C181 C182 v1.20
C. 181, pp. 280-305 en C. 182, pp. 2-22.¶
Vrijdag den {17890306} 6: Maart 1789.
‘S Voormiddags alle præsent.
In overweeging genomen zijnde, dat de koorn oogst dit Jaar hier te lande in’t generaal zo ongelukkig is uitgevallen dat ‘er zelfs in de Mosselbaaij een volslagen misgewas van dat product plaats heeft, en men daardoor in de noodzakelijkheid is gebragt om de landlieden in die Streek met het weijnige Graan dat ‘er aldaar in ‘s Comp:s Magazijn noch aan handen was, bij te staan, om de Cultuure van dat gewas voor het aanstaande Jaar te kunnen voortzetten, waardoor men thans buiten eenig vooruitzigt is dat men eenige meerdere graanen dan alleen noodwendig tot de huishoudinge deezes gouvernements verEijscht word, zal kunnen magtig worden; zo heeft men moeten besluiten, ten einde het alhier thans ter reede leggend provisie Schip de Schelde , niet langer na eene lading koorn te laten wagten, waartoe zig voor het tegenswoordige geen de minste apparentie opdoed, en door een zodanig retard aan de Hoge Indiasche Regeering geene billijke reedenen van ongenoegen te geeven, om het gem: Provisie Schip zonder koorn, egter beladen met zodanige producten als op den Eijsch kan worden voldaan te laaten retourneeren na Batavia en aan hun Hoog Edelens daarvan pligtschuldig berigt te geeven, om zo wanneer in’t Najaar nog eenige Leverantie van koorn mogt komen te geschieden, de verzending daarvan als dan te doen na mate ‘er Scheeps ruijmte voor handen zal worden bevonden te zijn.
Waarna door den Heere Gouverneur wierd ingeleeverd het volgende Schriftelijk protest
‘Overmids de Heer Colonel en hoofd van ‘s E Compagnies Militie alhier Robbert Jacob Gordon, op den 6. Februarij Jongstl: in deeze Vergadering heeft overgelegd zeekere Memorie houdende eenige Militaire propositien en accusatien tegens den alhier dienstdoenden Capitein de Sandolroij waarin de ondergeteekende gouverneur Sustineerd zich in zijn Character ten sterksten te vinden aangetast, mitsgaders dat door gem:e Heere Colonel Gordon, zo bij gelegentheid van het indienen dier Memorie als naderhand geezints is in agt genomen dat geene, het welk hij, ingevolge de zeer geëerde beveelen van de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren, aan den ondergeteekenden, als Hoofd Gebieder deezes Gouvernements, verschuldigd is; zo is ‘t dat den ondergeteekende zich verpligt oordeelt, zo voor zig zelven, als voor zijne Successeuren, tegens deeze informeele en ongeoorloofde handelwijze van Voorschr: Colonel Gordon wel expresselijk te protesteeren, en aan zich gereserveerd houdt, om daar tegen zodanige maatregulen te neemen, en in’t werk te stellen, als hij tot maintien van de aucthoriteit van het ampt, ‘t geene aan hem door Hoogstgedagte Heeren Meesteren is toevertrouwd, en waaop hij dus geene de minste infractie kan of mag dulden, dienstig zal oordeelen.’
‘Begeerende de ondergeteekende dat hier van aanteekening zal worden gehouden, daar en zo het behoord’
’/:onderstond:/’
‘Actum In’t Casteel de Goede Hoop den 6. Maart 1789. /:was geteekend:/ C: J: van de Graaff:’
Waartegens de Heer Colonel en Hoofd der Militie Robbert Jacob Gordon het volgende inbragt:
‘“Dat hij Hoofd der Militie in zijn hart volkomen gerust is, en ten vollen overtuijgd, dat alles wat hij in deeze zaak gedaan heeft, niet de minste intentie geweest is, tot wegneeming der Aucthoriteit van den Edelen Heer Gouverneur, maar alleen om de goede ordre het welzijn van den dienst, en de nodige digniteit en aucthoriteit van desselvs post te bewaaren.’
‘En doordien hij zig onschuldig erkent aan de minste intentie tot wegneeming der Auchtoriteit des Edelen Heers, en dus veel minder tot aantasting van desselvs Caracter of eenige informeele of ongeoorloofde handelwijze, hij dus verzocht dat de Edele Heer deselven mag verklaren waarin ze bestaan hebben, om zich hier over te kunnen verantwoorden.”’
Vervolgens gedelibereerd zijnde over het volgende verzoek van den van Batavia alhier aangelanden Capitein Militaire Le Clercq
‘A son Excellence Monsieur van de Graaff gouverneur, et â Messieurs les Conseillers formant la regence du Cap de bonne Esperence’
‘Monsieur Le Gouverneur & Messieurs,’
‘Depuis pres de sept mois que le S:r Le Clerc est au Cap de bonne Espérance, la haute régence de Batavia auroit pu, ce lui Semble, eclaircir enfin un Oubli ou une Omission l’ors qu’elle â écrit a son Sujet.’
‘Sans chercher â penetrer le motif de la Conduite de la haute regence dans ce qui le Concerne, quil soit cependant permis au Sieur Le Clerc Monsieur Le Gouverneur et Messieurs en vous exposant sa situation de vou assurer tres positivement qu élle est une Suite naturelle de L’exces de Confiance qu’il mit a Batavia dans les promesses de la haute regence, et partiCulierement d’un Gouverneur gèneral Monsieurs Alting qui l’assurerent qu’il seroit ecrit au Cap quil lui avoit eté acCordé d’ij aller servir la Noble Comp:e Cette Confience provenoit du peu de Connoissance que, comme etrangé, ïl avoit des reglemens de La Compagnie, et que d’ailleurs il ne Croijoit pas possible que les promesses qui lui etoitent faites servient oubliée.’
‘éloigné de la Hollande, de sa famille comme l’est le Sieur Le Clercq, il ne vous demande pas ses gages, Monsieur Le Gouverneur et Messieurs, puisque vous Lui avez fait L’honneur de l’assurer que n’etant point emploijé dans cette place il ne lui etoit pas du, mais il vous Supplie trés instemment de vouloir bien lui faire faire les avanCes des fonds qui lui sont necessaires pour attendre ici les ordres de la Noble Compagnie, ou pour aller lui méme les lui demander en Europe .’
‘il existe peut étre des reglemens de la Noble Compagnie pour préter assistence â tel deses Serviteurs qui par une suite de Circonstances facheuses et sans aucun fort de sa part auroit éprouvé des malheurs de tel reglemens dignes de la bonté du Souverain feroit d’autant plus sages que l’eloignement des Lieux les rendroit plus nécessaires. S’ils excistent, Le s:r Le Clerc demande, monsieur Le Gouverneur et Messieurs, que vous veuilles bien en faire usage a Son égard, Si au Contraire ils n’excistent point; il ne doute pas qu’une regence qui represente ce méme Souverain et qui agit en Son Nom, n’aie le droit de prendre sur elle, de faire un acte de Justite et de bien faisance qui porte son approbation avec lui meme, et cela d’autant plus évidemment que leS:r Le Clercq offre, Monsieur le Gouverneur et Messieurs Son obligation par ecrit pour restituer â la Noble Compagnie, aussitot qu’elle aura fixé sa destination les fonds qu ‘il aura reCu si elle désaprouve qu’on lui en aije fait les avances.’
‘S’il est donc vrai que par cet arrengement La Noble Compagnie ne peut risquer d’enperdre un sol Le Sieur le Clerc â d’autant plus lieu d’espérér, Monsieur le Gouverneur et Messieurs que vous voudrex bien lui accorder sa demande, qu’en sa qualité de Capitaine d’Infanterie au Service de la Noble Compagnie il â lieu d’esperer des SeCours Soit pour attendre soit pour partir il Croit pouvoir d’autant plus augurer une resolution favorable de votre part que Sa demande lui paroit Juste raisonnable et point indisCrête’
‘Ce que Considerant il vous plaise Monsieur le Gouverneur et Messieurs, d’accorder la presente Supplicque faite au Cap de bonne Esperance le 6. Mars 1789.’
Zo is geoordeeld in dat versoek niet te kunnen treeden, en hetzelve oversulx van de hand te moeten wijzen.
Door den Heere SeCunde Johannes Isaak Rhenius alwijders te kennen gegeeven zijnde hoe zijn Edele reeds differente rijzen aan den Heere Gouverneur hebbende betoogd de onmogelijkheid dat de Justitie thans, daar alle zaken in dit Gouvernement, zedert eenige Jaaren zo sterk zijn geacCresseerd, en nog dagelijks meer en meer toeneemen, door een eenige Boode behoorlijk kan worden bediend welopgem: Heere Gouverneur, insgelijks de merkelijke inConvenienten, die dit gebrek na zig sleepte, inziende, zeer gereedelijk hadde gelieven te Consenteeren, dat hij Heere SeCunde tot adsistentie van den thans fungeerende geregtsbode den ter SeCretarije van Justitie dienstdoenden adsistend Johannes de Wit emploijeerde, ter tijd toe dat hieromtrend, in raade eene vaste bepalinge voor het vervolg ter bevordering der zaaken van de Justitie, zoude weesen beraamd, welke de Wit dienvolgens ook tot dus verre, ten genoegen van hem Heere SeCunde die bediening hadde helpen waarneemen, en weshalven zijn Ed, den Heere Gouverneur, in Consideratie gaf, of zijn E nu niet zoude kunnen goedvinden, zodanige bepaling aan den Raade voortedragen; waarbij de Heer Independent Fiscaal nog voegde, dat zijn E: terstond almeede bij de aanvaarding van zijn Ed: Ampt hadde bespeurd de noodzakelijkheid dat hierin voorzien wierd, vermids zijn Ed: zig dikwerf door absentie van den geregtsbode, konde gefrustreerd vinden, om zodanige Commissien en boodschappen te doen executeeren en overbrengen als zijn Ed: door geen ander Persoon konde laaten verrigten, terwijle het Lidt deeses Raads den Heere Oloff Godlieb de Wet, als actueel president van het College van Commissarissen van Civile en Huwelijks zaken insgelijks te kennen gaf de ongelegentheid, waarin zijn Ed: dikwerf in gem:e zijn Ed qualitijt gebragt wierd; daar het niet zelden gebeurde, dat zijn Ed te gelijk met het aangaan de Vergaderingen van dat College, geinformeerd konde worden van de Zaaken, die indeselve Stonden verhandeld te worden, en ook te meermalen wanneer de Geregtsbode bij Justitieele Commissien moeten vaceeren, absent was, de vergaderingen door iemand anders, als bode moest laaten bedienen, weshalven de noodzakelijkheid hiervan bij den Heere Gouverneur en alle de Heeren Raadsleeden ten overvloede gepenetreerd zijnde; Zo is goedgevonden om voortaan, een tweede Bode van Justitie aantestellen, en daar toe thans te benoemen den voorschr., Adsistent Johannes de Wit, onder zijn lopend verband en vermindering van gage van ƒ20: tot ƒ14:-
En wijders door welopgemelde Heere Gouverneur den Raade genotificeerd zijnde, dat het Lid van den Raad van Justitie Rijno Johannes van der Riet, bij zijn E: versoek hadde gedaan, omme vermids de particuliere affaires welke hij tot Subsistentie van hem en zijn huisgezin hadde moeten bij der hand neemen, hem in de onmogelijkheid stelden, omme de Zaken vande respective Land drosten van Stellenbosch en Graaffe Rijnet , alhier voorvallende ofte verrigt moetende worden, waartoe hij op versoek van gem:e Land drosten ten tijde hij nog gesw:e Clercq van evengen:e Rade van Justitie was, bij resolutien deezer Vergadering van den 19. Julij 1786. en 17 Januarij 1787. was gequalificeerd geworden, langer met die exactitude en Zéle te kunnen waarneemen, als hij wel wenschte, en de aangelegentheid dier Zaken kwam te verEijschen, hij dierhalven versogt daarvan voor het vervolg te mogen weezen ontheft; Zo is goedgevonden, hoe zeer hij van der Riet in de behandeling dier zaken aan deeze Regeering ook alle reedenen van Contentement heeft gegeeven, egter om de door hem bijgebragte motiven, hem zijn versoek toetestaan, en hem dienvolgens van de verdere waarneeming van het voorsch: te libereeren en ontslaan, zullende hiervan bij Extract deezes aan evengemelde Land drosten kennis worden gegeeven, tot derzelver naricht, en gem:e van de Riet , niettegenstaande dit aan hem verleend ontslag, nogthans gehouden zijn, met het waarneemen der Zaaken van den Land drost van Graaff Rijnet te blijven Continueeren, tot dat door dezelve daaromtrend andere arrangementen zullen weezen genoomen, en door deezen Raade geapprobeerd.
Vervolgens wierd door meergem:e Heere Gouverneur den Raade voorgedraagen, dat het Militair depot alhier voor de Indien, thans twee hondert koppen sterk zijnde, zonder dat daarbij tot nog toe eenige Officieren of onderofficieren waaren aangesteld, als alleen den Capitijn Sandolroij, en den tegenswoordigen groot Majoor deeses gaurnisoens den Cap:n de Bonstettin, welke eerstgemelde daarover tot dus verre het commando hadde gevoerd; dit gebrek aan de zo hoog nodige onderofficieren bij dat corps, gepaard met den Slegten, en niet langer bestaanbaren voet van betalinge waarop men deselve tot nog toe gelaaten hadden, reeds aanlijding hadt gegeeven tot zeer veele en groote ongeregeltheeden, waaruit de droevigste gevolgen te dugten waaren.
Dat Hij Heere Gouverneur gedeeltelijk daarin provisioneel wel hadde voorsien, dog dat om eene goede en behoorlijke discijpline onder dat Volk te konnen houden, het niet langer uitgesteld konde blijven om eenige onderofficieren daarbij aantestellen.
Weshalven zijn E. ten einde zo veel mogelijk met de uitterste zorge in deesen de meeste besparinge voor de E Comp: te behartigen, thans als het eerste en allernoodzakelijkste middel, dat zo tot het een als het ander bevorderlijk konde weesen provisioneel alleen proponeerde om bij ieder Hondert Man van die Pepiniere een Sergeant en Twee Corporaals, dat is, over het geheel Twee Sergeanten en Vier Corporaals aantestellen, als wanneer zijn Ed: zig flatteerde, dat men, hoewel maar zeer gebrekkig, zoude kunnen afwachten, de nadere beschikkingen welke Haar WelEdele Hoog Achtbarens onze Hoog Gebiedende Heeren Meesteren, zoude gelieven te beraamen, op het plan dat zijn Edele met betrekking tot dat Corps aan Hoogst deselven stond te præsenteeren.
Over welke voorslag van den Heere Gouverneur gebesoigneerd zijnde, heeft de meerderheid zig met het gevoelen van Wel opgemelde Heere gouverneur geConformeerd, terwijl zijn Ed: op zig nam, aan deesen Raade nader te betogen, de nood zakelijkheid om het voorschr: Pepinieren Corps, in de tegenswoordige tijds omstandig heid alhier aantehouden
Zijnde door den Heere Collonel Gordon daartegens zodanig advijs ingebragt als ingevolge zijn Ed: begeerte hierna woordelijks g’ Insereerd volgt.
Het Sentiment van het Hoofd der Militie ten opzichte der aanstellingen bij de Pepinieren is, en moet dus in de Resolutie volgen, dat hij er zijne toestemming niet toe kan geeven, om de verscheijdene reedenen door hem in zijn Eerste Nota van den 6. Februarij laatstleeden reeds gegeeven.
Wijders geleesen zijnde de requesten van den Burger Adriaan Smuts den Capitein ter Zee Francois Duminij en den Burger Brandmeester Johannes Hendrik Frank, alle tendeerende, omme onder betaling der daartoe te bepalene erKentenisse te mogen hebben den eijgendom van Zodanige Strooken Lands, als bij die requesten en daaraan geannexeerde Caarten breeder is vermeld; Zo is goedgevonden deese Drie requesten te stellen in handen van geCommitteerdens uit den Raad Justitie omme ten overstaan van den Heere Independent Fiscaal, de daarbij verzogte Stukken Lands te tauxeeren en van deeze verrigting te dienen van Rapport.
Waarna door de ten Robben Eijlande dienst doende Soldaten der E. Compagnie, Johan Ernst Pinkewitz Carel Smit en Lodewijk Bekker, bij requeste verzogt zijnde, om van den dienst ontslagen en gegageert te worden, mitsgaders om die gagementen ter hunner Alimentatie ter voorsz: Eijlande te mogen genieten; is verstaan, gemerkt deeze verzoeken geenzints strijdig waren tegens ‘s Compagnies ordres, deselve Soldaaten ingevolge het reglement te gageeren en hun die gagementen op het Robbeneijland te doen genieten.
En is voorts op het dieswegens insgelijks p:r requeste gedaan versoek van den ondercoopman Simon Coenraad Duurcoop verstaan denzelven te permitteeren omme benevens zijnen Suster Johanna Adriana Duurcoop en eene vrije vrouw Mida van Batavia met het particulier Schip de Jonge Jacob zijn reijze na Batavia voorttezetten mits hij zig gedrage na de Cherte partij van die Bodem en zal overzulks desselvs stil gestaan hebbende gage van heeden wederom Cours neemen.
Na het welk geleezen zijnde het volgende verzoek Schrift van den oppermeester der E Comp:ie Gerrit Blikman ingediend.
Aan den WelEdele Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en Directeur van Cabo de Goede Hoop enden ressorte vandien &:a &:a &:a benevens den WelEdelen Achtbr: Politicquen Raad.
‘Wel Edele Gestr: Heer! en E.E. Achtbr: Heeren!’
‘Geeft met de vereijschten Eerbied te kennen Uwer WelEdele en E Achtbr: zeer nedrigen Dienaar den ondergeteekende opperchirurgijn Gerrit Blikman.’
‘hoe hij Suppl: in den Jaare 1788. den 2. April met ‘t Schip Dregterland voor de kamer Hoorn in gemelde Qualiteit uitgevaaren; aan deeze plaatze gearriveerd, en vervolgens aan de Wal gehouden zijnde over een en ‘t ander omtrend de Cabalen van zijnen Capit: P: S: Moller, van den alhier pro Interim Fiscaal G: Exter met pœna, Scilicet van verdiende en nog verdienene gagie en buijten eenige qualiteit met ‘t eerste repatrieerende Schip naar Europa te verzenden is afficieert geworden.’
‘Dat hij Suppliant viam firmissiam heeft door den WelEdelen Achtb: Raad van Justitie verkreegen blijkens volgens het bijgelegte vonnis dat den R: O: Eijss:r gem:e pœna /:qua hicce afficit/ waarmeede hem Suppliant dog teCondemneeren is heelendal ontzegt.’
‘Dat den Suppliant na overweeging van het fundament van Jus en over diens van den Edelen Achtbr: Raade van Justitie gedaane ontscheid van al ‘t geen na regt en billijkheid hem toekomende te wel meend overtuijgd te zijn eminet ex processa contra den R: O Eijs:r’
‘Zo neemd den Supp:t de vrijheid met alle eerbied hem tot UWEdele Gestr: en E Achtbr te wenden met zeer nedrig ootmoedig versoek hem Suppl:t de door de R: O: Eijss:r zo lang belegde gagie van tijd van Stilstand te laaten:/ volgens resolutien van den Ed: Achtbr Raad van Justitie /:Cours neemen en meergem:e Supp:t op p:r Missive ordre van UWEd: Gestr: en E Achtb:, Soldij reekening daarvan te laaten ontfangen.’
’/:onderstond:/’
‘’T Welk doende &:a was geteek:/ G: Blikman.’
Waarop goedgevonden is, des Suppliants Gage te doen Cours neemen van den dag van de pronuntiatie van het daarbij geannexeerde Vonnis van den Raad van Justitie deeses Gouvernements.
Vervolgens door den Soldij overdrager Cornelis Cruijwagen per requeste verzogt zijnde, omme ter obtenue van de qualiteit en gage van ondercoopman aan de WelEdele Hoog Achtb: Heeren XVII: te mogen requestreeren, mitsgaders dat hetzelve request met een gunstig voorschrijven deezer regeering mogt worden geappuijeert, is verstaan in dit versoek te CondesCendeeren.
Zijnde wijders door den Burger Guilliam du Toit , bij requeste verzogt, te mogen hebben den eijgendom van zeeker Strookje lands ter groote van Twee morgen en geleegen in’t Disctrict van Drakenstein gefigureerd in een Caart die hij daarbij kwam overteleggen, gelijk meede een Extract resolutie van Land drost en Heemraden van Stellenbosch en Drakenstein , zo is goedgevonden dit request te Stellen in handen van Landdrost en Heemraaden voornoemd ten fine van Tauxatie, en na bevind deezen Raade te dienen van Berigt.
Waarna wederom ter tafel gebragt wierd ter Sessie van den 13 Februarij J:L: door den Resident in Baaij Fals Christoffel Brand ingediend, en bij de Heeren Leeden deezes Raads in rondleezing genomen Vertoog, aan de Hoog Gebiedende Heeren Majores gericht, welk vertoog goedgevonden is onder ‘s E Comp:ies papieren aan Hun WelEdele Hoog Achtbr overtezenden.
Gelijk meede verstaan is zodanig te disponeeren op de volgende Twee Berichten door den Heer Hoofd Administrateur Johannes Isaak Rhenius volgens Resolutie vanden, [.....] ingediend, en zich volkomen te refereeren aan de inhouden dier berichten, dewelke luijdende waaren als volgt:
Aan den welEdelen Gestrengen Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en Directeur van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E. Achtbaren Raade van Politie
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E Achtbare Heeren!’
‘Ter Sessie deezer vergadering van den 13 Julij deezes Jaars gebesoigneerd zijnde over de 23 § der Hoog geeerde Missive door onze Hooge Gebiedende Heeren Majores Sub dato 8. Januarij Jongstl: aan dit gouvernement geschreeven, en waarbij Hoogst dezelve komen te vorderen, een verslag van de voordeelen die genoten worden door de geene die tot den Slaven handel ten deezen Gouvernemente worden geemploijeerd; en of’
’/:daar die voordeelen meestal in het meede brengen van eenige Slaven bestaan:/ de Sterfte onder dezelve, niet veel al op de E Compagnie alleen redundeert heeft het UWelEdele Gestr en E Achtb: behaagd den ondergeteekende Hoofd Administrateur te qualificeeren; om, niet alleen bij de Scheepsoverheeden en verdere dienaren, welke tot den Slavenhandel wel eer zijn GeCommitteerrd, daaromtrend alle Informatien te vorderen: maar ook zo veel mogelijk, bij de Capiteins en Cargas van de Fransche Slaven haalders, welke doorgaans op hunne Reisen van Africa’s Oost kust maar de Antilles, deeze Uithoek aandoen, te onderzoeken; wat dienaangaande tusschen hen en hunne respective Rheeders plaats heeft: ten einde zo den onderget: vermeend, UWelEd: Gestr: en E Achtb: daardoor in Staat te Stellen, een vasten regel te beramem, hoedanig daarin best bij vervolg van tijd zoude kunnen werden gehandeld, en die ter gunstige approbatie aan de Hoog gebiedende Heeren XVII toetezenden.’
‘Dan hoe zeer den ondergeteek:, zich ook verEerd vind met het vertrouwen, dat UW Edele Gestrenge en E Achtb: aan hem bij voorschr: qualificatie hebben gelieven te betonen, en met hoe veel ijver hij zich ook voeld bezield, om op dat Sujet middelen voortedragen die zo tot welzijn van de Edele Maatschappij kunnen Strekken, als tot voordeel van die Classe haarer dienaren, welke door eerzucht en hoop van winst aangedreeven, de gezonde Luchtstreek van dit Land verlaten, om in haare dienst rijzen te doen, waarop de anderzints zo vreeslijke gevaaren van de zee vergeeten worden, door die, van maanden lang in woestijnen en onder onbeschaafde wilden te Swerven, om eenen handel te drijven, waarvoor waarlijk vrije zielen eenen natuurlijken afkeer hebben, en in de uitvoering van welke, men door tegenheeden dikwijls met Moordzucht, Pest en hongersnood heeft te kampen: zo seer voeld hij zich ook verleegen, dat daarin misschien niet na genoegen zal kunnen Slagen, aangezien geduurende den korten tijd dat hij de eer Heeft gehad de Edele Maatschappij ten deezen gouvernemente te mogen dienen, die handel voor haar reekening niet is geexcerceerd, en hij zich dus in deeze heeft moeten gedragen aan de volgende berichten, die hem door anderen zijn gesuppediteerd, namentlijk’
‘dat ‘er nimmer een vaste regel heeft bestaan naar welke de geene die ten deeze gouvernemente tot den Slavenhandel zijn geëmploijeerd, gebeneficeerd zijn geworden Schoon de ordre op dat Sujet door de Hoog gebiedende Heeren Meesteren sub dato 22 November 1685. vastgesteld, en waarvan het afschrift zich onder des ondergeteekendens instructive papieren bevind, dicteerd: dat de Scheepsoverheeden, na dat zij de helft van de ingehandelde Slaven aan de Westkust van Sumatra zouden hebben afgeleeverd, en van die rijzen alhier geretourneerd, voor het aangebragt Getal eenen premie genieten van 10. Stuijvers voor ieder Slaaff, indien 50. koppen aangebragten, 20 Stuijvers voor 100 koppen. 30 Stuijv:s wanneer 150. uitleverden, 40. Stuijvers voor 200. koppen; en 50 Stuijvers wanneer hunne resteerende landing in 250 koppen bestond.’
‘Dat niet alleen door niemand der noch alhier zijnde geemploijeerdens tot den handel, nimmer deeze præmie is genoten, maar dat ook niemand kennisse draagd, dat ooit dezelve aan eenige Scheepsoverheeden of Commissen is ten goede gebragt, waartoe zekerlijk aanleijding heeft kunnen geeven; dat de Scheepen die bij de primative onderneeming van de Vaart op MadagasCar en Africa’s oostkust voor s’ E Compagnies reekening derwaards zijn afgevaardigd of verongelukt, of rampspoedige reijzen hebbe gedaan, waardoor die Commercie lange Jaaren is opgeschort; tot dat de dringende noodzakelijkheid, omdat het gebrek aan leijfeigenen tot den omslag der E Maatschappij verEijscht wordende (het geen niet langer door Europeanen kon gaande gehouden worden:) deezen handel deed vervatten, met een belijd en overleg waaraan den uitslag volkomen beantwoorde.’
‘Dat men zeker weet dat alle de vorigen Landvoogden deezer Colonie, zo wel aan de Schippers als Commissen hebben gepermitteerd eenige Slaven voor hunne eijgene reekening in te handelen, na alvorens het door deeze regeering gerequireerd getal, door hen zou zijn geruijld of gekogt, dog dat vermids ten eijlande MadagasCar , alwaar die handel eertijd alleen wierd gedreeven, zeer zelden aan de Eijsschen kon worden voldaan, Er dus ook geene of weijnig Slaven door de geemploijeerdens voor eijgen reekening wierden aangebragt.’
‘Dat wanneer de handel al zomtijds ten voorsz: Eijlande voordeelig mogte uitvallen egter niet meerder als 20. a 30. Slaven door den gezaghebber, twee Commissien en de verdere Officieren mitsgaders de onder officieren voor hunne reekening wierden aangebragt, aangezien de natuurlijke zugt, om herwaards te keeren, hen dikmalen voordeelen deed vergeeten die zij door een langer verblijf zouden hebben kunnen betaalen.’
‘Dan, zedert dat men heeft durven onderneemen de opperhoofden der Scheepen tot den Slavenhandel bestemd, vrijheid te laaten; de lijfeijgenen niet alleen te Madagascar , maar ook op de vaste kust van Afrika intekopen en te ruijlen; men daar door een reëel voordeel aan de E. Comp:ie heeft aangebragt naardien een Schip tot zodanige reijze uitgezonden, nimmer zonder een goed aantal Lijfeijgenen te rug gekomen, welk aantal dan ook zekerlijk oorzaak is geweest, dat de geëmploijeerden tot den handel meerder Slaven voor eijgen reekening hebben aangebracht; als wanneer hunne ruijling enkel op ‘t Eijland Madagascar moest geschieden.’
‘Dat het Succes van die Commercie op de vaste kust van Afrika, gesterkt door het ontwerp, door den Capitein Duminie dienaangaande geformeerd, zekerlijk oorzaak is geweest, dat in den Jaare 1784 de toenmalige regeering deezer Colonie heeft besloten het Schip de Meermin naar Mosambicque aftevaardigen, met zodanige Contanten en koopmanschappen als vereijscht wierden om drie Hondert Stuks Lijfeijgenen intehandelen: Een getal aan welkers verkrijging men tot dien tijd toe nimmer had durven aspireeren, en het geen echter door hem zeer faciel is bekomen, Schoon de fatale ziektens door hem bij een Vertoog, ter deezer Vergadering ingediend, breedvoerig behandeld, oorsaak zijn geweest dat daarvan slegts 216. stuks zijn aangebragt.’
‘Dat eene tweede onderneeming in den Jaare 1785 in gelijker voegen gedaan, veel beter aan de Verwagting van UWelEdele Gestr: en E Achtbr: moet hebben beantwoord: als wanneer voor de Mexicaanen en koopmanschappen in’t Fregat de Meermin volgens de naauwste bereekening afgeladen tot den Inkoop van 300. Slaven na aftrek van het geen op die tocht is bekostigd tot het opspeuren der vermiste Scheepen Zeeduin , Overduin en de Harmonie , zijn ingehandeld 345. Stuks Lijfeijgenen, en daarvan 295. Stuks ten deezen gouvernemente aangebracht.’
‘Dat de goede Uitslag van die handel zekerlijk heeft te weege gebragt, dat de geene, die daartoe geëmploijeerd waren, meerder Slaven voor hunne reekening hebben aangebracht, als bevorens was geschied, en dat UWelEdele gestr: en E Achtb: zekerlijk om die zelfde reedenen, en in het vast vertrouwen, dat de belangens der Edele Maatschappij naar behooren waaren behartigd, die aanbreng niet tegen hebben gegaan.’
‘Dat den ondergeteekende, nochtans onder Correctie vermeend niets billijker te zijn, als dat aan hen die tot den Slaven handel worden geëmploijeerd een betamelijk reCompens word toegestaan; en zulks om de volgende reedenens.’
‘Eerstelijk omdat tot die vaart geene andere als permanente Scheepen worden gebruikt, die buijten deeze handel alleen gebeezigd wordende, om van de kaapsche reede naar die van de Baaij fals en weeder herwaards te Steevenen; de bevelhebber en verdere Officieren niet toelaten, te Jouisseeren van de Gepermitteerde Lasten, die hen volgens de Ordres der Edele Maatschappij in gantsch Indiën Competeerende zijn waardoor zij in de uitterste behoeftens zouden vervallen, wanneer niet een zodanig Schip ten minsten om de Twee Jaaren tot den Slaven handel wierd afgezonden; en zij daardoor gelegentheid kreegen, om voor zich eenige voordeelen te verkrijgen.’
‘Ten Tweede, om dat tot Commisen of zij die onder andere benamingen hunne plaats bekleeden steeds zijn gebruikt Dienaren welkers hoogste Gage ƒ30: ‘s maands is, als zijnde Boekhouders en adsistenten, waaronder veele, en voornamentlijk vreemdelingen, die, om dat zij van dat geringe loon, in eene dienst die eene onafgebrokene werkzaamheid vordert, onmogelijk kunnen bestaan, zonder de hoop, van door hun goed gedrag en assiduiteit tot die handel te werden gebruikt; zekerlijk zouden tragten den dienst te quitteeren, waardoor de E Comp:ie zich meer en meer ten deezen Gouvernemente beroofd zou zien, van Capable Sujetten, waarvan de Schaarsheid zig reeds al te veel doedt gevoelen.’
‘Ten derde. om dat de geene, die tot dien handel worden gebruikt, verpligt zijn veel meerder uitgaven te doen, als wanneer zij tot andere Tochten waaren bestemd, alzo de Landen die zij gaan bezoeken, niets van die noodwendigheeden opleeveren, welke zij door onze Gewoontens en opvoeding als onontbeerlijk beschouwen, waardoor zij zig dan genoodzaakt vinden Schulden te Contracteeren, die bij hun retour behoren te werden voldaan.’
‘En laatstelijk. om dat deeze Tochten met veel recht voor de gevaarlijkste en fatiguantste, en die handel voor de hatelijkste mogen en moeten werden gehouden die in den dienst der Maatschappij worden gedaan, als waarop veele rampen zijn te duchten en waarin den Mensch zijn natuurgenoot, alleen met hem in Couleur verschillende; gelijk het Vee moet inhandelen, en als zodanig herwaards vervoeren, om aldaar zijn geheele levenstijd Slaaf te zijn: Een handel voor welken veelen een afkeer voeden! en daartoe niet anders als uit noodzakelijkheid, belang of hoop van eenig voordeel en bevordering overgaan.’
‘Dan, hoe noodzakelijk het ook zijn moge, dat zij die ten dienste der Edele Compagnie deezen handel drijven; voor de fatigues die zij uitstaan, voor de gevaaren waaraan zij zijn blootgesteld, en voor de Swaare Onkosten die zij moeten doen; op eene redelijke wijze werden beloond! Zo billijk vermeend den ondergeteekende, met UWelEdele Gestrenge en E Achtb: het ook te zijn, dat dieswegens eenen vasten regel door de Hoog Gebiedende Heeren Meesteren werde bepaald; alzo de regeering ten deezen Gouvernemente; zulks tot een richtsnoer daarin zoude kunnen houden en daardoor bevrijd blijven, allernoodzakelijkste Oogluijkingen te doen, die op den duur nimmer goede uitwerkzelen zouden kunnen hebben.’
‘Den ondergeteekende heeft niet nagelaten, om ingevolgen de Commissie van UWelEd: Gestr: en E Achtb: zich bij de alhier gepasseerd zijnde Fransche Handelaars te informeeren, op welken voet zij voor die rijzen wierden gebeneficeerd; om waare het mogelijk volgens de intentie van UWelEdele Gestrenge en Ed: Achtb: daardoor op ‘t spoor te raken, om eenen vasten regel dienaangaande voor dit Gouvernement te beramen; doch in de berichten, die hem daarover zijn gedaan, zo veel en breed verschil gevonden, dat deselve nimmer tot dat oogmerk kunnen dienen:’
‘Eenige van deeze handelaars worden door hunne Rheeders uit Frankrijk naar Indiën gezonden, met eene Lading Europische waaren, om die aldaar te vermangelen, tegens zulke goederen en specien, als op de Africaanse kusten gewild en gangbaar zijn; wanneer zij vervolgens van derwaards vertrekken, en in den Slaven handel gelukkig komende te Slagen, hun ingehandeld Cargazoen op de Antilles verkopen, en vandaar met eene lading Coffij, zuiker of andere voortbrengzels dier Eijlanden weder na hun Vaderland te rugkeeren, na welk gedaane reijze, zij voor een tiende en agste, Ja zomtids wel voor een Zesde gedeelte partiCipeeren in de winsten bij zulk een armement op de geheele reijze behaald.’
‘Andere, die op gelijke Wijze geëxpedieert; niet deelen in de winsten, die hunne rheeders behalen, en slegts eenige proCento’s op den Verkoop van de aan hentoevertrouwde Lading; en zeker hoofdgeld van de Slaven, door hen ingehandeld genieten: worden verder gededomageert door zekere permissie, bij hen onder den Naam van portpermis bekend, bestaande daarin, dat den Capitein, Cargas, en Officieren, naar rato hunner qualiteiten Goederen voor Indien mogen Laden, en ook een geproportioneerd getal Slaven in retour naar de West Indien met zich mogen voeren: doch vermeend den Ondergeteek: dat deeze permissie, hoe redelijk dezelve ook zijn moge, verre het minste der voordeelen van de Capiteins en Cargas uitmaakt, want dewijl de noodzakelijkheid doorgaans vordert, dat die Scheepen deezen uithoek, tot het inneemen van Water moeten aandoen, zo gebeurd ‘t ook zelden, dat een ieder dier kielen de kaapsche reede verlaat, zonder dat de bevelhebbers, onder het een of ander pretext, noch eenige Slaven verkopen, die zij indien tot dies inscheep van hunne rheeders verlof hadden:/ zekerlijk niet alhier zouden van de hand zetten; vermids voor deselve in America het dubbeld van de Caapsche prijs is te bekomen.’
‘De minste voordeelen die in dienst der Fransche IJveraars voor den Slavenhandel te behalen zijn, worden verkreegen op de Tochten van Mauritius naar de Zuijd oostkust van MadagasCar en te rug; doch echter weet men, dat doorgaans aan de Capiteins van de Scheepen vrijheid word gelaaten van de ruijmte aan Boord gebruijk te mogen maken om niet alleen voor eijgen reekening eenige Slaven, maar ook aanzienlijke quantiteiten rijst meede te voeren, welke aangezien desselvs lageprijs te Madagascar :/ bij den verkoop goede winsten opwerpen.’
‘De ondergeteekende verhoopt in dit onderzoek aan UWelEdele Gestr: en E Achtb: intentie te hebben voldaan: en kan voor ‘t overige hoe gaarne hij ook zulks wenschte te doen niet overgaan, om aan deeze Vergadering, een voorslag te doen, waarop men het dedomagement voor de Slavenhandelaren in dienst der E Compagnie zou kunnen beraamen: maar vermeend aangetoond te hebben, de noodzakelijkheid dat zulks geschiede; het Constant gebruik dat daaromtrend heeft plaats gehad; de manier waarop zulks bij de fransche rheeders word bewerkstelligd, en dat onze Heeren en Meesteren volgens de aangehaalde Oude Ordres, zelvs die noodzakelijkheid hebben gevoeld, Schoon het dedomagement daarbij bepaald immer iemand van ‘s E Compagnies Dienaren kan Schadeloos Stellen vanhet geene op die rijzen moet uitstaan en bekostigen.’
‘Eijndelijk zal den ondergeteekende hierbij voegen, dat hij door de Stipste navorschingen niet heeft kunnen ontwaaren dat de Maatschappij immer eenig nadeel heeft geleeden, door de Sterfte der Slaven welke de Scheeps overheeden voor hunne reekening ingekogt of geruild hebben; en heeft op de deswegens genomene informatien van den Capitein Duminie en den Boekhouder Goetz, ‘t laatst door UWelEdele Gestr: en E Achtb: tot dien handel gebruikt, mogen verneemen, dat zij ten allen tijden berijd zijn met Solemneelen Eede te betuijgen; dat van hen geduurende de reise eenige Slaven zijn overleeden, waardoor het grootste gedeelte van hunne voordeelen zijn geabsorbeert geworden.’
‘De ondergeteekende heeft wijders de Eer deeze te laten dienen voor berigt.’
’/:onderstond:/’
‘WelEdele Gestrenge Heer! en E Achtbare Heeren /:lager :/ UWelEdele Gestr: en E Achtb: zeer ootmoedige Dienaar /:was getekend/ J: I: Rhenius /:in margine:/ In ‘t Casteel de Goede Hoop, den [.....]’
Aan den WelEdele Gestr: Heer Cornelis Jacob van de Graaff Gouverneur en Directeur van Kaap de Goede Hoop en den ressorte van dien &:a &:a &:a benevens den E Achtb Raad van Politie
‘Wel Edele Gestrenge Heer en E Achtb: Heeren!’
‘Aan den ondergeteekende Hoofd administrateur bij resolutie van deeze Vergadering op den 8. Junij Jongstl: genomen, gedemandeert zijnde het onderzoek, of niet in deeze Colonie, gelijk in Nederland, het ordinair zoort Ijzer zou kunnen worden geemploijeerd tot het Smeeden van Breed ploegschaar Ijzer, ten einde te kunnen voldoen aan het geen de Hoog Gebiedende Heeren Majores bij de [.....] Paragraaph van Hoogstderzelver gevenereerde Missive sub dato 8. Janu: deezes Jaars dieswegens hebben gelieven te requireeren; heeft hij, zo ter pligtschuldige voldoening aan de Intentie van UWelEdele Gestr: en E Achtb: als uit een gevoel van het voordeel, dat uit die versmeeding zo voor de Edele Maatschappij als voor de Landbouwende opgeseetenen zou proflueeren,niet nagelaten; niet alleen bij den Baas Smit der E Comp:ie, maar ook bij alle de aan deeze hoofdplaatse wonende Burger Smits en diverse Landbouwers, die hun benodigde ploegschaaren zelfs Smeeden, de naauwkeurigste informatien te neemen; doch tot zijn leedweezen vernomen, dat hoe zeer dit Ontwerp ook geschikt zou zijn, om de pakhuijzen der E Compagnie te ontlasten van een groot gedeelte onbruikbaar, of tenminste ongewild Ijzer, hetzelve Schoon niet onmogelijk, egter beswaarlijk ter uitvoer kan worden gebragt en wel om de volgende Capitale reedenen.’
‘Eerstelijk om dat men tot het Smeeden van ploegschaaren ter breedte van 9 a 10: duijm, zo als die hier in gebruik zijn, noodwendig 3. Stukken Ijzer aan den anderen zou moeten Smeeden, en zulk een Schaar niet bestand kan zijn in een Swaare kleijagtige en Zandagtige grond waarin onze landerijen meest al bestaan; dewijl men de enden van het Smal ijzer wel op den Balk kan Smeeden, doch in ‘t midden geen genoegzame faciliteit vind, om het zelve wel te kunnen bewerken.’
‘Ten Tweede om dat, indien men ‘t Smal eijzer eerst op elkanderen willende Smeeden tot dat ‘t de breedte van 9 a 10 duijm bekwam, men daartoe eenongelooflijke gloed diende te hebben, zulks tot een zodanige ploegschaar meerder ijzer en kolen behoord te worden gebruijkt, als tot drie anderen.’
‘Ten derde om dat tot dit werk geene Houtskolen, maar alleen Smeekolen kunnen werden gebruikt, en de Schaarsheid daarvan de Burger Smits noodzaakt dezelve zo veel mogelijk te bezuijnigen.’
‘Ten Vierde, om de duurte van het arbijdsloon hier te lande, ontstaande uit de Hoge prijs der levensmiddelen, woningen en Slaven, vooral Ambagtslieden en wel insonderheid SmitsJongens waardoor den Landman zig reeds genoodzaakt vind Rx 9:- te betalen voor een ploegschaar die door hem ontfangen word van den Smits welke indien hij tot ‘t vervaardigen, van dat Nuttig werktuig Smal Ijzer bijde E Comp:e â Rijxd:s 8:- en de Smeekolen â Rijxd:s 18:- de hoed inkoopt, nimmer in staat zou zijn hetzelve voor minder te leeveren als Rd:s 15:- een prijs die gevoegd bij de duurte der andere benodigheeden voor den Landbouwer tot nadeel van deselve zou meede werken.’
‘En ijndelijk, om het kleijn getal der goede smeederijen ter deezer Hoofdplaatze waardoor egter het grootste gedeelte der Landlieden op eene gebrekkige wijze van het nodige gereedschap moet worden voorsien, en waarin geen Ijzer hoegenaamd tot andere Formaten word versmeed, kopende de Smits niets anders dan dat metaal, als dat door hen met gemak kan versmeed worden.’
‘Hiermeede verhopende aan de geEerde intentie van UWEd: Ges. en E Achtb: te hebben voldaan zal den ondergeteek deeze laten dienen voor bericht’
’/:onderstond;/ WelEd: Gestr: Heer en E Achtb Heeren! /:lager UWelEd Gestr: en E Achtb: zeer ootm: Dienaar /:was getekend:/ J: I: Rhenius /:in margine:/ In’t Casteel dgH.’
Aldus Geresolveerd en Gearresteerd In’t Casteel de Goede Hoop ten daage en Jaare voorschreeven.
[Signed:] C: J: van de Graaff
[Signed:] J: I: Rhenius
[Signed:] J: N: S: van Lijnden
[Signed:] J: J: Le Sueur
[Signed:] O: G: de Wet