Skip to content

C178 v1.20

C. 178, pp. 2-35.

[ {178804} April 1788]

bij de voorsz: Negotie boeken te doen afschrijven

Gelijk ook nog door meerged: Heer Hoofd Administrateur wierd geproduceert de ondervolgende

‘Memorie van de nabeschrevene Houtwerken, glase Ruiten, ijzer, olijven olij, Bier &a. als er uit de volgende Scheepen zo te min, gebroken als bij pijling minder, de LeijfEijgenen in de jongst gepasseerde Ses Maanden door de natuurlijke dood overleeden, als mede het vee in gem: tijd zo verrekt als door het wild gedierte verslonden alles volgens verklaringe blijkende Namentlijk.’


Uit het Schip de goede verwagting
2/15 kelder brandewijn op 1 kelder ofte 15 flessen gebroken
2/15 d:o gedistileerde wateren op 1 kelder ofte 15 flessen gebroken
d:o p:s leedige bouteilles op d:o p:s in d:o cassen te min
3339 1/2 Can Bier op 275 vaten, Anker, pijlende 175 van 3 dm, 8 van 1,12 van 5, 5 van 6, 1 van 7, 1 van 8, 1 van 9 dm wan
97 lb Seep Marceill ; op 2093 lb in 4 Cassen te min
288 Cannen olijven olij, op 50 halfamen zijnde bij pijling 10 van 2, 35 van 3 en 5 van 4 d:m wan bevonden.
442 lb Hop op 3006 lb in 14 balen als
294 lb op 6 Balen door bygekomen nattigheid min of meer aangeslagen en bij de opening bedorven en onbruikbaar bevonden
148 lb aan Tarra meerder bevonden als zijnde de Tarra bij Factuur maar voor 30 lb bekend gesteld daar deselve 178 lb heeft gewogen
6 1/4 vaten Theer tot het opvullen van 13 3/4 vaten verbruikt
5260 p:s grauwe Moppen op 20000 p:s } gebroken
6560 d:o geele klinkens d:o 20000 d:o
17 d:o gr: balken van 3 en 4 dm op 256 p:s defect en gebroken
14 d:o d:o d:o d:o 4 d:o 6 d:o d:o 300 d:o  
20 d:o deelen d:o 1 dm d:o 120 d:o } gebroken
2 d:o juffers van 30 en 36 vt d:o 20 d:o
37 d:o ijzere potten op 300 p:s d:o
452 lb ges: ijzer, op 50000 lb in 530 staven bij naweeging minder
4 lb grote vertinde Roskammen op 50 p:s te min
491 p:s glase ruiten van 12 en 14 dm op 6000 p:s in 10 cassen gebroken bevonden
Uit het Schip de vreede .
5880 p:s grauwe Leidse steenen op 20000 p:s gebroken.
2 d:o Eijke Planken van 6 dm niet ontfangen dog in stede van dien
1 d:o d:o d:o d:o 7 dm } meerder uitgeleevert
1 d:o d:o d:o d:o 4 d:o
3 d:o d:o d:o d:o 2 d:o op 10 p:s } gebroken
55 d:o juffers van 30 a 36 v:t op 100 p:s
30 d:o Sparren d:o 15 d:o 18 d:o d:o 75 d:o
2 d:o gr: deelen d:o 2 1/2 d:m d:o 300 d:o
8 d:o d:o 2 d:o d:o 200 d:o
49 d:o d:o 1 1/2 d:o d:o 1000 d:o
30 d:o d:o 1 1/2 d:o met een Snee op 300 p:s
1 d:o d:o balk van 10 en 14 d:m op 26 p:s defect.
3 d:o d:o deelen 1 dm d:o 30 d:o gebroken
16 d:o Spieren op 45 p:s volgens verklaring van de gecommitteerden Capitains ter zee Jan Montanje en Hans Barendse ten eenemaal verrot, verstikt en vervuurt zijn
441 lb ges: ijzer op 25000 lb in 900 staven bij naweeging te min
2 p:s Slijpsteenen van 8 v:ten op8 p:s } defect
1 d:o d:o d:o 4 d:o d:o 8 d:o
1 d:o d:o d:o 3 d:o d:o 9 d:o
50 d:o ijzere Potten in zoort door de Smeekolen en roest zodanig bedurven dat niet kunnen verstrekt worden.
12 d:o Slaglijnen in 1 cas L:a B 3 niet gevonden
615 d:o glase ruiten van 12 en 14 dm op 6000 p:s in 30 cassen gebroken
21 d:o heele Leggers banden d:o 500 d:o d:o 2 bossen
3 d:o halve d:o d:o d:o 200 d:o d:o 3 d:o
12 d:o heele aams d:o d:o 800 d:o d:o 2 d:o te min
32 d:o halve d:o d:o d:o 800 d:o d:o 1 d:o
7058 1/2 Cann: Bier op 45 vaten, pijlende 13 van 3, 26 van 4, 1van 5, en 1 van 6 duim wan mitsg: 4 vaten bedorven en uitgestort
3/15 kelders franse Brandewijn, op 1 kelder of 15 flessen gebroken.
119 3/10 Cann: olijven olij op 17 halve Aamen als zijnde bij pijling 6 van 2, 7 van 3 en 3 van 4 dm wan en 1 leedig
2 1/2 vaten Theer op 15 vaten minder, als 1 vat geheel leedig door het springen van een duig en 1 1/2 d:o verbruikt tot het opvullen van 12 1/2 vaten
Uit het Schip de Vrouwe Sara Hendrina .
49 p:s gr. deelen van 2 dm op 790 p:s } gebroken.
6 d:o d:o d:o d:o 1 1/2 d:o d:o 150 d:o
Uit het Schip Josephus de Tweede
11670 p:s geele klinkers op 50000 p:s } gebroken
Uit het Schip de drietal Handelaars
10 p:s gr: deelen van 2 dm op 200 p:s } gebroken
17 d:o d:o d:o d:o 1 1/2 d:o d:o 375 d:o
5 d:o juffers van 30 d:o d:o 36 v:t op 250 d:o
Uit het Schip de Vrouwe Johanna
12025 p:s grauwe Moppen op 25000. } gebroken
4210 d:o geele klinkers d:o 2500.
106 lb zijlgaren op 1000 lb in 2 Cassen min of meer aangeslagen en verweert.

Uit het Schip de goede verwagting
2/15 kelder brandewijn op 1 kelder ofte 15 flessen gebroken
2/15 d:o gedistileerde wateren op 1 kelder ofte 15 flessen gebroken
d:o p:s leedige bouteilles op d:o p:s in d:o cassen te min
3339 1/2 Can Bier op 275 vaten, Anker, pijlende 175 van 3 dm, 8 van 1,12 van 5, 5 van 6, 1 van 7, 1 van 8, 1 van 9 dm wan
97 lb Seep Marceill ; op 2093 lb in 4 Cassen te min
288 Cannen olijven olij, op 50 halfamen zijnde bij pijling 10 van 2, 35 van 3 en 5 van 4 d:m wan bevonden.
442 lb Hop op 3006 lb in 14 balen als
294 lb op 6 Balen door bygekomen nattigheid min of meer aangeslagen en bij de opening bedorven en onbruikbaar bevonden
148 lb aan Tarra meerder bevonden als zijnde de Tarra bij Factuur maar voor 30 lb bekend gesteld daar deselve 178 lb heeft gewogen
6 1/4 vaten Theer tot het opvullen van 13 3/4 vaten verbruikt
5260 p:s grauwe Moppen op 20000 p:s } gebroken
6560 d:o geele klinkens d:o 20000 d:o
17 d:o gr: balken van 3 en 4 dm op 256 p:s defect en gebroken
14 d:o d:o d:o d:o 4 d:o 6 d:o d:o 300 d:o  
20 d:o deelen d:o 1 dm d:o 120 d:o } gebroken
2 d:o juffers van 30 en 36 vt d:o 20 d:o
37 d:o ijzere potten op 300 p:s d:o
452 lb ges: ijzer, op 50000 lb in 530 staven bij naweeging minder
4 lb grote vertinde Roskammen op 50 p:s te min
491 p:s glase ruiten van 12 en 14 dm op 6000 p:s in 10 cassen gebroken bevonden
Uit het Schip de vreede .
5880 p:s grauwe Leidse steenen op 20000 p:s gebroken.
2 d:o Eijke Planken van 6 dm niet ontfangen dog in stede van dien
1 d:o d:o d:o d:o 7 dm } meerder uitgeleevert
1 d:o d:o d:o d:o 4 d:o
3 d:o d:o d:o d:o 2 d:o op 10 p:s } gebroken
55 d:o juffers van 30 a 36 v:t op 100 p:s
30 d:o Sparren d:o 15 d:o 18 d:o d:o 75 d:o
2 d:o gr: deelen d:o 2 1/2 d:m d:o 300 d:o
8 d:o d:o 2 d:o d:o 200 d:o
49 d:o d:o 1 1/2 d:o d:o 1000 d:o
30 d:o d:o 1 1/2 d:o met een Snee op 300 p:s
1 d:o d:o balk van 10 en 14 d:m op 26 p:s defect.
3 d:o d:o deelen 1 dm d:o 30 d:o gebroken
16 d:o Spieren op 45 p:s volgens verklaring van de gecommitteerden Capitains ter zee Jan Montanje en Hans Barendse ten eenemaal verrot, verstikt en vervuurt zijn
441 lb ges: ijzer op 25000 lb in 900 staven bij naweeging te min
2 p:s Slijpsteenen van 8 v:ten op8 p:s } defect
1 d:o d:o d:o 4 d:o d:o 8 d:o
1 d:o d:o d:o 3 d:o d:o 9 d:o
50 d:o ijzere Potten in zoort door de Smeekolen en roest zodanig bedurven dat niet kunnen verstrekt worden.
12 d:o Slaglijnen in 1 cas L:a B 3 niet gevonden
615 d:o glase ruiten van 12 en 14 dm op 6000 p:s in 30 cassen gebroken
21 d:o heele Leggers banden d:o 500 d:o d:o 2 bossen
3 d:o halve d:o d:o d:o 200 d:o d:o 3 d:o
12 d:o heele aams d:o d:o 800 d:o d:o 2 d:o te min
32 d:o halve d:o d:o d:o 800 d:o d:o 1 d:o
7058 1/2 Cann: Bier op 45 vaten, pijlende 13 van 3, 26 van 4, 1van 5, en 1 van 6 duim wan mitsg: 4 vaten bedorven en uitgestort
3/15 kelders franse Brandewijn, op 1 kelder of 15 flessen gebroken.
119 3/10 Cann: olijven olij op 17 halve Aamen als zijnde bij pijling 6 van 2, 7 van 3 en 3 van 4 dm wan en 1 leedig
2 1/2 vaten Theer op 15 vaten minder, als 1 vat geheel leedig door het springen van een duig en 1 1/2 d:o verbruikt tot het opvullen van 12 1/2 vaten
Uit het Schip de Vrouwe Sara Hendrina .
49 p:s gr. deelen van 2 dm op 790 p:s } gebroken.
6 d:o d:o d:o d:o 1 1/2 d:o d:o 150 d:o
Uit het Schip Josephus de Tweede
11670 p:s geele klinkers op 50000 p:s } gebroken
Uit het Schip de drietal Handelaars
10 p:s gr: deelen van 2 dm op 200 p:s } gebroken
17 d:o d:o d:o d:o 1 1/2 d:o d:o 375 d:o
5 d:o juffers van 30 d:o d:o 36 v:t op 250 d:o
Uit het Schip de Vrouwe Johanna
12025 p:s grauwe Moppen op 25000. } gebroken
4210 d:o geele klinkers d:o 2500.
106 lb zijlgaren op 1000 lb in 2 Cassen min of meer aangeslagen en verweert.

‘En volgens g’annexeerde reecq: van den opsiender van ‘S Comp:s Slaven Logie, gesterkt met Secretarieele verklaringen zijn inde jongst gepasserde Maanden 7bre, 8bre, 9bre, xbre des voorl: jaars mitsg: in de Maanden Jann.ij en febr.ij deses jaars door de natuurlijke dood’


9 Stux kloeke jongens
3 d:o zuigende d:o
4 d:o kloeke Meiden
1 d:o School d:o
2 d:o zuigende d:o

9 Stux kloeke jongens
3 d:o zuigende d:o
4 d:o kloeke Meiden
1 d:o School d:o
2 d:o zuigende d:o

‘En volgens bijgevoegde Reekeningen van den Landdrost en Resident in de Baaij Fals gesterkt met Secretarieele beEedigde verklaringen zijn meede in voorschreeve tijd van ‘sCompagnies Beestiaal zo verrekt als door het wild gedierte verslonden te weeten :’


239 Stux Runderen te weeten
229 d:o verrekt
10 d:o verminkt
___
17 Stuks paarden
15 d:o Bokken

239 Stux Runderen te weeten
229 d:o verrekt
10 d:o verminkt
___
17 Stuks paarden
15 d:o Bokken

’/:onderstond/’

‘In’t Casteel de Goede Hoop den 4 April 1788. /:was geteekend:/ J.I. Rhenius .’

Welken aangaande door hem Heer Hoofd Administrateur versoek gedaan zijnde dat daarop mogt worden gedisponeert; zo is verstaan, de bij die memorie opgegeevene gestorvene Lijf Eijgenen en Beestiaal bij de voormelde Negotie Boeken deses gouvernements te doen afschrijven, en met de gespecificeerde te kort bevondene mitsgaders defect aangebragten of bedorvene goederen te handelen als in margine van voorschreeve Memorie is aangeteekend.

Zijnde insgelijks nagezien de Reekening der Restant gebleevene mitsgaders in de jongst gepasseerde Ses Maanden verkogte Zeeguls luidende als volgt.


Zeeguls d'Ao. 1787/8
 
Debent
  van van van van van van van van van van van van van van van van van van van van
Rds 1/8 1/4 1/2 3/4 1. 2. 3. 4. 5. 6. 8. 10. 12. 15. 20. 25. 30. 40. 50. 60.
1787 ult: aug: restant 1186. 719. 469. 35. 60. 67. 20. 64. 5. 19. 23. 25. 4.   15. 35. 6. 1. 4. 3.
do 3. 8:bre bijgekomen         100       50         25
do 12 x:bre bijgekomen 1500 1500 600   100 100 50 50     50 25
1788. 15 febr d:o 1500 1500 600   100 50 50 50 50   50 50 25
Te zamen p:s 4186 3719 1669 35 360 217 120 164 105 19 123 100 29 25 15 35 6 1 4. 3.
 
Credunt
  van van van van van van van van van van van van van van van van van van van van
Rds 1/8 1/4 1/2 3/4 1. 2. 3. 4. 5. 6. 8. 10. 12. 15. 20. 25. 30. 40. 50. 60.
zedert p:mo 7:bre 1787 tot dato deses verkogt 3179 2293 566 20 229 89 18 68 33 5 42 21 4 3 1 24
Ult:o febr. 1788. Restant 1007 1426 1103 15 131 128 102 96 72 14 81 79 25 22 14 11 6 1 4 3
te zamen Rds 4186 3719 1669 35 360 217 120 164 105 19 123 100 29 25 15 35 6 1 4 3

Zeeguls d'Ao. 1787/8
 
Debent
  van van van van van van van van van van van van van van van van van van van van
Rds 1/8 1/4 1/2 3/4 1. 2. 3. 4. 5. 6. 8. 10. 12. 15. 20. 25. 30. 40. 50. 60.
1787 ult: aug: restant 1186. 719. 469. 35. 60. 67. 20. 64. 5. 19. 23. 25. 4.   15. 35. 6. 1. 4. 3.
do 3. 8:bre bijgekomen         100       50         25
do 12 x:bre bijgekomen 1500 1500 600   100 100 50 50     50 25
1788. 15 febr d:o 1500 1500 600   100 50 50 50 50   50 50 25
Te zamen p:s 4186 3719 1669 35 360 217 120 164 105 19 123 100 29 25 15 35 6 1 4. 3.
 
Credunt
  van van van van van van van van van van van van van van van van van van van van
Rds 1/8 1/4 1/2 3/4 1. 2. 3. 4. 5. 6. 8. 10. 12. 15. 20. 25. 30. 40. 50. 60.
zedert p:mo 7:bre 1787 tot dato deses verkogt 3179 2293 566 20 229 89 18 68 33 5 42 21 4 3 1 24
Ult:o febr. 1788. Restant 1007 1426 1103 15 131 128 102 96 72 14 81 79 25 22 14 11 6 1 4 3
te zamen Rds 4186 3719 1669 35 360 217 120 164 105 19 123 100 29 25 15 35 6 1 4 3

’/:onder stond/’

‘In’t Casteel de Goede Hoop Ultimo Februarij 1788.’

’/: was geteekend / J. I. Rhenius /: in margine / Deeze Reecg: door ons ondergeteek: gecomm: uit den E Agtb: Raad van Justitie deses gouvernements met ende beneevens den pro interim Fiscaal behoorlijk nagezien en met de restanten geconfronteert zijnde is deselve in allen deele accordeerend bevonden.’

’/: was geteekend /’

‘C: Mappa, H: J: de Wet, G: Exter /:lager:/ in kennisse van mij /:geteekend:/’

‘R: J: v. der Riet gezw: Clercq.’

Uit welke Rekening blijkende dat de in de gem. ses Maanden verkogte zeeguls een Somma van Rd:s 3455 5/8 komen te bedragen is besloten dit Montant volgens gebruik in ‘sComp: Cassa te doen brengen en bij de voorm: Negotie Boeken in te nemen.

Door meerged: Heer Secunde Johannes Izaak Rhenius en de Heer Dispencier Tobias Christiaan Ronnenkamp, mitsg: den onderkoopman en winkelier Egbertus Bergh mede overgegeeven zijnde een Memorie van het gestempeld fijn Carton hetwelk door de Hoog gebiedende Heeren Majores in het Patria voor dit gouvernement uitgesonden en ingevolge de besluiten deeses Raads van den 14 Februarij en 6 November des voorleeden Jaars 1787 beschreeven en geteekend, mitsgaders in ‘S Compagnies groten geld Cassa overgebragt geworden is, luidende de voorschreeve Memorie als volgt.

‘Memorie van zodanig sestig Pakjes op fijn carton gestempelde Munt als door de Hoog gebiedende Heeren Majores in’t Patria herwaards gesonden, en na dat deselve in diervoegen als bij Politicq besluit van den 14 febr: en 6 Novemb: 1787 is geordonneert behoorlijk waren beschreeven en geteekend geworden, door ons ondergeteek: provisioneel in ‘S Comp grote geld Cassa overgebragt, en bij de Negotie Boeken ingenomen zijn te weeten’


L:a A Ses pakjes van Rd:s 2: als.
Een pakje van No: 3 tot No: 199 } 1191. p:s a rd:s 2: ieder Rd:s 2382
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 394.
Een d:o d:o d:o 395 d:o d:o 593.
Een d:o d:o d:o 594 d:o d:o 792.
Een d:o d:o d:o 793 d:o d:o 993.
Een d:o d:o d:o 994 d:o d:o 1191.
komt bij aan contant voor 2 p:s N:o 1 en 2. uit het eerstgem.
pacquet geligt en aan den Edele Heere Commissaris Boesses
overgegeven 4.
  ____
  Rijxd:s: 2386.

L:a A Ses pakjes van Rd:s 2: als.
Een pakje van No: 3 tot No: 199 } 1191. p:s a rd:s 2: ieder Rd:s 2382
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 394.
Een d:o d:o d:o 395 d:o d:o 593.
Een d:o d:o d:o 594 d:o d:o 792.
Een d:o d:o d:o 793 d:o d:o 993.
Een d:o d:o d:o 994 d:o d:o 1191.
komt bij aan contant voor 2 p:s N:o 1 en 2. uit het eerstgem.
pacquet geligt en aan den Edele Heere Commissaris Boesses
overgegeven 4.
  ____
  Rijxd:s: 2386.

‘Nota In’t tweede pacquet zijn 3 p:s ongestempelde gevonden.’


L A:a B. Ses pakjes van Rds 3 als.
Een pakje van No. 1 tot no. 199. } 1201 p:s a Rd:s 3 ieder d:o 3603.
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 398.
Een d:o d:o d:o 399 d:o d:o 599.
Een d:o d:o d:o 600 d:o d:o 800.
Een d:o d:o d:o 801 d:o d:o 1000:
Een d:o d:o d:o 1001 d:o d:o 1201.

L A:a B. Ses pakjes van Rds 3 als.
Een pakje van No. 1 tot no. 199. } 1201 p:s a Rd:s 3 ieder d:o 3603.
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 398.
Een d:o d:o d:o 399 d:o d:o 599.
Een d:o d:o d:o 600 d:o d:o 800.
Een d:o d:o d:o 801 d:o d:o 1000:
Een d:o d:o d:o 1001 d:o d:o 1201.

‘Nota In’t vierde pakje is een p:s zonder Stempel gevonden.’


L:a C, Ses Pakjes van Rd:s 4 als.
Een pakje van No. 1 tot No. 199. } 1198 p:s Rd:s 4 ieder. d:o 4792
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 599.
Een d:o d:o d:o 600 d:o d:o 799.
Een d:o d:o d:o 800 d:o d:o 1000
Een d:o d:o d:o 1000 d:o d:o 1198
 
L:a D Ses pakjes van Rd:s 5 als.
Een pakje van No. 1 tot No. 199. } 1197 p:s a Rd:s 5 ieder d:o 5985
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 799.
Een d:o d:o d:o 800 d:o d:o 998.
Een d:o d:o d:o 999 d:o d:o1197.
 
L:a E vier Pakjes van Rd:s 10 als
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 801 p:s a rd:s 10 ieder d:o 8010.
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 400.
Een d:o d:o d:o 401 d:o d:o 601.
Een d:o d:o d:o 602 d:o d:o 801.
 
L:a F. Vier pakjes van Rd:s 12: als.
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 799 p:s a rd:s 12 ieder d:o 9588
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 398.
Een d:o d:o d:o 399 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 799.
 
L:a G. Vier pakjes a rd:s 15: als.
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 797 p:s a rd:s 15 ieder d:o 11955
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 797.

L:a C, Ses Pakjes van Rd:s 4 als.
Een pakje van No. 1 tot No. 199. } 1198 p:s Rd:s 4 ieder. d:o 4792
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 599.
Een d:o d:o d:o 600 d:o d:o 799.
Een d:o d:o d:o 800 d:o d:o 1000
Een d:o d:o d:o 1000 d:o d:o 1198
 
L:a D Ses pakjes van Rd:s 5 als.
Een pakje van No. 1 tot No. 199. } 1197 p:s a Rd:s 5 ieder d:o 5985
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 799.
Een d:o d:o d:o 800 d:o d:o 998.
Een d:o d:o d:o 999 d:o d:o1197.
 
L:a E vier Pakjes van Rd:s 10 als
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 801 p:s a rd:s 10 ieder d:o 8010.
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 400.
Een d:o d:o d:o 401 d:o d:o 601.
Een d:o d:o d:o 602 d:o d:o 801.
 
L:a F. Vier pakjes van Rd:s 12: als.
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 799 p:s a rd:s 12 ieder d:o 9588
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 398.
Een d:o d:o d:o 399 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 799.
 
L:a G. Vier pakjes a rd:s 15: als.
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 797 p:s a rd:s 15 ieder d:o 11955
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 797.

‘Nota In’t vierde Pakje is een ongestempelde gevonden.’


L:a H. vier pakjes van rd:s 20: als.
Een pakje van No.1 tot No. 201. } 802 p:s a rd:s 20 ieder d:o 16040
Een d:o d:o d:o 202 d:o d:o 401.
Een d:o d:o d:o 402 d:o d:o 602.
Een d:o d:o d:o 603 d:o d:o 802.
 
L:a J: vier pakjes van rd:s 25. als.
Een pakje van No. 1 tot No. 203. } 805 p:s a rd:s 25 ieder d:o 20125.
Een d:o d:o d:o 204 d:o d:o 404.
Een d:o d:o d:o 205 d:o d:o 603.
Een d:o d:o d:o 604 d:o d:o 805.
 
L:a K vier pakjes van rd:s 30.als
Een pakje van No. 1 tot No. 202. } 801 p:s á rd:s 30 ieder d:o24030.
Een d:o d:o d:o 203 d:o d:o 401.
Een d:o d:o d:o 402 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 801.
 
L:a L: vier pakjes van rd:s 40. als
Een pakje van No. 1 tot No. 201. } 800 p:s a Rd:s 40 ieder d:o 32000
Een d:o d:o d:o 202 d:o d:o 401.
Een d:o d:o d:o 402 d:o d:o 602.
Een d:o d:o d:o 603 d:o d:o 800.
 
L:a M: vier pakjes van rd:s 50. als
Een pakje van No. 1 tot No. 199. } 797 p:s a rd:s 50 als d:o 39850
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 597.
Een d:o d:o d:o 598 d:o d:o 797.
 
L:a N: vier pakjes Rd:s 60 als
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 791 p:s a rd:s 60 ieder d:o 47460.
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 400.
Een d:o d:o d:o 401 d:o d:o 591.
Een d:o d:o d:o 592 d:o d:o 791.
 
  Somma Rd:s 225824..

L:a H. vier pakjes van rd:s 20: als.
Een pakje van No.1 tot No. 201. } 802 p:s a rd:s 20 ieder d:o 16040
Een d:o d:o d:o 202 d:o d:o 401.
Een d:o d:o d:o 402 d:o d:o 602.
Een d:o d:o d:o 603 d:o d:o 802.
 
L:a J: vier pakjes van rd:s 25. als.
Een pakje van No. 1 tot No. 203. } 805 p:s a rd:s 25 ieder d:o 20125.
Een d:o d:o d:o 204 d:o d:o 404.
Een d:o d:o d:o 205 d:o d:o 603.
Een d:o d:o d:o 604 d:o d:o 805.
 
L:a K vier pakjes van rd:s 30.als
Een pakje van No. 1 tot No. 202. } 801 p:s á rd:s 30 ieder d:o24030.
Een d:o d:o d:o 203 d:o d:o 401.
Een d:o d:o d:o 402 d:o d:o 598.
Een d:o d:o d:o 599 d:o d:o 801.
 
L:a L: vier pakjes van rd:s 40. als
Een pakje van No. 1 tot No. 201. } 800 p:s a Rd:s 40 ieder d:o 32000
Een d:o d:o d:o 202 d:o d:o 401.
Een d:o d:o d:o 402 d:o d:o 602.
Een d:o d:o d:o 603 d:o d:o 800.
 
L:a M: vier pakjes van rd:s 50. als
Een pakje van No. 1 tot No. 199. } 797 p:s a rd:s 50 als d:o 39850
Een d:o d:o d:o 200 d:o d:o 399.
Een d:o d:o d:o 400 d:o d:o 597.
Een d:o d:o d:o 598 d:o d:o 797.
 
L:a N: vier pakjes Rd:s 60 als
Een pakje van No. 1 tot No. 200. } 791 p:s a rd:s 60 ieder d:o 47460.
Een d:o d:o d:o 201 d:o d:o 400.
Een d:o d:o d:o 401 d:o d:o 591.
Een d:o d:o d:o 592 d:o d:o 791.
 
  Somma Rd:s 225824..

’/:was get:/ J. I. Rhenius, T. C. Ronnenkamp, E. Bergh’

Zo is na overweeging goedgevonden het voorsz: montant van dat gestempeld Carton bij de Negotie boeken te doen innemen, en daar en teegen van de oude pergamente en papiere Munten weeder een gelijk bedragen uit de voorsz: geld-Cassa te doen ligten, ten einde van dat door voorsz: Heeren Rhenius nevens de gecommitteerdens over de Klijne geld-Cassa, den koopman en Pakhuismeester Salomon van Echten en ged: onderkoopman en winkelier Egbertus Bergh daarvan eene Memorie geformeert en overgeleeverd zal zijn, vervolgens tot het vernietigen en afschrijven van deese Somma der oude munten zodanig besluit te nemen als bevonden zal worden te behoren.

En nadien het voorm: gestempeld en verder in gereedheid gebragte Carton als nu in plaats van de vorige oude munten uit ‘s Comp: Cassa staan te worden uitgegeeven, zo is goedgevonden zulx bij publicatie te notificeeren en daarbij tevens op te geven de kenmerken waaraan het voorm: Carton te onderscheiden is, om voor goed en deugdzaam na de daarop gestelde waarde bij een ieder te werden g’estimeert.

Wel opgem: Heere Gouverneur daar na mede ter vergaderinge open gelegd hebbende dat wanneer nu een Jaar voorleeden door het Springen van een Stuk Canon a 24 lb: bals op de Batterij Amsterdam bij welke geleegendheid eenige manschap jammerlijk omgekomen en andere zeer gevaarlijk gequest geworden waren, men de noodzakelijkheid had ingezien om al het Canon hetwelk bij dit gouvernement aan handen was; en waaromtrend nog eenige twijfeling plaats had, alvorens deselve tot het garneren der onderscheidene posten te emploijeeren, zodanige proeven te laten doen als Sijn Ed gemeend had nodig te zijn en ook bij het gantsche Corps officieren der Arthillerie aan het Hoofd hebbende den Heere Colonel Gilquin overwogen weesende de voorzigtigste bevonden waren; en dat na dese proeven te hebben doen bewerkstelligen, nog onderscheidene Stukken kanon van deselve gieterij en een andere als waaruit het gesprongen Stuk voortgekomen was, mede gesprongen of ten eenemaal onbruikbaar bevonden zijnde, alleen het overige bekwame en goedgekeurde Canon vervolgens overeenkomstig het onder Sijn Edele directie door eene daartoe benoemde expresse militaire Commissie uit eenige officieren van de Arthillerie desweegens geformeert Plan, met hetwelke zig het hoofd der militie de Heer Colonel Gordon, zo wel als het gem: Corps officieren der Arthillerie nevens hun cheff, voorm: Heer Colonel Gilquin mede geconformeert had, op de onderscheidene posten verdeeld en geplaatst geworden was: welk evengem: Plan nevens de daartoe gehouende aanmerkingen, welgem: Heere Gouverneur ter vergaderinge geliefde te produceeren.

Dat Sijn Ed: verders op even diezelfde wijze in overleg getreeden weesende, om de posten die zig thans volgens het voorst: plan met de bekwame Stukken Canon provisioneel voorsien vonden, op eene behoorlijke wijze te kunnen doen administreeren of bedienen, zo wel bij Sijn Ed als bij den Heere Gordon het Hoofd der Militie voormeld, en ook ged: Heer Colonel Gilquin ondervonden was, daartoe, alleen buiten en behalven de batterijen, dewelke ingevolge het door hem Heere Gouverneur aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores gesuppediteert Plan nog zouden dienen te werden aangelegd of reeds voor zo verre zulx geen uitstel lijden konde, onder handen waren, het teegenwoordig getal van 300. Man gemeene Arthilleristen, in verre na nie toereikende quam te zijn, maar dat men tot hetzelve tevens ook zoude moeten emploïeeren eenige Soldaten uit het thans nog zeer zwakke guarnisoen en voorts zodanige mattrosen ofte bij de onderscheidene werken dienende handlangers, als zig tot deesen dienst eenigzints bekwaam vonden en t’emploïeeren weesen zouden:

dan dat Sijn Ed betuigen moest zo wel als het Hoofd der militie enden voorm: Colonel en Cheff der Arthillerie ten vollen overtuigd te weesen van de volstrekte onmogelijkheid om ondertusschen met het teegenwoordig getal officieren en onder officieren bij het meergem: Corp:s Arthilleristen, de differente thans gegarneerde, en zo verre van elkanderen verwijderde Posten na behoren te bezetten en te kunnem bedienen: waarom ook de teegenwoordige tijds omstandigheeden ged: Heer Colonel Gilquin gedrongen hadden bij Sijn Edele Schriftelijk te insteeren, om aan deesen Rade voor te dragen eene promotie van officieren bij het dikwerf gem: Corps; en verdens nog zodanige anderen verbeeteringen meer onder het zelve en bij de genie als het schriftelijk vertoog van meergem: Heer Colonel Gilquin behelsde luidende

Aan den wel Edel geboren Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a.

‘Wel Edel Geboren Gestr: Heer!’

‘Daar wij door de Resolutie de Hoog gebiedende Heeren Majores de dato 28 julij 1785. geauthoriseert zijn, om de Arthillerie alhier in Zo verre te vermeerderen, als bij Uw.Ed geb: gestr: volstrekt noodzakelijk zal geoordeeld worden, en mij Uw.Ed geb: Gestr: denkwijze omtrend de thans exteerende, noodzakelijkheid van dien ten vollen bekend is, terwijl mij ons ingevolge de Secreete confidentie door Uwel.Ed geb:Gestr: aan mij gedaan, in de urgeerendste omstandigheden, bevinden, om alle onze vermogens aan te wenden, ten einde zo spoedig mogelijk in staat te geraken, het talrijk geschut deeser Colonies behoorlijk te kunnen bedienen, op dat men zig bij alle voorkomende geleegend heeden, met eenig beeter vooruitzicht, een gewenscht effect daarvan Zoude kunnen en durven beloven en het uit het onlangs ingeleeverde Rapport der Militaire Commissie van den 26 Februarij volkomen gebleken is, hoe insufficient het teegenswoordig getal der officieren zo wel als der gemeene Arthilleristen bevonden werd, tot besetting der differente Posten die met geschut gegarneerd zijn, zo hebbe ik, om van geen plicht verzuim in deese criticque omstandigheeden getaxeert te kunnen werden, en ingevolge de intentie der Hoog gebiedende Heeren Majores van den voorhanden zijnde Sujetten ten meesten nutte van den dienst der E: O. I. Comp: gebruik te maken, terwijl ‘er nog tijd schijnt te weesen om deselve tot den Arthillerie dienst te kunnen bekwamen het onvermijdelijk nodig geoordeelt, aan UwelEd geb: Gestr: voor te dragen, omme de gemeene Arthilleristen deses guarnisoens die thans 300 koppen uitmaken, tot het getal van 390 Man te brengen, en van de twee Comp:iën er provisioneel drie te formeeren; als wanneer ieder Compagnie uit 130 Man gemeene Arthilleristen Zoude bestaan waar door men naar aftrek der Zieken en onbekwamen altoos ten minsten op 100 gesonde dienstdoende Manschappen per Compagnie zoude kunnen Staat maken.’

‘En vermits hiertoe eenige avancementen en aanstellingen van officieren zullen vereischt werden, Zo neme de vreiheid aan Uw Ed geb: Gestr: de volgende nominatie te presenteeren ente versoeken, dat UwEd geb: Gestr: inden Wel Edelen Achtb: Raad gelieft te proponeeren de navolgende promotie als.’


den Capitain Lieut: S.: van Ohms tot Capitain
de } Lieutenants. { A: de Vogel } tot Capitain Lieutenants
d:o G. C. Kuchler
d:o H. W. Rulz
d:o H. van de Graaff
 
de } Vuurwerkers { P. Ulr: Fischer } tot Lieutenant
d:o C. G: Schildbagh
d:o F. Langerman
d:o C: Kemper
d:o I: M: Gunkel
 
de } bombardiers { S: A: Wasschenvelder } tot ordinaire Vuurwerkers
d:o T: D Stephan
d:o W: C: Schuchand
d:o T: Bergers
 
    T: D Piton } tot extra ordinaire Vuurwerkers
    W: Marnitz
    T: D Frederici
    L: F: Fischer

den Capitain Lieut: S.: van Ohms tot Capitain
de } Lieutenants. { A: de Vogel } tot Capitain Lieutenants
d:o G. C. Kuchler
d:o H. W. Rulz
d:o H. van de Graaff
 
de } Vuurwerkers { P. Ulr: Fischer } tot Lieutenant
d:o C. G: Schildbagh
d:o F. Langerman
d:o C: Kemper
d:o I: M: Gunkel
 
de } bombardiers { S: A: Wasschenvelder } tot ordinaire Vuurwerkers
d:o T: D Stephan
d:o W: C: Schuchand
d:o T: Bergers
 
    T: D Piton } tot extra ordinaire Vuurwerkers
    W: Marnitz
    T: D Frederici
    L: F: Fischer

‘Zullende den ondergeteek: dese officiers, onder gunstige approbatie van UwEd Geb. Gestr: ingevalle zij geagreeert worden, in de drie geproponeerde compagniën, naar ordre in rang repartilieeren.’

‘Versoekende dat het UwEd: geb: Gestr: bij dese geleegendheid moge behagen te willen bepalen hoeveel Canonniers van de eerste classe, waarvan de noodzakelijkheid in het gemelde Rapport der militaire Commissie mede aangetoont is; er bij ieder Comp: zullen mogen werden aangesteld, op dat ik deselve aan UwEd: geb: gestr: met de manqueerende onder officieren zo ras mogelijk zoude kunnen voordragen.’

‘En vermits het zeer dienstig moet geoordeelt werden, dat ‘er een Chirurgijn aan d’ Arthillerie geattacheert werde, in Staat, ombij alle facheuse accidenten, waaraan dit Comp:s weegens desselfs gevaarlijken dienst, zeer onderheevig is, een prompten hulp te administreeren, en ‘er zig thans alhier een bequaam Sujet gen:d Pallas, buiten emploij bevind, geneegen om deese post te bekleeden, zo hebbe d’ Eer, denselven ten dien einde, aan UwEd geb: Gestr: te proponeeren, met versoek om hem tot Chirurgiën der Arthillerie en genie aan te stellen of zodanige conditiën als UwEd geb: Gestr: reedelijk en billijk zal oordeelen.’

‘Als mede dat aan den Lieut: H van de Graaff, die nu al zeedert een Jaar met Uw Ed geb: Gestr: voorkennisse, en tot mijn genoegen de post van Adjudant heeft waargenomen over gem: tijd, en voor het toekomende het ordinair daartoe staande tractement moge werden toegelegd, zo ende gelijk zulx bij alle Corp:sen gebruiklijk is.’

‘Voorts neemd den onderget: de vreiheid den Lieut: Ingenieur Wijting Schull, die mede gedurende den laatsten oorlog alhier op eene gedistingueerden wijze, allen iever In’t behagten sijner pligten getoont heeft, en door de avancementen dewelke in dit guarnisoen zijn voorgevallen werkelijk in sijn relative rang verloren heeft, voor te dragen tot Cap:n Ingenieur.~ Als mede den L:t Ing: Thiebaut ten fine van encouragement tot Capitain Lieut.’

‘Waarmede d’ Eer hebbe met diep:ste respect te zijn /:onderstond/ Wel Ed geb: gestr: Heer Uw Ed: geb: Gestr: Heer gehoorz: en onderd: Dienaar /:was get:/ P: H: Gilquin’

’/:in margine:/ Cabo de Goede Hoop, 31 Maart 1788.’

Waarover met aandag gedelibereedt zijnde, hebben de gezamentlijke Leeden zig mede gedrongen gevonden om, volkomen vertrouwende dat uit hoofde van de teegenswoordige tijds omstandigheeden de voordragt der voorm: officieren en het geene het vertoog verders vervat, door welgem: Heere gouverneur kwam te geschieden, in eene gemoedelijke overtuiging van dies pressante noodzakelijkheid, deselven voordragt volkomentlijk te moeten approbeeren, en mitsdien om zo veel mogelijk te remedieeren aan het geene omtrend officieren, onder officieren en gemeenen provisioneel aller noodzakelijkst wierd vereischt, wilde men van dat Corp:s in tijd van nood effect erlangen, zonder tijd versuim te moeten aanstellen

Tot Capitain

den Capitain Lieutenant Salomon van Ohm.

Tot Capitain Lieutenant

de Lieutenant Adrianus de Vogel, George Coenraad Kuchler, Hendrik Willem Rutz en Hendrik van de Graaff

Tot Lieutenants

de Vuurwerkers Pieter Ulrich Fischer, Christiaan Godlob Schildbach, Frederik Langerman, Christiaan Kemper, en Justus Hendrik Gunkel

Tot ordinaire Vuurwerkers

de Bombardiers Jan Adriaan Wassenfelder, Johan Daniel Stephan, Johan Willem Schugard en Johannes Bergis.

mitsgaders tot extra ordinaire vuurwerkers.

De Bombardiers Jan David Piton, Philip Willem Marnitz, Johan Christiaan Frederici en Lucas Fredrik Fischer.

Alle welke officieren aan gem: Heer Colonel Gilquin overgelaten werden om deselve te reparitieeren onder de drie Compagniën waaruit het voorm: Corp:s Arthilleristen thans provisioneeel zal komen te bestaan: is verstaan, aan voorm: Cap:n Lieutenant Hendrik van de Graaff, weegens den dienst als Adjudant, van nu af an te laten verstrekkende daartoe staande Emolumenten, dog in het verder voorgedragene van den Heer Colonel Gilquin, ten dien requarde niet te kunnen treeden.

Zijnde mede goedgedagt het dikwils gem: Corps Arthilleristen tot nader order der Hoog gebiedende Heeren Majores uit het aan handen zijnde Magazijn der militairen voor Indiën, provisioneel om reedenen door den Coll: Gilquin bij het meergem: vertoog geallequeert, met 30 Man per Compagnie en dus tot 390 koppen of gemeene Arthilleristen te augmenteeren.

Terwijl ook om de insgelijx bij het zelve vertoog aangehaalde reedenen en in het voorz: vertrouwen op de noodzakelijkheid van de daartoe gedane voordragt, goed gevonden is te bevorderen, tot Capitain bij de genie, den Lieutenant Ingenieur Hendrik Pieter Wijting Schull en tot Cap:n Lieut: den Lieut: Ingenieur Louis Michiel Thibaut, als hebbende meerwelgem: Heer Gouveneur, zig conformeerende met het getuigenis door ged Heer Coll: Gilquin omtrend voorm: officier Schull gegeeven, ook ten opzigte van laatstgem: Ingenieur Thiebaut, die reeds meer dan Ses jaren de Ed. Maatschappij tot volkomen genoegen deeser Regeering met allen iever heeft gediend, in het bijzonder betuigd ten vollen gepersuadeert te zijn dat de Zele en bekwaamheid vandien officier, waarvan sijn Ed ook veel adsistentie erlangd hadde bij het formëeren der aande hoog gebiedende Heeren Majores overgezondene kaarten en Plans, een zodanig reguard tot desselfs avancement ten emulatie wel meriteerde.

Dan ingesien zijnde het bezwaar waar mede dese aanstellingen buiten expresse qualificatie der Hoog gebiedende Heeren Majores zoude gepaart gaan, het geen ook een Scrupule te weeg brengt om aan deselve officieren toe te leggen de verhoging van gagie na den graden van derselver voorsz: bevordering, zo is op voordragt van den Heere gouverneur, best gedagt, aangezien de volstrekte noodzakelijkheid in den teegenwoordigen criticquen staat der zaken, die daartoe geen delay wilden lijden, aan meer hoogstgem: Heeren Superioren eerbiedig te versoeken, deese aanstellingen goedgunstiglijk te willen approbeeren; en als dan aangem: officieren de daartoe staande maandelijkse besoldingen te accordeeren; mits welke ook alle deselve voor zo lange geene andere gagie zullen genieten als zijlieden gewonnen hebben in de resp:ve qualiteiten uit dewelke hunne verhoging thans provisioneel is geschied.

En heeft welgem: Heere gouverneur verders gedeclareert voorm: Heer Colonel en Cheff der Arthillerie Gilquin te hebben gequalificeert en gelast om aan sijn Ed. op te geeven den voet waarna hij Heer Colonel vermijnden zoude dat voortaan ieder Compagnie zo in officieren onder officieren als gemeenen na de omstandigheid van den dienst die de Arthillerie in dit gouvernement, relatief tot desselfs locale gesteldheid zal moeten presteeren, zoude behoren te bestaan, om dus provisioneel daaruit te kunnen nemen den voet waar op zonder uitstel het benodigd getal onder officieren zouden behoren gegebragt te worden en Sijn Edele daartoe, bekwaamst oordeelen zal: ten einde door hem Heere Gouverneur nader aan desen Rade te kunnen werden voorgedragen.

Zo als ook nog op de voordragt bij het voorschreeve vertoog van den Heere Colonel Gilquin geschied, goedgevonden is, den uit het van hier vertrokken Meuronsche Regiment gecongedieerde en ter deesen plaatze overgebleevene Chirurgijn Dedier Pallas aan te stellen tot Chirurgijn bij het gedagte Corp:s Arthilleristen met de gagie van ƒ30 ter Maand onder een verband van drie Jaren.

Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten dage en Jare voorsz:

[Signed:] C. J. van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J. J. Le Sueur

[Signed:] O. G. de Wet

C. 178, pp. 36-56.

Dingsdag den {17880415} 15 April 1788.

’s voormiddags alle præsent.

Op heeden geleesen en gedelibereert geworden zijnde op den inhoude van een door den ondercoopman en Secretaris des Raads van Justitie M:r Cornelis van Aerssen ingediend versoekschrift, tendeerende op fundament van de daartoe bij het zelve Request in het breede geallequeerde reedenen dat aan hem mogt worden toegevoegd den Rang en titul van honorair Lidt van gem: Jusitieelen Rade, ten einde bij sijn emplooi tot eenige andere bediening, ingevolge desselfs ancienniteit als onderkoopman in dat Collegie te kunnen Sessie neemen, ofte wel, zo hij In’t gem: sijn teegenwoordig Ampt Zoude moeten continueeren als dan metter tijd niet gesecludeert te zijn van de wettige aanspraak die hij op sijn tourbeurt Zoude kunnen maken, om eens als lidt in onze vergadering te worden ingelijfd, zo is ten aanzien van het eerste Lidt van dat versoek aangemerkt, dat gem: onderkoopman van Aerssen, voor zo lange denselven het Ampt van Secretaris des Raads van Justitie bekleed, ingevolgen de gevenereerde aanschrijvens der Hoog gebiedende Heeren Majores van dato van dato 28 juli 1785 geen hoger Rang engage zal mogen hebben dan die van ondercoopman: uit hetwelke nogthans met relatie tot het tweede Lidt niet kan worden afgeleid, dat denselven daarom behoord te weesen gedestitueert van het aspect, om, wanneer ‘er geene reedenen exteeren, die eenig ander dienaar præferabel doen zijn, evenwel van sijn teegenwoordig Ampt op desselfs tourbeurt direct bij deesen Rade te worden ingelijft

Weshalven in overweeging genomen wesende dat ook alleen de gem: præsente bediening van hem van Aerssen hinderlijk is geweest tot sijne aanstellinge als Lidt in meergem: Raad van justitie voor de verkiesinge en aanstellinge der twee laatste Leeden in dat Collegie; en dat wanneer op dat tijdstip een zodanig versoek van denselven voorgekomen was, die aanstellinge daardoor ook zeekerlijk zoude hebben verzelt gegaan van eene bijvoeging dat zulx niet zoude moeten prejudicieeren aangem: Van Aerssen, wanneer hij in dertijd als Lidt in den Raad van Justitie mogt worden verkoren, om na sijn ancienniteit van onderkoopman voor deselve seedert aangestelde twee jongste Leeden uit ‘sComp: dienaren, aldaar Sessie te neemen, is dierhalven goedgevonden als nog dikwerfgem: Raad van Justitie aan te schrijven, dat de evengem: termen van nonpræjudicie omtrend de zitting van hem van Aerssen zal moeten werden geobserveert, ingevalle denselven bij vervolg van tijd tot Lidt in hetzelve Collegie mogt worden verkoren en aangesteld.

Werdende wijders door de Heer M: Jacobus Johannes le Suëur zo voor zig als van weegens de meede gecommitteerdens ter recherche van het door negligentie van den eerste gezw: Clercq ter politicque Secretarije, Johannes Marthinus Horak, aan d’ Comp:ie veroorzaakt deficient, bij wanbetalinge van ‘S Heeren gerechtigheid weegens eenige verkogte vaste goederen, en de leenings penningen der op ordonnantie uitgegeevene plaatsen, provisioneel ter vergaderinge gerapporteert, dat bij de gem: tot dus verre gevorderde recherche, bevonden was, dat zeedert het jaar 1783, wanneer de gesegde wanbetaling een begin genomen had tot het jaar 1787. alleen aan ‘s Heeren geregtigheid van de in dien tusschen tijd verkogte en getransporteerde vasten goederen, eene betalinge van ruim Rd:s 16000: aan d’E Comp: kwam te ontbreeken, waarop noodzakelijk geoordeelt zijnde, in tijds bedagt te zijn om de vereischte maatreegulen te neemen die strekken mogen om gem: Horak het verkopen off veralineeren van zodanige sijner effecten te beletten, als waaruit de vergoedinge desweegens voortkomen moet, zo is na overweeging bij meerderheid van stemmen goedgevonden, den Raad van Justitie voorm: aan te schrijven om ten eersten provisioneel den boedel en Effecten van gem: Horak te doen Inventariseeren en onder Sequestratie te stellen, tot dat uit de verdere bevinding der voorsz: Commissie gebleeken zal zijn, welke proceduren nader tot de gem: vergoeding teegens denselven Horak, zullen dienen te werden g’ entameert.

Hier na zijn gerevideert geworden de Negotie en Soldij Boeken deses gouvernements van het gepasseerde Jaar 1786/7 met ende benevens de Rapporten der Heeren M:r Jacobus Johannes Le Suëur en Tobias Christiaan Ronnenkamp als tot dies examinatie gesteld geweest zijnde, uit dewelke quam te blijken dat de Negotie Boeken met de ordonnantiën beneevens de in en afschrijving accordeeren, gelijk mede dat de Soldij Boeken volgens de ordre der E Comp. Gehouden sijn en dat de afbetaling aan de Dienaren na behoren is verrigt, zo als deselve dan ook nevens de verteerde gastos &:a &:a volgens het genoteerde daarvan bij de Negotie Boeken zijn afgeschreeven en belast bedragende als volgt.

aan 't Negotie Boek over monteering   ƒ13569:16:
aan 't guarnisoen winkelboek   d:o182380:13:4:
aan 't Hospitaal   d:o 48561:15:7:
't Schip de Meermin
over betaalde Soldijen ƒ5421.12
weegens verteerde gastos 170:13:1 5592:5:1
aan 't Negotie Boek over monteering   ƒ13569:16:
aan 't guarnisoen winkelboek   d:o182380:13:4:
aan 't Hospitaal   d:o 48561:15:7:
't Schip de Meermin
over betaalde Soldijen ƒ5421.12
weegens verteerde gastos 170:13:1 5592:5:1

Dat wijders de Boedelreekeningen van ‘S Comp: afgestorwene Dienaren welkers nalatenschappen door den Soldij Boekhouder als Curator ad Lites geadministreert en verkogt zijn, meede na behoren onderzogt weesende, bevonden was, dat de inschrijving en bereekening daarbij na den Indiaschen Standpenning alhier is gedaan, mitsg: dat de venduboeken met de origineele Memoriën der gehoudene vendutiën, en dese met d’ Inventarissen accordeeren, als mede dat de doodreekeningen der overleedene Personen, voor het zuiver rendement hunner Nalatenschappen, met vermindering van 6 17/18 pC:tos voor wissel verlies, volgens de zeer geëerde aanschrijvens der Hoog Edele Heeren Superioren In’t Patria de dato 3 April 1778; een ieder voor sijn aandeel zijn gecrediteert, en dat bedragen ter Somma van Ducat:s 808: 41st: ofte ƒ2910:17, benevens nog eene Somma van Ducat:s 60 en 23st: ofte ƒ217:3. voor wissel verlies door voorm: Curator ad lites, onder ultimo Aug:s jongstleeden alhier in ‘s Comp: Cassa is gesteld, en daarvan behoorlijk bij de Negotieboeken verantwoording gedaan: invoegen hieromtrend in alles naar de gerenoveerde en geamplieerde ordre der hoge Indiasche Regeering gehandelt geworden is.

En is dier halven verstaan dat de meergemelde Negotie en Soldij Boeken, volgens usantie, zo na het Vaderland als Batavia in de bovengem: Rapporten, nopens de examinatie, denselven bovensdien aan de Heeren der Hoge Indiasche Regeering zullen werden gesuppediteert.

Door den Heere gouverneur vervolgens te te verstaan gegeeven zijnde, dat om het vertrek der Heeren D’ Hugonet, de Bas en la Roche respectiven officieren van het Luxemburgsche Regiment met het Fransch Pacquetboot No: 10 te doen reusseeren, Sijn Ed: zig genoodzaakt gevonden had, uit ‘s Comp: Cassa in natura aan den Capitain van dien bodem te verwisselen eene Somma van NeegenHondert Twee en Vijftig Spaansche matten teegens 714 p:s ducatonnen, gereekend na de courante waarde van dien; in welke laatstgem: Specie de voorm: officieren hem Capitain voor de passagie hadden betaald, dog waarmeede dezelven zig, ten ware die verwisseling kwame te geschieden, tot de gezegde passagie geenzints had willen laten vinden, zo is goedgevonden de afschrijving van de gesegde Spaanse matten, tegens de waarde denselve, aan ducatonnen, en dus de weeder inneming van de laatstgem: Specie, na behoren bij de Negotieboeken te doen geschieden.

Zijnde insgelijx goedgedagt bij deselve boeken mede te doen afschrijven een quantiteit van 411 lb: Lood en 4 riemen gesorteert papier, dewelke verstrekt hebben moeten worden, zo tot het repareeren der Scherpe patronen als tot het suppleeren der van deselve weg geraakte kogels.

En nadien den Heer Secunde Johannes Izaak Rhenius nevens de gecommitteerdens over de klijne geld Cassa den koopman en pakhuismeester Salomon van Echten en den ondercoopman en winkelier Egbertus Bergh ter voldoeninge aan het in dato 4 deeser genomen besluit thans kwamen over te leevere eene Memorie van de oude pergamente en papiere munten ten bedragen van rd: 225824: dewelke in de grote geld Cassa berust hebbende tegens het ten gelijke montante daarin gebragt gestempeld Carton uit deselve Cassa zijn geligt geworden, zo is best gedagt de Heeren M:r Jacobus Johannes le Suëur en Tobias Christiaan Ronnenkamp expres te committeeren, omme ten overstaan van ged Heer Secunde Rhenius de voorz: oude pergamente en papiere Munten te doen verbranden, welke montant dierhalven ook weeder bij ‘sComp: Negotie Boeken zal werden afgeschreeven.

Insgelijkx is op de propositie van den Heere gouverneur goedgevonden op aanprijzing van den pro interim Equipagiemeester Voltelen, als een bequaam Sujet tot Lieut: ter Zee, met de gagie van ƒ32 ter maand onder een vijfjarig verband in dienst der E Comp: aan te neemen, en als zodanig op de Brigantijn de Helena Louisa te plaatsen, den met het in gehuurd Schip Winthlust alhier aangekomene opperstuurman Pieter Matthijs Klunckert, denwelken om eenig verschil met den Schipper van dien bodem, door den laatstgem: ontslagen geworden is.

Waarna op het ingediend Schriftelijk versoek van den Adsistent ter Justitieele Secretarije Coenraad Nelzon junior, ter zake denselven door lighaams Corruptiën zig buiten staat bevind den dienst verder te blijven waarnemen, goedgevonden is hem Nelzon, als een Inboorling deeses Land zijnde, uit ‘s Comp: dienst ontslaan en weederom in burger vrijdom te herstellen.

Verders geleesen en geresumeert zijnde het meede ingedien Request van dien Capitain op het Schip Avenhorn Aeilt Arend Tobiaszoon, luidende

Aan den WelEdelen gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &&&. en den E.E: Agtb: Raad van politie.

‘WelEdele Gestr: Heer en EE: Achtb: Heeren.’

‘Met verschuldigt Respect geeft te kennen UwEd gestr: en E Achtb: onderdanige Dienaar Aeilt Arend Tobiaszoon Commandeerende het alhier ter Rheede leggende Z E Comp: provisie Schip Avenhorn : zijnde nu reeds Neegenthien weeken geleeden dat volkomentlijk geene de minste pokjes of kinderziektens binnen Scheepsboord meer hebben plaats gehad, maar de geheele Equipagie als nog in den goeden welstand van gezondheid zig bevindend en niet meer dan een enkeld Europesen Mattroos aanboord die voorgeeft bij sijn weeten niet gepokt heeft, anders de geheele Equipagie hoegenaamd allemaal de kinder pokken door gestaan hebben, egter bovendien alles werkstellig gemaakt hebben dat tot zuiwering konde strekken, als blijkens deesen neffens gaande verklaring die den Subliant verhopende en smeekende door UwEd gestr: en EE: Agtb: wel wijze en sjennereuse gunstig mag geapprobeert worden:’

‘Nademaal het UwEd Gestr: en EE: Agtb: heeft gelieven te behagen de Lading uit deesen bodem geheelemaal te ontlossen, en mij subliant teffens bij versekerde Rapporten bekend zijnde het gepasseerde Jaar A:o 1787 in de Baaij Fals is gearriveert Z E Comp: Schip de gouverneur Generaal de Clercq: gecommandeert door den Capitain ter Zee Arends, welke op sijne reize van China komende na de kaap binnen gemelden bodem is overleeden aan de kinderpokjes, den Lieut: ter Zee N. Goudria, UwEd gestr: en E Agtb: heeft gelieven te vergunnen dat de meeste officiers van evengem: bodem aan Land hebben mogen gaan om hunne Zaaklijkheeden aan de Caab te te verrigten, versoekende met diepsten ontzag denselver gunst bewijzing door UwEd: gestr: en E Agtb: te mogen genieten.’

‘Terwijl UwEd: gestr: en E.Agtb: hebben gelieven goed te vinden om bij de ontlaading van het Schip te committeeren de Heeren Holtzapfel en de Neuffille zo smeekt den Subliant UwEd: gestr: en E Agtb: om ingevalle het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtbarens behagen moge van de gemelde gecommitteerdens van Boord te ontbieden om als dan in perzoon beneffens twee minder jaarige kinderen die als Passagiers met deesen Bodem zijn aangeland genaamd Constantein Lassius oud Thien Jaren en Frederik Willem Caldewij oud Ses Jaren en naar Neederland hopen te zullen overgaan, om aan Land te mogen komen, willen zeer gaarne de kuur en zuivering ondergaan, zo als Uwe Wel Edele gestr: en E Agtb: zullen lieven te ordonneeren aan bovengemelde Heeren Gecommitteerdens en aan den Subliant’

‘’T welk doende die de Eer heeft met allen Respect en Eerbied te zijn.’

’/:onderstond:/ U Wel eedelen Gestrengen en EE: Agtbaren onderdanigen Dienaar’

’/:was geteekend/ A:A: Tobiaszoon /:in margine:/ Z: E: Comp: Schip voorm:d’

‘ter Rheede Cabo den 14 April A:o 1788.’

Gelijk mede nog een request van den Cap:Lieut: op voorsz: Bodem Pieter Malet junior, sijnde van volgende inhoude

Aan de wel Edele gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff gouverneur van Cabo de goede Hoop en den ressorte van dien &&&. benevens den E Agtb: Raad van politie.

‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’

‘Met de meeste Eerbied neemd de vrijheid te kennen te geeven, Uw Ed gestr: en E Agtb: Zeer needrigen Dienaar, den Capitain Lieutenant op het hier ter Rheede leggend provisie Schip Avenhorn Pieter Malet junior.’

‘Dat door dien de kinderpokken, eenigen tijd geleden op de herwaards reize van batavia, op evengem: bodem geheersdt hebbende, omme de verdere besmetting van dien te verhoeden de wijze Schikking door UwEd: gestr: en E Agtb: gemaakt is dat aan niemand dier Schepelingen, permissie mag werden verleend aan Land te komen, maar dat gem: Schip, na de ontlossing apparentelijk na batavia staat te retourneren; den Supp:t als zig In’t zelfde geval medekomen te bevinden bij aldien genoodzaakt wierde het meergem: Schip Avenhorn weder te volgen, eene zeer grote hardigheid zoude moeten beproeven, om redenen hij Suppl:t gedurende desselfs aanwesen te batavia en zedert al dien tijd, met een zieke lighaam komt te laboreren, waardoor hij buiten staat gesteld weerd, gem: sijnen post na behoren te kunnen waarnemen; waaromme den Suppl:t zig tot UwEd: gestr: en E Agtb: is wendende, met zeer ootmoedige beede, dat het van hoogst denselver goedgunstig welbehagen zijn moge hem Supl:t te willen permitteeren, om tot herstelling sijner gesondheid provisioneel ‘t zij aan het Robben Eijland dan wel op het door d’ E Comp: thans ingekogte brigantijn Scheepje de Helena Louisa met afgesz: gage eenigen tijd te mogen overblijven, en de zulx tot tijd en wijle UwEd: gestr: en Eagtb: omtrend hem supp:t zodanig mogt gelieven te disponeren als hoogst deselve best en raadzaam zullen vinden te behoren.’

’/:onderstond:/ ‘T welk doende &a /:was get:/ P: Malet junior’

Zo is goedgedagt beide deselve Requesten, nevens de bijlage van het eerste, te stellen in handen van de, omtrend het voorsz: Schip Avenhorn in Commissie gesteld zijnde geneeskundigen, van dit gouvernement, ten einde desen Rade ten spoedigsten te dienen van denselver berigt en consideratiën, of en in hoeverre aan de daarbij gedane versoeken, zonder afwijking van de noodzakelijke voorsorgden tegens de besmetting der kinderziekte, zoude kunnen werden voldaan.

Na hetwelke bij overweeging van het door den oud Burgerraad alhier Johannes Matthias Bletterman, ten desen gedaan schriftelijk versoek, goedgevonden is, aan denselven in eigendom te verlenen een Stuk woest Land, geleegen onder dit Caabsche District onder den wind berg beneeden het ronde bosje aan de kromme booms rivier , groot in Sijnen grond Twee morgen en 173 quadraat roeden, onder expresse conditie nogthans dat de Dam in de rivier bij de overgelegde kaart met A. geteekend, onverhindert tot drenking van ‘s Comp:s vee zal moeten blijven en gedoogt worden.

Waar en teegen verstaan is, het door den mede oud burgerraad Jacobus van Reenen de oude, ingelijx bij Request gedaan versoek, tendeerende om in eigendom ofte in Erfpagt te mogen hebben vier Stukken Lands annex sijne drie plaatzen, te zamen houde vier en Twintig Morgen vier Hondert vijff en dertig quadraat roeden en vier en seeventig dito voeten, te houden in advis tot dat ‘er geleegenheid zijn zal, aangaande de situatie en Strekking van dat Land nadere inspectie en ondersoek te doen geschieden.

Van weegens de burgers Godfried Fredrik Koch en Jan Jacob Jarling hierna opgegeeven geworden zijnde de meede burgers Sebastiaan Valentijn van Reenen en Abraham de Haan, tot het passeeren van zodanige borgtogt, als onder welke aan hun bij Resolutie van den 14de Maart jongsleeden is toegestaan, betalinge ten genieten van de helfte der veraccordeerde geld Sommen, weegens den opbouw van het Magazijn en de Houtloos in de Mossel - en Plettenbergs baaijen , zo is verstaan, in de twee gemelde Perzonen tot deeze borgtogt genoegen te neemen.

Aldus Geresolveert en Arresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten dage en Jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O:G: de Wet

C. 178, pp. 57-61.

Zondag den {17880420} 20 April 1788

’s voormiddags alle præsent.

Door de Commissie der geneeskundigen van dit gouvernement op het geene bij besluit van den 15 deeser aan deselve gedemandeert geworden is, ingediend zijnde het volgende berigt

‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’

‘Het is met zeer veel reverentie, dat wij onderget: de Eere hebben, ingevolgen zeer gevenereerde raads besluit genomen in rade van politie sub dato 15:e hujus mensis UwelEdele gestr: en E Agtb: te berigten, dat wij met vereischte attentie hebben geresumeert en geleesen de ingediende Requesten van den Capitain op het provisie Schip Avenhorn Aeilt Arend Tobiaszoon mitsg: van den Cap:n Lieut: op gem: Schip Pieter malet junior, en de daaraan geannexeerde verklaring van gem: Cap:n en Cap:n Lieut: mitsg:s den oppermeester een Lieut:, Bootsman, Schieman en tweede meester, onder præsentatie van het daar bij geposeerde met Solemneele Eede te willen bevestigen, te weeten dat alle menschelijke en mogelijke voorsorgen op dien bodem is in het werk gestelt geworden tot weering van de besmetting der kinderziekte die op het zelve Schip gegrasseert heeft.’

‘Dat wij in een Serieuse overweeging genomen hebben, dat die ziekte bereids zeeventhien weeken heeft opgehouden, en alles door UwelEd gestr: en E: Agtb: ordre en Salutaire voorziening is in het werk gesteld geworden, om alle verdere besmetting voor te komen, waarom wij van gevoelen zijn dat UwEd: Gestr: en E Agtb: aangem: opper en onder officieren mitsg: de Passagiers en verdere Equipagie van dien Bodem, des gelievende wel zoude kunnen vergunnen, te meer nog aldaar dat Schip bereids al ontlost is, om aan de wal te komen en zig te verversschen onder die mits en voorsorge, dat men die licentie aan niemand anders geeve, als aan die geenen, die bereids de kinderziekte hebben gehad, dat zij met die kleederen, die zij aanboord hebben gebruikt, niet aan de wal komen, en dat het linnegoed /:dog ook maar in een geringe quantitiet:/ dat zij met zig ter verschoning aan de wal brengen, wederom aan Boord word gebragt, zonder dat het hier in loco word gewasschen en gereinigt, en wel principaal dat alle de verschoning die zij met zig brengen, exact word doorzocht, om te prevenieren, dat niets worde aangebragt dat aanleiding tot kwade presumtiën zoude kunnen geeven.’

‘De ondergeteekendens vermeenen hier meede voldaan te hebben aan UwelEdelens gestr: Heer: gevenereerde ordre en requisiet, en hebben de Eere zig met verschuldigde respect te noemen.’

’/:onderstond:/ WelEdele gestr: Heer en E Agtb: Heeren UwEdgestr: en E Agtb: onderdanige en nedrige Dienaren. /: was get:/ A. le Sueur med.Dr J:Leuwer, J:G: Mader A:Becker Martin /:in margine:/ Kaap de goede Hoop den 18 April 1788.’

Zo is goedgevonden aan de opper en onder officieren mitsg: passagiers en verder Equipagie van ‘t Schip Avenhorn als nu te permitteeren omzig hier aan Land te komen verversschen mits deselve zig Stiptelijk gedragen na de voorsorgen door de voorm: Commissie opgegeeven; het geen hun bij een brieff aan bevolen werden zal: ten welken einde door hun niets uit de Schuit of boot zal mogen werden opgedragen, dan na van het zelve aan den pro interim Fiscaal kennisse te hebben gegeeven: aan wien tevens verstaan is te gelasten om nauwkeurig attentie te gebruiken dat de bovengem: voorsorgen zonder de minste afwijking werden geobserveert.

Aldus Geresolveert ende Gearresteert. In’t Casteel de goede Hoop ten dage en Jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O:G: de Wet

C. 178, pp. 62-77.

Dinsdag den {17880422} 22 April 1788.

’s voormiddags alle præsent.

Bij het ter Sessie van den 14 Maart laatstl: genomen besluit onder de reedenen die dit gouvernement bewogen hebben om het Scheepje de Helena Louisa voor dE Comp:ie in te kopen, tevens de noodzakelijkheid daarvan aangemerkt zijnde, ten einde in staat te worden gesteld om het Freguat de Meermin voor dit Jaar nog tot het afhalen van een Lading Hout uit de Plettenbergs Baaij te emploïeeren; door hetwelke evenwel nog niet ontruimd is geworden de zwarigheid, om de Granen uit de Mosselbaaij na herwaards te doen overbrengen en waartoe men steeds is blijven hopen, dat zig mede op de eene off andere wijze wel een geleegendheid zoude hebben komen voor te doen; van hetwelke men zig echter tot nog toe gedestitueerd vind: zo dat, wanneer ook het provisie Schip Avenhorn alhier met Tarwe en anderen granen beladen wierd, den nodigen voorraad daardoor zoude vermindert, zonder eenig middel te hebben om zulx weeder door het geene zig aan de Mosselbaaij bevind te kunnen suppleeren; en welke Granen in de Mosselbaaij ondertusschen tot groot nadeel der E Comp:e aan het bederf zoude moeten werden overgelaten, ten aanzien men van deselve als dan aldaar geen gebruik maken kan:

Weshalven als nu in overweeging genomen zijnde, de wijze om zig ten meesten dienste der Maatschappij uit deese verleegendheid te redden, is na rijpe deliberatie goedgedagt, en besloten, het ged Schip Avenhorn na de voorsz: baaij af te zenden, ten einde in steede van de Tarwe en verdere granen dewelke men met hetzelve nog van hier na Batavia zoude moeten afzenden, die granen in de meergem: Baaij af te halen en daarmede direct desselfs reize na de gem: Indiasche Hoofdplaats te laten vervorderen.

Dan dewijl deselve Baaij niet voor de Maand Junij kon worden aangedaan en het geenzints geraden is, dat Schip tot desselfs bekwame afreize daar heen ter deser Rheede te laten vertoeven maar hetzelve zig daartoe voor aff na de baaij-fals zal moeten begeeven: zo is mede goedgevonden dien Bodem ten eersten na de laatstgem: Baaij te doen vertrekken, en daarmede te gelijk derwaards af te Scheepen al zulke provisiën en Scheep:s behoeftens als men nog in die baaij komt te vereisschen en dewelke bij vertrek van hier van het voorm: zig aldaar reeds bevindend Fregat de Meermin niet in hetzelve hebben kunnen worden geladen: op dat het evengem: Freguat als tot dat transport anderzints weder na herwaards zullende hebben dienen over te komen, in deservoegen mag blijven gemenageert, om niet, bij ontmoeting van tegenheden In’t over en wedervaren, nog van de bovengem: geprojecteerde reize na de Plettenbergsbaaij te worden terug gesteld.

En dewijl bij overweeging dat nog op het Schip Avenhorn , nog op de Meermin , onder de officieren of onder officieren zig iemand bevind, die ooit in de Mossel off Plettenbergs Baaij is geweest; en dat insgelijx op de oude zeekaarten van die baaijen geen vasten Staat kan werden gemaakt, mede raadzaam is geoordeeld tot meerder zeekerheid voor beide deese kielen tot die voiage den Cap:n ter zee François du Minij, als deselve baaijen meermalen gefrequenteert hebbende, voor zo lange in Commando op het Frequat de Meermin te plaatsen, en den selven met eenen het Schip Avenhorn na de Mosselbaaij te doen begeleiden, zo is verstaan, deese Scheepen ten dien einde gecombineert uit de baaij Fals na de laatstgem: Baaij te doen zeilen.

En zal aldaar door ged: Cap:n du Minij nevens de mede gecommitteerdens over de Mossel- en Plettenbergs baaijen , al het nodige moeten werden bewerkstelligd, om meergem: Bodem Avenhorn , met allen mogelijken Spoed ter directe vervordering van desselfs reize uit ged Baaij na India’s Hoofdplaats, met de voorsz: granen te doen beladen,

Na welke verrigtingen tot de spoedige belading van Avenhorn meerged: Cap:n du Minij, zig met het Fregat de Meermin verder zal moeten begeeven na de Plettenbergsbaaij , ten einde ook nevens de bovengem: medegecommitteerdens de vereischte zorgvuldigheid aan te wenden, om laatstgem: kiel insgelijx zo spoedig doenlijk een Lading te doen inneemen van al zulx in voorraad zijnde Hout als in hetselve bequamelijk na herwaards over te brengen zal zijn ten einde daar meede dadelijk na deese Rheede terug te keeren

Waarna denselven du Minij benevens de mede gecommitteerdens weeder over den landweg na herwaards zullen moeten terug keeren.

En zijn ged: gecommitteerdens over de voorm: twee baaijen tevens gelast; de nodige ordres na de opzichters in deselve Baaijen af te zenden om op de aanstaande komst van de voorsz: twee Scheepen ten gem: einde verdagt te zijn, op dat niets verzuimt werde van de nodige voorzorgen die nog voor hunne verschijninge aldaar dienen te werden in acht genomen.

Zijnde insgelijx goedgevonden om bij dese geleegendheid de meergem: baaijen nader te doen opneemen, ter verbeetering van de daarvan zijnde kaarten, en meergem: Du Minij te gelasten om te berigten op welke wijze Scheepen of vaartuigen aldaar bekwaamst en veiligst ten Anker komen en vertuid worden kunnen.

Na hetwelke geleesen, zijnde het volgende door den oud opperchirugien den E Comp:ie Coenraad Nelzon de oude en den burger Coenraad Nelzon dejonge, als gemagtigdens van den, zig in Europa bevindende M:r Barend Jacob Artoijs, gepræsenteert Request:

Aan den welEdelen gestr: heer Cornelis Jacob van de Graaff gouverneur en Directeur van Cabo de goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a. benevens den E Actb: politicquen Raad

‘Wel EdeleGestr: Heer en E Agtb: Heeren!’

‘Geeft met verschuldigde Eerbied te kennen uwer wel Edele gestr: en E Agtb: onderdanige dienaren den oud opperchirurgijn der E Comp:n Coenraad Nelzon d’ oude en den burger Coenraad Nelzon dejonge als gemagtigdens van den zig in Europa bevindende M:r Barend Jacob Artoijs.’

‘Dat ingevolge de aanschrijvens van gem: Artoijs aan sijne vorige gemagtigdens zijnde den Cap:n der reserve Pieter van Breda en den oud Commissaris van Civile en huwelijx zaken Hendrik Pieter Warnecke, Zijl: hun per regte hebben g’addresseert aan uwe wel Edele gesr: en E Agtb: om de penn:n die onder hun berustend waren in ‘s E Comp:s Cassa te mogen brengen [.....] einde Successive per Assignatie, op dE Oost Ind Comp:ie ‘t zij in eens dan wel in den tijd van 2 a 3 jaren te kunnen worden geremitteert.,’

‘Dat hetzelve versoek door Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: zijnde g’accordeert geworden en ook eens eenige remise gedaan, gemelde Artoijs den eersten Suppl:t bij sijn vertrek uit Europa na desen uithoek had versogt sijne zaken alhier t’administreren, bij sijn laatste aanschrijvens zig aan de Supp:lt heeft beklaagd en teffens onder het oog gebragt het important nadeel het welk hij door het renteloos leggen van sijn geld kwam te leiden.’

‘En vermits d’onderget: thans de geleegendheid vinden om de penn:n die in s E. Comp: Cassa berusten ten voordeele van der Supp:lten: pr:l te kunnen beleggen, zo nemen de Suppl:ten bij desen de vrijheid hun te keeren tot UWelE: gestr: en E Agtb: ootmoedig versoekende de penn: gem: Artoijs toebehorende wederom uit ‘sComp: Cassa te mogen ligten.’

‘Terwijl de Supp:te daarbij beloven en aanneemen UWEd gestr: en E Agtb: te indemneeren en quarandeeren tegens alle op en aanspraak die ter zake van deze weder afgave der gem: penn:n zoude kunnen ofte mogen worden gemaakt.’

’/:onderstond:/ ‘T welk doende &:/ was get:/ C. Nelzon /: in margine:/ Exhibitum in rade van politie den 22 Ap:l 1788.’

Op hetwelke in aanmerking genomen wierd dat voorm: Artoijs tot meerder zeekerheid om sijne gelden ter remise gereed te hebben, deselve door Sijne vorige gemagtigdens hebbende doen in ‘s Comp: Cassa brengen en dat die gelden ook op dien voet ontfangen en aangenomen geworden sijnde over, zulx buiten expresse begeerte van denselven Artoijs niet weder uit de gem: Cassa behoren te werden afgegeeven; zonder bekwame verzeekering te hebben dat deselve ten allen tijde dadelijk weeder daar inne kunnen werden gebracht, is dierhalven verstaan, in het thans door de voorsz: teegenswoordige gemagtigdens vanged: Artoijs gedaan versoek, wel te bewilligen, dan dat deselve egter behalven de aangebodene indemniteit insgelijx ten genoegen deses Raads Cautie zullen hebben te stellen, dat de meergem: penn:n voor zoveel daarvan thans nog ins Comp: Cassa overig is, en aan hun afgegeeven werden zal, dadelijk wederom op de eerste requisitie in deselve Cassa zullen werden hersteld.

Zijnde hierna verstaan de twee door wijlen den Heere Rijk Tulbach in leven raad ordinaris van Neederlands India en gouverneur deser Colonie, nagelatene en bij den gerepatrieerden Heer Secunde Pieter Hacker in vrijdom gestelde Slaven Abraham van Madagascar en Adam van Mallabaar, op hun gedaan versoek te ontheffen vande betalinge die weegens denselver vrijgeeving anderzints aan de Diaconij zoude hebben moeten geschieden; en zo mede van de borgtog dat deselve binnen den daartoe bepaalden tijd niet tot Lasten van ged Diaconij zouden komen te vervallen; ende zulx ten aanzien welopgem: overleden Heer Tulbach bij desselfs uiterste wille door een aan deselve Diaconij vermaakt legaat bereids tot het benogigd onderhoud voor sijn Ed Slaven die in vrijdom gesteld werdende, tot ouderdom ofte gebreeken vervallen mogten genoegzame, voorzieninge genomen heeft.

En is, bij bevinding dat zig in het aanweezend Schip Bletterswijk geladen vinden Ses kassen gemerkt RSM No:53 á 58. met kleederen en Ammunitie goederen voor het Regiment van Meuron, Zonder dat bij aanschrijvens ofte Factuur hier van iets komt te blijken, besloten deselve ses kassen uit voorm: bodem te doen ligten en aan den Capitain Meuron de Motier als opzichter van het depot van hetzelve Regiment alhier over te geven, ten einde bij eerste bequame geleegendheid na Ceilon aan hetzelve Regiment te kunnen werden overgesonden.

Gelijk mede goedgedagt is, ten gebruike in de Apotheecq van het Wurtenbergsche Regiment te laten verstrekken een der Brandewijns keetels, van de geene die uit de extraordinair aangebragte koopmanschappen nog onverkogt overgebleeven zijn, ter grote van een halve Aam vat.

Verders in overweeging genomen zijnde het door den Baas aan ‘s Comp:e post de Schuur Johan Andreas Rauch, gedaan Schriftelijk versoek, is aan de eene zijde ter consideratie van den iever en vigilantie met welke gem: Rauch veele moeielijken diensten in den laatsten oorlog heeft verrigt, en aan de andere Zijde om denselven tot meerder faveur voor den dienst den E Comp:e met de vereischte authoriteit, over de onder denselven Sorteerende Basen en verder Manschap te kleeden, goedgevonden aan denselven Rauch toe te voegen, den titul van opperbaas en opziender over ‘sComp:s Posten de Schuur en de witte bomen , nevens het Hout en Rietveld; om als zodanig door, de gem: Basen en Manschap te worden erkend.

Den door indispositie van het Scheepje de Hoop alhier verbleevene Capitain ter Zee Laurens Smith, bij geschrifte kennisse gegeeven hebbende, dat zig thans weederom tot volkomene gezondheid hersteld vind, onder bijgevoegde aanbiedinge van sijn persoon, om weeder in dessellfs gemelde qualiteit bij den dienst den E Compagnie te worden g’emploijeert; is verstaan, zulks voor Communicatie aan te nemen en van de gesegde aanbiedinge bij voorkomende bekwame geleegendheid gebruik te maken.

Terwijl op de door den pro interim Equipagiemeester gedane voordragt van den persoon van Johannes Henricus de Wit, denwelken voorheen als lieutenant bij het land heeft gediend, om als Sous Lieutenant in dienst den E Compagnie aangenomen en op het Scheepje de Helena Louisa geplaatst te worden, en op het hier om door denzelven de Wit gedaan versoek goedgevonden is, evengemelde de Wit in voorm qualiteit van Sous Lieutenant met de gage van ƒ26. ter Maand, onder een verband van Vijf Jaren in ‘s Comp:s dienst aan te neemen en als zodanig op het voorm: Scheepje de Helena Louisa te plaatzen.

Aldus Geresolveert ende G’arresteert In’t Casteel de goede Hoop ten dage en Jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

C. 178, pp. 78-82.

Maandag den {17880428} 28 April 1788

‘S voormiddags alle præsent.

Is op het ingediend Schrijftelijk berigt van den Cap:n ter zee en pro interim Equipagiemeester Johan Arnold Voltelen dat de boot van het provisie Schip Avenhorn , als tot het beladen van dien Bodem in de Mosselbaaij zullende moeten werden gebruijkt zig hiertoe in geen behoorlijke Staat bevind, best gedagt de Scheepsboot van het retourSchip Neerlands Welvaren ten dien einde voor het gem: Schip Avenhorn aan te houden;

Zullende mede ter consideratie van de Hier toe door gem: Equipagiemeester bijgebragte noodzakelijkheid en ten aanzien men in de Plettenbergs baaij geen middel aan de hand heeft, om het Frequat de Meermin in de onverhoopte gevallen die zulx zoude mogen komen te vereijschen aldaar met eenige Equipagie goederen te adsisteeren hetzelve Frequat boven en behalven de daarbij gehorende ordinaire vier Ankers en vier touwen, nog te laten voorzien van een Anker ter zwaarte van 2000 á 2200 lb: nevens een zware Touw van 16 d:m en zo mede van eenig lopend touwwerk ten einde bij retour van deze kiel alhier door de overheeden te worden uitgeleevert ofte verantwoord, na mate dat van het een off ander al ofte geen gebruik zal weesen gemaakt.

Zo als ook nog goedgevonden is laatstgem: bodem tot die expeditie, met Twintig koppen boven hare Equipagie te versterken op dat hetzelve zo veel te beter en met den nodigen Spoed in de voorm: Plettenbergs baaij zal kunnen werden beladen.

Wijders is op het hier toe door den Cap:n Lieut: van ‘t voorm: Schip Avenhorn Pieter Malet junior bij request gedaan versoek, aan denselven toegestaan om uit hoofde van sijnen ziekelijken toestand ter herstelling van desselfs gesondheid alhier te mogen overblijven zullende mits dien sijne gage van heeden af aan moeten stil staan.

Zijnde insgelijks op het meede Schrijftelijk gedaan versoek van den op het Schip de Helena Louisa , als gezaghebber bescheidene Capitain Lieutenant, Wijnand de Groot, goedgevonden, denzelven van de Commando op dat Scheepje weeder te ontslaan, en desselfs gagie als gedurende den tijd dat deze Commando Compagnies weegen heeft gehad cours genomen hebbende; andermaal te doen stil staan, mitsgaders aan denselven permissie te verleenen om met het ingehuurd particulier Schip de goede Intentie na Neederland over te varen, mits zig ten opzichte van het Transport en kostgeld tot die reize gedragende na de Cherte parthije door d’E Compagnie met de Rheeders van dien bodem aangegaan.

Terwijl daar en teegen verstaan is, den door indispositie van het Scheepje de Hoop alhier verbleevene, dog zig thans weder hersteld bevindende Capitain Laurens Smith, op sijn ter jongstvoorgaande vergaderinge gedane aanbiedinge weeder op het voorm: Scheepje de Helena Louisa in Commando te plaatsen, zullende denselven egter behoudens sijn qualiteit van Cap:n voor zo lange hij de Commando op dat kieltje voeren zal, geen hoger gage komen te winnen als die van Cap:n Lieut: tot ƒ48 per Maand.

Aldus Geresolveert ende G’arresteert In’t Casteel de goede Hoop ten dage en Jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O:G: de Wet

C. 178, pp. 83-118.

Vrijdag den {17880502} 2 Maij 1788.

‘S voormiddags alle præsent

Wierd door den Heere Colonel en Cheff der Militie Gordon overgeleevert de volgende berigt en Vertoog.

‘Wel Edele Gestr: Heere en Mijne Heeren!’

‘De ondergeteek: heeft de eere, in voldoening van de door UwEd Gestr: en E Agtb: van hem geeischte elucidatiën, en Sentimentten, zo ten opzichte van de aanstelling van den gewesen Chirurgijn Major, de Heer Doctor H: le Suëur; als; off het hollandsch Bataillon deses Casteels /uit 493 Soldaten 27 Corporaals 28 Sergeanten 10 Cadets en 30 officiers bestaande, volgens de Complete Lijst van gisteren en prima plana en dienst doende waarbij 18 zo tambour Major tambours pijpers en rapport Schrijver NB: dus op verre na niet duizent, zo als men mij verseekert dat men ons sterk denkt, in het Vaderland, op de zelfde voet en sterkte zou kunnen gebragt worden, als het hier thans guarnisoen houdende Regiment van Wurtenberg .’

‘Op het eerste poinct heeft d’ondergeteek: de Eere te antwoorden, dat zo die aanstelling is geschied, om dat de inrigting in’t hospitaal alhier ten opzichte van de bediening ten uittersten gebrekkig was, namentlijk, dat ‘er door de situatie van desen uithoek, dagelijx, veele zieken van de Schepen aangebragt werdende, en het getal van’s E Comp: Dienaren zeer vermeerdert zijnde dus niet meer door de ordinaire bedienden (in tijden van minder ommeslag aangesteld) konde bediend worden; dat hetzelfs buiten het guarnisoen, thans ommogelijk is, om met de nu voor handen zijnde bedienden, de sieken daar zo veel de menschelijkheid als voor d’E Maatschappij aangelegen legt na behoren op te passen en 2:de dat ‘er nood zakelijk Chirurgijns bij een Troep dienen te Zijn; behoeft mijns dunkens geene explicatie; want wie zal met de Troepen in Cas van attacque uittrekken en de gequetsten verbinden: dog dese elucidatie vervalt, indien de Heeren Majores het Nationaal Bataillon op den voet van die van Wurtenberg willen brengen, dewijl ‘er dan Chirurgijn Majors en fraters, van den nodige bekwaamheid zullen aangesteld worden, zijnde de Heer Doctor H: le Suëur, thans tot opperste Doctor ins Comp: hospitaal aangesteld.’

‘Het tweede poinct, rakende de vermeerdering van het teegenswoordig Bataillon tot twee off meer Bataillons (volgens de Capitulatie van het Regiment van Wurtenberg ) zal hij zulx aan het wijze en voorsiende oordeel van den heeren Majores overlaten dewijl uit de importante papieren, dewelke den onderget: in den Jare 1784 de Eere heeft gehad in Rade te produceeren en dus aan onze hoge gebieders over te zenden, en zonne klaarsten blijkt, dat ‘er ten minste Ses Duijzend goedegereguleerde Troepén ter defensie van deze uitgestrekte attaque nodig zijn; dewijl het zeker is, dat geen vijand hier moet verwagt werden, om de Caap te willen ruineeren, maarwel om ‘er zig te vestigen en te maintineeren tegen die geenen die hen weder zouden willen verdrijven, en dat hij dus met geen geringe magt [.....]’

‘Indien dan de Heeren Majores tot de voorm:de vermeerdering besloten en niet verkoren die troepen op eens uit te zenden zou tot meeste nut van den dienst, de zogenaamde pippiniere na mate die aankwamen kunnen g emploieert worden, mits den daartoe (zo als nu zeedert eenigen tijd) frisse en sterke Manschappen uitzond; dog diende men dan uit die pippiniere niet zo als nu, het bataillon te recruteeren off men moest permitteeren dat ‘er een dubbeld getal van ieder Schip genomen wierd, dewijl die gantsche pippiniere thans alleen uit 208 Man bestaat NB: daar nogthans de ingestelde ligting tot dit Corps zedert den 20 Nov: 1786 geexisteert heeft, waarvan de eenvoudige reeden is dat ‘er uit het Bataillon, zo tot het Civiele als andere posten, behalven de jaarlijxe verlossing naar Europa / vele Manschappen afgaan:’

‘Ik heb zedert de inrigting van dit Corp:s hen twee maals ‘s daags voor mijn deur doen exerceeren en hen na de verkregene bekwaamheid neffens het Bataillon doen dienst doen, en uit deselven het bataillon volgens ordre uit Europa compleet gehouden; zo dat aan de verwagting van de hoge Regeeringe te batavia volgens hun geëerd aanschrijvens (van die pippiniere op den tegenswoordigen voet) niet veel zal kunnen beantwoord worden.’

‘Indien men dan op degem: manier het bataillon, tot twee of meer na het goedvinden van des Heeren Majores vermeerdert had, en men een Suffisant recruten Corp:s aan desen uithoek wilde houden, om des noods verder naar Indiën versonden te kunnen worden, zo dienden ‘er goede officiers en onder officiers bij geplaatst te worden, en die troep evenals de andere militie alhier gedisciplineert en betaald te worden dewijl zij de zelfde dienst doen.’

‘Hebbe bij dese geleegendheid teffens de Eere om nogmaals in Rade voor te dragen; om onze hoge gebiedens onder het ooge te brengen de incongruiteit dat door de nieuwe instelling vanden teegenswoordigen Raad van Justitie / daar te voren het hoofd der militie als voor zittend Lidt en den oudsten Capitain in zat / thans geen militair zig in bevind terwijl ‘er over Militaire delicten gevonnist, en zelfs tot het lopen van Spitsroeden op de parade voor Commissarissen uit den Raad van Justitie gesententieert word, daar deze incongruiteit te groter is en te sterker In’t oog loopt dewijl de grootste helft van het guarnisoen alhier opzig militairs behandelt word en hier dan eindelijk bijvoegen dat de heren Majores ten kragtigsten mogen versogt worden, om de kleding voor ‘t guarnisoen zo spoedig mogelijk, volgens de eischen te doen uitzenden; en wel dat ‘er van alles op een hetzelfde Schip is, namentlijk zo wel tot rok, voering, broek en Camisool ect: dewijl wij Somtijds de Carsaaij door de mot zien bederven, om dat men geen voering knopen gaarn &a. heeft, om deselfve af te maken, zijnde wij zedert het begin van den gepasseerde oorlog den meesten tijd in de grootste verleegendheid geweest, zo dat ik voor het battaillon zelfs velle broekenen en Camisools heb moeten laten maken /:onderstond:/ In’t Casteel de goede hoop den 1 Maij 1788. /: was get:/ R: J: Gordon Coll: en hoofd van ‘s Comp militie.’

Na welkers lecture ged: Heer Gordon insteerde dat hetzelve Schriftuur alzo in Copia aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores mogt werden overgezonden, met voordragt van de daarbij, zo ten opzichte van de beoordeeling des Raads van Justitie over militaire delicten gemaakte aanmerkingen, als omtrend het uitzenden der Montering voor het guarnisoen gedaan versoek, waarop besloten is, hieraan te voldoen.

En nadien alhier ter Rheede op den 29:e der evengepasseerde Maand April is komen te verschijnen het ingehuurd Schip de Agatha ; terwijl uit het met het zelve ontfangene aanschrijvens der Wel Edele Groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland indato 29 Nov: 1787. nader is komen te blijken dat dien bodem niet zo als men uit haar Wel Edele Groot Agtb: vorige Letteren van den 2: der evengem: Maand had gezien, verder naar Ceilon zal moeten voortzijlen, maar dat hetzelve gedestineert is, om van hier na Neederland weeder te rug te keeren, gelijk zulx ook de Cherte partije van dat Schip is mede brengende dog thans geene goederen zig meer aan handen komen te bevinden, waar mede gem: bodem alhier kan worden beladen, mitsg: de granen niet overvloediger zijn dan vereischt werd, om de Indiën te voorzien, en tot eenen voorraad voor dit gouvernement te verstrekken, als meede tot de wijnen die versonden zouden kunnen worden, geen bequaam getal vaatwerk zig meer aan handen of in voorraad bevind met welke de exportatie daarvan zoude kunnen worden gerisiqueert, en dien bodem beladen;

Zo heeft men moeten besluiten het ged. Schip de Agatha , zo spoedig mogelijk ballast Scheep:s van hier naar Neederland voor de kamer Amsterdam te laten retourneeren, en daarmede overeenkomstig de Cherte partij, over te zenden, zodanige resteerende Manschap uit het Meuronsche Regiment en andere gemeene Dienaren, als uit hoofde van hun uitgediend verband ontslagen en verlost zijn geworden, dog tot welkens vertrek na Neederland, nog geen andere bekwamen Scheep:s ruimte voorgekomen is; terwijl echter zo veel wijnen in dien bodem zullen werden geladen, als het vaatwerk immers toelaten zal:

Wijders is geleesen en geresumeert het ingediend Request van den Capitain op het provisie Schip Avenhorn Aeilt Arend Tobiaszoon tot bijlagen hebbende twee verklaringen door de officiers van gem: Bodem gepasseert luidende het gemelde Request

‘Wel Edele gestrengen Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en Directeur &. &. &. aan Cabo de Goede Hoop beneffens de verdere E Agtb: Rade van Politie’

‘Wel Edele Gestr: Heer en E Achtb: Heeren!’

‘Met verschuldigde Eerbied geeft te kennen Uwe Wel Edele gestr: en E Agtb: onderdanigen Dienaar Aeilt Arend Tobiaszoon Commandeerende het alhier te rheede leggende provisie Schip Avenhorn welke d Eer heeft Uw Ed gestr: en E agtb: needrigsten dank te betuigen weegens op den 20 April gunstig verleende permissie van aan Land te mogen komen, den Supp:en nu dit geluk genietende van zig te kunnen wenden tot UwEd gestr: en E Agtb: met grievenste leedweesen moet te kennen geeven, dat op den 27 Maart des morgens circa Neegen uuren aan bakboord zijde van des Supp:en Commandeerende boden kwam aanleggen den Wel Edelen gestr: Heer Cap:n kuvel Commandeerende ‘sLands Fregat Schip van oorlog de Falk , beneffens nog eenige Lands officieren als mede den pro interim Equipagiemeester de Heer Jan Arnold Voltelen bij sijn E: in de Schuit zijnde, welke visite ten gevolge hadde blijkens g’annexeerde verklarings Sub l:a A als dat den Supp:lt zig ontroofd vind van sijn Eer reputatie en waardigheid om onder het coor der officieren mede geteld te kunnen worden alzo den Wel Edelen Gestr: Heer Cap:n kuvel zig niet ontzien heeft blijkens voorm: g’annexeerde verklaring Sub L:a A: den Subb: te verklaren voor een aanvoerder van een rebellerend Scheeps volk, en nog bovendien in teegenwoordigheid des Supp:et geheel Scheep:s volk voor een lassieus en of incobabel kerel met dreigementen van sijn bek niet te houden ip:so facto in Z E Sloep te nemen, en inde booïen te zullen Sluiten, om waarschijnlijk als een misdadiger te willen straffen, en als nog eengeheel Equipagie te verklaren voor rebellen zonder aan een eenig Mensch gehoor te geeven, nog eenige klagten aan te neemen, het welk ten gevolge had, als dat de meeste manschappen Scheen kwaadaardig te worden en zijden het Schip niet te willen lossen, den Supp:lt verstout zig van te zeggen, ingevolge den WelEdelen Gestr: HeerCapitain kuvel wel nog een keer zodanige visite had ondernomen als dan waarschijnlijk een gevaarlijke opstand tegevolge konde geworden zijn, den Supp:l versekert UW Ed Gestr: en E Agtb: gehandelt te hebben volgens Eer Eed en plicht blijkens geannexeerden verklaring sub L:a B: dewelke duidelijk aantoond dat den Supp:lt als Cap:n van sijnen Commandeerende bodem gehouden was, het versoek van het volk te moeten billijken en verpligt was daarvan kennisse te geeven gelijk den Supp:lt gedaan heeft aan den pro interim Equipagiemeester den Heer Voltelen blijkens aan ZE: toegezondene Missive van den 26 Maart het welk ten gevolge was, ZE: aan desselfs Supp: bodem zig deed verscheinen, het volk voor de boeg deed komen, haar heeft willen tevreede stellen met belofte van kleerdern te zullen besorgen, den Subliant verondersteld ingevolgen van Contraa gehandelt te hebben, en hier ter rheede leggende volstrekt door UWEd Gestr: en E Agtb: Condemnabel zoude geweest zijn, te meer wijl op de geheele Equipagie van hun gehouden gedrag in Zee niet te zeggen valt, den Subb: manqueert geen vigulantie veel minder vereischte bekwaamhedens om de Ed: Maatschappij in desselfs qualiteit te kunnen dienen, waarvan genoegzame blijkens gegeeven heeft, daarom wend hij zig tot UWEd: Gestr en E Agtb: en vreesd niet zal zig nimmer beklagen wat sijn nootlot zijn zal, als met den Subliant zal kunnen aantonen van pligt versuim, dus onder gunstige welduiding UWEd: Gestr: en E Agtb: vind zig den Subl: verpligt UWEd gestr: en E Agtb: af te vragen of den WelEd: gestr: Heer Cap:n kuvel desen Stap uit eigen authoriteit, dan wel door UWEd Gestr: en E Agtb: gegeven ordres heeft ten uitvoer gebragt, verders UwEd gestr: en E Agtb: een wijze Schikking gelieven te beramen om den Supp:lt te herstellen in sijn ontroofde Eer, zo in sijn Commando en ontzag, om alle quade gevolgen voor te komen, op dat den Subliant beneffens alle officieren zo militair als zevarende die de Eer hebben de Edele oost Indische Maatschappij te dienen niet door willekeur maar door een goeden ordre in hunne op gedragen en toeventrouwde Commando als brave en Eerlijke officiers te kunnen dienen den Subliant versoekt Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: een Spoedige wijze voorzienige en voldoend besluit dan wel zulx niet kunnende geschieden om den Subliant op sijn versoek te accordeeren dat als dan deze Request beneffens geannexeerde verklarings zo na de Hoge Indiasche Regeering dan wel na Patria aan de Wel Edelen Hoog Agtb: Heeren Bewindhebberen ter vergaderinge van 17:nen te mogen afgesonden worden, welke veilige weg den Subliant verplicht inte slaan, om hersteld te worden in sijne voorige Eer.’

’/:onderstond:/’

‘’T welk doende &a. /was get:/ A: A: Tobiaszoon /: in margine:/ Cabo de goede Hoop de 29 April 1788. /: appostille was:/ op het door den Supp:et gedaan versoek in desen zullen Copijen van dit request en dies bijlagen zo aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores In’t Patria als aan de hoge Indiasche Regeering werden overgesonden. /:lager:/’

‘Ter ordonn: van den Wel Edelen Gestr: Heer Gouverneur en den Raad /:was get:/ O:G: de Wet rt: en Secret:’

L:a A:

‘Wij onderget: officieren in dienst der Edele Oost: Ind: Comp:ie bescheiden op het Schip Avenhorn leggende geankert ter rhede Cabo de Goede Hoop’

‘Verklaren voor de zuivere waarheid ter requisitie van onzen Cap:n Aeilt Arend Tobiaszoon heeden morgen zijnde den 27 Maart kwam aan Bakboord zijde van ons Schip den Wel Edelen Gestr: Heer Lands Capitain kuvel Commandeerende ‘sLands Freguat Schip gen:d de Falk in desselfs Sloep nog bij zig hebbende eenige Lands officieren beneffens den pro interim Equipagiemeester den Heer J:A: Voltelen noulijks op zijde van ons Schip gekomen zijnde, vragende waar is de Cap:n geef de monsterrol, laat het volk allemaal op boord komen, de Monsterrol aan den WelEd: Gestr: Heer kuvel gegeeven zijnde, begon tegens het volk te spreeken met dese woorden joluij weigert het Schip te lossen joluij zal aangemerkt worden als rebellen, het geheel Scheeps volk op en bij het Boord van ‘t Schip staande antwoorden ‘wij willen wel het Schip lossen, maar wij willen niet als Slaven, maar versoeken als vrije Comp:s dienaren te mogen behandelt worden, en versoeken onze officieren na Land te mogen brengen, maar tot ons aller leed zijn zo viel den WelEdele Gestr: Heer Cap:n kuvel alle de spreekende Manschappen inde reeden met een aller driftigste houding en buiten gemeen vorssen Stem, Spreekende ik verstaa hoegenaamd geen reeden, joluij zal niet anders hebben te zeggen jaa dan neen, zijnde verdens verzeld met Sterke dreigementen en waarschouwingen en begon de Monsterrolle te leesen, beginnende met de naam van de Cap:n Aeilt Arend Tobiaszoon wil jij lossen antwoord ja, enzo vervolgens de verdere officieren die allemaal na haar Naam geleesen zijnde een ieder antwoorde met ja den oppermeester sijn naam leesende antwoord ik ben oppermeester den WelEd gestr: heer Cap:n kuvel spreekende dat raakt mij niet, ik vraag niet na je kwaliteit, ik vraag maar wil jij lossen off niet antwoord ja de Monsterol verder voortleesende en als voor aan een iegelijk afvragende wil jij lossen, hetwelk wierd beantwoord door de meeste Mattroosen met neen, dog eenige jonge Mattroosen op een vreesagtige wijze antwoorden met ja den WelEdele gestr: Heer Cap:n kuvel in sijn Schuit staande met een opgeheeven arm, en tusschen beide op de borst slaande en op sijn woord van Eer het volk dreigde joluij bloed zal ‘er mee gemengd weesen, en voorgeevende hier is zo veel volk aan de Caab, daar legt mijn Schip, en daar leggen zo veel anderen Scheepen al was joluij drie Hondert Man Sterk, wij zullen joo tog wel dwingen, het Scheeps volk tusschen beide willende spreeken dog den Wel Edele Gestr: Heer Cap:n kuvel geen de minste reedenen willende verstaan nog gehoor geeven, maar het volk bij aanhoudendheid noemde Rebellen en zig omkeerde tot onze Cap:n Tobiaszoon met een opgeheeven arm en buiten gewone vorsse Stem, spreekende jij kerel jij bent ‘er de Schuld aan, als zij een kerel was zoude zulx nooit gebeurt zijjn, onzen Cap:n Tobiaszoon hierop den WelEd Gestr: Heer Cap:n kuvel antwoorde, ben ik ‘er de Schuld aan, om wat reeden kan u mij zo beeleedigd aanspreeken, en verders willende Spreeken, dog den WelEd Gestr: Heer Cap:n kuvel, met verregaande, eerrovende dreigementen onzen Cap:n tobiaszoon ordineerde te moeten zwijgen, met dese woorde zwijg keerel, of ik neem jo direct in mijn Sloep en verdens weeder om aan ‘t volk bleef veele dreigementen voorhouden zonder eenig de minste gehoor aan iemand te willen verleenen, waar door eindelijk door een groot gedeelte der Mattrosen wierd geroepen ja wij willen lossen alle dit voorstaande bekennen wij onderget: de zuivere waarheid te zijn en indien het vereischt word ten allen tijden bereid zijn met Solemneelen Eeden te bekragtigen.’

’/: in margine:/ in ZE Comp: Schip Avenhorn leggende geankert ter Rhede Cabo de goede Hoop den 27 Maart 1788. /: was get:/ Cap:n Lieut: P: Malet junior Lieut: T: Tobiaszoon, Sous Lieut: Wijnand Beerendonk Sous Lieut: H:T: Linsen, Boosman Jan hendk Ficke Schieman Christiaan Thies.’

’/:lager:/’

‘Wij onderget: officieren als boosman en Schieman getuigen onder Eede te zullen bevestigen in dese verklaring als nog vergeeten zijnde, dat den Wel Edelen Gestr: Heer Cap:n kuvel op boven gem: datum heeft gedreigd in boeijens te zullen Sluiten onzen Cap:n Aeilt Arend Tobiaszoon /:was get:/ Jan Hendrik Ficke, Christiaan Thies’

L: a B.

‘Wij onderget: officieren zijnde in dienst den Edele oost indische Comp:e allemaal bescheiden op het Schip Avenhorn leggende geankert ter rheede Cabo de goede Hoop’

‘Verklaren bij desen voor de zuivere waarheid op heeden morgen zijnde den 26 Maart omtrend Neegen uuren wij opperofficieren allemaal bij malkander op het halve dek staande, kwamen de dekofficieren, zijnde boosman Schieman en Constapel op het halve dek den Cap:n aanspreekende op de volgende wijze Mijn heer Cap:n het volk is allemaal voor de boeg, die Lands boot die op zij leg willen zij niet beladen, en zeggen nooit gedagt hebben, op zodanige wijze behandelt te worden voorgeevende geen Slaven van de Comp:e te zijn, en dewijl de boot nu op zij legt om de Lading uit het Schip te nemen zij ook begeeren hunne volkomentlijke vreiheid om aan land te mogen gaan, en haar van ‘t nodige kennen voorsien den eenen zegt geen Schoen te hebben, den anderen geen broeken, en zo al verderen noodzakelijkheedens meer, Sommige Mattrosen voorgeevende dat den Visitateur die voor drie vier dagen aan boord is geweest het geheele Schip door heeft gekruist en in onzer aller presentie bekend heeft geen besmetting In’t Schip meer te kennen vinden, en als nu de Lading na Land gaat zijlieden ook versoeken na Land te mogen gaan, om haar van’t nodige te kennen voorsien, en als dan in allen deele gewillig zijn om het Schip te lossen, noulijx dit Rapport van de Dek officieren ontfangen hebbende begaven wij opper officieren ons ter stond allemaal na de Boeg alwaar het geheele Scheep:s volk bij een stond door den Cap:n aangesproken wierden, wat reeden heb joluij om Comp: dienst te weigeren, waar op het volk eenparig antwoorde, wij weigeren geen Comp: dienst wij hebben reeds zo veel uitgestaan en zo veel weeken guarantein gelegen en nu zullen de goederen uit het Schip gelost worden wij zijn arm en naakt, en alle de voorgemelde reedenen meer, die meeste mattrosen liet zig ontvallen om te zeggen, als wij het niet lieten om de Cap:n wij hadden ons reeds lange aan het oorlog Schip dan wel aan den Wel Edelen gestr: Heer gouverneur geaddresseert, dat zijlieden wel in staat waren om een brief te kennen Schrijven nog mede wel onder haarlieden zeggende wij hebben meermalen guarantein gelegen maar nooit ben wij op zodanige wijze behandeld geworden, dog eindelijk haar door den Cap:n gezeggen lieten, en begonnen te lossen onder belofte, om over haar versoek te zullen Schrijven, alle het hier gemelde wij ondergeteek: bekennen de zuivere waarheid te zijn, en indien het vereischt werd ten allen tijd en bereid zijn met Solemneelen Eede te bekragtigen.’

’/: was geteekend/’

‘Cap:n A:A: Tobiaszoon Cap:n lieut: Pieter Malet junior, Lieut: J: Tobiaszoon, Sous Lieut: Wijnand Beerendonk, Sous Lieut: H:J: Lissen, bootman Jan Hendrik Fick, Schieman Christiaan Thies /:in margine:/ aan boord ZE: Comp: Schip Avenhorn de 26 Maart 1788. leggende geankert ter rheede Cabo.’

En is na overweeging goedgevonden voor appostille op hetselve te verleenen, dat op het door den Supp:t daar bij gedaan versoek, Copijen van dat request en dies bijlagen, zo aan de Hoog gebiedende Heeren Majores in het Patria als aan de Hoge Indiasche Regeering, zullen werden overgesonden.

Zijnde tevens pligtig geacht, hoogst ged:e Heeren Majores en Hoge Indiasche Regeering, zo tot elucidatie op de premissen van dat Request als op het versoek zelve, ter gelijker tijd eerbiedig te berigten, dat wij alleen in maniere voorsz: daarop hebben kunnen disponeeren, ten aanzien den WelEdelen Gestr: Heer kuvel, Commdandeerend ‘s Lands Fregat van oorlog de Valk bereids op den 13 der voorleedene Maand April, en dus ruim veerthien dagen nadat de zaak over welke ged: Cap:n Tobiaszoon, zig bij sijn Request is bezwarende, zoude weesen gepasseert, van hier vertrokken was, zonder dat denselven Capitain Tobiaszoon, raadzaam heeft kunnen vinden zodanig bezwaar in dien tusschen tijd voor te brengen, en door het welke men dan ook verhindert is geworden, welgem: Heer Cap:n kuvel daarop van sijn Edele zijde, om elucidatie en informatie te versoeken: Schoon wij ons verpligt vinden ten dien belange aan te merken, dat uit de Confrontatie van het Request met de geannexeerde verklaring der officieren, meerged. Cap:n Tobiaszoon zeer verdagt voorkomt, als die zaak breeder uitmeetende dan deselve zig toegedragen heeft.

Dat al mede belangende de afvrage welke meerged Capitain Tobiaszoon bij dat request op eene met het verschuldigd respect, zo aan welgem: Heer Kuvel in desselfs alhier bekleede Caracter, als aan dit gouvernement, zeer kwalijk Strokende wijze voorsteld, of namentlijk meer welgem: Heer Capitain Kuvel, dien stap uit eigen authoriteit, dan wel door ordre van dit gouvernement ter uitvoer gebragt heeft, het geen men egter, om dat hier over geen reekenschap aan hem Capitain Tobiaszoon behoefte te geschieden, onnodig heeft geoordeelt te beantwoorden, aan hoogst gem: Heeren majores en Hoge Indiasche regeering zal werden berigt dat den pro interim Equipagiemeester uit een brieff door ged: Capitain Tobiaszoon op den 26 Maart jongstleeden van boord aan hem geschreeven, gerapporteert hebbende, op hoedanige wijze de Equipagie van het Schip Avenhorn , zig tegens de ontlossing van dien bodem kwam te verzetten, met een volkomen toeleg, van daarmede dit gouvernement te dwingen tot het geeven van Vrijheid, dat zij aan Land komen konden, in welke wijze van doen, als tot een slegt voorbeeld van anderen Strekkende, nog thans begreepen wierd, niet raadzaam te zijn, toegeevendheid te gebruiken, behalven dat ook door de geneeskundige Commissie Swarigheid wierd gevonden, om het aan Land komen der Scheepelingen nog te permitteeren, den Heere gouverneur daarop den ged pro interim Equipagiemeester dadelijk na Boord van dat Schip heeft gesonden, zo wel om onderzoek te doen op de reedenen die door de gemeenen volgens het schrijven van ged Capitain Tobiaszoon teegens het ontlossen wierd ingebragt, ten einde indien zulx na waarheid was, deselve behoorlijk te ontruimen als om hun denselver pligt voor te houden en tot de ontlossing van het Schip te vermanen, dan dat meergem: pro interim Equipagiemeester die zig hiertoe dadelijk na boord begeeven hebbende, dewijl het intusschen avond was geworden, deze Commissie in het duistere heeft moeten volbrengen, bij desselfs te rug komst mondeling rapporteerde, dat van al het geene bij de brieff van Capitains Tobiaszoon voorgegeeven was, door de Equipagie te werden begeert en hun te ontbreeken, bij deselve niets was gepretendeert geworden, maar dat deselve eenstemmig hadden geurgeert op de vrijheid voor de officieren om na de wal te mogen gaan, buiten hetwelke zij wijgerden hunne handen tot de ontlossing van het Schip uit te Steeken: zonder dat het geene hij Equipagiemeester aangewend had, om hun tot derselver pligt te brengen, van eenig het minste effect was geweest, ofte door hem de voornaamste woordvoerders in het donkere had kunnen worden ontdekt.

Dat deze zaak door welgem: Heere gouverneur ‘s daags daaraan vroegtijdig ter deliberatie van den Raad gebragt zijnde, men als toen ingezien heeft, dat de bevondene onmogelijkheid, om de voornaamste belhamels off woordvoerders onder het volk te ontdekken en deselve van het Schip te ligten, ten einde de overige daar door te gemakkelijker tot hun pligt te brengen, de noodzakelijkheid mede brengen zoude om de gantsche Equipagie der gemeenen door de sterke hand van den bodem af te halen, en in hegtenis te neemen, dog dat de gevaarlijke gevolgen welke daaruit kunnen resulteeren, veel meer was aanradende, om zo lange nog eenig ander middel konde werden beproefd, een zodanig uittersten stap veel liever behoorde te werden vermeid, en dat mits dien het besluit genomen was, om welgem: heer Capitain Kuvel te versoeken, desselfs Caracter en goede officie in desen te willen aanwenden, en zig daartoe aan boord van het voorn: Schip Avenhorn te begeeven, mitsg:s tot Spoedige Stuiting en demping der onder de Equipagie in maniere voorsz: zig openbarende beginzelen van mutinatie, zodanige maatreegulen in het werk te Stellen als Sijn Wel Edele Gestr: geschikst en bekwaamst oordeelen zoude.

Dat dit versoek aan welgem: Heer Cap:n Kuvel geschied, en door Sijn Edele daaraan geacquiesceert zijnde, zulx ook vandat gelukkig gevolg is geweest, dat de gemeene Mattrosen, onder welke alleen de onwilligheid tot de ontlading van ‘t Schip resideerde, na door meerwelgem: Heer Cap:n Kuvel voor oogen te zijn gehouden de rampzalige gevolgen waaraan zij zig bij het blijven wijgeren van den dienst bloot stelden, en na dat zij op de een en andermaal door Sijn WelEdele Gestr: gedane afvrage, off zij willig en bereid waren hun dienst te hervatten, bij de weigering waren blijven persisteeren, wanneer sijn Edele reeds weder in de Sloep was gestapt en van het Schip stond af te steeken, uit het Schip geroepen hadden, dat zij het Schip lossen en den dienst als te voren verrigten zouden: gelijk zij hetzelve ook vervolgens na behoren hebben betragt; en waarmede deze zaak, zonder verdere nadeelige gevolgen gelukkig afgelopen is:

Dat schoon het effect van de door welgem: Heer Kuvel aangewende authoriteit wanneer het volk haar onwilligheid reeds zo verre had doen blijken en men verwagten konde, dat zij zonder dwangmiddelen, niet zo ligt weder te rug te brengen zoude weesen, veel reeden geeft, om te twijffelen of meerged: Capitain Tobiaszoon, wel in den aanvang toen zig zuls onder hun begon te openbaren, en gemakkelijker te dempen was geweest, sijn uitterste devoir heeft aangewend gehad om hetzelve te stuiten, en men wel zoude mogen Supponeeren, dat de hoop, om door dit middel de vrijheid tot het aan Land komen, waarop denselven bij aanhoudendheid was blijven dringen, te verkrijgen, hem Tobiaszoon daarinne kan hebben te rug gehouden, nogthans het ongelukkig Lot waardoor denselven Capitain Tobiaszoon, nevens de verdere Scheepelingen van ged: bodem Avenhorn zig toen nog van de evengem: vrijheid ontstoken hebben gevonden, aan de eene, en aan de andere zijde, de moeielijkheid om hem daarvan op eene overtuigende wijze te convinceeren, reedenen zijn geweest, waarom wij, dewijl de zaak op eene zodanige gelukkige wijze getermineert geworden was, gemeend hebben gehad, het daarbij wel te mogen laten berusten.

Zijnde vervolgens op gedane voordragten van den heere Heere Gouverneur, Conformde door de Heer Colonel Gilquin als Cheff der Arthillerie, desweegens aan sijn Edele gepresenteerde Memorie, en uit hoofde van de hiertoe ter vergadering van den 4 April jongstleeden in aanmerkinge genomene reedenen, goedgevonden ter vervulling van de manqueerende onder officiers en Cannoniers van de eerste Classe, bij de drie thans exteerdende Compagniën Arthilleristen, aan te stellen, zodanige Agtthien Bombardiers effectief en Agt en Twintig Cannoniers van de Eerste Classe, mitsgaders Vijf Cadets, als waartoe de Sujetten door gedagte Heer Gilquin bij de gesegde Memorie zijn opgegeeven geworden.

Terwijl teffens verstaan is, dat het door gedagte Heer Gilquin overgeleeverd Concept plan nopens den voet op welke een Compagnie Arthilleristen bij vervolg, wanneer dat Corps tot haare vereischte sterkte werd geaugmenteert, zoude dienen te werden gebragt aan hoogstgemelde Heeren Superioren zal werden overgezonden.

Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten dage en Jare voorsz:

[Signed:] C:J: van de Graaff

[Signed:] J:I: Rhenuis

[Signed:] J:J: Le Suëur

[Signed:] O:G: de Wet

C. 178, pp. 119-123.

Donderdag den {17880509} 9 Maij 1788.

’s voormiddags alle præsent.

Met het in de baaij Fals aangekomen ingehuurd Schip de Vrouwe Joahanna Jacoba ontfangen zijnde, de zeer gerespecteerde aanschrijvens der WelEdele groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Amsterdam, in dato 11 October 1787. gelijk mede de Cherte partij van dien bodem, uit dewelke ontwaard is, dat hetzelve Schip alhier ontladen zijnde, weeder naar Neederland zal moeten retoureeren, met zodanige goederen als men in hetzelve zal komen af te laden, dog ook verders, dat men dien bodem anderzints zal kunnen doen voortzeilen na Batavia off Ceilon , is dierhalven op heeden in overweeging genomen, hoedanig hier inne ten meeste voordeele der E Comp:ie Zoude dienen te werden gehandelt.

En geconsidereert zijnde de onmogelijkheid om voor dat Schip eenige Lading tot desselfs retour uit te maken, als waartoe men zelfs omtrend het hier ter rheede leggend Schip de Agatha , voor als nog buiten Staat blijft, welke laatstgem: bodem echter ingevolge haar Cherte partij absolut bepaald is van hier naar Neederland te rug te keeren; en dat men ook met het gem: Schip de Vrouwe Johanna Jacoba inde Baaij Fals de bekwame tijd tot het aandoen van dese Rheede te laten afwagten, het getal harer gestipuleerde legdagen Zoude moeten overschreden, om hetzelve een quantiteit Tarwe na batavia te doen overbrengen: waartoe men zig vleid als dan nog wel met de openvallende ruimtens in andere Scheepen geleegenheid te zullen vinden: mitsg behalven de particuliere Scheepen die reeds na Ceilon vertrokken zijn, alhier nog dagelijx te gemoed werd gezien, het volgens nadere aan schrijvens den Hoog gem: Heeren Bewindhebberen ter kamer Zeeland indato 29 Nov: 1787 meede de derwaards gedestineert Schip Rhijnoort ; zo is raadzaam geoordeelt, het meergem: Schip de Vrouwe Johanna Jacoba , na hare ontlossing in de baaij Fals desselfs reize ballast Scheep:s na gedagte Indiasche Hoofdplaatze te laten vervorderen en hiervan aan de Hoge Indiasche Regeering bij de eerste bekwame geleegendheid kennisse te geeven, als meede aan den Schipper van voormelden Bodem, ten dien einde een Schriftelijke ordre te expedieeren.

Zijnde wijders op het door den Capitain Lieutenant van het Hoeker Schip Sparen , Jacobus Swetman, ingediend Schriftelijk versoek goedgevonden aan denzelven te accordeeren, het branden alhier van zodanige gepermitteerde kisten, als waaromtrend zulks volgens desselfs te kennen geeven, door Sijne meenigvuldige occupatiën indienst der E Compagnie is verhindert geworden.

Na hetwelke ter vervulling van de op het provisie Schip Avenhorn openstaande Capitain Lieutenants plaats, verstaan is, daartoe aan te stellen, den op dien Bodem bescheidene Lieutenant, Jacob Tobiaszoon, mitsgaders in steede van denselven tot Lieutenant, den Sous Lieutenant Wijnand Beerendonk en in plaats van deesen, tot Sous Lieutenant den bottelier [.....] de Baer alles met halveering van Gagie, onder nadere approbatie der hoge Indiasche Regeering.

Aldus Geresolveert ende gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jare voorsz:

[Signed:] C:J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J:J: Le Suëur

[Signed:] O:G: de Wet

C. 178, pp. 124-148.

Woensdag den {17880514} 14 Maij 1788.

‘S voormiddags alle præsent.

Geleesen zijnde een brieff van den Drakensteinsche Kerkenraad, houdende nadere klagten over de volstrekte noodzakelijkheid in negligentie, die den perzoon van Hendrik Sievers Stengers, denwelken bij besluit vanden 6 November 1787. op sijn gedaan versoek tot het Schoolhouden aan de Paarl in burger vrijdom is gesteld, in deese sijn functie blijft betonen, met bijgevoegde kennisgeeving; dat sijne Conduiten daar en boven tot aanstoot en ergenis verstrekken; ende zulx ongeacht de door gem: Kerkenraad aan hem Sievers voorgehoudene waarschouwinge, ingevolge het geene ter Sessie van den 18 Maart jongstleeden op de als toen ingekomene klagten teegens denzelven haar Eerw: aangeschreeven geworden was; zo is na overweeging, dat alleen het Schoolhouden aan de Paarl waartoe ged: Sievers voor de Colonie van dienst ofte nut konde zijn, de grond en reeden is geweest om welke denselven Sijne burgerlijke vrijheid verkreegen heeft, en dat denselven zulx verzuimende, voor de Colonie nutteloos, maar ook daar en boven door Sijne ergerlijke Conduiten, voor deselve Schadelijk geworden is, mitsdien goedgevonden, meergem: Hendrik Sievers Stengers, in Sijn oude qualiteit als Bottelier waar voor in A:o 1787 met het Schip Hoorn , uit het Patria alhier is aangeland, weederom in dienst den E Comp:ie te trekken, en als zodanig na Batavia te laten voortvaren, werwaards denselven met gem: bodem is gedestineert geweest: Terwijl tevens goedgevonden is, aan voorm: Kerkenraad te permitteeren, dat denselve na een ander bekwaam perzoon van goed gedrag zal mogen omzien, om tot den Schooldienst aldaar te werden gebruikt.

Door den burger wijnkoper Pieter Laurens Cloete ingediend zijnde het volgende verzoekschrift.

Aan den Wel Edelen gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &a. &a. &a. benevens den E Agtb: politicquen Raad

‘WelEdele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’

‘Met verschuldigden Eerbied geeft reverentelijk te kennen Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: zeer onderdanigen Dienaar Pieter Laurens Cloete burger en wijnkoper. Dat den Supp:lt geïnformeert geworden zijnde dat het hollands part: Schip de Vrouwe Agatha welk ingevolge de Cherte partij tusschen haar Wel Edele Hoog Agtb: de Heeren Majores in het Patria en de Rheeders van dien bodem gesloten naar Europa moetende retourneeren mits ontstentenisse eener Lading voor reekening den EdMaatschappij ballast Scheep:s van hier Staat te vertrekken.’

‘Dat den Supp:lt van de geleegendheid wel zoude willen profiteeren om voor Sijne reek: eenige Caabsche wijnen naar Europa over te voeren So neemt hij Supp:lt de vrijheid Uwe WelEdele Gestr: en E Agtb. ootmoedig te Solliciteeren hem graCieuselijk toe te staan om een aantal van 25 a 30 Leggers der voorsz: wijnen ingem: Schip te doen laden tegens betaling der Vragtpenningen in Neederland aan d’ E Comp: in eevenreedigheid van diewelke bij voorsz: Cherte parthij zijn bepaald en onder al zulke Conditiën en bepalingen als het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: heeft gelieven te behagen aan den burger Jacobus Johannes van den Berg voor te Schrijven wanneer inden voorl: Jare tot den afscheep van eenige wijnen insgelijx heeft versoek gedaan. Terwijl den Supp:lt als geintentioneert zijnde, om met believen der Wel Edele gestr: en E Agtb: Heeren van het Bewind der Neederlandsche Oost Indische Maatschappij gesegde wijnen bij arrivement aldaar verders te laten exporteeren off vervoeren naar zodanige plaats of plaatzen werwaarts hij deselve heeft gedestineert Uwe Wel Edele gestr: en E: Achtbarens wijders instandig Suppliceert hoogstgemelde Heeren van het Bewind zulks gracieuselijk te willen voordragen ten einde hem Suppliant deese weeder uitvoer mag werden geaccordeert niet teegenstaande hij Suppliant in allen gevalle bereid is, zig te onderwerpen aan het geene haar Wel Edele Groot Agtbarens indesen anders mogten gelieven te disponeeren off den Suppliant voor te Schrijven.’

‘En nadien den Suppliant onder welduideing vermeent dat de meermelde wijnen in voorschreeven Bodem de Agatha afgescheept werdende, dewijl dat Schip aan d’ E Compagnie verhuurt en voor deselve retourneerende is, dus niet onderheevig zijn aan den betaling der gewone imPost op den uitvoer van wijnen door Vreemde Natiën gesteld. Zo versoekt denzelven laatstelijk om ingevalle degemelde afscheep aan hem Supp:lt mogt werden toegestaan hij als dan ook van den evengem: betaling mag weesen g’excuseert.’

’/:onderstond/ ‘T welk doende &a: /:was get:/ P: L: Cloete.’

Is na lecture en overweeging van hetzelve goedgevonden aan gem: Cloete alleen op de Conditiën dewelke bij besluit van den 25 September 1787 bij geleegendheid van het dies tijds door den mede burger Jacobus Johannes van den Berg, gepresenteert Request beraamd, en aan denselven van den Berg, tot het zenden van wijnen voor Sijn particuliere Reekening na Neederland voorsgesteld zijn geworden, het verzenden na het Patria van Vijf en Twintig a Dertig Leggers wijnen deses Lands te accordeeren, en waaromtrend denselven zig dierhalven Stiptelijk nade gemelde Condtiën zal moeten gedragen.

Zullende deselve Conditiën bij Extract authenticq uit den voorsz: Resolutie ten dien einde aangem: Cloete werden ter handgesteld, en zo meede gelijk Extact van Commissarissen uit de raad van Justitie tot narigt van deselve werden afgegeeven.

Terwijl ten belange van het laatste Lidt van het voorsz: Request verstaan is, dat aangezien de voorsz: wijnen Staan geladen en overgevoerd te worden, in een bij dEComp: ingehuurd Schip, en zodanige Scheepen, ten opzichte van derselver Lading, allezints als s Comp:s eigen Scheepen te considereeren zijn, oversulx de wijnen, die men indiervoegen zal komen afte Scheepen, niet kunnen vallen in de termen van de pagt der impost die betaald moet worden, van wijnen, dewelke aan Scheepen van Vreemde Natiën werden afgeleeverd.

Wijders na lecture gedelibereert zijnde op den inhoude van het door den Capitain van het provisie Schip Avenhorn Aeilt Arend Tobiaszoon gepresenteert nader Request luidende

Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff gouverneur en directeur van Cabo de Goede Hoop enden ressorte vandien &a. &a. &a. benevens den E Agtb: Raad van politie

‘Wel Edele Gestr: Heer en Achtb: Heeren!’

‘Met diepschuldige Eerbied geeft te kennen U Wel Edele Gestr: en E Agtb: onderdanige dienaar Aeilt Arend Tobiaszoon Commandeerende het alhier ter rheede leggende provisie Schip Avenhorn alzo UWel Edele Gestr: en E Agtb: hebben gelieven goed te vinden den Supp:lt Sijn gepresenteerde Request gedateert den 27 April a:C: van hier na Batavia aan haar Hoog Edelheedens over te zenden waarvoor den Supp:lt U Wel Edele gestr: en E Agtb: needrigen dank betuigd. Den Supp:lt had zig bovendien nog gevleid dat het Uwe Wel Edele gestrenge en EE: Achtbarens had gelieven te behagen een Schikking te maken bij wijze van zodanige Commissie te hebben gecommitteert die den Suppliant ten minste voor Sijn geheele Equipagie in Sijn volkomentlijk gezag en Commando had koomen te herstellen hetwelk den Suppliant noodzaakt in deesen zig te moeten wenden tot Uwe Wel Edelens Gestrenge en E Achtbaarens ootmoedig versoekende het Uwe Wel Edelens Gestrengens en E Achtbaarens behagen mag eene zodanige Commissie te committeeren die als dan den Suppliant binnen desselfs Commandeerende Bodem zo gemeene als officiers, in het bijzonder komen voor te houden en te vermanen, dat geen onder haar binnen gemelde Bodem, over de affronten hunnen Capitain aangedaan door den Wel Edelen gestrenge Heer Lands Capitain Kuvel zal mogen redeneeren nog spreeken den Suppliant als Capitain in alle Sijn Commando en des noods zijnde Scheep:s vergadering die gehouden mogte worden te obedieeren en te erkennen op dat den Suppliant op sijn te doen Staande gevaarlijke reize, zo voor zig zelven als voor de Edele Compagnies Dienaren bodem en Lading als een getrouwe Dienaar zig van Sijn Plicht mag quijten tot voorkoming van alle gevaarlijke gevolgen of dan wel aan den Suppliant te accordeeren, van desselfs bodem te mogen werden ontslagen en met Stilstand van gagie behoudens qualiteit van hier te mogen repatrieeren.’

’/: onderstond:/’

‘’T welk doende &a: /:was get:/ A: A: Tobiaszoon /:inmargine:/ Cabo de goede Hoop den 10 Maij 1788. /:bezijden het hoofd stond/ Exhibitum den 14 Maij 1788.’

’/:d’ appostille was:/’

‘Het versoek vanden Supp:lt als ongereimd werd geweesen van de hand, en den Supp:lt gelast gem: bodem behoorlijk te blijven Commandeeren, zullende niet te min ter zake van de door het gemeen van hetzelve Schip omtrend dies ontlossing alhier betoonde disobedientie den Equipagiemeester werden gecommitteert, om zig aanboord van meergem: bodem te begeven en aan de gantsche Equipagie den articul brieff voor te leesen: als waaruit een ieder kennelijk is, welk obedientie en respect hij aan sijn gebieders opperhoofden en officiers verschuldigt is te betonen. /:lager:/ ter ordonnantie van den Edelen Heer Gouverneur en den Raad. /:was geteekend/ O:G: de Wet Rt: en Secret:s.’

En in achting genomen weesende dat den Supp:lt geheel ongegrond Sustineert dat hem Sijn gezag en Commando op voorsz: bodem zoude weesen ontnomen waardoor ook sijn versoek, als op eene Zodanige Sustenue gefundeert zijnde, niet anders dan voor ongereimd kan worden geconsidereert; zo is goedgevonden voor appostille op sijn Request te verleenen, dat hetzelve versoek van den Supp:lt als ongerijmd werd geweesen van de hand, enden Supp:lt gelast, gem: bodem behoorlijk te blijven commandeeren.

Zullende niet te min ter zake van de door het gemeen van hetzelve Schip betoonde disobedientie, den Equipagiemeester werden gecommitteert, om zig aan Boord van meergem: bodem te begeeven en aan de gantsche Equipagie den articulbrieff voor te leesen, als waaruit een ieder kennelijk is welke obedientie, en respect hij aan Sijne gebieders, opperhoofden en officieren verschuldigt is te betonen.

Hier na geresumeert zijnde de door de Heer Hoofd Administrateur, Johannes Izaak Rhenius overgelegde Memorie, nopens de goederen dewelke op de Lading van het provisie Schip Avenhorn te min, bedorven en gebroken zijn uitgeleeverd, met de daaraan geannexeerde verklaring van gecommitteerdens, en de ingediende schriftelijke verantwoording dien aangaande van den Capitain op gem: bodem Aeilt Arend Tobiaszoon Zijnde van volgenden inhoude.

‘Den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff gouverneur en Directeur van Cabo de goede Hoop enden ressorte van dien &a. &a. &a. den onderget: Capitain van ‘t Schip Avenhorn hebbende gelieven te ordonneeren omme behoorlijk te verantwoorden waar door de defecten en minderheden op de Lading van voorm: bodem voor dit gouvernement aangebragt Zijn ontstaan So verklare ik de oorzaak daarvan te zijn als in margine deses Staat aangehaald, bestaande in als volgd, Namentlijk’


De minderheeden van de Arak terwijl de stuagie 26, dan van het Slegte Vaatwerk toe te Schrijven.   7330 Cann: arracq op 100 Leggers minder als zijnde 15 van 4, 50 van 5, 16 van 6, 4 van 7, 1 van 9, 1 van welbevonden is nergens 11, 1 van 13, 1 van 20, 1 van 21, 1 van 22, 2 van 1 van 27, en 1 van 28 dm bij pijling wan mitsg:s 5 leedig bevonden.
de te min uitgeleeverde rijst, moet werden aangemerkt niet op 150 maar op 460 Cojangs, die op Java in't Schip geladen en waarvan aldaar 250 Cojangs netto rijst gelost en 150 Cojangs in't Schip verbleeven dus de Spillagie op 400 Cojangs diend bereekend Worden waarbij nog komt dat de rijst versch van 't Land op Java ontfangen en dus binnens boord ingedroogd is, de vuile en aangeslagen rijst is het eerste voortkomende doorde de 150: Cojangs In't Schip verbleeven en door het dikwils verwerken, omdat de balken en Steenen onder moesten gestuuwt worden, verspilt en vervuilt geraakt, en de wijnige aangeslagene door leccagie veroorzaakt is. { 100053 lb: Rijst op 465000 lb ofte
150 Cojangs van 3100 lb ieder
Cojang als
53820 lb Zo vuil als aangeslagen
46233 d:o te min uitgeleevert
de Rottings kunnen wel bij den ontfangst abzent geraakt zijn.   117 bossen rotting op 3000 bossen te min.
de minwigt van de poeder zuiker is enkeld door Spillagie veroorzaakt om dat de rotten de Cannassers Stukkend gevreeten hebben.   554 lb poeder zuiker op 30019 lb bij naweeging te min.
de te min uitgeleeverde peeper komt voort dat de Stroo zakken, slegt en In't Schip verrot zijn dus Stukkend geraakt en daardoor de Spillagie veroorzaakt is.   343 lb peeper op 3500 lb in 35 Stroo zakken bij weeging minder.
de 21 lb waschkaarssen zijn ingedroogt.   21 lb waschkaarssen op 4000 lb in 8 Cassen bij weeging te min.
de gonnij zakken zijn door leccagie verrot geraakt.   375 p:s gonnij zakken op 3000 p:s verrot en onbruikbaar.
So als mede de Lange gonnijs   855 gonnijs lange op 5075 p:s verrot verstikt en aangeslagen.
de planken en duigen zijn zodanig ontfangen en het te kort komende onder de gebroken te vinden. { 997 p:s jatïj planken op 1000 p:s waarvan 980 te min en 17 gebroken.
409 p:s jatij duigen op 1500 p:s gebroken zijnde daarentegen
794 p:s meerder uitgeleevert als de factuur komt te melden
de molen planken zijn zo ontfangen als uitgeleevert. { 15 p:s jatij molen planken van 3 dm op 100 p:s als
12 p:s gebroken en 3 te min
30 p:s jatij molen planken van 2 dm op 150 p:s gebroken zijnde daar enteegen
3 p:s meerder uitgeleverd als de Factuur dicteert
36 p:s Jatij molen planken van 1/2 dm op 150 p:s gebroken zijnde daar enteegen 2 p:s meerder uitgeleeverd. als de factuur komt te melden
47 p:s Jatij molen planken van 1 dm op 200 p:s te weeten.
45 p:s gebroken en 2 d:o te min
de gebrokene Estricten zijn door het lossen, en Laden en werken van 't Schip veroorzaakt en de 200 p:s die te min uitgeleevert zijn zijn onder de gebroken aan Boord geteld en afgescheept. { 977 p:s Ekstrikten van 16 dm op 4000: p:s zo hoekige als gebroken.
1626 p:s Estrikten van 12 dm op 3000 p:s te weeten
326 p:s zo hoekige als gebroken
200 p:s te min

De minderheeden van de Arak terwijl de stuagie 26, dan van het Slegte Vaatwerk toe te Schrijven.   7330 Cann: arracq op 100 Leggers minder als zijnde 15 van 4, 50 van 5, 16 van 6, 4 van 7, 1 van 9, 1 van welbevonden is nergens 11, 1 van 13, 1 van 20, 1 van 21, 1 van 22, 2 van 1 van 27, en 1 van 28 dm bij pijling wan mitsg:s 5 leedig bevonden.
de te min uitgeleeverde rijst, moet werden aangemerkt niet op 150 maar op 460 Cojangs, die op Java in't Schip geladen en waarvan aldaar 250 Cojangs netto rijst gelost en 150 Cojangs in't Schip verbleeven dus de Spillagie op 400 Cojangs diend bereekend Worden waarbij nog komt dat de rijst versch van 't Land op Java ontfangen en dus binnens boord ingedroogd is, de vuile en aangeslagen rijst is het eerste voortkomende doorde de 150: Cojangs In't Schip verbleeven en door het dikwils verwerken, omdat de balken en Steenen onder moesten gestuuwt worden, verspilt en vervuilt geraakt, en de wijnige aangeslagene door leccagie veroorzaakt is. { 100053 lb: Rijst op 465000 lb ofte
150 Cojangs van 3100 lb ieder
Cojang als
53820 lb Zo vuil als aangeslagen
46233 d:o te min uitgeleevert
de Rottings kunnen wel bij den ontfangst abzent geraakt zijn.   117 bossen rotting op 3000 bossen te min.
de minwigt van de poeder zuiker is enkeld door Spillagie veroorzaakt om dat de rotten de Cannassers Stukkend gevreeten hebben.   554 lb poeder zuiker op 30019 lb bij naweeging te min.
de te min uitgeleeverde peeper komt voort dat de Stroo zakken, slegt en In't Schip verrot zijn dus Stukkend geraakt en daardoor de Spillagie veroorzaakt is.   343 lb peeper op 3500 lb in 35 Stroo zakken bij weeging minder.
de 21 lb waschkaarssen zijn ingedroogt.   21 lb waschkaarssen op 4000 lb in 8 Cassen bij weeging te min.
de gonnij zakken zijn door leccagie verrot geraakt.   375 p:s gonnij zakken op 3000 p:s verrot en onbruikbaar.
So als mede de Lange gonnijs   855 gonnijs lange op 5075 p:s verrot verstikt en aangeslagen.
de planken en duigen zijn zodanig ontfangen en het te kort komende onder de gebroken te vinden. { 997 p:s jatïj planken op 1000 p:s waarvan 980 te min en 17 gebroken.
409 p:s jatij duigen op 1500 p:s gebroken zijnde daarentegen
794 p:s meerder uitgeleevert als de factuur komt te melden
de molen planken zijn zo ontfangen als uitgeleevert. { 15 p:s jatij molen planken van 3 dm op 100 p:s als
12 p:s gebroken en 3 te min
30 p:s jatij molen planken van 2 dm op 150 p:s gebroken zijnde daar enteegen
3 p:s meerder uitgeleverd als de Factuur dicteert
36 p:s Jatij molen planken van 1/2 dm op 150 p:s gebroken zijnde daar enteegen 2 p:s meerder uitgeleeverd. als de factuur komt te melden
47 p:s Jatij molen planken van 1 dm op 200 p:s te weeten.
45 p:s gebroken en 2 d:o te min
de gebrokene Estricten zijn door het lossen, en Laden en werken van 't Schip veroorzaakt en de 200 p:s die te min uitgeleevert zijn zijn onder de gebroken aan Boord geteld en afgescheept. { 977 p:s Ekstrikten van 16 dm op 4000: p:s zo hoekige als gebroken.
1626 p:s Estrikten van 12 dm op 3000 p:s te weeten
326 p:s zo hoekige als gebroken
200 p:s te min

‘Zullende Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: uit de in margine deses ter needer gestelde klaarlijk de waaragtige reedenen kunnen beogen waardoor de minderheeden en defecten der voorsz: goederen haar oorsprong hebben om welke reedenen de onderget: op de eerbiedigste wijze verzoekt als een dienaar die d’E Comp: zeedert dat hij deselve gediend heeft altoos trouw en eerlijk heeft behandelt dat hij voordegem: minderheden en defecten der voorengen:de goederen niet moge werden belast.’

’/:onderstond:/ Actum In’t Schip Avenhorn den 10 Maij 1788. /:was geteekend/ A:A: Tobiaszoon.’

Omtrend welk een en ander in aanmerkinge genomen zijnde, dat het aan de Rijst onstane bederff, door het dikwils verwerken In’t Schip en daarbij gekomene leccagie veroorzaakt is, dat ook deselve leccagie de rotting en verstikking der gonnij en gonnij zakken heeft te weeg gebragt, dat het breeken der Estricten deels aan het werken van het Schip en deels aan denselver behandeling bij het lossen en laden, aangezien dies broze Substantie, moet werden toegeschreeven, heeft men dierhalven moeten besluiten het een en ander te passeeren en bij de Negotie boeken deeses gouvernements te doen afschrijven, en zo mede de gebroke houtwerken als geenzints aan eenig verzuim ofte agteloosheid der Scheeps overheeden kunnende werden geattribueert, te passeeren: Zullende deselve gebrokene Houtwerken vloersteenen bij publicque vendutie voor zo veel als nog zoude mogen gelde, werden verkogt.

Dan ten aanzien der te min uitgeleeverde Arak, bind Rotting, Peeper, Houtwerken, Estricten, Rijst, is verstaan het bedragen van dien, de opperhoofden van meergem: bodem op hunne zoldij reecq:n in maniere als volgt te doen belasten Namentlijk

    Neederl: geld Ducat: van 66 Stuijvers Neederl: geld Indiasch geld van 80. Stuijvers per ducaton
3450. Cann: Arak zijnde 8 7/8 pCent ruimtegens inkoops prijst ƒ1493 16:8 452 89/132 ƒ1810: 14
 
117. bossen Rotting met 1/2 Capitaal advans d:o 63:16 19 1/3 77:06:08
 
273 lb Peeper zijnde 7 4/5 pC: netto tegens 1/2 Capitaal advans 53:15:08 16 13/44 65:03:08:
 
980 p:s Jatij planken met 2 Capitalen advans 769:04 233 1/11 932:07:08
 
3 do Jatij molen planken van 3 dm met 2 Capit: advans 31:13 9 13/22 38:07:08
 
2 do jatij molen planken van 1 dm met 2 Capit: advans 9:07:08 2 37/44 11:07:08
 
200 do Estrikken van 12 dm teegens uitkoopsprijs 30:-:-: 9 1/11 36:07:08
 
46233 lb Rijst tegens markprijs 2 1/8 rds pC:to zijn   duC:o 654: 32/33 2619:17:08
  5591:11:08
  hierop 25 pC:tos verhoging zijnde 397:18
  te zamen ƒ6989:09:08
 
komt voor reecq: van den Cap:n 2/3 ƒ4659:13:
komt voor reecq: van den Cap:n Lieut .1/3 d:o2329:16:08:
  ____________
als gemeld ƒ6989:09:08
    Neederl: geld Ducat: van 66 Stuijvers Neederl: geld Indiasch geld van 80. Stuijvers per ducaton
3450. Cann: Arak zijnde 8 7/8 pCent ruimtegens inkoops prijst ƒ1493 16:8 452 89/132 ƒ1810: 14
 
117. bossen Rotting met 1/2 Capitaal advans d:o 63:16 19 1/3 77:06:08
 
273 lb Peeper zijnde 7 4/5 pC: netto tegens 1/2 Capitaal advans 53:15:08 16 13/44 65:03:08:
 
980 p:s Jatij planken met 2 Capitalen advans 769:04 233 1/11 932:07:08
 
3 do Jatij molen planken van 3 dm met 2 Capit: advans 31:13 9 13/22 38:07:08
 
2 do jatij molen planken van 1 dm met 2 Capit: advans 9:07:08 2 37/44 11:07:08
 
200 do Estrikken van 12 dm teegens uitkoopsprijs 30:-:-: 9 1/11 36:07:08
 
46233 lb Rijst tegens markprijs 2 1/8 rds pC:to zijn   duC:o 654: 32/33 2619:17:08
  5591:11:08
  hierop 25 pC:tos verhoging zijnde 397:18
  te zamen ƒ6989:09:08
 
komt voor reecq: van den Cap:n 2/3 ƒ4659:13:
komt voor reecq: van den Cap:n Lieut .1/3 d:o2329:16:08:
  ____________
als gemeld ƒ6989:09:08

Waar en tegen aan deselve opperhoofden voor het geene op de poeder zuiker en waschkaarssen minder dan de gepermitteerde afschrijving toestaat te kort gekomen is, enzo mede wegens de meerder uitgeleeverde houtwerken op gem: hunne Soldij reecq:n het volgende zal moeten worden te goed gedaan te weeten.

    Neederl: geld ducatons van 66 Stuivers Neederl: geld. Indiasch geld van 80 Stuivers P:r ducaton.
346 lb Poeder zuiker zijnde 1/6 pC: Schaars teegens uitkoopsprijs ƒ51:18 p:s 15 8/11 62:18:-
 
99 lb Waschkaarssen zijn, de 2 1/2 pC:ts Schaars met 1/2 Capit: advans 113:12:08 34 19/44 137:14:08
 
794 p:s Jatij duigen met 2 Capitaal advans d:o 607:08:08: 184: 3/44 736:05:08
 
3 do Jatij molen planken van 2 dm met 2 Capitalen advans 25:05:08 7 29/44 30:12:08
 
2 do Jatij molen planken van 1/2 dm met 2 Capitalen advans do 9:07:08 2 37/44 11:07:08
  ____________
  te zamen   ƒ978:18:-
 
  komt voor reekening van den capitain 2/3 ƒ652:12:
  komt voor de reek: van den Capitain Lieut: 1/3 d:o 326:06:-
  ____________  
  als boven ƒ978:18:
  ____________  
    Neederl: geld ducatons van 66 Stuivers Neederl: geld. Indiasch geld van 80 Stuivers P:r ducaton.
346 lb Poeder zuiker zijnde 1/6 pC: Schaars teegens uitkoopsprijs ƒ51:18 p:s 15 8/11 62:18:-
 
99 lb Waschkaarssen zijn, de 2 1/2 pC:ts Schaars met 1/2 Capit: advans 113:12:08 34 19/44 137:14:08
 
794 p:s Jatij duigen met 2 Capitaal advans d:o 607:08:08: 184: 3/44 736:05:08
 
3 do Jatij molen planken van 2 dm met 2 Capitalen advans 25:05:08 7 29/44 30:12:08
 
2 do Jatij molen planken van 1/2 dm met 2 Capitalen advans do 9:07:08 2 37/44 11:07:08
  ____________
  te zamen   ƒ978:18:-
 
  komt voor reekening van den capitain 2/3 ƒ652:12:
  komt voor de reek: van den Capitain Lieut: 1/3 d:o 326:06:-
  ____________  
  als boven ƒ978:18:
  ____________  

Terwijl ten belange der door voorm: Cap:n Tobiaszoon ingebragte reedenen omtrend de ontstane en excedeerende importante minderheeden, op de Arak; Jatij planken en Rijst, aan de Hoge Indiasche Regeering werd overgelaten, daarop zodanig gunstig reguard te neemen als hoogst deselve zouden mogen achten en oordeelen te kunnen plaats hebben, en van haar hoog Edelens believen af te hangen.

Waarna op het insgelijks hiertoe gedaan Schriftelijk versoek van den

Adsistent Hendrik Johannes Fehrsen, goedgevonden is denselven Fehrsen, als ter deser plaatze van burger ouders geboren zijnde, en desselfs verbonden tijd bij d’ E. Comp:s behoorlijk en tot goed genoegen der gener die over hem zijn gesteld geweest uitgediend hebbende weederom in Sijn aangeborene burger vreiheid alhier te herstellen.

Aan de Heer Jacob Gabriel van Moller, Hoff en Commercie Agent van Sijne Majesteit den koning van Pruissen , zijnde onlangs met het Schip Dordrecht , onder betalinge van het passagie geld, aldaar, en het kost geld alhier, van Ceilon ter deser plaatze aangeland, is verders goedgevonden op desselfs hierom gedaan Schriftelijk versoek toe te staan, Sijn Edele reize naar Neederland te mogen vervorderen, met het aanweesend ingehuurd particulier Schip de Agatha mits alhier in ‘sComp:s Cassa betalende de Somma van veertig rijxds voor kost geld en overigens ten opzichte van het passagie geld ingevolge de Cherte parthij de voldoeninge præteerende aan den Schipper van dien Bodem.

Gelijk ook aan den geweesen Capitain bij het Meuronsche Regiment, Charles Louis Sergeans, denwelken ingevolge aanschrijvens der Hoge Indiasche Regeering van dato 27 April 1787 met het Schip de Jonge Frank alhier is aangekomen, ten einde de geleegendheid ter verdere voortzetting Sijner reize na Europa af te wagten, op Sijn meede hiertoe gepræsenteert Request is toegestaan om onder gelijke betalinge voor kost en passagie geld, als even is gezegd, met voorm: bodem de Agatha insgelijks na Neederland te mogen overvaren.

Laatstelijk wierd op de door de Heer Collonel Gordon gedane betuiging, dat al het voor handen zijnde geweer onbruikbaar geworden was, en dat ook het geaugmenteert getal der Arthilleristen behoorde gewapend te worden, met bijgevoegd versoek, dat Schoon de voor eenigen tijd op voordragt van den Heere Gouverneur uit het Schip de Vreede tot eenen voorrraad voor de wapenkamer alhier geligte na Batavia gedestineert geweest zijnde geweeren, Slegt waren, dog een Slegt geweer beeter was als geen, degem: geweeren tot de voorsz: wapening mogt werden gebruikt, goedgevonden ged: Heer Coll: te qualificeeren om zo veel nodig de gem: geweren daartoe t’ Emploieeren.

Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:

[Signed:] C:J: van de Graaff

[Signed:] J:I: Rhenius

[Signed:] J:J: Le Suëur

[Signed:] O:G: de Wet

C. 178, pp. 149-155.

Dingsdag den {17880520} 20 Maij 1788

‘S voormiddags alle præsent

Door het ontstuimig weer, hetwelk op laatsleden Vrijdag den 16 deeser is ontstaan, is

de nacht daarop het provisie Schip Avenhorn , na het verlies van alle Vijff desselfs Ankers en Touwen, teegens het Strand gedreeven zijnde, zo dat, niet teegenstaande op de gedane noodschoten van dien bodem, en de onmogelijkheid om aan hetzelve op nieuw adsistentie van Ankers en Touwen toe te brengen, door de genomene precautie om brandende Lantaarns aan de beste Strandings plaats doen aansteeken, en het Schip met daarop aan te sturen, nog voor verbrijzeling bewaard gebleeven, mitsg: ook het volk op een man na gelukkig gered geworden is, ‘er egter zeer wijnig waarschijnlijkheid overblijft, om dien bodem, als van agteren ter diepte van Elff voeten in het Zand vast gewerkt zijnde, weder Vlot te kunnen brengen boven hetwelke, dewijl het water door het Spijkerhuid uitloopt, hetzelve gepresumeert werd in de buik gebroken te weesen, ten belange van welk ongeval in aamerkinge genomen is, dat de vier overige ter deeser rheede geankert zijnde Scheepen Sparen , de Goede Intentie , de Agatha en de Helena Louisa , alle sijn blijven leggen, en dat hoewel het verlies van Ankers en Touwen bij die geleegendheid over alle deselve mede gemeen is geweest, geen hunner egter, boven de twee Ankers met derselver Touwen verloren heeft; en dat mede het gem: Schip Avenhorn , præsumptief door het openstaan der Constapels poorten, bij de Stranding dadelijk door de agter in Slaande Zeën, vol water is geraakt, het geen een meerder Last tot drukking in het Zand veroorzaakt heeft, en ook voor het bederf der in dien Bodem geladene goederen en provisiën doet dugten; zo is verstaan, de zaak te stellen in handen van den pro interim Fiscaal Gabriel Exter, ten einde behoorlijk en nauwkeurig onderzoek te doen, op en in hoe verre het voorsz: ongeval door eenige onachtzaamheid ofte versuim der Scheeps overheeden ofte iemand der Equipagie is ontstaan; en off de gemelde overheeden tot behoud van Schip en Lading ook eenige zorgvuldigheid hadden kunnen en moeten betragten die in desen mogt nagebleeven zijn; mitsg: mede of deselve overheeden wel derselver vleit hebben aangewend, om, voor den daartoe bepaalden tijd van medio deser, met het Schip ingereedheid te zijn, om van dese rheede te vertrekken. En nadien een ondersoek van dien aart in het bijzonder mede de remarques en het advis van Zeekundigen kom te vereisschen, zo is tevens goedgevonden den Capitain ter zee en pro interim Equipagiemeester Jan Arnold Voltelen expres te committeeren, omme nevens zodanige verdere Zeekundigen als zig nog aan handen zullen bevinden, ofte intusschen alhier staan aan te komen, en ten deesen bekwamelijk adsisteeren kunnen, bij hetzelve door ged: pro interim Fiscaal te doene ondersoek, præsent te zijn, en daar inne de ter zake dienen moetende remarques, Consideratiën off advisen, te Suppediteeren.

Zijnde ten opzichte van de opper- en ondermeesters van gem: bodem Avenhorn Otto Hendrik Eenhuijsen Johannesz en Samuël Ernst Diederik Morgenster, dewijl derselver functie omtrend het voorsz: geval geen relatie heeft, en zij dienaangaande dus aan geen verantwoording onderheevig zijn, verstaan, deselve weeder emploijabel te verklaren, en derselver vorige gagie na hunne respective qualiteiten te doen cours nemen.

Terwijl in aanmerkinge genomen zijnde, dat op het Schip de Agatha , geen ander Chirurgijn bescheiden is, als die tot de Equipagie van dat Schip behoord, mitsg: dat ook geen perzoon van die metier uit het Meuronsche Regiment gecongedieert is, om te kunnen repartrieeren, en dat dierhalven ten dienste der uit het evengem: Regiment gelijk mede andere uit dit gouvernement verloste Manschappen, dewelke met het Schip de Agatha naar Europa staan te rug te keeren, noodzakelijk een bequame Chirurgijn op het zelve diend te werden geplaatst, best gedagt is, voorm: oppermeester Eenhuisen ten dien einde op het ged: Schip de Agatha t’ emploieeren en denselven mitsdien daarmede behoudens Sijn qualiteit engage te laten repatrieeren.

En is al verders goedgevonden den Capitain en opzichter over het depot van het voorschreeve Meuronsche Regiment alhier de Meuron Motier, te qualificeeren; om tot het onderhouden der goede ordre onder de Manschappen vandat Regiment gedurende de reise , een der geschikste en bekwaamste onder officieren van de geene die gecongedieert zijn, te benoemen, en aan deselve Manschap voor te stellen, ten einde op de reise het Commando over hun te voeren, waarbij door de gecommitteerdens die tot de Monstering vaceeren zullen, aan alle de met het bovengemelde Schip thuis varen zullende militairen, op het Serieuste zal moeten werden aanbevolen om zig geduurende de reize Stil en ordentelijk te gedragen, en zig wel te wagten,van eenige onbetamelijkheid te plegen, ofte disobedientie aan de Scheepsoverheeden van gemelde Bodem te betonen, waardoor de Hoog Gebiedende Heeren Majores reedenen zouden mogen hebben om denselver gagie en douceurs te rug te houden

Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de goede Hoop ten daage en Jaare voorsz:

[Signed:] C:J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

C. 178, pp. 156-166.

Donderdag den {17880522} 22 Maij 1788.

‘S voormiddags alle præsent.

Door het ongelukkig stranden van het provisie Schip Avenhorn thans veriedeld geworden zijnde de destinatie van dien bodem, zo na de baaij fals als na de Mosselbaaij , ten einde de Tarwe en verdere granen in de laatsgem: baaij aan d’ E Comp:ie geleeverd van daar af te halen, en na Batavia over te voeren, weshalven de noodzakelijkheid vordert dat, om d’ E Comp: te bevreiden van het nadeel, welke bij het bijven leggen van die granen aldaar zoude moeten komen te ontstaan, alle mogelijke middelen en zorgvuldigheid werden aangewend: het geen dan ook vermits het teegenwoordig inde Baaij Fals geankert leggend ingehuurd Schip de Vrouwe Johanna Jacoba het eenigste is, waarvan men zig, dewijl de Cherte parthije van dien bodem hiertoe aanleiding geeft, en de tijd des Jaars zo na op handen valt tot die expeditie bedienen kan, in de gedagten heeft doen vallen om hier over in onderhandeling te treeden met den, het gem: Schip de Vrouwe Johanna Jacoba voeren den Schipper Simon Krijgsman: zo dat dienaangaande door den Heere Gouverneur aan evengem: Schipper Krijgsman ook de propositie is gedaan.

Dog voorwelke voiage denselven Krijgsman is komen te vorderen, dat buiten de Cherte parthije ‘sComp:s weegen aan de Rheeders zoude worden betaald de Somma van Thien Duijzend guldens, dat het Schip daar en boven door het gouvernement zoude moeten werden verzeekert, mitsg:s voor zien van een zware Anker en Touw ten kosten der E Comp:ie, en dat aan hem Schipper daar en boven een extra douceur of kaplaken zoude werden toegelegd.

Welke conditiën overwogen en bevonden weesende in het minste niet overeen te komen met de geene die de Cherte partij meede brengt, omtrend binnelandsche reisen, waartoe het Schip in Indiën komende, kan worden g’ emploieert, is zulx aan den Schipper ter vergaderinge ontboden weesende, onder het oog gebragt, gelijk mede dat zodanige Conditiën te buitensporig waren, dan dat men daarinne zoude kunnen treeden:

Waarop door denselven geallegueert zijnde, dat vermits dese voijage, tot het afhalen van Tarwe uit de Mosselbaaij de eerste zoude zijn, welke ondernomen wierd, en der Baaij niet zo bekend in het Patria was, dat voor een Schip daarheen varende, de assurantie zoude kunnen werden verkreegen, voor een ordinaire præmie, het voor hem dienhalven noodzakelijk geworden was, zodanige hoge vragtpenningen en de verdere bijgevoegde Articulen te bedingen, op dat daaruit die extra ordinaire assurantie goed gemaakt, en ook aan de Assuradeurs een voordeel uit deselve voiage overblijven konde, is aan hem Schipper vertoond, hoe hoog de Assurantie penningen ook zoude mogen lopen, daar men de Mosselbaaij , in welke tijd van het jaar deselve ook mogt worden bevaren nimmer gevaarlijker achten konde als de rheede van Colombo , waarheen het Schip egter mag werden gesonden, en de teegenwoordige tijd des Jaars de gem: Mosselbaaij in tegendeel wijnig minder veilig doed zijn als de Baaij Fals , boven het welke het gouvernement alvorens tot het doen bevaren van die Baaij te zijn overgegaan, deselve nauwkeurig had doen opneemen, mitsg: dat dewijl op de kaarten van die baaij nog geen volkomen Staat te maken is, dog den Capitain Francois du Minij, als deselve Baaij gefrequenteert hebbende, en dus wel kennende, zoude kunnen worden geordonneert, om vooraf met het, na de Plettenbergs baaij te vertrekken staande Frequat de Meermin , daarin te vallen, en ter Spoedige belading van het Schip alle mogelijke vleit en adsistentie toe te brengen; uit dit eenen ander geenzints te vermoeden is, dat de præmie van Assurantie meer zoude komen te bedragen, dan die voor de voijage van het Schip van Batavia na Ceilon ; zonder dat indiergelijk geval, evenwel eenige andere vragtpenningen ofte avarij bij de Cherte parthij is geconditioneert.

Dangem: Schipper Krijgsman, na zig hierop te hebben beraden, en van de eene en andere zijde tot accomodement over de voorsz: door hem voorgestelde Conditiën, nader in onderhandeling getreeden zijnde, heeft men, na eene gemaakte bereecq:, dat, vermits de Tarw inde Mosselbaaij , door aftrek der Thiende voor ‘s Heeren geregtigheid, en Thien pC:tos voor de vragt over zee, d’ E Comp:ie thans niet hoger komt te staan als rd:s 18 voor de 10 Mudden; waar en teegen de 10 Mudden Tarwe uit deese Baaij na Indiën gesonden wordende, bij haar ontfangst in ‘s Comp:s Maguasijnen alhier, na aftrek der Thiende, rd:s 24 zijn kostende, oversulx voor de vragtpenningen, avarij, en het geene meer hier na volgt, aan de eerstgem: Tarwe, welkers quantitieit volgens de ingekomene zeekerste informatiën, ten minsten 3000 Mudden uitmaken zal, geen hoger prijs dan die van de laatste zal worden toegebragt, om in desen geen tijd te verliesen, moeten besluiten met meergem: Schipper Krijgsman, Staande de vergaderinge overeen te komen en te veraccordeeren.

Dat het voorsz: Schip met het begin der aanstaande Maand: Junij zal moeten in gereedheid zijn, om zig uit de baaij Fals , behoorlijk geballast en met zodanige goederen beladen, als men nodig vinden zal daar mede af te zenden de begeeven na de Mosselbaaij ten einde aldaar van weegens de gem: Comp:e, Tarwe en andere deeses Lands Producten in te neemen, tot de volle en bekwame Lading toe, en dus beladen met de eerste bekwame geleegendheid vandaar te zeilen na Batavia alwaar deselve Lading zal moeten worden gelost en uitgeleevert.

Dat dese reize tot het innemen der gesegde Lading inde Mosselbaaij , zal gereekend worden te duuren, den tid van Twee Maanden, aanvang neemende met den dag der afreise, uit de baaij fals , tot de volle belading van het Schip in de Mosselbaaij ; zullende desweegens voor ieder der Twee Hondert Twee en Twintig lasten die de grote van het Schip uitmaken, worden betaald, Acht guldens per Last, mitsg:s Thien pC:tos ordinaire avarij voor ieder der gesegde Twee Maanden, te genieten bij retour in Neederland, en zullen de gem: Twee Maanden gereekend worden verdiend te zijn bij vertrek van het Schip uit de Mosselbaaij .

Indien onverhoopt /:en dat God verhoede:/ het Schip op de reize van de Baaij Fals na de Mosselbaaij mogt komen te verongelukken, zullen de voorsz: vragtpenningen gereekend worden voor de helfte te zijn verdiend en genoten kunnen worden.

Dat het Schip in de Baaij Fals van S Comp:s weegen extra zal worden voorsien van een zwaar Anker en Touw, ten einde daarvan is het nodig in de Mosselbaaij gebruik te kunnen maken, maar zal de gesegde Anker en Touw niet mogen werden gebezigd, dan in het geval dat weer en wind zoude mogen vereisschen het derde Anker te laten vallen; en in Cas dat deese noodzakelijkheid niet mogt voorkomen, of dat ook het Anker en Touw daardoor gebruikt hebbende moeten worden, niet mogten komen verliesen, zullen beide Anker en Touw in de Mosselbaaij aan de gecommitteerdens aldaar moeten werden overgegeeven:

Zo het gebeurde dat, teegen verwagting, het Schip in de Mosselbaaij tot desselfs voorm: volle belading langer dan de gesegde Twee Maanden mogt worden opgehouden, zal voor ieder dag, welke het Schip langer op gehouden zal zijn aan de Schipper Tagtig guldens worden betaald.

Boven hetwelke mede expresselijk is geconditioneert, dat, bijaldien de Rheeders of boekhouder van het Schip, nodig vinden mogten, het Schip voor de gem: reize na de Mosselbaaij te doen verseekeren, en de præmie van Assurantie in zulken gevalle hoger mogt komen te staan als de præmie van Assurantie voor de binnenlandsche reisen waartoe het Schip in Indiën komende, kan worden g’emploijeert, dat meerder bedragen der Assurantie penningen als dan door d’ E Comp: bij retour in Neederland aan de gemelde Rheeders off Boekhouder zal worden te goed gedaan en uitgekeert.

Dat de legdagen die bij de Cherte parthij, door d’ E Compagnie met de Rheeders van dit Schip op den 16 en 18 Julij 1787. voor den notaris Pieter Galenus van Hole en getuigen te Amsterdam aangegaan, zijn geconditioneert, zullen gerekend worden op te houden van den dag der afreizen van het Schip uit de Baaij Fals en Zal deselve Cherte parthij in alles weder haar voortgang hebben op den dag dat het Schip in de Mosselbaaij volladen zal zijn.

Zullende bovengemelde Schipper Krijgsman, ten opzichte van het geene hier niet Speciaal is geconditioneert en zo ook omtrend de uitleevering en Verantwoording der lading op Batavia verschuldigt zijn, zig te gedragen na de generale Conditiën bij de gerepte Cherte partij uitgedrukt.

Tot het sluiten van welke conventie, dan ook goedgevonden is, de Heeren Leeden M:r Jacobus Johannes le Suëur en Oloff Godlieb de Wet expres te committeeren en te qualificeeren.

Aldus Geresolveert en Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten dage en jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

C. 178, pp. 167-194.

Dingsdag den {17880603} 3 Junij 1788

‘S voormiddags alle præsent.

Uit de met het Schip Beverwijk op den 27 der voorleedene Maand Maij ontfangene en bij de Heeren Leeden intusschen ter rondleesing geweest zijnde zeer geeerbiedigde aanschrijvens der Hoog Edele heeren Seeventhienen, in dato 8 januarij deses Jaars gebleeken weesende, strijdig met hoogst derselver meening en intentie te zijn, dat aan den koopman Titulair en Secretaris der weeskamer Tobias Christiaan Ronnenkamp, als de augsburgse geloofs belijdenisse toegedaan zijnde, is gelaten den Titul en Rang van opperkoopman ende bediening van het Ampt van Dispencier, daarvolgens de vorige aanschrijvens van de dies tijds præsidiale kamer Zeeland, in dato 28 Julij 1785 de qualiteit van opperkoopman aan den Dispencier is gegeeven, als Lidt van den Raad van Politie, en dus, zo wel die qualiteit als een gevolg van het zitting hebben, in den Raad moet werden aangemerkt, als het zitting hebben in den Raad van politie weederom onafschijdelijk is van de post van Dispencier, en dat het dierhalven van zelfs spreekt, dat, bij al dien mens teegens haar Wel Edele Hoog Agtb: verwagting voormelde Ronnenkamp niet geheel en al had doen terug treeden in de qualiteit en post waarin te voren was geweest, zulx op den ontfangst der gem: aanschrijvens als nog onmiddelijk zoude moeten geschieden; zo heeft men ter schuldige obedientie aan deselve haar Wel Edele Hoog Agtb: zeer gevenereerde ordre en aanschrijvens, moeten besluiten, voorm: Ronnenkamp te ontslaan van het Ampt van Dispencier en denselven bij deesen weederom te herstellen in sijn vorige post als Secretaris der Weeskamer, met de Sessie in den Raad van Justitie na de ancienniteit , dewelke voorheen heeft gehad, en is dierhalven als een gevolg van dien, mede goedgevonden, den teegenwoordigen Secretaris der weeskamer Christiaan Ludolph Neetlingh, ingelijxs weederom te doen te rug treeden in desselfs vorige Ampt van Secretaris des gem: Raads van Justitie.

Werdende wijders door het Lidt en Secretaris deses Raads, de Heer Oloff Godlieb de Wet, bij monde te kennen gegeeven, dat Sijn Edele bij geleegendheid dat het Cassiers Ampt opengevallen was, om hetzelve verzogt hebbende, wanneer hem zulx echter kwam te mislukken, ter vergadering van den 14 febr:ij laatstleeden, om de daartoe bijgebragte reedenen, verzoek hebbende moeten doen, dat van sijn E voorsz: teegenswoordig Ampt, en uit den dienst der E Comp: mogt werden ontslagen, ten ware desen Rade oordeelen mogt dat desselfs Sessie bij deselve van eenigen dienst ofte nut zoude kunnen zijn, in welken gevalle betuijgd had, van harten bereid en geneegen te zijn, eenvoudig als mede Lidt daarbij te blijven adsisteeren, deesen Rade als toen egter op eene, zo zijn E acht, al te favorabel en flatteuse wijze, de dispositie op dat versoek had gelieven uitgesteld te laten, tot dat de als toen te gemoed gezien werdende aanschrijvens der Hoog Edele Heeren Seeventhienen zoude ontfangen zijn, en tevens ook voor zo lang de post van Cassier onvervuld te laten.

Dat sijn Edele aan dit besluit des Raads zig onderworpen hebbende, en mitsdien in het gem: Secretaris Ampt, hoe verderffelijk ook voor desselfs zwakke gezondheid, zonder het betonen van de minste nalatigheid tot nog toe ijverig zijnde blijven volharden, thans, daar het gem: dies tijds verwagt werdende aanschrijvens der Hoog Gebiedende Heeren Majores aangekomen, en het tijdstip vervuld was, tot welke Sijn E: deselve continuatie aangenomen had, wel de vreiheid zoude nemen, nader bij het gem:, tot ontslag uit den dienst gedaan versoek te blijven persisteeren, dan dat Sijn E: uit de welgem: zeer g’Eerbiedigde aanschrijvens der Hoogst ged Heeren Superioren ontwaard hebbende, hoe bij hoogst deselve voor als nog ongedecideert was gelaten, op welke wijze sijn E aanstellinge zo wel in de hoedanigheid van Secretaris, als in die van mede Lidt des Raads zoude moeten werden aangemerkt, dit aan Sijn E: geen geringe bekommernisse hadde veroorzaakt, over het gedrag, welke als nu tot het obtineeren van het voorsz: bedoeld ontslag te houden had, bevreesd zijnde dat, wanneer het gesz: versoek thans nader kwam aan te dringen, zulks zoude mogen beschouwd worden, als voort te spruiten, uit eene Sijn E gantsch niet betamende t’ onvredenheid over de gesz: in desselfs opzichte nagebleevene dispositie, hoedanige nadeelige opvatting Sijn E ten uittersten Smerten zoude.

Dat dewijl sijn E: niet te min genoodzaakt was nogmaals opregtelijk te moeten betuigen, zig buiten staat te vinden, om in desselfs meergem: Post als Secretaris te blijven continueeren, daar de continueele beezigheeden van ieder dag op zig zelfs, Sijn E: niet permitteerden, die ogenblikken daarvan af te breeken, welke tot de stille eenzaamheid voor de gewigtigste verrigtingen van dat Ampt wierden vereischt, en Sijn E: den avond of nagt hiertoe besteedende, gelijk dierhalven verpligt was te doen, zulx steeds de onaangename uitwerking veroorzaakte, van zig dien volgenden dag door heevige hoofdpijn, zelfs tot de minste zaken buiten staat te vinden en te bedde te moeten houden, het geen niet als ten uittersten nadeelig voor den dienst weesen konde, en dat hoewel Sijn E: ook anderzints met die zelfde bereidvaardigheid welke altoos had betoond, om alle desselfs geringe vermogens voor den dienst der Maatschappij te besteden en aan te wenden, genegen was in het voorsz: Ampt van Secretaris te blijven continueeren, tot dat het de Hoog Gebiedende Heeren Majores, zoude komen te behagen over Sijn E; persoon, na hoogst derselver believen en goedvinden, te beschikken, en waaromtrent geen de minste reeden had, eene ongunstigen uitslag te verwagten, maar in teegendeel zig te mogen vleïen, dat, daar Sijn E: voornaamste toeleg altoos is geweest om door trouwe en iever, in den dienst, zig de gunst en geneegentheid Sijner Heeren en Meesteren waardig te maken, hoogst deselve, zo hier op, als op Sijn E: langjarige diensten wel favorabel reguard neemen zullen, Sijn E: egter betuigen moest zig hier toe geheel buiten Staat te bevinden, zonder de gesegde nadeelige gevolgen voor den dienst, en derhalven raadzaamst geoordeelt had, volkomen aandeesen Rade over te laten, om hierinne, hetzij met Sijn E finaal uit den dienst te demitteeren, dan wel in off buiten eenige ander, aan het Caracter van Lidt des Raads, Convenabel Ampt, te stellen, zodanig over desselfs perzoon te disponeeren, als oordeelen zoude meest met de intentie en het oogmerk der hoogst gem: Heeren Meesteren overeen te kunnen komen, en aan Hoogst deselve welgevallig te zullen zijn.

Waarover geraadpleegd en in aanmerking genomen zijnde, dat aan de eene zijde, aan gem: Heer de Wet niet kan werden betwist, van door eene steeds betoonde onvermoeide werkzaamheid in eene zeer moeielijke post desselfs gezondheid te hebben bedorven, waardoor ook een ieder der Leeden deeses Raads zig overtuigd vind; van de noodzakelijkheid voor Sijn E:, om van het gem: Ampt te werden ontslagen hoe zeer voor den dienst der E maatschappij ook Sijn E continuatie in hetzelve zoude mogen werden gewenscht, en dat aan de andere kant, de bij alle geleegendheeden betoonde kunde en ervarendheid, die Sijn E: niet alleen in de zaken van dit gouvernement, maar ook over de gantsche uitgestrektheid deser Colonie verkreegen heeft, niet raadzaam doet zijn thans ter tijd d’ E Comp:ie van een zodanig nuttig Dienaar te beroven, nog ook desen Raad van desselfs advijsen en adsistentie te destitueeren; en uit welk oogpunt men ook geenzints twijffelen mag, dat het de Hoog Gebiedende Heeren Majores behagen zal, het gedrag deses Raads te beschouwen, zo wanneer het besluit daarheen vallen moet, om gem: Heer de Wet verder als Lidt van desselve te doen continueeren: zo is, om echter hierinne aan hoogstgem: Heeren Majores volkomen over te laten, de dispositie die Hoogst deselve ten reguarde van meergem: Heer de Wet, op sijn voorsz: gedaan versoek zullen gelieven te neemen, eenparig goedgevonden, denselven Heer de Wet van de post als Secretaris, en zo mede van ‘t vendumeesters Ampt te ontslaan, en ondertusschen Sijn E: in afwagting van de gesegde dispositie der hoog gebiedene Heeren Superioren te laten voortvaren in desselfs teegenwoordige Sessie bij deesen Raad, mitsg: provisioneel aan te Stellen tot Cassier in steede van den overleedene, door hoogst ged Heeren Majores tot opperkoopman en Lidt deses Raads aangestelden Heer Gerhardus Hendrik Cruijwagen.

Zijnde vervolgens na rijpe overweeging en uit hoofde van de noodzakelijkheid ter spoedige vervulling van het gem: Secretaris Ampt, bij deesen Raad, besloten provisioneel daarmede te bekleden den onderkoopman en teegenswoordigen Secretaris des raads van justitie M:r Cornelis van Aerssen, en denselven tevens provisioneel aan te stellen ter waarneeming van het vendumeesters Ampt, alles onder gunstige approbatie van meer hoogst gemelde Heeren Majores

En is tevens bij deese geleegendheid goedgevonden de borgtog voor d’ Administratie van het evenged: vendumeesters Ampt te bepalen op eene Somma van Rd:s 20000.

Op het hiertoe door den Heer Paulus Ros, Raad ordinaris van Justitie des Casteels Batavia gedaan Schriftelijk versoek, is goedgevonden aan Sijn E:, uit hoofde der door de langdurigheid der herwaards reize bekomene indispositie te permitteeren om ter afwagting van een nadere Scheeps geleegendheid, met Stilstand van gagie alhier te mogen overblijven, en ten dien einde ook op gelijken voet van het Schip de Jan en Cornelis , op hetwelke zig als passagier bevond, te mogen aanhouden zodanige Scheepsjongen genaamd Dirk Albertus Dorik, als de Wel Edele groot Agtb: Heeren Bewindhebberen ter kamer Amsterdam blijkens de door ged: Heer Ross overgelegde Lijst, ten dienste van Sijn E: op dien bodem hebben geplaatst gehad. Zullende wijders ingevolge het verder versogte van meergem: Heer Ros, den Schipper van het ged: Schip de Jan en Cornelis , worden geordonneert, aan Sijn E: alhier af te leeveren; zodanige van desselfs gebrande en gepermitteerde goederen, als oordeelen zal tot de verdere reize na Batavia benodigt te hebben, en de overige goederen die van Sijn Edele in het Schip zullen verblijven na Batavia over te voeren.

Gelijk mede op het ten dien einde insgelijx bij geschrifte gedaan versoek van den tweeden opper Chirurgijn, op het in de Baaij Fals vertoevend uitkomend Schip de Gouverneur Falk , Jan Sinkantijn uit hoofde der zwakke omstandigheeden waarin desselfs huisvrouw thans verseerd, aan denselven is toegestaan, om met deselve Sijne huisvrouw Hendrikje van Weert en drie kinderen, mitsg:s Sijn Schoenmoeder Dina Janse alhier te mogen overblijven, zullende niet te min, na de herstelling van gem: Sijn huisvrouw met de eerste Scheep:s geleegenheid Sijne reize na Indiën, zo als zig gedestineert gevonden heeft moeten vervorderen.

Vervolgens is geleesen en geresumeert het ingediend Request van den burger Jan Willem Hurter luidende

Aan den Wel Edele gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a mitsg:s den E Agtb: Rade van politie deses gouvernements.

‘Wel Edele Gestr: Heer en E Agtb: Heeren!’

‘Geeft met den verschuldigden Eerbied en behoorlijke Submissie te kennen Uwer Wel Edele Gestr: en E Agtb: zeer needrigen Suppliant den burger Jan Willem Hurter’

‘Dat vermits aan des Supp:lt vergunning de Oliphants Bos , geleegen agter het gebergte der baaij Falso Strandwaards, geen Stalling voor paarden vertrek voor veehoeders en kralen voor de ossen zijn, zo vind zig den Supp:lt verpligt, hem tot Uwe Wel Edele gestr: en E Agtb: te wenden, met aller ootmoedigste versoek, dat het Uwe Wel Edele Gestr: en E Agtb: hoog gunstig welbehagen zijn moge; deese vergunning meermeld. te mogen betimmeren, met een paarde Stal en vertrek voor veehoeders ter lengte van 24 voeten, mitsgaders daarbij een Takken Ossen kraal te mogen Setten, vertrouwende den ondergeteekende dat Uwe Wel Edele Gestrenge en E Achtbarens dat versoek zullen billijken, ofte zo als Uwe Wel Edele Gestrenge en E Achtbarens best zullen goedvinden te behoren.’

’/:onderstond/’

‘’T Welk doende &:a /:was geteekend/ J: W: Hurter /:in margine:/ Cabo de Goede Hoop den 14 April 1788.’

Zijnde daarop goedgevonden hetzelve Request te Stellen in handen vanden koopman en Resident inde Baaij Fals Christoffel Brandt ten einde na ondersoek en bevinding in hoe verre het Stellen van een paarde Stal en vertrek voor veehoeders, op de door voorm: Hurter bij vergunning gebruikt werdende weide aan het Oliphants Bosch , dienstig en noodzakelijk zij, zo daarop, als omtrend de nadeelige gevolgen, welke uit eene zodanige betimmering agter het gebergte der baaij Fals , al ofte niet zoude kunnen ontstaan, deesen Rade te dienen van desselfs berigt en consideratiën

Gelijk meede na lecture van het volgende door den burger Lieutenant Christiaan Pieter Brandt, ingediend Schriftelijk versoek.

Aan den Wel Edelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens de verdere E: E Agtb: Heeren Raden van Politie deeses gouvernements.

‘Wel Edele Gestrenge Heer en EE: Achtb: Heeren!’

‘Geeft met alle Schuldige Eerbied te kennen den Lieut: der burgerije Christiaan Pieter Brand’

‘Hoe den Supp:lt gedurende den oorlog een wagen weg over Sijne Land, tot dispositie van d’ E Comp:e heeft gelaten, om de Sooijen tot het maken van Batterijen enz: uit de valleijen van des Supp:lts plaats na de knokke wagt, tot aan de Thuijn van den Manh: Johannes Munnik te voeren.’

‘En hem Supp:lt als toen door den toenmaligen Wel Edelen Gestr: Heer gouverneur M:r Joachim van Plettenberg een Stuk land is beloofd geworden.’

‘Dog alzo hij Suppliant tot heeden ingevolgen de door de Heeren: Schull en wijlen Cloete aan hem uit naam van den Wel Edelen Gestr: Heer gouverneur gedane belofte eene Schaa vergoeding heeft verwagt en deselve egter nog niet heeft bekomen.’

‘Zo is het door deese dat de Supp:lt de vrijheid neemt, zig op het aller needrigst tot Uwe Wel Edele Gestrenge en EE: Agtbr: te wenden, nedrig versoekende dat het van UWelEdele Gestr: E Achtbarens hoog gunstig welbehagen zijn mogen aan den Suppliant te verleenen, omme voor de door hem Suppliant gedurende den oorlog gepermitteerde wagen weg bij voorschreeve plaats te moge laten voegen zodanige Land als bereids door den gezw: Landmeeter Jan Willem Warnich met approbatie van den presenten Wel Ed Gestr: Heer gouverneur is ingemeeten ofte dat Uwel Ed Gestr: en E: E Agtb: hieromtrend den Supp:t met zodanige Schikking gelieven te favoriseeren als Uw: Wel Edele Gestr: en E:E: Agtb: zullen vinden te behoren.’

‘/onderstond/’

‘’T welk doende &:a /:was get:/ C:P: Brandt /: in margine:/ Cabo de Goede Hoop den 14 April 1788.’

Is verstaan hetzelve versoekschrift te stellen in handen van den Heer Gilquin, als Directeur der Fortificatiën, ten einde insgelijx te berigten off de uitgifte van het Stuk Land om welk gem: Brandt komt te versoeken, hetzij nu of in der tijd, ook tot eenig nadeel ofte belemmering zoude kunnen verstrekken , aan de in dies nabijheid geleegene vesting werken; en ingevalle iets diergelijks geenzints teegens de uitgifte van dat Land zoude mogen in aanmerkinge komen, of het als dan egter niet nodig zij te conditioneeren, dat de reeds gemaakte wagenweg, of eenig ander van de zelfde nut, door het eigendoms Land van denselven Brandt steeds tot een vrije gebruik ten dienst der E Comp:e zal moeten wierden gelaten.

Zijnde verders op het door den Mattroos Jacob Wollegen van ‘S Hage /:hebbende zeedert het Jaar 1774 d’E Comp:ie gediend en in’t jaar 1786 inde voorsz: qualiteit van Mattroos met de Twee gesusters uitgekomen zijnde:/ ingediend Request tendeerende, om uit ‘s Comp:s dienst gelargeerd en in burger vrijdom te mogen werden gesteld, ter consideratie denselven alhier gehuuwd is, en niet alleen de van sijn huisvrouw, maar ook burgerraden zelve, iterative malen bij den Heere gouverneur instantiën hebben gedaan, dat op hetzelve versoek van hem Wollegem, als een persoon van zeer goede conduiten, en die met het, bij hem g’exerceert hebbend zadelmakers Ambagt, de burgerije van veel dienst kan zijn; goedgevonden denselven Wollegem uit ‘s Comp:s dienst te ontslaan en in burger vrijdom te stellen, op zodanigen voet als het de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren behagen zal nader te bepalen.

Na het welke besloten is, den Capitain ter Zee, François du Minij als ingevolge het ter Sessie van den 22 April jongstleeden genomen besluit, het Freguat Schip de Meermin , op de voijage van dien bodem na de Plettenbergs baaij zullende moeten Commandeeren, ten dien einde bij Schriftelijke ordre en Instructie te gelasten.

Om zo dra het part:r Schip de Vr: Johanna Jacoba , gelost en weeder behoorlijk geballast zijn zal, zig van de eerste bekwame wind te moeten bedienen, om gelijktijdig wanneer dien bodem uit de Baaij Fals vertrekt, ook met gem: Freguat van daar uit te Zeilen, den Steeven vooraf wenden na de Mosselbaaij :

Dat bij aldien den Schipper van het voorm: Schip de Johanna Jacoba , om bekwame zeekerheid van de Mosselbaaij te hebben, zoude mogen verlangen zig met het gem: Fregat tot het besteevenen van die baaij gecombineert te houden, hij Cap:n du Minij aan dat verlangen zal moeten voldoen en dus tot het veilig bezeilen van die Baaij aan hem Schipper het zij In’t voorlopen dan wel door eenig ander bekwaam middel behulpzaam zijn.-

Dat in de Mosselbaaij gekomen zijnde denselven onmiddelijk aan het werk zal hebben te gaan, om ged: bodemde Johanna Jacoba te beladen, met zodanige Tarwe en verdere granen tot het overvoeren na Batavia als zig aldaar bevinden en bekwamelijk in hetzelve zullen kunnen werden geladen, volgens de conventie met den Schipper Simon Krijgsman aangegaan:

Dat dewijl de belading van dat Schip met alle mogelijke spoed en zonder het minste tijd versuim zal moeten geschieden, ten einde het Fregat de Meermin niet zoude mogen werden ontstoken van hare verdere reize na de Plettenbergs baaij niet alleen zodanige overtollige Manschappen als zig voor dese voijage expres op het fregat de Meermin geplaatst vinden, maar ook alle verdere Manschappen van dat Freguat die zonder de noodzakelijke Scheepsdienst te versuimen maar immers te missen zullen zijn tot de gem: Spoedige belading zullen moeten werden g’emploieert

Dat het gem: Schip de Johanna Jacoba ingenomen hebbende zodanige Tarwe en andere Producten als hierboven zijn gemeld, den Schipper daarvan hebben te teekenen een Cognoscement, welke Cognoscement door hem Cap:n du Minij en de mede gecommitteerdens over de gem: baaij nevens een geleide brieff aan de Hoge Indiasche Regeering zal moeten werden ingesloten ende geaddresseert.

Dat daarop het meergem: fregat de Meermin , mede zonder het minste verlet, den Steeven zal moeten wenden na de plettenbergs Baaij , en aldaar moeten inneemen, zo veel van het in die baaij opgelegd Hout, als bekwamelijk in dat Freguat tot hare volle belading toe zal kunnen worden geladen: met welk hout beladen dat fregat zonder eenig tijd verzuim of de minste bekwame geleegentheid te laten voorbij gaan, na deze Tafelbaaij zal moeten te rug keeren: Zullende van dat ingeladen Hout bij Cap:n du Minij, of wanneer den gezaghebber Arij Steijne dien bodem tot de te rug reize herwaards zoude mogen Commandeeren, denselven het Cognoscement zal hebben te teekenen

Dat meergem: Cap:n du Minij zo wel tot het veilig ankeren van dat freguat in beide de voorm: baaijen, als om hetzelve nog voor primo September uit de plettenbergs baaij te doen vertrekken, alle vleit zorg en attentie zal moeten gebruiken, en hetzelve Freguat door een langer vertoef in de plettenbergs baaij aan geen gevaar hebben t’ exponeeren.

Dat niet alleen van de gedane verrigtinge in de Mosselbaaij , maar ook van het geene in de plettenbergs baaij ter belading van het fregat zal weesen geschied, en van den toedragt der geheele voijage, hem Cap:n du Minij zal werden aanbevolen, nauwkeurige aanteekening en Journaal te houden, en het zelve bij te rug komst alhier over te geeven, met een daarbij gevoegd berigt vervattende zo wel de belading der Scheepen als de nadere bevinding der meergem: baaijen, en welk berigt zal moeten weesen op geheldert door desselfs Consideratie, opzichtelijk tot het geene bij vervolg ter spoedige belading en het veilig leggen der Scheepen in de voorn: de baaijen, mitsg: de wijze op welke deselve aldaar, behoren te werden vertuid in acht te nemen zoude zijn.

Dat daarbij aan hem Cap:n du Minij zal worden voorgehouden, hoe zeer het belang der E Comp: vordert, dat dese expeditie met alle immers mogelijke Spoed werde volvoert, en dat denselven dierhalven alles zal hebben aan te wenden om aan dat oogmerkt te voldoen,

En is verstaan aan de prudentie van dikwilsgem: Cap: du Minij over te laten om na de volle belading van het fregat de Meermin in de Plettenbergs baaij het commando daarop te blijven voeren, en dus met hetselve dan wel anderzints over den Landweg na herwaards te rug te keeren in welk laatste geval, het Commando door denselven weederom aan voorm: gezaghebber Arij Steijne, zal moeten werden overgegeeven.

Laatstelijk door den Heere gouverneur geproduceert zijnde een uitvoerig relaas en dagverhaal door den Cap:n ter Zee en pro interim Equipagiemeester Jan Arnold Voltelen, aan Sijn Edele, op gedane requisitie, overgeleevert, betreffende de verrigtingen omtrend ‘sComp:s Scheepen ter deser Rheede, zeedert primo Maart tot de 1:’ deser Maand Junij, waarbij bekend is gesteld den tijd van derselver verblijf en een bijgevoegde nauwkeurige aanteekening van wind en weer, heeft men, na nauwkeurige resumptie van het zelve relaas, zig niet alleen daarmede volkomen moeten conformeeren en goedgevonden den Copia daarvan zo aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores In’t Patria als aan de hoge Indiasche Regeering over te zenden, ten einde hoogst deselve des behagende, op een facile wijze zullen kunnen ontwaren, de uitgestrektheid der bezigheeden die ten dienste van ‘s Comp: Scheepen alhier moeten werden verrigt, maar is ook verstaan den Equipagiemeester in der tijd bij Extract deses te gelasten, omme op het voetspoor van dat relaas en dagverhaal, precis alle drie Maanden een uitvoerig rapport aan deesen Rade over te leggen, van het geene omtrend de zo hier als in de baaij fals aangekomene S Comp:s eigene en ingehuurde Scheepen is verrigt geworden, ten einde ten zelven gebruike te kunnen verstrekken, als waartoe het thans ingeleevert relaas, gelijk gezegd, zal moeten dienen, zullende tot nadere op helderinge van het geene daarbij aangaande de Fransche Scheepen, la Confiance en la Garonne , voorkomt, beide hoogst ged: Heeren Superioren en hooge Indiasche Regeering, onderdanigst werden berigt van den onderstand welke men niet heeft kunnen af zijn, in erkentenisse van het geene alhier voor twee Jaren van mauritius genoten is, ook aan het gouvernement aldaar te betonen, in een gelijk gebrek op de Fransche Eilanden, als ter dier tijd in dese Colonie is gevoelt.

Aldus Geresolveert ende Gearresteert In’t Casteel de Goede Hoop ten dage en jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

C. 178, pp. 195-216.

Donderdag den {17880605} 5 Junij 1788.

s’ voormiddags alle præsent.

Door den Heere Gouverneur ter Vergadering overgelegd zijnde een Schriftelijk rapport van den Koopman en Resident in de Baaij Fals Christoffel Brand, waaruit bleek dat den Capitain van het in de gem:e Baaij geankert leggend’ Ceijlons retour Schip Java , aan hem resident te kennen gegeeven had, dat hij Capitain zedert de aankomst aldaar, het Schip en Tuijg nauwkeurig hebbende doen nazien, bevonden had, dat het Schip bij de Storm van den 16 Maij Jongstl: ten eenemaal uit malkanderen was gewerkt, zodanig, dat thans in de gezegde Baaij leggende, door zwaare leccagie, dagelijks verscheide malen moest worden gepompt, dat ook de meeste der Hoofd Touwen en het Wand onbekwaam waaren, en dus merendeels nieuw touw Werk wierd verEijscht, en dat zig ook de Fokke mast zo slegt bevond, dat nauwlijx nog 8 duijm goed of deugdzaam hout in desselvs dikte overgebleeven was, door welk een en ander, en de daaruit noodzakelijk gevorderde Capitale reparatiën, ged:e Capitain bekommerd was, of het Schip wel in staat zoude kunnen worden gebracht, om nog binnen de eerst volgende Ses weeken, desselvs reijze na het Patria te vervorderen; zo is, na hierover met aandagt te hebben gebesoijgneerd, en in overweeging genomen zijnde, hoe zeer de omstandigheeden der Maatschappij thans meer dan ooit verEïschen dat alle mogelijke Vlijt en Arbeid werde aangewend, om een zodanige prætieuse retour Bodem, in deese zo verre reeds gevorderde tijd des Jaars, ten Spoedigsten tot voortzetting van haare reijze in staat te stellen, mitsdien goedgevonden en besloten, den Capitains ter zee en pro interim Equipagie meester Jan Arnold Voltelen, nevens de meede Capitain ter Zee Paulus Kroon commandeerende ‘t Schip de Gouverneur Valk , en Axel Land, bevelhebber van het Schip Beverwijk , expres te Committeeren, omme geadsisteerd met den Baas der Scheep:s Timmerlieden Mijndert van Eijck, In’t bijweesen van den Capitain op ‘t voorm: Schip Java , Jan Kraaij, ten Spoedigsten, en zo nauwkeurig mogelijk, opteneemen en t’ Examineeren, de gebreeken welke zig aan Laatstgem: Bodem bevinden, gelijk meede welke reparatiën aan het een en ander noodwendig werden verEijscht, mitsgd:s ook hoe en op wat wijze deselve op de Spoedigste en beste wijze mogelijk zullen kunnen werden g’ Effectueerd, en welken tijd men daartoe zal komen te benodigen, voor en aleer gemelde Kiel wederom in Staat zal zijn, de verdere reijze na Nederland te onderneemen, en ged:e pro Interim Equipagie meester tevens te Qualificeeren, omme na de voosz: examinatie en bevinding, zonder door het overzenden van het rapport herwaards, en het afwagten van nader order, eenige tijd te laaten voorbij gaan, intusschen met den meesten mogelijken Spoed, alle handen aan ‘t werk te Slaan; ten einde uit het geen Zig in de Baaij Fals bij voorraad bevind, de defecten van voorm: Bodem te herstellen, en het Schip daardoor tot het spoedig voortzetten, der retour reijze in Staat te brengen; mitsgd:s ook den Resident in voorsz: Baaij te gelasten, om van de aldaar uit het Patria aangebrachte Scheep:s Equipage goederen, al dat geene te laaten verstrecken, wat aan een zodanig oogmerk bevordelijk kan zijn.

Na het welke nog door Welgem:e Heere Gouverneur te verstaan gegeeven wierd, dat door het openvallen van het Dispenciers Ampt, zig met Sollicitatie, om daarmeede, gelijk ook met de Sessie in deesen Raade, te mogen werden begunstigd, aan zijn Edele hadden geaddresseerd de Cooplieden William Ferdinand van Reede van Oudtshoorn, opziender van het Hout Magazijn, Salomon van Echten, Pakhuijsmeester, en voorm: Christoffel Brand resident in de Baaij Fals : dan, dat zijn Edele, alle drie dezelve Sollicitatiën, met zodanig Schriftelijk Memorie, als door voorm: Coopman van Reede van Oudshoorn, daar benevens aan Zijn Edele overgegeeven was, aan deezen Rade voordroeg, ten einde in de vervulling van dat Ampt, en zo meede in de verkiezing van een meede Lidt voor deese Vergaderinge, op diergelijke wijse te werk te gaan, als bevonden zoude werden, meest met het welbehagen der Heeren Meesteren, en de belangens der Maatschappij te kunnen overeenkomen.

En daarop geleezen zijnde de voorsz: Schriftelijke Memorie van meergem: Reede van Oudtshoorn, luidende:

‘Memorie door en van wegens de ondergeteekenende Coopman en opziender van het Hout Magazijn aan den WelEdele Gestrenge Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a overgegeeven’

‘Wel Edele Gestrenge Heer!’

‘De ondergeteekende, vermits de presente vacature van het Ampt van Dispencier en Lidt in den E Achtb: Rade van Politie zig op gisteren bij UWelEdele Gestrenge vervoegd en om voorsz: bediening gesolliciteerd, edog ten antwoord bekomen hebbende, dat, nadien de Heeren Brand en van Echten, zijnde de eerste Posthouder in de Baaij Fals , en de laatste Pakhuijsmeester alhier, daarom reeds bij UWelEd Gestr: geinsteerd hadden en UWelEd Gestr: zelve in het onzekere verseerende, aan wien van deese drie Sollicitanten, de voorsz: opengevallene Post na recht en billijkheid zouden behoren te worden opgedragen, aan den ondergeteekende heeft gelieven te gelasten, om zijne belangens UWelEd Gestr: in geschrifte te Suppediteeren, ten einde benevens den E Achtbr: Politicquen Raade deeses Gouvernements, daarna Zodanige Messures te kunnen nemen als Hoogst deselve zouden nodig achten: heeft den ondergeteekende, terwijl de weijnige tusschentijd hem niet toelaat om breedvoerig te zijn, derhalven d’ Eer kortelijk te remarqueeren.’

‘Geevende de ondergeteek:e UWel Edele Gestrenge nog onder geEerde welduijding in consideratie, of niet ten opzichte van den ondergeteek:e wanneer hij (:eens gesteld:) met een zijner meede Dienaren even het zelfde recht heeft om tot de aansienlijke waardigheid van Lidt in den Raad van Politie te adspireeren, als dan, nog de verdiensten van zijnen gemelden Heer Vader H:M: als zijnde alleen uit dien hoofde tot bestierder deeser Colonien geëligeerd geworden, bij aldien de ondergeteek:de zig dit door zijn Gedrag niet heeft onwaardig gemaakt, geene reflectie en faveure van den ondergeteek:de zoude meriteeren.’

‘Wat verder aanbelangd WelEd Gestr: Heer de trouwe of iever in den dienst der Maatschappij, daaromtrend zal den ondergeteekende, als zulx volkomen en gerust aande onpartijdige overweeging van zijn resp:ve gebiederen overlatende, deesen niet verder uitweijden: Strekkende hem ondergeteek: egter tot een Singuliere Satisfactie, dat hij door zig meer dan eens, met deese en geene, geheel van zijn departement afgescheijdene buijtengewone diensten van UWelEdele Gestr: en den E Achtbr: Rade van Politie gechargeerd te zien, niet onduijdelijk heeft moeten bespeuren, dat hij zig in zijnen dienst Hoogst derzelver benevolentie en vertrouwen heeft mogen waardig maken.’

‘Thans overgaande om nopens het geene den ondergeteek: ten opzichte van de Heer van Echten zoude Schijnen te obsteeren, heeft de ondergeteek: d’ Eer terCognitie van UWelEdele Gestr:ge te brengen, dat Schoon het wel waar is, dat den Heer van Echten, niettegenstaande hij ook eerst in den Jaare 1778. en dus drie Jaren na den Ondergeteekende tot ondercoopman is aangesteld geworden, egter thans ouder Lidt van Justitie is als den ondergeteek:e, dit nogthans geene de minste reflectie en faveure van de Heer van Echten boven den ondergeteek: kan verdienen, om reedenen dat zulx geensints voortvloeid uit hoofde van meerdere Capasiteit of betoonde iever in den dienst der Maatschappij, maar enkel en alleen om dat aan de ondergeteek:de vermits zijne beijde Schoon Vaders; de Heeren van Schoor en Kirsten in den Raad van Justitie geseeten hebben, dezhalven in die Vergadering geene Sessie kon worden toegestaan.’

‘Boven en behalven dat de ondergeteek:de vermeend te kunnen volstaan, met te allegueeren, dat om iemand in den Raad van Politie als Lidt in te lijven, geensints de tijd wanneer hij als Lidt van Justitie is aangesteld geworden, maar wel bij aldien hij trouw gediend, en aan zijne verpligting beantwoord heeft, als dan zijne ancienniteit als onderCoopman, of wel strict genomen de tijd wanneer hij in eene gequalificeerde bediening heeft gefungeerd, in aanmerking komt, zonder dat de Sessie in den Raad van Justitie, dewelke toevalliger wijze, gelijk in t geval met den ondergeteek: gebleeken is, zomwijlen met præteritie van oudere aan Jongere OnderCoopliede moet worden verleend, ten minsten niet zonder notable hardigheid zoude verhinderen, dat aan zodanige op die wijze gepræterieerde onderCooplieden derselver ancienniteit wierde toegekend.’

‘En terwijl misschien nog in aanmerking zoude kunnen komen, dat de Heer van Echten als eenigen tijd te vooren in dienst geweest zijnde, oudre Dienaar is, zo zal de ondergeteek:de daaromtrend niets anders zeggen, als dat in die gevallen, nog de Heeren Brand en van Echten nog de ondergeteek:de eenig aanspraak op voorsz: Post kunnen hebben, want dat er zig, dan tegenwoordige nog werkelijk in dienst zijnde ordinaire boekhouders alhier bevinden, dewelke uit dien hoofden daartoe zoude kunnen adspireeren: zijnde het egter ten deesen opzigte te bekend, dat alleenlijk de Classe van gequalificeerde Dienaren of onderCooplieden kan inConsideratie komen.’

‘De ondergeteek:e vermeend hiermeede de reedenen en motiven welke hem tot zijne Sollicitatie aanspooren genoegsaam aan UWelEdele Gestr: te hebben gedeveloppeerd, invoegen door UWelEdele Gestr: dieswegens zodanige Schikkingen kunnen worden gemaakt als Hoogst denzelve met de billijkheid zal bestaanbaar achten, Verseekerende de ondergeteek: UWelEd Gestr: tevens, dat hij in zijne dienst steeds met die Sentimenten, welke Van een Getrouwe dienaar gevorderd worden zal voortvaren, en zulx wel in navolging van de roemrugtige voetstappen van Zijnen Heer Vader Wijlen den Baron van Reede van Oudtshoorn, welkers geobtineerde allezints honorable ontslag als Secunde deeses Gouvernements, (:gelijk uit de aan zijne Famillie daaromtrend geSuppediteerd Extract:/ doorslaande blijken geevt van de goedkeuring welke zijn Hoog Welgeb: van zijne Heeren en Meesteren op zijne daden heeft mogen verwerven.’

‘Terwijl hij ondergeteek: in allen gevalle wanneer deese voor handen, en ten belange van den ondergeteek:e van zo veel gewigt zijnde vaCature, geenzints in zijn faveur zoude kunnen worden gedisponeerd, versoekt, dat UWelEd Gestr: en E Achtb: het daarheenen gelieven te Schikken, om de aanstelling van een DispenCier zo lange te SupperCederen tot dat door onse Heeren en Meesteren daarover zal weesen gedeCideerd, en teffens deese Memorie onder ‘s E Comp:ies papieren naar ‘t vaderland over te zenden.’

’/:onder Stond/’

‘’T Welk doende (:was geteekend:) W:F: van Reede van Oudtshoorn (in margine:) Cabo de Goede Hoop den 5 Junij 1788.’

Zo is best gedagt provisioneel het Ampt van dispenCier te doen bekleeden door Ged:de Reede van Oudtshoorn en denselven tevens meede bij voorraad Sessie te verleenen in deesen raad, met den daartoe staande rang, ende zulx in afwagting van de dispositie, der Hoog gebiedende Heeren Majores, aan wien, zo wel meerged:ee van Reede van Oudtshoorn, als opgem: CoopLieden van Echten en Brand vreijheid werd gelaten derselfver nader versoeken ten dien einde onder ‘sComp:ies Papieren te mogen overzenden.

Terwijl verstaan is meede provisioneel en onder gunstige approbatie van Hoogst ge:de Heeren Majores, de door de voorsz: aanstelling van des Heer William Ferdinand van Reede van Oudtshoorn, opengevallene Post van opziender van het Hout magazijn te doen vervullen door den onderCoopman Pieter Diederik Boonacker.

Verders in overweging genomen weesende de Schriftelijke Memorie door den Heer Colonel van het Wurtembergsche Regiment von Hughil Ingediend, en luijdende

‘Pro Memoire â son Excellence Monsieur le Gouverneur du Cap, et les Nobles Conseillers de la Regence’

‘Le soussigné Colonel comandant du Regiment de Wurtemberg â l’honneur de mettre sous les yeux de son Excellence, comme quoi le Vahndrich d’ Obernij â été proposé et agrée pour la place vacante de Sous Lieutenant et que les porte Drapeaux Charles et David sont arrivés qui ètoient comtés dans le Nombres des quatres, pour les quels on avoit demandé le brevet de Vahndrich.’

‘En outre comme on n’á pas encore assigné une place pour la Fórge de Campagne du Regiment, on supplice son Excellence et la regence, de vouloir bien restituer au Regiment le loger qui â été deboursé tous les mois pour cet Effet, montant depuis Janvier Jusq’ au mois de Mai, â la Somme de 100 rixd: â 20. par mois. On remet â la haute disposition de La Regence, si elle daigne, ou faire assigner un Emplacement convenable pour l’avenir ou Stipuler un loger pour se le procurer. Le raccomodement des Armes â été trop important, pour qu’on ait pu yperdré le moindre temps.’

’/:onder Stond:/’

‘Fait au Cap de bonne Esperance ce 2 ‘Juin 1788 /: was geteek:/ d’ Hughil Colonel.’

Is goedgevonden de voordragt van ged:e Heer Colonel ten opzigte der daarbij gementioneerde Officieren onder dat regiment te agreeren, en het verder gedaan versoek te stellen in Handen van des Heer Colonel en directeur Gilquin, ten einde te ondersoeken, en aan deesen rade te berigten, in hoe verre dat versoek is overeenkomende met de Capitulatie van het voorsz: regiment, en op welke wijze met de meeste besparinge voor d’E Comp:ie tot het, repareeren der Wapenen van dat regiment conform deCapitulatie zal kunnen en behoren te werden voorsien.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop Ten Dage en Jaare voorsz:

[Signed:] C:J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

C. 178, pp. 217-228.

Dingsdag den {17880610} 10 Junij 1788.

’s Voormiddags alle præsent.

Geleezen zijnde eene Missive van den Land drost en den Krijgsraad tot Stellenbosch en Drakenstein , luijdende

‘Cabo de Goede Hoop’

Aan den WelEdelen Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur van Cabo voorm:d en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E Achtb: Politicquen raad aldaar

‘Wel Edele Gestrenge Heer en E Agtbr: Heeren!’

‘In der ondergeteekendens gehoudene ordinaire Burger krijgsvergadering van den 6 December des gepasseerden Jaars, alhier door den Eerstgeteek: Landdrost aan de præsente leeden geCommuniCeerd zijnde, dat met Ult:o October daarbevorens na het aflopen van de burger wapenschouwing aan zijn E door den meede ondergeteek: Eduard Wium Capitain der 5 Comp:e burger Dragonders, ter kennisse was gebragt.’

‘Dat de Burgeren Daniel Bosman, Hermanus Bosman de Jonge en Pieter Daniel de Villiers, van welke drie de Eerstgemelde het woord had gevoerd, op gem:e 30. October even voor dat desselvs Comp:ie na het ExerCitie plain stond af te trekken bij hem vervoegd, en aan hem, zo uit hun als meer andere hunner meede onder gem:e Comp:ie dienst doende Burgeren Naam, gedeClareerd hadden, met den BurgerJohannes Hartog de Jonge, die zij ten zelven dage eerst vernomen hadden, als Corporaal effectief onder deselve Comp:ie aangesteld te zijn, geen dienst te willen doen, maar wel als gemeen Soldaat, vermits denselven Swartagtig van Couleur, en van Heijdenen afkomstig zou zijn.’

‘Dat van deselve Persoonen, die ter hunner verantwoording geappoincteerd waaren, daarop alstoen eerstgemelde Daniel Bosman alleenlijk benevens voorm:e Johannes Hartog verscheenen zijnde, den Eerstgem:e Bosman het door zijn Capitain aan den eerstgeteekende geCommuniCeerde voorgehouden en afgevraagd zijnde, welke reedenen hem daartoe hadde bewogen daar hij immers weetende dat gem:e Hartog tot die qualiteit door den Burger krijgs vergadering aangesteld zijnde, en hij als een burger volgens zijn Eed en pligt denselven daarvoor ook behoorde te respecteeren, en in geenen deele op dien Dag aan zijn Capitain eene diergelijke deClaratie te doen, maar wanneer hij vermeende door deese of geene aanstelling geprejudiCeert te zijn, hij zig immers met het aande ondergeteek: verschuldigd respect en denselver vergaderinge hadden kunnen addresseeren, met al zodanige voordragten en versoeken, als met de Pligt van een braaf burger Man onvereenkomstig is, en als dan ook een met de billijkheid en plaats vindende reeden, bescheid had kunnen verwagten; gaf denselven ten antwoord, dat, dien dag het grootste gedeelte der Comp:ie die deClaratie gedaan hebbende, hij daarom zijn Capitain zulx ter kennisse had gebracht, terwijl hij voor zig zelfs aannam te kunnen bewijzen, dat de zodanige als gemelde Hartog niet bevoegd waaren, eenig bevel over een ander te voeren, hoezeer hij denselven wel voor een Eerlijk burger Man erkende en met denselven gemeen dienst wilde doen, dog niet als Corporaal te kunnen erkennen, waarover de ondergeteek: met den anderen gedisCoureerd hebbende, goedgevonden eerstgem:e Hartog die aan den onderget: versogt had, te mogen weeten welke reedenen gem:e Bosman had voortgebragt, waardoor hij Hartog op de Wapenschouwingsdag van het gepasseerde Jaar, niet meede had vermogen op te trekken, aan te zeggen, dat in zijn post als Corporaal voor als nog zou blijven Continueeren, en daarna aan gem: Bosman, dat de door hem voortgebragte reedenen, waarom hij gemelde Hartog niet als Corporaal wilde erkennen bij de onderteekende niet zo voldoende waaren bevonden, om gem:e Hartog op gronden van dien van desselvs post te kunnen ontzetten, hem egter vrij gelaten werd, om de door hem geoffreerde bewijzen in d’ aanstaande vergadering te kunnen produCeeren.’

‘Dat vervolgens in de Jongst gehoudene Vergadering van den 4 Maart, bovengem:e Daniel Bosman met zijn broeder bovengem:e Hermanus Bosman de Jonge verscheenen zijnde, deselve versogten, dat ingevalle voorsz:e Hartog als Corporaal bleef Continueeren, aan hun gepermitteerd mogte worden, onder een ander Comp:ie, zig te mogen laten inschrijven, waarop aan hunL: te kennen gegeeven zijnde, zulx aan ieder burger bij wijze van Changement met een ander burger uit een der andere Comp:ie vrij te staan, betuijgden beide daartoe geen een te zullen vinden, waarop aan eersgem:e gevraagd geworden is, of hij voor het tegenswoordige ook iets meen te zeggen had, terwijl hij in de Laatste vergaderinge aangenomen had nadere bewijzen omtrend zijn gesustineerde te zullen produCeeren, zeijde denselven om alle moeijelijkheeden voor te komen, dit versoek te hebben gedaan; dog daar het hem toe scheen, dat de ondergeteekendens op bewijzen bleeven Insteeren, hij als nu alleenlijk met Deuteronomium 23 V:rs 2. en 3 zijn gesegde vermeende te Staaven dat voormelde Hartog als van Heidenen afkomstig zijnde niet vermogte over een ander het bevel te voeren, terwijl het voor hem ende zijnen, als van braave Christenen ouders afkomstig zijnde, te hart viel onder een zodanige als gemelde Hartog was, te moeten Staan, zonder dat hij op de daartegens door den Eerstget: gedaane Demonstratiën, dat hij zig omtrend het voorsz:e geallegueerde bewijs abuseerde, also deselve Wet in geenen deele van appliCatie in de tegenswoordige zaak konde werden gemaakt, zig nader heeft willen verklaaren, als alleenlijk bij zijn voorm:de versoek te blijven persisteeren.’

‘Dat hoe zeer de ondergeteek:e niet kunnen ontkennen, dat in Steede van voorsz:e Hartog wel een ander meerderen Jaaren dienst gedaan hebbende burger tot Corporaal zou hebben kunnen worden aangesteld, dan: dat die aanstelling van gemelde Hartog op voordragt van desselvs toenmaligen Capitain Pieter Gerhard Wium, volgens aloud gebruik eens geschied zijnde, zonder aan het weinig gezag waarmeede bekleed zijn, te kort te doen, voor zig zelve niet wel kunnen desisteeren; zo min als dat zij het versoek van gem:e Bosmans kunnen toestaan, zonder de geheele V:de Comp:ie aan eene te niet wording bloot te stellen, behalven dat, welke Schickinge de ondergeteek: ook in deese Zaak na hun gering doorzigt zouden willen maken, daaruit egter altoos aan den eenen of anderen kant, andere onaangenaamheeden zouden geboren worden, te meer: daar de beide bosmans zelve gedeClareerd hebben, de ondergeteek: als hunne parthij te Considereeren en uit denselven verdere voortgebragte, en ten deesen zaak geen relatie hebbende reedenen, niet onduister gebleeken is, hun ongenoegen, over de aanstelling van gem: Hartog tot Corporaal, niet uit eene particuliere animositeit tegens denselven, maar wel uit andere Sweevende geschillen, haare Source te hebben genomen:’

‘Des de ondergeteek: het raadzaamst geoordeelt hebben, het voorsz:e geheele geval met alle desselvs omstandigheeden mitsgaders der ondergeteek:e geringe Consideratien en reflectien ter kennisse van UWelEdele Gestr: en Ed Achtbr:e te brengen met ootmoedig versoek dat het UWelEdele Gestr: en Ed. Achtbr: gunstig gelieve te behagen, aan de ondergeteek: te verleenen zodanige dispositie of ordre, als UWelEdele Gestr: en Ed. Achtbr: zullen vermeenen en oordeelen aan de voorsz: persoonen ieder ter hunne Observantie te kunnen werden gecommuniceerd, en waardoor de ondergeteek:de zig verseekerd houden, alle verdere onaangenaamheeden zullen worden voorgekomen.’

‘Terwijl de ondergeteek:e UWelEdele Gestr: en Achtbr:e zo wel als Hoogst derselver deliberatiën, aan de bescherming des Allerhoogsten aanbeveelende, de vrijheid neemen zig met diepsten Eerbied te noemen.’

’/:onderstond/’

‘WelEdele Gestrenge Heer en Edele Achtbr: Heeren! /:lager:/ Uwe Wel Ed Gestr: en Ed Achtbr: zeer onderdanige en gehoorzame Dienaren /: was geteekend/ H: L: Bletterman, J: R: van As, P: A: Meijburg, E: Wium, P: G: van der Bijl, D W: Hoffman, J: A: Jentze, W. Wium, J: G: Cloete, J: A: Laubscher, W. de Vos P: z: H: Morkel & J: J: Hamman /:in margine/ Ter krijgsVerg:ge aan Stellenbosch den 3 Junij 1788.’

Zo is ter vermeijding van alle verdere moeijelijkheeden die daaruit zouden kunnen resulteeren, goedgevonden en verstaan, den daarbij vermelden Persoon van Johannes Hartog provisioneel te Surcheeren in zijn dienst als Corporaal, en intusschen den Landdrost en Krijgsraad voorn:d te gelasten, de almeede bij die Missive geCiteerde burgers Daniel Bosman, Hermanus Bosman en Pieter Daniel de Villiers in denselver vergadering wel ernstig hun allezints ongeoorloofd gedrag voor oogen te houden, onder waarschouwing van zig daarvan voorthaan zorgvuldig te wagten, met ordre omme den dienst te blijven præsteeren bij de Comp:ie, onder welke zij ingeschreven zijn, zo als het gebruik zulx meede brengt.

En is wijders aan den Krankbezoeker van het thans in baaij Fals leggend Schip Beverwijk , Gerrit Broekhuisen, op zijn daaromme p:r request gedaan versoek geaccordeert, omme vermits de Exteerende swangerheid van zijn Huisvrouwe, benevens deselve, en zijne drie kinderen, alhier eenige tijd onder Stilstand van gage te mogen overblijven.

Terwijl daarentegen aan den, met het Particulier Schip de Jan en Cornelis aangelanden Raad van Justitie des Casteels Batavia de Heere M:r Paulus Ross, op zijn insgelijks hierom gedaan versoek, toegestaan is, om met voorsz:e Schip Beverwijk zijn Ed: reis naar Batavia te vervorderen, en desselfs Stil gestaan hebbende gage, mitsdien wederom te doen Cours neemen.

Voorts is nagesien het rapport van den op het provisie Schip Avenhorn gecommandeert hebbende Capitain Ailt Arend Tobiaszoon, nopens de dagelijksche verrichtingen in het lossen en weeder beladen van dien bodem, waarop voor appostille zal worden gesteld, dat hetzelve in alles naar waarheid opgegeeven zijnde, wel voornamentlijk door de op dat Schip gegrasseerd hebbende kinderziekte, waaromme hetzelve ter deeser Reede niet heeft kunnen leggen, dan na dat men zig verseekerd konde houden, dat de Infectie dier Ziekte op gemelde bodem gecesseerd was, en wijders door het volhandig werk, dat men met het ontlossen der voor dit Gouvernement uitgekomene Comp:ies en particuliere ingehuurde Scheepen heeft gehad, en zo meede met de depeches, den Successive gearriveerde uitkomende en retour Scheepen, het gedagte Schip Avenhorn dus met geen mogelijkheid eerder heeft kunnen worden afgevaardigt, terwijle wijders ten belange van het verongelukken van dat Schip, goedgevonden is, zig te refereeren aan de dieswegens genomene resolutien Sub 20. Maij ll:

Op heeden ter resumptie genomen zijnde de ontfangene zeer geEerbiedigde aanschrijvens van de Hoog Gebiedende Heeren Seventhienen in dato 8. Januarij deeses Jaars, en de bijlagen daar annex, zijnde op den 27 der Jongst voorl: Maand Maij met ‘t Schip Beverwijk ontfangen, en intusschen bij de Heeren Leeden ter Lectuure rond geweest, heeft men daarbij bevonden door Hoogst gedagte Heeren Majores onderscheidene ordres in de Zaaken dit Gouvernement betreffende, te zijn gesteld, alle dewelke men zig dierhalven gehoorzaamst tot Narigt en observatie zal moeten doen verstrekken.

Dan vermits ook bij deselve zeer gevenereerde Letteren niet minder voorkomen diverse zaaken, omtrend dewelke Haar Wel Edele Hoog Achtbr:, opzettelijk, berigten; informatien ofte elucidatien verwachten, en andere waarover de verantwoordingen van dit Gouvernement worden begeerd, mitsgaders ook de zodanige, die uit zig zelfs eene nadere ontvouwing ofte opheldering aan Hoogst deselve komen te verEijsschen, as dierhalven, om in’t een en ander pligtschuldig te obediëeren, en zo veel immers mogelijk bij onze nedrige resCriptie tot genoegen van Haar Wel Edele Hoog Achtbr: daaraan te beantwoorden, deselve gevenereerde aanschrijvens van poinct tot poinct nauwkeurig nagegaan, en rijpelijk overwogen, mitsgaders daarop al zulke besluiten genomen als ieder Materie In’t bijzonder is vorderende.

Hun Wel Edele Hooge Achtbr: in de Eerste plaats onse verantwoording gelievende af te wagten omtrend de aanhouding ten deesen Gouvernemente van ‘t Schip ‘t Huijs ter Spijk , als waarvan volgens Hoogst derselver Schrijven, zedert ‘t Jaar 1781: geen ander gebruik is gemaakt, dan alleen tot het doen van een enkelde togt naar Mauritius ; zal daarop in allen eerbied geresCribeerd worden, dat aangezien gemelde Bodem in de Maand Julij 1782. in de Baaij Fals gearriveerd was, alstoen reeds op de reise van Ceilon herwaards, door de belopene Stormen een Sodanigen desolaten toestand had bekomen dat door gebrek aan nodige rondhouten in de gemelde baaij, aldaar Slegts, zo verre heeft kunnen worden geholpen, om tot de verEijschte vertimmering na deese rhééde over te komen, en uit hoofde van de door den oorlog achtergebleevene nodige ordre den Heeren Meesteren, om de retour Scheepen naar Europa te kunnen laaten reisvorderen, alhier is verbleven, en dat ook naderhand op de reise van dien bodem naar Mauritius tot Transport den Fransche troupes, deselve dermaten door de ontmoete Stormen is gedelaboreerd gemaakt, dat ongeagt de vertimmering te Mauritius , bij de te rug komst van dat Schip, hetzelve onbekwaam is geoordeelt geworden, om tot eenige gevaarlijke reise te worden geëmploijeerd, en ter oorsaak van het afweezen der Scheepen Jagtrust , de Meermin en het Meeuwtje in den Jaar 1785. de nodige provisiën en dranken voor de in Baaij Fals aankomende Scheepen derwaards heeft moeten Transporteeren, van waar dien bodem vervolgens met eenige wijnen na India’shoofdplaatze te vertrekken gedestineerd zijnde, na het afzijlen uit de Baaij Fals dreijgde door midden te breeken, ‘t welk de overigheeden genoodzaakt hebbende, met dezelve na deeze rheede te rug te keeren, heeft men uit hoofde van dit een en ander, van dien bodem in al dien tijd geen ander gebruik voor de E Compagnie kunnen maaken:

Hiermeede vertrouwende dat Hun Wel Edele Hoog Achtbr: dit alles te zamen gevoegd als onse volkomene disCulpatie zullen gelieven aanteneemen, wegens den gebrekkige en geheel onbekwamen Staat, waarin dat Schip vervolgens is geraakt, waardoor men heeft moeten besluiten hetzelve af te leggen en te doen Sloopen.

En daar Hoogst gedagte Heeren Majores reflectie gelieven te maaken op de aan de Capitain van ’ t Slot ter Hooge Jan Sierveld door deese regeering verleende permissie omme mits indispositie gemelde bodem onder Commando van een ander Gezaghebber naar China te laaten voortzeijlen, en zelve ten deesen Gouvernemente, ter restauratie van zijne gezondheid eenige tijd over te blijven; zal hierop in alle onderdanigheid geantwoord worden, dat men tot deesen Stap nimmer zoude hebben overgegaan, zo niet de toenmalige Twee oppermeesters van ‘t Hospitaal, mitsgaders die van de Baaij Fals de verklaring van den oppermeester dier Bodem ‘t Slot ter Hoge , hadden geverefieerd, en allen eenparig als uit eenen Mond betuigd, dat eene verdere voortzetting der reise naar Indien voor gem: Capitain Sierveld van dodelijke gevolgen zoude konnen zijn gelijk hun WelEd Hoog Achtbr: uit die verklaringen des gelievende nader zullen kunnen beoogen dat voorschr: Capitain Sierveld geduurende de herwaards reise genoegzaam doorgaans uit hoofde van zijnen debilen toestand en daaruit gevolgde Lichaams Corruptien, buiten Staat is geweest, den hem aanvertrouwden bodem naar behooren te Commandeeren; waaromme deese regeering dan ingezien hebbende de noodzakelijkheid, om hierin tot behoud van Schip en Laading tijdig te voorzien, op gemelde kiel wederom in Commando hebben gesteld den Capitain Lieutenant van deselve Lodewijk Elgenhuisen, als zijnde voor een zeer kundig en ervaren Zeeman bekend, aan wien deselve oversulx met volkomene gerustheid konde worden geConfieerd: welke beschikking bij Hun Wel Edele Hoog Achtbarens in nadere overweeging genomen wordende, twijfelen wij geen ogenblik of zullen in allen deelen overeenkomstig met de belangens der Maatschappij gevonden worden.

Met opzigt tot het in dienst neemen der Deks officieren en gemeene Scheepelingen van ‘t verongelukt Schip Breedenrode , zal men de vrijheid gebruiken Hun Wel Edele Hoog Agtbr: eerbiedigst onder ‘t oog te brengen, dat aangezien men door de deerniswaardige Staat dier Menschen welk zo wel als de Capitain en verdere officieren van dien bodem bijna geheel naakt, na eene fatiquante reize in het guurste Jaar saisoen overland herwaards aankwaamen, getroffen was, en neevens veele anderen een beurs tot eenige troost derselven hebbende gefourneerd, gemeend heeft, mids de duurte der levensmiddelen alhier, zodanige geheel onschuldige Schipbreukelingen van weegens de E. Compagnie wel meede eenigen meerderen bijstand te mogen betoonen, als waartoe ons in andere tijds omstandigheeden bij zodanige gelegentheeden Hun Wel Edele Hoog Achtbarens zeer gevenereerde ordres ter observance waaren voorgeschreeven, die wij ons ook in vervolg van tijd altoos pligtschuldig tot een richtsnoer zullen laaten verstrekken.

Aan Haar Wel Edele Hoog Achtbaarens wijders tot groote bevreemding verstrekt hebbende, dat het Freguat de Negotie, zo door gebrek aan Tarwe als weegens gebrek aan Vaatwerk, geensints in retour heeft kunnen worden belaaden, maar dat wij dien Bodem naar Batavia hebben doen voortzeijlen, daar belangende het gebrek aan Vaatwerk, aan Hoogst denselven bij de Boeken van dit Gouvernement gebleeken is, dat onder Ultimo Augustus 1785. een zodanig verbazend groot restant van vaatwerk alhier aan handen is geweest, als haar Wel Edele Hoog Achtbarens Specificq gelieven te vermelden en wesweegens Hoogst deselve derhalven ook als een zodanig restant niet kunnende over een brengen met het geallegueerde gebrek, de verantwoording van dit Gouvernement gelieven te vorderen, zo is goedgevonden van den Heer Keldermeester M:r Jacobus Johannes Le Sueur als dies tijds ter vergaderinge betuijgd hebbende door manquement van het nodige Vaatwerk, buiten staat te zijn, de wijnen die ter belading van het freguat de Negotie dienen moesten, daar toe in gereedheid te kunnen bijbrengen dienaangaande te Eijschen een zodanig nauwkeurig bericht, als in Staat is de gerequireerde verantwoording over dat poinct aan Haar Wel Edele Hoog Achtbr: behoorlijk af te leggen met bijvoeging van de nodige ophelderingen nopens de nageblevene of ontbreekende overEenkomst tusschen den Eijsch van vaatwerk en den bevonden voorraad alzo haar WelEdele Hoog Achtbr:s betuigen zich daardoor te meer genoopt te hebben gevonden, om op de gesegde verantwoording met allen nadruk aan te dringen.

Zullende voorts van het bij het Slot van § 11 geordonneerde Extract worden afgegeeven aan den Pro Interim Equipagie Meester alhier Jan Arnold Voltelen, met last, om bij de depeche van elk Schip, dat langer zal zijn opgehouden, dan de bepaalde tijd daarvan telkens de reedenen pertinentelijk op te geeven.

Terwijle wijders ten belange van de noodzakelijkheid welke Haar WelEdele Hoog Agtb: bijde § 17 & 18. aandringen, om nader geëlucideert te worden, wegens de betaling van Een Stuijver p:r lb vleesch uit ‘s Comp:ies Cas, aan de Heeren capitains van s’ Lands Scheepen tot vergoeding van het geene Hun EE door s’ Comp:ies Gecontracteerde Slagters meerder in reek: was gebragt, aan Hoogstdeselve Eerbiedig zal worden bericht, dat hoe zeer ook uit de Resolutie van den 2. Febr: 1784 blijkt, diestijds door deselve geContracteerde Slagters aangenomen te weesen, om het vleesch en levend vhee, zo voor den gemeenen omslag, als het geen Extraordinair, zo voor de aan de Caab zijnde troupes, passeerende s’ lands Scheepen, als andersints, onderwelke benaming ookComp:ies Wegen onvermijdelijk zoude weesen benodigd, te leeveren voor deselve prijs, als die leverantie door hun aangenomen was, aan d’ E Comp:ies te doen, deselve geContracteerde Slagters hier tegen egter steeds ingebragt hadden, dat zij niet konden worden verpligt de leverantie van het vleesch en levend vee, aan ‘s lands Scheepen tegens den veracCordeerden Prijs te præsteeren, dan in het geval dat zodanige leverantie aan S’Lands Scheepen van wegens d’ E Comp:ie, ende voor haar reekening geschieden moest, gelijk uit de voorsch: woorden der Resolutie duidelijk op te maaken was, daar integendeel zowel het vleesch als het leevend vee voor ‘s lands Scheepen door de Heeren Capitains zelve wierden betaald, bovendien Sustineerde, dat aangezien de Leverantie voor ‘s Comp:ies Scheepen en omslag, tegens zodanigen lagen prijs door hun alleen aangenomen was, voor zo verre zulx directelijk aan d’ E Comp:ie geschiede, en van harent wegen wierd betaald, om hierdoor volgens de Conditien, te verkrijgen het uitsluijtend voorregt, tot de leverantie aan de Scheepen van vreemde Natien, dier halven ook s’ Lands Scheepen, als geene directie relatie tot s’ E Comp:ies omslag hebbende, met veel regt door hun niet slegts van ‘s Comp:ie Scheepen konden worden uitgesondert maar veel eer met opzicht tot den Pacht, om de Leverantie aan d’ E Comp:ie tegens den aangenomen lagen prijs te kunnen Effectueeren, op gelijken voet als de vreemde Naties Scheepen behoorden te worden geConsidereerd, in aanschouw genomen Zijnde, dat zij gecontracteerde Slagters, uit de aankomende Scheepen buijten die der Comp:ie de vergoeding moeten erlangen van het Nadeel dat Zijl: uit de Leverantie aan s’ Compagnies Scheepen lijden:

Dat aan de eene Zijde om de doleantien door de Heeren Capitains van ‘s Lands Scheepen geschied, over dat van hun EE:s in de Baaij Fals diestijds door de duurte van ‘t Vee 3 Stuijvers p:r lb vleesch wierd geprætendeerd, daar de prijs in de Tafelbaaij 2 Stuijvers was geweest, te ontruijmen, en aan de andere Zijde, hoe zeer ook de hier vorengem: laatste Sustenue der geContracteerde Slagters, om ‘s Lands scheepen, even als die van vreemde Natien te Considereeren, ten eenemaal ongerijmd was, dewijle echter het Contract der Leverantie van het vleesch; ten voordeele der E. Compagnie is ingericht, dog dat voordeel merkelijk zoude zijn besnoeijd geworden, zo wanneer men absolute had geconditioneerd, dat ‘s Lands Scheepen in de leverantie, en de Prijs van het vleesch en leevend vee, even en indiervoegen te Considereeren zouden hebben moeten zijn als die van de Compagnie zelve, daar het dog zeeker is, dat in zulken gevallen, de Leveranciers een groter quantiteit van vlees en leevend vee in de leverantie tegens den Prijs der Compagnie te berekenen hebbende, voor deselve Leverancie zeekerlijk eenen hogeren Prijs zouden hebben moeten bedingen, om dat de Prijs tot welke de leverancie aan de E Compagnie is gecontracteerd, in verre na niet geëvenredigd staat, tegens de prijs welke de geContracteerde Slagters zelve voor het levendig vee betalen moeten, als zijnde de laatste noch onlangs geweest rd:s 2 1/4 en thans niet lager gedaald dan tot rijksdaalders 2 voor een levend Schaap, het welk zij integendeel voor een halve rijxdaalder aan s’ Comp:ies Scheepen leveren, maar de vergoeding van het important Nadeel, welk zij hier inne lijden, door hun gezocht en gevonden moet worden, uit het voorregt van de leverancie aan de vreemde Naties Scheepen, men dierhalven gemeend had volkomen met de billijkheid over een te komen, om de vergoeding van een St:s p:r pond aan ‘s lands Capitains in dat extraordinaire geval s’ Compagnies wegen te laten geschieden, dewijl het voordeel om de Leverancie van het vleesch aan ‘s lands Scheepen met die aan de Scheepen der E Comp:ie op geen equalen voet te stellen of in de Prijs onder een te mengen, ook door haar genoten wierd

En naar dien Haar Wel Edele Hoog Achtbr: verders bij de volgende 19 paragraaph gelieven te begeeren, dat met de aan de Heeren Capitains van s’ Lands Scheepen ten Costen der E. Comp:ie toegebrachte Schadeloos stelling van een Stuijver p:r pond vleesch, provisioneel de geene zal worden belast die zulx aangaat, en dat wijders aan Haar WelEdele Hoog Achtbr:s zal moeten geschieden eene opgaave, aan welke Scheepen die vergoeding al is gedaan, met Specificque aantoning van het bedraagen voor ieder Schip, ten einde zulx bij Haar WelEd Hoog Achtb: bekomen en geëxamineerd zijnde, Hoogst deselve daarover Zodanige nadere dispositie zullen kunnen neemen, als bevinden zullen te behoren; Zo is best gedagt den Heer Hoofd Administrateur Johannes Isaak Rhenius en den Heer Keldermeester M:r Johannes Jacobus Le Sueur expræs te Committeeren om van de geContracteerde Slagters, als deesen Stuijver p:r pond genoten hebbende, de restitutie daarvan af te vorderen, ter provisioneele vergoeding aan d’ E Comp:ie in afwachting van Hoogst derselver nadere ordre en aanschrijvens over dat Sujet, en zo meede om ter voldoeninge aan het zo evengem: verder gerequireerde Haarer WelEdele Hoog Achtbarens, uit de negotie Boeken op te maaken de Specificque opgaaven zo van het bedragen der gedane vergoedingen als aan welke ‘s Lands Scheepen zulx is geschied.

Ten welken opzichte verders bij deese geleegentheid in overweeging genomen zijnde, dat vermits de Vijf Jaaren, voor welken tijd de tegenswoordige Leveranciers van versch vleesch en levend Slagt Vee aan d’ E Comp:ie, die leverancie op den 2 Febr: 1784 hebben geContracteerd, met Ult:o April des aanstaanden Jaars 1789 staan ten eind te loopen, en dat deselve Leverancie mitsdien weder opnieuw na gewoonte met het begin van Februarij naastkomende zal moeten worden verpagt, de nood zakelijkheid derhalven vordert, dat ‘er als nu nader en in tijds een vasten en zeekeren voet worde beraamd, op welke s’ lands Scheepen, zo wel als de Particuliere, die bij de Comp:ie worden ingehuurd en alhier aankomen, met opzicht tot de privilegie voor ‘s Comp:ies contracteerende Slagters zullen moeten werden geConsidereerd; en is hieromtrent aangemerkt, dat wanneer bij de gem: verpachting word geconditioneerd om ‘s Lands en de ingehuurde particuliere Scheepen, het zij in deese Baaij of in de Baaij Fals verschijnende, even als die van de Comp:ie zelve, te doen Jouisseeren van het voorregt om het vleesch en leevend vee van de aanneemers der leverancie te genieten tegens zodanigen prijs als waar voor zij deselve leverancie, aan ‘s Compagnies eijgene Scheepen Contracteeren, en dierhalven verschuldigd zijn zullen te doen, hier uit notoir het nadelig gevolg voor d’ E Comp:ie zal moeten ontstaan, dat men voor het vleesch, zo wel als voor het leevend vee, om de groter quantiteit, welke als dan de Schaade aan de zijde der aanneemers toebrengen zoude, een hoger prijs zal bedingen, als waarvoor zulx anders voor s’ Compagnies eijgenen Scheepen en verderen omslag alleen zoude worden aangenomen, het geen Stilswijgende eene meerdere betalinge van de Comp:ie, zo aan den lande als aan de Rheeders der partiCuliere Scheepen zoude involveeren, als tot welke zij verbonden is, of met de particuliere Reeders bij de Cherte Parthijen gewoonlijk geConvenieert wordt; daar het egter ook aan de andere Zijde volstrekt ongerijmd en onbetamelijk zoude zijn, dat Scheepen door de Souverain ter beskerming van ‘s Comp:ies possessiën afgesonden worden ofte desulke die hier in een temporeele dienst der Maatschappije aankomen, afhangen zouden van de willekeur van zodanige s’ E Comp:ies Contracteerende Slagters om zelvs even gelijk de Scheepen van vreemde Natien te worden behandeld, en omtrend desleve te willen vorderen, dat zij verpligt zouden zijn, hun vleesch en levend vee op gelijken voet als de zodanige van diergelijke Contracteerende Slagters te neemen.

Weshalven best gedagt en besloten is, bij de aanstaande verpagting der leverantie van Versch Vleesch en Leevend Vee aan de E Comp:e uitdrukkelijk te bedingen, en bij de Schriftelijke Conditien, duidelijk te Exprimeeren dat noch ‘s lands Scheepen, noch die door d E Comp:e van Particulieren worden ingehuurd en aan deesen Uithoek verschijnen, geensints verpligt zullen zijn, hun benodigd vleesch of leevend vee te kopen of te neemen van of bij de geenen die de leverancie daarvan voor de E Comp:ie anneemt: maar dat de Heeren Capitains van ‘s Lands Scheepen, en ook de Bevelhebbers der Scheepen, die de Comp:ie inhuurr, volkomen vrijheid zullen hebben en behouden, om zo alhier als in de Baaij Fals , het benodigd Vlees en leevend vee voor deselve Scheepen van een ieder; het zij ‘sComp:ies GeContracteerde, dan wel andere Particuliere Slagters te kopen en te laaten leeveren, tegens de minste Prijs welke daarvoor zal kunnen worden veraccordeert.

Aldus Geresolveerd ende Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop Ten daage en Jaare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

[Signed:] W: F: V: Reede Van Oudtshoorn

[Signed:] Mij præsent C: van Aerssen Secr:s

C. 178, pp. 255-302.

Vrijdag den {17880613} 13. Junij 1788.

’s voormiddags alle præsent

Door diverse Ingeseetenen uit de Contrijen omtrend de Mosselbaaij op de bij deselve bekomene Informatien, dat men geïntentioneerd was, de Tarwe dewelke door hun thans in de Mosselbaaij is geleeverd geworden, zodanig te doen betalen, als waarvoor zij aangebooden hadden, die Leverantie aldaar uitterlijk te doen, invoegen de Tarwe hierdoor onder aftrek der Thiende en Thien pC:o voor het Transport over zee, de E Compagnie zoude zijn komen te staan op rd:s 18 de vragt of de Thien Mudden, instandig versoek gedaan zijnde, dat ten Consideratie van het groot verlies het welk bij hun door de Sterfte onder de Jokossen is geleeden, en zo meede uit hoofde van de Swaare onkosten die zij bij den aanvang der Graanbouw aldaar verpligt zijn geweest aan te wenden, zonder dat zo door het Misgewasch van het voorleeden Jaar, als door eene zo laage betaling der Tarwe voor dit Jaar, zij eenige Schadeloos Stelling desweegens, veel minder eenig loon voor den moeijelijken Arbeid, welke daarmeede verseld gaat, zouden kunnen erlangen, mitsdien voor dit Jaar de betaling der Tarwe nog zoude mogen geschieden tegens den gewoonen prijs van ƒ8. Caabsch ofte rijxd:s 2 2/3. per Mud onder aftrek der bepaalde 10 pC:o voor de Vragt over zee, en de Gerechtigheid van een Thiende, en dit versoek overwogen mitsgaders in aanmerking genomen zijnde, dat wanneer de Lieden in de voormelde Contrije niet werden g’animeerd om de Graan Cultuure verder te blijven voortzetten, men daardoor lichtelijk weeder ras in een groot gebrek zoude moeten vervallen, en dat dierhalven, zo ten dien aanzien, als om de billijkheid in hun versoek resideerende, daarin behoord te worden geacquiësCeerd; zo is goedgevonden de voorm:de Prijs van ƒ8 Caabs p:r Mudde onder de voorsz:e aftrek noch te doen Continueeren voor de Tarwe, welke dit Jaar in de Mosselbaaij is geleeverd of noch staat ontfangen te worden.

En is wijders door den Pro Interim Equipage Meester Jan Arnold Voltelen, benevens de op de in baaij Fals vertoevende ‘s EComp:ie Scheepen de Gouverneur Valk en Beverwijk commandeerende Capitains Paulus Kroon en Axel Land, mitsgaders den Baas der Scheepstimmerlieden Meindert van Eijk, ingevolge de ter Vergadering van 5. Junij ll: aan hun geExpedieerde ordre, ingedient een berigt nopens den ontramponeerden Staat van het in voorn:e Baaij leggend Ceilons retour Schip Java uit welk bericht gebleeken zijnde dat de Fokke Mast tot op het koningstuk, en op eenige Plaatsen tot in hetzelve aan Stuur en Bakboords zijde, aan de voor en agter kant, niet alleen in den top maar op verscheide andere Plaatzen, ten eenemaal verrot en vervuurd is, en daardoor deese bodem waarschijnlik van een Nieuwe Fokke Mast zal moeten worden voorzien, gelijk meede van een groote Steng vermits deselve op verscheide plaatzen verrot en vervuurd is; dat insgelijks de beide langzalings der Groote Mast gebrooken, het groot Ezels Hoofd verrot en vergaan, de Langen Dwars Zalings der beide Stengen aan Stukken, als ook de Groote rhaa benevens eenige kleine rondhouten, Spieren, en groote Marse rhae, die zo gebroken als vervuurd en verrot zijn; dat wijders het groote fokke bezaans en Stenge Wand zodanig geteisterd is, dat daaromtrend bijna eene geheele vernieuwing zal moeten plaats hebben, terwijl het loopend touwerk meede in een allerslegste gesteldheid is; dat daarenboven het meeste gedeelte der zijlen aan Stukken en aan flarden gescheurd en weggewaaid is, waardoor gemelde kiel meede van bijna een geheel Nieuwe Stel zijlen zal moeten worden voorsien.

Dat voorts de berghouten onder en boven het raahout, waarin de putting bouts van het onderwand geslaagen zijn, zo wel aan Stuur als bakboords zijde niet alleen op verscheide plaatsen aan Stukken maar voornamentlijk onder de rusten zo gesteld zijn, dat geene der evengem:de Bouts /:waarop het gantsche tuig vaart:/ hout vast zijn; Dat de beide Coebrugsbalken, zo die onder het halfdek als de bak dwars af en tegens boord verrot zijn, voorts een knie onder het halfdek dwars af, het Schip geheel en al van boven uit elkander gewerkt en de lijf en watergangs-naden open; tot herstelling van alle welke gebreeken, alhoewel de uiterste Spoed en Vlijt In’t werk gesteld wordt; egter een tijd van tusschen de Twee & Drie Maanden verEijscht word, wijl de meeste der daartoe dienende noodwendigheeden van hier p:r As naar de Baaij Fals moeten getransporteerd worden; zo is ten einde men Zeeker weeten mag, welke maatregulen omtrend voornoemde bodem best te neemen zullen zijn, beslooten omme voorsz:e pro Interim Equipage Meester, neffens de bovengem:e Capitains en baas der Scheepstimmerlieden andermaal te Committeeren, omme ten bijweesen der Capitain van gem:e Bodem Java , Jan Craaij, nader nauwkeurig en ten Spoedigsten na te gaan, of er eenig middel of mogelijkheid zij dien bodem voor, of wel met primo Augustus aankomende /:eenige weinige dagen ongereekend:/ tot desselvs reise naar Nederland in staat te brengen, zodanig dat er als dan geene bedenkelijkheid overblijft, om het Schip die verdere retour reise te doen onderneemen waartoe in zulken gevalle door gem: Equipage Meester, dadelijk alle Vlijt en arbeid zal moeten worden aangewend. Dog bij aldien deese reparatie niet voor de gemelde tijd zoude kunnen werden geeffectueerd, of het in dat Cas noodzakelijk zoude zijn, dien bodem ten fine van reparatie, na deese reede te doen overkomen; voorts of het alsdan meede raadzaam zoude weesen, het zelve Schip die herwaards reise te doen onderneemen, en hoedanige præCautien ‘er in zodanig geval ten dien einde zouden kunnen en behoeven te worden aangewend.

Thans nader in overweeging genomen, zijnde de zeer geEerde Missive der Hoog Gebiedende Heeren Majores de dato 8 Januarij deeses Jaars bij welkers 21. paragraaph Hun WelEdele Hoog Achtbr: gelieven te Inhereeren de reflectiën bij de Hoge Indiasche regeering gemaakt, over de door deese regeering provisioneel en op hoog gunstige approbatie der Heeren Majores gedaane aanstelling, van een OffiCier tot Commandant van ‘t Robben Eijland deselve aanstelling als ondienstig oordeelende, zal hierop in alle pligtschuldigheid worden g’antwoord, dat, vermits inmiddels de Lieutenant van Balen; dewelke daartoe op den Voet voorsz: provisioneel benoemd geworden was, zijne demissie verzocht had, deselve daarop dan ook geheel uit ‘s Comp:ie dienst ontslagen en naar Europa geretourneerd zijnde, daardoor ook weder open gevallen is zijnen voorsz: Post als Commandant van het Robben Eiland , men vermeinde deese post niet weeder te mogen vervullen voor en aleër men nader Hun Wel Edele Hoog Achtbr: goedvinden en ordres hierontrend zoude bekomen hebben; en dewijl Hun Wel Edele Hoog Achtbr: aan deeze Regeering dan ook deswegens Hoogst derselver positive ordres nog niet hebben doen toekomen, maar alleenlijk provisioneel hebben gelieven te inhæreeren, het gunt aan ons daarop door de Hoge Regeering geschreeven is, heeft men gemeend zig intusschen daarna te moeten gedraagen, en derhalven het bijzonder bestuur, en Commando over het Robben Eijland, weeder onder een Sergeant, en dus dien post zo lange op den Ouden Voet gebragt, tot dat men zig met nadere en Stellige ordres van de Hoog gebiedende Heeren Meesteren, ten dien reguarde zal vereerd zien.

Zullende Haar WelEdele Hoog Achtbr: omtrend het genot der Scheep:s overheeden op de Voijagien tot den Slaaven handel, ter voldoening aan het bij § 23. van gemelde Missive gevorderde pligtschuldig worden g’informeerd, dat ofschoon ‘er niemand nog onder de Leeden des Raads, nog onder de andere oude Dienaaren gevonden wordt, die kennisse draagt of opgeeven kan den voet, op welke eene vergunning van dien aart tot een vasten regel heeft verstrekt, men egter zeeker weet, dat, naar mate de rijzen en inhandelingen der Slave gelukkig en avantageus voor de Comp:e zijn geweest de voorige Hoofdgebieders deeser plaatze waarvan de meeste voorbeelden ten tijde van wijlen den Heere Gouverneur Tulbach (:L:G:) hebben geexteerd, zo wel de Scheepsoverheeden als de Commisen van dien handel, niet alleen tot reCompens voor het groote levensgevaar en de bijzondere ongemakken welke zij op dergelijke Voijagien uit te Staan, en de zorgvuldigheid die zij tot Conservatie der Slaaven aan te wenden hadden, maar ook meede om hun ofte anderen wederom tot het hervatten of onderneemen van diergelijke reisen, voor het vervolg aan te moedigen, aan de Scheepsoverheeden, en tot dien handel, geemploijeerd geweest zijnde Commisen, na dat de omstandigheeden zulx meede bragten, en bij deselve hoofdgebieders wierden ingezien en overwogen, dan eens uit de Slaaven die ‘s Comp:ie wegen aangebracht wierden een zeeker geproportioneerd getal toegelegd; en dan weder deselve oogluikende gepermitteerd hebben gehad om voor hun eijgen reekening eenige van deeze dienstbare Menschen in te handelen en meede over te brengen: zijnde niet te min op dat haar Wel Edele Hoog Achtb: nopens dit onderwerp verders alle mogelijke eclairCisement zal worden toegebracht, goedgedagt, voorn:e heer Hoofd Administrateur Johannes Isaak Rhenius te qualifiCeeren, om niet alleen zo na doenlijk van de Dienaren, welke nog in Leeven zijn en voorheen als Commisen tot den Slaven handel zijn geëmploijeerd geweest, en zo meede van diergelijke Scheepsoverheeden op te neemen hoedanig en op welken voet dezelve uit zodanige rijzen en bij de respective inhandelingen zijn gebenefiCeerd geworden; maar ook tevens na het geene de bevinding daaruit zal doen opmaaken of aan de hand geeven, in vergelijking van de gewoonte die mens misschien zal kunnen ontdekken, dat ten dien opzichte bij de Fransche Natie plaats heeft als welker Scheepen steeds met aanzienlijke Cargasoenen Slaaven van de Africaansche Oost Cust naar de West Indien alhier passeeren en waaruit men dierhalven Staat maken moet, dat zij bij deezen handelgoed voordeel vinden, te berichten welke bepaling ‘er gemaakt zouden kunnen worden, omtrend de Schaade door Sterfte als anderzints op de Slaaven te vallen.

Met een zonderlinge Satisfactie uit de 24 § van meerm:e zeer geëerd aanschrijven, hebbende mogen ontwaaren, dat Hun WelEdele Hoog Achtbr: konden approbeeren het gedrag door dit Gouvernement gehouden, in de des tijds zo ongelukkige omstandigheeden, wegens een totaal gebrek aan brood en koorn in deeze Colonie, was het ook inderdaad met eene aandoening van Leedweezen, dat men daarop dadelijk moest zien volgen Hun Wel Edele Hoog Achtbarens Scherpe aanmerkingen omtrend het door deeze Regeeringe gehouden gedrag wegens het lang verblijf alhier van een Esquader van eenige Engelsche koning Scheepen; onder de ordres van den Commando[.....] Michel, het welk zig Juist in dat fataal tijdstip ter onzer rheede bevond.

Men zal dierhalven in alle onderdanigheid hieromtrend de volgende Justificatoire reedenen inbrengen:

Dat bij deezen Raade dit lang verblijf al onderscheidene maalen het voorwerp van derzelver raadslagen geweest is, en dat de Edel Heer Gouverneur zig In’t bijzonder geclargeerd had om alle vriendelijke wegen in te slaan, ten einde ‘t vertrek van het voorsz: Engelsch Esquader te accelleeren, dat welgemelde Heer Gouverneur ook differente reisen van zijn Edelens partiCuliere gesprekken desweegens met den Commodore Michel gehouden, den raade kennisse heeft gegeeven, dan dat zulx telkens daarop was uitgelopen, dat de voorn:e Commodore Steeds verklaarde, dat ‘t zijn E. onmogelijk was, te kunnen zie kiesen, voor dat zijne zieken werden gesond, en de Scheepen onder zijne ordres Staande, van derselver Schaade en geleedene rampen, hersteld zouden weezen onder de Sterkste beloften, van alles te zullen doen, wat mogelijk was om deeze rheëde Spoedig te verlaaten! - dat voorsz:e Heere Gouverneur alwijders na alle middelen van persuasien te hebben aangewend, en na den droevigen Staat van ons gebrek aan brood, telkens aan den Commodore te hebben voorgehouden, onder het zeggen dat zulks door zijn E. verblijf nog meer vergroot wierd zich eindelijk hadde gepermitteerd om den Commodore te zeggen, dat zijn langer verblijf nog oorzaak konde zijn, dat men bij desselvs vertrek zijn E. zoude moeten deClareeren, voor zijne thuis reise, niets meede te kunnen geeven, en welke gevolgen zulks dan voor zijn Majestijds Esquader zoude hebben! Dat gemelde Heere Gouverneur hierop ten antwoord bekomen hadMijn Heer, doordien het mij onmogelijk is, zonder mij voor mijnen Koning Schuldig te maken, om met desselvs Esquader mij toevertrouwd, voor als nog in Zee te kunnen gaan - als gebrek aan Brood onzen Levensdraad dan zal moeten afsnijden, zullen wij in zulk een droevig geval dan hier blijven en met elkanderen sterven!Dus geen vriendelijke middelen meer te beproeven zijnde, wat bleef en dan over wilde men geene Stappen doen, die van een zeer veruitzigt waaren, en, zeer mogelijk gantsch niet de goedkeuring den Heeren Majores zouden hebben weg gedragen.

Men hoopt en vertrouwd dan, dat alle deese reedenen en middelen daartegen geEmploijeerd, Hun Wel Edele Hoog Achtbr: volkomen zullen overtuigen dat dit Gouvernement waarlijk in deesen, de aan hetzelve dieswegens door de Hoge Indiasche regeering gedane reproches geenzints gemeriteerd heeft: dat de Hoog Gebiedende Heeren Majores ons gedrag daarin gehouden zullen gelieven te billijken; En het Hoogst derselver des approbatie niet hebben zal, dat men daar tegens geen ernstiger Maatregulen heeft genomen!

Hun Wel Edele Hoog Achbr: wijders in de 25:§ van gem:e zeer gevenereerde Missive Hoogst derselver ongenoegen te kennen gelievende te geeven, over de nalatigheid deeses Gouvernements in het voldoen der Bataviasche Eijsschen van Tarwe, daar Hoogst dezelve egter vermeinden, dat aan Vreemden, goede parthijen brood en ook Meel waren afgestaan; zal men ten deesen Subjecte zig eerbiedig refereeren aan het geene onder die Materie reeds breedvoerig bij ons onderdanig Schrijven van den 1.Julij 1786. aan Haar Wel Edele Hoog Achtbr: is verhandeld, en vertrouwen, dat hetzelve wel als onze volkomene Justificatie in deesen zal worden geagreëerd.

Daar Hun Wel Edele Hoog Achtbr: voorts bij § 31. van deese regeering gelieven te requireeren eene ronde en volleedige Explicatie omtrend de mening van het door deselve geallegueerde, dat de Stremming van het debiet der Constantia Wijnen aan vreemde Natien, een zeer nadeeligen invloed zoude hebben op de zaaken van dit Gouvernement; zal ten deezen aspecte pligtschuldig worden ter needer gesteld, dat gelijk de ondervinding van alle tijden heeft geleerd, hoe de bloeij en welvaart van deese Colonie voor het grootste gedeelte afhangd; van het aankomen der vreemde Naties Scheepen aan deesen Uithoek, daarin tegendeel de Schaarsheid van denselver relache alhier, slegts geduurende Twee à Drie Jaaren dadelijk een groot verval in de Prijs van een der voornaamste producten deeses Lands, de wijn namentlijk, en ook in allerleij neeringen en handteeringen onder de Ingeseetenen doe ‘t bespeuren, en de hoop of apparentie, om eenige Constantia wijnen te kunnen opdoen, zo wel in tijden van Vreede als van Oorlog, altoos een aanlokzel is geweest, door het welk de vreemde Natien zich geanimeerd hebben gevonden, om buiten noodzakelijkheid tot verversching, echter onder een voorwendzel van die noodzakelijkheid voor hunne geinteresseerdens, deese plaats aan te doen, en bij die gelegentheid, zo wanneer Zij, of door Schaarsheid van deese Wijnen niets daarvan opdoen kunnen, of wel door de Excessive prijzen, gelijk zeedert eenige Jaaren geëxteerd heeft, zig afgeraaden vinden, meer als een gering gedeelte daarvan in te kopen, in dies plaatze zig van andere fijne Wijnen deeses Lands, voornamentlijk tot vervoer naar Europa , te voorzien, en dat zulx nevens hunne intusschen gema[.....]kte verteeringen aan de een zijde veel tot de welvaart der Ingeseetenen toe brengd, mitsgaders aan de andere Zijde ook voor de E Comp:ie daaruit een groot voordeel word genoten, zo in de pacht van het vleesch en Levendig vee, als voor die der Impost op de wijnen door vreemde Natien uitgevoerd wordende en in de andere pachten der dranken, hieruit ook alzo kan worden afgeleid, dat de vreemde Natien door het Stremmen van den Uitvoer der Constantia wijnen Zig verseekerd kunnende houden, dat het aandoen van deeze plaats tot dat oogmerk, buiten noodzakelijkheid tot verversching absoluut te vergeefs zal zijn, mitsdien het menageeren van hun relache, alhier de gemelde voordeelen, die zo wel de E Compagnie als de Colonie andersints van deselve genieten konden, zullen moeten doen ophouden.

Belangende de reflectie bij de Hoge Indiasche regeering gemaakt, over het aanzienlijk montant van ƒ374551:4.- het welk onder Ult:o Augustus 1784 in ‘s Compagnies kleine Cassa alhier was restant verbleeven, is goedgevonden ten eluCidatie op dat poinct ter neder te Stellen

Dat onder het voorsz:e montant van ƒ374551:4:- begreepen is geweest, het geen onder dien eijgensten datum per ordonn:ie in ‘s Comp:ies Cassa ingenomen moet worden, wegens alle de goederen welke geduurende het laatst verlopen boekjaar Successivelijk waaren verkogt geworden, dog welker bedragen eerste in de volgende Maanden November en DeCember wanneer de bodens met het inCasseeren der Vendu reekeningen een begin konden maaken, in de Cas zijn ontfangen geworden, Schoon nog wel gemeenlijk agt à Negen Maanden verlopen, aleer het gantsche Montant der verkogte goederen van de wijd en zijd woonende Ingezeetenen Compleet kan worden opgehaald, zodat eijgentlijk op voorsz:e datum onder den Cassier niet meerder aan Contanten in Natura is blijven berusten, als het geen tot de uitgaven voor de naaste Maand wierd verEijscht.

En naardien Hun Wel Edele Hoog Achtbr: ons wijders bij de 34.§ van voorschr: zeer gevenereerd aanschrijvens hoogst derzelver ongenoegen gelieven te kennen te geeven over de aflossing der van diverse Ingeseetenen alhier opgenomene Capitalen t’ zamen uitmakende eene Somma van

31.851.6 2/3. rijxdaalders, zal men de vrijheid gebruiken daarop eerbiedig te berichten, dat deese aflossing geheel is geschied in papiere geld, in een tijdstip dat er eene verlegentheid om geld onder d’ Ingeseetenen heerschte, welke de renteniers die hunne Capitalen in Zilvergeld aan d’ E Comp:ie opgeschoten hadden, in staat stelde om deselve Capitalen zo als zij die in Papiere geld van d’ E Comp:ie afgelost kwamen te ontfangen, dadelijk weeder aan deese verlegene Ingeseetenen op Intrest uit te zetten; hoedanig een gunstig tijdstip men te minder heeft gemeend voorbij te mogen laaten gaan, deels om dat de Contante Penningen, die men aan de E Comp:ie opgeschooten had, door zodanige aflossing tegens Papiere Munten zijn verwisseld geworden, en deels omdat men geen zeekerheid, Ja zelfs geen vooruitzigt had, wanneer de aflossing zoude hebben kunnen geschieden in zodanige natuur, als de op:schieting was gedaan, het geen nogthans,niet alleen de billijkheid andersints wel zoude hebben meede gebragt, maar ook met den aan ‘t der gemaakte Conditie bij de geld leening overeenkwam, als zijnde wel expresselijk beloofd, dat de restitutie geschieden zoude, zo dra men daartoe ‘s Comp:ies wegen in Staat zoude weezen gesteld: dus men te vreezen had, dat deese aflossing niet geEffectueerd zijnde, wanneer dit Gouvernement in der tijd van eene aanzienlijke Somma in Zilvergeld wierd voorzien, en dat Geld tot noodzakelijker einders ten dienste der E Comp:ie zoude dienen te worden aangehouden, de opschieters op de vervulling van de voorsz: Conditie zouden hebben kunnen urgeeren, en de aflossing van hunne Capitalen, tot groote ongelegentheid prætendeeren, in zodanige Specien als deselve opgeschooten waaren; welke Swarigheid niet alleen als nu uit den weg is geruimd, maar waarbij ook indien de Comp:ie alhier een fournisement van zodanig geld nodig hebben mogt als van haarent weegen tot de voorsz: aflossing uitgegeeven geworden is, tot hetzelve geene nieuwe beleening behoeft te geschieden, maar slegts weder zo veel aan Carton kan worden gemunt, zo dat men oversulx gemeend heeft, d’E Maatschappij geen ondienst te doen, met deselve van de beswaarende Jaarlijkze renten van een zo aanzienlijk Capitaal te ontheffen in een vast vertrouwen, dat, zo wanneer Hun Wel Edele Hoog Achtbr: de Source van onze handelwijze in deezen uit dat oogpunt zullen gelieven te beschouwen, als dan ook alle verdere bedenkelijkheeden bij Hoogst dezelven ten deezen aspecte een einde zullen neemen, waaromme Wij Hun Wel Edele Hoog Achtbr: ook op ‘t onderdanigst zullen SuppliCeeren deese bijgebragte reedenen voor onze volkomene verontschuldiging te willen aanneemen, terwijle intusschen goedgevonden is, met betrekking der zeer gerespecteerde ordre van Hoogst deselve, omme voorthaan bij het doen der geldEijsschen voor dit Gouvernement telken reise te voegen een beredeneerd vertoog van deCalCulative Inkomsten en uitgaven onzer Cassa behoorlijk bekleed, met de reedenen waarom men dien Eijsch zo, en niet anders heeft bepaald, verstaan is hiervan te Stellen Extract in handen van de Heeren Hood administrateur en Cassier tot derzelver naricht.

Hun Wel Edele Hoog Achtbr: wijders bij § 36. met betrekking der door deesen raade gedanen aankoop van de plaats van C:O: van Kamptz, welke verrichting Hoogst derzelver goedkeuring om de daarvan bijgebragte reedenen, heeft mogen wegdraagen, ons gelievende te informeeren, dat bij Hun Wel Edele Hoog Achtbr: echter nog eenige bedenkelijkheeden waaren overgebleeven, ten opzigte van het onbruikbaar houden der Weg, die van het Vlek na die plaats legd, om te beletten, dat door een Vijand van de Situatie dier plaats ten nadeele van het Caabsche Vlek gebruik werde gemaakt, met begeerte dat Wij Hun Wel Edele Hoog Achtbr: meer bijzonder zouden onderrichten, wat gebruik wij geoordeld hadden van die aangekogte plaats te moeten maaken, zal hierop in alle onderdanigheid geresCribeerd worden, Dat daar bij verscheidene Militaire Memorien, die alle ten Tafel van Hun Wel Edele Hoog Achtbr: zijn overgebragt aangetoond en ook dusdanig bij Hoogst deselve beschouwd is dat de voorsz: Plaats, welke C:O: van kamptz op den westelijken oever deeser kusten aan een baaij of landingsplaats geleegen, eertijds bezat; in geene handen van een partiCulier, als tot nadeel der defensie deesen plaatze kunnende dienen, behoorde te worden gelaten, wij onverzulks dit poinct voor bij mogen treeden; en met relatie tot Hoogst derselver nadere remarque dieswegens namentlijk

“Dat Hun Wel Edele Hoog Achtbr: niet genoegzaam voorgekomen is het onbruikbaar houden van den Weg, dewelke van de Steede deCaap, naar de geweesene Plaats van van Kampz leidt, om daardoor te beletten dat een Vijand’/: eenen aanval deezer zijds onderneemende :’/ daarvan geen nadeelig gebruik zoude kunnen maaken.” Eerbiediglijk aan Hun WelEdele Hoog Achtbr: worden herinnerd, dat van de zogenaamde Baaij of van de geweesen plaats van Van Kampts af, tot aan het Sociëtijdshuijs toe, Zijnde eene distantie van [.....]Roeden, reeds door de voorige bezitters, dog wel voornamentlijk, door den Laatsten Eijgenaar van voorm:de Plaats, met ontzachelijke Costen, moeijten en arbeid, in het langen van den Stijlen voet aan den Leeuwenberg , een Wagenweg gemaakt is geworden, en dat ten dien einde op Agt à thien plaatzen de ravins of dieptens, die door het afstromende Water van deeze hoge gebergtens, in den regentijd uitgelopen waaren, zommige daarvan wel Twaalf á Veerthien voeten diep, door de voorn:de Eijgenaars, met eenen bijna ongelooflijken Arbeid, met Stukken en brokken van rotsen Plas-berms-gewijze, opgevuld; en op die manier, deese plaatsen bekwaam gemaakt en alzo Jaarlijks gehouden wierden, om daarover met wagens te kunnen passeeren; waardoor ook dus een faciel acCes voor een Vijand, om met een Corp:s Troupes, ligt Canon, en andere nodige te transporteerene goederen gemaakt geworden was, het welk dan ook dadelijk, bij het bekomender tijdinge van den oorlog met de kroon van Engeland , eene van de voorzorgen deed zijn, om dien weg, zo veel immers doenelijk, weder inacCessibel te maaken! Dan, in hoe verre bij eene opkomende rupture, zo men ‘er al eenigen tijd toe mogte hebben, wanneer en zo veel te versorgen vald, zulks dan met den verEijschten Spoed, en voldoende te Effectueeren zoude weesen /. als men Zig maar voorsteld, op zo veele plaatsen daar zulke diep uitgelopene ravins alle met Swaare Stukken en brokken van rots opgevuld zijn, zulk eene amotie te moeten doen/ zal lichtelijk zonder verder bewijs nodig te hebben, bij Hun WelEdele Hoog Achtbr: gepenetreerd worden.

En daar den Edel Heer Gouverneur bij zijn Edelens komst alhier (:die Situatie nagaande:) den toenmaligen bezitter van meergem:e Plaats C:O: van Kampts weder tegens de aan hem gegeevene ordre, met allen iever bezig vond, om die reeds weder uitgelopende ravins of gaten digt, en weeder passabel te maaken, oordeelde zijn Edele niet omheen te mogen, hem zulx niet alleen te moeten beletten, maar het bovendien al zijn gemaakt werk door eenige pioniers of Klipbreekers wederom amoveeren; dat dan ook weder aanleijding tot nieuwe klagten, tegens eeneviolenteenonregtvaardigehandelwijze, zo als S:r van Kamptz dat noemde, te weege bragt.

Wanneer men dus de ravins, die ieder Jaar dieper en dieper uitlopen, in plaats van deselve op te vullen en daardoor heen Plas bermen van rots te liggen, integendeel helpt, om deselve meer en meer te verdiepen en verder ook het pad onbequaam houd, zal daaruit van zelve volgen, dat, dit acces dan ten einde en op den voet voorm:e ontoegankelijk gemaakt worden kan.

Om dan ook wijders ten dien reguarde aan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: zeer gerespecteerde ordres te voldoen, namentlijk om Hoogst deselve te berichten:

“Wat gebruik geoordeeld is van die plaats te moeten maken.” Zal in alle onderdanigheid ter kennisse van Hun WelEdele Hoog Achtbr: worden gebragt, dat het Huijs /: dat klein en slegt is:/ thans voor een Corp:s de Guarde dient, en dat daarin eene Militaire wagt post gelegd is, ten einde van al wat agter dat ontzachelijk gebergte in die baaij en op zee komt voor te vallen, behoorlijk geinformeerd te kunnen worden; als ook om te beletten, dat die baaijdoor geene nieuwsgierigen, om die Situatie te bezigtigen, als andersints, bezogt, noch om van daar Deserteurs weg te voeren met gene Sloepen binnen gevallen worden kan.

Dat voorts van het Terrijn, zo veel het daartoe bekwaam is, een wijde /: waarom men hier onder de Caab zo verleegen is:/ is gemaakt, om altoos eenige van ‘s Comp:s Trekossen, die tot den dagelijkschen Arbijd, op een, nabij de Steede geleegen post, gen:d de Schuur, moeten gehouden worden, wat uit te verschen en te voeden.

En dat reeds meest al ‘t overige Terrijn, met Eijke en andere Soorten van hout beplant is, en men het voorneemen heeft, om al de nog verder over zijnde grond, zo verre die daartoe in Staat zal zijn, met allerhande Soorten van Brandhout te doen beplanten, waarvan in der tijd nog al een goed revenu te verwagten zal weezen, het welk met vaartuigen door het Gouvernement, dat ook al om voorgem:e reedenen aan geene particulieren konde gepermitteerd worden, van daar afgehaald en Zonder veel kosten na de Steede getransporteerd worden kan.

Dit dan het beste gebruik zijnde dat men heeft gemeend van dat terrijn te konnen maaken twijfeld men ook geenzints of hetzelve zal de goedkeuring van Hun Wel Edele Hoog Achtbr: mogen erlangen.

En dewijl Hun Wel Edele Hoog Achtbr: geEerd goedvinden is, te eijsschen, informatien, omtrend dat gedeelte van het Battaillon deezes Casteels, alhier bekend onder den Naam van het Jager-Corps, zal hiervan Extract worden gesteld in Handen van het Hoofd der Militie den Heer Collonel Gordon, ten einde deese gerequireerde informatien te Suppediteeren.

Hun Wel Edele Hoog Achtbr: wijders aan deesen Raade gelievende te doen toekomen zodanig consideratien als aan Hoog[.....] deselve door de Heeren van het Vijfde departement of dat der Indische Zaaken van de kamer Amsterdam, zijn gesupediteerd, over de Negotie Boeken van deesen Gouvernemente in het jaar 1786 in Patria ontfangen, als meede over de onregelmatige vorderinge van zommige ArtiCulen bij onzen Eijsch van 12 Meij 1785 gelijk Hun Wel Edele Hoog Achtbr: deselve considereeren met last om ons deselve te laaten Strekken tot naricht, en voor zo verre daarbij eenige Consideratiën of elucidatiën worde gevraagd, die aan Hoogst dezelve toe te zenden, laatende egter aan dit Gouvernement de vrijheid, om bij aldien daarop eenige aanmerkingen mogten hebben, deselve als dan tevens te mogen brengen ten kennisse van Hun WelEdele Hoog Achtbr: zo is best gedagt, ten einde aan deese zeer gevenereerde ordres en daarbij gepermitteerde LiCentie pligtschuldig te voldoen, insgelijks Extract deeses te Stellen in handen van den Heere Hoofd Administrateur, omme hierop te berigten, zo als de aart der zaaken zal komen meede te brengen.

En zo meede, uit deselve Missive gebleeken zijnde het ongenoegen, welk Hoogstgedagte Heeren Majores hebben opgevat over de aanmerkelijke minderheeden, die op de Uitgeleeverde Ladingen ten deezen Gouvernemente zijn gevallen, daar het Hun WelEdele Hoog Achtbr: is voorgekomen, dat deselve alle zijn afgeschreeven, zonder dat er eenige blijk is, dat de Scheep:s overheeden daarvoor op eenige wijze zijn belast, noch ook beëdigde verklaringen van die minderheeden, aan Hun WelEdele Hoog Achtbr: zijn overgesonden, zo min als van de defecten die men aan Sommige goederen ontwaard; waarvan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: de reedenen gelieven af te vraagen, en deesen Gouvernemente aan te beveelen, om zich voorthaan op dit Stuk stiptelijk te houden aan de ordres welke daaromtrend in gantsch Indiën plaats hebben; zo is goedgevonden, dit een en ander ter observance te doen Strekken, en ter erlanginge van het door Hoogst gedagte Heeren Majores hieromtrend gerequireerde bericht, Extract deeses te stellen in handen van den Heer Hoofd Administrateur.

En naardien Hun WelEdele Hoog Achtbr: alle mogelijke pogingen willen in’t werk gesteld hebben ter nauwkeurige onderhouding van het verbod bij de Hoge Indiasche Regeeringe op den 28. Septbr: 1767 geëmaneerd, tegens den vervoer van oostersche Slaaven naar dit Gouvernement, op eene boete van 300. rd:s voor ieder Slaaf in Cas van Contraventie, behalven de Confiscatie van de Slaven ten behoeve van de Compagnie, ten einde zo veel mogelijk in’t vervolg voor te komen, de droevige uitwerkzelen welke men van de aanbreng dier Slaaven nu reeds meermalen aan deesen Uithoek heeft moeten ondervinden; waarom Hun Wel Ed Hoog Achtbr: ook met des te meer aandrang aanbeveelen, dat alhier bij de aankomst van ieder Schip, een allernaauwst toezigt gehouden worde, of aan het voorm: besluit der Hooge Regeering behoorlijk zij voldaan; zo is goedgevonden en verstaan, omme hiervan Extract te Stellen in handen van het Officie Fiscaal, met last, het gem:e verbod in alle desselvs vigeur te doen nakomen, de Contraventeurs in de daarbij bepaalde boete te bekeuren, en de Slaaven zonder eenige de minste Conniventie ten behoeve der E Comp: te Confisqueeren.

Zullende ter eerbiedige beantwoordinge op het geen Hun Wel Edele Hoog Achtbr: op de 47.§ gelieven te remarqueeren, met betrekking tot de toelage van 28. Rijxdaalders ‘s maand aan der Land drost van Stellenbosch en Drakenstein tot Paarde voer vergund, boven de 4 Rijxdaalders ‘s Maands, welke hij tot dien tijd toe desweegens genoten had, in alle onderdanigheid worden ter needer gesteld, dat deese verhoging van Emolumenten van den Land drost aldaar eeniglijk geschied is, uit hoofde der Considerable uitbreijdingen dien Coloniën, waardoor gemelde Land drost al zeedert veele Jaaren herwaards bij continuatie verre en Langduurige ritten moetende doen, ten dien einde ook onvermeijdelijk genoodzaakt is, een grooter aantal Paarden aan te houden, weshalven het voorschr: douCeur op verre na niet toereijkende komt te zijn, om zig daaruit het benodigde Voeder voor zijne Paarden te kunnen aanschaffen, en het geen dan gevoegd bij het sober middel van bestaan, dat hij van Zijne bediening heeft, hem notoir tot eenen Swaardrukkende Last moet verstrekken; welke reedenen steeds niet Cesseerende, maar veel eer, naar maate der Vermeerdering van de Ingeseetenen in die Districten, toeneemende, is het niet wel mogelijk daar in eenige reductie te maken zonder den Land drost in deese Tijden daar alle Levensmiddelen tot eene Zoo ExCessive duurte gesteegen zijn, volstrekt buijten Staat te Stellen, om te kunnen Subsisteeren, het welk wij niet twijffelen of zal door Hun WelEdele Hoog Achtbr: uit ditzelfde oog punt beschouwd wordende Hoogst derselver volkomene goedkeuring mogen wegdragen.

De aanstellingen van den Posthouder in de Baaij Fals en Eerstgesworen Clercq ter SeCretarije van Politie Brand en Horak, tot Leeden in den Raad van Justitie waarover Hun WelEdele Hoog Achtbr: Hoogst derselver ongenoegen gelieven te betoonen, om reedenen, dat dezelve Persoonen de Eerstgem:e uit hoofde zijner assidue noodzakelijke præsentie in Baaij Fals , en de tweede om dat hij in qualiteit van Secretaris van het College van Commissarissen van Civile en Huwelijks zaaken, met geene gevoeglikheid de vergaderingen van den Raad van Justitie konde bijwoonen, volgens Hoogst derzelver Schrijven daartoe niet geschikt waaren, zal in alle onderdanigheid Hun WelEdele Hoog Achtbr: nader terCognitie worden gebragt, alleen geschied te zijn, om dat de Eerstgesw:e Clercq Horak destijds geoordeeld wierd een bekwaam Subject tot dien post te zijn, terwijl de Tweede gesw:e Clercq van Politie naderhand altoos als SeCretaris van Commissarissen van Civile en Huwelijks zaken heeft gefungeerd, en daar het eene hardigheid zoude hebben g’Involveerd den Posthouder Brand, die ouder Dienaar was als voorsz:e Horak, en de geenen die Zedert nog als Leeden van Justitie zijn aangesteld geworden, ten oorsaake van de præsente bedieninge van Zijn Ampt in Baaij Fals , van zijn wettig recht van anCienniteit te priveeren, daar deselve altoos alle reedenen van genoegen in’ t waarneemen van dien post hadde gegeeven heeft men moeten besluiten denselven Simpel den titul van Honorair Lid in gem:e raade te geeven, het welk volkomen met de Intente van Hoogst gedagte Heeren Majores schijnd te stroken, daar egter tot ons Leedweesen, de ondervinding heeft geleerd, dat wij ons in de keuse van den Persoon van Horak Schrikkelijk bedrogen hebben, gelijk Hun WelEd. Hoog Achtb: uit de dieswegens gegeevene berichten nader zullen hebben kunnen beogen.

Aldus Geresolveerd en G’arresteerd In’t Casteel de Goede Hoop Ten Dage en Jaare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

[Signed:] Mij præsent C. van Aerssen Secr:s

C. 178, pp. 303-350.

Dingsdag den {17880617} 17 Junij 1788.

’s voormiddags alle present.

In aanmerking genomen zijnde, dat niet tegenstaande de te werk gesteld wordende Commissie op den Heere M:r Jacobus Johannes Le Sueur, benevens de kooplieden titulair Tobias Christiaan Ronnenkamp en Salomon van Egten, mitsgaders den onderCoopman Egbertus Bergh bij besluit van den 4 April deezes Jaars gedeCerneerd; ter recherche van het door negligentie van den Eerstgesw:e Clercq ter Politicque Secretarije Johannes Marthinus Horak, aan de E Comp:ie toegebragt nadeel, deselve Horak echter blijft Jouisseeren van gemelde zijne bediening, zonder dat hij hangende dit ondersoek met gevoeglijkheid daarin kan fungeeren, en de dienst van de E Maatschappije, hierdoor merkelijk veragterd wordt, terwijle men in het onseekere verseerd, hoe lange men met deese recherche nog bezig kan zijn, en welke difficulteiten daarin kunnen worden ontmoet, die tot delaij van deese zaak zouden kunnen Strekken, zo is goedgevonden, dat daarin bij tijds behoorde te worden voorsien, en is overzulx gemelde Horak bij provisie in zijn voorsz:e dienst gesuspendeert met stilstand van gage en Emolumenten; terwijle intusschen ingesien zijnde de noodzakelijkheid, dat het voorm:de Ampt ten Spoedigsten wederom door een ander bekwaam persoon vervuld worde, zo is, requard geslagen zijnde op de Capaciteiten van den ter gem: SeCretarije fungeerden gesw:e Clercq George Gerard Diemel, deselve Diemel op approbatie der Hoog Gebiedende heeren Majores, provisioneel aangesteld tot Eerste gesw:e Clercq ter SeCretarije van Politie, en in dies Steede meede provisioneel tot gesw:e Clercq ter gemelde SeCretarije, met qualifiCatie om het Notaris Ampt te excerCeeren, den aldaar dienst doende adsistend Pieter Hendrik Faure, met de qualiteit van Boekhouder en gage van ƒ30. ‘s maands.

Zijnde wijders, vermids het overlijden van den Chirurgijn Major der Burger Cavallerie Nicolaas Vreedenburg, goedgevonden in desselvs plaats aan te stellen Hendrik de Lange.

En geliefde de Edel Heer Gouverneur laatstelijk nog in raade te produCeeren eene Missive van de met het Ceijlons retour Schip Java alhier aangelanden Lieutenant van ‘t Legioen van Luxemburg Melchior Bezave des Enfers aan zijn Edele gericht luidende.

‘A Monsieur de van de Graffe Gouverneur de la ville et Chateau du Cap & Ses dependenses’

‘Mon General’

‘Lorsque j’ai présenté une requette a M:M: de la regence de Ceilon pour avoir la permission d’ aller en Europe je n’ai fait aucune demande d’appoinctements, m’ étant reservé de faire cette demande en Europe , mais d’aprés la perte de la plus grande partie de mes Effect causeé par la Tempéte que j’ai esfuiée et obligé de faire un long Sejour dans le paijs; je me trouve forcé mon General de vous faire l’instante priere de vouloir bien me faire accorder Six Mois d’appoinctements, selon qu’il â toujours été acCorde ‘a touts Les Officiers qui sont repasses en Europe , de vous prier encor Mon General de vouloir bien trouver bon que je demeure ici jusqu’au passage du premier Paquebot FranCois, sur lequ’el je prendrai passage á mon Compte, s’il vous plait, accordez ma demande.’

‘L’Extract de la Resolution du Conseil de la regence de Ceillon au Sujet de ma demande, et que j’ai L’honneur de vous præsenter cij joint fais foi, que je n’ai rien demandé ni touché de mes appoinctements que ceux Courant qui j ‘aï touché jusqu’a la fin de fevrier’

‘Je vous Supplie mon General, de voulour bien Considerer La malheureuse position ou je me trouve, et ij aijant eguard, faire droit a la demande que j’ai L’honneur de vous faire’

‘Je suis avec le plus profond respect’

‘Mon General’

‘Votre Trés humble et trés obeisant Serviteur /:signe:/ Bazave des Enfers Lieutenant /:la dessous/ Au Cap de bonne Esperence le 16. Juin 1788.’

Zo is goedgevonden en verstaan, in het Eerste Lid van dit versoek niet te kunnen treeden, maar des niet te min aan denselven Bezave des Enfers toegestaan, om met de eerst alhier aankomende fransche pacquet Boot te repatrieeren.

Daar het wijders uit het op Heeden wederom ter verdere resumptie genomen aanschrijvens der Hoog Gebiedende Heeren Meesteren, in dato 8. Januarij deeses Jaars kwam te blijken, dat Hun Wel Ed. Hoog Achtbr: met geene goede oogen hadden aangezien de geaccordeerde gage van ƒ100. ‘s maands aan den Capitain Buissine, die door hoogst deselven tot deeze qualiteit was bevordert met de gage van ƒ80. daar desselvs Request daartoe tendeerende naar Nederland ter dispositie was gesonden; Is goedgevonden, om intusschen dat deese Haar WelEdele Hoog Achtbr: gemaakte aanmerking tot een regel en richtsnoer voor het vervolg zal moeten dienen, aan den Heer Colonel Gordon Extract deeses af te geeven, ten einde hieromtrend te dienen van desselvs Consideratien.

Zullende ter voldoening aan het verlangen Hunner WelEdele Hoog Achtbr: by § 54., ten reguarde van het niet nalaten eenen gebruikelijke Memorie door den gerepatrieerden Heere Gouverneur Van Plettenberg aan den præsenten Heere Gouverneur, als zijn Ed: vervanger, onderdanigst worden berigt; dat de gemelde Heer van Plettenberg wel geen memorie van dien aard nagelaten heeft, noch ook geen reede van dat nablijven bij de resolutien aangeteekend te vinden is, doch dat men als zeer waarschijnlijk vooronderstellen moet dat vermids eene Memorie door meergem:de Heere van Plettenberg bij gelegentheid dat aan zijn Edele gedemandeert geworden was, aangaande de grond en wezendlijkheid der Burgerlijke klachten, opgave en verslag te doen aan Haar WelEdele Hoog Achtb: overgesonden, eene omstandige en volleedige verhandeling behelsde van het geen aan zijn E. vervanger konde worden geinstrueerd, welke Memorie nevens alle haare bijlaagen ook door zijn Edele alhier nagelaaten is, zulx als pas gebeurd bij zijn E: zal zijn geacht, dat met de dispositien door haar WelEdele Hoog Achtbr: daar op gevallen; en het geene zijn Edele nog bij onderscheidene gelegentheeden mondeling over eenige kleinigheeden, betrekkelijk tot het huishouden daarbij heeft gevoegd Compleetelijk vervullen, het geene waartoe andersints de Memorie Instructief voor zijn Ed: vervanger zoude behooren te dienen en waarbij zijn Edele zeerkerlijk zal hebben vertrouwd, dat, voor zo verre den staat van het defensie weezen betrof, de opzettelijke kundigheeden en het aanweezen ten plaatze zelve, van zijn Edele vervanger; meer dan eenige onderrichting van zijn Edele aan de hand geeven konden, het geen in deesen te betragten was.

Zijnde voorts in aanmerking genomen de reflectien, welke Haar WelEdele Hoog Achtbr: in deese zeer geEerde Missive gelieven te maaken over den bepaalden tijd van een Jaar door dit Gouvernement gesteld, omme uit hoofde van de duurte der levensmiddelen, de maandelijkse kostgelden van de Ambachtslieden provisioneel te verdubbelen; en daarbij gebleeken zijnde Haaren WelEdele Hoog Achtbr: meening te zijn, dat deese verdubbeling zeer gevoeglijk had kunnen worden bepaald bij de Maand om daarmeede te kunnen ophouden zo ras de Schaarsheid kwam te Cesseeren; is goedgevonden, ten einde in alle onderdanigheid te voldoen aan deese zeer gevenereerde Intentie van Hoogst ged: Heeren, en omme te zien of deese verhoging van kostgelden, thans daar de noodzakelijke Levensbehoefte namentlijk ‘t brood weder tot den vorigen gewoonen prijs is gekeerd, met aanschouw tot de andere noodwendigheeden, meede zal kunnen worden gebracht tot de vermindering die bevorens heeft plaats gehad den heer Hoofd administrateur Johannes Isaak Rhenius benevens den heer Collonel en chef der Arthillerie Phillipus Hermanus Gilquin expresselijk te Commiteeren, tot een nauwkeurig ondersoek, of en in hoe verre de tegenswoordig exteerende prijs der vivres alhier eenige vermindering of wel totale vernietiging van deese verhoging van kostgelden zouden konnen lijden, en deesen Raade na bevind van Zaaken te dienen van derselver Consideratien en bericht.

En al wijders niet hebbende mogen ontwaaren Hoogst derselver welgevallen over het Sub 23. Junij 1786. genomen besluit, omme Een van de Thien Erven, waarin de grond van het oude Hospitaal bestond, onverkogt te laaten, ten einde te dienen tot Constructie van een gebouw ten dienste van het Militaire kweekschool; zo zal ter eerbiedige navolging van de daarbij gevoegde Last van Hoogst gedagte Heeren Superioren, gemelde Erff met den eersten insgelijks publicq worden verkogt; en daartoe Expresselijk gecommitteerd den Heer Hoofd administrateur Johannes Isaak Rhenius en den heere Keldermeester M:r Jacobus Johannes Le Sueur.

Dan ten belange van het houden deesen verkoping door voorsz: Heere Hoofdadministrateur ingebracht zijnde dat niettegenstaande zijn E. predecesseur de heer Hacker de vendutie van de Eerste Nege Stuks Erven niet gehouden, en dus ook niet genoten hadde de Salaria die gem:e vendutie had afgeworpen, zijne E egter van Sustenue was dat het houden van diergelijke publicque verkopingen van s’E Comp:ies Erven eeniglijk van het departement van de Hoofd administrateurs in der tijd was, als dewelke eijgentlijk gehouden waaren voor de verantwoording der daaruit geproflueerde penningen te staan gelijk zulks ook plaats had met betrekking tot alle winstgeevende goederen, der E. Compagnie omtrend welke laatste wijlen de heer Commissaris Nolthenius bij geleegentheid dat zijn Edele de middelen van bestaan der Dienaren ten deesen Gouvernemente beraamde, ook had vast gesteld, dat de respective Heeren Hoofd-Administrateurs in der tijd van de daarvan te houdene vendutien zouden genieten het daartoe Staande Salaris, egter door de overige Leeden deezes Raads in twijffel zijnde getrokken, of men wel zodanige Erven konde begrijpen, onder den Naam van winstgeevende goederen der E. Comp:e, en overzulx deeze bedenkelijkheid niet hebbende kunnen oplossen, zonder of den voornd Heer Hoofdadministrateur of den vendu meester deezes Gouvernements in hunne respective ampten te prejudiCieeren, zo is goedgevonden en verstaan, ten einde alle dubieusiteiten dies aangaande uit den weg te ruijmen, deeze zaak met behoorlijke Eerbied aan de Hoog Edele Heeren der Hoge Indiasche regeering open te leggen met onderdanig versoek hieromtrend zodanige deCisie te vellen, als het Constant gebruik aan hun Hoog Edelens Hoofdplaats zal meede brengen en intusschen de vendutie van dit Erf te laaten doen door den Heer Hoofd Administrateur, onvermindert nogthans de wettige aanspraak, die de vendu meester volgens de in te wagtene deCisie van Hoogst gedagte Heeren der Hooge Regeering, op de daarop te behalene Saloeria zoude konnen maaken.

Gelijk voorts meede door Hun WelEdele Hoog Achtbr: reflectie zijnde gemaakt, dat men hier had moeten besluiten om een goed gedeelte van het aan handen zijnde Europeesh houtwerk publicq te doen verkopen om dat hetzelve, onder andere reedenen meer, door gebrek aan bekwaame bergsplaats gevaar liep van te bederven, terwijl wij daarop onmiddelijk hadden doen volgen dat wij door dien verkoop bij ‘t verder voltooijen van ‘t Hospitaal in verlegentheid om Europeesche Houtwerken zouden geraaken, zo dat door ons verzogt was, daarvan op nieuw te worden voorzien; is goedgevonden, het tegenswoordige Lid deeses Raads den Heer William Ferdinand van Reede van Oudshoorn als zijnde uit hoofde van weldesselvs lang Jarige en exacte administratie van ‘t houtmagazijn alhier, meer dan iemand anders geschikt, om deesen aangaande te dienen van een zodanig volledig bericht, als ter EluCidatie van Hun Wel Edele Hoog Achtb: op dit poinct verEijscht wordt.

En zal wijders, ter eerbiedige Justificatie van de door dit Gouvernement gedaane aankoop van Vier Pakhuijzen voor een Somma van ƒ103,000. Caabsch, door de Heeren Keldermeester en DispenCier acCuraat worden opgegeeven welke en hoedanige Gebouwen hun EE:s vermeijnen absolute nodig te hebben tot berging van de ter hunner verantwoording staande goederen.

En wat verders aanbelangd het Sustenue van Hoogst gedagte heeren Majores, dat namentlijk de drie pakhuijzen tot berging der Graanen onder de Regeering van wijlen den Heer Gouverneur Tulbach /:L:G:/ tegenswoordig noch tot dat einde voldoende zouden zijn, hieromtrend is goedgevonden zig te refereeren aande ampele Memorie diesaangaande de door den geweesen Heer DispenCier van Schoor op den 18 April 1786 ingeleeverd, en dies zakelijken inhoud bij onderdanige resCriptie aan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: te herhaalen.

Dan evenwel al verder ontwaard hebbende, dat Hun WelEdele Hoog Achtbr: in de Suppositie, dat zo door de tegenwoordige meerdere populatie, als door het sterken guarnisoen, thans ook meerder ruijmte als voorheen nodig kan weezen, van deezen Gouvernemente hadden verwacht eene distincte opgave, niet alleen hoe groot die voorraad, in de tegenswoordige gesteldheid zoude moeten weesen, maar ook hoe veel bergplaats daartoe te kort zoude hebben geschooten, bij aldien de voornoemde Magazijnen na behooren waren geëmploijeerd, zo is goedgevonden, ten einde aan dit geEerd requisit pligtschuldig te obedieeren Extract deeses te stellen in handen van den Heer DispenCier omme op dit een en ander te dienen van berigt.

En naardien hun Wel Edele Hoog Achtbarens Schijnen vast te stellen dat de aanbouw van Magazijnen voor de E. Comp:ie voordeeliger zoude zijn geweest dan de aankoop derzelve zo is beslooten hierop eerbiedig te rescribeeren, dat het aanbouwen alhier een ongelooflijken tijd absorbeert, daar men in het tegenswoordige geval met de grootere Sterkte van guarnisoen door de Wurtembergsche Troupes veroorzaakt, als meede door het verblijft alhier der pepeniere voor de Indien, zo schielijk de onvermijdelik benodigde gebouwen tot berging dier Manschappen niet konde vervaardigen; en veel minder in huur bekomen, terwijle men zig, met betrekking der door Hun WelEdele Hoog Achtb: gerequireerde opgave van de ruimte en bergplaats die verEijscht word voor de naar de tegenswoordige gesteldheid van de Caab benodigde Graanen, mitsgds van ‘t Emplooij dat van de Graan Magazijnen wordt gemaakt, eerbiediglijk zal refereeren aan het dieswegens gevergde bericht van den Heer DispenCier zo wel als van den Heer Keldermeester, dewelke daarbij zal komen optegeeven hoe veele Magazijnen zijn Ed: tot berging der aan handen zijnde wijnen en vaatwerk benodigd is, en welk gebruik van de tegenswoordig aanweesen de pakhuisen door zijn Ed. wordt gemaakt.

Zullende wijders ter wegneeming der bedenkelijkheeden welke Hoogst ged:e Heeren Majores maaken, of het hier te lande niet zo wel mogelijk is als in Patria, om van het ordinaire soort ijzer ook breed Ploegschaarijzer te Smeeden, hieromtrend door den Heer Hoofd Administrateur van den Smits-baas der E. Comp:ie, benevens eenige partiCuliere Smits berigt worden afgevraagd; ten einde zo wanneer dit kan geschieden, naauwkeurig aan de begeerte van Hun WelEdele Hoog Achtb: te voldoen.

Terwijl intusschen ten opzigte van het door hoogst dezelve aangeschreevene, om namentlijk voorthaan bij de Eijsschen van ijzer Specificq optegeeven, in welke zoorten of benamingen de restante bestaan, Extract deeses zal worden afgegeeven aan den Pakhuijsmeester, ter nauwkeurige observantie van deeze gegeevene ordre.

En dewijl het de begeerte van Hoogst ged:de Heeren Majores is om voorthaan altoos in de baaij Fals eenige der meest benodigde Scheep:s behoeftens in voorraad aan handen te hebben, ten einde de kostbaare Transporten dier goederen derwaards, over Land te menageeren; is goedgevonden en verstaan hiervan Extract te stellen in handen van den Resident der Baaij Fals , ten einde te berigten in hoe verre zulx zal kunnen worden geEffectueerd; schoon daarbij aan haar WelEdele Hoog Achtbr: pligtschuldig in bedenking zal worden gegeeven, niet of het aanhouden van een aanzienlijken voorraad in de gemelde Baaij, als van defensie ontbloot zijnde, bij het ontstaan van Oorlog, voor gevaarlijk moet worden geacht, en altoos meer dan ter deeser plaatse aan de prise van den Vijand zal weesen blood gesteld.

De 76. § van welgemelde zeer geEerbiedigde Missive alleenlijk het gehouden gedrag van den Heer Gouverneur conCerneerende omtrend het doen van eene augmentatie van Arthilleristen deezes Guarnisoens én provisioneel te hebben doen in trijn brengen het geeven van instructie der Eerste prinCipes van de Genie en Arthillerie-kunde aan eenige Jonge Lieden, die onder de Troupes zich bevonden, waartoe geene geleegentheid hoegenaamd alhier gevonden wierd; en waardoor dus geene Sujetten met mogelijkheid konde geformeerd worden, die zelfs alleenlijk maar van de Elementen der daartoe zo nodige wetenschappen eenige kennisse verkreegen hadden: verklaarde welgemelde Heer Gouverneur in Raade, en verzocht hierop eerbiediglijk aan de hoog gebiedende Heeren Meesteren tot zijn Edelen verantwoordiing ter Cognitie te brengen:

Dat voor zijn Edele vertrek uit Europa aan zijn Edele door verscheide zeer gedistingueerde Leeden van het bewind, het behouden, zo veel in zijn E was, het helpen instaat van beeter defensie brengen van den aan zijn Edelen Aanbetrouwden zo importanten post, zo sterk op het hart gedrukt zijnde, en daarbij inziende den Criticquen staat waarin de Republicq; en dat ook zedert alle nadere inkomende tijdingen steeds meer en meer bedroevende waaren, en dus onze Situatie alhier ook hoe langs hoe zorgelijker maakten, dit een en ander, en voor al het droevig gebrek aan Arthilleristen ter deesen plaatze, zijn Edele hadden gedreeven, tot den stap om op zich te neemen, de Heeren Leeden deeses Raads te persuadeeren, eene resolutie te neemen, om de Vijff en Veertig koppen gemeene Arthilleristen; waaruit het geheele Corp:s destijds bestond met hondert koppen te vermeerderen, of liever daartoe provisioneel Hondert koppen alhier aan te houden:

Dat zijn Edele dit niet zo zeer deed, uit eene overtuiging dat die geringe vermeerdering van Arthilleristen eenig sints toereijkende zoude geweest zijn, om op onse Fortificatien en batterijen met vrugt te kunnen ageeren, daar het dog onmogelijk was om met dat getal van Manschappen eene behoorlijke verdeediging ten dien opzigte te kunnen doen, maar dat zijn E zag, dat het zelfs onmogelijk was om na behooren met de gezwind stukken van drie en vier pond met het voornoemde getal van 45: man te kunnen ageeren, ‘t welk zijn Edele zeer benauwde, en tot deesen uitstap aanspoorde.

Dat zijn Ed:, gelijk Hun WelEd Hoog Achtbr: zich des gelievende, zullen kunnen herinneren, ten grond slaage van deeze demarche de heeren Leeden des Raads voorstelde, dat zijn Edele vermeinde, dathet alhier aanhoudenen dresseeren van eenig volk, bij Haar Edele Hoog Achtb: /: zo zijn Edele hoopte:/ niet als eene werkelijke, en op eijgen auctoritijd gedaane augmentatie van Troupes zoude kunnen worden aangezien; wijl dat volk reeds in dienst der E. Comp:ie, en dus in derselver Soldije zijnde indien hun WelEdele Hoog Achtb: zulx goeddagt, als dan op de eerste ordre dadelijk konde voortgesonden worden.

Dat het gemis ‘t welk men in Indiën aan dat klein getal van koppen over het geheel genomen daardoor konde lijden niet opweegen zoude tegen het voordeel, dat men op de plaatzen hunner destinatie, als dan in steede van onbedreeven Menschen in den wapenhandel eenige maanden laater gedresseerde Manschappen bekomen zoude, waartoe /:zo zijn Edele vermijnde, ten minsten op Batavia zulke goede gelegentheid als hier niet gevonden wierd, op welken voet toen ook die resolutie in den raad is gevallen, en bij onse Ministeriele brieven ook onderdaniglijk aan Hun WelEdele Hoog Achtbr: voorgedraagen is geworden.

Dat zijn Edele omtrend de nadere augmentatie bij dat Corp:s met noch Hondert en Vijftig koppen, waarvan het hun Wel Edele Hoog Achtbr: ook behaagd heeft, bij hoogst derzelver gem:e zeer geEerbiedigde Missive mentie te maaken, onder Eerbiedige Correctie vermeijnde, ingevolge Hun WelEdele Hoog Achtbr: bij hoogst derzelver nadere en toen ingekomene ordres de dato 28. Julij 1785. daartoe te hebben moeten treeden, wilde zijn Edele Zig voor de gevolgen die daaruit zouden hebben kunnen resulteeren, niet verantwoordelijk stellen.

Het behaagde hun Wel Edele Hoog Achtbr: bij laatstgemelde zeer gevenereerde ordres deezen Raade te gelasten:

“Om het getal der Arthilleristen (: naar evenredigheid van het guarnisoen:/ te mogen Vermeerderen, met dien verstande, dat in allen gevallen, die vermeerdering niet verder zoude mogen gaan, dan bij den Gouverneur provisioneel volstrekt noodzakelijk geoordeelt worden zoude.”

Daar nu alle Krijgs Lieden bij onderscheidene Memorien, ten minsten zedert den Jongsten oorlog aan Hun WelEdele Hoog Achtbr: overgelegd, daarin overeenkomen, dat men alhier; ten minsten een Corp:s Arthilleristen van Vijf â Ses Hondert man volstrekt nodig heeft, en daar wel op gem:e Heer Gouverneur zulks ook /: zo zijn Ed. zig flatteerde:) op beraisonneerde Plans onder het oog van Haar WelEdele Hoog Achtbr: heeft gebragt, en dus voor zig zelven op de volkomenste wijze overtuijgd is, dat een Corp:s van Vijf Hondert Man Artilleristen niet toerijkende is, om de werken en Batterijen deeses Gouvernements, na VerEijsch te bezetten, daar wijders hun Wel Edele Hoog Achtbr: aan voorz:e Heere Gouverneur hebben gelieven over te laten, om dit Corp:s zo veel te doen vermeerderen, als door zijn Edele volstrekt noodzakelijk zoude worden geoordeelt; vestige men dan het oog op het wezendlijke verEijscht getal van Artilleristen voor dit Gouvernement nodig! - en Men houd zig verzeekerd dat Hun Wel Edele hoog Achtbr: geen ogenblik langer in bedenking zullen neemen: of men dan de voorz:e vermeedering wel dorst of kon uitstellen, of op minder,dan maar op de Helftvan de koppen die ter bediening van ‘t Canon zo hoog nodig waren, bepalen.

Ter neederige verdere beantwoording van de 77. 78. 79. & 80.§§. van meermeld. zeer gevenereerd aanschrijvens, handelende over het provisioneel in trijn brengen van het geeven van Instructie in de Genie en Artilleriekunde, verzogt welop gemelde Heere Gouverneur dan ook wijders dan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: met alle Eerbied tot zijn Edelens JustifiCatie, te mogen repræsenteeren.

Dat zijn Edele met veel aandoening en leedweezen uit die Paragraphen hadde moeten zien het ongenoegen, dat hunne Wel Edele Hoog Achtbr: desweegens scheene te hebben opgevat; voornamentlijk dewijl Hun Wel Edele Hoog Achtbr: in een denkbeeld zijn gevallen, dat zijn Edele reeds had begonnen, die Instructien te doen geeven, op het grondslag van een veruijtgestrekt omslagtig; en zeer kostbaar ontwerp, en zulx de intentie van Hun Wel Edele Hoog Achtbr: gantsch niet zijnde, dierhalven Hoogst derzelver ongenoegen en volstrekte disapprobatie verdiende.

Dan daar ‘er zulk een denkbeeld nooit in zijn Edele opgekomen was, en zijn Edele onder het gunstig welmeenen van Hun Wel Edele Hoog Achtbr: vermeende dat zulx ook niet uit de provisioneele Schikkingen tot het geeven van Instructie aan de Jonge millitairen en Cadetten deeses Guarnisoens af te lijden was, verzogt zijn Edele al verders desselvs gehouden gedrag hierin na waarheid en in alle oprechtheid nader aan Hoogst gedagte heeren Majores in deezer voegen te mogen openleggen:

De veel vermeerderde arbeid aan de Fortificatie werken, en een uitgebreid terrijn, waarop die werken gedeeltelijk reeds aangelegd zijn, verEijscht noodwendig, voor ‘s Meesters Intrest, eenige bequame Ingenieurs, om in Vreedens tijd een goede directie te houden bij den arbeid, en een Exact en goed toezigt, zo wel over die werken als over de meenigvuldige Gebouwen, die in dit Gouvernement worden gevonden, en dewelke niet alleen onontbeerlijk zijn, maar waaraan ‘er thans nog zo veel te kort komen als Hun Wel Edele Hoog Achtbr bij geliefte uit de berigten welke dieswegens door de Heeren Keldermeester en dispenCier ingediend staan te worden, nader zullen kunnen beögen; en in oorlogs tijden zal men de noodzakelijkheid van een verEijscht getal van die Officieren aan hun Wel Edele Hoog Achtbr:e niet onder ‘t oog behoeven te brengen, veel minder, hoe difficiel het is, vooral voor de Indien, om kundigen officieren van de Genie te bekomen, of men moet deselve door kostbare Capitulatien daartoe engageeren.

Het manquement daarvan voor den ordinairen dagelijkschen dienst inziende, en de reeds wankelende gesondheid van den Ingenieur Cloete /: die zedert ook overleeden is./ daarbij komende, deed welgemelde Heere Gouverneur besluiten; dat, zo men een Officier op dien tijd konde vinden, die zeer kundig in het Metier van den Ingenieur en te gelijk de bekwaamheid en genegendheid had, om in der tijd aan de Jonge Militairen instructie te geeven, men zodanig eene gelegentheid niet dorst te laaten voorbij gaan, maar dien Officier daartoe te moeten Engageeren, en Hun Wel Edele Hoog Achtbr: agreatie dieswegens te mogen versoeken.

Bij het Corp:s Arthillerie manqueerde insgelijks, in een allen volstrekken Zin, Officieren; daartoe deed zich te dier tijd dan ook op een Fatzoenlijk Man, die een uitneemend Mathematicus was, en bovendien andere Militaire kundigheeden bezat; de Eerste Idée van evengemelde Heere Gouverneur was, om dien Man provisioneel maar tot Bombardier aan te stellen, dog eenige der heeren Leeden deezes Raads begreepen, ter consideratie van het gebrek aan Officieren bij het Corp:s Arthillerie, en het minder ontzag dat de Jonge Lieden veelmaals voor een onder Officier hebben, dat de persoon gen:d van Gunkel die men daartoe gedespicieerd hadde, op gunstige approbatie van Hun Wel Edele Hoog Achtbr:, tot Extra ordinaire Vuurwerker /: dat is in rang Vaandrig:/ behoorde te worden aangesteld.

De uitmuntende bekwaamheeden van den ingenieur Thibout, de voordeelige positie waarin hij zich onder ‘sComp:s Troupes bevond, en de dubbele dienst dien men van denselven vergde, namentlijk om zijn dienst als Ingenieur, ook steeds bij het geeven van Instructien te zullen moeten presteeren, deed den Raad besluiten, ten einde derselven daar toe des te meer te animeeren, om hem onder Hoog gunstige welduiding aan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: een douceur van 50. Rijxdaalders ‘smaands daarvoor toe te leggen.

Men zag toen om, naar een bekwaam vertrek, om de Cadets het voorn:de onderwijs te doen geeven, dan, dat was er bij de hand niet te vinden, dus moest men daartoe Emploijeeren een soort van een vierkant Zomerhuijsje; dat zig bij een toen onlangs aangekogt Pakhuis bevond en daarvan wel gesepareerd is, dog echter tot dat einde veel te ver afgeleegen; dit Gebouwtje heeft men daartoe dan tot dusverre geemploijeerd, en dat zijn dan ook alle de kosten en de omslag, welke voor het Militaire kweekschool, onder gunstige goedkeuring van Hun Wel Edele Hoog Achtbr:, effective gemaakt geworden zijn.

Dit een en ander bij Hun Wel Edele Hoog Achtbr: in nadere overweeging genomen wordende, durft meerm: Heer Gouverneur zich gerust vlijen, dat zijn Edele handelwijze in deezen gehouden, dan ook bij Hun Wel Edele Hoog Achtbr: met een Favorabeler oog zal worden beschouwd.

Het douceur van den Ingenieur Thiebout ten einde voorsz: toegelegd, is, ingevolge hun Wel Edel Edele Hoog Achbtr: ordres, ook dadelijk de helft vermindert, en op 50 guldens ‘s maands gebragt; met welke reductie hij zig wel heeft moeten vergenoegen, als hebbende zijn Post als Lieutenant van de Infanterie verlaaten, en zijnde daarenboven zedert alhier getrouwd; dan men hoopt dat Hun WelEd Hoog Achtbr: hem gunstiglijk in aandenken zullen houden, het geen hij door zijnen iever, kundigheid en Conduites, in der daad verdiend: zo als meermelde Heere Gouverneur en de Heeren Leeden deeses Raads, die daarin meede gestemd hebben, dan ook hopen dat Hun Wel Edele Hoog Achtbr: in het geene omtrend de voorsz: Poincten, zo zij zig allen flatteerde, ten nutte der E. Maatschappij, en met alle omzigtigheid en spaarzaamheid is verrigt geworden, ook meer genoegen zullen kunnen neemen, en derhalven dezelve van de Hun E.E. opgelegde betalinge der meerdere 50. guldens ‘s maands die aan gem: Ingenieur zijn toegelegd geworden, ‘t welk heeft bedragen eene Somma van Rijxdaalders 1050: - die door hun E. E: dan ook ingevolge Hun Wel Edele Hoog Acthbr: ordres uit hun E.E:s prive beursen in s Comp:s Cassa geteld zijn gratieuselijk zullen gelieven te ontslaan.

En daar gemelde Heere Gouverneur aan den Taak van eenige Extraordinaire Zaken van veel aanbelang, die door de Hoog Gebiedende Heeren Majores zijn Edele opgelegd zijn geworden, zo als zijn Edele zig dorst vlijen na vermogen en met allen mogelijken iever eerst zedert eenige tijd heeft kunnen voldoen, waarbij Hun Wel Edele Hoog Achtbr:e in Consideratie gelieven te neemen, het menigvuldig dagelijks werk, zo dat den zo veel vermeerderde omslag in dit Gouvernement zijn E van de ochtend tot den avond zonder zig eenige uitspanningen te vergunnen ocCupeert; vertrouwde zijn Ed: dat dit een en ander, bij Hun Wel Edele Hoog Achtbr: gratieuselijk als zijn Ed: verontschuldiging zal worden aangenomen, dat het plan tot een Militair kweekschool niet eerder aan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: overgelegd is geworden: aan welk requisit dan nu pligtschuldig zal worden voldaan, en dienvolgens bij onze zeer onderdanige rescriptie aan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: worden gevolgd een plan door Welopgem:e Heer Gouverneur, met overleg van den Heere Directeur Gilquin ontworpen, waarop men eerbiedig zal afwagten de nadere orders welke Hun Wel Edele Hoog Achtbr: deeze regeering dieswegens zullen gelieven te doen toekomen, zullende men intusschen alleen de Vrijheid gebruijken, hierbij nog te remarqueeren, dat tot ‘t geeven van Instructien, het gebouwtje, waarin zulx thans provisioneel word gedaan, daartoe geheel ongeschikt en veel te ver van de hand afgeleegen is, en dat het onmogelijk is in ‘t Casteel iets te vinden dat daartoe dienen kan, want het Casteel is ongelukkig reeds zo digt betimmerd, dat men zo het Schijnd, al voor lange uit het oog verloren; heeft, het groot oogmerk, waarom die Citadel gebouwd is geworden.

Wijders is ter eerbiedige nakominge van het verder in gemelde Missive bij Paragraaph 81. bevolene, goedgevonden de gagien van de alhier dienst doende Cadets te doen te rug Schrijven op ƒ12 ‘s maands van den Dag der ontfangst van voorsz: zeer geEerbiedigde ordres, ‘t welk geweest is den 27. der gepasseerde Maand Maij, en zal hiertoe de Soldij boekhouder, bij Extract deeses worden gequalifiCeerd, ten einde deselve voortaan deese gagien te doen genieten terwijle voorts doordenselven Soldij Boekhouder zal moeten worden uitgetrokken het meerder bedraagen van de gagien door gem:e Cadets zedert den dag hunner aanstellingen genoten, dan de gesz: ƒ12. p:r Maand, gelijk meede het geheel bedragen der gage door den Cadet François Sebastiaan Valentijn Le Sueur genoten, ten einde dat een en ander, inpligtschuldige obtemperanCe aan het diesweegens door Hoog Gemelde Heeren Zeeventhienen geordonneerde, door den Heer Gouverneur en die heeren leeden des Raads, welke de resolutie tot die aanstellingen hebben helpen neemen, in s Compagnies Cassa kan worden te goed gedaan, ende zulx in afwachting van Hoogst derselver nadere dispositie, op het geene hieromtrend in alle onderdanigheid door deesen Raade aan Hun Wel Edele Hoog Achtbr: zal worden gerepræsenteerd, en in consideratie gegeeven, ten welken belangen aan Hoogst gedagte Heeren Meesteren eerbiediglijk zal worden gerescribeert, dat deese Regeering niet zonder de heevigste aandoeningen van Leedweesen uit deselve zeer geEerbiedigde Letteren heeft moeten ontwaren het ongenoegen dat deselve, in der eersten opslag aan Hun Wel Edele Hoog Achtbr scheen gegeeven te hebben, met bij ieder Comp:e Nationale Troupes, zo Infanterie als Athillerie (: dat is min of meer bij ieder Hondert Coppen van die Corpzen:/ Twee Cadets aantestellen, en dat wel op den voet en Soldij zoals zulx bij de Auxiliaire Regimenten van Meuron en Luxemburg plaats hadde, en zo als men dus niet anders konde denken, of Hun Wel Edele Hoog Achtbr: zoude, in aanmerking der nuttigheid, die door het aankweeken van goede en bekwame Sujetten, tot den Militairen dienst, daaruit in der tijd voor de Maatschappije proflueeren moest, daardoor geen ongenoegen gegeeven worden te meer daar de Cadets bij Meuron, en denkelijk ook nog bij het regim:e van Luxemburg ; noch heeden ten dage 20. guldens gage p:r Maand trekken.

Daar Hun Wel Edele Hoog Achtbr dan vervolgens het door deese Regeeringe voorgedragen getal van Cadetten, in die zelfde gevenereerde Missive, §83. wel hebbengelieven te approbeeren, en dat getal van Cadetten zelve op dien voet hebben bepaald hoopt men dan ook al verder dat hun Wel Ed hoog Achtbr: almeede gunstiglijk zullen gelieven in te zien, de duurte van deese plaatze, en dat die Jongelingen door zommige hunner behoeftige ouders uit hunne tractementen de kost dient gegeeven te kunnen worden, en dat de ouderlooze daardoor werden in Staat gesteld om zich buiten de Casernen, bij een burger te kunnen in de kost besteeden, en daar hun Wel Edele Hooge Achtbr: de 20. Guldens p:r Maand aan de Cadets van de voorsz: beide auxiliaire Regimenten noch ten huidigen Dage doen betalen, zal men dan ook nogmaals Eerbiedig de vrijheid gebruiken, om voor ‘t vervolg ootmoedig te verzoeken dat Hun Wel Edele Hoog Achtbr: die zelfde gagien aan de Cadets der Nationale Troupes insgelijks gelieven te accordeeren:

Terwijle hier nog met betrekking tot den Cadet Le Sueur, zal worden bij gevoegd, dat men begreep aan een Fatzoenlijk Man, die genegen was een zijner zoonen tot den Militairen Dienst en wel tot de Artillerie optelijden zulx niet te kunnen weijgeren; daar de reedenen dat de Ouders van dat Jonge Mensch zo kort daarop de gelegentheid hebben geCapteerd, om hem met ‘s Lands Oorlog Schip Utrecht , onder toezigt van de Heer Capitain van Braam naar het Vaderland te doen overgaan, geene andere zijn geweest, als om hem aldaar voor de Artillerie dienst, ten kosten van zijne ouders, eene volledige Militaire Educatie te doen erlangen, in hoope om daarvan metter tijd een nuttig Subject voor de E Maatschappij te maaken, gelijk hij dan ook nog werkelijk bezig is om zig in dat metier te perfectioneeren.

En doordien deese Regeering dus, zo als men vertrouwd dat hun Wel Edele Hoog Achtbr: zelve bij nadere overweeging zullen instemmen bij het bepalen van 20 Guldens ‘s maands aan de voorsz:e Cadetten (: ‘t zij met eerbied gesegd:) nog op eene ruime, nog op eene willekeurige wijze, hebben te werk gegaan, maar integendeel op eenen voet, waarvan de noodzakelijkheid bij deesen raade in geen twijfel konde worden getrokken, op de zelvde voet, die zedert verscheidene Jaaren, door Hun Wel Edele Hoog Achtbr: tacite bij andere regimenten in ‘s Comp:s dienst zijnde geapprobeerd is geworden: En daar de Cadets op dien voet bij die auxiliaire Regimenten ook nog gehouden worden, durft deese regeering zig dan ook met grond Flatteeren, zo als deselve desniettemin daarom op het onderdanigst zal verzoeken dat Hun Wel Edele hoog Achtbr: die geenen die daarmeede belast zijn, dan ook wel gunstiglijk zullen gelieven te onthetfen van de betaling van het meerder bedragen als de ƒ12. die door hun Wel Edele Hoog Achtbr voor Soldije der Cadetten, bij Meermelde Missive bepaald zijn geworden, en waarvan de Rambourseering, over zulk een Laps van tijd als er verlopen is zedert den tijd dat die cadets de ƒ20. hebben beginnen te trekken tot dat gemelde zeer gehonnoreerde ordres alhier zijn ontfangen, moet geschieden. Welk montant bedragende te zamen eene Somma van [.....] door evengemelde Heer Gouverneur en Leeden die daarin gestemd hebben, in ‘s Comp:ies Cassa zal worden voldaan, wordende den Heer Cassier tot den ontfangst dier Somma gequalifiCeerd.

Aldus Geresolveert en Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten dagen en Jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

[Signed:] Mij præsent C: van Aerssen Secr:s

C. 178, pp. 351-352.

Donderdag den {17880619} 19. Junij 1788.

alle præsent bij omvrage

Door den met het Ceilons retour Schip Java , alhier aangelanden geweesen Lieutenant van het Luxemburgsche Legioen Melchior Bezave des Enfers versoek gedaan zijnde, omme met het thans in Baaij Fals geankerd leggend Fransch Schip Le Louis Marie , geCommandeert door den Capitain Michel, zijne geprojecteerde reise naar Europa te mogen voortzetten, is aan hem dit versoek toegestaan; en zo meede, dat op zijn insgelijks daaromme gedaan Supplicq, aan hem zal worden verleend CertifiCaat, dat hij van s’ Comp:ies wegen alhier geene appoinctementen heeft genoten.

Aldus Geresolveerd en Gearresteerd Int Casteel de Goede Hoop ten dagen en Jare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: I: Rhenius

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] O: G: de Wet

[Signed:] W: F: V: Reede van Oudtshoorn

[Signed:] Mij præsent. C: van Aerssen Secr:s

C. 178, pp. 353-420.

Dingsdag den {17880624} 24. Junij 1788.

’s voormiddags, alle præsent.

Bij resumptie van het door den Capitain ter zee en pro Interim Equipagie meester Jan Arnold Voltelen, benevens de meede Capitains ter zee Paulus Kroon en Axel Land, en den Baas der Scheeps timmerlieden alhier Mijndert van Eijk, ingediend rapport, wegens de nadere bevinding der slegte gesteldheid, van het Ceilons retour Schip Java , gebleeken zijnde, dat behalven de gebreeken, zo aan Schip, Tuig als zijlen, breeder bij derselver Jongst ingeleverd berigt gedetailleerd, dies Capitaale vertimmering en vermasting voor primo Augustus niet alleen, maar zelfs niet voor Ult:o van dien Maand kan ten einde gebragt worden, zodanig dat men zonder eenige bedenkelijkheid, dien bodem de verdere retour reijze na Europa , zoude kunnen doen onderneemen, voornamentlijk in het najaar Saisoen, wanneer men voor de Hollandsche wal meer Stormen als in andere Jaargetijden te wagten heeft; dat vermits deese bodem dan, voor de door deesen Rade bepaalden tijd niet gereed zal kunnen zijn, het dus noodzakelijk en allerraadzaamst is, dat deselve, na dat de gewoone vertoeftijd, voor s’ E Comp:ies Scheepen in de baaij fals g’Expireerd is, na deese reede vertrekke; ten einde alhier vertimmerd en vermast te worden also tot de vermasting geene houten in de baaij Fals aan handen zijn, terwijl dat zoort van houten tot evengem: eindens In’t gestrande Schip Avenhorn afgeladen waaren, ende vervoering van diergelijke masthouten met veel moeite en gevaar verseld gaat; dat eindelijk tot præCautie van deese te onderneemene herwaards reise, dat schip in de baaij Fals , zo veel doenlijk zal moeten vertimmerd, verwand, de Fokke Mast door een wang voorsien, en aan deselve eenig loopend touwerk en zijlen verstrekt worden; zo is over dit een en anderen rijpelijk gedelibereerd zijnde, voor s’ E Comp:ies belangens, geoordeeld, best te zijn, het zelve Schip, na Expiratie der gewoone legtijd in de Baaij Fals , herwaards te doen overkomen omme alhier tot de Thuijs reise volkomen in staat gesteld te worden, ten welken einde aan den Capitain van dien bodem, de nodige ordres zullen worden afgevaardigd; terwijle wijders besloten is, om bij de herwaards reise van gem:e bodem, uit de baai Fals, nog eenige der van Patria voor dit gouvernement overgezondene goederen, met deselve te doen transporteeren.

En voorts in aanmerking genomen zijnde de noodzakelijkheid om de Lading van het voorm: Schip Java , zo spoedig mogelijk In’t Vaderland te doen overkomen, zal men zo wanneer hiertoe intusschen, eenige gelegentheid, het zij met s’ Comp:s eijgene, dan wel ingehuurde Scheepen, mogt aan handen komen, van deselve daartoe dadelijk een zodanig gebruik maken.

Waarna door den Heer SeCunde Johannes Isaak Rhenius als præsident des Raads van Justitie wierd overgegeeven het volgende vertoog verseld met drie bijlagen.

Aan den Wel Edelen Gestrenge Heere Cornelis Jacob van de Graaff, Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E Achtbr: raade van Politie deeses Gouvernements

‘Wel Edele Gestrenge Heer! en E.E: Achtb:e Heeren!’

‘De Præsident en Leeden van den Raad van Justitie hebben d’ Eer UWel Ed Gestrenge en E. Achtb: te vertoonen:’

‘Dat den pro Interim Fiscaal deeses Gouvernements Gabriel Exter, ingevolge het van denselven Raade in dato 10. Augustus des Jaars 1786 geobtineerd deCreet, den Burger Hendrik Lodewijk Sies in persoon voor hunne Vierschaar hebbende doen dagvaarden, ten einde wegens gepleegde Straatschenderij te aanhooren zodanigen Crimineelen Eijsh ende Conclusie dan wel versoek of versoeken als gem: pro Interim fiscaal rat:o off: tegen hem ged:de zou doen en neemen, daarop te antwoorden en voorts te proCedeeren als na regten: deese zaak egter in dato 24. Augustus van het gemelde Jaar op het hierom bij ‘t door gem: Sies ter rolle gepræsenteerde request gedaan versoek composibel verklaardt en die Compositie vervolgens ook voor geCommitt:e Leeden uit den Raad dusdanig geschikt is geworden dat den ged:de’

‘Zoude betalen aan den rat:o off: Eijs:r wegens zijn misdrijf eene amende van 75. rd:s waarvan aan zeeke Soldaat onder het regiment van Meuron in naame Pauli dewelke met een Steen eene quætsure aan het hoofd bekomen, voor geleedene Pijnen en Smerte zou worden ter hand gesteld 25 rijxdaalders.’

‘Dat gemelde Sies tot in de Maand Maij des voorleeden Jaars 1787. bij continuatie geweijgerd hebbende om deeze Som op tebrengen, als toen door gemelde Pro Interim Fiscaal in dato 3 Maij van het zelvde Jaar de novo is gedagvaard om tot betaling van gemelde 75: rijxdaalders Eijsch te aanhooren; dan dat hij Sies bij deeze zijne Comparitie zig zo verregaande disobedient /:Gelijk uit het ten deesen onder L:a C: geannexeerde Extract uit de gerechtsrolle UWel Edele Gestrenge en E. Achtbarens kan consteeren:) gedragen hebbende, dat de Raad van Justitie zo tot maintien van de Vierschaar welke uit naam van den Souverain het regt hier ter plaatse handhaafd, als ook om het Caracter van den Officier te Souteneeren, genoodzaakt geweest is, gemelde Sies wegens zijn insolent gedrag 14. dagen te water en te brood te doen plaatsen.’

‘Dat hoe zeer de vertoonders met deeze zo zeer gemodereerde correctie ook billijk hebben verwagt dat gemelde Sies zig In’t vervolg zou gedraagen zodanig als ieder braaff Burger en Ingeseeten betaamd Zij vert:rs egter tot hun leedweezen het tegendeel hier van hebben moeten ondervinden, als hebbende gemelde Pro Interim Fiscaal inde op Heeden door de vert:ders gehouden vergadering te kennen gegeeven.’

‘Dat gerepte Sies wel verre van hem pro Interim Fiscaal dien Eerbied te betoonen welke hem als officier der Justitie toekomt, integendeel zedert den tijd dat hij uit zijne voorsz:e detentie ontslagen was, niet had opgehouden gerepte pro Interim Fiscaal bij alle gelegendheeden met de uitterste minagtingen niet zelde vrij brutaal te behandelen waaraan denselven pro Interim Fiscaal zig egter altoos ter voorkoming van onaangenaamheeden zeer weinig had laten geleegen leggen, tot dat egter gem:e Sies op gisteren wanneer denselven Pro Interim Fiscaal zig bij de Exercitie der Wurtembergse Troupes op ‘t Plein bevond, zig niet hadde ontzien gem:e Pro Interim fiscaal, In’t eerste door verscheide maalen met de hoed op ‘t hoofd heen en weder te wandelen, en voor hem neder te Spugen, opzettelijk te Choqueeren, maar dat ook niettenstaande hem van denselven pro Interim Fiscaal In’t vriendelijke wierd aangezegd dat hij zig van verdere brutaliteiten moest onthouden, of dat nopens hem Sies zodanige maatregulen zouden worden genomen, als tot beveiliging van ‘s Heeren Wegen en diergelijke Publicque plaatsen worden dienstig geoordeeld. Zo min deeze heusche vermaning als de tegenswoordigheid van den Capitain Lieutenantvan Kervel, met wien de pro interim Fiscaal in gesprek was, nog ook de andere omstanders hem Sies hadden kunnen weerhouden, om zig vlak voor gerepte Pro Interim Fiscaal te plaatsen en denselven door verscheidene Spot en Schimpreedenen dermaaten te trotzeeren, dat gemelde Pro Interim Fiscaal, schoon ook tot nog toe alles met bedaardheid, om zig aan gene hatelijke ontmoetingen In’t Publicq bloot te stellen, over ‘t hoofd gezien hebbende, eindelijk genoodzaakt was geweest hem Sies te doen in Civiel Arrest brengen.’

‘Dat hoe zeer gemelde Pro Interim Fiscaal ook wegens het voorgevallene bij de vert:s ten sterksten om Satisfactie en maintién van zijn Caracter is blijven insteeren, en de vert:s ook daarenboven van de brutale Imborst van gemelde Sies ten vollen versekerd waren: zij vert:s egter omme in deese zaak des te regtmatiger en sekerder oordeel te kunnen vellen, gemelde Sies hebben doen binnen treeden, ten einde nopens het een en ander zijne belangens of verontschuldiginge te kunnen inbrengen.’

‘Dan dat gemelde Sies in Steede van te begrijpen, dat hij thans stond voor zijne wettige regters, dewelke van hem niets anders vorderen, als dat hij zig op de klagten van den officier zoude verantwoorden of zijne belangens in brengen, en in plaatze van thans ook daarop werkzaam te zijn, omme alles weg te neemen, wat zelfs tot de enkele Suspisie dat hijSiesden officier opzettelijk zoude hebben willen beledigden, aanleiding konde geeven, ter Contrarie, zelvs in pleno Judicio, zo tegens den raad zelve, als wel voornamentlijk den officier, heeft gehouden eene zodanige indeCente Conduite dat de vert:rs vermeenen tot de gegrondheid van de klagte des gemelde Pro Interim Fiscaals geene de minste verdere vereficatie nodig hebben.’

‘En daarnu uit het voren aangehaalde genoegsaam blijkt dat gemelde Sies volstrekt zo voor de Colonie als haare goede Ingeseetenen is een allesints Schadelijk en dangereus voorwerp:’

‘Zo neemen de ondergeteek: de vrijheid zig bij deesen tekeeren tot UWel Ed Gestr: en E. Achtbr: met zeer Instandig versoek dat het van derzelver welbehagen zijn moge gem:e Hendrik Lodewijk Sies wederom in Conformiteit van desselvs bekomen vrijbrief; in dienst der E Comp:ie te doen aanneemen, en met denselven verder zodanig te handelen als UWel Edele Gestrenge en E Achtbr: voor de belangens van deese Colonie zullen dienstig oordeelen:’

’/:onderstond/’

‘’T Welk doende! (:was get:/ J: I: Rhenius, T: C: Ronnenkamp, J: Smuts, C: G: Maasdorp, C: Mappa P: H: Meijer, R: J: V: Der Riet, J: C: Gie & H: I: de Wet.’

Waarop goedgevonden is het besluit over deese zaak uitgesteld te laten tot dat dit vertoog bij de Heeren Leeden ter nadere lecture zal zijn rondgezonden.

En wijders door den in zijn dienst gesuspendeerden Eerstgesw:e Clercq ter Politcque Secretarije Johannes Marthinus Horak nog gepresenteerd zijnde een request luidende

Aan den Wel Edelen Gestr: Heere Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur van Cabo de Goede Hoop en den Ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E Acht: Rade van Politie

‘Wel Edele Gestrenge Heer, en E. Achtbr: Heeren!’

‘Met schuldigen Eerbied en in alle onderdanigheid geevt te kennen Uwer WelEd Gestr: en E. Achtbr: nedrigsten dienaar den ondergeteekende Eerstgesw:e Clercq ter Politicque SeCretarije Johannes Marthinus Horak:’

‘Hoe hij Supp:lt bereeds zedert den Jaare 1763: eerst: provisioneel en naderhand als actueel Clercq ter evengem:e Secretarije dienst gedaan hebbende, daarop in Anno 1778: is aangesteld geworden tot eerstgesw: Clercq aldaar, eene der moeijelijkste en arbeijdzaamste Posten in den dienst der Ed: Maatschappije ten deesen Gouvernement gelijk zulx Uwer WelEdele Gestr:ene en E. Achtbr ten vollen bewust is:’

‘Des den Supp:t bereeds van zijne vroegste Jeugd af aan in een reeks van Vijf en twintig Jaaren, zijnen besten leeftijd, en voornamentlijk de laatste thien Jaaren, dat in zijn Jegenswoordig Ampt als eerste Clercq fungeerd, in eene aller swaarste, Ja! Bijkans Slaafschen dienst voor de Maatschappije heeft doorgebracht:’

‘En waarin den Supp:t ongeagt het klaarblijkelijkst nadeel en gevaar, waar aan zijne gesondheid, door eene Continueel zittende levenswijze, waartoe zijne lichaams Constitutie zo weinig is geschikt, dagelijks wierde geexponeerd /: gelijk Uwe WelEd Gestrenge en Ed Achtbr:e dit des gelievende zullen kunnen zien, uit eene deesen geannexeerde Verklaring van den burger Chirurgijn Casper Termijtelen even wel is blijven continueeren.’

‘Eensdeels om reedenen van bizondere personeele verpligting aan wijlen den Heer SeCretaris Bergh aan wiens trouwe Zorge als eenen tweeden Vader den Supp:t zijne eerste opvoeding verschuldigd was, en de aan houdende vertogen om zijn Edele in desselvs toenemende Jaren, door den Arbijd in den dienst der Edele maatschappije bereids afgesloofd, dog niet t’ onttrekken die hulpe en adsistentie in eenen dienst waartoe hij den Supp:t zelve hadde opgeleijd:’

‘anderdeels door eene heerschende eijgene ambitie aangespoord, om zo lange het immers mogelijk was te zijn en te blijven tot dienst en nut eener waardige Maatschappije, waarvan den Supp:t als een voed sterling was en zijn eenige bestaan en onderhoud hadde genoten, sonder immer gelijk wel andere Dienaaren het een of ander partiCulier middel van bestaan voor zig te hebben gehad, en waartoe de onophoudelijke swaare diensten der SeCretarije dan ook weijnige ledige ogenblikken komen overtelaten:’

‘In dat vast voorneemen egter, omme bij overlijden van welgemelde heer SeCretaris Bergh mijn ontslag uit den dienst te versoeken, en mijne overige dagen in een privaat leven door te brengen, en een ander middel van bestaan voor mijne Sobere famille te vinden:’

‘Dit meend den Supp:t is Uwe WelEd Gestr: en Ed Agtbr:e meede genoegsaam bewust so wel als de reedenen waarom den Supp:t egter van dit zijn ontwerp en voorneemen wederom te rugge getreeden is, toen het Uwe WelEd Gestr: behaagde bereids kort voor het afsterven van de heer Bergh den gewigtigen post van SeCretaris optedragen aan de Heer de Wet, en den Supp:t te begunstigen met die toezegginge en verseekeringe van een ander Ampt in der tijd beter met zijn Supp:t Genie en lichaams Constitutie over eenkomende.’

‘In dat zeeker vertrouwen en heugelijk vooruitzicht dan, is den Suppliant dan ook tot nu toe blijven Continueeren in zijnen dienst als Eerstgesw:e Clercq, hetzelve met onvermoeijden vlijt en iever, zomwijlen ten kosten zijner gesondheid, na best vermogen waarneemende, sonder zijne gedagten ooit te hebben kunnen vestigen, op het ongelukkig lot dat hem vervolgde, en dat hem stond te treffen:’

‘In een naderend tijdstip waarin den Supp:t de zekerste en gegrondste hoope konde hebben tot verbeetering van zijnen staat en aardsch fortuin, als d’ Eenigste vrugten eene Vijf en Twintig jarigen moeijelijken arbeid, moet hij tot innigste smerte verneemen, dat hoe zeer hij zig ook steeds heeft beijverd gehad, in het waarneemen van alle de pligten zijner dienst, men egter had ontdekt en bevonden, dat, geduurende den verlopen tijd van Thien Jaaren, waarin den Supp:t de Politicque SeCretarije als eersten Clercq heeft bediend, diverse transporten en opdragten van verkogte vaste goederen waaren gedaan, waarvan de penningen voor ‘s’ Heeren Gerechtigheid, niet in s’ Comp:ies Cassa waaren betaald geworden, en zo meede, dat van diverse leenplaatsen de reCognitie penningen, volgens de aanteekeningen op d’ ordonnantie boeken ter SeCretarije insgelijks niet in s’ Comp:s Cassa waren ontfangen geworden:’

‘Waaromme Uwe WelEdele Gestr: en E. Achtbr: begrijpende het een en andere alleen te zijn veroorsaakt door in-attentie en pligtversuim op de Politicque SeCretarije, alwaar d’ ordonn:e moeten worden vervaardigt en geëxpedieert, en waar over den Supp:t als eerstgesworen Clercq in d’ eerste plaatse verantwoordelijk konde en moeste worden gehouden, het besluit hebben moeten neemen den raad van Justitie deeses Gouvernements te qualifiCeeren, om alle des Suppl:t goederen en Effecten aan te slaan en in SeCCuestratie te neemen, ten einde daaraan te kunnen verhaalen, de Schaade en het nadeel dat d’ E Comp:ie daarbij andersints zoude komen te lijden.’

‘Wat zal of kan den Supp:t nu ter zijner verontschuldiginge en verantwoordinge in deesen bijbrengen? niets anders WelEd Gestrenge Heer en E. Achtbr Heeren! dan dat hij alleen plijtende op hoog derselver onverdiende goedheid en gunste, zo opregt als openhartig zal moeten belijden ende bekennen zijne Schuld, en dat het zijn alle de gevolgen eener verkeerde handelinge en onverschoonlijke eijgenen negligentie en zorgeloosheid aan d’eene en eene te zeer agteloos vertrouwen aan d’andere zijde.’

‘Het is dog Uwe WelEdele gestrenge en E Achtbr: ten vollen bekend, hoe dat in die Jaaren der bedieninge van den Supp:t als Eerstgesw:e Clercq, den ommeslag en d’affaires van d’ Edele Maatschappije ter SeCretarije, als het eerste en voornaamste departement deeses Gouvernements, prinCipaal zedert den laatsten oorlog tot heeden toe, dagelijks zo zeer important sijn uitgebreijd en toegenomen dit wijzen alle die Volumnieuse resolutien, Brieven en andere retroacta’s ter SeCretarije van dien tijd af, ten klaarsten en duidelijksten aan:’

‘So als ook uit andere Papieren rakende partiCuliere Instrumenten actens etc: dewelke alleen op de voorm:e SeCretarije moeten werden vervaardigt en geëxpedieerd, genoegzaam Consteerd, hoe zeer en grotelijks deselve affaires voor een Eerstgesw:e Clercq sijn toegenomen en vermeedert.’

‘Des Supp:ts onophoudelijken arbeid in zijnen dienst dus van dag tot dag moeijelijker en Swaarder geworden zijnde, sonder de hulpe en adsistentie van iemand anders te hebben, voornamentlijk in de laatste Jaaren der leeftijd van wijlen den heer SeCretaris bergh, wanneer zijn Edele door eenen Continueelen arbeid als afgesloofd en met Lichaams qualen worstelende, den Supp:t schier den geheelen last der dagelijkse directie van de SeCretarije, alleen heeft moeten dragen, is hij dus zomwijlen van affaires overkropt, buijten staat geweest, op alle dagelijks voorvallende particuliere zaaken, dewelke van de SeCretarije moeten werden geexpedieerd, en eijgentlijk behooren tot het departement van eenen eersten Clercq, alle die attentie te kunnen vestigen, die andersints wel en zeeker van hem werden verEijscht; zijnde zomwijlen in dees’ en geene dringendste omstandigheeden genoodzaakt geweest eene en andere zaaken aan anderen toe te vertrouwen.’

‘’T is waar Wel Edele Gestrenge Heer en Edele Achtbr: Heeren! dat de Ed Maatschappije, nog door des Supp:nt verkeerde en sorgeloose administratie van zaken aan zijn Ampt toevertrouwd, nog door zijn agteloos vertrouwen stellen in anderen, nog om eenige andere reedenen en oorsaken dewelke hij reeds ter zijner verontschuldiging heeft getragt bij te brengen, ofte nog mogte kunnen bijbrengen, geen het minste nadeel kan lijden:’

‘Ofte dat den Supp:t een ogenblik soude tragten in twijffel te trekken het regt, dat die Maatschappij heeft, om van iemand, door wiens agteloosheid ofte pligtversuim, zij eenig nadeel zoude komen te lijden, desweegens billijke vergoedinge te kunnen en te mogen prætendeeren:’

‘Neen! Wel Edele Gestr: Heer en E. Achtbr: Heeren! verre van daar, dat hij zig zoude tragten te beswaaren ofte te beklagen over zijn ongelukkig lot dat hem alleen door eigen Schuld en toedoen getroffen heeft:’

‘Hij verhoopt en verwagt alleen, door een voorstel van zijne belangen in deesen, van Uwe WelEdele Gestr:e en E Agtbr:s te mogen erlangen die bïsondere gratie, voor eenen ongelukkigen dienaar en die Consideratie met hem dewelke alleen van Uwer WelEdele Gestr: en E. Achtbr:s onvediende goedheid afhangen, en om dewelke hij Uwe Wel Edele Gestr: en E Achtbr: demoedigst is smeekende.’

‘Hoe zeer den Supp:t nu vreesd Uwer WelEd Gestr: en E: Achtb: prætieuse attentie bereets te lange te hebben geoCupeerd, so oordeeld hij egter dat hoogst deselve gunstigst in aanschouw zullen gelieven te neemen de omstandigheeden, waarinne den Supp:t zig komt te bevinden, en van wat gewigt en belang het voor hem kan zijn om alles bij te brengen, het geen hij maar immers meend, eenige gratieuse reflectie bij Uwe WelEd Gestr: en E: Achtbr:s te zullen kunnen meriteeren.’

‘Des hij Uwe Wel Edele Gestr: en E Achtbr: desweegens om verschoning biddende dan ook nog de vrijheid moet neemen Eerbiedigst voor te dragen:’

‘Hoe dat d’ administratie der ordonnantie- of van ouds zogen:de WildSchutboeken, waarin d’ uitgaven der leeningsplaatsen en de betalinge der Jaarlijkze reCognietie penn: voor deselve werden geregistreerd, bereids van de vroegste tijden af aan zedert d’Eerste uitgaave dier leenplaatsen, altoos onafgebrooken is opgedragen en aanvertrouwd geweest aan d’ ordinaire Clerquen ter politique SeCretarije dienst doende, dewelke voor het salaris het geen zij daarvan trekken, d’ ordonnantien hebben moeten expedieeren, ende betalinge der ReCognitie peningen registreeren, sonder dat nog eenen SeCretaris nog eersten Clercq hun immer met dat werk hebben bemoeid, als alleen dat den Eersten Clercq verpligt is geweest, voor het zegul der quittantien van geleeverd vee voor agterstallige reCognitie, en zo meede bij verlating der leenplaatsen, de roijeeringe daarvan op de boeken te teekenen ofte bij extra-ordinaire gevallen, ‘t zij in Cas van ontstaane disputen tusschen de bezitters dier leenplaatsen, dan wel bij andere gelegentheeden, wanneer ter ordre van de resp:ive Ed: Heeren Gouverneurs d’ eene of andere aantekeningen op de voorsz: ordonn:e Boeken hebben moeten worden gemaakt ende gehouden.’

‘Dat deese maniere en wijze van administratie over de ged:e Wildschutboeken is blijven voortduuren tot een ofte twee Jaaren voor ‘t overlijden van den Heer SeCretaris Bergh, wanneer zijn Ed: goedvond daaromtrend die verandering te maken, dat het boeken der ordonnantien van d’ uitgave der Leenplaatsen op den ouden voet blijvende, de registratien der betaalde agterstallen egter voortaan door den Supp:nt als eersten Clercq zouden moeten worden getekend, gelijk dan ook zeedert dien tijd is geschied, zo door den Supp:t als de naderhand bijgekomen Geswooren Clercquen.’

‘Ofschoon den Supp:t nu wel uit een betoog van de manier en wijze op welke de Commissien voor de Landlieden in het expediëeren so der ordonnantien van hunne leenplaatsen, als die der agterstallen op deselve ordinair werden waargenomen en uitgevoerd, zoude kunnen afleiden en voorstellen, de mogelijkheid die ‘er is geweest, dat zeer dikwils, en wel voornamentlijk in alzulke dringende tijds omstandigheeden, waarin den Supp:t so als reeds gesegd, door menigvuldige bezigheeden omtrend andere zaaken, zijnen dienst betreffende, schier als overkropt, alle zijne attentie alleen op deselve heeft moeten gevestigd houden, van zijn verkeerd vertrouwen stellen in dit Stuk, eenig misbruik heeft kunnen werden gemaakt:’

‘En ofschoon hij Uwe WelEd Gestr: en E. Achtb: ook al een ten klaarsten daarvan konde overtuijgen; zo zal dit alles zekerlijk dog nimmer kunnen dienen tot zijner verontschuldiginge, dat hij met meerder attentie hadde behooren agt te geeven op alsulke zaaken, waaraan het Intrest der Maatschappije so zeer was aangeleegen.’

‘Eenelijk smeekt den Supp:t dat tendeesen objecte bij Uwe Wel Edele Gestrenge en Ed Agtbr: gunstigst in reguard moge werden genomen:’

‘Dat daar de waarneeminge en administratie der dikwils gemelde ordonn: boeken van de leenplaatsen, zo lange voor den tijd dat zulx aan hem Supp:t zo als gesegd opgedragen geworden is, altoos is aanvertrouwd geweest aan d’ ordinaire Clercquen der SeCretarije, en wel prinCipaal aan d’ oudste der zelven, dog van dewelke geene meer alhier in dienst zijn:’

‘Of en in hoe verre den Supp:t verantwoordelijk en aansprakelijk kan werden gehouden over gepleegde Mesûses en abuisen, waar voor anderen hebben geteekend en dus zig verantwoordelijk gesteld; zig egter ten deesen almeede onderwerpende aan Zodanige eene deCisie, als bij Uwe WelEd Gestrenge en E Achtbr:s na den aart en toedragt der zaken zelve, voor het belang der Maatschappij so wel, als tot præfentie van alle nadeelige gevolgen, dewelke des Supp:ts ongelukkig tot nog meer zouden kunnen verswaaren, volgens hoogst derselver gewone æquiteit en regtmatigheid zal werden bevonden te behooren.’

‘Op welk eene wijze sal den Supp:t nu eindelijk en voor ‘t laatst in staat zijn aan de Maatschappije te kunnen doen die vergoedinge, dewelke hij billijk en met regt aan haar verschuldigt is:’

‘’t is waar WelEdele Gestrenge Heer en E. Achtbr Heeren! des Supp:ts goederen, effecten, en geringe bezittingen zijn Justitieel aangeslaagen en leggen onder Sequæstratie! dog bij aldien deese zijne bezittingen, bovensdien nog met partiCuliere schulden beswaard, bij een verder geregtelijk vervolg zouden moeten worden geëxeCuteerd, en op de gewoone wijze publicq verkogt, vooral in deesen Jegenswoordigen tijd van een zo algemeen heerschend geld gebrek hier ter plaatse, zo zal het gevolg daarvan gewis niet anders meede brengen dan eene totale ruine voor den Supp:t en zijne onschuldige Huijsvrouw en Kinderen, zonder dat hij alsdan nog misschien in staat zal zijn om d’E Comp:nie immer het haare te doen geworden.’

‘Dus van zig zelven ten eene maal onvermogend en buijten staat, zal den Supp:t derhalven in deesen zijne kommerlijke en ongelukkige omstandigheeden nodig hebben de hulpe en bijstand zijner Famille, nabestaande en andere goede vrienden, dewelke zig hebben aangeboden, ingevalle Uwe WelEdele Gestr: en E Achtbr:s dit alles gelieven in consideratie te neemen, en aan den Supp:t te vergunnen tijd ende uitstel tot de voldoeninge van het geene de Maatschappije van den Supp:t, ter vergoeding van het nadeel, dat zij door zijne nalatigheid en pligtversuim andersints zoude komen te lijden, met regt kan prætendeeren, als dan de nodige Cautie voor de voldoeninge te sullen stellen:’

‘Den Supp:t smeekt derhalven op het demoedigst, dat dog alles, het geen maar eenigsints tot zijne verschoninge en tot verzagting van zijn ongelukkig lot sal kunnen dienen, allergunstigst in reguard moge werden genomen en dat het van Uwer WelEd Gestr: en Ed: Achtbr: goedheid en welbehagen mag zijn, den Supp:t vergiffenisse te verleenen over zijne begaane fauten, hem ter Consideratie van zijne langjarige diensten en zijnen ongelukkigen staat en omstandigheeden waarinne hij zig reeds bevind, voor alle de gevolgen eener geregtelijke vervolging gunstigst te bevrijden, en desselvs goederen en effecten te willen ontheffen van eene SeCCuæstratie, waarvan den Supp:t bereids alle de nadeligste gevolgen in desselvs publicq credit en huijslijke affairés heeft moeten ondervinden, en daar en tegen aan den Supp:t te verleenen dag en tijd om zijne goederen en Effecten op de best Convenabelste en voordeligste wijze te gelde te maken, ten einde uit dies provenue, so wel als het geene door zijne Famille en vrienden verder daar bij zal werden gefourneerd, in staat te weesen te kunnen opbrengen en voldoen het geene dat de Edele Maatschappije met regt en billijkheid van hem ter vergoeding kan prætendeeren.’

’/:onderstond/’

‘’T Welk doende &a: /:was geteekend:/ J:M: Horak.’

Zo is de dispositie op hetzelve request in advijs gehouden, tot tijd en wijle men uit het rapport der Heeren GeCommitt:s ter recherche van het door gemelde Horak aan de EComp:ie toegebragt nadeel, over deese zaak nader zal geëlucideert zijn, en geVolglijk met des te meer grond over dit versoek zal kunnen Jugeeren.

Waarna ter resumptie van het overige gedeelte der zeer geEerde Missive van de Hoog Gebiedende Heeren Supperioren de dato 8: Jannuarij Jongstl: getreeden zijnde, Is ter pligtschuldige voldoening aan het door hun WelEdele Hoog Achtbr:s gerequireerde bericht, nopens den van hier verbannenen Burger Hendrik Hermanus Bos, beslooten aan den Raad van Justitie aftegeeven copijen der door Hoogstged: heeren Meesteren des aangaande overgesondene Stukken, ten einde zodanig een berigt aan deesen raade te suppediteeren.

Dan aangesien Hoogstgedagte Heeren Majores bij deselve zeer geEerbiedigde Letteren ons meede gelieven aantebeveelen, niet alleen om betreffende de admissie van agenten of andere gequalifiCeerde persoonen van vreemde Natien, ons te gedragen op den ouden voet maar ook om daarbij in’t oog te houden, dat het verleenen van dezelven dit Gouvernement geenzints althans niet buijten speCiale last ofte qualifiCatie haarer Wel Edele Hoog Achtbr: vrij staat &a, mitsdien verwagtende dat wij de instantiën welke daartoe aan ons zouden mogen worden gedaan, op fundament van die onbevoegdheid, beleefdelijk zullen afwijzen; en dierhalven ten deesen belange inConsideratie genomen zijnde, dat zig ter deesen plaatse nog aanweesig bevind de Heer Trublet zijnde als Chargé d’ affaires van de Franschen Natie aan ons voorgedragen door den Heere Percheron, dewelken bij het begin van den laatsten oorlog van wegens zijne AllerChristelijkste Majesteit met eenige Commissien naar deese plaatse is gesonden geweest, dog dat ten opzigte van voorm:de Heer Trublet, bij het vertrek van ged:de Heer PerCheron men in suspens gehouden heeft, of zijn E in de gesz: qualiteit alhier zoude mogen verblijven, ter tijd toe dat hier omtrend het goedvinden van hoogstgedagte Heeren Meesteren zoude weesen verstaan; en dat hoewel tot nog tot hier over geen speCiaal aanschrijvens ingekomen is, maar men hetzelve aanschrijven andersints noch zoude moeten blijven inwachten, intusschen evenwel uit de gemelde ontfangene gevenereerde Letteren duijdelijk de intentie en meening haarer WelEdele Hoog Achtbr: in zulken gevallen komt te blijken; uit welken hoofde dit Gouvernement dan ook verpligt is, zonder die Speciale aanschrijvens verder aftewachten, zich Conform deese generale ordre te gedragen; zo heeft de Heer Gouverneur, op het versoek deeses Raads zich wel gelieven te Chargeeren; om aan meergem: Heer Trublet beleefdelijk te kennen tegeeven, dat dewijle als nu ten eenemale geCesseerd zijn de reedenen om welker wille voorm:de heer Percheron diestijds in hoedanigheid van Agent ter deeser Plaatse is ontfangen geweest; en het alleen van de Hooggebiedende Heeren Majores afhangd, om wanneer zulx bij Hoogst deselve zoude mogen worden nodig geacht, dit gouvernement tot het admitteeren van vreemdelingen ter deeser Plaatse, het zij als Agenten, ofte in eenige andere hoedanigheeden te qualificeeren, doch ten opzigte van zijn E deese qualifiCatie ontbreekt; het gouvernement dierhalven geen bevoegdheid heeft, om zijn E in de hoedanigheid, waartoe door den Heer PerCheron voorgedragen is geweest te erkennen ofte te permitteeren alhier te verblijven, zo dat zijn E. ook als zodanig alhier geensints zal kunnen nog mogen worden geConsidereerd, het geen also onnodig maakt, dat zijn E zig ter inwachting van eenige nadere ordre ten dien opzigte, langer ter deeser Plaatse zoud blijven onthouden: en teevens daarbij te voegen, dat men zulx omvermindert, steeds geneegen en bereid blijft, om de onderlinge vrienschap tusschen de wederzijdsche Natien subsisteerende, onafgebrooken te blijven Cultiveeren, en van onse zijde aan de Scheepen der Fransche natie in haare Colonien zodanige adsistentie toe te brengen, als deselve bevorens aan deese Plaatse hebben genoten, of dat de omstandigheeden zulx zouden mogen vorderen, en ons vermogen immers toelaten zal.

Wijders uit de 83. paragraaph der voorsz: zeer geEerde Missive gebleeken zijnde, dat ofschoon verscheide Militaire promotiën, waarvan wij bij onse onderdanige Letteren van den 29. jannuarij 1787. verslag hadden gedaan bij haar WelEdele Hoog Achtbr:, uit hoofde der dispositien, welke daarop bij Hoogstdeselve zijn gevolgd, voor vervallen konden worden gehouden, haar WelEdele Hoog Achtbr: echter niet ondienstig hadden gevonden aan te wijzen, tot welk weesen de gegeevene qualifiCatie ten dien opzigte, zich had bepaald, en dat Hoogstdeselven bij § 98. verders gelieven te laaten volgen dat Haar WelEdele Hoog Achtbr: geen toestemming kunnende geeven, tot de door ons gedane aanstellingen van Drie Capitain Lieutenants, drie Lieutenants en even zo veel vaandrigs, als waartoe wij ons onbevoegd vonden, dien onvermindert tot het opgegeeven einde en oogmerk komen te vorderen onze informatien, nopens den voet, waarop de tegenswoordig bezetting en het Militair depot voor Indien ten deesen Gouvernemente is ingerigt:

Zo is goedgevonden haar Wel Ed hoog Achtbr: zeer eerbiedig te versoeken goedgunstig reguard te willen slaan, op zo veele in dien tijd t’ zamen gelopen hebbende omstandigheeden, door welke niet alleen; den Heer Gouverneur, en den Heer Collonel Gordon als Chef der troupes, uit hoofde van deese derzelver tot het Militair weezen en de defensie deeser Plaatze, zo nauwe betrekking hebbende respective Posten, door eene overtuigende noodzakelijkheid , maar ook het gantsche Lichaam deezes Raads uit eene dadelijke bevinding van dezelve noodzakelijkheid zich gedrongen hebben gevonden, overtegaan tot eenen Stap waarin men hoopte, dat Haar WelEdele Hoog Achtbr: uit hoofde van dezelve omstandigheeden, welke niet toelieten, alvorens eenige Last ofte qualifiCatie daartoe af tewagten, voor ditmaal wel genoegen zouden hebben willen neemen, en het geene wij ons ook nog vlijen, dat bij Haar Wel Edele Hoog Achtb: eenige aanmerking tot onze Verschoning zal mogen vinden: dan dat Hoogstdezelve daarbij onderdanigst zal worden g’ informeerd, dat, vermits zedert, zo door het overlijden van den Capitain Militair Lodewijk Christoph Warneck en den Lieutenant Floris van Wijnbergen, mitsgaders het repatrieeren van den Capitain Lieutenant Bernhardus Cornelis van Balen, deeze derzelver posten opengevallen zijn, zonder dat men dezelve weeder vervult heeft, de drie aangestelde Lieutenants en drie Vaandrigs alzo zijn komen in te vallen, en het getal der Officieren daar door weeder is geraakt tot die bepaling, waarin hetzelve voor die aanstellingen was geweest, en dat alleen in steede van gem:ee Van Baalen die tevens den dienst als Adjudant, waargenomen had, bij besluit van den 19 December des voorl: Jaars is aangesteld geworden de Sergeant Jacob Thieleman tot Vaandrig en Adjudant met Eerbiedig versoek dat Het Haar Wel Edele Hoog Achtbr: behagen moge zulx goedgunstig te approbeeren: zijnde tevens goedgedagt, voorm:e Heer Collonel Gordon te chargeeren, om zodanige informatien aan deesen raade te Suppediteeren nopens den voet, waarop de tegenswoordige bezetting en het Militair depot voor Indien ten deesen Gouvernemente is ingericht, als ons in Staat kunnen stellen, aan Het verlangen van Hoogstgedagte Heeren Majores ten dien opzigte pligtschuldig te voldoen.

En dewijl verders meede uit de meergem:e Haar Wel Edele Hoog Achtbr: zeer geëerbiedigde Missive blijkt, hoe zeer Hoogstdezelve misnoegd zijn geweest over de alhier gedaane vermeerdering van het Artillerie Corps tot drie Hondert Man, zo is uit dien hoofde goedgevonden te Suppersedeeren, met de nadere augmentatie, tot dewelke men ter Cessie van den 4. April jongstl: noch heeft besloten gehad, tot dat het goedvinden en de disspositie Haarer Wel Edele Hoog Achtbr: op dit Suject zal zijn ingekomen; mits welk dan ook den Heer Collonel en Chef der Artillerie Gilquin bij Extract deezes hiervan zal worden verwittigd, ten einde de aanwerving van zodanige Manschappen te staaken; zo als meede verstaan is, de emolumenten aan den Adjudant, en de gage en Emolumenten aan den Chirurgijn van voorsz: Corps ter gemelde Vergadering van 4. April toe gelegd wederom in te trekken.

En daar men alvoorts, niet zonder een innig leedweesen uit de 84 § van gemelde zeer gerespecteerde Letteren, heeft moeten bespeuren de ongunstige wijze waarop Hun Wel Edele Hoog Achtbr: hebben gelieven op te vatten de provisioneele Schikking door deese regeering beraamd, omme het verschil, dat tusschen de afgaande en aankomende Secunde de Heeren Hacker en Rhenius over de voordeelen en inkomsten aan derzelver Post geaccrocheerd, was gereezen, zo veel mogelijk in der minne te termineeren, terwijle hun Wel Edele Hoog Achtbr: het dieswegens genomen besluit beschouwen als een willekeurige disspositie over de pennigen van de maatschappije, zal ter onzer verontschuldiging in alle onderdanigheid worden bericht dat, daar men zich met deeze zaak niet weinig geëmbarrasseerd vond, en deselve door deesen Raade niet wel konde beslist worden, zonder een der daarbij geinteresseerde parthijen een mindere of meerdere hardigheid te doen inCumbeeren, men, om alle verdere discussien en onaangenaamheeden over dat poinct voortekomen, oordeelde op middele te moeten bedagt zijn, om dit verschil voor dien tijd op eene minnelijke wijze uit de waereld te helpen, waarbij egter niet is uit ‘t oog verloren de ratificatie van de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren die deeze Schikking noodwendig moesten bekragtigen en van dewelke men ook, naar Hoogstderselver bekende æquiteit, eene finaale afdoening deeser Zaak imploreerde, waaromme men niet in gebreeke is gebleeven, teffens bij dat besluit vast te stellen, dat al het geene zo de eene als andere partij, ingevolge deese Schikking zoude komen te genieten, wederom gerestitueerd zoude moeten worden, zo wanneer hun Wel Edele Hoog Achtbr zulx zouden komen te requireeren: en daar zo min de afgegaane als de nieuw aangekomene Heer Secunde Rhenius tot dus verre noch niet daarvan uit s’ Compagnies Cassa genoten heeft, zal men niets nalaten zig stiptelijk te gedraagen na de bij Hun Wel Edele Hoog Achtbr: hierinne gevelde deCisie.

En naardien hun Wel Edele Hoog Achtbr: aan deese Regeeringe gelieven toetezenden Extract van een addres, door de Classis van Amsterdam gepresenteerd, met last om hoogst deselve daarop te dienen van berigt, en In’t bijzonder daarbij toetevoegen alle mogelijke Eclaircissementen omtrend de faiten, welke wij daarbij zullen vinden geposeerd, zal men in een regtmatig vertrouwen, dat hun Wel Edele Hoog Achtbr: de Personaliteiten zo tegens de Heeren Gouverneur en Secunde In’t partiCulier als tegens het gantsche Lichaam deeses Raads in’t algemeen, bij voorsz: addres gebezigd, met een zodanig oog zullen gelieven te beschouwen, als deselve komen te meriteeren, hierop ten pligtschuldige volbrenging deeser geEerbiedigde beveelen ter needer stellen:

Dat bij gelegentheid dat op den 14. Julij des laatst afgeweeken Jaars 1787. ter deeser vergadering in deliberatie genomen wierd; het verzoek Schrift alstoen gepresenteerd door de Ingeseetenen en burgers alhier, Leedemaaten zijnde van de Lutersche kerk, waarbij deselve te kennen gaven hun smertelijk gevoel over het geene zij bij de aankomst van het Schip Hinlopen door de partiCuliere gerugten vernomen hadden, dat de ontfangene aanschrijvens der Hoog Gebiedende Heeren Majores ten belange van het alstoen gecongedieerd Lid deeses raads de Heer Tobias Christiaan Ronnenkamp, en het meede ontslagen Lid des Raads van Justitie Christiaan Ludolph Neethling, als meede omtrend hunne geloofs genoten In’t gemeen, zouden vervatten; met versoek dat de Executie daarvan tot nader aanschrijvens van Hoogst gedagte haar Wel Edele Hoog Agbtr: mogt blijven gesurcheerd; door den Heere Gouverneur in raade werd gecommuniCeerd, dat wanneer Twee Ledematen der Lutersche kerk gemeente zich bij zijn Edele vervoegd, en dat versoek schrift overhandigt, mitsgaders den inhoude daarvan teevens mondeling te verstaan gegeeven hadden zijn Edele gesurpræneerd, hoe de Substantieele inhoud, der door de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren gedane aanschrijvens, met voorm: Bodem, te gelijk partiCulieren kennelijk was geworden! daarop bespeurende, welke uitwerking zulx onder de gem:e Leedematen te weege had gebracht, aan gedachte twee gedeputeerdens van dezelve had betuijgd, voor zig in’t partiCulier het gemelde versoek schrift wel te willen aanneemen, om den inhoud daarvan te overweegen of het zoude kunnen zijn, dat op de eene of andere wijze aan hun verlangen konde worden te gemoed gekomen, maar dat zijn Edele meende voor hun niet te mogen verbergen desselvs gedachten, dat het beter zoude zijn, daarmeede niet verder te proCedeeren, dewijl het niet waarschijnlijk was, dat de raad zoude kunnen overgaan, om een order der Heeren Meesteren zo wanneer deselve positif was gesteld, buijten Executie te doen blijven, met bijvoeging van het geene zijn Edele verder dienstig had geoordeelt, om de nadeelige opvatting en verslagentheid te ontruijmen; die zijn Edele toen bespeurde, dat deese aanschrijving bij die der Lutersche gemeente reeds had te weege gebracht.

Dat gemelde twee Leeden hierop wel heen gegaan, doch weinige uuren daarna weder te rug gekeerd weesende, aan zijn Edele uit Naam der gesamentlijke teekenaren van het request, op eene zeer decente wijze nader instantig hadden verzocht, dat het request dog in raade mogt worden overgeleeverd, ten einde daarop een zodanig gunstig besluit te erlangen, als met welk zij zich meenden te mogen vleijen, dewijl zij alle dagten, zig voor hunne kinderen en verdere posteriteit onverantwoordelijk te zullen Stellen, zo wanneer zij hierop stille bleeven, en nalieten aan de Wel Edele Hoog Achtb: Heeren Bewindhebberen onder het oog te brengen de hardigheid welke aan die van hunne geloofsgenoten op eene gantsch onverdiende wijze wierd opgelegd, ten einde van Hoogstdezelve eenige verzagting daarinne te mogen obtineeren.

Dat, nadien zijn Edele op deese nadere Instantien niet langer hadde kunnen weijgeren, van dat request in Raade te zullen overleggen, zijn Edele dezelve twee gedeputeerden ondertusschen egter op de nadrukkelijkste wijze had vermaand, om hun uitterste vermogen aantewenden, ten einde derzelver geloofsgenoten zich van verdere bewegingen mogten onthouden, op dat geene nadeelige verwijdering tusschen de twee gemeentens mogte ontstaan, uit dewelke verbitteringen tegens elkanderen zouden kunnen geboren worden, die eijndelijk tot hunne huijzen en haardsteeden indringen zoude.

Dat al ‘s daags daaraan meede bij zijn Edele was verscheenen de eerwaarde Predikant der Hervormde Gemeente alhier Johannes Petrus Serrurier, te kennen geevende, dat, vermids zijn Eerwaarde en de andere meede Leeraren van de Publicque Kerk, geinformeerd geworden waaren, hoe die van de Lutersche gezinte het voorneemen hadden, om bij requeste te versoeken dat de ontfangene ordres der Heeren Meesteren, om de Lutheranen, noch bij den Raad van Politie noch bij die van Justitie Sessie te doen hebben, mogten worden gesurcheerd; den Caabsche gereformeerden kerkenraad noodzakelijk geoordeeld had, bij request integendeel te versoeken, dat deselve gegeevene ordres; als Strekkende tot handhaving van de prædomineerende Gods dienst mogten worden geExecuteerd.

Dat zijn Edele al aanstonds hadde ingezien hoe dit gedrag van gemelde Kerkenraad allezints strekkende was, om niet alleen de reeds gistende beweegingen onder de Lutheranen heeviger te doen worden, maar ook, om nadere verbitteringen bij deselve tegens die van den Gereformeerden Godsdienst te doen ontstaan en dus Parthijschappen te verwekken, dewelke dadelijk een zeer nadeeligen invloed zouden moeten hebben op de nu maar wijnig tijds genotene rust in deese Colonie: waarom zijn Edele aan gemelde Eerw:e Predikant Serrurier hadde voorgehouden, hoe gesegde kerkenraad om deese zeer te duchtene gevolgen eenen zodanigen Stap veeleer hadden behoren te menageeren, te meer daar hetzelve versoek ook nog te præmatuur geschiedende, eene duijdelijke preuve meede bracht, dat aan de Zijde van den Kerkenraad wierd gevreesd, dat het versoek der Luterschen, de regeering zoude kunnen aftrekken van de gehoorzaamheid welke zij aan de Hooge beveelen der Heeren Meesteren verschuldigd was: bij het welk zijn Edele noch had gevoegd, dat naardien de Luterschen, zo wanneer dezelve kennisse bekomen mogten dat de gereformeerde kerkenraad zich zo zeer beijverde om de voorsz: ordre en aanschrijving te doen Executeeren, zekerlijk de predikanten der Gereformeerde Gemeente zoude moeten verdenken, als de geene, aan welke zij deeses ordre en aanschrijving voornamentlijk te wijten hadden, derzelver haat en verbittering daardoor dan ook op ‘t hevigste tot hun Predikanten zouden worden gekeerd.

Dat naardien gemelde Eerwaarde Predikant Serrurier na dit alles een klaar bezef bekomen had zo van het nutteloze en prematuure van dat versoek; als de nadeelig gevolgen, die daaruit zouden kunnen ontstaa zijn Eerwaarde als toen ook op zig had genomen, om het daarheen te derigeeren, dat het request zoude worden ingetrokken, en niet overgelegd met versoek dat zulx mogt worden geseCr[.....]

Dat voor deese Communicatie, en de omtrend voorsz:e zaak gehoudene zeer vo[.....]zigtige en verstandige directie welgemelde Heer Gouverneur bedankt zijnde, daarover verder Serieuselijk en met alle aandagt gedelibereerd is, en in agting genomen zijnde, dat, gemerkt de meeste der officieren en gemee[.....] onder s’ Compagnies ordinaire Troupes, zo wel als een aanzienlijk gedeelte der Ingeseetenen, de Luthersche godsdienst toegedaan zijn, wanneer het zaad van Tweedragt over dit bij die gemeente zeer teder gehouden poinct, zig verder kwam te versprijden en niet in desse[.....] begin wierd gestuit, daaruit zeer zorgelijke gevolgen zouden kunnen ontstaan, welke gevolgen alleen wierd ingezien, dat voorgekomen konden worden met aan deselve ten minsten over te laaten en niet af tesnijdende Hoopdat welligt de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren, op hun versoek, het geen zij te kennen gaven aan hoogstdeselve te willen voordragen, eenige verzagting zouden gelieven te verleenen in de gedaane aanschrijvens; en tevens de zodanige dewelke toen het Effect van deese aanschrijvens moesten ondergaan, niet te brengen tot een harder Lot, alswaartoe het oogmerk daarvan was Strekkende; te meer, daar zo wel van opgemelde Heer Ronnenkamp, als van de uit den Raad van Justitie ontslagene Leeden veel ëer te verwachten was, dat deselven ter dier tijd de Sessie bij den Raad van Politie en bij de Justitie alleen uitgesondert, voor het overige gelaten wordende, in de alstoen door hun bekleed wordende Emploijen; hunnen invloed op die van de overige Lutheranen wel zouden doen werken, op dat van die zijde geen Stap verder mogte geschieden, welke hun het onaangenaam gevolg zoude kunnen doen ondergaan, om ook verder noch te moeten missen het geen wel voornamentlijk uit zulk een inzigt als toen ter tijd in raade best wierd gedagt, aan hun was verbleeven.

Welke reedenen en motiven ons hebben doen oordeelen, dat wanneer die van de Lutersche Gemeente alhier zouden komen te presenteeren het versoekschrift aan de Wel Edele Hoog Achtbr Heeren Majores, waarvan zij in het bovengem:e request mentie maakten, aan hetzelve geen tegenstand zoude behooren te worden geboden, maar dat integendeel, veel eer zo om de geoorloofdheid hunner pogingen, en door aan dezelve in zo verre toetegeeven, zij moesten worden wederhouden, om met præteritie van de Wel Edele Hoog Achtbr: Heeren Bewindhebbenen en het Lichaam der Regeering alhier, zich langs den toen geopenden weg direct aan haar Hoog Mogende te addresseeren, als om de verdere reedenen; dewelke deezen raade ten sterksten aanspoorden aan Hoogstgem:de Heeren Meesteren zoude dienen te worden verzocht, dat daarop nader eene zodanige gunstige reflectie mogte worden geslaagen als bepaaldelijk s’ Compagnies belangen vorderden en tot conservatie van de goede rust dienstig en noodzakelijk was.

Dat wijders de klagten van de Amsterdamsche Classis dat de Caapsche Predikanten in derzelver rang verkort worden, waarover de Edel Heer Gouverneur, en alle de Heeren Leeden deezes Raads betuijgden nimmer eenig ongenoegen aan de zijde van gem:e Predikanten te hebben bespeurd, zeer ongegrond en ongepast zijn, zal hun Wel Edele Hoog Achtb: nader komen te blijken uit de rang lijst, welke voor dit Gouvernement op den 19. April 1786. als een gevolg der zeer gevenereerde ordres van Hun WelEdele Hoog Achtbs de dato 28. Julij 1785. is gearresteerd en zo exact mogelijk naar de laatste gedrukte Bataviasche ranglijst van den 20. Junij 1783 die wij de Eere zullen hebben aan Hun Wel Edele Hoog Achtb: in originali overtezenden, en die de Classis tot verificatie van derselver Sustenue allegueerd, gevolgd is, willende men liefst de reflectie, welke die Heeren hebben kunnen goedvinden bij derselver voorschreeve addres te maaken, als of de Les van onzen Hoogsten Leeraar en Zalichmaker,leerd van mij dat ik zachtmoedig ben en nedrig van herte, in deeze Landen op de Conduite der Leerären niet zo zeer konde applicabel gemaakt worden voor hunne eijgene verantwoording laaten, alleen hiermaar bijvoegende, dat wij, (: onder Eerbiedige Correctie:) vermeijnen dat in alle oorden van de wereld, daar men het voorrecht heeft door het Heijlige Euangelium verlicht te worden, met deselve iever de daarin voorkomende heilzame Lessen en voorschriften behooren naargekomen te worden, zonder dat het de verkondigers van dat Goddelijk woord, vrijstaat daarvan om eenige wareldsche Inzettingen of gewoontens, in het allergeringste gedeelte aftewijken.

Uit dit eenvoudig en waaragtig Exposé van den gantschen toedracht deezer zaake, mitsgaders van de reedenen die ons gepermoveerd hebben, om zo en niet anders tehandelen vertrouwd men dat Hun Wel Edele Hoog Achtb: wel ras zullen ontdekken dat de Classis van Amsterdam zeekerlijk het oor moet geleend hebben, aan de berichten die van den een of ander PartiCulier alhier door eene kwaadaartige in Leugenagtige Pen zijn overgegaan, en niet anders tot oogmerk kunnen hebben gehad, als om de ter deezer Plaatze, thans wederom zedert zo korten tijd gevestigde rust en vreede, ten eenemaal omver te werpen en het toneel van twist en tweedracht in deeze landen te doen herleeven.

Uit de 97.§ van hetzelve zeer geëerbiedigt aanschrijvens alwijders gebleeken zijnde, dat het Hun Wel Edele Hoog Achtbarens behaagd hadde den voor eenigen tijd overleedenen Cassier en honorair Lidt deezes Raads den Heere Gerhardus Hendrik Cruijwagen aantestellen tot Coopman, met de daartoe staande Gage en Emolumenten, mitsgaders denselven te verleenen Sessie in deezen Raade met den titul en rang van OpperCoopman; Terwijle Hun Wel Edele Hoog Achtbarens begreepen dat desselvs vermaagdschap met den heer Secunde Rhenius zijn E. niet belette in deeze Vergadering zitting te hebben: Is goedgevonden, daar bij deeze aanstelling niet is gevolgd eene ordre, dat men daaruit In’t vervolg geen Consequentie zal vermogen te trekken, maar integendeel dezelve zonder eenige bepaling is geschied Hun Wel Edele Hoog Achtbarens in alle onderdanigheid te SolliCiteeren, deeze regeering te willen gelasten, hoedanig dezelve zich voorthaan bij het vervullen van VaCatuures, zo in deezen raade, als in die van Justitie omtrend de Graaden van verwandschap den bij die Collegien te nomineerene Leeden zal hebben te gedraagen, en in hoe verre men in diergelijke gevallen zal behooren te observeeren, de zeer gerespecteerede ordres, bij Hun Wel Edele Hoog Achtbarens dieswegens sub dato 1. November 1709. gestatueerd, dat namentlijk in den Raade van Justitie des Casteels Batavia, niet gelijkelijk zullen mogen dienen Vader en Zoon Broeders item Schoonvader en Schoonzoon in welke bepalingen Hun Wel Edele Hoog Achtbarens bij Hoogst dezelver geëerd aanschrijven aan dit Gouvernement van den 15. Julij 1717. insgelijks hebben gelieven applicabel te maaken op de Leeden zo van den Raade van Politie, als van Justitie alhier, met Last, om ons daarna in alle ocCureerende geleegentheeden te reguleeren: zullende men niet ingebreeken blijven, de nadere ordres Welke Hun Wel Edele Hoog Achtbarens ons op dit stuk zullen gelieven te doen toekomen punctueelijk te gehoorzamen.

Aldus Geresolveerd en G’arresteerd In’t Casteel de Goede Hoop. Ten dage en Jaare voorsz:

[Signed:] C: J: van de Graaff

[Signed:] J: J: Le Suëur

[Signed:] Mij præsent C: van Aerssen Secr:s