid naar Batavia af te wagten, is zulks om de voorsz: reedenen aan hem geaccordeert.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop te dage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 228-265.¶
Dingsdag den {17871211} 11 Decemb: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Met het Schip Leijden ontfangen zijnde, de zeer geëerbiedigde aanschrijvens der Hoog Edele Heeren Zeeventhienen, in dato 20 Junij dezes Jaars, waaruit is komen te blijken, dat hoogst deselve hebben gelieven af te keuren de aanstellingen van den Capitain von Bonstetten tot groot Major, den Cap: de Lille tot Major, en den Cap:n Lieut: of thans Capitain Bleumer tot Plaats Major, mitsg:s mede van Hendrik Willem Rutz tot Commis van de Maguasijnen, zo is verstaan, dat in Schuldige opvolginge van dien de gem: Ampten zullen blijven cesseeren, en dat daar door ook de bij de drie eerstgem: als zodanig genotene Emolumenten, en het aan den laatstgem: in qualiteit als commis van de Maguasijnen toegelegd maandelijks Tractement van Rd:s 50, van nu af aan geen voortgang meer hebben zullen.
Werdende ten deesen belange door den Heer Gouverneur te kennen gegeeven dat syn Edele te veel gevoel had van desselfs duure verpligting tot gehoorzaamheid aan de wille en ordres der hoog Gebiedende Heeren Meesteren, dan dat sijn Edele een ogenblik zoude hebben kunnen balanceeren om deese plicht ook omtrend de voorsz: gedisapprobeerde aanstellingen te betragten zo dat, hoe zeer sijn Edele zo wel als het hoofde der Militie, als nog van de noodzakelijkheid der voorsz: Posten tot eene gereegelde guarnisoens dienst, bij hun zelfs overtuigd bleeven terwijl ook het manquement van eene Commis van de Maguazijnen, niet anders als de grootste Confusie bij het Arthillerie weesen, zo als zulx bevorens heeft plaats gehad, veroorzaken kan; bij sijn Edele echter geene verdere bedenkingen zouden opgekomen weesen, om een enkelen Stap te doen, welke de minste zweem zoude kunnen hebben van met de voorsz: pligt te strijden, maar dat nadien deels door eene ongereegeldheid in den guarnisoens dienst, en deels door confusie bij de Arthillerie en Ammunitie van oorlog, in een hachelijk tijdstip welke geheel onzeeker maakt, off niet een schielyke rupture, waar mede door de beweegingen der uitheemsche Mogendheeden in Europa volgens de laatste nouvelles onse republicq schijnt te werden gedrijgt, binnen wijnige dagen een Vijandelijke magt op deze plaatze zoude kunnen doen aanvallen; Syn Edele bij zig zelfs hadde moeten opmaken nimmer bij hoogst deselve Heeren Meesteren te zullen kunnen verantwoorden, van gemanqueert te hebben in eene pligt, welke op Syn Edele gemoed met geen mindere zwaarte woog, als die van gehoorzaamheid, deze namentlijk van in zodanige na dato van haar Hoog Edelens Schrijven opgekomene haggelijke omstandigheeden welke meer hoogst ged: Heeren Majores als toen zeer ligtelijk zelve niet hebben kunnen verwagten of voorzien, met alle mogelijke zorgvuldigheid oor de defensie deser plaatze te waken; en dat dewijl niets meerder dienen kan, om het defensie weesen hier kragteloos te doen worden, als disordres in den militairen dienst en confusie bij d’ Arthillerie en ammunitie van oorlog, het geen echter ras zoude moeten volgen, zo wanneer de voorsz functiën nu weeder eensklaps kwamen op te houden; Syn Edele dierhalven raadzaamst geoordeeld had, om de voorm: drie officieren von Bonstetten, Bleumer en Rutz bij den ordinairen dienst, welke zij als Capitains onder het guarnisoen, mitsg:s als Lieut: der Arthillerie respectivelyk te verrigten hadden, teevens mede den eersten als groot Major, den tweeden als onder Major, en den laatsten als Commis van de Maguasijnen te laten blijven fungeeren, waartoe sijn Edele alle drie deselve zoude tragten te persuadeeren, zonder hun egter de daaraan gevoegd geweest zijnde Emolumenten der bij de eerstgenoemden of het extra ordinair Tractement van den laatstgem: te laten genieten.
Ende zulx in deeser voegen maar alleen voor zo lange omtrend de gem: criticque omstandigheeden geene latere tijdingen zullen ingekomen zijn, door welke dese provisioneele voorzorge tot het blijven onderhoudende goede ordre, nevens andere die men door deselve omstandigheeden tot de verzeekering deser plaatze heeft moeten bij der hand neemen, mogten komen te vevallen, om als dan, ofte ook wel wanneer intusschen eenige hier mede strijdinge aanschrijvens der Heeren Majores mogten werden ontfangen, deese Functiën ter beantwoording aan hoogst derselver intentie nader geheel te doen ophouden.
Niet twijffelende off hoogst ged: Heeren Meesteren zullen eene zodanige pligtmatige voorzorge van sijn Edele welgoedgunstig alleen beschouwen en opneemen willen, als voortgesproten te zijn uit een grondbeginzel, allezints overeenstemmende met het vertrouwen, welke hoogst deselve bijzonder met betrekking tot de defensie dezer plaatze in sijn Ed: gelieven te stellen.
Verders mede schuldpligtig zullende werden opgevolgd de door hoogstgem: heeren Majores bij bovengem: Missive gedane aanschrijvens, zo omtrend het montant tot welke men in het trekken der assignatiën zal mogen gaan, ten einde ten dien opzichte een nadere verklaringe af te wagten, en tot het in Cas aanneemen der van weegens Johannes Augustus Bresler geteld werden zullende Somma van ƒ8000: hollands Courant, als om aan de zig hier bevindende botanisten van sijne Kijzerlijke Majesteit alle zodanige hulp en adsistentie toe te brengen, als haar hoog Edelens tot het overzenden der door hun alhier gemaakt werdende verzamelingen uit het Rijk der planten en der dieren hebben toegestaan, zal verders ook aan den Raad van Justitie werden afgegeeven extract uit de voorm: brieff voor zo verre betreft het aan hun hoog Mog: door Daniël Verweij gedaan versoek, met bijvoeging van Copiën der Requeste van den selven Verwij en dies bijlagen, ten einde ten spoedigsten aan het gevorderde dienaangaande door gem: Rade van Jusitie voldaan, en het berigt, nevens de verdere gerequireerde Stukken, met de eerste geleegendheid, conform haar Hoog Edelens aanschrijvens, overgezonden werden moge.
Na het welke mede geresumeerd zijnde de met den bodem de Jonge Jacob ontfangene zeer geëerbiedigde Letteren der Hoge Indiasche Regeeringe, van den 1 October deeses Jaars, heeft men om de korthied des tijds en andere tusschen gevallene pressante zaken, moeten besluiten, haar Hoog Edelens onderdanigst te verzoeken, zig te willen laten welgevallen, dat wij de beantwoordinge derselve tot eene volgende geleegendheid uitgesteld laten.
En is wijders uit hoofde van de voorm: meer en meer toeneemende onzeekerheid, waarin men thans ten aanzien van de duurzaamheid der vreede verzeert, en om de voorheen te meermalen opgekomene zorgelyke bedenkingen over het nadeelig gebruik dat door den Vijand van de banditen op het Robben Eijland en de Situatie zelve van dat Eijland zoude kunnen werden gemaakt, voor zo lange geene merdere verzeekering daar teegen genemen zal zijn, best gedagt, na dat vooraf de nodige preparatiën zullen zijn verzorgt, om de gem: bannelingen alhier wel te kunnen gade slaan en afzonderen, alle deselve, neevens de over hun ten voorsz: Eijland gestelde wagt, na herwaards te doen overkomen.
Gelijk ook goedgevonden is, in’t kruit Magazijn op Stellenbosch te doen plaatzen een quantiteit van Agt duijzend ponden buskruit en Vier duijzend ponden Loot, ten einde in Cas van noodzakelijkheid zulx aldaar bij de hand te hebben.
Zijnde ingelijx op het door den Landdrost en krijgsraad van Swellendam bij Missive van den 27 Novemb: laatstl: gedaan versoek, dat, om in Cas van een generaal opontbod de Manschappen, welke in dat district tot dekking van de plaatsen en huisgezinnen teegens kwaadwilligen zig zullen moeten blijven onthouden en waken, na behoren te kunnen voorzien, waartoe deselve het benodigde kruit en Loot thans bij particulieren niet bekomen kunnen, aan hun mogt werden toegestaan een quantiteit van 1000: lb: buiskruit 1000 lb loot en 2000 p: Vuursteenen, verstaan, vermits den teengenswoordigen voorraad van buskruit een zodanig ruim verschot niet toelaat, daar op alleen te accordeeren 500 lb buskruit, nevens de verzogte quantiteit Loot en Vuursteenen.
Terwijl tevens ingezien zijnde, dat tot een nodeloos bezwaar voor d’ E Comp:s verstrekken zoude zo wanneer aan ged: Landdrost van Swellendam alleen tot het transporteeren derwaards van de goederen, welke gewoonlijk van hier werden verstrekt en nog altoos met ‘S Comp:s wagens van de buiten posten, dewelke zo aan deze zijde omtrend Swellendam als aan geene zijde van deselve Drostdije geleegen zijn, hebben kunnen overgebragt worden volgens sijn bij Missive gedaan verzoek wierd toegestaan, het aanleggen Comp:s weegen van een ossenwagen met dies toebehoren, nevens een Europeesche Wagenrijder, om zulx te besparen, verstaan is, dat de Bazen der voorm: Posten, telkens bij opkomst der Comp:s wagens verpligt zullen zijn, te zorgen, dat de goederen en benodigdheeden, welke als dan ten dienste der Swellendamsche Drostdije moeten werden overgebragt, met deselve wagens behoorlijk Transport daarheen komen te erlangen.
En nadien mede uit een door meergem: Landdrost nevens syn voorsz: brieff gevoegde Lijst van benodigdheeden, is ontwaard, dat onder deselve begreepen werd een vermeerdering van het ordinair getal van vyff ordonnantie ruiters tot Ses en van Zeeven kaffers tot Twaalff, zonder dat door hem Landdrost de reedenen van de daartoe voorgewende noodzakelijkheid opgegeeven zijn; terwijl men inteegendeel veronderstellen moete, dat thans, daar het district van de voorsz: Drostdije door de opregting der Magistrature van Graaffe Rijnet zig veel minder dan voorheen uitgestrekt vind, dierhalven ook het gewoon getal ordonnantie ruiters en kaffers aldaar nu veel eer dan bevorens volstaan kan; zo is goedgevonden in deze vermeerdering voor als nog, buiten een nader blijkende absolute noodzakelijkheid, niet te treeden, zullende niet te min gem: Landdrost van den als onbekwaam opgegeeven ordonnantie Ruiter teegens een ander werden ontlast, en ged: onbequame ondonnantie Ruiter in de termen daartoe vallende versoek kunnen doen, om sijn gagement te mogen erlangen ofte anderzints moeten afwagten van na de ordres der E Comp: te werden behandeld; terwijl ook de drie onbequame kaffers tegens anderen tot dien dienst geschikte ‘S Comp:s Slaven off Banditen, zo deselve aan handen zijn, zullen werden uitgewisseld, en de voorsz: drostdije overigens van de verdere bij gem: Lijst genoteerde benodigdheeden werden voorzien, in evenreedigheid van het voorsz: aldaar Standhoudend getal ordonnantie ruiters en Caffers.
Door den Lieutenant Collonel bij het Zwitsersche Regiment de Meuron, de Heer Chevallier de Meuron Bullot aan dezen Rade gerigt zijnde het volgende verzoekschrift.
A Son Excellence Mons: le Gouverneur, et au noble conseil de la Regence, du Cap de bonne Esperance
‘Le Soussigné ayant été nommé Lieutenant Collonel Brevété par Nos Seigneurs & Maitres ala datte du 7 Novembre 1785 et aijant effectivement depuis ce tems la rempli, non seulement les fonctions de ce grade, mais encore celle de Major, et depuis dix Neuf Mois celle de commandant du Regiment, croit pouvoir reclamer de votre justice la diffrence des appointemens de Lieut: Collonel a ceux de Major, pendant deux ans, ce qui fait une Somme de ƒ1200:-:-‘
‘Le soussigné ayant lieu de croire S ‘être acquitté de Ses devoirs ala Satisfaction de Mons: le Gouverneur & de Mons: le Commandant des Troupes, ose solliciter leur te moignage á l’appui de Ses Titres & attendant respectueusement une reponse favorable, il ne cessera de faire des voeux pour la conservation et la prosperité de Monsieur le Gouverneur & Mess:rs du noble Conseil de la regence’
’/: in margine :/ Au Cap de bonne Esperance ce 29 9:bre 1787.’
’/ :was get: / le Chev: de Meuron Bullot; Lieut: Coll:’
En in consideratie genomen weesende dat de verhoogde gagie der bij de Heeren Majores geavanceerd werdende Dienaren, het zij van de Politie, Militie off zeevaart, volgens een constante ordre en gewoonte altoos gereekend werd in te gaan van den dag af aan dat men de aanschrijvens van hun avancement off verhoging in maandgelden alhier ontfangt, ten ware hoogst ged: Heeren Majores daar inne Speciaal anderzints komen t’ordonneeren; zo is verstaan, dat mits het manquement eener zodanige van die gewone ordre afgaande speciale aanschrijvens, omtrend de maandgelden, voorm: Heer Meuron de Bullot als Lieutenant Colonel competeerende ook niet anders dan op den gewonen bepaalden voet, kan werden te werk gegaan, dog dat het voosz: verzoekschrift, om de gem: verhoging van den daarbij uitgedrukten tijd af aan te kunnen off mogen obtineeren, aan de Wel Edele Groot Agtb: Heeren bewindhebberen ter kamer Zeeland zal werden overgezonden en voorgedragen.
Terwijl wijders door den Heere Gouverneur en de Heer Gordon als Cheff der Militie, wierd betuigd, dat voorsz: Heer Lieut: Collonel de Meuron geduurende den tijd, dat bij afweezendheid van de Heer Colonel proprietair zeedert de Maand Maart des voorleeden Jaars 1786 door Sijn E: het Commando over het ged: Regiment gevoerd geworden is, eene zeer exacte ordre en dicipline tot genoegen van hun Ed:s bij dat regiment had onderhouden, en met alle zêle voor de gemeene zaak was te werk gegaan; met het welke de overige Leeden deeses Raads voor zo verre hun betreft, zig mede geconformeert hebbende, zo is goedgevonden dien overeenkomstig een certificaat in behoorlijke forma aan meerged:e Heer Lieut:t Colonel de Meuron Bullot te Expedieeren.
En alzo niet alleen klagten voorgekomen zijn, maar ook dadelijk ondervonden werd, hoe veele Menschen met wijnig schroom over het ongodsdienstig doorbrengen van den dag des Heeren, daar en boven nog op veelerlei ongeoorloofe wijzen in veragting van de gestatueerde Placcaten en ordonnantiën deze en andere tot den openbaren godsdienst gewijde dagen prophaneerden en ontheiligen; zo is goedgevonden ten einde hier inne te voorzien, de daarteegens gestelde ordres en Interdictiën t’zamen te trekken, deselve te renoveeren ente amplieeren, en mitsdien op nieuw te statueeren.
Dat niemand dezer Inwoonderen, zonder onderscheid, en onder wat pretext zulx ook zoude mogen weesen, zal vermogen op Zon- of ander hielige dagen, in het openbaar, off buiten ‘S huis aan eenig hand off huiswerk te arbeiden, ofte zulx door andere te laten doen, nog ook voor al niet te laten timmeren, Metzelen, bouwen, off wat diergelyke loon arbeid meerder mogt zijn, op pœne van daarop agterhaald werdende, telkens te zullen verbeuren eene Somma van Vijftig Rijxd:s ter verdeelinge a usu.
Zullende mede op de gem: dagen geenderlei waren door Slaven ofte andere langs de Straten mogen werden te koop omgedragen, het geen insgelijx als dan zo lange den godsdienst duurt, omtrend de Eetwaren zal moeten werden betragt, dit een en ander op verbeurte van het geen men alzo te koop ombrengen zal.
Zo als ook geen Tapper of Herbergier zig zal mogen verstouten, op Sabbath of vierdagen des morgens, nog ook vervolgens zo lange de godsdienst duurt, gelagen te zetten, ofte eenige drank te schenken, op eene boete van Thien Rijxd:s telken reize, en voor ieder perzoon, te verbeuren, aan wien hij in overtreeding hiervan eenig gelag gezet ofte drank zal hebben getapt ofte verkogt.
Mitsgaders insgelijx te verbieden dat geen Slaaff ofte Slavin, zig zal mogen onderstaan om bij het eindigen van den godsdienst, ofte wanneer de gemeente na deselve ter kerke uitgaat, daarin ofte in dies portaal te komen, op pœne van ter stond door de dienaren van de Justitie opgevat, en vervolgens Stengelijk gelaarst te worden.
En dat om de slegte en baldadige bedrijven en ongereegeldheeden voor te komen, die door de Slaven op zodanige dagen tot geen geringe aanstoot en ergernisse werden gepleegd, ‘S Heeren geweldigers en verdere dienaren van de Justitie, des Zondags en op andere feesttijden verpligt zullen zijn, continueel agt te slaan, om zodanige Slaven ofte Slavinnen als door het verwekken van eenige gerugt geschreeuw ofte andere losbandigheid, hiertoe aanleiding geeven mogten, en vooral zo wanneer de selve komen te attroupeeren, dadelijk op te vatten, ten einde vervolgens na merite strengelijk te werden gelaarst.
Vervolgens weederom ter Tafel gebragt en in nadere overweeging genomen zijnde, het door den Raad van Justitie ter sessie van den 27 Nov: laatstL: ingediend vertoog, waarop het besluit als toen uitgesteld gebleeven is; heeft men ten belange van het daarbij voorgedragen different aangemerkt, dat ‘er geen wet onder het ressort van de generaliteit, off van de Maatschappij thans meer voor handen is, uit kragte van welke men ageeren kan, om iemand die den vollen Eijgendom van sijne goederen bezit, terwijl hij als een misdadiger veroordeeld werd, zodanige Eijgendom en de exercitie daarvan te ontneemen, maar in teegendeel in het presente geval tot een vaste rigtsnoer verstrekken moet een der voornaamste reedenen, welke de Confiscatie van goederen bij Placcaat van A:o 1778 in de Coloniën van de generaliteit hebben doen aboleeren en afschaffen, dese namentlijk op dat Vrouw, kinderen of naastbestaande bloedvrienden van den delinquant, schoon zelfs onschuldig, niet zouden meede deelen in de Straffe, die zodanigen delinquant werd opgelegd.
Dat, gelijk ook niet alleen uit de Crimineele ordonnantie en Stijl van procedeeren in Crimineele zaken, van het Jaar 1570, maar ook uit een Reegel en voorschrift door de hoge Indiasche Regeering bij besluit van den 20 augustus 1753 gesteld, nopens de wijze, op welke zelfs tegens voortvlugtige ofte absent bevonden werdende gequalificeerde dienaren van de Comp:s zal werden geprocedeert, genoegzaam consteert, dat geene annotatie, saisissement ofte conscriptie, anders plaats grijpen mog, dan wanneer volgens de gem: ordonnantiën des delinquants misdaad confiscatie van goederen aankleefd, ofte dat, conform het gem: voorschrift Harer Hoog Edelens, de Comp:ie iets op de zodanige te pretendeeren heeft, mitsdien de confiscatie van goederen nu geaboleert zijnde, ook de reedenen ophouden, om welke de annotatie of Saisissement derselve, ingevalle en uit hoofde van misdaad zoude kunnen of behoren te geschieden, veel minder nog, dat eene regterlijke beheersching zig verder uitstrekken en den delinquant ontneemen dan de faculteit om daarover na sijn goedvinden te beschikken, voor zo lange eenen zodanigen zig hiertoe zelfs in Staat bevind, dan wel dat hij een ander qualificeeren wil, off iemand wettig toegelaten werden kan om voor hem te intervenieeren, en den rechter als de oppervoogdije bekleedenen, zig anderzints niet verpligt vind, om bij het volstrekt aflijvig werden ofte afweezig zyn van iemand, die sijn perzoon door eenige crimineel delict den gerechte heeft Subject gemaakt, en over syne goederen zelve geene dispositie ofte zorge heeft nagelaten, ofte gesteld, na de Termen van het besluit deezes Raads van dato 12 October 1762, dan wel in Cas van notoire insolventie, over de goederen ten behoeve van de geene, die daartoe regt heeft, het zij zelve toezigt en administratie te voeren, dan wel andere daartoe te qualificeeren.
Dat wijders de geallequeerde gronden en reedenen om welke de minderheid des gem: Raads van Justitie oordeeld noodzakelijk te zijn, dat den gemeenschappelijken boedel van gem: Smith en Syne huisvrouw geregtelijk zoude moeten werden verkogt en geadministreert, niets afdoen van de hardigheid, welke stridjig tegens wetten en rechten, en dus ook verder als het vonnis van gem: Rade zelve zig uitstrekt, zo wel aan gem: Smith, als aan syne huisvrouw, zoude worden opgelegd, daar het dog niemand eenige faveur toebrengen kan, dat, om hem eene verzeekering op te dringen van omtrend de administratie Sijner goederen niet te zullen werden verkort, men zijnen boedel tegens syn wil en dank te gelde maakt of administreert, en hem naderhand het provenu daarvan bezorgd.
Dat de voorsz: bij de minderheid aangehaalde resolutie deses raads van’t Jaar 1762, op het presente geval geenzints applicabel kan werden gemaakt, en men ook vertrouwen moet, dat in de bijgebragte voorbeelden van boedels, welke bij den Raad van Justitie zyn geadministreert geworden, toevallige omstandigheeden zullen zijn geconcureert, welke anders als uit hoofde van misdaad, de besorging der goederen indiervoegen hebben noodzakelijk gemaakt, dan dat, alware het dat dus danige daartoe aanleiding geeven kunnende omstandigheeden geen plaats hadden gehad, men echter tot geen voorbeeld van navolging stellen mag dwalingen, welke zouden mogen weesen begaan, en die andere in hunne wettige bezittingen verkorten, te minder daar ook zoortgelijke gevallen bij dit Gouvernement g’exteert hebben, in welke den perzoon wel Crimineel gestraft, maar geen annotatie nogte geregtelijke Administratie van sijne goederen g’exerceert geworden is.
Dat, vermits uit dien hoofde aan gem: Smith en syne huisvrouw niet behoorde te werden ontnomen de wettige en vrije dispositie, welke hun over derselver goederen toekomt, en denzelven Smith in staat zijnde zulx bij uitterste wille te doen veel minder zwarigheid ontmoeten kan om even legaal tot de beheering sijnes boedels bij zyn afweezen het zij Syne huisvrouw, dan wel iemand anders, te qualificeeren, ofte dit door hem geommitteert werdende, de vrouw des noods zelfs Judicieel voor hem intervenieeren kan, mits alvorens verzogt en geobtineert hebbende het officium Judicis; dierhalven ook den Raad van Justitie door eene hier mede strijdig immissie van hunnen boedel, geen hinder daaraan toebrengen mag.
En is om alle dese reedenen geoordeeld, dat men zig zeer wel met het gevoelen van de meerderheid des gem: Raads van Justitie kan voegen, mitsg:s verstaan, dat aan voorm: Smith en syne hier aanweezige huisvrouw zal behoren te werden gelaten de magt en het vermogen, om ten opzigte van hunnen boedel en goederen, zodanige geoorloofde maatregulen en dispositiën te gebruiken, als zij geraden vinden zullen; en dat, overeenkomstig hier mede, door meergem: Raad van Justitie in het vervolg bij het exteeren van zoortgelijke gevallen zal moeten werden te werk gegaan.
Vermits met de thans alhier aangekomene Scheepen de drie Gebroeders , Josephus de tweede en de Vrouwe Johanna , ingevolge aanschrijvens der Wel Edele Groot Agtb: Heeren bewindhebberen ter kamer Zeeland, in dato 21 Junij deses Jaars, reeds aangekomen is, een gedeelte van het eerste battaillon van Wurtenburg , waar van het overige gedeelte met het mede verwagt werdende Schip ‘T Fortuin eerstdaags werd tegemoed gezien, en de hoog Edele Heeren Seeventhienen bij derselver zeer gevenereerde Letteren van den 28 December des voorleeden Jaars gelast hebbende, dat de Scheepen tot het overvoeren van hetzelve Bataillon gediend hebbende, zullen moeten inneemen het Regiment van Meuron,om hetzelve na Trinconomale te brengen, met oogmerk om dat Regiment te laten dienen ter aflossing van dat van Luxemburg , waaromtrend door welgem: Heeren bewindhebberen ter kamer Zeeland bij post scriptum van voorsz: brieff de dato 21 Junij L: L:, aangeschreeven geworden is, dat indien bij de aankomst van voorm: en andere Scheepen ten desen Gouvernemente mogte bevonden werden, dat de Troupes van Meuron daar meede alle niet kunnen werden overgevoerd, deselve niet te min met die Manschappen, welke daarop zullen kunnen werden geplaatst, zo ras mogelijk moeten verzonden worden, na het gouvernement van Ceilon; zo is goedgevonden, nadien het Schip Josephus de Tweede nu reeds volkomen is gezuiverd, en ook aan de Twee andere Scheepen de drie gebroeders en de Vrouw Johanna de daartoe dienende middelen gebeezigd werden, de Heer Collonel Commandant van het voorm: Regiment van Meuron schriftelijk te gelasten, zig conform de voorsz door de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren gestelde ordre te gedragen, en mitsdien de nodige van sijn Edele afhangende maatreegulen en preparatiën te doen maken, om zo spoedig mogelijk op de drie gem: hier reeds aanweesende Scheepen te doen inscheepen een zodanig gedeelte van het ged: regiment, als met deselve gevoeglijk na Ceilon zal kunnen werden overgevoerd, om dan nog met het verwagt wordend Schip ‘T Fortuin derwaards mede te doen volgen, nog zo veel Manschappen van hetzelve Regiment, als de ruimte in dien bodem toelaten zal.
Wijders geleesen zijnde het door den Cap: Lieut: militair alhier Bernardus van Balen gepresenteert Request, tendeerende om ter versorginge sijner zig in het Vaderland bevindende onmondige kinderen en andere dringende familie zaken, na derwaards te mogen vertrekken, en ten dien einde passagie te mogen neemen op ‘S Lands oorlog Schip de Princes Louisa , dan wel op het ingehuurd part: Schip de Jonge Jacob , mitsg: wijders, om voorschrijvens aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores te mogen erlangen, op dat hij Supp:lt na het verrigten sijner affaires geneegen zijnde weder na dit gewest te keeren, door Hoogst ged: Heeren Meesteren daartoe met de voorm: qualiteit in dienst der E Comp:ie zoude mogen werden begunstigt, zo is goedgevonden, aan gem: Van Balen te permitteeren, om met stilstand van gagie ten fine voorsz: na het Vaderland te mogen vertrekken, dog deese syne passagie op ‘S Lands Schip van oorlog allezints engeoorloofd zijnde, overzulx aan hem toe te staan, om de gem: reize met het Schip de Jonge Jacob te onderneemen, mits zig gedragende na de Cherte parthije door de Comp:ie met de Rheeders van dien bodem aangegaan; Zullende het verder door hem gedaan versoek favorabel aan de Heeren Meesteren werden voorgedragen.
Gelijk ook nog door den Cap:n van het hier vertoevend Ceilons retourschip de Paarl , bij geschrifte te kennen gegeeven zijnde, dat hij zo door desertie als sterfte der op dien Bodem gehoord hebbende Manschappen, zig ten Eiland Mauritius in de noodzakelijkheid gevonden had, tot het overvoeren van ged: Schip de Paarl herwaards, niet alleen van den Heere Graaff van Rechteren, Commandeerende het toen aldaar meede geleegen hebbend Lands Schip van oorlog de Princes Louisa , een onderstand van Twee en Twintig zeevarende te verzoeken, zo als deselve ook bij hem verkreegen zijn, maar ook daar en boven nog drie Noord Americaanen en een portugeesch aan boord over te neemen, de laatste om hier heen voor de kost scheepsdienst te doen, betuigende dat alle dese Manschappen op sijne langdurige en zeer rampspoedige reize van gem: Eiland herwaards behoorlijk dienst hadden gedaan; dat hij dierhalven de dispositie ter beloning omtrend het volk van ‘S Lands Schip aan deezen rade over latende, nadien alleen met welgem: Heer Grave van Rechteren overeengekomen was om hun alhier weeder aan Sijn Wel Edele Gestr: over te geeven, ten opzichte van de Drie Noord Americaanen den portugeesch verzogt, dat aan deselve eenig douceur ter vergoeding van hunne geleedene ongemakken, en om zig weeder van behoorlijk dekzel te kunnen voorzien, mag werden toegelegd; zo is goedgevonden aan de voorm: Manschappen van ‘S Lands Schip Princes Louisa voor den tijd dat deselve op den bodem de Paarl zynde van den schieman en schiemans maat zeedert 17 Maart, en van de overige zeedert den 10 April dezes Jaars, hebben dienst gedaan, uit ‘S Comp:s kas alhier te doen betalen, de gagie welke zij bij het Land winnen en dat deselve weederom aan welgem: Heere Grave van Rechteren zullen werden overgegeeven, en zo mede aan de Vier overige Manchappen, ter Consideratie van hunne betoonde diensten en derselver teegenswoordig total gebrek te doen verstrekken ieder een douceur van Vijff Maanden gagie, a ƒ9 ‘S maands en deselve geneegen zijnde om in ‘S Comp:s dienst voor d’ Indiën te continueeeren, hun daartoe onder gelijke gagie als Mattrosen te engageeren.
Waarna geleesen is een ontfangene Missive van de Heeren Vicomte de Souillac en Motair de Narbonne , Gouverneur en Intendant te Isle de France , gedateert den 17:e Octob: 1787, luidende
Au Port Louis Isle de France le 17 8bre 1787.
‘Messieurs’
‘Les Sécherésses, qui ont regné cette année a L’ Isle de Bourbon , y ont entierement ruine recoltes en Bled, de sorte que nous nous trouvons dans les mémes circonstances, ou vous etiés en 1786, et nous sommes reduits a vous faire la meme demande, que vous nous aves faite par votre Lettre du 14 Maij de cette annee, et a l’appuier des memes motifs nous chargeons donc avec confiance M: Trublet, de vous faire la demande d’un Secours de 600 milliers de Bled, ou de favoriser les tantatives quil fera aupres des particuliers pour s’en procurer la même quantité; nous vous aurons dans l’un et l’autre cas les plus grandes obligations, et nous vous prions d’agréer d’avance les assurances de la reconnoissance que nous vous aurons de ce service’
‘Nous avons l’honneur dêtre avec la plus haute Condideration’
’/: onderstond :/ Messieurs, vos tres humble et tres obeissants Serviteurs /: was get :/ le V C:te de Souillac, Motair de Narbonne ‘
Op welkers inhoude gedelibereert zijnde heeft men in aanmerkinge genomen dat wel aan d’ eene zijde het in den gepasseerden Jare van het voorsz: Gouvernement bij het toen alhier geregeert hebbende uitterste gebrek aan Brood genotene onderstand niet toelaat hetzelve Gouvernement in diergelijke omstandigheeden welke men thans aldaar te gemoed ziet te onthouden een zodanig Secours als aan het zelve van hier zoude kunnen werden toegebragt; dog dat ook aan de andere zijde, door de onzeekerheid, in hoe verre de nu voor handen zijnde nieuwe recolte ter vervulling van den verEischten voorraad in ‘S Comp:s Maguasijnen, het voorzien van Indiën en het Spijzigen der Inwoonderen, zal komen te strekken, zonder zig ten uittersten onvoorzigtig, zelfs aan ongerieff off een nieuw gebrek bloot te stellen geenzints te calculeeren is, off wel de geheele quantiteit, welke bij voorm: Missive werd verzogt te missen zal zijn, terwijl egter, gelijk de Heer Troublet hier op bij monde heeft g’insteert, noodzakelijk eene bepaling daaromtrend diend te werden gemaakt, ten einde het gem: Gouvernement niet te vergeefs herwaards zoude mogen imploiëeren Schip off Scheepen, welke zij anderzints tot dat oogmerk na elders zoude kunnen afzenden; Weshalven goedgevonden is, het meergem: Gouvernement bij rescriptie in beleefde termen, en zo veel nodig uit de voorsz: omstandigheeden te informeeren, dat men de vaste toezegging ten opzigte der begeerde quantiteit Tarwe niet nader heeft kunnen bepalen dan tot Circa de helft daarvan, ofte 1500 Mudden, dewelke dan ook uit S Comp:s Maguasijnen alhier aan het Schip of Vaartuig welke zig daartoe zal gedestineert vinden, afgeleeverd werden zal, en dat men verder bij het erlangen van een genoegzamen voorraad hiertoe, daar en boven mede nog het resteerende uit S Comp:s Maguasijnen zal tragten bij te zetten, dan wel eenen inkoop van particulieren te favoriseeren, door welke de geeischte quantiteit zal mogen werden gesuppleert, van hetwelke verstaan is, aan ged: Heer Troublet mede kennisse te doen geeven.
Voorts is, na resumptie der ingediende Nominatiën van kerkenraden, zo hier aan de Caab, als in de buiten districten, goedgevonden in steede der uitgediend hebbende Leeden, bij deselve wederom de gedane Electie van Ouderlingen te approbeeren, en uit het dubbeld getal diaconen de volgende verkiesinge te doen, te weeten.
In de kerk hier aan de Caab
tot ouderling Jan Coenraad Gie
tot diaconen Willem Stephanus van Rijneveld en Johannes Mattheus Hertzog
In de Stellenbosche Kerk
tot ouderling Willem Adolph Krige
tot diacon Johannes Victor
n de kerk aan Drakenstein
tot ouderling Johannes Petrus Roux
tot diaconen Abraham de Villiers A:Z:n Izaäk de Villiers J Z:
In die kerk in’t Land van Waveren
tot ouderling Jacobus de Wet de oude
tot diacon Petrus Jacobus du Toit
In de Zwartlandsche kerk
tot ouderling Andries Stephanus Gousch
tot diacon Hendrik Nicolaas Kotzee
bij de Luthersche Gemeente
tot ouderling Fredrik Godhold Holtzapfel
tot diaconen Christaan Fredrik German en Daniel Fredrik Lehman
Zullende de kerken der buiten districten mede werden aangeschreeven dat dewijl ‘er deesen Jare wederom geen Commissaris politicq naar derwaards staat af te gaan, zij dierhalven zullen moeten zorgen, dat de reecq:n hunner arme penn: ten eersten in gereedheid gebragt en herwaards overgezonden werden.
Ook zijn uit de in dubbelen getale genomineerde personen, om na gebruik in de onderstaande Collegiën dienst te doen verkoren, als
Tot weesmeesteren
Egbertus Bergh en Jan Hendrik Munnik
Tot Commissarissen
George Gerard Diemel en Abraham Fleck
Tot Heemraden aan Stellenbosch en Drakenstein
Philip Albert:s Mijburg en Eduard Wium, Jacob de Villiers Jansz en Willem van der Merwe roelofsz:
Tot Heemraden aan Zwellendam
Hilligert Mulder en Salomon Ferreira.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet
C. 176, pp. 266-308.¶
Woensdag den {17871219} 19 Decemb: 1787.
‘S voormiddags alle præsent
Heeden geresumeert en in overweeging genoomen zijnde, de zeer g’Eerbiedigde Letteren der Hooge Indiasche Regeering van den 1:e October laatstleeden, met het ingehuurd particulier Schip de Jonge Jacob ontfangen; is op de daarbij onder de volgende hoofddeelen gedane aanschrijvens besloten, de
Brieven, houdende het generaal verslag van zaken dezes Gouvernements, overeenkomstig het verlangen Harer Hoog Edelens, behalven de inrigting bij de paragraphen, in het vervolg meede van marginalen te doen voorzien.
Scheepen en Vaartuigen betreffende, onder welke materie in de eerste plaatze voorkomt hoogst derzelver gegeevene ordre tot het voortaan excuseeren der Tafelgelden aan de Heeren Capitains van ‘S Lands uit Indiën te rug keerende Scheepen, zal men deze ordre, zo wel als de geene, welke vervolgens bij deselve aanschrijvens mede begreepen zijn, pligtschuldig gehoorzamen.
Gelijk wij ook niet nalaten zullen alle devoiren aan te wenden, op dat de ligting der militaire van de uitkomende Scheepen, volgens de door de hoog Gebiedende Heeren Meesteren gestelde ordre geschiedende, aan het daar mede bedoelde oogmerk kome te beantwoorden
En zo mede te observeeren Haar Hoog Edelens recommandatie, om niet als indringende omstandigheeden eenige goederen, welke zig voor Batavia gedestineert vinden, uit de Scheepen te ligten, onder verzeekering tevens, dat de Eijsschen van hier steeds ingerigt worden, om buiten ongerieff voor den dienst der E Comp:ie te blijven, maar dat door het vertragen of nablijven van de voldoeninge derzelve, men in de verpligting is geweest om ten einde, vooral betreffende ‘S Comp:s off ‘S Lands Scheepen, uit de verleegendheid gered te worden, tot de gedane ligtingen over te gaan.
Zullende haar Hoog Edelens wijders zeer Eerbiedig werden bedankt, zo wel voor de renovatie en ampliatie van het teegens het overvoeren herwaards van Oostersche mans Slaven g’Emaneert Placcaat, als voor de beraamde ordre en Seinen ten opzichte der retourscheepen, binnen welke de kinderziekte op de reize hier heen zoude mogen komen te heerschen, ofte zig nog iemand bevinden mogt, aan deze ziekte laboreerende.
En nadien uit de informatiën, welke haar hoog Edelens verders ten opzichte der ordre voor de retour Scheepen, die deesen uithoek niet mogen aandoen, hebben gelieven te geeven, gebleeken is, dat dese ordre, welke men laatst met opzicht tot den bodem ‘T Hoff ter Linde opgenomen had, als off deselve op den 30 September 1786 was gesteld geworden, in teegendeel reeds op den 4 Maij 1767 ontworpen is geweest, mitsg: dat deselve ordre off Instructie alleen bij nadere gelimiteert word; Zo zal men zig in het toekomende pligtschuldig overeenkomstig gedragen.
En zal aan haar Hoog Edelens onder Vergiffenis bede over het door volhandigheid gepleegd verzuim ter behoorlijke kennis geeving nopens den uitslag van het gedaan onderzoek op het ongeval, welk het Schip Brederode in A:o 1786. buiten Caab Anguilhas heeft getroffen, desweegens Eerbiedig gelijk berigt, met de daar neevens gehorende Stukken, werden overgezonden, als aan de Hoog Edele Heeren Seeventhienen Sub dato 23:ste Augustus 1785 is afgegaan.
Terwijl ten belange der bij haar hoog Edelens onder het Hoofddeel van
Producten gemaakte remarques, over het vreemd voorkomen van het te werk stellen der Commissarissen uit den Raad van Justitie, in steede van officieren uit de burgerije, off kundige Caabsche burgers, tot het uitdenken van maatreegulen en van voorziening en hulp in het alhier geheerscht hebbend’ kommerlijk gebrek, met het oogmerk om van deze remarque, bij het onverhoopt exteeren van zoortgelijke gevallen gebruik te maken, hoogst deselve onderdanigst zullen werden g’Elucideert, dat Commissarissen uit den raad van Justitie, volgens de laatste bestellinge, die de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren na het teegenwoordig aanzien dezer Colonie, op dit Gouvernement hebben gelieven te maken, zig gecombineert vindende uit een gelijk getal Comp:s dienaren en burgerraden, aan welke volgens dezelve dispositie, thans behoord de waarneeminge der zaken, welke voorheen aan burgerraden alleen hebben gestaan; en dat onder de Laatste zig in het bijzonder mede bevinden Perzonen, die omtrend dit Land en de Inwoonderen grondige kennisse bezitten, mitsgaders van der Jeugd af aan op de kunde en ervarendheid in den Landbouw, tot hun bestaan zig met Studie toegelegd hebben, men dierhalven nooit op andere gedagten heeft kunnen komen, dan dat een onderzoek van dien aart behoorde te werden gedemandeert aan een Collegie, hetwelk bovendien in diervoegen te zaam gesteld is, dat men van hetzelve eene gelijke behartiging van de belangen, zo wel der burger Inwoonderen, als van ‘S Comp:s Dienaren verwagten kon, gelijk hare verpligting ook daartoe Strekte; Zo dat het te werk stellen van burger officieren ofte andere kundige burgers in een zodanig geval, veel eer een mistrouwen dezer Regeering op dat Collegie zoude hebben kunnen doen veronderstellen, waartoe egter geen reden voorgekomen was, daar zelfs ook nu nog van agteren ondervonden word, dat men geene beetere maatreegulen dan de in’t werk gestelde, tot redding heeft kunnen uitdenken.
Dan aangezien Heer Hoog Edelens niet betogend en gegrond genoeg gevonden hebben de consideratiën en bedenkingen van de oorzaken, door welke de inzamelingen der granen nu zeedert eenige Jaren minder dan voorheen zijn geweest, waaromme haar Hoog Edelens meenende met meer nauwkeurigheid en zeekerheid geinformeert te moeten worden, aangaande de eigentlijke oorzaken van het spoedig verval, en welke middelen tot herstelling en opbeuring met alle hoop en succes kunnen aangewend en in het werk gesteld worden, wel gewenscht hadden, dat de in bedenking gegevene Commissie van kundige en bezadigde Ingezeetenen en burgeren tot het bedoelde onderzoek was ter Executie gesteld geworden;
met bijvoeging verders, dat haar hoog Edelens om de daar nevens gevoegde overweegingen verpligt zijn, ons te recommandeeren, om die Commissie als nog voortgang te laten neemen, ten ware men nogthans op goede gronden uit de ingewikkelde gesteldheid der zaken alhier oordeelde, dat daaruit in deezen tijd eenige onvoorziende en nadenkelijke gevolgen zouden kunnen resulteeren, en dat de noodzakelijkheid het dus vereischte met die Commissie voor eerst te temporiseeren, in welken gevalle haar hoog Edelens deze Regeering daartoe qualificeeren.
Zonder onder de reedenen tot het temporiseeren daarvan echter te begrijpen, de bedugtiging, dat uit een zodanige Commissie aanleiding zoude werden genomen om aan te tonen, dat door de meerdere kosten en zwaarderen arbeid de prijs der Tarwe mede behoorde te werden verhoogd;
Zo is verstaan aan haar Hoog Edelens Eerbiedig te vertonen, dat, nadien Hoogst derzelven vorige aanschrijvens, gelijk mede de bovengemelde, geenzints vervat eene positive ordre om de meermalen aangehaalde Commissie te bewerkstelligen, maar haar Hoog Edelens zulx aan deze Regeering te voren in bedenking hebben gelieven te geeven, men dierhalven, aangezien daaruit bij ons nimmer een zodanig Succes konde worden verwagt als hoogst deselve bedoelden, niet heeft kunnen nalaten eer en alvorens tot het te werk stellen van dese Commissie over te gaan, aan haar hoog Edelens voor te stellen de waaragtige en gegronde reedenen en oorzaken van het afnemen der inzamelingen aan de eene, en aan de andere zijde de omstandigheeden, waar door men buiten de mogelijkheid is geraakt, om van de Tarwe het benodigde voor de Comp:ie magtig te worden, met het nadeelige gevolg welke voor de Ingezeetenen, zo wel als voor de Comp:ie uit het benoemen van eene zodanige Commissie na onze gedagten te verwagten was.
En als nu hierover nader gedelibereert mitsg: ingezien zijnde, de bovengem: qualificatie harer Hoog Edelens, om bij het te gemoed zien der door Hoogst dezelve voorgestelde zwarigheeden met de op het oog hebbende Commissie voor eerst te temporiseeren, is ten dien belange in overweeging genomen.
Dat aangezien men zig thans van een buiten gewoon gezeegende Graan oogst verzekert houden moet, en dat, om in tijds tot het voorzien van Indiën de nodige middelen en maatreegulen te mogen in het werk stellen, Billietten geaffigeert zijn, op dat zo veel mogelijk, nog voor medio Januarij aanstaande door de Ingezeetenen opgave geschiede van de Tarwe, die zij geneegen zijn aan de Comp:ie te leeveren;
Dat ook den Graanbouw omstreeks de Mosselbaaij na de informatiën welke men daarvan bekomen heeft, met meerder magt voort gezet zijnde, van daar in het aanstaande Jaar insgelijx een aanzienlijke quantiteit Tarwe zal kunnen werden erlangd;
Dat dus uit dit een en ander gehoopt en verwagt werden kan, dat de duurte der Leevensmiddelen, welke eenigen tijd lang, zo wel tot drukking der Ingezeetenen, als tot groot bezwaar van d’ E Comp:ie heeft geheerscht, eindelijk eens zal komen op te houden;
Dat men ook daar door hoopt in staat te zullen werden gebragt, om Een Jaar in voorraad voor d’ E Comp:ie in hare Maguazijnen op te leggen;
Dog dit niet reusseerende, de omstandigheeden als dan wel nader zullen doen ondervinden, off het te werk stellen der voorsz: Commissie dienstig en oirbaar weezen zal;
Dat eene zodanige Commissie nadeelig zoude kunnen weesen, om het evengem: oogmerk te bereiken, om dat, zo wanneer gelijk men zeeker verwagten moet, daaruit slegts eene vordering van het verhogen der prijs voortvloeide, en men tot dese verhoging niet dadelijk kwame over te gaan, gelijk zulx zonder qualificatie der Hoge Indiasche Regeering niet zoude kunnen geschieden, de koorn boeren, die tot een voorwendzel zouden kunnen gebruiken, om de Leverantie aan d’E Comp:ie op te houden, of daaruit wel aanleiding neemen kunnen, om te conditioneeren, dat voor het geleeverd werdende koorn betaald zal moeten werden de prijs, welke men pretendeeren zal te kunnen aantonen, dat noodzakelijk daarop moet worden gesteld; het geen in de teegenswoordige tijdsomstandigheeden moeite veroorzaken kan, om wanneer men oordeelde hierin niet te mogen treeden, te ontgaan het gemor, welke daarover onder die Ingezeetenen op de Regeering zoude ontstaan, daar men, in teegendeel zulx inwilligende, het zelve te vreesen zoude moeten hebben van de andere Ingezeetenen, welke uit de teegenswoordige gezeegende recolte een einde van de duurte der Leevensmiddelen verwagtende, en daar inne op zodanige wijze te leurgesteld werdende, de oorzake van dese te leurstelling aan de Regeering zouden wijten, als in een tijd welke het allerminst daartoe was geschikt, zulx door de gemelde Commissie te hebben veroorzaakt;
En dat door de teegenwoordige daling van het Hoornvee, teegens de hoogte tot welke de prijs derzelve nog pas in het voorleeden Jaar gesteegen was, zo wel als uit de bij der hand genomene maatreegulen om het Hout onder anderen mede, voornamentlijk tot den Landbouw vereischt werdende teegens reedelijker prijzen uit de Plettenbergs baaij herwaards te doen aanbrengen, in het vervolg te gemoed kan werden gezien, dat zulx meer en meer ontruimen zal de zeedert eenige Jaren toegenomen zware kosten tot den Landbouw, zo als ook deze middelen daartoe bijgebragt zijnde, de Ingezeetenen geen reedenen meer zullen hebben, om een verhoging van den prijs der Tarwe te bejagen; daaruit het accoort met de Ingezeetenen in de Mosselbaaij gebleeken is, dat den graan bouw in de Slimste duurte van de daartoe nodige vereischtens aldaar werd ondernomen en voortgezet, onder het contentement met Rd:s 18 voor de 10 Mudden Tarw, wanneer zulx bij het Reguleeren van den jaarlijksen prijs door Commissarissen uit den Raad van Justitie na aftrek van de Thiende voor de geregtigheid, en nog een Thiende voor der Vragt en risico der zee, aan hun overblijven mag.
Weshalven om alle deze reedenen eenparig best gedagt is, de meerm: Commissie voor eerst nog geen voortgang te doen hebben, maar dezelve uitgesteld te laten, tot dat verandering van tijden en omstandigheeden een beeter Succes daarvan kan doen hopen en verwagten.
Zullende met betrekking tot de Vragtpenningen welke voor het afhalen der Tarwe uit de Mosselbaaij met de Ingezeetenen aldaar is gereguleert, aan Haar Hoog Edelens onderdanigst werden berigt, dat den Capitain ter zee en vorige Equipagiemeester Francois du Minij, nevens den burger Lieutenant Johannes Gijsbertus van Reenen en den winkelier Egbertus Bergh gecommitteerd geworden zijnde, om onder anderen met de Ingezeetenen omstreeks de gem: baaij, op fundament der door hun hiertoe gedane aanbiedinge, te treeden tot een finaal accoort, om derzelver te winnene granen aan d’E Comp:ie in de voorsz: baaij te leeveren, ten einde door Scheepen off Vaartuigen op de geschikste tijden des Jaars van daar te worden afgehaald, onder aftrek van een Thiende voor ‘S Comp:s geregtigheid, en nog een gelijke Thiende voor der Vragt en risico der zee, zo nogthans dat wanneer de prijs /: die daartoe Jaarlijx conform de ordre der Heeren Majores door Commissarissen uit den Raad van Justitie zoude moeten werden gereguleert :/ door zodanigen aftrek, minder als Rijxd:s 18. voor de 10 Mudden zoude uitleeveren, dien aftrek als dan niet verder plaats grijpen zoude, dan om deze evengem: prijs te doen overblijven, en welke Conditie de gem: Ingezeetenen aangenomen hebbende, mits dien het accoort met hun op deesen voet tot stand is gebragt en zijn volkomen beslag verkreegen heeft.
Uit welke en de verdere voorzorgen en maatreegulen om in voorraad te geraken, wij hopen en wenschen eerlang aan haar Hoog Edelens de evidentste preuves te zullen mogen aan den dag leggen, van onze ieverige pogingen om Indias Hoofdplaats op Haar Hoog Edelens nadrukkelijke begeerte en verlangen, tot volkomen genoegen van Tarwe te verzorgen, gelijk wij ten dien einde ook met een goed vooruitzicht op de aanstaande Recolte, uit onzen geringen voorraad, welke gedurende de laatste Maanden deses Jaars in ‘S Comp: Maguazijnen ontfangen is, met het Schip de Goede Verwagting een quantiteit van ruim 143 Lasten provisioneel derwaards hebben laten afgaan.
Onder de Materie van Geldzaken, door haar Hoog Edelens wijders gelast geworden zijnde, dat zodanige Somma van 50‘000 Rijxd:s als van d’ E Jan Hendrik Wiegerman te Batavia bij d’ E Comp:ie alhier op Intrest heeft gestaan, dog door de g’Effectueerde aflossinge ook aan desselfs gemagtigdens alhier d’ E: M:r Jacob Pieter de Nijs en Johannes Mijnderts Cruijwagen afgegeeven is geworden, weeder in ‘S Comp:s Cassa zal moeten worden g’accepteert of te rug gebragt, en daarvoor zo zulx maar eenigzints mogelijk is, bij preferentie met de allereerste geleegendheid Assignatiën afgegeeven op de Heeren Meesteren; zo is verstaan, zig dien conform te gedragen, en mitsdien Extract dezes, zo wel als van voorsz: aanschrijvens Harer Hoog Edelens, aan bovengem: gemagtigdens tot derselve narigt te doen ter hand stellen.
De Negotie Boeken aan haar Hoog Edelens wijders hebbende doen blijken, dat dit Gouvernement onder ultimo Augustus 1786. voor de Comp:ie is gebleeven een onaangename Lastpost van 9 1/3 Thon; ten welken belange, omdat zulx bij d’E: Comp:ie op dien voet niet langer kan werden gedragen, Haar Hoog Edelens verwagten dat wij onze belangeloze pogingen zullen aanwenden tot reductie derzelve, en het doen voorkomen eener staat Reekening, die als dragelijk aan te merken zij; zal Eerbiedig werden gerescribeerd, dat wij niets Vuuriger verlange, dan in staat te zijn, om aan een zo heilzaam oogmerk te kunnen beantwoorden, dan dat, door de noodzakelijkheid tot verbeetering van het defensie weesen deser plaatze, zo wel als de versterking van het Guarnisoen met den aankleeven van dien, natuurlijk dese Lasten hebben doen toeneemen zonder daarinne vooreerst eene vermindering te gemoed te kunnen zijen, het ons ten uitterste aangenaam zoude zijn, zo wanneer ‘er eenig middel konde werden uitgedagt, om deze plaatze voordeelen te doen uitleeveren, welke aan die Lasten evenaarden, of ten minsten dezelve op eenige merkelijke wijze te gemoed komen konden.
Ten opzigte der Dienaren, zal aan haar Hoog Edelens Eerbiedig werden berigt, dat de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren goedgevonden hebbende, de gedane aanstellinge van den groot Major von Bonstetten, van den Major de Lille en van den onder Major Bleumer, als meede van den Commis der Maguazijnen Rutz, af te keuren, deze Ampten mits dien daar door zijn komen te Cesseeren, met bijvoeging van de voorzorge, door den Heere Gouverneur volgens Syn Ed: ter laatst voorgaande Sessie gedane betuiging, uit hoofde van den Critiquen toestand der zaken in het Vaderland, tot voorkoming van disordres provisioneel genomen.
Haar Hoog Edelens wijders, belangende het tusschen de afgaande en aankomende Heeren Secundes Hacker en Rhenius subsisteerend different over het genot van het middel van bestaan den zelven verwondering te kennen gegeeven hebbende, dat men daarinne de Comp:ie de lijdende partij heeft doen zijn, met bijgevoegde Last, om het afgegeevene bedragen daarvan weeder in ‘S Comp:s Cas te laten tellen, en omtrend het gem: verschil zodanige dispositie te neemen als in vorige tijd omtrend zulke gevallen heeft plaats gehad, dan wel zo als de billijkheid zal vereisschen; Zo is best geoordeeld, vermits geene der gem: biede Heeren Secundes goedgevonden heeft, onder de daarbij bepaalde belofte van restitutie, het voorsz: inquestie zijnde middel van bestaan te genieten maar hetzelve in ‘S Comp:s kas te laten verblijven, oversulx ook met de nadere uitspraak daarover te supersedeeren, tot dat men dien aangaande meede het believen en goedvinden der Heeren Majores zal hebben verstaan.
Door de Heer Collonel Commandant van het Regiment van Meuron aan desen Rade gerigt zijnde een Schriftelijk exposé van diverse vereischtens tot het aanstaande Transport van het ged:e Regiment na Ceilon , mitsg:s van andere daarnevens gevoegde poincten, welke sijn E: vermeend te kunnen vorderen, luidende.
A son Excellence Monsieur le Gouverneur, et a Messieurs du Noble Conseil de Régence du Cap de bonne Esperance.
‘Messieurs!’
‘Etant prevenû que je dois sous peu recevoir l’ordres du changement de guarnison, j’ai l’honneur d’exposer a votre Excellence & au Noble Conseil les objets Suivans’
‘1. quels habits des bas officiers & Soldats, devant etre embalés, il importe de leur donner un Sarrot & une grande culote entoile; nen ayant pas je viens prier la noble régence de me faire delivrer environ cinq mille aunes toile de flandre, de la qualité qui conviendra le mieux a l’objet, & que je crois etre celle de voiles a perroquets.’
‘2. que la Noble Comp:ie ayant donné a chaque vaisseau de Transport une Caisse de medicamens, je prie que l’Examen de l’Etat de ces Caisses Soit verifié, & que le Chirurgien Major du Régiment Soit adjoint aux personnes qui Seront préposés a cet Examen, pour qu’elles soient pourvues du necessaire’
‘3: l’armement, l’Equipement & habillement des bas officiers & Soldats, devent etre mis en Caisse, j’ai l’honneur de joindre a la présente, sous Litt:a A l’Etat des Caisse necessaires a cet objet.’
‘4. Si Son Excellence & le noble Conseil delivreront comme rations de bord le Tabac, necessaire a la Troupe, ou S’il faudra en pourvoir le Soldat a Ses depends.’
‘5. Jusques a quel point les vaisseaux seront pourvûs pour la Table de Mess:rs les officiers de bord & des Troupes.’
‘6. Je prie Son Excellence & le noble conseil de me faire donner un état des Vivres, qui seront mis a bord pour la nourriture du soldat, afin que chaque Commandant des Troupes a bord puisse veiller a cequil recoivent, ce qui leur est destine.’
‘7. Je n’ai pû aprendre qu’avec douleur, que l’on ait refusé l’augmentation de 45 Stuivers, que le Régiment reclame; la Lettre de la noble direction du 18 Septembre 1786. porte un ordre trop precis, pour que j’aie crû necessaire de men pourvoir d’un autre. Je prend la liberté de mettre Sous les yeux de votre Excellence & du noble Conseil, l’état de la difference que je reclame depuis le 1 Mars 1786. jusques a ce moment le quel est anexé a la présente sous Littra B & monte a Rixdaalders 20090: 5. 4.’
‘8. La reparation des armes ayant été a la charge du Colonel de puis le premier Juillet 1786., cette depense, formant une Somme de Rixd:s 1940.1.3 Suivant les états Sous Littra C:, Je prie votre Excellence & le Noble Conseil de men ordonner le payement. J’espére que votre Excellence & le Noble Conseil voudront bien accueillir favorablement mes demandes, puis que leur bâze repose sur la Justice, & des titres, qui forment un contract respectable par leur nature et leur precision.’
‘Je Suis avec Respect’
’/: onderstond :/ Mess:rs votre trés humble & trés obeiss:t Serviteur /: was get: / P: F: Meuron /: in margine :/ Cap de bonne Esperance 10:e Xbre 1787.’
Waarop het besluit ter jongst voorgaande vergaderinge heeft moeten opgeschort blijven, om intusschen te kunnen nagaan en inquireeren, in hoeverre men al ofte niet in staat en bevoegd is, aan de gedane requisiten te voldoen, Zo is als nu ten belange van de onderscheidene articulen daarbij vervat, het volgende besluit genomen, te weeten.
Dat vermits geen voorraad van flaamsch Linnen alhier aan de hand is, welke toelaat hetzelve tot het bij articul 1 voorgestelde einde te verstrekken, mitsdien daaraan niet kan werden voldaan.
Dat ter voldoeninge van het twede articul, uit ‘S Comp:s Apotheecq alhier, in presentie van den Chirurgijn Major van het ged: Meuronsche Regiment, weederom zullen moeten worden opgevuld, en zo veel mogelijk volkomen van het nodige voorzien, de Medicijn kisten zig bevindende aan boord der Scheepen, dewelke de Wurtenbergse Troupes hier aangebragt hebbende thans tot Transport van hetzelve Regiment na Ceilon dienen Zullen.
Dat in steede van de Zeeventig Cassen, dewelke volgens eene nevens het gem: exposé L:a A: gevoegde Lijst, tot het bij het derde Articul opgegeevene eynde en oogmerk dienen moeten, dewijl bij nader overleg met voorm: Heer Collonel Commandant overeen gekomen is, dat in steede van dien een getal van twee en Veertig voor voldoende te houden zal zijn, mits dien deze Twee en Veertig kassen, daartoe op ‘S Comp: Ambagts quartier zullen moeten werden vervaardigt.
Dat tot extra ordinaire verstrekkingen voor de Soldat en binnen Scheeps boord, op de bij Articul 4. voorgestelde vraage, gratis uit ‘S Comp: Negotie Pakhuisen alhier zal werden afgeleeverd een quantiteit van 300 lb Tabak.
Dat tot narigt en informatie op het vijfde Articul, de voorm: Transport Scheepen ten behoeve der officieren en gemeenen van het meermelde Regiment, na dat zulx met de teegenwoordige tijds geleegendheid over een te brengen zal zijn, op gelijke voet zullen werden geproviandeert en voorzien, als bij het vertrek van het Luxemburgse Regiment van hier na Ceilon , ten dienste van hetzelve is geschied, waarvan goedgedagt is de bezorging aan de Heer Hoofd Administrateur Johannes Izaäc Rhenius gedemandeert te laten.
Dat ook ter voldoeninge aan het Sesde Aarticul, aan meerged:e Heer Collonel Commandant zullen werden ter hand gesteld de Lijsten der Victualiën en provisiën, dewelke invoegen zo evengem: op ieder der Transport Scheepen Zullen werden ingescheept.
Dan, dat vermits tot het geene opgem: Heere Commandant bij de Zeevende en Agtste Articuls vermeend te kunnen reclameeren en vorderen, eenparig begreepen is, dat men alhier geene bevoegdheid bezit, nogte qualificatie verkreegen heeft, om daaraan te acquiësceeren, en dat de ordre dienaangaande alzo ook nog van de Wel Edele Groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland, dan wel van de Hoog Edele Heeren Zeeventhienen zelve, zal moeten werden afgewagt en te gemoed gezien; Zullende intusschen hoogst deselve werden geinformeert van de bovengem: door ged: Heer Collonel Commandant ten deesen gedane vorderingen, met de dienaangaande door sijn E Apart voorgedragene reedenen en aan de andere zijde mede van de gronden en reedenen op welke men vertrouwd heeft geenzinsts daaraan te kunnen nog mogen voldoen, als zijnde in de eerste plaatze de ordre der Wel Edele Groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter Camer Zeeland, vervat bij Missive van den 18 December 1786, welke ged: Heer Collonel vermeend ter zake alte precies te zijn, dan dat, gelijk sijn Ed: zig uitdrukt, hij Heer Collonel nodig zoude hebben gehad, zig van een andere te voorzien, in het bijzonder betrekkelijk te maken tot het geene geobserveert zal moeten worden, om de Soldaten van de Luxemburgse en Meuronsche Regimenten, die hun tijd volkomen zullen hebben uitgediend, na Europa retourneerende, de præmie van Hondert Guldens te kunnen doen genieten; terwijl deze ordre omtrend de præmie bij welgm: Heeren Bewindhebberen is ontstaan, uit overweeging, dat beide de gem: Regimenten, ingevolge derselver respective Capitulatiën regt hebbende tot alle de Emolumenten en voordeelen, welke de overige Troupes der Maatschappij genieten, ook zonder twijffel zouden vorderen de voldoeninge der gem: præmie, zo als die aan de Soldaten na uitgediend verband, bij hun retour in Neederland werd voldaan; zonder dat meerwelgem: Heeren Bewindhebberen, of schoon het genot der præmie voor de uitgediend hebbende en retourneerende Soldaten veel nader uit het 18 Articul der Capitulatie van het Meuronse Regiment af te leiden is, dan dat uit het zelve articul zoude kunnen werden opgemaakt eenig recht tot het vorderen der verhoging van de Maandgelden voor de Zoldaten, dewelke bij het 6. articul op ƒ9:- ‘S Maands was bepaald, om teegens 20 Stuivers uit ‘S Comps: Cas te werden betaald, egter goedgedagt hebben eenig speciaal aanschrijvens te doen tot betalinge der gepretendeerde 15 Stuivers voor ieder Soldaat ‘S maands, boven hunne bepaalde Zoldijen; niet teegenstaande ged: Heer Collonel bij de overgelegde reedenen tot staving deezer pretensie, betuigd, desweegens door de Heer Collonel propriëtair van het Regiment klagten in het vaderland te zyn gedaan, en dat hij bij d’ E Comp:ie ook daaromtrend schadeloos stelling zoude hebben genoten
Mitsgaders in de tweede plaatze; om dat de schikkinge bij resolutie deeses Raads van den 4 Maart 1783. gemaakt, om de Soldaten van het meergem: Regiment in het genot der Maandgelden, zo wel als in alle andere zaken, welke zij reeds waren genietende, te brengen op eenen gelijken voete met de overige Troupes alhier, thans nog niet anders dan voor volkomen aan dat oogmerk beantwoordende te houden is, zo als de offerte hiervan, ingevolge deselve Resolutie aan de Heer Collonel propriëtair geschied zijnde, sijn Ed zulks ook op dien voet aangenomen en zeedert genoten heeft, en waarom het ook niet raadzaam zijn zoude buiten eene speciale ordre der Heeren Meesteren dewelke zig dienaangaande volkomen geinformeert vinden, daarvan af te gaan; om dat de overige Soldaten hunne gagiën van ƒ13 ‘S maands alhier genieten teegens 15 Stuivers per gulden, en aan die van het Meuronsche Regiment de gulden teegens 20 Stuivers uit ‘S Comp:s Cas werd betaald; daar inteegendeel, zo wanneer aan de Soldaten van het ged: Regiment boven de 195 Stuivers van welke zij in deeser voegen met de overige Troupes ‘S maands gelijk jouisseeren, nog 45 Stuivers per Maand wierd toegelegd, aan de eerste een voorregt boven de laatste zoude werden toegebragt, niet alleen strijdig tegens het gem: 18 Articul der Capitulatie en welke Capitulatie bevolen is, dat nauwkeurig geobserveert werden moet, maar ook alle zints geschikt, om gemor onder de andere Troupes te verwekken, wanneer zij dus onder eene mindere betalinge dan andere huns gelijke kwamen te geraken, ofte ook wel, gelijk te meermalen voorgevallen is, onder de Soldaten van het regiment zelve, zo wanneer deze verhoging aan hun toegelegd werdende, de Heer Collonel Commandant /: gelijk Sijn Ed: bij desselfs overgelegde reedenen pretendeert dit te kunnen doen :/ dezelve verhoging houd als niet te zijn bedoeldom de Soldaten van het Regiment meer geld als die van het Bataillon te doen genieten,maar wel om op eene juiste en raisonable wijze de Heer Collonel proprietair te dedomageeren, zonder dat ook verder ten desen eenigzints in aanmerkinge komen kan, het bijgebragte van gem: Heer Collonel Commandant bij desselfs meergerepte overgelegde reedenen, als off de Soldaten van het Bataillon hunne Soldijen hier erlangen en dan, gelijk gezegd, teegens 15 Stuivers p: gulden worden betaald, terwijl ‘er zig maar zeer weinige onder het Bataillon laten vinden, die het voorneemen hebbende om mettertijd na Europa te rug te keeren door extra ordinaire bezuinigingen, het doen van bijwagten voor hunne Cammeraden, ofte door andere geringe verdienste in de mogelijkheid geraken om hunne gagiën te laten staan, en dezelve in Neederland te ontfangen, waar door weeder in teegenoverstelling desulke hunne Maand gelden, voor al dien tijd, of ten minsten Een a Twee Jaren missen, en bij den ontfangst eenige kortingen ondergaan moeten, welke alzo nimmer toelaat, dat zij zig dan nog de gulden teegens 20 Stuivers toereeken kunnen
Voorts in de derde plaatze, dat ten belange van de betalinge der Rd:s 1940.1.3, welke dikwils gem: Heer Collonel Commandant mede nog komt te Eijsschen, geenzints, zelfs niet met eenige de minste schijn van reedenen, uit ‘S Comp:s Cassa eene uitkeering kan worden gevordert; alzo de gem: Somma Spruit weegens de reparatiën der geweeren van de Soldaten over een zeekeren laps van tijd en wel van den 26: Junij 1786, wanneer na dat aan den Heere Gouverneur zo door het Hoofd der militie de Heer Collonel Gordon, in desselfs qualiteit als door de meeste Capitains van het ged: Regiment, onderscheidene malen representatiën waren gedaan om dog de nodige ordres te willen stellen dat den Soldaat na de Capitulatie behandeld wierd, en na dat alle de Leeden des Raads zo wel als Sijn Ed: zelve, vermeend hadden uit het 8 Articul der Capitulatie niet anders te kunnen verstaan, dan dat het repareeren van de geweeren, niet ten Lasten van den Soldaat, maar uit de Somma van penningen door den Cheff proprietair volgens hetzelve Articul genoten werdende moest worden betaald, in diervoegen als zulx ook te voren door de Commissie dewelke tot het onderzoeken der Administratie bij het meergemelde Regiment gevaceert, ingevolge derselver ter vergaderinge van den 19 Junij 1784. overgeleeverd Rapport begreepen was, mitsgaders gem: Heer Cheff proprietair van het Regiment bij desselfs Memoire Justificatif van dato 24. April des evengem: Jaars, zelve geadvoueert had, dewijl daar en boven over verscheidene poincten en onder anderen omtrend het onderhouden van geweeren verregaande gemor onder de Soldaten was, en deselve gestadig tot desertie tendeerden, mitsg:s meer hoogst ged: Heeren bewindhebberen ter kamer Zeeland bij missive van den 12 Maij 1785; gelijk boven gezegd, ordre gegeeven hadden nauw agt te slaan dat de meergem: Capitulatie nauwkeurig wierd nagekomen; den Heere Gouverneur mitsdien met communicatie van de Leeden dezes Raads vermeind had, niet langer uitgesteld te kunnen, nog mogen laten om eenige pointen, na het beste inzien bij sijn Ed: ordre van voorm: dato 26 Junij 1786, in het huishoudelijke van dat Regiment te veranderen en exact te doen executeeren
Dat ook aangezien de klagten door den geweesen Lieutenant Collonel de Sandol Roi over de Administratie in het generaal, dirtectelijk aan de Heeren Majores overgebragt zijnde, en steeds de ordres en nadere Verklaringe van hoogst deselve omtrend alle voorsz: pointen te gemoed ziende, men daarinne vermeinde provisioneel te hebben moeten berusten.
Dat insgelijx meer hoogstged: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland hij hoogst derselver Missive, in dato 21 Junij deses Jaars aan welgem: Heere Gouverneur in het bijzonder gerigt, alleen hebben gelieven te doen eene verklaring dat de geheele inrigting van de Heer Collonel Meuron, ten aanzien van de decompte der onder officieren en Soldaten &:a gelijk deselve was voor dato 26 Junij 1786 meest met de zin en meening van desselfs Capitulatie en de gewoontens bij de Zwitsersche Regimenten in Frankrijk en Neederland, volkomen geapprobeert was, mitsgaders dat aan den Commandeerenden officier van het Regiment was gepermitteert, om deselve inrigting weeder te brengen op den vorigen voet gelijk welgem: Heere Gouverneur ook betuigde dadelijk na de aankomst der gem: Missive te hebben doen plaats grijpen, zonder dat haar Edele groot Agtb: iets daar verder bijvoegen, en het zig van zelfs voordoet gedecideert zijnde, dat de reparatie door den Soldat steeds zal moeten worden gedaan, althans gem: Somma nooit ten Lasten der E Comp:ie maar wel bij vervolg van die Soldaaten, dewelke hunne geweeren over den voorsz: tijd ten kosten van den Cheff zijn gerepareert geworden, weeder van tijd tot tijd uit hunne Zoldijen zoude moeten werden gerepeteerd.
Zijnde wijders op het daartoe door den Heer van Hugel, Collonel Commandant van het alhier guarnisoen houdend Wurtenbergsche Regiment gedaan schriftelijk verzoek, aan sijn Ed: toegestaan om de Twee Soldaten, in Namen Wilhelmus Jonger van Berlijn , uit het Luxemburgse Regiment en Johan Hendrik Scholtz van Stettin, dewelke als hun verbonden tijd uitgediend hebbende, op derzelver retour na Europa den eersten met de Paarl , en den anderen met de Jonge Frank van Ceilon alhier zijn aangeland vermits hunne ten desen gedane vrijwillige aanbiedinge op nieuw voor vijff Jaren onder het gem: Wurtenbergse Regiment te rengageeren.
Vervolgens is, na lecture en resumptie eener ingekomene Missive van de Regeering der Stad Hilburghausen , in het Hertogdom Saxen , gedateert 16 November 1786, en verzeld van Twee bijlagen, betreffende het door den alhier overleedenen burger Johan Andreas Thomas Kempf, bij sijn Testament aan desselfs bloedvrienden aldaar besproken aandeel welke missive thans met het Schip de Jonge Jacob van Batavia is aangebragt best gedagt Copia der voorsz: Missive en bijlagen over te geeven, aan de weeskamer deser Steede en deselve kamer te qualificeeren, om niet alleen te waken en te zorgen tot behoorlijke zeekerheid van het geene de voorm: bloedmagen van ged:e Kemf uit sijn nalatenschap competeert, en dat zulx aan deselve werde overgemaakt maar ook na zig op het heenkomen en de gesteldheid dezer Nalatenschap nauwkeurig te hebben geinquireert, desweegens aan de bovengem: Regeering der Stad Hilburgshausen de mogelijke en nodige elucidatie en narigt over te zenden.
Op voordragt van den Heere Gouverneur is verders tot vervullinge van de Adjudants plaats bij het Corps van de Heer Collonel Gordon in steede van den Capitain Lieutenant en Adjudant Bernardus Cornelis van Balen & die ter jongstvoorgaande Vergaderinge permissie geobtineert heeft en dienvolgens met het Schip de Jonge Jacob van hier staat te repatrieeren, ten versoeke van ged: Heere Gordon weederom aangesteld tot vaandrig en Adjudant, den Sergeant Jacob Tieleman.
Door den Schipper van het ingehuurd particulier Schip de Vreede , Thijs Keetel, ten opzichte van het ter Sessie van den 27: November laatstleeden genomen besluit, om gem: bodem de Vreede met de Lading van het Ceilons retourschip de Paarl weeder van hier voor de kamer Amsterdam te doen terug keeren overgeleevert zijnde een Schriftelijk Notarieel Protest teegens de gemelde Schikkinge en sijn bepaald retour, mitsgaders tegens alle schaden, kosten als anderzints, dewelke hij, sijn Rheeders ofte alle andere geinteresseerdens daar door mogten komen te leiden, met het geene daar verder op volgt; Zo is verstaan, dewijl men zig tot eene zodanige Schikkinge in de onvermijdelijke noodzakelijkheid gevonden heeft, en door manquement van eenige bekwame Scheeps ruimte in dezelve geen veranderinge kan werden gemaakt, mitsdien ook daarbij te persevereeren, en van het gemelde gedaan Protest, onder overzending van Copia der overgeleeverde Acte aan de Hoog Edele Heeren Zeeventhienen, zo wel als aan de Wel Edele Groot Achtb: Heeren Bewindhebberen ter gemelde kamer Amsterdam kennisse te geeven.
Terwijl teevens goedgevonden is van de beste en differente zoorten wijnen, die men in ‘S Compagnies Wijnkelders thans aan de hand heeft, met het voormelde Schip de Vreede per Factuur na het Patria af te zenden, zo veel, als tot opvulling der in dien bodem aparentelijk overblijven zullende ruimte, bekwamelijk zal kunnen geschieden.
Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J I Rhenius
[Signed:] R: J: Gordon
[Signed:] J: J: Le Suëur
[Signed:] O: G: de Wet